ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 319

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
5 december 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2227 van de Commissie van 30 november 2017 tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen Makói petrezselyemgyökér (BGA)

1

 

*

Verordening (EU) 2017/2228 van de Commissie van 4 december 2017 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten

2

 

*

Verordening (EU) 2017/2229 van de Commissie van 4 december 2017 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten voor lood, kwik, melamine en decoquinaat ( 1 )

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2230 van de Commissie van 4 december 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op trichloorisocyanuurzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2231 van de Commissie van 4 december 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/329 wat betreft de naam van de houder van de vergunning voor 6-fytase ( 1 )

28

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2232 van de Commissie van 4 december 2017 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald schoeisel met bovendeel van leder, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Vietnam en geproduceerd door bepaalde producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China en Vietnam, ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14

30

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2233 van de Commissie van 4 december 2017 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 900/2009 wat betreft de karakterisering van selenomethionine, geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae CNCM I-3399 ( 1 )

78

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2017/2234 van de Raad van 4 december 2017 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2016/2382 tot oprichting van een Europese Veiligheids- en defensieacademie (EVDA)

80

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 van de Commissie van 5 oktober 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Servië ( PB L 258 van 6.10.2017 )

81

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

5.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 319/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2227 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2017

tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen „Makói petrezselyemgyökér” (BGA)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Hongarije tot registratie van de naam „Makói petrezselyemgyökér” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam „Makói petrezselyemgyökér” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam „Makói petrezselyemgyökér” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.6. (Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 252 van 3.8.2017, blz. 14.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


5.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 319/2


VERORDENING (EU) 2017/2228 VAN DE COMMISSIE

van 4 december 2017

tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (1), en met name artikel 31, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verscheidene lidstaten hebben recentelijk gewezen op veiligheidsproblemen in verband met het gebruik in cosmetische producten van pindaolie en extracten en derivaten daarvan. Er is bezorgdheid geuit over het mogelijk optreden van sensibilisatie voor pinda's als gevolg van blootstelling via de huid aan pindaolie door het gebruik van cosmetische producten.

(2)

Het Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid (WCCV) heeft die bezorgdheid in zijn herzien advies van 23 september 2014 (2) onderkend. In dat advies concludeerde het WCCV dat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een veilig niveau van blootstelling via de huid voor het niet-gesensibiliseerde deel van de bevolking vast te stellen. Het WCCV voegde daaraan toe dat, gezien de gedocumenteerde veilige niveaus voor de orale inname van pinda-eiwitten door gesensibiliseerde personen en gezien het feit dat de bedrijfstak in staat is pindaolie te raffineren tot het gehalte aan eiwitten 0,5 ppm of minder bedraagt, die waarde echter kan worden aanvaard als de maximaal toelaatbare concentratie in (geraffineerde) pindaolie en extracten en derivaten daarvan voor gebruik in cosmetische producten.

(3)

Verscheidene lidstaten hebben ook gewezen op veiligheidsproblemen in verband met cosmetische producten die gehydrolyseerde tarwe-eiwitten bevatten. Er is een aantal gevallen gemeld van door dergelijke cosmetische producten veroorzaakte contacturticaria, gevolgd door anafylactische shock na de inname van levensmiddelen met tarwe-eiwitten.

(4)

Volgens het herzien advies van het WCCV van 22 oktober 2014 (3) is het gebruik van gehydrolyseerde tarwe-eiwitten in cosmetische producten veilig voor de consument, mits de gemiddelde molecuulmassa van de peptiden in hydrolysaten maximaal 3,5 kDa bedraagt.

(5)

In het licht van de door het WCCV uitgebrachte adviezen vormen het gebruik van cosmetische producten die pindaolie of extracten of derivaten daarvan bevatten en het gebruik van cosmetische producten die gehydrolyseerde tarwe-eiwitten bevatten een potentieel risico voor de gezondheid van de mens. Om te waarborgen dat dergelijke cosmetische producten veilig zijn voor de menselijke gezondheid, is het passend een maximale concentratie van 0,5 ppm voor pinda-eiwitten in in cosmetische producten gebruikte pindaolie en extracten en derivaten daarvan vast te stellen, en om de gemiddelde molecuulmassa van de peptiden in in cosmetische producten gebruikte gehydrolyseerde tarwe-eiwitten tot maximaal 3,5 kDa te beperken.

(6)

De bedrijven moeten voldoende tijd krijgen om hun productformuleringen aan te passen zodat deze aan de nieuwe voorschriften voldoen, teneinde te waarborgen dat alleen producten die in overeenstemming zijn met die voorschriften in de handel worden gebracht. De bedrijven moeten eveneens voldoende tijd krijgen om producten die niet in overeenstemming zijn met de nieuwe voorschriften uit de handel te nemen.

(7)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Vanaf 25 september 2018 mogen cosmetische producten die een of meer van de stoffen waarvoor krachtens deze verordening een beperking geldt, bevatten en die niet aan de in deze verordening vastgestelde beperkingen voldoen, niet in de Unie in de handel worden gebracht.

Vanaf 25 december 2018 mogen cosmetische producten die een of meer van de stoffen waarvoor krachtens deze verordening een beperking geldt, bevatten en die niet aan de in deze verordening vastgestelde beperkingen voldoen, niet in de Unie op de markt worden aangeboden.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 december 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.

(2)  SCCS/1526/14.

(3)  SCCS/1534/14.


BIJLAGE

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 worden de volgende twee vermeldingen toegevoegd aan de tabel:

Referentienummer

Identiteit van de stof

Beperkingen

Te vermelden gebruiksvoorwaarden en waarschuwingen

Chemische benaming/INN

Naam volgens de woordenlijst van gemeenschappelijke benamingen van ingrediënten

CAS-nummer

EG-nummer

Producttype, lichaamsdelen

Maximumconcentratie in het gebruiksklare product

Andere

a

b

c

d

e

f

g

h

i

X

Pindaolie, extracten en derivaten

Arachis Hypogaea Oil

8002-03-7

232-296-4

 

 

Maximale concentratie van pinda-eiwitten: 0,5 ppm (*1)

 

Arachis Hypogaea Seedcoat Extract

8002-03-7

232-296-4

Arachis Hypogaea Flour

8002-03-7

232-296-4

Arachis Hypogaea Fruit Extract

8002-03-7

232-296-4

Arachis Hypogaea Sprout Extract

 

 

Hydrogenated Peanut Oil

68425-36-5

270-350-9

Peanut Acid

91051-35-3

293-087-1

Peanut Glycerides

91744-77-3

294-643-6

Peanut Oil PEG-6 Esters

68440-49-3

 

Peanutamide MEA

93572-05-5

297-433-2

Peanutamide MIPA

 

 

Potassium Peanutate

61789-56-8

263-069-8

Sodium Peanutamphoacetate

 

 

Sodium Peanutate

61789-57-9

263-070-3

Sulfated Peanut Oil

73138-79-1

277-298-6

Y

Gehydrolyseerd tarwe-eiwit

Hydrolyzed Wheat Protein

94350-06-8 / 222400-28-4 / 70084-87-6 / 100209-50-5

305-225-0

 

 

Maximale gemiddelde molecuulmassa van de peptiden in hydrolysaten: 3,5 kDa (*2)

 

309-358-5


(*1)  Vanaf 25 september 2018 mogen cosmetische producten die pindaolie, extracten en derivaten bevatten en die niet aan deze beperking voldoen, niet in de Unie in de handel worden gebracht. Vanaf 25 december 2018 mogen cosmetische producten die pindaolie, extracten en derivaten bevatten en die niet aan deze beperking voldoen, niet in de Unie op de markt worden aangeboden.

(*2)  Vanaf 25 september 2018 mogen cosmetische producten die gehydrolyseerde tarwe-eiwitten bevatten en die niet aan deze beperking voldoen, niet in de Unie in de handel worden gebracht. Vanaf 25 december 2018 mogen cosmetische producten die gehydrolyseerde tarwe-eiwitten bevatten en die niet aan deze beperking voldoen, niet in de Unie op de markt worden aangeboden.


5.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 319/6


VERORDENING (EU) 2017/2229 VAN DE COMMISSIE

van 4 december 2017

tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten voor lood, kwik, melamine en decoquinaat

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (1), en met name artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/32/EG verbiedt het gebruik van producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren en waarvan het gehalte aan ongewenste stoffen de in bijlage I bij die richtlijn vastgestelde maximumgehalten overschrijdt.

(2)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft een wetenschappelijk advies uitgebracht over de veiligheid en de doeltreffendheid van koper(I)oxide als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten (2). Uit het advies blijkt dat de gehalten aan lood in koper(I)oxide in bepaalde gevallen de huidige EU-maximumgehalten voor lood overschrijden, maar dat de aangetroffen gehalten geen veiligheidsrisico opleveren omdat de dieren door het gebruik van dat toevoegingsmiddel minder aan lood zouden worden blootgesteld dan wanneer andere met het Unierecht conforme koperverbindingen werden gebruikt. Volgens de verstrekte gegevens is het maximumgehalte voor lood in toevoegingsmiddelen voor diervoeding behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen” door toepassing van goede productiepraktijken voor koper(I)oxide niet constant haalbaar. Het maximumgehalte voor lood in koper(I)oxide dient te worden aangepast.

(3)

Veel neven- en bijproducten van de levensmiddelenindustrie die als voeder voor gezelschapsdieren bestemd zijn, worden voornamelijk verkregen uit tonijn. De huidige maximumgehalten aan kwik voor die neven- en bijproducten liggen onder het maximumgehalte aan kwik dat van toepassing is op tonijn voor menselijke consumptie, waardoor er een ontoereikend aanbod ontstaat aan dergelijke neven- en bijproducten die voldoen aan het maximumgehalte aan kwik voor gebruik in voeder voor gezelschapsdieren. Derhalve dient het maximumgehalte voor kwik in vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten die bestemd zijn voor de productie van mengvoeders voor honden, katten, siervissen en pelsdieren te worden aangepast, met behoud van een hoog niveau van bescherming van de diergezondheid.

(4)

De EFSA heeft een wetenschappelijk advies uitgebracht over de veiligheid en de doeltreffendheid van guanidinoazijnzuur (GAA) voor mestkippen, fokkippen en hanen, en varkens (3). Volgens de specificatie bevat het toevoegingsmiddel guanidinoazijnzuur melamine als onzuiverheid tot 20 mg/kg. De EFSA heeft geconcludeerd dat de bijdrage van GAA aan het melaminegehalte in diervoeding geen reden tot bezorgdheid is. Het maximumgehalte voor melamine in diervoeding is vastgesteld in Richtlijn 2002/32/EG. Er is voor GAA nog geen maximumgehalte aan melamine vastgesteld. Derhalve dient een maximumgehalte voor melamine in GAA te worden vastgesteld.

(5)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 291/2014 van de Commissie (4) is de wachttijd voor decoquinaat van drie tot nul dagen verkort. Bijgevolg moet de bepaling inzake de niet te voorkomen versleping van decoquinaat naar eindvoeders voor mestkippen worden geschrapt.

(6)

Richtlijn 2002/32/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 december 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10.

(2)  FEEDAP-panel van de EFSA (EFSA Panel on Additives and Products or Substances used in Animal Feed), 2016. Scientific opinion on the safety and efficacy of copper (I) oxide as feed additive for all animal species. EFSA Journal 2016;14(6):4509, 19 blz. doi:10.2903/j.efsa.2016.4509 http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.2903/j.efsa.2016.4509/epdf

(3)  FEEDAP-panel van de EFSA (EFSA Panel on Additives and Products or Substances used in Animal Feed), 2016. Scientific opinion on the safety and efficacy of guanidinoacetic acid for chickens for fattening, breeder hens and roosters, and pigs. EFSA Journal 2016;14(2):4394, 39 blz. doi:10.2903/j.efsa.2016.4394 http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.2903/j.efsa.2016.4394/epdf

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 291/2014 van de Commissie van 21 maart 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1289/2004 wat betreft de wachttijd en maximumresidugehalten van het toevoegingsmiddel decoquinaat (PB L 87 van 22.3.2014, blz. 87).


BIJLAGE

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 4 van afdeling I, „Lood”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

„4.

Lood (12)

Voedermiddelen

met uitzondering van:

10

groenvoeder (3);

30

fosfaten en koolzure algenkalk;

15

calciumcarbonaat; koolzure magnesiavoederkalk (calciummagnesiumcarbonaat) (10);

20

gist.

5

Toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”

met uitzondering van:

100

zinkoxide;

400

mangaan(II)oxide, ijzer(II)carbonaat, koper(II)carbonaat, koper(I)oxide.

200

Toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorende tot de functionele groepen „Bindmiddelen” en „Antiklontermiddelen”

met uitzondering van:

30

clinoptiloliet van vulkanische oorsprong; natroliet-fonoliet.

60

Voormengsels (6)

200

Aanvullende diervoeders

met uitzondering van:

10

minerale diervoeders;

15

formuleringen met langdurige afgifte voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel en een concentratie sporenelementen die meer dan honderd keer hoger is dan het vastgestelde maximumgehalte voor volledige diervoeders.

60

Volledige diervoeders

5”

2)

Punt 5 van afdeling I, „Kwik”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

„5.

Kwik (4)

Voedermiddelen

met uitzondering van:

0,1

vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten die bestemd zijn voor de productie van mengvoeders voor voedselproducerende dieren;

0,5

tonijn (Thunnus spp., Euthynnus spp., Katsuwonus pelamis) en daarvan afgeleide producten die bestemd zijn voor de productie van mengvoeders voor honden, katten, siervissen en pelsdieren;

1,0 (13)

vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten, anders dan tonijn en daarvan afgeleide producten, die bestemd zijn voor de productie van mengvoeders voor honden, katten, siervissen en pelsdieren;

0,5 (13)

calciumcarbonaat; koolzure magnesiavoederkalk (calciummagnesiumcarbonaat) (10).

0,3

Mengvoeders

met uitzondering van:

0,1

minerale diervoeders;

0,2

mengvoeders voor vis;

0,2

mengvoeders voor honden, katten, siervissen en pelsdieren.

0,3”

3)

Eindnoot 13 bij afdeling I, „Anorganische verontreinigende stoffen en stikstofverbindingen”, wordt vervangen door:

„(13)

Het maximumgehalte geldt op basis van vers gewicht.”.

4)

Punt 7 van afdeling I, „Melamine”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

„7.

Melamine (9)

Diervoeders

met uitzondering van:

2,5

blikvoeder voor gezelschapsdieren;

2,5 (11)

de volgende toevoegingsmiddelen voor diervoeding:

 

guanidinoazijnzuur (GAA);

20

ureum;

biureet.

—”

5)

Punt 1 van afdeling VII, „Decoquinaat”, wordt vervangen door:

Coccidiostatica

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren (1)

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

„1.

Decoquinaat

Voedermiddelen

0,4

Mengvoeders voor:

 

legpluimvee en opfokleghennen (> 16 weken);

0,4

andere diersoorten.

1,2

Voormengsels voor gebruik in diervoeders waarin het gebruik van decoquinaat niet toegestaan is

(2)”


5.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 319/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2230 VAN DE COMMISSIE

van 4 december 2017

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op trichloorisocyanuurzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   DE PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Naar aanleiding van een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1631/2005 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op trichloorisocyanuurzuur („TCCA”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) en de Verenigde Staten van Amerika („VS”). De maatregelen ten aanzien van China werden genomen in de vorm van een individueel recht ad valorem, variërend van 7,3 % tot 40,5 %, met een residueel recht van 42,6 %.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 855/2010 (3) heeft de Raad het individuele recht voor één onderneming van 14,1 % naar 3,2 % verlaagd.

(3)

Na een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen („eerste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”), dat uitsluitend gericht was op de invoer van TCCA van oorsprong uit de VRC, heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011 (4) het antidumpingrecht op TCCA van oorsprong uit de VRC met nog eens vijf jaar verlengd.

(4)

De Commissie heeft op respectievelijk 28 augustus 2013 en 1 juli 2014 twee nieuwe onderzoeken ten behoeve van een nieuwe exporteur geopend. De Commissie heeft bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 569/2014 (5) een individueel recht van 32,8 % ingesteld op TCCA dat vervaardigd wordt door een nieuwe Chinese producent-exporteur (6). De andere Chinese producent-exporteur (7) trok zijn verzoek formeel in en bijgevolg beëindigde de Commissie het onderzoek bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/392 (8).

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(5)

Na de bekendmaking van het bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden komen te vervallen (9), heeft de Commissie een verzoek ontvangen om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de geldende maatregelen te openen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (10).

(6)

Het verzoek werd door twee producenten in de Unie ingediend: Ercros SA en Inquide SA („de indieners van het verzoek”), die in 2015 meer dan 50 % van de totale geschatte productie van TCCA in de Unie vertegenwoordigden.

(7)

Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de geldende maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot voortzetting van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie.

3.   Opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(8)

Aangezien de Commissie tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was, heeft zij op 20 december 2016 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (11) („bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

4.   Onderzoek

4.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(9)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2015 tot en met 30 september 2016 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2013 tot het einde van het TNO („de beoordelingsperiode”).

4.2.   Bij het onderzoek betrokken partijen

(10)

De Commissie heeft de indieners van het verzoek, de andere haar bekende producent in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs in de VRC, de haar bekende betrokken importeurs, handelaars, gebruikers en verenigingen alsmede de vertegenwoordigers van de VRC van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld.

(11)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Geen enkele partij heeft zich gemeld en verzocht om een hoorzitting in de fase van opening van het onderzoek.

4.3.   Steekproeven

(12)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij voornemens was om een steekproef van producenten-exporteurs en niet-verbonden importeurs samen te stellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening, wanneer een groot aantal van hen zich zou melden.

Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(13)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle haar bekende producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van de VRC bij de EU verzocht mogelijke andere Chinese producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen.

(14)

Bij de opening van het onderzoek nam de Commissie contact op met 27 haar bekende Chinese producenten-exporteurs. Geen enkele producent-exporteur in de VRC heeft het steekproefformulier ingevuld of besloten zijn medewerking te verlenen aan het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. Bijgevolg was er in deze procedure geen steekproef van Chinese producenten-exporteurs nodig.

Steekproef van niet-verbonden importeurs

(15)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, werd alle de Commissie bekende importeurs/distributeurs (in totaal 14) verzocht het bij het bericht van opening gevoegde steekproefformulier in te vullen.

(16)

Slechts vijf importeurs hebben het steekproefformulier ingevuld. Bijgevolg werd een steekproef niet nodig geacht.

4.4.   Vragenlijsten en controles ter plaatse

(17)

De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen, ingewonnen en gecontroleerd.

(18)

De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan de twee haar bekende producenten in het referentieland (Japan), de 3 haar bekende producenten in de Unie, 2 niet-verbonden importeurs en 39 haar bekende gebruikers in de Unie.

(19)

De twee producenten in het referentieland, twee producenten in de Unie (12) en één niet-verbonden importeur hebben de vragenlijst volledig ingevuld.

(20)

De Commissie heeft bij de volgende ondernemingen een controle ter plaatse verricht:

a)

producenten in de Unie (13):

Ercros SA, Barcelona, Spanje;

b)

importeurs:

Diasa Industrial, Calahorra, Spanje;

c)

producenten in het referentieland met een markteconomie:

Nissan Chemical Industries Ltd, Japan,

Shikoku Chemicals Corporation, Japan.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(21)

Het betrokken product is TCCA en bereidingen daarvan, ook bekend onder de algemene internationale benaming (INN) „symcloseen”, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 2933 69 80 en ex 3808 94 20 (Taric-codes 2933698070, 3808942020), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

(22)

Het chemisch product TCCA is een organisch breedspectrumontsmettings- en bleekmiddel op basis van chloor, met name om het water in zwembaden en wellnessruimten te ontsmetten. Andere toepassingen zijn bijvoorbeeld de waterbehandeling in septische tanks of koeltorens en de reiniging van keukenapparatuur. TCCA wordt verkocht in de vorm van poeder, korrels, tabletten of chips. Alle vormen van TCCA en bereidingen daarvan hebben dezelfde basiseigenschappen (ontsmettingsmiddel) en worden bijgevolg als één enkel product beschouwd.

2.   Soortgelijk product

(23)

Vastgesteld is dat het betrokken product, het soortgelijke product dat in Japan — het referentieland — wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht alsmede het soortgelijke product dat door de bedrijfstak van de Unie in de Unie wordt geproduceerd en daar ook wordt verkocht, dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt.

(24)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat deze producten soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening zijn.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

(25)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC waarschijnlijk is indien de geldende maatregelen komen te vervallen.

1.   Medewerking van de VRC

(26)

Alle de Commissie bekende Chinese producenten-exporteurs werden bij de opening van het nieuwe onderzoek uitgenodigd om zich te melden en het bij het bericht van opening gevoegde steekproefformulier in te vullen. Geen enkele Chinese onderneming meldde zich echter in het kader van de opening van het nieuwe onderzoek en/of besloot haar medewerking te verlenen aan het verdere verloop van de procedure.

(27)

De Vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie werd bij verbale nota in kennis gesteld van het feit dat de Commissie in deze omstandigheden voornemens was om haar bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens te baseren. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

(28)

Bijgevolg werden de bevindingen met betrekking tot de voortzetting of herhaling van dumping gebaseerd op de informatie in het verzoek om het nieuwe onderzoek, de statistieken van Eurostat, de in overeenstemming met artikel 14, lid 6, opgerichte databank, de Chinese exportdatabank en de marktverwachtingen van de medewerkende producenten in het referentieland.

2.   Dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

2.1.   Derde land met een markteconomie

(29)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde vastgesteld op basis van de op de binnenlandse markt betaalde of te betalen prijzen of de door berekening vastgestelde waarde in een geschikt derde land met een markteconomie (het „referentieland”).

(30)

Zowel in het oorspronkelijke onderzoek als in het eerste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen koos de Commissie Japan als referentieland voor het vaststellen van de normale waarde. Na het verzoek om een nieuw onderzoek deelde de Commissie de belanghebbenden in het bericht van opening mee dat zij opnieuw de intentie had Japan als referentieland te gebruiken. Bovendien werd in het bericht van opening vermeld dat andere producenten uit landen met een markteconomie onder meer in de VS gevestigd kunnen zijn. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

(31)

De Commissie heeft contact opgenomen met alle haar bekende producenten-exporteurs, namelijk twee in Japan en drie in de VS. Geen van de ondernemingen in de VS stemde erin toe om medewerking te verlenen aan het onderzoek. De twee Japanse bedrijven, Nissan Chemical Industries Ltd en Shikoku Chemicals Corporation, stemden erin toe om medewerking te verlenen aan het onderzoek en vulden de vragenlijst in, die vervolgens ter plaatse gecontroleerd werd.

(32)

Japan heeft een vrij grote binnenlandse markt (14) voor TCCA met een bevredigende mate van mededinging. Er zijn ten minste drie concurrerende binnenlandse producenten (15) in Japan en tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd 15 % van de markt gedekt door invoer (16). Er zijn geen hoge douanerechten die het land beschermen (17). Ten slotte heeft Japan geen handelsbeschermingsmaatregelen ten aanzien van de invoer van TCCA ingesteld.

(33)

In het licht van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat Japan een geschikt referentieland was in de zin van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

2.2.   Chinese producenten-exporteurs zonder BMO

(34)

Wegens het gebrek aan medewerking uit de VRC werd de dumping berekend zonder onderscheid te maken tussen de productsoorten.

a)   Normale waarde

(35)

De normale waarde voor de producenten-exporteurs zonder BMO werd vastgesteld op basis van de ter plaatse bij de twee medewerkende producenten in Japan gecontroleerde gegevens.

(36)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of het totale volume van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers door de medewerkende producenten in het referentieland tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek representatief was. Hiertoe werd hun gecombineerde binnenlandse verkoopvolume vergeleken met het totale volume van het betrokken product dat in dezelfde periode door Chinese producenten-exporteurs zonder BMO naar de Unie werd uitgevoerd. Op die basis heeft de Commissie vastgesteld dat het soortgelijke product in representatieve hoeveelheden werd verkocht op de binnenlandse markt van Japan.

(37)

De Commissie heeft daarna met betrekking tot de producenten in het referentieland onderzocht of de verkoop van het product op de binnenlandse markt kon worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

(38)

Bij het onderzoek of de verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, bleek dat minder dan 80 % van het totale binnenlandse verkoopvolume is verkocht tegen een nettoprijs gelijk aan of hoger dan de berekende productiekosten (productiekosten plus VAA-kosten), zodat de normale waarde alleen op basis van de prijzen van de winstgevende binnenlandse transacties werd vastgesteld.

b)   Uitvoerprijs

(39)

Bij gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs werd de gemiddelde uitvoerprijs voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgesteld op basis van de overeenkomstig artikel 14, lid 6, opgerichte databank.

c)   Vergelijking

(40)

De normale waarde en de gemiddelde Chinese uitvoerprijs zoals hierboven bepaald, zijn vergeleken in het stadium af-fabriek.

(41)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast voor verschillen die van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Hiertoe werd de normale waarde gecorrigeerd voor kosten voor binnenlands vervoer en verlading (8 % tot 13 %). De uitvoerprijs werd gecorrigeerd voor kosten voor vervoer over zee en binnenlands vervoer op basis van de ramingen in het verzoek om een nieuw onderzoek (variërend van 3 % tot 8 %).

d)   Dumpingmarge van de Chinese producenten-exporteurs zonder BMO

(42)

De aldus vastgestelde dumpingmarge voor de Chinese producenten-exporteurs zonder BMO kwam uit op 80,2 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

2.3.   Chinese producenten-exporteurs met BMO

a)   Normale waarde

(43)

De normale waarde voor de producenten-exporteurs met BMO werd gebaseerd op de productiekosten in de VRC, zoals geraamd in het verzoek om een nieuw onderzoek.

b)   Uitvoerprijs

(44)

De uitvoerprijs werd vastgesteld op basis van de prijzen van de uitvoer van de drie BMO-ondernemingen naar de Unie, zoals opgenomen in de overeenkomstig artikel 14, lid 6, opgerichte databank.

c)   Vergelijking

(45)

De normale waarde en de gemiddelde Chinese uitvoerprijs zoals hierboven bepaald, zijn vergeleken in het stadium af-fabriek.

(46)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast voor verschillen die van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Daartoe werd de uitvoerprijs op basis van de ramingen in het verzoek om een nieuw onderzoek gecorrigeerd voor kosten voor vervoer over zee en binnenlands vervoer (variërend van 3 % tot 8 %).

d)   Dumpingmarge van de Chinese producenten-exporteurs met BMO

(47)

De verkregen dumpingmarges waren 49,4 % voor Hebei Jiheng Chemical Co. Limited, 49,2 % voor Heze Huayi Chemical Co. Limited en 37,4 % voor Puyang Cleanway Chemicals Limited.

2.4.   Conclusie over dumping tijdens het TNO

(48)

De Commissie heeft vastgesteld dat de Chinese producenten-exporteurs tijdens het nieuwe onderzoek TCCA naar de Unie bleven uitvoeren tegen dumpingprijzen.

3.   Bewijsmateriaal waaruit blijkt dat voortzetting van dumping waarschijnlijk is

(49)

De Commissie heeft onderzocht of het waarschijnlijk is dat de dumping zou worden voortgezet indien de maatregelen zouden komen te vervallen. De Commissie heeft daarbij naar de Chinese reservecapaciteit, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en het gedrag van de Chinese exporteurs op de markten van derde landen gekeken.

a)   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(50)

In het eerste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd de reservecapaciteit voor de productie van TCCA in de VRC geschat op 180 000 ton per jaar (18). Volgens het verzoek om een nieuw onderzoek werd de totale Chinese productiecapaciteit in 2015 geschat op 278 000 ton (19). De Chinese productie in het TNO werd geschat op ongeveer 145 000 ton, waarvan 125 000 ton uitvoer (20) en naar schatting 20 000 ton binnenlands verbruik (21). Dit levert een jaarlijkse reservecapaciteit op van ongeveer 130 000 ton, wat bijna drie keer het verbruik in de Unie is, zoals vastgesteld in de onderstaande tabel 1. Een van de Japanse producenten in het referentieland kwam op basis van zijn marktgegevens tot een gematigdere raming van de reservecapaciteit in de VRC van ongeveer 50 000 ton per jaar. Deze gegevens konden echter niet worden gecontroleerd. Het lijdt op basis van de beschikbare gegevens in elk geval geen twijfel dat de Chinese reservecapaciteit van TCCA aanzienlijk is en het totale verbruik in de Unie (variërend van ongeveer 41 000 tot 48 000 ton tussen 2013 en het einde van het TNO) duidelijk overschrijdt.

b)   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en gedrag van de Chinese exporteurs op markten van derde landen

(51)

De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie komt tot uitdrukking in het feit dat ondanks de geldende antidumpingmaatregelen de Chinese uitvoer naar de Unie bleef uitbreiden. De VRC voerde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 28 000 ton TCCA uit naar de Unie, vergeleken met 21 500 ton in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek.

(52)

De markt van de Unie is na die van de VS de op een na grootste markt voor TCCA ter wereld, hetgeen betekent dat die aantrekkelijk is op grond van de grootte ervan (omvang van verkoopmogelijkheden).

(53)

De Commissie constateerde op basis van de Chinese exportdatabank dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ongeveer 23 % van de Chinese uitvoer voor de Unie was bestemd. Bij een vergelijking van de gemiddelde uitvoerprijzen (fob VRC) stelde de Commissie vast dat ongeveer 47 % van de Chinese hoeveelheden die werden verkocht naar de rest van de wereld, verkocht werd tegen gemiddelde prijzen die lager waren dan de gemiddelde prijs bij uitvoer naar de Unie (22). Deze uitvoerhoeveelheden komen overeen met 46 100 ton, d.w.z. een volume in de orde van grootte van het totale verbruik in de Unie. Bovendien stelde de Commissie op basis van de Chinese exportdatabank tevens vast dat het overgrote deel van deze verkoop (ongeveer 85 %, wat overeenkomt met 40 000 ton) geschiedde door de Chinese producenten-exporteurs zonder BMO (d.w.z. ondernemingen waarvoor momenteel de hoogste antidumpingrechten gelden op de markt van de Unie). Het is dus waarschijnlijker dat deze hoeveelheden worden verlegd naar de markt van de Unie zodra de maatregelen komen te vervallen, aangezien voor hen de afschaffing van de relatief hoge antidumpingrechten een nog sterkere stimulans vormt.

(54)

De Commissie kwam op basis van het bovenstaande tot de conclusie dat de markt van de Unie zowel wat de prijzen als wat de omvang ervan betreft, een aantrekkelijke markt was voor Chinese producenten-exporteurs van TCCA, en dat ten minste 40 000 ton tegen dumpingprijzen verkocht TCCA uit de VRC naar alle waarschijnlijkheid naar de markt van de Unie zou worden verlegd zodra de huidige antidumpingmaatregelen worden afgeschaft.

c)   Conclusie inzake dumping en de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping

(55)

Uit het onderzoek is gebleken dat de Chinese producenten-exporteurs TCCA tegen dumpingprijzen naar de markt van de Unie bleven verkopen. De Commissie heeft tevens vastgesteld dat de VRC over een aanzienlijke reservecapaciteit van het betrokken product beschikt. Tot slot blijft de markt van de Unie dankzij de grote omvang ervan en de relatief hoge prijzen aantrekkelijk voor de Chinese producenten-exporteurs.

D.   SCHADE

1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(56)

Het soortgelijke product werd tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek door drie producenten in de Unie vervaardigd (23).

(57)

De Commissie stelde in de loop van het onderzoek vast dat een van deze producenten, Inquide S.A.U., niet als onderdeel van de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening mag worden beschouwd, aangezien deze producent zelf een netto-importeur van het naar beweerd met dumping ingevoerde product was. Uit de in het antwoord op de vragenlijst verstrekte gegevens bleek dat deze onderneming het betrokken product invoerde, dat de ingevoerde hoeveelheden groter waren dan de hoeveelheden die in de Unie werden geproduceerd, en dat deze invoer niet tijdelijk van aard was.

(58)

Tegen deze achtergrond besloot de Commissie om deze onderneming niet als onderdeel van de bedrijfstak van de Unie te beschouwen. Praktisch gezien houdt dit besluit in dat de gegevens met betrekking tot de onderneming buiten beschouwing werden gelaten bij de vaststelling van de voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie relevante schade-indicatoren. De verkoophoeveelheden van Inquide S.A.U. werden evenwel in aanmerking genomen voor de vaststelling van het totale verbruik in de Unie.

(59)

Als gevolg van de uitsluiting van Inquide S.A.U. en met het oog op de eerbiediging van vertrouwelijke zakelijke informatie wordt informatie over de twee betrokken producenten in de Unie in geïndexeerde vorm of als orde van grootte gepresenteerd.

2.   Verbruik in de Unie

(60)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld op basis van de gecontroleerde verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie, de gecontroleerde verkoophoeveelheden van Inquide S.A.U. en de volgens de gegevens van Eurostat op de markt van de Unie ingevoerde hoeveelheden (Taric-niveau).

(61)

Het verbruik in de Unie heeft zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 1

Verbruik in de Unie

 

2013

2014

2015

TNO

Volume (ton)

41 217

44 446

44 637

48 662

Index (2013 = 100)

100

108

108

118

Bron: Eurostat (Comext), gegevens verstrekt door de bedrijfstak van de Unie

(62)

Het verbruik in de Unie nam voortdurend toe en is tussen 2013 en het einde van het TNO in totaal met 18 % gestegen. Dit had verregaande gevolgen voor bepaalde schade-indicatoren, zoals hieronder nader wordt beschreven.

3.   Invoer uit het betrokken land

3.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit de Volksrepubliek China

(63)

De invoer in de Unie uit de VRC heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Volume en marktaandeel van de invoer uit de VRC

 

2013

2014

2015

TNO

Volume van de invoer (MT)

17 021

23 457

22 589

28 095

Index (2013 = 100)

100

138

133

165

Marktaandeel (%)

41,3

52,8

50,6

57,7

Bron: Eurostat (Comext)

(64)

De invoer van TCCA uit de VRC is in zijn geheel genomen in de beoordelingsperiode zowel in absolute cijfers als wat het marktaandeel betreft, toegenomen. De enige kleine uitzondering hierop was in 2015, toen de ingevoerde hoeveelheden zelfs licht daalden ten opzichte van het voorgaande jaar, als weerspiegeling van het stagnerend verbruik op de markt van de Unie in dat jaar, zoals aangegeven in tabel 1. Deze daling van de invoer werd op haar beurt gevolgd door een opmerkelijk herstel van de invoer in het TNO (meer dan 24 % ten opzichte van 2015). Alles bij elkaar genomen werd de dynamische toename van het verbruik zoals vermeld in tabel 1 bijna uitsluitend geabsorbeerd door de stijgende invoer uit de VRC.

(65)

Tegelijkertijd nam het marktaandeel van de invoer uit de VRC sinds 2013 aanzienlijk toe, waarmee een aanzienlijke stijging van meer dan 16 procentpunten tussen 2013 en het einde van het TNO werd geconsolideerd.

3.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(66)

De gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC

 

2013

2014

2015

TNO

Gemiddelde cif-prijs, grens Unie (EUR/ton)

1 262

1 174

1 445

1 308

Index (2013 = 100)

100

93

115

104

Bron: Eurostat (Comext)

(67)

De gemiddelde prijzen bij invoer uit de VRC schommelden enigszins in de beoordelingsperiode en lieten een totale stijging van 4 % zien. Deze ontwikkeling weerspiegelt tot op zekere hoogte de schommelingen van jaar tot jaar in het productassortiment (24).

(68)

De gegevens uit de Chinese exportdatabank (25) brachten echter een ander patroon van prijsstelling aan het licht. In de referentieperiode nam de gemiddelde prijs van TCCA bij uitvoer naar de Unie in USD namelijk met 9 % af. Dit wijst erop dat de prijsstijging een gevolg was van schommelingen van wisselkoersen, en niet zozeer een weerspiegeling van het prijsgedrag van de Chinese producenten-exporteurs op de markt van de Unie, zoals in eerste instantie bleek uit de gegevens van Eurostat.

(69)

De prijzen van de invoer uit de VRC lagen tijdens de hele beoordelingsperiode, met uitzondering van 2015, onder de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Voor de vaststelling van de omvang van de prijsonderbieding heeft de Commissie haar berekening gebaseerd op de gemiddelde cif-prijzen bij uitvoer uit de VRC die zij van Eurostat heeft verkregen, met de nodige correcties naar boven voor douanerechten en kosten na invoer (26). De prijzen van het betrokken product werden vergeleken met de gewogen gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau van de prijzen af fabriek.

(70)

Uit de vergelijking is gebleken dat de invoer uit de VRC de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het TNO met 2 % tot 4 % onderbood, het geldende antidumpingrecht buiten beschouwing gelaten.

4.   Invoer uit andere derde landen

4.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit andere derde landen

(71)

In de volgende tabel wordt weergegeven hoe de omvang en het marktaandeel van de invoer in de Unie uit andere derde landen dan de VRC zich in de beoordelingsperiode hebben ontwikkeld:

Tabel 4

Invoer uit andere derde landen

 

2013

2014

2015

TNO

Volume (ton)

659

853

655

1 874

Marktaandeel (%)

1,6

1,9

1,5

3,9

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 466

1 359

1 706

1 438

Bron: Eurostat (Comext)

(72)

De invoer in de Unie uit andere landen dan de VRC was qua omvang en marktaandeel in de periode 2013-2015 verwaarloosbaar en nam in het TNO in procentpunten licht toe. Met betrekking tot het niveau van de prijzen van deze invoer kunnen tot op zekere hoogte schommelingen van jaar tot jaar in het productassortiment worden waargenomen. Er moet echter op worden gewezen dat de gemiddelde prijs bij invoer uit andere derde landen nooit zo laag was als de Chinese prijzen.

5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

5.1.   Algemene opmerkingen

(73)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(74)

Voor de vaststelling van schade heeft de Commissie geen onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren, omdat de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening slechts uit twee producenten bestaat. De Commissie heeft de economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens met betrekking tot deze twee producenten, met uitzondering van de investeringen en het rendement van investeringen die als gevolg van een gebrek aan gegevens alleen betrekking hebben op een van de twee ondernemingen.

(75)

De economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, werkgelegenheid, productiviteit, loonkosten, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping, verkoopprijzen per eenheid, kosten per eenheid, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. Zij worden als volgt geanalyseerd.

5.2.   Schade-indicatoren

5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(76)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2013

2014

2015

TNO

Productievolume — Index

100

113

129

132

Productiecapaciteit — Index

100

115

120

120

Bezettingsgraad — Index

100

98

107

110

Bron: Gegevens verstrekt door de bedrijfstak van de Unie (2013 = 100)

(77)

Sinds 2013 hebben de producenten in de Unie hun geproduceerde hoeveelheden en hun geïnstalleerde capaciteit geleidelijk opgevoerd, als reactie op de toenemende vraag, zoals vermeld in de bovenstaande tabel 1. De bedrijfstak van de Unie heeft sinds 2015 nagenoeg op volle capaciteit gewerkt. Dit optimale gebruik van de productie-installaties kwam positief tot uiting in lagere productiekosten en bijgevolg in de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie, zoals hierna opgemerkt.

5.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(78)

Het volume van de verkoop aan onafhankelijke afnemers en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2013

2014

2015

TNO

Verkoopvolume (Index 2013 = 100)

100

90

99

95

Marktaandeel

40 %-50 %

35 %-45 %

35 %-45 %

30 %-40 %

Bron: Eurostat (Comext), gegevens verstrekt door de bedrijfstak van de Unie

(79)

In zijn geheel genomen nam de verkoop van de bedrijfstak van de Unie tussen 2013 en het einde van het TNO met 5 % af, hoewel het verbruik in diezelfde periode met 18 % toenam. Als gevolg daarvan nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie elk jaar merkbaar af. Omgekeerd slaagden de Chinese producenten-exporteurs er in diezelfde periode in om hun marktaandeel en hun uitgevoerde hoeveelheden aanzienlijk te vergroten, zoals aangegeven in tabel 2.

5.2.3.   Werkgelegenheid en productiviteit

(80)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2013

2014

2015

TNO

Aantal werknemers (index 2013 = 100)

100

105

110

112

Productiviteit (index 2013 = 100)

100

107

117

119

Bron: Gegevens verstrekt door de bedrijfstak van de Unie

(81)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie is tussen 2013 en het einde van het TNO met 12 % toegenomen. In de beoordelingsperiode nam de productie uitgedrukt als productievolume per werknemer toe met 19 %.

5.2.4.   Loonkosten

(82)

De gemiddelde loonkosten van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2013

2014

2015

TNO

Gemiddelde loonkosten per werknemer (Index 2013 = 100)

100

96

94

96

Bron: Gegevens verstrekt door de bedrijfstak van de Unie

(83)

De gemiddelde loonkosten per werknemer namen in de periode 2013-2014 met 4 % af en bleven daarna tot het einde van het TNO relatief stabiel.

5.2.5.   Verkoopprijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(84)

De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie voor niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Verkoopprijzen en kosten van door de bedrijfstak van de Unie verkochte producten

 

2013

2014

2015

TNO

Gemiddelde eenheidsprijs (Index 2013 = 100)

100

102

100

104

Kosten van verkochte producten (Index 2013 = 100)

100

97

98

95

Bron: Gegevens verstrekt door de bedrijfstak van de Unie

(85)

De eenheidsprijzen van TCCA in de Unie bleven gemiddeld relatief stabiel tot 2015 en namen tijdens het TNO licht toe met 4 %. Deze stijging weerspiegelt in zekere mate de genoemde invloed van het productassortiment (zie voetnoot 24).

(86)

Door de toenemende productiehoeveelheden en de ontwikkeling van de grondstoffenprijzen daalden de kosten per eenheid van de verkochte producten tijdens de beoordelingsperiode met 5 %.

5.2.6.   Voorraden

Tabel 10

Voorraden

 

2013

2014

2015

TNO

Eindvoorraden (ton)

4 500

2 696

2 821

3 940

Index (2013 = 100)

100

60

63

88

Bron: Gegevens verstrekt door de bedrijfstak van de Unie

(87)

De voorraden daalden in de periode 2013-2014 met 40 % en bleven in 2015 op hetzelfde niveau. Het hogere niveau van de voorraden aan het einde van het TNO weerspiegelt de daling van de verkoop in dezelfde periode.

5.2.7.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(88)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de producent in de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2013

2014

2015

TNO

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (index)

– 100

– 46

– 73

13

Investeringen (Index 2014 = 100)  (*1)

100

198

66

Rendement van investeringen (orde van grootte)

– 20 % tot – 10 %

– 10 % tot 0 %

– 20 % tot – 10 %

0 % tot 10 %

Bron: Gegevens verstrekt door de bedrijfstak van de Unie

(89)

De Commissie stelde de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie vast door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de aldus gerealiseerde omzet. Tijdens de beoordelingsperiode is de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie geleidelijk aan verbeterd, om in het TNO positief te worden. Deze winstgevendheid is niettemin veel lager dan de in het oorspronkelijke onderzoek bepaalde streefwinst, die toen werd vastgesteld op het niveau van de winst die de bedrijfstak van de Unie zonder schade veroorzakende dumping kon behalen.

(90)

De periode 2013-2015 werd gekenmerkt door een gebrek aan winstgevendheid en een negatief rendement van investeringen. De recentste cijfers laten een terugkeer naar een pover positief rendement zien. Vanwege de aanzienlijke druk die op de bedrijfstak van de Unie werd uitgeoefend door de toenemende omvang van de ingevoerde hoeveelheden uit de VRC in 2013 en het TNO, heeft de bedrijfstak van de Unie niet ten volle kunnen profiteren van de dynamische groei van het verbruik in de Unie. Zoals in overweging 64 is aangegeven, werd deze groei bijna volledig geabsorbeerd door de invoer met dumping uit de VRC.

(91)

De nettokasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. In de beoordelingsperiode is de nettokasstroom meerdere keren toegenomen. De significante stijging van de kasstroom wordt voornamelijk verklaard door veranderingen in het werkkapitaal.

(92)

De investeringsniveaus in de periode van 2014 tot het einde van het TNO weerspiegelen niet alleen de standaardinvesteringspercentages die het permanente onderhoud en de noodzakelijke vervanging van machineonderdelen bestrijken, maar ook de inspanningen om de productiviteit en het productieproces te verbeteren.

(93)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Net als de andere financiële indicatoren ontwikkelde ook het rendement van investeringen met betrekking tot de productie en de verkoop van het soortgelijke product zich positief, maar bleef het ver uit de buurt van redelijke streefcijfers.

5.2.8.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(94)

De vastgestelde dumpingmarges waren aanzienlijk hoger dan het de-minimisniveau en het huidige niveau van de maatregelen (zie de overwegingen 2, 4 en 47). Voorts kan het effect van de werkelijke dumpingmarges op de bedrijfstak van de Unie, gezien de reservecapaciteit en de prijzen van de invoer uit de VRC (zie de overwegingen 50 en 66), niet als verwaarloosbaar worden beschouwd.

(95)

In oktober 2005 zijn de oorspronkelijke maatregelen ingesteld. Zoals aangegeven in overweging 89, behaalde de bedrijfstak van de Unie in het TNO een rendement dat veel lager was dan de streefwinst van 10 % zoals bepaald in het oorspronkelijke onderzoek (27). Rekening houdend met de algemene situatie van de bedrijfstak van de Unie en met de ontwikkeling van de invoer uit de VRC in de afgelopen jaren, kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie zich ondanks de geldende antidumpingrechten niet ten volle van de gevolgen van dumping heeft kunnen herstellen.

5.3.   Conclusie over de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(96)

In het licht van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. Een aantal indicatoren, met name de financiële indicatoren, zijn tijdens de beoordelingsperiode verbeterd.

(97)

De genoemde indicatoren kunnen echter niet los van elkaar worden gezien. Het verlies van marktaandeel, de afnemende verkoophoeveelheden en de ontoereikende winstgevendheid bevestigen namelijk, indien geanalyseerd in samenhang met een vrij gunstig verbruik, dat van de bedrijfstak van de Unie redelijkerwijs had kunnen worden verwacht dat hij een resultaat zou behalen dat dichter in de buurt kwam van de marge van 10 % van de omzet die onder normale handelsvoorwaarden zonder invoer met dumping als redelijk voor de sector wordt beschouwd. Bovendien moet de positieve ontwikkeling die is waargenomen bij de productie, de capaciteit en de winstgevendheid, ook worden toegeschreven aan besluiten die de bedrijfstak van de Unie heeft genomen om te investeren in aanvullende productiefaciliteiten en aan een rationeler gebruik van de bestaande installaties. Dit optimale gebruik van de capaciteit wordt ook verklaard door de toenemende omvang van de uitvoer naar de markten van derde landen.

(98)

Deze ontwikkelingen leiden, in samenhang met de aanzienlijke stijging van de invoer met dumping uit de VRC, tot de conclusie dat ondanks de positieve trend die voor sommige schade-indicatoren is waargenomen, de bedrijfstak van de Unie over het algemeen, ook al heeft die geen aanmerkelijke schade geleden tijdens het TNO, nog steeds in een kwetsbare situatie verkeert waarin hij nieuwe stijgingen van de invoer met dumping uit de VRC niet te boven zou komen.

E.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

1.   Inleidende opmerkingen

(99)

Zoals geconcludeerd in de overwegingen 96 tot en met 98, heeft de bedrijfstak van de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade geleden, maar bevindt hij zich nog steeds in een hachelijke positie.

(100)

Om vast te stellen hoe waarschijnlijk de herhaling van schade is, mochten de maatregelen ten aanzien van de VRC worden ingetrokken, werden de volgende elementen onderzocht: a) de beschikbaarheid van reservecapaciteit van de producenten-exporteurs uit de VRC; b) de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en het uitvoergedrag van de Chinese producenten-exporteurs op andere derde markten, en c) de waarschijnlijke gevolgen van de invoer van TCCA uit de Volksrepubliek China.

2.   Reservecapaciteit in de VRC

(101)

De VRC is de grootste producent van TCCA ter wereld en had eind 2015 ongeveer 57 % van de totale wereldproductiecapaciteit in handen. Uit de analyse in overweging 50 is gebleken dat volgens schattingen de beschikbare reservecapaciteit in de VRC aanzienlijk groter was dan het totale verbruik in de Unie in het TNO. In dit verband moet erop worden gewezen dat de markt van de Unie, op basis van informatie uit het verzoek om een nieuw onderzoek en ook van informatie die bevestigd is door de medewerkende Japanse producenten-exporteurs, na die van de VS de op een na grootste ter wereld is.

(102)

In het licht hiervan is het zeer waarschijnlijk dat de Chinese producenten-exporteurs, mochten de maatregelen worden ingetrokken, hun productie op de markt van de Unie zouden richten.

3.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en uitvoergedrag van de Chinese producenten-exporteurs op andere derde markten

(103)

De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie komt tot uitdrukking in het feit dat ondanks de geldende antidumpingmaatregelen de Chinese uitvoer naar de markt van de Unie in de beoordelingsperiode snel uitbreidde. De VRC voerde in het TNO 28 000 ton TCCA uit naar de Unie, vergeleken met 17 000 ton in 2013.

(104)

De Commissie stelde eveneens vast dat tijdens het TNO ongeveer 23 % van de uitvoer uit de VRC voor de markt van de Unie was bestemd. Anderzijds kon op grond van het verzamelde bewijsmateriaal worden vastgesteld dat ongeveer 47 % van de Chinese uitvoer naar de „rest van de wereld” werd verkocht tegen gemiddelde prijzen die lager waren dan de gemiddelde prijs bij uitvoer naar de markt van de Unie. Deze uitgevoerde hoeveelheden komen overeen met een volume ongeveer in de orde van grootte van het totale verbruik in de Unie.

(105)

Indien de maatregelen zouden komen te vervallen, dan is het, zoals vermeld in overweging 53, nog waarschijnlijker dat de uitvoer door de Chinese producenten-exporteurs zonder BMO wordt verlegd naar de markt van de Unie, gezien het feit dat voor hen de afschaffing van de relatief hoge rechten een nog sterkere stimulans vormt.

(106)

De Commissie concludeerde om de genoemde redenen dat de markt van de Unie voor de Chinese producenten-exporteurs een aantrekkelijke markt is, zowel qua prijzen als qua omvang.

4.   Gevolgen van de Chinese dumping voor de bedrijfstak van de Unie

(107)

Bij het beoordelen van de waarschijnlijke gevolgen van de Chinese invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie heeft de Commissie een simulatie uitgevoerd om de impact te beoordelen die de Chinese hoeveelheden waarschijnlijk op de bedrijfstak van de Unie zouden hebben. Uitgaande van een vrij gematigde daling van het verkoop- en productievolume met 5 000 ton als gevolg van een toename van de invoer van TCCA uit de VRC, zouden de productiekosten per eenheid toenemen met 7,1 %, waardoor de situatie van de producenten in de Unie zou verslechteren en zij verlies zouden gaan lijden.

(108)

Bovendien kan niet worden uitgesloten dat een verdere toename van de Chinese invoer ook de prijsdruk op de markt van de Unie zou doen toenemen. Zoals vermeld in overweging 70, onderbieden de prijzen van de invoer afkomstig van de Chinese producenten-exporteurs op de markt van de Unie de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie vandaag de dag al met 2 % tot 4 %. In het waarschijnlijke geval dat de bedoelde extra invoer tegen dezelfde prijs op de markt zou komen, zou het negatieve effect op de bedrijfstak van de Unie nog groter worden.

(109)

De winstgevendheid ontwikkelt zich positief, maar is nog steeds te laag om financiële duurzaamheid op lange termijn te waarborgen. Bovendien werden de bedoelde rendementen behaald in verband met toenemende productiehoeveelheden, wat niet tot uiting kwamen in termen van marktaandeel. Dat betekent dat van de bedrijfstak van de Unie redelijkerwijs een verdere dekking van de vaste kosten in verband met de grotere geproduceerde hoeveelheden had kunnen worden verwacht.

(110)

Er moet worden opgemerkt dat er geen hoeveelheden TCCA vanuit andere landen in de EU zijn ingevoerd die groot genoeg waren om te worden beschouwd als een relevante factor voor de analyse van de huidige situatie van de bedrijfstak van de Unie.

5.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van schade

(111)

Op grond hiervan en aangezien er geen opmerkingen zijn ontvangen, heeft de Commissie geconcludeerd dat intrekking van de maatregelen zou leiden tot herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

F.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Inleidende opmerkingen

(112)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande maatregelen ten aanzien van de VRC in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, importeurs en gebruikers.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(113)

Gezien de conclusies betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie zoals uiteengezet in de overwegingen 96 tot en met 98, en in overeenstemming met de argumenten tot staving van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade zoals vastgesteld in overweging 111, heeft de Commissie vastgesteld dat het vervallen van de geldende maatregelen zou leiden tot een verslechtering van de precaire economische situatie van de bedrijfstak van de Unie die TCCA produceert, die met moeite het hoofd kan bieden aan de toenemende invoer met dumping uit de VRC en waarvan de situatie verre van gelijk is aan die van de producenten-exporteurs uit de VRC.

(114)

De voortzetting van de maatregelen zou gunstig zijn voor de bedrijfstak van de Unie, die in dit geval verder zou kunnen herstellen van de gevolgen van aanhoudende dumping. De opheffing van de maatregelen daarentegen zou een eind maken aan het herstel van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de levensvatbaarheid ervan ernstig zou worden bedreigd en bijgevolg het voortbestaan ervan op het spel zou worden gezet, met als gevolg minder aanbod en minder concurrentie op de markt.

3.   Belang van de importeurs

(115)

Bij de opening van het onderzoek heeft de Commissie contact opgenomen met 14 haar bekende importeurs/distributeurs, 11 Europese nationale federaties en 2 Europese verenigingen. Eén importeur in Spanje heeft de vragenlijst beantwoord.

(116)

Deze handelaar kocht grote hoeveelheden TCCA uit de VRC (6 % van de totale invoer) tijdens het TNO. Hij kocht ook kleine hoeveelheden TCCA van leveranciers in de Unie. TCCA maakt deel uit van een grotere bedrijfsactiviteit die in 2015 goed was voor 35 % van de totale omzet van deze onderneming. De onderneming rapporteerde een winst voor het onderzochte product in het TNO, maar gaf uiteindelijk niet voldoende uitleg over de wijze waarop zij deze winst had bepaald. De onderneming verzet zich tegen de voortzetting van de maatregelen, maar heeft geen overtuigende argumenten ter staving van haar standpunt aangevoerd.

(117)

Zoals uiteengezet in overweging 57, besloot de Commissie in de loop van het onderzoek om een van de indieners van het verzoek, Inquide S.A.U., niet als onderdeel van de bedrijfstak van de Unie te beschouwen, met als reden dat deze producent zelf een netto-importeur van het naar beweerd met dumping ingevoerde product was. Inquide S.A.U. maakte na de desbetreffende kennisgeving geen bezwaar tegen dit besluit. Inquide S.A.U. benadrukte evenwel dat zij, ondanks het besluit van de Commissie, vasthield aan haar steun voor de voortzetting van de maatregelen betreffende de invoer van TCCA uit de VCR.

(118)

Bij het ontbreken van verdere informatie is uit het onderzoek niet gebleken dat de handhaving van de maatregelen aanzienlijke negatieve gevolgen voor deze importeur of voor importeurs in het algemeen zou hebben.

(119)

Derhalve is de Commissie op grond van de beschikbare gegevens en bij gebrek aan informatie die of bewijs dat op het tegendeel wijst, tot de conclusie gekomen dat de handhaving van de maatregelen geen aanzienlijke negatieve gevolgen voor de importeurs in de Unie heeft.

4.   Belang van de gebruikers

(120)

Bij de opening van het onderzoek heeft de Commissie vragenlijsten gestuurd naar 39 haar bekende gebruikers. Geen enkele gebruiker heeft de vragenlijst beantwoord. Bij gebrek aan antwoorden konden geen conclusies worden getrokken over het belang van de gebruikers. Bij gebrek aan nieuwe informatie kan de steun van gebruikers voor deze maatregelen, zoals uiteengezet in overweging 91 van de verordening betreffende het eerste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, d.w.z. dat de voortzetting van de maatregelen geen negatieve gevolgen zou hebben voor de mededinging op de markt van de Unie en de verwerkende ondernemingen daardoor zouden kunnen kiezen uit meer leveranciers die concurreren tegen marktprijzen, dus als nog steeds relevant worden beschouwd.

5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(121)

Rekening houdend met alle bovengenoemde factoren heeft de Commissie geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de maatregelen ten aanzien van de invoer van TCCA uit de VRC niet te handhaven.

G.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(122)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de ten aanzien van de VRC geldende maatregelen te handhaven. Zij konden hierover ook binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Geen van de belanghebbenden heeft opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen ingediend.

H.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(123)

Uit het voorgaande volgt dat de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011 ingestelde antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van TCCA van oorsprong uit de VRC, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd.

(124)

Het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op trichloorisocyanuurzuur en bereidingen daarvan, ook bekend onder de algemene internationale benaming (INN) „symcloseen”, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 2933 69 80 en ex 3808 94 20 (Taric-codes 2933698070 en 3808942020), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de door onderstaande ondernemingen vervaardigde producten bedraagt:

Onderneming

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Hebei Jiheng Chemical Co. Limited

8,1 %

A604

Puyang Cleanway Chemicals Limited

7,3 %

A628

Heze Huayi Chemical Co. Limited

3,2 %

A629

Zhucheng Taisheng Chemical Co. Limited

40,5 %

A627

Liaocheng City Zhonglian Industry Co. Ltd

32,8 %

A998

Alle andere ondernemingen

42,6 %

A999

3.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht voor alle andere ondernemingen toegepast.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 december 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Verordening (EG) nr. 1631/2005 van de Raad van 3 oktober 2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op trichloorisocyanuurzuur uit de Volksrepubliek China en de Verenigde Staten van Amerika (PB L 261 van 7.10.2005, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 855/2010 van de Raad van 27 september 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1631/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op trichloorisocyanuurzuur van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China (PB L 254 van 29.9.2010, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011 van de Raad van 19 december 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op trichloorisocyanuurzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 346 van 30.12.2011, blz. 6).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 569/2014 van de Commissie van 23 mei 2014 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op trichloorisocyanuurzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 157 van 27.5.2014, blz. 80).

(6)  Liaocheng City Zhonglian Industry Co. Ltd.

(7)  Juancheng Kangtai Chemical Co. Ltd.

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/392 van de Commissie van 9 maart 2015 tot beëindiging van een nieuw onderzoek voor een „nieuwe exporteur” betreffende Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op trichloorisocyanuurzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot wederinstelling van het recht op producten van de exporteur en tot beëindiging van de registratie van de invoer van deze producten (PB L 65 van 10.3.2015, blz. 18).

(9)  Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 117 van 2.4.2016, blz. 9).

(10)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51). Deze verordening is ingetrokken en vervangen door de basisverordening.

(11)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van trichloorisocyanuurzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 476 van 20.12.2016, blz. 6).

(12)  De derde bekende producent in de Unie heeft de vragenlijst slechts gedeeltelijk ingevuld.

(13)  Na de opening sloot de Commissie een van de producenten uit van de definitie van de bedrijfstak van de Unie (zie punt D.1, Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie).

(14)  Geschat op ten minste 10 000 ton per jaar.

(15)  De twee medewerkende producenten-exporteurs deelden de Commissie mee dat er een derde producent van TCCA in Japan bestond, Nankai Chemical Co. Ltd.

(16)  Volgens de medewerkende Japanse producenten verkoopt alleen de VRC TCCA op de Japanse markt. Volgens de Chinese exportdatabank verkocht China in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ongeveer 1 500 ton TCCA aan Japan.

(17)  Volgens het verzoek om een nieuw onderzoek bedragen de normale douanerechten 4,6 % voor GS-code 2933 69 en 4,9 % voor GS-code 3808 94.

(18)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1389/2011, overweging 35 (PB L 346 van 30.12.2011, blz. 6).

(19)  

Bron: CEFIC (European Chemical Industry Council) en marktgegevens van de indieners van het verzoek, blz. 38 van het verzoek om een nieuw onderzoek.

(20)  Chinese exportdatabank.

(21)  Verzoek om een nieuw onderzoek, blz. 33.

(22)  De gemiddelde Chinese uitvoerprijzen varieerden sterk, afhankelijk van het land van bestemming. De hoogste prijzen werden vastgesteld voor bestemmingen zoals de VS, Brazilië, Argentinië en Zuid-Afrika (in afnemende volgorde van de verkochte hoeveelheid). De belangrijkste bestemmingen met prijzen die onder de prijs bij uitvoer naar de Unie liggen, zijn in aflopende volgorde Mexico, Indonesië, Thailand, India en Vietnam. De Chinese exportdatabank heeft één GN-code voor TCCA, hetgeen betekent dat er geen informatie over het exacte productassortiment bestaat (tabletten tegenover korrels/poeder). Gezien het feit dat, op basis van Eurostat, het grootste deel van de Chinese uitvoer naar de Unie bestond uit korrels, d.w.z. de goedkopere variant van het betrokken product, en gezien het feit dat alle vormen van TCCA als het betrokken product worden beschouwd in het kader van dit nieuwe onderzoek, zou dit echter geen gevolgen voor de resultaten van de prijsvergelijking mogen hebben.

(23)  Ercros SA, Inquide S.A.U. en 3VSIGMA.

(24)  Het betrokken product wordt geproduceerd in verschillende vormen die in twee hoofdcategorieën worden ingedeeld: korrels en poeder enerzijds en tabletten anderzijds. Tabletten zijn duurder dan korrels en/of poeder. Dat betekent dat de prijzen van het betrokken product kunnen variëren naargelang van de samenstelling van een bepaald productassortiment. Een productassortiment dat een groter aandeel tabletten bevat, zal met andere woorden duurder zijn dan een productassortiment dat relatief meer korrels en poeder bevat.

(25)  De Chinese exportdatabank verstrekt prijzen op fob-niveau. Deze zijn naar boven gecorrigeerd met de gemiddelde kosten voor vervoer naar de Unie en de kosten na invoer, om een geraamde eindprijs in de Unie te verkrijgen. Zie overweging 41 voor een schatting daarvan.

(26)  De Chinese cif-prijzen bij uitvoer werden met 6-8 % gecorrigeerd.

(*1)  In 2013 zijn geen investeringen gedaan.

(27)  Verordening (EG) nr. 1631/2005.


BIJLAGE

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

1.

de naam en de functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

2.

de volgende verklaring:

„Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) trichloorisocyanuurzuur die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in de Volksrepubliek China. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.

Datum en handtekening”


5.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 319/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2231 VAN DE COMMISSIE

van 4 december 2017

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/329 wat betreft de naam van de houder van de vergunning voor 6-fytase

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Kaesler Nutrition GmbH heeft overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 een aanvraag ingediend waarin wordt voorgesteld de in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/329 van de Commissie (2) vermelde naam van de vergunninghouder te wijzigen.

(2)

De houder van de vergunning voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding 6-fytase, Lohmann Animal Nutrition GmbH, heeft zijn firmanaam met ingang van 3 juli 2017 veranderd in „Kaesler Nutrition GmbH”. De aanvrager heeft de nodige gegevens ingediend ter onderbouwing van de aanvraag.

(3)

De voorgestelde wijziging van de vergunninghouder is louter administratief en vereist geen nieuwe beoordeling van het toevoegingsmiddel. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid is in kennis gesteld van de aanvraag.

(4)

Om Kaesler Nutrition GmbH in staat te stellen zijn rechten uit te oefenen, moet in de vergunning de naam van de houder worden gewijzigd. Uitvoeringsverordening (EU) 2016/329 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de bij deze verordening vastgestelde wijzigingen vereisen, is het passend om een overgangsperiode in te stellen waarin bestaande voorraden van het toevoegingsmiddel voor diervoeding 6-fytase en voormengsels en mengvoeders die dat toevoegingsmiddel bevatten, in de handel gebracht en gebruikt mogen blijven worden, mits zij voldoen aan de bepalingen die golden vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/329

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/329 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de titel wordt „vergunninghouder Lohmann Animal Nutrition GmbH” vervangen door „vergunninghouder Kaesler Nutrition GmbH”.

2)

In de bijlage wordt in de tweede kolom van de tabel (Naam van de vergunninghouder) „Lohmann Animal Nutrition GmbH” vervangen door „Kaesler Nutrition GmbH”.

Artikel 2

Overgangsmaatregelen

Het in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/329 beschreven toevoegingsmiddel voor diervoeding 6-fytase en voormengsels en mengvoeders die dat toevoegingsmiddel bevatten die vóór 25 december 2017 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die 25 december 2017 van toepassing waren, mogen in de handel gebracht en gebruikt blijven worden totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 december 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/329 van de Commissie van 8 maart 2016 tot verlening van een vergunning voor 6-fytase als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle vogelsoorten en voor gespeende biggen, mestvarkens, zeugen en kleine varkenssoorten (vergunninghouder Lohmann Animal Nutrition GmbH) (PB L 62 van 9.3.2016, blz. 5).


5.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 319/30


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2232 VAN DE COMMISSIE

van 4 december 2017

betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald schoeisel met bovendeel van leder, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Vietnam en geproduceerd door bepaalde producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China en Vietnam, ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”), en met name artikel 266,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie („de basisverordening”) (1), en met name artikel 9, lid 4, en artikel 14, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

(1)

Op 23 maart 2006 heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 553/2006 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op schoeisel met bovendeel van leder („schoeisel”) uit de Volksrepubliek China („VRC” of „China”) en Vietnam („de voorlopige verordening”) (2) vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1472/2006 (3) heeft de Raad voor een periode van twee jaar definitieve antidumpingrechten, variërend van 9,7 % tot 16,5 %, ingesteld op schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit Vietnam en de VRC („Verordening (EG) nr. 1472/2006” of „de litigieuze verordening”).

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 388/2008 (4) heeft de Raad het definitieve antidumpingrecht op schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de VRC uitgebreid tot de verzending van hetzelfde product uit de SAR (Speciale Administratieve Regio) Macau, al dan niet aangegeven als zijnde van oorsprong uit de SAR Macau.

(4)

Na een op 3 oktober 2008 geopend nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen (5) heeft de Raad de antidumpingmaatregelen bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1294/2009 (6) met 15 maanden verlengd, d.w.z. tot en met 31 maart 2011, waarna de maatregelen kwamen te vervallen („Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1294/2009”).

(5)

Brosmann Footwear (HK) Ltd, Seasonable Footwear (Zhongshan) Ltd, Lung Pao Footwear (Guangzhou) Ltd en Risen Footwear (HK) Co Ltd, alsmede Zhejiang Aokang Shoes Co. Ltd („de verzoekers”) hebben bij het Gerecht van eerste aanleg (thans „het Gerecht”) beroep ingesteld tegen de litigieuze verordening. Bij arresten van 4 maart 2010 in zaak T-401/06, Brosmann Footwear (HK) e.a./Raad, en van 4 maart 2010 in de gevoegde zaken T-407/06 en T-408/06, Zhejiang Aokang Shoes en Wenzhou Taima Shoes/Raad, heeft het Gerecht deze beroepen verworpen.

(6)

De verzoekers hebben tegen die arresten hogere voorziening ingesteld. In zijn arresten van 2 februari 2012 in zaak C-249/10 P, Brosmann Footwear (HK) e.a./Raad, en van 15 november 2012 in zaak C-247/10 P, Zhejiang Aokang Shoes/Raad („de arresten Brosmann en Aokang”), heeft het Hof van Justitie die arresten vernietigd. HetHof was van oordeel dat het Gerecht blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting voor zover het had geoordeeld dat de Commissie niet verplicht was om de op artikel 2, lid 7, onder b) en c), van de basisverordening gebaseerde verzoeken om behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) van de niet in de steekproef opgenomen marktdeelnemers te onderzoeken (punt 36 van het arrest in zaak C-249/10 P en punten 29 en 32 van het arrest in zaak C-247/10 P).

(7)

Het Hof deed de zaak vervolgens zelf af. Het oordeelde dat „de Commissie de met bewijsmateriaal gestaafde verzoeken had moeten onderzoeken die rekwirantes haar uit hoofde van artikel 2, lid 7, sub b en c, van de basisverordening hadden doen toekomen teneinde voor een BMO in aanmerking te komen in het kader van de antidumpingprocedure waarop de litigieuze verordening betrekking heeft. Vervolgens moet worden geconstateerd dat het niet uitgesloten is dat een dergelijk onderzoek er voor hen toe zou hebben geleid dat hun een ander definitief antidumpingrecht werd opgelegd dan het recht van 16,5 % dat volgens artikel 1, lid 3, van de litigieuze verordening op hen is toegepast. Uit deze bepaling blijkt immers dat een definitief antidumpingrecht van 9,7 % is opgelegd aan de enige voor de steekproef geselecteerde Chinese marktdeelnemer die als een marktgerichte onderneming is behandeld. Zoals uit punt 38 van het onderhavige arrest volgt, hadden rekwirantes eveneens voor laatstgenoemd tarief in aanmerking moeten komen indien de Commissie had vastgesteld dat ook zij op marktvoorwaarden opereerden en indien geen individuele dumpingmarge kon worden berekend.” (Punt 42 van het arrest in zaak C-249/10 P en punt 36 van het arrest in zaak C-247/10 P.)

(8)

Dientengevolge heeft het Hof de litigieuze verordening nietig verklaard voor zover zij de betrokken verzoekers betreft.

(9)

In oktober 2013 heeft de Commissie met een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt bericht (7) aangekondigd dat zij had besloten de antidumpingprocedure te hervatten op het precieze punt waarop de onwettigheid zich heeft voorgedaan en na te gaan of de verzoekers in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005 op marktvoorwaarden opereerden. Met dat bericht werden belanghebbenden uitgenodigd contact op te nemen en zich kenbaar te maken.

(10)

In maart 2014 heeft de Raad bij Uitvoeringsbesluit 2014/149/EU (8) het voorstel van de Commissie voor een uitvoeringsverordening van de Raad betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China en vervaardigd door Brosmann Footwear (HK) Ltd, Seasonable Footwear (Zhongshan) Ltd, Lung Pao Footwear (Guangzhou) Ltd, Risen Footwear (HK) Co. Ltd en Zhejiang Aokang Shoes Co. Ltd verworpen en de procedure met betrekking tot deze producenten stopgezet. Het standpunt van de Raad luidde dat bij de importeurs die schoenen van deze producenten-exporteurs hadden gekocht en aan wie de relevante douaneheffingen waren terugbetaald door de bevoegde nationale autoriteiten op basis van artikel 236 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (9) („het communautair douanewetboek”) een gewettigd vertrouwen was ontstaan op basis van artikel 1, lid 4, van de litigieuze verordening, dat de bepalingen van het communautair douanewetboek, en met name artikel 221 daarvan op de heffing van de rechten van toepassing verklaart.

(11)

Drie importeurs van het betrokken product, C&J Clark International Ltd („Clark”), Puma SE („Puma”) en Timberland Europe B.V. („Timberland”) („de betrokken importeurs”), hebben bezwaar aangetekend tegen de antidumpingrechten op schoeisel uit China en Vietnam en beriepen zich bij hun nationale gerechten op de in de overwegingen 5 tot en met 7 vermelde rechtspraak. Deze hebben de zaken naar het Hof van Justitie verwezen voor een prejudiciële beslissing.

(12)

Op 4 februari 2016 heeft het Hof in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14, C&J Clark International en Puma (10), Verordening (EG) nr. 1472/2006 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1294/2009 ongeldig verklaard voor zover de Europese Commissie de verzoeken om BMO en individuele behandeling („IB”) van de niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC en Vietnam niet heeft onderzocht („de arresten”), wat in strijd is met de voorschriften van artikel 2, lid 7, onder b), en artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (11).

(13)

In zaak C-571/14, Timberland Europe, heeft het Hof van Justitie op 11 april 2016 besloten om de zaak in het register door te halen op verzoek van de verwijzende nationale rechter.

(14)

Artikel 266 VWEU bepaalt dat de instellingen de maatregelen moeten nemen die nodig zijn ter uitvoering van de arresten van het Hof. Indien een door de instellingen in het kader van een bestuurlijke procedure, zoals de antidumpingprocedure, vastgestelde handeling nietig wordt verklaard, wordt aan een arrest van het Hof uitvoering gegeven door de nietig verklaarde handeling te vervangen door een nieuwe waarin de door het Hof vastgestelde onwettigheid wordt opgeheven (12).

(15)

Volgens de rechtspraak van het Hof mag de procedure ter vervanging van de nietig verklaarde handeling weer worden hervat op het precieze punt waarop de onwettigheid is ontstaan (13). Dit houdt onder meer in dat wanneer een handeling tot afsluiting van een bestuurlijke procedure nietig wordt verklaard, de nietigverklaring niet noodzakelijkerwijs betrekking heeft op de voorbereidende handelingen, zoals die tot inleiding van de antidumpingprocedure. Indien een verordening tot instelling van definitieve antidumpingmaatregelen nietig wordt verklaard, betekent dit dat de antidumpingprocedure na de nietigverklaring nog hangende is, aangezien de tot afsluiting van de antidumpingprocedure vastgestelde handeling uit de rechtsorde van de Unie verdwijnt (14), tenzij de onwettigheid reeds in het stadium van de inleiding van de procedure is ontstaan.

(16)

Met uitzondering van het feit dat de instellingen de verzoeken om BMO en IB van de niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC en Vietnam niet hebben onderzocht, blijven alle andere bepalingen van Verordening (EG) nr. 1472/2006 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1294/2009 van kracht.

(17)

In het onderhavige geval heeft de onwettigheid zich na de inleiding van de procedure voorgedaan. De Commissie heeft derhalve besloten de onderhavige na de arresten nog hangende antidumpingprocedure te hervatten op het precieze punt waarop de onwettigheid zich heeft voorgedaan, en na te gaan of de betrokken producenten-exporteurs in de met het onderzoektijdvak overeenkomende periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005 („het onderzoektijdvak”) op marktvoorwaarden werkten. Waar passend heeft de Commissie ook onderzocht of de betrokken producenten-exporteurs in aanmerking kwamen voor een IB overeenkomstig artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (15) (de „basisverordening vóór wijziging”) (16).

(18)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395 (17) heeft de Commissie opnieuw een definitief antidumpingrecht ingesteld en definitief het voorlopige recht geïnd op schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de VRC dat door Clark en Puma wordt ingevoerd en wordt vervaardigd door 13 Chinese producenten-exporteurs die verzoeken om BMO en IB hadden ingediend, maar die niet in de steekproef waren opgenomen.

(19)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647 (18) heeft de Commissie opnieuw een definitief antidumpingrecht ingesteld en definitief het voorlopige recht geïnd op schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit Vietnam dat door Clark, Puma en Timberland wordt ingevoerd en wordt vervaardigd door bepaalde Vietnamese producenten-exporteurs die verzoeken om BMO en IB hadden ingediend, maar die niet in de steekproef waren opgenomen.

(20)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1731 (19) heeft de Commissie opnieuw een definitief antidumpingrecht ingesteld en definitief het voorlopige recht geïnd op schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China dat door Puma en Timberland wordt ingevoerd en wordt vervaardigd door één producent-exporteur in Vietnam en twee producenten-exporteurs in de VRC die verzoeken om BMO en IB hadden ingediend, maar die niet in de steekproef waren opgenomen.

(21)

De geldigheid van de Verordeningen (EU) 2016/1395, (EU) 2016/1647 en (EU) 2016/1731 is door Puma en Timberland voor het Gerecht betwist in de zaken T-781/16, Puma e.a./Commissie, en T-782/16, Timberland Europe/Commissie. De geldigheid van Verordening (EU) 2016/1395 is voor het Gerecht ook betwist door Clark in de zaken T-790/16, C&J Clark International/Commissie, en T-861/16, C&J Clark International/Commissie.

(22)

Met het oog op de uitvoering van het arrest in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14, C&J Clark International en Puma, zoals vermeld in overweging 12, heeft de Commissie Uitvoeringsverordening (EU) 2016/223 tot vaststelling van een procedure voor de beoordeling van bepaalde verzoeken om behandeling als marktgerichte onderneming en verzoeken om individuele behandeling van producenten-exporteurs uit China en Vietnam en tot uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14 (20) vastgesteld. In artikel 1 van die verordening heeft de Commissie de nationale douaneautoriteiten gelast alle verzoeken om terugbetaling van de in verband met de invoer van schoeisel van oorsprong uit China en Vietnam betaalde definitieve antidumpingrechten die door importeurs op basis van artikel 236 van het communautair douanewetboek zijn ingediend en die zijn gebaseerd op het feit dat een niet in de steekproef opgenomen producent-exporteur om BMO of IB had verzocht in het onderzoek dat had geleid tot instelling van de definitieve maatregelen bij Verordening (EG) nr. 1472/2006 („het oorspronkelijke onderzoek”), door te sturen. De Commissie beoordeelt het desbetreffende verzoek om BMO of IB en stelt opnieuw het toepasselijke recht vast. Op deze basis moeten de nationale douaneautoriteiten vervolgens een besluit nemen over het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van de antidumpingrechten.

(23)

Naar aanleiding van een kennisgeving van de Franse douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/223 heeft de Commissie vastgesteld dat er twee Chinese producenten-exporteurs waren die tijdens het oorspronkelijke onderzoek een verzoek om BMO en IB hadden ingediend, maar die niet in de steekproef waren opgenomen. Zij heeft vastgesteld dat er nog een andere producent-exporteur was die leverancier was van Deichmann, een Duitse importeur die bezwaar heeft gemaakt tegen de betaling van rechten. Bijgevolg heeft de Commissie de verzoeken om BMO en IB van deze drie Chinese producenten-exporteurs onderzocht.

(24)

Als gevolg daarvan heeft de Commissie bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2257 (21) opnieuw een definitief antidumpingrecht ingesteld en definitief het voorlopige recht geïnd op bepaald schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China dat wordt vervaardigd door drie producenten-exporteurs die verzoeken om BMO en IB hadden ingediend, maar die niet in de steekproef waren opgenomen.

(25)

Op respectievelijk 12 juli 2016, 13 juli 2016 en 26 juli 2016 hebben de douaneautoriteiten van het VK, België en Zweden de Commissie overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/223 in kennis gesteld van verzoeken om terugbetaling van importeurs. Naar aanleiding van deze kennisgevingen heeft de Commissie de verzoeken om BMO en IB van 19 producenten-exporteurs onderzocht en bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423 (22) opnieuw een definitief antidumpingrecht ingesteld en definitief het voorlopige recht geïnd op bepaald schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de VRC en Vietnam dat door deze 19 producenten-exporteurs wordt vervaardigd.

(26)

Tijdens bovengenoemd onderzoek is naar aanleiding van na de mededeling van feiten en overwegingen door verschillende belanghebbenden gemaakte opmerkingen vastgesteld dat er nog vijf ondernemingen/groepen ondernemingen waren die ofwel zelf ofwel via een verbonden Chinese of Vietnamese producent-exporteur tijdens het oorspronkelijke onderzoek een verzoek om BMO en IB hadden ingediend, maar die niet in de steekproef waren opgenomen en evenmin in het kader van eerdere uitvoeringshandelingen waren beoordeeld. Deze ondernemingen zijn opgenomen in bijlage VI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423 en maken deel uit van vier groepen ondernemingen.

(27)

Op grond hiervan heeft de Commissie vier groepen ondernemingen vastgesteld die samen zeven afzonderlijke ondernemingen omvatten, namelijk Chinese of Vietnamese producenten-exporteurs die niet waren opgenomen in de steekproef voor het oorspronkelijke onderzoek, en heeft zij de verzoeken om BMO en IB beoordeeld die deze ondernemingen tijdens het oorspronkelijke onderzoek hadden ingediend. Als gevolg daarvan heeft de Commissie bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1982 (23) opnieuw een definitief antidumpingrecht ingesteld en definitief het voorlopige recht geïnd op bepaald schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China dat wordt vervaardigd door deze producenten-exporteurs die verzoeken om BMO en IB hadden ingediend, maar die niet in de steekproef waren opgenomen.

(28)

Bovendien heeft de Commissie in artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423 de beoordeling van de situatie van de in bijlage III daarbij opgenomen ondernemingen tijdelijk opgeschort totdat de importeur die de nationale douaneautoriteiten om terugbetaling heeft verzocht, de Commissie de namen en adressen heeft meegedeeld van de betrokken producenten-exporteurs bij wie de handelaren het schoeisel hebben gekocht. Hoewel de Commissie van oordeel is dat de importeurs die om terugbetaling van de betaalde antidumpingrechten hebben verzocht, moeten aantonen wie de desbetreffende producenten-exporteurs in China en/of Vietnam zijn, erkent zij namelijk ook dat mogelijk niet alle importeurs die van die handelaren schoeisel kochten, wisten dat zij de Commissie de namen moesten meedelen van de producenten-exporteurs van wie die handelaren hun schoeisel betrokken. Daarom heeft de Commissie specifiek contact opgenomen met alle importeurs op wie de kennisgevingen van het VK, België en Zweden betrekking hadden en hen verzocht binnen een bepaalde termijn de nodige informatie te verstrekken, dat wil zeggen de namen en adressen van de producenten-exporteurs in de VRC en Vietnam.

(29)

Als gevolg daarvan hebben drie importeurs, namelijk Puma UK Ltd, Pentland Brands Ltd en Deichmann Shoes UK Ltd, respectievelijk op 18 april 2017, 27 april 2017 en 15 mei 2017 de namen en adressen van hun respectieve leveranciers in China en/of Vietnam verstrekt.

(30)

Op 7 april 2017 hebben de Duitse douaneautoriteiten de Commissie overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/223 in kennis gesteld van verzoeken om terugbetaling van importeurs in de Unie en hebben zij ondersteunende documenten verstrekt. Op 20 juni 2017 hebben de Duitse douaneautoriteiten een addendum bij hun oorspronkelijke kennisgeving toegezonden en de Commissie in kennis gesteld van nog meer verzoeken van importeurs.

(31)

Op 23 mei 2017 hebben de Nederlandse douaneautoriteiten de Commissie overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/223 in kennis gesteld van verzoeken om terugbetaling van importeurs in de Unie en hebben zij ondersteunende documenten verstrekt. Op 21 juli 2017 hebben de Nederlandse douaneautoriteiten een addendum bij hun oorspronkelijke kennisgeving toegezonden en de Commissie in kennis gesteld van nog meer verzoeken van importeurs.

(32)

Als gevolg daarvan heeft de Commissie de namen en adressen ontvangen van in totaal 600 ondernemingen die zijn gemeld als leveranciers van schoeisel in de VRC en Vietnam.

(33)

Voor 431 van deze ondernemingen (vermeld in bijlage III bij deze verordening) beschikt de Commissie niet over informatie waaruit blijkt dat deze ondernemingen een verzoek om BMO of IB in het oorspronkelijke onderzoek hebben ingediend. Deze ondernemingen konden ook niet aantonen dat zij verbonden waren met een van de Chinese of Vietnamese producenten-exporteurs die tijdens het oorspronkelijke onderzoek een verzoek om BMO/IB hadden ingediend.

(34)

Van de resterende ondernemingen waren 19 producenten-exporteurs reeds eerder beoordeeld, hetzij afzonderlijk hetzij als onderdeel van een groep ondernemingen die was opgenomen in de steekproef van Chinese of Vietnamese producenten-exporteurs in het kader van het oorspronkelijke onderzoek (vermeld in bijlage IV bij deze verordening). Aangezien voor geen van deze ondernemingen een individueel recht is vastgesteld, wordt op de invoer van schoeisel van deze ondernemingen het recht van 16,5 % voor de VRC of van 10 % voor Vietnam toegepast. Het in overweging 12 vermelde arrest had geen gevolgen voor deze rechten.

(35)

Van de resterende ondernemingen waren 72 producenten-exporteurs (vermeld in bijlage V bij deze verordening) reeds eerder beoordeeld, hetzij afzonderlijk hetzij als onderdeel van een groep ondernemingen, in het kader van de uitvoering van het in overweging 12 genoemde arrest, namelijk in Uitvoeringsbesluit 2014/149/EU of in Uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/1395, (EU) 2016/1647, (EU) 2016/1731, (EU) 2016/2257 en (EU) 2017/1982.

(36)

Zoals vermeld in overweging 10, is aan ondernemingen of groepen ondernemingen die zijn beoordeeld in Uitvoeringsbesluit 2014/149/EU, niet opnieuw een antidumpingrecht opgelegd, op grond dat de rechten reeds aan die ondernemingen waren terugbetaald en bij hen dus een gewettigd vertrouwen was gewekt dat niet opnieuw rechten zouden worden opgelegd. De verzoeken om terugbetaling van importeurs in de Unie die verbonden zijn met ondernemingen of groepen ondernemingen die zijn beoordeeld in de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/1395, (EU) 2016/1647, (EU) 2016/1731, (EU) 2016/2257 en (EU) 2017/1982 kunnen daarentegen niet worden ingewilligd. Die importeurs bevinden zich immers juridisch in een andere situatie dan die welke zijn beoordeeld in Uitvoeringsbesluit 2014/149/EU, met name nu bij hen geen gewettigd vertrouwen is gewekt.

(37)

De overige 70 ondernemingen (vermeld in bijlage II bij deze verordening) waren Chinese of Vietnamese producenten-exporteurs die niet waren opgenomen in de steekproef voor het oorspronkelijke onderzoek en die een verzoek om BMO/IB hadden ingediend. Derhalve heeft de Commissie de door deze ondernemingen ingediende verzoeken om BMO en IB beoordeeld.

(38)

Kortom, de Commissie heeft in de onderhavige verordening de verzoeken om BMO/IB beoordeeld van: Aiminer Leather Products Co., Ltd, Best Health Ltd, Best Run Worldwide Co. Ltd, Bright Ease Shoe Factory, Cambinh Shoes Company, Dong Anh Footwear Joint Stock Company, Dong Guan Bor Jiann Footwear Co., Ltd, Dongguan Hongguo Shoes Co. Ltd, Freetrend Industrial Ltd, Freeview Company Ltd, Dongguan Hopecome Footwear Co Ltd, Dongguan Houjie Baihou Hua Jian Footwear Factory, Dongguan Qun Yao Shoe Co., Ltd, Dongyi Shoes Co., Ltd, Doozer (Fujian) Shoes Co., Ltd, Emperor (VN) Co., Ltd, Everlasting Industry Co., Ltd, Fu Jian Ching Luh Shoes Co., Ltd, Fu Jian Lion Score Sport Products Co., Ltd, Fujian Footwear & Headgear Import & Export (Holdings) Co., Ltd, Fujian Jinjiang Guohui Footwear & Garment Co., Ltd, Gan Zhou Hua Jian International Footwear Co., Ltd, Golden Springs Shoe Co., Ltd, Haiduong Shoes Stock Company, Hangzhou Forever Shoes Factory, Hua Jian Industrial Holding Co., Ltd, Huu Nghi Danang Company, Hwa Seung Vina Co., Ltd, Jason Rubber Works Ltd, Jinjiang Hengdali Footwear Co., Ltd, Jinjiang Xiangcheng Footwear and Plastics Co., Ltd, JinJiang Zhenxing Shoes & Plastic Co., Ltd, Juyi Group Co., Ltd, K Star Footwear Co., Ltd, Kangnai Group Wenzhou Lucky Shoes and Leather Co., Ltd, Khai Hoan Footwear Co., Ltd, Lian Jiang Ching Luh Shoes Co., Ltd, Li-Kai Shoes Manufacturing Co., Ltd, New Star Shoes Factory, Ngoc Ha Shoe Company, Nhi Hiep Transportation Construction Company Limited, Ophelia Shoe Co., Ltd, Ormazed Shoes (Zhao Qing City) Ltd, Ormazed Shoes Ltd (Dong Guan) Ltd, Pacific Joint — Venture Company, Phuc Yen Shoes Factory, Phuha Footwear Enterprise, Phuhai Footwear Enterprise, Phulam Footwear Joint Stock Company, Putian Dajili Footwear Co., Ltd, Right Rich Development VN Co., Ltd, Saigon Jim Brother Corporation, Shenzhen Harson Shoes Ltd, Shunde Sunrise (II) Footwear Co., Ltd, Splendour Enterprise Co., Ltd, Stellar Footwear Co., Ltd, Sung Hyun Vina Co., Ltd, Synco Footwear Ltd, Thai Binh Shoes Joint Stock Company, Thang Long Shoes Company, Thanh Hung Co, Ltd, Thuy Khue Shoes Company Ltd, Truong Loi Shoes Company Limited, Wenzhou Chali Shoes Co, Ltd, Wenzhou Dibang Shoes Co., Ltd, Wenzhou Gold Emperor Shoes Co., Ltd, Xiamen Sunchoose Import & Export Co., Ltd, Xingtaiy Footwear Industry & Commerce Co., Ltd, Zhuhai Shi Tai Footwear Company Limited en Zhuhai Shun Tai Footwear Company Limited.

B.   UITVOERING VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN JUSTITIE IN DE GEVOEGDE ZAKEN C-659/13 EN C-34/14 VOOR INVOER UIT CHINA EN VIETNAM

(39)

De Commissie heeft de mogelijkheid om alleen de aspecten van de litigieuze verordening te corrigeren die tot de nietigverklaring ervan hebben geleid en de delen van de beoordeling waarop het arrest geen betrekking heeft, ongewijzigd te laten (24).

(40)

Deze verordening heeft tot doel de aspecten van de litigieuze verordening te corrigeren die onverenigbaar met de basisverordening zijn bevonden en die hebben geleid tot de nietigverklaring van de verordening voor zover zij betrekking heeft op de in overweging 30 genoemde producenten-exporteurs.

(41)

Alle andere bevindingen in de litigieuze verordening en in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1294/2009, die het Hof niet nietig heeft verklaard, blijven geldig en worden opgenomen in deze verordening.

(42)

De hierna volgende overwegingen blijven dan ook beperkt tot de nieuwe beoordeling die nodig is om de arresten van het Hof uit te voeren.

(43)

De Commissie heeft onderzocht of BMO of IB moest worden toegekend aan de in overweging 38 genoemde betrokken producenten-exporteurs die met betrekking tot het onderzoektijdvak een verzoek om BMO/IB hadden ingediend. Daarmee wil de Commissie nagaan in welke mate de betrokken importeurs recht hebben op een terugbetaling van de antidumpingrechten die zij op de uitvoer van deze leveranciers hebben betaald.

(44)

Indien de analyse zou uitwijzen dat BMO had moeten worden toegekend aan de betrokken producenten-exporteurs op wier uitvoer antidumpingrechten zijn betaald door de betrokken importeurs, dan zou een individueel recht moeten worden toegekend aan die producent-exporteur en de terugbetaling van de rechten beperkt zijn tot een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen het betaalde recht en het individuele recht, namelijk in het geval van invoer uit China het verschil tussen 16,5 % en het recht dat werd ingesteld voor de enige exporteur in de steekproef aan wie BMO is toegekend, te weten 9,7 %, en in het geval van invoer uit Vietnam het verschil tussen 10 % en het eventuele individuele recht dat is berekend voor de betrokken producent-exporteur.

(45)

Indien de analyse zou uitwijzen dat IB had moeten worden toegekend aan een producent-exporteur wiens verzoek om BMO was afgewezen, dan zou een individueel recht moeten worden toegekend aan die producent-exporteur en de terugbetaling van de rechten beperkt zijn tot een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen het betaalde recht, namelijk in het geval van invoer uit China 16,5 % en in het geval van invoer uit Vietnam 10 %, en het eventuele individuele recht dat voor de betrokken producent-exporteur werd berekend.

(46)

Zou de analyse van de verzoeken om BMO en IB daarentegen uitwijzen dat zowel BMO als IB moet worden afgewezen, dan kan geen terugbetaling van de antidumpingrechten worden toegestaan.

(47)

Zoals uiteengezet in overweging 12, heeft het Hof de litigieuze verordening en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1294/2009 nietig verklaard wat de uitvoer van bepaald schoeisel van bepaalde Chinese en Vietnamese producenten-exporteurs betreft, voor zover de Commissie de verzoeken om BMO en IB die door deze producenten-exporteurs waren ingediend, niet heeft onderzocht.

(48)

De Commissie heeft daarom de verzoeken om BMO en IB van de betrokken producenten-exporteurs onderzocht teneinde het recht vast te stellen dat op hun uitvoer moet worden toegepast. Uit de beoordeling kwam naar voren dat uit de verstrekte informatie niet bleek dat de betrokken producenten-exporteurs op marktvoorwaarden opereerden of in aanmerking kwamen voor een individuele behandeling (zie voor een nadere toelichting overwegingen 49 en volgende).

1.   Beoordeling van de BMO-verzoeken

(49)

Er zij op gewezen dat de bewijslast overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening rust op de producent die een BMO-verzoek indient. Daartoe wordt in artikel 2, lid 7, onder c), eerste alinea, bepaald dat het door een dergelijke producent ingediende verzoek voldoende bewijs moet bevatten van het feit dat hij op marktvoorwaarden opereert als bedoeld in dat lid. De instellingen van de Unie hoeven derhalve niet te bewijzen dat de producent niet voldoet aan de voorwaarden om voor behandeling als marktgerichte onderneming in aanmerking te komen. Het staat daarentegen aan deze instellingen om te beoordelen of het door de betrokken producent geleverde bewijs volstaat om aan te tonen dat is voldaan aan de in artikel 2, lid 7, onder c), eerste alinea, van de basisverordening gestelde criteria om BMO te kunnen toekennen, en aan de rechter van de Unie om na te gaan of die beoordeling niet op een kennelijke onjuistheid berust (punt 32 van het arrest in zaak C-249/10 P en punt 24 van het arrest in zaak C-247/10 P).

(50)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening moet zijn voldaan aan de vijf criteria van dat artikel om BMO aan een producent-exporteur toe te kennen. Daarom heeft de Commissie besloten dat wanneer aan ten minste één criterium niet was voldaan, dat voldoende was om het BMO-verzoek af te wijzen.

(51)

Geen enkele van de betrokken producenten-exporteurs heeft kunnen aantonen dat hij voldeed aan criterium 1 (besluiten van bedrijven). De Commissie heeft meer in het bijzonder vastgesteld dat de ondernemingen 34, 36,37, 38, 39, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 53, 54, 58, 65, 66, 67, 69, 72, 77, 79, 80, 82, 84, 85, 88, 89, 92, 93, 94, 96, 97, 98, 99, 100, 101 en 102 (25) niet vrijelijk hun op de binnenlandse markt en de exportmarkt te verkopen hoeveelheden konden vaststellen. In dit verband heeft de Commissie vastgesteld dat er beperkingen golden aangaande de productie en/of een beperking van de verkoophoeveelheden op specifieke markten (binnenlandse markt en exportmarkt). De ondernemingen 33, 35, 39, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 66, 67, 68, 69, 70, 72, 73, 74, 75, 77, 81, 83, 84, 85, 86, 87, 91, 96, 97, 101 en 102 hebben niet voldoende informatie over hun eigendomsstructuur, aandeelhouders, raad van bestuur of de keuze van bestuurders verstrekt om aan te tonen dat de besluiten van hun bedrijf als reactie op marktsignalen zonder staatsinmenging van betekenis werden genomen. Verder hebben bepaalde ondernemingen geen bedrijfsvergunning of een Engelse vertaling daarvan (de ondernemingen 33, 35, 59, 60, 62, 81 en 87), of geen statuten of een Engelse vertaling daarvan (de ondernemingen 34, 40, 41, 51, 59, 63, 64, 95, 101 en 102) overgelegd. Daarnaast hebben bepaalde ondernemingen niet voldoende informatie over hun leveranciers verstrekt (de ondernemingen 42, 43, 44, 46, 49, 51, 57, 60, 64, 65, 69, 74, 76 en 95) of niet kunnen aantonen dat werknemers voldoende onafhankelijk van de plaatselijke autoriteiten werden geselecteerd (de ondernemingen 38, 39, 42, 45 en 46) en derhalve niet voldoende bewijs verstrekt dat de besluiten van hun bedrijf zonder staatsinmenging van betekenis werden genomen.

(52)

Daarnaast hebben de ondernemingen 33, 34, 35, 40, 41, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 57, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 72, 73, 74, 75, 76, 79, 80, 81, 82, 84, 85, 86, 87, 88, 91, 93, 94, 95, 96, 97, 100, 101 en 102 niet kunnen aantonen dat zij voldeden aan criterium 2 (boekhouding). Meer in het bijzonder hebben de ondernemingen 33, 43, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 73, 74, 75, 76, 79, 80, 81, 82, 84, 85, 86, 87, 88, 91, 93, 94, 96, 97, 101 en 102 niet aangetoond dat zij beschikten over een basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen. Met name is uit de BMO-beoordelingen gebleken dat deze ondernemingen de Commissie geen advies/rapport van een externe accountant hebben overgelegd, dat hun rekeningen niet werden gecontroleerd, of dat bij verschillende posten op de balans en de winst- en verliesrekening toelichtingen ontbraken. Andere ondernemingen hebben geen Engelse vertaling daarvan overgelegd (de ondernemingen 34, 35, 40, 41, 51, 57, 69, 70, 95 en 100). Voorts bleken de gecontroleerde rekeningen van bepaalde ondernemingen (43, 44, 45, 57, 65 en 72) op belangrijke punten tegenstrijdigheden te vertonen, onder meer discrepanties tussen de voor verschillende jaren gerapporteerde gegevens, verschillen tussen de originele versie en de Engelse vertaling, twijfel over de juistheid van de afschrijvingsmethode of van het opmaken van de inventaris of voorraad, of in het accountantsrapport gesignaleerde problemen die nadien niet zijn rechtgezet. Derhalve voldeden deze ondernemingen niet aan criterium 2.

(53)

Met betrekking tot criterium 3 (activa en „doorwerking”) hebben verschillende ondernemingen niet aangetoond dat er geen verstoringen waren die nog voortvloeiden uit het systeem zonder markteconomie. Met name de ondernemingen 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 42, 43, 44, 47, 48, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 70, 72, 74, 75, 76, 77, 80, 81, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 91, 94, 95, 96, 97, 101 en 102 hebben geen wezenlijk en volledige informatie verstrekt over de voorwaarden en de waarde van de grondgebruiksrechten. Voorts hebben de ondernemingen 34, 35, 37, 38, 39, 42, 43, 45, 46, 52, 53, 54, 57, 60, 63, 65, 66, 72, 77, 79, 84, 85, 87, 93, 94, 95 en 98 geen informatie verstrekt over afwijkingen van het normale belastingtarief of het traceren van de betaling van deze belasting, en hebben de ondernemingen 37, 42, 43, 44, 57, 84, 87 en 94 geen informatie verstrekt over hun elektriciteitsvoorziening of -prijs. De ondernemingen 40 en 41 hebben geen Engelse vertaling van wezenlijke informatie met betrekking tot hun activa overgelegd.

(54)

Wat criterium 4 (rechtskader) betreft, hebben de ondernemingen 76, 101 en 102 niet aangetoond dat zij onderworpen waren aan faillissements- en eigendomswetten die stabiliteit en rechtszekerheid garanderen.

(55)

Onderneming 70 heeft niet aangetoond dat zij aan criterium 5 (valutatransacties) voldeed, aangezien zij volgens de toelichtingen bij de rekeningen voor transacties in vreemde valuta gebruik van een vaste wisselkoers maakte, wat niet strookt met criterium 5 dat inhoudt dat de omrekening van munteenheden tegen de marktkoers geschiedt.

(56)

Voorts hebben de ondernemingen 56, 71, 78 en 90 geen bewijsmateriaal verstrekt met betrekking tot de vervaardiging van het betrokken product, de eigendom van de voornaamste grondstoffen, de eigendom van het betrokken product en de controle over de prijsstelling. Hun BMO-verzoeken zijn daarom niet aan een gedetailleerde analyse onderworpen.

(57)

De Commissie heeft de betrokken producenten-exporteurs meegedeeld dat geen van hen in aanmerking kwam voor BMO en heeft hen verzocht opmerkingen te maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

(58)

Geen van de zeventig betrokken producenten-exporteurs voldeed dan ook aan alle voorwaarden van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, zodat aan geen van deze ondernemingen BMO werd toegekend.

2.   Beoordeling van de IB-verzoeken

(59)

Overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening vóór wijziging wordt, wanneer artikel 2, lid 7, onder a), van dezelfde verordening van toepassing is, een individueel recht vermeld voor exporteurs die kunnen aantonen dat zij voldoen aan alle criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening vóór wijziging.

(60)

Net als in overweging 49 moet erop worden gewezen dat de bewijslast rust op de producent die een IB-verzoek indient overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening vóór wijziging. Daartoe is in artikel 9, lid 5, eerste alinea, van de basisverordening vóór wijziging bepaald dat het ingediende verzoek met bewijsmateriaal moet worden ondersteund. De instellingen van de Unie hoeven derhalve niet te bewijzen dat de exporteur niet voldoet aan de voorwaarden om voor een individuele behandeling in aanmerking te komen. Het staat daarentegen aan de instellingen van de Unie om te beoordelen of het door de betrokken exporteur geleverde bewijs volstaat om aan te tonen dat is voldaan aan de in artikel 9, lid 5, van de basisverordening vóór wijziging vastgestelde criteria om een IB te kunnen verlenen.

(61)

Overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening vóór wijziging moeten exporteurs op grond van met bewijsmateriaal ondersteunde verzoeken aantonen dat aan de vijf criteria van dat artikel is voldaan, zodat hun een IB kan worden toegekend. Daarom heeft de Commissie besloten dat wanneer aan ten minste één criterium niet was voldaan, dat voldoende was om het IB-verzoek af te wijzen.

(62)

De vijf criteria zijn:

1)

in geval van ondernemingen of joint ventures die geheel of gedeeltelijk in buitenlandse handen zijn, zijn de exporteurs vrij om kapitaal en winsten te repatriëren;

2)

de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden worden vrij vastgesteld;

3)

het merendeel van de aandelen is in het bezit van particulieren; staatsambtenaren die deel uitmaken van de raad van bestuur of die leidinggevende functies vervullen, moeten in de minderheid zijn of er moet worden aangetoond dat de onderneming niettemin voldoende vrij is van staatsinmenging;

4)

omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers, en

5)

de staatsinmenging is niet dusdanig dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(63)

Alle zeventig betrokken producenten-exporteurs die om BMO hebben verzocht, verzochten ook om IB voor het geval hun geen BMO zou worden toegekend. De Commissie heeft daarom niet alleen de BMO-verzoeken van elke betrokken producent-exporteur afgewezen (zie de overwegingen 49 tot en met 57), maar heeft ook hun IB-verzoeken onderzocht.

(64)

Met betrekking tot criterium 1 (repatriëring van kapitaal en winsten) hebben de ondernemingen 69, 77, 86 en 95 niet het bewijs geleverd dat zij vrij zijn kapitaal en winsten te repatriëren; zij hebben dus niet aangetoond dat aan dit criterium was voldaan.

(65)

Met betrekking tot criterium 2 (uitvoerhoeveelheden en -prijzen kunnen vrij worden vastgesteld) hebben de ondernemingen 33, 34, 35, 36, 37, 40, 41, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 52, 53, 54, 58, 59, 60, 62, 64, 66, 67, 69, 72, 74, 75, 79, 80, 82, 84, 85, 88, 89, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 99 en 100 niet het bewijs geleverd dat zakelijke besluiten zoals de vaststelling van uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden vrij worden vastgesteld in reactie op marktsignalen, aangezien uit het onderzochte bewijsmateriaal, zoals de statuten of bedrijfsvergunningen, is gebleken van een beperking van de productie en/of de verkoop van schoeisel op specifieke markten.

(66)

Aangaande criterium 3 (onderneming — management en aandeelhouders — is voldoende vrij van staatsinmenging) hebben de ondernemingen 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 91, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 101 en 102 niet aangetoond dat zakelijke besluiten voldoende vrij van staatsinmenging werden genomen. Er werd onder meer geen of onvoldoende informatie verstrekt over de eigendomsstructuur van de onderneming en de besluitvorming in de onderneming. Daarnaast hebben de ondernemingen 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 42, 43, 44, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 70, 72, 74, 75, 76, 77, 80, 81,83, 84, 85, 86, 87, 91, 94, 95, 96, 97, 101 en 102 niet voldoende informatie verstrekt over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de grondgebruiksrechten aan deze ondernemingen werden overgedragen. De ondernemingen 33, 34, 35, 40, 41, 51, 59, 62, 81 en 95 hebben geen Engelse vertaling van de relevante documenten overgelegd.

(67)

Ten slotte heeft onderneming 70 niet aangetoond dat de omrekening van munteenheden tegen de marktkoers geschiedde. Derhalve voldeed zij niet aan criterium 4 (door de markt bepaalde wisselkoersen).

(68)

Bovendien hebben de ondernemingen 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 91, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 101 en 102 evenmin aangetoond dat zij voldeden aan criterium 5 (ontwijking), aangezien geen informatie is verstrekt over de besluitvorming in de onderneming en over de vraag of de staat een invloed van betekenis op deze besluitvorming heeft uitgeoefend.

(69)

Voorts hebben de ondernemingen 56, 71, 78 en 90 geen bewijsmateriaal verstrekt met betrekking tot de vervaardiging van het betrokken product, de eigendom van de voornaamste grondstoffen, de eigendom van het betrokken product en de controle over de prijsstelling. Hun IB-verzoeken zijn daarom niet aan een gedetailleerde analyse onderworpen.

(70)

Gezien het bovenstaande voldeed geen van de zeventig betrokken producenten-exporteurs aan de voorwaarden van artikel 9, lid 5, van de basisverordening vóór wijziging, zodat aan geen van deze ondernemingen IB werd toegekend. De Commissie heeft de betrokken producenten-exporteurs daarvan in kennis gesteld en hen verzocht opmerkingen te maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

(71)

Het residuele antidumpingrecht voor China respectievelijk Vietnam, 16,5 % respectievelijk 10 %, moet derhalve worden ingesteld ten aanzien van de uitvoer van de zeventig betrokken producenten-exporteurs voor de periode waarin Verordening (EG) nr. 1472/2006 van toepassing was. De toepassingsperiode van die verordening liep oorspronkelijk van 7 oktober 2006 tot 7 oktober 2008. Na de opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd die termijn op 30 december 2009 verlengd tot en met 31 maart 2011. De in de arresten geconstateerde onwettigheid bestaat in het feit dat de instellingen van de Unie hebben nagelaten te bepalen of de door de betrokken producenten-exporteurs vervaardigde producten moeten worden onderworpen aan het residuele antidumpingrecht of aan een individueel recht. Gelet op de door het Hof geconstateerde onwettigheid is er geen rechtsgrond om de producten van de betrokken producenten-exporteurs volledig van antidumpingrechten vrij te stellen. In een nieuwe handeling waarmee de door het Hof geconstateerde onwettigheid wordt verholpen, moeten bijgevolg niet de maatregelen als zodanig, maar alleen het toepasselijke antidumpingrecht opnieuw worden beoordeeld.

(72)

Aangezien de Commissie heeft geconcludeerd dat ten aanzien van de betrokken producenten-exporteurs opnieuw het residuele recht voor China respectievelijk Vietnam moet worden ingesteld met handhaving van het oorspronkelijk bij de litigieuze verordening en bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1294/2009 vastgestelde tarief, hoeft Verordening (EG) nr. 388/2008 niet te worden gewijzigd. Die verordening blijft van kracht.

C.   OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN NA DE MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(73)

Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft de Commissie opmerkingen ontvangen namens i) FESI en de Footwear Coalition (26), als vertegenwoordigers van de importeurs van schoeisel in de Unie; ii) C&J Clark International, Cortina, Deichmann en Wortmann („Clark e.a.”), importeurs van schoeisel in de Unie; iii) Sino Pro Trading, en iv) Schuhhaus SIEMES Einkaufs & Beteiligungs GmBH („SIEMES”), beide importeurs van schoeisel uit China en Vietnam.

In bijlage III bij deze verordening vermelde ondernemingen

(74)

FESI en de Footwear Coalition hebben aangevoerd dat volgens het niet-vertrouwelijke dossier van de Commissie een onderneming met de naam Fortune Footwear Co. Ltd een BMO-/IB-verzoek voor het onderzoektijdvak had ingediend en derhalve niet in de lijst in bijlage III bij deze verordening mocht worden opgenomen. Er is echter geen informatie beschikbaar waaruit blijkt dat deze onderneming een BMO-/IB-verzoek zou hebben ingediend, en FESI en de Footwear Coalition hebben geen nieuw bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat deze onderneming inderdaad een dergelijk verzoek had ingediend. Daarom wordt dit argument afgewezen.

(75)

FESI en de Footwear Coalition hebben tevens aangevoerd dat een onderneming met de naam Foshan Nanhai Shyang Yuu/Hu Footwear ten onrechte in bijlage III werd vermeld, aangezien deze onderneming een BMO-/IB-verzoek zou hebben ingediend. Een onderneming met de naam Foshan Nanhai Shyang Yuu/Hu Footwear is evenwel noch in bijlage III noch in enige andere bijlage bij deze verordening opgenomen. Er is een onderneming met een soortgelijke naam (Nanhai Shyang Ho Footwear Co. Ltd) in de lijst van bijlage III opgenomen, maar FESI en de Footwear Coalition hebben geen bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat ditdezelfde onderneming als Foshan Nanhai Shyang Yuu/Hu Footwear is. Daarom wordt dit argument afgewezen. Voor de volledigheid moet ook worden opgemerkt dat een onderneming met een soortgelijke naam, Foshan Nanhai Shyang Yuu Footwear Ltd, in het kader van Verordening (EU) 2016/2257 werd beoordeeld. Ook hier ontbreekt evenwel het bewijs dat dit dezelfde onderneming als Foshan Nanhai Shyang Yuu/Hu Footwear is.

(76)

FESI en de Footwear Coalition hebben bovendien betoogd dat Guangzhou Panyu Xintaiy Footwear Industry Commerce Co., Ltd een verzoek om BMO/IB had ingediend en dat dit verzoek door de Commissie had moeten worden beoordeeld. Er wordt verduidelijkt dat het verzoek om BMO/IB van deze onderneming daadwerkelijk werd beoordeeld. De onderneming voldeed niet aan de criteria voor BMO en IB, en haar verzoek werd daarom afgewezen. Bijgevolg moet het definitieve recht opnieuw worden ingesteld ten aanzien van deze onderneming, en zij wordt derhalve opgenomen in de lijst van bijlage II bij deze verordening. Het argument van FESI en de Footwear Coalition dienaangaande wordt dan ook afgewezen.

(77)

FESI en de Footwear Coalition hebben verder aangevoerd dat een onderneming met de naam Mega Power Union Co. Ltd een verzoek om BMO/IB had ingediend. De Commissie beschikt echter niet over informatie waaruit blijkt dat dit BMO-/IB-verzoek zou zijn ingediend, en FESI en de Footwear Coalition hebben op geen enkele wijze aangetoond dat deze onderneming inderdaad een dergelijk verzoek had ingediend. Het argument van FESI en de Footwear Coalition dienaangaande wordt dan ook afgewezen.

(78)

Ten slotte hebben FESI en de Footwear Coalition aangevoerd dat een bedrijvengroep met de naam „the Evervan group” een verzoek om BMO/IB had ingediend en dat de groep derhalve ten onrechte was opgenomen in de lijst van bijlage III. Hoewel zes ondernemingen op de lijst van bijlage III een naam hebben met daarin het woord „Evervan” (Evervan, Evervan Deyang Footwear Co., Ltd, Evervan Golf, Evervan Qingyuan Footwear Co., Ltd, Evervan Qingyuan Vulcanized, Evervan Vietnam), hebben FESI en de Footwear Coalition niet het bewijs geleverd dat deze ondernemingen inderdaad deel van een groep uitmaakten. FESI en de Footwear Coalition hebben evenmin aangetoond dat deze groep als geheel inderdaad een verzoek om BMO/IB had ingediend. Daarom wordt dit argument afgewezen. Volledigheidshalve moet worden opgemerkt dat een onderneming met de naam „Guangzhou Evervan Footwear Co., Ltd” een verzoek om BMO/IB had ingediend dat in het kader van Verordening (EU) 2017/1982 is beoordeeld en afgewezen. Er is geen bewijsmateriaal voorhanden op basis waarvan een band met de overige ondernemingen op de lijst van bijlage III met een naam met daarin het woord „Evervan” zou kunnen worden vastgesteld.

Procedurele vereisten voor de beoordeling van BMO- en IB-verzoeken

(79)

FESI en de Footwear Coalition hebben aangevoerd dat de bewijslast bij de beoordeling van verzoeken om BMO/IB op de Commissie rust, omdat de Chinese en Vietnamese producenten-exporteurs aan hun verplichtingen in dit kader hadden voldaan door in de loop van het oorspronkelijke onderzoek BMO-/IB-verzoeken in te dienen. Ook hadden de producenten-exporteurs op wie de huidige uitvoeringsverordening betrekking heeft, dezelfde procedurele rechten moeten krijgen als de tijdens het oorspronkelijke onderzoek in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. Met name waren er enkel controles op stukken in plaats van controlebezoeken ter plaatse uitgevoerd, en de Chinese en Vietnamese producenten-exporteurs was geen enkele gelegenheid geboden om hun BMO-/IB-verzoek aan te vullen op grond van verzoeken om de ontbrekende gegevens aan te leveren.

(80)

Verder hebben FESI en de Footwear Collection verklaard dat de producenten-exporteurs op wie deze uitvoeringsverordening betrekking heeft niet dezelfde procedurele waarborgen genoten als die welke in standaardantidumpingonderzoeken worden toegepast, maar dat strengere normen werden gehanteerd. Volgens hen heeft de Commissie geen rekening gehouden met de tijd die is verstreken tussen het indienen van de verzoeken om BMO/IB in het oorspronkelijke onderzoek en de beoordeling van die verzoeken. Daarenboven kregen de producenten-exporteurs tijdens het oorspronkelijke onderzoek slechts 15 dagen de tijd om hun verzoeken om BMO/IB in te vullen, in plaats van de gebruikelijke 21 dagen.

(81)

Op basis hiervan hebben FESI en de Footwear Coalition aangevoerd dat het fundamentele rechtsbeginsel dat belanghebbenden hun recht van verweer ten volle moeten kunnen uitoefenen, dat is neergelegd in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, niet is geëerbiedigd. Volgens hen heeft de Commissie derhalve, door de producenten-exporteurs niet in de gelegenheid te stellen de ontbrekende gegevens aan te leveren, haar bevoegdheden misbruikt en de bewijslast in de fase van de uitvoering in feite omgekeerd.

(82)

Ten slotte zou deze benadering niet alleen discriminerend zijn jegens de Chinese en Vietnamese producenten-exporteurs die in het oorspronkelijke onderzoek in de steekproef waren opgenomen, maar ook jegens andere producenten-exporteurs in landen zonder markteconomie die voorwerp waren van een antidumpingonderzoek en die in het kader van dat onderzoek verzoeken om BMO/IB hadden ingediend. Daarom zouden voor de Chinese en Vietnamese ondernemingen waarop de huidige uitvoeringsverordening betrekking heeft, niet dezelfde vereisten voor informatieverstrekking als bij een normaal onderzoek van 15 maanden moeten gelden en zouden op hen geen strengere procedurele normen van toepassing mogen zijn.

(83)

FESI en de Footwear Coalition hebben eveneens aangevoerd dat de Commissie feitelijk de beschikbare gegevens in de zin van artikel 18, lid 1, van de basisverordening heeft toegepast, maar zich daarbij niet heeft gehouden aan de procedureregels van artikel 18, lid 4, van de basisverordening.

(84)

De Commissie herinnert eraan dat de bewijslast volgens de rechtspraak overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening rust op de producent die een BMO-/IB-verzoek indient. Daartoe is in artikel 2, lid 7, onder c), eerste alinea, bepaald dat het door een producent ingediende verzoek voldoende bewijs moet bevatten van het feit dat de producent op marktvoorwaarden opereert als bedoeld in dat lid. Zoals het Hof in de arresten Brosmann en Aokang heeft vastgesteld, hoeven de instellingen derhalve niet te bewijzen dat de producent niet voldoet aan de voorwaarden om voor behandeling als marktgerichte onderneming in aanmerking te komen. Het staat daarentegen aan de Commissie om te beoordelen of het door de betrokken producent geleverde bewijs volstaat om aan te tonen dat is voldaan aan de in artikel 2, lid 7, onder c), eerste alinea, van de basisverordening vastgestelde criteria voor het verlenen van een BMO/IB (zie overweging 49). In dat verband zij erop gewezen dat de Commissie op grond van de basisverordening of de rechtspraak niet verplicht is de producent-exporteur de mogelijkheid te bieden zijn BMO-/IB-verzoek met alle ontbrekende feitelijke informatie aan te vullen. Zij kan haar beoordeling baseren op de door de producent-exporteur ingediende informatie.

(85)

Met betrekking tot het argument dat enkel controles op stukken zijn uitgevoerd, merkt de Commissie op dat het bij de controle op stukken om een procedure gaat waarbij de verzoeken om BMO/IB worden geanalyseerd op basis van de door de producent-exporteur ingediende documenten. Alle verzoeken om BMO/IB worden onderworpen aan een controle op stukken door de Commissie. De Commissie kan bovendien besluiten inspecties ter plaatse uit te voeren. Inspecties ter plaatse zijn echter niet verplicht en worden evenmin voor elk verzoek om BMO/IB uitgevoerd. Als inspecties ter plaatse worden uitgevoerd, hebben zij gewoonlijk tot doel een bepaalde voorlopige beoordeling door de instellingen te bevestigen en/of de juistheid van de door de betrokken producent-exporteur verstrekte inlichtingen na te gaan. Met andere woorden, indien uit de door de producent-exporteur overgelegde bewijzen duidelijk blijkt dat een BMO/IB niet gerechtvaardigd is, blijft de aanvullende en facultatieve fase van inspecties ter plaatse doorgaans achterwege. Het staat aan de Commissie te beoordelen of een controlebezoek nuttig is (27). Zij heeft een discretionaire bevoegdheid om te beslissen hoe de informatie in een BMO-/IB-verzoek wordt gecontroleerd. Wanneer de Commissie dus, zoals in het onderhavige geval, aan de hand van een controle op stukken vaststelt dat zij over voldoende bewijs beschikt om over een BMO-/IB-verzoek te kunnen beslissen, is een controlebezoek niet noodzakelijk en kan dit niet worden verlangd.

(86)

Met betrekking tot het argument dat het recht van verweer niet naar behoren is geëerbiedigd doordat de Commissie heeft besloten geen schriftelijke aanmaningen tot het verstrekken van de ontbrekende gegevens te versturen, dient in de eerste plaats in herinnering te worden gebracht dat het recht van verweer een individueel recht is en dat FESI en de Footwear Coalition zich niet kunnen beroepen op schending van een individueel recht van andere ondernemingen. In de tweede plaats betwist de Commissie dat het gebruikelijk is dat aanzienlijke hoeveelheden informatie worden uitgewisseld en dat op getailleerde wijze ontbrekende gegevens worden aangevuld wanneer alleen een controle op stukken plaatsvindt, in tegenstelling tot de situatie waarin een controle op stukken gepaard gaat met een verificatie ter plaatse. FESI en de Footwear Coalition hebben geen bewijs van het tegendeel kunnen leveren.

(87)

De opmerkingen van FESI en de Footwear Coalition over discriminatie zijn eveneens ongegrond. Er wordt aan herinnerd dat het beginsel van gelijke behandeling wordt geschonden wanneer de instellingen van de Unie vergelijkbare situaties verschillend behandelen en daardoor bepaalde marktdeelnemers ten opzichte van andere benadelen, zonder dat dit onderscheid in behandeling door het bestaan van objectieve verschillen van een zeker gewicht wordt gerechtvaardigd (28). Dat doet de Commissie nu juist niet; door van de niet in de steekproef opgenomen Chinese en Vietnamese producenten-exporteurs te verlangen dat zij met het oog op een herbeoordeling verzoeken om BMO/IB indienen, is zij voornemens deze voordien niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs te behandelen op gelijke voet met de producenten-exporteurs die wel in de steekproef van het oorspronkelijke onderzoek waren opgenomen. Aangezien de basisverordening in dit verband niet in een minimumtermijn voorziet, is er bovendien geen sprake van discriminatie zolang de betrokken termijn redelijk is en de partijen voldoende gelegenheid geeft om de noodzakelijke informatie (opnieuw) te verzamelen, en tegelijkertijd hun recht van verweer wordt veiliggesteld.

(88)

Wat betreft de argumenten met betrekking tot artikel 18, lid 1, van de basisverordening, merkt de Commissie op dat zij in het onderhavige geval artikel 18 van de basisverordening niet heeft toegepast. In feite heeft zij de door de betrokken producenten-exporteurs verstrekte informatie aanvaard, heeft zij deze informatie niet verworpen enheeft zij haar beoordeling erop gebaseerd. De procedure van artikel 18, lid 4, van de basisverordening hoefde dan ook niet te worden gevolgd. De procedure van artikel 18, lid 4, van de basisverordening wordt gevolgd wanneer de Commissie van plan is bepaalde door de belanghebbende verstrekte informatie te verwerpen en in de plaats daarvan de beschikbare gegevens te gebruiken.

(89)

Een andere importeur, Sino Pro Trading Limited, heeft aangevoerd dat de Commissie niet binnen een periode van slechts enkele maanden de BMO- en IB-verzoeken van 600 ondernemingen had kunnen onderzoeken, zodat het onderzoek door de Commissie geen betrouwbare resultaten te zien had kunnen geven. Verder zou volgens die importeur de uitkomst van dit onderzoek, namelijk dat alle BMO-/IB-verzoeken die werden beoordeeld ook werden afgewezen, erop duiden dat het onderzoek van de Commissie partijdig was. Aan de andere kant heeft de importeur tevens verklaard dat niet genoeg verzoeken om BMO/IB waren onderzocht, namelijk slechts 70 van de oorspronkelijke 600. Aangezien bovendien de beoordelingen met betrekking tot de ondernemingen in de overwegingen 49 tot en met 72 anoniem plaatsvonden, konden de belanghebbenden de bevindingen niet aan een specifieke onderneming koppelen. Ten slotte heeft deze importeur aangevoerd dat geen onderzoek was ingesteld naar zijn leverancier, hoewel die was opgenomen in de lijst van bijlage II bij deze verordening, maar dat die leverancier alleen een vragenlijst was toegestuurd met onvoldoende tijd om te antwoorden.

(90)

Met betrekking tot bovenstaande argumenten heeft de Commissie om te beginnen verduidelijkt dat haar de namen van 600 ondernemingen als leveranciers van schoeisel in China en Vietnam waren verstrekt door de Duitse of de Nederlandse douaneautoriteiten dan wel door de drie importeurs die in overweging 29 worden vermeld. Zoals uiteengezet in overweging 33, beschikte de Commissie voor de meeste van deze ondernemingen niet over informatie waaruit blijkt dat zij tijdens het oorspronkelijke onderzoek een verzoek om BMO of IB hadden ingediend. De BMO- en IB-verzoeken van een groot aantal van de overige ondernemingen had de Commissie reeds beoordeeld in het kader van eerdere uitvoeringsverordeningen. Deze procedure wordt in detail beschreven in de overwegingen 34 tot en met 36, en de betrokken ondernemingen alsmede de desbetreffende rechtshandelingen zijn opgenomen in de bijlagen IV tot en met VI bij deze verordening. Het argument dat de Commissie in het kader van deze beoordeling onderzoek zou hebben gedaan naar 600 ondernemingen, is onjuist en moet dus worden afgewezen.

(91)

Voorts heeft de Commissie verduidelijkt dat zij, zoals vermeld in overweging 17, de onderhavige antidumpingprocedure heeft hervat op het precieze punt waarop de onwettigheid zich heeft voorgedaan, en dat zij derhalve is nagegaan of de betrokken producenten-exporteurs in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005, dat wil zeggen gedurende het onderzoektijdvak van het onderzoek dat heeft geleid tot de instelling van de definitieve antidumpingrechten in 2006, op marktvoorwaarden werkten. De Commissie heeft derhalve ook geen nieuwe informatie verzameld, maar heeft haar beoordeling gebaseerd op het door de desbetreffende producent-exporteur tijdens dit onderzoek ingediende verzoek om BMO/IB. De conclusies van deze beoordelingen zijn meegedeeld aan de desbetreffende producenten-exporteurs, die binnen een bepaalde termijn opmerkingen konden maken. Zoals uiteengezet in overweging 70, heeft geen van de betrokken exporteurs, ook de leverancier van Sino Pro Trading Ltd niet, opmerkingen over deze mededeling van feiten en overwegingen gemaakt.

(92)

Ten slotte wordt erop gewezen dat de door de producenten-exporteurs in hun verzoeken om BMO/IB verstrekte informatie als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening wordt beschouwd. Teneinde de vertrouwelijkheid te beschermen, zijn de namen van de ondernemingen derhalve vervangen door cijfers.

(93)

Alle bovenstaande argumenten moesten bijgevolg worden afgewezen.

Rechtsgrondslag voor het heropenen van het onderzoek

(94)

FESI en de Footwear Coalition hebben aangevoerd dat de Commissie zou handelen in strijd met artikel 266 VWEU, aangezien dit artikel haar niet de rechtsgrondslag voor het heropenen van het onderzoek in verband met een vervallen maatregel biedt. Zij hebben er nogmaals op gewezen dat het op grond van artikel 266 VWEU niet is toegestaan met terugwerkende kracht antidumpingrechten in te stellen; hiertoe hebben zij verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-458/98 P, Industrie des poudres sphériques/Raad (29).

(95)

Volgens hen is de antidumpingprocedure met betrekking tot de invoer van schoeisel uit China en Vietnam tegelijk met het vervallen van de maatregelen op 31 maart 2011 beëindigd. Daartoe had de Commissie op 16 maart 2011 een bericht van het vervallen van de rechten bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (30) („bericht van het vervallen van maatregelen”); de bedrijfstak van de Unie had geen melding gemaakt van voortzetting van dumping en het bericht van het vervallen van maatregelen is volgens hen evenmin ongeldig verklaard bij het arrest van het Hof van Justitie.

(96)

Voorts kan de Commissie aan de basisverordening ook geen bevoegdheid ontlenen om het antidumpingonderzoek te heropenen.

(97)

In deze context hebben FESI en de Footwear Coalition verder aangevoerd dat de hervatting van het onderzoek en de beoordeling van de verzoeken om BMO/IB die de betrokken Chinese en Vietnamese producenten-exporteurs in het oorspronkelijke onderzoek hadden ingediend, in strijd zijn met het universele beginsel van verjaring of verval. Dit beginsel is neergelegd in de WTO-overeenkomst en in de basisverordening die voorzien in een geldigheidsduur van vijf jaar voor de maatregelen, en in artikel 236, lid 1, en artikel 221, lid 3, van het communautair douanewetboek die voorzien in een periode van drie jaar waarbinnen enerzijds de importeurs kunnen verzoeken om terugbetaling van antidumpingrechten en anderzijds de nationale douaneautoriteiten invoerrechten en antidumpingrechten kunnen heffen (31). Artikel 266 VWEU staat niet toe dat van dit beginsel wordt afgeweken.

(98)

Ten slotte is betoogd dat de Commissie geen redenen of eerdere rechtspraak heeft aangevoerd ter onderbouwing van het gebruik van artikel 266 VWEU als rechtsgrondslag voor het heropenen van de procedure.

(99)

Wat het ontbreken van een rechtsgrondslag voor het heropenen van het onderzoek betreft, verwijst de Commissie naar de rechtspraak die wordt geciteerd in overweging 15, volgens welke zij het onderzoek mag hervatten op het precieze punt waarop de onwettigheid zich heeft voorgedaan. Zoals de advocaat-generaal onlangs in herinnering heeft gebracht, is de Commissie hoe dan ook op grond van artikel 266 VWEU zowel bevoegd om zo te handelen dat de wettigheid wordt hersteld overeenkomstig het bepaalde in een arrest houdende ongeldigverklaring als gehouden haar gedrag in overeenstemming te brengen met de inhoud van dat arrest (32). De zaak Commissie/McBride e.a. (33), waarop FESI en de Footwear Coalition zich beroepen, is in deze context niet van toepassing, aangezien in die zaak de regels waarbij de bevoegdheid werd verleend om een handeling vast te stellen (ter vervanging van de nietig verklaarde handeling), geen deel meer uitmaakten van de rechtsorde van de Unie, terwijl in de onderhavige zaak de rechtsgrondslag niet is verdwenen en zich alleen een wijziging in de toekenning van bevoegdheid aan de Commissie heeft voorgedaan (34).

(100)

Aangaande het gewettigd vertrouwen moet eraan worden herinnerd dat de wettigheid van een antidumpingverordening moet worden beoordeeld in het licht van de objectieve regels van het recht van de Unie en niet in het licht van een besluitvormingspraktijk, zelfs wanneer die zou bestaan (wat hier niet het geval is). Derhalve kan de eerdere praktijk van de Commissie, waarvan hier geen sprake is, geen gewettigd vertrouwen wekken: volgens vaste rechtspraak van het Hof kan het gewettigd vertrouwen alleen worden gewekt wanneer de instellingen nauwkeurige toezeggingen hebben gedaan waaruit een belanghebbende op goede gronden kan afleiden dat de instellingen van de Unie op een bepaalde manier zouden handelen (35). Noch FESI noch de Footwear Coalition heeft getracht aan te tonen dat in casu dergelijke toezeggingen zijn gedaan. Dat geldt des te meer omdat de genoemde eerdere praktijk niet overeenkomt met de feitelijke en juridische situatie van de huidige zaak en de verschillen kunnen worden verklaard aan de hand van feitelijke en juridische verschillen met de huidige zaak.

(101)

Het gaat om de volgende verschillen: de door het Hof geconstateerde onwettigheid heeft geen betrekking op de bevindingen inzake dumping, schade en belang van de Unie, en dus ook niet op het beginsel van de instelling van rechten, maar alleen op de precieze hoogte van die rechten. De eerdere nietigverklaringen waarop de belanghebbenden zich beroepen, hadden daarentegen wel betrekking op de bevindingen inzake dumping, schade en belang van de Unie. Het is de instellingen dus toegestaan de precieze hoogte van de rechten voor de betrokken producenten-exporteurs opnieuw te berekenen.

(102)

Met name was het in de onderhavige zaak niet nodig om de belanghebbenden om aanvullende informatie te verzoeken. De Commissie moest in de plaats daarvan informatie beoordelen die weliswaar was verstrekt maar niet was beoordeeld vóór de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1472/2006. Zoals opgemerkt in overweging 99, houdt de praktijk in vorige zaken hoe dan ook geen precieze en onvoorwaardelijke toezegging in voor de huidige zaak.

(103)

Ten slotte zijn alle partijen waartegen de procedure is gericht, namelijk de betrokken producenten-exporteurs, de partijen in de rechtszaken en de vereniging die een van die partijen vertegenwoordigt, via de mededeling van feiten en overwegingen op de hoogte gebracht van de relevante feiten waarop de Commissie zich wil baseren om de huidige BMO-/IB-beoordeling aan te nemen. Hun recht van verweer wordt dus geëerbiedigd. In dit verband moet in het bijzonder worden opgemerkt dat niet-verbonden importeurs in een antidumpingprocedure geen recht van verweer genieten aangezien die procedure niet tegen hen is gericht.

(104)

Wat het argument betreft dat de maatregelen in kwestie op 31 maart 2011 zijn vervallen, ziet de Commissie niet in waarom het vervallen van de maatregelen zou verhinderen dat de Commissie na een arrest waarbij de oorspronkelijke handeling nietig werd verklaard, een nieuwe handeling vaststelt ter vervanging van de nietig verklaarde handeling. Volgens de rechtspraak waarnaar in overweging 15 wordt verwezen, moet de administratieve procedure worden hervat op het punt waarop de onwettigheid zich heeft voorgedaan. De Commissie heeft het onderzoek precies op dat punt heropend teneinde te beoordelen of de niet beoordeelde verzoeken om BMO/IB hadden moeten worden toegewezen en tegelijkertijd of mogelijk een lager recht verschuldigd zou zijn geweest (op grond waarvan de betrokken ondernemingen op hun beurt bij hun bevoegde douaneautoriteiten terugbetaling van die te veel betaalde rechten samen met rente zouden hebben kunnen vorderen (36)). Een bericht van het vervallen van maatregelen, waarmee weliswaar officieel de procedure wordt beëindigd, kan er niet toe leiden dat die ondernemingen het recht op een nieuw onderzoek van hun BMO-/IB-verzoeken wordt ontzegd; dit is een recht dat hen uiteindelijk gedurende het onderzoek toekomt, zoals het Hof heeft erkend in het arrest C&J Clark International (37). Het onderzoek werd dan ook op 17 maart 2016 heropend en zal in overeenstemming met artikel 9, lid 4, van de basisverordening bij de onderhavige verordening worden gesloten.

Artikel 236 van het communautair douanewetboek

(105)

FESI en de Footwear Coalition hebben tevens aangevoerd dat de procedure voor het heropenen van het onderzoek en het met terugwerkende kracht instellen van antidumpingrechten neerkomt op misbruik van bevoegdheid door de Commissie en in strijd is met het VWEU. Volgens hen is de Commissie niet bevoegd tussenbeide te komen in de toepassing van artikel 236, lid 1, van het communautair douanewetboek door de terugbetaling van de antidumpingrechten te beletten. Het stond aan de nationale douaneautoriteiten om de consequenties te trekken uit een ongeldigverklaring van rechten en zij zouden tevens verplicht zijn de antidumpingrechten terug te betalen die door het Hof ongeldig waren verklaard.

(106)

In dit verband staat volgens FESI en de Footwear Coalition artikel 14, lid 3, van de basisverordening de Commissie niet toe af te wijken van artikel 236 van het communautair douanewetboek, aangezien de basisverordening en het douanewetboek regelingen van gelijke orde zijn, en de basisverordening niet kan worden beschouwd als een lex specialis van het communautair douanewetboek.

(107)

Voorts, zo voegen zij hieraan toe, verwijst artikel 14, lid 3, van de basisverordening niet naar artikel 236 van het communautair douanewetboek en bepaalt het alleen dat de Commissie bijzondere bepalingen kan vaststellen, maar geen afwijkingen van het communautair douanewetboek.

(108)

In antwoord hierop moet worden benadrukt dat artikel 14, lid 1, van de basisverordening de bepalingen met betrekking tot de douanewetgeving van de Unie niet automatisch van toepassing verklaart op de instelling van individuele antidumpingrechten (38). Integendeel, artikel 14, lid 3, van de basisverordening verleent de instellingen van de Unie het recht de bepalingen met betrekking tot de douanewetgeving van de Unie, waar nodig en zinvol, om te zetten en toepasselijk te maken (39).

(109)

Voor deze omzetting is niet vereist dat alle bepalingen van de douanewetgeving van de Unie volledig worden toegepast. Artikel 14, lid 3, van de basisverordening voorziet uitdrukkelijk in de vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende de gemeenschappelijke definitie van het begrip „oorsprong van goederen”; dit is een goed voorbeeld van een afwijking van de bepalingen van de douanewetgeving van de Unie. Op basis hiervan heeft de Commissie gebruikgemaakt van de uit artikel 14, lid 3, van de basisverordening voortvloeiende bevoegdheden en van de nationale douaneautoriteiten verlangd dat zij tijdelijk geen enkele terugbetaling verrichten. Dit laat de exclusieve bevoegdheid van de nationale douaneautoriteiten met betrekking tot geschillen over douaneschulden onverlet; de beslissingsbevoegdheid blijft bij de douaneautoriteiten van de lidstaten. Zij beslissen nog steeds op basis van de conclusies van de Commissie ten aanzien van de verzoeken om BMO en IB of al dan niet terugbetaling moet worden toegestaan.

(110)

Hoewel niets in de douanewetgeving van de Unie in de weg kan staan aan de terugbetaling van ten onrechte betaalde douanerechten, kan dit met zoveel woorden dus niet worden gezegd met betrekking tot de terugbetaling van antidumpingrechten. Derhalve, en gezien de algemene noodzaak om de eigen middelen van de Unie tebeschermen tegen ongegronde verzoeken om terugbetaling en de daarmee verband houdende moeilijkheid om onterechte terugbetalingen vervolgens terug te vorderen, kon de Commissie niet anders dan tijdelijk afwijken van de douanewetgeving van de Unie door gebruik te maken van haar bevoegdheden uit hoofde van artikel 14, lid 3, van de basisverordening.

Ontoereikende motivering van rechtsgrondslag

(111)

FESI en de Footwear Coalition hebben eveneens aangevoerd dat de Commissie in strijd met artikel 296 VWEU heeft nagelaten een passende motivering te geven en evenmin de rechtsgrondslag heeft vermeld op basis waarvan de rechten met terugwerkende kracht opnieuw zijn ingesteld en de terugbetaling van de rechten is geweigerd aan de importeurs op wie de huidige uitvoeringsverordening betrekking heeft. Derhalve heeft de Commissie volgens hen het recht van de belanghebbenden op doeltreffende rechterlijke bescherming geschonden.

(112)

SIEMES, een van de importeurs die opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen heeft ingediend, heeft tevens aangevoerd dat de uitvoeringsverordening van de Commissie in strijd met artikel 296 VWEU niet adequaat is gemotiveerd, maar heeft dit argument niet nader toegelicht. De onderneming heeft ter staving van haar argument verwezen naar het arrest in zaak T-310/12, Yuanping Changyuan Chemicals Co. Ltd/Raad (40).

(113)

De Commissie is van oordeel dat de uitgebreide juridische onderbouwing in het algemene informatiedocument en in deze verordening, waaronder de vermelding van de rechtsgrondslag ervan, een afdoende motivering van deze verordening vormt.

Gewettigd vertrouwen

(114)

FESI en de Footwear Coalition hebben voorts aangevoerd dat het met terugwerkende kracht corrigeren van vervallen maatregelen in strijd is met het beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen. FESI heeft in de eerste plaats verklaard dat de belanghebbenden, met inbegrip van de importeurs, de zekerheid hadden gekregen dat de maatregelen op 31 maart 2011 zouden vervallen en dat de belanghebbenden — gezien de tijd die was verstreken sinds het oorspronkelijke onderzoek — er op goede gronden van mochten uitgaan dat het oorspronkelijke onderzoek niet zou worden hervat of heropend. Zo mochten ook de Chinese en Vietnamese producenten-exporteurs er op goede gronden op vertrouwen dat hun in het kader van het oorspronkelijke onderzoek ingediende verzoeken om BMO/IB niet meer door de Commissie zouden worden onderzocht, alleen al omdat deze verzoeken niet waren beoordeeld binnen de termijn van drie maanden die daarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geldt.

(115)

Wat het gewettigd vertrouwen van de belanghebbenden betreft dat de antidumpingmaatregelen zijn vervallen en dat het onderzoek niet meer zal worden heropend, wordt verwezen naar overweging 104, waarin deze argumenten in detail zijn behandeld.

(116)

Wat het gewettigd vertrouwen van de Chinese en Vietnamese producenten-exporteurs betreft dat hun verzoeken om BMO/IB niet meer zullen worden onderzocht, wordt verwezen naar overweging 99, waarin dit argument tevens is behandeld in het licht van de rechtspraak van het Hof op dit gebied.

Beginsel van non-discriminatie

(117)

FESI en de Footwear Coalition hebben verklaard dat door de retroactieve instelling van antidumpingmaatregelen i) de importeurs op wie de huidige uitvoeringsverordening betrekking heeft, worden gediscrimineerd ten opzichte van de importeurs op wie de uitvoering van de arresten Brosmann en Aokang (genoemd in overweging 6) betrekking heeft en aan wie de rechten die zijn betaald op de invoer van schoeisel afkomstig van de vijf producenten-exporteurs op wie deze arresten eveneens betrekking hebben, zijn terugbetaald, en ii) de producenten-exporteurs op wie de huidige uitvoeringsverordening betrekking heeft, worden gediscrimineerd ten opzichte van de vijf producenten-exporteurs op wie de uitvoering van de arresten Brosmann en Aokang eveneens betrekking heeft en die ingevolge Uitvoeringsbesluit 2014/149/EU aan geen enkel recht waren onderworpen.

(118)

Wat het argument inzake discriminatie betreft, wijst de Commissie eerst op de voorwaarden die moeten zijn vervuld om van discriminatie te kunnen spreken, zoals uiteengezet in overweging 87.

(119)

Vervolgens merkt zij op dat het verschil tussen de importeurs op wie de huidige uitvoeringsverordening betrekking heeft en de importeurs op wie de uitvoering van de arresten Brosmann en Aokang betrekking heeft, is dat de laatstbedoelde importeurs, anders dan de eerstbedoelde importeurs, hebben besloten Verordening (EG) nr. 1472/2006 voor het Gerecht aan te vechten.

(120)

Een besluit van een instelling van de Unie dat niet binnen de in artikel 263, zesde alinea, VWEU gestelde termijn is aangevochten door degene tot wie het is gericht, wordt te zijnen aanzien definitief. Deze regel is met name gebaseerd op de overweging dat beroepstermijnen de rechtszekerheid beogen te waarborgen door te voorkomen dat handelingen van de Unie die rechtsgevolgen teweegbrengen, onbeperkt in geding kunnen worden gebracht (41).

(121)

Dit procesrechtelijke beginsel van Unierecht leidt onvermijdelijk tot twee groepen: zij die zijn opgekomen tegen een handeling van de Unie en daardoor mogelijk in een gunstige positie zijn terechtgekomen (zoals Brosmann en de vier overige producenten-exporteurs), en zij die dat niet hebben gedaan. Dit betekent evenwel niet dat de Commissie de twee partijen ongelijk heeft behandeld en daardoor het beginsel van gelijke behandeling heeft geschonden. Door te kennen te geven dat een partij tot deze laatste categorie behoort vanwege een bewuste beslissing om niet tegen een handeling van de Unie op te komen, wordt deze groep niet gediscrimineerd.

(122)

Alle belanghebbenden hebben dus te allen tijde rechterlijke bescherming genoten voor de rechterlijke instanties van de Unie.

(123)

Aangaande de vermeende discriminatie van de producenten-exporteurs op wie de huidige uitvoeringsverordening betrekking heeft en die ingevolge Uitvoeringsbesluit 2014/149/EU aan geen enkel recht waren onderworpen, moet worden opgemerkt dat het besluit van de Raad om niet opnieuw rechten in te stellen duidelijk is genomen met het oog op de bijzondere omstandigheden van de specifieke situatie zoals die bestond op het tijdstip waarop de Commissie haar voorstel voor het opnieuw instellen van die rechten heeft ingediend, in het bijzonder dat de desbetreffende antidumpingrechten reeds waren terugbetaald, en voor zover de oorspronkelijke mededeling van de schuld aan de betrokken schuldenaar in het verlengde van de arresten Brosmann en Aokang was ingetrokken. Volgens de Raad had deze terugbetaling bij de betrokken importeurs een gewettigd vertrouwen gewekt. Aangezien er geen vergelijkbare terugbetaling aan andere importeurs heeft plaatsgevonden, bevinden deze zich niet in een situatie die vergelijkbaar is met de situatie van de importeurs op wie het besluit van de Raad betrekking heeft.

(124)

Hoe dan ook kan het feit dat de Raad ervoor heeft gekozen op een bepaalde manier te handelen, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval dat aan hem is voorgelegd, de Commissie er niet toe verplichten om op precies dezelfde wijze uitvoering aan een ander arrest te geven.

Bevoegdheid van de Commissie om definitieve antidumpingmaatregelen in te stellen

(125)

Bovendien hebben FESI en de Footwear Coalition aangevoerd dat de Commissie in het kader van de huidige uitvoering niet bevoegd is tot vaststelling van de verordening waarbij met terugwerkende kracht een antidumpingrecht wordt ingesteld, en dat deze bevoegdheid hoe dan ook aan de Raad zou toekomen. Wordt namelijk het onderzoek hervat op het precieze punt waarop de onwettigheid is ontstaan, dan moeten ook dezelfde regels worden toegepast als bij het oorspronkelijke onderzoek, in het kader waarvan de Raad definitieve maatregelen heeft aangenomen. Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 37/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2014 tot wijziging van bepaalde verordeningen op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek voor wat de procedures tot het nemen van bepaalde maatregelen betreft (ook „algemene handelswet I” genoemd) (42), is de nieuwe besluitvormingsprocedure op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek in de onderhavige context niet van toepassing, aangezien vóór de inwerkingtreding van de algemene handelswet I i) de Commissie reeds een handeling had vastgesteld (de voorlopige verordening); ii) de raadplegingen die waren vereist krachtens Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, waren begonnen en beëindigd, en iii) de Commissie reeds een voorstel had aangenomen voor een verordening van de Raad tot vaststelling van definitieve maatregelen. Op basis hiervan concludeerden FESI en de Footwear Coalition dat de besluitvormingsprocedures van vóór de inwerkingtreding van de algemene handelswet I moesten worden toegepast.

(126)

Dat argument is echter toegespitst op de datum van opening van het onderzoek (die inderdaad relevant is wat de overige inhoudelijke wijzigingen betreft die in de basisverordening zijn aangebracht), maar gaat eraan voorbij dat Verordening (EU) nr. 37/2014 een ander criterium (namelijk de inleiding van de bij het vaststellen van maatregelen te volgen procedure) hanteert. Het standpunt van FESI en de Footwear Coalition is derhalve gebaseerd op een onjuiste uitlegging van de overgangsbepaling in Verordening (EU) nr. 37/2014.

(127)

Gezien de vermelding van „procedures die zijn ingeleid voor de vaststelling van maatregelen” in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 37/2014, waarin de overgangsbepalingen voor de wijzigingen in de besluitvormingsprocedures voor de vaststelling van antidumpingmaatregelen zijn opgenomen, en gezien de betekenis van het begrip „procedure” in de basisverordening voor een onderzoek dat werd geopend vóór de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 37/2014, maar in het kader waarvan de Commissie het relevante comité nog niet had geraadpleegd met het oog op de vaststelling van maatregelen vóór die inwerkingtreding, zijn namelijk op de procedure voor de vaststelling van de bovengenoemde antidumpingmaatregelen de nieuwe bepalingen van toepassing. Dat geldt ook voor procedures waarbij maatregelen op basis van de oude bepalingen zijn ingesteld en opnieuw worden onderzocht, of voor maatregelen waarbij op basis van de oude bepalingen voorlopige rechten zijn ingesteld, maar de procedure voor de vaststelling van definitieve maatregelen bij de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 37/2014 nog niet was begonnen. Anders gezegd, Verordening (EU) nr. 37/2014 is van toepassing op een specifieke „procedure voor vaststelling” en niet op de gehele duur van een bepaald onderzoek of zelfs een bepaalde procedure.

(128)

De litigieuze verordening werd in 2006 aangenomen. De op deze procedure toepasselijke wetgeving is Verordening (EU) 2016/1036. Daarom wordt dit argument afgewezen.

(129)

Clark e.a. hebben in de eerste plaats betoogd dat de Commissie niet over een rechtsgrondslag beschikte voor het onderzoek van de door producenten-exporteurs in het kader van het oorspronkelijke onderzoek ingediende BMO-/IB-verzoeken. Volgens hen werd de procedure, die is afgesloten met het verstrijken van de maatregelen op 31 maart 2011, niet ongeldig door het arrest in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14, en kan zij daarom niet worden heropend.

(130)

In antwoord hierop verwijst de Commissie naar de uiteenzetting in de overwegingen 99 tot en met 104.

(131)

Clark e.a. hebben in de tweede plaats aangevoerd dat de huidige procedure in strijd is met de beginselen van niet-terugwerkende kracht en rechtszekerheid, die zijn verankerd in artikel 10 van de basisverordening. Bovendien heeft SIEMES, een andere importeur van schoeisel, onder verwijzing naar de rechtspraak, namelijk het arrest Industrie des poudres sphériques/Raad (C-458/98 P) (43), en naar de eerdere praktijk van de Commissie op dit gebied ook aangevoerd dat er geen rechtsgrondslag voor de instelling van antidumpingrechten met terugwerkende kracht bestond.

(132)

Met betrekking tot het argument in verband met de terugwerkende kracht op basis van artikel 10 van de basisverordening en artikel 10 van de WTO-antidumpingovereenkomst („WTO ADA”) zij erop gewezen dat artikel 10, lid 1, van de basisverordening de bewoordingen van artikel 10, lid 1, van de WTO ADA overneemt en bepaalt dat voorlopige en definitieve antidumpingrechten uitsluitend worden toegepast op producten die na de inwerkingtreding van de krachtens artikel 7, lid 1, respectievelijk artikel 9, lid 4, van de basisverordening genomen maatregelen in het vrije verkeer worden gebracht. In het onderhavige geval worden de antidumpingrechten in kwestie uitsluitend toegepast op producten die na de inwerkingtreding van de krachtens artikel 7, lid 1, respectievelijk artikel 9, lid 4, van de basisverordening vastgestelde voorlopige en litigieuze (definitieve) verordening in het vrije verkeer zijn gebracht. De terugwerkende kracht in de zin van artikel 10, lid 1, van de basisverordening heeft echter uitsluitend betrekking op een situatie waarin de goederen in het vrije verkeer werden gebracht voordat maatregelen werden ingesteld, zoals blijkt uit de tekst zelf van die bepaling en uit de uitzondering waarin artikel 10, lid 4, van de basisverordening voorziet.

(133)

De Commissie merkt ook op dat er in het onderhavige geval noch sprake is van schending van het beginsel van terugwerkende kracht, noch van schending van het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel.

(134)

Om te beoordelen of er bij een maatregel sprake is van terugwerkende kracht, wordt in de rechtspraak van het Hof een onderscheid gemaakt tussen de toepassing van een nieuwe regel op een situatie die een definitief karakter heeft gekregen (ook aangeduid als bestaande of definitieve rechtssituatie) en een situatie die reeds bestond vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regel, maar die nog geen definitief karakter heeft (ook aangeduid als tijdelijke situatie).

(135)

In het onderhavige geval is de situatie van de invoer van de betrokken producten tijdens de toepassingsperiode van Verordening (EG) nr. 1472/2006 nog niet definitief omdat het op de producten toepasselijke antidumpingrecht als gevolg van de nietigverklaring van de litigieuze verordening nog niet definitief is vastgesteld. Tevens werden de importeurs van schoeisel door de bekendmaking van het bericht van inleiding en de voorlopige verordening gewaarschuwd dat mogelijk dergelijke rechten zouden worden ingesteld. Volgens de vaste rechtspraak van de rechterlijke instanties van de Unie kunnen marktdeelnemers niet van een gewettigd vertrouwen uitgaan zolang de instellingen geen handeling hebben vastgesteld tot afsluiting van de bestuurlijke procedure waardoor deze een definitief karakter krijgt.

(136)

De onderhavige verordening wordt onmiddellijk toegepast op de toekomstige gevolgen van een bestaande situatie: de invoerrechten op schoeisel zijn geheven door de nationale douaneautoriteiten. Als gevolg van de verzoeken om terugbetaling, waarover nog geen definitieve beslissing is genomen, vormen zij een bestaande situatie. Deze verordening stelt het op die invoer toepasselijke recht vast en regelt dus de toekomstige gevolgen van een bestaande situatie.

(137)

In elk geval is terugwerkende kracht, zelfs wanneer er sprake zou zijn van terugwerkende kracht in de zin van het recht van de Unie (quod non), hoe dan ook gerechtvaardigd, om de volgende reden.

(138)

De materieelrechtelijke voorschriften van de Unie kunnen van toepassing zijn op situaties die vóór de inwerkingtreding ervan bestonden, voor zover er blijkens hun bewoordingen, doelstellingen of opzet zulke gevolgen aan moeten worden toegekend. Met name werd in zaak C-337/88, Società agricola fattoria alimentare (SAFA),geoordeeld dat: „ofschoon het beginsel van rechtszekerheid zich in het algemeen ertegen verzet dat een gemeenschapsbesluit reeds vóór zijn afkondiging van kracht is, hiervan bij wijze van uitzondering [kan] worden afgeweken, indien dit voor het te bereiken doel noodzakelijk is en het gewettigd vertrouwen van de betrokkenen naar behoren is in acht genomen” (44).

(139)

In het onderhavige geval bestaat het te bereiken doel in de nakoming van de verplichting van de Commissie als bedoeld in artikel 266 VWEU. Aangezien het Hof in de in overweging 12 genoemde arresten alleen een onwettigheid heeft vastgesteld met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van het toepasselijke recht, en niet met betrekking tot de instelling van de maatregelen als zodanig (dat wil zeggen ten aanzien van de bevindingen inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie), mochten de betrokken producenten-exporteurs er niet op vertrouwen dat geen definitieve antidumpingrechten zouden worden ingesteld. Bijgevolg kan de instelling van die rechten, ook al had deze met terugwerkende kracht plaatsgevonden (quod non), niet worden geacht in strijd te zijn met het vertrouwensbeginsel.

(140)

In de derde plaats hebben Clark e.a. betoogd dat het discriminerend en in strijd met artikel 266 VWEU zou zijn om opnieuw een antidumpingrecht ten aanzien van de zeventig betrokken producenten-exporteurs in te stellen, aangezien er na de arresten-Brosmann en -Aokang niet opnieuw antidumpingrechten werden ingesteld.

(141)

Dit argument is ongegrond. Importeurs die hebben ingevoerd van Brosmann en de overige vier producenten-exporteurs waarop het arrest in de zaken C-247/10 P en C-249/10 P betrekking heeft, bevinden zich in een andere juridische en feitelijke situatie aangezien hun producenten-exporteurs hebben besloten beroep aan te tekenen tegen de litigieuze verordening en aangezien de rechten hun zijn terugbetaald, zodat zij zijn beschermd door artikel 221, lid 3, van het communautair douanewetboek. Van een dergelijk beroep of een dergelijke terugbetaling is voor anderen geen sprake. Zie in dit verband ook de overwegingen 118 tot en met 122.

(142)

In de vierde plaats hebben Clark e.a. betoogd dat er sprake was van diverse procedurele onregelmatigheden in het kader van dit onderzoek. Om te beginnen is het mogelijk dat de betrokken producenten-exporteurs niet langer in staat zijn om relevante opmerkingen in te dienen en aanvullend bewijs te verstrekken ter onderbouwing van de door hen een aantal jaren geleden gedane verzoeken om een BMO/IB. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de ondernemingen niet langer bestaan of dat documenten ter zake niet langer beschikbaar zijn.

(143)

Daarnaast zouden, anders dan bij het oorspronkelijke onderzoek, de maatregelen van de Commissie de facto en de jure alleen gevolgen voor importeurs hebben, aangezien zij niet over middelen voor een doeltreffende input beschikken en niet van hun leveranciers kunnen verlangen dat zij met de Commissie samenwerken.

(144)

De Commissie merkt op dat niets in de basisverordening haar verplicht exporterende ondernemingen die om BMO/IB verzoeken de mogelijkheid te bieden ontbrekende feitelijke informatie aan te vullen. In feite, en zoals uiteengezet in overweging 88, rust de bewijslast overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening op de producent die een BMO-/IB-verzoek indient. Het recht gehoord te worden betreft de beoordeling van die feiten, maar houdt niet het recht in onvolledige informatie aan te vullen. Anders zou de producent-exporteur de beoordeling tot in het oneindige kunnen verlengen door de informatie beetje bij beetje te verstrekken.

(145)

In dat verband zij erop gewezen dat de Commissie niet verplicht is de producent-exporteur te verzoeken zijn BMO-/IB-verzoek met nadere informatie aan te vullen. Zoals aangegeven in overweging 84, kan de Commissie haar beoordeling baseren op de informatie die de producent-exporteur heeft ingediend. In elk geval hebben de betrokken producenten-exporteurs de beoordeling van hun BMO-/IB-verzoeken door de Commissie niet aangevochten, en evenmin hebben zij aangegeven over welke documenten of medewerkers zij niet langer beschikken. De bewering is daarom dermate abstract dat de instellingen bij de beoordeling van de BMO-/IB-verzoeken geen rekening kunnen houden met dergelijke moeilijkheden. Vanwege het speculatieve karakter van dit argument en het ontbreken van nadere mededelingen omtrent de documenten en medewerkers die niet meer ter beschikking staan en omtrent het belang van die documenten en medewerkers voor de beoordeling van het BMO-/IB-verzoek, wordt dit argument afgewezen.

(146)

Wat het argument betreft dat importeurs geen middelen zouden hebben om een zinvolle input te verstrekken, merkt de Commissie het volgende op. Ten eerste ontberen importeurs een recht van verweer, aangezien de antidumpingmaatregel niet tegen hen, maar tegen de producenten-exporteurs gericht is. Ten tweede hadden importeurs reeds tijdens de aan de vaststelling van de litigieuze verordening voorafgaande administratieve procedure de gelegenheid om opmerkingen over dat punt in te dienen. Ten derde hadden importeurs die meenden dat er sprake was van een onregelmatigheid in dit verband, de noodzakelijke contractuele regelingen moeten treffen met hun leveranciers om te verzekeren dat de noodzakelijke documentatie ter beschikking stond. Dit argument moet bijgevolg worden afgewezen.

(147)

In de vijfde plaats hebben Clark e.a. betoogd dat de Commissie niet heeft onderzocht of het instellen van de antidumpingrechten in het belang van de Unie zou zijn; volgens hen waren de maatregelen in strijd met het belang van de Unie omdat zij i) bij de eerste instelling reeds het beoogde effect hadden; ii) geen extra voordeel voor de bedrijfstak van de Unie zouden opleveren; iii) geen gevolgen zouden hebben voor de producenten-exporteurs, en iv) aanzienlijke kosten zouden meebrengen voor de importeurs in de Unie.

(148)

De onderhavige zaak betreft enkel de verzoeken om BMO/IB omdat dat het enige punt is waarop het Hof van Justitie een onjuiste rechtsopvatting heeft vastgesteld. Wat het belang van de Unie aangaat, blijft de beoordeling in Verordening (EG) nr. 1472/2006 volledig van kracht. Daarenboven is de huidige maatregel gerechtvaardigd om het financiële belang van de Unie te beschermen.

(149)

In de zesde plaats hebben Clark e.a. aangevoerd dat het antidumpingrecht bij hernieuwde instelling niet langer zou kunnen worden geïnd omdat de verjaringstermijn van artikel 221, lid 3, van het communautair douanewetboek (thans artikel 103, lid 1, van het douanewetboek van de Unie) was verstreken. Volgens hen zou deze situatie neerkomen op misbruik van bevoegdheid door de Commissie.

(150)

De Commissie herinnert eraan dat volgens artikel 221, lid 3, van het communautair douanewetboek (artikel 103, lid 1, van het douanewetboek van de Unie) de verjaringstermijn niet van toepassing is wanneer overeenkomstig artikel 243 van het communautair douanewetboek (artikel 44, lid 2, van het douanewetboek van de Unie) beroep wordt ingesteld, zoals het geval is in alle onderhavige zaken, waarin het gaat om beroepen op grond van artikel 236 van het communautair douanewetboek (artikel 119 van het douanewetboek van de Unie). Het recht op beroep in de zin van artikel 103, lid 3, van het douanewetboek van de Unie strekt zich, gezien de in artikel 44, lid 2, daarvan verstrekte verduidelijking, uit van de aanvankelijke betwisting van de beslissing van de nationale douaneautoriteiten waarbij de rechten worden ingesteld tot de definitieve uitspraak van de nationale rechterlijke instanties, in voorkomend geval ook in de vorm van een verzoek om een prejudiciële beslissing. De periode van drie jaar wordt derhalve opgeschort met ingang van de datum waarop het beroep wordt ingesteld.

(151)

Ten slotte hebben Clark e.a. aangevoerd dat de Commissie zich na het verstrijken van punt 15, onder a), ii), van het Protocol inzake toetreding van China tot de WTO op 11 december 2016 niet langer kan baseren op de methode die werd gebruikt om in het kader van het oorspronkelijke onderzoek de normale waarde voor Chinese exporteurs vast te stellen (d.w.z. de referentielandmethode in de zin van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening).

(152)

De litigieuze verordening werd in 2006 aangenomen. De op deze procedure toepasselijke wetgeving is Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie. Daarom wordt dit argument afgewezen.

(153)

SIEMES heeft bovendien betoogd dat de lengte van de procedure in verband met haar lopende verzoek om terugbetaling van antidumpingrechten dat zij bij de Duitse douaneautoriteiten heeft ingediend, in strijd is met het recht op behoorlijk bestuur als bedoeld in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De Commissie merkt om te beginnen op dat besluiten over de terugbetaling van antidumpingrechten onder de bevoegdheid van de nationale douaneautoriteiten van de lidstaten vallen. Verder heeft de Commissie uit de aan haar verstrekte informatie opgemaakt dat het verzoek om terugbetaling van SIEMES van 19 maart 2012 was afgewezen omdat de werking van het arrest op grond waarvan zij haar verzoek om terugbetaling had ingediend, was beperkt tot Brosmann en Aokang. Het arrest had geen werking ten aanzien van andere producenten-exporteurs in de VRC en Vietnam. Pas op 4 februari 2016 heeft het Hof van Justitie bij arrest in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14, C&J Clark International en Puma, de litigieuze verordening ongeldig verklaard voor zover zij betrekking had op alle producenten-exporteurs van het betrokken product (zie overweging 12). Pas vanaf dit tijdstip had het arrest van het Hof gevolgen voor SIEMES, zoals de Duitse douaneautoriteiten de onderneming bij brief van 7 september 2016 op passende wijze hebben gemeld. De Commissie heeft het arrest uitgevoerd ten aanzien van een aantal producenten-exporteurs, zoals beschreven in de overwegingen 18 tot en met 38, alsmede ten aanzien van de importeurs die verzoeken om terugbetaling bij de Duitse douaneautoriteiten hadden ingediend. Wat in het bijzonder de invoer betreft waarvoor verzoeken om terugbetaling zijn ingediend waarvan de Duitse douaneautoriteiten de Commissie overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/223 in kennis hebben gesteld (zie overweging 30), heeft de Commissie de in artikel 1, lid 2, van die verordening bepaalde uitvoeringstermijn van acht maanden volledig in acht genomen. De Commissie was het bijgevolg niet eens met het argument dat deze procedure het beginsel van behoorlijk bestuur had geschonden. Dit argument moest bijgevolg worden afgewezen.

D.   CONCLUSIES

(154)

Op basis van de gemaakte opmerkingen en de analyse daarvan heeft de Commissie geconcludeerd dat het voor China respectievelijk Vietnam geldende residuele antidumpingrecht, d.w.z. 16,5 % respectievelijk 10 %, opnieuw moet worden ingesteld voor de periode gedurende welke de litigieuze verordening van toepassing was.

(155)

Zoals vermeld in overweging 28, heeft de Commissie de beoordeling van de in bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423 opgenomen ondernemingen opgeschort totdat de importeur die de nationale douaneautoriteiten om terugbetaling heeft verzocht, de Commissie de namen en adressen heeft meegedeeld van de producent(en)-exporteur(s) bij wie de betrokken handelaren het schoeisel hebben gekocht of, wanneer geen antwoord wordt ontvangen binnen de door de Commissie voor het verstrekken van die informatie bepaalde termijn, tot de datum waarop die termijn verstrijkt.

(156)

In artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423 heeft de Commissie de nationale douaneautoriteiten tevens opgedragen de geïnde douanerechten niet terug te betalen totdat zij de beoordeling van de desbetreffende BMO-/IB-verzoeken heeft afgerond.

(157)

Bijgevolg hebben Pentland Brands Ltd, Puma UK Ltd en Deichmann Shoes UK Ltd zich, zoals vermeld in overweging 29, kenbaar gemaakt en hun leveranciers aangewezen. De Commissie heeft de BMO-/IB-verzoeken van de in het kader van de huidige verordening aangewezen leveranciers onderzocht. Hieruit volgt dat zij de beoordeling van de situatie van de in bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423 opgenomen ondernemingen heeft afgerond. Als gevolg hiervan beschikt zij voor de in bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423 opgenomen ondernemingen niet over informatie waaruit blijkt dat deze ondernemingen een verzoek om BMO of IB in het oorspronkelijke onderzoek hebben ingediend. Het desbetreffende verzoek om terugbetaling van de importeurs moet derhalve worden afgewezen, omdat de litigieuze verordening niet nietig is verklaard wat hen betreft. Gemakshalve heeft de Commissie bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423 opgenomen als bijlage VI bij deze verordening.

E.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(158)

De betrokken producenten-exporteurs, de importeurs op wie de kennisgeving van de Duitse en de Nederlandse douaneautoriteiten betrekking had, de importeurs die zich met de verstrekking van de namen en adressen van hun respectieve leveranciers in China en/of Vietnam kenbaar hadden gemaakt, alsmede alle overige belanghebbenden die zich kenbaar hadden gemaakt, zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was aan te bevelen om het definitieve antidumpingrecht ten aanzien van de uitvoer afkomstig van de zeventig betrokken producenten-exporteurs opnieuw in te stellen. Zij konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen.

(159)

Deze verordening is in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op schoeisel met bovendeel van leder of kunstleder, met uitzondering van sportschoeisel, volgens een speciale techniek vervaardigd schoeisel, pantoffels en ander huisschoeisel en schoeisel met beschermende neus, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Vietnam en vervaardigd door de producenten-exporteurs die zijn opgenomen in de lijst in bijlage II bij deze verordening, ingedeeld onder de GN-codes 6403 20 00, ex 6403 30 00 (45), ex 6403 51 11, ex 6403 51 15, ex 6403 51 19, ex 6403 51 91, ex 6403 51 95, ex 6403 51 99, ex 6403 59 11, ex 6403 59 31, ex 6403 59 35, ex 6403 59 39, ex 6403 59 91, ex 6403 59 95, ex 6403 59 99, ex 6403 91 11, ex 6403 91 13, ex 6403 91 16, ex 6403 91 18, ex 6403 91 91, ex 6403 91 93, ex 6403 91 96, ex 6403 91 98, ex 6403 99 11, ex 6403 99 31, ex 6403 99 33, ex 6403 99 36, ex 6403 99 38, ex 6403 99 91, ex 6403 99 93, ex 6403 99 96, ex 6403 99 98 en ex 6405 10 00 (46), dat in de Europese Unie werd ingevoerd tijdens de toepassingsperiode van Verordening (EG) nr. 1472/2006 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1294/2009. De Taric-codes zijn opgenomen in bijlage I bij deze verordening.

2.   Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

—   „sportschoeisel”: schoeisel in de zin van aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 64 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1719/2005 van de Commissie (47);

—   „volgens een speciale techniek vervaardigd schoeisel”: schoeisel met een cif-prijs per paar van 7,5 EUR of meer, bestemd voor sportieve bezigheden, voorzien van een gegoten zool — niet-gespoten — bestaande uit een of meer lagen, vervaardigd van synthetische materialen, speciaal ontworpen om schokken als gevolg van verticale of zijwaartse bewegingen op te vangen en met technische kenmerken zoals luchtdichte kussentjes gevuld met gas of met vloeistoffen, met mechanische bestanddelen die de schokken opvangen of neutraliseren, of met materialen zoals polymeren met een lage dichtheid, ingedeeld onder de GN-codes ex 6403 91 11, ex 6403 91 13, ex 6403 91 16, ex 6403 91 18, ex 6403 91 91, ex 6403 91 93, ex 6403 91 96, ex 6403 91 98, ex 6403 99 91, ex 6403 99 93, ex 6403 99 96 en ex 6403 99 98;

—   „schoeisel met beschermende neus”: schoeisel met een beschermende neus met een energieweerstand van ten minste 100 joule (48), ingedeeld onder de GN-codes ex 6403 30 00 (49), ex 6403 51 11, ex 6403 51 15, ex 6403 51 19, ex 6403 51 91, ex 6403 51 95, ex 6403 51 99, ex 6403 59 11, ex 6403 59 31, ex 6403 59 35, ex 6403 59 39, ex 6403 59 91, ex 6403 59 95, ex 6403 59 99, ex 6403 91 11, ex 6403 91 13, ex 6403 91 16, ex 6403 91 18, ex 6403 91 91, ex 6403 91 93, ex 6403 91 96, ex 6403 91 98, ex 6403 99 11, ex 6403 99 31, ex 6403 99 33, ex 6403 99 36, ex 6403 99 38, ex 6403 99 91, ex 6403 99 93, ex 6403 99 96, ex 6403 99 98 en ex 6405 10 00;

—   „pantoffels en ander huisschoeisel”: schoeisel dat is ingedeeld onder de GN-code ex 6405 10 00.

3.   Het definitieve antidumpingrecht, van toepassing op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door de producenten-exporteurs die zijn opgenomen in bijlage II bij deze verordening, bedraagt 16,5 % voor de betrokken Chinese producenten-exporteurs en 10 % voor de betrokken Vietnamese producent-exporteur.

Artikel 2

De bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 553/2006, worden definitief geïnd. De als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van de definitieve antidumpingrechten overschrijden, worden vrijgegeven.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 december 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  PB L 98 van 6.4.2006, blz. 3.

(3)  Verordening (EG) nr. 1472/2006 van de Raad van 5 oktober 2006 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Vietnam (PB L 275 van 6.10.2006, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 388/2008 van de Raad van 29 april 2008 tot uitbreiding van de bij Verordening (EG) nr. 1472/2006 ingestelde definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de verzending van hetzelfde product uit de SAR Macau, al dan niet aangegeven als zijnde van oorsprong uit de SAR Macau (PB L 117 van 1.5.2008, blz. 1).

(5)  PB C 251 van 3.10.2008, blz. 21.

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1294/2009 van de Raad van 22 december 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaald schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit Vietnam en van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot bepaald schoeisel met bovendeel van leder verzonden vanuit de SAR Macau, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de SAR Macau, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (PB L 352 van 30.12.2009, blz. 1).

(7)  PB C 295 van 11.10.2013, blz. 6.

(8)  Uitvoeringsbesluit 2014/149/EU van de Raad van 18 maart 2014 tot verwerping van het voorstel voor een uitvoeringsverordening betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China en vervaardigd door Brosmann Footwear (HK) Ltd, Seasonable Footwear (Zhongshan) Ltd, Lung Pao Footwear (Guangzhou) Ltd, Risen Footwear (HK) Co. Ltd en Zhejiang Aokang Shoes Co. Ltd (PB L 82 van 20.3.2014, blz. 27).

(9)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(10)  PB C 106 van 21.3.2016, blz. 2.

(11)  Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1).

(12)  Arrest van het Hof van Justitie van 26 april 1988, Asteris AE e.a. en Helleense Republiek/Commissie, gevoegde zaken 97, 193, 99 en 215/86 (Jurispr. 1988, blz. 2181, punten 27 en 28).

(13)  Arrest van het Hof van Justitie van 12 november 1998, Spanje/Commissie, zaak C-415/96 (Jurispr. 1998, blz. I-6993, punt 31); arrest van het Hof van Justitie van 3 oktober 2000, Industrie des poudres sphériques/Raad, zaak C-458/98 P (Jurispr. 2000, blz. I-8147, punten 80-85); arrest van het Gerecht van 9 juli 2008, Alitalia/Commissie, zaak T-301/01 (Jurispr. 2008, blz. II-1753, punten 99 en 142); arrest van het Gerecht van 12 mei 2011, Région Nord-Pas de Calais/Commissie, gevoegde zaken T-267/08 en T-279/08 (Jurispr. 2011, blz. II-0000, punt 83).

(14)  Arrest van het Hof van Justitie van 12 november 1998, Spanje/Commissie, zaak C-415/96 (Jurispr. 1998, blz. I-6993, punt 31); arrest van het Hof van Justitie van 3 oktober 2000, Industrie des poudres sphériques/Raad, zaak C-458/98 P (Jurispr. 2000, blz. I-8147, punten 80-85).

(15)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).

(16)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 werd later gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 765/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 237 van 3.9.2012, blz. 1). Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) nr. 765/2012 zijn de door de verordening ingevoerde wijzigingen enkel van toepassing op procedures die na de inwerkingtreding van die verordening worden ingeleid. De huidige procedure werd echter ingeleid op 7 juli 2005 (PB C 166 van 7.7.2005, blz. 14).

(17)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395 van de Commissie van 18 augustus 2016 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China en vervaardigd door Buckinghan Shoe Mfg Co., Ltd, Buildyet Shoes Mfg., DongGuan Elegant Top Shoes Co. Ltd, Dongguan Stella Footwear Co Ltd, Dongguan Taiway Sports Goods Limited, Foshan City Nanhai Qun Rui Footwear Co., Jianle Footwear Industrial, Sihui Kingo Rubber Shoes Factory, Synfort Shoes Co. Ltd, Taicang Kotoni Shoes Co. Ltd, Wei Hao Shoe Co. Ltd, Wei Hua Shoe Co. Ltd, Win Profile Industries Ltd, en tot uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14 (PB L 225 van 19.8.2016, blz. 52).

(18)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647 van de Commissie van 13 september 2016 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit Vietnam en geproduceerd door Best Royal Co. Ltd, Lac Cuong Footwear Co., Ltd, Lac Ty Co., Ltd, Saoviet Joint Stock Company (Megastar Joint Stock Company), VMC Royal Co Ltd, Freetrend Industrial Ltd en haar verbonden onderneming Freetrend Industrial A (Vietnam) Co, Ltd, Fulgent Sun Footwear Co., Ltd, General Shoes Ltd, Golden Star Co, Ltd, Golden Top Company Co., Ltd, Kingmaker Footwear Co. Ltd, Tripos Enterprise Inc., Vietnam Shoe Majesty Co., Ltd, en tot uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14 (PB L 245 van 14.9.2016, blz. 16).

(19)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1731 van de Commissie van 28 september 2016 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China en uit Vietnam en vervaardigd door General Footwear Ltd (China), Diamond Vietnam Co. Ltd en Ty Hung Footgearmex/Footwear Co. Ltd, en tot uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14 (PB L 262 van 29.9.2016, blz. 4).

(20)  PB L 41 van 18.2.2016, blz. 3.

(21)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2257 van de Commissie van 14 december 2016 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China en vervaardigd door Chengdu Sunshine Shoes Co. Ltd, Foshan Nanhai Shyang Yuu Footwear Ltd en Fujian Sunshine Footwear Co. Ltd, en tot uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14 (PB L 340I van 15.12.2016, blz. 1).

(22)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423 van de Commissie van 9 maart 2017 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Vietnam en geproduceerd door Fujian Viscap Shoes Co. Ltd, Vietnam Ching Luh Shoes Co. Ltd, Vinh Thong Producing-Trading-Service Co. Ltd, Qingdao Tae Kwang Shoes Co. Ltd, Maystar Footwear Co. Ltd, Lien Phat Company Ltd, Qingdao Sewon Shoes Co. Ltd, Panyu Pegasus Footwear Co. Ltd, PanYu Leader Footwear Corporation, Panyu Hsieh Da Rubber Co. Ltd, An Loc Joint Stock Company, Qingdao Changshin Shoes Company Limited, Chang Shin Vietnam Co. Ltd, Samyang Vietnam Co. Ltd, Qingdao Samho Shoes Co. Ltd, Min Yuan, Chau Giang Company Limited, Foshan Shunde Fong Ben Footwear Industrial Co. Ltd en Dongguan Texas Shoes Limited Co., ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14 (PB L 64 van 10.3.2017, blz. 72).

(23)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1982 van de Commissie van 31 oktober 2017 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Vietnam en geproduceerd door Dongguan Luzhou Shoes Co. Ltd, Dongguan Shingtak Shoes Co. Ltd, Guangzhou Dragon Shoes Co. Ltd, Guangzhou Evervan Footwear Co. Ltd, Guangzhou Guangda Shoes Co. Ltd, Long Son Joint Stock Company en Zhaoqing Li Da Shoes Co., Ltd, ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14 (PB L 285 van 1.11.2017, blz. 14).

(24)  Arrest van het Hof van Justitie van 3 oktober 2000, Industrie des poudres sphériques/Raad, zaak C-458/98 P, ECLI:EU:C:2000:531, punten 80-85.

(25)  Teneinde de vertrouwelijkheid te beschermen, zijn de namen van de ondernemingen vervangen door cijfers. De ondernemingen 1 tot en met 3 zijn onderzocht in de in overweging 20 genoemde Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1731, de ondernemingen 4 tot en met 6 in de in overweging 24 genoemde Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2257. De ondernemingen 7 tot en met 25 zijn onderzocht in de in overweging 26 genoemde Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423, de ondernemingen 26 tot en met 32 in de in overweging 27 genoemde Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1982. Aan de ondernemingen die de onderhavige verordening aangaat, zijn de opeenvolgende nummers 33 tot en met 102 toegekend.

(26)  Wolverine Europe BV, Wolverine Europe Limited en Damco Netherlands BV hebben in hun antwoord op het algemene informatiedocument verwezen naar de opmerkingen van FESI en de Footwear Coalition.

(27)  Arrest van het Gerecht van 25 oktober 2011, Transnational Company „Kazchrome” en ENRC Marketing/Raad, T-192/08, ECLI:EU:T:2011:619, punt 298. Het arrest is in hogere voorziening bevestigd bij het arrest van het Hof van Justitie van 19 december 2013, Transnational Company „Kazchrome” en ENRC Marketing/Raad, C-10/12 P, ECLI:EU:C:2013:865.

(28)  Arrest van het Gerecht van 23 oktober 2003, Changzhou Hailong Electronics & Light Fixtures Co. Ltd en Zhejiang Yankon Group Co. Ltd/Raad, T-255/01, ECLI:EU:T:2003:282, punt 60.

(29)  Arrest van het Hof van Justitie van 3 oktober 2000, Industrie des poudres sphériques/Raad, C-458/98 P, ECLI:EU:C:2000:531, punten 80-85.

(30)  Bericht van het vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 82 van 16.3.2011, blz. 4).

(31)  Die termijn is thans te vinden in artikel 103, lid 1, en artikel 121, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(32)  Conclusie van advocaat-generaal Campos Sánchez-Bordona van 20 juli 2017 in zaak C-256/16, Deichmann, ECLI:EU:C:2017:580, punt 73.

(33)  Arrest van het Hof van Justitie van 14 juni 2016, Commissie/McBride e.a., C-361/14 P, ECLI:EU:C:2016:434.

(34)  Ibid., punt 76.

(35)  Arrest van het Hof van Justitie van 2 april 2009, Mebrom/Commissie, C-373/07 P, Jurispr. 2009, blz. I-00054, punten 91-94.

(36)  Zie in dit verband arrest van het Hof van Justitie van 18 januari 2017, Wortmann, C-365/15, ECLI:EU:C:2017:19, punten 34 en 37.

(37)  Arrest van het Hof van Justitie van 4 februari 2016, C&J Clark International, gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14, ECLI:EU:C:2016:74, punten 110-112.

(38)  Zie het werkdocument van de diensten van de Commissie over de uitvoering van de arresten van het Hof van Justitie van 2 februari 2012, Brosmann Footwear (HK) e.a./Raad, C-249/10 P, en van 15 november 2012, Zhejiang Aokang Shoes/Raad, C-247/10 P, gehecht aan het voorstel voor een Uitvoeringsverordening van de Raad betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald schoeisel met bovendeel van leder van oorsprong uit de Volksrepubliek China en geproduceerd door Brosmann Footwear (HK) Ltd, Seasonable Footwear (Zhongshan) Ltd, Lung Pao Footwear (Guangzhou) Ltd, Risen Footwear (HK) Co. Ltd en Zhejiang Aokang Shoes Co. Ltd (SWD/2014/046 final, punten 45-48).

(39)  Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2010, Stils Met, C-382/09, ECLI:EU:C:2010:596, punten 42-43. Zo berust de Taric, die ook wordt gebruikt als een manier om ervoor te zorgen dat de handelsbeschermingsmaatregelen worden nageleefd, op artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(40)  Arrest van het Gerecht van 20 mei 2015, T-310/12, ECLI:EU:T:2015:295.

(41)  Arrest van het Hof van Justitie van 15 februari 2001, Nachi Europe, C-239/99, ECLI:EU:C:2001:101, punt 29.

(42)  PB L 18 van 21.1.2014, blz. 1.

(43)  ECLI:EU:C:2000:531.

(44)  ECLI:EU:C:1990:1, punt 13.

(45)  Bij Verordening (EG) nr. 1549/2006 van de Commissie van 17 oktober 2006 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 301 van 31.10.2006, blz. 1) is deze GN-code met ingang van 1 januari 2007 vervangen door de GN-codes ex 6403 51 05, ex 6403 59 05, ex 6403 91 05 en ex 6403 99 05.

(46)  Zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1719/2005 van de Commissie van 27 oktober 2005 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 286 van 28.10.2005, blz. 1). De productomschrijving wordt bepaald door een combinatie van de beschrijving van het product in artikel 1, lid 1, en die in de desbetreffende GN-codes.

(47)  PB L 286 van 28.10.2005, blz. 1.

(48)  De energieweerstand wordt gemeten volgens de Europese Norm EN 345 of EN 346.

(49)  Bij Verordening (EG) nr. 1549/2006 van de Commissie van 17 oktober 2006 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 301 van 31.10.2006, blz. 1) is deze GN-code met ingang van 1 januari 2007 vervangen door de GN-codes ex 6403 51 05, ex 6403 59 05, ex 6403 91 05 en ex 6403 99 05.


BIJLAGE I

Taric-codes voor schoeisel met bovendeel van leder of kunstleder als bedoeld in artikel 1

a)

Met ingang van 7 oktober 2006:

6403300039, 6403300089, 6403511190, 6403511590, 6403511990, 6403519190, 6403519590, 6403519990, 6403591190, 6403593190, 6403593590, 6403593990, 6403599190, 6403599590, 6403599990, 6403911199, 6403911399, 6403911699, 6403911899, 6403919199, 6403919399, 6403919699, 6403919899, 6403991190, 6403993190, 6403993390, 6403993690, 6403993890, 6403999199, 6403999329, 6403999399, 6403999629, 6403999699, 6403999829, 6403999899 en 6405100080

b)

Met ingang van 1 januari 2007:

6403510519, 6403510599, 6403511190, 6403511590, 6403511990, 6403519190, 6403519590, 6403519990, 6403590519, 6403590599, 6403591190, 6403593190, 6403593590, 6403593990, 6403599190, 6403599590, 6403599990, 6403910519, 6403910599, 6403911199, 6403911399, 6403911699, 6403911899, 6403919199, 6403919399, 6403919699, 6403919899, 6403990519, 6403990599, 6403991190, 6403993190, 6403993390, 6403993690, 6403993890, 6403999199, 6403999329, 6403999399, 6403999629, 6403999699, 6403999829, 6403999899 en 6405100080

c)

Met ingang van 7 september 2007:

6403510515, 6403510518, 6403510595, 6403510598, 6403511191, 6403511199, 6403511591, 6403511599, 6403511991, 6403511999, 6403519191, 6403519199, 6403519591, 6403519599, 6403519991, 6403519999, 6403590515, 6403590518, 6403590595, 6403590598, 6403591191, 6403591199, 6403593191, 6403593199, 6403593591, 6403593599, 6403593991, 6403593999, 6403599191, 6403599199, 6403599591, 6403599599, 6403599991, 6403599999, 6403910515, 6403910518, 6403910595, 6403910598, 6403911195, 6403911198, 6403911395, 6403911398, 6403911695, 6403911698, 6403911895, 6403911898, 6403919195, 6403919198, 6403919395, 6403919398, 6403919695, 6403919698, 6403919895, 6403919898, 6403990515, 6403990518, 6403990595, 6403990598, 6403991191, 6403991199, 6403993191, 6403993199, 6403993391, 6403993399, 6403993691, 6403993699, 6403993891, 6403993899, 6403999195, 6403999198, 6403999325, 6403999328, 6403999395, 6403999398, 6403999625, 6403999628, 6403999695, 6403999698, 6403999825, 6403999828, 6403999895, 6403999898, 6405100081 en 6405100089


BIJLAGE II

Lijst van de producenten-exporteurs ten aanzien van de invoer waarvan een definitief antidumpingrecht wordt opgelegd

Naam van de producent-exporteur

Aanvullende Taric-code

Aiminer Leather Products Co., Ltd (Chengdu — China)

A999

Best Health Ltd (Hou Jei Dong Wong — China)

A999

Best Run Worldwide Co., Ltd (Dongguan — China)

A999

Bright Ease Shoe Factory (Dongguan — China) en de met haar verbonden ondernemingen Honour Service (Taipei — Taiwan) en Waffle Shoe Manufacturing

A999

Cambinh Shoes Company (Lai Cach — Vietnam)

A999

Dong Anh Footwear Joint Stock Company (Hanoi — Vietnam)

A999

Dong Guan Bor Jiann Footwear Co., Ltd (Dongguan — China)

A999

Dongguan Hongguo Shoes Co., Ltd (Dongguan — China)

A999

Dongguan Hopecome Footwear Co, Ltd (Dongguan — China)

A999

Dongguan Houjie Baihou Hua Jian Footwear Factory (Dongguan — China)

A999

Dongguan Qun Yao Shoe Co., Ltd (Dongguan — China) en de met haar verbonden onderneming Kwan Yiu Co Ltd.

A999

Dongyi Shoes Co., Ltd (Wenzhou — China)

A999

Doozer (Fujian) Shoes Co., Ltd (Jinjiang, Fujian — China)

A999

Emperor (VN) Co., Ltd (Tinh Long An — Vietnam)

A999

Everlasting Industry Co., Ltd (Huizhou — China)

A999

Freetrend Industrial Ltd (China) (Shenzhen — China)

A999

Freeview Company Ltd (Shenzhen — China)

A999

Fu Jian Ching Luh Shoes Co., Ltd (Fuzhou — China)

A999

Fu Jian Lion Score Sport Products Co., Ltd (Fuzhou — China)

A999

Fujian Footwear & Headgear Import & Export (Holdings) Co., Ltd (Fuzhou — China)

A999

Fujian Jinjiang Guohui Footwear & Garment Co., Ltd (Chendai, Jinjiang Fujian — China)

A999

Gan Zhou Hua Jian International Footwear Co., Ltd (Ganzhou — China)

A999

Golden Springs Shoe Co., Ltd (Dongguan — China)

A999

Haiduong Shoes Stock Company (Haiduong — Vietnam)

A999

Hangzhou Forever Shoes Factory (Hangzhou — China)

A999

Hua Jian Industrial Holding Co., Ltd (Kowloon — Hongkong) en de met haar verbonden onderneming Hua Bao Shoes Co., Ltd.

A999

Huu Nghi Danang Company (HUNEXCO) (Da Nang — Vietnam)

A999

Hwa Seung Vina Co., Ltd (Nhon Trach — Vietnam)

A999

Jason Rubber Works Ltd (Kowloon — Hongkong) en de met haar verbonden onderneming New Star Shoes Factory

A999

Jinjiang Hengdali Footwear Co., Ltd (Jinjiang, Fujian — China)

A999

Jinjiang Xiangcheng Footwear and Plastics Co., Ltd (Jinjiang, Fujian — China)

A999

JinJiang Zhenxing shoes & plastic Co., Ltd (Jinjiang, Fujian — China)

A999

Juyi Group Co., Ltd (Wenzhou — China)

A999

K Star Footwear Co., Ltd (Zhongshan — China) en de met haar verbonden onderneming Sun Palace Trading Ltd.

A999

Kangnai Group Wenzhou Lucky Shoes and Leather Co., Ltd (Wenzhou — China)

A999

Khai Hoan Footwear Co., Ltd (Ho Chi Minh city — Vietnam)

A999

Lian Jiang Ching Luh Shoes Co., Ltd (Fuzhou — China)

A999

Li-Kai Shoes Manufacturing Co., Ltd (Dongguan — China)

A999

New Star Shoes Factory (Dongguan — China)

A999

Ngoc Ha Shoe Company (Hanoi — Vietnam)

A999

Nhi Hiep Transportation Construction Company Limited (Ho Chi Minh city — Vietnam)

A999

Ophelia Shoe Co., Ltd (Dongguan — China)

A999

Ormazed Shoes (Zhao Qing City) Ltd (Zhaoqing — China)

A999

Ormazed Shoes Ltd (Dong Guan) (Dongguan — China)

A999

Pacific Joint — Venture Company (Binh Duong — Vietnam)

A999

Phuc Yen Shoes Factory (Phuc Yen — Vietnam) en de met haar verbonden onderneming Surcheer Industrial Co., Ltd.

A999

Phuha Footwear Enterprise (Ha Dong — Vietnam)

A999

Phuhai Footwear Enterprise (Haiphong — Vietnam)

A999

Phulam Footwear Joint Stock Company (Ho Chi Minh City — Vietnam)

A999

Putian Dajili Footwear Co., Ltd (Putian — China)

A999

Right Rich Development VN Co., Ltd (Binh Duong — Vietnam)

A999

Saigon Jim Brother Corporation (Binh Duong — Vietnam)

A999

Shenzhen Harson Shoes Ltd (Shenzhen — China)

A999

Shunde Sunrise (II) Footwear Co., Ltd (Foshan — China) en de met haar verbonden onderneming Headlines Int Ltd.

A999

Splendour Enterprise Co., Ltd (Nhon Trach — Vietnam)

A999

Stellar Footwear Co., Ltd (Haiduong — Vietnam)

A999

Sung Hyun Vina Co., Ltd (Binh Duong — Vietnam) en de met haar verbonden onderneming Sung Hyun Trading Co. Ltd.

A999

Synco Footwear Ltd (Putian — China)

A999

Thai Binh Shoes Joint Stock Company (Binh Duong — Vietnam)

A999

Thang Long Shoes Company (Hanoi — Vietnam)

A999

Thanh Hung Co., Ltd (Haiphong — Vietnam)

A999

Thuy Khue Shoes Company Ltd (Hanoi — Vietnam)

A999

Truong Loi Shoes Company Limited (Ho Chi Minh City — Vietnam)

A999

Wenzhou Chali Shoes Co., Ltd (Wenzhou — China)

A999

Wenzhou Dibang Shoes Co., Ltd (Wenzhou — China)

A999

Wenzhou Gold Emperor Shoes Co., Ltd (Wenzhou — China)

A999

Xiamen Sunchoose Import & Export Co., Ltd (Xiamen — China)

A999

Xingtaiy Footwear Industry & Commerce Co., Ltd (Guangzhou — China)

A999

Zhuhai Shi Tai Footwear Company Limited (Zhuhai — China)

A999

Zhuhai Shun Tai Footwear Company Limited (Zhuhai — China)

A999


BIJLAGE III

Lijst van de bij de Commissie aangemelde ondernemingen waarvoor geen informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat deze ondernemingen een verzoek om BMO/IB hebben ingediend

 

2kelly Asia Ltd.

 

A Plus

 

A.T.G. Sourcing Limited NL

andere schrijfwijze: ATG Sourcing Ltd.

 

Admance Australia Pty Ltd.

 

Agrimexco

 

Aider Company

 

Alsomio International Co. Ltd.

 

Am Shoe Company

 

Amparo (Hk) Industry Limited

 

An Thinh Footwear Co. Ltd.

 

An Thinh Shoes Company Ltd.

 

Applause Shoes Co Ltd.

 

Aquarius Corporation

 

Ara Shoes (China) Co Ltd.

 

Asco General Suppliers (Far East) Ltd.

 

Asiatec Industrial Limited

 

Betafac Industries Ltd.

 

Bk Development Ltd.

 

Bongo Enterprise

 

Bonshoe International Co. Ltd.

 

Boxx Shoes

 

Brimmer Footwear Co. Ltd.

 

(Guangzhou) C T N Footwear Co. Ltd.

 

Calstep International Co.

 

Capital Bright Int Trading Services Ltd.

 

Champ Link

 

Champion Footwear Mfg Co Ltd.

 

Chanty Industrial

 

Chen You Industries Co. Ltd.

 

Chen Zhou Xin Chang Shoes Co. Ltd.

 

Chenwell Co., Ltd.

 

Chenyun Industry Development Ltd.

 

Chiao Hong Shoes Co., Ltd.

 

Chiao Hong Shoes Factory

 

China Arts & Crafts Nanhing I/E Corp Hanzhou Branch

 

China Guide Enterprises Limited

 

China Shenzhen Yuhui Import & Export Co. Ltd.

 

China Sourcing Trading Co.

 

Chinook Products Co. Ltd.

 

Chris Sports Systems

 

Chung Phi Enterprises Corp.

 

Clarion

 

Cong Hua Sheng Fu Shoes Co Ltd.

 

Continuance Vietnam Footwear Co. Ltd.

 

Courtaulds Footwear

 

Denise Style Co., Ltd.

 

Dong Guan Chang An Sha Tou Chi Long Shoes Factory China

 

Dong Guan Chang An Xiao Bian Seville Footwear Factory

 

Dong Guan Da Tian Shoes Co. Ltd.

 

Dong Guan Shine Full Co. Ltd.

 

Dong Guan Surpassing Shoes Co., Ltd.

 

Dong Guan Yue Yuen Mfg. Co.

 

Dong Hung Industrial Joint Stock Company

 

Dongguan Chang An Xiao Bian Xin Peng Footwear Factory (ook bekend onder de naam „Seville”)

ook aangemeld onder de naam: „Dongguan Chang An Xiao Bian Seville Footwear Factory (Seville = Xin Peng)”

 

Dongguan China Lianyun Footwear Manu-Facturing Co. Ltd.

 

Dongguan Da Ling Shan Selena Footwear Factory

 

Dongguan Energy Shoe Co.

 

Dongguan Golden East Shoe Co. Ltd.

 

Dongguan Houjie Santun Chen You Shoes Factory

 

Dongguan Lian Zeng Footwear Co. Ltd

andere schrijfwijze: Dongguan Liaan Zeng Footwear Co. Ltd China

 

Dongguan Lianyun Footwear Manu-Facturing Co. Ltd.

 

Dongguan Liao Bu Lian Ban You Wu Handbag Factory

 

Dongguan Liao Bu Yao Hui Shoes Fty

 

Dongguan Max Footwear Co. Limited

 

Dongguan Medicines and Health Products Import and Export Corporation Limited Of Guang Dong

 

Dongguan Nan Cheng China Full Bags Mfs. Fty.

 

Dongguan Shi Fang Shoes Co. Ltd.

 

Dongguan Tongda Storage Serve Co. Ltd.

 

Dongguan Ying Dong Shoes Co. Ltd.

 

Dongguan Yongyi Shoes Co. Ltd.

 

Donguan Chaoguan Footwear Ltd.

 

Earth Asia Ltd.

 

East City Trading Ltd.

 

East Rock Limited

 

Eastern Load International Llc

 

E-Teen Market Ltd.

 

Eternal Best Industrial Limited

 

Ever Credit China

 

Ever Credit Pacific Ltd.

 

Ever Grace Shoes Vietnam Co. Ltd.

 

Everco International

 

Ever-Rite International

 

Evervan

 

Evervan Deyang Footwear Co., Ltd.

 

Evervan Golf

 

Evervan Qingyuan Footwear Co., Ltd.

 

Evervan Qingyuan Vulcanized

 

Evervan Vietnam

 

Fabrica De Sapatos K

 

Fh Sports Agencies Ltd.

 

Focus Footwear Co., Ltd.

 

Focus Shoe Trading

 

Footwear International Germany Gmbh

 

Footwear Sourcing Company

 

Fortune Footwear Co Ltd.

 

Fortune Success Footwear Co. Ltd.

 

Foshan Nanhai Nanbao Shoes Factory Ltd.

 

Foshan Nanhai Shyang Ho Footwear Co. Ltd

andere schrijfwijze: Shyang Ho Footwear Ltd.

 

Four Star Shoes Co.

 

Freedom Trading Co. Inc

 

Fuh Chuen Co. Ltd.

 

Fujian Putian Shuangchi Sports Goods

 

Fujian Putian Sunrise Footwear Limited

andere schrijfwijze: Putian Sunrise Footwear Limited

 

Fujian Quanzhou Dasheng Plastic

 

Fujian Quanzhoutianchen Imp. & Exp. Trading Corp.

 

Fuqing Fuxing Plastic Rubber Products Co. Ltd.

 

Fuqing Shengda Plastic Products Co., Ltd.

 

Fuqing Xinghai Shoes Limited Company

 

Fuzhou B.O.K. Sports Industrial Co. Ltd.

 

Fuzhou Simpersons Int. Trading Co. Ltd.

 

Fuzhou Unico Trading Co. Ltd.

 

Gain Strong Industrial Ltd.

 

Gao Yao Chung Jye Shoes Ltd

andere schrijfwijze: Gaoyao Chung Jye Shoes Manufacturer

 

Gasond Asia Limited

 

Gcl Footwear

 

Get Ever International Ltd.

 

G-Foremost Co. Ltd.

 

Giai Hiep Co. Ltd.

 

Globe Distribution Co Ltd.

 

Golden Power Ind. Ltd.

 

Golden Sun Joint Stock Company

 

Grace Master Limited

 

Great Union Manufacturing Ltd.

 

Greenery Eternal Corporation

 

Greenland

 

Greenland Footwear Manufacturing Co. Ltd.

 

Greenland Int. Ltd.

 

Greenland International

 

Greenland Lian Yun

 

Gs (Gain Strong) Footwear Co. Ltd.

 

Guang Xi Simona Footwear Co Ltd.

 

Guangdong Foreign Trade Imp.+Exp. Corp.

 

Guangdong Luxfull Shoes Co. Ltd.

 

Guanglong Leather Goods Limited

 

Guangu Footwear Co. Ltd.

 

Guangzhou Ecotec Tootwear Corporation Ltd.

 

Guangzhou Ever Great Athertic Goods Co. Ltd.

 

Guangzhou Guanglong Leather Goods Ltd.

 

Guangzhou Panyu Xintaiy Footwear Industry & Commerce Co. Ltd.

 

Guangzhou Peace Union Footwear Co. Ltd.

 

Haili Import and Export Trading

 

Hainam Company Limited

 

Hangzhou Kingshoe Co. Limited

 

Hao Sheng Shoes Factory

 

Hao Sheng Shoes Factory

 

Haoin-Mao-Mao Import-Export Co. Ltd.

 

He Shan Chung O Shoes

 

Heshan Heng Da Footwear Co. Ltd.

 

Heshan Shi Hengyu Footwear Ltd.

 

High Hope Int'L Group Jiangsu Foodstuffs Imp & Exp Corp. Ltd.

 

Hison Vina Co., Ltd.

 

Holly Pacific Ltd.

 

Hongkong Ko Chau Enterpise Limited

 

Hopecome Enterprises Limited

 

Houjie Santun Cheng Yu Shoes Factory

 

Hr Online Gmbh

 

Hsin Yih Footwear Co. Ltd.

 

Huang Lin Footwear Co. Ltd.

 

Huey Chuen (Cambodia) Co., Ltd.

 

Huey Chuen Shoes Group

 

Huidong County Fucheng Shoes Co Ltd.

 

Hung Huy Co

 

Hung Thai Co., Ltd.

 

Huy Phong Ltd Company

 

Idea (Macao Commercial Offshore) Ltd.

 

Innovation Footwear Co Ltd.

 

Intermedium Footwear

 

Intermedium Shoes B.V.

 

International Shoe Trading Ltd.

 

J&A Footwear Co Ltd.

 

J.J Trading Co., Ltd.

 

Jangchun Shoe Manufacturing

 

Jascal Company Ltd.

 

Jaxin Factory

 

Jeffer Enterprise Corp.

 

Ji Tai Leather Goods Co. Ltd.

 

Jia Hsin Co. Ltd.

 

Jimmy & Joe International Co., Ltd.

 

Jinjiang Landhiker

 

Jou Churng Shoes Co. Ltd.

 

Jws International Corp

 

Kaiyang Vietnam Co., Ltd.

 

Kamkee

 

Kaoway Sports Ltd.

 

Kim Duc Trading-Producting Co. Ltd.

 

Kimberly Inc. Ltd

andere schrijfwijze: Kimberley Inc Ltd)

 

Ku Feng Shoes Factory

 

Lai Sun Enterprise Co. Ltd.

 

Leader Global Co. Ltd.

 

Legent Footwear Ltd.

 

Lei Yang Nan Yang Shoes Co. Ltd.

 

Leung's Mi Mi Shoes Factory Co. Ltd, Dongguan China

 

Lian Yun

 

Lian Zeng Footwear Co. Ltd.

 

Lianyang Trading Co

 

Lianyun Footwear Manufacturing Co Ltd.

 

Link Worldwide Holdings Ltd.

 

Longchuan Simona Footwear Co. Ltd.

 

Longshine Industries Ltd.

 

Lucky Shoes Factory

 

Madison Trading Ltd.

 

Maggie Footwear Trading Co. Ltd.

 

Mai Huong Co. Ltd.

 

Main Test Inc

 

Manzoni Trading Ltd.

 

Marketing&Service 2000

 

Maru Chuen (Cambodia) Corp. Ltd.

 

Maru Chuen Corp.

andere schrijfwijze: Maru Chuen (East City)

 

Master Concept Group Inc.

 

Mega International Group

 

Mega Power Co. Ltd.

 

Mega Union Shoes

 

Memo B.V.

 

Metro & Metro

 

Mfg Commercial Ltd.

 

Minh Nghe Trading & Industrial Co., Ltd.

 

Mode International Inc.

 

Nam Po Footwear Ltd.

 

Nanhai Yongli Shoes Co Ltd.

 

New Allied Com. Limited

 

New Concord Investment Ltd.

 

Nice Well Holdings Limited

 

Niceriver Development Ltd.

 

Niceriver Shoes Factory

 

Ningbo Dewin Internat. Co. Ltd.

 

Nisport International Ltd.

 

Ocean Ken International Ltd.

 

O-Joo International Co., Ltd.

 

O'leer Ind, Vietnam

 

Orces

 

Oriental Max Group

 

Oriental Sports Industrial Co. Ltd

andere schrijfwijze: Oriental Sports Industrial Vietnam Co. Ltd.

 

Osco Industries Limited

 

Osco Vietnam Company Limited

 

P.W.H. Oriental Limited

 

Panyu Force Footwear Co Ltd.

 

Park Avenue Sport

 

Parramatta Shu Haus Limited

 

Perfect Footwear International Co., Ltd.

 

Perfect Global Enterises Ltd.

 

Perfect Insight Holdings Ltd.

 

Performance Plus Co.

 

Phuoc Binh Company Ltd.

 

Planet Shoe S.R.O.

andere schrijfwijze: Planet

 

Pou Hong (Yangzhou) Shoes

 

Pro Dragon Inc

 

Pro-Agenda Int'l Co. Ltd.

 

Programme

 

Programme International

 

Protonic (Xiamen) Shoe Co., Ltd.

 

Pt. Horn Ming Indonesia

 

Putian City Weifeng Footwear Co., Ltd.

 

Putian Dongnan Imp. & Exp. Trading Co. Ltd.

 

Putian Elite Ind.&Trading Co. Ltd

andere schrijfwijze: Putian Elite Industry and Trading Co., Ltd.

 

Putian Hengyu Footwear Co. Ltd.

 

Putian Licheng Xinyang Footwear Co. Ltd.

 

Putian Wholesome Trading Co. Ltd.

 

Putian Xiecheng Footwear Co Ltd.

 

Qingdao Yijia Efar Import & Export Co. Ltd.

 

Quanzhou Hengdali Import & Export Co. Ltd.

 

Quanzhou Zhongxing International Trading Co. Ltd.

 

Quingdao Korea Sporting Goods

 

Quoc Bao Co Ltd.

 

Rainbow Global

 

Rapid Profit International Ltd.

 

Rayco Shoes Corp

 

Reno Fashion & Shoes Gmbh

 

Rib-Band Shoes Factory

 

Rich Shine International Co., Ltd.

 

Rick

 

Rick Asia (Hongkong) Ltd.

 

Rieg

 

Rieg Und Niedermayer

 

Right Source Investments Ltd.

 

Rollsport Vietnam Footwear Co. Ltd

andere schrijfwijze: Dongguan Roll Sport Footwear Ltd.

 

Rong Hui Shoes Designing Service Centre

 

Run International Ltd.

 

Run Lifewear Gmbh

 

S H & M

 

S.T.C. Universal Holding Ltd.

 

Samsung Uk

 

San Jia Factory Sanxiang Town

 

San Jia Shoes Factory

 

Sanchia Footwear Co. Ltd.

 

Savannah

 

Selena Footwear Factory

 

Seng Hong Shoes (Dong Guan) Co Ltd.

 

Seville Footwear

andere schrijfwijze: Footwear Factory

 

Seville Footwear Factory

 

Shanghai Hai Cheng Economic and Trade Corp Ltd.

 

Shen Zhen Jinlian Trade Co. Ltd.

 

Shenzen Kalinxin Imports & Exports Co., Ltd.

 

Shenzhen Huachengmao Industry Co., Ltd.

 

Shenzhen Chuangdali Trade Co Ltd.

 

Shenzhen Debaoyongxin Import Export Co. Ltd.

 

Shenzhen Fengyuhua Trade Co., Ltd.

 

Shenzhen Ganglianfa Import & Export Co. Ltd.

 

Shenzhen Guangxingtai Import & Export Co. Ltd.

 

Shenzhen Jieshixing Commerce Co., Ltd.

 

Shenzhen Jin Cheng Zing Industry

 

Shenzhen Jin Hui Glass Decal Industrial Ltd Company, Great Union Manufacturing Ltd.

 

Shenzhen Jinlian Trade Co. Ltd.

 

Shenzhen Jiyoulong Import & Export Co. Ltd.

 

Shenzhen Maoxinggyuan Industry Ltd

andere schrijfwijze: Shenzhen Maoxingyuan Industry Ltd.

 

Shenzhen Minghuida Industry Development Co. Ltd.

 

Shenzhen Ruixingchang Import & Export Co., Ltd.

 

Shenzhen Sanlian Commercial & Trading Co. Ltd.

 

Shenzhen Seaport Import & Export Co. Ltd.

 

Shenzhen Shangqi Imports-Exports Trade Co Ltd.

 

Shenzhen Sky Way Industrial Ltd.

 

Shenzhen Tuochuang Imp. & Exp. Trading Co. Ltd.

 

Shenzhen Weiyuantian Trade Co. Ltd.

 

Shenzhen Yetai Import & Export Co Ltd.

 

Shenzhen Yongjieda Import & Export Co. Ltd.

 

Shenzhen Yongxing Bang Industry Co. Ltd

andere schrijfwijze: Shenzhen Yongxingbang Industry Co. Ltd.

 

Shenzhen Yongxingbang Industry Co. Ltd.

 

Shenzhen Yuanxinghe Import & Export Trade Co. Ltd.

 

Shenzhen Yun De Bao Industry Co., Ltd.

 

Shenzhen Zhongmeijia Imports & Exports Co. Ltd.

 

Shenzhen, Shunchang Entrance Limited

 

Sherwood

 

Shezhen Luye East Industry Co Ltd.

 

Shin Yuang Shoe Factory

 

Shinng Ywang Co

 

Shiny East Limited

 

Shishi Foreign Investment

 

Shishi Longzheng Imp. & Exp. Trade Co. Ltd

andere schrijfwijze: Shishi Longzheng Import And Export Trade Co

 

Shoes Unlimited

 

Shoes Unlimited B.V.

 

Shyang Way

 

Sichuan Pheedou International Leather Products Co., Ltd.

 

Sichuan Topshine Import & Export

 

Simona

 

Simona Footwear Co. Ltd.

 

Sincere Trading Co. Ltd.

 

Sopan (Quanzhou) Import & Export Trading Co. Ltd.

 

Sports Gear Co. Ltd.

 

Sportshoes

 

Spotless Plastics (Hk) Ltd.

 

Startright Co. Ltd.

 

Stc Universal

 

Stella-Seville Footwear

 

Sun & Co

 

Sun & Co Holding Ltd.

 

Sun Shoes Factory

 

Sundance International Co Ltd.

 

Sunlight Limited — Macao Commercial Offshore

 

Sunny-Group

 

Super Trade Overseas Ltd.

 

Supremo Oriental Co. Ltd.

 

Supremo Shoes And Boots Handels Gmbh

 

T.M.C. International Co. Ltd.

 

Tai Loc

 

Tai Yuan Trading Co. Ltd.

 

Tam Da Co., Ltd.

 

Tata South East Asia Ltd.

 

Tendenza

 

Tendenza Schuh-Handelsges. Mbh

 

Tgl Limited

 

The Imports And Exports Trade Ltd Of Zhuhai

 

The Look (Macao Commercial Offshore) Co Ltd.

 

Thomas Bohl Vertriebs Gmbh

 

Thomsen Vertriebs Gmbh

 

Thong Nhat Rubber Company

 

Thuong Thang Production Shoes Joint Stock Company

 

Ting Feng Footwear Co. Ltd.

 

Tong Shing Shoes Company

 

Top China Enterprise

 

Top Sun Maufacturing Co. Ltd.

 

Trans Asia Shoes Co Ltd.

 

Transat Trading Ag

 

Trend Design

 

Trident Trading Co Ltd.

 

Tri-Vict Co., Ltd.

 

Truong Son Trade And Service Co Ltd.

 

Uni Global Asia Ltd.

 

Universal International

 

Vanbestco Ltd.

 

Ven Bao Shoes Research Development Department

 

Vietnam Samho Co Ltd.

 

Vietnam Xin Chang Shoes Co. Ltd.

 

Vinh Long Footwear Co., Ltd

andere schrijfwijze: Long Footwear Company

 

Wearside Footwear

 

Well Union

 

Wellness Footwear Ltd.

 

Wellunion Holdings Ltd Dg Factory

 

Wenling International Group

 

Wenzhou Cailanzi Group Co. Ltd.

 

Wenzhou Dingfeng Shoes Co. Ltd.

 

Wenzhou Dinghong Shoes Co., Ltd.

 

Wenzhou Hanson Shoes

 

Wenzhou Hazan Shoes Co., Ltd

andere schrijfwijze: Wenzohou Hazan Shoes Co., Ltd.

 

Wenzhou Jiadian Shoes Industry Co. Ltd.

 

Wenzhou Jinzhou Group Foreign Trade Ind. Co. Ltd.

 

Wenzhou Thrive Intern. Trading Co. Ltd.

 

Wenzhou Xiongchuang Imp. & Exp. Co. Ltd.

 

Winpo Industries

 

Wolf Shoe Trading Co.

 

Wuzhou Partner Leather Co. Ltd.

 

Xiamen C&D Light Industry Co.Ltd.

 

Xiamen Duncan Amos Sportswear Co. Ltd.

 

Xiamen Jadestone Trading Co. Ltd.

 

Xiamen Li Feng Yuan Import And Export Co. Ltd.

 

Xiamen Luxinjia Import & Export Co Ltd.

 

Xiamen Suaring Arts & Crafts Imp./Exp. Co. Ltd.

 

Xiamen Suntech Imp. & Exp. Company Ltd.

 

Xiamen Unibest Import & Export Co. Ltd.

 

Xiamen Winning Import & Export Trade Co. Ltd.

 

Xiamen Xindeco Ltd.

 

Xiamen Zhongxinlong Import And Export Co. Ltd.

 

Xin Heng Cheng Shoe Factory

 

Xin Ji City Baodefu Leather Co. Ltd.

 

Yancheng Yujie Foreign Trade Corp Ltd.

 

Yangxin Pou Jia Shoe Manufacturing Co., Ltd.

 

Yih Hui Co. Ltd.

 

Yongxin Footwear Co Ltd.

 

Yongzhou Xiang Way Sports Goods Ltd (Shineway Sports Ltd)

 

Yu Yuan Industrial Co. Ltd.

 

Yue Chen Shoes Manufacturer Factory

 

Yy2-S3 Adidas

 

Zheijang Wenzhou Packing Imp. & Exp.Corp.

 

Zhejianc Mayu Import And Export Co. Ltd.

 

Zhejiang G&B Foreign Trading Co., Ltd.

 

Zhong Shan Pablun Shoes

 

Zhong Shan Profit Reach Ent. Ltd.

 

Zhong Shan Xiao Kam Feng Lan East District Rubber & Plastic Factory

 

Zhongshan Greenery Eternal Corp

 

Zhongshan Paolina Shoes Factory

 

Zhongshan Xin Zhan Shoe Company

 

Zhongshan Zhongliang Foreign Trade Development Co Ltd.

 

Zhucheng Maite Footwear Co., Ltd

andere schrijfwijze: Zucheng Majte Footwear Co. Ltd.


BIJLAGE IV

Lijst van de bij de Commissie aangemelde producenten-exporteurs die reeds afzonderlijk zijn beoordeeld of als onderdeel van een groep ondernemingen opgenomen in de steekproef van producenten-exporteurs

 

Apache

 

Company No. 32

 

Dona Bitis Imex Corp

 

Dongguanng Yue Yuen

 

Fitbest Enterprises Limited

 

Fuguiniao Group Ltd.

 

Haiphong Leather Products And Footwear Company

andere schrijfwijze: Haiphong Leather Products and Footwear One Member Limited Company Co.

 

Pou Chen Corporation

 

Pou Yuen Industrial (Holdings) Ltd.

 

Pou Yuen Vietnam Company Ltd.

 

Pou Yuen Vietnam Enterprises Ltd.

 

Pouyen Vietnam Company Ltd.

 

Pt. Pou Chen Indonesia

 

Sky High Trading

 

Sun Kuan (Bvi) Enterprises Limited

andere schrijfwijze: Sun Kuan Enterprise

 

Sun Kuan J.V. Co.

 

Sun Sang Kong Yuen Shoes Pty (Huiyang) Ltd

andere schrijfwijze: Sun Sang Korn Yuen Shoes Fty (Huiyang) Co. Ltd and Sun Sang Kong Yuen Shoes Fity. Co. Ltd)

 

Zhong Shan Pou Yuen Bai

 

Zhong Shan Pou Yuen Manufacture Company

andere schrijfwijze: Zhongshan Pou Yuen Manufacture Company


BIJLAGE V

Lijst van de bij de Commissie aangemelde producenten-exporteurs die reeds afzonderlijk of als onderdeel van een groep ondernemingen zijn beoordeeld in het kader van Uitvoeringsbesluit 2014/149/EU of bij de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/1395, (EU) 2016/1647, (EU) 2016/1731, (EU) 2016/2257, (EU) 2017/423 of (EU) 2017/1982

Naam van de producent-exporteur

Verordening waarbij deze is beoordeeld

An Loc Manufacture Construction

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Anlac Footwear Company (Alsimex)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Best Royal Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Brookdale Investments Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Brosmann Footwear

Uitvoeringsbesluit 2014/149/EU

Buildyet Shoes

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Chengdu Sunshine

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2257

Da Sheng (Bvi) International

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Da Sheng Enterprise Corporation

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Diamond Group International Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1731

Diamond Vietnam Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1731

Dongguan Shingtak Shoes Company Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1982

Dongguan Stella Footwear Co. Ltd

andere schrijfwijze: Duangguan Stella Footwear Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Dongguan Taiway Sports Goods Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Dongguan Texas Shoes Ltd Co

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Footgearmex Footwear Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1731

Freetrend Industrial A (Vietnam) Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Freetrend Industrial Ltd

andere schrijfwijze: Freetrend Industrial Ltd (Dean Shoes)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Freetrend Vietnam

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Fujian Sunshine Footwear Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2257

Fulgent Sun Footwear Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

General Footwear

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1731

General Shoes Co. Ltd

andere schrijfwijze: General Shoes Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Genfort Shoes Ltd

andere schrijfwijze: Gaoyao Chung Jye Shoes Manufacturer

Uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/1647 en (EU) 2016/1731

Golden Chang Industrial Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Golden Star Company Limited

andere schrijfwijze: Golden Star Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Golden Top

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Golden Top Company Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Guangzhou Hsieh Da Rubber Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Guanzhou Pan Yu Leader Shoes Corp

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Happy Those International Limited

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Hopeway Group Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Hsin-Kuo Plastic Industrial

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Hung Dat Company

andere schrijfwijze: Hung Dat Joint Stock Company

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Jianle Footwear

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Kimo Weihua

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Kingfield International Ltd.

Uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/1731 en (EU) 2016/1647

Kingmaker

andere schrijfwijze: Kingmaker (Zhongshan) Footwear Co., Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Lac Cuong Footwear Co Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Lac Ty Company Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Lai Lin Footwear Company

andere schrijfwijze: Lai Yin Footwear Company

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Lien Phat Comp. Ltd

andere schrijfwijze: Lien Pat Comp. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Long Son Joint Stock Company

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1982

Lung Pao Footwear Ltd.

Uitvoeringsbesluit 2014/149/EU

Maystar Footwear

andere schrijfwijze: Maystar Footwear Co., Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Mega Star Industries Limited

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Miri Footwear

Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/423 en (EU) 2016/1647

Novi Footwear

andere schrijfwijze: Novi Footwear (F.E.) Pte.Ltd.

Uitvoeringsbesluit 2014/149/EU

Pacific Footgear Corporation

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Panyu Pegasus Footwear Co Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Sao Viet Joint Stock Company

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Shoe Majesty Trading Company (Growth-Link Trade Services)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Stella Ds3

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Stella Footwear Company Ltd

andere schrijfwijze: Dongguan Stella Footwear Co Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Stella International Limited

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Strong Bunch

andere schrijfwijze: Strong Bunch Int'l Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Strong Bunch Yung-Li Shoes Factory

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Taicang Kotoni Shoes Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Taiway Sports

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Tatha

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Texas Shoe Ind

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Thien Loc Shoe Co. Ltd

andere schrijfwijze: Thien Loc Shoes Jointstock Company (Hochimin City/Vietnam)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Thrive Enterprice Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Tripos Enterprises Inc

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Ty Hung Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1731

Vietnam Shoe Majesty

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Vinh Thong Producing-Trading — Service Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Vmc Royal Co., Ltd

andere schrijfwijze: Royal Company Ltd (Supertrade)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1647

Wei Hua Shoes Co. Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Wincap Industrial Limited

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423

Zhongshan Wei Hao Shoe Co., Ltd.

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1395

Zhongshan Glory Shoes Industrial Co. Ltd

andere schrijfwijze: Zhongshan Glory Shoes Co. Ltd (= Zhongshan Xin Chang Shoes Co Ltd)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423


BIJLAGE VI

Lijst van de ondernemingen waarvan de beoordeling is opgeschort overeenkomstig artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/423 van de Commissie en waarvoor geen informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat deze ondernemingen een verzoek om BMO/IB hebben ingediend:

 

Alamode

 

All Pass

 

Allied JET Limited

 

Allied JET Limited C/O Sheng Rong F

 

American Zabin Intl

 

An Thinh Footwear Co Ltd.

 

Aquarius Corporation

 

Asia Footwear

 

Bcny International Inc.

 

Besco Enterprise

 

Best Capital

 

Branch Of Empereor Co Ltd.

 

Brentwood Fujian Industry Co Ltd.

 

Brentwood Trading Company

 

Brown Pacific Trading Ltd,

 

Bufeng

 

Bullboxer

 

C and C Accord Ltd.

 

Calson Investment Limited

 

Calz.Sab Shoes S.R.L.

 

Carlson Group

 

Cd Star

 

Chaozhou Zhong Tian Cheng

 

China Ever

 

Coral Reef Asia Pacific Ltd.

 

Cult Design

 

Dhai Hoan Footwear Production Joint Stock Company

 

Diamond Group International Ltd/Yong Zhou Xiang Way Sports Goods Ltd.

 

Dong Guan Chang An Xiao Bian Sevilla

 

Dong Guan Hua Xin Shoes Ltd.

 

Dongguan Qiaosheng Footwear Co

 

Dongguan Ta Yue Shoes Co Ltd.

 

Dongguan Yongxin Shoes Co Ltd.

 

Eastern Shoes Collection Co Ltd.

 

Easy Dense Limited

 

Enigma/More Shoes Inc.

 

Evais Co., Ltd.

 

Ever Credit Pacific Ltd.

 

Evergiant

 

Evergo Enterprises Ltd C/O Thunder

 

Fh Sports Agencies Ltd.

 

Fijian Guanzhou Foreign Trade Corp

 

Foster Investments Inc.

 

Freemanshoes Co Ltd.

 

Fu Xiang Footwear

 

Fujian Jinmaiwang Shoes & Garments Products Co Ltd.

 

Gerli

 

Get Success Limited Globe Distributing Co Ltd.

 

Golden Steps Footwear Ltd.

 

Goodmiles

 

Ha Chen Trade Corporation

 

Hai Vinh Trading Comp

 

Haiphong Sholega

 

Hanlin (Bvi) Int'l Company Ltd C/O

 

Happy Those International Ltd.

 

Hawshin

 

Heshan Shi Hengyu Footwear Ltd.

 

Hiep Tri Co Ltd.

 

Hison Vina Co Ltd.

 

Holly Pacific Ltd.

 

Huey Chuen Shoes Group/Fuh Chuen Co. Ltd.

 

Hui Dong Ful Shing Shoes Co Ltd.

 

Hunex

 

Hung Tin Co Ltd.

 

Ifr

 

Inter — Pacific Corp.

 

Ipc Hongkong Branch Ltd.

 

J.C. Trading Limited

 

Jason Footwear

 

Jia Hsin Co Ltd.

 

Jia Huan

 

Jinjiang Yiren Shoes Co Ltd.

 

Jou Da

 

Jubilant Team International Ltd.

 

Jws International Corp

 

Kai Yang Vietnam Co Ltd.

 

Kaiyang Vietnam Co Ltd.

 

Kim Duck Trading Production

 

Legend Footwear Ltd, andere schrijfwijze: Legent Footwear Ltd.

 

Leif J. Ostberg, Inc.

 

Lu Xin Jia

 

Mai Huong Co Ltd.

 

Mario Micheli

 

Masterbrands

 

Mayflower

 

Ming Well Int'l Corp.

 

Miri Footwear International, Inc.

 

Mix Mode

 

Morgan Int'l Co., Ltd C/O Hwashun

 

New Allied

 

New Fu Xiang

 

Northstar Sourcing Group Hk Ltd.

 

O.T. Enterprise Co.

 

O'lear Ind Vietnam Co Ltd, andere schrijfwijze: O'leer Ind. Vietnam Co Ltd.

 

O'leer Ind. Vietnam Co Ltd.

 

Ontario Dc

 

Osco Industries Ltd.

 

Osco Vietnam Company Ltd.

 

Pacific Best Co., Ltd.

 

Perfect Global Enterprises Ltd.

 

Peter Truong Style, Inc.

 

Petrona Trading Corp

 

Phuoc Binh Company Ltd.

 

Phy Lam Industry Trading Investment Corp

 

Pop Europe

 

Pou Chen P/A Pou Sung Vietnam Co, Ltd.

 

Pou Chen Corp P/A Idea

 

Pou Chen Corp P/A Yue Yuen Industrial Estate

 

Pro Dragon Inc.

 

Puibright Investments Limited T/A

 

Putian Lifeng Footwear Co. Ltd.

 

Putian Newpower International T

 

Putian Xiesheng Footwear Co

 

Quan Tak

 

Red Indian

 

Rick Asia (Hongkong) Ltd.

 

Right Source Investment Limited/Vinh Long Footwear Co., Ltd.

 

Right Source Investments Ltd.

 

Robinson Trading Ltd.

 

Rubber Industry Corp. Rubimex

 

Seng Hong Shoes (Dong Guan) Co Ltd.

 

Seville Footwear

 

Shanghai Xinpingshun Trade Co Ltd.

 

Sheng Rong

 

Shenzhen Guangyufa Industrial Co Ltd.

 

Shenzhen Henggtengfa Electroni

 

Shining Ywang Corp

 

Shishi

 

Shishi Longzheng Import And Export Trade Co Ltd.

 

Shoe Premier

 

Simonato

 

Sincere Trading Co Ltd.

 

Sinowest

 

Slipper Hut & Co

 

Sun Power International Co., Ltd.

 

Sunkuan Taichung Office/Jia Hsin Co., Ltd.

 

Sunny

 

Sunny Faith Co., Ltd.

 

Sunny State Enterprises Ltd.

 

Tbs

 

Tendenza Enterprise Ltd.

 

Texas Shoe Footwear Corp

 

Thai Binh Holding & Shoes Manufac

 

Thanh Le General Import-Export Trading Company

 

Thuong Tang Shoes Co Ltd.

 

Tian Lih

 

Tong Shing Shoes Company

 

Top Advanced Enterprise Limited

 

Trans Asia Shoes Co Ltd.

 

Triple Win

 

Trullion Inc.

 

Truong Son Trade And Service Co Ltd.

 

Tunlit International Ltd- Simple Footwear

 

Uyang

 

Vietnam Xin Chang Shoes Co.

 

Vinh Long Footwear Co Ltd.

 

Wincap Industrial Ltd.

 

Wuzhou Partner Leather Co Ltd.

 

Xiamen Duncan — Amos Sportswear Co Ltd.

 

Xiamen Luxinjia Import & Export Co.

 

Xiamen Ocean Imp&Exp

 

Xiamen Unibest Import And Export Co Ltd.

 

Yangzhou Baoyi Shoes

 

Ydra Shoes

 

Yongming Footwear Factory

 

Zhong Shan Pou Shen Footwear Company Ltd.

 

Zigi New York Group


5.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 319/78


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2233 VAN DE COMMISSIE

van 4 december 2017

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 900/2009 wat betreft de karakterisering van selenomethionine, geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae CNCM I-3399

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 900/2009 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 427/2013 van de Commissie (3), is een vergunning verleend voor selenomethionine geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae CNCM I-3399 als toevoegingsmiddel voor diervoeding.

(2)

De Commissie heeft een aanvraag ontvangen met het verzoek de vergunningsvoorwaarden te wijzigen wat betreft de karakterisering van het toevoegingsmiddel voor diervoeding. Bij de aanvraag waren de relevante ondersteunende gegevens gevoegd. De Commissie heeft de aanvraag naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) doorgestuurd.

(3)

De EFSA heeft in haar advies van 5 juli 2017 (4) geconcludeerd dat de gevraagde wijziging geen invloed heeft op de veiligheid en doeltreffendheid van het product, waarbij zij eraan herinnerde dat aan het product een risico voor de veiligheid van de gebruiker is verbonden. De huidige vergunning bevat een bepaling waardoor dat risico adequaat wordt aangepakt. De EFSA stelt voor het selenocysteïnegehalte in de karakterisering van het toevoegingsmiddel op te nemen, maar bij gebrek aan een analysemethode voor selenocysteïne kan aan dit voorstel geen gevolg worden gegeven.

(4)

Uit de beoordeling van het gewijzigde preparaat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan.

(5)

Verordening (EG) nr. 900/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 900/2009

In de vierde kolom van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 900/2009 wordt de tekst tussen het kopje „Karakterisering van het toevoegingsmiddel” en het kopje „Karakterisering van de werkzame stof” vervangen door:

„Organisch seleen, hoofdzakelijk selenomethionine (63 %) met 2 000-3 500 mg Se/kg (97-99 % organisch seleen)”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 december 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Verordening (EG) nr. 900/2009 van de Commissie van 25 september 2009 tot verlening van een vergunning voor selenomethionine, geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae CNCM I-3399, als toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 256 van 29.9.2009, blz. 12).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 427/2013 van de Commissie van 8 mei 2013 tot verlening van een vergunning voor selenomethionine geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae NCYC R646 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1750/2006, (EG) nr. 634/2007 en (EG) nr. 900/2009 wat betreft de maximale toevoeging van geseleniseerde gist (PB L 127 van 9.5.2013, blz. 20).

(4)  EFSA Journal 2017;15(7):4937.


BESLUITEN

5.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 319/80


BESLUIT (GBVB) 2017/2234 VAN DE RAAD

van 4 december 2017

tot wijziging van Besluit (GBVB) 2016/2382 tot oprichting van een Europese Veiligheids- en defensieacademie (EVDA)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 21 december 2016 Besluit (GBVB) 2016/2382 (1) vastgesteld.

(2)

Voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 moet een nieuw financieel referentiebedrag worden vastgesteld.

(3)

Besluit (GBVB) 2016/2382 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Besluit (GBVB) 2016/2382

In artikel 16 van Besluit (GBVB) 2016/2382 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Het financiële referentiebedrag voor de uitgaven in verband met de EVDA voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 bedraagt 925 000,00 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven van de EVDA voor de volgende perioden moet dekken, wordt bepaald door de Raad.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 4 december 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

U. PALO


(1)  Besluit (GBVB) 2016/2382 van de Raad van 21 december 2016 tot oprichting van een Europese Veiligheids- en defensieacademie (EVDA) en houdende intrekking van Besluit 2013/189/GBVB (PB L 352 van 23.12.2016, blz. 60).


Rectificaties

5.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 319/81


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 van de Commissie van 5 oktober 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Servië

( Publicatieblad van de Europese Unie L 258 van 6 oktober 2017 )

Bladzijde 122, artikel 1, lid 4:

in plaats van:

„4.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op het in lid 1 omschreven product, vervaardigd door andere ondernemingen die niet specifiek worden genoemd in lid 2, is het vaste recht zoals opgenomen in de onderstaande tabel.”,

lezen:

„4.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op het in lid 1 omschreven product, vervaardigd door andere ondernemingen die niet specifiek worden genoemd in lid 3, is het vaste recht zoals opgenomen in de onderstaande tabel:”.

Bladzijde 122, artikel 1, lid 5:

in plaats van:

„5.   Voor de specifiek genoemde producenten geldt dat wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs derhalve met het oog op de vaststelling van de douanewaarde verhoudingsgewijs wordt verlaagd overeenkomstig artikel 131, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (*1), het definitieve recht, berekend op basis van lid 2, wordt verlaagd met hetzelfde percentage als de verlaagde werkelijk betaalde of te betalen prijs. Het te betalen recht is dan gelijk aan het verschil tussen het verlaagde definitieve recht en de verlaagde nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring.

lezen:

„5.   Voor de specifiek genoemde producenten geldt dat wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs derhalve met het oog op de vaststelling van de douanewaarde verhoudingsgewijs wordt verlaagd overeenkomstig artikel 131, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (*2), het definitieve recht, berekend op basis van lid 3, wordt verlaagd met hetzelfde percentage als de verlaagde werkelijk betaalde of te betalen prijs. Het te betalen recht is dan gelijk aan het verschil tussen het verlaagde definitieve recht en de verlaagde nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring.

Bladzijde 122, artikel 1, lid 6:

in plaats van:

„6.   Voor alle andere ondernemingen geldt dat wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs derhalve met het oog op de vaststelling van de douanewaarde verhoudingsgewijs wordt verlaagd overeenkomstig artikel 131, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447, het op basis van lid 3 berekende antidumpingrecht wordt verlaagd met hetzelfde percentage als de verlaagde werkelijk betaalde of te betalen prijs.”,

lezen:

„6.   Voor alle andere ondernemingen geldt dat wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs derhalve met het oog op de vaststelling van de douanewaarde verhoudingsgewijs wordt verlaagd overeenkomstig artikel 131, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447, het op basis van lid 4 berekende antidumpingrecht wordt verlaagd met hetzelfde percentage als de verlaagde werkelijk betaalde of te betalen prijs.”.