ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 114

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
4 mei 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/674 van de Commissie van 17 november 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de oplaadpunten voor motorvoertuigen van categorie L, walstroomvoorzieningen voor binnenvaartschepen en tankpunten voor LNG voor het vervoer over water, en tot wijziging van die richtlijn met betrekking tot connectoren voor motorvoertuigen voor het tanken van gasvormige waterstof ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) 2018/675 van de Commissie van 2 mei 2018 tot wijziging van de aanhangsels van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft kankerverwekkende, mutagene of voor de voortplanting giftige stoffen ( 1 )

4

 

*

Verordening (EU) 2018/676 van de Commissie van 3 mei 2018 tot rectificatie van Verordening (EU) nr. 546/2011 van de Commissie tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat uniforme beginselen voor de evaluatie en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen betreft ( 1 )

8

 

*

Verordening (EU) 2018/677 van de Commissie van 3 mei 2018 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat het gebruik van thaumatine (E 957) als smaakversterker in bepaalde categorieën levensmiddelen betreft ( 1 )

10

 

*

Verordening (EU) 2018/678 van de Commissie van 3 mei 2018 tot wijziging en rectificatie van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bepaalde aromastoffen ( 1 )

13

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/679 van de Commissie van 3 mei 2018 tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof forchlorfenuron overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

18

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2018/680 van de Commissie van 2 mei 2018 tot vaststelling van EU-milieukeurcriteria voor binnenschoonmaakdiensten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 2503)  ( 1 )

22

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

4.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/674 VAN DE COMMISSIE

van 17 november 2017

tot aanvulling van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de oplaadpunten voor motorvoertuigen van categorie L, walstroomvoorzieningen voor binnenvaartschepen en tankpunten voor LNG voor het vervoer over water, en tot wijziging van die richtlijn met betrekking tot connectoren voor motorvoertuigen voor het tanken van gasvormige waterstof

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (1), en met name artikel 4, lid 14, artikel 5, lid 3, en artikel 6, lid 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De normalisatiewerkzaamheden van de Commissie hebben tot doel ervoor te zorgen dat in Europese of internationale normen technische specificaties inzake de interoperabiliteit van oplaad- en tankpunten worden vastgesteld door de beschrijving van de vereiste technische specificaties, rekening houdend met bestaande Europese normen en gerelateerde internationale normalisatieactiviteiten.

(2)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2) heeft de Commissie het Europees Comité voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) verzocht (3) passende Europese normen (EN) te ontwikkelen en vast te stellen, dan wel de bestaande normen te wijzigen op het gebied van: elektriciteitsvoorziening voor het wegvervoer, de zeevaart en de binnenvaart; waterstofvoorziening voor het wegvervoer; aardgas, met inbegrip van biomethaanbevoorrading voor het wegvervoer, de zeevaart en de binnenvaart.

(3)

De door het CEN en Cenelec ontwikkelde normen zijn door de Europese industrie aanvaard en moeten de mobiliteit van voertuigen en vaartuigen op diverse brandstoffen in de hele Unie waarborgen.

(4)

Bij brief van 13 juli 2017 hebben het CEN en Cenelec de Commissie in kennis gesteld van de toepasselijke normen voor openbare oplaadpunten (wisselstroom) voor motorvoertuigen van categorie L.

(5)

De norm EN ISO 17268 „Vulaansluitingen voor wegvoertuigen met gasvormige waterstof als motorbrandstof” is in juli 2016 door het CEN en Cenelec aangenomen en in november 2016 gepubliceerd.

(6)

De norm EN ISO 20519: „Schepen en maritieme techniek — Eisen voor bunkeren van schepen met gasmotoren” is in februari 2017 door het CEN en Cenelec aangenomen en gepubliceerd.

(7)

Norm EN 15869-2, „Schepen voor de binnenvaart — Elektrische shore-verbinding, driefasenstroom 400 V tot 63 A, 50 Hz — Deel 2: Aanlandige eenheid, veiligheidseisen” is reeds aangenomen in december 2009 en is gepubliceerd in februari 2010.

(8)

De deskundigengroep „Forum Duurzaam Vervoer” is geraadpleegd en heeft advies uitgebracht over de normen die het voorwerp uitmaken van deze gedelegeerde handeling.

(9)

De Commissie dient Richtlijn 2014/94/EU dienovereenkomstig te wijzigen en aan te vullen met de verwijzingen naar de door het CEN en Cenelec ontwikkelde normen.

(10)

Wanneer nieuwe technische specificaties als genoemd in bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU moeten worden vastgesteld, bijgewerkt of aangevuld door middel van gedelegeerde handelingen, moet in een overgangsperiode van 24 maanden worden voorzien. De data voor de publicatie van normen zijn vastgesteld in overleg met het CEN en Cenelec en rekening houdend met het tijdstip waarop nieuwe tankpunten en oplaadpunten beschikbaar zullen zijn overeenkomstig Richtlijn 2014/94/EU, het op punt stellen van de relevante technologieën en met de lopende werkzaamheden van internationale normalisatieorganisaties,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Om de interoperabiliteit te waarborgen, moeten openbaar toegankelijke oplaadpunten (wisselstroom) tot 3,7 kVA voor elektrische voertuigen van categorie L minstens worden uitgerust met een van de volgende:

a)

contactdozen of voertuigconnectoren van het type 3a als beschreven in norm EN 62196-2 (voor laadmodus 3);

b)

contactdozen en connectoren die conform zijn met IEC 60884 (voor laadmodus 1 of 2).

Om de interoperabiliteit te waarborgen, moeten openbaar toegankelijke oplaadpunten (wisselstroom) met meer dan 3,7 kVA voor elektrische voertuigen van categorie L minstens worden uitgerust met contactdozen of voertuigconnectoren van type 2 als beschreven in norm EN 62196-2.

Artikel 2

Walstroomvoorzieningen voor binnenschepen moeten voldoen aan norm EN 15869-2 „Schepen voor de binnenvaart — Elektrische landaansluiting, driefasenstroom 400 V, tot 63 A, 50 Hz — Deel 2: Eenheid aan landzijde, veiligheidseisen”.

Artikel 3

De LNG-tankpunten voor binnen- of zeeschepen die niet onder de internationale code voor de bouw en de uitrusting van schepen die vloeibaar gas in bulk vervoeren (IGC-code) vallen, moeten voldoen aan norm EN ISO 20519.

Artikel 4

In bijlage II bij Richtlijn 2014/94/EU wordt punt 2.4 vervangen door:

„2.4.

Connectoren voor motorvoertuigen voor het tanken van gasvormige waterstof moeten voldoen aan de norm EN ISO 17268 voor „Vulaansluitingen voor wegvoertuigen met gasvormige waterstof als motorbrandstof”.”.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 24 mei 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).

(3)  Uitvoeringsbesluit C(2015) 1330 final van de Commissie van 12 maart 2015 betreffende een normalisatieverzoek aan de Europese normalisatie-instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad voor de opstelling van Europese normen voor infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.


4.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/4


VERORDENING (EU) 2018/675 VAN DE COMMISSIE

van 2 mei 2018

tot wijziging van de aanhangsels van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft kankerverwekkende, mutagene of voor de voortplanting giftige stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en van de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 2, en artikel 131,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge de vermeldingen 28, 29 en 30 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 is het in de handel brengen of het gebruik voor levering aan het grote publiek van stoffen die als kankerverwekkende, mutagene of voor de voortplanting giftige stof (CMR) van categorie 1A of 1B zijn ingedeeld, en van mengsels die dergelijke stoffen in bepaalde concentraties bevatten, verboden. De desbetreffende stoffen staan vermeld in de aanhangsels 1 tot en met 6 van die bijlage.

(2)

Stoffen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) als CMR zijn ingedeeld, zijn opgenomen in bijlage VI, deel 3, van die verordening.

(3)

Aangezien de aanhangsels 1 tot en met 6 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 recentelijk zijn bijgewerkt om rekening te houden met nieuwe indelingen van stoffen als CMR op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008, is bijlage VI, deel 3, van de laatstgenoemde verordening gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/776 van de Commissie (3).

(4)

Bij Verordening (EU) 2017/776 zijn ook de titels en nummering van bijlage VI, deel 3, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 gewijzigd, met als gevolg dat de verwijzingen naar die verordening in kolom 1 van de vermeldingen 28 tot en met 30 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 ook moeten worden aangepast.

(5)

De stof formaldehyde is bij Verordening (EU) nr. 605/2014 van de Commissie (4) ingedeeld als een kankerverwekkende stof van categorie 1B; in afwachting van de resultaten van een lopend onderzoek door het Europees Agentschap voor chemische stoffen (5) van alle soorten gebruik met het oog op een eventuele specifieke beperking heeft de Commissie er echter voor gekozen de stof niet mee te nemen bij de laatste actualisering. Bij de vergadering van 16 maart 2017 van het bij artikel 133, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité was een meerderheid van de lidstaten voor opname van formaldehyde in vermelding 28 van bijlage XVII bij REACH, ongeacht eventuele toekomstige specifieke voorstellen om de stof te beperken, en heeft de Commissie toegezegd dat bij de eerste gelegenheid te doen.

(6)

Aangezien exploitanten de geharmoniseerde indelingen in bijlage VI, deel 3, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 eerder mogen toepassen, moeten zij de bepalingen van deze verordening op vrijwillige basis eerder kunnen toepassen.

(7)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage.

Artikel 2

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2018, met dien verstande dat, in zoverre de tweede alinea van de bijlage van toepassing is op de stof „formaldehyde … %”, die alinea van toepassing is vanaf de datum waarop de verordening van kracht wordt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 mei 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2017/776 van de Commissie van 4 mei 2017 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, met het oog op de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang (PB L 116 van 5.5.2017, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 605/2014 van de Commissie van 5 juni 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, met het oog op het opnemen van gevarenaanduidingen en voorzorgsmaatregelen in de Kroatische taal en de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang (PB L 167 van 6.6.2014, blz. 36).

(5)  https://echa.europa.eu/documents/10162/13641/annex_xv_report_formaldehyde_en.pdf/58be2f0a-7ca7-264d-a594-da5051a1c74b


BIJLAGE

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Kolom 1 van de vermeldingen 28, 29 en 30 wordt vervangen door:

„28.

Stoffen die in bijlage VI, deel 3, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 als kankerverwekkende stof van categorie 1A of 1B zijn ingedeeld en in respectievelijk aanhangsel 1 of 2 zijn opgenomen.

29.

Stoffen die in bijlage VI, deel 3, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 als in geslachtscellen mutagene stof van categorie 1A of 1B zijn ingedeeld en in respectievelijk aanhangsel 3 of 4 zijn opgenomen.

30.

Stoffen die in bijlage VI, deel 3, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 als voor de voortplanting giftige stof van categorie 1A of 1B zijn ingedeeld en in respectievelijk aanhangsel 5 of 6 zijn opgenomen.”

2)

In aanhangsel 2 worden de volgende vermeldingen in de tabel ingevoegd in de volgorde van de daarin opgenomen catalogusnummers:

„2,3-epoxypropylmethacrylaat;

glycidylmethacrylaat

607-123-00-4

203-441-9

106-91-2

 

cadmiumcarbonaat

048-012-00-5

208-168-9

513-78-0

 

cadmiumhydroxide; cadmiumdihydroxide

048-013-00-0

244-168-5

21041-95-2

 

cadmiumnitraat; cadmiumdinitraat

048-014-00-6

233-710-6

10325-94-7

 

formaldehyde … %

605-001-00-5

200-001-8

50-00-0

 

antrachinon

606-151-00-4

201-549-0

84-65-1

 

N,N′-methyleendimorfoline;

N,N′-methyleenbismorfoline;

[uit N,N′-methyleenbismorfoline vrijkomende formaldehyde];

[MBM]

607-721-00-5

227-062-3

5625-90-1

 

reactieproducten van paraformaldehyde en 2-hydroxypropylamine (verhouding 3:2);

[uit 3,3′-methyleenbis[5-methyloxazolidine vrijkomende formaldehyde];

uit oxazolidine vrijkomende formaldehyde];

[MBO]

612-290-00-1

 

reactieproducten van paraformaldehyde met 2-hydroxypropylamine (verhouding 1:1);

[uit α, α,α-trimethyl-1,3,5-triazine-1,3,5 (2H, 4H, 6H)-triëthanol vrijkomende formaldehyde];

[HPT]

612-291-00-7

 

methylhydrazine

612-292-00-2

200-471-4

60-34-4”

 

3)

In aanhangsel 4 worden de volgende vermeldingen in de tabel ingevoegd in de volgorde van de daarin opgenomen catalogusnummers:

„cadmiumcarbonaat

048-012-00-5

208-168-9

513-78-0

 

cadmiumhydroxide; cadmiumdihydroxide

048-013-00-0

244-168-5

21041-95-2

 

cadmiumnitraat; cadmiumdinitraat

048-014-00-6

233-710-6

10325-94-7”

 

4)

In aanhangsel 6 worden de volgende vermeldingen in de tabel ingevoegd in de volgorde van de daarin opgenomen catalogusnummers:

„2-methyl-1-(4-methylthiofenyl)-2-morfolinopropaan-1-one

606-041-00-6

400-600-6

71868-10-5

 

2,3-epoxypropylmethacrylaat;

glycidylmethacrylaat

607-123-00-4

203-441-9

106-91-2

 

cyproconazool (ISO); (2RS,3RS;2RS,3SR)-2-(4-chloorfenyl)-3-cyclopropyl-1-(1H-1,2,4-triazool-1-yl)butaan-2-ol

650-032-00-X

94361-06-5

 

dibutyltindilauraat; ibutyl[bis(dodecanoyloxy)]stannaan

050-030-00-3

201-039-8

77-58-7

 

nonadecafluordecaanzuur; [1]

ammonium nonadecafluordecanoaat; [2]

natrium nonadecafluordecanoaat [3]

607-720-00-X

206-400-3 [1]

221-470-5 [2]

[3]

335-76-2 [1]

3108-42-7 [2]

3830-45-3 [3]

 

triadimenol (ISO); (1RS,2RS;1RS,2SR)-1-(4-chloorfenoxy)-3,3-dimethyl-1-(1H-1,2,4-triazol-1-yl)butaan-2-ol;

α-tert-butyl-β-(4-chlorofenoxy)-1H-1,2,4-triazool-1-ethanol

613-322-00-7

259-537-6

55219-65-3

 

chinoline-8-ol;

8-hydroxychinoline

613-324-00-8

205-711-1

148-24-3

 

thiacloprid (ISO);

(Z)-3-(6-chloor-3-pyridylmethyl)-1,3-thiazolidin-2-ylidenecyaanamide;

{(2Z)-3-[(6-chloorpyridin-3-yl)methyl]-1,3-thiazolidin-2-ylidene}cyaanamide

613-325-00-3

111988-49-9

 

carbetamide (ISO);

(R)-1-(ethylcarbamoyl)ethyl-carbanilaat; (2R)-1-(ethylamino)-1-oxopropaan-2-yl fenylcarbamaat

616-223-00-7

240-286-6

16118-49-3”

 


4.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/8


VERORDENING (EU) 2018/676 VAN DE COMMISSIE

van 3 mei 2018

tot rectificatie van Verordening (EU) nr. 546/2011 van de Commissie tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat uniforme beginselen voor de evaluatie en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 29, lid 6, en artikel 84, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er staat een fout in de bijlage, deel I, punt C. 2.5.1.2, onder i), bij Verordening (EU) nr. 546/2011 van de Commissie (2), waarin de specifieke beginselen zijn vastgesteld die in aanmerking moeten worden genomen bij de besluitvorming wat betreft de concentratie van de werkzame stof en van de relevante metabolieten en afbraak- of reactieproducten in het grondwater.

(2)

De fout heeft zich voorgedaan bij het opnemen van bepaalde bepalingen van de ingetrokken Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3) in Verordening (EU) nr. 546/2011 overeenkomstig artikel 84, onder d), van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(3)

In de bijlage bij Richtlijn 91/414/EEG werd verwezen naar Richtlijn 80/778/EEG van de Raad betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (4), die later is ingetrokken en vervangen door Richtlijn 98/83/EG van de Raad betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (5). Verordening (EU) nr. 546/2011 moet bijgevolg verwijzen naar Richtlijn 98/83/EG van de Raad en niet naar Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), die betrekking heeft op de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand.

(4)

Verordening (EU) nr. 546/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd.

(5)

Om ervoor te zorgen dat de juiste criteria voor een correcte toepassing van de uniforme beginselen ook op lopende beoordelingsprocedures worden toegepast, moet deze rectificatie zo snel mogelijk van toepassing worden.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 546/2011 wordt als volgt gerectificeerd:

 

De bijlage, deel I, punt C. 2.5.1.2, onder i), wordt vervangen door:

„i)

de maximaal toelaatbare concentratie zoals vastgesteld bij Richtlijn 98/83/EG van de Raad (*1), of

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 mei 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 546/2011 van de Commissie van 10 juni 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat uniforme beginselen voor de evaluatie en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen betreft (PB L 155 van 11.6.2011, blz. 127).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Richtlijn 80/778/EEG van de Raad van 15 juli 1980 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 229 van 30.8.1980, blz. 11).

(5)  Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32).

(6)  Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PB L 372 van 27.12.2006, blz. 19).

(*1)  Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32).”.


4.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/10


VERORDENING (EU) 2018/677 VAN DE COMMISSIE

van 3 mei 2018

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat het gebruik van thaumatine (E 957) als smaakversterker in bepaalde categorieën levensmiddelen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 is een EU-lijst vastgesteld van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en van de gebruiksvoorwaarden daarvoor.

(2)

Die lijst kan volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt.

(3)

Overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 is thaumatine (E 957) in de Unie als levensmiddelenadditief toegelaten voor gebruik in diverse categorieën levensmiddelen en op specifieke gebruiksniveaus.

(4)

Op 12 november 2014 is een aanvraag ingediend voor de uitbreiding van het gebruik van thaumatine (E 957) als smaakversterker in verschillende levensmiddelencategorieën op specifieke gebruiksniveaus. Die aanvraag is overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008 door de Commissie ter kennis van de lidstaten gebracht.

(5)

Thaumatine is in 1984 (3) en 1988 (4) beoordeeld door het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (SCF) van de Europese Unie. Thaumatine werd aanvaardbaar voor gebruik geacht en de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) werd als „niet gespecificeerd” vastgesteld. In de laatstgenoemde beoordeling werd ook opgemerkt dat thaumatine, als eiwit, wordt verteerd tot normale voedingscomponenten.

(6)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) inwinnen om de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 opgenomen EU-lijst van levensmiddelenadditieven te kunnen bijwerken.

(7)

Op 13 november 2015 heeft de EFSA een wetenschappelijk advies (5) uitgebracht over de veiligheid van de voorgestelde uitbreiding van het gebruik en de verhoging van de gebruiksniveaus van thaumatine (E 957) als levensmiddelenadditief. In dat advies stelde de EFSA dat een vergelijking van de blootstelling als gevolg van de huidige toepassingen en gebruiksniveaus met de blootstelling ten gevolge van het voorgestelde extra gebruik zou volstaan om de veiligheid van thaumatine te beoordelen.

(8)

De geschatte blootstelling bij het momenteel toegestane en het voorgestelde extra gebruik en de toegestane en voorgestelde hogere gebruiksniveaus van thaumatine resulteerde in een gemiddelde inname van 0,03 tot 0,10 mg/kg lichaamsgewicht/dag bij ouderen tot 0,13 tot 0,34 mg/kg lichaamsgewicht/dag bij kinderen. Hoge blootstelling varieerde van 0,13 tot 0,32 mg/kg lichaamsgewicht/dag bij adolescenten tot 0,09 tot 1,10 mg/kg lichaamsgewicht/dag bij volwassenen. Dit wordt beschouwd als een beperkte blootstelling van de consument die geen veiligheidsrisico oplevert.

(9)

Op basis van de bestaande toxicologische evaluaties concludeerde de EFSA dat de voorgestelde uitbreiding van het gebruik en de voorgestelde wijziging van de gebruiksniveaus geen veiligheidsrisico opleveren.

(10)

Hoewel de EFSA de blootstelling aan thaumatine (E 957) heeft berekend op basis van de huidige maximale gebruiksniveaus en de door de aanvrager voorgestelde uitbreiding van het gebruik en hogere gebruiksniveaus, moet het gebruik van thaumatine (E 957) als smaakversterker worden beperkt tot die categorieën levensmiddelen waarvoor er een redelijke technologische behoefte bestaat waarin niet met andere economisch en technisch bruikbare methoden kan worden voorzien, en waarbij het gebruik ervan de consument niet misleidt.

(11)

Het gebruik van thaumatine (E 957) als smaakversterker verbetert de organoleptische eigenschappen van hartige voedingsmiddelen. Thaumatine kan de bestaande umami- en hartige smaak van snacks en sauzen versterken, en voedingsmiddelen aldus voor de mens aantrekkelijker laten smaken.

(12)

Het is daarom passend om toestemming te verlenen voor het gebruik van thaumatine (E 957) als smaakversterker in producten van de levensmiddelencategorieën 12.6 („Sauzen”) en 15.1 („Snacks op basis van aardappelen, granen, meel of zetmeel”), met een maximumgehalte van 5 mg/kg in iedere categorie.

(13)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 mei 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(2)  Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1).

(3)  Verslagen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding betreffende zoetstoffen (advies van het SCF van 14 september 1984). Online beschikbaar op: http://aei.pitt.edu/40825/1/16th_food.pdf

(4)  Verslagen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding betreffende zoetstoffen (21e reeks). Advies uitgebracht op 11 december 1987 en 10 november 1988, goedgekeurd op 10 november 1988. Online beschikbaar op: http://aei.pitt.edu/40830/1/21st_food.pdf

(5)  EFSA Journal 2015;13(11):4290.


BIJLAGE

Deel E van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In levensmiddelencategorie 12.6 („Sauzen”) wordt na de vermelding voor levensmiddelenadditief E 955 de volgende vermelding ingevoegd:

 

„E 957

Thaumatine

5

 

alleen als smaakversterker”

2)

In levensmiddelencategorie 15.1 („Snacks op basis van aardappelen, granen, meel of zetmeel”) wordt na de vermelding voor levensmiddelenadditief E 955 de volgende vermelding ingevoegd:

 

„E 957

Thaumatine

5

 

alleen als smaakversterker”


4.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/13


VERORDENING (EU) 2018/678 VAN DE COMMISSIE

van 3 mei 2018

tot wijziging en rectificatie van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bepaalde aromastoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in en op levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (1), en met name artikel 11, lid 3,

Gezien Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (2), en met name artikel 7, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 is een EU-lijst vastgesteld van voor gebruik in levensmiddelen bestemde aroma's en uitgangsmaterialen, samen met de gebruiksvoorwaarden ervoor.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 872/2012 van de Commissie (3) is een lijst van aromastoffen vastgesteld en als deel A in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 opgenomen.

(3)

Deel A van de EU-lijst bevat zowel beoordeelde aromastoffen, die zonder noot zijn opgenomen, als in beoordeling zijnde aromastoffen, die in die lijst van de noten 1 tot en met 4 zijn voorzien.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de beoordeling afgerond van de stoffen die in de EU-lijst met de volgende FL-nummers zijn opgenomen: 09.931, 13.058, 15.004, 15.057, 15.079, 15.109, 15.113, 16.090 en 16.111. Die stoffen waren in de lijst opgenomen als in 2012 in beoordeling zijnde aromastoffen. Zij zijn inmiddels door de EFSA beoordeeld in het kader van de volgende aromagroepevaluaties: evaluatie FGE.72rev1 (4) (stof met FL-nr. 09.931), evaluatie FGE.21rev4 (5) (stoffen met de FL-nrs. 15.057 en 15.079), evaluatie FGE.76rev1 (6) (stoffen met de FL-nrs. 15.004, 15.109 en 15.113), evaluaties FGE.94 (7) en FGE.94rev.2 (8) (stof met FL-nr. 16.090), evaluaties FGE.94rev.1 (9) en FGE94rev.2 (10) (stof met FL-nr. 16.111) en evaluatie FGE.67rev2 (11) (stof met FL-nr. 13.058). De EFSA heeft geconcludeerd dat die aromastoffen geen gevaar voor de gezondheid opleveren bij de geraamde niveaus van consumptie.

(5)

Die aromastoffen moeten derhalve als beoordeelde stoffen in de lijst worden opgenomen en de noten 1 tot en met 4 moeten uit de vermeldingen in kwestie worden geschrapt.

(6)

Voorts zijn in de EU-lijst twee fouten vastgesteld: één wat betreft de naam van de stof met FL-nr. 12.054 en één wat betreft de identificatienummers van de stof met FL-nr. 17.038. Die fouten moeten worden gerectificeerd.

(7)

Deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 mei 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34.

(2)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 872/2012 van de Commissie van 1 oktober 2012 tot vaststelling van de lijst van aromastoffen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2232/96 van het Europees Parlement en de Raad, tot opname van die lijst in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1565/2000 van de Commissie en Beschikking 1999/217/EG van de Commissie (PB L 267 van 2.10.2012, blz. 1).

(4)  EFSA Journal 2013;11(10):3392.

(5)  EFSA Journal 2013;11(11):3451.

(6)  EFSA Journal 2013;11(11):3455.

(7)  EFSA Journal 2010;8(5):1338.

(8)  EFSA Journal 2014;12(4):3622.

(9)  EFSA Journal 2012;10(6):2747.

(10)  EFSA Journal 2014;12(4):3622.

(11)  EFSA Journal 2015;13(5):4115.


BIJLAGE

Afdeling 2 van deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De gegevens betreffende FL-nr. 09.931 worden vervangen door:

„09.931

2,6-dimethyl-2,5,7-octatrieen-1-ylacetaat

999999-91-4

1226

 

 

 

 

EFSA”

2)

De gegevens betreffende FL-nr. 12.054 worden vervangen door:

„12.054

2-ethylthiofenol

4500-58-7

529

11666

 

 

 

Jecfa”

3)

De gegevens betreffende FL-nr. 13.058 worden vervangen door:

„13.058

3-(5-methyl-2-furyl)butanal

31704-80-0

1500

10355

 

 

 

EFSA”

4)

De gegevens betreffende FL-nr. 15.004 worden vervangen door:

„15.004

5-methyl-2-thiofeencarbaldehyde

13679-70-4

1050

2203

 

 

 

EFSA”

5)

De gegevens betreffende FL-nr. 15.057 worden vervangen door:

„15.057

4,6-dimethyl-2-(1-methylethyl)dihydro-1,3,5-dithiazine

104691-40-9

 

 

minimaal 44 % isopropyl-4,6-dimethyl en 27 % 4-isopropyl-2,6-dimethyl; secundaire bestanddelen minimaal 24 % 2,4,6-trimethyldihydro-1,3,5-dithiazine, 2,4-diisopropyl-6-methyl-1,3,5-dithiazine; 2,6-diisopropyl-4-methyl-1,3,5-dithiazine, 2,4,6-triisopropyldihydro-1,3,5-dithiazine

 

 

EFSA”

6)

De gegevens betreffende FL-nr. 15.079 worden vervangen door:

„15.079

2-isobutyldihydro-4,6-dimethyl-1,3,5-dithiazine

101517-87-7

 

 

minimaal 64 % 2-isobutyl-4,6-dimethyl en 18 % 4-isobutyl-2,6-dimethyl; secundaire bestanddelen minimaal 13 % 2,4,6-trimethyl-1,3,5-dithiazine, 2,4-diisobutyl-6-methyl-1,3,5-dithiazine, 4-butyl-2,6-dimethyldihydro-1,3,5-dithiazine, gesubstitueerde 1,3,5-thiadiazine

 

 

EFSA”

7)

De gegevens betreffende FL-nr. 15.109 worden vervangen door:

„15.109

2,4,6-trimethyldihydro-1,3,5(4H)-dithiazine

638-17-5

1049

11649

 

 

 

EFSA”

8)

De gegevens betreffende FL-nr. 15.113 worden vervangen door:

„15.113

5,6-dihydro-2,4,6-tris(2-methylpropyl)-4H-1,3,5-dithiazine

74595-94-1

1048

 

 

 

 

EFSA”

9)

De gegevens betreffende FL-nr. 16.090 worden vervangen door:

„16.090

3-(3,4-dimethoxyfenyl)-N-[2-(3,4-dimethoxyfenyl)ethyl]acrylamide

69444-90-2

1777

 

 

 

 

EFSA”

10)

De gegevens betreffende FL-nr. 16.111 worden vervangen door:

„16.111

glycine, N-[[(1R,2S,5R)-5-methyl-2-(1-methylethyl)cyclohexyl]carbonyl]-, ethylester

68489-14-5

1776

 

 

 

 

EFSA”

11)

De gegevens betreffende FL-nr. 17.038 worden vervangen door:

„17.038

gamma-glutamyl-valyl-glycine

38837-70-6

2123

 

5-oxo-L-prolyl-L-valyl-glycine (PCA-Val-Gly) en L-alpha-glutamyl-L-valyl-glycine minder dan 0,7 %, L-gamma-glutamyl-L-valyl-L-valyl-glycine minder dan 2,0 %, tolueen niet-aantoonbaar (aantoonbaarheidsgrens 10 mg/kg)

Beperkingen aan het gebruik als aromastof:

 

in categorie 1: maximaal 50 mg/kg

 

in de categorieën 2 en 5: maximaal 60 mg/kg

 

in categorie 6.3: maximaal 160 mg/kg

 

in categorie 7.2: maximaal 60 mg/kg

 

in categorie 8: maximaal 45 mg/kg

 

in categorie 12: maximaal 160 mg/kg

 

in categorie 14.1: maximaal 15 mg/kg

 

in categorie 15: maximaal 160 mg/kg

 

EFSA”


4.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/679 VAN DE COMMISSIE

van 3 mei 2018

tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof forchlorfenuron overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 20, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2006/10/EG van de Commissie (2) is forchlorfenuron als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3).

(2)

De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4).

(3)

De goedkeuring van de in de deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 vermelde werkzame stof forchlorfenuron vervalt op 31 oktober 2018.

(4)

Er is een aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van forchlorfenuron ingediend overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (5) en binnen de in dat artikel vermelde termijn.

(5)

De aanvrager heeft de overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 vereiste aanvullende dossiers ingediend. De lidstaat-rapporteur heeft vastgesteld dat de aanvraag volledig was.

(6)

De lidstaat-rapporteur heeft in overleg met de lidstaat-corapporteur een beoordelingsverslag over de verlenging opgesteld en dit verslag op 27 mei 2016 bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie ingediend.

(7)

De EFSA heeft het beoordelingsverslag over de verlenging voor opmerkingen aan de aanvrager en de lidstaten toegezonden en de ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. De EFSA heeft het aanvullende beknopte dossier tevens toegankelijk gemaakt voor het publiek.

(8)

Op 31 mei 2017 heeft de EFSA de Commissie haar conclusie (6) meegedeeld met betrekking tot de vraag of forchlorfenuron naar verwachting zal voldoen aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. De Commissie heeft het ontwerpverslag over de verlenging voor forchlorfenuron op 5 oktober 2017 aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd.

(9)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over het evaluatieverslag voor forchlorfenuron in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(10)

Met betrekking tot een of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat, is vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan.

(11)

De risicobeoordeling voor de verlenging van de goedkeuring van forchlorfenuron is gebaseerd op een beperkt aantal representatieve gebruiksdoeleinden, die echter geen beperking inhouden van de gebruiksdoeleinden waarvoor gewasbeschermingsmiddelen die forchlorfenuron bevatten, mogen worden toegelaten. Daarom is het passend de beperking tot gebruik als plantengroeiregulator te regelen niet te behouden.

(12)

Het is derhalve passend de goedkeuring van forchlorfenuron te verlengen.

(13)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, in samenhang met artikel 6 daarvan, en in het licht van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis, is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen.

(14)

Overeenkomstig artikel 20, lid 3, in samenhang met artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1511 van de Commissie (7) is de geldigheidsduur voor forchlorfenuron verlengd tot 31 oktober 2018 om het mogelijk te maken de verlengingsprocedure te voltooien voordat de goedkeuring van die werkzame stof vervalt. Aangezien er vóór de vervaldatum van de verlengde geldigheidsduur een besluit is genomen over de verlenging, moet deze verordening in werking treden vanaf 1 juni 2018.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof

De goedkeuring van de werkzame stof forchlorfenuron wordt verlengd zoals vastgesteld in bijlage I.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juni 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 mei 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2006/10/EG van de Commissie van 27 januari 2006 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde forchlorfenuron en indoxacarb op te nemen als werkzame stoffen (PB L 25 van 28.1.2006, blz. 24).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).

(6)  EFSA Journal 2017;15(6):4874, 18 blz., online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1511 van de Commissie van 30 augustus 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur voor de werkzame stoffen 1-methylcyclopropeen, beta-cyfluthrin, chloorthalonil, chloortoluron, cypermethrin, daminozide, deltamethrin, dimethenamid-p, flufenacet, flurtamone, forchlorfenuron, fosthiazaat, indoxacarb, iprodion, MCPA, MCPB, silthiofam, thiofanaat-methyl en tribenuron (PB L 224 van 31.8.2017, blz. 115).


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Forchlorfenuron

CAS-nr.: 68157-60-8

CIPAC-nr.: 633

1-(2-chloor-4-pyridinyl)-3-fenylureum

≥ 978 g/kg

1 juni 2018

31 mei 2033

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het verslag over de verlenging voor forchlorfenuron, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

het risico voor de consument wat het potentiële risico van metabolieten in fruitgewassen met eetbare schil betreft.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel A wordt vermelding 118 over forchlorfenuron geschrapt.

2)

In deel B wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„122

Forchlorfenuron

CAS-nr.: 68157-60-8

CIPAC-nr.: 633

1-(2-chloor-4-pyridinyl)-3-fenylureum

≥ 978 g/kg

1 juni 2018

31 mei 2033

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het verslag over de verlenging voor forchlorfenuron, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

het risico voor de consument wat het potentiële risico van metabolieten in fruitgewassen met eetbare schil betreft.

De gebruiksvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.”


BESLUITEN

4.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/22


BESLUIT (EU) 2018/680 VAN DE COMMISSIE

van 2 mei 2018

tot vaststelling van EU-milieukeurcriteria voor binnenschoonmaakdiensten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 2503)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 2,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 66/2010 zijn de regels vastgesteld voor de invoering en toepassing van het vrijwillige systeem van EU-milieukeuren, dat gericht is op het bevorderen van het gebruik van goederen en diensten met een hoog milieuprestatieniveau.

(2)

In Verordening (EG) nr. 66/2010 is bepaald dat per productgroep specifieke criteria voor de EU-milieukeur moeten worden vastgesteld.

(3)

Het voorstel om EU-milieukeurcriteria voor binnenschoonmaakdiensten te ontwikkelen, is naar voren gebracht door vertegenwoordigers van de professionele schoonmaaksector. Op basis daarvan is de Commissie met de ontwikkeling van dergelijke criteria gestart en heeft zij daarbij het voortouw genomen.

(4)

Het is passend om EU-milieukeurcriteria voor binnenschoonmaakdiensten vast te stellen om het gebruik van schoonmaakmiddelen en -accessoires met een geringe impact op het milieu, de opleiding van personeelsleden over milieuzaken, de grondbeginselen van een milieubeheersysteem en de correcte scheiding van afval te bevorderen.

(5)

De EU-milieukeurcriteria voor binnenschoonmaakdiensten, evenals de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, moeten — rekening houdend met de innovatiecyclus van die productgroep — vijf jaar geldig blijven vanaf de datum van kennisgeving van dit besluit.

(6)

Een code die overeenkomt met de productgroep vormt een integraal onderdeel van de registratienummers van de EU-milieukeur. Opdat de bevoegde instanties een registratienummer van de EU-milieukeur kunnen toekennen aan binnenschoonmaakdiensten die aan de EU-milieukeurcriteria voldoen, moet aan die productgroep een code worden toegewezen.

(7)

De in dit besluit vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De productgroep „binnenschoonmaakdiensten” omvat het verlenen van standaard professionele schoonmaakdiensten die in commerciële, institutionele en andere publiek toegankelijke gebouwen en private woningen worden uitgevoerd. Ruimten waar schoonmaakdiensten worden uitgevoerd, omvatten onder meer, maar zijn niet beperkt tot, kantoorruimten, sanitaire voorzieningen en publiek toegankelijke ziekenhuisruimten zoals gangen, wacht- en pauzeruimten.

2.   Zij omvatten tevens het schoonmaken van glazen oppervlakken die bereikbaar zijn zonder gebruik van gespecialiseerde uitrusting of machines.

3.   Niet inbegrepen in deze productgroep zijn ontsmettings- of schoonmaakactiviteiten die plaatsvinden op productievestigingen of activiteiten waarbij de schoonmaakmiddelen door de klant worden verstrekt.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1.   „standaard professionele schoonmaakdiensten”: professionele schoonmaakdiensten die ten minste eenmaal per maand worden uitgevoerd, met uitzondering van de schoonmaak van ramen, die als standaard wordt beschouwd wordt indien deze ten minste eenmaal om de drie maanden plaatsvindt;

2.   „onverdunde schoonmaakmiddelen”: middelen die verdund moeten worden vóór gebruik, met een verdunningsverhouding van ten minste 1:100;

3.   „schoonmaakaccessoires”: herbruikbare schoonmaakartikelen zoals doeken, zwabbers en emmers;

4.   „microvezel”: synthetische vezel die fijner is dan één denier of decitex per draad;

5.   „bedrijfsruimten en/of -terreinen van de aanvrager”: de bedrijfsruimten en/of -terreinen waar de aanvrager administratieve en organisatorische taken in verband met zijn activiteit uitvoert;

6.   „binnenschoonmaaktaken met de EU-milieukeur”: taken die door personeelsleden als onderdeel van een standaard professionele binnenschoonmaakdienst worden uitgevoerd.

Artikel 3

1.   Voor de toekenning van de EU-milieukeur krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 moet een dienst binnen de productgroep „binnenschoonmaakdiensten” als omschreven in artikel 1 van dit besluit vallen en aan de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling die in de bijlage bij dit besluit zijn vastgelegd, voldoen, evenals aan de volgende voorwaarden:

a)

hij voldoet aan alle verplichte criteria in de bijlage bij dit besluit;

b)

hij voldoet aan een voldoende aantal optionele criteria in de bijlage bij dit besluit teneinde ten minste 14 punten te behalen;

c)

hij is in de boekhouding afzonderlijk opgenomen van andere door dezelfde marktdeelnemer verstrekte diensten die niet onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen, met inbegrip van binnenschoonmaakdiensten die niet aan de eisen van dit besluit voldoen.

2.   Een marktdeelnemer aan wie de EU-milieukeur voor binnenschoonmaakdiensten is toegekend, mag geen andere diensten verstrekken dan diensten die onder de EU-milieukeur vallen, tenzij de binnenschoonmaakdiensten die onder de EU-milieukeur vallen, worden verstrekt door een (onder)afdeling, dochteronderneming of filiaal van die marktdeelnemer, die of dat duidelijk losstaat van die marktdeelnemer en een afzonderlijke boekhouding voert.

Elke andere door die marktdeelnemer verstrekte dienst die buiten het toepassingsgebied van dit besluit valt, met inbegrip van andere binnenschoonmaakdiensten die niet aan de in dit besluit vastgestelde eisen voldoen, valt niet onder de EU-milieukeurlicentie voor binnenschoonmaakdiensten en mag niet als dusdanig op de markt worden aangeboden.

3.   Indien een marktdeelnemer aan wie de EU-milieukeur voor binnenschoonmaakdiensten is toegekend, voor het verlenen van dergelijke diensten een beroep doet op onderaannemers, moeten ook zij houder zijn van een EU-milieukeurlicentie voor binnenschoonmaakdiensten.

Artikel 4

De criteria voor de productgroep „binnenschoonmaakdiensten” en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en verificatie blijven geldig gedurende vijf jaar na de datum van kennisgeving van dit besluit.

Artikel 5

Voor administratieve doeleinden wordt aan de productgroep „binnenschoonmaakdiensten” het codenummer „052” toegekend.

Artikel 6

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 mei 2018.

Voor de Commissie

Karmenu VELLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.


BIJLAGE

EU-MILIEUKEURCRITERIA EN EISEN INZAKE BEOORDELING EN VERIFICATIE VOOR DE PRODUCTGROEP „BINNENSCHOONMAAKDIENSTEN”

KADER

CRITERIA

Criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan de productgroep binnenschoonmaakdiensten:

Verplichte criteria

Criterium M1:

Gebruik van schoonmaakmiddelen met een geringe impact op het milieu

Criterium M2:

Dosering van het schoonmaakmiddel

Criterium M3:

Gebruik van microvezelproducten

Criterium M4:

Opleiding van personeel

Criterium M5:

Basisbeginselen van een milieubeheersysteem

Criterium M6:

Scheiding van vast afval in de bedrijfsruimten en/of op de bedrijfsterreinen van de aanvrager

Criterium M7:

Informatie op de EU-milieukeur

Optionele criteria

Criterium O1:

Intensief gebruik van schoonmaakmiddelen met een geringe impact op het milieu (maximaal 3 punten)

Criterium O2:

Gebruik van geconcentreerde onverdunde schoonmaakmiddelen (maximaal 3 punten)

Criterium O3:

Intensief gebruik van microvezelproducten (maximaal 3 punten)

Criterium O4:

Gebruik van schoonmaakaccessoires met een geringe impact op het milieu (maximaal 4 punten)

Criterium O5:

Energie-efficiëntie van stofzuigers (3 punten)

Criterium O6:

EMAS-registratie of ISO 14001-certificering van de dienstverlener (maximaal 5 punten)

Criterium O7:

Beheer van vast afval op de schoonmaaklocaties (2 punten)

Criterium O8:

Kwaliteit van de dienstverlening (maximaal 3 punten)

Criterium O9:

Voertuigenpark in eigendom van of geleased door de aanvrager (maximaal 5 punten)

Criterium O10:

Efficiëntie van de wasmachines in eigendom van of geleased door de aanvrager (maximaal 4 punten)

Criterium O11:

Diensten en andere producten met een milieukeur (maximaal 5 punten)

Criterium O12:

Aan de klant geleverde verbruiksgoederen en elektrische luchthanddrogers (maximaal 3 punten)

BEOORDELING EN VERIFICATIE

De specifieke eisen inzake beoordeling en verificatie worden bij elk criterium vermeld.

Wanneer de aanvrager verklaringen, documentatie, analyses, testverslagen of ander bewijsmateriaal moet indienen om aan te tonen dat aan de criteria is voldaan, mogen deze afkomstig zijn van de aanvrager en/of zijn leverancier(s) en/of zijn onderaannemers.

De bevoegde instanties geven de voorkeur aan verklaringen die zijn afgegeven en gecontroleerd door instellingen die zijn geaccrediteerd op basis van de toepasselijke geharmoniseerde norm voor test- en kalibratielaboratoria, resp. de toepasselijke geharmoniseerde norm voor instellingen die producten, processen en diensten certificeren. De accreditatie moet worden verricht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (1).

Gegevens uit in het kader van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) afgegeven milieuverklaringen mogen als bewijsmiddel worden gebruikt in de plaats van de in de vorige alinea bedoelde verklaringen.

Andere dan de bij elk criterium vermelde testmethoden mogen worden gebruikt indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt, als gelijkwaardig worden aanvaard.

De bevoegde instanties mogen om ondersteunende documentatie vragen en onafhankelijke controles uitvoeren.

De bevoegde instanties moeten vóór de toekenning van de milieukeur de bedrijfsruimten en/of -terreinen van de aanvrager bezoeken en moeten ten minste éénmaal een locatie bezoeken terwijl de schoonmaakdiensten worden verstrekt.

Aanvragers aan wie de EU-milieukeurlicentie is toegekend, moeten de bevoegde instantie regelmatig een lijst bezorgen van de schoonmaaklocaties waar zij schoonmaakdiensten met de EU-milieukeur verstrekken; in die lijst moeten voor elke locatie de begin- en einddatum van de activiteiten worden vermeld. De periode tussen kennisgevingen van nieuwe schoonmaaklocaties mag niet meer dan vier maanden bedragen, tenzij de aanvrager geen nieuwe contracten heeft gesloten. De bevoegde instantie mag tijdens de toekenningsperiode regelmatig vervolgbezoeken brengen aan de bedrijfsruimten en/of -terreinen van de aanvrager of aan een schoonmaaklocatie.

Als eerste voorwaarde moeten de diensten voldoen aan alle wettelijke vereisten van het land (de landen) waarin de „binnenschoonmaakdiensten” worden verstrekt. Meer bepaald moet de onderneming operationeel en geregistreerd zijn overeenkomstig de bepalingen van de nationale en/of lokale wetgeving, en moet het personeel legaal in dienst zijn en verzekerd zijn. Hiertoe moeten personeelsleden beschikken over een schriftelijke geldige arbeidsovereenkomst die aan de nationale wetgeving voldoet, en ten minste het bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgelegde nationale of regionale minimumloon of, bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst, ten minste het nationale of regionale minimumloon ontvangen; de werktijden moeten in overeenstemming zijn met de nationale wetgeving.

De aanvrager moet verklaren en aantonen dat de diensten aan die eisen voldoen, aan de hand van een onafhankelijke verificatie of bewijsstukken die het nationale recht inzake gegevensbescherming onverlet laten (zoals een kopie van het schriftelijk geformuleerde sociale beleid, kopieën van overeenkomsten, bewijzen van inschrijving van de werknemers in het nationale verzekeringsstelsel, officiële documentatie/een lijst waarin de namen van de werknemers en het aantal werknemers zijn aangegeven door de lokale arbeidsinspectie of het lokale arbeidsbureau).

De bevoegde instanties mogen tijdens bezoeken ter plaatse willekeurig gesprekken afnemen bij personeelsleden.

VERPLICHTE CRITERIA

Criterium M1 —   Gebruik van schoonmaakmiddelen met een geringe impact op het milieu

Dit criterium geldt enkel voor producten die rechtstreeks bij binnenschoonmaaktaken met de EU-milieukeur worden gebruikt. Zowel criterium M1 (a) als M1 (b) moet door de aanvrager worden vervuld.

M1 (a)   EU-milieukeur en andere producten met een ISO-keurmerk van type I

Aan ten minste 50 % van de ingekochte volumes schoonmaakmiddelen die per jaar wordt gebruikt, met uitzondering van vochtige doekjes, andere voorbevochtigde producten en producten die voor de impregnering en bescherming van zwabbers (tijdens het wasproces) worden gebruikt, moet de EU-milieukeur voor schoonmaakproducten voor harde oppervlakken overeenkomstig Besluit (EU) 2017/1217 van de Commissie (3) of een ander EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, zijn toegekend.

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet jaarlijkse gegevens (commerciële naam en hoeveelheid in volume van de producten) en documentatie (inclusief relevante facturen of locatie-inventarissen) verstrekken waarin is aangegeven welke schoonmaakmiddelen in de overeenkomsten voor binnenschoonmaakdiensten met de EU-milieukeur zijn gebruikt. Indien er producten met de EU-milieukeur worden gebruikt, moet de aanvrager een kopie verstrekken van het EU-milieukeurcertificaat en/of verpakkingsetiket waaruit blijkt dat de EU-milieukeur overeenkomstig Besluit (EU) 2017/1217 is toegekend.

Indien er producten met een ander ISO-keurmerk van type I worden gebruikt, moet de aanvrager een kopie van het desbetreffende certificaat en/of een kopie van het verpakkingsetiket verstrekken.

M1 (b)   Gevaarlijke stoffen

i)

Producten zonder de EU-milieukeur voor schoonmaakproducten voor harde oppervlakken of een ander EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, mogen geen stoffen bevatten die zijn opgenomen in EU-milieukeurcriterium 4, onder a), i), voor schoonmaakproducten voor harde oppervlakken, ongeacht de concentratie ervan.

ii)

Producten zonder de EU-milieukeur voor schoonmaakproducten voor harde oppervlakken of een ander EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, mogen geen stoffen bevatten die zijn opgenomen in EU-milieukeurcriterium 4, onder a), punt ii), voor schoonmaakproducten voor harde oppervlakken, in hogere hoeveelheden dan die welke volgens het criterium zijn toegelaten.

iii)

Producten zonder de EU-milieukeur voor schoonmaakproducten voor harde oppervlakken of een ander EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, mogen niet zijn ingedeeld en geëtiketteerd als acuut toxisch, toxisch voor specifieke doelorganen, inhalatie- of huidallergeen, kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, of gevaarlijk voor het milieu, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4), en zoals geïnterpreteerd volgens de gevarenaanduidingen in de tabel hieronder.

Vochtige doekjes en andere voorbevochtigde producten moeten aan deze eis voldoen.

Aan beperkingen onderhevige gevarenindelingen en hun categorie

Acute toxiciteit

Categorie 1 en 2

Categorie 3

H300: dodelijk bij inslikken

H301: giftig bij inslikken

H310: dodelijk bij contact met de huid

H311: giftig bij contact met de huid

H330: dodelijk bij inademing

H331: giftig bij inademing

H304: kan dodelijk zijn als de stof bij inslikken in de luchtwegen terechtkomt

EUH070: giftig bij oogcontact

Specifieke doelorgaantoxiciteit

Categorie 1

Categorie 2

H370: veroorzaakt schade aan organen

H371: kan schade aan organen veroorzaken

H372: veroorzaakt schade aan organen bij langdurige of herhaalde blootstelling

H373: kan schade aan organen veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling

Sensibilisatie van de luchtwegen of van de huid

Categorie 1A

Categorie 1B

H317: kan een allergische huidreactie veroorzaken

H317: kan een allergische huidreactie veroorzaken

H334: kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken

H334: kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken

Kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting

Categorie 1A en 1B

Categorie 2

H340: kan genetische schade veroorzaken

H341: verdacht van het veroorzaken van genetische schade

H350: kan kanker veroorzaken

H351: verdacht van het veroorzaken van kanker

H350i: kan kanker veroorzaken bij inademing

 

H360F: kan de vruchtbaarheid schaden

H361f: wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden

H360D: kan het ongeboren kind schaden

H361d: wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden

H360FD: kan de vruchtbaarheid schaden. Kan het ongeboren kind schaden

H361fd: wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden

H360Fd: kan de vruchtbaarheid schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden

H362: kan schadelijk zijn via de borstvoeding

H360Df: kan het ongeboren kind schaden. Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden

 

Gevaarlijk voor het aquatisch milieu

Categorie 1 en 2

Categorie 3 en 4

H400: zeer giftig voor in het water levende organismen

H412: schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

H410: zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

H413: kan langdurige schadelijke gevolgen voor in het water levende organismen hebben

H411: giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

 

Gevaarlijk voor de ozonlaag

H420: gevaarlijk voor de ozonlaag

 

Beoordeling en verificatie:

Punten i) en ii): de aanvrager moet een ondertekende verklaring van conformiteit verstrekken die is gestaafd met verklaringen van leveranciers waarin wordt bevestigd dat de productformule de genoemde stoffen niet of niet in een concentratie boven de opgegeven grenswaarden bevat.

Punt iii): de aanvrager moet een verklaring van conformiteit verstrekken die is gestaafd met de veiligheidsinformatiebladen voor alle producten zonder de EU-milieukeur voor schoonmaakproducten voor harde oppervlakken of een ander ISO-keurmerk van type I.

Criterium M2 —   Dosering van het schoonmaakmiddel

Personeelsleden die binnenschoonmaaktaken met de EU-milieukeur uitvoeren, moeten op de schoonmaaklocatie dan wel in de bedrijfsruimten en/of op de bedrijfsterreinen van de aanvrager toegang hebben tot passende doserings- en verdunningsapparaten voor de gebruikte schoonmaakmiddelen (bv. automatische dispensers, maatbekers, handpompen, verstuivers). Ook moeten zij toegang hebben tot instructies voor het correct doseren en verdunnen van de schoonmaakmiddelen in kwestie.

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet een verklaring van conformiteit met dit criterium verstrekken die is gestaafd met een lijst van de verstrekte apparaten en met passende documentatie waarin de aan het schoonmaakpersoneel verstrekte instructies betreffende de correcte dosering en verdunning zijn aangegeven.

Criterium M3 —   Gebruik van microvezelproducten

Dit criterium geldt enkel voor niet-wegwerpbare, van textiel vervaardigde schoonmaakaccessoires die rechtstreeks bij binnenschoonmaaktaken met de EU-milieukeur worden gebruikt.

Ten minste 50 % van de van textiel vervaardigde schoonmaakaccessoires (bv. doeken, zwabberkoppen) die per jaar worden gebruikt, moeten van microvezel zijn gemaakt.

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet jaarlijkse gegevens (productsoort en -hoeveelheid) en documentatie (inclusief relevante facturen of locatie-inventarissen) verstrekken waarin is aangegeven welke van textiel vervaardigde schoonmaakaccessoires zijn gebruikt en welke daarvan van microvezel zijn vervaardigd.

Criterium M4 —   Opleiding van personeel

De aanvrager moet informatie, waaronder schriftelijke procedures of handleidingen, en opleiding verstrekken aan het schoonmaakpersoneel dat binnenschoonmaaktaken met de EU-milieukeur uitvoert en aan de managers die toezicht uitoefenen op deze schoonmaaktaken. De opleiding moet de volgende gebieden bestrijken, voor zover deze relevant zijn voor de taken die door het personeelslid worden uitgevoerd:

Personeelsleden moeten bewust worden gemaakt van wat de EU-milieukeur inhoudt en wat de gevolgen ervan zijn voor de schoonmaakdiensten.

 

Schoonmaakmiddelen:

Personeelsleden moeten worden opgeleid om voor elke schoonmaaktaak de juiste productdosering te gebruiken.

Personeelsleden moeten worden opgeleid om de juiste verdunningsverhouding voor onverdunde schoonmaakmiddelen te gebruiken en om het passende doseringsapparaat te gebruiken.

Personeelsleden moeten worden opgeleid om schoonmaakmiddelen op passende wijze te bewaren.

Teneinde het risico op overdadig of verkeerd gebruik van schoonmaakmiddelen tot een minimum te beperken, moet in de opleiding aan bod komen hoe het assortiment gebruikte schoonmaakmiddelen kan worden verkleind.

 

Energiebesparing:

Personeelsleden moeten worden opgeleid om niet-verwarmd water te gebruiken om producten te verdunnen, tenzij anders aangegeven door de producent van het product.

Indien nodig moeten personeelsleden worden opgeleid om voor zowel industriële als huishoudelijke wasmachines de passende cyclus en temperatuur te gebruiken.

Indien nodig moeten personeelsleden worden opgeleid om lichten uit te doen wanneer zijn klaar zijn met hun taken.

 

Waterbesparing:

Personeelsleden moeten worden opgeleid om waar passend microvezelproducten te gebruiken om het gebruik van water en schoonmaakmiddelen tot een minimum te beperken.

 

Afval:

Personeelsleden moeten worden opgeleid om duurzame en herbruikbare schoonmaakaccessoires te gebruiken en om het gebruik van schoonmaakbenodigdheden voor eenmalig gebruik (bv. handschoenen) tot een minimum te beperken, voor zover dit de veiligheid van het personeel en de hygiënevoorschriften niet in gevaar brengt.

Personeelsleden moeten worden opgeleid om afvalwater correct te verwijderen.

Personeelsleden moeten specifieke opleiding krijgen over afvalbeheer om hen te helpen voldoen aan de eisen zoals vermeld in de criteria M6 en O7, waar van toepassing. De opleiding moet het beheer van vast afval in zowel de bedrijfsruimten en/of op de terreinen van de onderneming als op de schoonmaaklocaties omvatten.

 

Gezondheid en veiligheid:

Personeelsleden moeten voorlichting krijgen over gezondheid-, veiligheids- en milieukwesties met betrekking tot schoonmaaktaken en zij moeten worden aangemoedigd om beste praktijken over te nemen. Dit moet informatie omvatten over:

veiligheidsinformatiebladen en de behandeling van chemische stoffen;

ergonomie en toepasselijke nationale wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk;

verwijdering, schoonmaak en opslag van herbruikbare handschoenen (indien van toepassing); en

veiligheid in het verkeer en ecorijden (van toepassing op aanvragers met eigen personeelsleden die in het kader van de schoonmaakdienst een voertuig besturen).

Alle nieuwe en tijdelijke personeelsleden moeten binnen zes weken na indiensttreding passende opleiding krijgen. Over alle aspecten die in dit criterium aan bod komen, moet minstens eenmaal per jaar een opfriscursus worden gegeven aan de personeelsleden. Hoewel deze nascholing geen volledige herhaling hoeft te zijn van de basisopleiding die aan alle personeelsleden wordt verstrekt, moet zij wel alle vermelde milieukwesties behandelen en ervoor zorgen dat de betrokken personeelsleden zich ten volle bewust zijn van hun verantwoordelijkheden.

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet een verklaring van conformiteit met dit criterium verstrekken die is gestaafd met jaarlijkse gegevens over het opleidingsprogramma (datum en aard — basisopleiding of nascholing), de inhoud ervan en informatie over welke personeelsleden de opleiding hebben gevolgd. De aanvrager moet ook kopieën van procedures en personeelsmededelingen betreffende alle opleidingsgerelateerde onderwerpen verstrekken. De datum en de aard van de personeelsopleiding moeten worden geregistreerd als bewijs dat er opfriscursussen zijn gegeven.

Indien er opleidingen worden verstrekt als onderdeel van een extern opleidingsprogramma, mag documentatie waaruit deelname (bv. opleidingsattest) en de inhoud van de opleiding blijken, worden verstrekt als bewijs van conformiteit, voor zover daarin de onderwerpen die in dit criterium aan bod komen, worden behandeld.

Indien een bedrijf op permanente of tijdelijke basis personeelsleden overneemt van een andere verlener van schoonmaakdiensten en indien de personeelsleden het voorgaande jaar opleiding hebben gevolgd, is er geen heropleiding nodig, op voorwaarde dat documentatie kan worden verstrekt waaruit blijkt welke personeelsleden aan een opleidingsprogramma hebben deelgenomen (bv. een opleidingsattest) en welke opleidingsonderwerpen aan bod zijn gekomen.

Criterium M5 —   Basisbeginselen van een milieubeheersysteem

De aanvrager moet aan de minimumvereisten van een milieubeheersysteem hebben voldaan door het volgende in te voeren:

een milieubeleid waarin de meest relevante directe en indirecte impact op het milieu wordt geïdentificeerd en waarin het beleid van de organisatie met het oog op deze effecten wordt vastgesteld;

een in detail uitgewerkt actieprogramma dat ervoor zorgt dat het milieubeleid van het bedrijf op de verstrekte diensten wordt toegepast. In het actieprogramma moeten ook doelen worden vastgesteld voor de milieuprestaties inzake het gebruik van middelen (bv. vermindering van de hoeveelheid gebruikte schoonmaakmiddelen), evenals acties om de impact op het milieu te verminderen. Ter ondersteuning van het vaststellen van doelstellingen en acties moeten gegevens worden verzameld over het gebruik van middelen en andere milieuaspecten (bv. afvalproductie);

een intern evaluatieproces, dat elk jaar moet plaatsvinden om de prestaties van de organisatie te toetsen aan de hand van de doelstellingen van het actieprogramma. De resultaten van de evaluatie moeten door het management van de organisatie worden gebruikt om de prestaties continu te verbeteren door het milieubeleid en het actieprogramma bij te werken.

Het milieubeleid en de prestaties van de organisatie met betrekking tot de vastgestelde doelen moeten door het publiek kunnen worden geraadpleegd in de bedrijfsruimten en/of op de bedrijfsterreinen van de aanvrager.

Opmerkingen en feedback van klanten — te verzamelen door middel van vragen- of controlelijsten — moeten in aanmerking worden genomen.

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet een verklaring van conformiteit met dit criterium verstrekken die is gestaafd met een kopie van het milieubeleid, het actieprogramma, het evaluatieverslag en de procedures die zijn ingevoerd om rekening te houden met de opmerkingen en feedback van klanten. Het evaluatieverslag moet een lijst met alle nodige verbeteringsmaatregelen bevatten die zo snel mogelijk na het indienen van de EU-milieukeuraanvraag aan de bevoegde instantie ter beschikking moet worden gesteld. Indien de bevoegde instantie hierom vraagt, moet bijgewerkte documentatie worden verstrekt om de conformiteit tijdens de toekenningsperiode aan te tonen.

Aanvragers die een EMAS-registratie hebben en/of over een ISO 14001-certificering beschikken, en aanvragers die deel uitmaken van een organisatie die een EMAS-registratie heeft en/of over een ISO 14001-certificering beschikt, worden geacht aan dit criterium te voldoen indien zij de EMAS-registratie en/of het ISO 14001-certificaat verstrekken als bewijs van conformiteit.

Criterium M6 —   Scheiding van vast afval in de bedrijfsruimten en/of op de bedrijfsterreinen van de aanvrager

Enkel afval dat in de bedrijfsruimten en/of op de bedrijfsterreinen van de aanvrager wordt geproduceerd, valt onder dit criterium.

De aanvrager moet de personeelsleden voorzien van de middelen voorzien die nodig zijn om in zijn bedrijfsruimten en/of op zijn bedrijfsterreinen geproduceerd vast afval te scheiden in de passende afvalcategorieën om te worden weggevoerd voor verwerking (bv. recyclage, verbranding) dan wel voor verwijdering conform de lokale of nationale afvalbeheerpraktijken en -voorzieningen.

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet een verklaring van conformiteit verstrekken die is gestaafd met een beschrijving van de verschillende categorieën vast afval die in de bedrijfsruimten en/of op de bedrijfsterreinen van de aanvrager worden ingezameld en gescheiden. Ook moet een beschrijving worden verstrekt van de verschillende categorieën vast afval die door de lokale autoriteiten en/of private agentschappen (uit hoofde van relevante overeenkomsten) voor verdere verwerking of verwijdering worden aanvaard.

Criterium M7 —   Op de EU-milieukeur weergegeven informatie

De richtsnoeren van de Commissie betreffende het gebruik van het optionele etiket met tekstvak zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/documents/logo_guidelines.pdf

Het optionele etiket met tekstvak moet de volgende tekst bevatten:

„[marktdeelnemer in de zin van artikel 3, lid 2] neemt actief maatregelen om de impact van binnenschoonmaakdiensten op het milieu te beperken door:

het gebruik van schoonmaakmiddelen met een milieukeur;

specifieke opleidingen voor het personeel;

een milieubeheersysteem.”

Beoordeling en verificatie

Om aan dit criterium te voldoen, moet de aanvrager een verklaring van conformiteit verstrekken waarin wordt aangegeven op welke drager hij het logo wenst aan te brengen.

OPTIONELE CRITERIA

Criterium O1 —   Intensief gebruik van schoonmaakmiddelen met een geringe impact op het milieu (maximaal 3 punten)

Dit criterium geldt enkel voor producten die rechtstreeks bij binnenschoonmaaktaken met de EU-milieukeur worden gebruikt.

De aanvrager verdient punten voor de hoeveelheid schoonmaakmiddelen met de EU-milieukeur voor schoonmaakproducten voor harde oppervlakken of een ander EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, als percentage van de (in volume bij aankoop uitgedrukte) hoeveelheid schoonmaakmiddelen die per jaar wordt gebruikt, met uitzondering van vochtige doekjes en andere voorbevochtigde producten, als volgt:

ten minste 65 %: 1 punt

ten minste 75 %: 2 punten

ten minste 95 %: 3 punten

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet jaarlijkse gegevens (commerciële naam en hoeveelheid in volume van de producten) en documentatie (inclusief relevante facturen of locatie-inventarissen) verstrekken waarin is aangegeven welke schoonmaakmiddelen in de overeenkomsten voor binnenschoonmaakdiensten met de EU-milieukeur zijn gebruikt. Indien er producten met de EU-milieukeur worden gebruikt, moet de aanvrager een kopie verstrekken van het EU-milieukeurcertificaat en/of verpakkingsetiket waaruit blijkt dat de EU-milieukeur overeenkomstig Besluit (EU) 2017/1217 is toegekend. Indien er producten met een ander ISO-keurmerk van type I worden gebruikt, moet de aanvrager een kopie van het desbetreffende certificaat en/of een kopie van het verpakkingsetiket verstrekken.

Criterium O2 —   Gebruik van geconcentreerde onverdunde schoonmaakmiddelen (maximaal 3 punten)

Dit criterium geldt enkel voor producten die rechtstreeks bij binnenschoonmaaktaken met de EU-milieukeur worden gebruikt.

De aanvrager verdient punten voor de hoeveelheid schoonmaakmiddelen met een minimale verdunningsverhouding van 1:100, als percentage van de (in volume bij aankoop uitgedrukte) totale hoeveelheid schoonmaakmiddelen die per jaar wordt gebruikt, met uitzondering van vochtige doekjes en andere voorbevochtigde producten en producten die voor de impregnering en bescherming van zwabbers worden gebruikt (tijdens het wasproces), zoals volgt:

ten minste 15 %: 1 punt

ten minste 30 %: 2 punten

ten minste 50 %: 3 punten

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet jaarlijkse gegevens (commerciële naam en hoeveelheid in volume van de producten) en documentatie (inclusief relevante facturen of locatie-inventarissen) verstrekken waarin is aangegeven welke schoonmaakmiddelen zijn gebruikt. Voor elk product moet documentatie over de verdunningsverhouding worden verstrekt (veiligheidsinformatiebladen, gebruiksaanwijzingen of andere relevante middelen). Kan een product in verschillende verdunningsverhoudingen worden gebruikt, dan moet de meest gangbare verdunningsverhouding, zoals gestaafd met interne personeelsinstructies, worden opgegeven. De verdunningsverhouding voor gebruiksklare producten moet als 1:1 worden aangegeven.

Criterium O3 —   Intensief gebruik van microvezelproducten (maximaal 3 punten)

Dit criterium geldt enkel voor niet-wegwerpbare van textiel vervaardigde schoonmaakaccessoires die rechtstreeks bij binnenschoonmaaktaken met de EU-milieukeur worden gebruikt.

De aanvrager verdient punten voor de hoeveelheid schoonmaakaccessoires die van microvezel zijn gemaakt, als percentage van de hoeveelheid van textiel vervaardigde schoonmaakaccessoires (bv. doeken, zwabberkoppen) die per jaar wordt gebruikt, als volgt:

ten minste 65 %: 1 punt

ten minste 75 %: 2 punten

ten minste 95 %: 3 punten

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet jaarlijkse gegevens (productsoort en -hoeveelheid) en documentatie (inclusief relevante facturen of locatie-inventarissen) verstrekken waarin is aangegeven welke van textiel vervaardigde schoonmaakaccessoires zijn gebruikt en welke daarvan van microvezel zijn vervaardigd.

Criterium O4 —   Gebruik van schoonmaakaccessoires met een geringe impact op het milieu (maximaal 4 punten)

Dit criterium geldt enkel voor schoonmaakaccessoires die rechtstreeks worden gebruikt bij binnenschoonmaaktaken met de EU-milieukeur.

O4 (a)   Zwabbers (maximaal 2 punten)

De aanvrager verdient punten voor de hoeveelheid zwabbers met de EU-milieukeur voor textiel of een ander EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, als percentage van de hoeveelheid zwabbers die per jaar wordt gebruikt, als volgt:

ten minste 20 %: 1 punt

ten minste 50 %: 2 punten

O4 (b)   Doeken (maximaal 2 punten)

De aanvrager verdient punten voor de hoeveelheid doeken met de EU-milieukeur voor textiel of een ander EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, als percentage van de hoeveelheid doeken die per jaar wordt gebruikt, als volgt:

ten minste 20 %: 1 punt

ten minste 50 %: 2 punten

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet jaarlijkse gegevens (soort en hoeveelheid van de producten) en documentatie (inclusief relevante facturen of locatie-inventarissen) verstrekken waarin is aangegeven welke schoonmaakmiddelen en -accessoires in de overeenkomsten voor binnenschoonmaakdiensten met de EU-milieukeur zijn gebruikt. Indien er producten met de EU-milieukeur worden gebruikt, moet de aanvrager een kopie verstrekken van het EU-milieukeurcertificaat en/of verpakkingsetiket dat aantoont dat de EU-milieukeur in overeenstemming met Besluit 2014/350/EU van de Commissie (5) is toegekend. Indien er producten met een ander ISO-keurmerk van type I worden gebruikt, moet de aanvrager een kopie van het desbetreffende certificaat en/of een kopie van het verpakkingsetiket verstrekken.

Criterium O5 —   Energie-efficiëntie voor stofzuigers (3 punten)

Dit criterium geldt alleen voor stofzuigers die onder het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 665/2013 van de Commissie (6) vallen. Nat-, natdroog-, robot-, industriële, centrale en batterijgevoede stofzuigers en boenmachines en buitenstofzuigers vallen buiten het toepassingsgebied van die verordening.

Ten minste 40 % van de stofzuigers (afgerond op het eerstvolgende gehele getal) in eigendom van of gehuurd door de aanvrager die bij het verlenen van binnenschoonmaakdiensten met de EU-milieukeur worden gebruikt, moet bij aankoop overeenstemmen met ten minste de volgende in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 665/2013 vastgestelde energie-efficiëntieklassen:

klasse A voor stofzuigers die vóór 1 september 2017 zijn aangekocht;

klasse A+ voor stofzuigers die na 1 september 2017 zijn aangekocht.

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet documentatie verstrekken waaruit blijkt dat de stofzuigers voldoen aan de eisen inzake energieklasse (bv. een aankoopfactuur en een productkaart zoals vastgesteld in bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 665/2013), samen met een volledige lijst van de stofzuigers die bij de diensten met EU-milieukeur worden gebruikt.

Criterium O6 —   EMAS-registratie of ISO 14001-certificering van de dienstverlener (maximaal 5 punten)

De aanvrager moet geregistreerd zijn in het kader van het milieubeheer- en auditsysteem van de Unie (EMAS) (5 punten) of gecertificeerd zijn volgens de ISO 14001-norm (3 punten).

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet de EMAS-registratie of het ISO 14001-certificaat verstrekken als bewijs van conformiteit met dit criterium.

Criterium O7 —   Beheer van vast afval op de schoonmaaklocaties (2 punten)

Dit criterium is enkel van toepassing op gevallen waarin de klanten van de aanvrager het schoonmaakpersoneel van de middelen voorzien om afval in de passende categorieën vast afval te scheiden en geldt enkel voor het vaste afval dat tijdens het verlenen van binnenschoonmaakdiensten met de EU-milieukeur wordt geproduceerd (bv. niet-herbruikbare verpakkingen van schoonmaakmiddelen, verpakkingen van verbruiksgoederen) en voor het vaste afval dat op voorhand (bv. door de personeelsleden van de klant) op de schoonmaaklocaties wordt gescheiden.

Het schoonmaakpersoneel moet het vaste afval dat tijdens de verlening van de diensten is geproduceerd, scheiden en het gescheiden en voorgescheiden afval in de daartoe voorziene containers op of in de buurt van de schoonmaaklocaties deponeren. Dit is vereist indien de klanten voorzien in de middelen (bv. afvalcontainers voor gescheiden categorieën vast afval) om de categorieën gescheiden afval te kunnen wegvoeren voor verwerking (bv. recyclage, verbranding) dan wel voor verwijdering in overeenstemming met de lokale of nationale afvalbeheerpraktijken en -voorzieningen en/of relevante overeenkomsten met recyclagediensten.

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet een verklaring van conformiteit met dit criterium verstrekken, tezamen met een beschrijving van de verschillende categorieën vast afval die door de lokale autoriteiten worden aanvaard en/of relevante overeenkomsten met recyclagebedrijven voor elk van de betrokken schoonmaaklocaties.

Criterium O8 —   Kwaliteit van de dienstverlening (maximaal 3 punten)

Aanvragers verdienen twee punten indien zij aan de hieronder vastgestelde eisen voldoen, of drie punten indien zij houder zijn van de ISO 9001-certificering of de Noordse INSTA 800-certificering.

De aanvrager moet een service manager hebben aangesteld en procedures voor de monitoring, beoordeling en verbetering van de schoonmaakkwaliteit hebben ingevoerd, zoals hieronder beschreven. De manager kan de facility manager, een voorman/vrouw, of een coördinator zijn die is aangesteld om de schoonmaakactiviteiten te organiseren en erop toe te zien.

De aanvrager moet de volgende zaken invoeren:

procedures voor de monitoring, beoordeling en verbetering van de door de aanvrager uitgevoerde schoonmaaktaken (hieronder beschreven);

maatregelen om de schoonmaakkwaliteit te verbeteren, op basis van bijvoorbeeld antwoorden op klanttevredenheidsonderzoeken.

Daarnaast moet de aanvrager schriftelijke instructies voor de door de dienst uit te voeren taken opstellen, die door het managementteam van de aanvrager moeten worden ondertekend. Die schriftelijke instructies moeten aan het schoonmaakpersoneel worden verstrekt en voor raadpleging ter beschikking worden gesteld in de bedrijfsruimten en/of op de bedrijfsterreinen en/of op de schoonmaaklocaties van de aanvrager.

Deze schriftelijke instructies moeten ten minste het volgende bevatten:

beschrijving van de taak (bv. kantoor, sanitair, ramen schoonmaken);

kwaliteit (bv. verwachte netheid, gestandaardiseerde controlelijst);

frequentie (bv. eenmaal per week);

schoon te maken voorwerpen (bv. tafel, stoel, wastafel);

toe te passen methoden (bv. uitrusting en methode om verschillende zones of voorwerpen schoon te maken).

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet het ISO 9001- of INSTA 800-certificaat of een verklaring van conformiteit verstrekken die is gestaafd met:

een document waarin de manager staat vermeld die verantwoordelijk is voor de conformiteit met dit criterium (er mag een organigram worden gebruikt om de organisatiestructuur van de aanvrager te beschrijven en de manager te identificeren);

bedrijfsdocumenten waaruit de procedures met betrekking tot schoonmaakkwaliteit blijken. Opmerking: ingeval deze procedures overeenstemmen met de eisen van EN 13549 (schoonmaakdiensten, basisvoorschriften en aanbevelingen voor kwaliteitsmeetsystemen) en/of een regionale norm voor kwaliteitsbeheer (bv. INSTA 800: schoonmaakkwaliteit — meetsysteem voor de beoordeling van en toekenning van een score voor schoonmaakkwaliteit), mag de aanvrager het certificaat van conformiteit verstrekken;

de schriftelijke instructies voor de taken die deel uitmaken van de dienstverlening, ondertekend door het managementteam van de aanvrager.

Criterium O9 —   Voertuigenpark in eigendom van of geleased door de aanvrager (maximaal 5 punten)

Dit criterium geldt alleen voor het voertuigenpark in eigendom van en/of geleased door de aanvrager dat bij de binnenschoonmaaktaken met de EU-milieukeur wordt gebruikt. De voertuigen kunnen door menskracht aangedreven voertuigen (transportfietsen), door menskracht aangedreven voertuigen met elektrische ondersteuning (e-transportfietsen) of lichte personen- of bedrijfsvoertuigen zijn die worden gebruikt door managers, supervisors, schoonmaakpersoneel, inspecteurs en iedere andere persoon die deelneemt aan een bepaald aspect van de verlening van de schoonmaakdienst.

Onder subcriterium O9 (a) vallen ook hybride voertuigen, maar geen elektrische voertuigen.

Onder subcriterium O9 (b) vallen emissieloze voertuigen.

Voertuigen in particuliere eigendom die bij de dienstverlening worden gebruikt, vallen niet onder dit criterium.

O9 (a)   Voertuigen die voldoen aan de Europese emissienorm Euro 6 (1 punt)

Ten minste 50 % van de voertuigen (afgerond op het eerstvolgende gehele getal) in eigendom van of geleased door de aanvrager die bij de binnenschoonmaakdiensten met de EU-milieukeur worden gebruikt, moet aan de Europese emissienorm Euro 6 voor lichte personen- en bedrijfsvoertuigen voldoen.

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet relevante documentatie verstrekken waaruit blijkt welke voertuigen bij de verlening van de schoonmaakdiensten worden gebruikt, dat zij in eigendom zijn van de aanvrager of door hem worden geleased, en moet aangeven welke voertuigen aan de Euro 6-norm voldoen. De openbare inschrijving van de voertuigen kan als bewijs van conformiteit worden gebruikt, tezamen met het conformiteitscertificaat.

O9 (b)   Emissieloze voertuigen (2 punten)

Ten minste 10 % van de voertuigen (afgerond op het eerstvolgende gehele getal) in eigendom van of gehuurd door de aanvrager, die bij binnenschoonmaakdiensten met de EU-milieukeur worden gebruikt, moeten emissieloze voertuigen zijn, zoals bepaald door de in Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad (7) beschreven nieuwe Europese rijcyclustesten (New European Drive Cycle, NEDC), door menskracht aangedreven voertuigen (transportfietsen) of door menskracht aangedreven voertuigen met elektrische ondersteuning (e-transportfietsen).

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet relevante documentatie verstrekken waaruit blijkt welke voertuigen bij de verlening van de binnenschoonmaakdiensten met de EU-milieukeur worden gebruikt, dat zij in eigendom zijn van de aanvrager of door hem worden geleased, en moet aangeven welke voertuigen emissieloos zijn. De openbare inschrijving van de voertuigen kan als bewijs van conformiteit worden gebruikt, tezamen met documentatie van de constructeur waarin de resultaten van de NEDC-test vermeld staan.

O9 (c)   Bedrijfsvervoersplan (2 punten)

De dienstverlener moet een bedrijfsvervoersplan opstellen om het brandstofverbruik tot een minimum te beperken, een streefdoel voor vermindering van het brandstofverbruik vaststellen (per schoonmaaklocatie) en jaarlijkse onderhoudsgegevens van het voertuigenpark bijhouden.

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet een kopie van het bedrijfsvervoersplan, het recentste streefdoel voor de vermindering van het brandstofverbruik en de evolutie van het jaarlijkse brandstofverbruik op basis van het aantal schoonmaaklocaties verstrekken. De aanvrager moet een kopie van het onderhoudsplan voor het voertuigenpark verstrekken. De voertuigonderhoudsgegevens mogen worden gebruikt als bewijs van conformiteit.

Criterium O10 —   Efficiëntie van de wasmachines in eigendom van of geleased door de aanvrager (maximaal 4 punten)

Dit criterium is enkel van toepassing op wasmachines in eigendom van of geleased door de aanvrager die zich in de bedrijfsruimten en/of op de bedrijfsterreinen of op de schoonmaaklocaties van de aanvrager bevinden voor het wassen van de doeken, zwabbers en personeelsuniformen die bij de binnenschoonmaakdiensten met de EU-milieukeur zijn gebruikt.

Subcriterium O10 (a) is enkel van toepassing indien huishoudelijke wasmachines worden gebruikt die vallen onder Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1061/2010 van de Commissie (8) en Verordening (EU) nr. 1015/2010 (9) van de Commissie.

O10 (a):   Energielabel (maximaal 2 punten)

De aanvrager verdient punten voor het percentage huishoudelijke wasmachines (afgerond op het eerstvolgende gehele getal) dat voldoet aan EU-energie-efficiëntieklasse A++ of A+++ voor energie-efficiëntie overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1061/2010, zoals volgt:

ten minste 50 % van de toestellen is ingedeeld als A++: 1 punt

ten minste 90 % van de toestellen is ingedeeld als A++: 2 punten

ten minste 50 % van de toestellen is ingedeeld als A+++: 2 punten

O10 (b):   Waterefficiëntie (2 punten)

Huishoudelijke wasmachines: het waterverbruik van de huishoudelijke wasmachines in eigendom van of geleased door de aanvrager moet lager zijn dan of gelijk zijn aan de in bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 1015/2010 vastgestelde benchmarks voor waterverbruik. De benchmarks worden gemeten volgens EN 60456, aan de hand van de standaardwascyclus (programma voor katoen op 60 °).

Productsubgroep

Waterverbruik: [liter/cyclus]

Huishoudelijke wasmachines met een nominaal vermogen van 3 kg

39

Huishoudelijke wasmachines met een nominaal vermogen van 3,5 kg

39

Huishoudelijke wasmachines met een nominaal vermogen van 4,5 kg

40

Huishoudelijke wasmachines met een nominaal vermogen van 5 kg

39

Huishoudelijke wasmachines met een nominaal vermogen van 6 kg

37

Huishoudelijke wasmachines met een nominaal vermogen van 7 kg

43

Huishoudelijke wasmachines met een nominaal vermogen van 8 kg

56

EN

Commerciële wasmachines: het waterverbruik van commerciële wasmachines in eigendom van of geleased door de aanvragers moet lager zijn dan of gelijk zijn aan 7 liter per kg gewassen wasgoed.

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet jaarlijkse gegevens (lijst van alle eigen huishoudelijke wasmachines die worden gebruikt om bij de verlening van de binnenschoonmaakdienst met de EU-milieukeur gebruikte doeken, zwabbers en personeelsuniformen te wassen) verstrekken evenals documentatie waarin de energie-efficiëntieklasse van zijn huishoudelijke wasmachines is aangegeven.

Productkaarten overeenkomstig bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1061/2010 mogen worden gebruikt als bewijs van conformiteit met deze eis.

Ingeval de bovenvermelde documentatie niet beschikbaar is, mag de naleving van criterium O10 (b) worden aangetoond met documentatie over het totale jaarlijkse waterverbruik. In dit geval moet worden uitgegaan van een totaal van 220 standaardwascycli per jaar.

Criterium O11 —   Diensten en andere producten met een milieukeur (maximaal 5 punten)

Dit criterium is van toepassing op het gebruik van diensten en/of producten met een milieukeur, omschreven als diensten en/of producten die niet rechtstreeks bij de verlening van binnenschoonmaakdiensten met de EU-milieukeur worden gebruikt maar voor de ondersteuning van de alledaagse bedrijfsactiviteiten van de aanvrager die betrekking hebben op de verstrekte binnenschoonmaakdiensten met de EU-milieukeur. Deze kunnen bestaan uit, maar zijn niet beperkt tot, diensten (bv. wassen van wasgoed of wagens) die door de klant aan een derde worden uitbesteed. Zij kunnen gelden voor producten zoals wasmiddelen, vaatwasmiddelen of kopieerpapier.

O11 (a)   Diensten met een milieukeur (maximaal 2 punten)

100 % van een type dienst wordt uitbesteed aan een dienstverlener aan wie de EU-milieukeur of een ander EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, is toegekend (1 punt voor elke dienst, maximaal 2 punten in totaal).

O11 (b)   Producten met een milieukeur (maximaal 3 punten)

Aan 100 % van de producteenheden van een productgroep is de EU-milieukeur of een ander EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, toegekend (0,5 punt voor elke productgroep, maximaal 3 punten in totaal).

Opmerking: Producten met een milieukeur zoals doeken en zwabbers, en verbruiksgoederen die in het kader van een overeenkomst aan klanten worden verstrekt, vallen niet onder dit criterium. Voor dit subcriterium wordt „productgroep” begrepen zoals gedefinieerd door de EU-milieukeurcriteria of andere criteria van ISO-keurmerken van type I (bv. „papierproducten”, „wasmiddelen”, „textiel”).

Beoordeling en verificatie

O11 (a)

De aanvrager moet passend bewijs verstrekken waaruit blijkt dat de uitbestede dienst(en) over een ISO-keurmerk van type I beschikt/beschikken, tezamen met de relevante facturen.

O11 (b)

De aanvrager moet gegevens en documentatie (inclusief relevante facturen) verstrekken waaruit blijkt welke hoeveelheden van die producten zijn gebruikt evenals een kopie van de certificaten van de relevante EU-milieukeur of het relevante ISO-keurmerk van type I en/of de verpakkingsetiketten.

Criterium O12 —   Aan de klant geleverde verbruiksgoederen en elektrische luchthanddrogers (maximaal 3 punten)

Dit criterium is enkel van toepassing indien de aanvrager verantwoordelijk is voor de levering van verbruiksgoederen voor gebruik op de schoonmaaklocaties in het kader van ten minste één overeenkomst voor schoonmaakdiensten met de EU-milieukeur. Enkel verbruiksgoederen en elektrische handdrogers die in het kader van deze overeenkomsten worden geleverd, vallen onder dit criterium:

O12 (a)   Handzeep (1 punt)

Aan ten minste 70 % van de per jaar geleverde hoeveelheid handzeep moet de EU-milieukeur voor cosmetische producten die worden af-, uit- of weggespoeld overeenkomstig Besluit 2014/893/EU van de Commissie (10) of een ander EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, zijn toegekend.

O12 (b)   Papierwaren (1 punt)

De EU-milieukeur voor tissuepapier overeenkomstig Beschikking 2009/568/EG van de Commissie (11) of een ander EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, moet aan ten minste 90 % (in volume of gewicht, op jaarbasis) van de geleverde verbruikbare papierwaren (papier voor persoonlijke hygiëne of absorberend papier) zijn toegekend.

O12 (c)   Textielhanddoekrollen (1 punt)

De EU-milieukeur voor textielproducten overeenkomstig Besluit 2014/350/EU van de Commissie of een ander EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I voor textielproducten of in handdoekdispensers verstrekte stoffen handdoeken dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, moet aan ten minste 50 % van de per jaar geleverde hoeveelheid textielhanddoekrollen zijn toegekend.

O12 (d)   Elektrische handdrogers (1 punt)

Alle door de aanvrager geleverde en onderhouden elektrische handdrogers moeten met een bewegingssensor zijn uitgerust of van een EN ISO 14024-milieukeurmerk van type I dat in de lidstaten op nationaal of regionaal niveau officieel is erkend, zijn voorzien.

Beoordeling en verificatie

De aanvrager moet voor elke overeenkomst met betrekking tot diensten met de EU-milieukeur aangeven of deze diensten al dan niet de levering omvatten van verbruiksgoederen, jaarlijkse gegevens (commerciële naam en gewicht, volume of aantal stukken) en documentatie (met inbegrip van relevante facturen of locatie-inventarissen) waarin is aangegeven welke verbruiksgoederen zijn geleverd. Indien er producten met de EU-milieukeur worden gebruikt, moet de aanvrager een kopie verstrekken van het EU-milieukeurcertificaat en/of verpakkingsetiket waaruit blijkt dat de EU-milieukeur is toegekend, naargelang het geval, in overeenstemming met:

Besluit 2014/893/EU;

Beschikking 2009/568/EG;

Besluit 2014/350/EU.

Indien er producten met een ander ISO-keurmerk van type I worden gebruikt, moet de aanvrager een kopie van het desbetreffende certificaat en/of een kopie van het verpakkingsetiket verstrekken.

Voor elektrische handdrogers moet de aanvrager documentatie verstrekken waaruit blijkt hoe aan de eisen wordt voldaan (bv. verpakkingsetiket of technische informatie waaruit blijkt dat het toestel over een certificaat van een ISO-keurmerk van type I of bewegingssensoren beschikt).


(1)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

(2)  Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en Besluiten 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).

(3)  Besluit (EU) 2017/1217 van de Commissie van 23 juni 2017 tot vaststelling van de criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan schoonmaakproducten voor harde oppervlakken (PB L 180 van 12.7.2017, blz. 45).

(4)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(5)  Besluit 2014/350/EU van de Commissie van 5 juni 2014 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan textielproducten (PB L 174 van 13.6.2014, blz. 45).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 665/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van stofzuigers (PB L 192 van 13.7.2013, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1).

(8)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1061/2010 van de Commissie van 28 september 2010 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke wasmachines (PB L 314 van 30.11.2010, blz. 47).

(9)  Verordening (EU) nr. 1015/2010 van de Commissie van 10 november 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke wasmachines (PB L 293 van 11.11.2010, blz. 21).

(10)  Besluit 2014/893/EU van de Commissie van 9 december 2014 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor cosmetische producten die worden af-, uit- of weggespoeld (PB L 354 van 11.12.2014, blz. 47).

(11)  Beschikking 2009/568/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan tissuepapier (PB L 197 van 29.7.2009, blz. 87).