ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 202

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
3 augustus 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2017/1410 van de Commissie van 2 augustus 2017 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1411 van de Commissie van 2 augustus 2017 tot 273e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al-Qa'ida

4

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1412 van de Commissie van 1 augustus 2017 betreffende de erkenning van Fiji overeenkomstig Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 5277)  ( 1 )

6

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1346 van de Commissie van 8 augustus 2016 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van de Raad, als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 van de Raad, is ingesteld op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot enigszins gewijzigde handpallettrucks van oorsprong uit de Volksrepubliek China ( PB L 214 van 9.8.2016 )

8

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

3.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/1


VERORDENING (EU) 2017/1410 VAN DE COMMISSIE

van 2 augustus 2017

tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (1), en met name artikel 31, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid (WCCV) heeft in zijn advies van 26-27 juni 2012 (2) geconcludeerd dat 3- en 4-(4-hydroxy-4-methylpentyl)cyclohex-3-een-1-carbaldehyde (HICC), met de INCI-naam Hydroxyisohexyl 3-Cyclohexene Carboxaldehyde, 2,6-dihydroxy-4-methylbenzaldehyde (atranol) en 3-chloor-2,6-dihydroxy-4-methylbenzaldehyde (chlooratranol) niet mogen worden gebruikt in cosmetische producten, aangezien deze de allergene geurstoffen zijn die in de afgelopen jaren het hoogste aantal contactallergieën hebben veroorzaakt.

(2)

Er is dus sprake van een potentieel gevaar voor de menselijke gezondheid zodat deze stoffen moeten worden verboden in cosmetische producten.

(3)

HICC is gereguleerd in vermelding 79 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009, waarin is vastgesteld dat de aanwezigheid ervan moet worden vermeld in de in artikel 19, lid 1, onder g), van die verordening bedoelde lijst van ingrediënten wanneer de concentratie meer bedraagt dan 0,001 % in producten die niet worden af-, uit- of weggespoeld en 0,01 % in producten die worden af-, uit- of weggespoeld. Aangezien HICC moet worden verboden in cosmetische producten, moet deze vermelding worden geschrapt.

(4)

Het WCCV heeft in haar advies van 26-27 juni 2012 aangegeven dat atranol en chlooratranol natuurlijke bestanddelen zijn van eikenmosextract (Evernia prunastri) en boommosextract (Evernia furfuracea), gereguleerd in vermelding 91 respectievelijk 92 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009.

(5)

De bedrijfstak moet voldoende tijd krijgen om zich aan de nieuwe verbodsbepalingen aan te passen zodat zij de producten die één of meer van de verboden stoffen bevatten om die reden niet langer in de handel brengen of aanbieden. Bij de vaststelling van die tijd moet ook rekening worden gehouden met het potentiële risico van die producten voor de menselijke gezondheid. De beperking voor HICC in vermelding 79 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 moet van toepassing blijven tot het aanbieden van producten die deze stof bevatten, niet meer is toegestaan. De schrapping van die vermelding moet daarom worden uitgesteld.

(6)

Met name de uitzonderlijk complexe en langdurige procedure voor de herformulering van parfum en de bezorgdheid van de consumenten over de wijziging van de geureigenschappen van parfums moeten tot uiting komen in een langer dan gebruikelijke termijn voor de industrie om de producten aan te passen. Uitingen van contactallergieën voor geurstoffen blijven gewoonlijk beperkt tot de huid. Consumenten met contactallergieën voor allergene geurstoffen zijn er zich vaak van bewust dat zij geparfumeerde producten niet op hun huid kunnen verdragen en kunnen deze daarom vermijden.

(7)

De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Vanaf 23 augustus 2019 mogen cosmetische producten die één of meer van de bij deze verordening verboden stoffen bevatten, niet meer in de Unie in de handel worden gebracht.

Vanaf 23 augustus 2021 mogen cosmetische producten die één of meer van de bij deze verordening verboden stoffen bevatten, niet meer in de Unie worden aangeboden.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punt 2 van de bijlage is van toepassing vanaf 23 augustus 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 augustus 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.

(2)  SCCS/1459/11.


BIJLAGE

De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage II worden de volgende drie vermeldingen toegevoegd aan de tabel:

Ref. nr.

Identiteit van de stof

Chemische benaming/INN

CAS-nummer

EG-nummer

a

b

c

d

„1380

3- en 4-(4-hydroxy-4-methylpentyl)cyclohex-3-een-1-carbaldehyde (HICC) (*1)

51414-25-6/

31906-04-4/

257-187-9/

250-863-4/

1381

2,6-dihydroxy-4-methylbenzaldehyde (atranol) (*1)

526-37-4

1382

3-chloor-2,6-dihydroxy-4-methylbenzaldehyde (chlooratranol) (*1)

57074-21-2

2)

In de tabel in bijlage III wordt vermelding 79 geschrapt.


(*1)  Vanaf 23 augustus 2019 mogen cosmetische producten die deze stof bevatten, niet in de Unie in de handel worden gebracht. Vanaf 23 augustus 2021 mogen cosmetische producten die deze stof bevatten, niet in de Unie worden aangeboden.”.


3.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1411 VAN DE COMMISSIE

van 2 augustus 2017

tot 273e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al-Qa'ida

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al-Qa'ida (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 28 juli 2017 besloten één natuurlijke persoon te schrappen van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 augustus 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter

Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt de volgende vermelding geschrapt van de lijst „Natuurlijke personen”:

„Adil Muhammad Mahmud Abd Al-Khaliq (ook bekend als a) Adel Mohamed Mahmoud Abdul Khaliq; b) Adel Mohamed Mahmood Abdul Khaled). Geboortedatum: 2.3.1984. Geboorteplaats: Bahrein. Nationaliteit: Bahreins. Paspoortnummer: 1632207 (Bahreins). Overige informatie: a) heeft gehandeld namens en financiële, materiële en logistieke steun verleend aan Al-Qa'ida en de Libyan Islamic Fighting Group (LIFG); b) gearresteerd in de Verenigde Arabische Emiraten in januari 2007 op beschuldiging van lidmaatschap van Al-Qa'ida en LIFG; c) na zijn veroordeling in de Verenigde Arabische Emiraten eind 2007 uitgeleverd aan Bahrein begin 2008 om de rest van zijn straf uit te zitten; d) na zijn vrijlating in 2008 is hij weer begonnen fondsen in te zamelen voor Al-Qa'ida, ten minste tot 2012; e) zamelde ook fondsen in voor de Taliban. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 10.10.2008.”.


BESLUITEN

3.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/6


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/1412 VAN DE COMMISSIE

van 1 augustus 2017

betreffende de erkenning van Fiji overeenkomstig Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 5277)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (1), en met name artikel 19, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Richtlijn 2008/106/EG kunnen lidstaten besluiten om door middel van een officiële verklaring door derde landen afgegeven passende vaarbevoegdheids- en/of bekwaamheidsbewijzen te erkennen wanneer de betrokken landen door de Commissie zijn erkend. Die derde landen moeten voldoen aan alle vereisten van het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie over de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van 1978 (het STCW-verdrag).

(2)

Op 18 februari 2011 heeft Duitsland de erkenning van Fiji gevraagd. De Commissie heeft daarop contact opgenomen met de autoriteiten van Fiji met het oog op een onderzoek van hun opleidings- en diplomeringssysteem, om na te gaan of Fiji voldoet aan alle vereisten van het STCW-verdrag en of het passende maatregelen heeft getroffen om fraude met diploma's tegen te gaan. Daarbij werd uitgelegd dat de evaluatie zou gebeuren op grond van de resultaten van een onderzoeksinspectie door deskundigen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid („het Agentschap”) in Fiji.

(3)

Op basis van de resultaten van een inspectie die plaatsvond in juni 2013 en rekening houdende met een vrijwillig corrigerend actieplan dat in september 2014 door de autoriteiten van Fiji is ingediend en in december 2014 verder is aangevuld, heeft de Commissie een evaluatie van het opleidings- en diplomeringssysteem in Fiji uitgevoerd.

(4)

De evaluatie heeft een aantal knelpunten aan het licht gebracht die door de autoriteiten van Fiji moeten worden aangepakt, zoals tekortkomingen in de nationale regelgeving, zoals ontbrekende voorschriften inzake de kwalificaties van bepaalde categorieën van instructeurs, ontoereikende of onvolledige diplomeringsvoorschriften en procedures voor kwaliteitsbeheer.

(5)

In april 2015 heeft de Commissie de autoriteiten van Fiji een evaluatieverslag overhandigd dat gebaseerd was op de resultaten van de inspectie van juni 2013 en waarin rekening is gehouden met het aangevulde corrigerende actieplan.

(6)

De autoriteiten van Fiji hebben in juni 2015 een geactualiseerd corrigerend actieplan ingediend.

(7)

Op basis van alle beschikbare informatie besluit de Commissie dat de autoriteiten van Fiji maatregelen hebben genomen om hun systeem voor opleiding en diplomering van zeevarenden in overeenstemming te brengen met de eisen van het STCW-verdrag, met uitzondering van een bevinding inzake de diplomeringseisen.

(8)

Fiji heeft met name nieuwe wetgeving vastgesteld om de geconstateerde tekortkomingen in de nationale regelgeving weg te werken, heeft de kwaliteitsborgingsprocedures van zijn administratie en maritieme opleidingsinstellingen herzien en heeft de leerplannen en opleidingsprogramma's van zijn maritieme opleidingsinstellingen geactualiseerd.

(9)

De diensten van de Commissie hebben de autoriteiten van Fiji gevraagd om de in overweging 7 vermelde bevinding van de Commissie met betrekking tot de diplomeringseisen toe te lichten. Die bevinding trekt de algehele positieve evaluatie niet in twijfel.

(10)

Uit de eindevaluatie blijkt dat Fiji aan de eisen van het STCW-verdrag voldoet en dat het land passende maatregelen heeft getroffen om fraude met diploma's te voorkomen.

(11)

De lidstaten hebben een verslag gekregen met de resultaten van de evaluatie.

(12)

De in dit besluit vervatte maatregel is in overeenstemming met het advies van het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 19 van Richtlijn 2008/106/EG wordt Fiji erkend wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 1 augustus 2017.

Voor de Commissie

Violeta BULC

Lid van de Commissie


(1)  PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33.


Rectificaties

3.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/8


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1346 van de Commissie van 8 augustus 2016 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van de Raad, als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 van de Raad, is ingesteld op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot enigszins gewijzigde handpallettrucks van oorsprong uit de Volksrepubliek China

( Publicatieblad van de Europese Unie L 214 van 9 augustus 2016 )

Bladzijde 10, artikel 1, lid 1:

in plaats van:

„1.   Het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 is ingesteld op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. het chassis en de hydraulische onderdelen, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 (Taric-codes 8427900011 en 8427900019) en ex 8431 20 00 (Taric-codes 8431200011 en 8431200019), van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt uitgebreid tot hetzelfde product dat bij invoer wordt voorgesteld met een zogenaamd „gewichtindicatiesysteem” bestaande uit een niet in het chassis geïntegreerd wegingsmechanisme, momenteel ingedeeld onder de Taric-codes 8427900030 en 8431200050.”,

lezen:

„1.   Het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 is ingesteld op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. het chassis en de hydraulische onderdelen, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 (Taric-codes 8427900011 en 8427900019) en ex 8431 20 00 (Taric-codes 8431200011 en 8431200019), van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt uitgebreid tot hetzelfde product dat bij invoer wordt voorgesteld met een zogenaamd „gewichtindicatiesysteem” bestaande uit een niet in het chassis, d.w.z. niet in de vorken, geïntegreerd wegingsmechanisme, momenteel ingedeeld onder de Taric-codes 8427900030 en 8431200050.”.