ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 108

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
26 april 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2017/730 van de Raad van 25 april 2017 tot sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie

1

 

 

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/731 van de Commissie van 25 april 2017 tot wijziging van de modellen van veterinaire certificaten BOV-X, BOV-Y, BOV en OVI in de bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 206/2010, de modelcertificaten GEL, COL, RCG en TCG in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 en het modelcertificaat voor samengestelde producten in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012 wat betreft de voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën ( 1 )

7

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/732 van de Commissie van 25 april 2017 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

29

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2017/733 van de Raad van 25 april 2017 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot het Schengeninformatiesysteem in de Republiek Kroatië

31

 

*

Besluit (GBVB) 2017/734 van de Raad van 25 april 2017 tot wijziging van Besluit 2013/184/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Myanmar/Birma

35

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

26.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/1


BESLUIT (EU) 2017/730 VAN DE RAAD

van 25 april 2017

tot sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), v),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 juli 2013 heeft de Raad de Commissie gemachtigd uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) 1994 met bepaalde andere leden van de Wereldhandelsorganisatie onderhandelingen te openen in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie.

(2)

De Commissie heeft onderhandelingen gevoerd volgens de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren.

(3)

Die onderhandelingen zijn afgesloten, en op 12 juli 2016 vond de parafering plaats van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie (de „overeenkomst”).

(4)

De overeenkomst is namens de Europese Unie ondertekend op 25 november 2016, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een later tijdstip, overeenkomstig Besluit (EU) 2016/1995 van de Raad (2).

(5)

De overeenkomst moet worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie, wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die bevoegd is (zijn) om namens de Unie over te gaan tot de in de overeenkomst bedoelde kennisgeving, teneinde kenbaar te maken dat de Unie ermee instemt door de overeenkomst gebonden te zijn (3).

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 25 april 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

I. BORG


(1)  Het Europees Parlement heeft goedkeuring tot sluiting van de overeenkomst verleend op 15 maart 2017.

(2)  Besluit (EU) 2016/1995 van de Raad van 11 november 2016 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie (PB L 308 van 16.11.2016, blz. 1.

(3)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


26.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/3


OVEREENKOMST

in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie

A.   Brief van de Unie

Geachte heer,

Naar aanleiding van de onderhandelingen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 over de wijziging van de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie, doe ik hierbij het volgende voorstel:

De Europese Unie verwerkt in haar lijst van verbintenissen voor het douanegebied van de EU 28 de concessies die zijn opgenomen in de lijst van verbintenissen van de EU 27 met onderstaande wijzigingen:

 

Toevoeging van 4 766 ton aan het aan Brazilië toegewezen EU-tariefcontingent voor „Delen van hanen of kippen, bevroren”, tariefposten 0207.14.10, 0207.14.50 en 0207.14.70, en behoud van het huidige recht van 0 % binnen het contingent;

 

Toevoeging van 610 ton aan het aan Brazilië toegewezen EU-tariefcontingent voor „Delen van kalkoenen, bevroren”, tariefposten 0207.27.10, 0207.27.20 en 0207.27.80, en behoud van het huidige recht van 0 % binnen het contingent;

 

Toevoeging van 36 000 ton aan het erga-omnesdeel van het EU-tariefcontingent voor „Ruwe rietsuiker, bestemd om te worden geraffineerd”, tariefposten 1701.13.10 en 1701.14.10, en behoud van het huidige recht van 98 EUR/ton binnen het contingent;

 

Toevoeging van 78 000 ton aan het aan Brazilië toegewezen deel van het EU-tariefcontingent voor „Ruwe rietsuiker, bestemd om te worden geraffineerd”, tariefposten 1701.13.10 en 1701.14.10, en behoud van het huidige recht van 98 EUR/ton binnen het contingent.

Wat het aan Brazilië toegewezen deel van het EU-tariefcontingent voor „Ruwe rietsuiker, bestemd om te worden geraffineerd”, tariefposten 1701.13.10 en 1701.14.10, van 78 000 ton betreft, zal de Europese Unie ongeacht het vastgelegde recht van 98 EUR/ton binnen het contingent, autonoom de volgende rechten toepassen:

in de eerste zes jaar waarin dit volume beschikbaar is, een recht binnen het contingent van niet meer dan 11 EUR/ton, en

in het zevende jaar waarin dit volume beschikbaar is, een recht binnen het contingent van niet meer dan 54 EUR/ton.

De Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië stellen elkaar in kennis van de voltooiing van hun interne procedures voor de inwerkingtreding van de overeenkomst. De overeenkomst treedt in werking veertien dagen na de dag waarop de laatste kennisgeving wordt ontvangen.

U wordt vriendelijk verzocht te bevestigen dat uw regering met de inhoud van deze brief instemt. Ik heb de eer voor te stellen dat, indien het bovenstaande voor uw regering aanvaardbaar is, deze brief en uw bevestiging samen gelden als een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië.

Hoogachtend,

Съставено в Брюксел на

Hecho en Bruselas, el

V Bruselu dne

Udfærdiget i Bruxelles, den

Geschehen zu Brüssel am

Brüssel,

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις

Done at Brussels,

Fait à Bruxelles, le

Sastavljeno u Bruxellesu

Fatto a Bruxelles, addì

Briselē,

Priimta Briuselyje,

Kelt Brüsszelben,

Magħmul fi Brussell,

Gedaan te Brussel,

Sporządzono w Brukseli, dnia

Feito em Bruxelas,

Întocmit la Bruxelles,

V Bruseli

V Bruslju,

Tehty Brysselissä

Utfärdat i Bryssel den

Image

За Европейския съюз

Рог la Unión Europea

Za Evropskou Unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Za Europsku Uniju

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Image

B.   Brief van de Federale Republiek Brazilië

Geachte heer,

Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw brief van vandaag, welke als volgt luidt:

„Naar aanleiding van de onderhandelingen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 over de wijziging van de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie, doe ik hierbij het volgende voorstel:

De Europese Unie verwerkt in haar lijst van verbintenissen voor het douanegebied van de EU 28 de concessies die zijn opgenomen in de lijst van verbintenissen van de EU 27 met onderstaande wijzigingen:

 

Toevoeging van 4 766 ton aan het aan Brazilië toegewezen EU-tariefcontingent voor „Delen van hanen of kippen, bevroren”, tariefposten 0207.14.10, 0207.14.50 en 0207.14.70, en behoud van het huidige recht van 0 % binnen het contingent;

 

Toevoeging van 610 ton aan het aan Brazilië toegewezen EU-tariefcontingent voor „Delen van kalkoenen, bevroren”, tariefposten 0207.27.10, 0207.27.20 en 0207.27.80, en behoud van het huidige recht van 0 % binnen het contingent;

 

Toevoeging van 36 000 ton aan het erga-omnesdeel van het EU-tariefcontingent voor „Ruwe rietsuiker, bestemd om te worden geraffineerd”, tariefposten 1701.13.10 en 1701.14.10, en behoud van het huidige recht van 98 EUR/ton binnen het contingent;

 

Toevoeging van 78 000 ton aan het aan Brazilië toegewezen deel van het EU-tariefcontingent voor „Ruwe rietsuiker, bestemd om te worden geraffineerd”, tariefposten 1701.13.10 en 1701.14.10, en behoud van het huidige recht van 98 EUR/ton binnen het contingent.

Wat het aan Brazilië toegewezen deel van het EU-tariefcontingent voor „Ruwe rietsuiker, bestemd om te worden geraffineerd”, tariefposten 1701.13.10 en 1701.14.10, van 78 000 ton betreft, zal de Europese Unie ongeacht het vastgelegde recht van 98 EUR/ton binnen het contingent, autonoom de volgende rechten toepassen:

in de eerste zes jaar waarin dit volume beschikbaar is, een recht binnen het contingent van niet meer dan 11 EUR/ton, en

in het zevende jaar waarin dit volume beschikbaar is, een recht binnen het contingent van niet meer dan 54 EUR/ton.

De Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië stellen elkaar in kennis van de voltooiing van hun interne procedures voor de inwerkingtreding van de overeenkomst. De overeenkomst treedt in werking veertien dagen na de dag waarop de laatste kennisgeving wordt ontvangen.

U wordt vriendelijk verzocht te bevestigen dat uw regering met de inhoud van deze brief instemt. Ik heb de eer voor te stellen dat, indien het bovenstaande voor uw regering aanvaardbaar is, deze brief en uw bevestiging samen gelden als een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië.”

Ik heb de eer u mede te delen dat mijn regering met de inhoud van deze brief instemt.

Hoogachtend,

Fait à Bruxelles, le

Съставено в Брюксел на

Hecho en Bruselas, el

V Bruselu dne

Udfærdiget i Bruxelles, den

Geschehen zu Brüssel am

Brüssel,

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις

Done at Brussels,

Sastavljeno u Bruxellesu

Fatto a Bruxelles, addì

Briselē,

Priimta Briuselyje,

Kelt Brüsszelben,

Magħmul fi Brussell,

Gedaan te Brussel,

Sporządzono w Brukseli, dnia

Feito em Bruxelas,

Întocmit la Bruxelles,

V Bruseli

V Bruslju,

Tehty Brysselissä

Utfärdat i Bryssel den

Image

Pela República Federativa do Brasil

За Федеративна република Бразилия

Por la República Federativa de Brasil

Za Brazilskou Federativní republiku

For den Føderative Republik Brasilien

Für die Föderative Republik Brasilien

Brasiilia Liitvabariigi nimel

Για την Ομοσπονδιακή Δημοκρατία της Βραζιλίας

For the Federative Republic of Brazil

Pour la République fédérative du Brésil

Za Saveznu Republiku Brazil

Per la Repubblica federativa del Brasile

Brazīlijas Federatīvās Republikas vārdā –

Brazilijos Federacinės Respublikos vardu

A Brazil Szövetségi Köztársaság részéről

Għar-Repubblika Federattiva tal-Brażil

Voor de Federale Republiek Brazilië

W imieniu Federacyjnej Republiki Brazylii

Pentru Republica Federativă a Braziliei

Za Brazílsku federatívnu republiku

Za Federativno republiko Brazilijo

Brasilian liittotasavallan puolesta

För Förbundsrepubliken Brasilien

Image


VERORDENINGEN

26.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/731 VAN DE COMMISSIE

van 25 april 2017

tot wijziging van de modellen van veterinaire certificaten BOV-X, BOV-Y, BOV en OVI in de bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 206/2010, de modelcertificaten GEL, COL, RCG en TCG in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 en het modelcertificaat voor samengestelde producten in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012 wat betreft de voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 9, lid 2, onder b), en artikel 9, lid 4, onder b),

Gezien Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer door de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (2), en met name artikel 13, lid 1, onder e),

Gezien Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3), en met name artikel 16, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie (4) bevat onder meer de voorschriften inzake veterinaire certificering voor het binnenbrengen in de Unie van bepaalde zendingen levende dieren, met inbegrip van als landbouwhuisdier gehouden runderen, en zendingen voor menselijke consumptie bestemd vers vlees, met inbegrip van vers vlees van als landbouwhuisdier gehouden runderen, schapen en geiten.

(2)

Bijlage I, deel 2, bij Verordening (EU) nr. 206/2010 bevat een model van het veterinaire certificaat voor als landbouwhuisdier gehouden runderen (inclusief Bubalus, Bison en kruisingen daarvan) bestemd voor fok- en/of gebruiksdoeleinden na invoer (BOV-X) en een model van het veterinaire certificaat voor als landbouwhuisdier gehouden runderen (inclusief Bubalus, Bison en kruisingen daarvan) bestemd om na invoer onmiddellijk te worden geslacht (BOV-Y). Bijlage II, deel 2, bij die verordening bevat een model van het veterinaire certificaat voor vers vlees, met inbegrip van gehakt vlees, van als landbouwhuisdier gehouden runderen (inclusief Bison, Bubalus en kruisingen daarvan) (BOV) en een model van het veterinaire certificaat voor vers vlees, met inbegrip van gehakt vlees, van als landbouwhuisdier gehouden schapen (Ovis aries) en geiten (Capra hircus) (OVI). Die modellen van veterinaire certificaten omvatten garanties betreffende boviene spongiforme encefalopathie (BSE).

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie (5) bevat onder meer de voorschriften inzake veterinaire certificering voor het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong.

(4)

Deel III van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 bevat een modelcertificaat voor de invoer van gelatine bestemd voor menselijke consumptie (GEL), deel IV van die bijlage bevat een modelcertificaat voor de invoer van collageen bestemd voor menselijke consumptie (COL), deel V van die bijlage bevat een modelcertificaat voor de invoer van grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen bestemd voor menselijke consumptie (RCG), en deel VI van die bijlage bevat een modelcertificaat voor de invoer van behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen bestemd voor menselijke consumptie (TCG). Die modellen van veterinaire certificaten omvatten garanties betreffende BSE voor producten afkomstig van runderen, schapen en geiten.

(5)

Verordening (EU) nr. 28/2012 van de Commissie (6) bevat onder meer de voorschriften voor de gezondheidscertificering voor de invoer in en de doorvoer door de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde samengestelde producten.

(6)

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012 bevat het modelgezondheidscertificaat voor invoer in de Europese Unie van voor menselijke consumptie bestemde samengestelde producten. Dat modelgezondheidscertificaat omvat garanties betreffende BSE voor producten afkomstig van runderen, schapen en geiten.

(7)

Bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn voorschriften vastgesteld inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij runderen, schapen en geiten. Hoofdstuk B van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorwaarden voor de invoer in de Unie van runderen wat BSE betreft en hoofdstuk C van die bijlage bevat de voorwaarden voor de invoer in de Unie van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong van runderen, schapen en geiten wat BSE betreft.

(8)

Verordening (EG) nr. 999/2001 is gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1396 van de Commissie (8). Die wijziging zorgt onder meer voor verduidelijking van de regels in de hoofdstukken B en C van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001. Ook de vereiste dat op het etiket van runderkarkassen of delen van runderkarkassen een blauwe streep moet worden aangebracht wanneer de verwijdering van de wervelkolom niet vereist is, zoals bepaald in hoofdstuk C van bijlage IX bij die verordening, is gewijzigd. Deze wijziging houdt in dat op het etiket een rode streep moet worden aangebracht wanneer die verwijdering vereist is voor in de Unie ingevoerde producten van dierlijke oorsprong van runderen.

(9)

Bij Verordening (EG) nr. 999/2001, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1396, wordt met name de invoer toegestaan van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong van runderen, schapen en geiten uit derde landen met een verwaarloosbaar BSE-risico, zoals bepaald in bijlage IX, hoofdstuk C, afdeling B, ook wanneer die producten afgeleid zijn van grondstoffen afkomstig uit landen met een gecontroleerd of een onbepaald BSE-risico, op voorwaarde dat gespecificeerd risicomateriaal uit die grondstoffen is verwijderd.

(10)

De modellen van veterinaire certificaten BOV-X en BOV-Y in bijlage I, deel 2, en BOV en OVI in bijlage II, deel 2, bij Verordening (EU) nr. 206/2010, de modellen van veterinaire certificaten GEL, COL, RCG en TCG in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 en het modelgezondheidscertificaat voor invoer in de Unie van samengestelde producten in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012 moeten daarom worden gewijzigd om er de voorschriften in op te nemen inzake de invoer van runderen, van vers vlees van runderen, schapen en geiten, en van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong van runderen, schapen en geiten zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 999/2001 zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1396.

(11)

Verordening (EU) nr. 206/2010, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 en Verordening (EU) nr. 28/2012 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

In Verordening (EU) 2016/1396 is bepaald dat de wijzigingen die daarbij in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn aangebracht van toepassing zijn vanaf 1 juli 2017.

(13)

Ter voorkoming van de verstoring van de invoer in de Unie van zendingen van levende runderen, schapen en geiten, van vers vlees van als landbouwhuisdier gehouden runderen, schapen en geiten, van gelatine, collageen, grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen en behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen bestemd voor menselijke consumptie en van bepaalde samengestelde producten bestemd voor menselijke consumptie moet het gebruik van certificaten die zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) nr. 206/2010, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 en Verordening (EU) nr. 28/2012 zoals van toepassing vóór de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen onder bepaalde voorwaarden gedurende een overgangsperiode verder worden toegestaan.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 206/2010 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

Artikel 4

1.   Gedurende een overgangsperiode tot en met 31 december 2017 mogen zendingen van levende runderen, schapen en geiten die vergezeld gaan van een certificaat dat is afgegeven volgens het model in bijlage I, deel 2, bij Verordening (EU) nr. 206/2010, en zendingen van vers vlees van als landbouwhuisdier gehouden runderen, schapen en geiten die vergezeld gaan van een certificaat dat is afgegeven volgens het model in bijlage II, deel 2, bij Verordening (EU) nr. 206/2010, zoals die golden vóór de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen, in de Unie blijven worden ingevoerd op voorwaarde dat het certificaat uiterlijk op 30 november 2017 is afgegeven.

2.   Gedurende een overgangsperiode tot en met 31 december 2017 mogen zendingen van gelatine bestemd voor menselijke consumptie, collageen bestemd voor menselijke consumptie, grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen bestemd voor menselijke consumptie en behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen bestemd voor menselijke consumptie die vergezeld gaan van een certificaat dat is afgegeven volgens het model in respectievelijk deel III, IV, V en VI van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759, zoals dat gold vóór de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen, in de Unie blijven worden ingevoerd op voorwaarde dat het certificaat uiterlijk op 30 november 2017 is afgegeven.

3.   Gedurende een overgangsperiode tot en met 31 december 2017 mogen zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde samengestelde producten die vergezeld gaan van een certificaat dat is afgegeven volgens het model in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012, zoals dat gold vóór de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen, in de Unie blijven worden ingevoerd op voorwaarde dat het certificaat uiterlijk op 30 november 2017 is afgegeven.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing vanaf 1 juli 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 april 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 320.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(4)  Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie van 28 april 2016 tot vaststelling van lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong moeten toestaan, tot vaststelling van certificeringsvoorschriften, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en tot intrekking van Beschikking 2003/812/EG (PB L 126 van 14.5.2016, blz. 13).

(6)  Verordening (EU) nr. 28/2012 van de Commissie van 11 januari 2012 tot vaststelling van voorschriften voor de certificering van de invoer in en de doorvoer door de Unie van bepaalde samengestelde producten en tot wijziging van Beschikking 2007/275/EG en Verordening (EG) nr. 1162/2009 (PB L 12 van 14.1.2012, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2016/1396 van de Commissie van 18 augustus 2016 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 225 van 19.8.2016, blz. 76).


BIJLAGE I

De bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 206/2010 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I, deel 2, wordt als volgt gewijzigd:

a)

het model van veterinair certificaat BOV-X wordt als volgt gewijzigd:

i)

in deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt punt II.1.3 vervangen door:

„II.1.3.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

de dieren zijn geïdentificeerd met een permanent identificatiesysteem waarmee het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden opgespoord en zij zijn niet blootgesteld aan de volgende dieren:

i)

BSE-gevallen;

ii)

runderen die in hun eerste levensjaar samen met de BSE-gevallen in hun eerste levensjaar zijn gehouden en die blijkens onderzoek in die periode hetzelfde potentieel besmette voeder gekregen hebben; of

iii)

als het in punt ii) bedoelde onderzoek geen uitsluitsel biedt, runderen die in hetzelfde beslag als de BSE-gevallen en binnen twaalf maanden vóór of na de geboorte daarvan zijn geboren;

(1) (2) hetzij [b)

als er in het betrokken land inheemse gevallen van BSE zijn geweest, zijn de dieren geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.]

(1) (3) hetzij [b)

de dieren zijn geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.]

(1) (4) hetzij [b)

de dieren zijn geboren ten minste 2 jaar na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.]”;

ii)

in deel II van de opmerkingen worden de voetnoten 2, 3 en 4 vervangen door:

„(2)

Enkel indien de dieren zijn geboren en ononderbroken zijn gehouden in landen of gebieden die overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG zijn ingedeeld als landen respectievelijk gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico.

(3)

Enkel indien het land of gebied van oorsprong overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico.

(4)

Enkel indien het land of gebied van oorsprong overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico.”;

b)

het model van veterinair certificaat BOV-Y wordt als volgt gewijzigd:

i)

In deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt punt II.1.3 vervangen door:

„II.1.3.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

de dieren zijn geïdentificeerd met een permanent identificatiesysteem waarmee het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden opgespoord en zijn niet blootgesteld aan de volgende dieren:

i)

BSE-gevallen;

ii)

runderen die in hun eerste levensjaar samen met de BSE-gevallen in hun eerste levensjaar zijn gehouden en die blijkens onderzoek in die periode hetzelfde potentieel besmette voeder gekregen hebben; of

iii)

als het in punt ii) bedoelde onderzoek geen uitsluitsel biedt, runderen die in hetzelfde beslag als de BSE-gevallen en binnen twaalf maanden vóór of na de geboorte daarvan zijn geboren;

(1) (2) hetzij [b)

als er in het betrokken land inheemse gevallen van BSE zijn geweest, zijn de dieren geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.]

(1) (3) hetzij [b)

de dieren zijn geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.]

(1) (4) hetzij [b)

de dieren zijn geboren ten minste 2 jaar na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.]”

ii)

In deel II van de opmerkingen worden de voetnoten 2, 3 en 4 vervangen door:

„(2)

Enkel indien de dieren zijn geboren en ononderbroken zijn gehouden in landen of gebieden die overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG zijn ingedeeld als landen respectievelijk gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico.

(3)

Enkel indien het land of gebied van oorsprong overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico.

(4)

Enkel indien het land of gebied van oorsprong overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico.”.

2)

Bijlage II, deel 2, wordt als volgt gewijzigd:

a)

het model van veterinair certificaat BOV wordt als volgt gewijzigd:

i)

in deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt punt II.1.9 vervangen door:

„(1) hetzij

[II.1.9.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

het land of gebied van verzending overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

(1) hetzij [b)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is:

i)

zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

ii)

zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument;]

(1) hetzij [b)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, niet zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument;]

(1) hetzij [c)

het vlees of gehakt vlees geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat en daar niet van afkomstig is (*);]

(1) hetzij [c)

i)

het vlees of gehakt vlees afkomstig is van dieren uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd of onbepaald BSE-risico;

ii)

de karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie delen zijn verdeeld en voor- en achtervoeten geen ander gespecificeerd risicomateriaal bevatten dan wervelkolom, inclusief achterwortelganglia;

iii)

de karkassen of delen van karkassen van dieren ouder dan 30 maanden die wervelkolom bevatten, zijn gekenmerkt door middel van een duidelijk zichtbare rode streep op het in artikel 13 of artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde etiket (3);]

(1) hetzij [d)

het vlees of gehakt vlees afkomstig is van separatorvlees van beenderen van runderen die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;]

(1) hetzij [d)

het vlees of gehakt vlees niet afkomstig is van separatorvlees van beenderen van runderen;]

(1) [e)

i)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

ii)

aan de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

iii)

het vlees of gehakt vlees is vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat het geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevat en daar ook niet mee is besmet.]]

(1) hetzij

[II.1.9.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

het land of gebied van verzending overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

b)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees van runderen afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

(1) hetzij [c)

het vlees of gehakt vlees geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat, noch van beenderen van runderen verkregen separatorvlees, en daar evenmin van afkomstig is.]

(1) hetzij [c)

de karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie delen zijn verdeeld en voor- en achtervoeten geen ander gespecificeerd risicomateriaal bevatten dan wervelkolom, inclusief achterwortelganglia. De karkassen of delen van karkassen van dieren ouder dan 30 maanden die wervelkolom bevatten, zijn gekenmerkt door middel van een duidelijk zichtbare rode streep op het in artikel 13 of artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde etiket (3).]]

(1) hetzij

[II.1.9.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

het land of gebied van verzending niet is ingedeeld overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG of is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

b)

aan de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

c)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

(1) hetzij [d)

het vlees of gehakt vlees het volgende niet bevat en daar niet van afkomstig is:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van runderen.]

(1) hetzij [d)

de karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie delen zijn verdeeld en voor- en achtervoeten geen ander gespecificeerd risicomateriaal bevatten dan wervelkolom, inclusief achterwortelganglia. De karkassen of delen van karkassen van dieren ouder dan 30 maanden die wervelkolom bevatten, zijn gekenmerkt door middel van een duidelijk zichtbare rode streep op het in artikel 13 of artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde etiket (3).]]”;

ii)

in deel II van de opmerkingen wordt voetnoot 3 vervangen door:

„(3)

In het in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 136/2004 bedoelde Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst (GDB) wordt het aantal runderkarkassen of delen daarvan vermeld waaruit de wervelkolom moet worden verwijderd.”;

iii)

In deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot (*) toegevoegd:

„(*)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien het vlees of gehakt vlees afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”;

b)

het model van veterinair certificaat OVI wordt als volgt gewijzigd:

i)

in deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt punt II.1.9 vervangen door:

„(1) hetzij

[II.1.9.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

het land of gebied van verzending overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

(1) hetzij [b)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, niet zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument;]

(1) hetzij [b)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is:

i)

zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

ii)

zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument;]

c)

het vlees of gehakt vlees geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat en daar niet van afkomstig is (*);

(1) hetzij [d)

het vlees of gehakt vlees niet afkomstig is van separatorvlees van beenderen van schapen of geiten;]

(1) hetzij [d)

het vlees of gehakt vlees afkomstig is van separatorvlees van beenderen van schapen of geiten die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;]

(1) [e)

i)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

ii)

aan de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

iii)

het vlees of gehakt vlees is vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat het geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevat en daar ook niet mee is besmet.]]

(1) hetzij

[II.1.9.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

het land of gebied overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

b)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

c)

het vlees of gehakt vlees geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat, noch van beenderen van schapen of geiten verkregen separatorvlees, en daar evenmin van afkomstig is.]

(1) hetzij

[II.1.9.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

het land of gebied niet is ingedeeld overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG of is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

b)

aan de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

c)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

d)

het vlees of gehakt vlees het volgende niet bevat en daar niet van afkomstig is:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van schapen of geiten.]”;

ii)

in deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot (*) toegevoegd:

„(*)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien het vlees of gehakt vlees afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”.


BIJLAGE II

Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel III wordt het modelcertificaat voor de invoer van gelatine bestemd voor menselijke consumptie, model GEL, als volgt gewijzigd:

a)

deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt vervangen door:

„Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en dat de hierboven omschreven gelatine overeenkomstig die voorschriften is geproduceerd en met name dat:

de gelatine afkomstig is van een of meer inrichtingen die overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 een op de beginselen van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP) gebaseerd programma toepassen;

de gelatine is geproduceerd met grondstoffen die voldoen aan de voorschriften van bijlage III, sectie XIV, hoofdstukken I en II, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

de gelatine is vervaardigd overeenkomstig de voorschriften van bijlage III, sectie XIV, hoofdstuk III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

de gelatine voldoet aan de criteria van bijlage III, sectie XIV, hoofdstuk IV, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1);

en, indien afkomstig van runderen, schapen en geiten,

de gelatine is afkomstig van dieren die bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt zijn bevonden,

(1) en, met uitzondering van van huiden afkomstige gelatine,

(1) hetzij

[de gelatine afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

de gelatine geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1) bevat en daar niet van afkomstig is (2);

de gelatine geen separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afkomstig is, met uitzondering van gelatine die afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;

de dieren waarvan de gelatine afkomstig is, niet zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument, tenzij de dieren zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

(1) [de dieren waarvan de gelatine afkomstig is, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico en dat aan de dieren geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;]

(1) [de dieren waarvan de gelatine afkomstig is, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico, en de gelatine is vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevat en daar ook niet mee is besmet.]]

hetzij

[de gelatine afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

de dieren waarvan de gelatine afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

de gelatine geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afkomstig is.]

hetzij

[de gelatine afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

de gelatine zowel afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als van dieren die zijn geboren in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico, en die niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

de gelatine geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afkomstig is.]

hetzij

[de gelatine afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

aan de dieren waarvan de gelatine afkomstig is, geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

de dieren waarvan de gelatine afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

de gelatine niet afkomstig is van:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten.]”;

b)

in deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot 2 toegevoegd:

„(2)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien de gelatine afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”.

2)

In deel IV wordt het modelcertificaat voor de invoer van collageen bestemd voor menselijke consumptie, model COL, als volgt gewijzigd:

a)

Deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt vervangen door:

„Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en dat het hierboven omschreven collageen overeenkomstig die voorschriften is geproduceerd en met name dat:

het collageen afkomstig is van een of meer inrichtingen die overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 een op de beginselen van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP) gebaseerd programma toepassen;

het collageen is geproduceerd met grondstoffen die voldoen aan de voorschriften van bijlage III, sectie XV, hoofdstukken I en II, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

het collageen is vervaardigd overeenkomstig de voorschriften van bijlage III, sectie XV, hoofdstuk III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

het collageen voldoet aan de criteria van bijlage III, sectie XV, hoofdstuk IV, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1);

(1) en, indien afkomstig van runderen, schapen en geiten,

de gelatine is afkomstig van dieren die bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt zijn bevonden,

(1) en, met uitzondering van van huiden afkomstig collageen,

(1) hetzij

[het collageen afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

het collageen geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1) bevat en daar niet van afkomstig is (2);

het collageen geen separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afkomstig is, met uitzondering van collageen dat afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;

de dieren waarvan het collageen afkomstig is, niet zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument, tenzij de dieren zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

(1) [de dieren waarvan het collageen afkomstig is, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico en dat aan de dieren geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de OIE, zijn vervoederd;]

(1) [de dieren waarvan het collageen afkomstig is, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico, en het collageen is vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat het geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevat en daar ook niet mee is besmet.]]

(1) hetzij

[het collageen afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

de dieren waarvan het collageen afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

het collageen geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afkomstig is.]

(1) hetzij

[het collageen afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

aan de dieren waarvan het collageen afkomstig is, geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

de dieren waarvan het collageen afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

het collageen niet afkomstig is van:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten.]”;

b)

in deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot 2 toegevoegd:

„(2)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien het collageen afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”.

3)

In deel V wordt het modelcertificaat voor de invoer van grondstoffen voor de productie van gelatine/collageen bestemd voor menselijke consumptie, model RCG, als volgt gewijzigd:

a)

deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt vervangen door:

„Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206) en dat de hierboven omschreven grondstoffen voldoen aan die voorschriften en met name dat:

(1) [de hierboven omschreven beenderen en huiden van als huisdier of landbouwhuisdier gehouden herkauwers, varkens en pluimvee en ligamenten en pezen afkomstig zijn van dieren die in een slachthuis zijn geslacht en waarvan de karkassen op grond van een ante- en een post-mortemkeuring geschikt voor menselijke consumptie zijn bevonden,]

en/of

(1) [de hierboven omschreven huiden en beenderen van vrij wild afkomstig zijn van gedode dieren waarvan de karkassen op grond van een post-mortemkeuring geschikt voor menselijke consumptie zijn bevonden,]

en/of

(1) [de hierboven beschreven huid en graten van vis afkomstig zijn van voor de uitvoer erkende bedrijven waar visserijproducten voor menselijke consumptie worden vervaardigd,]

(1) en, indien afkomstig van runderen, schapen en geiten,

zij afkomstig zijn van dieren die bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt zijn bevonden,

(1) en, met uitzondering van huiden van herkauwers,

(1) hetzij

[zij afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

zij geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1) bevatten en daar niet van afkomstig zijn (6);

zij geen separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevatten en daar niet van afkomstig zijn, met uitzondering van grondstoffen die afkomstig zijn van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;

de dieren waarvan de grondstoffen afkomstig zijn, niet zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument, tenzij de dieren zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

(1) [de dieren waarvan de grondstoffen afkomstig zijn, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico en dat aan de dieren geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;]

(1) [de dieren waarvan de grondstoffen afkomstig zijn, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico, en de grondstoffen zijn vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevatten en daar ook niet mee zijn besmet.]]

(1) hetzij

[zij afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

de dieren waarvan de voor uitvoer bestemde grondstoffen van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van injectie van gas in de schedelholte;

de grondstoffen afkomstig van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevatten en daar niet van afkomstig zijn;]

(1) hetzij

[zij afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

aan de dieren waarvan de grondstoffen afkomstig zijn, geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

de dieren waarvan de grondstoffen van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van injectie van gas in de schedelholte;

de grondstoffen niet afkomstig zijn van:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten.]”;

b)

in deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot 6 toegevoegd:

„(6)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien de grondstoffen afkomstig zijn van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”.

4)

In deel VI wordt het modelcertificaat voor de invoer van behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine/collageen bestemd voor menselijke consumptie, model TCG, als volgt gewijzigd:

a)

deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt vervangen door:

„Ondergetekende verklaart dat de hierboven beschreven behandelde grondstoffen aan de volgende voorwaarden voldoen:

zij zijn afkomstig van inrichtingen die door de bevoegde autoriteit worden gecontroleerd en in een lijst zijn opgenomen,

en

(1) [de hierboven omschreven beenderen en huiden van als huisdier of landbouwhuisdier gehouden herkauwers, varkens en pluimvee zijn afkomstig van dieren die in een slachthuis zijn geslacht en waarvan de karkassen op grond van een ante- en een post-mortemkeuring geschikt voor menselijke consumptie zijn bevonden,]

(1) en/of

[de hierboven omschreven huiden en beenderen van vrij wild zijn afkomstig van gedode dieren waarvan de karkassen op grond van een post-mortemkeuring geschikt voor menselijke consumptie zijn bevonden,]

(1) en/of

[de hierboven beschreven huid en graten van vis zijn afkomstig van voor de uitvoer erkende bedrijven waar visserijproducten voor menselijke consumptie worden vervaardigd,]

en

(1) hetzij

[zij zijn gedroogde beenderen van runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen, met inbegrip van als landbouwhuisdier gehouden en wilde dieren, en pluimvee, met inbegrip van loopvogels en vederwild, voor de productie van collageen of gelatine, zij zijn afkomstig van gezonde, in een slachthuis geslachte dieren, en zij zijn als volgt behandeld:

(1) hetzij

[vermalen tot stukken van ca. 15 mm, met heet water ontvet bij een temperatuur van ten minste 70 °C gedurende ten minste 30 minuten, van ten minste 80 °C gedurende ten minste 15 minuten, of van ten minste 90 °C gedurende ten minste 10 minuten, daarna gescheiden en vervolgens gewassen en dan gedroogd gedurende ten minste 20 minuten in een heteluchtstroom met een begintemperatuur van ten minste 350 °C, of gedurende 15 minuten in een heteluchtstroom met een begintemperatuur van meer dan 700 °C.]

(1) hetzij

[gedurende ten minste 42 dagen in de zon gedroogd bij een gemiddelde temperatuur van ten minste 20 °C.]

(1) hetzij

[behandeld met een zuur, waarbij de pH in het binnenste gedurende ten minste één uur vóór het drogen lager dan 6 is gehouden.]]

(1) hetzij

[zij zijn huiden van als landbouwhuisdier gehouden herkauwers, varkenshuiden, huiden van pluimvee of van vrij wild, zij zijn afkomstig van gezonde dieren en:

(1) hetzij

[zij zijn behandeld met een base, waarbij in het binnenste een pH hoger dan 12 is bereikt, gevolgd door zouten gedurende ten minste zeven dagen]

(1) hetzij

[zij zijn gedurende ten minste 42 dagen gedroogd bij een temperatuur van ten minste 20 °C.]

(1) hetzij

[zij zijn behandeld met een zuur, waarbij in het binnenste gedurende ten minste één uur een pH lager dan 5 is bereikt.]

(1) hetzij

[zij zijn behandeld met een base, waarbij in het binnenste gedurende ten minste 8 uur een pH hoger dan 12 is bereikt.]]

(1) hetzij

[zij zijn beenderen of huiden van als landbouwhuisdier gehouden herkauwers, varkenshuiden, huiden van pluimvee, huid van vis en huiden van vrij wild uit derde landen, delen van derde landen en gebieden zoals bedoeld in bijlage I, deel IV, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie van 28 april 2016 tot vaststelling van lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong moeten toestaan, tot vaststelling van certificeringsvoorschriften, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en tot intrekking van Beschikking 2003/812/EG (PB L 126 van 14.5.2016, blz. 13) die een andere behandeling dan die welke hierboven zijn genoemd, hebben ondergaan en die afkomstig zijn van inrichtingen die geregistreerd of erkend zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004 of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004

(1) en, indien afkomstig van runderen, schapen en geiten,

zij zijn afkomstig van dieren die bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt zijn bevonden,

(1) en, met uitzondering van huiden van herkauwers,

(1) hetzij

[zij zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

zij geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1) bevatten en daar niet van afkomstig zijn (4);

zij geen separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevatten en daar niet van afkomstig zijn, met uitzondering van behandelde grondstoffen die afkomstig zijn van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;

de dieren waarvan de behandelde grondstoffen afkomstig zijn, zijn niet geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument, tenzij de dieren zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

(1) [de dieren waarvan de behandelde grondstoffen afkomstig zijn, zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico en aan de dieren zijn geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, vervoederd;]

(1) [de dieren waarvan de behandelde grondstoffen afkomstig zijn, zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico, de producten zijn vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevatten en daar ook niet mee zijn besmet.]]

(1) hetzij

[zij zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

de dieren waarvan de voor uitvoer bestemde behandelde grondstoffen van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn niet gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van injectie van gas in de schedelholte;

de behandelde grondstoffen afkomstig van runderen, schapen en geiten bevatten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten en zijn daar niet van afkomstig;]

(1) hetzij

[zij zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

aan de dieren waarvan de behandelde grondstoffen afkomstig zijn, zijn geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, vervoederd;

de dieren waarvan de behandelde grondstoffen van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn niet gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van injectie van gas in de schedelholte;

de behandelde grondstoffen zijn niet afkomstig van:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten.]]”;

b)

in deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot 4 toegevoegd:

„(4)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien de behandelde grondstoffen afkomstig zijn van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”.


BIJLAGE III

In bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012 wordt het modelgezondheidscertificaat voor invoer in de Europese Unie van voor menselijke consumptie bestemde samengestelde producten als volgt gewijzigd:

1)

In punt II.2.A van deel II Informatie over de gezondheid wordt punt E vervangen door:

„E)

Indien het verse vlees en/of de darmen die voor de bereiding van de vleesproducten en/of de behandelde darmen zijn gebruikt materiaal van runderen, schapen of geiten bevatten, moeten zij voldoen aan de volgende voorwaarden naargelang van de BSE-risicocategorie van het land van oorsprong:

(1) [E.1)

voor invoer uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico:

1.

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt bevonden;

2.

de producten van runderen, schapen en geiten bevatten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad en zijn daar niet van afkomstig (11);

3.

de producten van runderen, schapen en geiten bevatten geen separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten en zijn daar niet van afkomstig, met uitzondering van producten van runderen, schapen en geiten die afkomstig zijn van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;

4.

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn niet geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument, tenzij zij zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

5.

indien de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico, zijn aan die dieren geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, vervoederd en de producten zijn vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevatten en daar ook niet mee zijn besmet.]

(1) of [E2)

voor invoer uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico:

1.

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt bevonden en zijn niet gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van injectie van gas in de schedelholte;

2.

de producten van runderen, schapen en geiten bevatten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten en zijn daar niet van afkomstig;

(1) (4) 3.

als het gaat om darmen van oorsprong uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico, is voor de invoer van behandelde darmen aan de volgende voorwaarden voldaan:

a)

het land of gebied was overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

b)

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in het land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico en zijn bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt bevonden;

(1) c)

als de darmen van oorsprong zijn uit een land of gebied waar zich inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan:

i)

zijn de dieren geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers wordt toegepast; of

ii)

bevatten de producten van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 en zijn zij daar niet van afkomstig.]

(1) of [E.3)

voor invoer uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico:

1.

aan de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, vervoederd en de dieren zijn bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt bevonden;

2.

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn niet gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van injectie van gas in de schedelholte;

3.

de producten van runderen, schapen en geiten zijn niet afkomstig van:

a)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

b)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

c)

separatorvlees van beenderen van runderen, schapen en geiten;

(1) (4) 4.

als het gaat om darmen van oorsprong uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico, is voor de invoer van behandelde darmen aan de volgende voorwaarden voldaan:

a)

het land of gebied was overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

b)

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in het land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico en zijn bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt bevonden;

(1) c)

als de darmen van oorsprong zijn uit een land of gebied waar zich inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan:

i)

zijn de dieren geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers wordt toegepast; of

ii)

bevatten de producten van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 en zijn zij daar niet van afkomstig.]”.

2)

In deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot 11 toegevoegd:

„(11)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”.


26.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/732 VAN DE COMMISSIE

van 25 april 2017

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 april 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EG

288,4

MA

98,4

TR

122,6

ZZ

169,8

0707 00 05

MA

79,4

TR

152,9

ZZ

116,2

0709 93 10

MA

78,6

TR

141,3

ZZ

110,0

0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28

EG

51,7

IL

80,7

MA

50,0

TR

71,4

ZZ

63,5

0805 50 10

AR

68,9

TR

67,0

ZZ

68,0

0808 10 80

AR

89,5

BR

108,0

CL

131,3

CN

147,6

NZ

152,0

US

116,7

ZA

80,7

ZZ

118,0

0808 30 90

AR

155,6

CL

132,6

CN

81,4

ZA

123,6

ZZ

123,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

26.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/31


BESLUIT (EU) 2017/733 VAN DE RAAD

van 25 april 2017

betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot het Schengeninformatiesysteem in de Republiek Kroatië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien de Akte betreffende de toetreding van Kroatië, en met name artikel 4, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 4, lid 2, van de Akte betreffende de toetreding van Kroatië zijn de bepalingen van het Schengenacquis welke niet in artikel 4, lid 1, bedoeld worden, in Kroatië slechts toepasselijk op grond van een daartoe strekkend besluit van de Raad, nadat overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures is geconstateerd dat in Kroatië aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van alle onderdelen van het betreffende acquis is voldaan, inclusief de effectieve toepassing van alle Schengenvoorschriften overeenkomstig de overeengekomen gemeenschappelijke normen en de grondbeginselen.

(2)

De toepasselijke Schengenevaluatieprocedures zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad (2).

(3)

De Schengenevaluatie met betrekking tot gegevensbescherming in Kroatië is in februari 2016 uitgevoerd. De Commissie heeft bij een uitvoeringsbesluit een evaluatieverslag goedgekeurd waarin wordt bevestigd dat in Kroatië aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis met betrekking tot gegevensbescherming is voldaan.

(4)

Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/450 van de Commissie (3) is geconstateerd dat het Kroatische nationale systeem (N.SIS) technisch gereed is voor aansluiting op het Schengeninformatiesysteem (hierna „SIS” genoemd).

(5)

Aangezien Kroatië zodoende de nodige technische en juridische regelingen heeft getroffen om SIS-gegevens te verwerken en aanvullende informatie uit te wisselen, kan de Raad thans de datum bepalen waarop het Schengenacquis met betrekking tot SIS in Kroatië van toepassing zal worden.

(6)

De inwerkingtreding van het onderhavige besluit moet de overdracht van SIS-gegevens aan Kroatië mogelijk maken. Door het concrete gebruik van die gegevens moet de Commissie zich ervan kunnen vergewissen of de bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot SIS in Kroatië correct worden toegepast. Nadat is geconstateerd dat in Kroatië aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van alle onderdelen van het Schengenacquis is voldaan, dient de Raad te besluiten tot afschaffing van controles aan de binnengrenzen.

(7)

De datum voor de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen met Kroatië dient bij afzonderlijk besluit van de Raad te worden vastgesteld. Tot de in dat besluit vastgestelde datum dienen aan het gebruik van SIS bepaalde beperkingen te worden gesteld.

(8)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (4), die vallen onder het gebied dat in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (5) is bedoeld.

(9)

Wat Zwitserland betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (6), die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (7) en artikel 3 van Besluit 2008/149/JBZ van de Raad (8).

(10)

Wat Liechtenstein betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/349/EU van de Raad (10) en artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (11),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Onder de in dit artikel vermelde voorwaarden, zijn de bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot het Schengeninformatiesysteem (SIS), vervat in de bijlage bij dit besluit, met ingang van 27 juni 2017 van toepassing op de Republiek Kroatië in zijn betrekkingen met:

a)

het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden;

b)

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, met betrekking tot de bepalingen als bedoeld in Besluit 2007/533/JBZ van de Raad (12), en

c)

de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein.

2.   Met ingang van 2 mei 2017 kunnen signaleringen onder Besluit 2007/533/JBZ en Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en van de Raad (13), in de zin van artikel 3, lid 1, van dat besluit en artikel 3, punt a), van die verordening, alsmede aanvullende informatie en extra gegevens in de zin van artikel 3, lid 1, onder b) en c), van dat besluit en artikel 3, punten b) en c), van die verordening die gerelateerd zijn aan die signaleringen, ter beschikking worden gesteld aan Kroatië in overeenstemming met de bepalingen van dat besluit en die verordening.

3.   Met ingang van 27 juni 2017 kan Kroatië signaleringen en extra gegevens in SIS opnemen, SIS-gegevens gebruiken en aanvullende informatie uitwisselen, onder voorbehoud van de bepalingen van lid 4.

4.   Totdat de controles bij interne grenzen met Kroatië zijn opgeheven:

a)

is Kroatië niet verplicht de toegang tot of het verblijf op zijn grondgebied te weigeren aan onderdanen van derde landen die door een andere lidstaat zijn opgenomen met het oog op weigering van toegang of verblijf overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1987/2006;

b)

neemt Kroatië in SIS geen signaleringen en extra gegevens op en wisselt het evenmin aanvullende informatie uit over onderdanen van derde landen, met het oog op weigering van toegang of verblijf overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1987/2006.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 25 april 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

I. BORG


(1)  Standpunt van 5 april 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/450 van de Commissie van 16 maart 2015 tot vaststelling van de testvoorschriften voor lidstaten die zich op het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) aansluiten of hun daar rechtstreeks voor bedoelde nationale systemen substantieel wijzigen (PB L 74 van 18.3.2015, blz. 31).

(4)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(5)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(6)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(7)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(8)  Besluit 2008/149/JBZ van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 50).

(9)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(10)  Besluit 2011/349/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, met name betreffende de justitiële samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 1).

(11)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).

(12)  Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63).

(13)  Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4).


BIJLAGE

Lijst van de bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot het Schengeninformatiesysteem overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de Akte betreffende de toetreding van Kroatië

1.

Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toegang tot het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen (1);

2.

Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (2);

3.

Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (3).


(1)  PB L 381 van 28.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4.

(3)  PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63.


26.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/35


BESLUIT (GBVB) 2017/734 VAN DE RAAD

van 25 april 2017

tot wijziging van Besluit 2013/184/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Myanmar/Birma

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 22 april 2013 Besluit 2013/184/GBVB (1) betreffende beperkende maatregelen tegen Myanmar/Birma vastgesteld.

(2)

De Raad heeft op 21 april 2016 Besluit (GBVB) 2016/627 (2) vastgesteld, waarbij de beperkende maatregelen tot en met 30 april 2017 werden verlengd.

(3)

Op basis van een evaluatie van Besluit 2013/184/GBVB moeten de beperkende maatregelen tot en met 30 april 2018 worden verlengd.

(4)

Besluit 2013/184/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 3 van Besluit 2013/184/GBVB wordt vervangen door:

„Artikel 3

Dit besluit is van toepassing tot en met 30 april 2018. Het wordt doorlopend geëvalueerd. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 25 april 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

I. BORG


(1)  Besluit 2013/184/GBVB van de Raad van 22 april 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Myanmar/Birma en tot intrekking van Besluit 2010/232/GBVB (PB L 111 van 23.4.2013, blz. 75).

(2)  Besluit (GBVB) 2016/627 van de Raad van 21 april 2016 tot wijziging van Besluit 2013/184/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Myanmar/Birma (PB L 106 van 22.4.2016, blz. 23).