ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 165

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
2 juli 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2018/929 van de Raad van 25 juni 2018 betreffende de sluiting, namens de Unie, van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat betreffende extra voorschriften met betrekking tot het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, voor de periode 2014-2020

1

 

 

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat betreffende extra voorschriften met betrekking tot het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, voor de periode 2014–2020

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/930 van de Commissie van 19 juni 2018 tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen Pitina (BGA)

12

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/931 van de Commissie van 28 juni 2018 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

13

 

*

Verordening (EU) 2018/932 van de Commissie van 29 juni 2018 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 582/2011 wat de bepalingen inzake het testen met draagbare emissiemeetsystemen (PEMS) en de voorschriften voor multibrandstof-typegoedkeuring betreft ( 1)

32

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2018/933 van de Commissie van 29 juni 2018 tot rectificatie van de Duitse versie van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs ( 1)

35

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2018/934 van de Raad van 25 juni 2018 betreffende de inwerkingstelling van de resterende bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem in de Republiek Bulgarije en in Roemenië

37

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/935 van de Commissie van 28 juni 2018 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/88/EU tot tijdelijke opschorting van de invoer uit Bangladesh van levensmiddelen die betelbladeren (Piper betle) bevatten of die daaruit bestaan, wat betreft de geldigheidsduur van dat besluit (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 3997)  ( 1)

40

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/936 van de Commissie van 29 juni 2018 houdende toestemming voor de lidstaten om bepaalde afwijkingen vast te stellen krachtens Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 4003)

42

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

2.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/1


BESLUIT (EU) 2018/929 VAN DE RAAD

van 25 juni 2018

betreffende de sluiting, namens de Unie, van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat betreffende extra voorschriften met betrekking tot het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, voor de periode 2014-2020

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2018/404 van de Raad (2) is de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat betreffende extra voorschriften met betrekking tot het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, voor de periode 2014-2020 („de overeenkomst”) op 15 maart 2018 ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

(2)

In Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) wordt bepaald dat de landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, deelnemen aan het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en dat er regelingen worden vastgesteld inzake de financiële bijdragen van deze landen en de extra voorschriften voor deze deelname, waarbij ook de bescherming van de financiële belangen van de Unie en de controlebevoegdheid van de Rekenkamer worden geregeld.

(3)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het besluit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen zes maanden nadat de Raad dit besluit heeft vastgesteld, of het dit besluit in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(4)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (4); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(5)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (5); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(6)

De overeenkomst moet worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat betreffende extra voorschriften met betrekking tot het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, voor de periode 2014-2020, wordt namens de Unie goedgekeurd (6).

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 19, lid 2, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving, waarmee de instemming van de Europese Unie om door de overeenkomst gebonden te zijn, tot uiting wordt gebracht.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

N. DIMOV


(1)  Goedkeuring van het Europees Parlement van 13 maart 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit (EU) 2018/404 van de Raad van 13 maart 2018 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat betreffende extra voorschriften met betrekking tot het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, voor de periode 2014-2020 (PB L 74 van 16.3.2018, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr. 574/2007/EG (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 143).

(4)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(5)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(6)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


2.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/3


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat betreffende extra voorschriften met betrekking tot het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, voor de periode 2014–2020

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd,

en

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT, hierna „Zwitserland” genoemd,

hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,

GEZIEN de overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (1) (hierna de „overeenkomst inzake de deelname van Zwitserland” genoemd),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie heeft, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, bij Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa vastgesteld.

(2)

Verordening (EU) nr. 515/2014 houdt een ontwikkeling in van het Schengenacquis in de zin van de overeenkomst inzake de deelname van Zwitserland.

(3)

Aangezien Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) een direct effect heeft op de toepassing van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 515/2014, en daardoor een invloed kan hebben op het rechtskader van laatstgenoemde verordening, en aangezien de in de overeenkomst inzake de deelname van Zwitserland vastgelegde procedures zijn toegepast voor de vaststelling van Verordening (EU) nr. 514/2014, waarvan kennis is gegeven aan Zwitserland, erkennen de partijen dat Verordening (EU) nr. 514/2014 een ontwikkeling van het Schengenacquis inhoudt in de zin van de overeenkomst inzake de deelname van Zwitserland, voor zover nodig voor de uitvoering van Verordening (EU) nr. 515/2014.

(4)

In artikel 5, lid 7, van Verordening (EU) nr. 515/2014 wordt bepaald dat de landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, waaronder Zwitserland, overeenkomstig die verordening deelnemen aan het instrument, en dat er regelingen inzake de financiële bijdragen van deze landen worden vastgesteld, alsmede extra voorschriften voor deze deelname, waarbij ook de bescherming van de financiële belangen van de Unie en de controlebevoegdheid van de Rekenkamer worden geregeld.

(5)

Het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid (hierna „ISF — Grenzen en visa” genoemd) is een specifiek instrument in het kader van het Schengenacquis, dat moet zorgen voor lastenverdeling en voor financiële ondersteuning op het gebied van de buitengrenzen en het visumbeleid in de lidstaten en geassocieerde staten.

(6)

Artikel 60 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4) bevat regels inzake indirect beheer die van toepassing zijn wanneer derde landen, met inbegrip van geassocieerde staten, met begrotingsuitvoeringstaken zijn belast.

(7)

Met het oog op een soepele overgang van het Buitengrenzenfonds naar het Fonds voor interne veiligheid bepaalt artikel 17, lid 4, van Verordening (EU) nr. 514/2014 dat in 2014 betaalde uitgaven ook voor steun in aanmerking komen wanneer ze door de verantwoordelijke instantie betaald zijn voordat die formeel is aangewezen. Ook in deze overeenkomst dient hier belang aan te worden gehecht. Aangezien deze overeenkomst niet vóór het einde van 2014 van kracht is geworden, is het van wezenlijk belang dat de subsidiabiliteit wordt gewaarborgd van de uitgaven die gedaan zijn voorafgaand aan de formele aanwijzing van de verantwoordelijke instantie, mits de beheer- en controlesystemen die voorafgaand aan de formele aanwijzing toegepast werden, in essentie dezelfde zijn als de systemen die vanaf de formele aanwijzing van de verantwoordelijke instantie van kracht zijn.

(8)

Om de berekening en het gebruik van de jaarlijkse bijdragen die Zwitserland aan het ISF — Grenzen en visa is verschuldigd, te vergemakkelijken, worden de bijdragen van Zwitserland voor de periode 2014–2020 van 2016 tot en met 2020 betaald in vijf jaarlijkse tranches. Voor 2016 tot en met 2018 worden de jaarlijkse bijdragen vastgesteld in de vorm van vaste bedragen en voor de jaren 2019 en 2020 wordt de bijdrage in 2019 bepaald op basis van het bruto binnenlands product van alle staten die aan het ISF — Grenzen en visa deelnemen, rekening houdend met de daadwerkelijk verrichte betalingen,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Bij deze overeenkomst worden de extra voorschriften vastgesteld die nodig zijn voor de deelname van Zwitserland aan het ISF — Grenzen en visa, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 515/2014.

Artikel 2

Financieel beheer en controle

1.   Zwitserland neemt de nodige maatregelen om te zorgen voor de naleving van de bepalingen inzake financieel beheer en controle die zijn neergelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en in het recht van de Unie dat als juridische grondslag het VWEU heeft.

De in de eerste alinea bedoelde bepalingen van het VWEU en van het afgeleide recht zijn:

a)

artikel 287, leden 1, 2 en 3, VWEU;

b)

de artikelen 30, 32 en 57, artikel 58, lid 1, onder c), punt i), artikel 60, artikel 79, lid 2, en artikel 108, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012;

c)

de artikelen 32, 38, 42, 84, 88, 142 en 144 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (5);

d)

Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (6);

e)

Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7).

De partijen kunnen in onderlinge overeenstemming beslissen deze lijst te wijzigen.

2.   Zwitserland past op zijn grondgebied de in lid 1 genoemde bepalingen toe conform deze overeenkomst.

Artikel 3

Eerbiediging van het beginsel van goed financieel beheer

De middelen die in het kader van het ISF — Grenzen en visa aan Zwitserland worden toegewezen, worden gebruikt conform het beginsel van goed financieel beheer.

Artikel 4

Eerbiediging van het beginsel betreffende belangenconflicten

Het is financiële actoren en andere personen die bij de uitvoering en het beheer, met inbegrip van voorbereidende handelingen op dit gebied, de audit of de controle van de begroting op het grondgebied van Zwitserland betrokken zijn, verboden enige handeling te verrichten waarbij hun eigen belangen in conflict kunnen komen met die van de Unie.

Artikel 5

Tenuitvoerlegging

Besluiten van de Commissie die voor natuurlijke personen of rechtspersonen, met uitzondering van staten, een geldelijke verplichting inhouden, kunnen op het grondgebied van Zwitserland ten uitvoer worden gelegd.

De tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in Zwitserland. De formule van tenuitvoerlegging van een besluit wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de nationale autoriteit die daartoe door de regering van Zwitserland wordt aangewezen; van deze aanwijzing geeft zij kennis aan de Commissie.

Nadat de bedoelde formaliteiten op verzoek van de Commissie zijn vervuld, kan deze de tenuitvoerlegging volgens het nationale recht voortzetten door zich rechtstreeks te wenden tot de bevoegde instantie.

De tenuitvoerlegging kan uitsluitend worden geschorst door een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechterlijke instanties van Zwitserland zijn echter bevoegd voor klachten over onrechtmatige tenuitvoerlegging.

Artikel 6

Bescherming van de financiële belangen van de Unie tegen fraude

1.   Zwitserland:

a)

bestrijdt fraude en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, met maatregelen die afschrikkend werken en in Zwitserland een doeltreffende bescherming bieden;

b)

neemt ter bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt, dezelfde maatregelen als die welke het treft ter bestrijding van fraude die zijn eigen financiële belangen schaadt; en

c)

coördineert zijn optreden om de financiële belangen van de Unie te beschermen met de lidstaten en de Commissie.

2.   Zwitserland stelt maatregelen vast die gelijkwaardig zijn aan de door de Unie overeenkomstig artikel 325, lid 4, VWEU vastgestelde maatregelen die op de datum van de ondertekening van deze overeenkomst van kracht zijn.

De partijen kunnen in onderlinge overeenstemming beslissen maatregelen vast te stellen die gelijkwaardig zijn aan latere maatregelen die de Unie overeenkomstig dat artikel vaststelt.

Artikel 7

Controles en verificaties ter plaatse door de Commissie (OLAF)

Onverminderd haar rechten uit hoofde van artikel 5, lid 8, van Verordening (EU) nr. 514/2014 is de Commissie (het Europees Bureau voor fraudebestrijding OLAF) gemachtigd om op het grondgebied van Zwitserland met betrekking tot het ISF — Grenzen en visa controles en verificaties ter plaatse uit te voeren overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96.

De autoriteiten van Zwitserland ondersteunen controles en verificaties ter plaatse die, wanneer die autoriteiten dat verlangen, gezamenlijk met hen worden uitgevoerd.

Artikel 8

Rekenkamer

Overeenkomstig artikel 287, lid 3, VWEU en deel I, titel X, hoofdstuk 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 heeft de Rekenkamer de mogelijkheid om op het grondgebied van Zwitserland controles met betrekking tot het ISF — Grenzen en visa uit te voeren in de lokalen van alle instanties die ontvangsten of uitgaven namens de Unie beheren, met inbegrip van de lokalen van alle natuurlijke personen of rechtspersonen die betalingen uit de begroting ontvangen.

De controles die de Rekenkamer in Zwitserland verricht, geschieden in samenwerking met de nationale controle-instanties of, indien deze laatste niet over de nodige bevoegdheden beschikken, in samenwerking met de bevoegde nationale diensten. De Rekenkamer en de nationale controle-instanties van Zwitserland werken samen in onderling vertrouwen en met behoud van hun onafhankelijkheid. Die instanties en diensten delen aan de Rekenkamer mee of zij voornemens zijn aan de controle deel te nemen.

De Rekenkamer heeft ten minste dezelfde rechten als de Commissie, zoals neergelegd in artikel 5, lid 7, van Verordening (EU) nr. 514/2014 en artikel 7 van deze overeenkomst.

Artikel 9

Overheidsopdrachten

Zwitserland past zijn nationale recht inzake overheidsopdrachten toe conform bijlage 4 bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten) (8) en de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende sommige aspecten van overheidsopdrachten (9).

Zwitserland doet de Commissie een beschrijving van zijn procedures inzake overheidsopdrachten toekomen.

Het verstrekt daarenboven in elk van de in artikel 54 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde jaarlijkse uitvoeringsverslagen informatie over de toegepast procedures inzake overheidsopdrachten.

Artikel 10

Financiële bijdragen

1.   Voor de jaren 2016 tot en met 2018 verricht Zwitserland jaarlijkse betalingen aan de begroting van het ISF — Grenzen en visa overeenkomstig de volgende tabel:

(alle bedragen in EUR)

 

2016

2017

2018

Zwitserland

25 106 140

25 106 140

25 106 140

2.   De bijdragen van Zwitserland voor de jaren 2019 en 2020 worden berekend op basis van het binnenlands product (bbp) van Zwitserland, uitgedrukt in procenten van het bbp van alle landen die aan het ISF — Grenzen en visa deelnemen, overeenkomstig de formule in de bijlage.

3.   Zwitserland is de in dit artikel bedoelde financiële bijdragen verschuldigd ongeacht de datum van goedkeuring van zijn nationale programma bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 514/2014.

Artikel 11

Gebruik van de financiële bijdragen

1.   De totale som van de jaarlijkse betalingen voor 2016 en 2017 wordt als volgt toegewezen:

a)

75 % voor de tussentijdse evaluatie bedoeld in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 515/2014;

b)

15 % voor de ontwikkeling van IT-systemen als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 515/2014, onder voorbehoud van de vaststelling van de desbetreffende rechtshandelingen van de Unie uiterlijk op 30 juni 2017;

c)

10 % voor acties van de Unie als bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 515/2014 en noodhulp als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 515/2014.

Indien het onder b) van dit lid bedoelde bedrag niet wordt toegewezen of uitgegeven, herbestemt de Commissie het bedrag, door middel van de procedure van artikel 5, lid 5, onder b), tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 515/2014, ten behoeve van de specifieke acties bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 515/2014.

Als deze overeenkomst niet uiterlijk 1 juni 2017 in werking treedt of op voorlopige basis wordt toegepast, wordt de volledige bijdrage van Zwitserland gebruikt overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

2.   De totale som van de jaarlijkse betalingen voor 2018, 2019 en 2020 wordt als volgt toegewezen:

a)

40 % voor de specifieke acties bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 515/2014;

b)

50 % voor de ontwikkeling van IT-systemen als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 515/2014, onder voorbehoud van de vaststelling van de desbetreffende rechtshandelingen van de Unie uiterlijk op 31 december 2018;

c)

10 % voor acties van de Unie als bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 515/2014 en noodhulp als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 515/2014.

Indien het onder b) van dit lid bedoelde bedrag niet wordt toegewezen of uitgegeven, herbestemt de Commissie het bedrag, door middel van de procedure van artikel 5, lid 5, onder b), tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 515/2014, ten behoeve van de specifieke acties bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 515/2014.

3.   De aanvullende bedragen die worden toegewezen aan de tussentijdse evaluatie, acties van de Unie, specifieke acties of het programma voor de ontwikkeling van IT-systemen, worden gebruikt overeenkomstig de desbetreffende procedure die is vastgelegd in een van de volgende bepalingen:

a)

artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 514/2014;

b)

artikel 8, lid 7, van Verordening (EU) nr. 515/2014;

c)

artikel 7, lid 3, van Verordening (EU) nr. 515/2014;

d)

artikel 15, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 515/2014.

4.   De Commissie kan jaarlijks ten hoogste 181 424 EUR van de betalingen die zijn verricht door Zwitserland gebruiken voor de financiering van de administratieve uitgaven in verband met het interne of externe personeel dat nodig is om de tenuitvoerlegging door Zwitserland van Verordening (EU) nr. 515/2014 en deze overeenkomst te ondersteunen.

Artikel 12

Vertrouwelijkheid

Informatie die overeenkomstig deze overeenkomst is meegedeeld of verkregen, in welke vorm ook, valt onder het beroepsgeheim en wordt op dezelfde wijze beschermd als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens de voor de instellingen van de Unie geldende bepalingen en het recht van Zwitserland. Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de instellingen van de EU, in de lidstaten of in Zwitserland op grond van hun functie op de hoogte moeten zijn van deze informatie, en mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de partijen.

Artikel 13

Aanwijzing van de verantwoordelijke instantie

1.   Zwitserland stelt de Commissie in kennis van de formele aanwijzing op ministerieel niveau van de instantie die bevoegd is voor het beheer en de controle van uitgaven uit hoofde van het ISF — Grenzen en visa, en wel zo spoedig mogelijk na de goedkeuring van het nationale programma.

2.   De aanwijzing bedoeld in lid 1 wordt verricht op voorwaarde dat de instantie voldoet aan de bij of krachtens Verordening (EU) nr. 514/2014 vastgelegde aanwijzingscriteria betreffende interne opzet, controleactiviteiten, voorlichting en communicatie, en toezicht.

3.   De aanwijzing van een verantwoordelijke instantie wordt gebaseerd op een advies van een auditorgaan, en dit kan de auditinstantie zijn, dat beoordeelt of de verantwoordelijke instantie aan de aanwijzingscriteria voldoet. Dat orgaan kan de autonome openbare instelling zijn die verantwoordelijk is voor het toezicht op en de evaluatie en audit van de overheid. Het auditorgaan werkt onafhankelijk van de verantwoordelijke instantie en voert zijn werkzaamheden volgens internationaal aanvaarde auditnormen uit. Zwitserland kan zich bij het nemen van het aanwijzingsbesluit laten leiden door de vraag of de beheer- en controlesystemen in essentie dezelfde zijn als die welke golden voor de vorige periode en of deze afdoende hebben gefunctioneerd. Indien uit de bestaande audit- en controleresultaten blijkt dat het aangewezen orgaan niet langer voldoet aan de aanwijzingscriteria, neemt Zwitserland de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de tekortkomingen bij de uitvoering van de taken van dit orgaan worden verholpen, welke maatregelen onder meer beëindiging van de aanwijzing kunnen inhouden.

Artikel 14

Definitie van het begrotingsjaar

Voor de toepassing van deze overeenkomst omvat het begrotingsjaar, zoals bedoeld in artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, de gedane uitgaven en de geïnde ontvangsten die de verantwoordelijke instantie in de rekeningen heeft opgenomen voor de periode die begint op 16 oktober van jaar „N-1” en eindigt op 15 oktober van jaar „N”.

Artikel 15

Subsidiabiliteit van de uitgaven

In afwijking van artikel 17, lid 3, onder b), en lid 4, van Verordening (EU) nr. 514/2014 komen betaalde uitgaven ook voor steun in aanmerking wanneer ze door de verantwoordelijke instantie zijn betaald voordat die overeenkomstig artikel 13 van deze overeenkomst formeel is aangewezen, mits de beheer- en controlesystemen die daarvóór toegepast werden, in essentie dezelfde zijn als de systemen die sinds de formele aanwijzing van de verantwoordelijke instantie van kracht zijn.

Artikel 16

Verzoek om betaling van het jaarlijkse saldo

1.   Uiterlijk op 15 februari van het jaar volgend op het begrotingsjaar dient Zwitserland bij de Commissie de overeenkomstig artikel 60, lid 5, eerste alinea, onder b) en c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 vereiste documenten en informatie in.

In afwijking van artikel 44, lid 1, van Verordening (EU) nr. 514/2014 en overeenkomstig artikel 60, lid 5, derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, dient Zwitserland uiterlijk op 15 maart van het jaar volgend op het begrotingsjaar bij de Commissie het in artikel 60, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 bedoelde advies in.

De ingediende documenten bedoeld in dit lid dienen als verzoek om betaling van het jaarlijkse saldo.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde documenten worden opgesteld volgens de modellen die de Commissie op basis van artikel 44, lid 3, van Verordening (EU) nr. 514/2014 heeft vastgesteld.

Artikel 17

Uitvoeringsverslag

In afwijking van artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) nr. 514/2014 en overeenkomstig artikel 60, lid 5, derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, dient Zwitserland tot en met 2022 uiterlijk op 15 februari bij de Commissie een jaarverslag in over de uitvoering van het nationale programma in het voorgaande begrotingsjaar; het mag deze informatie op het passende niveau publiceren.

Het eerste jaarverslag over de uitvoering van het nationale programma wordt ingediend op 15 februari volgend op de inwerkingtreding van deze overeenkomst of de aanvang van de voorlopige toepassing ervan.

Het eerste verslag heeft betrekking op de begrotingsjaren vanaf 2014 tot en met het begrotingsjaar vóór dat waarin het eerste jaarverslag overeenkomstig het tweede lid diende te worden ingediend. Uiterlijk op 31 december 2023 dient Zwitserland een eindverslag in over de uitvoering van het nationale programma.

Artikel 18

Systeem voor elektronische gegevensuitwisseling

Overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) nr. 514/2014 wordt voor elke officiële uitwisseling van informatie tussen Zwitserland en de Commissie een systeem voor elektronische gegevensuitwisseling gebruikt dat de Commissie daartoe vaststelt.

Artikel 19

Inwerkingtreding

1.   De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie treedt op als depositaris van deze overeenkomst.

2.   Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd. De partijen stellen elkaar in kennis van de voltooiing van die procedures.

3.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand na de laatste kennisgeving in de zin van lid 2.

4.   Met uitzondering van artikel 5, passen de partijen deze overeenkomst voorlopig toe met ingang van de dag na die van de ondertekening ervan, onverminderd eventuele grondwettelijke vereisten.

Artikel 20

Geldigheid en beëindiging

1.   Zowel de Unie als Zwitserland kan deze overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. De overeenkomst houdt drie maanden na de datum van een dergelijke kennisgeving op van toepassing te zijn. Bij beëindiging van de overeenkomst worden de lopende projecten en activiteiten voltooid onder de in deze overeenkomst vastgelegde voorwaarden. De partijen regelen in onderlinge overeenstemming de eventuele andere gevolgen van de beëindiging.

2.   Deze overeenkomst wordt beëindigd wanneer de overeenkomst inzake de deelname van Zwitserland wordt beëindigd overeenkomstig artikel 7, lid 4, artikel 10, lid 3, of artikel 17 van die overeenkomst.

Artikel 21

Talen

Deze overeenkomst is in tweevoud opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.

Съставено в Брюксел на петнадесети март две хиляди и осемнадесета година.

Hecho en Bruselas, el quince de marzo de dos mil dieciocho.

V Bruselu dne patnáctého března dva tisíce osmnáct.

Udfærdiget i Bruxelles den femtende marts to tusind og atten.

Geschehen zu Brüssel am fünfzehnten März zweitausendachtzehn.

Kahe tuhande kaheksateistkümnenda aasta märtsikuu viieteistkümnendal päeval Brüsselis.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις δέκα πέντε Μαρτίου δύο χιλιάδες δεκαοκτώ.

Done at Brussels on the fifteenth day of March in the year two thousand and eighteen.

Fait à Bruxelles, le quinze mars deux mille dix-huit.

Sastavljeno u Bruxellesu petnaestog ožujka godine dvije tisuće osamnaeste.

Fatto a Bruxelles, addì quindici marzo duemiladiciotto.

Briselē, divi tūkstoši astoņpadsmitā gada piecpadsmitajā martā.

Priimta du tūkstančiai aštuonioliktų metų kovo penkioliktą dieną Briuselyje.

Kelt Brüsszelben, a kétezer-tizennyolcadik év március havának tizenötödik napján.

Magħmul fi Brussell, fil-ħmistax-il jum ta’ Marzu fis-sena elfejn u tmintax.

Gedaan te Brussel, vijftien maart tweeduizend achttien.

Sporządzono w Brukseli dnia piętnastego marca roku dwa tysiące osiemnastego.

Feito em Bruxelas, em quinze de março de dois mil e dezoito.

Întocmit la Bruxelles la cincisprezece martie două mii optsprezece.

V Bruseli pätnásteho marca dvetisícosemnásť.

V Bruslju, dne petnajstega marca leta dva tisoč osemnajst.

Tehty Brysselissä viidentenätoista päivänä maaliskuuta vuonna kaksituhattakahdeksantoista.

Som skedde i Bryssel den femtonde mars år tjugohundraarton.

За Европейския съюз

Рог la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Za Europsku uniju

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Image

За Конфедерация Швейцария

Por la Confederación Suiza

Za Švýcarskou konfederaci

For Det Schweiziske Forbund

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Šveitsi Konföderatsiooni nimel

Για την Ελβετική Συνομοσπονδία

For the Swiss Confederation

Pour la Confédération suisse

Za Švicarsku Konfederaciju

Per la Confederazione Svizzera

Šveices Konfederācijas vārdā –

Šveicarijos Konfederacijos vardu

A Svájci Államszövetség részéről

Għall-Konfederazzjoni Svizzera

Voor de Zwitserse Bondsstaat

W imieniu Konfederacji Szwajcarskiej

Pela Confederação Suíça

Pentru Confederația Elvețiană

Za Švajčiarsku konfederáciu

Za Švicarsko konfederacijo

Sveitsin valaliiton puolesta

För Schweiziska edsförbundet

Image


(1)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(2)  Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr. 574/2007/EG (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 143).

(3)  Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 112).

(4)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1), zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) nr. 547/2014 van 15 mei 2014 (PB L 163 van 29.5.2014, blz. 18).

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(6)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(7)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(8)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 273.

(9)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 430.


BIJLAGE

Formule voor de berekening van de financiële bijdragen voor de jaren 2019 en 2020 en betalingsgegevens

1)

De in artikel 5, lid 7, tweede en derde alinea, van Verordening (EU) nr. 515/2014 bedoelde financiële bijdrage van Zwitserland aan het ISF — Grenzen en visa wordt voor de jaren 2019 en 2020 op onderstaande wijze berekend.

Voor elk afzonderlijk jaar van 2013 tot en met 2017 worden de op 31 maart 2019 beschikbare, definitieve cijfers betreffende het bruto binnenlands product (bbp) van Zwitserland gedeeld door de som van de voor het respectieve jaar beschikbare bbp-cijfers van alle landen die deelnemen aan het ISF — Grenzen en visa. Het gemiddelde van de vijf percentages die voor de jaren 2013 tot en met 2017 zijn verkregen, wordt toegepast op de som van de daadwerkelijke jaarlijkse kredieten voor het ISF — Grenzen en visa voor de jaren 2014 tot en met 2019 en het jaarlijks vastleggingskrediet voor het ISF — Grenzen en visa voor het jaar 2020 als opgenomen in het door de Commissie vastgestelde ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020, teneinde het totale bedrag te bepalen dat Zwitserland gedurende de volledige uitvoeringsperiode van het ISF — Grenzen en visa betaalt. Dit bedrag wordt verminderd met de jaarlijkse betalingen die Zwitserland daadwerkelijk overeenkomstig artikel 10, lid 1, van deze overeenkomst verricht, teneinde het totale bedrag van de bijdragen van Zwitserland voor de jaren 2019 en 2020 te bepalen. De helft van dit bedrag wordt in 2019 betaald en de andere helft in 2020.

2)

De financiële bijdrage wordt betaald in euro.

3)

Zwitserland betaalt zijn financiële bijdrage uiterlijk 45 dagen na ontvangst van de debetnota. Voor elke te late betaling van de bijdrage is achterstandsrente verschuldigd over het vanaf de vervaldatum nog te betalen bedrag. Het rentepercentage is de op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag door de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet zoals bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie, verhoogd met 3,5 procentpunten.

VERORDENINGEN

2.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/930 VAN DE COMMISSIE

van 19 juni 2018

tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen „Pitina” (BGA)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Italië tot registratie van de naam „Pitina” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam „Pitina” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam „Pitina” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.2. (Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt enz.) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 juni 2018.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 23 van 23.1.2018, blz. 8.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


2.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/931 VAN DE COMMISSIE

van 28 juni 2018

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   DE PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

Na een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 325/2012 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China („de betrokken landen”).

(2)

Na het arrest van het Gerecht van 20 mei 2015 (3) werden de maatregelen nietig verklaard voor zover ze betrekking hadden op de Chinese producent-exporteur Yuanping Changyuan Chemicals Co. Ltd („Yuanping”). Na de uitvoering van dat arrest stelde de Commissie opnieuw antidumpingmaatregelen in op de invoer van het betrokken product door Yuanping met ingang van 30 november 2016 (4).

(3)

De thans geldende maatregelen hebben de vorm van een ad-valoremrecht tussen 14,6 % en 52,2 % op de invoer uit de betrokken landen. Met betrekking tot de Volksrepubliek China („de VRC”), variëren de rechten van 14,6 % tot 37,7 % voor Chinese medewerkende ondernemingen. Het voor het gehele land geldende antidumpingrecht is 52,2 %. Met betrekking tot India variëren de rechten van 22,8 % tot 31,5 % voor de medewerkende ondernemingen. Het voor het gehele land geldende recht is 43,6 %.

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(4)

Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen op korte termijn vervallen (5), heeft de Commissie een op artikel 11, lid 2, van de basisverordening gebaseerd verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen ten aanzien van de betrokken landen ontvangen.

(5)

Het verzoek werd op 18 januari 2017 ingediend door Oxaquim S.A. („de indiener van het verzoek”), die goed is voor meer dan 50 % van de totale productie in de Unie van oxaalzuur.

(6)

Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(7)

Na te hebben vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, kondigde de Commissie op 12 april 2017 door bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (6) de opening aan van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening („het bericht van opening”).

1.4.   Onderzoek

1.4.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(8)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 april 2016 tot en met 31 maart 2017 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van de voortzetting of herhaling van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2013 tot het einde van het TNO (de „beoordelingsperiode”).

1.4.2.   Bij het onderzoek betrokken partijen

(9)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de overige haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs in de betrokken landen, de haar bekende importeurs, de gebruikers en handelaren waarvan bekend is dat zij betrokken zijn, de bekende verenigingen die producenten en gebruikers in de Unie vertegenwoordigen alsmede de vertegenwoordigers van de landen van uitvoer officieel in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

(10)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Geen van de belanghebbenden heeft verzocht om een hoorzitting.

1.4.3.   Samenstelling van de steekproef

(11)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

1.4.3.1.   Steekproef van producenten-exporteurs

(12)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle bekende producenten-exporteurs in India en de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de vertegenwoordigingen van India en de VRC bij de Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen.

(13)

Drie producenten-exporteurs in India leverden de gevraagde informatie en stemden ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. Derhalve was een steekproef niet noodzakelijk en zond de Commissie de vragenlijst aan de drie ondernemingen. Slechts twee Indiase ondernemingen hebben de vragenlijst echter beantwoord.

(14)

Geen enkele onderneming uit de VRC heeft zich gemeld. De Commissie heeft de Chinese autoriteiten bij een verbale nota op 18 mei 2017 medegedeeld dat zij geen medewerking van producenten-exporteurs in de VRC had ontvangen. Zij was derhalve voornemens haar bevindingen voor de producenten-exporteurs in de VRC te baseren op de beschikbare feiten overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

1.4.3.2.   Steekproef van producenten in de Unie

(15)

Oxaalzuur werd tijdens de beoordelingsperiode door slechts twee producenten in de Unie geproduceerd. Er was derhalve geen steekproef van de producenten in de Unie nodig. Hoewel er vragenlijsten aan beide ondernemingen werden gezonden, heeft alleen de indiener van het verzoek een ingevulde vragenlijst teruggezonden.

1.4.3.3.   Steekproef van niet-verbonden importeurs

(16)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle haar bekende niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(17)

Zeven ondernemingen hebben het steekproefformulier ingevuld. Slechts één van hen gaf aan oxaalzuur uit de betrokken landen te hebben ingevoerd. Gezien dit beperkte aantal ondernemingen werd een steekproef niet noodzakelijk geacht.

1.5.   Vragenlijsten en controles ter plaatse

(18)

De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen, ingewonnen en gecontroleerd.

(19)

De Commissie heeft vragenlijsten gezonden aan de twee haar bekende producenten in de Unie, aan drie Indiase producenten-exporteurs, aan alle haar bekende gebruikers en zeven niet-verbonden importeurs die het steekproefformulier ingevuld teruggestuurd hebben.

(20)

Er werden ingevulde vragenlijsten ontvangen van twee Indiase producenten-exporteurs, één producent in de Unie en vijf gebruikers.

(21)

De Commissie heeft bij de volgende ondernemingen een controle ter plaatse verricht:

a)

producent in de Unie:

Oxaquim S.A., Spanje;

b)

producenten-exporteurs:

Star Oxochem Pvt. Ltd, India („Star Oxochem”);

Radiant Indus Chem Pvt. Ltd, India („Radiant”).

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(22)

Het betrokken product is oxaalzuur, zij het als dihydraat (CUS-nummer 0028635-1 en CAS-nummer 6153-56-6), zij het in watervrije vorm (CUS-nummer 0021238-4 en CAS-nummer 144-62-7), en al dan niet in waterige oplossing, momenteel ingedeeld in GN-code ex 2917 11 00 (Taric-code 2917110091), van oorsprong uit India en de VRC („betrokken product”).

(23)

Oxaalzuur wordt gebruikt voor velerlei toepassingen, bijvoorbeeld als reductie- en bleekmiddel, bij farmaceutische synthese en bij de vervaardiging van chemische producten.

(24)

In het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld dat er twee soorten oxaalzuur zijn; ongeraffineerd oxaalzuur en geraffineerd oxaalzuur. Geraffineerd oxaalzuur, dat wel in de VRC maar niet in India werd geproduceerd, wordt vervaardigd door zuivering van ongeraffineerd oxaalzuur, teneinde ijzer, chloriden, metaalsporen en andere verontreinigingen te verwijderen. Wegens het gebrek aan medewerking van de VRC werd voor het huidige nieuwe onderzoek aangenomen dat de producenten-exporteurs in de VRC net zoals tijdens het oorspronkelijke onderzoek geraffineerd oxaalzuur vervaardigden en uitvoerden.

2.2.   Soortgelijk product

(25)

Oxaalzuur dat in de Unie wordt vervaardigd en verkocht door de bedrijfstak van de Unie, oxaalzuur dat wordt vervaardigd en verkocht op de binnenlandse markt van India en de VRC en oxaalzuur van oorsprong uit India en de VRC dat wordt ingevoerd in de Unie, bezitten in wezen dezelfde fysische en chemische basiskenmerken en worden voor dezelfde doeleinden gebruikt.

(26)

Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

3.1.   Inleidende opmerkingen

(27)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of het vervallen van de bestaande maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping door Indiase en Chinese producenten-exporteurs.

(28)

In het TNO werd de uitvoer van oxaalzuur van oorsprong uit de VRC en India naar de Unie voortgezet, hoewel in kleinere hoeveelheden dan in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (van 1 januari tot en met 31 december 2010). Volgens Eurostat-gegevens was de Chinese en Indiase invoer van oxaalzuur in de Unie goed voor ongeveer 16 % van de markt in het TNO.

3.2.   India

(29)

Er zijn vier bekende producenten van oxaalzuur in India, waarvan er twee de vragenlijst hebben ingevuld. Op basis van de haar beschikbare informatie (7), raamde de Commissie de totale productie in India op ongeveer 30 000 metrieke ton. Op basis van gegevens van de Indiase overheid voor 2016-2017 (8) wordt de totale uitvoer uit India geraamd op ongeveer 9 000 metrieke ton.

(30)

De invoer uit India naar de Unie in het TNO was beperkt en bedroeg ongeveer 800-900 ton, op basis van Eurostat-gegevens en gegevens van de Indiase regering.

(31)

De twee medewerkende Indiase producenten hadden een zeer beperkte verkoop in de Unie, na een daling sinds de instelling van de maatregelen. De belangrijkste producent-exporteur uit India tijdens het TNO was het bedrijf dat zijn medewerking stopzette door de vragenlijst niet in te vullen.

(32)

De invoer uit India is ook onderworpen aan het GDT-recht (9) van 6,5 %.

3.2.1.   Dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

a)    Normale waarde

(33)

De Commissie heeft eerst onderzocht of de totale omvang van de binnenlandse verkoop van de twee medewerkende Indiase ondernemingen representatief was, in overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als de totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur in het TNO ten minste 5 % bedroeg van zijn totale uitvoer van het onderzochte product naar de Unie. Op basis daarvan werd de totale verkoop op de binnenlandse markt van het soortgelijke product door de twee medewerkende producenten-exporteurs representatief geacht.

(34)

Vervolgens is de Commissie voor de producenten-exporteurs met een representatieve binnenlandse verkoop nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde productsoorten. Vervolgens heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop door elke producent-exporteur op zijn binnenlandse markt voor elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een productsoort die naar de Unie wordt uitgevoerd, representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van de totale uitvoer van de identieke of vergelijkbare productsoort naar de Unie. De Commissie heeft vastgesteld dat de verkoop van de twee medewerkende producenten-exporteurs representatief was.

(35)

Vervolgens bepaalde de Commissie voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het TNO om te bepalen of zij de werkelijke binnenlandse verkoopprijs kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

(36)

De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

a)

de binnenlandse verkoop van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van het totale verkoopvolume van deze productsoort vertegenwoordigde, en

b)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

Ten aanzien van de twee medewerkende Indiase ondernemingen in dit onderzoek, werd vastgesteld dat geen van hen een verkoop had die aan de bovengenoemde criteria voldeed.

(37)

De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkoop van de productsoorten tijdens het TNO indien:

a)

de winstgevende verkoop van de productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die productsoort bedraagt, of

b)

de gewogen gemiddelde prijs van die productsoort lager ligt dan de productiekosten per eenheid.

Ten aanzien van één medewerkende Indiase onderneming, Radiant, die slechts één productsoort op de binnenlandse markt en voor uitvoer verkocht, werd de normale waarde vastgesteld op basis van deze methode en werd alleen de winstgevende verkoop, ten bedrage van [10-15] % van de verkoop, gebruikt. Deze criteria waren niet van toepassing op de andere medewerkende Indiase onderneming.

(38)

Voor een productsoort waarvoor het soortgelijke product niet of niet in voldoende hoeveelheden was verkocht in het kader van normale handelstransacties, stelde de Commissie de normale waarde vast volgens de bepalingen van de leden 3 en 6 van artikel 2 van de basisverordening. Voor een dergelijke productsoort werd de normale waarde berekend door de gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product van de medewerkende producent-exporteur in het TNO te vermeerderen met:

a)

het gewogen gemiddelde van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”) die door de enige medewerkende producent-exporteur in verband met de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties in het TNO werden gemaakt, en

b)

de gewogen gemiddelde winst die door de enige medewerkende producent-exporteur op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties in het TNO werd gemaakt.

(39)

De andere Indiase onderneming, Star Oxochem, verkocht twee productsoorten: één alleen op de binnenlandse markt en de andere bijna uitsluitend voor uitvoer (met een beperkte verkoop op de binnenlandse markt). Voor de productsoort die werd uitgevoerd was er geen winstgevende verkoop. De normale waarde werd berekend door bij de gemiddelde productiekosten de gemiddelde VAA-kosten en het winstpercentage op basis van de binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties van de op de binnenlandse markt verkochte productsoort op te tellen, in overeenstemming met de in overweging 38 beschreven methode.

(40)

Wat de bepaling van de productiekosten betreft, voerde de indiener van het verzoek aan dat de productiekosten van natriumnitriet, minus de inkomsten uit verkoop, moeten worden toegewezen aan de productie van oxaalzuur. Voor de indiener van het verzoek moet natriumnitriet worden behandeld als een bijproduct en niet als een levensvatbaar afzonderlijk bedrijfsonderdeel. De Commissie concludeerde, op basis van het tijdens het onderzoek verzamelde bewijsmateriaal, dat natriumnitriet een bijproduct is, aangezien het een secundair product is dat voortkomt uit het productieproces van oxaalzuur. Het is niet het primaire product dat wordt geproduceerd. Een bijproduct is verhandelbaar. De inkomsten uit de verkoop ervan moeten worden afgetrokken van de productiekosten van het betrokken product, die de productiekosten voor het bijproduct omvatten. De productiekosten werden gewijzigd door middel van relevante correcties voor één Indiase producent, zodat natriumnitriet behandeld wordt als een bijproduct en niet als een levensvatbaar bedrijfsonderdeel.

b)    Uitvoerprijs

(41)

De twee medewerkende producenten-exporteurs voerden rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. Daarom was de uitvoerprijs de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het betrokken product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

c)    Vergelijking

(42)

De Commissie vergeleek de normale waarde en de uitvoerprijs, zoals hierboven vastgesteld, in het stadium af fabriek.

(43)

Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties toegepast voor vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking, kortingen, kredietkosten, bankkosten en commissies die betaald werden door de medewerkende producent-exporteur. Het niveau van de correcties op de binnenlandse prijzen lag in het bereik van 0-5 %. In het geval van de uitvoerprijs lag het in het bereik van 10-25 %. Elk van de twee Indiase medewerkende producenten-exporteurs ontving in de specifieke mededeling van feiten en overwegingen de gedetailleerde berekeningen van de toegepaste correcties.

(44)

In het kader van artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening, gaven beide medewerkende producenten aan dat zij hadden geprofiteerd van de regeling inzake uitvoer van goederen uit India (Merchandise Exports from India Scheme, „MEIS”) (10). De MEIS is een regeling van de regering van India die een stimulans biedt in de vorm van een kredietpuntcertificaat aan exporteurs ter compensatie van verliezen op de betaling van rechten. De stimulans wordt betaald als percentage van de gerealiseerde fob-waarde („free on board”) (in vrije buitenlandse valuta) voor specifieke goederen die naar specifieke markten gaan. Deze uitvoerstimulans is geen toelaatbare correctie voor prijsvergelijking. Hij kan niet worden aangemerkt als een terugbetalingsregeling waarvoor op grond van artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening een correctie in aanmerking genomen zou kunnen worden, aangezien correcties uit hoofde van artikel 2, lid 10, onder b), enkel kunnen worden toegepast op de normale waarde, en niet op de uitvoerprijs. Daarnaast wordt de waarde van het certificaat niet berekend in verhouding tot het bedrag aan invoerrechten dat zou worden opgenomen in de uitvoer van afgeleide producten, maar in plaats daarvan vastgesteld als percentage van de fob-waarde van de uitgevoerde goederen. Bovendien, ongeacht de berekening van de waarde van de stimulans, leidt de werking van de regeling niet tot een situatie waarin de invoerkosten van materialen die fysiek worden opgenomen in de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product worden terugbetaald of niet worden geïnd op de uitvoer van dezelfde productie naar de Unie. Om al deze redenen kon geen correctie van de normale waarde of de uitvoerprijs worden aanvaard.

(45)

Eén medewerkende producent gaf aan dat hij ook geprofiteerd heeft van de regeling voor de kwijtschelding van nationale belasting op toegevoegde waarde (Central Value Added Tax, „CENVAT”) (11). In het kader van deze regeling kan een fabrikant van het eindproduct of een aanbieder van een belastbare dienst aanspraak maken op betaalde accijnzen, alsmede op de dienstenbelasting die is betaald over alle input die is ontvangen in de fabriek of alle diensten die verricht zijn voor de fabrikant van het eindproduct. De onderneming heeft niet aangetoond dat deze regeling evenzeer geldt voor op de binnenlandse markt verkochte eindproducten. Derhalve is deze vrijstelling van accijnzen, evenals de MEIS-regeling, geen toelaatbare correctie voor prijsvergelijking op grond van artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening.

(46)

Derhalve werden voor de MEIS-regeling en de CENVAT-regeling geen correcties toegepast.

(47)

De twee medewerkende producenten verzochten om een correctie voor de omrekening van valuta's. Dit werd afgewezen omdat de wisselkoersen na de vaststelling van de prijzen hadden geschommeld en derhalve niet van invloed waren op de prijsvergelijking.

d)    Dumpingmarges

(48)

Zoals vastgesteld in artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde per soort vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het onderzochte product. Op basis van deze methode worden de individuele dumpingmarges die voor de twee ondernemingen zijn berekend, weergegeven in onderstaande tabel:

Producent-exporteur

Dumpingmarge

Star Oxochem Pvt Ltd

12,40 %

Radiant Indus Chem Pvt. Ltd

27,61 %

e)    Conclusie

(49)

Gezien het bovenstaande werd geconcludeerd dat Indiase producenten-exporteurs tijdens het TNO oxaalzuur tegen dumpingprijzen bleven uitvoeren naar de Unie.

3.2.2.   Waarschijnlijke ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken

(50)

In aansluiting op de vaststelling van voortgezette invoer met dumping tijdens het TNO is de Commissie ook nagegaan of de hoeveelheden van de uitvoer met dumping waarschijnlijk zouden toenemen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Zij heeft hiervoor naar de Indiase productiecapaciteit en reservecapaciteit, het gedrag van Indiase exporteurs op andere markten en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie gekeken.

(51)

Aangezien slechts twee producenten-exporteurs in India hun medewerking hebben verleend, werden aanvullende gegevens verzameld uit de beschikbare feiten zoals hieronder uiteengezet.

a)    Productiecapaciteit en reservecapaciteit in India

(52)

Op basis van gecontroleerde gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs, hadden de twee bezochte Indiase producenten een bezettingsgraad van meer dan 75 %.

(53)

In totaal wordt de totale capaciteit van de Indiase producenten van oxaalzuur geraamd op ongeveer 40 000 metrieke ton, en de reservecapaciteit op ongeveer 10 000 metrieke ton (12). De omvang van de reservecapaciteit is gelijk aan het totale verbruik in de Unie.

b)    Gedrag van de Indiase exporteurs op de markten van derde landen

(54)

De twee medewerkende Indiase ondernemingen hadden in het TNO een aanzienlijke uitvoer naar de rest van de wereld. Eén onderneming voerde een meerderheid van zijn productie uit, terwijl de andere een meerderheid van zijn productie op de binnenlandse markt verkocht.

(55)

Voor de totale Indiase uitvoer blijkt uit de statistieken van de Indiase overheid (13) dat de grootste uitvoerbestemmingen in 2016-2017 Maleisië, Mexico, Pakistan, Rusland en Taiwan waren. De uitvoer naar deze vijf landen bedroeg 5 700 metrieke ton. Op basis van de statistieken van de Indiase overheid is de gemiddelde Indiase prijs bij uitvoer naar de Unie 7 % hoger dan de gemiddelde prijs bij uitvoer naar de rest van de wereld. De Indiase prijzen bij uitvoer naar de Unie zijn over het algemeen hoger dan de prijzen bij uitvoer naar de rest van de wereld, behalve met name de VS en Mexico.

c)    Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(56)

Hoewel de Unie een relatief kleine markt is voor oxaalzuur, blijft zij aantrekkelijk voor de Indiase producenten-exporteurs. Zoals aangegeven in de overweging hierboven, is de gemiddelde prijs van de Unie namelijk 7 % hoger dan die van de rest van de wereld. De aantrekkelijkheid wordt verder bevestigd door het feit dat drie van de vier Indiase producenten-exporteurs naar de markt van de Unie blijven uitvoeren, ondanks het relatief hoge niveau van de geldende antidumpingrechten. Bovendien heeft een Indiase onderneming in haar niet-vertrouwelijke antwoord op de vragenlijst uitdrukkelijk aangegeven dat de „EU-markt een groot potentieel heeft en aantrekkelijk is vanwege de productprijs”.

d)    Conclusie

(57)

Gezien de beschikbare reservecapaciteit in India, het niveau van de prijzen van Indiase producenten die algemeen gelden op derde markten en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie wat prijzen betreft, is het zeer waarschijnlijk dat bij het ontbreken van maatregelen ten minste een deel van de beschikbare capaciteit in India gebruikt zou kunnen worden voor de productie van oxaalzuur voor uitvoer naar de Unie, of dat bepaalde uitvoer naar derde markten zou worden verlegd naar de Unie, rekening houdend met de hogere prijzen op de markt van de Unie.

(58)

Eén Indiase medewerkende onderneming voerde in haar brief van 23 oktober 2017 aan dat zij haar capaciteit tot maart 2018 volledig benutte dankzij verminderde productie vanuit de VRC. Zij gaf aan dat de verminderde productie in de VRC zou kunnen leiden tot druk op de markt van de Unie. Zoals hieronder aangegeven in punt 3.3, is echter niet vastgesteld dat er sprake is van een dergelijke daling van de Chinese productie, en dat, zelfs als dat wel zo was, dat op deze wijze gevolgen zou hebben voor de wereldmarkt en de markten van de Unie.

(59)

Derhalve wordt geoordeeld dat, mochten de maatregelen komen te vervallen, het waarschijnlijk is dat Indiase ondernemingen grotere hoeveelheden dan momenteel tegen dumpingprijzen naar de Unie zouden uitvoeren.

3.3.   Volksrepubliek China

(60)

De VRC is met een geraamde productie van [150 000-200 000] metrieke ton (14) verreweg het grootste oxaalzuur producerende land ter wereld. De totale uitvoer vanuit de VRC bedraagt ongeveer [25 000-50 000] metrieke ton. Er heeft geen enkele Chinese producent meegewerkt aan dit onderzoek en de bevindingen zijn derhalve gebaseerd op de beste beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

(61)

Op 28 november 2016 werden er opnieuw maatregelen ingesteld voor Yuanping na een nietigverklaring door het Gerecht. Tot deze wederinstelling kon Yuanping uitvoeren zonder antidumpingrechten.

(62)

De invoer uit de VRC is onderworpen aan het GDT-recht van 6,5 %.

3.3.1.   Dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

a)    Referentieland

(63)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a) en b), van de basisverordening moet de normale waarde worden vastgesteld op basis van de op de binnenlandse markt betaalde of te betalen prijzen of de door berekening vastgestelde waarde in een geschikt derde land met een markteconomie (het „referentieland”).

(64)

In het bericht van opening werd overwogen om India als referentieland te gebruiken. Ook werd Japan in het bericht van opening als mogelijk referentieland genoemd. In een nota bij het dossier van 18 mei 2017 gaf de Commissie aan dat India als referentieland zou worden gebruikt. India is het land met de grootste uitvoer van oxaalzuur naar de Unie. Het is aan hetzelfde onderzoek onderworpen. Het land heeft in het oorspronkelijke antidumpingonderzoek reeds als referentieland gediend. Bovendien hebben twee producenten-exporteurs uit India medewerking aan het onderzoek verleend.

(65)

Er werden geen opmerkingen over deze keuze ontvangen.

(66)

In het licht van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat India een geschikt referentieland was in de zin van artikel 2, lid 7, onder a) en b), van de basisverordening.

b)    Normale waarde

(67)

De van de twee medewerkende producenten in het referentieland ontvangen gegevens zijn gebruikt als basis voor de vaststelling van de normale waarde. De voor dit doel gebruikte methode is opgenomen in punt 3.2.1. Een gewogen gemiddelde normale waarde tussen de twee Indiase ondernemingen werd gebruikt als de normale waarde voor de VRC.

(68)

In overeenstemming met het oorspronkelijke onderzoek werd een correctie op de normale waarde toegepast omdat Chinese ondernemingen naast ongeraffineerd oxaalzuur ook zogenaamd „geraffineerd” oxaalzuur naar de Unie produceren en uitvoeren dat niet in het referentieland India werd geproduceerd. Bij gebrek aan medewerking en vermelding van de soorten die in het TNO geproduceerd en uitgevoerd werden, wordt het redelijk geacht om op basis van de bevindingen tijdens het oorspronkelijke onderzoek een correctie (verhoging van 12 %) toe te passen op de gewogen gemiddelde normale waarde van de twee Indiase medewerkende ondernemingen.

c)    Uitvoerprijs

(69)

Bij gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs, heeft de Commissie de beschikbare statistische gegevens gebruikt als de beste beschikbare gegevens om de uitvoerprijs te bepalen. De Commissie besloot haar berekeningen te maken aan de hand van prijsinformatie uit de Comext-databank (Eurostat).

(70)

Wanneer dit werd gerechtvaardigd door de noodzaak om te zorgen voor een billijke vergelijking, paste de Commissie de uitvoerprijs aan voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen: een gemiddelde uitvoerprijs voor het TNO werd verkregen uit de Eurostat-databank. De cif-prijs werd gecorrigeerd tot het niveau af fabriek op basis van de werkelijke kosten van vervoer en verzekering die waren vastgesteld op basis van gecontroleerde gegevens van de Chinese medewerkende ondernemingen in het oorspronkelijke onderzoek (correctie van [15-20] %). Er moet worden opgemerkt dat zelfs indien de recentere gegevens van de Indiase medewerkende ondernemingen zouden zijn gebruikt en gecorrigeerd voor de langere vervoersafstand vanuit de Chinese havens, het niveau van de correctie vrijwel hetzelfde zou zijn geweest (minder dan een procentpunt verschil).

d)    Vergelijking

(71)

De Commissie vergeleek de normale waarde en de gemiddelde Chinese uitvoerprijs zoals hierboven bepaald in het stadium af fabriek.

e)    Dumpingmarge

(72)

Op basis hiervan (correcties op basis van de gecontroleerde gegevens van Indiase medewerkende ondernemingen) werd de gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie vóór inklaring, in het TNO, vastgesteld op 8,7 %. De Commissie merkte op dat indien zij haar bevindingen baseerde op gegevens uit de Chinese exportdatabank, de vastgestelde dumpingmarge nog hoger zou zijn.

f)    Conclusie

(73)

Op grond hiervan stelde de Commissie vast dat er sprake is van voortzetting van dumping naar de Unie, aangezien de Chinese producenten-exporteurs in het TNO nog steeds oxaalzuur tegen dumpingprijzen uitvoerden.

3.3.2.   Waarschijnlijke ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken

(74)

In aansluiting op de vaststelling van voortgezette invoer met dumping tijdens het TNO is de Commissie ook nagegaan of de hoeveelheden van de uitvoer met dumping waarschijnlijk zouden toenemen indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

(75)

Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs werd deze analyse gemaakt op basis van de beste beschikbare gegevens, namelijk aan de hand van de gegevens uit het verzoek om een nieuw onderzoek en algemeen beschikbare informatie.

(76)

De Commissie beoordeelde de Chinese productiecapaciteit en reservecapaciteit, het gedrag van Chinese exporteurs op andere markten en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie.

a)    Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(77)

Volgens de door de indiener van het verzoek ingediende statistieken in het verzoek om een nieuw onderzoek, hebben Chinese producenten een gecombineerde jaarlijkse capaciteit van ongeveer [150 000-200 000] metrieke ton. Het verbruik van oxaalzuur op de interne markt van de VRC bedraagt ongeveer [50 000-100 000] en de uitvoer ongeveer [25 000-50 000]. Bijgevolg wordt de reservecapaciteit van Chinese producenten, ervan uitgaande dat de Chinese binnenlandse markt uitsluitend wordt bevoorraad door Chinese producenten, geraamd op ongeveer [30 000-40 000] metrieke ton, wat neerkomt op ongeveer 20 % van hun totale capaciteit en driemaal het geraamde verbruik in de Unie.

(78)

Hoewel een Indiase onderneming aangaf dat een deel van de Chinese productie was stilgelegd als gevolg van milieukwesties, voerde de indiener van het verzoek in zijn opmerkingen van 28 november 2017 aan dat een dergelijke vermindering reeds vóór 2013 plaats had gevonden. Er werd voor geen van deze argumenten bewijsmateriaal overlegd. De Commissie heeft beide argumenten derhalve afgewezen.

b)    Gedrag van de Chinese exporteurs op de markten van derde landen

(79)

Om het waarschijnlijke gedrag van Chinese producenten-exporteurs bij het vervallen van de maatregelen te analyseren, heeft de Commissie het prijsniveau onderzocht met betrekking tot de Chinese uitvoer naar de rest van de wereld met gebruikmaking van de Chinese exportdatabank. In de top 10 van uitvoermarkten van de VRC (met uitzondering van Japan) was de uitvoerprijs af fabriek aanzienlijk lager dan de normale waarde die ook was vastgesteld op het niveau af fabriek, wat zou duiden op dumpinggedrag op derde markten. Gemiddeld is de prijs van de rest van de wereld (op het niveau af fabriek) 30 % lager dan de normale waarde, en lager dan de Chinese prijs bij uitvoer naar de Unie.

c)    Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(80)

Zoals hierboven beschreven in punt 3.2, wordt de markt van de Unie beschouwd als klein maar aantrekkelijk wat prijzen betreft. Bovendien bleef de Chinese uitvoer de markt van de Unie betreden ondanks de geldende conventionele en antidumpingrechten.

d)    Conclusie

(81)

Gezien de beschikbare reservecapaciteit in de VRC, het gedrag dat Chinese producenten doorgaans vertonen op derde markten en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie wat prijzen betreft, is het waarschijnlijk dat bij het ontbreken van maatregelen ten minste een deel van de beschikbare capaciteit in de VRC gebruikt zou kunnen worden voor de productie van oxaalzuur voor uitvoer naar de Unie, of dat bepaalde uitvoer naar derde markten zou worden verlegd naar de Unie, rekening houdend met de hogere prijzen op de markt van de Unie.

(82)

Derhalve oordeelde de Commissie dat, mochten de maatregelen komen te vervallen, het waarschijnlijk is dat Chinese ondernemingen grotere hoeveelheden dan momenteel tegen dumpingprijzen naar de Unie zouden uitvoeren.

3.4.   Conclusie inzake dumping

(83)

Samengevat geven de grote geschatte productiecapaciteit, de grote reservecapaciteit gecombineerd met de prijsniveaus op andere uitvoermarkten en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie aan dat een intrekking van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot een aanzienlijke stijging van de uitvoer naar de Unie. Gezien de dumpingmarge die werd vastgesteld in het TNO voor de beide betrokken landen, is het ook waarschijnlijk dat de toekomstige uitvoer met aanzienlijke dumping zal worden aangeboden.

(84)

Op basis daarvan stelde de Commissie vast dat dumping uit India en de VRC zou worden voortgezet indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

4.   SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(85)

De bedrijfstak van de Unie bestaat nog steeds uit dezelfde fabrieken als tijdens het oorspronkelijke onderzoek. Het betrokken product wordt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vervaardigd door twee bekende producenten in de Unie: Oxaquim S.A. („Oxaquim”) en WeylChem Lamotte S.A.S. („WeylChem”) (15). Oxaquim als zodanig vertegenwoordigde een groot deel van de totale productie van oxaalzuur in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek (meer dan 50 % van de totale productie in de Unie). WeylChem had geen bezwaar tegen de opening van het nieuwe onderzoek, maar besloot niet mee te werken. Er zijn momenteel geen andere producenten van het betrokken product in de Unie. Op basis daarvan worden de twee producenten Oxaquim en WeylChem geacht de bedrijfstak van de Unie te vormen in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. Zij worden hierna „de bedrijfstak van de Unie” genoemd.

(86)

De totale productie in de Unie is vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie, waaronder de informatie uit het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, gegevens die verzameld werden vóór en na de opening van het onderzoek en informatie die verkregen werd van de medewerkende producent in de Unie. Op grond van die informatie kon ook het bestaan en het productieniveau van de producent die niet aan het onderzoek meewerkte worden bevestigd. Op basis daarvan werd de totale productie in de Unie gedurende het TNO geschat op 15 000 à 20 000 ton (16).

4.2.   Verbruik in de Unie

(87)

Het verbruik werd vastgesteld op basis van de ingevoerde hoeveelheden en de totale verkoop op de markt van de Unie van de bedrijfstak van de Unie, met inbegrip van gecontroleerde gegevens voor Oxaquim en een raming voor WeylChem op basis van gegevens van Eurostat.

(88)

Het verbruik in de Unie heeft zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 1

Verbruik in de Unie

Totaal verbruik

2013

2014

2015

2016

TNO

Ton

11 544

11 803

10 315

10 175

10 482

Index (2013 = 100)

100

102

89

88

91

Bron: Eurostat, gecontroleerde ingevulde vragenlijst, raming voor de niet-medewerkende producent in de Unie.

(89)

Het verbruik in de Unie nam in de beoordelingsperiode af, dat wil zeggen van 11 544 ton in 2013 tot 10 482 ton in het TNO, of met 9 %.

4.2.1.   Volume en marktaandeel van de invoer uit India en de VRC

Tabel 2

Volume en marktaandelen van de invoer uit India en de VRC

Invoervolume (t)

2013

2014

2015

2016

TNO

India en de VRC

2 633

2 397

1 818

1 855

1 658

Index (2013 = 100)

100

91

69

70

63

Marktaandeel (in %)

22,8

20,3

17,6

18,2

15,8

Bron: Eurostat.

(90)

Het volume van de invoer uit India en de VRC is afgenomen van 2 633 ton in 2013 tot 1 658 ton in het TNO, dat wil zeggen met 37 %, met een bijbehorende afname van het marktaandeel van 22,8 % tot 15,8 %; dit is een daling van 7 procentpunten tijdens de beoordelingsperiode.

(91)

Hoewel de invoervolumes en het marktaandeel vanuit India en de VRC afnamen, slaagden de producenten-exporteurs uit de betrokken landen er niettemin in een niet te verwaarlozen marktaandeel te handhaven.

4.2.2.   Invoerprijs en prijsonderbieding

Tabel 3

Gemiddelde prijs van de invoer uit India en de VRC

Invoerprijzen (EUR/ton)

2013

2014

2015

2016

TNO

India en de VRC

745

645

769

724

718

Index (2012 = 100)

100

87

103

97

96

Bron: Eurostat.

(92)

De gemiddelde prijs van de invoer uit de betrokken landen daalde eerst van 745 EUR/ton in 2013 tot 645 EUR/ton in 2014, maar steeg in 2015 tot 769 EUR/ton. Hij daalde opnieuw in 2016 en in het TNO en kwam daarbij uit op 718 EUR/ton. De totale daling tussen 2013 en het TNO bedroeg 4 %.

(93)

De verkoopprijzen op de markt van de Unie van de medewerkende producent in de Unie zijn vergeleken met de prijzen van de invoer uit de betrokken landen. Als verkoopprijzen van de medewerkende producent in de Unie werden de verkoopprijzen aan onafhankelijke afnemers gebruikt, in voorkomend geval gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, dat wil zeggen met uitzondering van vervoerskosten in de Unie en na aftrek van rabatten en kortingen.

(94)

Deze prijzen werden vergeleken met de prijzen die gehanteerd werden door de Indiase en Chinese producenten-exporteurs en gecorrigeerd tot cif, grens Unie. Door het gebrek aan medewerking vanuit de VRC werd de prijs gebaseerd op gegevens van Eurostat, aangezien daarin prijsopgaven op cif-niveau, grens Unie, worden verstrekt. De cif-prijs werd vervolgens naar boven gecorrigeerd voor de kosten na invoer, dat wil zeggen inklaringskosten, het conventionele douanerecht en het antidumpingrecht, en de kosten van lading, overlading en lossing.

(95)

Er werd geconstateerd dat de prijzen van de medewerkende producent in de Unie met 10 % daalden in de periode tussen 2013 en het TNO (zie tabel 7), terwijl de daling minder erg was voor de ingevoerde goederen uit de betrokken landen, ongeveer 3,6 % voor de VRC en 6 % voor India. Het prijsverschil tussen ingevoerde goederen en in de Unie geproduceerde goederen bleef echter hoog en leidde tot een aanzienlijke prijsonderbieding tijdens het TNO. Het resultaat van de vergelijking, uitgedrukt als percentage van de omzet van de producent in de Unie in het TNO, was een gewogen gemiddelde prijsonderbieding. De prijsonderbiedingsmarge voor de VRC is vastgesteld op 8 % (17), en voor de twee medewerkende Indiase producenten-exporteurs is de prijsonderbieding op respectievelijk 7,1 % en 6,6 % vastgesteld.

4.3.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.3.1.   Algemene opmerkingen

(96)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie alle economische factoren en indicatoren onderzocht die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn.

(97)

Zoals in overweging 15 is vermeld, is voor de vaststelling van mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade geen gebruik gemaakt van een steekproef.

(98)

Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren betreffende de gehele bedrijfstak van de Unie beoordeeld op basis van de informatie die in het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen door de indiener ervan was verstrekt, handelsstatistieken en gegevens die werden verzameld na de opening van het nieuwe onderzoek. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren uitsluitend voor de medewerkende producent in de Unie, Oxaquim, geëvalueerd, op basis van de gegevens in de gecontroleerde ingevulde vragenlijst. Beide reeksen gegevens bleken representatief voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(99)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, werkgelegenheid, productiviteit en hoogte van de dumpingmarge.

(100)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen.

(101)

Aangezien de gegevens voor de schadeanalyse grotendeels afkomstig zijn uit één bron, moesten de gegevens betreffende de bedrijfstak van de Unie in indexvorm worden weergegeven met het oog op de vertrouwelijkheid overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening.

4.3.2.   Macro-economische indicatoren

4.3.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(102)

De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

Index 2013 = 100

2013

2014

2015

2016

TNO

Productievolume

100

114

114

116

124

Productiecapaciteit

100

100

100

100

108

Bezettingsgraad

100

114

114

116

115

Bron: Gecontroleerde ingevulde vragenlijst en raming voor de niet-medewerkende producent in de Unie.

(103)

De productie steeg tijdens de beoordelingsperiode. In de beoordelingsperiode is de productie in totaal met 24 % gestegen.

(104)

De productiecapaciteit is dankzij investeringen in de beoordelingsperiode met 8 % gestegen.

(105)

Doordat de productie iets meer is gestegen dan de productiecapaciteit, steeg de bezettingsgraad in de beoordelingsperiode met 15 %.

4.3.2.2.   Verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie en marktaandeel

(106)

De omvang van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 5

Verkoop aan niet-verbonden afnemers en marktaandeel

Index (2013 = 100)

2013

2014

2015

2016

TNO

Verkoopvolume

100

103

95

89

94

Marktaandeel

100

101

106

101

103

Bron: Eurostat, gecontroleerde ingevulde vragenlijst en raming voor de niet-medewerkende producent in de Unie.

(107)

De verkoop daalde in de beoordelingsperiode met 6 % na de afname met 9 % van het verbruik in de Unie zoals beschreven in overweging 91. Hoewel de verkoop daalde, nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek enigszins toe. Deze stijging hangt samen met de daling van het marktaandeel van de invoer uit India en de VRC.

4.3.2.3.   Werkgelegenheid, productiviteit en arbeidskosten

(108)

De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 6

Werkgelegenheid, productiviteit en arbeidskosten

Index (2013 = 100)

2013

2014

2015

2016

TNO

Aantal werknemers

100

105

100

112

117

Productiviteit

100

108

113

103

105

Gemiddelde loonkosten per werknemer

100

101

104

108

111

Bron: Gecontroleerde ingevulde vragenlijst, raming voor de niet-medewerkende producent in de Unie.

(109)

De totale werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 17 % toegenomen, wat in overeenstemming is met de stijging van de productie met 24 % in dezelfde periode.

(110)

De gemiddelde loonkosten per werknemer van de medewerkende producent in de Unie zijn tussen 2013 en het TNO toegenomen met 11 %.

4.3.2.4.   Omvang van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(111)

Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek waren de individuele dumpingmarges die werden vastgesteld voor de medewerkende Indiase producenten-exporteurs en voor de invoer uit de VRC, nog steeds aanzienlijk (zie de bovenstaande overwegingen 48 en 72).

(112)

Uit de analyse van de schade-indicatoren blijkt echter dat de maatregelen, ondanks het feit dat er nog steeds sprake was van dumping uit India en uit de VRC, een positief effect hebben gehad op de bedrijfstak van de Unie.

4.3.3.   Micro-economische indicatoren

4.3.3.1.   Algemene opmerkingen

(113)

De micro-economische indicatoren (verkoopprijzen en productiekosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen) werden geanalyseerd op het niveau van de enige medewerkende producent in de Unie.

4.3.3.2.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(114)

De gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak in de Unie aan niet-verbonden afnemers ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 7

Gemiddelde verkoopprijzen en kosten per eenheid

Index (2013 = 100)

2013

2014

2015

2016

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie

100

88

90

91

90

Productiekosten per eenheid

100

81

89

82

80

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(115)

De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode met 10 %. Deze daling volgde in zekere mate de daling van de productiekosten met 20 % in het TNO.

(116)

Uit het onderzoek is gebleken dat de daling van de kosten vooral te wijten was aan de daling van de prijs van grondstoffen in de periode, alsook de optimalisering van de productieprocessen door middel van investeringen in technologische verbeteringen.

4.3.3.3.   Voorraden

(117)

De voorraden van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Voorraden

Index (2013 = 100)

2013

2014

2015

2016

TNO

Eindvoorraden

100

27

11

13

49

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie (in %)

2,8

0,7

0,3

0,3

1,1

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(118)

Gezien de aard van het betrokken product zijn de voorraden zeer klein. Aangezien de kwaliteit van het betrokken product snel achteruitgaat, produceren de producenten het product voor onmiddellijke verzending. Daarom is deze indicator niet erg zinvol voor het beschrijven van de toestand van de bedrijfstak van de Unie.

4.3.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen

Tabel 9

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

Index (2013 = 100)

2013

2014

2015

2016

TNO

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers

100

267

134

305

332

Kasstroom

100

144

110

149

165

Investeringen

100

56

194

328

247

Rendement van investeringen

100

281

144

283

333

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(119)

De Commissie stelde de winstgevendheid van de medewerkende producent in de Unie vast door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het betrokken product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de desbetreffende omzet. Tijdens de beoordelingsperiode steeg de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie gestaag als gevolg van de grotere daling van de productiekosten in vergelijking met de verkoopprijs in de beoordelingsperiode, zoals uitgelegd in overweging 116.

(120)

De nettokasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. De kasstroom steeg tijdens de beoordelingsperiode, behalve in 2015, toen hij daalde. De nettokasstroom is in de beoordelingsperiode in totaal met 65 % gestegen, hetgeen strookt met de toegenomen winstgevendheid.

(121)

De investeringen stegen tijdens de beoordelingsperiode met 147 %, behalve in 2014, toen ze met 44 % daalden ten opzichte van 2013. De investeringen dienden vooral om de capaciteit en dus de uitvoer te vergroten om concurrerend te blijven op de wereldmarkt, maar leidden ook tot technologische verbeteringen, een hogere kwaliteit, een hoger rendement en een lager verbruik van grondstoffen, en daarmee tot een betere productiviteit en een betere bescherming van het milieu.

(122)

Net als bij de andere financiële indicatoren was het rendement van investeringen bij de productie en verkoop van het soortgelijke product positief; dit weerspiegelt de ontwikkeling van de winstgevendheid.

4.3.4.   Conclusie inzake schade

(123)

Uit het onderzoek is gebleken dat de instelling van maatregelen vanaf 2011 de bedrijfstak van de Unie in staat heeft gesteld zich van de geleden schade te herstellen.

(124)

De schade-indicatoren laten een positieve trend zien voor de bedrijfstak van de Unie.

(125)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk toe (met 332 % tussen 2013 en het TNO). Dit is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van het lage of negatieve niveau van de winstgevendheid dat geconstateerd werd tussen 2007 en 2011 (de beoordelingsperiode tijdens het oorspronkelijke onderzoek). Deze winst, die gedeeltelijk ook gekoppeld is aan de daling van de prijs van grondstoffen, stelde de bedrijfstak van de Unie in staat bepaalde investeringen te doen, zoals vermindering van de afvalproductie en van de gevolgen voor het milieu.

(126)

Ondanks het feit dat het verbruik in de Unie met 9 % daalde tijdens de beoordelingsperiode, steeg de productie met 24 % en de productiecapaciteit met 8 %, terwijl de verkoop op de markt van de Unie met 6 % daalde. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie steeg in het TNO met slechts 3 % ten opzichte van 2013. De uitvoer van de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode ook gestegen.

(127)

De investeringen namen tijdens de beoordelingsperiode met 147 % toe en het rendement van investeringen met 333 %.

(128)

De productiviteit nam in de beoordelingsperiode toe. De werkgelegenheid steeg ook in overeenstemming met de omvang van de productie in de beoordelingsperiode.

(129)

Op grond van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode geen aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING OF VOORTZETTING VAN SCHADE

(130)

Aangezien de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade heeft geleden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, werd onderzocht of een herhaling van schade waarschijnlijk is, mochten de maatregelen ten aanzien van India en de VRC komen te vervallen, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

(131)

In dit verband heeft de Commissie de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in India en de VRC, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de mogelijke gevolgen van de prijsontwikkeling van de Indiase en Chinese invoer en de prijzen en de gevolgen van een dergelijke ontwikkeling voor de verkoop, prijzen en winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie beoordeeld.

(132)

Wat het niveau van de invoerprijzen betreft, bleek uit het onderzoek dat de prijzen van de bedrijfstak van de Unie ondanks de geldende antidumpingmaatregelen in de beoordelingsperiode nog steeds voortdurend onderboden werden. Indien de geldende maatregelen zouden worden ingetrokken, en ervan uitgaande dat de prijs bij invoer uit de betrokken landen en de prijs van de bedrijfstak van de Unie op hetzelfde niveau zouden blijven als tijdens het TNO, dan zouden de invoerprijzen bovendien de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tussen 12 % en 34,1 % onderbieden. Bijgevolg is het waarschijnlijk dat de bedrijfstak van de Unie verkoopvolume en marktaandeel op de markt van de Unie zou verliezen.

(133)

Wat de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in India en de VRC betreft, werd de analyse in de overwegingen 52, 53, 77 en 78 in aanmerking genomen. Uit deze analyse is gebleken dat de VRC over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikt en dat de reservecapaciteit van India gelijk is aan of hoger is dan de totale omvang van de Europese markt. De binnenlandse vraag en de uitvoermarkten van India en de VRC anders dan de markt van de Unie zijn waarschijnlijk niet in staat om de volledige reservecapaciteit te absorberen.

(134)

Ten slotte, zoals geconstateerd in de overwegingen 54, 55, 56, 79 en 80, is de markt van de Unie voor oxaalzuur aantrekkelijk en is er een stimulans voor Indiase en Chinese producenten om hun uitvoer vanuit andere derde landen te verleggen naar de markt van de Unie waar de prijzen hoger zijn, indien de geldende maatregelen zouden worden ingetrokken.

(135)

Er wordt geoordeeld dat een mogelijk aanzienlijke invoer met dumping van producten uit India en de VRC bij het ontbreken van maatregelen de bedrijfstak van de Unie opnieuw zou verzwakken en de levensvatbaarheid en het voortbestaan ervan zou bedreigen.

(136)

Om het waarschijnlijke effect van dergelijke laaggeprijsde invoer uit de betrokken landen op de bedrijfstak van de Unie te beoordelen, heeft de Commissie in de eerste plaats de kwestie van een mogelijk verlies aan marktaandeel onderzocht. Zij simuleerde wat de gevolgen zouden zijn als de producenten-exporteurs uit de betrokken landen dezelfde hoeveelheden zouden invoeren als in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek, dat wil zeggen vóór de instelling van de maatregelen. Zoals vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, was een dergelijke hoeveelheid van de invoer van het betrokken product met dumping voldoende om de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade te berokkenen.

(137)

De Commissie ging er voor deze analyse van uit dat de prijzen van de producenten-exporteurs uit de betrokken landen en die van de bedrijfstak van de Unie op hetzelfde niveau zouden blijven als tijdens het TNO. Bovendien ging de Commissie ervan uit dat de invoer uit de betrokken landen eerst het marktaandeel van andere derde landen en vervolgens het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie zou overnemen. Met deze uitgangspunten liet de in overweging 136 genoemde analyse zien dat, indien de maatregelen worden ingetrokken en de Chinese en Indiase invoer de niveaus van het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek bereiken, de medewerkende producent in de Unie verlies zou leiden en de schade voor de bedrijfstak van de Unie zich zou herhalen.

(138)

Uit het onderzoek bleek dat, indien de maatregelen worden ingetrokken en de Chinese en Indiase invoer het niveau van het tijdvak van het oorspronkelijke tijdvak bereikt, de medewerkende producent in de Unie weer verlies zou leiden en de schade zich zou herhalen.

(139)

Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat het ontbreken van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van de uitvoer tegen dumpingprijzen uit de VRC en India en dat zich waarschijnlijk opnieuw aanmerkelijke schade zou voordoen.

6.   BELANG VAN DE UNIE

6.1.   Inleidende opmerkingen

(140)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande maatregelen ten aanzien van India en de VRC in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

6.2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(141)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie zich tijdens het TNO heeft hersteld van de schade als gevolg van de invoer met dumping uit India en de VRC. Als de maatregelen ten aanzien van India en de VRC worden ingetrokken, is het echter waarschijnlijk dat de schade zich zou herhalen omdat de bedrijfstak van de Unie zou worden blootgesteld aan invoer met dumping, die waarschijnlijk omvangrijk zou zijn en een aanzienlijke prijsdruk zou uitoefenen. Daardoor zou de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie om de hierboven uiteengezette redenen waarschijnlijk aanzienlijk verslechteren. Handhaving van de maatregelen zou de markt daarentegen zekerheid verschaffen en de bedrijfstak van de Unie in staat stellen de positieve economische situatie te bestendigen en zijn investeringen en groeiplannen voort te zetten.

(142)

De Commissie is op basis hiervan tot de conclusie gekomen dat voortzetting van de huidige antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

6.3.   Belang van de niet-verbonden importeurs

(143)

De Commissie heeft tijdens het onderzoek geen medewerking verkregen van niet-verbonden importeurs.

(144)

Op basis hiervan waren er geen aanwijzingen dat voortzetting van de maatregelen aanzienlijke negatieve gevolgen voor de importeurs zouden hebben die zwaarder wegen dan de positieve gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie.

6.4.   Belang van de gebruikers

(145)

Er werd een vragenlijst gestuurd naar bekende gebruikers. De Commissie heeft een ingevuld antwoordformulier ontvangen van slechts vijf gebruikers van het betrokken product, hoewel het betrokken product in vele sectoren wordt gebruikt. Twee gebruikers hebben een volledig ingevulde vragenlijst teruggestuurd; twee andere gebruikers hebben alleen ingevulde tabellen teruggestuurd en één gebruiker heeft opmerkingen ingediend.

(146)

Geen van de gebruikers had bezwaar tegen de verlenging van de maatregelen en vier van hen gaven duidelijk aan dat zij voor handhaving van de huidige antidumpingmaatregelen zijn.

(147)

Gezien het feit dat de Commissie geen bezwaren van gebruikers heeft ontvangen, lijkt het onwaarschijnlijk dat handhaving van de antidumpingmaatregelen een negatief effect op gebruikers in de Unie zou hebben dat groter is dan het positieve effect van de maatregelen op de bedrijfstak van de Unie.

6.5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(148)

Op basis van het bovenstaande stelde de Commissie vast dat er op basis van het belang van de Unie geen dwingende redenen waren om de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van oxaalzuur van oorsprong uit India en de VRC te beëindigen.

7.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(149)

De Commissie heeft alle belanghebbenden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan zij voornemens was de ten aanzien van India en de VRC geldende maatregelen te handhaven. Zij konden hierover ook binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. De Commissie heeft alleen opmerkingen ontvangen van de bedrijfstak van de Unie. Deze opmerkingen werden geanalyseerd en wanneer zij gegrond waren, werd er naar behoren rekening mee gehouden.

8.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(150)

Uit de conclusies met betrekking tot voortzetting/herhaling van dumping en voortzetting/herhaling van schade zoals hierboven beschreven, volgt dat overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van oxaalzuur van oorsprong uit India en de VRC, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 325/2012, gehandhaafd moeten worden.

(151)

Een onderneming die haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (18). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging niet van invloed is op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(152)

Gezien de recente rechtspraak van het Hof van Justitie (19), is het passend te voorzien in de betaling van een percentage moratoire interest in geval van terugbetaling van definitieve rechten, omdat de relevante geldende bepalingen inzake douanerechten niet voorzien in een dergelijke rentevoet en de toepassing van nationale voorschriften zou leiden tot onnodige verstoringen tussen de marktdeelnemers afhankelijk van welke lidstaat wordt gekozen voor de inklaringsprocedures van de douane.

(153)

Het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op oxaalzuur, zij het als dihydraat (CUS-nummer 0028635-1 en CAS-nummer 6153-56-6), zij het in watervrije vorm (CUS-nummer 0021238-4 en CAS-nummer 144-62-7), en al dan niet in waterige oplossing, momenteel ingedeeld in GN-code ex 2917 11 00 (Taric-code 2917110091), van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China.

2.   Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, voor het in lid 1 omschreven product dat door de volgende ondernemingen is geproduceerd, is als volgt:

Land

Onderneming

Antidumpingrecht (in %)

Aanvullende Taric-code

India

Punjab Chemicals en Crop Protection Limited

22,8

B230

Star Oxochem Pvt. Ltd

31,5

B270

Alle andere ondernemingen

43,6

B999

VRC

Shandong Fengyuan Chemicals Stock Co., Ltd; Shandong Fengyuan Uranus Advanced Material Co., Ltd

37,7

B231

Yuanping Changyuan Chemicals Co., Ltd

14,6

B232

Alle andere ondernemingen

52,2

B999

3.   Het individuele recht voor de in lid 2 genoemde ondernemingen is uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorschriften in de bijlage, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing. De moratoire interest die moet worden betaald in geval van terugbetaling waaruit een recht op betaling van moratoire interest voortvloeit, is de op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag door de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet zoals bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie, verhoogd met één procentpunt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juni 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 325/2012 van de Raad van 12 april 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China (PB L 106 van 18.4.2012, blz. 1).

(3)  Zaak T-310/12, Yuanping Changyuan Chemicals Co. Ltd/Raad van de Europese Unie.

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2081 van de Commissie van 28 november 2016 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht op oxaalzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China en geproduceerd door Yuanping Changyuan Chemicals Co. Ltd (PB L 321 van 29.11.2016, blz. 48).

(5)  PB C 329 van 7.9.2016, blz. 4.

(6)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China (PB C 117 van 12.4.2017, blz. 15).

(7)  De door de twee producenten-exporteurs en de volgende bronnen verstrekte informatie: gegevens van het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, een niet-gecontroleerd steekproefformulier door een andere producent-exporteur, en gegevens uit het oorspronkelijke onderzoek. De bezettingsgraad voor de twee medewerkende producenten-exporteurs werd als raming voor de andere twee bekende producenten-exporteurs gebruikt.

(8)  Zie de niet-vertrouwelijke opmerking van de onderneming Star Oxochem op 23 oktober 2017.

(9)  Gemeenschappelijk douanetarief. Het conventionele recht voor 2917 11 00 oxaalzuur en de zouten en esters daarvan is 6,5 %. Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 294 van 28.10.2016, blz. 1), en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1925 van de Commissie van 12 oktober 2017 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 282 van 31.10.2017, blz. 1).

(10)  De MEIS-regeling werd in 2015 ingevoerd ter vervanging van eerdere regelingen. https://www.eepcindia.org/MEIS/about-MEIS-scheme.aspx

(11)  https://archive.india.gov.in/business/taxation/modvat.php. Op 1 juli 2017 voerde India de belasting op goederen en diensten (Goods & Services Tax) in, ter vervanging van verscheidene belastingen, waaronder de CENVAT-regeling.

(12)  Zie voetnoot 7.

(13)  Zie de niet-vertrouwelijke opmerking van de onderneming Star Oxochem op 23 oktober 2017.

(14)  Raming van het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen. Er zij opgemerkt dat de ramingen variëren en dat de Commissie gebruik heeft gemaakt van een voorzichtige raming. De informatie werd door de indiener van het verzoek in de vorm van een bereik verstrekt als zijn eigen marktkennis. De marktbron van de gegevens is vertrouwelijk en de openbaarmaking van een exact cijfer zou concurrenten een voordeel kunnen geven.

(15)  De Franse fabriek waar het betrokken product geproduceerd wordt en die eigendom was van de Zwitserse groep Clariant S.A., werd in 2014 verkocht aan een nieuwe investeerder, WeylChem. Er werden echter geen structurele wijzigingen vermeld.

(16)  Om redenen van vertrouwelijkheid worden alle cijfers in geïndexeerde vorm of in de vorm van een bereik gepresenteerd ter bescherming van de producent in de Unie die medewerking heeft verleend aan het onderzoek.

(17)  Als gevolg van de niet-medewerking van de VRC werden deze berekeningen gebaseerd op gegevens van Eurostat.

(18)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.

(19)  Arrest in zaak C-365/15, Wortmann, EU:C:2017:19, punten 35-39.


BIJLAGE

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

1.

de naam en de functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

2.

de volgende verklaring:

„Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) oxaalzuur die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.

Datum en handtekening


2.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/32


VERORDENING (EU) 2018/932 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2018

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 582/2011 wat de bepalingen inzake het testen met draagbare emissiemeetsystemen (PEMS) en de voorschriften voor multibrandstof-typegoedkeuring betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (1), en met name artikel 5, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor bepaalde, veel voorkomende dieselmengsels van vetzuurmethylesters (FAME) en voor paraffinehoudende diesel zijn recentelijk CEN-normen bekendgemaakt. Het is derhalve passend om de huidige regels te actualiseren door verwijzingen naar die nieuwe normen op te nemen.

(2)

In verband met het testen met draagbare emissiemeetsystemen (PEMS) zijn bij Verordening (EU) 2016/1718 van de Commissie (2) voorschriften vastgesteld inzake het gedeelte van een testrit dat in de stad moet worden gereden, en de totale afstand van de testrit. Met name voor sommige voertuigen van categorie N3 met een hoger motorvermogen is ontdekt dat die beperkende voorschriften leiden tot ongeldige testresultaten wanneer overeenkomstig de huidige bepalingen met een PEMS wordt getest. Daarom moeten de voorwaarden voor naleving van het voorschrift inzake het stadsvenster worden gewijzigd, door de stadsrit uit te breiden ten koste van de rit op de snelweg en de maximumlengte van de totale rit te verlengen.

(3)

Er moet worden verduidelijkt dat de eis van minstens één geldig venster in de stadscyclus specifiek van toepassing is op NOx-emissies, aangezien dat in die omstandigheden de voornaamste verontreinigende stof is.

(4)

In het geval van multibrandstof-typegoedkeuring is in Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie (3) momenteel geen procedure vastgesteld voor het aantonen van naleving van de voorgeschreven toleranties voor het koppelsignaal van de elektronische regeleenheid van de motor (ECU). Wanneer de motor niet is uitgerust met een systeem dat herkent welke brandstof wordt gebruikt, bepaalt de technische dienst derhalve hoe naleving wordt aangetoond. Gezien de toenemende interesse in de typegoedkeuring van alternatieve brandstoffen is het wenselijk die procedure te harmoniseren. De door een alternatieve brandstof veroorzaakte afwijking van het koppel moet derhalve worden vastgesteld en die afwijking moet vervolgens worden gebruikt om een vermogenscorrectiefactor te berekenen, die in de typegoedkeuringsdocumentatie moet worden vermeld. De vermogenscorrectiefactor kan worden toegepast om naleving van de voorschriften voor de nauwkeurigheid van het koppelsignaal van de ECU aan te tonen. Voorts kan de vermogenscorrectiefactor bij het testen van alternatieve brandstof met een PEMS worden toegepast om de juiste koppelwaarde te bepalen voor de emissieberekeningen.

(5)

Verordening (EU) nr. 582/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het technisch comité motorvoertuigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 582/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

het inleidende gedeelte van de eerste alinea van punt 1.1.2 wordt vervangen door:

„Indien de fabrikant toestaat de motorenfamilie te laten functioneren op in de handel verkrijgbare brandstoffen die niet voldoen aan Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad (*1), noch aan CEN-norm EN 228:2012 in het geval van loodvrije benzine of CEN-norm EN 590:2013 in het geval van diesel, zoals op FAME B100 (CEN-norm EN 14214), FAME-dieselmengsels B20/B30 (CEN-norm EN 16709), paraffinehoudende brandstof (CEN-norm EN 15940) of andere brandstoffen, moet de fabrikant niet alleen voldoen aan de voorschriften van punt 1.1.1, maar ook:

(*1)  Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58).”;"

b)

in punt 1.1.2 wordt het volgende punt a1) ingevoegd:

„a1)

de vermogenscorrectiefactor vaststellen voor elke krachtens punt 5.2.7 aangegeven brandstof, indien van toepassing;”;

c)

punt 5.2.5, onder b), wordt vervangen door:

„b)

10 % bij het uitvoeren van de test van de wereldwijd geharmoniseerde cyclus in statische toestand (hierna WHSC-test genoemd) overeenkomstig bijlage III, met uitzondering van de fasen 1 en 13 (stationair draaien).”;

d)

het volgende punt 5.2.7 wordt ingevoegd:

„5.2.7.

Indien het verschil tussen de gemeten waarde van het motorkoppel bij een aangegeven, in de handel verkrijgbare brandstof en het koppel dat op basis van de in punt 5.2.1 gevraagde informatie is berekend, een van de in punt 5.2.5 vermelde waarden overschrijdt, wordt voor de motorenfamilie een vermogenscorrectiefactor bepaald voor elke aanvullende in de handel verkrijgbare brandstof die overeenkomstig punt 1.1.2 door de fabrikant wordt toegestaan. De correctiefactor wordt berekend als de verhouding tussen het gemiddelde op de in bijlage IX gespecificeerde referentiebrandstof gemeten maximumkoppel [Nm] en het gemiddelde op de aangegeven in de handel verkrijgbare brandstof gemeten maximumkoppel [Nm].”;

e)

de punten 5.3.3 en 5.3.3.1 worden vervangen door:

„5.3.3.

Naleving van het in punt 5.2.5 bedoelde voorschrift wordt voor de basismotor van een motorenfamilie aangetoond bij de bepaling van het motorvermogen overeenkomstig bijlage XIV en bij de uitvoering van de WHSC-test overeenkomstig bijlage III en van laboratoriumtests buiten de cyclus bij typegoedkeuring overeenkomstig bijlage VI, punt 6.

5.3.3.1.

Naleving van het in punt 5.2.5 bedoelde voorschrift wordt voor elk lid van de motorenfamilie aangetoond bij de bepaling van het motorvermogen overeenkomstig bijlage XIV. Hiertoe worden aanvullende metingen uitgevoerd bij meerdere deellast- en toerentalwerkpunten (bijvoorbeeld bij de WHSC-teststanden en enkele aanvullende, willekeurig gekozen punten).”;

f)

het volgende punt 5.3.3.2 wordt ingevoegd:

„5.3.3.2.

Indien van toepassing wordt de vermogenscorrectiefactor voor de motorenfamilie, zoals bedoeld in punt 5.2.7, bepaald met de basismotor van de motorenfamilie.”;

g)

in aanhangsel 5 wordt punt 1.5.2 van het addendum bij het EG-typegoedkeuringscertificaat vervangen door:

„1.5.2.

Aanvullende gegevens, bv. de vermogenscorrectiefactor voor elke aangegeven brandstof (indien van toepassing)”;

h)

in aanhangsel 7 wordt punt 1.5.2 van het addendum bij het EG-typegoedkeuringscertificaat vervangen door:

„1.5.2.

Aanvullende gegevens, bv. de vermogenscorrectiefactor voor elke aangegeven brandstof (indien van toepassing)”.

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 4.4.2 wordt vervangen door:

„4.4.2.   Brandstof

De testbrandstof moet in de handel verkrijgbare brandstof zijn die is opgenomen in Richtlijn 98/70/EG en de relevante CEN-normen of referentiebrandstof zoals omschreven in bijlage IX bij deze verordening.”;

b)

het volgende punt 4.4.2.2 wordt ingevoegd:

„4.4.2.2.

Er moeten brandstofmonsters worden genomen.”;

c)

punt 4.5.3 wordt vervangen door:

„4.5.3.

Voor voertuigen van categorie N3 moet de rit bestaan uit ongeveer 30 % stadscyclus, 25 % plattelandscyclus en 45 % snelwegcyclus.”;

d)

punt 4.6.5 wordt vervangen door:

„4.6.5.

De testduur moet lang genoeg zijn om tussen vier en acht maal de arbeid te voltooien die tijdens de WHTC wordt uitgevoerd, of om tussen vier en acht maal de CO2-referentiemassa in kg/cyclus in de WHTC te produceren, naargelang het geval.”;

e)

aanhangsel 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

het volgende punt 4.2.1.1 wordt ingevoegd:

„4.2.1.1.   Berekening van de specifieke emissies voor een aangegeven in de handel verkrijgbare brandstof

Indien een test overeenkomstig deze bijlage is uitgevoerd met een in bijlage I, aanhangsel 4, deel 1, punt 3.2.2.2.1, aangegeven in de handel verkrijgbare brandstof, dan worden de specifieke emissies egas (mg/kWh) voor elk venster en elke verontreinigende stof berekend door vermenigvuldiging van de niet-gecorrigeerde specifieke emissies met de krachtens bijlage I, punt 1.1.2, a1), bepaalde vermogenscorrectiefactor.”;

ii)

punt 4.2.2.2.2 wordt vervangen door:

„4.2.2.2.2.

De test moet ongeldig worden verklaard indien het percentage geldige vensters minder dan 50 % bedraagt of indien er na toepassing van de regel van het 90e percentiel in de stadscyclus geen geldige vensters met betrekking tot stikstofoxiden (NOx) over zijn.”;

f)

in aanhangsel 4 wordt het volgende punt 2.1.1 ingevoegd:

„2.1.1.

Indien voor de test een in bijlage I, aanhangsel 4, deel 1, punt 3.2.2.2.1, aangegeven in de handel verkrijgbare brandstof wordt gebruikt, wordt het koppelsignaal van de ECU gedeeld door de correctiefactor, voordat de verificatie met het referentiemaximum van de koppelcurve wordt verricht met die brandstof.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2016/1718 van de Commissie van 20 september 2016 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 582/2011 met betrekking tot emissies van zware voertuigen wat de bepalingen inzake het testen met draagbare emissiemeetsystemen en de procedure voor het testen van de duurzaamheid van vervangingssystemen voor verontreinigingsbeheersing betreft (PB L 259 van 27.9.2016, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en tot wijziging van de bijlagen I en III bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 25.6.2011, blz. 1).


RICHTLIJNEN

2.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/35


RICHTLIJN (EU) 2018/933 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2018

tot rectificatie van de Duitse versie van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (1), en met name artikel 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de Duitse taalversie van Richtlijn 2006/126/EG, en meer specifiek in de punten 6.1 en 6.4 van bijlage III betreffende de minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een gemotoriseerd voertuig, staan fouten, en wel met betrekking tot het gezichtsvermogen. De fouten zijn te herleiden tot Richtlijn 2009/113/EG van de Commissie (2).

(2)

De Duitse taalversie van Richtlijn 2006/126/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd. De andere taalversies bevatten deze fouten niet.

(3)

De bepalingen van deze richtlijn zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het rijbewijs,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

(heeft geen betrekking op het Nederlands)

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 403 van 30.12.2006, blz. 18.

(2)  Richtlijn 2009/113/EG van de Commissie van 25 augustus 2009 tot wijziging van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs (PB L 223 van 26.8.2009, blz. 31).


BESLUITEN

2.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/37


BESLUIT (EU) 2018/934 VAN DE RAAD

van 25 juni 2018

betreffende de inwerkingstelling van de resterende bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem in de Republiek Bulgarije en in Roemenië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien de Toetredingsakte van de Republiek Bulgarije en Roemenië, en met name artikel 4, lid 2,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, eerste alinea, van de Toetredingsakte van de Republiek Bulgarije en Roemenië („de Toetredingsakte van 2005”) zijn de andere bepalingen van het Schengenacquis dan die welke zijn genoemd in bijlage II bij die akte, waartoe de Republiek Bulgarije („Bulgarije”) en Roemenië bij hun toetreding toetreden, in Bulgarije en in Roemenië slechts toepasselijk op grond van een daartoe strekkend besluit van de Raad, nadat is geconstateerd dat aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van alle onderdelen van het Schengenacquis is voldaan.

(2)

Op 29 juni 2010 heeft de Raad Besluit 2010/365/EU (2) vastgesteld. Naar aanleiding van dat besluit zijn de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem („SIS”), vanaf 15 oktober 2010 van kracht geworden in Bulgarije en in Roemenië, met uitzondering van de verplichting de toegang tot of het verblijf op zijn grondgebied te weigeren aan onderdanen van derde landen voor wie een andere lidstaat een signalering heeft uitgevaardigd met het oog op weigering van toegang of verblijf overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3), en met de verplichting zich te onthouden van het invoeren van signaleringen en bijkomende informatie in het SIS en het uitwisselen van aanvullende informatie over onderdanen van derde landen met het oog op de weigering van toegang of verblijf overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1987/2006 (de „resterende beperkingen”).

(3)

Op 9 juni 2011 heeft de Raad, overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures, vastgesteld dat aan de voorwaarden op alle gebieden van het Schengenacquis inzake lucht- en landgrenzen, politiële samenwerking, gegevensbescherming, het SIS, zeegrenzen en visa is voldaan door Bulgarije en Roemenië.

(4)

Op 12 oktober 2017 heeft de Raad Besluit (EU) 2017/1908 (4) vastgesteld waardoor bepaalde bepalingen van het Schengenacquis inzake het Visuminformatiesysteem („VIS”) in werking werden gesteld in Bulgarije en in Roemenië, zonder afbreuk te doen aan het met eenparigheid van stemmen overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005 vast te stellen aparte besluit van de Raad met betrekking tot de opheffing van de controles aan de binnengrenzen van de betrokken lidstaten. De bedoeling van de inwerkingstelling van de bepalingen waardoor Bulgarije en Roemenië voor raadplegingsdoeleinden toegang krijgen tot de VIS-gegevens en mede overeenkomstig de procedures en voorwaarden die zijn bepaald in dat besluit, is het vergemakkelijken van de controles door Bulgarije en Roemenië aan de grensposten aan hun buitengrenzen, die Schengenbuitengrenzen zijn, en op hun grondgebied, zodat het veiligheidsniveau in het Schengengebied verhoogt en de bestrijding van ernstige criminaliteit en terrorisme wordt gefaciliteerd.

(5)

Opdat het veiligheidsniveau in het Schengengebied hoger en de bestrijding van ernstige criminaliteit en terrorisme doeltreffender zou zijn, moeten de controles van Bulgarije en Roemenië aan hun buitengrenzen en op hun grondgebied doeltreffender worden, door SIS-signaleringen met het oog op weigering van toegang of verblijf, en door dergelijke signaleringen die door andere lidstaten zijn ingevoerd te implementeren, in het bijzonder indien die signaleringen gebaseerd zijn op een gevaar voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid. Opdat Bulgarije en Roemenië verplicht zouden zijn toegang tot of verblijf op hun respectieve grondgebied te weigeren aan onderdanen van derde landen tegen wie door een andere lidstaat een inreisverbod is uitgevaardigd, en tevens verplicht zouden zijn tot dergelijke SIS-signaleringen, dienen de resterende beperkingen ten aanzien van het gebruik van het SIS te worden opgeheven. Het opheffen van die beperkingen in Bulgarije en in Roemenië zal bijdragen tot een verhoging van het veiligheidsniveau in het Schengengebied en een doeltreffendere bestrijding van ernstige criminaliteit en terrorisme.

(6)

Er moet worden bepaald vanaf welke datum de resterende beperkingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het SIS, moeten worden opgeheven. Artikel 25 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (5) („de Schengenuitvoeringsovereenkomst”) voor raadplegingen van verblijfstitels en signalering ter fine van weigering, moet van toepassing zijn vanaf dezelfde datum.

(7)

Dit besluit laat de opheffing van controles aan de binnengrenzen van de betrokken lidstaten onverlet, wat het voorwerp moet zijn van een apart besluit van de Raad dat met eenparigheid van stemmen overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005 moet worden vastgesteld.

(8)

Aangezien de controle overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures voor Bulgarije en Roemenië reeds is voltooid overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005, zal de controle zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad (6) niet worden uitgevoerd ten aanzien van die lidstaten. Na de vaststelling van dit besluit moet de opheffing van de resterende beperkingen op het gebruik van het SIS echter van kracht worden op 1 augustus 2018.

(9)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop de laatstgenoemde staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (8).

(10)

Wat Zwitserland betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (10).

(11)

Wat Liechtenstein betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG juncto artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (12),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De resterende beperkingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het SIS, zoals bedoeld in artikel 1, lid 4, onder a) en b), van Besluit 2010/365/EU, zijn niet van toepassing op Bulgarije en Roemenië in hun onderlinge betrekkingen en in hun betrekkingen met het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, alsmede de Republiek IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat.

2.   Artikel 25 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst is van toepassing op Bulgarije en Roemenië, onderling en in hun betrekkingen met de in lid 1 van dit artikel bedoelde staten.

3.   De toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel doet geen afbreuk aan de vaststelling van een besluit van de Raad waarin de datum wordt bepaald voor de opheffing van de controles aan de binnengrenzen met Bulgarije en Roemenië.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van kracht met ingang van 1 augustus 2018.

Artikel 3

Dit besluit is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

N. DIMOV


(1)  Advies van 13 juni 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit 2010/365/EU van de Raad van 29 juni 2010 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem in de Republiek Bulgarije en Roemenië (PB L 166 van 1.7.2010, blz. 17).

(3)  Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4).

(4)  Besluit van de Raad (EU) 2017/1908 van 12 oktober 2017 betreffende de inwerkingstelling van bepaalde bepalingen van het Schengenacquis inzake het Visuminformatiesysteem in de Republiek Bulgarije en in Roemenië (PB L 269 van 19.10.2017, blz. 39).

(5)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.

(6)  Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).

(7)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(8)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(9)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(10)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(11)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(12)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).


2.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/40


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/935 VAN DE COMMISSIE

van 28 juni 2018

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/88/EU tot tijdelijke opschorting van de invoer uit Bangladesh van levensmiddelen die betelbladeren („Piper betle”) bevatten of die daaruit bestaan, wat betreft de geldigheidsduur van dat besluit

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 3997)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b), i),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn de algemene beginselen inzake levensmiddelen in het algemeen en de voedselveiligheid in het bijzonder op het niveau van de Unie en op nationaal niveau vastgesteld. De verordening voorziet in door de Commissie te nemen noodmaatregelen wanneer blijkt dat een uit een derde land ingevoerd levensmiddel waarschijnlijk een ernstig risico voor de gezondheid van mens inhoudt.

(2)

Bij Uitvoeringsbesluit 2014/88/EU van de Commissie (2) was de invoer in de Unie uit Bangladesh van levensmiddelen die betelbladeren bevatten of die daaruit bestaan, oorspronkelijk voor een beperkte periode tot en met 31 juli 2014 verboden. Dat besluit werd vastgesteld nadat via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (RASFF) veel meldingen waren ontvangen waaruit bleek dat een groot aantal salmonellastammen, waaronder Salmonella typhimurium, was aangetroffen in levensmiddelen die betelbladeren („Piper betle”, algemeen bekend als „betelpeper” of „sirih”) uit Bangladesh bevatten of die daaruit bestonden.

(3)

Aangezien Bangladesh de veiligheid van de in de Unie ingevoerde betelbladeren niet kon garanderen, is de geldigheidsduur van de tijdelijke opschorting van de invoer van deze producten bij de Uitvoeringsbesluiten 2014/510/EU (3), (EU) 2015/1028 (4), en (EU) 2016/884 (5) van de Commissie verlengd tot respectievelijk 30 juni 2015, 30 juni 2016 en 30 juni 2018.

(4)

Het voorgestelde actieplan dat Bangladesh in januari 2018 heeft ingediend, is nog steeds onvolledig en er is geen enkele garantie dat het plan doeltreffend zal worden toegepast en gehandhaafd. Uit de ontvangen informatie blijkt immers niet dat de productie van betelbladeren in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6) of dat het land in staat is om betrouwbare analyseresultaten van geaccrediteerde laboratoria te verstrekken. De autoriteiten van Bangladesh hebben tevens aangegeven dat een chemisch decontaminatiemiddel wordt gebruikt om betelbladeren te ontsmetten, zonder enig bewijs wat de veiligheid en toxiciteit van het gebruikte product betreft. Bovendien zijn ondanks de aanneming en blijvende toepassing van een sinds mei 2013 door Bangladesh zelf opgelegd verbod op de uitvoer van betelbladeren sinds de aanneming daarvan toch nog 29 RASFF-kennisgevingen gemeld. Er kan derhalve niet worden geconcludeerd dat de door Bangladesh geboden garanties voldoende zijn om de ernstige risico's voor de menselijke gezondheid weg te nemen. De bij Uitvoeringsbesluit 2014/88/EU vastgestelde noodmaatregelen moeten derhalve van kracht blijven.

(5)

De geldigheidsduur van Uitvoeringsbesluit 2014/88/EU moet daarom opnieuw worden verlengd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 4 van Uitvoeringsbesluit 2014/88/EU wordt vervangen door:

„Artikel 4

Dit besluit is van toepassing tot en met 30 juni 2020.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 28 juni 2018.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2014/88/EU van de Commissie van 13 februari 2014 tot tijdelijke opschorting van de invoer uit Bangladesh van levensmiddelen die betelbladeren („Piper betle”) bevatten of die daaruit bestaan (PB L 45 van 15.2.2014, blz. 34).

(3)  Uitvoeringsbesluit 2014/510/EU van de Commissie van 29 juli 2014 houdende wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/88/EU tot tijdelijke opschorting van de invoer uit Bangladesh van levensmiddelen die betelbladeren („Piper betle”) bevatten of die daaruit bestaan, wat betreft de geldigheidsduur van dat besluit (PB L 228 van 31.7.2014, blz. 33).

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1028 van de Commissie van 26 juni 2015 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/88/EU tot tijdelijke opschorting van de invoer uit Bangladesh van levensmiddelen die betelbladeren („Piper betle”) bevatten of die daaruit bestaan, wat betreft de geldigheidsduur van dat besluit (PB L 163 van 30.6.2015, blz. 53).

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/884 van de Commissie van 1 juni 2016 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/88/EU tot tijdelijke opschorting van de invoer uit Bangladesh van levensmiddelen die betelbladeren („Piper betle”) bevatten of die daaruit bestaan, wat betreft de geldigheidsduur van dat besluit (PB L 146 van 3.6.2016, blz. 29).

(6)  Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).


2.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/42


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/936 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2018

houdende toestemming voor de lidstaten om bepaalde afwijkingen vast te stellen krachtens Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 4003)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (1), en met name artikel 6, leden 2 en 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I, deel I.3, bijlage II, deel II.3, en bijlage III, deel III.3, van Richtlijn 2008/68/EG bevatten lijsten van nationale afwijkingen die de mogelijkheid bieden rekening te houden met specifieke nationale omstandigheden. Verschillende lidstaten hebben een aantal nieuwe nationale afwijkingen en diverse wijzigingen van toegestane afwijkingen aangevraagd.

(2)

Deze afwijkingen moeten worden toegestaan.

(3)

Aangezien bijlage I, deel I.3, bijlage II, deel II.3, en bijlage III, deel III.3, derhalve moeten worden aangepast, verdient het ter wille van de duidelijkheid de voorkeur die bijlagen volledig te vervangen.

(4)

Richtlijn 2008/68/EG moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 2008/68/EG ingestelde Comité inzake het vervoer van gevaarlijke goederen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde lidstaten krijgen toestemming om de in die bijlage vermelde afwijkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied toe te passen.

Deze afwijkingen moeten zonder onderscheid worden toegepast.

Artikel 2

Bijlage I, deel I.3, bijlage II, deel II.3, en bijlage III, deel III.3, van Richtlijn 2008/68/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2018.

Voor de Commissie

Violeta BULC

Lid van de Commissie


(1)  PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13.


BIJLAGE

De bijlagen I, II en III bij Richtlijn 2008/68/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

in bijlage I wordt deel I.3 vervangen door:

„I.3.   Nationale afwijkingen

Op grond van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/68/EG aan lidstaten toegestane afwijkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied.

Nummering van de afwijkingen: RO-a/bi/bii-LS-nn

RO = wegvervoer

a/bi/bii = artikel 6, lid 2, onder a)/onder b), i)/onder b), ii)

LS = afkorting van de lidstaat

nn = volgnummer

Op grond van artikel 6, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/68/EG

AT Oostenrijk

RO-a-AT-1

Betreft: kleine hoeveelheden van alle klassen, behalve 1, 6.2 en 7

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 3.4

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoer van gevaarlijke goederen, verpakt in beperkte hoeveelheden.

Inhoud van de nationale wetgeving: tot 30 kg of 30 liter gevaarlijke goederen die niet tot de categorieën 0 of 1 behoren in beperkte hoeveelheden in binnenverpakkingen, in ADR-conforme verpakkingen of als stevige artikelen, mogen samen worden verpakt in op X-straling geteste dozen.

Eindgebruikers mogen deze goederen ophalen in de winkel of terugbrengen naar een winkel; handelaars mogen ze vervoeren naar de eindgebruiker of tussen hun winkels.

De maximumhoeveelheid voor een vervoerseenheid bedraagt 333 kg of liter en de afstand mag niet meer dan 100 km bedragen.

De dozen moeten over een gestandaardiseerde etikettering beschikken en vergezeld gaan van een vereenvoudigd vervoersdocument.

Er gelden enkele ladings- en behandelingsvoorschriften.

Referentie van de nationale wetgeving: —

Toelichting:

Vervaldatum: 30 juni 2022.

BE België

RO-a-BE-1

Betreft: klasse 1 — Kleine hoeveelheden.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Bij punt 1.1.3.6 wordt de hoeveelheid springstoffen voor mijnbouw die in een gewoon voertuig mag worden vervoerd, beperkt tot 20 kg.

Inhoud van de nationale wetgeving: Exploitanten van opslagplaatsen die ver van de bevoorradingsplaatsen liggen, kunnen toestemming krijgen om ten hoogste 25 kg dynamiet of moeilijk ontvlambare springstoffen en 300 slagpijpjes te vervoeren met gewone motorvoertuigen onder de voorwaarden die door de dienst der springstoffen moeten worden vastgesteld.

Referentie van de nationale wetgeving: artikel 111 van het Koninklijk Besluit van 23 september 1958 betreffende springstoffen.

Vervaldatum: 30 juni 2020.

RO-a-BE-2

Betreft: vervoer van ongereinigde lege houders die producten van verschillende klassen hebben bevat.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.6

Inhoud van de nationale wetgeving: vermelding op het vervoersdocument: „ongereinigde lege verpakkingen die producten van verschillende klassen hebben bevat”.

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 6-97.

Vervaldatum: 31 december 2022.

RO-a-BE-3

Betreft: Invoering van RO-a-UK-4.

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 4-2004

Vervaldatum: 31 december 2022.

RO-a-BE-4

Betreft: vrijstelling van alle ADR-voorschriften voor het binnenlands vervoer van ten hoogste 1 000 gebruikte ionische rookmelders van particuliere huishoudens naar de verwerkingsinstallatie in België via de inzamelingspunten die zijn opgenomen in het scenario voor de gescheiden inzameling van rookmelders.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: alle voorschriften

Inhoud van de nationale wetgeving: voor het huishoudelijk gebruik van ionische rookmelders geldt vanuit radiologisch oogpunt geen regelgeving wanneer de rookmelder van een goedgekeurd type is. Het vervoer van deze rookmelders naar de eindgebruiker is ook vrijgesteld van de ADR-voorschriften. (zie 1.7.1.4, onder e)).

Krachtens Richtlijn 2002/96/EG betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moeten gebruikte rookmelders gescheiden worden ingezameld voor de behandeling van de printplaten en (voor ionische rookmelders) om de radioactieve stoffen te verwijderen. Met het oog op die gescheiden inzameling is een scenario ontwikkeld om particuliere huishoudens te stimuleren hun gebruikte rookmelders naar een inzamelingspunt te brengen om deze rookmelders van daar, soms via een tweede inzamelingspunt of een tijdelijke opslagplaats, naar een verwerkingsinstallatie te vervoeren.

Op de inzamelingspunten zijn metalen verpakkingen voor maximaal 1 000 rookmelders beschikbaar. Vanuit deze punten kan één pakket met rookmelders samen met ander afval naar een tijdelijke opslagplaats of de verwerkingsinstallatie worden vervoerd. Het pakket wordt gemerkt met het woord „rookmelder”.

Referentie van de nationale wetgeving: Het scenario voor de gescheiden inzameling van rookmelders maakt deel uit van de voorwaarden voor de verwijdering van goedgekeurde instrumenten die zijn opgenomen in artikel 3.1.d.2 van het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001: het algemeen reglement stralingsbescherming.

Toelichting: Deze afwijking is nodig om de gescheiden inzameling van gebruikte ionische rookmelders mogelijk te maken.

Vervaldatum: 30 juni 2020.

DE Duitsland

RO-a-DE-1

Betreft: gemengde verpakking en gemengde lading van auto-onderdelen met classificatie 1.4G en bepaalde gevaarlijke goederen (n4).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.10 en 7.5.2.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen inzake gemengde verpakking en gemengde lading.

Inhoud van de nationale wetgeving: UN 0431 en UN 0503 mogen, in bepaalde in de vrijstelling vermelde hoeveelheden, samen met bepaalde gevaarlijke goederen (producten in verband met de autofabricage) worden geladen. De waarde 1 000 (vergelijkbaar met 1.1.3.6.4) mag niet worden overschreden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 28.

Toelichting: De afwijking is nodig om de snelle levering van veiligheidsonderdelen voor auto's mogelijk te maken, afhankelijk van de plaatselijke vraag. Gezien het uitgebreide gamma van producten hebben plaatselijke garages die doorgaans niet in voorraad.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-DE-2

Betreft: vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument en een expediteursverklaring bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen, als bepaald onder punt 1.1.3.6 (n1).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.1 en 5.4.1.1.6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: inhoud van het vervoersdocument.

Inhoud van de nationale wetgeving: voor alle klassen behalve klasse 7: Er is geen vervoersdocument nodig indien de hoeveelheid vervoerde goederen niet groter is dan de onder 1.1.3.6 vermelde hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 18.

Toelichting: De informatie die wordt verstrekt door kenmerking en etikettering van verpakkingen wordt voor het binnenlands vervoer voldoende geacht, aangezien een vervoersdocument bij lokale distributie niet altijd vereist is.

Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 22 (krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG).

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-DE-3

Betreft: vervoer van meetstandaards en brandstofpompen (leeg en ongereinigd).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: bepalingen voor de UN-nummers 1202, 1203 en 1223.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verpakking, kenmerking, documenten, instructies voor vervoer en behandeling, instructies voor de bemanning van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: specificatie van voorschriften en aanvullende bepalingen voor de toepassing van de afwijking; tot 1 000 l: vergelijkbaar met lege, ongereinigde verpakkingen; boven 1 000 l: naleving van bepaalde voorschriften voor tanks; vervoer uitsluitend leeg en ongereinigd.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 24.

Toelichting: lijst nr. 7, 38, 38a.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-DE-5

Betreft: toestemming voor gezamenlijke verpakking.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.10.4 MP2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod op gezamenlijke verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 1.4S, 2, 3 en 6.1; toestemming voor gezamenlijke verpakking van voorwerpen in klasse 1.4S (patronen voor kleine wapens), spuitbussen (klasse 2) en materialen voor reiniging en behandeling in de klassen 3 en 6.1 (vermelde UN-nummers) die als één geheel worden verkocht in gecombineerde verpakkingen in verpakkingsgroep II en in kleine hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 21.

Toelichting: lijst nr. 30*, 30a, 30b, 30c, 30d, 30e, 30f en 30 g.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

DK Denemarken

RO-a-DK-2

Betreft: vervoer over de weg van verpakkingen met ontplofbare stoffen en verpakkingen met ontstekingsinrichtingen in eenzelfde voertuig.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.2.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen gemengde verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: bij het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg moeten de regels van de ADR in acht worden genomen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 af 15. august 2001 om vejtransport af farligt gods § 4, stk. l.

Toelichting: Praktisch gezien moet men op eenzelfde voertuig explosieve stoffen samen met ontstekingsinrichtingen kunnen laden voor vervoer van deze goederen van de plaats van opslag naar de plaats van gebruik en terug.

Wanneer de Deense wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen wordt gewijzigd, zullen de Deense autoriteiten dergelijk vervoer onder de volgende voorwaarden toestaan:

1.

Er mogen niet meer dan 25 kg explosieve stoffen van groep D tegelijk worden vervoerd;

2.

Er mogen niet meer dan 200 stuks ontstekingsinrichtingen van groep B tegelijkertijd worden vervoerd;

3.

Ontstekingsinrichtingen en explosieve stoffen moeten afzonderlijk worden verpakt in door de VN gecertificeerde verpakkingen in overeenstemming met de voorschriften van Richtlijn 2000/61/EG tot wijziging van Richtlijn 94/55/EG;

4.

Tussen verpakkingen met ontstekingsinrichtingen en verpakkingen met explosieve stoffen moet een afstand van ten minste 1 m worden bewaard, zelfs wanneer er plotseling moet worden geremd. Verpakkingen met ontstekingsinrichtingen en verpakkingen met explosieve stoffen moeten zo worden geplaatst dat zij snel uit het voertuig kunnen worden gehaald;

5.

Alle andere regels inzake het vervoer van gevaarlijke goederen moeten worden nageleefd.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-DK-3

Betreft: vervoer over de weg van verpakkingen en voorwerpen die afval of resten van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen bevatten, die bij huishoudens en bepaalde bedrijven voor verwijdering zijn ingezameld.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: delen en hoofdstukken 2, 3, 4.1, 5.1, 5.2, 5.4, 6, 8.1 en 8.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatiebepalingen, bijzondere bepalingen, bepalingen voor verpakking, verzendingsprocedures, eisen voor het vervaardigen en testen van verpakkingen, algemene eisen voor vervoersmiddelen en -uitrusting aan boord en opleidingseisen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Binnenverpakkingen of voorwerpen die afval of resten van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen bevatten, die bij huishoudens of bedrijven voor verwijdering zijn ingezameld, mogen in bepaalde buitenverpakkingen en/of oververpakkingen samen worden verpakt en verzonden volgens speciale verzendingsprocedures, inclusief beperkingen op speciale verpakkingen en markeringen. De hoeveelheid gevaarlijke goederen per binnenverpakking, buitenverpakking en/of vervoerseenheid is beperkt.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 818 af 28. juni 2011 om vejtransport af farligt gods § 4, stk. 3.

Toelichting: Afvalbeheerders kunnen niet alle bepalingen van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG toepassen wanneer afval met resten van gevaarlijke goederen ter verwijdering verzameld is bij huishoudens en bedrijven. Het afval is gewoonlijk verpakt in verpakkingen die in de detailhandel zijn verkocht.

Vervaldatum: 1 januari 2019.

FI Finland

RO-a-FI-1

Betreft: vervoer van bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen in bussen.

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder a)

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: delen 1, 4 en 5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen, verpakkingsvoorschriften, kenmerking en documentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving:

In passagiersbussen mogen kleine hoeveelheden specifieke gevaarlijke goederen als vracht worden vervoerd, voor zover de totale hoeveelheid niet meer dan 200 kg bedraagt. Privépersonen mogen gevaarlijke goederen als bedoeld in punt 1.1.3 aan boord van een bus vervoeren wanneer die goederen verpakt zijn voor verkoop in de detailhandel en bestemd zijn voor persoonlijk gebruik. De totale hoeveelheid ontvlambare vloeistoffen in hervulbare recipiënten mag niet meer dan 5 l bedragen.

Referentie van de nationale wetgeving:

Reglement van het Finse Agentschap voor vervoersveiligheid betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en Regeringsbesluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (194/2002).

Vervaldatum: 30 juni 2021

RO-a-FI-2

Betreft: beschrijving van lege tanks in het vervoersdocument.

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder a)

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: deel 5, 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn:

bijzondere voorschriften voor het vervoer in tankwagens of vervoerseenheden met meer dan één tank.

Inhoud van de nationale wetgeving:

Bij het vervoer van lege, ongereinigde tankwagens of vervoerseenheden met meer dan één tank met een etikettering overeenkomstig punt 5.3.2.1.3, mag de stof met het laagste vlampunt in het vervoersdocument worden vermeld als laatst vervoerde stof.

Referentie van de nationale wetgeving:

Reglement van het Finse Agentschap voor vervoersveiligheid betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-FI-3

Betreft: bebording en kenmerking van de vervoerseenheid voor explosieven.

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder a)

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.2.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene voorschriften voor oranje borden.

Inhoud van de nationale wetgeving:

Op vervoerseenheden (normaal gesproken kleine vrachtwagens) die kleine hoeveelheden explosieven (maximaal 1 000 kg netto) naar steengroeven en werklocaties vervoeren, mag aan de voor- en achterkant een bord worden aangebracht volgens model 1.

Referentie van de nationale wetgeving:

Reglement van het Finse Agentschap voor vervoersveiligheid betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

FR Frankrijk

RO-a-FR-2

Betreft: vervoer van maximum 15 kg afval uit de gezondheidszorg met een besmettingsrisico dat onder UN 3291 valt.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.

Inhoud van de nationale wetgeving: vrijstelling van de ADR-voorschriften voor het vervoer van afval uit de gezondheidszorg waarbij er sprake is van besmettingsrisico dat onder UN 3291 valt, met een massa van ten hoogste 15 kg.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Article 12.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-FR-5

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in het openbaar vervoer (18).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 8.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoer van passagiers en gevaarlijke goederen.

Inhoud van de nationale wetgeving: andere gevaarlijke goederen dan die van klasse 7 mogen in het openbaar vervoer als handbagage worden vervoerd: alleen de in 4.1, 5.2 en 3.4 vermelde bepalingen inzake verpakking, kenmerking en etikettering van pakketten zijn van toepassing.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 29 mai 2009 relatif au transport des marchandises dangereuses par voies terrestres, annexe I paragraphe 3.1.

Toelichting: in handbagage worden alleen gevaarlijke goederen voor persoonlijk of eigen beroepsmatig gebruik toegestaan. Patiënten met ademhalingsproblemen mogen draagbare gashouders in de voor één reis benodigde hoeveelheid meenemen.

Vervaldatum: 28 februari 2022.

RO-a-FR-6

Betreft: vervoer van kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen voor eigen rekening (18).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting om een vervoersdocument te hebben.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer voor eigen rekening van kleine hoeveelheden andere gevaarlijke goederen dan die van klasse 7 waarbij de onder 1.1.3.6 gestelde grenswaarden niet worden overschreden, is vrijgesteld van de onder 5.4.1 vermelde verplichting om in het bezit te zijn van een vervoersdocument.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 29 mai 2009 relatif au transport des marchandises dangereuses par voies terrestres annexe I, paragraphe 3.2.1.

Vervaldatum: 28 februari 2022.

RO-a-FR-7

Betreft: vervoer over de weg van monsters van chemische stoffen, mengsels en voorwerpen die gevaarlijke goederen bevatten, met het oog op markttoezicht.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 tot en met 9

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen, classificatie, bijzondere bepalingen en vrijstellingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen die verpakt zijn in kleine hoeveelheden, bepalingen betreffende het gebruik van verpakkingen en tanks, verzendingsprocedures, eisen voor de vervaardiging van verpakkingen, bepalingen inzake vervoersvoorwaarden, behandeling, laden en lossen, eisen inzake vervoersapparatuur en vervoersactiviteiten, eisen inzake de vervaardiging en goedkeuring van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: monsters van chemische stoffen, mengsels en voorwerpen die gevaarlijke goederen bevatten en die met het oog op analyse worden vervoerd in het kader van een markttoezichtsactiviteit, moeten in combinatieverpakkingen worden verpakt. Ze moeten beantwoorden aan de regels inzake maximumhoeveelheden voor binnenverpakkingen, afhankelijk van het type gevaarlijke goederen. De buitenverpakking moet beantwoorden aan de eisen voor stevige plastic dozen (4H2, hoofdstuk 6.1 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG). Op de buitenverpakking moeten het in punt 3.4.7, bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG, vermelde merkteken en de tekst „Echantillons destinés à l'analyse” (monsters voor analyse) worden aangebracht. Als aan deze voorschriften is voldaan, is het vervoer vrijgesteld van de toepassing van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 12 décembre 2012 modifiant l'arrêté du 29 mai 2009 relatif aux transports de marchandises dangereuses par voies terrestres

Toelichting: De afwijking van punt 1.1.3, bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG voorziet niet in het vervoer van monsters van gevaarlijke goederen die met het oog op analyse zijn genomen door of namens de bevoegde autoriteiten. Om te zorgen voor effectief markttoezicht heeft Frankrijk een procedure vastgesteld op basis van het systeem dat van toepassing is op beperkte hoeveelheden, teneinde de veiligheid te garanderen van het vervoer van monsters die gevaarlijke goederen bevatten. Aangezien de bepalingen van tabel A niet altijd kunnen worden toegepast, is de beperking van de hoeveelheid voor de binnenverpakking vanuit een meer operationeel standpunt gedefinieerd.

Vervaldatum: 1 januari 2019.

HU Hongarije

RO-a-HU-1

Betreft: invoering van RO-a-DE-2

Referentie van de nationale wetgeving: A nemzeti fejlesztési miniszter rendelete az ADR Megállapodás A és B Mellékletének belföldi alkalmazásáról

Vervaldatum: 30 januari 2020.

RO-a-HU-2

Betreft: invoering van RO-a-UK-4

Referentie van de nationale wetgeving: A nemzeti fejlesztési miniszter rendelete az ADR Megállapodás A és B Mellékletének belföldi alkalmazásáról

Vervaldatum: 30 januari 2020.

IE Ierland

RO-a-IE-1

Betreft: vrijstelling van ADR-voorschrift 5.4.0 voor een vervoersdocument voor het vervoer van pesticiden van ADR-klasse 3 die onder 2.2.3.3 zijn aangeduid als FT2-pesticiden (vlampunt < 23 °C) en ADR-klasse 6.1 die onder 2.2.61.3 zijn aangeduid als T6-pesticiden, vloeibaar (vlampunt niet lager dan 23 °C), wanneer de hoeveelheden vervoerde gevaarlijke goederen niet groter zijn dan de in punt 1.1.3.6 van de ADR vermelde hoeveelheden.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschrift inzake vervoersdocumenten.

Inhoud van de nationale wetgeving: Een vervoersdocument is niet nodig voor het vervoer van pesticiden van ADR-klassen 3 en 6.1 wanneer de hoeveelheid vervoerde gevaarlijke goederen niet groter is dan de onder 1.1.3.6 van de ADR vermelde hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(9) of the „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004”.

Toelichting: overbodig en bewerkelijk voorschrift voor het plaatselijk vervoer en de plaatselijke levering van dergelijke pesticiden.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-IE-4

Betreft: vrijstelling van de voorschriften van de hoofdstukken 5.3, 5.4, 7 en bijlage B van de ADR voor het vervoer van gascilinders voor tapinstallaties (voor dranken) die op hetzelfde voertuig worden vervoerd als de dranken (waarvoor ze worden gebruikt).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.3, 5.4, 7 en bijlage B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: het kenmerken van de voertuigen, de mee te nemen documentatie en de bepalingen betreffende de vervoersmiddelen en het vervoer.

Inhoud van de nationale wetgeving: vrijstelling van de voorschriften van de hoofdstukken 5.3 en 5.4, 7 en bijlage B van de ADR voor gascilinders die worden gebruikt voor het tappen van dranken en die op hetzelfde voertuig worden vervoerd als de dranken (waarvoor ze worden gebruikt).

Referentie van de nationale wetgeving: voorgesteld amendement van de „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”.

Toelichting: De hoofdactiviteit is de distributie van verpakte dranken, die niet onder de ADR vallen, samen met kleine hoeveelheden kleine cilinders met bijbehorende gassen voor tapinstallaties.

Voorheen uit hoofde van artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-IE-5

Betreft: vrijstelling, voor binnenlands vervoer binnen Ierland, van de in de hoofdstukken 6.2 en 4.1 van de ADR vermelde voorschriften voor de constructie en beproeving van houders en de voorschriften voor het gebruik daarvan voor cilinders en drukvaten voor gassen van klasse 2 die een multimodaal vervoerstraject hebben afgelegd, met inbegrip van vervoer over zee, wanneer i) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden vervaardigd, beproefd en gebruikt, ii) deze cilinders en drukvaten niet in Ierland worden nagevuld maar nominaal leeg naar het land van herkomst van het multimodale vervoerstraject worden geretourneerd en iii) deze cilinders en drukvaten lokaal in kleine hoeveelheden worden gedistribueerd.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.4.2, 4.1 en 6.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen inzake multimodale vervoerstrajecten, met inbegrip van vervoer over zee, het gebruik van cilinders en drukvaten voor gassen van ADR-klasse 2 en de constructie en beproeving van deze cilinders en drukvaten voor gassen van ADR-klasse 2.

Inhoud van de nationale wetgeving: de bepalingen van de hoofdstukken 4.1 en 6.2 zijn niet van toepassing op cilinders en drukvaten voor gassen van klasse 2, mits i) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code zijn vervaardigd en beproefd, ii) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden gebruikt, iii) deze cilinders en drukvaten via een multimodaal vervoerstraject, met inbegrip van vervoer over zee, naar de afzender zijn vervoerd, iv) het vervoer van deze cilinders en drukvaten naar de eindgebruiker bestaat uit één traject, dat binnen één dag wordt afgelegd, van de bestemmeling van het multimodale vervoer (bedoeld onder iii)), v) deze cilinders en drukvaten niet in het binnenland worden nagevuld maar nominaal leeg naar het land van herkomst van het multimodale vervoerstraject (bedoeld onder iii)) worden geretourneerd, en vi) deze cilinders en drukvaten lokaal in het binnenland in kleine hoeveelheden worden gedistribueerd.

Referentie van de nationale wetgeving: voorgesteld amendement van de „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”.

Toelichting: De gassen in deze cilinders en drukvaten voldoen aan een door de eindgebruikers verlangde specificatie en moeten derhalve van buiten het ADR-gebied worden ingevoerd. Na gebruik moeten deze nominaal lege cilinders en drukvaten naar het land van herkomst worden geretourneerd om met het gas met de speciale specificatie te worden nagevuld — ze worden niet in Ierland en zelfs niet binnen het ADR-gebied nagevuld. Ze voldoen weliswaar niet aan de ADR, maar voldoen wel aan en zijn geaccepteerd voor de IMDG-code. De eindbestemming van het multimodale vervoerstraject, dat buiten het ADR-gebied begint, is de locatie van de importeur, vanwaar deze cilinders en drukvaten in kleine hoeveelheden lokaal binnen Ierland naar de eindgebruiker worden gedistribueerd. Dit vervoer binnen Ierland valt onder het gewijzigde artikel 6, lid 9, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-IE-6

Betreft: vrijstelling van een aantal bepalingen van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG inzake de verpakking, kenmerking en etikettering van kleine hoeveelheden (beneden de grenswaarden van 1.1.3.6) verlopen pyrotechnische voorwerpen van classificatiecodes 1.3G, 1.4G en 1.4S van klasse 1 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG met identificatienummers UN 0092, UN 0093, UN 0191, UN 0195, UN 0197, UN 0240, UN 0312, UN 0403, UN 0404, UN 0453, UN 0505, UN 0506 of UN 0507 die voor verwijdering naar een legerkazerne of -terrein worden vervoerd.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: delen 1, 2, 4, 5 en 6.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen, classificatie, verpakkingsvoorschriften, verzendingsvoorschriften, constructie en beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: De bepalingen van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG inzake de verpakking, kenmerking en etikettering van verlopen pyrotechnische voorwerpen met identificatienummers UN 0092, UN 0093, UN 0191, UN 0195, UN 0197, UN 0240, UN 0312, UN 0403, UN 0404, UN 0453, UN 0505, UN 0506 of UN 0507 die naar een legerkazerne of -terrein worden vervoerd, zijn niet van toepassing, mits aan de algemene bepalingen van de bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG inzake verpakking wordt voldaan en in het vervoersdocument aanvullende informatie wordt opgenomen. De afwijking geldt alleen voor lokaal vervoer van kleine hoeveelheden vervallen pyrotechnische voorwerpen naar de dichtstbijzijnde militaire kazerne voor veilige verwijdering.

Referentie van de nationale wetgeving: S.I. 349 of 2011 Regulation 57 (f) en (g)

Toelichting: Het vervoer van kleine hoeveelheden „verlopen” pyrotechnische scheepvaartuitrusting, met name van eigenaren van pleziervaartuigen en scheepsbevoorraders, naar legerkazernes of -terreinen voor een veilige verwijdering daarvan heeft problemen opgeleverd, vooral wat de verpakkingsvoorschriften betreft. Deze afwijking geldt voor lokaal vervoer van kleine hoeveelheden (beneden de grenswaarde van 1.1.3.6), voor alle aan pyrotechnische scheepvaartuitrusting toegekende UN-nummers.

Vervaldatum: 30 januari 2020.

RO-a-IE-7

Betreft: invoering van RO-a-UK-4

Referentie van de nationale wetgeving: —

Vervaldatum: 30 juni 2022.

PT Portugal

RO-a-PT-3

Betreft: invoering van RO-a-UK-4

Referentie van de nationale wetgeving: —

Vervaldatum: 30 januari 2022.

SE Zweden

RO-a-SE-1

Betreft: invoering van RO-a-FR-7

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder a) (kleine hoeveelheden)

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 tot en met 9.

Inhoud van de richtlijn:

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om visa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting:

Vervaldatum: 30 juni 2022.

UK Verenigd Koninkrijk

RO-a-UK-1

Betreft: vervoer van bepaalde voorwerpen die laagradioactieve materialen bevatten, zoals klokken, horloges, rookmelders en wijzerplaten voor kompassen (E1).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: de meeste ADR-voorschriften.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van materialen van klasse 7.

Inhoud van de nationale wetgeving: volledige vrijstelling van de bepalingen van de nationale regelgeving voor bepaalde handelsproducten die beperkte hoeveelheden radioactief materiaal bevatten (een lichtgevend product dat is bedoeld om door een persoon te worden gedragen; maximaal 500 rookmelders voor huishoudelijk gebruik met een individuele activiteit van maximaal 40 kBq, of maximaal vijf tritiumlichtbronnen op basis van gas met een individuele activiteit van maximaal 10 GBq in eenzelfde voertuig of spoorvoertuig).

Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002: Regulation 5(4)(d). The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(10).

Toelichting: Deze afwijking is een maatregel voor de korte termijn en wordt overbodig wanneer soortgelijke wijzigingen van de regels van de IAEA (Internationale Organisatie voor Atoomenergie) in de ADR zijn opgenomen.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-UK-2

Betreft: vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen (niet van klasse 7) als gedefinieerd onder 1.1.3.6 (E2).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6.2 en 1.1.3.6.3

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstelling van bepaalde voorschriften voor bepaalde hoeveelheden per vervoerseenheid.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor beperkte hoeveelheden is geen vervoersdocument nodig, behalve wanneer deze deel uitmaken van een grotere lading.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(7)(a).

Toelichting: Deze vrijstelling is bedoeld voor binnenlands vervoer, waarbij een vervoersdocument niet altijd zinvol is voor lokale distributie.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-UK-3

Betreft: vrijstelling van het voorschrift dat voertuigen die laagradioactieve materialen vervoeren, brandblusapparatuur aan boord moeten hebben (E4).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 8.1.4

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschrift dat voertuigen brandblusapparatuur aan boord moeten hebben.

Inhoud van de nationale wetgeving: ontheffing van het voorschrift brandblusapparatuur aan boord te hebben wanneer uitsluitend vrijgestelde colli worden vervoerd (UN 2908, 2909, 2910 en 2911).

Beperking van het voorschrift wanneer slechts een klein aantal pakketten wordt vervoerd.

Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002: Regulation 5(4)(d).

Toelichting: Het aan boord hebben van brandblusapparatuur is in de praktijk niet relevant voor het vervoer van UN 2908, 2909, 2910 en 2911, die vaak in kleine voertuigen worden vervoerd.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-UK-4

Betreft: distributie van goederen in binnenverpakkingen naar detailhandelaren of gebruikers (m.u.v. de klassen 1, 4.2, 6.2 en 7) van lokale magazijnen naar detailhandelaren of gebruikers en van detailhandelaren naar eindgebruikers (N1).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 6.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de constructie en de beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Verpakkingen moeten geen RID/ADR- of UN-kenmerk hebben gekregen of anderszins zijn gemerkt als ze goederen bevatten als bepaald in bijlage 3.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7(4) and Regulation 36 Authorisation Number 13.

Toelichting: ADR-voorschriften zijn niet geschikt voor de laatste fasen van het vervoer van een magazijn naar een detailhandelaar of gebruiker of van een detailhandelaar naar een eindgebruiker. Deze afwijking moet het mogelijk maken binnenverpakkingen van goederen voor kleinhandelsdistributie op het laatste deel van een lokaal distributietraject zonder buitenverpakking te vervoeren.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-UK-5

Betreft: toestaan van afwijkende maximale totale hoeveelheden per vervoerseenheid voor de goederen van klasse 1 in de categorieën 1 en 2 van de tabel onder 1.1.3.6.3 (N10).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6.3 en 1.1.3.6.4

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen voor per vervoerseenheid vervoerde hoeveelheden.

Inhoud van de nationale wetgeving: regels inzake vrijstellingen voor beperkte hoeveelheden en samenlading van explosieven.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 13 and Schedule 5; reg. 14 and Schedule 4.

Toelichting: toestaan van afwijkende grenswaarden voor hoeveelheden goederen van klasse 1, namelijk „50” voor categorie 1 en „500” voor categorie 2. Voor de berekening van gemengde ladingen worden de vermenigvuldigingsfactoren „20” voor categorie 1 en „2” voor categorie 2 gehanteerd.

Voorheen uit hoofde van artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-UK-6

Betreft: verhoging van de maximaal toegestane nettomassa van explosieven in voertuigen van type EX/II (N13).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.5.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: beperkingen op de vervoerde hoeveelheden explosieve stoffen en voorwerpen.

Inhoud van de nationale wetgeving: beperkingen op de vervoerde hoeveelheden explosieve stoffen en voorwerpen.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 13, Schedule 3.

Toelichting: De voorschriften van het VK staan een maximale nettomassa toe van 5 000 kg in voertuigen van type II voor compatibiliteitsgroepen 1.1C, 1.1D, 1.1E en 1.1J.

Veel in de Unie vervoerde voorwerpen van de klassen 1.1C, 1,1D, 1.1E en 1.1J zijn groot of omvangrijk en langer dan ongeveer 2,5 m. Het gaat hier vooral om explosieve voorwerpen voor militair gebruik. De beperkingen voor de constructie van EX/III-voertuigen (dit moeten gesloten voertuigen zijn) maken het laden en lossen van dergelijke voorwerpen heel moeilijk. Voor sommige voorwerpen zou zowel aan het begin als aan het eind van de reis gespecialiseerde laad- en losapparatuur nodig zijn. In de praktijk is die zelden voorhanden. Er worden in het Verenigd Koninkrijk maar weinig EX/III-voertuigen gebruikt en het zou voor de industrie uiterst problematisch zijn indien zou worden geëist dat voor het vervoer van dergelijke explosieven meer gespecialiseerde EX/III-voertuigen worden gebouwd.

In het Verenigd Koninkrijk worden militaire explosieven meestal door commerciële vervoersbedrijven vervoerd, die niet onder de vrijstelling voor militaire voertuigen in Richtlijn 2008/68/EG vallen. Om dit probleem te verhelpen heeft het VK altijd toestemming gegeven voor het vervoer van maximaal 5 000 kg van dergelijke voorwerpen op EX/II-voertuigen. De huidige grenswaarde volstaat niet altijd omdat een voorwerp meer dan 1 000 kg explosieven kan bevatten.

Sinds 1950 hebben zich slechts twee incidenten voorgedaan (beide in de jaren 1950) waarbij explosieven met een gewicht van meer dan 5 000 kg zijn ontploft. De incidenten werden veroorzaakt door een brandende band en een heet uitlaatsysteem waardoor de bekleding in brand vloog. Deze branden hadden zich ook met een kleinere lading kunnen voordoen. Er vielen geen doden of gewonden.

Empirisch bewijsmateriaal wijst erop dat het onwaarschijnlijk is dat correct verpakte explosieve voorwerpen door schokken, bijvoorbeeld bij een botsing, ontploffen. Uit militaire rapporten en de resultaten van proeven met de inslag van raketten blijkt dat de inslagsnelheid groter moet zijn dan die bij de 12 m-valproef om patronen tot ontploffing te brengen.

Deze maatregel heeft geen gevolgen voor de huidige veiligheidsnormen.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-UK-7

Betreft: vrijstelling van de eisen inzake toezicht voor kleine hoeveelheden van bepaalde goederen van klasse 1 (N12).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 8.4 en 8.5 S1(6)

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: eisen inzake toezicht voor voertuigen die bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen vervoeren.

Inhoud van de nationale wetgeving: bevat bepalingen voor veilig parkeren en toezicht, maar vereist, in tegenstelling tot hoofdstuk 8.5 S1(6) van de ADR, geen permanent toezicht op bepaalde ladingen van klasse 1.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 24.

Toelichting: De ADR-voorschriften inzake toezicht zijn in een nationale context niet altijd uitvoerbaar.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-UK-8

Betreft: versoepeling van de beperkingen voor het vervoer van gemengde ladingen explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen in wagens, voertuigen en containers (N4/5/6).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.2.1 en 7.5.2.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: beperkingen voor bepaalde soorten gemengde lading.

Inhoud van de nationale wetgeving: De nationale wetgeving is minder streng voor de gemengde lading van explosieven, mits deze zonder risico kunnen worden vervoerd.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, Regulation 18.

Toelichting: Het Verenigd Koninkrijk wil toestemming geven voor enkele afwijkingen op de regels voor het combineren van explosieven met andere explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen. Elke afwijking omvat een kwantitatieve beperking voor één of meer onderdelen van de lading en wordt alleen toegestaan mits „alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de explosieven in contact komen met deze goederen of deze anderszins in gevaar brengen of daardoor in gevaar worden gebracht”.

Voorbeelden van afwijkingen waarvoor het Verenigd Koninkrijk toestemming wenst te geven:

1.

Explosieven die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0029, 0030, 0042, 0065, 0081, 0082, 0104, 0241, 0255, 0267, 0283, 0289, 0290, 0331, 0332, 0360 of 0361 mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen die zijn geclassificeerd onder UN-nummer 1942. De hoeveelheid UN 1942 die mag worden vervoerd, wordt beperkt door deze te beschouwen als explosieven van 1.1D.

2.

Explosieven die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0191, 0197, 0312, 0336, 0403, 0431 of 0453 mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen (m.u.v. ontvlambare gassen, besmettelijke stoffen en giftige stoffen) in vervoerscategorie 2 of gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 2 niet meer dan 500 kg of 500 liter bedraagt en de totale nettomassa van deze explosieven niet meer dan 500 kg bedraagt.

3.

Explosieven van 1.4G mogen in één voertuig worden vervoerd met ontvlambare vloeistoffen en ontvlambare gassen van vervoerscategorie 2 of niet-ontvlambare niet-giftige gassen van vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen, opgeteld, niet groter is dan 200 kg of 200 liter en de totale nettomassa van de explosieven niet meer dan 20 kg bedraagt.

4.

Explosieve voorwerpen die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mogen worden vervoerd met explosieve voorwerpen in de compatibiliteitsgroepen D, E of F waarvoor ze een bestanddeel zijn. De totale hoeveelheid explosieve stoffen van de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mag niet meer dan 20 kg bedragen.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-UK-9

Betreft: alternatief voor het aanbrengen van oranje borden op kleine voertuigen bij het vervoer van kleine partijen radioactief materiaal.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting voor kleine voertuigen tot het voeren van oranje borden bij het vervoer van radioactief materiaal.

Inhoud van de nationale wetgeving: staat iedere in het kader van dit proces goedgekeurde vrijstelling toe. De aangevraagde vrijstelling luidt als volgt:

Voertuigen moeten:

a)

hetzij, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de ADR, par. 5.3.2, van grote oranje etiketten worden voorzien, of

b)

mogen in het geval van een voertuig dat niet meer dan tien verpakkingen met niet-splijtbaar of vrijgesteld splijtbaar radioactief materiaal vervoert, waarbij de som van de transportindexen van deze verpakkingen niet hoger is dan 3, een bord voeren dat voldoet aan de nationale wetgeving.

Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002, Regulation 5(4)(d).

Toelichting:

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-a-UK-10

Betreft: vervoer van maximum 15 kg afval uit de gezondheidszorg met een besmettingsrisico dat onder UN 3291 valt.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: alle bepalingen

Inhoud van de nationale wetgeving: vrijstelling van de voorschriften van bijlage I, deel I.1, voor het vervoer van maximum 15 kg afval uit de gezondheidszorg met een besmettingsrisico dat onder UN 3291 valt.

Referentie van de nationale wetgeving: Het VK heeft deze afwijking aanvankelijk toegestaan op grond van The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2009, als gewijzigd.

Vervaldatum: 1 januari 2023.

Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), i), van Richtlijn 2008/68/EG

BE België

RO-bi-BE-4

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in tanks voor verwijdering door verbranding.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 3.2

Inhoud van de nationale wetgeving: In afwijking van de tabel in hoofdstuk 3.2 mag voor het vervoer van vloeistof reactief met water, giftig, groep III, n.e.g., onder bepaalde omstandigheden een tank/container met tankcode L4BH in plaats van tankcode L4DH worden gebruikt.

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 01 — 2002

Toelichting: Deze regeling geldt alleen voor het vervoer van gevaarlijk afval over korte afstand.

Vervaldatum: 30 juni 2020.

RO-bi-BE-5

Betreft: vervoer van afval naar afvalverwijderingsinstallaties.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.2, 5.4, 6.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, kenmerking en voorschriften voor de verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: In plaats van de classificatie van afval aan de hand van de ADR wordt het in verschillende afvalgroepen geclassificeerd (brandbare oplosmiddelen, verf, zuren, batterijen enz.) om gevaarlijke reacties binnen één groep te voorkomen. De voorschriften voor de vervaardiging van verpakkingen zijn minder streng.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Toelichting: Deze regeling geldt voor het vervoer van kleine hoeveelheden afval naar afvalverwijderingsinstallaties.

Vervaldatum: 31 december 2022.

RO-bi-BE-6

Betreft: invoering van RO-bi-SE-5

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 01-2004.

Vervaldatum: 31 december 2022.

RO-bi-BE-7

Betreft: invoering van RO-bi-SE-6

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 02-2003.

Vervaldatum: 31 december 2022.

RO-bi-BE-8

Betreft: invoering van RO-bi-UK-2

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Vervaldatum: 31 december 2022.

RO-bi-BE-10

Betreft: vervoer in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijlagen A en B.

Inhoud van de nationale wetgeving: De afwijkingen hebben betrekking op de documentatie, het bestuurderscertificaat en/of de etikettering en kenmerking van verpakkingen

Referentie van de nationale wetgeving: afwijkingen 10-2012, 12-2012, 24-2013, 31-2013, 07-2014, 08-2014, 09-2014 en 38-2014.

Vervaldatum: 31 december 2022.

RO-bi-BE-11

Betreft: inzameling van butaan-propaan-cilinders zonder overeenstemmende etikettering

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.2.2.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: op gascilinders moeten gevarenetiketten aangebracht zijn.

Inhoud van de nationale wetgeving: tijdens de inzameling van cilinders die UN-1965 hebben bevat, moeten ontbrekende etiketten niet worden vervangen indien het voertuig zelf correct is gelabeld (model 2.1).

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 14-2016

Vervaldatum: 31 december 2022.

RO-bi-BE-12

Betreft: vervoer van UN 3509 in bulkcontainers met een afdekzeil

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 7.3.2.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: UN 3509 moet worden vervoerd in gesloten bulkcontainers

Inhoud van de nationale wetgeving: UN 3509 mag worden vervoerd in bulkcontainers met een afdekzeil

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 15-2016

Vervaldatum: 31 december 2022.

RO-bi-BE-13

Betreft: vervoer van DOT-cilinders

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 6.2.3.4 t.e.m. 6.2.3.9

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: gascilinders moeten worden geproduceerd en getest overeenkomstig hoofdstuk 6.2 van de ADR

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: gascilinders die overeenkomstig de voorschriften van het United States Department of Transportation (DOT) zijn geproduceerd en getest mogen worden gebruikt voor het vervoer van een beperkte lijst van in de bijlage bij de afwijking genoemde gassen

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking BWV01-2017

Vervaldatum: 31 december 2022.

DE Duitsland

RO-bi-DE-1

Betreft: vrijstelling voor bepaalde vermeldingen op het vervoersdocument (n2).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: inhoud van het vervoersdocument.

Inhoud van de nationale wetgeving: voor alle klassen, behalve de klassen 1 (behalve 1.4S), 5.2 en 7:

In het vervoersdocument moet geen vermelding worden opgenomen:

a)

van de ontvanger bij plaatselijke distributie (behalve voor een volledige lading en vervoer met specifieke trajecten);

b)

van de hoeveelheid en de aard van de verpakkingen als punt 1.1.3.6 niet van toepassing is en het voertuig aan alle bepalingen van de bijlagen A en B voldoet;

c)

voor lege, ongereinigde tanks volstaat het vervoersdocument van de laatste lading.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 18.

Toelichting: De toepassing van alle voorschriften is voor dergelijk vervoer niet uitvoerbaar.

Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 22 (krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG).

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-DE-3

Betreft: vervoer van verpakt gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 1 t.e.m. 5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, verpakking en kenmerking.

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 2 t.e.m. 6.1, 8 en 9: gezamenlijke verpakking en vervoer van gevaarlijk afval in pakketten en IBC's. Afval moet in een binnenverpakking (zoals ingezameld) worden verpakt en in specifieke afvalgroepen worden geclassificeerd (om gevaarlijke reacties binnen een afvalgroep te vermijden); gebruik van speciale schriftelijke instructies voor de afvalgroepen en als vrachtbrief; inzameling van huisvuil, laboratoriumafval enz.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 20.

Toelichting: Lijst nr. 6*

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-DE-5

Betreft: plaatselijk vervoer van UN 3343 (nitroglycerinemengsel, ongevoelig gemaakt, vloeibaar, ontvlambaar, niet anders gespecificeerd, met niet meer dan 30 % nitroglycerine) in tankcontainers, bij wijze van afwijking van punt 4.3.2.1.1 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 3.2, 4.3.2.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen inzake het gebruik van tankcontainers

Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer van nitroglycerine (UN 3343) in tankcontainers, over korte afstanden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1.   Eisen met betrekking tot tankcontainers

1.1.

Er mag alleen gebruik worden gemaakt van tankcontainers waarvoor een speciale toestemming is afgegeven en die beantwoorden aan de in hoofdstuk 6.8 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG vastgestelde bepalingen inzake constructie, uitrusting, vergunning van het constructiemodel, tests, etikettering en werking.

1.2.

Het sluitmechanisme van de tankcontainer moet zijn uitgerust met een decompressiesysteem dat opengaat bij een interne druk van 300 kPa (3 bar) boven de normale druk, waarbij een naar boven gerichte opening van minstens 135 cm2 (diameter: 132 mm) opengaat. Die opening mag zich na de activering niet opnieuw sluiten. Met het oog op de veiligheid kunnen een of meer veiligheidselementen met hetzelfde activeringsgedrag en overeenkomstig decompressieoppervlak worden gebruikt. Het constructietype van de veiligheidsinstallatie moet met succes de typetests hebben doorstaan en typegoedkeuring hebben verkregen van de verantwoordelijke autoriteit.

2.   Etikettering

Op elke tankcontainer moet aan beide zijden een etiket met een gevarenlabel worden aangebracht overeenkomstig model 3 van punt 5.2.2.2.2 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG.

3.   Exploitatiebepalingen

3.1.

Er moet op worden toegezien dat de nitroglycerine tijdens het vervoer evenredig verdeeld is in het flegmatiseringsmedium en dat geen ontmenging kan plaatsvinden.

3.2.

Tijdens het laden en lossen mag men niet in of op een voertuig blijven, behalve om de laad- en losapparatuur te bedienen.

3.3.

Op de losplaats worden de tankcontainers volledig geledigd. Als ze niet volledig kunnen worden geledigd, worden ze na het lossen vast afgesloten tot ze opnieuw worden gevuld.

Referentie van de nationale wetgeving: afwijking Noordrijn-Westfalen

Opmerkingen: Het betreft plaatselijk vervoer over de weg in tankcontainers, over korte afstanden, als onderdeel van een industrieel proces tussen twee vaste productievestigingen. Om een farmaceutisch product te produceren, levert productievestiging A, als onderdeel van een vervoersactiviteit die aan de regels beantwoordt, een ontvlambare (UN 1866) harsoplossing van verpakkingsgroep II in tankcontainers van 600 l aan productievestiging B. Daar wordt een nitroglycerineoplossing toegevoegd en gebeurt de menging, waardoor, voor verder gebruik, een lijmmengsel met ongevoelig gemaakte, vloeibare, ontvlambare, niet anders gespecificeerde nitroglycerine ontstaat, met niet meer dan 30 % nitroglycerine (UN 3343). Het vervoer van deze substantie terug naar vestiging A gebeurt ook met de bovenvermelde tankcontainers, die door de relevante autoriteit specifiek zijn gecontroleerd en goedgekeurd voor deze specifieke vervoersactiviteit en waarop de tankcode L10DN is aangebracht.

Vervaldatum: 30 juni 2022.

RO-bi-DE-6

Betreft: invoering van RO-bi-SE-6.

Referentie van de nationale wetgeving: § 1 Absatz 3 Nummer 1 der Gefahrgutverordnung Straße, Eisenbahn und Binnenschifffahrt (GGVSEB)

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-DE-7

Betreft: invoering van RO-bi-BE-10

Referentie van de nationale wetgeving:

Vervaldatum: 20 maart 2021.

DK Denemarken

RO-bi-DK-1

Betreft: UN 1202, 1203, 1223 en klasse 2 — geen vervoersdocument.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoersdocument vereist.

Inhoud van de nationale wetgeving: Bij het vervoer van minerale olieproducten van klasse 3, UN 1202, 1203 en 1223 en gassen van klasse 2 in het kader van distributie (aflevering van goederen aan twee of meer ontvangers en inzameling van ingeleverde goederen in vergelijkbare situaties) is een vervoersdocument niet vereist mits de schriftelijke instructies naast de krachtens de ADR vereiste informatie ook informatie over het UN-nummer, de naam en de klasse bevatten.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 af 15.8.2001 om vejtransport af farligt gods.

Toelichting: Deze nationale afwijking is toegestaan omdat oliemaatschappijen dankzij de ontwikkeling van elektronische apparatuur bijvoorbeeld permanent informatie over klanten naar hun voertuigen kunnen verzenden. Aangezien deze informatie bij het vertrek niet beschikbaar is en tijdens het vervoer naar het voertuig wordt verzonden, kunnen de vervoersdocumenten niet vóór het vertrek worden opgesteld. Dergelijk vervoer vindt binnen een beperkt gebied plaats.

Denemarken geniet een afwijking voor een soortgelijke bepaling krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-DK-2

Betreft: invoering van RO-bi-SE-6

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 437 af 6. juni 2005 om vejtransport af farligt gods, zoals gewijzigd.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-DK-3

Betreft: invoering van RO-bi-UK-1

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 437 af 6. juni 2005 om vejtransport af farligt gods, zoals gewijzigd

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-DK-4

Betreft: vervoer over de weg van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen van privéwoningen en bedrijven naar afvalinzamelingspunten of tussenliggende verwerkingsinstallaties met het oog op verwijdering.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 t.e.m. 9

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen, classificatiebepalingen, bijzondere bepalingen, verpakkingsvoorschriften, verzendingsprocedures, eisen voor het vervaardigen en testen van verpakkingen, bepalingen inzake vervoersvoorwaarden, laden, lossen en behandelen, voorschriften voor voertuigbemanningen, apparatuur, exploitatie en documentatie en voorschriften voor de constructie en goedkeuring van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Gevaarlijke goederen mogen onder bepaalde voorwaarden van privéwoningen en bedrijven naar afvalinzamelingspunten of tussenliggende verwerkingsinstallaties worden vervoerd met het oog op verwijdering. Al naargelang de aard en de risico's van het vervoer moeten andere voorschriften worden nageleefd, bijvoorbeeld wat betreft de hoeveelheid gevaarlijke goederen per binnenverpakking, per buitenverpakking en/of per vervoerseenheid en naargelang het vervoer van gevaarlijke goederen al dan niet verband houdt met de hoofdactiviteit van de ondernemingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 818 af 28. juni 2011 om vejtransport af farligt gods § 4, stk. 3.

Toelichting: Afvalbeheerders en bedrijven kunnen niet alle bepalingen van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG toepassen wanneer afval dat resten van gevaarlijke goederen kan bevatten, van privéwoningen en/of bedrijven wordt vervoerd naar inzamelingspunten met het oog op verwijdering. Het afval betreft gewoonlijk verpakkingen die oorspronkelijk zijn vervoerd op basis van de vrijstelling van punt 1.1.3.1, onder c), van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG en/of in de detailhandel zijn verkocht. De vrijstelling van punt 1.1.3.1, onder c), geldt echter niet voor vervoer naar afvalinzamelingspunten, en de bepalingen van punt 3.4 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG zijn niet geschikt voor het vervoer van afval van binnenverpakkingen.

Vervaldatum: 1 januari 2019.

EL Griekenland

RO-bi-EL-1

Betreft: Vrijstelling van veiligheidsvereisten voor vaste tanks (tankvoertuigen) met een bruto massa van minder dan 4 t die worden gebruikt voor plaatselijk vervoer van gasolie (UN 1202) en die voor de eerste maal in Griekenland zijn ingeschreven tussen 1 januari 1991 en 31 december 2002.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 1.6.3.6, 6.8.2.4.2, 6.8.2.4.3, 6.8.2.4.4, 6.8.2.4.5, 6.8.2.1.17-6.8.2.1.22, 6.8.2.1.28, 6.8.2.2, 6.8.2.2.1 en 6.8.2.2.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vereisten inzake constructie, uitrusting, typekeuring, inspectie en beproeving, en kenmerking van vaste tanks (tankvoertuigen), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks, waarvan de houders uit metaal vervaardigd zijn, en batterijvoertuigen, alsmede van MEGC's.

Inhoud van de nationale wetgeving: overgangsbepaling: Er mag nog gebruik worden gemaakt van vaste tanks (tankvoertuigen) met een bruto massa van minder dan 4 t, die uitsluitend worden gebruikt voor plaatselijk vervoer van gasolie (UN 1202), die voor het eerst in Griekenland zijn geregistreerd tussen 1 januari 1991 en 31 december 2002 en waarvan de dikte minder dan 3 mm bedraagt. De bepaling is bedoeld voor plaatselijk vervoer door in die periode geregistreerde voertuigen. Deze overgangsbepaling geldt alleen voor tankvoertuigen die zijn omgebouwd overeenkomstig punt 6.8.2.1.20 en aangepast overeenkomstig:

1.

De volgende paragrafen van de ADR betreffende inspecties en beproevingen: 6.8.2.4.2, 6.8.2.4.3, 6.8.2.4.4 en 6.8.2.4.5

2.

De tanks moeten voldoen aan de eisen van 6.8.2.1.28, 6.8.2.2.1 en 6.8.2.2.2.

Referentie van de nationale wetgeving: Τεχνικές Προδιαγραφές κατασκευής, εξοπλισμού και ελέγχων των δεξαμενών μεταφοράς συγκεκριμένων κατηγοριών επικινδύνων εμπορευμάτων για σταθερές δεξαμενές (οχήματα-δεξαμενές), αποσυναρμολογούμενες δεξαμενές που βρίσκονται σε κυκλοφορία (vereisten inzake de constructie, uitrusting, inspectie en beproeving van vaste tanks (tankvoertuigen) en afneembare tanks die in circulatie zijn, voor sommige categorieën gevaarlijke goederen).

Vervaldatum: 30 juni 2019.

ES Spanje

RO-bi-ES-2

Betreft: speciale apparatuur voor de distributie van ammoniakgas.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 6.8.2.2.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Om elk verlies van de inhoud bij beschadiging van de uitwendige laad- en losinrichtingen (pijpen, zijafsluiters) te voorkomen, moeten de inwendige afsluiter en de zitting daarvan zodanig ontworpen of beschermd zijn dat zij niet kunnen afbreken door uitwendige belasting. De laad- en losinrichtingen (met inbegrip van flenzen of schroefdoppen) alsmede de eventuele beschermkappen, moeten beveiligd kunnen worden tegen elk onbedoeld openen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Tanks die worden gebruikt voor de distributie en toepassing van ammoniakgas in de landbouw en die vóór 1 januari 1997 in gebruik zijn genomen, mogen van een uitwendige in plaats van een inwendige beveiliging worden voorzien, mits die een bescherming biedt die ten minste gelijkwaardig is met de bescherming die de wand van de tank biedt.

Referentie van de nationale wetgeving: Real Decreto 97/2014. Anejo 1. Apartado 3.

Toelichting: Vóór 1 januari 1997 werden in de landbouw voor het rechtstreeks opbrengen van ammoniakgas op het land uitsluitend tanks met een uitwendige beveiliging gebruikt. Een aantal van deze tanks worden nog steeds gebruikt. Ze rijden zelden met lading op de weg, maar worden uitsluitend gebruikt voor het uitrijden van mest op grote boerderijen.

Vervaldatum: 28 februari 2022.

FI Finland

RO-bi-FI-1

Betreft: wijziging van de informatie in het vervoersdocument voor explosieve stoffen.

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder a)

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.2.1, a)

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijzondere bepalingen voor klasse 1.

Inhoud van de nationale wetgeving:

In het vervoersdocument mag in plaats van de feitelijke nettomassa aan explosieve stoffen het aantal ontstekers worden vermeld (1 000 ontstekers stemt overeen met 1 kg explosieven).

Referentie van de nationale wetgeving:

Reglement van het Finse Agentschap voor vervoersveiligheid betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Toelichting:

Deze informatie wordt voor binnenlands vervoer voldoende geacht. Deze afwijking wordt voornamelijk gebruikt voor plaatselijk vervoer van kleine hoeveelheden door de springstofindustrie.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-FI-3

Betreft: invoering van RO-bi-DE-1

Referentie van de nationale wetgeving:

Vervaldatum: 28 februari 2022.

RO-bi-FI-4

Betreft: invoering van RO-bi-SE-6

Referentie van de nationale wetgeving: Decreet inzake een bestuurderscertificaat voor bestuurders van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren (401/2011)

Vervaldatum: 30 juni 2021.

FR Frankrijk

RO-bi-FR-1

Betreft: gebruik van het scheepvaartdocument als vervoersdocument voor korte trajecten na het lossen van het schip.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: informatie die moet worden vermeld in het document dat als vervoersdocument voor gevaarlijke goederen wordt gebruikt.

Inhoud van de nationale wetgeving: Het scheepvaartdocument wordt binnen een straal van 15 km als vervoersdocument gebruikt.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Article 23-4.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-FR-3

Betreft: vervoer van vaste LPG-opslagtanks (18).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor het vervoer van vaste LPG-opslagtanks gelden specifieke regels. Deze zijn alleen van toepassing bij korte afstanden.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Article 30.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-FR-4

Betreft: invoering van RO-bi-UK-2

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 29 mai 2009 modifié relatif aux transports de marchandises dangereuses par voies terrestres.

Vervaldatum: 30 januari 2022.

RO-bi-FR-5

Betreft: invoering van RO-bi-BE-5

Referentie van de nationale wetgeving: —

Vervaldatum: 30 juni 2024.

RO-bi-FR-6

Betreft: vervoer van afval dat vrije asbestvezels bevat

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.4

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verpakkingsvoorschrift P002

Inhoud van de nationale wetgeving: vervoer van afval dat vrije asbestvezels bevat (UN nr. 2212 ASBEST, AMFIBOOLASBEST (amosiet, tremoliet, actinoliet, anthofylliet, crocidoliet) of UN nr. 2590 ASBEST, CHRYSOTIEL) vanop bouwplaatsen

het afval wordt vervoerd in kiepwagens;

het afval wordt verpakt in „bouwafvalzakken” (opvouwbare zakken met dezelfde afmetingen als de laadbak), die volledig worden afgesloten zodat er tijdens het transport geen asbest kan vrijkomen;

de bouwafvalzakken zijn voldoende sterk zodat ze tijdens het transport, maar ook tijdens het lossen op een stortplaats niet scheuren;

er wordt voldaan aan de andere voorwaarden op grond van de ADR.

Deze transportomstandigheden blijken uitermate geschikt voor het vervoer van grote hoeveelheden afval van wegwerkzaamheden of asbest dat uit gebouwen wordt verwijderd. Deze werkwijze is ook geschikt voor de uiteindelijke opslag van het afval in erkende stortplaatsen en vergemakkelijkt het lossen van het afval, waardoor de werknemers beter tegen asbest beschermd zijn dan volgens de verpakkingsvoorschriften P002 in hoofdstuk 4.1.4 van de ADR.

Referentie van de nationale wetgeving: -

Vervaldatum: 30 juni 2024.

HU Hongarije

RO-bi-HU-1

Betreft: Invoering van RO-bi-SE-3

Referentie van de nationale wetgeving: A nemzeti fejlesztési miniszter rendelete az ADR Megállapodás A és B Mellékletének belföldi alkalmazásáról

Vervaldatum: 30 januari 2020.

IE Ierland

RO-bi-IE-3

Betreft: vrijstelling voor het laden en lossen van gevaarlijke goederen waaraan krachtens 7.5.11 aanvullend voorschrift CV1 en krachtens 8.5 aanvullend voorschrift S1 is toegekend, zonder speciale toestemming van de bevoegde instantie op een voor het publiek toegankelijke plaats.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 7.5 en 8.5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: aanvullende voorschriften inzake laden, lossen en behandeling.

Inhoud van de nationale wetgeving: in afwijking van de voorschriften van 7.5.11 of 8.5 is het laden en lossen van gevaarlijke goederen op een voor het publiek toegankelijke plaats zonder speciale toestemming van de bevoegde instantie toegestaan.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(5) of the „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”.

Toelichting: Voor binnenlands vervoer vormt deze bepaling een zeer bewerkelijke verplichting voor de bevoegde instanties.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-IE-6

Betreft: vrijstelling van het voorschrift in 4.3.4.2.2, waarin is bepaald dat niet permanent met de tank van een tankwagen verbonden buigzame laad- en losleidingen tijdens het vervoer leeg moeten zijn.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 4.3

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: gebruik van tankwagens.

Inhoud van de nationale wetgeving: Flexibele slanghaspels (inclusief de bijbehorende vaste pijpleidingen) die zijn verbonden aan tankwagens voor kleinhandelsdistributie van aardolieproducten met identificatienummers UN 1011, UN 1202, UN 1223, UN 1863 en UN 1978 hoeven tijdens het vervoer over de weg niet leeg te zijn, mits afdoende maatregelen worden genomen om verlies van de inhoud te voorkomen.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(8) of the „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”.

Toelichting: Flexibele slangen die zijn verbonden aan tankwagens voor levering aan huis, moeten zelfs tijdens het vervoer te allen tijde vol blijven. Het leveringssysteem vereist dat de meter en de slang van de tankwagen vooraf gevuld zijn om te waarborgen dat de afnemer de juiste hoeveelheid product ontvangt.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-IE-7

Betreft: vrijstelling van bepaalde voorschriften van de hoofdstukken 5.4.0, 5.4.1.1.1 en 7.5.11 van de ADR voor het bulkvervoer van ammoniumnitraatmeststoffen (UN 2067) van havens naar de ontvangers.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.0, 5.4.1.1.1 en 7.5.11

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Het voorschrift voor een apart vervoersdocument met de correcte totale hoeveelheid van de specifieke lading voor elk vervoerstraject en het voorschrift dat het voertuig voor en na het traject moet worden gereinigd.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voorgestelde afwijking om wijzigingen toe te staan in de ADR-voorschriften voor het vervoersdocument en de reiniging van het voertuig teneinde rekening te houden met de praktische aspecten van bulkvervoer van de haven naar de ontvanger.

Referentie van de nationale wetgeving: Proposed amendment to „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004”.

Toelichting: de bepalingen van de ADR vereisen a) een afzonderlijk vervoersdocument met vermelding van de totale massa vervoerde gevaarlijke goederen voor de specifieke lading en b) het aanvullende voorschrift „CV24” inzake de reiniging voor elke afzonderlijke lading die bij het lossen van een bulkschip tussen de haven en de ontvanger wordt vervoerd. Aangezien het hier om plaatselijk vervoer bij het lossen van een bulkschip gaat, waarbij dezelfde stof in verschillende ladingen (op dezelfde dag of opeenvolgende dagen) tussen het bulkschip en de ontvanger wordt vervoerd, zou één vervoersdocument met een benaderde totale massa van elke lading moeten volstaan en is het niet nodig de toepassing van voorschrift CV24 te eisen.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-IE-8

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen tussen privéterreinen en een ander voertuig in de onmiddellijke nabijheid van die terreinen, of tussen delen van privéterreinen die aan weerszijden van een openbare weg gelegen zijn.

Referentie van de bijlage bij de richtlijn: bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: De voorschriften worden niet toegepast wanneer de gevaarlijke goederen met een voertuig worden overgebracht:

a)

tussen privéterreinen en een ander voertuig in de onmiddellijke nabijheid van die terreinen, of

b)

tussen twee delen van een privéterrein die door een openbare weg van elkaar worden gescheiden,

indien het vervoer via de kortste route gebeurt.

Referentie van de nationale wetgeving: European Communities (Carriage of Dangerous Goods by Road and Use of Transportable Pressure Equipment) Regulations 2011 and 2013, Regulation 56.

Toelichting: Soms moeten goederen worden vervoerd tussen delen van een privéterrein of tussen een privéterrein en een daarmee verbonden voertuig dat zich aan de overzijde van een openbare weg bevindt. Deze vorm van vervoer vormt geen vervoer van gevaarlijke goederen in de gebruikelijke betekenis. Derhalve moeten de voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke goederen niet worden toegepast. Zie ook RO-bi-SE-3 en RO-bi-UK-1.

Vervaldatum: 30 januari 2020.

NL Nederland

RO-bi-NL-13

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2015.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6, 3.3, 4.1.4, 4.1.6, 4.1.8, 4.1.10, 5.1.2, 5.4.0, 5.4.1, 5.4.3, 6.1, 7.5.4, 7.5.7, 7.5.9, 8 en 9.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen voor bepaalde hoeveelheden; bijzondere bepalingen; gebruik van verpakking; gebruik van oververpakking; documentatie; constructie en beproeving van verpakking; laden, lossen en behandeling; bemanning; apparatuur; exploitatie; voertuigen en documentatie; constructie en goedkeuring van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: bepalingen voor het vervoer van klein ingezameld huishoudelijk gevaarlijk afval en huishoudelijk gevaarlijk afval van bedrijven, dat wordt aangeleverd in een geschikte verpakking met een maximale capaciteit van 60 liter. Gelet op de kleine hoeveelheden waar het telkens om gaat en op de uiteenlopende aard van de verschillende stoffen kunnen de ADR-voorschriften bij het vervoer niet volledig worden nageleefd. Daarom wordt in de voornoemde regeling een vereenvoudigde variant vastgesteld die afwijkt van een aantal bepalingen in de ADR.

Referentie van de nationale wetgeving: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2015.

Toelichting: de regeling is zo ontworpen dat particulieren en bedrijven „klein chemisch afval” op één locatie kunnen aanbieden. Het gaat dan ook om restproducten, zoals verfresten. Het gevaar wordt geminimaliseerd door de keuze van het vervoermiddel, waarbij onder meer speciale transportelementen worden gebruikt, aangevuld met voor het publiek duidelijk zichtbare gele zwaailichten en borden „niet roken”. Het is van cruciaal belang dat de veiligheid wordt gewaarborgd. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren door de stoffen in gesloten verpakkingen te laten vervoeren, zodat verspreiding wordt voorkomen en er geen risico ontstaat dat giftige dampen weglekken of zich in het voertuig ophopen. Het voertuig bevat elementen waarin de verschillende categorieën afval kunnen worden opgeslagen en die bescherming bieden tegen schuiven, onopzettelijke verplaatsing en onbedoeld openen. Hoewel het gaat over kleine hoeveelheden afval die worden aangeboden, moet de vervoersexploitant, gezien de uiteenlopende aard van de betrokken stoffen, toch over een vakbekwaamheidscertificaat beschikken. Omdat privépersonen niet voldoende op de hoogte zijn van de aan deze stoffen verbonden gevaren moeten er schriftelijke instructies beschikbaar zijn, zoals in de bijlage bij de regeling is bepaald.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

PT Portugal

RO-bi-PT-1

Betreft: vervoersdocumentatie voor UN 1965.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor vervoersdocumentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: De exacte vervoersnaam die op het vervoersdocument moet worden vermeld voor in cilinders vervoerd commercieel butaan- en propaangas dat onder de verzamelrubriek „UN 1965 Mengsel van koolwaterstofgassen, vloeibaar gemaakt, n.e.g.” valt, zoals bepaald in punt 5.4.1 van het RPE (Regulamento Nacional de Transporte de Mercadorias Perigosas por Estrada), mag worden vervangen door de volgende handelsnamen:

 

„UN 1965 Butaan” voor de mengsels A, A01, A02 en A0, zoals beschreven in onderafdeling 2.2.2.3 van het RPE, vervoerd in cilinders;

 

„UN 1965 Propaan” voor mengsel C, zoals beschreven in onderafdeling 2.2.2.3 van het RPE, vervoerd in cilinders.

Referentie van de nationale wetgeving: Despacho DGTT 7560/2004, 16 april 2004, volgens artikel 5, Nr. 1, van Decreto-Lei No 267-A/2003 van 27 oktober.

Toelichting: Het invullen van vervoersdocumenten voor gevaarlijke goederen door economische operatoren moet worden vergemakkelijkt, mits de veiligheid van die activiteiten niet in het gedrang komt.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-PT-2

Betreft: vervoersdocumentatie voor lege ongereinigde tanks en containers.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor vervoersdocumentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: voor de terugritten van lege tanks en containers waarmee gevaarlijke goederen zijn vervoerd, mag het in punt 5.4.1 van het RPE bedoelde vervoersdocument worden vervangen door het vervoersdocument dat is afgegeven voor de onmiddellijk daaraan voorafgaande rit die is uitgevoerd voor het leveren van de goederen.

Referentie van de nationale wetgeving: Despacho DGTT 15162/2004, 28 juli 2004, volgens artikel 5, No 1, van Decreto-Lei No 267-A/2003, van 27 oktober.

Toelichting: De verplichting dat voor het vervoer van lege tanks en containers waarmee gevaarlijke goederen zijn vervoerd een vervoersdocument moet zijn afgegeven dat voldoet aan het RPE, veroorzaakt in sommige gevallen praktische problemen die tot een minimum kunnen worden beperkt zonder dat de veiligheid hierdoor in het gedrang komt.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

SE Zweden

RO-bi-SE-1

Betreft: vervoer van gevaarlijk afval naar installaties voor de verwijdering van gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: delen 5 en 6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de constructie en de beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer van verpakkingen die gevaarlijke goederen als afval bevatten, moet worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de ADR. Hierop zijn slechts een paar uitzonderingen toegestaan en niet voor alle soorten stoffen en voorwerpen zijn uitzonderingen toegestaan.

De voornaamste uitzonderingen zijn:

Kleine verpakkingen (minder dan 30 kg) van gevaarlijke goederen als afval mogen worden verpakt in verpakkingen, waaronder IBC's en grote verpakkingen, en moeten niet voldoen aan de punten 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn. Verpakkingen, met inbegrip van IBC's en grote verpakkingen, moeten niet worden getest zoals zij zijn klaargemaakt voor vervoer, namelijk met een representatieve steekproef van kleine binnenverpakkingen.

Dit is toegestaan op voorwaarde dat:

de verpakkingen, IBC's en grote verpakkingen in overeenstemming zijn met een type dat is getest en goedgekeurd op basis van verpakkingsgroep I of II van de toepasselijke bepalingen van afdeling 6.1, 6.5 of 6.6 van bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn;

de kleine verpakkingen worden verpakt met absorberend materiaal dat vrije vloeistoffen vasthoudt die tijdens het vervoer kunnen ontsnappen in de buitenverpakkingen, IBC's of grote verpakkingen; alsmede

de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen, zoals klaargemaakt voor vervoer, een bruto massa hebben die niet hoger ligt dan de op de VN-ontwerptypemarkering voor verpakkingsgroep I of II voor de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen vermelde toegestane bruto massa; alsmede

de volgende zin wordt opgenomen in het vervoersdocument: „Verpakt overeenkomstig deel 16 van ADR-S”.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg overeenkomstig de Wet vervoer van gevaarlijke goederen.

Toelichting: De onderafdelingen 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn zijn moeilijk toe te passen omdat de verpakkingen, IBC's en grote verpakkingen worden getest met een representatieve steekproef van de afvalstoffen, die op voorhand moeilijk te voorspellen is.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-SE-2

Betreft: vermelding van de naam en het adres van de afzender op het vervoersdocument.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene informatie die in het vervoersdocument moet worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: In de nationale wetgeving is bepaald dat lege, ongereinigde verpakkingen als onderdeel van een distributiesysteem mogen worden geretourneerd zonder vermelding van de naam en het adres van de afzender.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: Lege, ongereinigde verpakkingen die worden geretourneerd, bevatten in de meeste gevallen nog kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen.

Deze afwijking wordt vooral gebruikt door bedrijven wanneer lege, ongereinigde gashouders in ruil voor volle worden geretourneerd.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-SE-3

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in de directe omgeving van industrieterreinen, m.i.v. vervoer over de openbare weg tussen verschillende delen van de terreinen.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: vervoer in de directe omgeving van industrieterreinen, m.i.v. vervoer over de openbare weg tussen verschillende delen van die terreinen. De afwijking heeft betrekking op de etikettering en kenmerking van verpakkingen, vervoersdocumenten, het diploma van de chauffeur en het keuringscertificaat overeenkomstig deel 9.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: Soms moeten gevaarlijke goederen worden vervoerd tussen locaties die aan weerszijden van een openbare weg liggen. Deze vorm van vervoer geldt niet als vervoer van gevaarlijke goederen op een particuliere weg en er moeten derhalve de nodige eisen aan worden gesteld. Zie ter vergelijking ook artikel 6, lid 14, van Richtlijn 96/49/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-SE-4

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen die door de overheid in beslag zijn genomen.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: Afwijkingen van de voorschriften kunnen worden toegestaan met het oog op bijvoorbeeld de bescherming van werknemers, risico's bij het lossen of de indiening van bewijsmateriaal.

Afwijkingen van de voorschriften worden alleen toegestaan als het veiligheidsniveau bij normale vervoersomstandigheden afdoende is.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: Deze afwijkingen mogen alleen worden toegepast door overheidsinstanties die gevaarlijke goederen in beslag nemen.

Deze afwijking is bedoeld voor plaatselijk vervoer van bijvoorbeeld goederen die door de politie in beslag zijn genomen zoals explosieven of gestolen goederen. Het probleem bij dergelijke goederen is dat de classificatie nooit vaststaat. Bovendien zijn deze goederen vaak niet volgens de ADR verpakt, gekenmerkt of geëtiketteerd. Jaarlijks vinden er enkele honderden van dergelijke transporten door de politie plaats. Gesmokkelde drank moet worden vervoerd van de plaats waar hij in beslag is genomen naar een plaats waar bewijsmateriaal wordt bewaard en vervolgens naar een vernietigingsinstallatie. De afstand tussen die laatste twee locaties kan erg groot zijn. De toegestane afwijkingen zijn: a) het is niet verplicht elke verpakking te etiketteren en b) het is niet verplicht goedgekeurde verpakkingen te gebruiken. Elke pallet met dergelijke verpakkingen moet echter op correcte wijze worden geëtiketteerd. Aan alle andere voorschriften moet worden voldaan. Jaarlijks vinden er een 20-tal van dergelijke transporten plaats.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-SE-5

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in en in de directe omgeving van havens.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 8.1.2, 8.1.5 en 9.1.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: documenten die zich in de vervoerseenheid moeten bevinden; elke vervoerseenheid met gevaarlijke goederen moet met de gespecificeerde apparatuur worden uitgerust; goedkeuring van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving:

Documenten (behalve het diploma van de chauffeur) hoeven zich niet aan boord van de vervoerseenheid te bevinden.

Een vervoerseenheid hoeft niet met de onder 8.1.5 gespecificeerde apparatuur te worden uitgerust.

Voor trekkers is er geen goedkeuringsbewijs nodig.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: zie ter vergelijking ook artikel 6, lid 14, van Richtlijn 96/49/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-SE-6

Betreft: ADR-diploma voor inspecteurs.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 8.2.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Chauffeurs van ADR-voertuigen moeten een opleiding volgen.

Inhoud van de nationale wetgeving: De inspecteurs die de jaarlijkse technische keuring van het voertuig uitvoeren, zijn niet verplicht de in hoofdstuk 8.2 vermelde opleiding te volgen en moeten geen ADR-diploma bezitten.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: In sommige gevallen vervoeren de voertuigen bij de technische keuring gevaarlijke goederen, bijvoorbeeld lege, ongereinigde tanks, als lading.

De onder 1.3 en 8.2.3 vermelde eisen blijven van toepassing.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-SE-7

Betreft: lokale distributie van UN 1202, 1203 en 1223 in tankwagens.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.6 en 5.4.1.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voor lege, ongereinigde tankwagens en tankcontainers moet de beschrijving voldoen aan punt 5.4.1.1.6. In andere documenten kunnen naam en adres van verschillende ontvangers worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor lege, ongereinigde tankwagens en tankcontainers is de beschrijving in het vervoersdocument overeenkomstig punt 5.4.1.1.6 niet vereist wanneer bij de hoeveelheid van de stof in het beladingsplan „0” wordt ingevuld. De naam en het adres van de ontvanger moeten niet in het document aan boord van het voertuig worden vermeld.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-SE-9

Betreft: plaatselijk vervoer voor landbouwterreinen of bouwplaatsen.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4, 6.8 en 9.1.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoersdocument; constructie van tanks, goedkeuringscertificaat.

Inhoud van de nationale wetgeving: Een aantal voorschriften gelden niet voor plaatselijk vervoer voor landbouwterreinen of bouwplaatsen:

a)

er is geen declaratie van gevaarlijke goederen nodig;

b)

oudere tanks/containers die niet overeenkomstig punt 6.8 maar overeenkomstig oudere nationale wetgeving zijn gebouwd en die op een bouwkeet zijn aangebracht, mogen nog worden gebruikt;

c)

oudere tankwagens die niet voldoen aan de voorschriften van punt 6.7 of 6.8 en bedoeld zijn voor het vervoer van stoffen van UN 1268, 1999, 3256 en 3257, met of zonder apparatuur voor het bekleden van het wegoppervlak mogen nog voor plaatselijk vervoer en in de directe omgeving van wegwerkzaamheden worden gebruikt;

d)

goedkeuringscertificaten voor bouwketen en tankwagens met of zonder apparatuur voor het bekleden van het wegoppervlak zijn niet vereist.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: een bouwkeet is een soort caravan voor een werkploeg met een ruimte voor de werkploeg en een niet-goedgekeurde tank/container met dieselbrandstof voor bosbouwtrekkers.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-SE-10

Betreft: vervoer van explosieven in tanks.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.4

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Explosieven mogen alleen overeenkomstig de voorschriften van 4.1.4 worden verpakt.

Inhoud van de nationale wetgeving: De nationale bevoegde instantie zal voertuigen goedkeuren die bestemd zijn voor het vervoer van explosieven in tanks. Vervoer in tanks is uitsluitend toegestaan voor de in de regelgeving vermelde explosieven of met speciale toestemming van de bevoegde autoriteit.

Een voertuig dat met explosieven in tanks is geladen, moet overeenkomstig 5.3.2.1.1, 5.3.1.1.2 en 5.3.1.4 worden gekenmerkt en geëtiketteerd. Slechts één voertuig in de vervoerseenheid mag gevaarlijke goederen bevatten.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen en de Zweedse verordening SÄIFS 1993:4.

Toelichting: Dit geldt alleen voor binnenlands vervoer en wanneer het vervoer meestal plaatselijk is. Deze regeling was reeds van kracht vóór de toetreding van Zweden tot de EU.

Slechts twee bedrijven verzorgen vervoer van explosieven in tanks. In de nabije toekomst wordt een overgang naar emulsies verwacht.

Voorheen afwijking nr. 84.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-SE-11

Betreft: rijbewijs.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 8.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften inzake de opleiding van de voertuigbemanning.

Inhoud van de nationale wetgeving: De in 8.2.1.1 genoemde voertuigen mogen niet worden gebruikt voor de opleiding van bestuurders.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen.

Toelichting: plaatselijk vervoer.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-SE-12

Betreft: vervoer van UN 0335-vuurwerk.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: bijlage B, afdeling 7.2.4, V2 (1).

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het gebruik van voertuigen van type EX/II en EX/III.

Inhoud van de nationale wetgeving: bijzondere bepaling V2 (1) in 7.2.4 is alleen van toepassing op het vervoer van UN 0335-vuurwerk wanneer een netto explosieve lading van meer dan 3 000 kg (4 000 kg met een aanhangwagen) wordt vervoerd, mits het vuurwerk is geclassificeerd onder UN 0335 overeenkomstig de tabel voor de classificatie van vuurwerk onder 2.1.3.5.5 van de 14e herziene editie van de VN-aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen.

Deze classificatie moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten. Er moet een classificatiebewijs op de vervoerseenheid aanwezig zijn.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen.

Toelichting: Het vervoer van vuurwerk is beperkt tot twee korte perioden per jaar: de jaarwisseling en de periode rond eind april, begin mei. Het vervoer van de verzender naar de opslagplaatsen kan zonder grote problemen worden uitgevoerd door het huidige EX-wagenpark. Zowel de distributie van de opslagplaatsen naar de winkelcentra als het terugbrengen van de overschotten naar de opslagplaatsen verloopt echter moeizaam door een tekort aan EX-goedgekeurde voertuigen. Vervoerders hebben geen belangstelling voor dergelijke goedkeuringen aangezien ze hun kosten niet kunnen terugverdienen. De verzenders van vuurwerk worden in hun voortbestaan bedreigd omdat hun producten niet tot op de markt geraken.

Vuurwerk waarvoor een beroep wordt gedaan op deze afwijking moet geclassificeerd zijn op basis van de standaardlijst van de VN-aanbevelingen, teneinde te waarborgen dat de classificatie up-to-date is.

Bijzondere bepaling 651, punt 3.3.1 van de ADR 2005 bevat een gelijksoortige uitzondering voor UN 0336-vuurwerk.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-SE-13

Betreft: Invoering van RO-bi-DK-4

Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder b), punt i), plaatselijk vervoer over korte afstand

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 tot en met 9

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn:

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om visa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting:

Vervaldatum: 30 juni 2022.

UK Verenigd Koninkrijk

RO-bi-UK-1

Betreft: het oversteken van de openbare weg door voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren (N8).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: De voorschriften voor gevaarlijke goederen worden niet toegepast voor het vervoer binnen privéterreinen die door een weg worden doorsneden. Voor klasse 7 geldt deze afwijking niet voor de bepalingen van de Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 3 Schedule 2(3)(b); Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 3(3)(b).

Toelichting: Een dergelijke situatie doet zich vaak voor wanneer goederen worden vervoerd tussen twee privéterreinen die aan weerskanten van een weg zijn gelegen. Dit valt niet onder het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg in de gebruikelijke betekenis en in dergelijke gevallen moeten de voorschriften voor gevaarlijke goederen niet worden toegepast.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-UK-2

Betreft: vrijstelling van het verbod voor de chauffeur of de bijrijder om verpakkingen met gevaarlijke goederen te openen in een lokale distributieketen van een lokaal magazijn naar een detailhandelaar of eindgebruiker en van een detailhandelaar naar een eindgebruiker (behalve klasse 7) (N11).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 8.3.3

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod voor de chauffeur of de bijrijder om verpakkingen met gevaarlijke goederen te openen.

Inhoud van de nationale wetgeving: het verbod om verpakkingen te openen wordt aangevuld met de voorwaarde „tenzij deze daartoe door de exploitant van het voertuig is gemachtigd”.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 12 (3).

Toelichting: De letterlijke toepassing van dit verbod kan ernstige problemen voor de detailhandeldistributie opleveren.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-UK-3

Betreft: alternatieve vervoersvoorschriften voor houten vaten die UN 3065 van verpakkingsgroep III bevatten.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 1.4, 4.1, 5.2 en 5.3

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften inzake verpakking en etikettering.

Inhoud van de nationale wetgeving: staat het vervoer toe van alcoholische dranken met een alcoholpercentage van meer dan 24 %, doch met niet meer dan 70 % alcohol (verpakkingsgroep III) in niet-VN-gekeurde houten vaten zonder gevarenlabels, indien strengere ladings- en voertuigvoorschriften worden nageleefd.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7 (13) and (14).

Toelichting: Het betreft hier het vervoer van hoogwaardige producten waarop accijnzen worden geheven tussen stokerijen en douane-entrepots in met overheidszegels verzegelde voertuigen. Met de versoepeling inzake verpakking en etikettering wordt rekening gehouden in de aanvullende veiligheidsvoorschriften.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-UK-4

Betreft: invoering van RO-bi-SE-12

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2007 Part 1.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RO-bi-UK-5

Betreft: inzameling van gebruikte batterijen voor verwijdering of recycling.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijzondere bepaling 636

Inhoud van de nationale wetgeving: de volgende alternatieven voor bijzondere bepaling 636 van hoofdstuk 3.3 worden toegestaan:

Gebruikte lithiumcellen en -batterijen (UN 3090 en UN 3091) die samen met andere cellen of batterijen dan met lithium (UN 2800 en UN 3028) worden ingezameld en met het oog op verwijdering worden aangeboden voor vervoer tussen het inzamelingspunt voor de consument en de tussenliggende verwerkingsinstallatie, vallen niet onder de overige ADR-voorschriften als ze aan de volgende voorwaarden voldoen:

ze worden verpakt in IH2-vaten of 4H2-dozen die voldoen aan het in verpakkingsgroep II vastgestelde prestatieniveau voor vaste stoffen;

ten hoogste 5 % van elke verpakking mag uit lithium- en lithiumionbatterijen bestaan;

het brutogewicht van elke verpakking bedraagt niet meer dan 25 kg;

de totale hoeveelheid verpakkingen per vervoerseenheid bedraagt niet meer dan 333 kg;

er worden geen andere gevaarlijke goederen vervoerd.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment 2007 part 1.

Toelichting: Inzamelpunten voor de consument bevinden zich gewoonlijk in detailhandelszaken en het is praktisch niet haalbaar om grote aantallen mensen op te leiden in het sorteren en verpakken van gebruikte batterijen volgens de ADR. Het systeem van het Verenigd Koninkrijk werkt op basis van door het UK Waste and Resources Action Programme vastgestelde instructies en er wordt voorzien in geschikte ADR-conforme verpakkingen en passende instructies.

Vervaldatum: 30 juni 2021.”;

2)

bijlage II, deel II.3, wordt vervangen door:

„II.3.   Nationale afwijkingen

Op grond van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/68/EG aan lidstaten toegestane afwijkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied.

Nummering van de afwijkingen: RA-a/bi/bii-LS-nn

RA = Spoor

a/bi/bii = artikel 6, lid 2, onder a)/onder b), i)/onder b), ii)

LS = afkorting van de lidstaat

nn = volgnummer

Op grond van artikel 6, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/68/EG

DE Duitsland

RA-a-DE-2

Betreft: toestemming voor gezamenlijke verpakking.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.10.4 MP2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod op gezamenlijke verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 1.4S, 2, 3 en 6.1: toestemming voor gezamenlijke verpakking van voorwerpen in klasse 1.4S (patronen voor kleine wapens), spuitbussen (klasse 2) en materialen voor reiniging en behandeling in de klassen 3 en 6.1 (vermelde UN-nummers) die als één geheel worden verkocht in gecombineerde verpakkingen in verpakkingsgroep II en in kleine hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 21.

Toelichting: lijst nr. 30*, 30a, 30b, 30c, 30d, 30e, 30f en 30 g.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

FR Frankrijk

RA-a-FR-3

Betreft: vervoer ten behoeve van de spoorwegmaatschappij.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: informatie over gevaarlijke materialen die op de vrachtbrief moet worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: De verplichtingen inzake de aangifte van de lading gelden niet voor vervoer ten behoeve van de spoorwegmaatschappij van hoeveelheden die niet groter zijn dan de onder 1.1.3.6 vermelde grenswaarden.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de fer — Article 20.2.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RA-a-FR-4

Betreft: vrijstelling van de opschriften op bepaalde postwagens.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting om een opschrift op de wand van de wagen aan te brengen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Alleen op postwagens met meer dan 3 t materiaal van dezelfde klasse (met uitzondering van 1, 6.2 of 7) moet een opschrift worden aangebracht.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de fer — Article 21.1.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

SE Zweden

RA-a-SE-1

Betreft: Op een spoorwagen waarmee gevaarlijke goederen als expresgoederen worden vervoerd, moet geen opschrift worden aangebracht.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Op een spoorwagen waarmee gevaarlijke goederen worden vervoerd, moet een opschrift worden aangebracht.

Inhoud van de nationale wetgeving: Op een spoorwagen waarmee gevaarlijke goederen als expresgoederen worden vervoerd, moet geen opschrift worden aangebracht.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: Het RID bevat kwantitatieve beperkingen voor goederen die als expresgoederen worden aangeduid. Het gaat hier derhalve om kleine hoeveelheden.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

UK Verenigd Koninkrijk

RA-a-UK-1

Betreft: vervoer van voorwerpen die bepaalde laagradioactieve materialen bevatten, zoals klokken, horloges, rookmelders en wijzerplaten voor kompassen.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: de recentste RID-voorschriften.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van materialen van klasse 7.

Inhoud van de nationale wetgeving: volledige vrijstelling van de bepalingen van de nationale regelgeving voor bepaalde commerciële producten die beperkte hoeveelheden radioactief materiaal bevatten.

Referentie van de nationale wetgeving: Packaging, Labelling and Carriage of Radioactive Material by Rail Regulations 1996, reg. 2(6) (as amended by Schedule 5 of the Carriage of Dangerous Goods (Amendment) Regulations 1999).

Toelichting: Deze afwijking is een maatregel voor de korte termijn en wordt overbodig wanneer soortgelijke wijzigingen van de IAEA-regels in het RID worden opgenomen.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RA-a-UK-2

Betreft: versoepeling van de beperkingen voor het vervoer van gemengde ladingen explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen in wagens, voertuigen en containers (N4/5/6).

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.2.1 en 7.5.2.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: beperkingen voor bepaalde soorten gemengde lading.

Inhoud van de nationale wetgeving: de nationale wetgeving is minder streng voor de gemengde lading van explosieven, mits deze zonder risico kunnen worden vervoerd.

Referentie van de nationale wetgeving: Packaging, Labelling and Carriage of Radioactive Material by Rail Regulations 1996, reg. 2(6) (as amended by Schedule 5 of the Carriage of Dangerous Goods (Amendment) Regulations 1999).

Toelichting: Het Verenigd Koninkrijk wil toestemming geven voor enkele afwijkingen op de regels voor het combineren van explosieven met andere explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen. Elke afwijking kent een kwantitatieve beperking voor één of meer onderdelen van de lading en wordt alleen toegestaan mits „alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de explosieven in contact komen met deze goederen of anderszins deze in gevaar brengen of daardoor in gevaar worden gebracht”.

Voorbeelden van afwijkingen waarvoor het VK toestemming wenst te geven:

1.

Explosieven die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0029, 0030, 0042, 0065, 0081, 0082, 0104, 0241, 0255, 0267, 0283, 0289, 0290, 0331, 0332, 0360 of 0361 mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen die zijn geclassificeerd onder UN-nummer 1942. De hoeveelheid UN 1942 die mag worden vervoerd, wordt beperkt door deze te beschouwen als explosieven van 1.1D.

2.

Explosieven die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0191, 0197, 0312, 0336, 0403, 0431 of 0453 mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen (m.u.v. ontvlambare gassen, besmettelijke stoffen en giftige stoffen) in vervoerscategorie 2 of gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 2 niet meer dan 500 kg of 500 liter bedraagt en de totale nettomassa van deze explosieven niet meer dan 500 kg bedraagt.

3.

Explosieven van 1,4G mogen in één voertuig worden vervoerd met ontvlambare vloeistoffen en ontvlambare gassen in vervoerscategorie 2 of niet-ontvlambare niet-giftige gassen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen, alles opgeteld, niet groter is dan 200 kg of 200 liter en de totale nettomassa van de explosieven niet groter is dan 20 kg.

4.

Explosieve voorwerpen die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mogen worden vervoerd met explosieve voorwerpen in de compatibiliteitsgroepen D, E of F waarvoor ze een bestanddeel zijn. De totale hoeveelheid explosieve stoffen van de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mag niet meer dan 20 kg bedragen.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RA-a-UK-3

Betreft: verschillende maximale totale hoeveelheden per vervoerseenheid voor de goederen van klasse 1 in de categorieën 1 en 2 van de tabel onder 1.1.3.1.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen in verband met de aard van het vervoer.

Inhoud van de nationale wetgeving: voorschriften voor vrijstellingen voor beperkte hoeveelheden en gemengde lading van explosieven.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(7)(b).

Toelichting: behelst verschillende maximumhoeveelheden en vermenigvuldigingsfactoren voor gemengde ladingen goederen van klasse 1, namelijk „50” voor categorie 1 en „500” voor categorie 2. De berekening van gemengde ladingen gebeurt aan de hand van de vermenigvuldigingsfactoren „20” voor categorie 1 en „2” voor categorie 2.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RA-a-UK-4

Betreft: invoering van RA-a-FR-6.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1.3.2

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: versoepeling van de etiketteringsvoorschriften voor gecombineerd spoor-/wegvervoer.

Inhoud van de nationale wetgeving: de etiketteringsvoorschriften zijn niet van toepassing wanneer de voertuigetiketten duidelijk zichtbaar zijn.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7(12).

Toelichting: Deze bepaling heeft altijd bestaan in de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RA-a-UK-5

Betreft: distributie van goederen in binnenverpakkingen naar detailhandelaren of gebruikers (m.u.v. de klassen 1, 4.2, 6.2 en 7) van lokale magazijnen naar detailhandelaren of gebruikers en van detailhandelaren naar eindgebruikers.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 6.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de constructie en de beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: verpakkingen moeten geen RID/ADR- of UN-kenmerk bezitten.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2007: Regulation 26.

Toelichting: RID-voorschriften zijn niet geschikt voor de laatste fasen van het vervoer van een magazijn naar een detailhandelaar of gebruiker of van een detailhandelaar naar een eindgebruiker. Deze afwijking moet ervoor zorgen dat binnenverpakkingen van goederen voor kleinhandeldistributie op het deel per spoor van een lokaal distributietraject zonder buitenverpakking kunnen worden vervoerd.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), i), van Richtlijn 2008/68/EG

DE Duitsland

RA-bi-DE-2

Betreft: vervoer van verpakt gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 1 t.e.m. 5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, verpakking en kenmerking.

Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 2 t.e.m. 6.1, 8 en 9: gezamenlijke verpakking en vervoer van gevaarlijk afval in pakketten en IBC's; Afval moet in een binnenverpakking (zoals ingezameld) worden verpakt en in specifieke afvalgroepen worden geclassificeerd (om gevaarlijke reacties binnen een afvalgroep te vermijden); gebruik van speciale schriftelijke instructies voor de afvalgroepen en als vrachtbrief; inzameling van huisvuil, laboratoriumafval enz.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 20.

Toelichting: Lijst nr. 6*

Vervaldatum: 30 juni 2021.

RA-bi-DE-3

Betreft: Lokaal vervoer van UN 1381 (fosfor, geel, onder water), klasse 4.2, verpakkingsgroep I, in tankwagons.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 6.8 en 6.8.2.3

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de vervaardiging van tanks en tankwagons. Volgens hoofdstuk 6.8, onderafdeling 6.8.2.3, moet een typegoedkeuring worden afgegeven voor tanks voor het vervoer van UN 1381 (fosfor, geel, onder water).

Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer van UN 1381 (fosfor, geel, onder water), klasse 4.2, verpakkingsgroep I, over korte afstanden (van Sassnitz-Mukran naar Lutherstadt Wittenberg-Piesteritz en Bitterfeld), in tankwagons die volgens Russische normen zijn vervaardigd. Voor het vervoer van de goederen gelden aanvullende operationele voorschriften die door de bevoegde veiligheidsautoriteiten zijn vastgesteld.

Referentie van de nationale wetgeving: Ausnahme Eisenbahn-Bundesamt Nr. E 1/92

Vervaldatum: 30 januari 2020 (goedkeuring verlengd).

DK Denemarken

RA-bi-DK-1

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in tunnels.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 7.5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: laden, lossen en veiligheidsafstanden

Inhoud van de nationale wetgeving: De wetgeving voorziet in alternatieven voor de bepalingen in bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG voor vervoer door de spoorwegtunnel van de vaste verbinding over de Grote Belt. Die alternatieve bepalingen hebben alleen betrekking op het ladingsvolume en de afstand tussen ladingen gevaarlijke goederen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bestemmelser om transport af eksplosiver i jernbanetunnelerne på Storebælt og Øresund, 15. februari 2005.

Toelichting:

Vervaldatum: 30 juni 2022.

RA-bi-DK-2

Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in tunnels.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 7.5

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: laden, lossen en veiligheidsafstanden

Inhoud van de nationale wetgeving: de wetgeving voorziet in alternatieven voor de bepalingen in bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG voor het vervoer door de spoorwegtunnel van de vaste verbinding over de Sont. Die alternatieve bepalingen hebben alleen betrekking op het ladingsvolume en de afstand tussen ladingen gevaarlijke goederen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bestemmelser om transport af eksplosiver i jernbanetunnelerne på Storebælt og Øresund, 15. februari 2005.

Toelichting:

Vervaldatum: 28 februari 2022.

SE Zweden

RA-bi-SE-1

Betreft: vervoer van gevaarlijk afval naar installaties voor de verwijdering van gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: delen 5 en 6

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de constructie en de beproeving van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Verpakkingen die gevaarlijke goederen bevatten als afval moeten worden vervoerd in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn. Hierop zijn slechts een paar uitzonderingen toegestaan. Niet voor alle soorten stoffen en voorwerpen zijn uitzonderingen toegestaan.

De voornaamste uitzonderingen zijn:

Kleine verpakkingen (minder dan 30 kg) van gevaarlijke goederen als afval mogen worden verpakt in verpakkingen, waaronder IBC's en grote verpakkingen en moeten niet voldoen aan de punten 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn. Verpakkingen, met inbegrip van IBC's en grote verpakkingen, moeten niet worden getest zoals zij zijn klaargemaakt voor vervoer, namelijk met een representatieve steekproef van kleine binnenverpakkingen.

Dit is toegestaan op voorwaarde dat:

verpakkingen, IBC's en grote verpakkingen in overeenstemming zijn met een type dat is getest en goedgekeurd op basis van verpakkingsgroep I of II van de toepasselijke bepalingen van afdeling 6.1, 6.5 of 6.6 van bijlage II, deel II.1, van deze richtlijn;

de kleine verpakkingen worden verpakt met absorberend materiaal dat vrije vloeistoffen vasthoudt die tijdens het vervoer kunnen ontsnappen in de buitenverpakkingen, IBC's of grote verpakkingen, en

de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen, zoals klaargemaakt voor vervoer, een bruto massa hebben die niet hoger ligt dan de op de VN-ontwerptypemarkering voor verpakkingsgroep I of II voor de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen vermelde toegestane bruto massa, en

de volgende tekst wordt opgenomen in het vervoersdocument: „Verpakt overeenkomstig deel 16 van RID-S”.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke regeling voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen per spoor, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen.

Toelichting: De onderafdelingen 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn zijn moeilijk toe te passen omdat de verpakkingen, IBC's en grote verpakkingen worden getest met een representatieve steekproef van de afvalstoffen, die op voorhand moeilijk te voorspellen is.

Vervaldatum: 30 juni 2021.

Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), ii), van Richtlijn 2008/68/EG

DE Duitsland

RA-bii-DE-1

Betreft: plaatselijk vervoer van gestabiliseerd vloeibaar UN 1051 (cyaanwaterstof) met hoogstens 1 % water, in spoorwegtankwagons, afwijkend van bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 3.2 en 4.3.2.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod op het vervoer van gestabiliseerd vloeibaar UN 1051 (cyaanwaterstof) met hoogstens 1 % water in tankwagons (RID-tanks).

Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer per spoor op speciaal aangewezen routes in het kader van een welbepaald industrieel proces en strikt gecontroleerd onder duidelijk gespecificeerde voorwaarden. Het vervoer vindt plaats in tankwagons waarvoor een specifieke vergunning met het oog op deze toepassing is afgegeven en waarvan de constructie en de uitrusting permanent worden aangepast aan de jongste veiligheidsvoorschriften. Het vervoersproces is in overleg met de bevoegde veiligheids- en noodhulpautoriteiten nauwkeurig geregeld in aanvullende operationele veiligheidsvoorschriften en wordt gemonitord door de relevante toezichthoudende autoriteiten.

Referentie van de nationale wetgeving: Ausnahmezulassung Eisenbahn-Bundesamt, No E 1/97.

Vervaldatum: 1 januari 2023.

RA-bii-DE-2

Betreft: plaatselijk vervoer op aangewezen routes van UN 1402 (calciumcarbide), verpakkingsgroep I, in containers op wagons.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG: 3.2 en 7.3.1.1

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen voor bulkvervoer. Volgens hoofdstuk 3.2, tabel A, is vervoer van calciumcarbide in bulk niet toegestaan.

Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer per spoor van UN 1402 (calciumcarbide), verpakkingsgroep I, op specifiek aangewezen routes, als onderdeel van een gedefinieerd industrieel proces en strikt gecontroleerd onder duidelijk gespecificeerde voorwaarden. De ladingen worden in wagons vervoerd in specifiek daarvoor gebouwde containers. Voor het vervoer van de goederen gelden aanvullende operationele voorschriften die door de bevoegde veiligheidsautoriteiten zijn vastgesteld.

Referentie van de nationale wetgeving: Ausnahme Eisenbahn-Bundesamt Nr. E 3/10.

Vervaldatum: 15 januari 2024.”;

3)

in bijlage III wordt deel III.3 vervangen door de volgende tekst:

„III.3.    Nationale afwijkingen.”.