ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
60e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
13.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/815 VAN DE COMMISSIE
van 12 mei 2017
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 voor wat de verduidelijking, harmonisering en vereenvoudiging van bepaalde specifieke luchtvaartbeveiligingsmaatregelen betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uit de ervaring met de tenuitvoerlegging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie (2) is gebleken dat er behoefte is aan kleine wijzigingen van de uitvoeringsvoorwaarden van bepaalde gemeenschappelijke basisnormen. De wijzigingen die worden voorgesteld in de bijgevoegde documenten, houden geen ingrijpende nieuwe eisen in, maar vergemakkelijken de praktische uitvoering van de EU-maatregelen inzake beveiliging van de luchtvaart en zijn gebaseerd op bijdragen van de lidstaten en belanghebbenden op het gebied van luchtvaartbeveiliging. |
(2) |
Bepaalde specifieke maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging moeten worden verduidelijkt, geharmoniseerd of vereenvoudigd teneinde de juridische duidelijkheid te verbeteren, de gemeenschappelijke interpretatie van de wetgeving te standaardiseren en te zorgen voor een zo goed mogelijke tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging. |
(3) |
De wijzigingen hebben betrekking op de tenuitvoerlegging van een beperkt aantal maatregelen inzake beveiliging van luchthavens, beveiliging van luchtvaartuigen, beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen, spuitbussen en gels, ruimbagage, vracht en post, vluchtbenodigdheden, indienstname en opleiding van personeel, en beveiligingsapparatuur. |
(4) |
Ingevolge de inwerkingtreding van deze verordening moet aan erkende agenten een verbod worden opgelegd om nog meer vaste afzenders aan te wijzen, zoals aanbevolen in State letter 16/85 van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). Alvorens zij op uiterlijk 30 juni 2021 hun status verliezen, moeten vaste afzenders die zijn aangewezen vóór de inwerkingtreding van deze verordening, de keuze krijgen om erkende agenten of bekende afzenders te worden. |
(5) |
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 juni 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 mei 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie van 5 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (PB L 299 van 14.11.2015, blz. 1.).
BIJLAGE
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 1.0.3 wordt vervangen door: 1.0.3. Onverminderd de criteria voor afwijkingen, zoals uiteengezet in deel K van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 272/2009 (*1), mag de bevoegde autoriteit toestemming geven voor bijzondere beveiligingsprocedures of afwijkingen met betrekking tot de bescherming en beveiliging van de zones aan de luchtzijde van luchthavens op dagen waarop niet meer dan één luchtvaartuig tegelijk wordt geladen, gelost, geëmbarkeerd of gedebarkeerd in het kritieke deel van om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones of in een luchthaven die niet onder het toepassingsgebied van punt 1.1.3 valt. (*1) Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart (PB L 91 van 3.4.2009, blz. 7).”." |
2) |
Punt 1.1.3.1 wordt vervangen door: 1.1.3.1. Kritieke delen worden ingesteld op luchthavens waar meer dan 60 personen houder zijn van een luchthavenidentiteitskaart die toegang verschaft tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones.”. |
3) |
In punt 1.2.6.2 wordt de tweede alinea geschrapt. |
4) |
Punt 1.2.6.3 wordt vervangen door: 1.2.6.3. Een elektronische voertuigpas wordt:
Op een elektronische voertuigpas hoeft niet te worden vermeld tot welke zones het voertuig toegang krijgt, noch op welke datum de geldigheid van de pas verstrijkt, voor zover deze informatie elektronisch leesbaar is en gecontroleerd wordt alvorens toegang wordt verleend tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones. Elektronische voertuigpassen moeten ook elektronisch leesbaar zijn in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones.”. |
5) |
Punt 1.3.1.8 wordt vervangen door: 1.3.1.8. Dieren die voor operationele doeleinden worden gebruikt en die worden geleid door een persoon met een geldige luchthavenidentificatiekaart worden onderworpen aan een visuele controle alvorens toegang te krijgen tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones.”. |
6) |
Het volgende punt 1.3.1.9 wordt toegevoegd: 1.3.1.9. Beveiligingsonderzoeken van andere personen dan passagiers en de voorwerpen die zij bij zich dragen, zijn eveneens onderworpen aan de aanvullende bepalingen vastgesteld in Uitvoeringsbesluit C(2015) 8005 van de Commissie.”. |
7) |
Punt 1.6.4 wordt vervangen door: 1.6.4. De hereniging vindt plaats vóór de persoon toestemming krijgt om de desbetreffende voorwerpen mee te nemen in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones en wanneer de persoon staande wordt gehouden door personen die bewakings- of patrouilleringstaken uitvoeren krachtens punt 1.5.1, onder c).”. |
8) |
Punt 3.0.6 wordt vervangen door: 3.0.6. De lijst van verboden voorwerpen voor beveiligingsdoorzoekingen van de binnenkant een luchtvaartuig is dezelfde als die in aanhangsel 1-A. Geassembleerde explosieve en brandgevaarlijke apparaten worden beschouwd als verboden voorwerpen voor beveiligingsdoorzoekingen van de buitenkant een luchtvaartuig.”. |
9) |
De volgende punten 3.0.7 en 3.0.8 worden toegevoegd: 3.0.7. Met het oog op de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „dienstpanelen en -luiken van luchtvaartuigen” verstaan: externe toegangen en compartimenten met externe hendels of externe clip-downpanelen die gewoonlijk worden gebruikt om grondafhandelingsdiensten aan het luchtvaartuig te verlenen. 3.0.8. Verwijzingen naar derde landen in dit hoofdstuk en in Uitvoeringsbesluit C(2015) 8005 van de Commissie hebben ook betrekking op andere landen en gebieden waarop, overeenkomstig artikel 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, titel VI van deel drie van dat Verdrag niet van toepassing is.”. |
10) |
Punt 4.1.3.1 wordt vervangen door: 4.1.3.1. LAG's die door passagiers worden meegenomen, mogen in de volgende gevallen bij binnenkomst in een om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zone worden vrijgesteld van een beveiligingsonderzoek met LEDS-apparatuur:
|
11) |
Punt 4.1.3.2 wordt vervangen door: 4.1.3.2. De in punt 4.1.3.1, onder b), bedoelde manipulatieaantonende tassen:
|
12) |
Punt 4.1.3.3 wordt vervangen door: 4.1.3.3. De bevoegde autoriteit kan categorieën opstellen van LAG's die, om objectieve redenen, worden onderworpen aan bijzondere onderzoeksprocedures of die van een beveiligingsonderzoek worden vrijgesteld. De Commissie wordt in kennis gesteld van deze categorieën.”. |
13) |
Het volgende punt 4.1.3.4 wordt toegevoegd: 4.1.3.4. Beveiligingsonderzoeken van LAG's zijn eveneens onderhevig aan de aanvullende bepalingen vastgesteld in Uitvoeringsbesluit C(2015) 8005 van de Commissie.”. |
14) |
Punt 5.4.3 wordt vervangen door: 5.4.3. De luchtvaartmaatschappij zorgt ervoor dat passagiers op enig moment vóór het voltooien van de check-in informatie krijgen over de in aanhangsel 5-B vermelde verboden voorwerpen.”. |
15) |
In punt 6.2.1.5 wordt de tweede alinea geschrapt. |
16) |
Punt 6.3.2.2 wordt vervangen door: 6.3.2.2. De erkende agent of de luchtvaartmaatschappij vraagt de persoon die de zending afgeeft om een identiteitskaart, paspoort, rijbewijs of ander document met zijn/haar foto voor te leggen, dat is afgegeven of wordt erkend door de nationale autoriteit. De kaart of het document wordt gebruikt om de identiteit vast te stellen van de persoon die de zendingen afgeeft.”. |
17) |
Punt 6.3.2.4 wordt vervangen door: 6.3.2.4. Nadat de in de punten 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.3 van deze verordening en in punt 6.3 van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit C(2015) 8005 van de Commissie vermelde beveiligingscontroles zijn uitgevoerd, ziet de erkende agent erop toe dat vracht en post worden beschermd overeenkomstig punt 6.6.”. |
18) |
Punt 6.3.2.6, onder e), wordt vervangen door:
|
19) |
Punt 6.4.1.2, onder a) en b), wordt vervangen door:
|
20) |
In punt 6.4.1.6 wordt de tweede alinea geschrapt. |
21) |
De punten 6.5.1 tot en met 6.5.4 worden vervangen door: 6.5.1. De erkende agent houdt een gegevensbank bij met de volgende informatie over alle bekende afzenders die hij heeft aangewezen vóór 1 juni 2017:
Als de vaste afzender houder is van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, onder b) of c), van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie, dan wordt het nummer van het AEO-certificaat bijgehouden in de in lid 1 bedoelde gegevensbank. Deze gegevensbank moet beschikbaar zijn voor inspectie door de bevoegde autoriteit. 6.5.2. Als binnen een periode van twee jaar geen activiteiten met betrekking tot het luchtvervoer van vracht of post worden ondernomen voor rekening van de vaste afzender, vervalt de status van vaste afzender. 6.5.3. Als de bevoegde autoriteit of de erkende agent er niet langer van overtuigd is dat de vaste afzender aan de instructies van aanhangsel 6-D voldoet, trekt de erkende agent onmiddellijk de status van vaste afzender in. De status van alle vaste afzenders die door een erkende agent zijn aangewezen, loopt af op 30 juni 2021. 6.5.4. Indien de in de „Luchtvaartbeveiligingsinstructies voor vaste afzenders” gespecificeerde beveiligingscontroles, om welke reden dan ook, niet zijn toegepast op een zending, of indien de vaste afzender de zending niet voor eigen rekening verstuurt, deelt de vaste afzender dit duidelijk mee aan de erkende agent, zodat punt 6.3.2.3 kan worden toegepast.”. |
22) |
De punten 6.5.5 en 6.5.6 worden geschrapt. |
23) |
In punt 6.6.2 wordt de titel vervangen door: „Bescherming van vracht en post tijdens handling, opslag en inladen in een luchtvaartuig”. |
24) |
Punt 6.6.2.2 wordt vervangen door: 6.6.2.2. Zendingen van vracht en post die zich in een ander dan een kritiek deel van een om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zone bevinden, worden beschermd tegen manipulatie door onbevoegden tot ze worden overgedragen aan een andere erkende agent of luchtvaartmaatschappij. Zendingen van vracht en post worden ondergebracht in de delen van de bedrijfsruimten van de erkende agent waartoe de toegang gecontroleerd wordt, of worden, als ze zich buiten deze delen bevinden:
|
25) |
De punten 6.8.2.3 en 6.8.2.4 worden vervangen door: 6.8.2.3. De bevoegde autoriteit mag het EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringsverslag van een entiteit uit een derde land of van een andere ACC3 aanvaarden voor de aanwijzing als ACC3 in gevallen waarin die entiteit of die ACC3 namens de verzoekende ACC3 alle vrachtactiviteiten uitvoert, inclusief het inladen in het ruim van het luchtvaartuig, en als het EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringsverslag betrekking heeft op al deze activiteiten. 6.8.2.4. De EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering wordt geregistreerd in een valideringsverslag dat minstens bestaat uit de verbintenisverklaring in aanhangsel 6-H1, de controlelijst in aanhangsel 6-C3 en de verklaring van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur in aanhangsel 11-A. De EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur dient het valideringsverslag in bij de bevoegde autoriteit en bezorgt een kopie aan de gevalideerde luchtvaartmaatschappij.”. |
26) |
Punt 6.8.2.5 wordt geschrapt. |
27) |
Punt 6.8.3.1 wordt vervangen door: 6.8.3.1. De ACC3 ziet erop toe dat alle vracht en post die aankomen voor transfer, transit of lossing in een EU-luchthaven aan een beveiligingsonderzoek worden onderworpen, tenzij:
Optie c) is van toepassing tot en met 30 juni 2021.”. |
28) |
De punten 6.8.3.4 en 6.8.3.5 worden vervangen door: 6.8.3.4. Wanneer de ACC3, RA3, of KC3 zendingen die hij aan de vereiste beveiligingscontroles heeft onderworpen, aanbiedt aan een andere ACC3 of RA3, vermeldt hij in de begeleidende documenten de unieke alfanumerieke identificatiecode die hij heeft ontvangen van de aanwijzende bevoegde autoriteit. 6.8.3.5. Wanneer een ACC3 of RA3 zendingen ontvangt, gaat hij, op een van de onderstaande wijzen, na of de luchtvaartmaatschappij of entiteit waarvan hij de zendingen ontvangt een andere ACC3, AC3 of KC3 is:
Als de identificatiecode niet vermeld is op de begeleidende documenten of als de luchtvaartmaatschappij of entiteit die de zending afgeeft niet als actief vermeld staat in de EU-gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen, wordt ervan uitgegaan dat nog geen beveiligingscontroles zijn toegepast en worden de zendingen door de ACC3 of een andere in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde RA3 aan een beveiligingsonderzoek onderworpen alvorens in het luchtvaartuig te worden geladen.”. |
29) |
De volgende punten 6.8.3.6 en 6.8.3.7 worden toegevoegd: 6.8.3.6. Nadat de beveiligingscontroles waarnaar wordt verwezen in de punten 6.8.3.1 tot en met 6.8.3.5 zijn uitgevoerd, ziet de ACC3 of de in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent (RA3) die in zijn naam optreedt, erop toe dat de begeleidende documenten, hetzij een luchtvrachtbrief, hetzij gelijkwaardige postdocumenten, hetzij een afzonderlijke elektronische of schriftelijke verklaring, minstens het volgende bevatten:
6.8.3.7. Bij gebrek aan een erkende agent uit een derde land, als bedoeld in punt 6.8.3.6, onder b), mag de verklaring betreffende de beveiligingsstatus worden afgegeven door de ACC3 of door de luchtvaartmaatschappij die aankomt uit een in aanhangsel 6-Fi of 6-Fii vermeld derde land.”. |
30) |
De punten 6.8.4 en 6.8.5 worden vervangen door: „6.8.4. Aanwijzing van erkende agenten en bekende afzenders 6.8.4.1. Entiteiten uit derde landen die deel uitmaken van de toeleveringsketen van een luchtvaartmaatschappij die de status van ACC3 heeft of voornemens zijn daar deel van uit te maken, kunnen worden aangewezen als „erkend agent uit een derde land” (RA3) of „bekende afzender uit een derde land” (KC3). 6.8.4.2. De entiteit moet het verzoek om aanwijzing indienen bij:
De bevoegde autoriteit die het verzoekt ontvangt, begint met het aanwijzingsproces of bereikt overeenstemming over zijn aanwijzing met de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, rekening houdende met politieke samenwerking en samenwerking op luchtvaartgebied, of beide. 6.8.4.3. Vóór de aanwijzing wordt bevestigd of de luchtvaartmaatschappij in aanmerking komt voor de status van RA3 of KC3, overeenkomstig punt 6.8.4.1. 6.8.4.4. De aanwijzing van een entiteit als RA3 of KC3 voor vracht- en postactiviteiten („relevante vrachtactiviteiten”) gebeurt op basis van:
6.8.4.5. De bevoegde autoriteit kent de aangewezen RA3 of KC3 een unieke alfanumerieke identificatiecode toe in het standaardformaat, ter identificatie van de entiteit en het derde land waarvoor zij is aangewezen om beveiligingsvoorschriften toe te passen op vracht of post die bestemd zijn voor de Unie. 6.8.4.6. De aanwijzing is geldig vanaf de datum waarop de bevoegde autoriteit de gegevens van de entiteit in de EU-gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen heeft opgeslagen en blijft geldig voor een maximumperiode van drie jaar. 6.8.4.7. Een entiteit die als RA3 of KC3 is opgenomen in de EU-gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen wordt in alle lidstaten erkend voor vervoer van vracht of post van de luchthaven in het derde land naar de Unie door een ACC3. 6.8.4.8. Aanwijzingen als RA3 of KC3 die vóór 1 juni 2017 zijn afgegeven, verlopen vijf jaar na de aanwijzing of op 31 maart 2020, als dat eerder is. 6.8.4.9. Op verzoek van de bevoegde autoriteit die hen heeft goedgekeurd, verstrekken EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateurs de bijzonderheden van deel 1 van de controlelijst in aanhangsel 6-C2 of aanhangsel 6-C4, al naargelang van toepassing, voor elke entiteit die zij hebben aangewezen, teneinde een geconsolideerde lijst op te stellen van entiteiten die zijn aangewezen als EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateurs. 6.8.5. Validering van erkende agenten en bekende afzenders 6.8.5.1. Om als EU-luchtvaartbeveiligingsgevalideerde erkende agent of bekende afzender te worden aangewezen, worden entiteiten uit derde landen gevalideerd volgens een van de twee onderstaande opties:
Voor erkende agenten van derde landen bestaat het valideringsverslag uit de in aanhangsel 6-H2 vermelde verbintenisverklaring en de in aanhangsel 6-C2 vermelde controlelijst; voor bekende afzenders uit derde landen bestaat het uit de in aanhangsel 6-H3 vermelde verbintenisverklaring en de in aanhangsel 6-C4 vermelde controlelijst. Het valideringsverslag omvat ook een verklaring van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur, zoals uiteengezet in aanhangsel 11-A. 6.8.5.2. Zodra de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering overeenkomstig punt 6.8.5.1, onder b), is voltooid, dient de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur het valideringsverslag in bij de bevoegde autoriteit en verstrekt hij een kopie ervan aan de gevalideerde entiteit. 6.8.5.3. Een activiteit in het kader van het toezicht op de naleving, die wordt uitgevoerd door de bevoegde autoriteit van een lidstaat of door de Commissie, kan worden beschouwd als een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering voor zover die activiteit betrekking heeft op alle gebieden die zijn gespecificeerd in de controlelijst van aanhangsel 6-C2 of 6-C4, al naargelang van het geval. 6.8.5.4. De ACC3 moet een gegevensbank bijhouden met minstens de onderstaande informatie voor elke overeenkomstig punt 6.8.5.1 aan een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering onderworpen erkende agent of bekende afzender waarvan hij rechtstreeks vracht of post voor vervoer naar de Unie aanvaardt:
Voor zover van toepassing, moet de gegevensbank de bovenstaande informatie bevatten voor elke vaste afzender die onder de verantwoordelijkheid van de ACC3 valt, overeenkomstig punt 6.8.3.1, onder c), en van wie de ACC3 rechtstreeks vracht of post aanvaardt voor vervoer naar de Unie. De gegevensbank dient ter beschikking te staan voor inspectie van de ACC3. Ook andere krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde entiteiten mogen een dergelijke gegevensbank bijhouden. 6.8.5.5. Een entiteit die luchtvracht of -post vervoert en die gebruik maakt van een netwerk van verschillende locaties in derde landen kan één aanwijzing als in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent krijgen voor alle locaties van het netwerk, voor zover:
Om de aanwijzing als in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligings- validering gevalideerde erkende agent te behouden voor alle locaties van het netwerk die niet zijn gevalideerd op uiterlijk 30 juni 2018, worden minstens twee of, indien dit hoger is, 20 % extra locaties van waar vracht of post wordt aangevoerd naar de in punt i) vermelde locatie(s) onderworpen aan een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering, tot alle locaties zijn gevalideerd. Een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur stelt een stappenplan op met een lijst van de locaties die elk jaar moeten worden gevalideerd, geselecteerd op willekeurige basis. De opstelling van het stappenplan gebeurt onafhankelijk van de entiteit die het netwerk exploiteert en kan niet worden gewijzigd door die entiteit. Dit stappenplan vormt een integraal onderdeel van het valideringsverslag op basis waarvan het netwerk wordt aangewezen als krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land. Zodra een locatie van het netwerk is onderworpen aan een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering wordt zij, overeenkomstig punt 6.8.4.2, beschouwd als een erkende agent van een derde land. 6.8.5.6. Als de conclusie van de in punt 6.8.5.5, onder c), ii, vermelde EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering van een locatie van het netwerk luidt dat de locatie niet voldoet aan de doelstellingen van de controlelijst van aanhangsel 6-C2, worden de vracht en post van die locatie aan een beveiligingsonderzoek onderworpen op een locatie die is aangewezen als een erkende agent van een derde land overeenkomstig punt 6.8.4.2, tot uit de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering blijkt dat voldaan is aan de doelstellingen van de controlelijst. 6.8.5.7. De punten 6.8.5.5 en 6.8.5.6 verstrijken op 30 juni 2018.”. |
31) |
Het volgende punt 6.8.6 wordt toegevoegd: „6.8.6. Niet-naleving en stopzetting van de aanwijzing als ACC3, RA3 en KC3 6.8.6.1. Niet-naleving
6.8.6.2. Schrapping
|
32) |
Aanhangsels 6-C2, 6-C3 en 6-C4 worden vervangen door: „AANHANGSEL 6-C2 VALIDERINGSCONTROLELIJST VOOR KRACHTENS EEN EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING GEVALIDEERDE ERKENDE AGENTEN IN DERDE LANDEN Entiteiten in derde landen hebben de keuze om onderdeel te worden van de veilige toeleveringsketen van een ACC3 (een luchtvaartmaatschappij die vracht of post vanuit een luchthaven in een derde land naar de Unie vervoert) door een aanvraag in te dienen voor aanwijzing als een krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land (RA3). Een RA3 is een in een derde land gevestigde entiteit die vrachtdiensten verricht en die als zodanig is gevalideerd en goedgekeurd op basis van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering. Een RA3 moet ervoor zorgen dat de beveiligingscontroles, in voorkomend geval met inbegrip van beveiligingsonderzoeken, op zendingen met bestemming de Unie zijn toegepast en dat de zendingen beschermd worden tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik dat de beveiligingscontroles zijn verricht en totdat de zendingen in een luchtvaartuig worden geladen of op een andere wijze worden overhandigd aan een ACC3 of een andere RA3. De noodzakelijke voorwaarden voor het vervoeren van luchtvracht of luchtpost in de Unie (1) of in IJsland, Noorwegen en Zwitserland zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998. De controlelijst is het instrument dat een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur gebruikt om het beveiligingsniveau te beoordelen dat wordt toegepast op luchtvracht of -post (2) die voor de EU/EER is bestemd door of onder de verantwoordelijkheid van een entiteit die aanwijzing als een RA3 aanvraagt. De controlelijst mag alleen worden gebruikt in de in punt 6.8.5.1, onder b), van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 vastgestelde gevallen. In de gevallen vastgesteld in punt 6.8.5.1, onder a), van genoemde bijlage gebruikt de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur de controlelijst voor ACC3's. Binnen een maand na de verificatie ter plaatse wordt een valideringsverslag verstrekt aan de aanwijzende bevoegde autoriteit en de gevalideerde entiteit. Het valideringsverslag bevat minstens de volgende integrerende delen:
De bladzijdenummering, de datum van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering en de parafering van elke bladzijde door de validateur en de gevalideerde entiteit bewijzen de integriteit van het valideringsverslag. De RA3 mag het verslag gebruiken in zijn zakelijke relaties met ACC3's en, voor zover van toepassing, RA3's. Het valideringsverslag wordt standaard in het Engels opgesteld. Deel 5 — Beveiligingsonderzoeken — en deel 6 — Hoogrisicovracht of -post (HCRM) — worden getoetst aan de eisen van de hoofdstukken 6.7 en 6.8 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998. De basisnormen voor de delen die niet kunnen worden beoordeeld op basis van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 zijn de normen en aanbevolen praktijken (SARPs) van bijlage 17 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart en de richtsnoeren in de luchtvaartbeveiligingshandleiding van de ICAO (Doc 8973-Restricted). Aanwijzingen voor het invullen:
DEEL 1 Identificatie van de gevalideerde entiteit en de validateur
DEEL 2 Organisatie en verantwoordelijkheden van de krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land Doelstelling: alleen luchtvracht of -post die aan beveiligingscontroles is onderworpen, wordt naar de EU of EER vervoerd. Vracht en post die door een RA3 zijn afgeleverd aan een ACC3 of aan een andere RA3 mogen alleen als veilige vracht of post worden aanvaard als die beveiligingscontroles door de RA3 zijn verricht. In de volgende delen van de controlelijst wordt nadere informatie verstrekt over deze beveiligingscontroles. De RA3 beschikt over procedures om te garanderen dat passende beveiligingscontroles worden toegepast op alle luchtvracht en luchtpost met bestemming EU of EER en dat beveiligde vracht of post beschermd is totdat deze wordt overgedragen aan een ACC3 of een andere RA3. De beveiligingscontroles bestaan uit een van de volgende onderzoeken/controles:
Referentie: punt 6.8.3 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998.
DEEL 3 Indienstname en opleiding van personeel Doelstelling: Teneinde ervoor te zorgen dat de vereiste beveiligingscontroles worden verricht, stelt de RA3 verantwoordelijk en bevoegd personeel aan om te werken op het gebied van de beveiliging van luchtvracht of -post. Personeelsleden met toegang tot beveiligde luchtvracht beschikken over alle vaardigheden die vereist zijn om hun taken uit te voeren en worden op passende wijze opgeleid. Daartoe beschikt de RA3 over een procedure om te garanderen dat alle personeelsleden (zoals permanent personeel, tijdelijk personeel, uitzendkrachten, chauffeurs) met rechtstreekse en onbegeleide toegang tot luchtvracht of luchtpost waarop beveiligingscontroles worden of zijn toegepast:
Noot:
Referentie: punt 6.8.3.1 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998.
DEEL 4 Aanvaardingsprocedures Doelstelling: de RA3 kan vracht of post ontvangen van een andere RA3, een KC3, een AC3 of een onbekende afzender. De RA3 beschikt over passende aanvaardingsprocedures voor vracht en post om vast te stellen of een zending al dan niet afkomstig is van een veilige toeleveringsketen en om vervolgens vast te stellen welke beveiligingsmaatregelen erop moeten worden toegepast. Als de RA3 zendingen in ontvangst neemt, controleert hij de status van de entiteit waarvan hij de zendingen ontvangt, waarbij hij nagaat of de unieke alfanumerieke identificatiecode (UAI) van de entiteit die de zendingen afgeeft, vermeld is op de begeleidende documenten, en bevestigt hij dat de luchtvaartmaatschappij of entiteit die de zendingen afgeeft als actief vermeld staat in de gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen voor de desbetreffende luchthaven of locatie, al naargelang van toepassing. Als de unieke alfanumerieke identificatiecode niet vermeld is op de documenten of als de status van de luchtvaartmaatschappij of de entiteit niet actief is in de gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen, behandelt de RA3 de zendingen als zendingen die aankomen uit een onbekende bron. Bovendien moet een RA3 moet een gegevensbank bijhouden met ten minste de onderstaande informatie voor elke overeenkomstig punt 6.8.5.1 aan een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering onderworpen erkende agent of bekende afzender waarvan hij rechtstreeks vracht of post aanvaardt die aan een ACC3 moet worden geleverd voor vervoer naar de Unie:
Referentie: punten 6.8.3.1, 6.8.3.5, en 6.8.5.4 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998. Noot: een RA3 mag vracht van een AC3 uitsluitend als veilige vracht aanvaarden als deze RA3 deze afzender zelf als een AC3 heeft aangewezen, overeenkomstig punt 6.8.3.1, onder c), van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998, en als deze RA3 verantwoording aflegt voor de vracht die door deze afzender is geleverd.
DEEL 5 Beveiligingsonderzoek Doelstelling: wanneer de RA3 vracht en post aanvaardt die niet afkomstig is van een beveiligde toeleveringsketen, moet de RA3 deze zendingen aan een passend beveiligingsonderzoek onderwerpen voordat ze als veilige vracht aan een ACC3 mogen worden afgeleverd. De RA3 moet over een procedure beschikken om te garanderen dat luchtvracht en -post met bestemming EU of EER voor transfer, transit of lossing op een EU-luchthaven aan een beveiligingsonderzoek wordt onderworpen volgens de middelen of methoden die in de EU-wetgeving zijn vermeld, overeenkomstig een norm die volstaat om redelijkerwijs te garanderen dat de vracht of post geen verboden voorwerpen bevat. Als het beveiligingsonderzoek van luchtvracht of -post wordt uitgevoerd door of namens de bevoegde autoriteit in het derde land, meldt de RA3 dit en specificeert hij hoe hij erop toeziet dat een passend beveiligingsonderzoek wordt uitgevoerd. Referentie: punt 6.8.3 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998.
DEEL 6 Hoogrisicovracht en -post Doelstelling: zendingen die afkomstig zijn uit of die in transfer zijn in locaties die door de EU als hoogrisicogebieden worden beschouwd of zendingen die tekenen van ernstige manipulatie vertonen, worden als hoogrisicovracht en -post (HRCM) beschouwd. Dergelijke zendingen moeten aan een beveiligingsonderzoek worden onderworpen, overeenkomstig specifieke instructies. De RA3 moet over procedures beschikken om te garanderen dat HRCM met bestemming EU of EER wordt geïdentificeerd en aan passende controles wordt onderworpen, zoals gedefinieerd in de EU-wetgeving. De ACC3 aan wie de RA3 luchtvracht of -post aflevert voor verder vervoer krijgt de bevoegdheid om de RA3 op de hoogte te brengen van de meest recente stand van relevante informatie betreffende de oorsprong van hoge risico's. De RA3 past dezelfde maatregelen toe op hoogrisicovracht en -post die hij van een andere luchtvaartmaatschappij of via andere vervoerswijzen ontvangt. Referentie: punt 6.7 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998. Noot: HRCM die is vrijgegeven voor vervoer naar de EU/EER krijgt de beveiligingsstatus „SHR”: veilig voor passagiers-, vracht- en postluchtvaartuigen, overeenkomstig de eisen voor hoogrisicovracht en -post.
DEEL 7 Bescherming van beveiligde luchtvracht en -post Doelstelling: de RA3 moet over procedures beschikken om te garanderen dat luchtvracht en/of -post met bestemming EU of EER beschermd wordt tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage vanaf het punt waarop beveiligingsonderzoeken of andere beveiligingscontroles worden toegepast of vanaf het punt van aanvaarding nadat de beveiligingsonderzoeken of beveiligingscontroles zijn toegepast, tot de luchtvracht en/of -post wordt ingeladen of aan een ACC3 of een andere RA3 wordt overgedragen. Indien eerder beveiligde luchtvracht en -post achteraf niet beschermd wordt, mag deze niet als veilige luchtvracht of -post worden ingeladen of overgedragen aan een ACC3 of een andere RA3. De luchtvracht en/of -post kan met verschillende middelen worden beschermd, bijv. fysieke (bijvoorbeeld afsluitingen, gesloten ruimten), menselijke (bijvoorbeeld patrouilles, opgeleid personeel) of technologische (bijvoorbeeld CCTV, inbraakalarm). Beveiligde luchtvracht of -post met bestemming EU of EER moet worden gescheiden van luchtvracht of -post die niet is beveiligd. Referentie: punt 6.8.3.1 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998.
DEEL 8 Documentatie Doelstelling: De RA3 zorgt ervoor dat de documenten bij een zending waarop de RA3 beveiligingscontroles heeft toegepast (zoals beveiligingsonderzoeken, bescherming), minstens het volgende bevatten:
Als de beveiligingsstatus is afgegeven door de RA3, vermeldt de entiteit bovendien ook de redenen voor de afgifte, zoals de middelen of methoden die voor het beveiligingsonderzoek zijn gebruikt of de redenen waarom de zending is vrijgesteld van het beveiligingsonderzoek, waarbij gebruik wordt gemaakt van de normen die zijn vastgesteld in de Consignment Security Declaration. De begeleidende documenten bij de zending kunnen de vorm aannemen van een luchtvrachtbrief of gelijkwaardige postdocumenten, ofwel een afzonderlijke verklaring, schriftelijk of in elektronisch formaat. Referentie: punt 6.3.2.6, onder d), en punten 6.8.3.4, 6.8.3.5 en 6.8.3.6 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998.
DEEL 9 Vervoer Doelstelling: luchtvracht en luchtpost moeten worden beschermd tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage vanaf het ogenblik dat de luchtvracht/-post is beveiligd tot hij wordt ingeladen of tot hij overgedragen aan een ACC3 of een andere RA3. Dit omvat bescherming tijdens het vervoer naar het luchtvaartuig, de ACC3 of een andere RA3. Indien eerder beveiligde luchtvracht en luchtpost niet beschermd wordt tijdens het vervoer, mag hij niet als veilige vracht worden ingeladen of overgedragen aan een ACC3 of RA3. Tijdens het vervoer naar een luchtvaartuig, een ACC3 of een andere RA3, is de RA3 verantwoordelijk voor de bescherming van de veilige zendingen. Dit omvat de gevallen waarin het vervoer in zijn naam wordt uitgevoerd door een andere entiteit, zoals een expediteur. Dit omvat niet de gevallen waarin de zendingen worden vervoerd onder de verantwoordelijkheid van een ACC3 of een andere RA3. Referentie: punt 6.8.3 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998.
DEEL 10 Naleving Doelstelling: na delen 1 tot en met 9 van deze controlelijst te hebben gecontroleerd, moet de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur concluderen of zijn verificatie ter plaatse bevestigt dat de beveiligingscontroles ten uitvoer worden gelegd in overeenstemming met de doelstellingen die zijn vermeld in deze controlelijst voor luchtvracht of luchtpost met bestemming EU/EER. Er zijn twee verschillende scenario's mogelijk. De EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur concludeert dat de entiteit:
Naam van de validateur: Datum: Handtekening: BIJLAGE Lijst van bezochte en geïnterviewde personen en entiteiten Met vermelding van de naam van de entiteit, de naam en de functie van de contactpersoon en de datum van het bezoek of interview.
AANHANGSEL 6-C3 VALIDERINGSCONTROLELIJST VOOR ACC3 Een aanwijzing als ACC3 (luchtvaartmaatschappij die luchtvracht of -post vanuit een luchthaven in een derde land naar de Unie vervoert) is vereist om luchtvracht of -post naar de Europese Unie (3) (EU) of IJsland, Noorwegen en Zwitserland te mogen vervoeren en is vereist uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998. In beginsel is aanwijzing als ACC3 vereist voor alle vluchten waarmee vracht of post naar luchthavens in de EU of EER (4) wordt vervoerd voor transfer, transit of lossing. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen en Zwitserland zijn elk verantwoordelijk voor de aanwijzing van specifieke luchtvaartmaatschappijen als ACC3. De aanwijzing is gebaseerd op het beveiligingsprogramma van de luchtvaartmaatschappij en op een verificatie ter plaatse van de tenuitvoerlegging, overeenkomstig de doelstellingen die in deze valideringscontrolelijst zijn vermeld. De controlelijst is het instrument dat een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur gebruikt om het beveiligingsniveau te beoordelen dat door of onder de verantwoordelijkheid van de ACC3 of door een luchtvaartmaatschappij die ACC3-aanwijzing aanvraagt, wordt toegepast op luchtvracht- of post die voor de EU of EER is bestemd. Binnen een maand na de verificatie ter plaatse wordt een valideringsverslag verstrekt aan de aanwijzende bevoegde autoriteit en de gevalideerde entiteit. Het valideringsverslag bevat minstens de volgende integrerende delen:
De bladzijdenummering, de datum van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering en de parafering van elke bladzijde door de validateur en de gevalideerde entiteit bewijzen de integriteit van het valideringsverslag. Het valideringsverslag wordt standaard in het Engels opgesteld. Deel 3 — Beveiligingsprogramma van de luchtvaartmaatschappij, deel 6 — Gegevensbank, deel 7 — Beveiligingsonderzoeken en deel 8 — Hoogrisicovracht of -post (HCRM) worden getoetst aan de eisen van de hoofdstukken 6.7 en 6.8 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998. De basisnormen voor de andere delen zijn de normen en aanbevolen praktijken (SARPs) van bijlage 17 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart en de richtsnoeren in de luchtvaartbeveiligingshandleiding van de ICAO (doc 8973-vertrouwelijk). Aanwijzingen voor het invullen:
DEEL 1 Identificatie van de gevalideerde entiteit en de validateur
DEEL 2 Organisatie en verantwoordelijkheden van de ACC3 op de luchthaven Doelstelling: Alleen vracht of post die aan beveiligingscontroles is onderworpen, mag naar de EU of EER worden vervoerd. In de volgende delen van de controlelijst wordt nadere informatie verstrekt over deze beveiligingscontroles. De ACC3 mag geen vracht of post voor vervoer aan boord van een luchtvaartuig met de EU als bestemming aanvaarden tenzij een bij een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent, een bij een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde bekende afzender of een vaste afzender die door de ACC3 zelf of door een bij een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent is aangewezen, bevestigt dat beveiligingsonderzoeken of andere beveiligingscontroles zijn uitgevoerd en daar de verantwoordelijkheid voor neemt, of tenzij dergelijke zendingen aan beveiligingsonderzoeken worden onderworpen overeenkomstig de Uniewetgeving. De ACC3 moet over een procedure beschikken om te garanderen dat passende beveiligingscontroles worden toegepast op alle luchtvracht en -post met bestemming EU/EER, tenzij hij volgens de wetgeving van de Unie van beveiligingsonderzoeken is vrijgesteld of de luchtvracht of -post na het beveiligingsonderzoek is beschermd tot hij in een luchtvaartuig wordt ingeladen. De beveiligingscontroles bestaan uit:
Referentie: punt 6.8.3 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998
DEEL 3 Beveiligingsprogramma van de luchtvaartmaatschappij Doelstelling: De ACC3 ziet erop toe dat zijn beveiligingsprogramma alle luchtvaartbeveiligingsmaatregelen omvat die relevant en afdoende zijn voor luchtvracht en -post die naar de Unie worden vervoerd. Het beveiligingsprogramma en de bijbehorende documenten van de luchtvaartmaatschappij vormen de basis voor beveiligingscontroles die worden toegepast overeenkomstig de doelstellingen van deze controlelijst. Het is mogelijk dat de luchtvaartmaatschappij haar documenten vóór het bezoek ter plaatse aan de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur wenst te verstrekken om hem te helpen zich vertrouwd te maken met de bijzonderheden van de te bezoeken locaties. Referentie: punt 6.8.2.1 van de bijlage en aanhangsel 6-G bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998. Noot: De volgende punten van aanhangsel 6-G bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 moeten aan bod komen:
DEEL 4 Indienstname en opleiding van personeel Doelstelling: De ACC3 stelt verantwoordelijk en bevoegd personeel aan om te werken op het gebied van de beveiliging van luchtvracht of -post. Personeelsleden met toegang tot beveiligde luchtvracht beschikken over alle vaardigheden die vereist zijn om hun taken uit te voeren en worden op passende wijze opgeleid. Daartoe beschikt de ACC3 over een procedure om te garanderen dat alle personeelsleden (zoals permanent personeel, tijdelijk personeel, uitzendkrachten, chauffeurs) met rechtstreekse en onbegeleide toegang tot luchtvracht of luchtpost waarop beveiligingscontroles worden of zijn toegepast:
Referentie: punt 6.8.3.1 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 Noot:
DEEL 5 Aanvaardingsprocedures Doelstelling: De ACC3 moet over een procedure beschikken om bij aanvaarding de beveiligingsstatus van een zending te beoordelen en na te trekken met betrekking tot eerdere controles. De procedure moet de volgende elementen omvatten:
Referentie: punten 6.8.3.5, 6.8.3.6, 6.8.3.7, en 6.8.5.4 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998.
DEEL 6 Gegevensbank Doelstelling: Als de ACC3 niet verplicht is om luchtvracht of -post met bestemming EU/EER voor 100 % aan beveiligingsonderzoeken te onderwerpen, ziet de ACC3 erop toe dat de vracht of post afkomstig is van een krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde entiteit die door de bevoegde autoriteit van een EU-lidstaat is aangewezen als erkende agent van een derde land (RA3) of bekende afzender van een derde land (KC3), of afkomstig is van een vaste afzender (AC3) die door de ACC3 zelf of door een erkende agent van een derde land is aangewezen. Om toezicht te houden op het beveiligingsrelevante auditspoor, verifieert de ACC3 de actieve status van de RA3 en KC3 in de EU-gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen, en houdt hij een gegevensbank bij waarin de volgende informatie is opgeslagen voor elke entiteit of persoon van wie hij rechtstreeks vracht of post aanvaardt:
Als de ACC3 luchtvracht of -post ontvangt van een RA3 of KC3, controleert hij in de EU-gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen of de entiteit als actief vermeld staat en, in het geval van AC3's, of ze zijn opgenomen in de gegevensbank van de luchtvaartmaatschappij. Als de status van de RA3 of KC3 niet actief is of als de AC3 niet is opgenomen in de gegevensbank van de luchtvaartmaatschappij, wordt de door die entiteit geleverde luchtvracht of -post aan een beveiligingsonderzoek onderworpen alvorens te worden ingeladen. Referentie: punt 6.8.3.5, onder a), en punt 6.8.5.4 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998.
DEEL 7 Beveiligingsonderzoek Doelstelling: Als de ACC3 vracht en post aanvaardt van een entiteit die niet krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering is gevalideerd of als de ontvangen vracht niet beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik dat de beveiligingscontroles zijn uitgevoerd, ziet de ACC3 erop toe dat de luchtvracht of -post aan een beveiligingsonderzoek wordt onderworpen alvorens in een luchtvaartuig te worden geladen. De ACC3 moet over een procedure beschikken om te garanderen dat luchtvracht en -post met bestemming EU of EER voor transfer, transit of lossing op een EU-luchthaven aan een beveiligingsonderzoek wordt onderworpen volgens de middelen of methoden die in de Uniewetgeving zijn vermeld, overeenkomstig een norm die volstaat om redelijkerwijs te garanderen dat de vracht of post geen verboden voorwerpen bevat. Als de ACC3 de luchtvracht of -post niet zelf aan een beveiligingsonderzoek onderwerpt, ziet hij erop toe dat een passend beveiligingsonderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de eisen van de Unie. Voor zover passend, is in de procedures voor het beveiligingsonderzoek ook beschreven hoe vracht en post voor transfer en transit moet worden behandeld Als het beveiligingsonderzoek van luchtvracht of -post wordt uitgevoerd door of namens de bevoegde autoriteit in het derde land, meldt de ACC3 die deze luchtvracht of -post van de entiteit ontvangt dit in zijn beveiligingsprogramma en specificeert hij hoe hij erop toeziet dat een passend beveiligingsonderzoek wordt uitgevoerd. Referentie: punten 6.8.3.1, 6.8.3.2, en 6.8.3.3 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998
DEEL 8 Hoogrisicovracht of -post Doelstelling: Zendingen die afkomstig zijn uit of die in transfer zijn in plaatsen die door de EU als hoogrisicogebieden worden beschouwd of zendingen die tekenen van ernstige manipulatie vertonen, worden als hoogrisicovracht en -post (HRCM) beschouwd. Dergelijke zendingen moeten aan een beveiligingsonderzoek worden onderworpen, overeenkomstig specifieke instructies. De bevoegde autoriteit uit de EU/EER die de ACC3 heeft aangewezen, bakent de hoogrisicogebieden af en stelt de instructies voor beveiligingsonderzoeken op. De ACC3 moet over een procedure beschikken om te garanderen dat HRCM met bestemming EU of EER wordt geïdentificeerd en aan passende controles wordt onderworpen, zoals gedefinieerd in de EU-wetgeving. De ACC3 blijft in contact met de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de luchthavens in de EU/EER waar hij vracht naar vervoert, teneinde over de laatste informatie inzake hoogrisicogebieden te kunnen beschikken. De ACC3 past dezelfde maatregelen toe op hoogrisicovracht en -post die hij van een andere luchtvaartmaatschappij of via andere vervoerswijzen ontvangt. Referentie: punten 6.7 en 6.8.3.6 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 Noot: HRCM die is vrijgegeven voor vervoer naar de EU of EER krijgt de beveiligingsstatus „SHR”: veilig voor passagiers-, vracht- en postluchtvaartuigen, overeenkomstig de eisen voor hoogrisicovracht en -post.
DEEL 9 Bescherming Doelstelling: De ACC3 moet over processen beschikken om te garanderen dat luchtvracht of -post met bestemming EU of EER beschermd wordt tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het punt waarop beveiligingsonderzoeken of andere beveiligingscontroles worden toegepast of vanaf het punt van aanvaarding nadat de beveiligingsonderzoeken of beveiligingscontroles zijn toegepast, tot de luchtvracht en/of -post wordt ingeladen. De luchtvracht en/of -post kan met verschillende middelen worden beschermd, bijv. fysieke (bijvoorbeeld afsluitingen, gesloten ruimten), menselijke (bijvoorbeeld patrouilles, opgeleid personeel) of technologische (bijvoorbeeld CCTV, inbraakalarm). Beveiligde luchtvracht of -post met bestemming EU of EER moet worden gescheiden van luchtvracht of -post die niet is beveiligd. Referentie: punt 6.8.3 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998
DEEL 10 Begeleidende documentatie Doelstelling: De ACC3 zorgt ervoor dat de documenten bij een zending waarop de ACC3 beveiligingscontroles heeft toegepast (bijvoorbeeld beveiligingsonderzoeken, bescherming), minstens het volgende bevatten:
Bij gebrek aan een erkende agent uit een derde land, mag de verklaring betreffende de beveiligingsstatus worden afgegeven door de ACC3 of door de luchtvaartmaatschappij die aankomt uit een derde land dat is vrijgesteld van de ACC3-regeling. Als de beveiligingsstatus is afgegeven door de ACC3, vermeldt de luchtvaartmaatschappij bovendien ook de redenen voor de afgifte, zoals de middelen of methoden die voor het beveiligingsonderzoek zijn gebruikt of de redenen waarom de zending is vrijgesteld van het beveiligingsonderzoek, waarbij gebruik wordt gemaakt van de normen die zijn vastgesteld in de Consignment Security Declaration. In het geval de beveiligingsstatus en de begeleidende documenten zijn vastgesteld door een RA3 die zich stroomopwaarts bevindt of door een andere ACC3, dan gaat de ACC3 tijdens het aanvaardingsproces na of de bovenvermelde informatie is opgenomen in de begeleidende documenten. De begeleidende documenten bij de zending kunnen de vorm aannemen van een luchtvrachtbrief of gelijkwaardige postdocumenten, ofwel een afzonderlijke verklaring, schriftelijk of in elektronisch formaat. Referentie: punt 6.3.2.6, onder d), en punten 6.8.3.4, 6.8.3.5, 6.8.3.6 en 6.8.3.7 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998
DEEL 11 Naleving Doelstelling: Na de tien vorige delen van deze controlelijst te hebben gecontroleerd, concludeert de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur of zijn verificatie ter plaatse overeenstemt met de inhoud van het deel van het beveiligingsprogramma van de luchtvaartmaatschappij waarin de maatregelen voor luchtvracht of -post met bestemming EU of EER worden beschreven en of de doelstellingen van deze controlelijst voldoende ten uitvoer worden gelegd door de beveiligingscontroles. De conclusies hebben betrekking op een van de volgende vier mogelijke hoofdgevallen:
Naam van de validateur: Datum: Handtekening: BIJLAGE Lijst van bezochte en geïnterviewde personen en entiteiten Met vermelding van de naam van de entiteit, de naam en de functie van de contactpersoon en de datum van het bezoek of interview.
AANHANGSEL 6-C4 VALIDERINGSCONTROLELIJST VOOR IN HET KADER VAN EEN EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING GEVALIDEERDE BEKENDE AFZENDERS Entiteiten in derde landen hebben de mogelijkheid om deel uit te maken van de veilige toeleveringsketen van een ACC3 (een luchtvaartmaatschappij die vracht of post vanuit een luchthaven in een derde land naar de Unie vervoert) door een aanvraag in te dienen voor aanwijzing als een in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde bekende afzender in een derde land (KC3). Een KC3 is een in een derde land gevestigde entiteit die vrachtdiensten verricht en die als zodanig is gevalideerd en goedgekeurd op basis van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering. Een KC3 moet ervoor zorgen dat beveiligingscontroles zijn verricht op zendingen met bestemming de Unie (5) en dat de zendingen beschermd worden tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik dat die beveiligingscontroles zijn verricht totdat de zendingen worden overgedragen aan een ACC3 of een in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land (RA3). De noodzakelijke voorwaarden voor het vervoeren van luchtvracht of luchtpost in de Unie (EU) of in IJsland, Noorwegen en Zwitserland zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998. De controlelijst is het instrument dat een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur gebruikt om het beveiligingsniveau te beoordelen dat wordt toegepast op luchtvracht of -post (6) die voor de EU/EER is bestemd door of onder de verantwoordelijkheid van een entiteit die aanwijzing als een KC3 aanvraagt. De controlelijst mag alleen worden gebruikt in de in punt 6.8.5.1, onder b), van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 vastgestelde gevallen. In de gevallen vastgesteld in punt 6.8.5.1, onder a), van genoemde bijlage gebruikt de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur de controlelijst voor ACC3's. Binnen één maand na de verificatie ter plaatse wordt een valideringsverslag verstrekt aan de aanwijzende bevoegde autoriteit en de gevalideerde entiteit. Het valideringsverslag bevat minstens de volgende integrerende delen:
De bladzijdenummering, de datum van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering en de parafering van elke bladzijde door de validateur en de gevalideerde entiteit bewijzen de integriteit van het valideringsverslag. De KC3 mag het verslag gebruiken in zijn zakelijke relaties met ACC3's en RA3's. Het valideringsverslag wordt standaard in het Engels opgesteld. De basisnormen voor de delen die niet kunnen worden beoordeeld op basis van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 zijn de normen en aanbevolen praktijken (SARPs) van bijlage 17 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart en de richtsnoeren in de luchtvaartbeveiligingshandleiding van de ICAO (Doc 8973-Restricted). Aanwijzingen voor het invullen:
DEEL 1 Organisatie en verantwoordelijkheden
DEEL 2 Organisatie en verantwoordelijkheden van de krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde bekende afzender Doelstelling: alleen luchtvracht of -post die aan beveiligingscontroles is onderworpen, wordt naar de EU of EER vervoerd. Vracht en post die door een KC3 aan een ACC3 of RA3 is afgeleverd, mag alleen als veilige vracht of post worden aanvaard indien dergelijke beveiligingscontroles door de KC3 worden toegepast. In de volgende delen van de controlelijst wordt nadere informatie verstrekt over deze beveiligingscontroles. De KC3 moet beschikken over procedures om te garanderen dat passende beveiligingscontroles worden toegepast op alle luchtvracht en -post met bestemming EU of EER en dat veilige vracht en post wordt beschermd totdat deze wordt overgedragen aan een ACC3 of een RA3. De beveiligingsonderzoeken garanderen redelijkerwijs dat geen verboden voorwerpen in de zending zijn verborgen. Referentie: punt 6.8.3 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998.
DEEL 3 Identificeerbare luchtvracht of luchtpost Doelstelling: vaststellen op welk punt of welke plaats vracht/post identificeerbaar wordt als luchtvracht of luchtpost.
Er zij op gewezen dat gedetailleerde informatie over de bescherming van identificeerbare luchtvracht/luchtpost tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage moet worden verstrekt in de delen 6 tot en met 9. DEEL 4 Indienstname en opleiding van personeel Doelstelling: Teneinde ervoor te zorgen dat de vereiste beveiligingscontroles worden verricht, stelt de KC3 verantwoordelijk en bevoegd personeel aan om te werken op het gebied van de beveiliging van luchtvracht of -post. Personeelsleden met toegang tot identificeerbare luchtvracht beschikken over alle vaardigheden die vereist zijn om hun taken uit te voeren en worden op passende wijze opgeleid. Daartoe beschikt de KC3 over een procedure om te garanderen dat alle personeelsleden (zoals permanent personeel, tijdelijk personeel, uitzendkrachten, chauffeurs) met rechtstreekse en onbegeleide toegang tot luchtvracht of luchtpost waarop beveiligingscontroles worden of zijn toegepast:
Noot:
Referentie: punt 6.8.3.1 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998.
DEEL 5 Fysieke beveiliging Doelstelling: de KC3 moet over procedures beschikken om te garanderen dat identificeerbare luchtvracht of -post met bestemming EU of EER beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage. Indien die vracht of post niet beschermd is, kan hij niet als veilige vracht of post worden overgedragen aan een ACC3 of RA3. De entiteit moet aantonen hoe haar locatie of bedrijfsruimten beveiligd zijn en dat zij over relevante procedures voor toegangscontrole beschikt. Het is van essentieel belang dat de toegang tot de zone waar de identificeerbare luchtvracht of luchtpost wordt verwerkt of opgeslagen, wordt gecontroleerd. Alle deuren, ramen en andere toegangspunten tot veilige luchtvracht of luchtpost met bestemming EU of EER moeten beveiligd zijn of aan toegangscontrole onderworpen zijn. Fysieke beveiliging kan bestaan uit, maar is niet beperkt tot:
Referentie: punt 6.8.3.1 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998.
DEEL 6 Productie Doelstelling: de KC3 beschikt over procedures die ervoor zorgen dat identificeerbare luchtvracht of luchtpost met bestemming EU of EER tijdens het productieproces beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage. Indien die vracht of post niet beschermd is, kan hij niet als veilige vracht of post worden overgedragen aan een ACC3 of RA3. De entiteit moet aantonen dat de toegang tot het productiegedeelte gecontroleerd wordt en dat het productieproces onder toezicht staat. Als het product tijdens de productie kan worden geïdentificeerd als luchtvracht of luchtpost met bestemming EU of EER, moet de entiteit aantonen dat maatregelen zijn genomen om de luchtvracht of luchtpost in dit stadium te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage. Beantwoord deze vragen als het product als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU of EER kan worden geïdentificeerd tijdens het productieproces.
DEEL 7 Verpakking Doelstelling: de KC3 beschikt over procedures die ervoor zorgen dat identificeerbare luchtvracht of luchtpost met bestemming EU of EER tijdens het verpakkingsproces beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage. Indien die vracht of post niet beschermd is, kan hij niet als veilige vracht of post worden overgedragen aan een ACC3 of RA3. De entiteit moet aantonen dat de toegang tot het verpakkingsgedeelte gecontroleerd wordt en dat het verpakkingsproces onder toezicht staat. Als het product tijdens de verpakking kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU of EER, moet de entiteit aantonen dat maatregelen zijn genomen om de luchtvracht of luchtpost in dit stadium te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage. Alle afgewerkte goederen moeten worden gecontroleerd voordat ze worden verpakt. Beantwoord deze vragen als het product tijdens het verpakkingsproces kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU of EER.
DEEL 8 Opslag Doelstelling: de KC3 moet over procedures beschikken om te garanderen dat identificeerbare luchtvracht of -post met bestemming EU of EER tijdens de opslag beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage. Indien die vracht of post niet beschermd is, kan hij niet als veilige vracht of post worden overgedragen aan een ACC3 of RA3. De entiteit moet aantonen dat de toegang tot het opslaggedeelte wordt gecontroleerd. Als het product tijdens de opslag kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU of EER, moet de entiteit aantonen dat maatregelen zijn genomen om de luchtvracht of luchtpost in dit stadium te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage. Beantwoord deze vragen als het product tijdens de opslag kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU of EER.
DEEL 9 Verzending Doelstelling: de KC3 beschikt over procedures die ervoor zorgen dat identificeerbare luchtvracht of luchtpost met bestemming EU of EER tijdens het verzendingsproces beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage. Indien die vracht of post niet beschermd is, mag hij niet als veilige vracht of post worden overgedragen aan een ACC3 of RA3. De entiteit moet aantonen dat de toegang tot het verzendingsgedeelte wordt gecontroleerd. Als het product tijdens de verzending kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU of EER, moet de entiteit aantonen dat maatregelen zijn genomen om de luchtvracht of luchtpost in dit stadium te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage. Beantwoord deze vragen als het product tijdens het verzendingsproces kan worden geïdentificeerd als luchtvracht of luchtpost met bestemming EU of EER.
DEEL 10 Zendingen uit andere bronnen Doelstelling: de KC3 beschikt over procedures die ervoor zorgen dat vracht en/of post die hij niet voor eigen rekening vervoert, niet als veilige vracht of post worden doorgegeven aan een ACC3 of een RA3. Een KC3 mag zendingen die hij niet voor eigen rekening vervoert aan een RA3 of ACC3 doorgeven, voor zover de volgende voorwaarden zijn vervuld:
Dergelijke zendingen moeten allemaal worden onderzocht door een RA3 of ACC3 alvorens ze in een luchtvaartuig worden geladen.
DEEL 11 Documentatie Doelstelling: De KC3 zorgt ervoor dat de documenten bij een zending waarop de KC3 beveiligingscontroles heeft toegepast (bijvoorbeeld bescherming), minstens het volgende bevatten:
De documenten bij de zending mogen schriftelijk of in elektronisch formaat zijn opgesteld. Referentie: punt 6.8.3.4 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998
DEEL 12 Vervoer Doelstelling: de KC3 moet over procedures beschikken om te garanderen dat identificeerbare luchtvracht of -post met bestemming EU of EER tijdens het vervoer beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage. Indien die vracht of post niet beschermd is, mag hij niet als veilige vracht of post worden aanvaard door een ACC3 of RA3. Tijdens het vervoer is de KC3 verantwoordelijk voor de bescherming van de veilige zendingen. Dit omvat de gevallen waarin het vervoer in zijn naam wordt uitgevoerd door een andere entiteit, zoals een expediteur. Dit omvat niet de gevallen waarin de zendingen worden vervoerd onder de verantwoordelijkheid van een ACC3 of RA3. Beantwoord deze vragen als het product tijdens het vervoer kan worden geïdentificeerd als luchtvracht of luchtpost met bestemming EU of EER.
DEEL 13 Naleving Doelstelling: na de twaalf vorige delen van deze controlelijst te hebben gecontroleerd, concludeert de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur of zijn verificatie ter plaatse bevestigt dat de beveiligingscontroles ten uitvoer worden gelegd in overeenstemming met de doelstellingen van deze controlelijst voor luchtvracht of luchtpost met bestemming EU of EER. Er zijn twee verschillende scenario's mogelijk. De EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur concludeert dat de entiteit:
De EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur moet in overweging nemen dat deze beoordeling gebaseerd is op een algemene methodiek met op doelstellingen gerichte naleving.
Naam van de validateur: Datum: Handtekening: BIJLAGE Lijst van bezochte en geïnterviewde personen en entiteiten Met vermelding van de naam van de entiteit, de naam en de functie van de contactpersoon en de datum van het bezoek of interview.
|
33) |
Aanhangsels 6-H1, 6-H2 en 6-H3 worden vervangen door: „AANHANGSEL 6-H1 VERBINTENISVERKLARING — KRACHTENS EEN EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING GEVALIDEERDE ACC3 Namens [naam van de luchtvaartmaatschappij] neem ik nota van het volgende: In dit verslag wordt het beveiligingsniveau vastgesteld dat wordt toegepast op luchtvracht met bestemming EU of EER ten opzichte van de beveiligingsnormen die in de controlelijst worden vermeld of waarnaar in de controlelijst wordt verwezen. [Naam van de luchtvaartmaatschappij] kan alleen als „luchtvaartmaatschappij die vracht of post vanuit een luchthaven in een derde land naar de Unie vervoert” (ACC3) worden aangewezen als een EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringsverslag is ingediend bij en aanvaard door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie of IJsland, Noorwegen of Zwitserland, en als de gegevens van de ACC3 in de EU- gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen zijn opgenomen. Als de bevoegde autoriteit van een EU-lidstaat of de Europese Commissie vaststelt dat de maatregelen waarnaar wordt verwezen in het verslag niet zijn nageleefd, kan dit leiden tot de intrekking van de reeds voor die luchthaven verkregen aanwijzing van [naam van de luchtvaartmaatschappij] als ACC3, waardoor [naam van de luchtvaartmaatschappij] geen luchtvracht of -post vanuit deze luchthaven meer mag vervoer naar de EU of de EER. Het verslag is geldig gedurende vijf jaar en verstrijkt uiterlijk op ... Namens [de luchtvaartmaatschappij] verklaar ik dat:
Namens [naam van de luchtvaartmaatschappij] aanvaard ik de volledige verantwoordelijkheid voor deze verklaring. Naam: Functie in het bedrijf: Datum: Handtekening: AANHANGSEL 6-H2 VERBINTENISVERKLARING — KRACHTENS EEN EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING GEVALIDEERDE ERKENDE AGENT IN EEN DERDE LAND (RA3) Namens [naam van de entiteit] neem ik nota van het volgende: In dit verslag wordt het beveiligingsniveau vastgesteld dat wordt toegepast op luchtvracht met bestemming EU of EER ten opzichte van de beveiligingsnormen die in de controlelijst worden vermeld of waarnaar in de controlelijst wordt verwezen. [Naam van de entiteit] kan alleen als „krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land” (RA3) worden aangewezen als een EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringsverslag is ingediend bij en aanvaard door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie of IJsland, Noorwegen of Zwitserland, en als de gegevens van de RA3 in de EU- gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen zijn opgenomen. Als de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Unie of de Europese Commissie vaststelt dat de maatregelen waarnaar wordt verwezen in het verslag niet zijn nageleefd, kan dit leiden tot de intrekking van de reeds voor die locaties verkregen aanwijzing van [naam van de entiteit] als RA3, waardoor [naam van de entiteit] geen luchtvracht of -post met bestemming EU of EER meer mag afleveren aan een ACC3 of een andere RA3. Het verslag is geldig gedurende drie jaar en verstrijkt uiterlijk op ... Namens [naam van de entiteit] verklaar ik dat:
Namens [naam van de entiteit] aanvaard ik de volledige verantwoordelijkheid voor deze verklaring. Naam: Functie in het bedrijf: Datum: Handtekening: AANHANGSEL 6-H3 VERBINTENISVERKLARING — KRACHTENS EEN EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING GEVALIDEERDE BEKENDE AFZENDER IN EEN DERDE LAND (KC3) Namens [naam van de entiteit] neem ik nota van het volgende: In dit verslag wordt het beveiligingsniveau vastgesteld dat wordt toegepast op luchtvracht met bestemming EU of EER ten opzichte van de beveiligingsnormen die in de controlelijst worden vermeld of waarnaar in de controlelijst wordt verwezen. [Naam van de entiteit] kan alleen als „krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde bekende afzender in een derde land” (KC3) worden aangewezen als een EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringsverslag is ingediend bij en aanvaard door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie of IJsland, Noorwegen of Zwitserland, en als de gegevens van de KC3 in de EU- gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen zijn opgenomen. Als de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Unie of de Europese Commissie vaststelt dat de maatregelen waarnaar wordt verwezen in het verslag niet zijn nageleefd, kan dit leiden tot de intrekking van de reeds voor die locaties verkregen aanwijzing van [naam van de entiteit] als KC3, waardoor [naam van de entiteit] geen luchtvracht of -post met bestemming EU of EER meer mag afleveren aan een ACC3 of een RA3. Het verslag is geldig gedurende drie jaar en verstrijkt uiterlijk op ... Namens [naam van de entiteit] verklaar ik dat:
Namens [naam van de entiteit] aanvaard ik de volledige verantwoordelijkheid voor deze verklaring. Naam: Functie in het bedrijf: Datum: Handtekening:”. |
34) |
Punt 8.1.3.2 wordt als volgt gewijzigd:
|
35) |
Punt 11.2.2, onder e), wordt vervangen door:
|
36) |
Aan punt 11.2.3.8 wordt de volgende alinea toegevoegd: „Indien de persoon houder is van een luchthavenidentiteitskaart, moet die opleiding bovendien ook resulteren in elk van de volgende bekwaamheden:
|
37) |
Aan punt 11.2.3.9 wordt de volgende alinea toegevoegd: „Indien de persoon houder is van een luchthavenidentiteitskaart, moet die opleiding bovendien ook resulteren in elk van de volgende bekwaamheden:
|
38) |
Aan punt 11.2.3.10 wordt de volgende alinea toegevoegd: „Indien de persoon houder is van een luchthavenidentiteitskaart, moet die opleiding bovendien ook resulteren in elk van de volgende bekwaamheden:
|
39) |
Aan punt 11.5.1 wordt de volgende alinea toegevoegd: „Instructeurs moeten minstens om de vijf jaar opnieuw worden gecertificeerd.”. |
40) |
Punt 11.6.4.3 wordt vervangen door: 11.6.4.3. Als een lidstaat er niet meer van overtuigd is dat een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur voldoet aan de in punt 11.6.3.1 of 11.6.3.5 vermelde eisen, trekt zij de goedkeuring in en schrapt zij de validateur uit de EU-gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen, of brengt zij de bevoegde autoriteit die de validateur heeft goedgekeurd op de hoogte, met vermelding van de redenen van haar bezorgdheid.”. |
41) |
Aanhangsel 11-A wordt vervangen door: „AANHANGSEL 11-A ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARING — EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDATEUR
Ik aanvaard de volledige verantwoordelijkheid voor het verslag van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering. Naam van de gevalideerde entiteit: Naam van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur: Datum: Handtekening:”. |
42) |
De punten 12.7.1.2 en 12.7.1.3 worden vervangen door: 12.7.1.2. De wijze waarop de apparatuur wordt gebruikt, moet garanderen dat de verpakking zodanig geplaatst en georiënteerd is dat de detectiecapaciteiten volledig worden aangewend. 12.7.1.3. De apparatuur moet in de volgende gevallen een alarmsignaal geven:
|
43) |
Punt 12.7.1.4 wordt geschrapt. |
44) |
Punt 12.7.2.2 wordt vervangen door: 12.7.2.2. Alle LEDS-apparatuur moet voldoen aan norm 2.”. |
45) |
Punt 12.7.2.3 wordt geschrapt. |
46) |
Punt 12.9.2.5 wordt vervangen door: 12.9.2.5. Een explosievenspeurhond die wordt ingezet om explosieven op te speuren, wordt uitgerust met passende voorzieningen die de unieke identificatie van de explosievenspeurhond mogelijk maken.”. |
(1) De lidstaten van de Europese Unie: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.
(2) In deze valideringscontrolelijst is luchtvracht of luchtpost of luchtvaartuig met bestemming EU of EER gelijk aan luchtvracht of luchtpost of luchtvaartuig met bestemming de Unie, IJsland, Noorwegen en Zwitserland.
(3) De lidstaten van de Europese Unie: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.
(4) In deze valideringscontrolelijst is luchtvracht of luchtpost of luchtvaartuig met bestemming EU of EER gelijk aan luchtvracht of luchtpost of luchtvaartuig met bestemming de Unie, IJsland, Noorwegen en Zwitserland.
(5) De lidstaten van de Europese Unie: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.
(6) In deze valideringscontrolelijst is luchtvracht of luchtpost of luchtvaartuig met bestemming EU of EER gelijk aan luchtvracht of luchtpost of luchtvaartuig met bestemming de Unie, IJsland, Noorwegen en Zwitserland.
13.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/69 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/816 VAN DE COMMISSIE
van 12 mei 2017
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 mei 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
97,0 |
TN |
158,2 |
|
TR |
93,0 |
|
ZZ |
116,1 |
|
0707 00 05 |
TR |
126,8 |
ZZ |
126,8 |
|
0709 93 10 |
TR |
143,5 |
ZZ |
143,5 |
|
0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28 |
EG |
56,6 |
MA |
68,4 |
|
ZZ |
62,5 |
|
0805 50 10 |
TR |
65,0 |
ZA |
147,3 |
|
ZZ |
106,2 |
|
0808 10 80 |
AR |
106,2 |
BR |
106,5 |
|
CL |
118,7 |
|
NZ |
145,9 |
|
US |
111,3 |
|
ZA |
96,1 |
|
ZZ |
114,1 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
13.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/71 |
BESLUIT (EU) 2017/817 VAN DE RAAD
van 11 mei 2017
tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie in de Wereldhandelsorganisatie moet worden ingenomen aangaande de wijziging van punt C, onder ii), van bijlage 3 bij de WTO-Overeenkomst wat betreft de frequentie van de toetsing van het handelsbeleid van de WTO en van het reglement van orde van het Orgaan voor toetsing van het handelsbeleid
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Punt C, onder ii), van bijlage 3 bij de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie („WTO-Overeenkomst”) regelt de frequentie van de toetsing van het handelsbeleid en de handelspraktijken van de leden van de WTO. De frequentie van de toetsing van het handelsbeleid van ieder lid hangt af van zijn aandeel in de wereldhandel. De vier leden die de meeste handel drijven, worden momenteel om de twee jaar onderzocht. De volgende 16 leden wier aandeel in de wereldhandel daarop volgt, worden om de vier jaar getoetst, terwijl de andere leden momenteel om de zes jaar worden getoetst. |
(2) |
Door de groei van het aantal leden van de WTO sinds 1995 is ook het aantal toetsingen dat nodig is om te voldoen aan het bepaalde in bijlage 3 bij de WTO-Overeenkomst toegenomen, waardoor de druk op de leden en het secretariaat van de WTO is verhoogd. Om de doeltreffendheid van de toetsingsregeling te vrijwaren, stelt het Orgaan voor toetsing van het handelsbeleid van de WTO voor, de huidige cycli met één jaar te verlengen. Als gevolg daarvan zouden de leden van de WTO, afhankelijk van hun aandeel in de wereldhandel, om de drie, vijf of zeven jaar worden onderzocht. |
(3) |
Overeenkomstig artikel X, lid 8, van de WTO-Overeenkomst worden besluiten tot goedkeuring van wijzigingen van bijlage 3 bij de WTO-Overeenkomst bij consensus genomen door de Ministeriële Conferentie of, overeenkomstig artikel IV, lid 2, van de WTO-Overeenkomst, door de Algemene Raad in de perioden tussen de bijeenkomsten van de Ministeriële Conferentie; zij worden voor alle leden van de WTO van kracht na de goedkeuring ervan. |
(4) |
Om de doeltreffendheid van de toetsingsregeling te vrijwaren, heeft het Orgaan voor toetsing van het handelsbeleid van de WTO ook aanbevolen zijn reglement van orde te wijzigen om kleine aanpassingen aan te brengen die de toetsing moeten vergemakkelijken, zoals het geven van vier weken tijd in plaats van de huidige drie waarbinnen het getoetste lid moet antwoorden op voorafgaande vragen wanneer het gebruikmaakt van het alternatieve tijdschema. Andere wijzigingen van het reglement van orde omvatten bijvoorbeeld de mogelijkheid dat een lid van de WTO belangrijke wijzigingen in zijn handelsbeleid tussen twee toetsingen in toelicht tijdens een bijeenkomst van het Orgaan voor toetsing van het handelsbeleid, of de mogelijkheid om op verzoek van een lid de tweede dag van de toetsing interactiever te maken door de gebruikmaking van panels of de bekendmaking door het secretariaat van de WTO van een lijst van sprekers voor de interventies van de leden van de WTO tijdens de eerste dag van de toetsing. Overeenkomstig artikel IV, lid 4, van de WTO-Overeenkomst kan het Orgaan voor toetsing van het handelsbeleid het besluit tot wijziging van zijn reglement van orde zelf nemen. |
(5) |
Het is in het belang van de Unie om te zorgen voor een goed functionerende regeling inzake toetsing van het handelsbeleid, zodat alle leden van de WTO regelmatig worden getoetst en de bijeenkomsten van het Orgaan voor toetsing van het handelsbeleid zo efficiënt mogelijk en zo goed mogelijk voorbereid zijn. |
(6) |
Daarom is het passend als het standpunt dat namens de Unie in de WTO moet worden ingenomen vast te stellen dat de cycli van de toetsing van het handelsbeleid van de leden van de WTO met één jaar worden verlengd en dat het reglement van orde van het Orgaan voor toetsing van het handelsbeleid wordt gewijzigdom de toetsing te vergemakkelijken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie zal worden ingenomen, bestaat uit het zich aansluiten bij de consensus tot wijziging van punt C, onder ii), van bijlage 3 bij de WTO-Overeenkomst teneinde de cycli van de toetsing van het handelsbeleid van de leden van de WTO met één jaar te verlengen. De toetsingscycli in punt C, onder ii), van bijlage 3 bij de WTO-Overeenkomst hangen af van het aandeel in de wereldhandel en duren thans twee, vier of zes jaar. Zij zullen worden vervangen door cycli van respectievelijk drie, vijf of zeven jaar.
Dit standpunt wordt door de Commissie tot uitdrukking gebracht tijdens de komende bijeenkomst van de Algemene Raad.
Artikel 2
Het standpunt dat namens de Unie in het Orgaan voor toetsing van het handelsbeleid zal worden ingenomen, bestaat uit het zich aansluiten bij de consensus om het reglement van orde van het Orgaan voor toetsing van het handelsbeleid te wijzigen zoals voorgesteld in document WT/RD/TPR/745.
Dit standpunt wordt door de Commissie ingenomen tijdens een komende bijeenkomst van het Orgaan voor toetsing van het handelsbeleid.
Artikel 3
Na de vaststelling ervan wordt de wijziging van punt C, onder ii), van bijlage 3 bij de WTO-Overeenkomst, zoals daarvan door de WTO kennisgeving wordt gedaan, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 11 mei 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
C. CARDONA
13.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/73 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/818 VAN DE RAAD
van 11 mei 2017
tot vaststelling van een aanbeveling ter verlenging van het tijdelijke toezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden waarbij de algemene werking van het Schengengebied in gevaar komt
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (1), en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 12 mei 2016 heeft de Raad overeenkomstig artikel 29 van de Schengengrenscode op voorstel van de Commissie een uitvoeringsbesluit vastgesteld tot vaststelling van een aanbeveling inzake tijdelijk toezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden waarbij de algemene werking van het Schengengebied in gevaar komt. |
(2) |
De Raad heeft vijf Schengenlanden (Denemarken, Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Noorwegen) aanbevolen om het evenredige, tijdelijke binnengrenstoezicht aan een beperkt aantal delen van hun binnengrens gedurende een periode van aanvankelijk zes maanden te handhaven, teneinde een antwoord te bieden op de ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in die landen ten gevolge van tekortkomingen bij het toezicht aan de buitengrenzen in Griekenland en de daarop volgende secundaire bewegingen van irreguliere migranten die via Griekenland het Schengengebied binnenkomen en naar andere Schengenlanden doorreizen. De Raad heeft deze periode op voorstel van de Commissie tweemaal verlengd, op 11 november 2016 en op 7 februari 2017, telkens met een periode van drie maanden. |
(3) |
Krachtens de artikelen 25 en 29 van de Schengengrenscode kan de periode die aanvankelijk in de aanbeveling van de Raad was vastgesteld, worden verlengd indien de uitzonderlijke omstandigheden aanhouden. |
(4) |
Op grond van de aanbevelingen van 11 november 2016 en 7 februari 2017 moesten de betrokken Schengenlanden maandelijks verslag bij de Commissie uitbrengen over de resultaten van het uitgevoerde grenstoezicht en, indien van toepassing, over de beoordeling van de vraag of dit nog steeds noodzakelijk was. Alle betrokken Schengenlanden hebben dergelijke verslagen bij de Commissie ingediend. Uit deze verslagen blijkt dat het grenstoezicht overeenkomstig de in de aanbeveling vastgestelde voorwaarden is uitgevoerd. Ook wordt bevestigd dat de situatie in die landen stabiliseert wat betreft het aantal weigeringen van toegang en het aantal ontvangen asielaanvragen gedurende de tijd dat het toezicht actief was. |
(5) |
Niettegenstaande deze vooruitgang is nog steeds niet volledig voldaan aan de in het stappenplan „Terug naar Schengen” vastgestelde voorwaarden om alle binnengrenscontroles op te heffen en de normale werking van het Schengengebied te herstellen. Ondanks de huidige vorderingen en de aanzienlijke, door Griekenland in 2016 verwezenlijkte verbetering van het beheer van de buitengrenzen en de uitvoering door Griekenland van de na het onaangekondigde controlebezoek van 2015 uitgebrachte aanbevelingen, verkeert bovendien nog steeds een omvangrijk aantal irreguliere migranten in Griekenland en langs de Westelijke Balkanroute. Het risico van irreguliere secundaire bewegingen van die migranten binnen het Schengengebied is nog steeds aanwezig. |
(6) |
De Commissie heeft in haar mededeling „Terug naar Schengen — Een stappenplan” de verschillende beleidsmaatregelen die moeten worden ingevoerd om de werking van het Schengengebied volledig te herstellen, in kaart gebracht. Het Europees Grens- en kustwachtagentschap wordt momenteel operationeel gemaakt. Er zijn echter nog verdere bijdragen van lidstaten vereist om in alle benodigde middelen te voorzien en ervoor te zorgen dat het Agentschap zijn taak, het beveiligen van de buitengrenzen van de Unie, ten volle kan vervullen. Er zijn nog geen aanbevelingen gedaan naar aanleiding van de eerste kwetsbaarheidsbeoordelingen. Over de statusovereenkomst met Servië wordt momenteel onderhandeld. |
(7) |
Na ruim een jaar levert de tenuitvoerlegging van de verklaring EU-Turkije van 18 maart 2016 nog steeds concrete resultaten op, zoals is bevestigd in het vijfde voortgangsverslag. (2) Het aantal aankomende migranten is echter nog steeds groter dan het aantal migranten dat vanuit Griekenland naar Turkije terugkeert, waardoor de Griekse eilanden onder nog meer druk komen te staan. Er is nog steeds vooruitgang nodig inzake andere onderdelen van de verklaring. De tenuitvoerlegging van de verklaring moet derhalve voortdurend worden gemonitord. Hetzelfde geldt voor de situatie op de Westelijke Balkanroute en de tenuitvoerlegging van de verklaring van de topbijeenkomst inzake de Westelijke Balkanroute. |
(8) |
De uitzonderlijke omstandigheden die een ernstige bedreiging voor de openbare orde en de binnenlandse veiligheid vormen en de algemene werking van het Schengengebied in gevaar brengen, blijven dus voortduren. |
(9) |
Gezien het bovenstaande lijkt het gerechtvaardigd om als uiterste middel toestemming te verlenen voor een verdere, laatste verlenging van het tijdelijke toezicht aan de betrokken binnengrenzen door de Schengenlanden die momenteel dergelijk toezicht uitvoeren, namelijk de lidstaten Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en Zweden en het geassocieerde land Noorwegen, overeenkomstig artikel 29 van de Schengengrenscode. |
(10) |
De Raad neemt nota van de aanbeveling van de Commissie inzake evenredige politiecontroles en politiële samenwerking in het Schengengebied, die tevens zou bijdragen tot een stapsgewijze afschaffing van het tijdelijke binnengrenstoezicht, met als doel zo snel mogelijk al het binnengrenstoezicht op te heffen en de normale werking van het Schengengebied te herstellen, door met het oog op een passende aanpak van ernstige bedreigingen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid voorrang te geven aan politiecontroles. De Raad neemt er nota van dat de Commissie de Schengenlanden aanbeveelt de aanbevolen maatregelen zo snel mogelijk en binnen uiterlijk zes maanden ten uitvoer leggen. |
(11) |
Op basis van een raming van de tijd die nodig is voor de uitvoering van de maatregelen die zijn getroffen voor de passende bescherming van de buitengrenzen van de EU en de passende beveiliging van het Schengengebied, zou de verlenging niet meer mogen bedragen dan zes maanden na de datum waarop dit uitvoeringsbesluit wordt vastgesteld. |
(12) |
De lidstaten die besluiten om op grond van dit uitvoeringsbesluit het binnengrenstoezicht te verlengen, zouden de andere lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie daarvan in kennis moeten stellen. |
(13) |
Alvorens voor dit grenstoezicht te kiezen, zouden de betrokken lidstaten moeten onderzoeken of er, om de geconstateerde dreiging doeltreffend af te wenden, geen andere maatregelen dan grenscontroles kunnen worden getroffen, die het vrije verkeer van personen en goederen in mindere mate hinderen. De Commissie roept in haar aanbeveling inzake evenredige politiecontroles en politiële samenwerking in het Schengengebied de Schengenlanden ertoe op doeltreffender gebruik te maken van hun politiële bevoegdheden op hun hele grondgebied, met inbegrip van het grensgebied, en op de belangrijkste verkeersverbindingen, en voorrang te geven aan politiecontroles. In afwachting van de tenuitvoerlegging van die aanbeveling van de Commissie zouden de betrokken Schengenlanden in hun kennisgevingen informatie moeten verstrekken over het resultaat van de afweging inzake de meest geschikte instrumenten en de redenen waarom zij kiezen voor grenstoezicht als uiterste middel. |
(14) |
Het grenstoezicht op grond van dit uitvoeringsbesluit zou alleen mogen worden uitgevoerd voor zover dat nodig is, en de intensiteit ervan zou tot het strikt noodzakelijke moeten worden beperkt en aan de omstandigheden moeten worden aangepast. Bijgevolg is het denkbaar dat een verdere afname van de stroom zou moeten leiden tot opschorting van het toezicht aan bepaalde delen van de grens. Om de baten van het grenstoezicht te optimaliseren en de negatieve effecten ervan op het vrije verkeer te beperken, zou alleen gericht toezicht mogen worden uitgevoerd, op basis van voortdurend geactualiseerde risicoanalyse en inlichtingen. De Schengenlanden die gevolgen ondervinden van dit toezicht aan de betrokken delen van de grens, zouden in de gelegenheid moeten worden gesteld regelmatig hun mening te geven over de noodzaak ervan; het Schengenland dat tot herinvoering van dit toezicht heeft besloten, zou deze meningen in aanmerking moeten nemen wanneer het de noodzaak van het toezicht onderzoekt en evalueert, met als doel het toezicht geleidelijk te beperken. |
(15) |
Stipt op het einde van elke maand waarin dit uitvoeringsbesluit is uitgevoerd, zou een volledig verslag over de resultaten van het toezicht aan de Commissie en de Raad moeten worden gestuurd, zo nodig met een beoordeling van de vraag of dat toezicht nog steeds noodzakelijk is. Dat verslag zou de volgende informatie moeten bevatten: het totale aantal gecontroleerde personen, het totale aantal toegangsweigeringen op basis van de controles, het totale aantal terugkeerbesluiten dat naar aanleiding van de controles is genomen, en het totale aantal asielaanvragen dat is ingediend aan de binnengrens waar de controles worden uitgevoerd. |
(16) |
De Raad neemt er nota van dat de Commissie heeft aangekondigd nauwlettend toezicht te zullen houden op de toepassing van dit uitvoeringsbesluit, |
BEVEELT AAN:
1. |
Denemarken, Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Noorwegen verlengen het evenredige, tijdelijke binnengrenstoezicht met ten hoogste zes maanden, te rekenen vanaf de dag waarop dit uitvoeringsbesluit wordt vastgesteld, aan de volgende binnengrenzen:
|
2. |
Alvorens tot een verdere verlenging van het toezicht op basis van deze aanbeveling te besluiten, zouden de betrokken lidstaten met de relevante lidstaat of lidstaten van gedachten moeten wisselen om te waarborgen dat het binnengrenstoezicht slechts plaatsvindt waar dat noodzakelijk en evenredig wordt geacht. De betrokken lidstaten zouden tevens moeten waarborgen dat het binnengrenstoezicht alleen wordt uitgevoerd als uiterste middel, indien met alternatieve maatregelen niet dezelfde resultaten kunnen worden bereikt, en slechts aan die delen van de binnengrenzen waar dat noodzakelijk en evenredig wordt geacht, in overeenstemming met de Schengengrenscode. Indien daarmee dezelfde resultaten op het gebied van veiligheid worden bereikt, zou voorrang moeten worden gegeven aan het gebruik van politiële bevoegdheden, aangezien die maatregel minder gevolgen heeft voor het vrije verkeer van personen en goederen. De betrokken lidstaten zouden de andere lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie hiervan in kennis moeten stellen. |
3. |
Het grenstoezicht zou steeds gericht moeten zijn, moeten berusten op voortdurend geactualiseerde risicoanalyse en inlichtingen, en wat betreft toepassingsgebied, frequentie, locatie en tijd moeten worden beperkt tot wat strikt noodzakelijk is om de ernstige dreiging af te wenden en de openbare orde en de binnenlandse veiligheid te waarborgen. De lidstaat die op grond van dit uitvoeringsbesluit binnengrenstoezicht uitvoert, zou de noodzaak, frequentie, locatie en tijd daarvan wekelijks moeten evalueren, de intensiteit van het toezicht moeten aanpassen aan het dreigingsniveau, het toezicht geleidelijk moeten beëindigen wanneer dat passend is en stipt elke maand verslag moeten uitbrengen aan de Commissie en de Raad. |
Gedaan te Brussel, 11 mei 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
C. CARDONA
(1) PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1.
(2) Vijfde verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad over de vooruitgang bij de uitvoering van de verklaring EU-Turkije (COM(2017) 204 final van 2 maart 2017).
13.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/76 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/819 VAN DE COMMISSIE
van 12 mei 2017
tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 betreffende beschermende maatregelen in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde lidstaten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 3331)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,
Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 van de Commissie (3) is vastgesteld naar aanleiding van uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5 in een aantal lidstaten („de betrokken lidstaten”) en de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (4). |
(2) |
In Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 is bepaald dat de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden ten minste de gebieden moeten omvatten die in de lijst van de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit als beschermings- en toezichtsgebieden zijn opgenomen. In Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 is ook vastgelegd dat de maatregelen die overeenkomstig artikel 29, lid 1, en artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG in de beschermings- en toezichtsgebieden moeten worden toegepast, ten minste tot de in de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit voor die gebieden opgegeven data worden gehandhaafd. |
(3) |
De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 is daarna gewijzigd bij de Uitvoeringsbesluiten (EU) 2017/417 (5), (EU) 2017/554 (6), (EU) 2017/696 (7) en (EU) 2017/780 (8) van de Commissie teneinde rekening te houden met wijzigingen in de overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden naar aanleiding van nieuwe uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5 in de Unie. Daarnaast is Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/696 teneinde regels vast te stellen met betrekking tot de verzending van zendingen eendagskuikens uit de in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 opgenomen gebieden, naar aanleiding van bepaalde verbeteringen van de epidemiologische situatie met betrekking tot dat virus in de Unie. |
(4) |
Hoewel de epidemiologische situatie in de Unie betreffende hoogpathogene aviaire influenza aanzienlijk verbeterd is, heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie sinds de datum waarop Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/780 is gewijzigd in kennis gesteld van nieuwe uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5 in bedrijven buiten de gebieden die op dit ogenblik in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 voor die lidstaat zijn opgenomen. Het Verenigd Koninkrijk heeft ook aangegeven dat het de krachtens Richtlijn 2005/94/EG vereiste noodzakelijke maatregelen heeft genomen, waaronder de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden rond die nieuwe uitbraken. |
(5) |
De Commissie heeft de door het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG naar aanleiding van de recentste uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5 in die lidstaat genomen maatregelen bestudeerd en heeft geconstateerd dat de grenzen van de door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden op voldoende afstand liggen van de bedrijven waar een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5 is bevestigd. |
(6) |
Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moeten op het niveau van de Unie en in samenwerking met het Verenigd Koninkrijk de in die lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG ingestelde nieuwe beschermings- en toezichtsgebieden snel worden vastgesteld. De gebieden die voor die lidstaat in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 zijn opgenomen, moeten daarom worden gewijzigd. |
(7) |
De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 moet derhalve worden gewijzigd om de regionalisering op het niveau van de Unie bij te werken, de nieuwe, overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden op te nemen en de duur van de daarin geldende beperkingen aan te geven. |
(8) |
Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 12 mei 2017.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.
(3) Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 van de Commissie van 9 februari 2017 betreffende beschermende maatregelen in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde lidstaten (PB L 36 van 11.2.2017, blz. 62).
(4) Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).
(5) Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/417 van de Commissie van 7 maart 2017 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 betreffende beschermende maatregelen in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde lidstaten (PB L 63 van 9.3.2017, blz. 177).
(6) Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/554 van de Commissie van 23 maart 2017 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 betreffende beschermende maatregelen in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde lidstaten (PB L 79 van 24.3.2017, blz. 15).
(7) Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/696 van de Commissie van 11 april 2017 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 betreffende beschermende maatregelen in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde lidstaten (PB L 101 van 13.4.2017, blz. 80).
(8) Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/780 van de Commissie van 3 mei 2017 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 betreffende beschermende maatregelen in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde lidstaten (PB L 116 van 5.5.2017, blz. 30).
BIJLAGE
De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/247 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Deel A wordt als volgt gewijzigd: de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt vervangen door: „Lidstaat: Verenigd Koninkrijk
|
2) |
Deel B wordt als volgt gewijzigd: de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt vervangen door: „Lidstaat: Verenigd Koninkrijk
|
AANBEVELINGEN
13.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/79 |
AANBEVELING (EU) 2017/820 VAN DE COMMISSIE
van 12 mei 2017
inzake evenredige politiecontroles en politiële samenwerking in het Schengengebied
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Wanneer zich in een ruimte zonder binnengrenstoezicht een grensoverschrijdende bedreiging voordoet van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in die ruimte, is het noodzakelijk gezamenlijk op te treden. Wil een dergelijke ruimte naar behoren functioneren, dan is het niet voldoende dat het EU-acquis op eenvormige wijze wordt toegepast, maar moeten de lidstaten hun bevoegdheden ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de waarborging van de binnenlandse veiligheid ook uitoefenen overeenkomstig de doelstellingen van het Schengenacquis. Voor de goede werking van het Schengengebied is het van belang dat niet alleen wordt nagegaan hoe de lidstaten hun buitengrenzen beheren, maar ook hoe zij hun politiële bevoegdheden uitoefenen op hun hele grondgebied, met inbegrip van de grensgebieden. |
(2) |
In 2012 heeft de Commissie voor de lidstaten richtsnoeren inzake politiële maatregelen in de binnengrenszones uitgevaardigd in een bijlage bij het eerste halfjaarlijks verslag over het functioneren van het Schengengebied (1). Deze richtsnoeren dienen op basis van de ervaring van de laatste drie jaar te worden herzien. Daartoe strekt de onderhavige aanbeveling, die voortbouwt op de kennis die bij het aanpakken van bedreigingen van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid is opgedaan en op goede praktijken bij de uitoefening van politiële bevoegdheden en grensoverschrijdende politiële samenwerking, relevante rechtspraak over de politiecontroles, tot dusver verrichte Schengenevaluaties inzake politiële samenwerking en nieuwe mogelijkheden die voortvloeien uit technologische ontwikkelingen. |
(3) |
Overeenkomstig Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (2) mag de afwezigheid van grenstoezicht aan de binnengrenzen geen afbreuk doen aan de uitoefening van de politiebevoegdheid door de bevoegde nationale instanties van de lidstaten, voor zover de uitoefening van de politiebevoegdheid niet hetzelfde effect heeft als grenscontroles. De uitoefening van de politiebevoegdheid dient met name niet te worden geacht hetzelfde effect te hebben als de uitoefening van grenscontroles indien de politiële maatregelen grenstoezicht niet tot doel hebben, gebaseerd zijn op algemene politie-informatie en -ervaring met betrekking tot mogelijke bedreigingen van de openbare veiligheid en met name bedoeld zijn ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, worden gepland en uitgevoerd op een manier die duidelijk verschilt van de systematische controles van personen aan de buitengrenzen en op basis van controles ter plaatse worden uitgevoerd. In het licht van het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Adil (3) gaat het noch om een cumulatieve noch om een uitputtende lijst van criteria, wat betekent dat deze criteria niet zodanig mogen worden opgevat dat enkel de politiële maatregelen die daaraan voldoen, in grensgebieden zijn toegestaan (4). |
(4) |
Het bepaalde in artikel 23 van Verordening (EU) 2016/399 en de formulering van artikel 72 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bevestigen dat de afschaffing van binnengrenstoezicht geen afbreuk heeft gedaan aan de prerogatieven van de lidstaten met betrekking tot de handhaving van de openbare orde en de waarborging van de binnenlandse veiligheid. |
(5) |
Politiële bevoegdheden die van toepassing zijn op het gehele grondgebied van een lidstaat zijn verenigbaar met het recht van de Unie. Bijgevolg mogen de lidstaten in het kader van de politiële bevoegdheden die overeenkomstig nationaal recht van toepassing zijn op het gehele grondgebied, ook politiecontroles verrichten in de grensgebieden, met inbegrip van de gebieden aan de binnengrenzen. |
(6) |
In de huidige omstandigheden, waarin sprake is van bedreigingen van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in verband met terrorisme en andere zware grensoverschrijdende criminaliteit alsook van risico's van secundaire bewegingen van personen die de buitengrenzen op irreguliere wijze hebben overschreden, kan het noodzakelijk en gerechtvaardigd worden geacht de politiecontroles op het gehele grondgebied van de lidstaten, ook in grensgebieden, te intensiveren en langs de belangrijkste vervoersverbindingen, zoals snelwegen en spoorwegen, politiecontroles te verrichten. Zowel het besluit tot dergelijke controles als de vaststelling van de locatie en de intensiteit daarvan blijven een zaak van de lidstaten en dienen te allen tijde evenredig te zijn aan de geconstateerde bedreigingen. Dergelijke controles kunnen doeltreffender blijken te zijn dan binnengrenstoezicht, met name omdat zij flexibeler zijn dan statische grenscontroles bij specifieke grensdoorlaatposten en gemakkelijker kunnen worden aangepast aan veranderende risico's. |
(7) |
In grensgebieden kunnen zich specifieke risico's inzake grensoverschrijdende criminaliteit voordoen en kan er tevens vaker sprake zijn van bepaalde strafbare feiten die ook op de rest van grondgebied worden gepleegd, zoals inbraak, voertuigdiefstal, drugshandel, niet-toegestane secundaire bewegingen van onderdanen van derde landen, migrantensmokkel en mensenhandel. Het risico dat de regels inzake de wettigheid van verblijf op het grondgebied worden geschonden, zou in grensgebieden ook groter kunnen zijn. Rekening houdend met deze risico's, kunnen de lidstaten besluiten om in grensgebieden politiecontroles te verrichten en te intensiveren die in overeenstemming zijn met de specifieke risico's van die gebieden, mits deze maatregelen niet hetzelfde effect hebben als grenscontroles. |
(8) |
Moderne technologieën voor de controle van verkeersstromen, met name op door de lidstaten aangewezen snelwegen en andere belangrijke wegen, kunnen van cruciaal belang zijn voor de aanpak van bedreigingen van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid. Uit dat oogpunt zou het gebruik van controle- en bewakingssystemen voor automatische kentekenplaatherkenning voor rechtshandhavingsdoeleinden moeten worden aangemoedigd, mits de toepasselijke regels voor camerabewaking, met inbegrip van gegevensbeschermingswaarborgen, in acht worden genomen. Dit zou kunnen helpen om de belangrijkste Europese vervoerscorridors, waarlangs aanzienlijke aantallen reizigers en voertuigen zich binnen de Unie verplaatsen, zonder onevenredige gevolgen voor de verkeersstroom te bewaken. |
(9) |
Alleen wanneer politiële bevoegdheden overeenkomstig nationale wetgeving specifiek beperkt zijn tot grensgebieden en ook zonder concrete verdenkingen gepaard gaan met identiteitscontroles, moeten de lidstaten voorzien in een specifiek kader om te waarborgen dat deze politiecontroles niet neerkomen op maatregelen die hetzelfde effect hebben als grenscontroles. Hoewel het Hof van Justitie in het arrest-Melki (5) heeft erkend dat het de lidstaten is toegestaan voor binnengrensgebieden dergelijke specifieke politiële bevoegdheden, op basis waarvan enkel op die delen van het grondgebied grondiger identiteitscontroles kunnen worden verricht, te verlenen, bepaalde het dat de lidstaten moeten voorzien in specifieke bepalingen met betrekking tot de intensiteit en de frequentie van dergelijke controles. Als een controle losstaat van het gedrag van de gecontroleerde persoon en van specifieke omstandigheden of informatie waarvan een risico voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid uitgaat, moeten de lidstaten bovendien voorzien in het noodzakelijke kader dat de feitelijke uitoefening van die controle stuurt, om te voorkomen dat dergelijke politiële maatregelen hetzelfde effect hebben als grenscontroles. |
(10) |
Gedurende de laatste drie jaar heeft een aantal lidstaten de politiecontroles in de grensgebieden geïntensiveerd in verband met de toegenomen bedreigingen van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid (Oostenrijk, België, Tsjechië, Duitsland, Denemarken, Nederland, Frankrijk, Italië, Slovenië en Zwitserland). Deze controles waren soms gericht op specifieke vervoersmiddelen, zoals treinen, of specifieke grensgebieden. In dit verband wordt ook steeds ruimer gebruik gemaakt van technologische middelen. De Commissie heeft de rechtmatigheid van geen van deze gevallen betwist. Een aantal van deze gevallen strekt tot voorbeeld waar het gaat om het aanpakken van aanhoudende toegenomen bedreigingen van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid. |
(11) |
Krachtens Verordening (EU) 2016/399 kan enkel in uitzonderlijke omstandigheden het grenstoezicht opnieuw worden ingevoerd, als uiterste middel. In dat verband moedigde Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/246 van de Raad (6) de lidstaten nadrukkelijk aan om te onderzoeken of met politiecontroles niet dezelfde resultaten zouden kunnen worden geboekt als met tijdelijk toezicht aan de binnengrenzen, alvorens dergelijk toezicht in te voeren of te verlengen. |
(12) |
Hoewel het in bepaalde omstandigheden van meet af aan duidelijk kan zijn dat politiecontroles alleen niet voldoende zijn om de geconstateerde bedreigingen van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid aan te pakken (bv. bij het zoeken naar specifieke verdachten na een terroristische aanslag), kunnen in andere gevallen soortgelijke doelstellingen als die van tijdelijke herinvoering van binnengrenstoezicht worden nagestreefd door middel van grondiger politiecontroles in grensgebieden. Enerzijds zouden er, voordat wordt besloten tot tijdelijke herinvoering van binnengrenstoezicht, in beginsel dan ook alternatieve maatregelen moeten worden beoordeeld. Met name bij het besluiten tot tijdelijke herinvoering van binnengrenstoezicht in verband met voorzienbare gebeurtenissen zouden de lidstaten moeten aantonen dat een dergelijke beoordeling is verricht. Anderzijds kan, in specifieke gevallen van spoedeisende en ernstige bedreigingen van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid, op het niveau van de ruimte zonder binnengrenstoezicht of op nationaal niveau, de tijdelijke herinvoering van binnengrenstoezicht onmiddellijk noodzakelijk zijn. |
(13) |
Deze aanbeveling moedigt de lidstaten aan om beter gebruik te maken van hun politiële bevoegdheden en om voorrang te geven aan politiecontroles alvorens te besluiten tot de tijdelijke herinvoering van binnengrenstoezicht. |
(14) |
Ongeacht welke maatregel een lidstaat neemt om een specifieke bedreiging voor zijn openbare orde of binnenlandse veiligheid aan te pakken, zou hij moeten waarborgen dat de tenuitvoerlegging van die maatregel geen belemmeringen voor het vrije verkeer van de burgers en goederen meebrengt die niet noodzakelijk zijn, niet worden gerechtvaardigd door en niet evenredig zijn aan die bedreigingen voor zijn openbare orde of binnenlandse veiligheid, en dat de grondrechten en met name het beginsel van non-discriminatie volledig worden geëerbiedigd. |
(15) |
De ruimte zonder binnengrenstoezicht is ook afhankelijk van de doelmatige en doeltreffende toepassing door de lidstaten van begeleidende maatregelen inzake grensoverschrijdende politiële samenwerking. De Schengenevaluaties die tot dusver zijn uitgevoerd op het gebied van politiële samenwerking, hebben uitgewezen dat de lidstaten over het algemeen rechtens wel aan het Schengenacquis voldoen, maar er een aantal belemmeringen is voor het praktische gebruik van bepaalde instrumenten voor grensoverschrijdende politiële samenwerking die ter beschikking van de lidstaten staan. De lidstaten zouden derhalve moeten worden aangemoedigd om deze belemmeringen weg te nemen, zodat zij grensoverschrijdende bedreigingen beter kunnen aanpakken. |
(16) |
Gezamenlijke politiepatrouilles en andere bestaande instrumenten voor operationele politiële samenwerking dragen bij tot de binnenlandse veiligheid in de ruimte zonder binnengrenstoezicht. Zo is het bijvoorbeeld duidelijk dat gezamenlijke patrouilles in grensoverschrijdende treinen de veiligheid vergroten doordat ermee wordt voorkomen dat de controle-inspanningen die aan ene kant van de grens worden geleverd, worden ondermijnd doordat zij niet gepaard gaan met soortgelijke inspanningen aan andere kant van de grens. Een aantal lidstaten heeft praktijken vastgesteld die het gemakkelijker of mogelijk maken gezamenlijke politiële operaties te verrichten (zoals de gezamenlijke politiebureaus die Duitsland en Polen met name voor gezamenlijke patrouilles en andere operaties aan hun grens hebben ingericht, de microteams die zijn opgericht voor gezamenlijk onderzoek aan de Oostenrijks-Tsjechische grens, gezamenlijke treinpatrouilles in Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, Italië en Hongarije, en de aanwerving door de Duitse politie van onderdanen van andere lidstaten, met name voor het patrouilleren in de grensregio's). Andere lidstaten zouden moeten worden aangemoedigd deze goede praktijken over te nemen. |
(17) |
Gezamenlijke dreigingsanalyse en grensoverschrijdende informatie-uitwisseling tussen lidstaten die grensregio's delen, kunnen bijdragen tot het ontwerpen van doelmatige politiecontroles voor het aanpakken van de geconstateerde dreigingen. Dit soort samenwerking kan betrekking hebben op de risico's van specifieke grensoverschrijdende verkeersverbindingen, alsook op specifieke vervoersmiddelen die vaak worden gebruikt bij criminele activiteiten, zodat er vóór de grensgebieden al gerichte politiecontroles kunnen worden uitgevoerd. Dergelijke politiecontroles kunnen een gezamenlijk instrument zijn voor het afwenden van de bedreigingen van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid waarmee de betrokken lidstaten te maken hebben. Het is dan ook belangrijk om de lidstaten aan te moedigen om hun grensoverschrijdende samenwerking verder te ontwikkelen. |
(18) |
Ter versterking van de grensoverschrijdende politiële samenwerking kunnen de lidstaten de Commissie verzoeken om ondersteuning bij de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling. Dergelijke ondersteuning kan bijvoorbeeld praktijkmensen en beleidsmakers van de lidstaten helpen beste praktijken uit te wisselen en de samenwerking tussen de lidstaten en de betrokken agentschappen (Europol en de Europese grens- en kustwacht) verbeteren. Ook kan deze ondersteuning bijdragen tot de verdere verbetering van structuren voor grensoverschrijdende samenwerking, zoals de centra voor politiële en douanesamenwerking. Voorts zal de Commissie ondersteuning verlenen voor het bijwerken, op basis van input van de lidstaten, van de Schengencatalogus van 2011 (7), waarin onder meer beste praktijken op het gebied van operationele grensoverschrijdende politiële samenwerking worden vastgesteld, en van de nationale fiches van het handboek grensoverschrijdende operaties (8). |
(19) |
Zoals de recente migratiecrisis heeft uitgewezen, kunnen ongecontroleerde secundaire bewegingen van irreguliere migranten een ernstige bedreiging van de openbare of de binnenlandse veiligheid vormen. De juiste toepassing van de bilaterale overnameovereenkomsten overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) kan van cruciaal belang zijn voor de aanpak van secundaire bewegingen van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. De bilaterale overeenkomsten kunnen ook helpen resultaten te boeken die vergelijkbaar zijn met die van gerichte controles aan de binnengrenzen wat betreft het aanpakken van bedreigingen van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid, en daarbij de gevolgen voor het vrije verkeer van bonafide reizigers beperken. Het is derhalve van belang dat de lidstaten de bilaterale overnameovereenkomsten doelmatig toepassen, met inachtneming van Aanbeveling (EU) 2017/432 van de Commissie (10). |
(20) |
De Commissie is van mening dat deze aanbeveling binnen een redelijke termijn ten uitvoer moet worden gelegd; de Commissie beveelt derhalve aan haar zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen zes maanden, ten uitvoer te leggen. |
(21) |
Deze aanbeveling zou ten uitvoer moeten worden gelegd met volledige eerbiediging van de grondrechten. |
(22) |
Deze aanbeveling zou gericht moeten zijn tot alle Schengenlanden die gebonden zijn aan titel III van Verordening (EU) 2016/399, |
HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:
Doeltreffender gebruik van politiecontroles
1. |
Teneinde de bedreigingen van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid binnen het Schengengebied doeltreffend af te wenden, zouden de lidstaten zo nodig en voor zover zulks overeenkomstig hun nationale recht gerechtvaardigd is:
|
Voorrang voor politiecontroles bij een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid
2. |
Als de lidstaten bij een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid overwegen hoofdstuk II van titel III van Verordening (EU) 2016/399 toe te passen, zouden zij eerst moeten nagaan of de situatie toereikend kan worden aangepakt met intensieve politiecontroles op het grondgebied, met inbegrip van de grensgebieden. |
Versterking van grensoverschrijdende politiële samenwerking
3. |
Ter versterking van de grensoverschrijdende politiële samenwerking bij het aanpakken van bedreigingen van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid, zouden de lidstaten:
|
Doeltreffend gebruik van bilaterale overnameovereenkomsten of -regelingen tussen lidstaten
4. |
Om te waarborgen dat politiecontroles en politiële samenwerking kunnen leiden tot de doeltreffende bestrijding van niet-toegestane secundaire bewegingen die een specifieke bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid vormen, zouden de lidstaten:
|
Gedaan te Brussel, 12 mei 2017.
Voor de Commissie
Dimitris AVRAMOPOULOS
Lid van de Commissie
(1) COM(2012) 230, verslag over de periode van 1 november 2011 tot en met 30 april 2012.
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2012:0230:FIN:NL:PDF
(2) Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
(3) Arrest van het Hof van Justitie van 19 juli 2012, zaak C-278/12 PPU, Adil, ECLI:EU:C:2012:508.
(4) Arrest in de zaak-Adil, ECLI:EU:C:2012:508, punt 65.
(5) Arrest van het Hof van Justitie van 22 juni 2010, Melki en Abdeli, gevoegde zaken C-188/10 en C-189/10, ECLI:EU:C:2010:363, punten 73 en 74.
(6) Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/246 van 7 februari 2017 tot vaststelling van een aanbeveling ter verlenging van het tijdelijke toezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden waarbij de algemene werking van het Schengengebied in gevaar komt (PB L 36 van 11.2.2017, blz. 59).
(7) Raadsdocument 15785/3/10 Rev 3.
(8) Raadsdocument 10505/4/09 Rev 4.
(9) Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
(10) Aanbeveling (EU) 2017/432 van de Commissie van 7 maart 2017 over het doeltreffender maken van terugkeer bij de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 66 van 11.3.2017, blz. 15).