ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 30 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
61e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
2.2.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 30/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/161 VAN DE COMMISSIE
van 23 oktober 2017
tot vaststelling van een de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting voor bepaalde kleine pelagische visserijen in de Middellandse Zee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen of minimummaten gelden. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting met ingang van 1 januari 2015 van toepassing in de kleine pelagische visserij. Voor de visserij in kwestie verleent artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 de Commissie de bevoegdheid om door middel van een gedelegeerde handeling op tijdelijke basis en voor een termijn van ten hoogste drie jaar bepalingen voor de uitvoering van de aanlandingsverplichting (teruggooiplannen) vast te stellen. |
(3) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1392/2014 van de Commissie (2) is een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen in de Middellandse Zee vastgesteld. Dat teruggooiplan is van toepassing op kleine pelagische visserijen die gebruikmaken van pelagische trawls en/of ringzegens (visserijen op ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel). Om disproportioneel hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten te voorkomen, staat het de teruggooi toe van een klein percentage van de vangsten van soorten waarvoor minimummaten als bedoeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (3) gelden („de-minimisvrijstelling”). |
(4) |
Het bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1392/2014 vastgestelde teruggooiplan verstrijkt op 31 december 2017. Voorts zijn geen maatregelen vastgesteld met het oog op de nadere bepaling van de de-minimisvrijstelling in een meerjarenplan na 31 december 2017. Om disproportioneel hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten te voorkomen, is het daarom passend een de-minimisvrijstelling vast te stellen overeenkomstig artikel 15, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. De de-minimisvrijstelling moet van toepassing zijn in de onder het huidige teruggooiplan vallende gebieden van de GFCM (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee), i.e. de gebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11.1, 11.2 en 12 (westelijke deel van de Middellandse Zee); 17 en 18 (Adriatische Zee); en 15, 16, 19, 20, 22, 23 en 25 (zuidoostelijk deel van de Middellandse Zee). |
(5) |
De voorgestelde de-minimisvrijstelling is beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), dat daarover geen opmerkingen had, behalve dat in gevallen waarin om een stijging van het de-minimispercentage van 3 % tot 5 % werd verzocht, zulks niet te rechtvaardigen werd geacht. In het licht van het voorgaande is het passend de de-minimisvrijstelling vast te stellen overeenkomstig het in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1392/2014 vastgestelde percentage en op niveaus die niet hoger zijn dan die welke zijn toegestaan overeenkomstig artikel 15, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. |
(6) |
Aangezien het bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1392/2014 vastgestelde teruggooiplan op 31 december 2017 verstrijkt, moet deze verordening met ingang van 1 januari 2018 van toepassing zijn. Zoals het vorige, bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1392/2014 vastgestelde teruggooiplan, moet deze de-minimisverordening, zoals verzocht door regionale groepen van lidstaten, gelden voor een periode van drie jaar, i.e. tot en met 31 december 2020, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Bij deze verordening wordt een de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting vastgesteld voor soorten waarvoor minimummaten gelden en die in de Middellandse Zee worden gevangen in kleine pelagische visserijen die gebruikmaken van pelagische trawls en/of ringzegens (visserijen op ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel).
Artikel 2
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
a) „soorten waarvoor een minimummaat geldt”: de soorten die zijn vermeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1967/2006;
b) „Middellandse Zee”: de maritieme wateren van de Middellandse Zee ten oosten van 5°36′ WL;
c) „geografisch deelgebied van de GFCM”: geografisch deelgebied van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (General Fisheries Commission for the Mediterranean — GFCM) zoals afgebakend in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4);
d) „westelijk deel van de Middellandse Zee”: de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11.1, 11.2 en12 van de GFCM;
e) „zuidoostelijk deel van de Middellandse Zee”: de geografische deelgebieden 15, 16, 19, 20, 22, 23 en 25 van de GFCM;
f) „Adriatische Zee”: de geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM;
g) „het zuidelijke deel van de Adriatische Zee en de Ionische Zee”: de geografische deelgebieden 18, 19 en 20 van de GFCM;
h) „Malta en bezuiden Sicilië”: de geografische deelgebieden 15 en 16 van de GFCM;
i) „Egeïsche Zee en Kreta”: de geografische deelgebieden 22 en 23 van de GFCM.
Artikel 3
De-minimisvrijstelling
1. In de kleine pelagische trawl- en ringzegenvisserijen als bedoeld in de bijlagen I, II en III mag tot 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van soorten waarvoor een minimummaat geldt, worden teruggegooid.
2. In de kleine pelagische ringzegenvisserijen als bedoeld in de bijlagen IV, V en VI mag tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van soorten waarvoor een minimummaat geldt, worden teruggegooid.
3. De leden 1 en 2 van dit artikel zijn van toepassing in afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.
Zij is van toepassing tot en met 31 december 2020.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 oktober 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1392/2014 van de Commissie van 20 oktober 2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen in de Middellandse Zee (PB L 370 van 30.12.2014, blz. 21).
(3) Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).
(4) Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).
BIJLAGE I
Kleine pelagische visserijen in het westelijke deel van de Middellandse Zee
Geografische deelgebieden van de GFCM |
Vistuigcode |
Vistuig |
Doelsoorten |
1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11.1, 11.2 en 12 |
OTM, PTM |
pelagische trawl |
ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11.1, 11. 2 en 12 |
PS |
ringzegen |
ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
BIJLAGE II
Kleine pelagische visserijen in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee
Geografische deelgebieden van de GFCM |
Vistuigcode |
Vistuig |
Doelsoorten |
15, 16, 19, 20, 22 23 en 25 |
OTM, PTM |
pelagische trawl |
ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
25 |
PS |
ringzegen |
ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
BIJLAGE III
Kleine pelagische visserijen in de Adriatische Zee
Geografische deelgebieden van de GFCM |
Vistuigcode |
Vistuig |
Doelsoorten |
17 en 18 |
OTM, PTM |
pelagische trawl |
ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
17 |
PS |
ringzegen |
ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
BIJLAGE IV
Kleine pelagische visserijen in Malta en bezuiden Sicilië
Geografische deelgebieden van de GFCM |
Vistuigcode |
Vistuig |
Doelsoorten |
15 en 16 |
PS |
ringzegen |
ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
BIJLAGE V
Kleine pelagische visserijen in de Egeïsche Zee en Kreta
Geografische deelgebieden van de GFCM |
Vistuigcode |
Vistuig |
Doelsoorten |
22 en 23 |
PS |
ringzegen |
ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
BIJLAGE VI
Kleine pelagische visserijen in het zuidelijke deel van de Adriatische Zee en de Ionische Zee
Geografische deelgebieden van de GFCM |
Vistuigcode |
Vistuig |
Doelsoorten |
18, 19 en 20 |
PS |
ringzegen |
ansjovis, sardine, makreel en horsmakreel |
2.2.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 30/6 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/162 VAN DE COMMISSIE
van 23 november 2017
tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (1), en met name artikel 58, lid 7,
Gezien Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (2), en met name artikel 6, lid 3, en artikel 7, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 is bepaald dat de lidstaten er uiterlijk op 31 december 2013 of uiterlijk op 1 augustus 2014 voor kunnen kiezen om een bepaald percentage van hun jaarlijkse nationale maxima voor rechtstreekse betalingen beschikbaar te stellen als aanvullende steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 1, vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 hebben Frankrijk, Litouwen en Nederland de Commissie op of vóór 1 augustus 2017 in kennis gesteld van hun besluit om hun eerdere besluit om een bepaald percentage van hun jaarlijkse nationale maxima voor rechtstreekse betalingen over te hevelen naar plattelandsontwikkelingsprogramma's die in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, te herzien voor de kalenderjaren 2018 en 2019. |
(3) |
In verband met de voorgestelde wijzigingen in de jaarlijkse nationale maxima en de jaarlijkse nettomaxima voor rechtstreekse betalingen moeten de bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 worden aangepast. Ook is het noodzakelijk om bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 aan te passen en deze wijzigingen te verwerken in de overeenkomstige verdeling per jaar per lidstaat van de steun van de Unie voor plattelandsontwikkeling. |
(4) |
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
De bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 worden vervangen door de tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 november 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487.
(2) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608.
BIJLAGE I
BIJLAGE I
Verdeling van de steun van de Unie voor plattelandsontwikkeling (2014 tot en met 2020)
(EUR, lopende prijzen) |
||||||||
|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
TOTAAL 2014-2020 |
België |
40 855 562 |
97 243 257 |
109 821 794 |
97 175 076 |
97 066 202 |
102 912 713 |
102 723 155 |
647 797 759 |
Bulgarije |
0 |
502 807 341 |
505 020 057 |
340 409 994 |
339 966 052 |
339 523 306 |
338 990 216 |
2 366 716 966 |
Tsjechië |
0 |
470 143 771 |
503 130 504 |
344 509 078 |
343 033 490 |
323 242 050 |
321 615 103 |
2 305 673 996 |
Denemarken |
90 287 658 |
90 168 920 |
136 397 742 |
144 868 072 |
153 125 142 |
152 367 537 |
151 588 619 |
918 803 690 |
Duitsland |
664 601 903 |
1 498 240 410 |
1 685 574 112 |
1 404 073 302 |
1 400 926 899 |
1 397 914 658 |
1 394 588 766 |
9 445 920 050 |
Estland |
103 626 144 |
103 651 030 |
111 192 345 |
122 865 093 |
125 552 583 |
127 277 180 |
129 177 183 |
823 341 558 |
Ierland |
0 |
469 633 941 |
469 724 442 |
313 007 411 |
312 891 690 |
312 764 355 |
312 570 314 |
2 190 592 153 |
Griekenland |
0 |
907 059 608 |
1 007 736 821 |
703 471 245 |
701 719 722 |
700 043 071 |
698 261 326 |
4 718 291 793 |
Spanje |
0 |
1 780 169 908 |
1 780 403 445 |
1 185 553 005 |
1 184 419 678 |
1 183 448 718 |
1 183 394 067 |
8 297 388 821 |
Frankrijk |
4 353 019 |
2 336 138 618 |
2 363 567 980 |
1 665 777 592 |
1 668 304 328 |
1 984 761 729 |
1 987 739 983 |
12 010 643 249 |
Kroatië |
0 |
448 426 250 |
448 426 250 |
282 342 500 |
282 342 500 |
282 342 500 |
282 342 500 |
2 026 222 500 |
Italië |
0 |
2 223 480 180 |
2 231 599 688 |
1 493 380 162 |
1 495 583 530 |
1 498 573 799 |
1 501 763 408 |
10 444 380 767 |
Cyprus |
0 |
28 341 472 |
28 345 126 |
18 894 801 |
18 892 389 |
18 889 108 |
18 881 481 |
132 244 377 |
Letland |
138 327 376 |
150 968 424 |
153 066 059 |
155 139 289 |
157 236 528 |
159 374 589 |
161 491 517 |
1 075 603 782 |
Litouwen |
230 392 975 |
230 412 316 |
230 431 887 |
230 451 686 |
230 472 391 |
247 213 599 |
263 791 386 |
1 663 166 240 |
Luxemburg |
0 |
21 385 468 |
21 432 133 |
14 366 484 |
14 415 051 |
14 464 074 |
14 511 390 |
100 574 600 |
Hongarije |
0 |
742 851 235 |
737 099 981 |
488 620 684 |
488 027 342 |
487 402 356 |
486 662 895 |
3 430 664 493 |
Malta |
0 |
20 905 107 |
20 878 690 |
13 914 927 |
13 893 023 |
13 876 504 |
13 858 647 |
97 326 898 |
Nederland |
87 118 078 |
87 003 509 |
118 496 585 |
118 357 256 |
118 225 747 |
148 107 797 |
147 976 388 |
825 285 360 |
Oostenrijk |
557 806 503 |
559 329 914 |
560 883 465 |
562 467 745 |
564 084 777 |
565 713 368 |
567 266 225 |
3 937 551 997 |
Polen |
1 569 517 638 |
1 175 590 560 |
1 193 429 059 |
1 192 025 238 |
1 190 589 130 |
1 189 103 987 |
1 187 301 202 |
8 697 556 814 |
Portugal |
577 031 070 |
577 895 019 |
578 913 888 |
579 806 001 |
580 721 241 |
581 637 133 |
582 456 022 |
4 058 460 374 |
Roemenië |
0 |
1 723 260 662 |
1 751 613 412 |
1 186 544 149 |
1 184 725 381 |
1 141 925 604 |
1 139 927 194 |
8 127 996 402 |
Slovenië |
118 678 072 |
119 006 876 |
119 342 187 |
119 684 133 |
120 033 142 |
120 384 760 |
120 720 633 |
837 849 803 |
Slowakije |
271 154 575 |
213 101 979 |
215 603 053 |
215 356 644 |
215 106 447 |
214 844 203 |
214 524 943 |
1 559 691 844 |
Finland |
335 440 884 |
336 933 734 |
338 456 263 |
340 009 057 |
341 593 485 |
343 198 337 |
344 776 578 |
2 380 408 338 |
Zweden |
0 |
386 944 025 |
378 153 207 |
249 386 135 |
249 552 108 |
249 710 989 |
249 818 786 |
1 763 565 250 |
Verenigd Koninkrijk |
475 531 544 |
848 443 195 |
850 859 320 |
754 569 938 |
754 399 511 |
755 442 113 |
756 171 870 |
5 195 417 491 |
Totaal EU-28 |
5 264 723 001 |
18 149 536 729 |
18 649 599 495 |
14 337 026 697 |
14 346 899 509 |
14 656 460 137 |
14 674 891 797 |
100 079 137 365 |
|
||||||||
Technische bijstand |
34 130 699 |
34 131 977 |
34 133 279 |
34 134 608 |
34 135 964 |
34 137 346 |
34 138 756 |
238 942 629 |
Totaal |
5 298 853 700 |
18 183 668 706 |
18 683 732 774 |
14 371 161 305 |
14 381 035 473 |
14 690 597 483 |
14 709 030 553 |
100 318 079 994 |
BIJLAGE II
BIJLAGE II
Nationale maxima bedoeld in artikel 6
(in duizend EUR) |
||||||
Kalenderjaar |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
België |
523 658 |
509 773 |
502 095 |
488 964 |
481 857 |
505 266 |
Bulgarije |
721 251 |
792 449 |
793 226 |
794 759 |
796 292 |
796 292 |
Tsjechië |
844 854 |
844 041 |
843 200 |
861 708 |
861 698 |
872 809 |
Denemarken |
870 751 |
852 682 |
834 791 |
826 774 |
818 757 |
880 384 |
Duitsland |
4 912 772 |
4 880 476 |
4 848 079 |
4 820 322 |
4 792 567 |
5 018 395 |
Estland |
114 378 |
114 562 |
123 704 |
133 935 |
143 966 |
169 366 |
Ierland |
1 215 003 |
1 213 470 |
1 211 899 |
1 211 482 |
1 211 066 |
1 211 066 |
Griekenland |
1 921 966 |
1 899 160 |
1 876 329 |
1 855 473 |
1 834 618 |
1 931 177 |
Spanje |
4 842 658 |
4 851 682 |
4 866 665 |
4 880 049 |
4 893 433 |
4 893 433 |
Frankrijk |
7 302 140 |
7 270 670 |
7 239 017 |
6 900 842 |
6 877 179 |
7 437 200 |
Kroatië (*1) |
183 735 |
202 865 |
241 125 |
279 385 |
317 645 |
306 080 |
Italië |
3 902 039 |
3 850 805 |
3 799 540 |
3 751 937 |
3 704 337 |
3 704 337 |
Cyprus |
50 784 |
50 225 |
49 666 |
49 155 |
48 643 |
48 643 |
Letland |
181 044 |
205 764 |
230 431 |
255 292 |
280 154 |
302 754 |
Litouwen |
417 890 |
442 510 |
467 070 |
475 319 |
483 680 |
517 028 |
Luxemburg |
33 604 |
33 546 |
33 487 |
33 460 |
33 432 |
33 432 |
Hongarije |
1 345 746 |
1 344 461 |
1 343 134 |
1 343 010 |
1 342 867 |
1 269 158 |
Malta |
5 241 |
5 241 |
5 242 |
5 243 |
5 244 |
4 690 |
Nederland |
749 315 |
736 840 |
724 362 |
682 616 |
670 870 |
732 370 |
Oostenrijk |
693 065 |
692 421 |
691 754 |
691 746 |
691 738 |
691 738 |
Polen |
3 378 604 |
3 395 300 |
3 411 854 |
3 431 236 |
3 450 512 |
3 061 518 |
Portugal |
565 816 |
573 954 |
582 057 |
590 706 |
599 355 |
599 355 |
Roemenië |
1 599 993 |
1 772 469 |
1 801 335 |
1 872 821 |
1 903 195 |
1 903 195 |
Slovenië |
137 987 |
136 997 |
136 003 |
135 141 |
134 278 |
134 278 |
Slowakije |
438 299 |
441 478 |
444 636 |
448 155 |
451 659 |
394 385 |
Finland |
523 333 |
523 422 |
523 493 |
524 062 |
524 631 |
524 631 |
Zweden |
696 890 |
697 295 |
697 678 |
698 723 |
699 768 |
699 768 |
Verenigd Koninkrijk |
3 173 324 |
3 179 880 |
3 186 319 |
3 195 781 |
3 205 243 |
3 591 683 |
BIJLAGE III
Nettomaxima bedoeld in artikel 7
(in miljoen EUR) |
||||||
Kalenderjaar |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
België |
523,7 |
509,8 |
502,1 |
489,0 |
481,9 |
505,3 |
Bulgarije |
720,9 |
788,8 |
789,6 |
791,0 |
792,5 |
798,9 |
Tsjechië |
840,1 |
839,3 |
838,5 |
856,7 |
856,7 |
872,8 |
Denemarken |
870,2 |
852,2 |
834,3 |
826,3 |
818,3 |
880,4 |
Duitsland |
4 912,8 |
4 880,5 |
4 848,1 |
4 820,3 |
4 792,6 |
5 018,4 |
Estland |
114,4 |
114,5 |
123,7 |
133,9 |
143,9 |
169,4 |
Ierland |
1 214,8 |
1 213,3 |
1 211,8 |
1 211,4 |
1 211,0 |
1 211,1 |
Griekenland |
2 109,8 |
2 087,0 |
2 064,1 |
2 043,3 |
2 022,4 |
2 119,0 |
Spanje |
4 902,3 |
4 911,3 |
4 926,3 |
4 939,7 |
4 953,1 |
4 954,4 |
Frankrijk |
7 302,1 |
7 270,7 |
7 239,0 |
6 900,8 |
6 877,2 |
7 437,2 |
Kroatië (*2) |
183,7 |
202,9 |
241,1 |
279,4 |
317,6 |
306,1 |
Italië |
3 897,1 |
3 847,3 |
3 797,2 |
3 750,0 |
3 702,4 |
3 704,3 |
Cyprus |
50,8 |
50,2 |
49,7 |
49,1 |
48,6 |
48,6 |
Letland |
181,0 |
205,7 |
230,3 |
255,0 |
279,8 |
302,8 |
Litouwen |
417,9 |
442,5 |
467,1 |
475,3 |
483,7 |
517,0 |
Luxemburg |
33,6 |
33,5 |
33,5 |
33,5 |
33,4 |
33,4 |
Hongarije |
1 276,7 |
1 275,5 |
1 274,1 |
1 274,0 |
1 273,9 |
1 269,2 |
Malta |
5,2 |
5,2 |
5,2 |
5,2 |
5,2 |
4,7 |
Nederland |
749,2 |
736,8 |
724,3 |
682,5 |
670,8 |
732,4 |
Oostenrijk |
693,1 |
692,4 |
691,8 |
691,7 |
691,7 |
691,7 |
Polen |
3 359,2 |
3 375,7 |
3 392,0 |
3 411,2 |
3 430,2 |
3 061,5 |
Portugal |
565,9 |
574,0 |
582,1 |
590,8 |
599,4 |
599,5 |
Roemenië |
1 600,0 |
1 772,5 |
1 801,3 |
1 872,8 |
1 903,2 |
1 903,2 |
Slovenië |
138,0 |
137,0 |
136,0 |
135,1 |
134,3 |
134,3 |
Slowakije |
435,5 |
438,6 |
441,8 |
445,2 |
448,7 |
394,4 |
Finland |
523,3 |
523,4 |
523,5 |
524,1 |
524,6 |
524,6 |
Zweden |
696,8 |
697,2 |
697,6 |
698,7 |
699,7 |
699,8 |
Verenigd Koninkrijk |
3 170,7 |
3 177,3 |
3 183,6 |
3 192,2 |
3 201,4 |
3 591,7 |
(*1) Voor Kroatië is het nationale maximum 344 340 000 EUR voor kalenderjaar 2021 en 382 600 000 EUR voor kalenderjaar 2022.
(*2) Voor Kroatië is het nettomaximum 344 340 000 EUR voor kalenderjaar 2021 en 382 600 000 EUR voor kalenderjaar 2022.
2.2.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 30/12 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/163 VAN DE COMMISSIE
van 1 februari 2018
tot onderwerping van de invoer van nieuwe en van een nieuw loopvlak voorziene banden voor autobussen of voor vrachtwagens, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, aan registratie
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de antidumpingbasisverordening”), en met name artikel 14, lid 5,
Gezien Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (2) („de antisubsidiebasisverordening”), en met name artikel 24, lid 5,
Na kennisgeving aan de lidstaten,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 11 augustus 2017 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (3) („het bericht van inleiding AD”) de inleiding bekendgemaakt van een antidumpingprocedure („de antidumpingprocedure”) betreffende de invoer in de Unie van nieuwe en van een nieuw loopvlak voorziene banden voor autobussen of voor vrachtwagens, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”); zij deed dit naar aanleiding van een klacht die op 30 juni 2017 door de coalitie tegen de oneerlijke invoer van banden („de klager”) was ingediend namens producenten die meer dan 45 % van de totale productie in de Unie van nieuwe en van een nieuw loopvlak voorziene banden voor autobussen of voor vrachtwagens voor hun rekening nemen. |
(2) |
Op 14 oktober 2017 heeft de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (4) („het bericht van inleiding AS”) de inleiding bekendgemaakt van een antisubsidieprocedure („de antisubsidieprocedure”) betreffende de invoer in de Unie van nieuwe en van een nieuw loopvlak voorziene banden voor autobussen of voor vrachtwagens, van oorsprong uit de VRC; zij deed dit naar aanleiding van een klacht die op 31 augustus 2017 door de klager was ingediend namens producenten die meer dan 45 % van de totale productie in de Unie van nieuwe en van een nieuw loopvlak voorziene banden voor autobussen of voor vrachtwagens voor hun rekening nemen. |
1. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
(3) |
Voor beide procedures betreft het product waarvan de invoer aan registratie wordt onderworpen („het betrokken product”) nieuwe en van een nieuw loopvlak voorziene banden voor autobussen of voor vrachtwagens, met een belastingsindex van meer dan 121, van oorsprong uit de VRC, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 4011 20 90 en ex 4012 12 00. Deze GN-codes worden slechts ter informatie vermeld. |
2. VERZOEK
(4) |
De klager heeft op 19 augustus 2017 en op 5 oktober 2017 registratieverzoeken ingediend op grond van artikel 14, lid 5, van de antidumpingbasisverordening respectievelijk artikel 24, lid 5, van de antisubsidiebasisverordening. Hij verzoekt om registratie van de invoer van het betrokken product, zodat vervolgens met ingang van de datum van registratie op de betrokken producten maatregelen kunnen worden toegepast. |
3. GRONDEN VOOR REGISTRATIE
(5) |
Volgens artikel 14, lid 5, van de antidumpingbasisverordening en artikel 24, lid 5, van de antisubsidiebasisverordening kan de Commissie de douaneautoriteiten opdracht geven passende maatregelen te nemen om de invoer te registreren, zodat vervolgens met ingang van de datum van registratie op de betrokken producten maatregelen kunnen worden toegepast. Tot registratie van de invoer kan worden overgegaan naar aanleiding van een door de bedrijfstak van de Unie ingediend verzoek dat voldoende bewijsmateriaal bevat om een dergelijke maatregel te rechtvaardigen. |
(6) |
Volgens de klager is registratie gerechtvaardigd aangezien het betrokken product met dumping en subsidiëring wordt ingevoerd. Door de laaggeprijsde invoer wordt voor de bedrijfstak van de Unie ernstige, moeilijk goed te maken schade veroorzaakt. |
(7) |
De Commissie heeft het verzoek getoetst aan artikel 10, lid 4, van de antidumpingbasisverordening en artikel 16, lid 4, van de antisubsidiebasisverordening. |
(8) |
Wat het gedeelte van het verzoek over dumping betreft, is zij nagegaan of de importeurs van de dumping op de hoogte waren of hadden moeten zijn gezien de omvang van de dumping en de gestelde of vastgestelde schade. Voorts heeft zij onderzocht of er een aanzienlijke toename was vastgesteld van invoer die, gezien het tijdstip waarop en de omvang waarin hij plaatsvindt en andere omstandigheden, het corrigerende effect van het toe te passen definitieve antidumpingrecht ernstig dreigt te ondermijnen. |
(9) |
Wat het gedeelte van het verzoek over subsidies betreft, is de Commissie nagegaan of er kritieke omstandigheden bestaan waarin het betrokken product, waarvoor tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies zijn toegekend, moeilijk te herstellen schade veroorzaakt doordat het product in een betrekkelijk kort tijdvak massaal wordt ingevoerd, en of het, om herhaling van dergelijke schade te voorkomen, nodig wordt geoordeeld op deze invoer met terugwerkende kracht compenserende rechten in te stellen. |
3.1. Kennis van dumping bij importeurs, omvang van dumping en gestelde schade
(10) |
Wat de dumping betreft, beschikt de Commissie over voldoende bewijsmateriaal dat het betrokken product met dumping uit de VRC wordt ingevoerd. De klager heeft in het bijzonder bewijsmateriaal verstrekt over de normale waarde, die werd berekend op basis van de totale productiekosten, vermeerderd met een redelijk bedrag voor de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten en voor de winst, met de Verenigde Staten van Amerika als referentieland. |
(11) |
Het bewijs van dumping is gebaseerd op een vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarden met de prijs (af fabriek) van het betrokken product bij uitvoer naar de Unie. Algemeen genomen en gezien de hoogte van de vermeende dumpingmarges van minstens 74 % wordt door het bewijsmateriaal in dit stadium genoegzaam aangetoond dat de exporteurs zich aan dumping schuldig maken. De klacht bevatte ook voldoende bewijsmateriaal inzake de gestelde schade. |
(12) |
Deze gegevens waren te vinden in het bericht van inleiding van deze procedure van 11 augustus 2017. Door de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie is het bericht een openbaar document dat voor alle importeurs toegankelijk is. Derhalve is de Commissie van oordeel dat de importeurs ten laatste op dat tijdstip van de beweerde dumpingpraktijken, de omvang daarvan en de gestelde schade op de hoogte waren of hadden moeten zijn. Zij is dus tot de conclusie gekomen dat wat het gedeelte van het verzoek over dumping betreft aan het eerste criterium voor registratie was voldaan. |
3.2. Aanzienlijke toename van invoer
(13) |
De omvang van de invoer van het betrokken product is in de periode april tot en met september 2017 in vergelijking met dezelfde periode in 2016 met 14,3 % gestegen. In overeenstemming met recente bevindingen in het kader van andere onderzoeken (5) heeft de Commissie zich op het standpunt gesteld dat die toename van de invoer aanzienlijk is. |
(14) |
Derhalve heeft zij geconcludeerd dat voor het gedeelte van het verzoek over dumping eveneens aan het tweede criterium voor registratie was voldaan. |
3.3. Andere omstandigheden
(15) |
De klager heeft in de klacht en in het verzoek om registratie ook voldoende bewijsmateriaal verstrekt over de neerwaartse trend met betrekking tot de verkoopprijzen van de invoer. Volgens de openbaar beschikbare statistieken van Eurostat was de eenheidswaarde voor de invoer van het betrokken product uit de VRC in de periode april tot en met september 2017 38 % lager dan die voor de invoer uit andere landen. Dit is een kritiek laag niveau voor een prijsgevoelige bedrijfstak als de bandenindustrie. |
(16) |
Door het tijdstip en de omvang van de invoer met dumping en andere omstandigheden (zoals de daling van de verkoop door de bedrijfstak van de Unie, de omzet, de werkgelegenheid en de winst, met name in het laagste marktsegment) dreigt het corrigerende effect van eventuele definitieve rechten ernstig te worden ondermijnd, tenzij deze rechten met terugwerkende kracht worden geheven. Gezien de inleiding van de huidige procedures kan er bovendien redelijkerwijs van worden uitgegaan dat de invoer van het betrokken product nog verder zal toenemen voordat eventuele voorlopige maatregelen worden goedgekeurd en dat de importeurs snel voorraden zouden kunnen aanleggen. |
(17) |
In deze omstandigheden heeft de Commissie geconcludeerd dat voor het gedeelte van het verzoek over dumping eveneens aan het derde criterium voor registratie was voldaan. |
3.4. Moeilijk te herstellen schade, veroorzaakt door de massale invoer van een gesubsidieerd product in een betrekkelijk kort tijdvak
(18) |
Wat de subsidiëring betreft, beschikt de Commissie over voldoende bewijsmateriaal dat het betrokken product met subsidiëring uit de VRC wordt ingevoerd. De vermeende subsidiepraktijken bestaan met name in de rechtstreekse overdracht van middelen en de mogelijk rechtstreekse overdracht van middelen of passiva, inkomsten waarvan de overheid afstand doet of die de overheid niet int, en de verstrekking van goederen of diensten door de overheid tegen een ontoereikende prijs. Zo is er bijvoorbeeld bewijsmateriaal voorhanden over het bestaan van diverse subsidies, preferentiële leningen en gerichte kredieten bij staatsbanken en particuliere banken, exportkredieten en uitvoergaranties en -verzekeringen, over de verstrekking door de overheid van grond, energie, water en grondstoffen voor de productie van het betrokken product, alsmede over de vermindering en vrijstelling van vennootschapsbelasting, kortingen op invoerrechten en btw-vrijstelling of -aftrek. |
(19) |
Er wordt aangevoerd dat het bij deze maatregelen om subsidies gaat, aangezien in het kader daarvan door de overheid van de VRC of door andere regionale of lokale overheden (met inbegrip van publieke organen) een financiële bijdrage wordt verstrekt waardoor de producenten-exporteurs van het betrokken product een voordeel verkrijgen. De subsidies zouden afhankelijk zijn van exportprestaties en/of het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen en/of beperkt zijn tot bepaalde sectoren en/of soorten ondernemingen en/of locaties, en derhalve specifiek zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding geven. |
(20) |
Derhalve lijkt het in dit stadium beschikbare bewijsmateriaal erop te duiden dat het betrokken product met tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies wordt uitgevoerd. |
(21) |
Voorts beschikt de Commissie over voldoende bewijsmateriaal dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade lijdt door de dumping- en subsidiepraktijken van de exporteurs. In de klacht en de latere stukken in verband met de verzoeken om registratie blijkt uit het bewijsmateriaal met betrekking tot de prijs en de hoeveelheid van de ingevoerde producten een enorme stijging van de invoer in de periode 2013 tot en met 2016, zowel in absolute cijfers als wat het marktaandeel betreft. Met name blijkt uit het beschikbare bewijsmateriaal bijna een verdubbeling van de invoer van het betrokken product uit de VRC in de Unie, van 2,3 tot 4,4 miljoen eenheden (+ 2,1 miljoen eenheden), wat heeft geresulteerd in een sterke vergroting van het marktaandeel van 13,2 % tot 20,9 %. De hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het betrokken product werd ingevoerd, hebben een negatief effect gehad op het verkoopvolume en het prijspeil op de markt van de Unie en op het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de bedrijfsresultaten en de financiële situatie van deze producenten aanzienlijk zijn verslechterd. Het bewijsmateriaal betreffende de in artikel 3, lid 5, van de antidumpingbasisverordening en artikel 8, lid 4, van de antisubsidiebasisverordening genoemde schadefactoren bestaat uit gegevens uit de klachten en de latere stukken met betrekking tot de registratie, en wordt bevestigd door openbaar beschikbare gegevens van Eurostat. |
(22) |
Bovendien heeft de Commissie in dit stadium beoordeeld of de geleden schade moeilijk te herstellen is. Zijn de afnemers van de bedrijfstak van de Unie eenmaal de aanzienlijk lagere prijzen van de Chinese concurrenten gewend, dan is de kans klein dat zij hogere prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanvaarden, ook al zou de Commissie in de toekomst compenserende maatregelen zonder terugwerkende kracht instellen. Een dergelijke dreiging van permanent verlies van marktaandeel of lagere inkomsten vormt een schade die moeilijk te herstellen is. Daar komt bij dat de bedrijfstak van de Unie haar activiteiten op het gebied van loopvlakvernieuwing wellicht niet gaande kan houden en dat die activiteiten moeilijk weer kunnen worden opgestart als de basis daarvoor wordt aangetast door de aanhoudende laaggeprijsde invoer van nieuwe banden uit China. |
3.5. Voorkoming van herhaling van schade
(23) |
Om herhaling van dergelijke schade te voorkomen, heeft de Commissie het ten slotte op basis van de in overweging 21 vermelde gegevens en om de in overweging 22 genoemde overwegingen nodig geoordeeld de mogelijke instelling van maatregelen met terugwerkende kracht voor te bereiden door registratie verplicht stellen. |
4. PROCEDURE
(24) |
Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat er voldoende bewijsmateriaal is om de registratie van de invoer van het betrokken product overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de antidumpingbasisverordening en artikel 24, lid 5, van de antisubsidiebasisverordening te rechtvaardigen. |
(25) |
Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en bewijsmateriaal in te dienen. Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen die hierom schriftelijk verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. |
5. REGISTRATIE
(26) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de antidumpingbasisverordening en artikel 24, lid 5, van de antisubsidiebasisverordening moet de invoer van het betrokken product worden geregistreerd zodat, indien het onderzoek leidt tot de instelling van antidumpingrechten en/of compenserend rechten, deze rechten overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen met terugwerkende kracht op de geregistreerde invoer kunnen worden geheven indien aan de vereiste voorwaarden is voldaan. |
(27) |
Eventuele toekomstige rechten zullen voortvloeien uit de bevindingen van het antidumpingonderzoek respectievelijk het antisubsidieonderzoek. |
(28) |
Volgens de beweringen in de klacht waarin om de opening van een antidumpingonderzoek wordt verzocht, wordt voor het betrokken product de gemiddelde dumpingmarge op 74 à 152 % en de gemiddelde prijsbederfmarge op 26 à 37 % geraamd. Het bedrag van de mogelijke toekomstige rechten wordt vastgesteld op het niveau van het op basis van de klacht geschatte prijsbederf, d.w.z. op 26 à 37 % ad valorem op de cif-waarde bij invoer van het betrokken product. |
(29) |
In dit stadium van het onderzoek is het nog niet mogelijk de omvang van de subsidiëring te ramen. Volgens de beweringen in de klacht waarin om de opening van een antisubsidieonderzoek wordt verzocht, wordt voor het betrokken product de prijsbederfmarge op 26 à 37 % geraamd. Het bedrag van de mogelijke toekomstige rechten wordt vastgesteld op het niveau van het op basis van de antisubsidieklacht geschatte prijsbederf, d.w.z. op 26 à 37 % ad valorem op de cif-waarde bij invoer van het betrokken product. |
6. VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS
(30) |
Persoonsgegevens die in het kader van deze registratie worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036 en artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1037 wordt de douaneautoriteiten opgedragen passende maatregelen te nemen om de invoer in de Unie te registreren van nieuwe en van een nieuw loopvlak voorziene banden voor autobussen of voor vrachtwagens, met een belastingsindex van meer dan 121, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 4011 20 90 en ex 4012 12 00 (Taric-code 4012120010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.
2. De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.
3. Alle belanghebbenden wordt verzocht uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van deze verordening hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken, bewijsmateriaal in te dienen of te verzoeken te worden gehoord.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 1 februari 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.
(3) PB C 264 van 11.8.2017, blz. 14.
(4) PB C 346 van 14.10.2017, blz. 9.
(5) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2325 van de Commissie van 11 december 2015 tot onderwerping van de invoer van bepaalde koudgewalste platte staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Russische Federatie aan registratie (PB L 328 van 12.12.2015, blz. 104, punt 9: toename met 24 %); Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1357 van de Commissie van 9 augustus 2016 tot onderwerping van bepaalde zware plaat van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China aan registratie (PB L 215 van 10.8.2016, blz. 23, punt 7: toename met 15 %).
(6) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).