ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 329

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
13 december 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2293 van de Commissie van 3 augustus 2017 betreffende de voorwaarden voor de indeling in klassen zonder tests van kruiselings gelamelleerde houtproducten die vallen onder de geharmoniseerde norm EN 16351, en gelamelleerde fineerhoutproducten die vallen onder de geharmoniseerde norm EN 14374, met betrekking tot hun materiaalgedrag bij brand ( 1 )

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2294 van de Commissie van 28 augustus 2017 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 wat betreft de specificatie van de definitie van beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling voor de toepassing van Richtlijn 2014/65/EU ( 1 )

4

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2295 van de Commissie van 4 september 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de openbaarmaking van bezwaarde en niet-bezwaarde activa ( 1 )

6

 

*

Verordening (EU) 2017/2296 van de Commissie van 4 december 2017 tot vaststelling van een verbod op de visserij op leng in de Uniewateren van IV door vaartuigen die de vlag van Denemarken voeren

20

 

*

Verordening (EU) 2017/2297 van de Commissie van 4 december 2017 tot vaststelling van een verbod op de visserij op langoustine in de gebieden VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe door vaartuigen die de vlag van België voeren

23

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2298 van de Commissie van 12 december 2017 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 669/2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong ( 1 )

26

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2299 van de Commissie van 12 december 2017 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestvarkens en kleine varkenssoorten (gespeend en voor mestdoeleinden), voor mestkippen en voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden, tot verlening van een vergunning voor dat toevoegingsmiddel voor diervoeding voor gebruik in drinkwater en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2036/2005 en (EG) nr. 1200/2005 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2013 (vergunninghouder Danstar Ferment AG, vertegenwoordigd door Lallemand SAS) ( 1 )

33

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2300 van de Commissie van 12 december 2017 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/82 ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door de invoer van citroenzuur verzonden vanuit Cambodja, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Cambodja, en tot onderwerping van deze invoer aan registratie

39

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2017/2301 van de Raad van 4 december 2017 betreffende het namens de Europese Unie in het ACS-EU-Comité van ambassadeurs in te nemen standpunt over de tenuitvoerlegging van artikel 68 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst

45

 

*

Besluit (GBVB) 2017/2302 van de Raad van 12 december 2017 ter ondersteuning van de OPCW-activiteiten die bijdragen tot de sanering van de voormalige opslagplaats voor chemische wapens in Libië in het kader van de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

49

 

*

Besluit (GBVB) 2017/2303 van de Raad van 12 december 2017 ter ondersteuning van de verdere uitvoering van Resolutie 2118 (2013) van de VN-Veiligheidsraad en Besluit EC-M-33/DEC.1 van de uitvoerende raad van de OPCW inzake de vernietiging van de Syrische chemische wapens, in het kader van de tenuitvoerlegging van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

55

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2304 van de Commissie van 12 december 2017 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5 in Nederland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 8719)  ( 1 )

61

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/2293 VAN DE COMMISSIE

van 3 augustus 2017

betreffende de voorwaarden voor de indeling in klassen zonder tests van kruiselings gelamelleerde houtproducten die vallen onder de geharmoniseerde norm EN 16351, en gelamelleerde fineerhoutproducten die vallen onder de geharmoniseerde norm EN 14374, met betrekking tot hun materiaalgedrag bij brand

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (1), en met name artikel 27, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/364 van de Commissie (2) is een systeem vastgesteld voor de indeling van bouwproducten in klassen van materiaalgedrag bij brand. Kruiselings gelamelleerde houtproducten en gelamelleerde fineerhoutproducten behoren tot de bouwproducten waarop die gedelegeerde verordening van toepassing is.

(2)

Uit tests is gebleken dat kruiselings gelamelleerde houtproducten die vallen onder de geharmoniseerde norm EN 16351, en gelamelleerde fineerhoutproducten die vallen onder de geharmoniseerde norm EN 14374, stabiele en voorspelbare prestaties vertonen wat hun materiaalgedrag bij brand betreft, op voorwaarde dat zij voldoen aan bepaalde voorwaarden met betrekking tot de vorm van het product alsook de installatie, gemiddelde dichtheid en dikte ervan.

(3)

Indien zij aan die voorwaarden voldoen, moeten kruiselings gelamelleerde houtproducten die vallen onder de geharmoniseerde norm EN 16351, en gelamelleerde fineerhoutproducten die vallen onder de geharmoniseerde norm EN 14374, derhalve worden geacht aan een bepaalde in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/364 vastgestelde prestatieklasse voor het materiaalgedrag bij brand te voldoen zonder dat daarvoor tests nodig zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Kruiselings gelamelleerde houtproducten die vallen onder de geharmoniseerde norm EN 16351, en gelamelleerde fineerhoutproducten die vallen onder de geharmoniseerde norm EN 14374, die voldoen aan de in de bijlage opgenomen voorwaarden, worden geacht aan de in de bijlage vermelde prestatieklassen te voldoen zonder dat hiervoor tests nodig zijn.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 augustus 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/364 van de Commissie van 1 juli 2015 betreffende de indeling van bouwproducten in klassen van materiaalgedrag bij brand overeenkomstig Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 68 van 15.3.2016, blz. 4).


BIJLAGE

Tabel 1

Prestatieklassen van materiaalgedrag bij brand voor kruiselings gelamelleerde houtproducten en gelamelleerde fineerhoutproducten voor muren en plafonds

Product (1)

Productbeschrijving

Minimale gemiddelde dichtheid (2) (kg/m3)

Minimale totale dikte (mm)

Klasse (3)

Kruiselings gelamelleerde houtproducten die onder de geharmoniseerde norm EN 16351 vallen

minimale dikte van de lagen van 18 mm

350

54

D-s2, d0 (4)

Gelamelleerde fineerhoutproducten die onder de geharmoniseerde norm EN 14374 vallen

minimale fineerdikte van 3 mm

400

18

D-s2, d0 (4)


Tabel 2

Prestatieklassen van materiaalgedrag bij brand voor kruiselings gelamelleerde houtproducten en gelamelleerde fineerhoutproducten voor vloeren

Product (5)

Productbeschrijving

Minimale gemiddelde dichtheid (6) (kg/m3)

Minimale totale dikte (mm)

Klasse voor vloeren (7)

Kruiselings gelamelleerde houtproducten die onder de geharmoniseerde norm EN 16351 vallen

minimale dikte van de lagen van 18 mm en met een oppervlaktelaag van dennenhout

430

54

DFL-s1 (8)

Kruiselings gelamelleerde houtproducten die onder de geharmoniseerde norm EN 16351 vallen

minimale dikte van de lagen van 18 mm en met een oppervlaktelaag van sparhout

400

54

DFL-s1 (8)

Gelamelleerde fineerhoutproducten die onder de geharmoniseerde norm EN 14374 vallen

minimale fineerdikte van 3 mm en met een oppervlaktelaag van dennenhout

480

15

DFL-s1 (8)

Gelamelleerde fineerhoutproducten die onder de geharmoniseerde norm EN 14374 vallen

minimale fineerdikte van 3 mm en met een oppervlaktelaag van dennenhout

430

20

DFL-s1 (8)

Gelamelleerde fineerhoutproducten die onder de geharmoniseerde norm EN 14374 vallen

minimale fineerdikte van 3 mm en met een oppervlaktelaag van sparhout

400

15

DFL-s1 (8)


(1)  Geldt voor alle soorten en lijmen die onder de productnorm vallen.

(2)  Vastgesteld overeenkomstig de norm EN 13238.

(3)  De klasse is vastgesteld in tabel 1 van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/364.

(4)  Klasse geldig voor elke ondergrond of spouw.

(5)  Geldt ook voor treden van trappen.

(6)  Vastgesteld overeenkomstig de norm EN 13238.

(7)  De klasse is vastgesteld in tabel 2 van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/364.

(8)  Klasse geldig voor elke ondergrond of spouw.


13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/4


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/2294 VAN DE COMMISSIE

van 28 augustus 2017

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 wat betreft de specificatie van de definitie van beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling voor de toepassing van Richtlijn 2014/65/EU

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde er verder voor te zorgen dat de in artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU vervatte definitie van beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling op objectieve en doeltreffende wijze in de Unie wordt toegepast, moeten verdere specificaties worden verstrekt betreffende recente technologische ontwikkelingen op effectenmarkten in verband met matchingregelingen waaraan beleggingsondernemingen eventueel kunnen deelnemen.

(2)

De technologische ontwikkelingen op de effectenmarkten hebben geleid tot de opkomst van elektronische communicatienetwerken die de koppeling mogelijk maken tussen, enerzijds, diverse beleggingsondernemingen die voornemens zijn onder de benaming beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling te opereren en, anderzijds, andere liquiditeitsverschaffers die hoogfrequentie algoritmische handelstechnieken toepassen. Dergelijke ontwikkelingen dreigen de duidelijke scheiding tussen, enerzijds, bilaterale handel voor eigen rekening bij de uitvoering van cliëntorders en, anderzijds, multilaterale handel waarin Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie (2) voorziet, te ondermijnen. Deze technologische en marktontwikkelingen maken het derhalve noodzakelijk te preciseren dat het een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling niet is toegestaan regelmatig via matched principal trading of via andere soorten feitelijk risicoloze back-to-backtransacties in een bepaald financieel instrument buiten een handelsplatform tot de interne of externe matching van transacties over te gaan.

(3)

Voor zover gecentraliseerd risicobeheer binnen een groep gewoonlijk inhoudt dat de risico's die een beleggingsonderneming als gevolg van transacties met derde partijen heeft opgebouwd, worden overgedragen aan een entiteit binnen dezelfde groep die niet in staat is prijzen af te geven, andere informatie over handelsintenties te verstrekken of deze transacties te weigeren of te wijzigen, moeten die overdrachten nog steeds als handel voor eigen rekening worden beschouwd wanneer deze uitsluitend worden uitgevoerd met de bedoeling het risicobeheer van de groep te centraliseren.

(4)

Omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet de formulering betreffende de datum van toepassing van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 in overeenstemming worden gebracht met de formulering betreffende de datum van toepassing van Richtlijn 2014/65/EU.

(5)

Om de vlotte werking van de financiële markten te verzekeren, is het noodzakelijk dat deze verordening met spoed in werking treedt.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van de deskundigengroep van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende artikel 16 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 16 bis

Deelname aan matchingregelingen

Een beleggingsonderneming wordt niet geacht voor eigen rekening te handelen voor de toepassing van artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU wanneer de betrokken beleggingsonderneming deelneemt aan met entiteiten buiten haar eigen groep aangegane matchingregelingen die tot doel of tot gevolg hebben feitelijk risicoloze back-to-backtransacties in een financieel instrument buiten een handelsplatform te verrichten.”.

2)

In artikel 91 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 augustus 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PB L 87 van 31.3.2017, blz. 1).


13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/6


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/2295 VAN DE COMMISSIE

van 4 september 2017

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de openbaarmaking van bezwaarde en niet-bezwaarde activa

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 443, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 443, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013 heeft de Europese Bankautoriteit (EBA) op 27 juni 2014 richtsnoeren betreffende de openbaarmaking van bezwaarde en niet-bezwaarde activa uitgevaardigd (2) (hierna de „EBA-openbaarmakingsrichtsnoeren” genoemd). In artikel 443, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013 is bepaald dat de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen moet ontwikkelen tot nadere bepaling van de openbaarmaking van de balanswaarde per blootstellingscategorie onderverdeeld al naargelang de kwaliteit van de activa en het totale bedrag van de balanswaarde die niet-bezwaard is, daarbij rekening houdend met Aanbeveling ESRB/2012/2 van het Europees Comité voor systeemrisico's van 20 december 2012 over de financiering van kredietinstellingen (3) (hierna „Aanbeveling ESRB/2012/2” genoemd), voor zover de EBA in haar verslag van mening is dat een dergelijke additionele openbaarmaking betrouwbare en zinvolle informatie oplevert. In het EBA-verslag over activabezwaring (4) wordt geconcludeerd dat de openbaarmaking van bezwaring in de Unie van vitaal belang is omdat marktdeelnemers aldus meer inzicht kunnen verwerven in en een betere analyse kunnen maken van de liquiditeits- en solvabiliteitsprofielen van instellingen en deze profielen in alle lidstaten op een duidelijke en consistente wijze met elkaar kunnen vergelijken. Op basis van die conclusies heeft de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen ontwikkeld teneinde een volledig geharmoniseerde aanpak van de openbaarmaking van activabezwaring te garanderen.

(2)

De EBA-openbaarmakingsrichtsnoeren hebben betrekking op zowel bezwaarde als niet-bezwaarde activa. Dat komt omdat krachtens artikel 443, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013 met Aanbeveling ESRB/2012/2, en meer bepaald met aanbeveling D over markttransparantie inzake bezwaring van activa (hierna „aanbeveling D” genoemd), rekening moet worden gehouden. In punt 1, onder a), van aanbeveling D wordt de openbaarmaking van bezwaarde en niet-bezwaarde activa aanbevolen. In artikel 443, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013 is ook bepaald dat met Aanbeveling ESRB/2012/2 rekening moet worden gehouden bij de ontwikkeling van de in die alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen. Bovendien moeten bezwaarde activa door die normen worden bestreken om ervoor te zorgen dat de openbaarmaking betrouwbare en zinvolle informatie oplevert. Bijgevolg dienen zowel bezwaarde als niet-bezwaarde activa openbaar te worden gemaakt.

(3)

In aanbeveling D werd de EBA aangeraden om bij de ontwikkeling van de EBA-openbaarmakingsrichtsnoeren te verzekeren dat het niveau en de ontwikkeling van aan centrale banken verpande activa, alsook het door centrale banken verleende bedrag aan liquiditeitssteun, niet kunnen worden ontdekt. Ook dat advies is in deze verordening in aanmerking genomen.

(4)

Bezwaarde activa of ontvangen zekerheden en andere posten buiten de balanstelling mogen als zekerheden worden verstrekt ter dekking van financiering. Teneinde marktdeelnemers in staat te stellen meer inzicht te verwerven in en een betere analyse te maken van de liquiditeits- en solvabiliteitsprofielen van instellingen en hun tevens toegang te bieden tot informatie over de beschikbaarheid van activa ter dekking van financiering, moeten instellingen derhalve de bezwaring van alle in de balans opgenomen activa en de bezwaring van alle posten buiten de balanstelling apart openbaar maken. De openbaarmaking moet betrekking hebben op alle zekerheden die zijn ontvangen als gevolg van transacties binnen en buiten de balanstelling, ongeacht de looptijd ervan, met inbegrip van alle transacties met centrale banken. Activa die als bezwaarde activa openbaar worden gemaakt, omvatten activa die als gevolg van alle transacties met gelijk welke tegenpartij (inclusief centrale banken) zijnbezwaard, maar het is niet nodig de bezwaring die uit transacties met centrale banken resulteert, apart openbaar te maken van de bezwaring die uit transacties met andere tegenpartijen resulteert. Dat doet echter geen afbreuk aan de vrijheid van centrale banken om de voorwaarden voor de openbaarmaking van noodliquiditeitssteun vast te stellen.

(5)

Ter bevordering van de consistentie, de vergelijkbaarheid en de transparantie dienen de bepalingen met betrekking tot de openbaarmakingstemplates betreffende bezwaring te worden gebaseerd op de rapportagevereisten inzake bezwaring die zijn vastgelegd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie (5). Om onbedoelde gevolgen te vermijden (zoals het vermogen om noodfinanciering van centrale banken te detecteren), moet echter in een aantal afwijkingen worden voorzien. Meer in het bijzonder moet de openbaarmaking van informatie betreffende het bedrag aan bezwaarde en niet-bezwaarde activa, rekening houdend met aanbeveling D, worden gebaseerd op mediaanwaarden in plaats van op tijdstipgerelateerde waarden zoals voorgeschreven in bijlage XVII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. Ook dient de voor bepaalde waarden en transacties openbaar te maken informatie minder gedetailleerd te zijn dan die welke op grond van de rapportagevereisten van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 moet worden verstrekt. Daar de activabezwaring sterk afhankelijk is van het risicoprofiel en het bedrijfsmodel van de betrokken instelling, moeten de kwantitatieve gegevens bovendien met beschrijvende informatie worden aangevuld.

(6)

De openbaarmakingsvereisten voor bezwaarde en niet-bezwaarde activa en, met name, de openbaarmakingsvereisten betreffende overgedragen activa, verpande activa en ontvangen en gestorte zekerheden buiten de balanstelling moeten naast alle bestaande openbaarmakingsvereisten in het kader van het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving van toepassing zijn.

(7)

Teneinde te zorgen voor een evenredige toepassing van de openbaarmakingsvereisten van artikel 443 van Verordening (EU) nr. 575/2013 op kleinere instellingen die niet door hoge activabezwaringsniveaus worden gekenmerkt, zou van dergelijke kleinere instellingen geen informatie over de kwaliteit van bezwaarde en niet-bezwaarde activa mogen worden verlangd. De informatie over de kwaliteit van bezwaarde en niet-bezwaarde activa („indicatoren voor activakwaliteit”) is gebaseerd op de kwaliteitskenmerken die worden toegeschreven aan activa van uiterst hoge liquiditeit en kredietkwaliteit en activa van hoge liquiditeit en kredietkwaliteit, als omschreven in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie (6). Aangezien beleggingsondernemingen die geen deel uitmaken van een bankgroep niet onder het toepassingsgebied van de genoemde gedelegeerde verordening vallen, en gezien het feit dat voor beleggingsondernemingen die wel deel uitmaken van een bankgroep de desbetreffende informatie op geconsolideerde basis wordt verstrekt, is het raadzaam om ook beleggingsondernemingen vrij te stellen van de verplichting om informatie over de kwaliteit van bezwaarde en niet-bezwaarde activa openbaar te maken, teneinde te vermijden dat zij onevenredig hoge kosten moeten maken.

(8)

Daar het vereiste om informatie over de indicatoren voor activakwaliteit te verstrekken een nieuwigheid is, dient de toepassing van de bepalingen betreffende de openbaarmaking van dergelijke indicatoren met één jaar te worden uitgesteld teneinde instellingen de gelegenheid te bieden de nodige IT-systemen te ontwikkelen.

(9)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die door de EBA aan de Commissie zijn voorgelegd.

(10)

De EBA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd, en heeft het advies van de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (7) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor alle instellingen geldende openbaarmakingsvereisten

1.   Instellingen maken het bedrag aan bezwaarde en niet-bezwaarde activa in het kader van het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving per activatype in de kolommen C010, C040, C060 en C090 van template A van bijlage I openbaar in overeenstemming met de instructies in bijlage II.

2.   Instellingen maken informatie over ontvangen zekerheden per activatype in de kolommen C010 en C040 van template B van bijlage I openbaar in overeenstemming met de instructies in bijlage II.

3.   Instellingen maken de verplichtingen in verband met bezwaarde activa en ontvangen zekerheden in de vorm van template C van bijlage I openbaar in overeenstemming met de instructies in bijlage II.

4.   Instellingen maken beschrijvende informatie over de gevolgen van hun bedrijfsmodel voor hun bezwaringsniveau en over het belang van bezwaring voor hun bedrijfsmodel in de vorm van template D van bijlage I openbaar in overeenstemming met de instructies in bijlage II.

Artikel 2

Voor bepaalde instellingen geldende additionele openbaarmakingsvereisten

1.   Naast de in artikel 1 bedoelde informatie maken instellingen die aan de voorwaarden van lid 2 voldoen, de volgende informatie openbaar:

a)

de indicatoren voor activakwaliteit per activatype in de kolommen C030, C050, C080 en C100 van template A van bijlage I in overeenstemming met de instructies in bijlage II;

b)

de indicatoren voor activakwaliteit per type ontvangen zekerheden en uitgegeven schuldbewijzen, met inbegrip van gedekte obligaties en door activa gedekte effecten (asset-backed securities, ABS), in de kolommen C030 en C060 van template B van bijlage I in overeenstemming met de instructies in bijlage II.

2.   Lid 1 is enkel van toepassing op kredietinstellingen die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

a)

hun overeenkomstig afdeling 1.6, punt 10, van bijlage XVII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 berekende totale activa bedragen meer dan 30 miljard EUR;

b)

hun overeenkomstig afdeling 1.6, punt 9, van bijlage XVII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 berekende activabezwaringsniveau bedraagt meer dan 15 %.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2 is van toepassing met ingang van 2 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 september 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(2)  Richtsnoeren betreffende de openbaarmaking van bezwaarde en niet-bezwaarde activa (EBA/GL/2014/03).

(3)  PB C 119 van 25.4.2013, blz. 1.

(4)  EBA Report on asset encumbrance, september 2015.

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


BIJLAGE I

Openbaarmakingstemplates

Template A: Bezwaarde en niet-bezwaarde activa

Template A — Bezwaarde en niet-bezwaarde activa

 

Boekwaarde van de bezwaarde activa

Reële waarde van de bezwaarde activa

Boekwaarde van de niet-bezwaarde activa

Reële waarde van de niet-bezwaarde activa

 

waarvan theoretisch in aanmerking komende EHQLA en HQLA

 

waarvan theoretisch in aanmerking komende EHQLA en HQLA

 

waarvan EHQLA en HQLA

 

waarvan EHQLA en HQLA

010

030

040

050

060

080

090

100

010

Activa van de rapporterende instelling

 

 

 

 

 

 

 

 

030

Eigenvermogensinstrumenten

 

 

 

 

 

 

 

 

040

Schuldbewijzen

 

 

 

 

 

 

 

 

050

waarvan: gedekte obligaties

 

 

 

 

 

 

 

 

060

waarvan: door activa gedekte effecten

 

 

 

 

 

 

 

 

070

waarvan: uitgegeven door overheden

 

 

 

 

 

 

 

 

080

waarvan: uitgegeven door financiële vennootschappen

 

 

 

 

 

 

 

 

090

waarvan: uitgegeven door niet-financiële vennootschappen

 

 

 

 

 

 

 

 

120

Overige activa

 

 

 

 

 

 

 

 

121

waarvan: …

 

 

 

 

 

 

 

 

Template B: Ontvangen zekerheden

Template B — Ontvangen zekerheden

 

Reële waarde van ontvangen zekerheden of uitgegeven eigen schuldbewijzen (bezwaard)

Niet-bezwaard

Reële waarde van ontvangen zekerheden of uitgegeven eigen schuldbewijzen (beschikbaar voor bezwaring)

 

waarvan theoretisch in aanmerking komende EHQLA en HQLA

 

waarvan EHQLA en HQLA

010

030

040

060

130

Door de rapporterende instelling ontvangen zekerheden

 

 

 

 

140

Onmiddellijk opeisbare vorderingen

 

 

 

 

150

Eigenvermogensinstrumenten

 

 

 

 

160

Schuldbewijzen

 

 

 

 

170

waarvan: gedekte obligaties

 

 

 

 

180

waarvan: door activa gedekte effecten

 

 

 

 

190

waarvan: uitgegeven door overheden

 

 

 

 

200

waarvan: uitgegeven door financiële vennootschappen

 

 

 

 

210

waarvan: uitgegeven door niet-financiële vennootschappen

 

 

 

 

220

Leningen en voorschotten m.u.v. onmiddellijk opeisbare vorderingen

 

 

 

 

230

Overige ontvangen zekerheden

 

 

 

 

231

waarvan: …

 

 

 

 

240

Uitgegeven eigen schuldbewijzen m.u.v. eigen gedekte obligaties of door activa gedekte effecten

 

 

 

 

241

Uitgegeven en nog niet in pand gegeven eigen gedekte obligaties en door activa gedekte effecten

 

 

 

 

250

TOTALE ACTIVA, ONTVANGEN ZEKERHEDEN EN UITGEGEVEN EIGEN SCHULDBEWIJZEN

 

 

 

 

Template C: Bronnen van bezwaring

Template C — Bronnen van bezwaring

 

Matchende verplichtingen, voorwaardelijke verplichtingen of uitgeleende effecten

Activa, ontvangen zekerheden en uitgegeven eigen schuldbewijzen m.u.v. bezwaarde gedekte obligaties en door activa gedekte effecten

010

030

010

Boekwaarde van geselecteerde financiële verplichtingen

 

 

011

waarvan: …

 

 

Template D: Begeleidende beschrijvende informatie

Template D — Begeleidende beschrijvende informatie

Beschrijvende informatie over de gevolgen van het bedrijfsmodel voor de activabezwaring en over het belang van bezwaring voor het bedrijfsmodel van de instelling, waarmee wordt beoogd gebruikers achtergrondinformatie te verschaffen over de gegevens die in de templates A, B en C moeten worden openbaar gemaakt.


BIJLAGE II

Instructies voor het invullen van de openbaarmakingstemplates

1.

Instellingen maken de in de tabellen 1 tot en met 7 genoemde posten op dezelfde wijze openbaar als zij deze overeenkomstig bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie hebben gerapporteerd, tenzij in deze tabellen uitdrukkelijk anders is bepaald.

De in punt 1 bedoelde posten worden met gebruikmaking van mediaanwaarden openbaar gemaakt. Mediaanwaarden zijn voortschrijdende driemaandelijkse medianen over de voorgaande twaalf maanden en worden door middel van interpolatie bepaald.

Bij openbaarmakingen op geconsolideerde basis is het toepasselijke consolidatiebereik het prudentiële consolidatiebereik als omschreven in deel een, titel II, hoofdstuk 2, afdeling 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Template A — Bezwaarde en niet-bezwaarde activa

Tabel 1: Instructies voor bepaalde rijen van template A

Rijen

Verwijzingen naar wetgeving en instructies

010

Activa van de rapporterende instelling [International Accounting Standard (IAS) 1.9 (a), toepassingsleidraad (TL) 6]

Totale activa van de instelling die in haar balans zijn opgenomen, met uitzondering van eigen schuldbewijzen en eigen eigenvermogensinstrumenten wanneer de toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen de opname ervan in de balans toestaan. De in deze rij vermelde waarde is de mediaan van de sommen van vier driemaandelijkse waarden aan het einde van de periode over de voorgaande twaalf maanden voor de rijen 030, 040 en 120.

030

Eigenvermogensinstrumenten

De mediaanwaarden van de post „Aandeleninstrumenten” zoals gerapporteerd in rij 030 van template F 32.01 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014, met uitzondering van eigen eigenvermogensinstrumenten wanneer de toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen de opname ervan in de balans toestaan.

040

Schuldbewijzen

De mediaanwaarden van de post „Schuldbewijzen” zoals gerapporteerd in rij 040 van template F 32.01 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014, met uitzondering van eigen schuldbewijzen wanneer de toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen de opname ervan in de balans toestaan.

050

waarvan: gedekte obligaties

De mediaanwaarden van de post „waarvan: gedekte obligaties” zoals gerapporteerd in rij 050 van template F 32.01 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

060

waarvan: door activa gedekte effecten

De mediaanwaarden van de post „waarvan: door activa gedekte effecten” zoals gerapporteerd in rij 060 van template F 32.01 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

070

waarvan: uitgegeven door overheden

De mediaanwaarden van de post „waarvan: uitgegeven door overheden” zoals gerapporteerd in rij 070 van template F 32.01 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

080

waarvan: uitgegeven door financiële vennootschappen

De mediaanwaarden van de post „waarvan: uitgegeven door financiële ondernemingen” zoals gerapporteerd in rij 080 van template F 32.01 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

090

waarvan: uitgegeven door niet-financiële vennootschappen

De mediaanwaarden van de post „waarvan: uitgegeven door niet-financiële ondernemingen” zoals gerapporteerd in rij 090 van template F 32.01 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

120

Overige activa

De mediaanwaarde van overige in de balans opgenomen activa van de instelling die niet in de bovenstaande rijen zijn vermeld en die verschillen van de eigen schuldbewijzen en eigen eigenvermogensinstrumenten welke door een niet-IFRS-instelling niet uit de balans mogen worden verwijderd. In het onderhavige geval worden eigen schuldinstrumenten in rij 240 van template B opgenomen en eigen eigenvermogensinstrumenten van de rapportage van activabezwaring uitgesloten.

Overige activa omvatten kasmiddelen (aangehouden nationale en buitenlandse bankbiljetten en munten in omloop die algemeen worden gebruikt voor het verrichten van betalingen) en onmiddellijk opeisbare vorderingen [IAS 1.54(i)], met inbegrip van de direct opvraagbare tegoeden bij centrale banken en andere instellingen, zoals gerapporteerd in rij 020 van template F 32.01 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. Overige activa omvatten ook leningen en voorschotten die geen onmiddellijk opeisbare vorderingen zijn, met inbegrip van hypothecaire leningen, zoals gerapporteerd in de rijen 100 en 110 van template F 32.01 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. Overige activa kunnen ook het volgende omvatten: immateriële activa, met inbegrip van goodwill, uitgestelde belastingvorderingen, materiële vaste activa, afgeleide activa, omgekeerde repo's en vorderingen uit hoofde van aandelenleningen.

Wanneer onderliggende activa en dekkingspoolactiva van behouden door activa gedekte effecten (asset-backed securities, ABS) en behouden gedekte obligaties onmiddellijk opeisbare vorderingen of leningen en voorschotten met uitzondering van onmiddellijk opeisbare vorderingen zijn, worden zij ook in deze rij opgenomen.

121

waarvan: …

Wanneer zulks in de context van hun gebruikmaking van bezwaring in verband met hun bedrijfsmodel relevant is, mogen instellingen de mediaanwaarde van elk bestanddeel van de post „Overige activa” apart vermelden in een speciaal daarvoor bestemde rij met de benaming „waarvan: …”.

Tabel 2: Instructies voor bepaalde kolommen van template A

Kolommen

Verwijzingen naar wetgeving en instructies

010

Boekwaarde van de bezwaarde activa

De mediaanwaarde van de boekwaarde van de door de instelling aangehouden activa die bezwaard zijn in de zin van afdeling 1.7 van bijlage XVII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. Boekwaarde betekent het bedrag dat aan de actiefzijde van de balans wordt gerapporteerd.

030

waarvan: theoretisch in aanmerking komende EHQLA en HQLA

De mediaanwaarde van de boekwaarde van bezwaarde activa die theoretisch in aanmerking komen voor kwalificatie als activa van uiterst hoge liquiditeit en kredietkwaliteit (EHQLA) en activa van hoge liquiditeit en kredietkwaliteit (HQLA). Voor de toepassing van deze verordening zijn theoretisch in aanmerking komende bezwaarde EHQLA en theoretisch in aanmerking komende bezwaarde HQLA de activa die worden genoemd in de artikelen 11, 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie en die zouden voldoen aan de algemene en operationele voorschriften van de artikelen 7 en 8 van de genoemde gedelegeerde verordening, mochten zij niet de status hebben van bezwaarde activa in de zin van bijlage XVII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. Theoretisch in aanmerking komende bezwaarde EHQLA en theoretisch in aanmerking komende bezwaarde HQLA voldoen ook aan de specifiek voor de desbetreffende blootstellingscategorie geldende voorschriften van de artikelen 10 tot en met 16 en de artikelen 35, 36 en 37 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61. De boekwaarde van theoretisch in aanmerking komende bezwaarde EHQLA en theoretisch in aanmerking komende bezwaarde HQLA is de boekwaarde vóór toepassing van de in de artikelen 10 tot en met 16 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 gespecificeerde reductiefactoren.

040

Reële waarde van de bezwaarde activa

De mediaanwaarde van de post „Reële waarde van bezwaarde activa” zoals gerapporteerd in kolom 040 van template F 32.01 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

Voor elke blootstellingscategorie is de vermelde reële waarde de mediaanwaarde van de verschillende reële waarden die zijn waargenomen aan het einde van elke rapportageperiode die voor de berekening van de mediaan in aanmerking is genomen.

050

waarvan: theoretisch in aanmerking komende EHQLA en HQLA

De mediaanwaarde van de reële waarde van bezwaarde activa die theoretisch in aanmerking komen voor kwalificatie als EHQLA en HQLA. Voor de toepassing van deze verordening zijn theoretisch in aanmerking komende bezwaarde EHQLA en theoretisch in aanmerking komende bezwaarde HQLA de activa die worden genoemd in de artikelen 11, 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 en die zouden voldoen aan de algemene en operationele voorschriften van de artikelen 7 en 8 van de genoemde gedelegeerde verordening, mochten zij niet de status hebben van bezwaarde activa in de zin van bijlage XVII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. Theoretisch in aanmerking komende bezwaarde EHQLA en theoretisch in aanmerking komende bezwaarde HQLA voldoen ook aan de specifiek voor de desbetreffende blootstellingscategorie geldende voorschriften van de artikelen 10 tot en met 16 en de artikelen 35, 36 en 37 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61. De reële waarde van theoretisch in aanmerking komende bezwaarde EHQLA en theoretisch in aanmerking komende bezwaarde HQLA is de reële waarde vóór toepassing van de in de artikelen 10 tot en met 16 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 gespecificeerde reductiefactoren.

060

Boekwaarde van de niet-bezwaarde activa

De mediaanwaarde van de post „Boekwaarde van niet-bezwaarde activa” zoals gerapporteerd in kolom 060 van template F 32.01 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

080

waarvan: EHQLA en HQLA

De mediaanwaarde van de boekwaarde van de niet-bezwaarde EHQLA en HQLA die worden genoemd in de artikelen 11, 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 en die voldoen aan zowel de algemene en operationele voorschriften van de artikelen 7 en 8 van de genoemde gedelegeerde verordening als aan de specifiek voor de desbetreffende blootstellingscategorie geldende voorschriften van de artikelen 10 tot en met 16 en de artikelen 35, 36 en 37 van de genoemde gedelegeerde verordening. De boekwaarde van de EHQLA en HQLA is de boekwaarde vóór toepassing van de in de artikelen 10 tot en met 16 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 gespecificeerde reductiefactoren.

090

Reële waarde van de niet-bezwaarde activa

De mediaanwaarde van de post „Reële waarde van niet-bezwaarde activa” zoals gerapporteerd in kolom 090 van template F 32.01 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

Voor elke blootstellingscategorie is de vermelde reële waarde de mediaanwaarde van de verschillende reële waarden die zijn waargenomen aan het einde van elke rapportageperiode die voor de berekening van de mediaan in aanmerking is genomen.

100

waarvan: EHQLA en HQLA

De mediaanwaarde van de reële waarde van de niet-bezwaarde EHQLA en HQLA die worden genoemd in de artikelen 11, 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 en die voldoen aan zowel de algemene en operationele voorschriften van de artikelen 7 en 8 van de genoemde gedelegeerde verordening als aan de specifiek voor de desbetreffende blootstellingscategorie geldende voorschriften van de artikelen 10 tot en met 16 en de artikelen 35, 36 en 37 van de genoemde gedelegeerde verordening. De reële waarde van de EHQLA en HQLA is de reële waarde vóór toepassing van de in de artikelen 10 tot en met 16 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 gespecificeerde reductiefactoren.

Template B — Ontvangen zekerheden

Tabel 3: Instructies voor bepaalde rijen van template B

Rijen

Verwijzingen naar wetgeving en instructies

130

Door de rapporterende instelling ontvangen zekerheden

Alle klassen van door de instelling ontvangen zekerheden. In deze rij worden alle effecten vermeld die een leningnemende instelling in het kader van opgenomen effectenleningen heeft ontvangen. De waarde van de in totaal door de instelling ontvangen zekerheden is de mediaan van de sommen van vier driemaandelijkse waarden aan het einde van de periode over de voorgaande twaalf maanden voor de rijen 140, 150, 160, 220 en 230.

140

Onmiddellijk opeisbare vorderingen

In deze rij wordt de mediaanwaarde vermeld van de door de instelling ontvangen zekerheden in de vorm van onmiddellijk opeisbare vorderingen (zie verwijzingen naar wetgeving en instructies met betrekking tot rij 120 van template A). Het betreft ook alle effecten die een leningnemende instelling in het kader van opgenomen effectenleningen heeft ontvangen.

150

Eigenvermogensinstrumenten

De mediaanwaarde van de door de instelling ontvangen zekerheden in de vorm van eigenvermogensinstrumenten (zie verwijzingen naar wetgeving en instructies met betrekking tot rij 030 van template A). Het betreft ook alle effecten die een leningnemende instelling in het kader van opgenomen effectenleningen heeft ontvangen.

160

Schuldbewijzen

De mediaanwaarde van de door de instelling ontvangen zekerheden in de vorm van schuldbewijzen (zie verwijzingen naar wetgeving en instructies met betrekking tot rij 040 van template A). Het betreft ook alle effecten die een leningnemende instelling in het kader van opgenomen effectenleningen heeft ontvangen.

170

waarvan: gedekte obligaties

De mediaanwaarde van de door de instelling ontvangen zekerheden in de vorm van gedekte obligaties (zie verwijzingen naar wetgeving en instructies met betrekking tot rij 050 van template A). Het betreft ook alle effecten die een leningnemende instelling in het kader van opgenomen effectenleningen heeft ontvangen.

180

waarvan: door activa gedekte effecten

De mediaanwaarde van de door de instelling ontvangen zekerheden in de vorm van door activa gedekte effecten (zie verwijzingen naar wetgeving en instructies met betrekking tot rij 060 van template A). Het betreft ook alle effecten die een leningnemende instelling in het kader van opgenomen effectenleningen heeft ontvangen.

190

waarvan: uitgegeven door overheden

De mediaanwaarde van de door de instelling ontvangen zekerheden in de vorm van schuldbewijzen uitgegeven door overheden (zie verwijzingen naar wetgeving en instructies met betrekking tot rij 070 van template A). Het betreft ook alle effecten die een leningnemende instelling in het kader van opgenomen effectenleningen heeft ontvangen.

200

waarvan: uitgegeven door financiële vennootschappen

De mediaanwaarde van de door de instelling ontvangen zekerheden in de vorm van schuldbewijzen uitgegeven door financiële vennootschappen (zie verwijzingen naar wetgeving en instructies met betrekking tot rij 080 van template A). Het betreft ook alle effecten die een leningnemende instelling in het kader van opgenomen effectenleningen heeft ontvangen.

210

waarvan: uitgegeven door niet-financiële vennootschappen

De mediaanwaarde van de door de instelling ontvangen zekerheden in de vorm van schuldbewijzen uitgegeven door niet-financiële vennootschappen (zie verwijzingen naar wetgeving en instructies met betrekking tot rij 090 van template A). Het betreft ook alle effecten die een leningnemende instelling in het kader van opgenomen effectenleningen heeft ontvangen.

220

Leningen en voorschotten m.u.v. onmiddellijk opeisbare vorderingen

De mediaanwaarde van de door de instelling ontvangen zekerheden in de vorm van leningen en voorschotten m.u.v. onmiddellijk opeisbare vorderingen (zie verwijzingen naar wetgeving en instructies met betrekking tot rij 120 van template A). Het betreft ook alle effecten die een leningnemende instelling in het kader van opgenomen effectenleningen heeft ontvangen.

230

Overige ontvangen zekerheden

De mediaanwaarde van de door de instelling ontvangen zekerheden in de vorm van overige activa (zie verwijzingen naar wetgeving en instructies met betrekking tot rij 120 van template A). Het betreft ook alle effecten die een leningnemende instelling in het kader van opgenomen effectenleningen heeft ontvangen.

231

waarvan: …

Wanneer zulks in de context van hun gebruikmaking van bezwaring in verband met hun bedrijfsmodel relevant is, mogen instellingen de mediaanwaarde van elk bestanddeel van de post „Overige ontvangen zekerheden” apart vermelden in een speciaal daarvoor bestemde rij met de benaming „waarvan: …”. Het betreft ook alle effecten die een leningnemende instelling in het kader van opgenomen effectenleningen heeft ontvangen.

240

Uitgegeven eigen schuldbewijzen m.u.v. eigen gedekte obligaties of door activa gedekte effecten

De mediaanwaarde van de post „Uitgegeven eigen schuldbewijzen m.u.v. eigen gedekte obligaties of door activa gedekte effecten” zoals gerapporteerd in rij 240 van template F 32.02 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

241

Uitgegeven en nog niet in pand gegeven eigen gedekte obligaties en door activa gedekte effecten

De mediaanwaarde van de post „Uitgegeven en nog niet in pand gegeven eigen gedekte obligaties en door activa gedekte effecten” zoals gerapporteerd in rij 010 van template F 32.03 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. Om dubbeltellingen te vermijden, geldt de volgende regel voor door de rapporterende instelling uitgegeven en behouden eigen gedekte obligaties en door activa gedekte effecten:

a)

als deze effecten zijn verpand, wordt het bedrag van de dekkingspoolactiva/onderliggende activa ter dekking ervan in template A onder de bezwaarde activa vermeld. De financieringsbron in geval van verpanding van eigen gedekte obligaties en door activa gedekte effecten is de nieuwe transactie waarbij de effecten worden verpand (centralebankfinanciering of een ander soort gedekte financiering) en niet de oorspronkelijke uitgifte van gedekte obligaties of door activa gedekte effecten;

b)

als deze effecten nog niet zijn verpand, wordt het bedrag van de dekkingspoolactiva/onderliggende activa ter dekking van deze effecten in template A onder de niet-bezwaarde activa vermeld.

250

Totale activa, ontvangen zekerheden en uitgegeven eigen schuldbewijzen

Alle activa van de instelling die in haar balans zijn opgenomen, alle klassen zekerheden die door de instelling zijn ontvangen, en uitgegeven eigen schuldbewijzen die door de instelling zijn behouden en die geen uitgegeven eigen gedekte obligaties of uitgegeven eigen door activa gedekte effecten zijn.

De in deze rij vermelde waarde is de mediaan van de sommen van vier driemaandelijkse waarden aan het einde van de periode over de voorgaande twaalf maanden voor rij 010 van template A en de rijen 130 en 240 van template B.

Tabel 4: Instructies voor bepaalde kolommen van template B

Kolommen

Verwijzingen naar wetgeving en instructies

010

Reële waarde van ontvangen zekerheden of uitgegeven eigen schuldbewijzen (bezwaard)

De mediaan van de reële waarde van de ontvangen zekerheden, ook in het kader van opgenomen effectenleningen, of van door de instelling aangehouden/behouden uitgegeven eigen schuldbewijzen die zijn bezwaard in overeenstemming met artikel 100 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

De reële waarde van een financieel instrument is de prijs die zou worden ontvangen om een activum te verkopen of die zou worden betaald om een verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum (zie IFRS 13 Waardering tegen reële waarde). Voor elke zekerheid is de vermelde reële waarde de mediaanwaarde van de verschillende reële waarden die zijn waargenomen aan het einde van elke rapportageperiode die voor de berekening van de mediaan in aanmerking is genomen.

030

waarvan: theoretisch in aanmerking komende EHQLA en HQLA

De mediaanwaarde van de reële waarde van de bezwaarde ontvangen zekerheden, ook in het kader van opgenomen effectenleningen, of van door de instelling aangehouden/behouden uitgegeven eigen schuldbewijzen die theoretisch in aanmerking komen voor kwalificatie als EHQLA en HQLA. Voor de toepassing van deze verordening zijn theoretisch in aanmerking komende bezwaarde EHQLA en theoretisch in aanmerking komende bezwaarde HQLA posten van ontvangen zekerheden of door de instelling aangehouden/behouden uitgegeven eigen schuldbewijzen die worden genoemd in de artikelen 11, 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 en die zouden voldoen aan de algemene en operationele voorschriften van de artikelen 7 en 8 van de genoemde gedelegeerde verordening, mochten zij niet de status hebben van bezwaarde activa in de zin van bijlage XVII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. Theoretisch in aanmerking komende bezwaarde EHQLA en theoretisch in aanmerking komende bezwaarde HQLA voldoen ook aan de specifiek voor de desbetreffende blootstellingscategorie geldende voorschriften van de artikelen 10 tot en met 16 en de artikelen 35, 36 en 37 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61. De reële waarde van theoretisch in aanmerking komende bezwaarde EHQLA en theoretisch in aanmerking komende bezwaarde HQLA is de reële waarde vóór toepassing van de in de artikelen 10 tot en met 16 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 gespecificeerde reductiefactoren.

040

Reële waarde van ontvangen zekerheden of uitgegeven eigen schuldbewijzen (beschikbaar voor bezwaring)

De mediaan van de reële waarde van de door de instelling ontvangen zekerheden, ook in het kader van opgenomen effectenleningen, die niet zijn bezwaard maar beschikbaar zijn voor bezwaring omdat het de instelling is toegestaan de zekerheden te verkopen of te herbelenen als de eigenaar van de zekerheden niet in gebreke blijft. Hier wordt tevens melding gemaakt van de reële waarde van uitgegeven eigen schuldbewijzen die geen eigen gedekte obligaties of securitisatieposities zijn en die niet zijn bezwaard maar beschikbaar zijn voor bezwaring. Voor elke zekerheid is de vermelde reële waarde de mediaanwaarde van de verschillende reële waarden die zijn waargenomen aan het einde van elke rapportageperiode die voor de berekening van de mediaan in aanmerking is genomen.

060

waarvan: EHQLA en HQLA

De mediaanwaarde van de reële waarde van de niet-bezwaarde ontvangen zekerheden of door de instelling aangehouden/behouden uitgegeven eigen schuldbewijzen, met uitzondering van eigen gedekte obligaties of securitisatieposities die beschikbaar zijn voor bezwaring, die in aanmerking komen voor kwalificatie als EHQLA en HQLA die worden genoemd in de artikelen 11, 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61, en die voldoen aan zowel de algemene en operationele voorschriften van de artikelen 7 en 8 van de genoemde gedelegeerde verordening als aan de specifiek voor de desbetreffende blootstellingscategorie geldende voorschriften van de artikelen 10 tot en met 16 en de artikelen 35, 36 en 37 van de genoemde gedelegeerde verordening. De reële waarde van de EHQLA en HQLA is de reële waarde vóór toepassing van de in de artikelen 10 tot en met 16 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 gespecificeerde reductiefactoren.

Template C — Bronnen van bezwaring

Tabel 5: Instructies voor bepaalde rijen van template C

Rijen

Verwijzingen naar wetgeving en instructies

010

Boekwaarde van geselecteerde financiële verplichtingen

De mediaanwaarde van de post „Boekwaarde van geselecteerde financiële verplichtingen” zoals gerapporteerd in rij 010 van template F 32.04 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

011

waarvan: …

Wanneer zulks in de context van hun gebruikmaking van bezwaring in verband met hun bedrijfsmodel relevant is, mogen instellingen de mediaanwaarde van elk bestanddeel van de post „Boekwaarde van geselecteerde financiële verplichtingen” apart vermelden in een speciaal daarvoor bestemde rij met de benaming „waarvan: …”, met name als een deel van de bezwaring van activa met verplichtingen is gerelateerd en een ander deel niet.

Tabel 6: Instructies voor bepaalde kolommen van template C

Kolommen

Verwijzingen naar wetgeving en instructies

010

Matchende verplichtingen, voorwaardelijke verplichtingen of uitgeleende effecten

De mediaanwaarden van de post „Overeenstemmende verplichtingen, voorwaardelijke verplichtingen of uitgeleende effecten” zoals gerapporteerd in kolom 010 van template F 32.04 (AE-ASS) van bijlage XVI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. De vermelde reële waarde is de mediaanwaarde van de verschillende reële waarden die zijn waargenomen aan het einde van elke rapportageperiode die voor de berekening van de mediaan in aanmerking is genomen.

Hier wordt ook melding gemaakt van verplichtingen zonder enigerlei gerelateerde financiering, zoals derivaten.

030

Activa, ontvangen zekerheden en uitgegeven eigen effecten m.u.v. bezwaarde gedekte obligaties en door activa gedekte effecten

Het bedrag van de activa, ontvangen zekerheden en uitgegeven eigen effecten, met uitzondering van gedekte obligaties en door activa gedekte effecten die bezwaard zijn als gevolg van de hierbij gerapporteerde verschillende soorten transacties.

Om de consistentie met de criteria in de templates A en B te verzekeren, worden de in de balans opgenomen activa van de instelling tegen de mediaanwaarde van de boekwaarde ervan vermeld, terwijl hergebruikte ontvangen zekerheden en bezwaarde uitgegeven eigen effecten die geen gedekte obligaties en door activa gedekte effecten zijn, tegen de mediaanwaarde van de reële waarde ervan worden vermeld. De vermelde reële waarde is de mediaanwaarde van de verschillende reële waarden die zijn waargenomen aan het einde van elke rapportageperiode die voor de berekening van de mediaan in aanmerking is genomen.

Hier wordt ook melding gemaakt van bezwaarde activa zonder matchende verplichtingen.

Template D — Begeleidende beschrijvende informatie

Tabel 7: Specifieke instructies voor template D

Verwijzingen naar wetgeving en instructies

Bij het invullen van template D vermelden instellingen de in de punten 1 en 2 bedoelde informatie.

1.

Algemene beschrijvende informatie over activabezwaring, met inbegrip van het volgende:

a)

een toelichting van eventuele verschillen tussen het voor de openbaarmaking van de activabezwaring gehanteerde wettelijke consolidatiebereik en het consolidatiebereik waarvan is uitgegaan voor de toepassing van de liquiditeitsvereisten op geconsolideerde basis als omschreven in deel twee, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, en dat voor de kwalificatie van activa als (E)HQLA is gebruikt;

b)

een toelichting van eventuele verschillen tussen, enerzijds, verpande en overgedragen activa overeenkomstig de toepasselijke kaders voor financiële verslaggeving zoals deze door de instelling zijn toegepast en, anderzijds, bezwaarde activa, alsook een indicatie van eventuele verschillen in de behandeling van transacties, bijvoorbeeld wanneer voor sommige transacties wordt aangenomen dat zij tot een verpanding of overdracht van activa maar niet tot een bezwaring van activa leiden, of omgekeerd;

c)

de voor de openbaarmaking gehanteerde blootstellingswaarde en een toelichting van de wijze waarop mediaanwaarden van blootstellingen worden bepaald.

2.

Beschrijvende informatie over de gevolgen die het bedrijfsmodel van de instelling heeft voor haar bezwaringsniveau, alsook over het belang dat bezwaring heeft voor het financieringsmodel van de instelling, met inbegrip van het volgende:

a)

de belangrijkste bronnen en soorten van bezwaring, waarbij in voorkomend geval een uitvoerige beschrijving wordt gegeven van de bezwaring ten gevolge van belangrijke activiteiten met derivaten, effectenleningen, repo's, gedekte obligatie-emissies en securitisatie;

b)

de tussen de entiteiten binnen een groep bestaande bezwaringsstructuur, en met name of het bezwaringsniveau van de geconsolideerde groep aan bepaalde entiteiten is toe te schrijven en of er van aanzienlijke intragroepbezwaring sprake is;

c)

informatie over „over-collateralisation” (extra zekerheidsstelling), met name met betrekking tot gedekte obligaties en door activa gedekte effecten, en over de gevolgen van extra zekerheidsstelling voor de bezwaringsniveaus;

d)

additionele informatie over de bezwaring van activa, zekerheden en posten buiten de balanstelling en over de bronnen van bezwaring per belangrijke valuta die niet de rapportagevaluta is als bedoeld in artikel 415, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

e)

een algemene beschrijving van het aandeel van de posten in kolom 060 „Boekwaarde van de niet-bezwaarde activa” van template A van bijlage I, dat volgens de instelling niet voor bezwaring beschikbaar zal zijn in het kader van haar normale bedrijfsvoering (bv. immateriële activa, met inbegrip van goodwill, uitgestelde belastingvorderingen, materiële activa, afgeleide activa, omgekeerde repo's en vorderingen uit hoofde van aandelenleningen);

f)

het bedrag aan onderliggende activa en aan dekkingspoolactiva van behouden door activa gedekte effecten en behouden gedekte obligaties, en de vermelding of deze onderliggende activa en dekkingspoolactiva bezwaard of niet-bezwaard zijn, samen met het bedrag aan gerelateerde behouden door activa gedekte effecten en behouden gedekte obligaties;

g)

indien zulks relevant is voor de toelichting van de gevolgen die het bedrijfsmodel van de instelling heeft voor haar bezwaringsniveau, nadere bijzonderheden (met inbegrip van kwantitatieve informatie indien zulks dienstig is) over elk van de volgende aspecten:

i)

de soorten in rij 120 van template A opgenomen bezwaarde en niet-bezwaarde activa en de bedragen ervan, waarbij in rij 121 van template A kwantitatieve informatie wordt verstrekt;

ii)

de soorten in rij 010 van template C opgenomen bezwaarde activa en posten buiten de balanstelling die niet met verplichtingen gerelateerd zijn en de bedragen ervan, waarbij in rij 011 van template C kwantitatieve informatie wordt verstrekt.


13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/20


VERORDENING (EU) 2017/2296 VAN DE COMMISSIE

van 4 december 2017

tot vaststelling van een verbod op de visserij op leng in de Uniewateren van IV door vaartuigen die de vlag van Denemarken voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (2) zijn quota voor 2017 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2017 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2017 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

20/TQ127

Lidstaat

Denemarken

Bestand

LIN/04-C.

Soort

Leng (Molva molva)

Gebied

Wateren van de Unie van IV

Datum van sluiting

10.10.2017


13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/23


VERORDENING (EU) 2017/2297 VAN DE COMMISSIE

van 4 december 2017

tot vaststelling van een verbod op de visserij op langoustine in de gebieden VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe door vaartuigen die de vlag van België voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (2) zijn quota voor 2017 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2017 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2017 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 december 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

21/TQ127

Lidstaat

België

Bestand

NEP/8ABDE.

Soort

Langoustine (Nephrops norvegicus)

Gebied

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

Datum van sluiting

10.10.2017


13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/26


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2298 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2017

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 669/2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 15, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (2) bevat voorschriften voor de meer uitgebreide officiële controles die moeten worden uitgevoerd op de invoer van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die zijn opgenomen in de lijst van bijlage I bij die Verordening („de lijst”), op de punten van binnenkomst op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 882/2004 genoemde grondgebieden.

(2)

In artikel 8 van Verordening (EG) nr. 669/2009 is bepaald dat de bevoegde autoriteit op het aangewezen punt van binnenkomst overeenstemmings- en materiële controles uitvoert op zendingen van een in bijlage I bij die verordening genoemd product. Wanneer de zeer bederfelijke aard van het product of de specifieke kenmerken van de verpakking zodanig zijn dat het nemen van monsters op het aangewezen punt van binnenkomst onvermijdelijk een ernstig risico voor de voedselveiligheid of beschadiging van het product in onaanvaardbare mate tot gevolg zou hebben, kan het besluit om een nieuw product in de lijst van bijlage I op te nemen overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 669/2009 echter in bepaalde omstandigheden bepalen dat de desbetreffende controles door de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming worden uitgevoerd. Vermeldingen in bijlage I kunnen betrekking hebben op een reeks producten, en de beoordeling van de zeer bederfelijke aard van de betrokken producten kan na de opneming in bijlage I evolueren. Bovendien kunnen de kenmerken van de verpakking van producten die al in de lijst zijn opgenomen, veranderen. Artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 669/2009 moet daarom zodanig worden gewijzigd dat de daarin bedoelde afwijking kan worden toegepast ten aanzien van zowel producten die al in de lijst van bijlage I zijn opgenomen, als nieuwe producten die in die lijst worden opgenomen.

(3)

Krachtens artikel 2 van Verordening (EG) nr. 669/2009 moet de lijst regelmatig en ten minste halfjaarlijks worden herzien, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met de in dat artikel vermelde informatiebronnen.

(4)

Uit de frequentie en de relevantie van de recente incidenten met levensmiddelen die via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders zijn gemeld, de bevindingen van de controles in derde landen door het directoraat Audits en analyse inzake gezondheid en voedsel van het directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid van de Commissie en de door de lidstaten overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 669/2009 bij de Commissie ingediende halfjaarlijkse verslagen over zendingen van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong, blijkt dat de lijst moet worden gewijzigd.

(5)

Met name voor zendingen pepers (Capsicum spp.) uit India en Pakistan blijkt uit de desbetreffende informatiebronnen dat zich nieuwe risico's voordoen die de invoering van meer uitgebreide officiële controles rechtvaardigen. Daarom moeten in de lijst vermeldingen betreffende die zendingen worden opgenomen.

(6)

Daarnaast moet het toepassingsgebied van bepaalde vermeldingen in de lijst worden uitgebreid tot andere vormen van het product dan die welke momenteel in de lijst zijn opgenomen, voor zover die andere vormen hetzelfde risico inhouden. Daarom moeten de bestaande vermeldingen met betrekking tot pistaches uit de Verenigde Staten en pepers (Capsicum spp.) uit Thailand en Vietnam worden gewijzigd teneinde daarin respectievelijk gebrande pistaches en bevroren pepers op te nemen.

(7)

Bovendien moet de lijst worden gewijzigd teneinde te verduidelijken dat de vermeldingen met betrekking tot rozijnen en krenten, ingedeeld onder code 0806 20 van de gecombineerde nomenclatuur (GN), ook betrekking hebben op tot pasta gesneden of gemalen rozijnen en krenten zonder verdere behandeling (3).

(8)

De lijst moet ook worden gewijzigd door schrapping van de vermeldingen voor goederen die volgens de beschikbare informatie over het algemeen in toereikende mate aan de desbetreffende veiligheidsvoorschriften van de EU-wetgeving voldoen en waarvoor uitgebreidere officiële controles bijgevolg niet langer nodig zijn. De vermeldingen in de lijst voor tafeldruiven uit Egypte en aubergines uit Thailand moeten daarom worden geschrapt.

(9)

Omwille van de samenhang en duidelijkheid moet bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 worden vervangen door de bijlage bij deze verordening.

(10)

Verordening (EG) nr. 669/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 669/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 9, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   In afwijking van artikel 8, lid 1, kan de Commissie in uitzonderlijke omstandigheden ten aanzien van een in bijlage I genoemd product bepalen dat de bevoegde autoriteit van de in het GDB vermelde plaats van bestemming indien nodig bij de exploitant van het diervoeder- en levensmiddelenbedrijf overeenstemmings- en materiële controles op zendingen van dat product kan uitvoeren als de voorwaarden van lid 1, onder b) en c), vervuld zijn, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de zeer bederfelijke aard van het product of de specifieke kenmerken van de verpakking zijn zodanig dat het nemen van monsters op het APB onvermijdelijk een ernstig risico voor de voedselveiligheid of beschadiging van het product in onaanvaardbare mate tot gevolg zou hebben;

b)

de bevoegde autoriteiten op het APB en de bevoegde autoriteiten die de materiële controles uitvoeren, treffen passende samenwerkingsregelingen om te garanderen dat:

i)

alle controles worden uitgevoerd zonder dat op enige wijze met de zending kan worden geknoeid;

ii)

volledig wordt voldaan aan de rapportagevoorschriften van artikel 15.”.

2)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11).

(3)  Toelichting bij het geharmoniseerd systeem van de Werelddouaneorganisatie met betrekking tot hoofdstuk 8 van de uit hoofde van het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen vastgestelde nomenclatuur.


BIJLAGE

BIJLAGE I

Diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die aan meer uitgebreide officiële controles op het aangewezen punt van binnenkomst worden onderworpen

Diervoeders en levensmiddelen

(beoogd gebruik)

GN-code (1)

Taric-onderverdeling

Land van oorsprong

Risico

Frequentie van materiële en overeenstemmingscontroles (%)

Ananassen

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

0804 30 00

 

Benin (BJ)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (3)

20

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Bolivia (BO)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis, vigna unguiculata spp. unguiculata)

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

ex 0708 20 00 ;

ex 0710 22 00

10

10

Cambodja (KH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (4)

50

Chinese bleekselderij (Apium graveolens)

(Levensmiddelen — verse of gekoelde kruiden)

ex 0709 40 00

20

Cambodja (KH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (5)

50

Brassica oleracea

(andere eetbare kool van het geslacht Brassica, „Chinese broccoli”) (6)

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

ex 0704 90 90

40

China (CN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)

20

Thee, ook indien gearomatiseerd

(Levensmiddelen)

0902

 

China (CN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (7)

10

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

0709 60 10 ;

0710 80 51

 

Dominicaanse Republiek (DO)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (8)

20

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99 ;

ex 0710 80 59

20

20

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis, vigna unguiculata spp. unguiculata)

ex 0708 20 00 ;

ex 0710 22 00

10

10

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

 

 

Aardbeien

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

0810 10 00

 

Egypte (EG)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (9)

10

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

0709 60 10 ;

0710 80 51

 

Egypte (EG)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (10)

10

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99 ;

ex 0710 80 59

20

20

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

 

 

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Gambia (GM)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Hazelnoten, in de dop

0802 21 00

 

Georgië (GE)

Aflatoxinen

20

Hazelnoten, zonder dop

0802 22 00

(Levensmiddelen)

 

Palmolie

(Levensmiddelen)

1511 10 90 ;

1511 90 11 ;

 

Ghana (GH)

Sudan-kleurstoffen (11)

50

ex 1511 90 19 ;

1511 90 99

90

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99 ;

ex 0710 80 59

20

20

India (IN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (12)

10

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

 

 

Rozijnen en krenten (met inbegrip van tot pasta gesneden of gemalen rozijnen en krenten zonder verdere behandeling)

(Levensmiddelen)

0806 20

 

Iran (IR)

Ochratoxine A

5

Erwten met peul (niet gedopt)

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

ex 0708 10 00

40

Kenia (KE)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (13)

5

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Madagaskar (MG)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Sesamzaad

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

1207 40 90

 

Nigeria (NG)

Salmonella (14)

50

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99 ;

ex 0710 80 59

20

20

Pakistan (PK)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)

10

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

 

 

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Senegal (SN)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Frambozen

(Levensmiddelen — bevroren)

0811 20 31 ;

 

Servië (RS)

Norovirus

10

ex 0811 20 11 ;

ex 0811 20 19

10

10

Zaden van watermeloenen (Egusi, Citrullus spp.) en afgeleide producten

(Levensmiddelen)

ex 1207 70 00 ;

ex 1106 30 90 ;

ex 2008 99 99

10

30

50

Sierra Leone (SL)

Aflatoxinen

50

Pepers (niet-scherpsmakende en andere) (Capsicum spp.)

(Levensmiddelen — gedroogd, gebrand, gemalen of fijngemaakt)

ex 2008 99 99 ;

0904 21 10 ;

79

Sri Lanka (LK)

Aflatoxinen

20

ex 0904 21 90 ;

ex 0904 22 00

20

11 ; 19

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Soedan (SD)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91 ;

2008 11 96 ;

2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Sesamzaad

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

1207 40 90

 

Soedan (SD)

Salmonella (14)

50

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99 ;

ex 0710 80 59

20

20

Thailand (TH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (15)

10

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

 

 

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis, vigna unguiculata spp. unguiculata)

ex 0708 20 00 ;

ex 0710 22 00

10

10

Thailand (TH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (16)

20

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

 

 

Rozijnen en krenten (met inbegrip van tot pasta gesneden of gemalen rozijnen en krenten zonder verdere behandeling)

(Levensmiddelen)

0806 20

 

Turkije (TR)

Ochratoxine A

5

Gedroogde abrikozen

0813 10 00

 

Turkije (TR)

Sulfieten (17)

20

Abrikozen, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 50 61

(Levensmiddelen)

 

Citroenen (Citrus limon, Citrus limonum)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of gedroogd)

0805 50 10

 

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)

20

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

0709 60 10 ;

0710 80 51

 

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (18)

10

Wijnstokbladeren (druivenbladeren)

(Levensmiddelen)

ex 2008 99 99

11 ; 19

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (19)

50

Granaatappelen

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

ex 0810 90 75

30

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (20)

20

Aubergines (Solanum melongena)

0709 30 00 ;

 

Oeganda (UG)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)

20

ex 0710 80 95

72

Ethiopische aubergine (Solanum aethiopicum)

ex 0709 99 90 ;

ex 0710 80 95

80

73

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

 

 

Sesamzaad

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

1207 40 90

 

Oeganda (UG)

Salmonella (14)

50

Pistaches in de dop

0802 51 00

 

Verenigde Staten (US)

Aflatoxinen

10

Pistaches zonder dop

0802 52 00

Pistaches, gebrand

ex 2008 19 13 ;

ex 2008 19 93

20

20

(Levensmiddelen)

 

 

Gedroogde abrikozen

0813 10 00

 

Oezbekistan (UZ)

Sulfieten (17)

50

Abrikozen, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 50 61

(Levensmiddelen)

 

Korianderblad

ex 0709 99 90

72

Vietnam (VN)

Residuen van estrijdingsmiddelen (2)  (21)

50

Basilicum (heilig, zoet)

ex 1211 90 86

20

Munt

ex 1211 90 86

30

Peterselie

ex 0709 99 90

40

(Levensmiddelen — verse of gekoelde kruiden)

 

 

Okra's

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

ex 0709 99 90

20

Vietnam (VN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (21)

50

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99 ;

ex 0710 80 59

20

20

Vietnam (VN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (21)

50

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

 

 

Pitahaja's (drakenvruchten)

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

ex 0810 90 20

10

Vietnam (VN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (21)

10


(1)  Indien slechts bepaalde onder een GN-code vallende producten behoeven te worden onderzocht en geen specifieke onderverdeling voor die code bestaat, wordt de GN-code voorafgegaan door „ex”.

(2)  Residuen van ten minste die bestrijdingsmiddelen die in het overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1) vastgestelde controleprogramma zijn opgenomen en die kunnen worden geanalyseerd met multiresidumethoden op basis van GC-MS en LC-MS (controle op bestrijdingsmiddelen alleen in/op producten van plantaardige oorsprong).

(3)  Residuen van ethefon.

(4)  Residuen van chloorbufam.

(5)  Residuen van fenthoaat.

(6)  Soorten van Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. italica Plenck, cultivar alboglabra. Ook bekend als „kai lan”, „gai lan”, „gailan”, „kailan”, „Chinese stengelkool”, „jielan”.

(7)  Residuen van trifluraline.

(8)  Residuen van acefaat, aldicarb (som van aldicarb, het sulfoxide en het sulfon daarvan, uitgedrukt als aldicarb), amitraz (amitraz met inbegrip van alle metabolieten die het 2,4-dimethylanilinegedeelte bevatten, uitgedrukt als amitraz), diafenthiuron, dicofol (som van p,p”- en o,p”-isomeer), dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram) en methiocarb (som van methiocarb en methiocarbsulfoxide en -sulfon, uitgedrukt als methiocarb).

(9)  Residuen van hexaflumuron, methiocarb (som van methiocarb en methiocarbsulfoxide en -sulfon, uitgedrukt als methiocarb), fenthoaat en thiofanaat-methyl.

(10)  Residuen van dicofol (som van p,p”- en o,p”-isomeer), dinotefuran, folpet, prochloraz (som van prochloraz en de metabolieten daarvan die het 2,4,6-trichloorfenolgedeelte bevatten, uitgedrukt als prochloraz), thiofanaat-methyl en triforine.

(11)  In deze bijlage worden onder „Sudan-kleurstoffen” de volgende chemische stoffen verstaan: i) Sudan I (CAS-nummer 842-07-9); ii) Sudan II (CAS-nummer 3118-97-6); iii) Sudan III (CAS-nummer 85-86-9); iv) Scarlet Red, of Sudan IV (CAS-nummer 85-83-6).

(12)  Residuen van carbofuraan.

(13)  Residuen van acefaat en diafenthiuron.

(14)  Referentiemethode EN/ISO 6579-1 of een ten opzichte van die methode gevalideerde methode in overeenstemming met de meest recente versie van EN/ISO 16140 of andere internationaal aanvaarde gelijkaardige protocollen.

(15)  Residuen van formetanaat (som van formetanaat en zouten daarvan, uitgedrukt als formetanaat(-hydrochloride)), prothiofos en triforine.

(16)  Residuen van acefaat, dicrotofos, prothiofos, quinalfos en triforine.

(17)  Referentiemethoden: EN 1988-1:1998, EN 1988-2:1998 of ISO 5522:1981.

(18)  Residuen van diafenthiuron, formetanaat (som van formetanaat en zouten daarvan, uitgedrukt als formetanaat(-hydrochloride)) en thiofanaat-methyl.

(19)  Residuen van dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram) en metrafenon.

(20)  Residuen van prochloraz.

(21)  Residuen van dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram), fenthoaat en quinalfos.


13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/33


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2299 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2017

tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestvarkens en kleine varkenssoorten (gespeend en voor mestdoeleinden), voor mestkippen en voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden, tot verlening van een vergunning voor dat toevoegingsmiddel voor diervoeding voor gebruik in drinkwater en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2036/2005 en (EG) nr. 1200/2005 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2013 (vergunninghouder Danstar Ferment AG, vertegenwoordigd door Lallemand SAS)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2).

(2)

Voor het gebruik van het preparaat van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M is overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG een vergunning zonder tijdsbeperking verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen bij Verordening (EG) nr. 1200/2005 van de Commissie (3) en voor mestvarkens bij Verordening (EG) nr. 2036/2005 van de Commissie (4). Vervolgens is dat preparaat overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding. Voor het preparaat is bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2013 van de Commissie (5) een vergunning verleend voor gebruik in drinkwater voor gespeende biggen, mestvarkens, legkippen en mestkippen.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003, in samenhang met artikel 7 van die verordening, is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van het preparaat van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen en mestvarkens en, overeenkomstig artikel 7 van die verordening, voor de verlening van een vergunning voor het gebruik voor kleine varkenssoorten (gespeend), kleine mestvarkenssoorten, minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden en voor het gebruik in drinkwater, waarbij is verzocht om dat toevoegingsmiddel in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” in te delen. Bij de aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten gevoegd.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 20 april 2016 (6) geconcludeerd dat het preparaat van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft. De EFSA heeft verder geconcludeerd dat het gebruik van het preparaat in diervoeder en in drinkwater de zoötechnische prestaties van mestvarkens en mestkippen kan verbeteren. Gezien het feit dat het werkingsmechanisme van het toevoegingsmiddel wordt geacht hetzelfde te zijn, is de EFSA van mening dat het preparaat de zoötechnische prestaties van kleine varkenssoorten (gespeend), kleine mestvarkenssoorten en minder gangbare vogelsoorten gehouden voormest- en legdoeleinden, ook kan verbeteren. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het preparaat van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van het preparaat zoals omschreven in bijlage I bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

Als gevolg van de verlening van een nieuwe vergunning krachtens Verordening (EG) nr. 1831/2003 moeten de Verordeningen (EG) nr. 1200/2005 en (EG) nr. 2036/2005 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2013 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vergunningverlening

Voor het in bijlage I beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „darmflorastabilisatoren”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1200/2005

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1200/2005 wordt de vermelding E 1712 betreffende Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M geschrapt.

Artikel 3

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2036/2005

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2036/2005 wordt de vermelding E 1712 betreffende Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M geschrapt.

Artikel 4

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2013

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2013 wordt vervangen door de bijlage II bij deze uitvoeringsverordening.

Artikel 5

Overgangsmaatregelen

Het in bijlage I omschreven preparaat en diervoeders die dat preparaat bevatten en die vóór 2 juli 2018 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 2 januari 2018 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1200/2005 van de Commissie van 26 juli 2005 tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen en een voorlopige vergunning voor een nieuwe toepassing van een al toegelaten toevoegingsmiddel in de diervoeding (PB L 195 van 27.7.2005, blz. 6).

(4)  Verordening (EG) nr. 2036/2005 van de Commissie van 14 december 2005 tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen in de diervoeding en een voorlopige vergunning voor een nieuwe toepassing van al toegelaten toevoegingsmiddelen in de diervoeding (PB L 328 van 15.12.2005, blz. 13).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2013 van de Commissie van 6 mei 2013 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M als toevoegingsmiddel voor diervoeding, in drinkwater voor gespeende biggen, mestvarkens, legkippen en mestkippen (vergunninghouder: Lallemand SAS) (PB L 125 van 7.5.2013, blz. 1).

(6)  EFSA Journal 2016; 14(6):4483.


BIJLAGE I

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

CFU/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

CFU/l drinkwater

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: darmflorastabilisatoren

4d1712

Danstar Ferment AG, vertegenwoordigd door Lallemand SAS

Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

 

Preparaat van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M met ten minste 1 × 1010 CFU/g

 

Vaste niet-gecoate en gecoate vormen

Karakterisering van de werkzame stof

Levensvatbare cellen van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M

Analysemethode  (1)

Telling van de werkzame stof in het toevoegingsmiddel voor diervoeding, in voormengsels, diervoeders en water: spreidplaatmethode (EN 15786:2009).

Identificatie: pulsed-field-gelelektroforese (PFGE)

Mestvarkens

Kleine varkenssoorten (gespeend en voor mestdoeleinden)

Mestkippen en minder gangbare vogelsoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden

1 × 109

5 × 108

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel, het voormengsel en het mengvoeder worden de opslagomstandigheden, de stabiliteit bij warmtebehandeling en de stabiliteit in drinkwater vermeld.

2.

Voor het gebruik van het toevoegingsmiddel in het drinkwater moet de homogene dispersie van het toevoegingsmiddel worden gewaarborgd.

3.

Het gebruik is toegestaan in diervoeding die de volgende toegelaten coccidiostatica bevat: decoquinaat, halofuginon, diclazuril en nicarbazine.

4.

Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen om mogelijke risico's bij gebruik te voorkomen. Indien die risico's met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden uitgebannen of tot een minimum kunnen worden teruggebracht, worden bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt, waaronder ademhalingsbescherming.

5.

Het toevoegingsmiddel mag in drinkwater worden gebruikt.

2 januari 2028


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


BIJLAGE II

BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

CFU/l drinkwater

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: darmflorastabilisatoren

4d1712

Lallemand SAS

Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Preparaat van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M met ten minste 1 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel

Karakterisering van de werkzame stof

Levensvatbare cellen van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M

Analysemethoden  (1)

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MRS-agar (EN 15786:2009)

Identificatie: pulsed-field-gelelektroforese (PFGE)

Biggen (gespeend)

Legkippen

5 × 108

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel, het voormengsel en het mengvoeder worden de opslagomstandigheden, de stabiliteit bij warmtebehandeling en de stabiliteit in drinkwater vermeld.

2.

Voor biggen (gespeend) tot 35 kg.

3.

Voor de veiligheid: gebruik van ademhalingsbescherming, bril en handschoenen tijdens hantering.

4.

Het toevoegingsmiddel moet worden gemengd met andere toevoegingsmiddelen of diervoeders teneinde de volledige homogene dispersie in drinkwater te waarborgen.

27 mei 2023


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/39


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2300 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2017

tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/82 ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door de invoer van citroenzuur verzonden vanuit Cambodja, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Cambodja, en tot onderwerping van deze invoer aan registratie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5,

Na kennisgeving aan de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VERZOEK

(1)

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een verzoek ontvangen op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036 („de basisverordening”) om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld op de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China en om de invoer van citroenzuur verzonden uit Cambodja, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Cambodja, aan registratie te onderwerpen.

(2)

Het verzoek is op 30 oktober 2017 ingediend door de Europese bedrijfstak die citroenzuur produceert.

B.   PRODUCT

(3)

Het product waar het bij de mogelijke ontwijking om gaat, is citroenzuur (inclusief trinatriumcitraat-dihydraat), ingedeeld onder de GN-codes ex 2918 14 00 (Taric-code 2918140090) en ex 2918 15 00 (Taric-code 2918150019), van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken product”).

(4)

Het onderzochte product is hetzelfde als het product dat in de vorige overweging is gedefinieerd, maar wordt verzonden vanuit Cambodja, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Cambodja, momenteel ingedeeld onder dezelfde GN-codes als het betrokken product („het onderzochte product”).

C.   BESTAANDE MAATREGELEN

(5)

De thans geldende maatregelen die mogelijk worden ontweken, zijn de antidumpingmaatregelen die ten aanzien van het betrokken product zijn ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/82 van de Commissie (2) („de bestaande maatregelen”).

D.   MOTIVERING

(6)

Het verzoek bevat voldoende bewijsmateriaal dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van het betrokken product worden ontweken door de invoer van het onderzochte product, verzonden vanuit Cambodja.

(7)

Het volgende bewijsmateriaal werd overgelegd.

(8)

In het verzoek wordt aangetoond dat na de instelling van maatregelen ten aanzien van het betrokken product een grote verandering in de structuur van de uitvoer uit de Volksrepubliek China en Cambodja naar de Unie heeft plaatsgevonden en dat hiervoor, afgezien van de instelling van het antidumpingrecht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat.

(9)

Deze verandering is kennelijk het gevolg van de overlading, al dan niet na minimale bewerking, van het betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China via Cambodja naar de Unie.

(10)

Verder bevat het verzoek voldoende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de corrigerende werking van de thans voor het betrokken product geldende antidumpingmaatregelen wordt ondermijnd, zowel wat de hoeveelheden als wat de prijzen betreft. In plaats van het betrokken product blijken aanzienlijke hoeveelheden van het onderzochte product te worden ingevoerd. Bovendien is er voldoende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product plaatsvindt tegen prijzen die lager zijn dan de geen schade veroorzakende prijs die werd vastgesteld in het kader van het onderzoek dat tot de bestaande maatregelen heeft geleid.

(11)

Tot slot bevat het verzoek voldoende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de prijzen van het onderzochte product dumpingprijzen zijn ten opzichte van de normale waarde die eerder voor het betrokken product is vastgesteld.

(12)

Mocht in de loop van het onderzoek blijken dat er, afgezien van overlading, nog andere in artikel 13 van de basisverordening vermelde ontwijkingspraktijken via Cambodja worden toegepast, kan het onderzoek ook tot die praktijken worden uitgebreid.

(13)

In het verzoek wordt verder uiteengezet dat registratie overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de doeltreffende bescherming door de bestaande antidumpingmaatregel niet wordt ingeperkt.

E.   PROCEDURE

(14)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er voldoende bewijsmateriaal is om overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening een onderzoek te openen en overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening de invoer van de onderzochte producten te laten registreren.

a)   Vragenlijsten

(15)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de haar bekende producenten-exporteurs en verenigingen van producenten-exporteurs in Cambodja, aan de haar bekende importeurs en verenigingen van importeurs in de Unie alsmede aan de autoriteiten van Cambodja en de Volksrepubliek China. Zo nodig kunnen ook inlichtingen worden ingewonnen bij de bedrijfstak van de Unie.

(16)

In ieder geval moeten alle belanghebbenden binnen de in artikel 3 van deze verordening gestelde termijn contact opnemen met de Commissie en binnen de in artikel 3, lid 1, van deze verordening gestelde termijn een vragenlijst aanvragen, aangezien de in artikel 3, lid 2, van deze verordening gestelde termijn voor alle belanghebbenden geldt.

(17)

De autoriteiten van Cambodja en de Volksrepubliek China zullen van de opening van het onderzoek in kennis worden gesteld.

b)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

(18)

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en bewijsmateriaal in te dienen. Voorts kan de Commissie belanghebbenden horen, mits zij daar schriftelijk om verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

c)   Vrijstelling van registratie bij invoer of vrijstelling van maatregelen

(19)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening kan de invoer van de onderzochte producten van registratie of maatregelen worden vrijgesteld indien de invoer geen ontwijking inhoudt.

(20)

Aangezien de mogelijke ontwijking buiten de Unie plaatsvindt, kan overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening vrijstelling worden verleend aan producenten van het onderzochte product in Cambodja die kunnen aantonen dat zij niet verbonden zijn (3) met de producenten waarop de bestaande maatregelen van toepassing zijn (4), en die niet betrokken blijken te zijn bij ontwijkingspraktijken zoals beschreven in artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening. Producenten die een vrijstelling wensen te krijgen, moeten binnen de in artikel 3, lid 3, van deze verordening vermelde termijn een voldoende met bewijsmateriaal gestaafd verzoek daartoe indienen.

F.   REGISTRATIE

(21)

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening moet de invoer van het onderzochte product worden geregistreerd zodat, indien bij het onderzoek blijkt dat er van ontwijking sprake is, een passend bedrag aan antidumpingrechten kan worden geheven vanaf de datum waarop de registratie van de invoer verplicht werd.

G.   TERMIJNEN

(22)

Met het oog op een behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:

belanghebbenden zich bij de Commissie kenbaar kunnen maken, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en alle andere gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten, kunnen indienen;

producenten in Cambodja om vrijstelling van registratie bij invoer of van maatregelen kunnen verzoeken;

belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.

(23)

De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening gestelde termijnen bij de Commissie kenbaar maakt.

H.   NIET-MEDEWERKING

(24)

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de vereiste gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

(25)

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

(26)

Als een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

(27)

Als de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

I.   TIJDSCHEMA VOOR HET ONDERZOEK

(28)

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening uiterlijk negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening afgesloten.

J.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(29)

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5).

K.   RAADADVISEUR-AUDITEUR

(30)

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende beleggen en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

(31)

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed.

(32)

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1036 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Unie van citroenzuur (inclusief trinatriumcitraat-dihydraat), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 2918 14 00 (Taric-code 2918140020) en ex 2918 15 00 (Taric-code 2918150013), verzonden vanuit Cambodja, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Cambodja, de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/82 ingestelde maatregelen worden ontweken.

Artikel 2

De douaneautoriteiten nemen overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036 passende maatregelen om de invoer in de Unie van de in artikel 1 van deze verordening omschreven goederen te registreren.

De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

De Commissie kan de douaneautoriteiten bij verordening opdragen de registratie van de invoer in de Unie te beëindigen voor producten die zijn vervaardigd door producenten die een vrijstelling van registratie hebben aangevraagd en van wie is vastgesteld dat zij aan de voorwaarden voor een vrijstelling voldoen.

Artikel 3

1.

Belanghebbenden moeten contact opnemen met de Commissie en de betrokken vragenlijsten bij de Commissie opvragen binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

2.

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders bepaald, binnen 37 dagen na de datum van ontvangst van de vragenlijst, hun standpunt schriftelijk uiteenzetten en de Commissie de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens doen toekomen.

3.

Producenten in Cambodja die een vrijstelling van registratie bij invoer of van de maatregelen wensen te krijgen, moeten binnen dezelfde termijn van 37 dagen een voldoende met bewijsmateriaal gestaafd verzoek daartoe indienen.

4.

Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen om door de Commissie te worden gehoord.

5.

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken, moet vrij zijn van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens, en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

6.

Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (6). De partijen die in de loop van dit onderzoek informatie indienen, wordt verzocht het verzoek om vertrouwelijke behandeling met redenen te omkleden. Wanneer de partij die de informatie indient, geen geldige redenen voor het verzoek om een vertrouwelijke behandeling opgeeft, kan de Commissie die informatie als niet-vertrouwelijk behandelen.

7.

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte informatie. Als een belanghebbende die vertrouwelijke inlichtingen verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

8.

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken, met inbegrip van gescande volmachten en certificaten, per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, die zijn vervat in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) op de website van het directoraat-generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2014/june/tradoc_152578.pdf). Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoonnummer en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat iedere dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, behalve indien zij er uitdrukkelijk om verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen, of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de hierboven genoemde instructies voor de communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer CHAR 04/039

1040 Brussel

BELGIË

E-mail: TRADE-CITRIC-ACID-DUMPING@ec.europa.eu

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/82 van de Commissie van 21 januari 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad in verband met het vervallen van de maatregelen, en van gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoeken overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 15 van 22.1.2015, blz. 8).

(3)  Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558), worden twee personen geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn in de onderneming van de andere persoon; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) een derde partij 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden direct of indirect bezit, houdt of daarover zeggenschap heeft; e) een van hen direct of indirect zeggenschap over de ander heeft; f) een derde persoon direct of indirect zeggenschap over beiden heeft; g) beiden direct of indirect zeggenschap over een derde persoon hebben, of h) zij tot dezelfde familie behoren. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. In deze context worden onder „personen” zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.

(4)  Zelfs indien producenten in bovenbedoelde zin verbonden zijn met ondernemingen waarvoor de maatregelen gelden die van kracht zijn ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China, kan hun toch vrijstelling worden verleend als er geen bewijs is dat die banden met de ondernemingen waarvoor de oorspronkelijke maatregelen gelden, zijn gevestigd of gebruikt om de oorspronkelijke maatregelen te ontwijken.

(5)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(6)  Een „Limited”-document wordt beschouwd als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1036 en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst). Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


BESLUITEN

13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/45


BESLUIT (EU) 2017/2301 VAN DE RAAD

van 4 december 2017

betreffende het namens de Europese Unie in het ACS-EU-Comité van ambassadeurs in te nemen standpunt over de tenuitvoerlegging van artikel 68 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 209, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan („ACS”), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (hierna de „ACS-EU-partnerschapsovereenkomst” genoemd), is ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000. De ACS-EU-partnerschapsovereenkomst is op 1 april 2003 in werking getreden.

(2)

Op grond van artikel 100 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst kunnen de bijlagen I bis, II, III, IV en VI door de ACS-EU-Raad van ministers opnieuw worden onderzocht en al dan niet worden gewijzigd op basis van een aanbeveling van het ACS-EU-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering.

(3)

Op grond van artikel 15, lid 4, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst kan de ACS-EU-Raad van ministers bevoegdheden delegeren aan het ACS-EU-Comité van ambassadeurs.

(4)

De ACS-EU-Raad van ministers besloot tijdens de vergadering van de gezamenlijke ministersconferentie te Dakar op 6 mei 2017 bevoegdheden te delegeren aan het ACS-EU-Comité van ambassadeurs, met het oog op het vaststellen van een besluit betreffende de tenuitvoerlegging van artikel 68 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst vóór 31 december 2017.

(5)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie dient te worden ingenomen in het ACS-EU-Comité van ambassadeurs, aangezien het besluit voor de Unie bindend zal zijn.

(6)

Het besluit zal van toepassing zijn op hoofdstuk 3 van bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en beoogt een betere werking van het financiële-steunmechanisme bij exogene schokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het namens de Unie in het ACS-EU-Comité van ambassadeurs in te nemen standpunt over de tenuitvoerlegging van artikel 68 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs.

2.   Kleine wijzigingen van het ontwerpbesluit kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in het ACS-EU-Comité van ambassadeurs.

Artikel 2

Na vaststelling wordt het besluit van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel, 4 december 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

U. PALO


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2017 VAN HET ACS-EU-COMITÉ VAN AMBASSADEURS

van …

betreffende de tenuitvoerlegging van artikel 68 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst

HET ACS-EU-COMITÉ VAN AMBASSADEURS,

Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1), en met name artikel 100, in samenhang met de artikelen 15, lid 4, en 16, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 68 van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds („de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst”) dient een aanvullend steunmechanisme te worden ingesteld om de negatieve kortetermijneffecten van exogene schokken voor de economieën van de ACS-staten te reduceren. In lid 4 van dat artikel wordt bepaald dat de modaliteiten voor het steunmechanisme in bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst worden beschreven.

(2)

Het mechanisme zoals het momenteel in bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst is vastgesteld, dient te worden aangepast aan de behoeften van de partijen met het oog op een flexibele en snelle steunverlening.

(3)

Op grond van artikel 100 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst kunnen de bijlagen I bis, II, III, IV en VI bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst door de ACS-EU-Raad van ministers opnieuw worden onderzocht en al dan niet worden gewijzigd op basis van een aanbeveling van het ACS-EU-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering.

(4)

Op grond van artikel 15, lid 4, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst kan de ACS-EU-Raad van ministers bevoegdheden delegeren aan het ACS-EU-Comité van ambassadeurs.

(5)

Op grond van artikel 16, lid 2, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst voert het ACS-EU-Comité van ambassadeurs elke opdracht van de ACS-EU-Raad van ministers uit.

(6)

Op zijn vergadering van 5 mei 2017 heeft de ACS-EU-Raad van ministers het ACS-EU-Comité van ambassadeurs opgedragen een besluit vast te stellen betreffende de tenuitvoerlegging van artikel 68 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst voor wat betreft exogene schokken en tot wijziging van hoofdstuk 3 van bijlage II.

(7)

Een besluit betreffende de tenuitvoerlegging van artikel 68 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst moet worden vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de in artikel 68 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst bedoelde financiële steun aan de ACS-staten die te kampen hebben met macro-economische instabiliteit ten gevolge van exogene schokken, zijn de bepalingen van onderhavig besluit van toepassing.

Artikel 2

1.   Extra financiële steun kan worden geput uit de reserve voor onvoorziene behoeften van het Elfde Europees Ontwikkelingsfonds om de negatieve kortetermijneffecten van exogene schokken, waaronder de gevolgen voor de exportopbrengsten, te reduceren, alsmede de sociaal-economische hervormingen en beleidsacties die door de inkomstendaling in gevaar zijn gebracht, veilig te stellen.

2.   ACS-staten die door exogene schokken worden getroffen, richten hun verzoek om financiële steun in dit verband tot de Europese Commissie; dit verzoek wordt geval per geval via een behoeftenanalyse onderzocht binnen het meerjarige financiële kader voor samenwerking in het kader van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst.

3.   Het beheer en de uitvoering van de steun geschieden volgens procedures die soepel, snel en doeltreffend ingrijpen mogelijk maken. De Europese Commissie brengt regelmatig verslag uit aan het ACS-EU-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering.

Artikel 3

De partijen bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, de Europese Commissie en het ACS-secretariaat worden op de hoogte gesteld van de praktische tenuitvoerleggingsmodaliteiten van artikel 68.

Artikel 4

Hoofdstuk 3 van bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst wordt toegepast overeenkomstig dit besluit.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor het ACS-EU-Comité van ambassadeurs

De voorzitter


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.


13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/49


BESLUIT (GBVB) 2017/2302 VAN DE RAAD

van 12 december 2017

ter ondersteuning van de OPCW-activiteiten die bijdragen tot de sanering van de voormalige opslagplaats voor chemische wapens in Libië in het kader van de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 20 juli 2016 heeft de Uitvoerende Raad van de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (OPCW) Besluit EC-M-52/DEC.1 betreffende de vernietiging van de resterende chemische wapens van Libië vastgesteld, en de directeur-generaal van de OPCW gevraagd Libië te helpen bij de ontwikkeling van een aangepast plan voor de vernietiging van de chemische wapens van categorie 2 van Libië.

(2)

Op 22 juli 2016 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 2298 aangenomen, waarin Besluit EC-M-52/DEC.1 werd verwelkomd en bekrachtigd, en waarin de directeur-generaal van de OPCW werd verzocht regelmatig verslag uit te brengen aan de Veiligheidsraad totdat de vernietiging volledig is voltooid en gecontroleerd.

(3)

Op 27 juli 2016 heeft de Uitvoerende Raad van de OPCW Besluit EC-M-52/DEC.2 met nadere voorschriften voor de vernietiging van de resterende chemische wapens van categorie 2 vastgesteld.

(4)

Op 12 december 2003 heeft de Europese Raad de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (de „strategie”) aangenomen, die de cruciale rollen benadrukken van zowel het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (CWC) als de OPCW bij het tot stand brengen van een wereld zonder chemische wapens.

(5)

De Unie geeft momenteel actief uitvoering aan de strategie en aan de in hoofdstuk III ervan genoemde maatregelen, in het bijzonder door financiële middelen vrij te maken ter ondersteuning van specifieke projecten die worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, zoals de OPCW.

(6)

Op 1 augustus 2016 heeft de directeur-generaal van de OPCW een nota uitgebracht waarin wordt opgeroepen tot vrijwillige bijdragen aan het nieuwe trustfonds ter ondersteuning van Libië (S/1400/2016).

(7)

Op 29 september 2017 heeft de OPCW de Europese Unie gevraagd tijdige financiële bijstand te overwegen voor de sanering van de inrichtingen voor de vernietiging en opslag van chemische wapens in Libië.

(8)

De Unie heeft de OPCW steeds krachtig en consequent gesteund bij de uitvoering van haar mandaat. In de verklaring van de EU van 7 april 2017 staat te lezen dat de Unie steun zal blijven verlenen aan de inspanningen en werkzaamheden van de OPCW.

(9)

De technische uitvoering van dit besluit dient te worden toevertrouwd aan de OPCW. De door de Unie gesteunde projecten kunnen enkel worden gefinancierd via vrijwillige bijdragen aan het technisch secretariaat van de OPCW. Dergelijke bijdragen van de Unie moeten het voor de OPCW mogelijk maken om haar taken, als vermeld in de relevante besluiten van de Uitvoerende Raad van de OPCW, te blijven vervullen.

(10)

Het toezicht op de correcte uitvoering van de financiële bijdrage van de Unie dient te worden toevertrouwd aan de Commissie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De Unie geeft haar steun aan de OPCW bij de volledige vernietiging van de voorraad chemische wapens van Libië die onder de verificatiemaatregelen van het CWC valt.

2.   Met het door het onderhavige Raadsbesluit gesteunde project wordt bijgedragen aan de kosten die verband houden met de sanering, door de OPCW, van de voormalige opslagplaats voor chemische wapens Ruwagha in Libië.

In de bijlage is een nadere omschrijving van het project opgenomen.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) is belast met de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde activiteiten wordt toevertrouwd aan de OPCW. Zij voert deze taak uit onder verantwoordelijkheid van de HV. Daartoe treft de HV de nodige regelingen met de OPCW.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van het in artikel 1, lid 2, bedoelde project bedraagt 3 035 590,80 EUR.

2.   Voor het beheer van de uitgaven die worden gefinancierd uit het in lid 1 genoemde bedrag, gelden de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de begroting van de Unie.

3.   De Commissie ziet erop toe dat de in lid 1 bedoelde uitgaven correct worden beheerd. Hiertoe sluit zij een financieringsovereenkomst met de OPCW. In de financieringsovereenkomst wordt bepaald dat de OPCW er zorg voor moet dragen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.

4.   De Commissie streeft ernaar om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden in dat verband, en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

1.   De HV brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van de geregelde verslagen die worden opgesteld door de OPCW. Deze verslagen vormen de basis voor een evaluatie door de Raad.

2.   De Commissie brengt aan de Raad verslag uit over de financiële aspecten van de uitvoering van het in artikel 1, lid 2, bedoelde project.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

2.   Het verstrijkt twintig maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst tussen de Commissie en de OPCW, of zes maanden na de inwerkingtreding ervan indien er op die datum nog geen financieringsovereenkomst is gesloten.

Gedaan te Brussel, 12 december 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

S. MIKSER


BIJLAGE

1.   Achtergrond

In februari 2014 voltooide Libië de vernietiging van chemische wapens van categorie 1 in de Ruwagha-inrichting in de provincie Al Jufra. Bij het vernietigingsproces werden 24 transportcontainers gevuld met giftig afval en met drie containers met pekeloplossingen. In 2016 kon Libië chemische wapens van categorie 2 (precursoren) die in 45 verouderde tanks waren opgeslagen, overhevelen naar nieuwe containers die aan ISO-normen voldoen. Overeenkomstig een besluit van de Uitvoerende Raad van de OPCW (EC-M-52/DEC.2 van 27 juli 2016) werden die nieuwe ISO-containers vervoerd naar de haven van Misrata met het oog op transport naar Duitsland, waar ze in een gespecialiseerde inrichting zouden worden vernietigd. Tijdens het overhevelen vond er in één tank een exotherme reactie plaats. Vanwege de onbekende aard en de hoge viscositeit van het materiaal dat in de tank is achtergebleven, konden de Duitse autoriteiten de tank niet aanvaarden voor vernietiging. De oorspronkelijke 45 gedecanteerde tanks worden nog steeds bewaard in de inrichting in Ruwagha. Deze tanks bevinden zich in uiteenlopende staten van verval en op de wanden van een groot aantal ervan bevinden zich nog steeds resten van de chemische stoffen, terwijl die chemische stoffen in andere tanks niet volledig konden worden weggepompt. Bovendien ligt er in Ruwagha ongeveer 350 ton afvalwater van de hydrolyse van HD (gedistilleerd mosterdgas) opgeslagen. Er wordt aangenomen dat een groot aantal containers is gevuld met een reactiemassa met zeer zure en gevaarlijke chemische stoffen die niet zijn gestabiliseerd. Verscheidene containers zijn lek en verroest, en voor de adequate vernietiging ervan is een aanvullende behandeling vereist.

Het verslag van de 83e zitting van de Uitvoerende Raad van de OPCW (11 november 2016) bevat een verzoek aan het technisch secretariaat van de OPCW om monsters te nemen zodra de veiligheidssituatie in Libië dit toelaat, maar dit is tot dusverre niet het geval. Gelet op de veiligheidssituatie zou er een aangepaste bemonstering van het terrein kunnen worden verricht door middel van live videobeelden.

In zijn Besluit EC-M-53/DEC.1 van 26 augustus 2016 heeft de Uitvoerende Raad van de OPCW opgetekend dat de Europese Unie, in afwachting van goedkeuring binnen de Unie, het technisch secretariaat in kennis had gesteld van haar voornemen om financiering te verstrekken voor de vernietiging van de achtergebleven gedecanteerde tanks en de milieusanering in Ruwagha (zie punt 2 van het besluit, waarin wordt gevraagd om vrijwillige financiële bijdragen en toezeggingen van verdragsluitende staten ter ondersteuning van vernietigingsoperaties). Door zich over dit dringende probleem te ontfermen zal de Unie Libië in staat stellen om zich op een ecologisch verantwoorde manier te bevrijden van zijn voormalige programma voor chemische wapens, en wordt de hulp die de Unie aan de regio biedt — en de korte- en langetermijneffecten daarvan — duidelijk voor het voetlicht geplaatst.

2.   Algemene doelstellingen

De algemene doelstelling van de actie is om bij te dragen tot de ontmanteling en volledige vernietiging van de voorraad chemische wapens in Libië.

De specifieke doelstellingen zijn:

het voltooien van de volledige sanering van de opslagplaats voor voormalige chemische wapens Ruwagha (provincie Al Jufra), in overeenstemming met de milieunormen, met toepassing van de verificatiemaatregelen van het Verdrag inzake chemische wapens (CWC);

het versterken van de capaciteiten van de in artikel VII, punt 4, van het CWC aangeduide Libische Nationale Autoriteit (LNA), en van degenen die betrokken zijn bij de vernietiging, decontaminatie en verwijdering van chemische stoffen in Libië.

Het opleiden van degenen die deelnemen aan deze inspanningen om bodemmonsters in en rondom de tankopslagplaats Ruwagha te verzamelen, registreren en vervoeren overeenkomstig OPCW-normen, onder gebruikmaking van live videobeeldmateriaal en afgesloten OPCW-camera's, ter naleving van het verslag van de 83e zitting van de Uitvoerende Raad.

3.   Beschrijving van de activiteiten

Het technisch secretariaat van de OPCW zal bijstand verlenen aan de Libische Nationale Autoriteit, die de eindverantwoordelijkheid zal dragen voor de volledige voltooiing van de sanering.

Het technisch secretariaat van de OPCW zal een bijdrageovereenkomst sluiten met het Bureau van de Verenigde Naties voor projectdiensten (UNOPS) met het oog op de inhuring van een deskundig Libisch bedrijf voor de uitvoering van het project, en de betaling van dat bedrijf. De OPCW zal, in partnerschap met de Libische Nationale Autoriteit, toezicht houden op de werkzaamheden en deze valideren.

Activiteit 1: Coördinatiebijeenkomsten tussen het technisch secretariaat van de OPCW, de Libische Nationale Autoriteit, adviseurs en deskundigen, en technische bezoeken

Geplande activiteiten:

Technisch overleg tussen het technisch secretariaat van de OPCW, Libische vertegenwoordigers, en de technisch projectadviseur van de Libische Nationale Autoriteit. De bijeenkomsten zullen om veiligheidsredenen in Tunesië worden gehouden;

Bezoeken door vertegenwoordigers van het UNOPS en van Libië aan fabrikanten, vervoersbedrijven, verkoopondernemingen en dienstverlenende bedrijven.

Tijdschema: gehele looptijd van het project.

Activiteit 2: Aanbesteding van diensten

Geplande activiteiten:

Aanwerving van een technisch adviseur voor de Libische Nationale Autoriteit;

Sluiting van een overeenkomst met een engineeringbureau voor het ontwerp van een verdampingsbekken;

Aanwerving van plaatselijk personeel voor saneringswerkzaamheden;

Communicatieapparatuur ter ondersteuning van de live videobeelden voor de bemonstering.

Tijdschema: Maand 1-6 van het project

Activiteit 3: Technische en bemonsteringsopleiding Libische Nationale Autoriteit

Geplande activiteiten:

Opleiding van Libische vertegenwoordigers over bemonstering, afsluittechnieken en bewaringsketens door opleidingsteams van OPCW-inspecteurs;

Levering, en opleiding van Libische vertegenwoordigers over de camera en live videobeelden (Tunis). Opleidingen ter plaatse zijn niet mogelijk vanwege het ontbreken van steun van het VN-departement voor veiligheid en beveiliging en de hoge verzekeringskosten voor personen die in een gevarenzone worden aangeworven.

Monsterneming door de opgeleide Libische vertegenwoordigers.

Tijdschema: Maand 1-3 van het project

Activiteit 4: Huur en aanschaf van uitrusting en materialen, inclusief kosten voor vervanging, onderhoud en reparatie

Huur en aanschaf van uitrusting voor de aanleg van de verdampingsbekkens. Er zal alles aan worden gedaan om zo veel mogelijk uitrusting te huren in plaats van deze aan te schaffen; sommige uitrustingen zullen evenwel als besmet worden beschouwd en niet kunnen worden teruggegeven. Ze zullen op naam staan van de Libische Nationale Autoriteit, en dit na voltooiing van het project ook blijven. De chemicaliën voor het neutralisatieprocédé en de buizen en slangen zullen worden beschouwd als verbruiksgoederen voor het project. Alle voor de voornaamste bouwactiviteiten benodigde uitrusting — d.w.z. kranen, bulldozers, vorkheftrucks — zal worden gehuurd.

De aanschaf en huur van uitrusting en materiaal van Libische bedrijven zal worden verzorgd door het UNOPS. Sommige materialen kunnen echter door de OPCW worden aangekocht, afhankelijk van de doelmatigheid en de kosten.

Tijdschema: gehele looptijd van het project, wanneer uitrusting en diensten nodig zijn.

Activiteit 5: Aanschaf van beschermingsuitrusting, detectiesystemen en medische benodigdheden en ondersteuning

In de nabijheid van gevaarlijke chemische stoffen is het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's) vereist. Naar verwachting zullen alle PBM's verontreinigd raken en in Libië zelf moeten worden vernietigd. Ongebruikte uitrusting wordt eigendom van de Libische Nationale Autoriteit die partij is bij het CWC.

Over de aanschaf van uitrusting en materiaal worden nadere beslissingen genomen door de OPCW en het UNOPS.

Tijdschema: gehele looptijd van het project.

Activiteit 6: Uitvoering van het project

Het technisch secretariaat van de OPCW verzorgt het toezicht op het project: hieronder valt onder meer de vaststelling van tussentijdse doelstellingen, interne evaluaties, toezicht op overeenkomsten, en financieel beheer. De UNOPS zal de financiering voor Libische bedrijven niet vrijgeven totdat de Libische Nationale autoriteit schriftelijk aan de projectbeheerder van de OPCW bevestigt dat de werkzaamheden naar tevredenheid zijn voltooid. Geplande activiteiten:

Aanschaf van externe diensten of een overeenkomst voor speciale diensten voor technische bijstand bij de uitvoering van het project.

Betaling van beheersvergoedingen voor overheidsopdrachten en aanbestedende diensten die worden verricht door het Bureau van de Verenigde Naties voor projectdiensten.

Tijdschema: gehele looptijd van het project.

4.   Indicatief actieplan

De activiteiten die in het kader van deze actie worden uitgevoerd, worden opgedeeld in een voorbereidende fase en drie operationele fasen.

Voorbereidende fase:

Er wordt een deskundige onderneming ingehuurd om opleiding te verstrekken aan de Libische Nationale Autoriteit over bemonstering en om gedurende de volledige looptijd van het project technisch advies en technische ondersteuning te verlenen. Er wordt een bijdrageovereenkomst gesloten tussen de OPCW en de UNOPS voor het inhuren van plaatselijke bedrijven voor het ontwerpen van een verdampingsbekken, het verlenen van medische noodhulp, de aanschaf en huur van de nodige goederen en de uitvoering van de saneringswerkzaamheden.

Fase 1:

De bodem rond de lekkende tanks zal worden bemonsterd met behulp van videobeelden in real time. Dit omvat een live videoverbinding naar het operationeel centrum voor OPCW-inspecteurs, zodat die toezicht kunnen houden op de monsterneming en het afdichten. De tanks die eerder werden gedecanteerd vóór de verzending van de chemische stoffen worden gespoeld met ontsmettingsmiddel en water, waarna ze leeg zullen worden verzonden naar een smelterij voor vernietiging. Het spoelwater wordt verzameld in containers die reeds op de locatie aanwezig zijn met het oog op de aanleg van het verdampingsbekken.

Fase 2:

Er worden twee verdampingsbekkens ontworpen en aangelegd voor het materiaal dat wordt verzameld in fase 1 alsook voor de vooraf geneutraliseerde inhoud van tank 24, met het oog op de natuurlijke verdamping van water en de begraving van ongevaarlijke zouten. De tanks die worden gebruikt voor het neutraliseren van de inhoud van de 24 verontreinigde tanks worden naar een smelterij vervoerd voor vernietiging.

Fase 3:

Ongeveer 350 ton afvalwater van de hydrolyse van HD (gedistilleerd mosterdgas) dat momenteel is opgeslagen in Ruwagha, wordt geanalyseerd en zo nodig behandeld en vervolgens overgepompt naar de bekkens voor neutralisatie, stabilisatie, verdamping en begraving.

5.   Verwachte resultaten

De verwachte resultaten van de actie zijn:

Volledige ontmanteling van het Libische programma voor chemische wapens;

Volledige sanering van de voormalige opslagplaats voor chemische wapens Ruwagha in Libië, onder andere door de volledige vernietiging van de 45 gedecanteerde tanks, waaronder de overbrenging naar een smelterij, en de stabilisatie en vernietiging van de 350 ton afvalwater van HD;

Technische en bemonsteringsopleiding van de Libische Nationale Autoriteit;

Voltooiing van de bemonstering en de verzending van de bodem rond de lekkende tanks, onder leiding van de OPCW.

6.   Geschatte looptijd

De looptijd van het project wordt geschat op twintig maanden.

7.   Zichtbaarheid van de Unie

Zichtbaarheid van EU-financiering op OPCW-evenementen of -bijeenkomsten: de financiële steun van de Europese Unie wordt vermeld in verslagen van de directeur-generaal van de OPCW en de Uitvoerende Raad over werkzaamheden in Libië. Op alle projectdocumentatie wordt een EU-vlag weergegeven.

Zichtbaarheid van EU-financiering op uitrusting: de OPCW zal de Libische Nationale Autoriteit vragen om op alle met EU-financiering aangeschafte uitrusting die niet het karakter van een verbruiksgoed heeft, op passende wijze zichtbaarheid te geven aan de EU-financiering, onder meer door weergave van het EU-logo. Tevens zal de OPCW het UNOPS vragen dergelijke regels toe te passen met betrekking tot de zichtbaarheid van de financiële steun van de Europese Unie. Wanneer een dergelijke weergave de voorrechten en immuniteiten van de OPCW of de veiligheid van het personeel ervan of van de eindbegunstigden in gevaar kan brengen, zullen passende alternatieve regelingen worden getroffen.

8.   Stuurcomité

Het Stuurcomité voor dit project wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de EDEO en de OPCW. Het Stuurcomité zal de uitvoering van dit besluit regelmatig evalueren, ten minste elk half jaar, ook met behulp van elektronische communicatiemiddelen.

9.   Verslaglegging

De OPCW zal elk halfjaar inhoudelijke verslagen ter beschikking stellen om de vorderingen op weg naar de voltooiing van de projectresultaten te kunnen evalueren. De OPCW zal uiterlijk zes maanden na het einde van de uitvoeringsperiode een narratief verslag evenals een financieel verslag indienen.


13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/55


BESLUIT (GBVB) 2017/2303 VAN DE RAAD

van 12 december 2017

ter ondersteuning van de verdere uitvoering van Resolutie 2118 (2013) van de VN-Veiligheidsraad en Besluit EC-M-33/DEC.1 van de uitvoerende raad van de OPCW inzake de vernietiging van de Syrische chemische wapens, in het kader van de tenuitvoerlegging van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De uitvoerende raad (Executive Council — EC) van de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons — OPCW) heeft op 27 september 2013 in zijn 33e zitting (EC-M-33) een besluit over de vernietiging van de Syrische chemische wapens („EC-M-33/DEC.1”) vastgesteld.

(2)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 27 september 2013 Resolutie 2118 (2013) („UNSCR 2118 (2013)”) aangenomen, waarin EC-M-33/DEC.1 werd overgenomen.

(3)

De Europese Raad heeft op 12 december 2003 de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (de „strategie”) vastgesteld, die de cruciale rol benadrukt van zowel het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens als de OPCW bij het totstandbrengen van een wereld zonder chemische wapens.

(4)

De Unie geeft momenteel actief uitvoering aan de strategie en aan de in hoofdstuk III ervan genoemde maatregelen, in het bijzonder door financiële middelen vrij te maken ter ondersteuning van specifieke projecten die worden uitgevoerd door multilaterale instellingen zoals de OPCW.

(5)

De Raad heeft op 9 december 2013 Besluit 2013/726/GBVB (1) vastgesteld, waarbij steun werd verleend aan het bezorgen van situatiebewustzijnsproducten die verband houden met de beveiliging van de gezamenlijke OPCW-VN-missie inzake de ontmanteling van de Syrische chemische wapens door het leveren van satellietbeelden en daarmee verband houdende informatieproducten van het satellietcentrum van de Europese Unie (Satcen) aan de OPCW. Besluit 2013/726/GBVB is op 30 september 2015 verstreken.

(6)

De Raad heeft op 30 november 2015 Besluit (GBVB) 2015/2215 (2) vastgesteld, ter ondersteuning van de OPCW en van het op grond van UNSCR 2235 (2015) ingestelde gezamenlijk onderzoeksmechanisme van de OPCW en van de VN.

(7)

Het technisch secretariaat van de OPCW heeft op 10 juli 2017 de Unie verzocht om de levering van satellietbeelden ten behoeve van hun activiteiten in Syrië te hervatten. Volgens de OPCW is deze dienst zeer nuttig gebleken voor de inzet in Syrië van de onderzoeksmissie van de OPCW (Fact-Finding Mission — FFM) en andere teams, zoals het team voor de beoordeling van verklaringen, met betrekking tot de veiligheid van het personeel en de goede uitvoering van de missies.

(8)

De Unie heeft de OPCW steeds krachtig en consequent gesteund bij de uitvoering van haar mandaat. In de verklaring van de Unie van 7 april 2017 staat dat de Unie de inspanningen en werkzaamheden van de OPCW, met name in Syrië, en met inbegrip van de FFM en het gezamenlijk onderzoeksmechanisme van de OPCW en van de VN, zal blijven steunen in verband met het onderzoek naar het gebruik van chemische wapens.

(9)

De technische uitvoering van dit besluit moet worden toevertrouwd aan de OPCW. De door de Unie gesteunde projecten kunnen enkel worden gefinancierd via vrijwillige bijdragen aan het technisch secretariaat van de OPCW. Dergelijke bijdragen van de Unie zullen van doorslaggevend belang zijn om de OPCW in staat te stellen de in de relevante besluiten van de uitvoerende raad van de OPCW en in UNSCR 2118 (2013) vermelde taken te blijven vervullen.

(10)

Het toezicht op de correcte uitvoering van de financiële bijdrage van de Unie moet worden toevertrouwd aan de Commissie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De Unie steunt de activiteiten van de OPCW door bij te dragen in de kosten die verband houden met de inspectie en verificatie van de vernietiging van de Syrische chemische wapens, alsmede in de kosten die verband houden met activiteiten die complementair zijn aan de opgedragen kerntaken ter ondersteuning van UNSCR 2118 (2013) en EC-M-33/DEC.1 en latere, daarmee verband houdende resoluties en besluiten.

2.   Het project dat ondersteund wordt middels dit besluit is het bezorgen van situatiebewustzijnsproducten die verband houden met de beveiliging van de FFM, met inbegrip van de toestand van het wegennet door het leveren van satellietbeelden van Satcen aan de OPCW.

In de bijlage is een nadere omschrijving van het project opgenomen.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de „HV”) is belast met de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van het in artikel 1, lid 2, bedoelde project wordt toevertrouwd aan de OPCW. Zij voert deze taak uit onder verantwoordelijkheid van de HV. Daartoe treft de HV de nodige regelingen met de OPCW.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van het in artikel 1, lid 2, bedoelde project bedraagt 1 003 717,00 EUR.

2.   Voor het beheer van de uitgaven die worden gefinancierd uit het in lid 1 genoemde bedrag, gelden de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de begroting van de Unie.

3.   De Commissie ziet erop toe dat de in lid 1 bedoelde uitgaven correct worden beheerd. Hiertoe sluit zij een financieringsovereenkomst met de OPCW. In de financieringsovereenkomst wordt bepaald dat de OPCW er zorg voor moet dragen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.

4.   De Commissie streeft ernaar om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden in dat verband, en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

1.   De HV brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van de geregelde verslagen die worden opgesteld door de OPCW. Deze verslagen vormen de basis voor een evaluatie door de Raad.

2.   De Commissie brengt aan de Raad verslag uit over de financiële aspecten van de uitvoering van het in artikel 1, lid 2, bedoelde project.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit verstrijkt twaalf maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst tussen de Commissie en de OPCW, of zes maanden na de inwerkingtreding ervan indien er op die datum nog geen financieringsovereenkomst is gesloten.

Gedaan te Brussel, 12 december 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

S. MIKSER


(1)  Besluit 2013/726/GBVB van de Raad van 9 december 2013 ter ondersteuning van UNSCR2118 (2013) en van EC-M-33/Dec 1 van de uitvoerende raad van de OPCW, in het kader van de tenuitvoerlegging van de EU-strategie tegen de verspreiding van massa vernietigingswapens (PB L 329 van 10.12.2013, blz. 41).

(2)  Besluit (GBVB) 2015/2215 van de Raad van 30 november 2015 ter ondersteuning van UNSCR 2235 (2015) tot instelling van een gezamenlijk onderzoeksmechanisme van de Organisatie voor het verbod van chemische wapens en van de VN (OPCW-VN) om de daders te identificeren van chemische aanslagen in de Arabische Republiek Syrië (PB L 314, 1.12.2015, blz. 51).


BIJLAGE

1.   Achtergrond

Na een vermeend gebruik van chemische wapens in de wijk Ghouta in Damascus in augustus 2013 leidden diplomatieke inspanningen ter beëindiging van het programma voor chemische wapens van de Arabische Republiek Syrië tot het tussen de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika overeengekomen kader voor de ontmanteling van Syrische chemische wapens, dat dateert van 14 september 2013.

De Uitvoerende Raad van de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (OPCW) keurde op 27 september 2013 een historisch besluit goed over de vernietiging van de Syrische chemische wapens („EC-M-33/DEC.1”), dat een versneld programma voor het verwezenlijken van de ontmanteling van Syrische chemische wapens bevatte. Syrië werd op 14 oktober 2013 officieel een verdragsluitende partij bij het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens. Op 16 oktober 2013 werd er formeel een gezamenlijke missie van de OPCW en van de VN inzake de ontmanteling van de Syrische chemische wapens (de „gezamenlijke missie”) ingesteld, met als voornaamste taak toe te zien op de tijdige beëindiging van het Syrische programma voor chemische wapens op een zo veilig en zeker mogelijke wijze. De Unie droeg 12 miljoen EUR bij aan het speciaal daarvoor opgerichte speciale trustfonds voor Syrië van de OPCW ter financiering van de activiteiten met het oog op de volledige vernietiging van het door Syrië opgeslagen chemische materiaal.

Dankzij de gezamenlijke missie werden, met medewerking van de Syrische regering, alle door Syrië aangegeven chemische wapens verwijderd en in augustus 2014 buiten het Syrische grondgebied vernietigd. De gezamenlijke missie volbracht haar taak, en haar activiteiten kwamen op 30 september 2014 ten einde. Ondanks deze inspanningen kwamen er evenwel nog steeds berichten over vermeend gebruik van chemische wapens in Syrië, en de OPCW handhaafde haar resterende inspectie- en controleactiviteiten.

Op 29 april 2014 bracht de directeur-generaal van de OPCW een OPCW-onderzoeksmissie („Fact-Finding Mission” — FFM) tot stand om de feiten te constateren in verband met de beschuldigingen inzake het gebruik van giftige chemische stoffen voor vijandelijkheden in de Arabische Republiek Syrië. De FFM ondersteunt het gezamenlijk onderzoeksmechanisme dat bij Resolutie 2235 (2015) van de VN-Veiligheidsraad („UNSCR 2235 (2015)”) is ingesteld ter opsporing van daders, organisatoren en sponsors of personen die anderszins betrokken waren bij het gebruik van chemische stoffen als wapen in de Arabische Republiek Syrië. Aangezien er twijfels waren gerezen over de vraag of de aangifte van Syrië over zijn programma voor chemische wapens aan de OPCW volledig en waarheidsgetrouw was, zette de directeur-generaal van de OPCW tegelijkertijd een team deskundigen op — bekend als het Declaration Assessment Team (het „DAT”) — om in dialoog te gaan met de bevoegde Syrische instanties om een oplossing te vinden voor de geconstateerde leemten en tegenstrijdigheden in de Syrische aangifte. Zowel de activiteiten van het DAT als die van de FFM zijn nog aan de gang. De missies van de OPCW in Syrië gaan voort zolang er wordt bericht over incidenten in verband met vermeend gebruik van chemische wapens; deze missies zullen ondersteuning via satellietbeelden vergen met het oog op visueel bewustzijn en veiligheidsbeoordelingen vóór de inzet van teams.

In het kader van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens verleende de Unie bij Besluit 2013/726/GBVB van de Raad, ter ondersteuning van UNSCR 2118 (2013) en van EC-M-33/Dec 1, steun aan de missies van de OPCW in Syrië. Besluit 2013/726/GBVB verleende steun aan het bezorgen van situatiebewustzijnsproducten die verband houden met de beveiliging van de gezamenlijke missie, met inbegrip van de toestand van het wegennet door het leveren van satellietbeelden en daarmee verband houdende informatieproducten van het satellietcentrum van de Europese Unie (Satcen). Satcen heeft de OPCW ondersteuning via satellietbeelden verleend tot en met 30 september 2015. Deze dienst is zeer nuttig gebleken voor de inzet van de FFM en andere teams in Syrië (bv. het DAT), met betrekking tot de veiligheid van het personeel en de goede uitvoering van de missies.

De OPCW heeft op 10 juli 2017 in het kader van de follow-up van Besluit 2013/726/GBVB verzocht om het herstel van de levering van Unie-satellietbeelden.

2.   Algemene doelstellingen van het project

De algemene doelstelling van het project is het ondersteunen van de met de Syrische Arabische Republiek verband houdende OPCW-missies, met inbegrip van de FFM en het DAT.

Het project heeft de volgende specifieke doelstellingen:

het beoordelen van de toestand van het wegennet, met name het in kaart brengen van wegblokkades en zones waar het wegverkeer problemen ondervindt;

het verifiëren van de juistheid van de Syrische verslagen aan de OPCW;

het beoordelen van de faciliteiten en de omgeving;

het versterken van het situatiebewustzijn ter plaatse met betrekking tot de beveiliging van de veldmissie en de permanente missie die in de Arabische Republiek Syrië actief zijn, en met betrekking tot de te bezoeken/inspecteren locaties.

3.   Beschrijving van de activiteiten

Ad-hocopdrachten aan het Satcen, conform Besluit 2014/401/GBVB van de Raad, binnen het aandachtsgebied (belangrijke locaties in de soevereine staat Syrië) en binnen het mandaat van de EDEO — met inbegrip van het bijbehorende beheer en de bijbehorende verslaglegging — met betrekking tot:

producten en diensten met betrekking tot inlichtingen uit beelden (IMINT) en geospatiale inlichtingen (GEOINT), zoals beschreven in de Satcen Products and Services Portfolio (1), met het oog op crisisrespons, situatiebeoordeling, gedetailleerde analyse, noodplanning en cartografie, bijvoorbeeld:

„first impression reports (FIR)” voor de aanpak van crisissituaties;

informatiedocumenten over een belangrijke locatie („Location of Interest” — LOI) (2);

verslagen over LOI's met behulp van schriftelijke beschrijvingen, aanvullende informatie, vectorinformatie, bronnen, en een of meer beelden ter illustratie van het voorwerp of de faciliteit en de omgeving ervan;

dossiers bestaande uit documenten met verslagen van inlichtingen in verband met complexere gebieden van LOI's;

haalbaarheidsstudies die noodzakelijk zijn om een vooronderzoek van producten te verrichten;

een Geospatial Contingency Support Package (geospatiaal pakket noodsteun) met het accent op evacuatieactiviteiten met behulp van satellietbeelden, aanvullende bronnen en indien mogelijk ondersteunende informatie van het terrein als voornaamste bijdragen;

kaarten van satellietbeelden die relevante en actuele thematische informatie verschaffen over specifieke LOI's;

kaarten van orthobeelden die gerasterde kaarten van satellietbeelden opleveren, inclusief satellietbeelden van specifieke LOI's;

stadskaarten met volledige grondlaaginformatie over een stad op gedetailleerde schaal;

kaartgidsen die het resultaat zijn van analysetechnieken van een geografisch informatiesysteem (GIS), terreinanalyse, de plaats van diensten in stedelijke gebieden enz.;

kaarten die volledige grondlaaginformatie over uitgestrekte gebieden bieden.

steun aan OPCW-personeel op veldmissies: producten op basis van satellietbeelden met het oog op geplande routes (bv. producten op basis van de analyse van routes, waarbij de toestand van het wegennet wordt beoordeeld).

opleiding van OPCW-personeel in de Satcen-gebouwen: technische GEOINT-opleiding, opleiding inzake de ArcGIS-software en opleiding inzake het gebruik van IMINT. Er kan ook worden overwogen opleidingen te organiseren in de gebouwen van de OPCW, indien dit haalbaar wordt geacht.

Steun aan Satcen zal worden verstrekt door het leveren van maximaal vijf FIR's (of een gelijkwaardige inspanning (3)) per week voor de totale duur van het project, als nader beschreven in punt 8.

4.   Verwachte resultaten

De verwachte resultaten van het project zijn:

de toestand van het wegennet is beoordeeld, en met name de wegblokkades en de zones waar het wegverkeer problemen ondervindt, zijn in kaart gebracht;

een betere veiligheid langs de route voor ingezette inspectie- en verificatieteams;

de Syrische verslagen zijn geverifieerd;

de faciliteiten en omgevingen zijn beoordeeld;

een beter situatiebewustzijn voor ingezette inspectie- en verificatieteams;

steun aan het DAT en de FFM is verleend;

een beter vermogen om specifieke faciliteiten en omgevingen te beoordelen;

een versterkte capaciteit van het personeel van de OPCW wat betreft het gebruik van producten via satellietbeelden, het beheren van een databank van satellietbeelden, en het gebruiken van ArcGIS voor het creëren van OPCW-specifieke producten op basis van de analyse van satellietbeelden.

5.   Begunstigden van het project

De OPCW zal de begunstigde zijn van het project voor visueel bewustzijn en veiligheidsbeoordelingen vóór de inzet van teams in Syrië.

Het gezamenlijk OPCW-VN-onderzoeksmechanisme zal ook profiteren van het project, aangezien het een beroep doet op de werkzaamheden van de FFM.

6.   Team voor de uitvoering van het project

Het project zal worden uitgevoerd door de OPCW met medewerking van het Satcen, dat zich in Torrejon de Ardoz (Spanje) bevindt.

Het team voor de uitvoering van het project zal bestaan uit een inhoudelijke functionaris van de OPCW en een projectfunctionaris van het Satcen. Het team voor de uitvoering van het project zal verantwoordelijk zijn voor het beheer van de gehele projectcyclus, met inbegrip van het opzetten van het juridisch, bestuurlijk, monitoring- en controlekader, met het oog op de daadwerkelijke verwezenlijking van de projectresultaten en met het oog op verslaglegging.

7.   Zichtbaarheid van de Unie

Zichtbaarheid van de steun van de Unie tijdens evenementen of vergaderingen van de OPCW: de financiële steun van de Unie wordt vermeld in verslagen van de directeur-generaal van de OPCW en de Uitvoerende Raad over bovengenoemde werkzaamheden. Op alle projectdocumentatie wordt de vlag van de Unie weergegeven. Wanneer een dergelijke weergave de voorrechten en immuniteiten van de OPCW of de veiligheid van het personeel ervan of van de eindbegunstigden in gevaar kan brengen, zullen passende alternatieve regelingen worden getroffen.

8.   Geschatte looptijd

De looptijd van het project wordt geschat op twaalf maanden.

9.   Stuurcomité

Het stuurcomité voor dit project zal worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de EDEO, de OPCW en het Satcen. Het stuurcomité zal de uitvoering van dit besluit regelmatig evalueren, ten minste om de zes maanden, ook met behulp van elektronische communicatiemiddelen.

10.   Verslaglegging

De OPCW zal na zes maanden inhoudelijke verslagen ter beschikking stellen om de vorderingen op weg naar de voltooiing van de projectresultaten te kunnen evalueren. De OPCW zal uiterlijk zes maanden na het einde van de uitvoeringsperiode een narratief verslag en een financieel verslag indienen.


(1)  Satcen Products and Services Portfolio, versie 2.4 — 5 april 2017.

(2)  De gebruikelijke maximale geografische reikwijdte van een LOI is 100 km2.

(3)  De producten van het Satcen zijn „omgezet of vertaald” in gelijkwaardige eenheden op basis van de rechtstreekse kosten voor gegevens en werkdruk die nodig zijn om een product met betrekking tot een FIR tot stand te brengen. Nota aan de leden van de raad van bestuur, „COST RECOVERY historical and proposal for modification of Implementation Procedures” van 30 maart 2017.


13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/61


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/2304 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2017

tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5 in Nederland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 8719)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 3,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aviaire influenza is een virale infectieziekte bij vogels, waaronder pluimvee. Infecties met aviaire-influenzavirussen bij gedomesticeerd pluimvee veroorzaken twee hoofdvormen van de ziekte met een verschillende virulentie. De laagpathogene vorm leidt in de regel slechts tot milde symptomen, terwijl de hoogpathogene vorm bij de meeste pluimveesoorten een zeer hoge sterfte veroorzaakt. Die ziekte kan ernstige gevolgen hebben voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij.

(2)

Aviaire influenza wordt vooral bij vogels aangetroffen, maar onder bepaalde omstandigheden kan de infectie ook bij mensen voorkomen, al is die kans in de regel erg klein.

(3)

Bij een uitbraak van aviaire influenza bestaat het risico dat de ziekteverwekker wordt verspreid naar andere bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden. Dat kan ertoe leiden dat de ziekte zich van de ene lidstaat naar de andere of naar derde landen verspreidt via de handel in levende vogels en producten daarvan.

(4)

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (3) bevat bepaalde preventieve maatregelen inzake het toezicht op en de vroegtijdige detectie van aviaire influenza alsook de minimale bestrijdingsmaatregelen die bij een uitbraak van aviaire influenza onder pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels moeten worden genomen. Die richtlijn voorziet in de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden bij een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza.

(5)

Nederland heeft de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5 in een bedrijf op zijn grondgebied in de provincie Flevoland waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden en heeft onmiddellijk de vereiste maatregelen krachtens Richtlijn 2005/94/EG genomen, waaronder de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden.

(6)

De Commissie heeft die maatregelen in samenwerking met Nederland bestudeerd en heeft geconstateerd dat de grenzen van de door de bevoegde autoriteit in die lidstaat ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden op voldoende afstand liggen van het bedrijf waar de uitbraak is bevestigd.

(7)

Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moeten de in Nederland ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden met betrekking tot hoogpathogene aviaire influenza snel op het niveau van de Unie worden omschreven.

(8)

Dienovereenkomstig moeten, in afwachting van de volgende vergadering van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, de beschermings- en toezichtsgebieden in Nederland, waarin de veterinaire bestrijdingsmaatregelen van Richtlijn 2005/94/EG worden toegepast, in de bijlage bij dit besluit worden opgenomen en moet de duur van die regionalisering worden vastgesteld.

(9)

Dit besluit moet opnieuw worden bekeken tijdens de volgende vergadering van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Nederland ziet erop toe dat de overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden ten minste de gebieden omvatten die in de delen A en B van de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing tot en met 10 januari 2018.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 12 december 2017.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).


BIJLAGE

DEEL A

Beschermingsgebied als bedoeld in artikel 1:

ISO-landencode

Lidstaat

Naam

NL

Nederland

Gebied omvattende:

Biddinghuizen

Vanaf kruising Swifterweg (N710) met Hoge Vaart (water), Hoge Vaart volgen in noordoostelijke richting tot aan Oosterwoldertocht (water).

Oosterwoldertocht volgen in zuidoostelijke richting tot aan Elburgerweg (N309).

Elburgerweg (N309) volgen tot aan de brug in Flevoweg over het Veluwemeer.

Veluwemeer volgen in zuidwestelijke richting tot aan Bijsselseweg.

Bijsselseweg volgen in noordelijke richting tot aan de Spijkweg (N306).

Spijkweg (N306) volgen in noordelijke richting tot aan Strandgaperweg.

Strandgaperweg volgen in westelijke richting tot aan Bremerbergweg (N708).

Bremerbergweg volgen in noordelijke richting tot aan Oldebroekerweg, Oldebroekerweg volgen in noordwestelijke richting tot aan Baan.

Baan volgen in westelijke richting overgaand in Swifterweg (N710).

Swifterweg (N710) volgen in noordelijke richting tot aan Hoge Vaart (water).

DEEL B

Toezichtsgebied als bedoeld in artikel 1:

ISO-landencode

Lidstaat

Naam

NL

Nederland

Gebied omvattende:

Biddinghuizen

Vanaf brug Biddingweg (N710) Lage vaart, Biddingweg volgen in noordelijke richting tot aan Elandweg.

Elandweg volgen in oostelijke richting tot aan Dronterringweg (N307).

Dronterringweg (N307) volgen in zuidoostelijke richting tot aan Rendieerweg.

Rendierweg volgen in noordoostelijke richting tot aan Swiftervaart (water).

Swiftervaart volgen in oostelijke richting tot aan Lage vaart.

Lage vaart volgen in noordelijke richting tot aan Ketelmeer (water).

Ketelmeer volgen in zuidoostelijke overgaand in Vossemeer overgaand in Drontermeer volgen ter hoogte van Geldersesluis.

Geldersesluis volgen in oostelijke richting tot aan Buitendijks.

Buitendijks volgen in zuidoostelijke richting overgaand in Groote Woldweg tot aan Naalderweg.

Naalderweg volgen in oostelijke richting tot aan Kleine Woldweg.

Kleine Woldweg volgen in zuidelijke richting tot aan Zwarteweg.

Zwarteweg volgen in oostelijke richting overgaand in Wittensteinse Allee tot aan Oosterweg.

Oosterweg volgen in zuidelijke richting tot aan Zuiderzeestraatweg (N308).

Zuiderzeestraatweg volgen in westelijke richting tot aan Mheneweg Zuid.

Mheneweg Zuid in zuidelijke richting overgaand in Bongersweg overgaand in Ottenweg tot aan A28.

A28 volgen in zuidwestelijke richting tot aan Ceintuurbaan (N302).

Ceintuurbaan volgen in noordelijke richting overgaand in Knardijk (N302) overgaand in Ganzenweg tot aan Futenweg.

Futenweg volgen in oostelijke richting tot aan Larserweg (N302).

Larserweg (N302) volgen in noordelijke richting Zeebiesweg.

Zeebiesweg volgen in oostelijke richting tot aan Larserringweg.

Larserringweg volgen in noordelijke richting tot aan Lisdoddeweg.

Lisdoddeweg volgen in oostelijke richting tot aan Wiertocht.

Wiertocht volgen in noordelijke richting tot aan Dronterweg.

Dronterweg volgen in oostelijke richting tot aan Biddingweg (N710).