ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 54 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
61e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
24.2.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 54/1 |
VERORDENING (EU) 2018/275 VAN DE RAAD
van 23 februari 2018
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,
Gezien Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (1),
Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad (2) verbiedt de uitvoer van uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt naar personen, entiteiten of lichamen in Belarus of voor gebruik in Belarus evenals op daarmee verband houdende technische bijstand, tussenhandeldiensten, financiering of financiële bijstand. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 765/2006 geeft uitvoering aan de bij Besluit 2012/642/GBVB vastgestelde maatregelen. |
(3) |
Besluit (GBVB) 2018/280 van de Raad (3) tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB voorziet in uitzonderingen op het uitvoerverbod voor bepaalde typen klein kaliber geweren voor de schietsport, klein kaliber karabijnen voor de schietsport en klein kaliber munitie, en op het verbod op bijstand en diensten die daarmee verband houden, waarbij de uitvoer van dergelijke uitrusting beperkt dient te worden. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 765/2006 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(5) |
Deze verordening doet geen afbreuk aan de vergunningsvereisten van Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4). |
(6) |
Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, moet deze verordening onmiddellijk in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 765/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 1 bis worden de volgende leden toegevoegd: „5. In afwijking van lid 1 kunnen de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming geven voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van de in bijlage V vermelde geweren en karabijnen voor de schietsport en de munitie daarvoor, die moeten voldoen aan de specificaties van de uitrustingscontrolegids van de internationale schietsportfederatie, mits die autoriteiten vaststellen dat dergelijke uitrusting uitsluitend is bedoeld voor gebruik tijdens sportevenementen en sporttrainingen, zoals erkend door de internationale schietsportfederatie. 6. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie ten minste tien werkdagen voordat op grond van lid 5 toestemming wordt verleend, in kennis van het voornemen toestemming te verlenen, met inbegrip van het type en de betrokken hoeveelheid uitrusting en de bestemming ervan.”. |
2) |
Aan artikel 1 ter worden de volgende leden toegevoegd: „5. In afwijking van lid 1 kunnen de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming geven voor het direct of indirect verlenen van technische bijstand, tussenhandeldiensten, financiering of financiële bijstand in verband met de in bijlage V vermelde geweren en karabijnen voor de schietsport en de munitie daarvoor, die moeten voldoen aan de specificaties van de uitrustingscontrolegids van de internationale schietsportfederatie, mits die autoriteiten vaststellen dat dergelijke uitrusting uitsluitend is bedoeld voor gebruik tijdens sportevenementen en sporttrainingen, zoals erkend door de internationale schietsportfederatie. 6. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie ten minste tien werkdagen voordat op grond van lid 5 toestemming wordt verleend, in kennis van het voornemen toestemming te verlenen, met inbegrip van de aard van de bijstand en de diensten die daarmee verband houden.”. |
3) |
De tekst in de bijlage bij deze verordening wordt als bijlage V toegevoegd. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 februari 2018.
Voor de Raad
De voorzitter
E. ZAHARIEVA
(1) PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus (PB L 134 van 20.5.2006, blz. 1).
(3) Besluit (GBVB) 2018/280 van de Raad van 23 februari 2018 tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (zie bladzijde 16 van dit Publicatieblad).
(4) Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 1).
BIJLAGE
BIJLAGE V
De in artikel 1 bis, lid 5, en artikel 1 ter, lid 5, bedoelde geweren en karabijnen voor de schietsport en de munitie daarvoor, uitsluitend bedoeld voor gebruik tijdens sportevenementen en sporttrainingen, als volgt:
ex 9303 30 |
Geweren voor de schietsport, van kaliber.22 inch |
ex 9302 |
Karabijnen, voor de schietsport, van kaliber.22 inch |
ex 9306 30 10 |
Munitie voor karabijnen voor de schietsport, van kaliber.22 inch |
ex 9306 30 90 |
Munitie voor geweren voor de schietsport, van kaliber.22 inch |
24.2.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 54/4 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/276 VAN DE COMMISSIE
van 23 februari 2018
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 met betrekking tot wijzigingen bij het vaststellen van mijlpalen en streefdoelen voor outputindicatoren in het prestatiekader voor de Europese structuur- en investeringsfondsen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (1), en met name artikel 22, lid 7, vijfde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 5, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 van de Commissie (2) bepaalt de eisen voor de vaststelling van mijlpalen en streefdoelen voor outputindicatoren in het prestatiekader voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (de ESI-fondsen). |
(2) |
De vereisten van artikel 5, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 impliceren dat de beheersautoriteiten van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds en — in bepaalde gevallen — het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling enkel verslag moeten uitbrengen over de outputs ten opzichte van de mijlpalen en streefdoelen in het prestatiekader met betrekking tot de concrete acties, waarbij alle maatregelen die tot de output leiden, volledig zijn uitgevoerd. |
(3) |
Om de rapportageprocedures te vereenvoudigen, de rechtszekerheid te verbeteren en ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van het kader het bereiken van een mijlpaal of streefdoel voor een outputindicator kan worden beoordeeld aan de hand van de gegevens die de vooruitgang bij de uitvoering zo goed mogelijk weergeven, moet artikel 5, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 worden gewijzigd om de eisen voor alle ESI-fondsen gelijk te trekken. |
(4) |
Na de verhoging van de middelen voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en de verlenging ervan tot aan het einde van de programmeringsperiode moet artikel 7, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 worden gewijzigd om te bepalen hoe de verwezenlijking van de streefdoelen moet worden beoordeeld. |
(5) |
Om ervoor te zorgen dat de voorgenomen maatregelen meteen kunnen worden toegepast, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Coördinatiecomité voor de Europese structuur- en investeringsfondsen. |
(7) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 5, lid 3, wordt vervangen door: „3. De mijlpaal en het streefdoel voor een outputindicator hebben betrekking op de waarden die door de concrete acties worden bereikt, waarbij alle maatregelen die tot de output leiden, volledig zijn uitgevoerd, maar waarvoor niet noodzakelijk alle desbetreffende betalingen zijn verricht, of op de waarden die worden bereikt door de concrete acties waarmee een begin is gemaakt, maar waarvan sommige, tot de output leidende maatregelen nog niet zijn afgerond, of op beide.”. |
2) |
Artikel 7, lid 4, wordt vervangen door: „4. Als de middelen voor het YEI worden geprogrammeerd als onderdeel van een prioritaire as overeenkomstig artikel 18, onder c), van Verordening (EU) nr. 1304/2013, wordt voor het YEI een afzonderlijk prestatiekader vastgesteld en wordt het bereiken van de voor het YEI vastgestelde mijlpalen en streefdoelen afzonderlijk van het andere deel van de prioritaire as beoordeeld.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 februari 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij met betrekking tot methoden voor steun op het gebied van klimaatverandering, het vaststellen van mijlpalen en streefdoelen in het prestatiekader en de nomenclatuur van de categorieën steunverlening voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (PB L 69 van 8.3.2014, blz. 65).
24.2.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 54/6 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/277 VAN DE COMMISSIE
van 23 februari 2018
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 met betrekking tot wijzigingen van de modellen voor de uitvoeringsverslagen voor de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid” en de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”, alsmede van de modellen voor het voortgangsverslag en de jaarlijkse controleverslagen en tot rectificatie van die verordening wat betreft het model voor het uitvoeringsverslag voor de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid” en het jaarlijkse controleverslag
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (1), en met name artikel 111, lid 5, en artikel 127, lid 6,
Gezien Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” (2), en met name artikel 14, lid 5,
Na raadpleging van het Coördinatiecomité voor de Europese structuur- en investeringsfondsen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 52, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bepaalt dat het voortgangsverslag een beoordeling bevat van de vorderingen die gemaakt zijn bij de verwezenlijking van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, alsmede van de fondsspecifieke opdrachten als bedoeld in artikel 4, lid 1, van die verordening, onder andere ook met betrekking tot landenspecifieke aanbevelingen. |
(2) |
Ter wille van de samenhang met artikel 52, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 moet bij deze beoordeling niet alleen met de in punt 2, onder c), van deel I van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie (3) bedoelde nieuwe doelstellingen, maar met alle relevante landenspecifieke aanbevelingen rekening worden gehouden. Bijgevolg moet het in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 opgenomen model voor het voortgangsverslag dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(3) |
Ter verduidelijking van de rapportagevereisten met betrekking tot de uitvoering van de geïntegreerde aanpak voor territoriale ontwikkeling moet het volgende worden gewijzigd, zodat ook geïntegreerde territoriale investeringen expliciet in de opsomming worden opgenomen: i) het in deel I van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 vastgestelde model voor het voortgangsverslag; ii) het in deel B van bijlage V bij die verordening vastgestelde model voor het jaarverslag en het eindverslag over de uitvoering van de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid”, en iii) het in deel B van bijlage X bij die verordening vastgestelde model voor de uitvoeringsverslagen voor de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”. |
(4) |
Artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bepaalt dat de in het jaarverslag over de uitvoering voor de Europese structuur- en investeringsfondsen opgenomen gegevens waarden van indicatoren moeten zijn die betrekking hebben op volledig uitgevoerde concrete acties en die ook, indien mogelijk, recht doen aan de stand van uitvoering van geselecteerde concrete acties. |
(5) |
Om de rapportageprocedures te vereenvoudigen, de rechtszekerheid inzake rapportagevoorschriften te verbeteren en te garanderen dat de monitoringgegevens een correcte afspiegeling vormen van de werkelijke voortgang bij de uitvoering, met name voor meerjarenprogramma's of concrete acties die met meerdere projecten samenhangen, moeten de in bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 vastgestelde modellen voor de jaarverslagen over de uitvoering van programma's in het kader van de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid” en de in bijlage X bij die verordening vastgestelde modellen voor de jaarverslagen over de uitvoering van programma's in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” worden gewijzigd. |
(6) |
De in artikel 70, lid 2, onder b), en artikel 98, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 vastgestelde bedragen en plafonds hebben alleen betrekking op steun uit de fondsen, en niet op de totale steun. Verschillende tabellen in bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207, waarin het model voor het jaarverslag en het eindverslag over de uitvoering van de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid” wordt vastgesteld, verwijzen echter naar de totale steun en moeten derhalve worden gerectificeerd. |
(7) |
In deel C („In 2019 in te dienen verslag en eindverslag over de uitvoering (artikel 50, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)”) van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 wordt vastgesteld welke elementen overeenkomstig artikel 50, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 in 2019 moeten worden ingediend en in het eindverslag over de uitvoering moeten worden opgenomen, bovenop de elementen die zijn opgenomen in de verslagen voor de andere jaren. Punt 15 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 maakt deel uit van deel B van die bijlage en moet daarom worden gerectificeerd. |
(8) |
In artikel 127, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt de minimumdekking voor niet-statistische steekproeven vastgesteld. In kolom C van tabel 10.2 (Resultaten van audits van operaties) van bijlage IX bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 wordt alleen het „bedrag aan onregelmatige uitgaven in willekeurige steekproef” vastgesteld. Tabel 10.2 moet daarom worden gerectificeerd door invoeging van een tweede kolom, zodat zowel het percentage gecontroleerde concrete acties als het percentage gecontroleerde uitgaven worden gespecificeerd. |
(9) |
Het begrip „resterende foutenpercentage” is gedefinieerd in voetnoot 1 bij punt 5.9 van bijlage IX (model voor het jaarlijkse controleverslag) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207. De kop van kolom F in tabel 10.2 (Resultaten van audits van operaties) geeft een andere definitie en moet derhalve worden gerectificeerd. |
(10) |
Voor de duidelijkheid en gezien de rectificatie van kolom C in tabel 10.2 (Resultaten van audits van operaties) van bijlage IX bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207, waarbij een nieuwe kolom over de dekking in geval van willekeurige steekproeven en een verklarende voetnoot daarbij werden ingevoegd, alsmede de rectificatie van kolom F van die tabel, moet tabel 10.2 (Resultaten van audits van operaties) van bijlage IX volledig worden vervangen. |
(11) |
Om ervoor te zorgen dat de voorgenomen maatregelen meteen kunnen worden toegepast, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(12) |
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage X wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 wordt als volgt gerectificeerd:
1) |
Bijlage V wordt als volgt gerectificeerd:
|
2) |
In bijlage IX wordt tabel „10.2. Resultaten van audits van operaties” vervangen door: „10.2. Resultaten van audits van concrete acties
|
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 februari 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.
(2) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 259.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/207 van de Commissie van 20 januari 2015 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de modellen voor het voortgangsverslag, de indiening van de informatie over een groot project, het gezamenlijke actieplan, de uitvoeringsverslagen voor de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid”, de beheersverklaring, de auditstrategie, het auditoordeel en het jaarlijkse controleverslag en de methode voor de uitvoering van de kosten-batenanalyse en krachtens Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het model voor de uitvoeringsverslagen voor de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” (PB L 38 van 13.2.2015, blz. 1).
(4) De kolom A verwijst naar de populatie waarvan de willekeurige steekproef (zie artikel 127, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013) was genomen, d.w.z. het totaalbedrag van de gedeclareerde uitgaven (zoals bedoeld in artikel 137, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en die overeenstemmen met de bedragen in kolom A van aanhangsel 1 van de rekeningen), minus negatieve steekproefeenheden, indien van toepassing. In voorkomend geval wordt in punt 5.4 een toelichting gegeven.
(5) Bij gebruikmaking van een niet-statistische steekproefmethode wordt verwezen naar de in de laatste alinea van artikel 127, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 vastgestelde minimumdekking. Het vereiste dat de niet-statistische steekproefmethode 10 % van de gedeclareerde uitgaven moet bestrijken, heeft betrekking op de uitgaven van de steekproef, ongeacht het gebruik van substeekproeven. Dit betekent dat de steekproef moet overeenkomen met een minimum van 10 % van de gedeclareerde uitgaven, maar bij gebruik van substeekproeven is het mogelijk dat er minder uitgaven daadwerkelijk worden gecontroleerd.
(6) Het totale foutenpercentage wordt berekend vóór financiële correcties worden toegepast met betrekking tot de gecontroleerde steekproef of de populatie waarvan de willekeurige steekproef was genomen. Indien de willekeurige steekproef betrekking heeft op meer dan een fonds of programma is het totale foutenpercentage dat wordt (berekend) vermeld in kolom E van toepassing op de hele populatie. Indien gelaagdheid is aangebracht, wordt verdere informatie per laag verstrekt in punt 5.7.
(7) Indien van toepassing verwijst kolom H naar de gecontroleerde uitgaven in het kader van een aanvullende steekproef.
(8) Deze kolom heeft betrekking op het percentage gecontroleerde uitgaven en moet altijd worden ingevuld, ongeacht of de statistische of niet-statistische steekproefmethoden worden toegepast. Indien overeenkomstig artikel 28, lid 9, van Verordening (EU) nr. 480/2014 substeekproeven zijn gehanteerd, wordt alleen het bedrag van de uitgavenposten die daadwerkelijk zijn gecontroleerd overeenkomstig artikel 27 van die verordening in deze kolom opgenomen).
(9) Deze kolom heeft betrekking op het percentage gecontroleerde uitgaven in verhouding tot de bevolking en moet altijd worden ingevuld, ongeacht of de statistische of niet-statistische steekproefmethoden worden toegepast.”.
24.2.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 54/11 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/278 VAN DE COMMISSIE
van 23 februari 2018
tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1305/2014 betreffende de berichtenstructuur, het data- en berichtenmodel en de exploitatiedatabank wagons en intermodale eenheden en tot vaststelling van een IT-norm voor de communicatielaag van de gemeenschappelijke interface
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (1), met name artikel 5, lid 11,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 19 van Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad (2) moet het Spoorwegbureau van de Europese Unie (hierna „het Bureau” genoemd) de Commissie aanbevelingen doen betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit (hierna „TSI's” genoemd) en de herziening daarvan overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn (EU) 2016/797, en waarborgen dat de TSI's zijn aangepast aan de stand van de techniek, de ontwikkelingen op de markt en de maatschappelijke eisen. |
(2) |
Op 23 september 2017 heeft de Commissie het Bureau verzocht een aanbeveling te doen volgens artikel 5, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/797 voor de herziening van de technische specificaties inzake interoperabiliteit betreffende het subsysteem „telematicatoepassingen voor goederenvervoer” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (hierna „TSI TAF” genoemd). |
(3) |
Op 18 oktober 2017 heeft het Bureau een aanbeveling betreffende de TSI TAF gedaan teneinde de structuur van de TSI TAF-berichten, het data- en berichtenmodel en de exploitatiedatabank wagons en intermodale eenheden (WIMO) bij te werken, en een IT-norm vast te stellen voor de communicatielaag van de gemeenschappelijke interface. Die wijzigingen zijn aangebracht teneinde de vroegere eigen logica te ondervangen en een snellere en goedkopere tenuitvoerlegging van dit instrument mogelijk te maken in de gebruikersgemeenschap van de TSI TAF. De referentiedocumenten zijn dienovereenkomstig herzien. |
(4) |
De bepalingen van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1305/2014van de Commissie (3) betreffende de TSI TAF moeten worden gewijzigd teneinde de uitvoeringsstructuur van de gemeenschappelijke interface te bepalen in overeenstemming met de bovengenoemde berichtenstructuur. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 51, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1305/2014 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 februari 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44.
(2) Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 1305/2014 van de Commissie van 11 december 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem telematicatoepassingen voor goederenvervoer van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 62/2006 (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 438).
BIJLAGE
Aanhangsel I van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1305/2014 wordt vervangen door:
Aanhangsel I
Lijst van technische documenten
Nr. |
Referentie |
Titel |
Versie |
Datum |
1 |
ERA-TD-100 |
TSI TAF — BIJLAGE A.5: CIJFERS EN VOLGORDESCHEMA'S VAN DE TSI TAF-BERICHTEN |
2.1 |
10.2.2015 |
2 |
ERA-TD-101 |
TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel A (Routeplanning wagon/ILU) |
2.0 |
17.10.2013 |
3 |
ERA-TD-102 |
TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel B — Exploitatiedatabank wagons en intermodale eenheden (WIMO) |
2.1 |
10.2.2015 |
4 |
ERA-TD-103 |
TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel C — Referentiedocumenten |
2.1 |
10.2.2015 |
5 |
ERA-TD-104 |
TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel E — Gemeenschappelijke interface |
2.2 |
23.2.2017 |
6 |
ERA-TD-105 |
TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF |
2.2 |
23.2.2017 |
BESLUITEN
24.2.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 54/14 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/279 VAN DE RAAD
van 20 februari 2018
waarbij Malta wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uit hoofde van artikel 287, punt 13, van Richtlijn 2006/112/EG kan Malta voor drie categorieën belastbare personen vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde verlenen: personen waarvan de jaaromzet niet hoger is dan 37 000 EUR wanneer de economische activiteit hoofdzakelijk bestaat uit levering van goederen; 24 300 EUR wanneer de economische activiteit voornamelijk bestaat uit verlening van diensten met een lage toegevoegde waarde (hoge inputs), en 14 600 EUR in andere gevallen, namelijk verlening van diensten met een hoge toegevoegde waarde (lage inputs). |
(2) |
Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 22 september 2017, heeft Malta verzocht om machtiging om een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG („de bijzondere maatregel”), teneinde Malta toe te staan de laagste drempel voor diensten met een hoge toegevoegde waarde (lage inputs) vanaf 1 januari 2018 te mogen verhogen van 14 600 EUR tot 20 000 EUR. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 3 november 2017 van het verzoek van Malta in kennis gesteld. Bij brief van 7 november 2017 heeft de Commissie Malta meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |
(4) |
De gevraagde bijzondere maatregel is in overeenstemming met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 25 juni 2008 met als titel „Denk eerst klein — Een „Small Business Act” voor Europa”. |
(5) |
Aangezien de bijzondere maatregel tot minder btw-verplichtingen en daarmee ook tot minder administratieve lasten en kosten voor kleine bedrijven zou moeten leiden, dient Malta te worden gemachtigd de maatregel gedurende een beperkte periode toe te passen, namelijk tot en met 31 december 2020. Het moet voor belastingplichtigen mogelijk blijven om voor het normale btw-stelsel te kiezen. |
(6) |
Op basis van de door Malta verstrekte gegevens blijkt dat de bijzondere maatregel geen noemenswaardige invloed zal hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik. |
(7) |
Met het oog op het bereiken van de met de bijzondere maatregel beoogde doelstellingen, met name het verminderen van verstorende effecten en het waarborgen van een gelijk speelveld, is het dienstig dat het besluit in werking treedt op 1 januari 2018. De retroactieve toepassing van de bijzondere maatregel doet geen afbreuk aan het gewettigd vertrouwen van de betrokken personen, omdat de bijzondere maatregel geen inbreuk maakt op de rechten en verplichtingen van economische actoren of natuurlijke personen. |
(8) |
Aangezien de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen momenteel worden geëvalueerd, is het mogelijk dat een richtlijn tot wijziging van deze bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG vóór het verstrijken van de geldigheidstermijn van de bijzondere maatregel op 31 december 2020 in werking treedt, in welk geval dit besluit niet langer van toepassing is. |
(9) |
De bijzondere maatregel heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw omdat Malta een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad (2), |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In afwijking van artikel 287, punt 13, van Richtlijn 2006/112/EG wordt Malta gemachtigd om belastingplichtigen van wie de economische activiteit voornamelijk bestaat uit verlening van diensten met een hoge toegevoegde waarde (lage inputs) en de jaaromzet niet hoger is dan 20 000 EUR, van de btw vrij te stellen.
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag van de kennisgeving ervan.
Het is van toepassing vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020 dan wel de datum van inwerkingtreding van een richtlijn tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG, indien deze datum eerder valt.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot Malta.
Gedaan te Brussel, 20 februari 2018.
Voor de Raad
De voorzitter
V. GORANOV
(1) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(2) Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).
24.2.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 54/16 |
BESLUIT (GBVB) 2018/280 VAN DE RAAD
van 23 februari 2018
tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 15 oktober 2012 Besluit 2012/642/GBVB (1) vastgesteld. |
(2) |
Op basis van een evaluatie van dat Besluit .moeten de beperkende maatregelen tegen Belarus worden verlengd tot en met 28 februari 2019. |
(3) |
Voorts is de Raad overeengekomen dat de uitvoer van bepaalde types kleinkaliber sportgeweren, kleinkaliber sportpistolen en kleinkaliber munitie uitsluitend voor gebruik bij sportevenementen of sporttraining, of technische bijstand of tussenhandeldiensten, financieringsmiddelen of financiële bijstand die daarmee verband houden door de lidstaten kan worden toegestaan mits de aantallen beperkt worden, onverminderd de toepasselijke licentiebepalingen. |
(4) |
Besluit 2012/642/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin dit besluit voorziet te waarborgen, dient dit besluit onmiddellijk in werking te treden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2012/642/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 2 worden de volgende leden toegevoegd: „4. In afwijking van artikel 1 kunnen de lidstaten de verkoop, de levering, de overdracht of de uitvoer toestaan van kleinkaliber sportgeweren, kleinkaliber sportpistolen en kleinkaliber munitie die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik bij sportevenementen en sporttraining, of technische bijstand of tussenhandeldiensten, financieringsmiddelen of financiële bijstand die daarmee verband houden. De Unie neemt de nodige maatregelen om te bepalen welke voorwerpen onder dit lid vallen. 5. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie ten minste één week voordat hij toestemming verleent, ervan in kennis dat hij voornemens is overeenkomstig dit artikel toestemming te verlenen, met inbegrip van het type en de betrokken hoeveelheid uitrusting en de bestemming ervan, of de aard van de bijstand of diensten die daarmee verband houden.”. |
2) |
Artikel 8 wordt vervangen door: „Artikel 8 1. Dit besluit is van toepassing tot en met 28 februari 2019. 2. Dit besluit wordt voortdurend geëvalueerd en wordt zo nodig verlengd of gewijzigd, indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 23 februari 2018.
Voor de Raad
De voorzitter
E. ZAHARIEVA
(1) Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1).
Rectificaties
24.2.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 54/18 |
Rectificatie van Verordening (EU) 2016/1192 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 betreffende de overdracht aan het Gerecht van de bevoegdheid om in eerste aanleg uitspraak te doen in geschillen tussen de Europese Unie en haar personeelsleden
( Publicatieblad van de Europese Unie L 200 van 26 juli 2016 )
Inhoudsopgave, onder I Wetgevingshandelingen:
in plaats van:
„Verordening (EU) 2016/1192 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 betreffende de overdracht aan het Gerecht van de bevoegdheid om in eerste aanleg uitspraak te doen in geschillen tussen de Europese Unie en haar personeelsleden | 137, |
lezen:
„Verordening (EU, Euratom) 2016/1192 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 betreffende de overdracht aan het Gerecht van de bevoegdheid om in eerste aanleg uitspraak te doen in geschillen tussen de Europese Unie en haar personeelsleden | 137. |
Bladzijde 137, titel:
in plaats van:
„VERORDENING (EU) 2016/1192 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 juli 2016
betreffende de overdracht aan het Gerecht van de bevoegdheid om in eerste aanleg uitspraak te doen in geschillen tussen de Europese Unie en haar personeelsleden”,
lezen:
„VERORDENING (EU, Euratom) 2016/1192 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 juli 2016
betreffende de overdracht aan het Gerecht van de bevoegdheid om in eerste aanleg uitspraak te doen in geschillen tussen de Europese Unie en haar personeelsleden”.