ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 335

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
15 december 2017


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2017/2305 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft de wijzigingen in de middelen voor economische, sociale en territoriale cohesie en in de middelen voor de doelstelling investeren in groei en werkgelegenheid en de doelstelling Europese territoriale samenwerking

1

 

*

Verordening (EU) 2017/2306 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 230/2014 tot vaststelling van een instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede

6

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2017/1566 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 betreffende de invoering van tijdelijke autonome handelsmaatregelen voor Oekraïne ter aanvulling van de handelsconcessies uit hoofde van de associatieovereenkomst ( PB L 254 van 30.9.2017 )

11

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

15.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/1


VERORDENING (EU) 2017/2305 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 december 2017

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft de wijzigingen in de middelen voor economische, sociale en territoriale cohesie en in de middelen voor de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid” en de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 177,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) voorziet in de gemeenschappelijke en algemene regels die van toepassing zijn op de Europese structuur- en investeringsfondsen.

(2)

Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (3) en artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 heeft de Commissie in 2016 een evaluatie uitgevoerd van de totale toewijzingen van alle lidstaten voor de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid” in het kader van het cohesiebeleid 2017-2020.

(3)

Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 en artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 heeft de Commissie de resultaten van die evaluatie voorgelegd in een mededeling aan de Raad en het Europees van 30 juni 2016 Parlement betreffende de technische aanpassing van het financieel kader voor 2017 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bruto nationaal inkomen (bni) en aanpassing van de middelen voor het cohesiebeleid. In die mededeling merkte de Commissie op dat er op basis van de recentste statistische gegevens een gecumuleerde afwijking is van meer dan +/– 5 % tussen de totale en de herziene toewijzingen in België, Tsjechië, Denemarken, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Cyprus, Nederland, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast merkte de Commissie op dat Cyprus, op basis van zijn bni per hoofd van de bevolking voor de periode 2012-2014, vanaf 1 januari 2017 volledig in aanmerking zou komen voor steun uit het Cohesiefonds.

(4)

Als voorgeschreven in artikel 7, leden 4 en 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 en artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 moeten de toewijzingen van die lidstaten dienovereenkomstig worden aangepast, op voorwaarde dat het totale netto-effect van die aanpassingen niet meer bedraagt dan 4 miljard EUR.

(5)

Voor zover de evaluatie gevolgen had voor de jaarlijkse verdeling van de toewijzingen voor de totale middelen per lidstaat in het kader van de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid” en in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” alsmede voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (Youth Employment Initiative (YEI), werd de evaluatie uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1941 van de Commissie (4).

(6)

Het totale netto-effect van die aanpassingen is een verhoging van de middelen voor economische, sociale en territoriale cohesie met 4 miljard EUR. Deze verhoging moet tot uitdrukking komen in artikel 91, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, dat daarom dienovereenkomstig moet worden aangepast.

(7)

De middelen voor de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid” en de toewijzing daarvan aan de minder ontwikkelde regio's, de overgangsregio's, de meer ontwikkelde regio's, de door het Cohesiefonds ondersteunde lidstaten en de ultraperifere gebieden, zoals vermeld in artikel 92, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

(8)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 moeten marges die beschikbaar blijven onder de maxima voor vastleggingskredieten van het meerjarig financieel kader (MFK), de overkoepelende MFK-marge voor vastleggingen vormen, die beschikbaar worden gesteld boven de maxima die in het MFK zijn vastgesteld voor de jaren 2016 tot en met 2020 voor beleidsdoelstellingen met betrekking tot groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren. De beperking van de marges die beschikbaar blijven onder de MFK-maxima voor vastleggingskredieten voor de jaren 2014 tot en met 2017 werd ongedaan gemaakt door Verordening van de Raad (EU, Euratom) 2017/1123 (5), zodat het YEI kon worden verlengd tot en met 2020 en de specifieke toewijzing voor het YEI kon worden verhoogd met een bedrag van 1,2 miljard EUR in lopende prijzen voor de periode 2017-2020. De specifieke toewijzing voor het YEI als bedoeld in artikel 91, lid 1, en artikel 92, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden aangepast.

(9)

Overeenkomstig artikel 94, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 heeft de Commissie een door Denemarken ingediend voorstel aanvaard om een deel van zijn kredieten voor de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” over te dragen naar de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid”. Als gevolg van deze overdracht moeten de totale middelen voor de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” op grond van artikel 92, lid 9, van die verordening worden aangepast.

(10)

Overeenkomstig de procedure van artikel 19, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad werd bij Verordening (EU, Euratom) 2015/623 van de Raad (6) een bedrag van 11 216 187 326 EUR in lopende prijzen van de toewijzing voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds overgedragen naar daaropvolgende jaren. Deze overdracht moet zijn weerslag vinden in bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 1303/2013 met de totale jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten voor de jaren 2014-2020. Bovendien werd een bedrag van 9 446 050 652 EUR in lopende prijzen van de toewijzing voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, dat niet kon worden vastgelegd in 2014 of kon worden overgedragen naar 2015, overgedragen naar daaropvolgende jaren.

(11)

Gezien de noodzaak ervoor te zorgen dat de aanvullende toewijzingen die beschikbaar werden gemaakt voor het begrotingsjaar 2017 financieel vastgelegd worden, ook door wijzigingen van de betroffen programma's, is het nodig gebleken een uitzondering te maken op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(12)

Aangezien de programma's ter ondersteuning van het YEI dringend moeten worden uitgebreid, moet dit besluit in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(13)

Verordening (EU) nr. 1303/2013 moet derhalve worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 91 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De middelen voor economische, sociale en territoriale samenhang die voor de periode 2014-2020 voor vastlegging in de begroting beschikbaar zijn, bedragen EUR 329 978 401 458 EUR in prijzen van 2011, jaarlijks verdeeld zoals weergegeven in bijlage VI, waarvan 325 938 694 233 EUR de globale toewijzing voor het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds vormt, en 4 039 707 225 EUR een specifieke toewijzing voor het YEI. Ten behoeve van de programmering en vervolgens de opneming in de begroting van de Unie worden de middelen voor economische, sociale en territoriale samenhang geïndexeerd met 2 % per jaar.”.

2)

Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De middelen voor de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid” bedragen 96,09 % van de totale middelen (d.w.z. in totaal 317 103 114 309 EUR) en worden als volgt verdeeld:

a)

48,64 % (d.w.z. in totaal 160 498 028 177 EUR) voor de minder ontwikkelde regio's;

b)

10,19 % (d.w.z. in totaal 33 621 675 154 EUR) voor de overgangsregio's;

c)

15,43 % (d.w.z. in totaal 50 914 723 304 EUR) voor de meer ontwikkelde regio's;

d)

20,01 % (d.w.z. in totaal 66 029 882 135 EUR) voor de door het Cohesiefonds ondersteunde lidstaten;

e)

0,42 % (d.w.z. in totaal 1 378 882 914 EUR) als aanvullende financiering voor de in artikel 349 VWEU bedoelde ultraperifere gebieden en de regio's van NUTS-niveau 2 die aan de criteria in artikel 2 van Protocol nr. 6 bij de Toetredingsakte van 1994 voldoen.”;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   De middelen voor het YEI bedragen 4 039 707 225 EUR uit de specifieke toewijzing voor het YEI en ten minste 4 039 707 225 EUR uit de geoormerkte investeringen van het ESF.”;

c)

lid 9 wordt vervangen door:

„9.   De middelen voor de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” bedragen 2,69 % van de totale middelen die beschikbaar zijn voor vastleggingen uit de Fondsen voor de periode 2014-2020 (d.w.z. in totaal 8 865 148 841 EUR).”.

3)

Bijlage VI wordt vervangen door de tekst van de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 12 december 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 30 november 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 december 2017.

(2)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1941 van de Commissie van 3 november 2016 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/190/EU tot vaststelling van de jaarlijkse verdeling per lidstaat van de totale middelen voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds in het kader van de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid” en de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”, de jaarlijkse verdeling per lidstaat van de middelen uit de specifieke toewijzing voor het werkgelegenheidsinitiatief voor jongeren samen met de lijst van in aanmerking komende regio's, en de bedragen die uit de toewijzingen van het Cohesiefonds en de structuurfondsen aan elke lidstaat moeten worden overgedragen aan de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen en voor hulp aan de meest behoeftigen voor de periode 2014-2020 (PB L 299 van 5.11.2016, blz. 61).

(5)  Verordening (EU, Euratom) 2017/1123 van de Raad van 20 juni 2017 houdende wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 163 van 24.6.2017, blz. 1).

(6)  Verordening (EU, Euratom) 2015/623 van de Raad van 21 april 2015 houdende wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 103 van 22.4.2015, blz. 1).


BIJLAGE

BIJLAGE VI

JAARLIJKSE VERDELING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN VOOR DE JAREN 2014 TOT EN MET 2020

Aangepast jaarlijks profiel (met inbegrip van het YEI)

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal

EUR, prijzen van 2011

34 108 069 924

55 725 174 682

46 044 910 736

48 027 317 164

48 240 419 297

48 712 359 314

49 120 150 341

329 978 401 458


15.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/6


VERORDENING (EU) 2017/2306 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 december 2017

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 230/2014 tot vaststelling van een instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 209, lid 1, en artikel 212, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de gemeenschappelijke verklaring betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: „De Europese consensus” (2) en in de gemeenschappelijke verklaring betreffende „De nieuwe Europese consensus over ontwikkeling” (3) werd door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie het verband tussen veiligheid en ontwikkeling erkend.

(2)

In de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling die op 25 september 2015 bij resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd vastgesteld, werd benadrukt hoe belangrijk het bevorderen van vreedzame en inclusieve samenlevingen is, zowel als duurzame-ontwikkelingsdoel op zich (Sustainable Development Goals — SDG 16) als voor het bereiken van andere ontwikkelingsresultaten. SDG 16.a roept specifiek op tot versterking van alle bevoegde nationale instellingen, ook via internationale samenwerking, voor de opbouw van capaciteit op alle niveaus, met name in ontwikkelingslanden, om geweld te voorkomen en terrorisme en criminaliteit te bestrijden.

(3)

De belangrijkste doelstelling van het ontwikkelingsbeleid van de Unie is armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen.

(4)

De Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling heeft in het communiqué van de vergadering op hoog niveau van 19 februari 2016 de richtsnoeren voor de verslaglegging over officiële ontwikkelingshulp met betrekking tot vrede en veiligheid bijgewerkt. De financiering van de overeenkomstig deze verordening ondernomen acties geldt als officiële ontwikkelingshulpindien is voldaan aan de criteria van bovengenoemde of later door de Commissie voor ontwikkelingsbijstand overeengekomen richtsnoeren voor verslaglegging.

(5)

Steun voor de veiligheidssector, in uitzonderlijke omstandigheden ook voor de krijgsmacht, in derde landen waar conflictpreventie, crisisbeheer of stabilisatie moet plaatsvinden, is essentieel om passende voorwaarden te scheppen voor de uitbanning van armoede en voor ontwikkeling. Goed bestuur, doeltreffende democratische controle en civiel toezicht op het veiligheidssysteem, ook op de krijgsmacht, alsmede naleving van de mensenrechten en de rechtsstaat, zijn essentieel voor een goed functionerende staat, en moeten worden bevorderd in het kader van bredere ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector in derde landen.

(6)

In zijn conclusies van 19-20 december 2013 over het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) heeft de Europese Raad erop gewezen hoe belangrijk het is dat partnerlanden en regionale partnerorganisaties worden gesteund, door waar nodig opleiding, advies, uitrusting en middelen te verstrekken, opdat zij steeds beter in staat zouden zijn crises zelf te voorkomen en te beheersen.

(7)

In de gezamenlijke mededeling van 28 april 2015„Capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling — De partners in staat stellen crises te voorkomen en te beheersen”, wezen de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid andermaal erop dat stabiele, veilige samenlevingen noodzakelijk zijn om ontwikkelingsdoeleinden te bereiken.

(8)

In overeenstemming met de alomvattende benadering van de EU en teneinde het effect, de efficiëntie en de coherentie van de Uniesteun te maximaliseren, heeft de Raad in zijn conclusies van 18 mei 2015 over het GVDB de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid verzocht om in overleg met de lidstaten een Uniebreed strategisch kader ter ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector te ontwikkelen. Dit beleidsconcept verenigt het GVDB en alle andere relevante instrumenten van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), alsmede de instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking, met inachtneming van de respectieve rechtsgronden, primaire doelstellingen en besluitvormingsprocedures ervan.

(9)

Capaciteitsopbouw van de strijdkrachten in derde landen dient te worden verricht in het kader van het Uniebeleid inzake ontwikkelingssamenwerking wanneer de doelstellingen ervan voornamelijk op het gebied van ontwikkeling te situeren zijn, en in het kader van het GBVB van de Unie wanneer de doelstellingen ervan voornamelijk op het gebied van vrede en veiligheid liggen, in overeenstemming met artikel 40 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Deze verordening is in overeenstemming met de toepassing van de procedures en de omvang van de bevoegdheden van de instellingen in het kader van het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking en het GBVB van de Unie.

(10)

De Uniebijstand uit hoofde van deze verordening kan betrekking hebben op het aanbieden van capaciteitsopbouwprogramma's ter ondersteuning van ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling, waaronder opleiding, begeleiding en advies over bijvoorbeeld mensenrechten, bestuur en de rechtsstaat, de bescherming van vrouwen en kinderen, civiele crisisrespons, personeelsbeheer en technische samenwerking.

(11)

De Commissie dient nauwlettend toe te zien op de maatregelen uit hoofde van deze verordening. Voorts dient de Commissie het Europees Parlement tijdig en naar behoren op de hoogte te brengen van de uitvoering van de Uniebijstand uit hoofde van deze verordening. Uiterlijk 30 juni 2020 dient de Commissie een beoordeling te maken van de effecten, de doeltreffendheid en de samenhang van de overeenkomstig deze verordening genomen maatregelen met SDG16. Daartoe moet de Commissie alle belanghebbenden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties en plaatselijke overheden, bij het evaluatieproces betrekken en ervoor zorgen dat zij een rol van betekenis spelen in dat proces. De Commissie dient waar passend gezamenlijke evaluaties met de lidstaten te verrichten. De resultaten zullen worden meegenomen in het ontwerp van de programma's en de toewijzing van middelen, en zullen het externe optreden van de Unie samenhangender en meer complementair maken.

(12)

Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4) moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 230/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1.

aan artikel 1, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer de Unie bijstand verleent aan actoren uit de veiligheidssector, kan dit in uitzonderlijke omstandigheden zoals beschreven in artikel 3 bis, ook militaire actoren betreffen, in het kader van een breder hervormingsproces van de veiligheidssector of capaciteitsopbouw ter ondersteuning van ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling in derde landen, in overeenstemming met het overkoepelende doel van duurzame ontwikkeling.”;

2.

het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 3 bis

Capaciteitsopbouw van militaire actoren ter ondersteuning van ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling

1.   Met het oog op duurzame ontwikkeling, die het tot stand brengen van stabiele, vreedzame en inclusieve samenlevingen vereist, kan de bijstand van de Unie in het kader van deze verordening in de in lid 3 beschreven uitzonderlijke omstandigheden worden gebruikt voor capaciteitsopbouw van militaire actoren in partnerlanden, met het oog op ontwikkelingsactiviteiten en activiteiten in verband met veiligheid voor ontwikkeling.

2.   De bijstand uit hoofde van dit artikel kan met name betrekking hebben op programma's voor capaciteitsopbouw ter ondersteuning van ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling, waaronder opleiding, begeleiding en advies, alsmede de levering van uitrusting, verbetering van de infrastructuur en rechtstreeks met deze bijstand verband houdende diensten.

3.   Bijstand uit hoofde van dit artikel wordt alleen verstrekt:

a)

wanneer niet aan de vereisten kan worden voldaan door een beroep te doen op niet-militaire actoren om de doelstellingen van de Unie in het kader van deze verordening te bereiken en er sprake is van een bedreiging voor het functioneren van staatsinstellingen of voor de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en de staatsinstellingen er niet in slagen die bedreiging het hoofd te bieden, en

b)

wanneer er tussen het betrokken partnerland en de Unie een consensus is dat militaire actoren van cruciaal belang zijn voor het behouden, scheppen of herstellen van de voorwaarden die essentieel zijn voor duurzame ontwikkeling, bijvoorbeeld in crises en in contexten en situaties die worden gekenmerkt door fragiliteit of destabilisering.

4.   De bijstand van de Unie uit hoofde van dit artikel mag niet worden gebruikt voor de financiering van capaciteitsopbouw van militaire actoren voor andere doeleinden dan activiteiten in verband met ontwikkeling en veiligheid voor ontwikkeling. Deze bijstand mag in het bijzonder niet worden gebruikt voor de financiering van:

a)

periodieke defensie-uitgaven;

b)

de aankoop van wapens en munitie of andere uitrusting die is ontworpen om te doden;

c)

opleiding die is bedoeld om specifiek de gevechtscapaciteit van de strijdkrachten te vergroten.

5.   Bij het opzetten en uitvoeren van maatregelen uit hoofde van dit artikel bevordert de Commissie de zeggenschap van het partnerland. De Commissie ontwikkelt ook de noodzakelijke elementen en goede praktijken voor duurzaamheid op middellange en lange termijn en bevordert de rechtsstaat en de gevestigde beginselen van internationaal recht.

6.   De Commissie draagt zorg voor passende risicobeoordelings-, toezichts- en evaluatieprocedures met betrekking tot de maatregelen uit hoofde van dit artikel.”

3.

Artikel 7, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De bijstand van de Unie uit hoofde van artikel 3, en in voorkomend geval artikel 3 bis, wordt uitgevoerd door middel van buitengewone steunmaatregelen en interim-responsprogramma's.”

4.

Artikel 8, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Thematische strategiedocumenten vormen de algemene basis voor de tenuitvoerlegging van bijstand uit hoofde van de artikelen 4 en 5, en in voorkomend geval artikel 3 bis. In de thematische strategiedocumenten wordt een kader vastgesteld voor de samenwerking tussen de Unie en de betrokken partnerlanden of -regio's.”;

5.

Artikel 10, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De Commissie zorgt ervoor dat de uit hoofde van deze verordening vastgestelde maatregelen ter bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad, alsmede de maatregelen die vallen onder artikel 3 bis, ten uitvoer worden gelegd in overeenstemming met het internationale recht, waaronder het recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht.”

6.

In artikel 13 wordt het volgende lid toegevoegd:

„4.   Een aanvullend bedrag van 100 000 000 EUR wordt toegevoegd aan de in lid 1 bedoelde financiële portefeuille, en wordt toegewezen aan maatregelen in het kader van artikel 3 bis.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 12 december 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 30 november 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 december 2017.

(2)  PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.

(3)  PB C 210 van 30.6.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) Nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 1).


Verklaring betreffende financieringsbronnen voor bijstandsmaatregelen uit hoofde van artikel 3 bis van Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zijn het erover eens dat de capaciteitsopbouw ter ondersteuning van ontwikkeling en van veiligheid voor ontwikkeling dient te worden gefinancierd binnen rubriek IV van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020, voornamelijk door middel van herschikkingen, waarbij het financiële evenwicht tussen alle instrumenten evenwel zo veel mogelijk wordt bewaard. Voorts mag, onverminderd de prerogatieven van de begrotingsautoriteit in de jaarlijkse begrotingsprocedure, bij dergelijke herschikkingen geen gebruik worden gemaakt van kredieten die zijn toegewezen aan maatregelen in het kader van Verordening (EU) nr. 233/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking voor de periode 2014-2020.


Rectificaties

15.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/11


Rectificatie van Verordening (EU) 2017/1566 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 betreffende de invoering van tijdelijke autonome handelsmaatregelen voor Oekraïne ter aanvulling van de handelsconcessies uit hoofde van de associatieovereenkomst

( Publicatieblad van de Europese Unie L 254 van 30 september 2017 )

Bladzijde 7, bijlage II:

in plaats van:

BIJLAGE II

IN ARTIKEL 1, LID 1, ONDER b), BEDOELDE NULTARIEFCONTINGENTEN VOOR LANDBOUWPRODUCTEN

Niettegenstaande de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur (GN) heeft de beschrijving van de producten slechts een indicatieve waarde. Voor de toepassing van deze bijlage wordt de reikwijdte van het preferentiestelsel bepaald door de GN-codes zoals deze op 1 oktober 2017 luiden.

Product

Tariefindeling

Omvang van het jaarlijkse contingent

Zachte tarwe, spelt en mengkoren (meel, gries, griesmeel en pellets)

1001 90 99

1101 00 15 , 1101 00 90

1102 90 90

1103 11 90 , 1103 20 60

65 000 ton per jaar

Mais (behalve zaden, meel, gries, griesmeel, pellets en granen)

1005 90 00

1102 20

1103 13

1103 20 40

1104 23

625 000 ton per jaar

Gerst (behalve zaden, meel en pellets)

1003 90 00

1102 90 10

ex 1103 20 25

325 000 ton per jaar

lezen:

BIJLAGE II

IN ARTIKEL 1, LID 1, ONDER b), BEDOELDE NULTARIEFCONTINGENTEN VOOR LANDBOUWPRODUCTEN

Niettegenstaande de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur (GN) heeft de beschrijving van de producten slechts een indicatieve waarde. Voor de toepassing van deze bijlage wordt de reikwijdte van het preferentiestelsel bepaald door de GN-codes zoals deze op 1 oktober 2017 luiden.

Wanneer „ex”-GN-codes zijn vermeld, is de GN-code samen met de daarbij horende omschrijving bepalend voor de toepassing van het preferentiestelsel.

Product

Tariefindeling

Omvang van het jaarlijkse contingent

Zachte tarwe, spelt en mengkoren (behalve zaden)

1001 99 00

65 000 ton per jaar

Meel van zachte tarwe en spelt

1101 00 15

Meel van mengkoren

1101 00 90

Meel van granen andere dan tarwe, mengkoren, rogge, maïs, gerst, haver, rijst

1102 90 90

Gries en griesmeel, van zachte tarwe en spelt

1103 11 90

Pellets van tarwe

1103 20 60

Mais (behalve zaden)

1005 90 00

625 000 ton per jaar

Maïsmeel

1102 20

Gries en griesmeel van maïs

1103 13

Maïspellets

1103 20 40

Bewerkte maïskorrels

1104 23

Gerst (behalve zaden)

1003 90 00

325 000 ton per jaar

Meel van gerst

1102 90 10

Pellets van gerst

ex 1103 20 25