ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 243

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
27 september 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Mededeling betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en IJsland, anderzijds, betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering

1

 

*

Mededeling betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen over aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1293 van de Commissie van 26 september 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wat de gebruiksvoorwaarden voor het nieuwe voedingsmiddel lactitol betreft ( 1 )

2

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1294 van de Commissie van 26 september 2018 tot niet-goedkeuring van pijnboomteer uit Landes als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen ( 1 )

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1295 van de Commissie van 26 september 2018 tot goedkeuring van de basisstof uienolie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

7

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2018/1296 van de Raad van 18 september 2018 tot vaststelling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de 13e Algemene Vergadering van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) ten aanzien van bepaalde amendementen van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) en de aanhangsels daarbij

11

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1297 van de Commissie van 25 september 2018 betreffende een afwijking door Frankrijk op de wederzijdse erkenning van de toelating van biociden die creosoot bevatten, overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 5412)

19

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 ( PB L 76 van 19.3.2018 )

21

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

27.9.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 243/1


Mededeling betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en IJsland, anderzijds, betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering

De op 1 april 2015 te Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en IJsland, anderzijds, betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (1), treedt overeenkomstig artikel 11 ervan op 27 november 2018 in werking, aangezien de laatste akte van bekrachtiging op 29 augustus 2018 werd neergelegd.


(1)  PB L 207 van 4.8.2015, blz. 17.


27.9.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 243/1


Mededeling betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen over aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen over aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten (1) treedt op 1 oktober 2018 in werking, aangezien de in punt 15 van de overeenkomst bedoelde procedure op 16 juli 2018 is voltooid.


(1)  PB L 129 van 25.5.2018, blz. 3.


VERORDENINGEN

27.9.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 243/2


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1293 VAN DE COMMISSIE

van 26 september 2018

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wat de gebruiksvoorwaarden voor het nieuwe voedingsmiddel lactitol betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1), en met name artikel 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/2283 is vastgesteld dat alleen nieuwe voedingsmiddelen die zijn toegelaten en in de Unielijst zijn opgenomen, in de Unie in de handel mogen worden gebracht.

(2)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2015/2283 is Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (2) vastgesteld, waarin een Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen is vastgesteld.

(3)

Krachtens artikel 12 van Verordening (EU) 2015/2283 moet de Commissie beslissen over de toelating en het in de Unie in de handel brengen van een nieuw voedingsmiddel en de bijwerking van de Unielijst.

(4)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/450 van de Commissie (3) is het in de handel brengen van lactitol als nieuw voedingsmiddel voor gebruik in voor volwassenen bestemde voedingssupplementen in capsule- of tabletvorm overeenkomstig Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (4) toegelaten.

(5)

Op 22 maart 2018 heeft de onderneming DuPont Nutrition Biosciences ApS de Commissie overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 verzocht de gebruiksvoorwaarden voor het nieuwe voedingsmiddel lactitol te veranderen. De aanvraag betreft het opnemen van poeder als een voor gebruik in voedingssupplementen toegelaten vorm van lactitol.

(6)

De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid niet om advies overeenkomstig artikel 10, lid 3, gevraagd, aangezien het wijzigen van de gebruiksvoorwaarden voor het nieuwe voedingsmiddel lactitol door poeder op te nemen als een voor gebruik in voedingssupplementen toegelaten vorm van lactitol geen gevolgen voor de menselijke gezondheid heeft.

(7)

Het bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/450 toegelaten maximumgehalte lactitol als een nieuw voedingsmiddel voor gebruik in voedingssupplementen in capsule- of tabletvorm is 20 g/dag. Het voorgestelde gebruiksgehalte voor het nieuwe voedingsmiddel lactitol in poedervorm in dezelfde levensmiddelencategorie komt overeen met het momenteel toegelaten maximumgehalte. De gebruiksvoorwaarden voor lactitol moeten dus worden gewijzigd om het gebruik ervan in poedervorm toe te laten met inachtneming van het geldende toegelaten maximumgehalte.

(8)

De in de aanvraag verstrekte informatie geeft voldoende redenen om vast te stellen dat de aanvraag voor het veranderen van de gebruiksvoorwaarden voor het nieuwe voedingsmiddel lactitol door poeder op te nemen als een voor gebruik in voedingssupplementen toegelaten vorm van lactitol voldoet aan artikel 12, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2283.

(9)

Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) bevat voorschriften voor voedingssupplementen. De bijkomende vorm van lactitol voor gebruik in voedingsmiddelen moet worden toegelaten onverminderd die richtlijn.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De vermelding voor de stof lactitol in de krachtens artikel 8 van Verordening (EU) 2015/2283 vastgestelde Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij deze verordening.

2.   De in lid 1 bedoelde vermelding in de Unielijst omvat de gebruiksvoorwaarden en de etiketteringsvoorschriften zoals vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

3.   De in dit artikel bedoelde toelating doet geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 2002/46/EG.

Artikel 2

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 september 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 72).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/450 van de Commissie van 13 maart 2017 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van lactitol als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 69 van 15.3.2017, blz. 31).

(4)  Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).


BIJLAGE

De vermelding voor lactitol in tabel 1 (Toegelaten nieuwe voedingsmiddelen) van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt vervangen door:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Voorwaarden waaronder het nieuwe voedingsmiddel mag worden gebruikt

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

Andere voorschriften

„Lactitol

Gespecificeerde levensmiddelencategorie

Maximumgehalten

Het nieuwe voedingsmiddel wordt op de etikettering van het voedingssupplement dat het bevat, aangeduid met „lactitol”.”

 

Voor de volwassen bevolking bestemde voedingssupplementen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG (capsules, tabletten of poeder)

20 g/dag


27.9.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 243/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1294 VAN DE COMMISSIE

van 26 september 2018

tot niet-goedkeuring van pijnboomteer uit Landes als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 5, in samenhang met artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2015 heeft de Commissie een aanvraag voor de goedkeuring van pijnboomteer uit Landes als basisstof ontvangen van Progarein France SAS. De aanvraag ging vergezeld van de in artikel 23, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voorgeschreven informatie.

(2)

De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gevraagd wetenschappelijke bijstand te verlenen. Op 30 oktober 2017 heeft de EFSA een technisch verslag over pijnboomteer uit Landes (2) bij de Commissie ingediend. De Commissie heeft het evaluatieverslag (3) en het ontwerp van deze verordening betreffende de niet-goedkeuring van pijnboomteer uit Landes op 24 mei 2018 bij het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders ingediend en een definitieve versie daarvan opgesteld voor de vergadering van dat comité van 20 juli 2018.

(3)

Uit de door de aanvrager verstrekte documentatie blijkt niet dat pijnboomteer uit Landes voldoet aan de criteria van een voedingsmiddel zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(4)

In het technisch verslag van de EFSA is echter melding gemaakt van specifieke bezorgdheid over pijnboomteer uit Landes. Pijnboomteer uit Landes is een complex mengsel waarvan de exacte samenstelling onbekend is. Pijnboomteer uit Landes moet als een tot bezorgdheid aanleiding gevende stof worden beschouwd, aangezien het tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen (bv. furfural en fenolen) kan bevatten. Bovendien kan de aanwezigheid van zeer zorgwekkende stoffen niet worden uitgesloten (bv. genotoxische carcinogenen zoals polycyclische aromatische koolwaterstoffen). Daarnaast kon de beoordeling van het risico voor degenen die beroepshalve het middel toepassen, werknemers, omstanders en consumenten niet op basis van de in de aanvraag beschikbare informatie worden afgerond.

(5)

Een relevante evaluatie, uitgevoerd overeenkomstig andere wetgeving van de Unie als bedoeld in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, was niet beschikbaar.

(6)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over het technisch verslag van de EFSA en over het ontwerpevaluatieverslag van de Commissie in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(7)

De door de aanvrager aangevoerde argumenten hebben de bezorgdheid over de stof echter niet kunnen wegnemen.

(8)

Zoals vastgesteld in het evaluatieverslag van de Commissie, is bijgevolg niet gebleken dat aan de criteria van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is dan ook passend pijnboomteer uit Landes niet goed te keuren als basisstof.

(9)

Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor de goedkeuring van pijnboomteer uit Landes als basisstof in te dienen, overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, onverlet.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De stof pijnboomteer uit Landes wordt niet goedgekeurd als basisstof.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 september 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid), 2017. Technical report on the outcome of the consultation with Member States and EFSA on the basic substance application for Landes pine tar for use in plant protection as protectant and repellent. EFSA supporting publication 2017:EN-1311, 57 blz.

(3)  http://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/public/?event=activesubstance.selection&language=NL

(4)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).


27.9.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 243/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1295 VAN DE COMMISSIE

van 26 september 2018

tot goedkeuring van de basisstof uienolie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 5, in samenhang met artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 december 2016 heeft de Commissie een aanvraag ontvangen van Bionext voor de goedkeuring van uienolie als basisstof. De aanvraag werd later aangevuld met de in artikel 23, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voorgeschreven informatie.

(2)

De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gevraagd wetenschappelijke bijstand te verlenen. Op 31 oktober 2017 heeft de EFSA een technisch verslag over uienolie bij de Commissie ingediend (2).

(3)

De Commissie heeft op 25 mei 2018 het ontwerp van het evaluatieverslag (3) en op 19 juli 2018 het ontwerp van deze verordening aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd en daarna voor definitieve versies gezorgd voor de bijeenkomst van dit comité op 20 juli 2018.

(4)

Uit de door de aanvrager verstrekte documentatie blijkt dat de stof uienolie voldoet aan de criteria van een voedingsmiddel zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4). Bovendien wordt de stof niet voornamelijk gebruikt om gewassen te beschermen, maar is zij daarvoor toch nuttig in een product dat bestaat uit de stof. Bijgevolg moet de stof als basisstof worden beschouwd.

(5)

Uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat de stof uienolie in het algemeen zal voldoen aan de voorschriften van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009, met name voor de toepassingen die zijn onderzocht en in het evaluatieverslag van de Commissie zijn opgenomen. Derhalve moet de stof uienolie worden goedgekeurd als basisstof.

(6)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis moeten aan de goedkeuring echter bepaalde voorwaarden worden verbonden, die zijn opgenomen in bijlage I bij deze verordening.

(7)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (5) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van een basisstof

De stof uienolie wordt als basisstof goedgekeurd overeenkomstig bijlage I.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 september 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid), 2017. Technical report on the outcome of the consultation with Member States and EFSA on the basic substance application for onion oil for use in plant protection as repellent. EFSA supporting publication 2017:EN-1315. 36 blz. doi:10.2903/sp.efsa.2017.EN-1315.

(3)  http://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/public/?event=activesubstance.selection&language=EN

(4)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Specifieke bepalingen

Uienolie

CAS-nr.: 8002-72-0

Niet van toepassing

Levensmiddelenkwaliteit

17 oktober 2018

Uienolie mag worden gebruikt overeenkomstig de specifieke voorwaarden in de conclusies van het evaluatieverslag over uienolie (SANTE/10615/2018), met name de aanhangsels I en II.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit, de specificatie en de wijze van gebruik van de basisstof.


BIJLAGE II

Aan deel C van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Specifieke bepalingen

„20

Uienolie

CAS-nr.: 8002-72-0

Niet van toepassing

Levensmiddelenkwaliteit

17 oktober 2018

Uienolie mag worden gebruikt overeenkomstig de specifieke voorwaarden in de conclusies van het evaluatieverslag over uienolie (SANTE/10615/2018), met name de aanhangsels I en II.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit, de specificatie en de wijze van gebruik van de basisstof.


BESLUITEN

27.9.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 243/11


BESLUIT (EU) 2018/1296 VAN DE RAAD

van 18 september 2018

tot vaststelling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de 13e Algemene Vergadering van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) ten aanzien van bepaalde amendementen van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) en de aanhangsels daarbij

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91 in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie is krachtens Besluit 2013/103/EU van de Raad (1) toegetreden tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, als gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999 („het Cotif”).

(2)

In Besluit 2013/103/EU is bepaald dat de Commissie de Unie vertegenwoordigt op de vergaderingen van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF).

(3)

De lidstaten, met uitzondering van Cyprus en Malta, zijn verdragsluitende partijen bij het Cotif en passen dat verdrag toe.

(4)

De Algemene Vergadering van de OTIF is opgericht overeenkomstig artikel 13, § 1, onder a), van het Cotif (de „Algemene Vergadering”). Tijdens haar 13e zitting op 25 en 26 september 2018 zal de Algemene Vergadering waarschijnlijk bepaalde wijzigingen vaststellen van het Cotif en de aanhangsels E (Overeenkomst inzake het gebruik van infrastructuur in het internationale spoorwegverkeer — CUI) en G (Technische toelating van spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in internationaal verkeer — ATMF) daarbij. Tijdens die zitting zal de Algemene Vergadering waarschijnlijk ook een beslissing nemen over de vaststelling van een nieuw aanhangsel H van het Cotif inzake de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer.

(5)

Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 13e Algemene Vergadering van de OTIF, aangezien de beoogde wijzigingen van het Cotif en de aanhangsels daarbij bindend zullen zijn voor de Unie en een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk de Richtlijnen (EU) 2016/797 (2) en (EU) 2016/798 (3) van het Europees Parlement en de Raad.

(6)

De wijzigingen van het huishoudelijk reglement van de Algemene Vergadering van de OTIF hebben tot doel sommige bepalingen aan te passen aan de toetreding van de Unie tot het Cotif in 2011, met name de bepalingen waarin het stemrecht van de regionale organisatie wordt geregeld en het quorum wordt vastgesteld.

(7)

De wijzigingen van het Cotif hebben tot doel de procedure voor de herziening van het Cotif te verbeteren en te vereenvoudigen, zodat wijzigingen van het verdrag en de aanhangsels daarbij consequent en snel kunnen worden toegepast en wordt voorkomen dat de huidige langdurige herzieningsprocedure nadelige gevolgen heeft, zoals het risico dat wijzigingen die zijn vastgesteld door de Herzieningscommissie en wijzigingen die zijn vastgesteld door de Algemene Vergadering onderling verschillen of niet in overeenstemming zijn met externe handelingen, met name de wetgeving van de Unie.

(8)

De wijzigingen van aanhangsel E (CUI) bij het Cotif-verdrag hebben tot doel het toepassingsgebied van de uniforme regelen CUI te verduidelijken, teneinde te garanderen dat ze systematischer worden toegepast voor het doel waarvoor ze bestemd zijn, namelijk in het internationale spoorwegvervoer, zoals op goederencorridors of in het internationale passagiersvervoer.

(9)

De wijzigingen van aanhangsel G (ATMF) bij het Cotif-verdrag beogen een harmonisering tussen de OTIF-regels en de regels van de Unie, met name na de vaststelling van het vierde spoorwegpakket door de Unie in 2016.

(10)

De meeste voorgestelde wijzigingen zijn in overeenstemming met het recht en de strategische doelstellingen van de Unie en moeten derhalve door de Unie worden gesteund.

(11)

Het standpunt van de Unie op de 13e Algemene Vergadering van de OTIF moet derhalve worden gebaseerd op de bijlage,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 13e Algemene Vergadering van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) is opgenomen in de bijlage.

2.   Kleine wijzigingen van de in de bijlage opgenomen standpunten kunnen door de vertegenwoordigers van de Unie in de Algemene Vergadering worden goedgekeurd zonder verder besluit van de Raad.

Artikel 2

De besluiten van de 13e Algemene Vergadering worden, na de vaststelling ervan, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, met vermelding van de datum van inwerkingtreding.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 18 september 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

G. BLÜMEL


(1)  Besluit 2013/103/EU van de Raad van 16 juni 2011 betreffende de ondertekening en sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer tot toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) van 9 mei 1980, als gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999 (PB L 51 van 23.2.2013, blz. 1).

(2)  Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).

(3)  Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).


AANHANGSEL

1.   INLEIDING

De 13e zitting van de Algemene Vergadering van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) vindt plaats op 25 en 26 september 2018. Documenten over de vergadering zijn beschikbaar op de website van de OTIF: http://extranet.otif.org/en/?page_id=1071

2.   OPMERKINGEN OVER DE AGENDAPUNTEN

Agendapunt 1 — Verkiezing van de voorzitter en vicevoorzitter

Document(en): Geen

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

Agendapunt 2 — Goedkeuring van de agenda

Document(en): SG-18028-AG 13/2.1 SG-18047-AG 13/2.2

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief), onverminderd de bevoegdheden van de lidstaten wat betreft agendapunt 9

Uitoefening van stemrechten: Unie, onverminderd de bevoegdheden van de lidstaten wat betreft agendapunt 9

Standpunt: Goedkeuren van de agenda

Agendapunt 3 — Samenstelling van het Comité Geloofsbrieven

Document(en): Geen

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

Agendapunt 4 — Organisatie van de werkzaamheden en aanwijzing van alle nodig geachte commissies

Document(en): Geen

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

Agendapunt 5 — Wijziging van het huishoudelijk reglement

Document(en): SG-18030-AG 13/5

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: Steun voor de wijziging van het huishoudelijk reglement van de Algemene Vergadering

De voorgestelde ontwerpwijzigingen van het huishoudelijk reglement van de Algemene Vergadering van de OTIF hebben betrekking op de termijnen voor het indienen en verzenden van documenten, de deelname van onafhankelijke deskundigen en de verduidelijking van de bepalingen betreffende het uitoefenen van rechten door regionale organisaties. De huidige versie van het huishoudelijk reglement bestond al vóór de Unie toetrad tot het Cotif; sommige bepalingen moeten derhalve worden geactualiseerd, met name de bepalingen inzake de vaststelling van het quorum en het stemrecht van de Unie (artikelen 20 en 21), die moeten worden gewijzigd om in overeenstemming te zijn met artikel 38 van het Cotif en met de overeenkomst tussen de EU en de OTIF. De andere voorgestelde wijzigingen hebben tot doel de ordelijke gang van zaken van de Algemene Vergadering te verzekeren op grond van de beste internationale praktijken en de praktijken van de OTIF; die wijzigingen moeten ook worden gesteund.

Agendapunt 6 — Verkiezing van een secretaris-generaal voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021

Document(en): Beperkte verspreiding

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

Agendapunt 7 — Lidmaatschap van de OTIF — Algemene situatie

Document(en): SG-18032-AG 13/7

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Niet toepasselijk

Standpunt: Geen

Agendapunt 8 — Samenwerking met internationale organisaties en verenigingen

Document(en): SG-18048-AG 13/8

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt:

Bezwaar tegen het voorstel van het secretariaat van de OTIF dat de Algemene Vergadering het Comité van Beheer moet machtigen om adviesverlenende contactgroepen met andere internationale organisaties en verenigingen op te richten en te ontbinden, en om toezicht te houden op het functioneren van die contactgroepen.

Voorstellen dat, overeenkomstig artikel 13, § 2, van het Cotif, de Algemene Vergadering besluit om tijdelijk, d.w.z. voor een periode van vier jaar, een ad-hoccommissie op te richten die als taak heeft adviesverlenende contactgroepen met andere internationale organisaties en verenigingen in te stellen en te ontbinden, en toezicht te houden op het functioneren van die contactgroepen. De Unie moet kunnen deelnemen aan de werkzaamheden van de ad-hoccommissie overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de toetredingsovereenkomst. De activiteiten van die commissie moeten worden gebaseerd op en in overeenstemming zijn met het werkprogramma van de OTIF.

Het voorstel van het secretariaat van de OTIF bestaat uit een besluit van de Algemene Vergadering waarbij het Comité van Beheer wordt gemachtigd om adviesverlenende contactgroepen met andere internationale organisaties en verenigingen in te stellen en te ontbinden en om toezicht te houden op het functioneren van dergelijke groepen. In dit stadium onderschrijft de Unie de doelstelling, namelijk dat er ruimte voor flexibiliteit moet zijn in de betrokken aangelegenheden. Zij kan het voorstel als dusdanig echter niet aanvaarden, omdat het erop neerkomt dat het Comité van Beheer een nieuwe taak krijgt opgelegd naast die als bedoeld in artikel 15, § 2, van het Cotif, zonder dat het verdrag formeel wordt gewijzigd volgens de toepasselijke procedures.

Omdat de Unie de algemene doelstelling onderschrijft, stelt zij echter voor dat de Algemene Vergadering overeenkomstig artikel 13, § 2, van het verdrag een tijdelijke ad-hoccommissie instelt die als taak heeft adviesverlenende contactgroepen met andere internationale organisaties en verenigingen in te stellen en te ontbinden, en toezicht te houden op het functioneren van dergelijke groepen. Daarbij mag niet worden vergeten dat dergelijke taken praktische gevolgen hebben voor de ontwikkeling van beleidsmaatregelen op het niveau van de OTIF op alle gebieden. Er moet dus worden gewaarborgd dat de Unie overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de toetredingsovereenkomst ten volle bij deze activiteiten wordt betrokken.

Een periode van vier jaar zou moeten volstaan om, vóór de ontbinding van de commissie, te beoordelen of de opgedane ervaring bevredigend is. Zo ja, en na de gepaste voorbereidingen, kan een wijziging van het verdrag met het oog op een structurele oplossing worden overwogen, overeenkomstig de garanties voor de Unie van artikel 5, lid 1, van de toetredingsovereenkomst.

Agendapunt 9 — Begrotingskader

Document(en): Beperkte verspreiding

Bevoegdheid: Lidstaten

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

In artikel 4 van de overeenkomst tussen de EU en de OTIF is het volgende bepaald: „De Unie draagt niet bij aan de begroting van de OTIF en neemt niet deel aan besluiten over die begroting.

Agendapunt 10 — Gedeeltelijke herziening van het basisverdrag: wijziging van de procedure tot herziening van het Cotif

Document(en): SG-18035-AG 13/10

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Steun voor de wijziging van artikel 34, § 3 tot en met § 6, van het Cotif en goedkeuring van de wijzigingen van het toelichtende verslag

In overeenstemming met het resultaat van de bespreking van dit punt tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie is het noodzakelijk en passend om de voorgestelde wijziging van het Cotif te steunen, zodat een vaste termijn (36 maanden) kan worden ingesteld voor de inwerkingtreding van wijzigingen van de aanhangsels die door de Algemene Vergadering zijn aangenomen en er voldoende ruimte is om deze termijn geval per geval uit te breiden indien de in artikel 14, § 6, van het Cotif bepaalde meerderheid van de Algemene Vergadering daartoe heeft besloten.

Het voorstel heeft tot doel de procedure voor de herziening van het Cotif te verbeteren en te vereenvoudigen, zodat wijzigingen van het verdrag en de aanhangsels daarvan consequent en snel kunnen worden toegepast en wordt voorkomen dat de huidige langdurige herzieningsprocedure nadelige gevolgen heeft, zoals het risico dat wijzigingen die zijn vastgesteld door de Herzieningscommissie en wijzigingen die zijn vastgesteld door de Algemene Vergadering onderling verschillen of niet in overeenstemming zijn met externe handelingen, met name de wetgeving van de Unie.

Agendapunt 11 — Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen CIM — Verslag van de secretaris-generaal

Document(en): SG-18036-AG 13/11

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie (in het geval een stemming plaatsvindt)

Standpunt: Nota nemen van het verslag van de secretaris-generaal en de secretaris-generaal opdragen om op de 14e Algemene Vergadering een verslag in te dienen over de voortgang van de werkzaamheden op het gebied van douane en de digitalisering van documenten bij vrachtvervoer en, indien nodig, voorstellen in te dienen tot wijziging van de uniforme regelen CIM

Agendapunt 12 — Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen CUI

Document(en): SG-18037-AG 13/12

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt:

Steun voor de wijziging van de titel en de artikelen 1, 3, 5 (§ 1), 5 bis (§ 1 en § 2), 7 (§ 2), 8, 9 (§ 1) en 10 (§ 3) van de uniforme regelen CUI, en goedkeuring van de wijzigingen van het toelichtende verslag.

Steun, met het oog op de aanpassingen van de uniforme regelen CUI, voor de wijzigingen van artikel 2 (§ 1, onder a), punt 3, en artikel 6 (§ 1, onder e)) van het Cotif.

Overeenkomstig de wijzigingen die zijn goedgekeurd tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie in februari 2018, zijn de voorgestelde wijzigingen in wezen bedoeld om het toepassingsbereik van de uniforme regelen CUI te verduidelijken door in artikel 3 een definitie op te nemen van „internationaal spoorwegverkeer” als zijnde „verkeer waarvoor het gebruik vereist is van een internationaal treinpad of verscheidene opeenvolgende nationale treinpaden in ten minste twee landen en dat wordt gecoördineerd door de betrokken infrastructuurbeheerders”, en door artikel 1 (Toepassingsgebied) dienovereenkomstig te wijzigen, terwijl het verband met de uniforme regelen CIV en CIM behouden blijft. Het doel is te waarborgen dat de uniforme regelen CUI systematischer worden toegepast voor het beoogde doel, d.w.z. internationaal spoorwegverkeer.

De ontwerpwijzigingen kloppen met de definities en bepalingen van het acquis van de Unie inzake het beheer van spoorweginfrastructuur en de coördinatie tussen infrastructuurbeheerders (bv. de artikelen 40, 43 en 46 van Richtlijn 2012/34/EU (herschikking)). Wat betreft de voorgestelde ontwerpwijziging van artikel 8 (aansprakelijkheid van de beheerder), is dit in wezen een redactionele wijziging die geen gevolgen heeft voor het toepassingsgebied of de inhoud van de bepaling. De voorgestelde ontwerpwijzigingen van artikel 9 en van de artikelen 3, 5, 5 bis, 7 en 10 zijn strikt redactioneel.

Agendapunt 13 — Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen ATMF

Document(en): SG-18038-AG 13/13

Bevoegdheid: Unie (exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: Steun voor de gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen ATMF zoals voorgesteld door het secretariaat van de OTIF.

Tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie werd een gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen ATMF aangenomen om de redenen die zijn beschreven in de volgende alinea. Die herziening hield echter ook enkele kleine redactionele of taalkundige wijzigingen in van de artikelen 1, 3 en 9 van de uniforme regelen ATMF, die buiten de bevoegdheid van de Herzieningscommissie vallen. Die moeten dus worden vastgesteld door de Algemene Vergadering.

De bepalingen van de uniforme regelen ATMF zijn verenigbaar met de bepalingen van Richtlijn 2008/57/EG inzake interoperabiliteit van de Europese Unie en met delen van Richtlijn 2009/49/EG inzake veiligheid. Met de vaststelling van het vierde spoorwegpakket heeft de Unie verscheidene bepalingen van dit acquis gewijzigd. Op grond van een analyse van de Commissie hebben het secretariaat van de OTIF en de betrokken werkgroep een wijziging voorbereid van de artikelen 2, 3 bis, 5, 6, 7, 10, 10 ter, 11 en 13 van de uniforme regelen ATMF. Die wijzigingen zijn noodzakelijk om bepaalde terminologie in overeenstemming te brengen met de nieuwe EU-bepalingen en om rekening te houden met enkele procedurele wijzigingen in de EU, met name het feit dat het Spoorwegbureau van de EU de bevoegdheid krijgt om vergunningen voor voertuigen af te geven. De voorgestelde wijzigingen hebben geen invloed op het basisconcept van de ATMF.

Agendapunt 14 — Nieuw aanhangsel H inzake de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer

Document(en): SG-18039-AG 13/14.1; SG-18040-AG 13/14.2

Bevoegdheid: Unie (exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt:

Steun (SG-18039-AG 13/14.1) voor de opname van een nieuw aanhangsel H van het Cotif betreffende de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer en goedkeuring van de wijzigingen van het toelichtende verslag.

Steun (SG-18040-AG 13/14.2), met het oog op de opname van een nieuw aanhangsel H, voor de wijziging van de artikelen 2 (§ 1), 6 (§ 1), 20 (§ 1 en § 2), 33 (§ 4 en § 6) en 35 (§ 4 en § 6) van het Cotif en goedkeuring van de wijzigingen van het toelichtende verslag.

Het ontwerp van het nieuwe aanhangsel H bevat bepalingen om de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer te regelen, teneinde het Cotif in overeenstemming te brengen met het acquis van de Unie en ook buiten de Europese Unie interoperabiliteit te ondersteunen. De voorgestelde tekst is in overeenstemming met de bepalingen van de nieuwe Richtlijn (EU) 2016/798 inzake veiligheid en de bijbehorende secundaire wetgeving. Zoals aangegeven is het ook noodzakelijk sommige bepalingen van het Cotif te wijzigen om het nieuwe aanhangsel H aan het verdrag te kunnen toevoegen.

De voorgestelde teksten zijn voorgelegd aan de Algemene Vergadering ingevolge een besluit van de 26e zitting van de Herzieningscommissie en zijn volledig in overeenstemming met het standpunt van de Unie dat is gedefinieerd in de aanloop naar de Herzieningscommissie.

Agendapunt 15 — Algemene bespreking van de behoefte aan harmonisering van de toegangsvoorwaarden

Document(en): SG-18041-AG 13/15

Bevoegdheid: Unie (exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: Steun voor het voorstel van het secretariaat van de OTIF om de secretaris-generaal de opdracht te geven verder te werken aan de ontwikkeling van een niet-bindend rechtskader inzake de toegangsvoorwaarden tot het internationaal spoorwegnet, overeenkomstig de richtsnoeren van deel VI van document SG-18041-AG 13/15, binnen het kader van de werkgroep van juridisch deskundigen en in samenwerking met de bevoegde internationale organisaties en verenigingen

Het onderwerp — toegangsvoorwaarden tot het spoorwegnet — is op EU-niveau geregeld bij Richtlijn 2012/34/EG (herschikking) van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte. Overeenkomstig de bespreking van dit onderwerp tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie in februari 2018 is het wenselijk steun te blijven geven aan het initiatief van de OTIF om een niet-bindend juridisch kader te ontwikkelen voor toegangsvoorwaarden tot het spoorwegnet als een middel om het internationale spoorwegverkeer buiten de EU te vergemakkelijken en verbeteren.

Agendapunt 16 — Eengemaakt spoorwegrecht — Verslag van de secretaris-generaal

Document(en): SG-18042-AG 13/16

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt:

Nota nemen van het verslag van de secretaris-generaal en de secretaris-generaal opdracht geven om te blijven samenwerken met de VN-ECE inzake het initiatief voor eengemaakt spoorwegrecht.

Het Comité van Beheer opdragen om het VN-ECE-initiatief inzake eengemaakt spoorwegrecht op te volgen en indien mogelijk advies over algemene beleidskwesties te verstrekken, en de werkgroep van juridische deskundigen opdragen om het VN-ECE-initiatief inzake eengemaakt spoorwegrecht op te volgen en indien mogelijk advies over juridische aangelegenheden te verstrekken.

De secretaris-generaal en de werkgroep van juridische deskundigen opdragen om in overleg met het Comité van Beheer oplossingen te bedenken en voor te stellen voor passende OTIF-betrokkenheid bij het beheer van bindende juridische instrumenten die in de plaats zouden kunnen komen van het ontwerp van rechtsstelsel inzake de overeenkomst voor het vervoer van goederen, zoals ontwikkeld in het kader van het VN-ECE-initiatief inzake eengemaakt spoorwegrecht, en de secretaris-generaal opdragen om een verslag in te dienen tijdens de 14e Algemene Vergadering.

Hoewel één internationaal rechtsstelsel voordeliger kan zijn voor het spoorwegvervoer op het Euraziatische continent dan de huidige twee stelsels, kan een dergelijk stelsel alleen worden ontwikkeld met de uitgesproken inzet en deelname van de OSJD en de OTIF en hun leden — anders zal een derde internationaal stelsel worden ontwikkeld en zal de internationale spoorwegwetgeving verder worden gefragmenteerd. Bijgevolg is het noodzakelijk dat de bestaande organisaties een politiek besluit tot samenwerking nemen alvorens er een alomvattend rechtsstelsel kan worden ingevoerd. Het is daarom noodzakelijk en aangewezen om te verzekeren dat de OTIF bij dit proces betrokken blijft, met name door de werkzaamheden van het Comité van Beheer en de werkgroep van juridisch deskundigen, en verslag uitbrengt over de voortgang van de werkzaamheden bij de VN-ECE op de volgende Algemene Vergadering.

Agendapunt 17 — Werkgroep juridische deskundigen

Document(en): SG-18046-AG 13/17

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt:

Onderschrijven van de instelling van een advieswerkgroep van juridisch deskundigen die: wijzigingen van of aanvullingen op het verdrag opstelt, juridisch advies en bijstand verleent, het functioneren en de uitvoering van het Cotif bevordert en vergemakkelijkt, de toepassing en de invoering van het Cotif monitort en beoordeelt, en optreedt als een forum waar OTIF-leden relevante juridische kwesties kunnen aanbrengen en bespreken.

De secretaris-generaal opdragen om de conclusies en voorstellen van de werkgroep in te dienen bij de bevoegde organen van de OTIF voor overleg en/of besluit.

De secretaris-generaal opdragen een verslag in te dienen over de werkzaamheden van de werkgroep tijdens de 14e bijeenkomst van de Algemene Vergadering.

Overeenkomstig het resultaat van de bespreking van dit onderwerp tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie in februari 2018, is het wenselijk de instelling te steunen van een permanente groep van juridisch deskundigen binnen de OTIF die als taak heeft bijstand te bieden aan de bestaande organen, het functioneren van deze organen op juridisch gebied te vergemakkelijken en te zorgen voor een effectief beheer van het Cotif.

Agendapunt 18 — Verslag over de activiteiten van het Comité van Beheer in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 30 september 2018

Document(en): Beperkte verspreiding

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Kennisnemen van het verslag

Agendapunt 19 — Verkiezing van het Comité van Beheer voor de periode van 1 oktober 2018 tot en met 30 september 2021 (samenstelling en voorzitterschap)

Document(en): Beperkte verspreiding

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

Agendapunt 20 — Voorlopige datum voor de 14e Algemene Vergadering

Document(en): Geen

Bevoegdheid: Niet van toepassing

Uitoefening van stemrechten: Niet van toepassing

Standpunt: Geen

Agendapunt 21 — Diversen

Document(en): Niet beschikbaar

Bevoegdheid: Niet van toepassing

Uitoefening van stemrechten: Niet van toepassing

Standpunt: Geen

Agendapunt 22 — Eventuele opdrachten van de Algemene Vergadering

Document(en): Geen

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: Machtigen in overeenstemming met agendapunt 8

Agendapunt 23 — Commissieverslagen, indien nodig

Document(en): Niet beschikbaar

Bevoegdheid: Niet van toepassing

Uitoefening van stemrechten: Niet van toepassing

Standpunt: Geen

Agendapunt 24 — Vaststelling van besluiten, mandaten, aanbevelingen en andere documenten van de Algemene Vergadering (definitief document)

Document(en): Niet beschikbaar

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: Zoals omschreven onder de desbetreffende agendapunten


27.9.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 243/19


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1297 VAN DE COMMISSIE

van 25 september 2018

betreffende een afwijking door Frankrijk op de wederzijdse erkenning van de toelating van biociden die creosoot bevatten, overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 5412)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 37, lid 2, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De ondernemingen Bilbaína de Alquitranes, SA, Koppers International B.V. en Rain Carbon BVBA („de aanvragers”) hebben bij Frankrijk volledige aanvragen ingediend voor de wederzijdse erkenning van drie door Zweden verleende toelatingen van drie biocidefamilies van houtbeschermingsproducten die de werkzame stof creosoot bevatten („de producten”). Zweden heeft de producten toegelaten voor de behandeling van palen voor bovengrondse elektriciteits- en telecommunicatiekabels („elektriciteitspalen”) en spoorbielzen door professionele gebruikers.

(2)

Creosoot is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) ingedeeld als kankerverwekkende stof van categorie 1B. Creosoot voldoet ook aan de criteria om krachtens bijlage XIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) te worden aangemerkt als persistente, bioaccumulerende en toxische stof (PBT-stof) of zeer persistente en zeer bioaccumulerende stof (zPzB-stof). Daarom voldoet het aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en e), van Verordening (EU) nr. 528/2012 vastgestelde uitsluitingscriteria. Overeenkomstig artikel 5, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet het gebruik van biociden die creosoot bevatten, worden beperkt tot de lidstaten waar aan ten minste één van de voorwaarden van dat lid is voldaan.

(3)

Volgens Frankrijk was met betrekking tot de behandeling van elektriciteitspalen op zijn grondgebied aan geen van de voorwaarden van artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 voldaan en was de weigering van toelating voor dit gebruik gerechtvaardigd op grond van de bescherming van het milieu en van de gezondheid en het leven van mensen, zoals bedoeld in artikel 37, lid 1, onder a) en c), van Verordening (EU) nr. 528/2012. Overeenkomstig artikel 37, lid 2, van die verordening heeft Frankrijk de aanvragers dan ook geïnformeerd over zijn voornemen om de voorwaarden van de te verlenen toelatingen in Frankrijk te wijzigen door de producten niet toe te laten voor de behandeling van elektriciteitspalen („beperkt gebruik”).

(4)

Twee van de aanvragers waren het niet eens met de voorgestelde wijziging en één van hen heeft niet binnen 60 dagen na die mededeling gereageerd. Frankrijk heeft de Commissie hiervan op 22 november 2017 in kennis gesteld overeenkomstig artikel 37, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012.

(5)

Uit de door Frankrijk aangevoerde argumenten blijkt dat het risico voor de mens of voor het milieu als gevolg van de blootstelling aan creosoot die voortvloeit uit het beperkte gebruik van de producten, niet als te verwaarlozen kan worden beschouwd. Frankrijk heeft er ook op gewezen dat andere houtverduurzamingsmiddelen die werkzame stoffen bevatten die niet voldoen aan de uitsluitingscriteria van artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 voor het beperkte gebruik op de Franse markt zijn. Het niet toelaten van het beperkte gebruik zou voor de Franse samenleving dus geen onevenredig grote negatieve gevolgen hebben. Volgens Frankrijk is het beperkte gebruik niet essentieel om een ernstig gevaar voor de gezondheid van mens en dier of voor het milieu te bezweren.

(6)

Derhalve is voor het beperkte gebruik in Frankrijk aan geen van de voorwaarden van artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 voldaan. Met het oog op het bereiken van een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid, diergezondheid en het milieu, bepaalt Verordening (EU) nr. 528/2012 dat de toelating van biociden met werkzame stoffen met het ongunstigste risicoprofiel wordt beperkt tot specifieke situaties. Bovendien kunnen de lidstaten op grond van artikel 37, lid 1, tweede alinea, van die verordening met name om de in de eerste alinea van dat artikel bedoelde redenen een voorstel indienen om de verlening van een toelating te weigeren of de voorwaarden van de te verlenen toelating te wijzigen voor biociden die een werkzame stof bevatten waarop artikel 5, lid 2, of artikel 10, lid 1, van die verordening van toepassing is. Creosoot voldoet aan verschillende van de uitsluitingscriteria in artikel 5, lid 1, van die verordening wat gevaarlijke eigenschappen voor het milieu en voor de gezondheid van de mens betreft.

(7)

Daarom meent de Commissie dat de door Frankrijk voorgestelde afwijking van de wederzijdse erkenning gerechtvaardigd is op de in artikel 37, lid 1, onder a) en c), van die verordening bedoelde gronden.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De door Frankrijk voorgestelde afwijking van de wederzijdse erkenning van de in lid 2 bedoelde biocidefamilies is gerechtvaardigd op grond van de bescherming van het milieu en van de gezondheid en het leven van personen, zoals bedoeld in artikel 37, lid 1, onder a) en c), van Verordening (EU) nr. 528/2012, in samenhang met artikel 37, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012.

2.   Lid 1 is van toepassing op de biocidefamilies met de volgende in het biocidenregister vermelde nummers:

 

BC-WK024516-27;

 

BC-DQ024492-36;

 

BC-EU013041-45.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 25 september 2018.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).


Rectificaties

27.9.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 243/21


Rectificatie van Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814

( Publicatieblad van de Europese Unie L 76 van 19 maart 2018 )

Bladzijde 14, punt 14, artikel 10 bis, onder f), lid 6:

in plaats van:

„6.   Lidstaten stellen ten behoeve van bedrijfstakken of deeltakken die aan een reëel koolstofweglekrisico zijn blootgesteld als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, financiële maatregelen overeenkomstig de tweede en de vierde alinea vast, mits die financiële maatregelen stroken met de regels inzake staatssteun en met name geen ongegronde verstoringen van de mededinging op de interne markt veroorzaken.”,

lezen:

„6.   Lidstaten zouden ten behoeve van bedrijfstakken of deeltakken die aan een reëel koolstofweglekrisico zijn blootgesteld als gevolg van aanzienlijke indirecte kosten die werkelijk zijn opgelopen door in de elektriciteitsprijzen doorberekende broeikasgasemissiekosten, financiële maatregelen overeenkomstig de tweede en de vierde alinea moeten vaststellen, mits die financiële maatregelen stroken met de regels inzake staatssteun en met name geen ongegronde verstoringen van de mededinging op de interne markt veroorzaken.”.