ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 172

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
5 juli 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2017/1190 van de Raad van 12 juni 2017 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het GNSS-comité Europese Unie/Zwitserland dat is opgericht bij de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, inzake de Europese satellietnavigatieprogramma's, ten aanzien van de vaststelling van het reglement van orde van dat comité

1

 

*

Besluit (EU) 2017/1191 van de Raad van 16 juni 2017 tot intrekking van Besluit 2014/56/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Kroatië

8

 

*

Besluit (EU) 2017/1192 van de Raad van 26 juni 2017 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Cesni) en tijdens de plenaire zitting van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) over de vaststelling van een norm voor technische voorschriften voor binnenschepen

10

 

*

Besluit (GBVB) 2017/1193 van de Raad van 4 juli 2017 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah)

12

 

*

Besluit (GBVB) 2017/1194 van de Raad van 4 juli 2017 tot wijziging van Besluit 2013/354/GBVB betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS)

13

 

*

Besluit (GBVB) 2017/1195 van de Raad van 4 juli 2017 tot wijziging van Besluit 2014/129/GBVB met het oog op de bevordering van het Europees netwerk van onafhankelijke denktanks inzake non-proliferatie, ter ondersteuning van de uitvoering van een EU-strategie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

14

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1196 van de Commissie van 3 juli 2017 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 4432)  ( 1 )

16

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1197 van de Commissie van 3 juli 2017 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2012/340/EU betreffende het opzetten van een tijdelijk experiment uit hoofde van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad ten aanzien van veldkeuringen onder officieel toezicht voor basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 4442)  ( 1 )

30

 

*

Besluit (EU) 2017/1198 van de Europese Centrale Bank van 27 juni 2017 betreffende de rapportage van financieringsplannen van kredietinstellingen door nationale bevoegde autoriteiten aan de Europese Centrale Bank (ECB/2017/21)

32

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1986 van de Commissie van 11 november 2015 tot vaststelling van standaardformulieren voor de bekendmaking van aankondigingen op het gebied van overheidsopdrachten en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 842/2011 ( PB L 296 van 12.11.2015 )

36

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

BESLUITEN

5.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/1


BESLUIT (EU) 2017/1190 VAN DE RAAD

van 12 juni 2017

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het GNSS-comité Europese Unie/Zwitserland dat is opgericht bij de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, inzake de Europese satellietnavigatieprogramma's, ten aanzien van de vaststelling van het reglement van orde van dat comité

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, inzake de Europese satellietnavigatieprogramma's (1) („de overeenkomst”) wordt voorlopig toegepast sinds 1 januari 2014 wat betreft de onderdelen die binnen de bevoegdheid van de Unie vallen.

(2)

Artikel 20 van de overeenkomst voorziet in de oprichting van het GNSS-comité Europese Unie/Zwitserland („het comité”), en bepaalt dat dit comité zijn reglement van orde moet vaststellen.

(3)

Derhalve dient het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen ten aanzien van de vaststelling van het reglement van orde van het comité, te worden bepaald,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het GNSS-comité Europese Unie/Zwitserland („het comité”), dat is opgericht bij de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, inzake de Europese satellietnavigatieprogramma's, ten aanzien van de vaststelling van het reglement van orde van het comité, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het comité.

2.   Kleine wijzigingen van het ontwerpbesluit kunnen door de vertegenwoordigers van de Unie in het comité worden goedgekeurd zonder dat daarvoor een nader besluit van de Raad vereist is.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 12 juni 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

C. CAMILLERI


(1)  PB L 15 van 20.1.2014, blz. 3.


ONTWERP

BESLUIT Nr. 1/2017 VAN HET GNSS-COMITÉ EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND

van …

ten aanzien van de vaststelling van zijn reglement van orde

HET GNSS-COMITÉ EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND,

Gezien de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, inzake de Europese satellietnavigatieprogramma's, en met name artikel 20,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, inzake de Europese satellietnavigatieprogramma's (1) („de overeenkomst”) wordt sinds 1 januari 2014 voorlopig toegepast tussen de Zwitserse Bondsstaat („Zwitserland”) en de Unie wat betreft de onderdelen die binnen de bevoegdheid van de Unie vallen.

(2)

Overeenkomstig artikel 20, lid 2, van de overeenkomst moet het het GNSS-comité Europese Unie/Zwitserland („Gemengd Comité”) zijn reglement van orde vaststellen.

(3)

Overeenkomstig artikel 20, lid 4, van de overeenkomst, kan het Gemengd Comité besluiten tot de instelling van werkgroepen of groepen van deskundigen om het bij de vervulling van zijn taken bij te staan.

(4)

Tijdens de voorlopige toepassing van de overeenkomst bestaat het Gemengd Comité overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de overeenkomst uit vertegenwoordigers van Zwitserland en de Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

Het reglement van orde van het Gemengd Comité in de bijlage bij dit besluit wordt hierbij vastgesteld.

Gedaan in het Engels te Brussel en Bern, respectievelijk op […] en […].

Voor het comité

De voorzitter

Secretaris voor de Europese Unie

Secretaris voor Zwitserland


(1)  PB L 15 van 20.1.2014, blz. 3.

BIJLAGE

REGLEMENT VAN ORDE VAN HET GNSS-COMITÉ EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND („HET GEMENGD COMITÉ”)

Artikel 1

Samenstelling van het Gemengd Comité

1.   Het Gemengd Comité wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie („de Commissie”) en van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, enerzijds, en vertegenwoordigers van de federale regering van de Zwitserse Bondsstaat („Zwitserland”), anderzijds. De twee zijden worden hierna afzonderlijk „partij” of gezamenlijk „de partijen” genoemd.

2.   De vertegenwoordigers van de partijen kunnen zich laten vergezellen door andere ambtenaren die namens de partijen handelen.

3.   Tijdens de voorlopige toepassing van de overeenkomst bestaat het Gemengd Comité uit vertegenwoordigers van Zwitserland, enerzijds, en vertegenwoordigers van de Europese Unie, anderzijds.

Artikel 2

Voorzitterschap

1.   Het voorzitterschap van het Gemengd Comité wordt bij toerbeurt voor een periode van twaalf maanden bekleed door de partijen.

Gedurende het kalenderjaar waarin de overeenkomst in werking treedt, wordt het voorzitterschap door Zwitserland bekleed.

2.   De partij die het voorzitterschap bekleedt, wijst de voorzitter van het Gemengd Comité, alsook zijn of haar vervanger.

3.   De voorzitter leidt de werkzaamheden van het Gemengd Comité.

4.   Tijdens de voorlopige toepassing van de Overeenkomst zijn de bepalingen van dit artikel mutatis mutandis van toepassing.

Artikel 3

Waarnemers

Het Gemengd Comité kan in onderlinge overeenstemming tussen de partijen besluiten deskundigen of vertegenwoordigers van andere organen uitnodigen om als waarnemers de vergaderingen van het Gemengd Comité bij te wonen met het oog op informatieverstrekking over specifieke onderwerpen. Het Gemengd Comité bepaalt onder welke voorwaarden deze waarnemers de vergaderingen kunnen bijwonen.

Artikel 4

Secretariaat

1.   Een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van de regering van Zwitserland treden gezamenlijk op als secretarissen van het Gemengd Comité.

2.   Het secretariaat van het Gemengd Comité is verantwoordelijk voor de communicatie tussen de partijen, met inbegrip van de verzending van documenten.

3.   De secretariaatswerkzaamheden vallen onder de verantwoordelijkheid van de partij die het voorzitterschap bekleedt.

Artikel 5

Vergaderingen van het Gemengd Comité

1.   Het Gemengd Comité komt bijeen wanneer dat nodig is, doch in beginsel eenmaal per jaar.

De voorzitter roept, na overleg met de partijen, de vergaderingen van het Gemengd Comité bijeen, die op een onderling overeengekomen plaats en tijdstip worden gehouden. Indien de partijen zulks overeenkomen, kan ook gebruik worden gemaakt van telefonische vergaderingen en videoconferenties.

De voorzitter roept een buitengewone zitting van het Gemengd Comité bijeen op verzoek van de Europese Unie of van Zwitserland.

Het Gemengd Comité komt bijeen binnen 15 kalenderdagen na de indiening van het in artikel 22, lid 2, van de overeenkomst bedoelde verzoek.

2.   Het Gemengd Comité komt bijeen in Brussel of in Zwitserland, afhankelijk van de partij die het voorzitterschap bekleedt, tenzij de partijen anders overeenkomen.

3.   De voorzitter doet uiterlijk 21 kalenderdagen voor de vergadering de convocatie met de ontwerpagenda en de vergaderingsdocumenten toekomen aan de vertegenwoordigers van de partijen. Documenten voor vergaderingen bijeengeroepen overeenkomstig artikel 22, lid 2, van de overeenkomst, worden uiterlijk zeven kalenderdagen vóór de vergadering toegezonden.

4.   De voorzitter kan met instemming van de partijen de in lid 3 bedoelde termijnen inkorten als dat in een bepaald geval noodzakelijk is.

5.   Ten minste zeven kalenderdagen vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de samenstelling van de delegatie van elke partij.

6.   De vergaderingen van het Gemengd Comité zijn niet openbaar, tenzij de partijen anders besluiten.

Artikel 6

Agenda

1.   De voorzitter stelt, bijgestaan door de secretarissen, voor elke vergadering een voorlopige agenda op.

2.   Elke partij kan verzoeken om bijkomende punten op de agenda te zetten. Een dergelijk verzoek moet naar behoren worden gemotiveerd en uiterlijk zeven kalenderdagen vóór de vergadering schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter.

3.   Het Gemengd Comité keurt aan het begin van elke vergadering de agenda goed.

Artikel 7

Werkgroepen van het Gemengd Comité

1.   De samenstelling en de werkwijze van de overeenkomstig artikel 20, lid 4, van de overeenkomst in te stellen werkgroepen of groepen van deskundigen worden vastgesteld op grond van een door het Gemengd Comité vastgesteld mandaat.

2.   De werkgroepen of groepen van deskundigen passen dit reglement van orde mutatis mutandis toe.

3.   De werkgroepen of groepen van deskundigen werken onder het gezag van het Gemengd Comité, waaraan zij na elke vergadering verslag uitbrengen. Zij zijn niet bevoegd besluiten te nemen, maar kunnen aanbevelingen ten behoeve van het Gemengd Comité formuleren.

4.   Het Gemengd Comité kan overeenkomstig artikel 8 van dit reglement van orde besluiten het mandaat van de werkgroepen of groepen van deskundigen te beëindigen of te wijzigen.

Artikel 8

Besluiten en aanbevelingen

1.   Het Gemengd Comité neemt besluiten en doet aanbevelingen bij overeenstemming tussen de partijen, in overeenstemming met de overeenkomst. Deze krijgen de benaming „besluit” of „aanbeveling”, gevolgd door een volgnummer, de datum van vaststelling en een vermelding van het onderwerp ervan.

2.   De besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité worden ondertekend door de voorzitter en de secretarissen, en worden aan de partijen gezonden.

3.   Elke partij kan besluiten tot bekendmaking van besluiten of aanbevelingen van het Gemengd Comité, in haar respectieve staatsblad. De partijen stellen elkaar in kennis van hun voornemen tot bekendmaking van een besluit of aanbeveling.

4.   Het Gemengd Comité kan zijn besluiten vaststellen of aanbevelingen doen via een schriftelijke procedure, indien beide partijen daarmee instemmen. Een schriftelijke procedure bestaat uit een uitwisseling van notities tussen de secretarissen, die in overleg met de partijen handelen. Hiertoe wordt de tekst van het voorstel overeenkomstig artikel 5 van dit reglement van orde schriftelijk meegedeeld, waarbij een termijn van niet minder dan 21 kalenderdagen wordt gesteld waarbinnen voorbehouden of gewenste amendementen ter kennis kunnen worden gebracht. In bijzondere omstandigheden kan de voorzitter in overleg met de partijen deze termijn inkorten. Zodra overeenstemming is bereikt over de tekst, wordt het besluit of de aanbeveling ondertekend door de voorzitter en de secretarissen.

5.   Besluiten van het Gemengd Comité tot wijziging van bijlage I bij de overeenkomst worden vastgesteld in de authentieke talen van de overeenkomst.

Artikel 9

Notulen

1.   Het secretariaat stelt van elke vergadering ontwerpnotulen op. In de ontwerpnotulen worden de genomen besluiten en de geformuleerde aanbevelingen vermeld. De ontwerpnotulen worden het Gemengd Comité ter vaststelling voorgelegd. Na vaststelling door het Gemengd Comité worden de notulen ondertekend door de voorzitter en de secretarissen.

2.   De ontwerpnotulen worden opgesteld binnen 21 kalenderdagen na de vergadering en ter goedkeuring voorgelegd aan het Gemengd Comité, hetzij via de schriftelijke procedure hetzij tijdens de volgende vergadering van het Gemengd Comité.

Artikel 10

Vertrouwelijkheid

Wanneer een partij aan het Gemengd Comité informatie overlegt die zij als vertrouwelijk aanduidt, behandelen de andere partijen die informatie als zodanig.

Artikel 11

Kosten

1.   Elke partij draagt de kosten die zij maakt voor haar deelname aan de vergaderingen van het Gemengd Comité en aan de werkgroepen of groepen van deskundigen.

2.   Het Gemengd Comité besluit over de verdeling van de kosten in verband met aan deskundigen toegewezen opdrachten.

3.   Uitgaven in verband met de organisatie van vergaderingen en de reproductie van documenten komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergadering optreedt.

Artikel 12

Correspondentie

Alle briefwisseling voor of van de voorzitter van het Gemengd Comité wordt aan het secretariaat van het Gemengd Comité toegezonden.

Artikel 13

Wijziging

Dit reglement van orde kan worden gewijzigd bij besluit van het Gemengd Comité in overeenstemming met artikel 8.


5.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/8


BESLUIT (EU) 2017/1191 VAN DE RAAD

van 16 juni 2017

tot intrekking van Besluit 2014/56/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Kroatië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 januari 2014 heeft de Raad, op grond van een aanbeveling van de Commissie, bij Besluit 2014/56/EU (1) overeenkomstig artikel 126, lid 6, van het Verdrag besloten dat er in Kroatië een buitensporig tekort bestond. De Raad merkte op dat het voor 2014 geplande overheidstekort 5,5 % van het bbp bedroeg, waarmee het boven de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % uitkwam. De bruto-overheidsschuld zou in 2014 naar verwachting 62 % van het bbp belopen en aldus de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60 % van het bbp overschrijden.

(2)

Op 28 januari 2014 heeft de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad (2) op aanbeveling van de Commissie een aanbeveling tot Kroatië gericht waarin de lidstaat werd verzocht om uiterlijk in 2016 een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie.

(3)

Op 2 juli 2014 heeft de Commissie geconcludeerd dat Kroatië effectief gevolg had gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 28 januari 2014 overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag.

(4)

Overeenkomstig artikel 4 van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde statistische gegevens. In het kader van de toepassing van dat protocol dienen de lidstaten overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad (3) tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, statistische gegevens te verstrekken over het overheidstekort en de overheidsschuld, alsook over andere, daarmee samenhangende variabelen.

(5)

Op basis van de ter kennis gebrachte statistische gegevens dient de Raad een besluit te nemen over de intrekking van een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Bovendien mag een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort alleen worden ingetrokken als uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp niet zal overschrijden en dat de schuldquote aan het vooruitblikkend element van de schuldreductiebenchmark voldoet (4).

(6)

Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009 na de door Kroatië in april 2016 gedane kennisgeving heeft verstrekt, uit het convergentieprogramma voor 2017-2020 en uit de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie blijkt dat de volgende conclusies gerechtvaardigd zijn:

In 2016 beliep het overheidstekort 0,8 % van het bbp, na in 2015 op 3,4 % te zijn uitgekomen. Deze verbetering was vooral toe te schrijven aan: i) stijgende ontvangsten als gevolg van een krachtige bbp-groei, en ii) een beheersing van de uitgaven. Bijgevolg werd het tekort binnen de door de Raad vastgestelde termijn teruggedrongen tot onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp.

In het convergentieprogramma voor de periode 2017-2020, dat de Kroatische regering op 27 april 2017 heeft ingediend, wordt ervan uitgegaan dat het overheidstekort in 2017 zal toenemen tot 1,3 % van het bbp en in 2018 wederom zal dalen tot 0,8 % van het bbp. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zou het tekort in 2017 en 2018 respectievelijk 1,1 % en 0,9 % van het bbp bedragen. Bijgevolg zal het tekort tijdens de prognoseperiode naar verwachting onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp blijven.

Het structurele saldo, dat wil zeggen het overheidssaldo gecorrigeerd voor de conjunctuur en ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, is in de periode 2014-2016 met 3,0 % van het bbp verbeterd.

De brutoschuldquote van de overheid heeft in 2015 een piek van 86,7 % bereikt en is in 2016 tot 84,2 % teruggelopen als gevolg van een aantrekkende bbp-groei en schuldverlagende stock-flow adjustments. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal de schuldquote in 2018 verder afnemen tot 79,4 % onder impuls van een sterke nominale bbp-groei. Daarmee voldoet de schuldquote voor 2016 aan het vooruitblikkende element van de schuldreductiebenchmark.

(7)

Overeenkomstig artikel 126, lid 12, van het Verdrag moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

(8)

Volgens de Raad is het buitensporige tekort in Kroatië gecorrigeerd en dient Besluit 2014/56/EU derhalve te worden ingetrokken.

(9)

Met ingang van 2017, het jaar na de correctie van het buitensporige tekort, valt Kroatië onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. Nu Kroatië zijn middellangetermijndoelstelling reeds in 2016 heeft bereikt, moet het vermijden daarvan af te wijken en moet het aan het schuldcriterium voldoen in overeenstemming met artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat de buitensporigtekortsituatie in Kroatië is gecorrigeerd.

Artikel 2

Besluit 2014/56/EU wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Kroatië.

Gedaan te Luxemburg, 16 juni 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

E. SCICLUNA


(1)  Besluit 2014/56/EU van de Raad van 28 januari 2014 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Kroatië (PB L 36 van 6.2.2014, blz. 13).

(2)  Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).

(3)  Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1).

(4)  Overeenkomstig de specificaties inzake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en de richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma's, te vinden op: http://ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance/sgp/pdf/coc/code_of_conduct_en.pdf


5.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/10


BESLUIT (EU) 2017/1192 VAN DE RAAD

van 26 juni 2017

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Cesni) en tijdens de plenaire zitting van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) over de vaststelling van een norm voor technische voorschriften voor binnenschepen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op het gebied van de binnenvaart moet de Unie handelen met het oog op de eenvormige ontwikkeling van in de Unie toegepaste technische voorschriften voor binnenschepen.

(2)

Het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Cesni) is op 3 juni 2015 opgericht in het kader van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR), met het oog op de ontwikkeling van technische normen voor de binnenvaart op verschillende gebieden, met name voor vaartuigen, informatietechnologie en bemanning.

(3)

Voor een efficiënt vervoer over de binnenwateren moeten de technische voorschriften voor vaartuigen zo veel mogelijk verenigbaar en geharmoniseerd zijn ten opzichte van verschillende rechtsstelsels in Europa. In het bijzonder dienen lidstaten die ook leden van de CCR zijn te worden gemachtigd besluiten te steunen die de CCR-regels harmoniseren met de regels die in de Unie worden toegepast.

(4)

Het Cesni zal tijdens zijn vergadering op 6 juli 2017 waarschijnlijk de Europese norm tot vaststelling van technische voorschriften voor binnenschepen (European Standard laying down Technical Requirements for Inland Navigation vessels — „ES-TRIN-norm”) 2017/1 vaststellen.

(5)

In de ES-TRIN-norm 2017/1 worden de eenvormige technische voorschriften vastgesteld die nodig zijn om de veiligheid van binnenvaartschepen te verzekeren. De norm bevat bepalingen met betrekking tot de bouw, inrichting en uitrusting van binnenschepen, speciale bepalingen voor specifieke categorieën van vaartuigen zoals passagiersschepen, duwstellen en containerschepen, bepalingen met betrekking tot AIS-apparatuur (Automatic Identification System), bepalingen met betrekking tot de identificatie van vaartuigen en modelcertificaten en het modelregister, overgangsbepalingen en instructies voor de toepassing van de technische norm.

(6)

Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad (1) trekt Richtlijn 2006/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) met ingang van 7 oktober 2018 in. In bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/1629 is uitdrukkelijk vermeld dat de technische voorschriften voor vaartuigen de voorschriften in de ES-TRIN-norm 2015/1 zijn. De Commissie is gemachtigd om die vermelding bij te werken zodat deze overeenkomt met de meest recente versie van de ES-TRIN-norm en om de datum van toepassing daarvan vast te stellen.

(7)

Daarom zal ES-TRIN-norm 2017/1 gevolgen hebben voor Richtlijn (EU) 2016/1629.

(8)

De Unie is geen lid van de CCR, noch van het Cesni. Daarom moet de Raad de lidstaten toestemming geven om het standpunt van de Unie over de vaststelling van ES-TRIN-norm 2017/1 in deze lichamen uit te dragen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het namens de Unie in te nemen standpunt in het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart op 6 juli 2017 houdt in dat wordt ingestemd met de vaststelling van de Europese norm tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen („ES-TRIN-norm”) 2017/1 en de aanvullende Inland-AIS-testnorm 2017/1.

2.   Het namens de Unie tijdens de plenaire zitting van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) in te nemen standpunt, waarbij technische voorschriften voor binnenschepen worden vastgesteld, houdt in dat steun wordt verleend aan alle voorstellen om de technische voorschriften af te stemmen op die van ES-TRIN-norm 2017/1, ook wat betreft inwerkingtreding en overgangsbepalingen.

Artikel 2

1.   Het standpunt van de Unie als omschreven in artikel 1, lid 1, wordt verwoord door de lidstaten die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie.

2.   Het standpunt van de Unie als omschreven in artikel 1, lid 2, wordt verwoord door de lidstaten die lid zijn van de CCR en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie.

Artikel 3

Kleine technische wijzigingen van de in artikel 1 vervatte standpunten kunnen worden overeengekomen zonder nader besluit van de Raad.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 26 juni 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

J. MIZZI


(1)  Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG (PB L 252 van 16.9.2016, blz. 118).

(2)  Richtlijn 2006/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen en tot intrekking van Richtlijn 82/714/EEG van de Raad (PB L 389 van 30.12.2006, blz. 1).


5.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/12


BESLUIT (GBVB) 2017/1193 VAN DE RAAD

van 4 juli 2017

tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 december 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB (1) tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) vastgesteld.

(2)

Op 7 juli 2016 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2016/1107 (2) vastgesteld, waarbij Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB werd gewijzigd en verlengd tot en met 30 juni 2017.

(3)

Op grond van de strategische evaluatie van EU BAM Rafah dient de missie met nog eens twaalf maanden te worden verlengd, tot en met 30 juni 2018.

(4)

Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

EU BAM Rafah zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 13, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EU BAM Rafah voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 moet dekken, is 1 980 000 EUR.”.

2)

In artikel 16 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Het verstrijkt op 30 juni 2018.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2017.

Gedaan te Brussel, 4 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB van de Raad van 12 december 2005 tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (PB L 327 van 14.12.2005, blz. 28).

(2)  Besluit (GBVB) 2016/1107 van de Raad van 7 juli 2016 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (PB L 183 van 8.7.2016, blz. 64).


5.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/13


BESLUIT (GBVB) 2017/1194 VAN DE RAAD

van 4 juli 2017

tot wijziging van Besluit 2013/354/GBVB betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 3 juli 2013 heeft de Raad Besluit 2013/354/GBVB (1) vastgesteld, waarmee EUPOL COPPS per 1 juli 2013 werd verlengd.

(2)

Op 7 juli 2016 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2016/1108 (2) vastgesteld, waarbij Besluit 2013/354/GBVB werd gewijzigd en verlengd van 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017.

(3)

Op grond van de strategische evaluatie van EUPOL COPPS dient de missie nog eens met twaalf maanden te worden verlengd, tot en met 30 juni 2018.

(4)

Besluit 2013/354/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

EUPOL COPPS zal uitgevoerd worden in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag, kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2013/354/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 12, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met EUPOL COPPS voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 bedraagt 12 372 000 EUR.”.

2)

In artikel 15 wordt de derde alinea vervangen door:

„Het verstrijkt op 30 juni 2018.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2017.

Gedaan te Brussel, 4 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

A. MAASIKAS


(1)  Besluit 2013/354/GBVB van de Raad van 3 juli 2013 betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS) (PB L 185 van 4.7.2013, blz. 12).

(2)  Besluit (GBVB) 2016/1108 van de Raad van 7 juli 2016 tot wijziging van Besluit 2013/354/GBVB betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS) (PB L 183 van 8.7.2016, blz. 65).


5.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/14


BESLUIT (GBVB) 2017/1195 VAN DE RAAD

van 4 juli 2017

tot wijziging van Besluit 2014/129/GBVB met het oog op de bevordering van het Europees netwerk van onafhankelijke denktanks inzake non-proliferatie, ter ondersteuning van de uitvoering van een EU-strategie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 10 maart 2014 heeft de Raad Besluit 2014/129/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

In Besluit 2014/129/GBVB wordt een uitvoeringstermijn van 36 maanden vastgesteld voor projecten in verband met de specifieke activiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 3, van dat besluit, te rekenen vanaf de datum waarop de in artikel 3, lid 3, van dat besluit bedoelde financieringsovereenkomst wordt gesloten.

(3)

Op 3 april 2017 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2017/632 (2) vastgesteld, waarbij de uitvoeringstermijn van Besluit 2014/129/GBVB tot en met 2 juli 2017 wordt verlengd.

(4)

Op 19 juni 2017 heeft de uitvoeringsinstantie (het EU-Consortium non-proliferatie) de Unie verzocht om toestemming voor een verdere verlenging van de uitvoeringstermijn van Besluit 2014/129/GBVB tot en met 31 december 2017, teneinde in 2017 één grote jaarlijkse conferentie over non-proliferatie en ontwapening te kunnen organiseren alsmede het onderhoud en de actualisering van het internetplatform van het EU-Consortium non-proliferatie te kunnen voortzetten na 2 juli 2017.

(5)

Derhalve moet Besluit 2014/129/GBVB worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de in het besluit vervatte activiteiten volledig kunnen worden uitgevoerd, en moet de looptijd ervan dienovereenkomstig worden verlengd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2014/129/GBVB van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 3, onder c) wordt vervangen door:

„c)

het verschaffen van de middelen voor het houden van vier grote jaarlijkse conferenties over non-proliferatie en ontwapening met derde landen en het maatschappelijk middenveld, om internationaal de EU-WHV-non-proliferatiestrategie en de EU-SALW-strategie te propageren, evenals de rol op dit gebied van de instellingen van de Unie en de denktanks in de Unie, met het oogmerk het Uniebeleid op dit gebied zichtbaarder te maken en rapporten en/of aanbevelingen aan de vertegenwoordigers van de HV voor te leggen;”.

2)

Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de projecten waarin de in artikel 1, lid 3, bedoelde activiteiten vorm krijgen bedraagt 4 034 254,15 EUR.”.

3)

Artikel 5, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Het is van toepassing met ingang van 3 juli 2017. Het vervalt op 31 december 2017.”.

4)

Punt 4 van de bijlage wordt vervangen door:

„4.   Duur

Dit besluit vervalt op 31 december 2017.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 4 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  Besluit 2014/129/GBVB van de Raad van 10 maart 2014 met het oog op de bevordering van het Europees netwerk van onafhankelijke denktanks inzake non-proliferatie, ter ondersteuning van de uitvoering van een EU-strategie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 71 van 12.3.2014, blz. 3).

(2)  Besluit (GBVB) 2017/632 van de Raad van 3 april 2017 tot wijziging van Besluit 2014/129/GBVB met het oog op de bevordering van het Europees netwerk van onafhankelijke denktanks inzake non-proliferatie ter ondersteuning van de uitvoering van een EU-strategie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 90 van 4.4.2017, blz. 10).


5.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/16


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/1196 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2017

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 4432)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie (4) zijn maatregelen op het gebied van de diergezondheid vastgesteld in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten. Die maatregelen omvatten een verbod op de verzending van levende varkens, varkensvlees, varkensvleesbereidingen, varkensvleesproducten en alle andere producten van of met varkensvlees uit bepaalde gebieden van de betrokken lidstaten.

(2)

In artikel 6 van Richtlijn 2002/60/EG van de Raad (5) wordt het bestaan van bedrijven met verschillende productie-eenheden erkend en wordt de toepassing van afwijkingen toegestaan met betrekking tot verschillende risiconiveaus die kunnen worden erkend door de bevoegde autoriteit. Dit moet tot uiting worden gebracht in de in artikel 3 van Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU vermelde afwijkingen.

(3)

De verplaatsing van levende varkens voor onmiddellijke slacht houdt minder risico's in dan andere soorten verplaatsingen van levende varkens, mits risicobeperkende maatregelen worden getroffen. Het slachten van varkens uit de in deel III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU opgenomen gebieden aan het einde van een slachtdag waarop nadien geen andere varkens meer worden geslacht, mag worden opgenomen in de risicobeperkende maatregelen. Dit moet tot uiting worden gebracht in de afwijkingen van het verbod op de verzending van zendingen levende varkens voor onmiddellijke slacht waarin artikel 4 van dat uitvoeringsbesluit voorziet.

(4)

Bij artikel 3 van Richtlijn 2002/99/EG is bepaald dat producten van dierlijke oorsprong moeten zijn verkregen van dieren die niet komen van een bedrijf, een inrichting, een grondgebied of een deel van een grondgebied waarvoor veterinairrechtelijke beperkingen gelden op grond van de in bijlage I bij die richtlijn genoemde voorschriften, met inbegrip van de in Richtlijn 2002/60/EG neergelegde maatregelen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest. Als gevolg daarvan gelden voor slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkingsinrichtingen die in de beschermings- en toezichtsgebieden zoals omschreven in Richtlijn 2002/60/EG gelegen zijn, beperkingen met betrekking tot de productie, de verwerking en de distributie van varkensvlees, varkensvleesbereidingen, varkensvleesproducten en alle andere producten van of met varkensvlees. Gezien het te verwaarlozen risico dat dit met zich meebrengt, moet in een afwijking worden voorzien voor de slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkingsinrichtingen die gelegen zijn in de beschermings- en toezichtsgebieden, op voorwaarde dat de producten onder specifieke voorwaarden zijn geproduceerd, opgeslagen en verwerkt in inrichtingen die zijn gelegen in de in de delen I, II en III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU opgenomen gebieden.

(5)

De maatregelen met betrekking tot de verzending naar andere lidstaten en naar derde landen van levende varkens uit de in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU opgenomen gebieden moeten worden herzien om rekening te houden met de afwezigheid van de ziekte in de gebieden die zijn opgenomen in deel I van die bijlage. Met het oog op de duurzaamheid van de maatregelen moet in een proportionele versoepeling worden voorzien die alleen geldt voor varkens die worden verplaatst van een gebied uit deel I van die bijlage naar andere bedrijven in een gebied uit deel I van die bijlage, mits de andere risicobeperkende maatregelen van kracht blijven.

(6)

Het is noodzakelijk om de risico's van het vervoer van levende wilde varkens uit de in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU opgenomen lidstaten aan te pakken. Het gaat hier om het vervoer van een product met een bijzonder hoog risico, en dat vervoer moet worden vermeden door de versterking en uitbreiding van de reeds genomen maatregelen voor wilde varkens.

(7)

Om te waarborgen dat de informatie over de voorschriften betreffende de op grond van Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU geldende beperkingen voor producten van varkens, met inbegrip van producten van wilde varkens, effectief aan reizigers bekend wordt gemaakt, moeten ondernemers van personenvervoer en postdiensten deze voorschriften onder de aandacht brengen van reizigers die de in de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit opgenomen gebieden verlaten.

(8)

In mei 2017 is een klein aantal gevallen van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij wilde varkens in de novads Tukuma en in bepaalde gebieden van de novads Ventspils in Letland, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU, en dicht bij gebieden die momenteel zijn opgenomen in deel I van die bijlage. Door deze gevallen moet met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moeten de desbetreffende gebieden in Letland nu in de lijst in deel II, en niet in deel I van die bijlage worden opgenomen.

(9)

Het risico op verspreiding van Afrikaanse varkenspest bij wilde dieren is gekoppeld aan de natuurlijke trage verspreiding onder wilde varkens alsook aan handelingen van de mens, zoals gedocumenteerd in wetenschappelijke rapporten van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (6). Om rekening te houden met de epidemiologische ontwikkelingen in de Unie die zich sinds 2014 hebben voorgedaan met betrekking tot deze ziekte en om het hoofd te bieden aan de risico's van Afrikaanse varkenspest en de noodzaak om proactief te handelen bij het vaststellen van de gebieden die moeten worden opgenomen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU, moeten gebieden met een hoger risico van voldoende omvang die rondom de in de delen II en III van die bijlage opgenomen gebieden liggen, worden opgenomen in deel I van die bijlage wat betreft de vermeldingen voor Letland, Litouwen en Polen. Voor deze nieuwe gebieden moet rekening worden gehouden met de seizoensgebondenheid van de ziekte in de regio en die nieuwe gebieden moeten door de Commissie worden geëvalueerd in oktober 2017, wanneer het risico op verspreiding zal worden herbeoordeeld aan de hand van de ontwikkeling van de epidemiologische situatie.

(10)

Bij de beoordeling van het risico dat de diergezondheidssituatie in Letland, Litouwen en Polen wat betreft Afrikaanse varkenspest meebrengt, moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van de huidige epidemiologische situatie in de Unie wat betreft die ziekte. Om doelgerichte maatregelen op het gebied van de diergezondheid te kunnen nemen en de verdere verspreiding van Afrikaanse varkenspest te verhoeden, maar niettemin onnodige verstoringen van de handel binnen de Unie te voorkomen en door derde landen ongerechtvaardigd opgeworpen handelsbelemmeringen te vermijden, moet de in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU opgenomen lijst van gebieden waar maatregelen op het gebied van de diergezondheid moeten worden genomen, worden gewijzigd in het licht van de diergezondheidssituatie ten aanzien van Afrikaanse varkenspest in die drie lidstaten.

(11)

Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 3 wordt lid 1 vervangen door:

„1.

de varkens gedurende ten minste dertig dagen of sinds hun geboorte op het bedrijf hebben verbleven en gedurende ten minste dertig dagen vóór de datum van de verzending geen levende varkens uit de in de delen II, III en IV van de bijlage opgenomen gebieden zijn binnengebracht:

a)

in dat bedrijf, of

b)

in de productie-eenheid waar de overeenkomstig dit artikel te verzenden varkens worden gehouden; de productie-eenheid mag alleen door de bevoegde autoriteit worden bepaald op voorwaarde dat de officiële dierenarts bevestigt dat de structuur, de omvang en de afstand tussen de productie-eenheden en de daar uitgevoerde verrichtingen van zodanige aard zijn dat de productie-eenheden op het vlak van huisvesting, verzorging en voederen, volledig apart staan, zodat het virus zich niet van de ene productie-eenheid naar de andere kan verspreiden, en”.

2)

In artikel 4 wordt punt 5 vervangen door:

„5.

deze varkens bij aankomst in het slachthuis gescheiden worden gehouden van andere varkens en apart worden geslacht op een bepaalde dag waarop alleen varkens uit de in deel III van de bijlage opgenomen gebieden worden geslacht of aan het einde van een slachtdag waarop nadien geen andere varkens meer worden geslacht;”.

3)

Artikel 8, punt 2, onder a), wordt vervangen door:

„a)

zij hebben gedurende ten minste dertig dagen vóór de datum van de verzending of sinds hun geboorte ononderbroken op het bedrijf verbleven en er zijn gedurende ten minste dertig dagen vóór de datum van de verzending geen levende varkens uit de in de delen II, III en IV van de bijlage opgenomen gebieden op dat bedrijf binnengebracht;”.

4)

Het volgende artikel 12 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 12 bis

Afwijking voor slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkingsinrichtingen die zijn gelegen in beschermings- en toezichtsgebieden

Onverminderd de artikelen 4, 5 en 6 en de artikelen 11, 12 en 13 van dit besluit, en in afwijking van het in artikel 3, lid 3, onder a), van Richtlijn 2002/99/EG vastgestelde verbod, mogen de betrokken lidstaten de verzending toestaan van varkensvlees, varkensvleesbereidingen, varkensvleesproducten en alle andere producten van of met varkensvlees uit slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkingsinrichtingen die zijn gelegen in de beschermings- en toezichtsgebieden als vastgesteld in Richtlijn 2002/60/EG, op voorwaarde dat deze producten:

a)

zijn geproduceerd, opgeslagen en verwerkt in inrichtingen die zijn gelegen in de gebieden die zijn opgenomen in de delen I, II of III van de bijlage en die zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 12, en

b)

afkomstig zijn van varkens van herkomst en van oorsprong van bedrijven die gevestigd zijn buiten de in de delen II, III of IV van de bijlage opgenomen gebieden, of van varkens van herkomst en van oorsprong van bedrijven die gevestigd zijn in de in deel II van de bijlage opgenomen gebieden, mits deze producten voldoen aan de vereisten van artikel 3, lid 1, en artikel 3, lid 2 of lid 3, en

c)

zijn gemerkt overeenkomstig artikel 16.”.

5)

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

behalve in het geval van gebieden die vrij zijn van Afrikaanse varkenspest en die door effectieve geografische barrières van de in de bijlage opgenomen gebieden zijn afgescheiden geen levende varkens worden vervoerd uit de in de bijlage opgenomen lidstaten naar andere lidstaten of uit de in de bijlage opgenomen gebieden naar andere al dan niet in de bijlage opgenomen gebieden op het grondgebied van dezelfde lidstaat;”;

b)

de volgende leden 3 en 4 worden toegevoegd:

„3.   In afwijking van lid 1, onder a), mogen de betrokken lidstaten de verzending toestaan van levende wilde varkens uit de gebieden die niet zijn opgenomen in de bijlage naar andere gebieden op het grondgebied van dezelfde lidstaat die niet zijn opgenomen in de bijlage en naar andere lidstaten, op voorwaarde dat:

a)

de oorspronkelijk wilde varkens gedurende ten minste dertig dagen of sinds hun geboorte op het bedrijf hebben verbleven en er gedurende ten minste dertig dagen vóór de datum van de verplaatsing geen levende varkens op dat bedrijf zijn binnengebracht;

b)

het bedrijf biobeveiligingsmaatregelen toepast;

c)

de oorspronkelijk wilde varkens voldoen aan de vereisten van artikel 3, lid 1, en artikel 3, lid 2 of lid 3.

4.   Voor zendingen levende wilde varkens die voldoen aan de voorwaarden voor de afwijking in lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige veterinaire documenten en/of de gezondheidscertificaten als bedoeld in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 64/432/EEG en artikel 3, lid 1, van Besluit 93/444/EEG: „Varkens in overeenstemming met artikel 15, lid 3, van Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie”.”.

6)

Het volgende artikel 15 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 15 bis

Informatie die moet worden verstrekt door ondernemers van personenvervoer en postdiensten

Ondernemers van personenvervoer, waaronder exploitanten van luchthavens en havens, reisbureaus en postdiensten vestigen de aandacht van hun klanten op de in dit besluit vastgestelde voorschriften, met name door op passende wijze informatie over de in de artikelen 2 en 15 vastgestelde regels te verstrekken aan reizigers die het grondgebied van een van de betrokken lidstaten verlaten en aan klanten van postdiensten.”.

7)

De bijlage wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2017.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(4)  Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie van 9 oktober 2014 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU (PB L 295 van 11.10.2014, blz. 63).

(5)  Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27).

(6)  EFSA Journal 2015;13(7):4163 [92 blz.]; en EFSA Journal 2017;15(3):4732 [73 blz.].


BIJLAGE

BIJLAGE

DEEL I

1.   Estland

De volgende gebieden in Estland:

Hiiu maakond.

2.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

Aizputes novads,

Alsungas novads,

Auces novads,

Bauskas novada Īslīces, Gailīšu, Brunavas un Ceraukstes pagasts,

Bauskas pilsēta,

Brocēnu novads,

Dobeles novada Zebrenes, Naudītes, Penkules, Auru, Krimūnu un Bērzes pagasti, Jaunbērzes pagasta daļa, kas atrodas uz rietumiem no autoceļa P98, un Dobeles pilsēta,

Jelgavas novada Glūdas, Svētes, Platones, Vircavas, Jaunsvirlaukas, Zaļenieku, Vilces, Lielplatones, Elejas un Sesavas pagasts,

Kandavas novada Vānes un Matkules pagast,

Kuldīgas novads,

Pāvilostas novada Sakas pagasts un Pāvilostas pilsēta,

republikas pilsēta Jelgava,

Rundāles novads,

Saldus novada Ezeres, Jaunauces, Jaunlutriņu, Kursīšu, Lutriņu, Novadnieku, Pampāļu, Rubas, Saldus, Vadakstes, Zaņas, Zirņu, Zvārdes un Šķēdes pagastis, Saldus pilsēta.,

Skrundas novads,

Stopiņu novada daļa, kas atrodas uz rietumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes,

Talsu novada Ģibuļu pagasts,

Talsu pilsēta,

Tērvetes novads,

Ventspils novada Jūrkalnes, Ziru, Ugāles, Usmas un Zlēku pagasts.

3.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

Joniškio rajono savivaldybė,

Jurbarko rajono savivaldybė,

Kalvarijos savivaldybė,

Kazlų Rūdos savivaldybė,

Kelmės rajono savivaldybė,

Marijampolės savivaldybė,

Pakruojo rajono savivaldybė,

Panevėžio rajono savivaldybė: Krekenavos seniūnijos dalis į vakarus nuo Nevėžio upės,

Pasvalio rajono savivaldybė: Joniškelio apylinkių, Joniškelio miesto, Namišių, Pasvalio apylinkių, Pumpėnų, Pušaloto, Saločių ir Vaškų seniūnijos,

Radviliškio rajono savivaldybė,

Raseinių rajono savivaldybė,

Šakių rajono savivaldybė,

Šiaulių miesto savivaldybė,

Šiaulių rajono savivaldybė,

Vilkaviškio rajono savivaldybė.

4.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

 

w województwie warmińsko-mazurskim:

gminy Kalinowo, i Prostki, Stare Juchy i gmina wiejska Ełk w powiecie ełckim,

gmina gminy Biała Piska, Orzysz, Pisz i Ruciane Nida w powiecie piskim,

gminy Miłki i Wydminy w powiecie giżyckim,

gminy Olecko, Świętajno i Wieliczki w powiecie oleckim,

 

w województwie podlaskim:

gmina Brańsk z miastem Brańsk, gminy Boćki, Rudka, Wyszki, część gminy Bielsk Podlaski położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 (w kierunku północnym od miasta Bielsk Podlaski) i przedłużonej przez wschodnią granicę miasta Bielsk Podlaski i drogę nr 66 (w kierunku południowym od miasta Bielsk Podlaski), miasto Bielsk Podlaski, część gminy Orla położona na zachód od drogi nr 66 w powiecie bielskim,

gminy Dąbrowa Białostocka, Kuźnica, Janów, Nowy Dwór, Sidra, Sokółka, Suchowola i Korycin w powiecie sokólskim,

gminy Drohiczyn, Dziadkowice, Grodzisk i Perlejewo w powiecie siemiatyckim,

powiat kolneński,

gminy Juchnowiec Kościelny, Suraż, Turośń Kościelna, Łapy i Poświętne w powiecie białostockim,

powiat zambrowski,

gminy Bakałarzewo, Raczki, Rutka-Tartak, Suwałki i Szypliszki w powiecie suwalskim,

gminy Sokoły, Kulesze Kościelne, Nowe Piekuty, Szepietowo, Klukowo, Ciechanowiec, Wysokie Mazowieckie z miastem Wysokie Mazowieckie, Czyżew w powiecie wysokomazowieckim,

powiat augustowski,

powiat łomżyński,

powiat miejski Białystok,

powiat miejski Łomża,

powiat miejski Suwałki,

powiat sejneński,

 

w województwie mazowieckim:

gminy Bielany, Ceranów, Jabłonna Lacka, Sabnie, Sterdyń, Repki i gmina wiejska Sokołów Podlaski w powiecie sokołowskim,

gminy Domanice, Korczew, Kotuń, Mokobody, Przesmyki, Paprotnia, Skórzec, Suchożebry, Mordy, Siedlce, Wiśniew i Zbuczyn w powiecie siedleckim,

powiat miejski Siedlce,

gminy Rzekuń, Troszyn, Czerwin i Goworowo w powiecie ostrołęckim,

gminy Olszanka i Łosice w powiecie łosickim,

powiat ostrowski,

 

w województwie lubelskim:

gminy Hanna, Wyryki i gmina wiejska Włodawa w powiecie włodawskim,

gminy Kąkolewnica Wschodnia, Komarówka Podlaska, Radzyń Podlaski, Ulat-Majorat i Wohyń w powiecie radzyńskim,

gmina Międzyrzec Podlaski z miastem Międzyrzec Podlaski, gminy Drelów, Rossosz, Sławatycze, Wisznica, Sosnówka, Łomazy i Tuczna w powiecie bialskim,

gmina Trzebieszów i gmina wiejska Łuków w powiecie łukowskim,

gminy Dębowa Kłoda, Jabłoń, Milanów, Parczew, Podedwórze i Siemień w powiecie parczewskim.

DEEL II

1.   Estland

De volgende gebieden in Estland:

Abja vald,

Alatskivi vald,

Elva linn,

Haaslava vald,

Haljala vald,

Halliste vald,

Harju maakond (välja arvatud osa Kuusalu vallast, mis asub lõuna pool maanteest nr 1 (E20), Aegviidu vald ja Anija vald),

IDA-Viru maakond,

Kambja vald,

Karksi vald,

Kihelkonna vald,

Konguta vald,

Kõpu vald,

Kuressaare linn,

Lääne maakond,

Lääne-Saare vald,

Laekvere vald,

Leisi vald,

Luunja vald,

Mäksa vald,

Meeksi vald,

Muhu vald,

Mustjala vald,

Nõo vald,

Orissaare vald,

osa Tamsalu vallast, mis asub kirde pool Tallinna-Tartu raudteest,

Pärnu maakond,

Peipsiääre vald,

Piirissaare vald,

Pöide vald,

Põlva maakond,

Puhja vald,

Rägavere vald,

Rakvere linn,

Rakvere vald,

Rannu vald,

Rapla maakond,

Rõngu vald,

Ruhnu vald,

Salme vald,

Sõmeru vald,

Suure-Jaani vald,

Tähtvere vald,

Tartu linn,

Tartu vald,

Tarvastu vald,

Torgu vald,

Ülenurme vald,

Valga maakond,

Vara vald,

Vihula vald,

Viljandi linn,

Viljandi vald,

Vinni vald,

Viru-Nigula vald,

Võhma linn,

Võnnu vald,

Võru maakond.

2.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

Ādažu novads,

Aglonas novads,

Aizkraukles novads,

Aknīstes novads,

Alojas novads,

Alūksnes novads,

Amatas novads,

Apes novada Trapenes, Gaujienas un Apes pagasts, Apes pilsēta,

Babītes novads,

Baldones novads,

Baltinavas novads,

Balvu novada Vīksnas, Bērzkalnes, Vectilžas, Lazdulejas, Briežuciema, Tilžas, Bērzpils un Krišjāņu pagasts,

Bauskas novada Mežotnes, Codes, Dāviņu un Vecsaules pagasts,

Beverīnas novads,

Burtnieku novads,

Carnikavas novads,

Cēsu novads,

Cesvaines novads,

Ciblas novads,

Dagdas novads,

Daugavpils novada Vaboles, Līksnas, Sventes, Medumu, Demenas, Kalkūnes, Laucesas, Tabores, Maļinovas, Ambeļu, Biķernieku, Naujenes, Vecsalienas, Salienas un Skrudalienas pagasts,

Dobeles novada Dobeles, Annenieku, Bikstu pagasti un Jaunbērzes pagasta daļa, kas atrodas uz austrumiem no autoceļa P98,

Dundagas novads,

Engures novads,

Ērgļu novads,

Garkalnes novada daļa, kas atrodas uz ziemeļrietumiem no autoceļa A2,

Gulbenes novada Līgo pagasts,

Iecavas novads,

Ikšķiles novada Tīnūžu pagasta daļa, kas atrodas uz dienvidaustrumiem no autoceļa P10, Ikšķiles pilsēta,

Ilūkstes novads,

Jaunjelgavas novads,

Jaunpils novads,

Jēkabpils novads,

Jelgavas novada Kalnciema, Līvbērzes un Valgundes pagasts,

Kandavas novada Cēres, Kandavas, Zemītes un Zantes pagasts, Kandavas pilsēta,

Kārsavas novads,

Ķeguma novads,

Ķekavas novads,

Kocēnu novads,

Kokneses novads,

Krāslavas novads,

Krimuldas novada Krimuldas pagasta daļa, kas atrodas uz ziemeļaustrumiem no autoceļa V89 un V81, un Lēdurgas pagasta daļa, kas atrodas uz ziemeļaustrumiem no autoceļa V81 un V128,

Krustpils novads,

Lielvārdes novads,

Līgatnes novads,

Limbažu novada Skultes, Limbažu, Umurgas, Katvaru, Pāles un Viļķenes pagasts, Limbažu pilsēta,

Līvānu novads,

Lubānas novads,

Ludzas novads,

Madonas novads,

Mālpils novads,

Mārupes novads,

Mazsalacas novads,

Mērsraga novads,

Naukšēnu novads,

Neretas novads,

Ogres novads,

Olaines novads,

Ozolnieku novads,

Pārgaujas novads,

Pļaviņu novads,

Preiļu novada Saunas pagasts,

Priekuļu novads,

Raunas novada Raunas pagasts,

republikas pilsēta Daugavpils,

republikas pilsēta Jēkabpils,

republikas pilsēta Jūrmala,

republikas pilsēta Rēzekne,

republikas pilsēta Valmiera,

Rēzeknes novads,

Riebiņu novada Sīļukalna, Stabulnieku, Galēnu un Silajāņu pagasts,

Rojas novads,

Ropažu novada daļa, kas atrodas uz austrumiem no autoceļa P10,

Rugāju novada Lazdukalna pagasts,

Rūjienas novads,

Salacgrīvas novads,

Salas novads,

Saulkrastu novads,

Siguldas novada Mores pagasts un Allažu pagasta daļa, kas atrodas uz dienvidiem no autoceļa P3,

Skrīveru novads,

Smiltenes novada Brantu, Blomes, Smiltenes, Bilskas un Grundzāles pagasts un Smiltenes pilsēta,

Strenču novads,

Talsu novada Ķūļciema, Balgales, Vandzenes, Laucienes, Virbu, Strazdes, Lubes, Īves, Valdgales, Laidzes, Ārlavas, Lībagu un Abavas pagasts, Sabiles, Stendes un Valdemārpils pilsēta,

Tukuma novads,

Valkas novads,

Varakļānu novads,

Vecpiebalgas novads,

Vecumnieku novads,

Ventspils novada Ances, Tārgales, Popes, Vārves, Užavas, Piltenes un Puzes pagastis, Piltenes pilsēta,

Viesītes novads,

Viļakas novads,

Viļānu novads,

Zilupes novads.

3.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

Alytaus miesto savivaldybė,

Alytaus rajono savivaldybė,

Anykščių rajono savivaldybė,

Birštono savivaldybė,

Biržų miesto savivaldybė,

Biržų rajono savivaldybė: Nemunėlio Radviliškio, Pabiržės, Pačeriaukštės ir Parovėjos seniūnijos,

Druskininkų savivaldybė,

Elektrėnų savivaldybė,

Ignalinos rajono savivaldybė,

Jonavos miesto savivaldybė,

Jonavos rajono savivaldybė,

Kaišiadorių miesto savivaldybė,

Kaišiadorių rajono savivaldybė,

Kauno miesto savivaldybė,

Kauno rajono savivaldybė,

Kėdainių rajono savivaldybė,

Kupiškio rajono savivaldybė: Noriūnų, Skapiškio, Subačiaus ir Šimonių seniūnijos,

Lazdijų rajono savivaldybė,

Molėtų rajono savivaldybė,

Prienų miesto savivaldybė,

Prienų rajono savivaldybė,

Rokiškio rajono savivaldybė,

Šalčininkų rajono savivaldybė,

Širvintų rajono savivaldybė,

Švenčionių rajono savivaldybė,

Trakų rajono savivaldybė,

Ukmergės rajono savivaldybė,

Utenos rajono savivaldybė,

Varėnos rajono savivaldybė,

Vilniaus miesto savivaldybė,

Vilniaus rajono savivaldybė,

Visagino savivaldybė,

Zarasų rajono savivaldybė.

4.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

 

w województwie podlaskim:

gmina Dubicze Cerkiewne, części gmin Kleszczele i Czeremcha położone na wschód od drogi nr 66 w powiecie hajnowskim,

gmina Kobylin-Borzymy w powiecie wysokomazowieckim,

gminy Czarna Białostocka, Dobrzyniewo Duże, Gródek, Michałowo, Supraśl, Tykocin, Wasilków, Zabłudów, Zawady i Choroszcz w powiecie białostockim,

część gminy Bielsk Podlaski położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 (w kierunku północnym od miasta Bielsk Podlaski) i przedłużonej przez wschodnią granicę miasta Bielsk Podlaski i drogę nr 66 (w kierunku południowym od miasta Bielsk Podlaski), część gminy Orla położona na wschód od drogi nr 66 w powiecie bielskim,

gminy Szudziałowo i Krynki w powiecie sokólskim,

 

w województwie mazowieckim:

gmina Platerów w powiecie łosickim,

 

w województwie lubelskim:

gminy Piszczac i Kodeń w powiecie bialskim.

DEEL III

1.   Estland

De volgende gebieden in Estland:

Aegviidu vald,

Anija vald,

Järva maakond,

Jõgeva maakond,

Kadrina vald,

Kolga-Jaani vald,

Kõo vald,

Laeva vald,

Laimjala vald,

osa Kuusalu vallast, mis asub lõuna pool maanteest nr 1 (E20),

osa Tamsalu vallast, mis asub edela pool Tallinna-Tartu raudteest,

Pihtla vald,

Rakke vald,

Tapa vald,

Väike-Maarja vald,

Valjala vald.

2.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

Apes novada Virešu pagasts,

Balvu novada Kubuļu un Balvu pagasts un Balvu pilsēta,

Daugavpils novada Nīcgales, Kalupes, Dubnas un Višķu pagasts,

Garkalnes novada daļa, kas atrodas uz dienvidaustrumiem no autoceļa A2,

Gulbenes novada Beļavas, Galgauskas, Jaungulbenes, Daukstu, Stradu, Litenes, Stāmerienas, Tirzas, Druvienas, Rankas, Lizuma un Lejasciema pagasts un Gulbenes pilsēta,

Ikšķiles novada Tīnūžu pagasta daļa, kas atrodas uz ziemeļrietumiem no autoceļa P10,

Inčukalna novads,

Jaunpiebalgas novads,

Krimuldas novada Krimuldas pagasta daļa, kas atrodas uz dienvidrietumiem no autoceļa V89 un V81, un Lēdurgas pagasta daļa, kas atrodas uz dienvidrietumiem no autoceļa V81 un V128,

Limbažu novada Vidrižu pagasts,

Preiļu novada Preiļu, Aizkalnes un Pelēču pagasts un Preiļu pilsēta,

Raunas novada Drustu pagasts,

Riebiņu novada Riebiņu un Rušonas pagasts,

Ropažu novada daļa, kas atrodas uz rietumiem no autoceļa P10,

Rugāju novada Rugāju pagasts,

Salaspils novads,

Sējas novads,

Siguldas novada Siguldas pagasts un Allažu pagasta daļa, kas atrodas uz ziemeļiem no autoceļa P3, un Siguldas pilsēta,

Smiltenes novada Launkalnes, Variņu un Palsmanes pagasts,

Stopiņu novada daļa, kas atrodas uz austrumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes,

Vārkavas novads.

3.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

Biržų rajono savivaldybė: Vabalninko, Papilio ir Širvenos seniūnijos,

Kupiškio rajono savivaldybė: Alizavos ir Kupiškio seniūnijos,

Panevėžio miesto savivaldybė,

Panevėžio rajono savivaldybė: Karsakiškio, Miežiškių, Naujamiesčio, Paįstrio, Raguvos, Ramygalos, Smilgių, Upytės, Vadoklių, Velžio seniūnijos ir Krekenavos seniūnijos dalis į rytus nuo Nevėžio upės,

Pasvalio rajono savivaldybė: Daujėnų ir Krinčino seniūnijos.

4.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

 

w województwie podlaskim:

powiat grajewski,

powiat moniecki,

gminy Czyże, Białowieża, Hajnówka z miastem Hajnówka, Narew, Narewka i części gminy Czeremcha i Kleszczele położone na zachód od drogi nr 66 w powiecie hajnowskim,

gminy Mielnik, Milejczyce, Nurzec-Stacja, Siemiatycze z miastem Siemiatycze w powiecie siemiatyckim,

 

w województwie mazowieckim:

gminy Sarnaki, Stara Kornica i Huszlew w powiecie łosickim,

 

w województwie lubelskim:

gminy Konstantynów, Janów Podlaski, Leśna Podlaska, Rokitno, Biała Podlaska, Zalesie i Terespol z miastem Terespol w powiecie bialskim,

powiat miejski Biała Podlaska.

DEEL IV

Italië

De volgende gebieden in Italië:

tutto il territorio della Sardegna.

”.

5.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/30


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/1197 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2017

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2012/340/EU betreffende het opzetten van een tijdelijk experiment uit hoofde van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad ten aanzien van veldkeuringen onder officieel toezicht voor basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 4442)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (1), en met name artikel 13 bis,

Gezien Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (2), en met name artikel 13 bis,

Gezien Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (3), en met name artikel 19,

Gezien Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (4), en met name artikel 33,

Gezien Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (5), en met name artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsbesluit 2012/340/EU van de Commissie (6) voorziet tot en met 31 december 2017 in de organisatie van een tijdelijk experiment waaraan alle lidstaten kunnen deelnemen, waarbij zij kunnen kiezen tussen officiële veldkeuringen en veldkeuringen onder officieel toezicht voor basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan op grond van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad.

(2)

De vraag of de keuze tussen officiële veldkeuringen en veldkeuringen onder officieel toezicht een beter alternatief zou kunnen zijn voor het vereiste van officiële veldkeuringen voor basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, is nog niet beantwoord, aangezien meer gegevens moeten worden verzameld om het experiment af te ronden, in het bijzonder op het laagste niveau van officiële controles. Daarom is het noodzakelijk dat de duur van het tijdelijke experiment wordt verlengd.

(3)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 7 van Uitvoeringsbesluit 2012/340/EU wordt „31 december 2017” vervangen door „31 december 2019”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2017.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66.

(2)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66.

(3)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12.

(4)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33.

(5)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74.

(6)  Uitvoeringsbesluit 2012/340/EU van de Commissie van 25 juni 2012 betreffende het opzetten van een tijdelijk experiment uit hoofde van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad ten aanzien van veldkeuringen onder officieel toezicht voor basiszaad en kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan (PB L 166 van 27.6.2012, blz. 90).


5.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/32


BESLUIT (EU) 2017/1198 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 27 juni 2017

betreffende de rapportage van financieringsplannen van kredietinstellingen door nationale bevoegde autoriteiten aan de Europese Centrale Bank (ECB/2017/21)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 6, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (2), en met name artikel 21,

Gezien het voorstel van de Raad van toezicht,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 19 juni 2014 stelde de Europese Bankautoriteit (EBA) haar richtsnoeren vast betreffende geharmoniseerde definities en templates voor financieringsplannen van kredietinstellingen krachtens Aanbeveling A4 van ESRB/2012/2 (3) (hierna de „EBA-richtsnoeren” genoemd). De EBA-richtsnoeren beogen de invoering van consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken middels geharmoniseerde templates en definities om de rapportage van financieringsplannen door kredietinstellingen te vergemakkelijken.

(2)

De EBA-richtsnoeren zijn gericht tot de bevoegde autoriteiten, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4), en tot de instellingen die financieringsplannen rapporteren aan hun bevoegde autoriteiten overeenkomstig het nationale implementatiekader van Aanbeveling ESRB/2012/2 van het Europees Comité voor systeemrisico's (5).

(3)

Met het exclusieve oogmerk om de haar bij artikel 4, leden 1 en 2, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 opgedragen taken uit te voeren, wordt de Europese Centrale Bank (ECB), in voorkomend geval, aangemerkt als de bevoegde autoriteit of de aangewezen autoriteit in de deelnemende lidstaten zoals vastgelegd door Uniewetgeving. Derhalve is de ECB de geadresseerde van de EBA-richtsnoeren ten aanzien van kredietinstellingen die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013 zijn ingedeeld als belangrijk.

(4)

Om te voldoen aan de EBA-richtsnoeren moet de ECB waarborgen dat de kredietinstellingen hun financieringsplannen rapporteren overeenkomstig de geharmoniseerde templates en definities, zoals bedoeld in de aan de EBA-richtsnoeren aangehechte financieringsplantemplate.

(5)

De nationale bevoegde autoriteiten zullen de ECB met name alle informatie verstrekken die zij nodig heeft om de haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 opgedragen taken te vervullen, zulks overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en artikel 21 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), onverminderd de ECB-bevoegdheid om rechtstreeks gerapporteerde informatie van kredietinstellingen te ontvangen, dan wel daartoe doorlopend rechtstreekse toegang te hebben.

(6)

Overwegende dat de informatie inzake financieringsplannen noodzakelijk is voor micro- en macroprudentiële doeleinden, heeft de ECB besloten van de nationale bevoegde autoriteiten te verlangen dat zij de ECB de financieringsplannen van kredietinstellingen verstrekken.

(7)

De wijze waarop nationale bevoegde autoriteiten de ECB de financieringsplannen verstrekken, moet nader uitgewerkt worden. Met name het formaat, de frequentie en de timing van die informatie-indiening, alsook de details van de door nationale bevoegde autoriteiten voorafgaande aan de indiening bij de ECB uitgevoerde kwaliteitscontroles, moeten nader uitgewerkt worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Dit besluit vergt van nationale bevoegde autoriteiten dat zij financieringsplannen van bepaalde belangrijke en minder belangrijke kredietinstellingen aan de ECB verstrekken, en stelt de procedures vast betreffende de indiening van die financieringsplannen bij de ECB.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit Richtsnoer zijn de in Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) opgenomen definities van toepassing, zulks samen met de hiernavolgende definities:

1)   „belangrijke kredietinstelling”: een kredietinstelling die de hoedanigheid heeft van een belangrijke onder toezicht staande entiteit, zulks overeenkomstig Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), en

2)   „minder belangrijke kredietinstelling”: een kredietinstelling die niet de hoedanigheid heeft van een belangrijke onder toezicht staande entiteit, zulks overeenkomstig Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17).

Artikel 3

Vereisten voor de rapportage van financieringsplannen

1.   Nationale bevoegde autoriteiten verstrekken de ECB met de EBA-richtsnoeren strokende financieringsplannen van de volgende in hun respectieve lidstaat gevestigde kredietinstellingen:

a)

belangrijke kredietinstellingen op het hoogste consolidatieniveau in de deelnemende lidstaten op een geconsolideerde basis;

b)

belangrijke kredietinstellingen die geen onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep op een individuele basis;

c)

minder belangrijke kredietinstellingen ten aanzien waarvan de betrokken nationale bevoegde autoriteiten verplicht zijn de betrokken financieringsplannen te rapporteren aan de EBA overeenkomstig Besluit EBA/DC/2015/130 van de Europese Bankautoriteit (6), op een geconsolideerde basis of op een individuele basis indien die instellingen geen onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep.

2.   Nationale bevoegde autoriteiten die financieringsplannen van belangrijke kredietinstellingen verzamelen die niet zijn genoemd in lid 1, onder a) of b), verstrekken deze financieringsplannen aan de ECB indien deze financieringsplannen voldoen aan de EBA-richtsnoeren.

3.   De financieringsplannen worden aan de ECB verstrekt overeenkomstig de geharmoniseerde templates en definities, zoals bedoeld in de aan de EBA-richtsnoeren aangehechte financieringsplantemplate. De financieringsplannen hebben als referentiedatum 31 december van het voorafgaande jaar.

Artikel 4

Indieningsdatums

1.   Nationale bevoegde autoriteiten dienen de financieringsplannen van de in artikel 3, lid 1, onder a) en b), bedoelde belangrijke kredietinstellingen in bij de ECB, uiterlijk op de tiende werkdag volgende op de in paragraaf 8 van de EBA-richtsnoeren bedoelde indieningsdatums.

2.   Nationale bevoegde autoriteiten dienen de financieringsplannen van de in artikel 3, lid 1, onder c), en artikel 3, lid 2, bedoelde kredietinstellingen in bij de ECB om 12.00 uur CET op de datums waarop de nationale bevoegde autoriteiten uit hoofde van paragraaf 8 van de EBA-richtsnoeren de financieringsplannen moeten indienen bij de EBA.

Artikel 5

Gegevenskwaliteitscontroles

1.   Nationale bevoegde autoriteiten monitoren en waarborgen de kwaliteit en betrouwbaarheid van de aan de ECB verstrekte gegevens. Nationale bevoegde autoriteiten passen de door de EBA ontwikkelde en bijgewerkte valideringsregels toe en tevens voeren zij aanvullende gegevenskwaliteitscontroles uit die de ECB in samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten heeft uitgewerkt.

2.   Niet alleen moeten de gegevens voldoen aan de valideringsregels en de kwaliteitscontroles, ze dienen ook overeenkomstig de volgende aanvullende minimumnormen voor nauwkeurigheid te worden ingediend:

a)

indien toepasselijk, verstrekken nationale bevoegde autoriteiten informatie inzake door de ingediende gegevens aangeduide ontwikkelingen, en

b)

de informatie moet volledig zijn: bestaande leemtes moeten erkend worden, aan de ECB uitgelegd en, indien toepasselijk, onverwijld opgevuld worden.

Artikel 6

Kwalitatieve informatie

1.   Indien de gegevenskwaliteit voor een bepaalde tabel in de taxonomie niet gewaarborgd kan worden, verstrekken nationale bevoegde autoriteiten de ECB onverwijld de dienovereenkomstige toelichting.

2.   Bovendien communiceren nationale bevoegde autoriteiten aan de ECB de redenen voor ingediende belangrijke herzieningen.

Artikel 7

Specificatie van het toezendingsformaat

1.   Nationale bevoegde autoriteiten verstrekken de in dit besluit vermelde gegevens middels de eXtensible Business Reporting Language Taxonomy met het oog op een uniform technisch formaat voor de uitwisseling van gegevens aangaande de EBA-richtsnoeren.

2.   De onder toezicht staande entiteiten worden in de betrokken toezending middels de Legal Entity Identifier geïdentificeerd.

Artikel 8

Eerste rapportagereferentiedata

De eerste referentiedatum voor rapportage uit hoofde van artikel 3 is 31 december 2017.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag van notificatie aan de geadresseerden.

Artikel 10

Geadresseerden

Dit besluit is gericht tot de nationale bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 27 juni 2017.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1.

(3)  EBA/GL/2014/04.

(4)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(5)  Aanbeveling ESRB/2012/2 van het Europees Comité voor systeemrisico's van 20 december 2012 inzake de financiering van kredietinstellingen (PB C 119 van 25.4.2013, blz. 1).

(6)  Besluit EBA/DC/2015/130 van de Europese Bankautoriteit van 23 september 2015 betreffende rapportage door bevoegde autoriteiten aan de EBA.


Rectificaties

5.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/36


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1986 van de Commissie van 11 november 2015 tot vaststelling van standaardformulieren voor de bekendmaking van aankondigingen op het gebied van overheidsopdrachten en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 842/2011

( Publicatieblad van de Europese Unie L 296 van 12 november 2015 )

Bladzijde 3, artikel 4:

in plaats van:

„XVI”,

lezen:

„XVII”.