ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 110

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
27 april 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Salomonseilanden inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/736 van de Commissie van 26 april 2017 tot wijziging van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat de goedkeuring van het Sloveense nationale bestrijdingsprogramma voor klassieke scrapie betreft ( 1 )

2

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/737 van de Commissie van 26 april 2017 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

4

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2017/738 van de Raad van 27 maart 2017 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de vooruitgang van de techniek, van bijlage II bij Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed, wat lood betreft ( 1 )

6

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/958 van de Commissie van 9 maart 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de technische regelingen voor objectieve presentatie van beleggingsaanbevelingen of andere informatie waarin beleggingsstrategieën worden aanbevolen of voorgesteld en ter openbaarmaking van specifieke belangen of indicaties van belangenverstrengeling ( PB L 160 van 17.6.2016 )

9

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

27.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/1


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Salomonseilanden inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Salomonseilanden inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf treedt op 1 mei 2017 in werking, aangezien de in artikel 8, lid 1, van de overeenkomst bedoelde procedure op 30 maart 2017 is voltooid.


VERORDENINGEN

27.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/2


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/736 VAN DE COMMISSIE

van 26 april 2017

tot wijziging van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat de goedkeuring van het Sloveense nationale bestrijdingsprogramma voor klassieke scrapie betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 3.1, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn voorschriften vastgesteld inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij runderen, schapen en geiten. Die verordening is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan.

(2)

Artikel 15 van Verordening (EG) nr. 999/2001 bepaalt dat voor het in de handel brengen of, in voorkomend geval, de uitvoer van runderen, schapen en geiten en het sperma, de embryo's en eicellen van die dieren de voorwaarden van bijlage VIII gelden. In bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 3.1, onder a), is bepaald dat een lidstaat die voor zijn gehele grondgebied een nationaal bestrijdingsprogramma voor klassieke scrapie („nationaal programma”) heeft, dat nationale programma ter goedkeuring aan de Commissie kan voorleggen. Krachtens punt 3.1, onder b), van die afdeling kan de Commissie dat nationale programma goedkeuren indien het voldoet aan de in punt 3.1, onder a), van die afdeling vermelde criteria. Punt 3.2 van die afdeling noemt de lidstaten waarvan de nationale programma's zijn goedgekeurd.

(3)

Op 13 september 2016 heeft Slovenië bij de Commissie een verzoek om goedkeuring van zijn nationale programma ingediend. Op 8 januari 2017 heeft Slovenië, na verzoeken om nadere informatie, een gewijzigd nationaal programma ingediend met verduidelijkingen en nadere informatie over bepaalde aspecten daarvan. Dat gewijzigde nationale programma moet worden goedgekeurd, aangezien het voldoet aan de criteria van bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 3.1, onder a), bij Verordening (EG) nr. 999/2001.

(4)

Bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, punt 3.2, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moet daarom worden gewijzigd teneinde Slovenië toe te voegen aan de lijst van lidstaten met goedgekeurde nationale programma's.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt hoofdstuk A, afdeling A, punt 3.2, vervangen door:

„3.2.

De nationale scrapiebestrijdingsprogramma's van de volgende lidstaten worden goedgekeurd:

Denemarken,

Slovenië.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 april 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.


27.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/737 VAN DE COMMISSIE

van 26 april 2017

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 april 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EG

288,4

MA

102,7

TR

122,6

ZZ

171,2

0707 00 05

TR

145,1

ZZ

145,1

0709 93 10

MA

78,6

TR

144,4

ZZ

111,5

0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28

EG

48,3

IL

80,6

MA

50,7

TR

41,8

ZZ

55,4

0805 50 10

EG

56,5

TR

67,0

ZZ

61,8

0808 10 80

AR

89,5

BR

113,5

CL

129,3

CN

147,6

NZ

149,9

US

116,7

ZA

83,1

ZZ

118,5

0808 30 90

AR

132,1

CL

135,1

CN

98,4

ZA

113,1

ZZ

119,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

27.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/6


RICHTLIJN (EU) 2017/738 VAN DE RAAD

van 27 maart 2017

tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de vooruitgang van de techniek, van bijlage II bij Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed, wat lood betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (1), en met name artikel 46, lid 1, onder b),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Richtlijn 2009/48/EG zijn voor speelgoed of bestanddelen daarvan migratielimieten vastgelegd voor een reeks elementen, waaronder lood, in droog, vloeibaar en afgekrabd speelgoedmateriaal. De migratielimieten voor lood bedragen voor het desbetreffende speelgoedmateriaal respectievelijk 13,5 mg/kg, 3,4 mg/kg en 160 mg/kg.

(2)

Die limieten zijn gebaseerd op de aanbevelingen die het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft gedaan in een verslag uit 2008 met als titel „Chemicals in Toys. A general methodology for assessment of chemical safety of toys with a focus on elements”. De aanbevelingen van het RIVM berustten op de conclusie dat de blootstelling van kinderen aan lood een bepaald niveau, de zogeheten „toelaatbare dagelijkse inname”, niet mag overschrijden. In het verslag werd een toelaatbare dagelijkse inname van 3,6 microgram per kilogram lichaamsgewicht vastgesteld als toxicologische referentiewaarde voor lood.

(3)

Aangezien kinderen ook uit andere bronnen dan speelgoed aan lood worden blootgesteld, dient slechts een bepaald percentage van de toxicologische referentiewaarde aan speelgoed te worden toegekend. In zijn advies over de „Assessment of the bioavailability of certain elements in toys”, uitgebracht op 22 juni 2004, deed het Wetenschappelijk Comité voor toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu (WCTEM) de aanbeveling dat hooguit 10 % van de maximaal toelaatbare inname van lood van speelgoed afkomstig mag zijn. In zijn advies over de „Evaluation of the Migration Limits for Chemical Elements in Toys”, uitgebracht op 1 juli 2010, sprak het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM) zich ervoor uit dat de inname van lood uit speelgoed niet meer dan 10 % van een op basis van toxicologische gegevens vastgelegde referentiewaarde mag bedragen. Aangezien lood als bijzonder toxisch wordt beschouwd, zijn de limieten voor lood in Richtlijn 2009/48/EG vastgesteld op de helft van de waarden die volgens de door het desbetreffende wetenschappelijke comité gehanteerde criteria als veilig worden beschouwd, om te garanderen dat er alleen sporen van lood aanwezig zijn die verenigbaar zijn met een goede fabricagepraktijk. Bijgevolg zijn de limieten voor lood in die richtlijn vastgesteld op 5 % van de toelaatbare dagelijkse inname, omschreven als de migratie van lood uit speelgoed.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (European Food Safety Authority — „EFSA”) heeft geconcludeerd dat er voor lood als toxisch metaal geen drempelwaarde is waaronder de blootstelling aan lood geen kritische gezondheidseffecten heeft. Reeds een geringe blootstelling aan lood kan neurotoxiciteit veroorzaken, namelijk schade aan het zenuwstelsel en de hersenen, in het bijzonder leerstoornissen. Volgens de door de EFSA gepubliceerde recente wetenschappelijke gegevens mag de toelaatbare dagelijkse inname derhalve niet langer als toxicologische referentiewaarde worden gehanteerd.

(5)

Volgens de EFSA moet als nieuwe toxicologische referentiewaarde voor de bepaling van de limieten voor lood de BMDL01 (benchmark dose limit — benchmarkdosislimiet) met betrekking tot neurologische effecten op de ontwikkeling worden gehanteerd. De BMDL01 is de onderste betrouwbaarheidsgrens (95e percentiel) van de benchmarkdosis, die staat voor 1 % extra risico op verminderde intelligentie bij kinderen, gemeten op de volledige schaal van IQ-scores, te weten een vermindering van het IQ met 1 punt op die schaal. De BMDL01 staat gelijk met een loodinname van 0,5 microgram per kilogram lichaamsgewicht per dag.

(6)

Het in het kader van het Europees Agentschap voor chemische stoffen opgerichte Comité risicobeoordeling deelde de opvatting van de EFSA dat de BMDL01 de maximaal toelaatbare blootstelling voor lood vormt. Aangezien het huidige gemiddelde bloedloodgehalte bij kinderen in Europa tot vier keer boven het maximaal toelaatbare blootstellingsniveau ligt en aangezien er geen drempelwaarde voor de neurologische effecten op de ontwikkeling kan worden bepaald, moet elke verdere blootstelling zo veel mogelijk worden vermeden.

(7)

In overeenstemming met de recentste wetenschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot de in het verslag van het RIVM uit 2008 gehanteerde methode voor de berekening van veilige limieten voor elementen in speelgoed en met toepassing van de in Richtlijn 2009/48/EG gevolgde benadering voor het beheer van de risico's van zeer toxische elementen zoals lood, moeten de in Richtlijn 2009/48/EG vastgelegde limieten voor lood in speelgoed worden herzien en met het oog op de bescherming van de gezondheid van kinderen worden bepaald op 5 % van de BMDL01.

(8)

In 2015 is een erratum bij het verslag van het RIVM uit 2008 gepubliceerd waarin wordt geopperd dat de hoeveelheden droog en vloeibaar speelgoedmateriaal die worden verondersteld door kinderen te worden opgenomen, waarop de aanbevelingen voor grenswaarden van het verslag van het RIVM uit 2008 zijn gebaseerd, in plaats van als dagelijkse hoeveelheden als wekelijkse hoeveelheden moeten worden uitgedrukt. Het WCGM heeft vervolgens gesteld dat de oorspronkelijk aanbevolen opnamehoeveelheden passend zijn en dat zij toch als dagelijkse hoeveelheden in plaats van als wekelijkse hoeveelheden moeten worden uitgedrukt; het WCGM heeft daarmee bevestigd dat de methode die in het verslag van het RIVM uit 2008 is gebruikt om veilige limieten voor elementen in speelgoed te berekenen, correct is. Derhalve moet de methode die in het verslag van het RIVM uit 2008 is gebruikt, verder worden toegepast om herziene limieten voor lood in speelgoed vast te stellen.

(9)

Richtlijn 2009/48/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Het bij artikel 47 van Richtlijn 2009/48/EG ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht over de in deze richtlijn vervatte maatregelen; de Commissie heeft bijgevolg een voorstel betreffende deze maatregelen ingediend bij de Raad en voorgelegd aan het Europees Parlement,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

In de tabel van punt 13 van deel III van bijlage II bij Richtlijn 2009/48/EG wordt de vermelding voor lood vervangen door:

„Lood

2,0

0,5

23”

Artikel 2

1.   De lidstaten stellen uiterlijk op 28 oktober 2018 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken ze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 28 oktober 2018.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ABELA


(1)  PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1.


Rectificaties

27.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/9


Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/958 van de Commissie van 9 maart 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de technische regelingen voor objectieve presentatie van beleggingsaanbevelingen of andere informatie waarin beleggingsstrategieën worden aanbevolen of voorgesteld en ter openbaarmaking van specifieke belangen of indicaties van belangenverstrengeling

( Publicatieblad van de Europese Unie L 160 van 17 juni 2016 )

Bladzijde 19, in artikel 6, lid 1, in de inleidende zin van dat lid en onder a) en b),

in plaats van:

„1.   Naast de in artikel 5 vereiste informatie nemen de in artikel 3, lid 1, punt 34, onder i), van Verordening (EU) nr. 596/2014 bedoelde personen en deskundigen in de aanbeveling de volgende informatie op over hun belangen en belangenverstrengeling met betrekking tot de uitgevende instelling waarop de aanbeveling direct of indirect betrekking heeft:

a)

als zij een netto long- of shortpositie bezitten die de drempel van 0,5 % van het totale uitgegeven aandelenkapitaal van de uitgevende instelling overschrijdt, berekend overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 236/2012 en de hoofdstukken III en IV van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 918/2012 van de Commissie (1), een verklaring daarover waarin wordt gespecificeerd of de nettopositie long of short is;

b)

als de uitgevende instelling deelnemingen aanhoudt van meer dan 5 % van hun totale uitgegeven aandelenkapitaal, een verklaring daarover;”

lezen:

„1.   Naast de in artikel 5 vereiste informatie nemen de in artikel 3, lid 1, punt 34, onder i), van Verordening (EU) nr. 596/2014 bedoelde personen en deskundigen in de aanbeveling de volgende informatie op over hun belangen en belangenverstrengeling met betrekking tot de uitgevende instelling waarop de aanbeveling direct of indirect betrekking heeft:

a)

als de betrokken persoon of deskundige een netto long- of shortpositie bezit die de drempel van 0,5 % van het totale uitgegeven aandelenkapitaal van de uitgevende instelling overschrijdt, berekend overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 236/2012 en de hoofdstukken III en IV van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 918/2012 van de Commissie (1), een verklaring daarover waarin wordt gespecificeerd of de nettopositie long of short is;

b)

als de deelnemingen van de uitgevende instelling in het totale uitgegeven aandelenkapitaal van de betrokken persoon of deskundige meer dan 5 % bedragen, een verklaring daarover;”.