ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 20

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
25 januari 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/111 van de Commissie van 12 januari 2018 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Bayerisches Rindfleisch/Rindfleisch aus Bayern (BGA))

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/112 van de Commissie van 24 januari 2018 tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof met een laag risico laminarin overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/113 van de Commissie van 24 januari 2018 tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof acetamiprid overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

7

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/114 van de Commissie van 16 januari 2018 houdende wijziging van Beschikking 2009/11/EG tot toelating van methoden voor de indeling van geslachte varkens in Spanje (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 87)  ( 1 )

11

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/115 van de Commissie van 24 januari 2018 tot wijziging, wat de locatie van het Galileo-centrum voor beveiligingscontrole betreft, van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/413 tot bepaling van de locaties van de grondinfrastructuur van het door het Galileo-programma ingestelde systeem en tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn om de goede werking ervan te waarborgen, en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2012/117/EU ( 1 )

14

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Reglement nr. 125 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van motorvoertuigen wat het gezichtsveld naar voren van de bestuurder betreft [2018/116]

16

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

25.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/111 VAN DE COMMISSIE

van 12 januari 2018

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen („Bayerisches Rindfleisch”/„Rindfleisch aus Bayern” (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de door Duitsland ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Bayerisches Rindfleisch”/„Rindfleisch aus Bayern”, die bij Verordening (EU) nr. 273/2011 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam „Bayerisches Rindfleisch”/„Rindfleisch aus Bayern” (BGA) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 januari 2018.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 273/2011 van de Commissie van 21 maart 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Bayerisches Rindfleisch/Rindfleisch aus Bayern (BGA)) (PB L 76 van 22.3.2011, blz. 36).

(3)  PB C 302 van 13.9.2017, blz. 3.


25.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/112 VAN DE COMMISSIE

van 24 januari 2018

tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof met een laag risico laminarin overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 22, lid 1, in samenhang met artikel 20, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2005/3/EG van de Commissie (2) is laminarin als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3).

(2)

De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4).

(3)

De goedkeuring van de in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 vermelde werkzame stof laminarin vervalt op 31 juli 2018.

(4)

Er is een aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van laminarin ingediend overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (5) en binnen de in dat artikel vermelde termijn.

(5)

De aanvrager heeft de overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 vereiste aanvullende dossiers ingediend. De lidstaat-rapporteur heeft vastgesteld dat de aanvraag volledig was.

(6)

De lidstaat-rapporteur heeft in overleg met de lidstaat-corapporteur een beoordelingsverslag over de verlenging opgesteld en dit verslag op 22 april 2016 bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie ingediend.

(7)

De EFSA heeft het beoordelingsverslag over de verlenging voor opmerkingen aan de aanvrager en de lidstaten toegezonden en heeft de ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. De EFSA heeft het aanvullende beknopte dossier tevens toegankelijk gemaakt voor het publiek.

(8)

Op 3 mei 2017 heeft de EFSA de Commissie haar conclusie (6) meegedeeld met betrekking tot de vraag of kan worden aangenomen dat de werkzame stof laminarin aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voldoet. De Commissie heeft het ontwerpverslag over de verlenging voor laminarin op 5 oktober 2017 aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd.

(9)

De aanvrager is in de gelegenheid gesteld opmerkingen over het verslag over de verlenging in te dienen.

(10)

Er is met betrekking tot een of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat laminarin bevat, vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is derhalve passend om de goedkeuring van laminarin te verlengen.

(11)

De risicobeoordeling voor de verlenging van de goedkeuring van laminarin is gebaseerd op een beperkt aantal representatieve gebruiksdoeleinden, die echter geen beperking inhouden van de gebruiksdoeleinden waarvoor gewasbeschermingsmiddelen die laminarin bevatten, mogen worden toegelaten. Het is derhalve passend om de beperking tot gebruik als elicitor te schrappen.

(12)

De Commissie is voorts van oordeel dat laminarin een werkzame stof met een laag risico is in de zin van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. Laminarin is geen tot bezorgdheid aanleiding gevende stof en voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in punt 5 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009. Laminarin is een polysacharide dat in bruinwieren voorkomt en van nature in het milieu aanwezig is. De bijkomende blootstelling van mens, dier en milieu als gevolg van de krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 goedgekeurde gebruiksdoeleinden is naar verwachting verwaarloosbaar in vergelijking met de blootstelling in natuurlijke omstandigheden.

(13)

Het is derhalve passend om de goedkeuring van laminarin als stof met een laag risico te verlengen.

(14)

Overeenkomstig artikel 20, lid 3, in samenhang met artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/841 van de Commissie (7) is de geldigheidsduur voor laminarin verlengd om het mogelijk te maken de verlengingsprocedure te voltooien voordat de goedkeuring van die stof vervalt. Aangezien er echter vóór de vervaldatum van de verlengde geldigheidsduur een besluit is genomen over de verlenging, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 maart 2018.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof

De goedkeuring van de werkzame stof met een laag risico laminarin wordt verlengd overeenkomstig bijlage I.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 maart 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2005/3/EG van de Commissie van 19 januari 2005 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde imazosulfuron, laminarin, methoxyfenozide en S-metolachloor op te nemen als werkzame stoffen (PB L 20 van 22.1.2005, blz. 19).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).

(6)  EFSA Journal 2014;12(10):3868.

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/841 van de Commissie van 17 mei 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur voor de werkzame stoffen alfa-cypermethrin, Ampelomyces quisqualis stam AQ 10, benalaxyl, bentazon, bifenazaat, bromoxynil, carfentrazone-ethyl, chloorprofam, cyazofamide, desmedifam, diquat, DPX KE 459 (flupyrsulfuron-methyl), etoxazool, famoxadone, fenamidone, flumioxazine, foramsulfuron, Gliocladium catenulatum stam J1446, imazamox, imazosulfuron, isoxaflutool, laminarin, metalaxyl-M, methoxyfenozide, milbemectin, oxasulfuron, pendimethalin, fenmedifam, pymetrozine, S-metolachloor en trifloxystrobin (PB L 125 van 18.5.2017, blz. 12).


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Laminarin

CAS-nr.: 9008-22-4

CIPAC-nr.: 671

(1→3)-β-D-glucan

(volgens gezamenlijke IUPAC-IUB-commissie voor biochemische nomenclatuur)

≥ 860 g/kg droge stof (TC)

1 maart 2018

28 februari 2033

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het verslag over de verlenging voor laminarin, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.


(1)  Het verslag over de verlenging bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel A wordt vermelding 95 over laminarin geschrapt.

2)

In deel D wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„12

Laminarin

CAS-nr.: 9008-22-4

CIPAC-nr.: 671

(1→3)-β-D-glucan

(volgens gezamenlijke IUPAC-IUB-commissie voor biochemische nomenclatuur)

≥ 860 g/kg droge stof (TC)

1 maart 2018

28 februari 2033

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het verslag over de verlenging voor laminarin, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.”


(1)  Het verslag over de verlenging bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


25.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/113 VAN DE COMMISSIE

van 24 januari 2018

tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof acetamiprid overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 20, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2004/99/EG van de Commissie (2) is acetamiprid in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3) opgenomen als werkzame stof.

(2)

De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4).

(3)

De goedkeuring van de werkzame stof acetamiprid, zoals vermeld in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, vervalt op 30 april 2018.

(4)

Er is een aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van acetamiprid ingediend overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (5) en binnen de in dat artikel vermelde termijn.

(5)

De aanvrager heeft de overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 vereiste aanvullende dossiers ingediend. De lidstaat-rapporteur heeft vastgesteld dat de aanvraag volledig was.

(6)

De lidstaat-rapporteur heeft in overleg met de lidstaat-corapporteur een beoordelingsverslag over de verlenging opgesteld en dit verslag op 27 november 2015 bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie ingediend.

(7)

De EFSA heeft dat beoordelingsverslag over de verlenging voor opmerkingen aan de aanvrager en de lidstaten toegezonden en de ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. De EFSA heeft het aanvullende beknopte dossier tevens toegankelijk gemaakt voor het publiek.

(8)

Op 19 oktober 2016 heeft de EFSA de Commissie haar conclusie (6) meegedeeld met betrekking tot de vraag of acetamiprid naar verwachting zal voldoen aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. De Commissie heeft het ontwerpverslag over de verlenging voor acetamiprid op 23 januari 2017 aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd.

(9)

De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen op het ontwerpverslag over de verlenging in te dienen.

(10)

Met betrekking tot een of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat acetamiprid bevat, is vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 werd voldaan. Het is derhalve passend de goedkeuring van acetamiprid te verlengen.

(11)

De risicobeoordeling voor de verlenging van de goedkeuring van acetamiprid is gebaseerd op een beperkt aantal representatieve gebruiksdoeleinden, die echter geen beperking inhouden van de gebruiksdoeleinden waarvoor gewasbeschermingsmiddelen die acetamiprid bevatten, mogen worden toegelaten. Het is derhalve passend de beperking tot gebruik als insecticide te schrappen.

(12)

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2016 van de Commissie (7) is de geldigheidsduur voor acetamiprid verlengd tot en met 30 april 2018 opdat de verlengingsprocedure vóór het verstrijken van de goedkeuring van die stof kan worden voltooid. Aangezien er echter vóór de vervaldatum van de verlengde geldigheidsduur een besluit is genomen over de verlenging, moet deze verordening in werking treden vanaf 1 maart 2018.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof

De goedkeuring van de werkzame stof acetamiprid wordt verlengd zoals vastgesteld in bijlage I.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 maart 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2004/99/EG van de Commissie van 1 oktober 2004 houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde acetamiprid en thiacloprid op te nemen als werkzame stoffen (PB L 309 van 6.10.2004, blz. 6).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).

(6)  EFSA Journal (2016);14(11):4610. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2016 van de Commissie van 17 november 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperiode voor de werkzame stoffen acetamiprid, benzoëzuur, flazasulfuron, mecoprop-P, mepanipyrim, mesosulfuron, propineb, propoxycarbazon, propyzamide, propiconazool, Pseudomonas chlororaphis stam: MA 342, pyraclostrobine, quinoxyfen, thiacloprid, thiram, ziram, zoxamide (PB L 312 van 18.11.2016, blz. 21).


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Acetamiprid

CAS-nr.: 135410-20-7

CIPAC-nr.: 649

(E)-N1-[(6-chloor-3-pyridyl)methyl]-N2-cyaan-N1-methylacetamidine

≥ 990 g/kg

1 maart 2018

28 februari 2033

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het verslag over de verlenging voor acetamiprid, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij hun algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

het risico voor in het water levende organismen, bijen en andere niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen;

het risico voor vogels en zoogdieren;

het risico voor de consument;

het risico voor de toedieners.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.


(1)  Het verslag over de verlenging bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel A wordt vermelding 91 over acetamiprid geschrapt.

2)

In deel B wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„119

Acetamiprid

CAS-nr.: 135410-20-7

CIPAC-nr.: 649

(E)-N1-[(6-chloor-3-pyridyl)methyl]-N2-cyaan-N1-methylacetamidine

≥ 990 g/kg

1 maart 2018

28 februari 2033

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het verslag over de verlenging voor acetamiprid, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij hun algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

het risico voor in het water levende organismen, bijen en andere niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen;

het risico voor vogels en zoogdieren;

het risico voor de consument;

het risico voor de toedieners.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.”


(1)  Het verslag over de verlenging bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BESLUITEN

25.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/11


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/114 VAN DE COMMISSIE

van 16 januari 2018

houdende wijziging van Beschikking 2009/11/EG tot toelating van methoden voor de indeling van geslachte varkens in Spanje

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 87)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 20, onder p) en t),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens bijlage IV, punt B.IV.1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 moet, met het oog op de indeling van geslachte varkens, het aandeel mager vlees worden geschat volgens door de Commissie toegestane indelingsmethoden en mogen in dit verband uitsluitend statistisch bewezen schattingsmethoden op basis van de fysieke opmeting van een of meer anatomische delen van het geslachte varken worden toegestaan. Indelingsmethoden mogen slechts worden toegestaan als een maximumtolerantie voor de statistische fout bij de schatting in acht wordt genomen. Deze tolerantie is vastgesteld in artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie (2).

(2)

Bij Beschikking 2009/11/EG van de Commissie (3) wordt het gebruik van zeven methoden voor de indeling van geslachte varkens in Spanje toegestaan.

(3)

Spanje heeft de Commissie verzocht een nieuwe methode voor de indeling van geslachte varkens op zijn grondgebied toe te staan, en heeft in het in artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/2008 bedoelde protocol een gedetailleerde beschrijving van de versnijdingsproef gegeven met opgave van de beginselen waarop deze methode is gebaseerd, de resultaten van de versnijdingsproef en de vergelijking die wordt toegepast voor de beoordeling van het percentage mager vlees.

(4)

Uit het onderzoek van dit verzoek is gebleken dat aan de voorwaarden voor het toestaan van deze indelingsmethode is voldaan. Deze indelingsmethode dient derhalve te worden toegestaan in Spanje.

(5)

Beschikking 2009/11/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Wijzigingen van de apparatuur of van de indelingsmethoden zijn verboden, tenzij deze expliciet bij een uitvoeringsbesluit van de Commissie worden toegestaan.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2009/11/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Voor de indeling van geslachte varkens overeenkomstig punt B.IV.1 van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*1) mogen in Spanje de volgende methoden worden gebruikt:

a)

het „Fat-O-Meat'er (FOM)” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel 1 van de bijlage;

b)

het „Fully Automatic Ultrasonic Carcass Grading (Autofom)” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel 2 van de bijlage;

c)

het „UltraFOM 300” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel 3 van de bijlage;

d)

het „Automatic Vision System (VCS2000)” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel 4 van de bijlage;

e)

het „Fat-O-Meat'er II (FOM II)” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel 5 van de bijlage;

f)

het „AutoFOM III” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel 6 van de bijlage;

g)

de met behulp van een liniaal toe te passen „manuele methode (ZP)” en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel 7 van de bijlage;

h)

het „CSB-Image-Meater” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel 8 van de bijlage.

De in de eerste alinea, onder g), vermelde, met behulp van een liniaal toe te passen manuele methode ZP is alleen toegestaan voor slachthuizen:

a)

waar op jaarbasis gemiddeld niet meer dan 500 varkens per week worden geslacht, en

b)

die een slachtlijn met een verwerkingscapaciteit van ten hoogste 40 varkens per uur hebben.

(*1)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).”."

2)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 16 januari 2018.

Voor de Commissie

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie van 10 december 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de communautaire indelingsschema's voor runder-, varkens- en schapenkarkassen en voor de mededeling van de prijzen daarvan (PB L 337 van 16.12.2008, blz. 3).

(3)  Beschikking 2009/11/EG van de Commissie van 19 december 2008 tot toelating van methoden voor de indeling van karkassen in Spanje (PB L 6 van 10.1.2009, blz. 79).


BIJLAGE

In de bijlage bij Beschikking 2009/11/EG wordt het volgende deel 8 toegevoegd:

Deel 8

CSB-IMAGE-MEATER

1.

De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de geslachte varkens worden ingedeeld met het „CSB-Image-Meater” genaamde apparaat.

2.

De CSB-Image-Meater bestaat met name uit een videocamera, een pc met een beeldanalysekaart, een scherm, een printer, een commandomechanisme, een synchronisatiemechanisme en interfaces. De vier variabelen van de CSB-Image-Meater worden berekend op de scheidingslijn rond de spier gluteus medius; de gemeten waarden worden door een centrale eenheid omgezet in een schatting van het magervleesaandeel.

3.

Het aandeel mager vlees van een geslacht varken wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

Ŷ = 68,39920953 – (0,39050694 × F) – (0,32611391 × V4F) + (0,07864716 × M) – (0,00762296 × V4M)

waarbij:

Ŷ

=

het geschatte percentage mager vlees van het geslachte varken;

F

=

dikte van de speklaag gemeten waar de laag boven de spier gluteus medius het dunst is (in millimeter);

V4F

=

gemiddelde dikte van de volledige speklaag boven de vier lendenwervels (VaF, VbF, VcF, VdF) (in millimeter);

M

=

vleesdikte vanaf het craniale uiteinde van de spier gluteus medius en het wervelkanaal (in millimeter);

V4M

=

gemiddelde vleesdikte boven de vier lendenwervels (VaM, VbM, VcM, VdM) (in millimeter).

Deze formule is geldig voor geslachte varkens met een gewicht tussen 60 en 120 kg (warm geslacht gewicht).”.


25.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/14


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/115 VAN DE COMMISSIE

van 24 januari 2018

tot wijziging, wat de locatie van het Galileo-centrum voor beveiligingscontrole betreft, van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/413 tot bepaling van de locaties van de grondinfrastructuur van het door het Galileo-programma ingestelde systeem en tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn om de goede werking ervan te waarborgen, en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2012/117/EU

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende de uitvoering en exploitatie van de Europese satellietnavigatiesystemen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 876/2002 van de Raad en Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 12, lid 3, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/413 van de Commissie (2) wordt bepaald dat het Galileo-centrum voor beveiligingscontrole (GSMC) in tweeën wordt gesplitst en geleidelijk wordt opgezet in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

(2)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk ingevolge artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kennisgeving aan de Europese Raad gedaan van zijn voornemen zich uit de Unie terug te trekken. Het GSMC moet worden gelokaliseerd op het grondgebied van een lidstaat van de Unie om redenen die verband houden met de veiligheid van de Unie en van haar lidstaten, met name in het licht van de regels ter bescherming van gerubriceerde informatie en van de beperkingen op de uitvoer van cryptoapparatuur en PRS-technologie.

(3)

In zijn op 29 april 2017 aangenomen richtsnoeren naar aanleiding van de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk heeft de Europese Raad verklaard dat over de kwestie van de toekomstige locatie van de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde faciliteiten van de Unie snel een besluit moest worden genomen en dat er regelingen moesten worden getroffen die de verplaatsing ervan vergemakkelijken. Daarom moet onverwijld worden besloten tot verplaatsing van het in het Verenigd Koninkrijk gevestigde GSMC naar het grondgebied van een andere lidstaat van de Unie.

(4)

De Commissie heeft daarom overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1285/2013 een open en transparante selectieprocedure ingeleid om de nieuwe locatie vast te stellen voor het GSMC dat tot dusver in het Verenigd Koninkrijk is gevestigd. Deze procedure is in twee fasen verlopen, waarbij de Commissie in de eerste fase de lidstaten heeft opgeroepen tot het indienen van blijken van belangstelling, en vervolgens, in de tweede fase, de lidstaten heeft verzocht om gedetailleerde voorstellen in te dienen.

(5)

Uit de evaluatieprocedure kwam naar voren dat het voorstel van Spanje op basis van de geselecteerde beoordelingscriteria het beste was, gezien de relevantie van de voorgestelde technische oplossing voor de beschikbaarstelling van de installaties en diensten die noodzakelijk zijn voor de werking van het centrum, de nauwkeurigheid van de vaststelling en de beheersing van de risico's — vooral de risico's in verband met de veiligheid en de eisen van het tijdschema —, de aanvaarding door Spanje van de voorwaarden van de met de Commissie te sluiten vestigingsovereenkomst en de toekenning van bijkomende privileges, de gedetailleerdheid en de transparantie van de beschrijving van de bouw- en exploitatiekosten en van de werking van het centrum, en de gunstige financiële voorwaarden van het voorstel voor de begroting van de Unie. Daarom moet het voorstel van Spanje worden gekozen.

(6)

Het centrum moet in maart 2018 worden opgezet met beperkte installaties, zodat het zo snel mogelijk de taak van reservecentrum voor het hoofdcentrum in Frankrijk kan vervullen, en de inrichting moet zijn voltooid in maart 2019. Voor dit centrum moet een vestigingsovereenkomst met Spanje worden ondertekend.

(7)

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/413 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

Ook moet de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/413 worden gewijzigd om tot uiting te laten komen dat het Galileo-centrum voor beveiligingscontrole in Frankrijk is voltooid in 2017.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 36, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1285/2013 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/413 op de regel betreffende het Galileo-centrum voor de beveiligingscontrole (GSMC) worden in de kolom „Locaties en maatregelen voor het opzetten teneinde de goede werking te waarborgen”, de zinnen „In Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk wordt het in tweeën gesplitste Galileo-beveiligingscentrum opgezet. De werkzaamheden hiervoor zijn in 2013 begonnen en moeten in 2017 worden voltooid. Over deze werkzaamheden zijn in 2013 met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk overeenkomsten getekend.” vervangen door de zinnen „In Frankrijk en Spanje wordt het in tweeën gesplitste Galileo-beveiligingscentrum opgezet. Het opzetten van de vestiging in Frankrijk is in 2017 voltooid en hierover is in 2013 met Frankrijk een overeenkomst getekend. De werkzaamheden voor het opzetten van de vestiging in Spanje beginnen in maart 2018 met beperkte installaties en moeten in maart 2019 volledig zijn voltooid. Over deze werkzaamheden wordt in 2018 met Spanje een overeenkomst getekend.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/413 van de Commissie van 18 maart 2016 tot bepaling van de locaties van de grondinfrastructuur van het door het Galileo-programma ingestelde systeem en tot vaststelling van de maatregelen die nodig zijn om de goede werking ervan te waarborgen, en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2012/117/EU (PB L 74 van 19.3.2016, blz. 45).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

25.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/16


Voor het internationaal publiekrecht hebben alleen de originele VN/ECE-teksten rechtsgevolgen. Voor de status en de datum van inwerkingtreding van dit reglement, zie de recentste versie van het VN/ECE-statusdocument TRANS/WP.29/343 op:

http://www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29fdocstts.html

Reglement nr. 125 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van motorvoertuigen wat het gezichtsveld naar voren van de bestuurder betreft [2018/116]

Bevat de volledige geldige tekst tot en met:

Supplement 1 op wijzigingenreeks 01 — Datum van inwerkingtreding: 8 oktober 2016

INHOUD

REGLEMENT

1.

Toepassingsgebied

2.

Definities voor de toepassing van dit reglement

3.

Goedkeuringsaanvraag

4.

Goedkeuring

5.

Specificaties

6.

Testprocedure

7.

Wijziging van het voertuigtype en uitbreiding van de goedkeuring

8.

Conformiteit van de productie

9.

Sancties bij non-conformiteit van de productie

10.

Definitieve stopzetting van de productie

11.

Naam en adres van de voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijke technische diensten en van de typegoedkeuringsinstanties

12.

Overgangsbepalingen

BIJLAGEN

1.

Mededeling

2.

Opstelling van goedkeuringsmerken

3.

Procedure voor het bepalen van het H-punt en de werkelijke romphoek voor zitplaatsen in motorvoertuigen

4.

Methode voor het bepalen van de dimensionale relatie tussen de primaire referentiemerktekens van het voertuig en het driedimensionale referentiesysteem

1.   TOEPASSINGSGEBIED

1.1.   Dit reglement is van toepassing op het 180°-gezichtsveld naar voren van bestuurders van voertuigen van categorie M1  (1).

1.2.   Het doel van dit reglement is om voor een toereikend gezichtsveld te zorgen wanneer de voorruit en de overige ruitoppervlakken droog en schoon zijn.

1.3.   De in dit reglement vervatte voorschriften zijn zo geformuleerd dat zij van toepassing zijn op voertuigen van categorie M1 met het stuur aan de linkerkant. Bij voertuigen van categorie M1 met het stuur aan de rechterkant zijn deze voorschriften van toepassing door de criteria mutatis mutandis om te keren.

2.   DEFINITIES VOOR DE TOEPASSING VAN DIT REGLEMENT

2.1.   „Goedkeuring van een voertuigtype”: de volledige procedure volgens welke een overeenkomstsluitende partij certificeert dat een voertuigtype voldoet aan de technische voorschriften van dit reglement.

2.2.   „Voertuigtype wat het gezichtsveld betreft”: voertuigen die onderling niet verschillen op essentiële punten zoals:

2.2.1.

de in- en uitwendige vormen en voorzieningen binnen het in punt 1 gespecificeerde gebied die het vrije zicht kunnen belemmeren, en

2.2.2.

de vorm en afmetingen van de voorruit en de armatuur ervan.

2.3.   „Driedimensionaal referentieraster”: een referentiesysteem bestaande uit een verticaal langsvlak X-Z, een horizontaal vlak X-Y en een verticaal dwarsvlak Y-Z (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 6); dit raster wordt gebruikt om de dimensierelatie tussen de positie van bepaalde punten van het ontwerp op de tekeningen en de werkelijke positie van deze punten op het voertuig vast te stellen. De procedure om het voertuig ten opzichte van het raster te situeren, is aangegeven in bijlage 4; alle coördinaten ten opzichte van het nulpunt van de grond zijn gebaseerd op een voertuig in rijklare toestand (2) plus een passagier vooraan, waarbij de passagier een massa van 75 kg ± 1 % heeft.

2.3.1.

Voertuigen met een ophanging waarbij de bodemvrijheid kan worden versteld, worden onder de normale door de voertuigfabrikant aangegeven gebruiksomstandigheden getest.

2.4.   „Primaire referentiemerktekens”: gaten, vlakken, merktekens en identificatietekens op de carrosserie van het voertuig. Het gebruikte type referentiemerkteken en de positie van elk referentiemerkteken ten opzichte van de X-, Y- en Z-as van het driedimensionale referentiesysteem en ten opzichte van een theoretisch grondvlak worden door de fabrikant aangegeven. Deze merktekens kunnen de controlepunten zijn die voor de assemblage van de carrosserie zijn gebruikt.

2.5.   „Rugleuninghoek”: de hoek zoals gedefinieerd in bijlage 1, punt 2.6 of 2.7, bij de herziene Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3) (3).

2.6.   „Werkelijke rugleuninghoek”: de hoek zoals gedefinieerd in bijlage 1, punt 2.6, bij de herziene R.E.3.

2.7.   „Ontwerprugleuninghoek”: de hoek zoals gedefinieerd in bijlage 1, punt 2.7, bij de herziene R.E.3.

2.8.   „V-punten”: punten waarvan de positie in de passagiersruimte wordt bepaald ten opzichte van de verticale langsvlakken door het middelpunt van de buitenste aangegeven voorzitplaatsen en in verhouding tot het R-punt en de ontwerprugleuninghoek. Deze punten worden gebruikt om na te gaan of aan de voorschriften voor het gezichtsveld wordt voldaan.

2.9.   „R-punt” of „referentiepunt van de zitplaats”: het punt zoals gedefinieerd in bijlage 1, punt 2.4, bij de herziene R.E.3.

2.10.   „H-punt”: het punt zoals gedefinieerd in bijlage 1, punt 2.3, bij de herziene R.E.3.

2.11.   „Niveaupunten van de voorruit”: punten waar lijnen die straalsgewijs van de V-punten naar het buitenoppervlak van de voorruit lopen, de voorruit snijden.

2.12.   „Gepantserd voertuig”: een voertuig dat bestemd is om de vervoerde passagiers en/of goederen te beschermen en dat voldoet aan de voorschriften voor kogelwerende bepantsering.

2.13.   „Doorzichtig gedeelte”: het gedeelte van de voorruit of van een ander ruitoppervlak van het voertuig waarvan de lichtdoorlating, gemeten in rechte hoeken ten opzichte van het oppervlak, ten minste 70 % bedraagt. Bij gepantserde voertuigen bedraagt de lichtdoorlatingsfactor ten minste 60 %.

2.14.   „P-punten”: de punten waarom het hoofd van de bestuurder draait wanneer hij naar objecten in een horizontaal vlak op ooghoogte kijkt.

2.15.   „E-punten”: de punten die het middelpunt van de ogen van de bestuurder voorstellen en die worden gebruikt om na te gaan in welke mate de A-stijlen het zicht belemmeren.

2.16.   „A-stijl”: een daksteun vóór het verticale dwarsvlak dat zich op een afstand van 68 mm vóór de V-punten bevindt, met inbegrip van niet-doorzichtige delen die zich naast deze steun bevinden of daaraan bevestigd zijn, zoals voorruitlijsten en deurframes.

2.17.   „Horizontaal verstelbereik van de stoel”: het door de voertuigfabrikant opgegeven bereik aan normale rijposities voor het verstellen van de bestuurdersstoel in de richting van de X-as (zie punt 2.3).

2.18.   „Verlengd verstelbereik van de stoel”: het door de voertuigfabrikant opgegeven bereik van de stoelverstelling in de richting van de X-as (zie punt 2.3) dat buiten het bereik van de normale, in punt 2.17 vermelde rijposities valt en dat dient om stoelen in ligplaatsen te veranderen of om de toegang tot het voertuig te vergemakkelijken.

3.   GOEDKEURINGSAANVRAAG

3.1.   De aanvraag tot goedkeuring van een voertuigtype wat het gezichtsveld van de bestuurder betreft, wordt door de voertuigfabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger ingediend.

3.2.   De aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten in drievoud en de volgende gegevens:

3.2.1.

een beschrijving van het voertuigtype wat de in punt 2.2 vermelde punten betreft, met maattekeningen en hetzij een foto, hetzij een explosietekening van de passagiersruimte. De nummers en/of symbolen ter identificatie van het voertuigtype moeten worden vermeld; en

3.2.2.

gegevens betreffende de primaire referentiemerktekens; deze moeten voldoende gedetailleerd zijn om deze merktekens gemakkelijk te kunnen identificeren en de positie van elk merkteken ten opzichte van de andere merktekens en het R-punt te kunnen controleren.

3.3.   Een voertuig dat representatief is voor het goed te keuren voertuigtype, moet ter beschikking worden gesteld van de technische dienst die de goedkeuringstests uitvoert.

4.   GOEDKEURING

4.1.   Als het voertuigtype waarvoor krachtens dit reglement goedkeuring wordt aangevraagd, voldoet aan de voorschriften van punt 5, wordt voor dat voertuigtype goedkeuring verleend.

4.2.   Aan elk goedgekeurd type moet een goedkeuringsnummer worden toegekend. De eerste twee cijfers ervan (01 voor het reglement in zijn huidige vorm) geven de wijzigingenreeks aan met de recentste belangrijke technische wijzigingen van het reglement op de datum van goedkeuring. Dezelfde overeenkomstsluitende partij mag hetzelfde nummer niet toekennen aan hetzelfde voertuigtype dat met een ander type gezichtsveld is uitgerust of aan een ander voertuigtype.

4.3.   Van de goedkeuring of de weigering of intrekking van de goedkeuring krachtens dit reglement wordt aan de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, mededeling gedaan door middel van een formulier volgens het model in bijlage 1 en van foto's en/of plannen die, in een formaat niet groter dan A4 (210 × 297 mm) of tot dat formaat gevouwen en op een passende schaal, door de aanvrager worden verstrekt.

4.4.   Op elk voertuig dat in conformiteit is met een krachtens dit reglement goedgekeurd voertuigtype, wordt op een opvallende en gemakkelijk bereikbare plaats die op het goedkeuringsformulier is vermeld, een internationaal goedkeuringsmerk volgens het model in bijlage 2 aangebracht, bestaande uit:

4.4.1.

een cirkel met daarin de letter E, gevolgd door het nummer van het land dat de goedkeuring heeft verleend (4);

4.4.2.

het nummer van dit reglement, gevolgd door de letter R, een liggend streepje en het goedkeuringsnummer, rechts van de in punt 4.4.1 voorgeschreven cirkel.

4.5.   Indien het voertuig in conformiteit is met een voertuigtype dat op basis van een of meer andere, aan de overeenkomst gehechte reglementen is goedgekeurd in het land dat krachtens dit reglement goedkeuring heeft verleend, hoeft het in punt 4.4.1 voorgeschreven symbool niet te worden herhaald; in dat geval worden de reglement- en goedkeuringsnummers en de aanvullende symbolen in verticale kolommen rechts van het in punt 4.4.1 voorgeschreven symbool geplaatst.

4.6.   Het goedkeuringsmerk moet goed leesbaar en onuitwisbaar zijn.

4.7.   Het goedkeuringsmerk moet dicht bij of op het gegevensplaatje van het voertuig worden aangebracht.

5.   SPECIFICATIES

5.1.   Gezichtsveld van de bestuurder

5.1.1.   Het doorzichtige gedeelte van de voorruit moet ten minste de niveaupunten van de voorruit omvatten (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 1):

5.1.1.1.

een horizontaal niveaupunt vóór V1 en 17° naar links (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 1);

5.1.1.2.

een bovenste verticaal niveaupunt vóór V1 en 7° boven het horizontale vlak;

5.1.1.3.

een onderste verticaal niveaupunt vóór V2 en 5° onder het horizontale vlak;

5.1.1.4.

om het zicht naar voren door de andere helft van de voorruit te controleren, worden drie aanvullende niveaupunten geprojecteerd; hiertoe worden de in de punten 5.1.1.1 tot en met 5.1.1.3 omschreven punten gespiegeld ten opzichte van het middenlangsvlak van het voertuig.

5.1.2.   De belemmeringshoek van elk van de A-stijlen, zoals beschreven in punt 5.1.2.1, bedraagt maximaal 6° (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 3). Bij gepantserde voertuigen bedraagt deze hoek maximaal 10°.

De belemmeringshoek van de A-stijl aan de passagierszijde, zoals beschreven in punt 5.1.2.1.2, hoeft niet te worden bepaald indien beide stijlen symmetrisch ten opzichte van het verticale middenlangsvlak van het voertuig zijn geplaatst.

5.1.2.1.   Bij elk van de A-stijlen wordt de belemmeringshoek gemeten door de volgende twee horizontale doorsneden op één vlak boven elkaar te plaatsen:

doorsnede 1:

door vanaf punt Pm, dat zich op de in punt 5.3.1.1 aangegeven positie bevindt, een vlak te tekenen dat naar boven een hoek van 2° vormt met het horizontale door Pm naar voren lopende vlak. De horizontale doorsnede door de A-stijl wordt bepaald op basis van het voorste punt van de snijlijn van de A-stijl en het hellend vlak (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 2);

doorsnede 2:

dezelfde procedure herhalen, waarbij wordt uitgegaan van een vlak dat een hoek van 5° naar beneden vormt met het horizontale door Pm naar voren lopende vlak (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 2).

5.1.2.1.1.   De belemmeringshoek van de A-stijl aan de bestuurderszijde is de hoek die op het bovenaanzicht wordt gevormd door een evenwijdige lijn vanuit E2 naar de raaklijn vanuit E1 aan de buitenrand van doorsnede S2 en de raaklijn vanuit E2 aan de binnenrand van doorsnede S1 (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 3).

5.1.2.1.2.   De belemmeringshoek van de A-stijl aan de passagierszijde is de hoek die op het bovenaanzicht wordt gevormd door een evenwijdige lijn vanuit E3 naar de raaklijn vanuit E3 aan de binnenrand van doorsnede S1 en de raaklijn vanuit E4 aan de buitenrand van doorsnede S2 (zie bijlage 4, Aanhangsel, figuur 3).

5.1.2.2.   Een voertuig mag niet meer dan twee A-stijlen hebben.

5.1.3.   Met uitzondering van het bepaalde in punt 5.1.3.3 of 5.1.3.4 mag het directe 180°-gezichtsveld naar voren van de bestuurder, onder een horizontaal vlak door V1 en boven drie vlakken door V2, waarvan één loodrecht op het vlak X-Z en voorwaarts 4° hellend onder het horizontale vlak en de beide andere loodrecht op het vlak Y-Z en 4° naar beneden hellend onder het horizontale vlak (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 4), niet worden belemmerd, tenzij door de A-stijlen, de verdeelstijlen van vaste of beweegbare ventilatie- of zijraampjes, aan de buitenzijde geplaatste radioantennes, voorzieningen voor indirect zicht die het verplichte indirecte gezichtsveld bestrijken, en ruitenwissers.

De volgende elementen worden niet als belemmering van het gezichtsveld beschouwd:

a)

ingelaten of opgedrukte radioantennegeleiders met de volgende maximumbreedte:

i)

ingelaten geleiders: 0,5 mm;

ii)

opgedrukte geleiders: 1,0 mm. Deze radioantennegeleiders mogen de zone A (5) niet doorkruisen. De zone A mag wel door drie radioantennegeleiders worden doorkruist indien deze maximaal 0,5 mm breed zijn;

b)

gewoonlijk in zigzag- of sinusvorm geplaatste geleiders voor ontdooiing/ontwaseming binnen de zone A, met de volgende afmetingen:

i)

maximale zichtbare breedte: 0,030 mm;

ii)

maximale dichtheid van de geleiders:

a)

bij verticale geleiders: 8/cm;

b)

bij horizontale geleiders: 5/cm.

5.1.3.1.   Bij camera-beeldschermvoorzieningen zijn de vrijstellingen van punt 5.1.3 van toepassing op camera's en houders en behuizingen daarvan die aan de buitenkant van het voertuig zijn gemonteerd. Voor een camera-beeldschermsysteem dat een achteruitkijkspiegel van klasse I vervangt, is dezelfde vrijstelling van toepassing.

5.1.3.2.   Bij voertuigen die standaard zijn uitgerust met goedgekeurde achteruitkijkspiegels die facultatief kunnen worden vervangen door camera-beeldschermvoorzieningen zijn de vrijstellingen van punt 5.1.3 eveneens van toepassing op beeldschermen, op voorwaarde dat (6):

a)

die voorzieningen het directe gezichtsveld niet in hogere mate belemmeren dan de overeenkomstige achteruitkijkspiegel aan de buitenkant, met inbegrip van de behuizing en houder ervan, en

b)

de positie van de monitor zo dichtbij als praktisch mogelijk wordt geplaatst bij de positie van de achteruitkijkspiegel die de monitor vervangt.

5.1.3.3.   Belemmering door de rand van het stuur en het instrumentenpaneel aan de binnenzijde van het stuur is toegestaan indien een vlak door V2 dat loodrecht op het vlak X-Z staat en het bovenste gedeelte van de rand van het stuur raakt, voorwaarts ten minste 1° onder het horizontale vlak helt.

Als het stuurwiel verstelbaar is, wordt het in de door de fabrikant aangegeven normale stand geplaatst of, wanneer geen stand is aangegeven, halverwege tussen de uiterste standen.

5.1.3.4.   Een belemmering tussen een vlak door V2, dat voorwaarts ten minste 1° onder het horizontale vlak helt, en een vlak door V2 dat voorwaarts 4° onder het horizontale vlak helt, is toegestaan indien de kegelprojectie van die belemmering, beginnend bij V2, op een gebied S zoals gedefinieerd in punt 5.1.3.2.1, niet meer dan 20 % van dat gebied bedraagt. Als het stuurwiel verstelbaar is, wordt het in de door de fabrikant aangegeven normale stand geplaatst of, wanneer geen stand is aangegeven, halverwege tussen de uiterste standen.

5.1.3.4.1.   Gebied S (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 7) is een rechthoekig verticaal gebied dat zich bevindt op een vlak loodrecht op coördinaat X en 1 500 mm vóór V2. De bovenrand van gebied S wordt bepaald door een vlak door V2 dat voorwaarts 1° onder het horizontale vlak helt. De onderrand van gebied S wordt bepaald door een vlak door V2 dat voorwaarts 4 onder het horizontale vlak helt. De linker- en rechterranden van gebied S zijn verticaal en komen voort uit de snijlijnen van de drie vlakken die voorwaarts 4° hellen zoals gedefinieerd in punt 5.1.2.2.

5.1.3.4.2.   Bij een voorruit die meer dan 1 500 mm vóór punt V2 uitsteekt, kan de afstand tussen gebied S en punt V2 dienovereenkomstig worden verlengd.

5.1.4.   In het geval dat de hoogte boven de grond van V2 meer dan 1 650 mm bedraagt, moet aan het volgende voorschrift worden voldaan:

 

Een 1 200 mm lang cilindervormig object met een diameter van 300 mm dat zich in de ruimte bevindt die wordt afgebakend door een verticaal vlak 2 000 mm vóór het voertuig, een verticaal vlak 2 300 mm vóór het voertuig, een verticaal vlak 400 mm van de kant van de bestuurderszijde van het voertuig en een verticaal vlak 600 mm van de andere kant van het voertuig, moet ten minste gedeeltelijk zichtbaar zijn vanuit punt V2 (zie figuur 1), ongeacht waar in die ruimte het object zich bevindt, tenzij het onzichtbaar vanwege een dode hoek die door A-stijlen, ruitenwissers of het stuur wordt veroorzaakt.

 

Indien de zitplaats van de bestuurder zich in de centrale rijpositie van het voertuig bevindt, moet het 1 200 mm lange cilindervormige object zich bevinden in de ruimte die wordt afgebakend door een verticaal vlak 2 000 mm vóór het voertuig, een verticaal vlak 2 300 mm vóór het voertuig en een verticaal vlak 500 mm van de zijkant van het voertuig (zie figuur 2).

Image Tekst van het beeld

5.2.   Positie van de V-punten

5.2.1.   De positie van de V-punten ten opzichte van het R-punt, zoals aangegeven door de XYZ-coördinaten van het driedimensionale referentieraster, is weergegeven in de tabellen I en IV.

5.2.2.   Tabel I geeft de basiscoördinaten voor een ontwerprugleuninghoek van 25°. De positieve richting van de coördinaten is weergegeven in bijlage 4, aanhangsel, figuur 1.

Tabel I

V-punt

X

Y

Z

V1

68 mm

– 5 mm

665 mm

V2

68 mm

– 5 mm

589 mm

5.3.   Positie van de P-punten

5.3.1.   De positie van de P-punten ten opzichte van het R-punt, zoals aangegeven door de XYZ-coördinaten van het driedimensionale referentieraster, is weergegeven in de tabellen II, III en IV.

5.3.1.1.   Tabel II geeft de basiscoördinaten voor een ontwerprugleuninghoek van 25°. De positieve richting van de coördinaten is weergegeven in bijlage 4, aanhangsel, figuur 1.

Pm is het snijpunt van de rechte P1-P2 en het verticale langsvlak dat door het R-punt loopt.

Tabel II

P-punt

X

Y

Z

P1

35 mm

– 20 mm

627 mm

P2

63 mm

47 mm

627 mm

Pm

43,36 mm

0 mm

627 mm

5.3.1.2.   Tabel III geeft de nadere correcties die op de X-coördinaten van P1 en P2 moeten worden aangebracht indien het horizontale verstelbereik, zoals gedefinieerd in punt 2.16, meer dan 108 mm bedraagt. De positieve richting van de coördinaten is weergegeven in bijlage 4, aanhangsel, figuur 1.

Tabel III

Horizontaal verstelbereik

Δx

108 tot en met 120 mm

– 13 mm

121 tot en met 132 mm

– 22 mm

133 tot en met 145 mm

– 32 mm

146 tot en met 158 mm

– 42 mm

meer dan 158 mm

– 48 mm

5.4.   Correctie voor ontwerprugleuninghoeken die geen 25° bedragen

Tabel IV geeft de waarden waarmee de coördinaten X en Z van elk P-punt en elk V-punt moeten worden gecorrigeerd indien de ontwerprugleuninghoek niet gelijk is aan 25°. De positieve richting van de coördinaten is weergegeven in bijlage 4, aanhangsel, figuur 1.

Tabel IV

Rugleuninghoek

(in °)

Horizontale coördinaten

Δx

Verticale coördinaten

Δz

Rugleuninghoek

(in °)

Horizontale coördinaten

Δx

Verticale coördinaten

Δz

5

– 186 mm

28 mm

23

– 18 mm

5 mm

6

– 177 mm

27 mm

24

– 9 mm

3 mm

7

– 167 mm

27 mm

25

0 mm

0 mm

8

– 157 mm

27 mm

26

9 mm

– 3 mm

9

– 147 mm

26 mm

27

17 mm

– 5 mm

10

– 137 mm

25 mm

28

26 mm

– 8 mm

11

– 128 mm

24 mm

29

34 mm

– 11 mm

12

– 118 mm

23 mm

30

43 mm

– 14 mm

13

– 109 mm

22 mm

31

51 mm

– 18 mm

14

– 99 mm

21 mm

32

59 mm

– 21 mm

15

– 90 mm

20 mm

33

67 mm

– 24 mm

16

– 81 mm

18 mm

34

76 mm

– 28 mm

17

– 72 mm

17 mm

35

84 mm

– 32 mm

18

– 62 mm

15 mm

36

92 mm

– 35 mm

19

– 53 mm

13 mm

37

100 mm

– 39 mm

20

– 44 mm

11 mm

38

108 mm

– 43 mm

21

– 35 mm

9 mm

39

115 mm

– 48 mm

22

– 26 mm

7 mm

40

123 mm

– 52 mm

5.5.   Positie van de E-punten

5.5.1.   E1 en E2 bevinden zich elk op 104 mm van P1.

E2 bevindt zich op 65 mm van E1 (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 4).

5.5.2.   De rechte E1-E2 wordt om P1 gedraaid totdat de raaklijn uit E1 aan de buitenrand van doorsnede S2 van de A-stijl aan de bestuurderszijde een hoek van 90° vormt met de rechte E1-E2 (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 3).

5.5.3.   E3 en E4 bevinden zich elk op 104 mm van P2. E3 bevindt zich op 65 mm van E4 (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 4).

5.5.4.   De rechte E3-E4 wordt om P2 gedraaid totdat de raaklijn die E4 verbindt met de buitenrand van doorsnede S2 van de A-stijl aan de passagierszijde een hoek van 90° vormt met de rechte E3-E4 (zie bijlage 4, aanhangsel, figuur 3).

6.   TESTPROCEDURE

6.1.   Gezichtsveld van de bestuurder

6.1.1.   De dimensionale relatie tussen de primaire referentiemerktekens van het voertuig en het driedimensionale referentieraster wordt bepaald volgens de procedure van bijlage 4.

6.1.2.   De positie van de punten V1 en V2 wordt bepaald in verhouding tot het R-punt zoals aangegeven door de coördinaten XYZ van het driedimensionale referentieraster, en is weergegeven in tabel I onder punt 5.2.2 en in tabel IV onder punt 5.4. De niveaupunten van de voorruit kunnen dan worden gevonden aan de hand van de nauwkeurig bepaalde V-punten, zoals aangegeven in punt 5.1.1.

6.1.3.   De relatieve positie van de P-punten, het R-punt en de middenlijn van de bestuurderszitplaats, zoals aangegeven door de coördinaten XYZ van het driedimensionale referentiesysteem, wordt bepaald aan de hand van de tabellen II en III onder punt 5.3. De correctie voor ontwerprugleuninghoeken die geen 25° bedragen, is vermeld in tabel IV onder punt 5.4.

6.1.4.   De belemmeringshoek (zie punt 5.1.2) wordt gemeten in de hellende vlakken, zoals aangegeven in bijlage 4, aanhangsel, figuur 2. De relatie tussen P1 en P2, die verbonden zijn met E1 en E2, respectievelijk E3 en E4, is weergegeven in bijlage 4, aanhangsel, figuur 5.

6.1.4.1.   De rechte E1-E2 wordt geplaatst zoals beschreven in punt 5.5.2. De belemmeringshoek van de A-stijl aan de bestuurderszijde wordt gemeten zoals aangegeven in punt 5.1.2.1.1.

6.1.4.2.   De rechte E3-E4 wordt geplaatst zoals beschreven in punt 5.5.4. De belemmeringshoek van de A-stijl aan de passagierszijde wordt gemeten zoals aangegeven in punt 5.1.2.1.2.

6.1.5.   De fabrikant kan de belemmeringshoek hetzij op het voertuig, hetzij op de tekeningen meten. In geval van twijfel kunnen de technische diensten eisen dat de tests op het voertuig worden verricht.

7.   WIJZIGING VAN HET VOERTUIGTYPE EN UITBREIDING VAN DE GOEDKEURING

7.1.   Elke wijziging van het voertuigtype zoals gedefinieerd in punt 2.2 wordt meegedeeld aan de typegoedkeuringsinstantie die het voertuigtype heeft goedgekeurd. Die instantie kan dan:

7.1.1.

oordelen dat de aangebrachte wijzigingen geen nadelige invloed hebben op de voorwaarden voor het verlenen van de goedkeuring, en een uitbreiding van de goedkeuring toestaan;

7.1.2.

oordelen dat de aangebrachte wijzigingen invloed hebben op de voorwaarden voor het verlenen van de goedkeuring, en om extra tests of controles vragen alvorens een uitbreiding van de goedkeuring toe te staan.

7.2.   De bevestiging of weigering van de goedkeuring, met vermelding van de wijzigingen, wordt aan de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, meegedeeld volgens de procedure van punt 4.3.

7.3.   De typegoedkeuringsinstantie stelt de andere overeenkomstsluitende partijen van de uitbreiding in kennis door middel van het mededelingenformulier in bijlage 2. Zij kent aan elke uitbreiding een volgnummer toe, dat het uitbreidingsnummer wordt genoemd.

8.   CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE

8.1.   Voor de controle van de conformiteit van de productie gelden de procedures van aanhangsel 2 van de overeenkomst (E/ECE/324-E/ECE/TRANS/505/Rev.2), met inachtneming van de volgende voorschriften:

8.2.   een krachtens dit reglement goedgekeurd voertuig moet zodanig worden gebouwd dat het conform is met het goedgekeurde type door te voldoen aan de voorschriften van punt 5.

8.3.   De typegoedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend, kan op elk tijdstip de in elke productie-eenheid toepasbare conformiteitscontrolemethoden verifiëren. Deze inspecties vinden gewoonlijk om de twee jaar plaats.

9.   SANCTIES BIJ NON-CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE

9.1.   De krachtens dit reglement voor een voertuigtype verleende goedkeuring kan worden ingetrokken indien niet aan de voorschriften van punt 8 is voldaan.

9.2.   Indien een overeenkomstsluitende partij een eerder door haar verleende goedkeuring intrekt, stelt zij de andere overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen daarvan onmiddellijk in kennis door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 1.

10.   DEFINITIEVE STOPZETTING VAN DE PRODUCTIE

Indien de houder van de goedkeuring de productie van een krachtens dit reglement goedgekeurd voertuigtype definitief stopzet, stelt hij de typegoedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend daarvan in kennis. Deze instantie stelt de andere overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, daarvan onmiddellijk in kennis door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 1.

11.   Naam en adres van de voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijke technische diensten en van de typegoedkeuringsinstanties

De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, delen het secretariaat van de Verenigde Naties de naam en het adres mee van de technische diensten die voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijk zijn, en van de typegoedkeuringsinstanties die de goedkeuring verlenen en waaraan de certificaten betreffende de goedkeuring of de uitbreiding, weigering of intrekking van de goedkeuring moeten worden toegezonden.

12.   OVERGANGSBEPALINGEN

12.1.   Vanaf de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 mag een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast, niet weigeren goedkeuring te verlenen krachtens dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01.

12.2.   Vanaf 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 verlenen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, alleen goedkeuringen als het goed te keuren voertuigtype voldoet aan de voorschriften van dit reglement, zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01.

12.3.   De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, mogen geen uitbreidingen weigeren van goedkeuringen die voor bestaande typen krachtens de oorspronkelijke versie van dit reglement zijn verleend.

12.4.   Zelfs na de inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 van dit reglement blijven typegoedkeuringen van voertuigen krachtens de oorspronkelijke versie van dit reglement geldig. De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen blijven die goedkeuringen aanvaarden.

12.5.   Onverminderd bovenstaande overgangsbepalingen zijn de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement pas na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 gaan toepassen, niet verplicht goedkeuringen te accepteren die krachtens de oorspronkelijke versie van dit reglement zijn verleend.


(1)  Zoals gedefinieerd in de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.2, punt 2 — www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29resolutions.html

(2)  De massa van het voertuig in rijklare toestand omvat de massa van het voertuig en de carrosserie, met koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, 100 % van de andere vloeistoffen, gereedschap, reservewiel en bestuurder. De massa van de bestuurder wordt geraamd op 75 kg (onderverdeeld in 68 kg lichaamsgewicht en 7 kg bagage volgens ISO-norm 2416:1992). De brandstoftank is voor 90 % gevuld en de andere reservoirs (behalve die voor afvalwater) zijn voor 100 % gevuld (inhoud volgens fabrieksopgave).

(3)  Herziening 2 van R.E.3 is beschikbaar als document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.2 zoals gewijzigd.

(4)  De nummers van de partijen bij de Overeenkomst van 1958 zijn opgenomen in bijlage 3 bij de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.2/Amend.3 — www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29resolutions.html

(5)  Zoals gedefinieerd in punt 2.2 van bijlage 18 bij Reglement nr. 43 betreffende de goedkeuring van veiligheidsruiten en materiaal voor ruiten.

(6)  Zie verslag ECE/TRANS/WP.29/GRSG/88, punt 46, inzake de toepassingsperiode van dit punt.


BIJLAGE 1

Image Tekst van het beeld

BIJLAGE 2

OPSTELLING VAN GOEDKEURINGSMERKEN

(zie de punten 4.4 tot en met 4.4.2 van dit reglement)

Image

Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een voertuig, geeft aan dat het voertuigtype in kwestie in België (E6) krachtens Reglement nr. 125 is goedgekeurd wat het gezichtsveld naar voren van de bestuurder betreft. De eerste twee cijfers van het goedkeuringsnummer geven aan dat de goedkeuring is verleend volgens de voorschriften van Reglement nr. 125, wijzigingenreeks 01.


BIJLAGE 3

Procedure voor het bepalen van het H-punt en de werkelijke romphoek voor zitplaatsen in motorvoertuigen  (1)

Aanhangsel 1 —

Beschrijving van de driedimensionale H-puntmachine (1)

Aanhangsel 2 —

Driedimensionaal referentiesysteem (1)

Aanhangsel 3 —

Referentiegegevens voor de zitplaatsen (1)


(1)  Deze procedure wordt beschreven in bijlage 1 bij de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3) (document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.2). www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29resolutions.html


BIJLAGE 4

Methode voor het bepalen van de dimensionale relatie tussen de primaire referentiemerktekens van het voertuig en het driedimensionale referentiesysteem

1.   RELATIE TUSSEN HET REFERENTIESYSTEEM EN DE PRIMAIRE REFERENTIEMERKTEKENS VAN HET VOERTUIG

Ter verificatie van bepaalde afmetingen op en in een voertuig waarvoor krachtens dit reglement goedkeuring wordt aangevraagd, moet de relatie tussen de in de ontwerpfase van het voertuig vastgestelde coördinaten van het driedimensionale referentiesysteem, zoals gedefinieerd in punt 2.3, en de positie van de primaire referentiemerktekens, zoals gedefinieerd in punt 2.4, nauwkeurig worden bepaald, zodat de bepaalde punten op de tekeningen van de fabrikant kunnen worden teruggevonden op een aan de hand van deze tekeningen vervaardigd voertuig.

2.   METHODE VOOR HET BEPALEN VAN DE RELATIE TUSSEN HET REFERENTIESYSTEEM EN DE REFERENTIEMERKTEKENS

Hiertoe wordt op de grond een referentievlak met een X- en Y-as bepaald. De te gebruiken methode is afgebeeld in figuur 6 van het aanhangsel. Het referentievlak is een hard, vlak en horizontaal oppervlak waarop het voertuig staat. Twee meetlatten zijn stevig op dit oppervlak bevestigd. De meetlatten moeten een maatverdeling hebben in millimeters, de X-X-lat mag niet korter zijn dan 8 meter en de Y-Y-lat niet korter dan 4 meter. De twee meetlatten worden loodrecht op elkaar geplaatst, zoals aangegeven in figuur 6 van het aanhangsel. Het snijpunt van de meetlatten is het nulpunt op de grond.

3.   CONTROLE VAN HET REFERENTIEVLAK

Om rekening te houden met oneffenheden in het referentievlak, moeten de afwijkingen van de vloer langs de X- en Y-meetlatten op onderlinge afstanden van 250 mm worden gemeten en moeten de verkregen resultaten worden genoteerd zodat de nodige correcties kunnen worden aangebracht bij de controle van het voertuig.

4.   WERKELIJKE BEPROEVINGSSTAND

Om rekening te houden met kleine afwijkingen van de veerhoogte enz. moet een middel beschikbaar zijn om de primaire referentiemerktekens vóór het meten in de correcte coördinaatposities ten opzichte van de ontwerpstand te kunnen brengen. Voorts moet het mogelijk zijn het voertuig in geringe mate zijdelings en/of in de lengterichting te verplaatsen, zodat het op juiste wijze in het referentiesysteem kan worden geplaatst.

5.   RESULTATEN

Nadat het voertuig aan de hand van het referentiesysteem en de ontwerpstand in de juiste positie is geplaatst, kan gemakkelijk de positie worden vastgesteld van de punten die nodig zijn om te onderzoeken of aan de voorschriften voor het gezichtsveld naar voren wordt voldaan.

Dit kan worden onderzocht met behulp van theodolieten, lichtbronnen, schaduwapparatuur of andere testmethoden waarvan kan worden aangetoond dat zij gelijkwaardige resultaten opleveren.


AANHANGSEL

Figuur 1

Bepaling van de V-punten

Image

(1)

Lijn die het middenlangsvlak van het voertuig weergeeft.

(2)

Lijn die het verticale dwarsvlak door het R-punt weergeeft.

(3)

Lijn die het verticale dwarsvlak door V1 en V2 weergeeft.

Figuur 2

Waarnemingspunten van de A-stijlen

Image

Figuur 3

Belemmeringshoeken

Image Tekst van het beeld

Figuur 4

Evaluatie van de belemmering van het directe 180°-gezichtsveld naar voren van de bestuurder

Image

Figuur 5

Dimensionaal schema van de onderlinge posities van de E- en P-punten

Image

Figuur 6

Vlakke meetplaats

Image Tekst van het beeld

Figuur 7

Definitie van gebied S

(punt 5.1.3.2 van dit reglement)

Image Tekst van het beeld