ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 40 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
60e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
17.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 40/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/268 VAN DE COMMISSIE
van 14 februari 2017
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 februari 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Stephen QUEST
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie
(1) PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
(2) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
||||||||
(1) |
(2) |
(3) |
||||||||
Een product bestaande uit witte tabletten met de volgende bestanddelen:
200 tabletten (elk van 56 mg) die zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein in een zakdispenser. Het product heeft een calorische waarde van 0,06 kcal per tablet. |
2106 90 92 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1 b) op hoofdstuk 38, en de tekst van de GN-codes 2106 , 2106 90 en 2106 90 92 . Overeenkomstig aantekening 1 b) op hoofdstuk 38 kan het product niet worden aangemerkt als een product van de chemische industrie als bedoeld bij hoofdstuk 38, aangezien het stoffen bevat die voedingswaarde bezitten, van de soort gebruikt bij de bereiding van producten voor menselijke consumptie. Er is geen drempel voor de voedingswaarde. Steviolglycosiden en leucine worden aangemerkt als stoffen die voedingswaarde bezitten (zie ook de GS-toelichtingen op hoofdstuk 38, algemene opmerkingen, de op twee na laatste en voorlaatste alinea). Bereidingen (zoals tabletten) die bestaan uit een zoetstof en een als zoetstof gebruikt product voor menselijke consumptie, moeten worden ingedeeld onder post 2106 (zie ook de GS-toelichting op post 2106 , punt 10). Het product moet daarom worden ingedeeld onder post 2106 als andere producten voor menselijke consumptie als bedoeld bij GN-code 2106 90 92 . |
17.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 40/4 |
VERORDENING (EU) 2017/269 VAN DE COMMISSIE
van 16 februari 2017
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over pesticiden, wat de lijst van werkzame stoffen betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende statistieken over pesticiden (1), en met name artikel 5, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1185/2009 is een gemeenschappelijk kader voor de productie van vergelijkbare Europese statistieken over de verkoop en het gebruik van pesticiden vastgesteld. |
(2) |
De Commissie moet de in bijlage III vastgestelde lijst van op te nemen stoffen en hun indeling in categorieën van producten en chemische klassen regelmatig en minstens om de vijf jaar aanpassen. Aangezien die bijlage voor het laatst in 2011 bij Verordening (EU) nr. 656/2011 van de Commissie (2) is bijgewerkt, moet de bij die verordening gevoegde lijst worden bijgewerkt voor de periode van 2016 tot en met 2020. |
(3) |
Gezien het aantal stoffen en het ingewikkelde proces voor de bepaling en indeling van de desbetreffende verbindingen is het voor de nationale statistische diensten moeilijk om het scala aan instrumenten te verwerven die ze nodig hebben om informatie te verzamelen over het gebruik en het in de handel brengen van pesticiden. Bijgevolg moeten alleen stoffen worden opgenomen waaraan door ten minste een van de twee belangrijkste, internationaal erkende instanties voor de registratie van chemische verbindingen of pesticiden, namelijk de Chemical Abstracts Service of the American Chemical Society (CAS) en de Collaborative International Pesticides Analytical Council (CIPAC), een identificatienummer is toegewezen. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1185/2009 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 februari 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 324 van 10.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 656/2011 van de Commissie van 7 juli 2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over pesticiden, wat de definities en lijst van werkzame stoffen betreft (PB L 180 van 8.7.2011, blz. 3).
BIJLAGE
„BIJLAGE III
GEHARMONISEERDE INDELING VAN DE STOFFEN
Hoofdcategorie |
Middelencategorie |
Code |
Chemische klasse |
Stof gangbare naam Gemeenschappelijke nomenclatuur |
CAS (1) |
CIPAC (2) |
Fungiciden en bactericiden |
|
PES_F |
|
|
|
|
|
Anorganische fungiciden |
F01 |
|
|
|
|
|
|
F01_01 |
KOPERVERBINDINGEN |
|
|
|
|
|
F01_01_01 |
|
BORDEAUXSE PAP |
8011-63-0 |
44.604 |
|
|
F01_01_02 |
|
KOPERHYDROXIDE |
20427-59-2 |
44.305 |
|
|
F01_01_03 |
|
KOPER(I)OXIDE |
1319-39-1 |
44.603 |
|
|
F01_01_04 |
|
KOPEROXYCHLORIDE |
1332-40-7 |
44.602 |
|
|
F01_01_05 |
|
TRIBASISCH KOPERSULFAAT |
1333-22-8 |
44.606 |
|
|
F01_01_06 |
|
ANDERE KOPERZOUTEN |
|
44 |
|
|
F01_02 |
ANORGANISCHE ZWAVEL |
|
|
|
|
|
F01_02_01 |
|
ZWAVEL |
7704-34-9 |
18 |
|
|
F01_99 |
ANDERE ANORGANISCHE FUNGICIDEN |
|
|
|
|
|
F01_99_01 |
|
CALIFORNISCHE PAP (CALCIUM(POLY)SULFIDE) |
1344-81-6 |
17 |
|
|
F01_99_03 |
|
KALIUMFOSFONATEN (VOORHEEN KALIUMFOSFIET) |
13977-65-6 13492-26-7 |
756 |
|
|
F01_99_06 |
|
DINATRIUMFOSFONAAT |
|
808 |
|
|
F01_99_07 |
|
KALIUMWATERSTOFCARBONAAT |
298-14-6 |
853 |
|
|
F01_99_99 |
|
ANDERE ANORGANISCHE FUNGICIDEN |
|
|
|
Fungiciden op basis van carbamaten en dithiocarbamaten |
F02 |
|
|
|
|
|
|
F02_01 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN CARBANILATEN |
|
|
|
|
|
F02_01_01 |
|
DIETHOFENCARB |
87130-20-9 |
513 |
|
|
F02_02 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN |
|
|
|
|
|
F02_02_01 |
|
BENTHIAVALICARB-ISOPROPYL |
413615-35-7 177406-68-7 |
744 |
|
|
F02_02_02 |
|
IPROVALICARB |
140923-17-7 |
620 |
|
|
F02_02_03 |
|
PROPAMOCARB |
24579-73-5 |
399 |
|
|
F02_03 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN DITHIOCARBAMATEN |
|
|
|
|
|
F02_03_01 |
|
MANCOZEB |
8018-01-7 |
34 |
|
|
F02_03_02 |
|
MANEB |
12427-38-2 |
61 |
|
|
F02_03_03 |
|
METIRAM |
9006-42-2 |
478 |
|
|
F02_03_04 |
|
PROPINEB |
12071-83-9 |
177 |
|
|
F02_03_05 |
|
THIRAM |
137-26-8 |
24 |
|
|
F02_03_06 |
|
ZIRAM |
137-30-4 |
31 |
|
|
F02_99 |
ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN DITHIOCARBAMATEN |
|
|
|
|
|
F02_99_99 |
|
ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN DITHIOCARBAMATEN |
|
|
|
Fungiciden op basis van benzimidazolen |
F03 |
|
|
|
|
|
|
F03_01 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN BENZIMIDAZOLEN |
|
|
|
|
|
F03_01_01 |
|
CARBENDAZIM |
10605-21-7 |
263 |
|
|
F03_01_02 |
|
FUBERIDAZOOL |
3878-19-1 |
525 |
|
|
F03_01_03 |
|
THIABENDAZOOL |
148-79-8 |
323 |
|
|
F03_01_04 |
|
THIOFANAAT-METHYL |
23564-05-8 |
262 |
|
|
F03_99 |
ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN BENZIMIDAZOLEN |
|
|
|
|
|
F03_99_99 |
|
ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN BENZIMIDAZOLEN |
|
|
|
Fungiciden op basis van imidazolen en triazolen |
F04 |
|
|
|
|
|
|
F04_01 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN CONAZOLEN |
|
|
|
|
|
F04_01_02 |
|
BROMUCONAZOOL |
116255-48-2 |
680 |
|
|
F04_01_03 |
|
CYPROCONAZOOL |
94361-06-5 |
600 |
|
|
F04_01_04 |
|
DIFENOCONAZOOL |
119446-68-3 |
687 |
|
|
F04_01_05 |
|
EPOXICONAZOOL |
106325-08-0 |
609 |
|
|
F04_01_06 |
|
ETRIDIAZOOL |
2593-15-9 |
518 |
|
|
F04_01_07 |
|
FENBUCONAZOOL |
114369-43-6 |
694 |
|
|
F04_01_08 |
|
FLUQUINCONAZOOL |
136426-54-5 |
474 |
|
|
F04_01_10 |
|
FLUTRIAFOL |
76674-21-0 |
436 |
|
|
F04_01_11 |
|
IMAZALIL |
35554-44-0 |
335 |
|
|
F04_01_12 |
|
IPCONAZOOL |
125225-28-7 |
798 |
|
|
F04_01_13 |
|
METCONAZOOL |
125116-23-6 |
706 |
|
|
F04_01_14 |
|
MYCLOBUTANIL |
88671-89-0 |
442 |
|
|
F04_01_15 |
|
PENCONAZOOL |
66246-88-6 |
446 |
|
|
F04_01_16 |
|
PROPICONAZOOL |
60207-90-1 |
408 |
|
|
F04_01_17 |
|
PROTHIOCONAZOOL |
178928-70-6 |
745 |
|
|
F04_01_18 |
|
TEBUCONAZOOL |
107534-96-3 |
494 |
|
|
F04_01_19 |
|
TETRACONAZOOL |
112281-77-3 |
726 |
|
|
F04_01_20 |
|
TRIADIMENOL |
55219-65-3 |
398 |
|
|
F04_01_21 |
|
TRIFLUMIZOOL |
99387-89-0 |
730 |
|
|
F04_01_22 |
|
TRITICONAZOOL |
131983-72-7 |
652 |
|
|
F04_02 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN IMIDAZOLEN |
|
|
|
|
|
F04_02_01 |
|
CYAZOFAMIDE |
120116-88-3 |
653 |
|
|
F04_02_02 |
|
FENAMIDONE |
161326-34-7 |
650 |
|
|
F04_02_03 |
|
TRIAZOXIDE |
72459-58-6 |
729 |
|
|
F04_99 |
ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN IMIDAZOLEN EN TRIAZOLEN |
|
|
|
|
|
F04_99_01 |
|
AMETOCTRADIN |
865318-97-4 |
818 |
|
|
F04_99_02 |
|
AMISULBROM |
348635-87-0 |
789 |
|
|
F04_99_03 |
|
TRICYCLAZOOL |
41814-78-2 |
547 |
|
|
F04_99_99 |
|
ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN IMIDAZOLEN EN TRIAZOLEN |
|
|
|
Fungiciden op basis van morfolinen |
F05 |
|
|
|
|
|
|
F05_01 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN MORFOLINEN |
|
|
|
|
|
F05_01_01 |
|
DIMETHOMORF |
110488-70-5 |
483 |
|
|
F05_01_02 |
|
DODEMORF |
1593-77-7 |
300 |
|
|
F05_01_03 |
|
FENPROPIMORF |
67564-91-4 |
427 |
|
|
F05_99 |
ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN MORFOLINEN |
|
|
|
|
|
F05_99_99 |
|
ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN MORFOLINEN |
|
|
|
Fungiciden van microbiologische of botanische oorsprong |
F06 |
|
|
|
|
|
|
F06_01 |
MICROBIOLOGISCHE FUNGICIDEN |
|
|
|
|
|
F06_01_01 |
|
AMPELOMYCES QUISQUALIS STAM AQ10 |
|
589 |
|
|
F06_01_02 |
|
AUREOBASIDIUM PULLULANS (STAMMEN DSM 14940-1) |
|
809, 810 |
|
|
F06_01_03 |
|
BACILLUS SUBTILIS STAM QST 713 |
|
661 |
|
|
F06_01_04 |
|
CONIOTHYRIUM MINITANS STAM CON/M/91-08 |
|
614 |
|
|
F06_01_05 |
|
GLIOCLADIUM CATENULATUM STAM J1446 |
|
624 |
|
|
F06_01_08 |
|
PSEUDOMONAS CHLORORAPHIS STAM MA342 |
|
574 |
|
|
F06_01_09 |
|
PSEUDOZYMA FLOCCULOSA |
|
669 |
|
|
F06_01_11 |
|
TRICHODERMA HARZIANUM RIFAI (T-22) |
|
816 |
|
|
F06_01_12 |
|
CANDIDA OLEOPHILA STAM O |
|
946 |
|
|
F06_01_14 |
|
PHLEBIOPSIS GIGANTEA (DIVERSE STAMMEN) |
|
921, 922, 923, 924, 925, 926, 927, 928, 929, 930, 931, 932, 933, 934 |
|
|
F06_01_15 |
|
PSEUDOMONAS SP. STAM DSMZ 13134 |
|
935 |
|
|
F06_01_16 |
|
PYTHIUM OLIGANDRUM (M1) |
|
936 |
|
|
F06_01_17 |
|
STREPTOMYCES K61 (VOORHEEN STREPTOMYCES GRISEOVIRIDIS) |
|
937 |
|
|
F06_01_18 |
|
TRICHODERMA ASPELLERUM (ICC012) (T25) (TV1) (VOORHEEN T. HARZIANUM) |
|
938, 939, 940 |
|
|
F06_01_19 |
|
TRICHODERMA ASPERELLUM (STAM T34) |
|
941 |
|
|
F06_01_20 |
|
TRICHODERMA ATROVIRIDE (IMI 206040) (T 11) (VOORHEEN TRICHODERMA HARZIANUM) |
|
942, 943 |
|
|
F06_01_21 |
|
TRICHODERMA ATROVIRIDE STAM I-1237 |
|
944 |
|
|
F06_01_22 |
|
TRICHODERMA GAMSII (VOORHEEN T. VIRIDE) (ICC080) |
|
945 |
|
|
F06_01_23 |
|
TRICHODERMA POLYSPORUM (IMI 206039) |
|
946 |
|
|
F06_01_24 |
|
VERTICILLIUM ALBO-ATRUM (WCS850) (VOORHEEN VERTICILLIUM DAHLIAE) |
|
948 |
|
|
F06_01_25 |
|
BACILLUS AMYLOLIQUEFACIENS MBI 600 |
|
|
|
|
F06_01_26 |
|
BACILLUS AMYLOLIQUEFACIENS STAM FZB24 |
|
|
|
|
F06_01_27 |
|
SACCHAROMYCES CEREVISIAE STAM LAS02 |
|
|
|
|
F06_01_28 |
|
TRICHODERMA ATROVIRIDE STAM SC1 |
|
|
|
|
F06_01_29 |
|
BACILLUS AMYLOLIQUEFACIENS SUBSP. PLANTARUM D747 |
|
|
|
|
F06_01_30 |
|
BACILLUS PUMILUS QST 2808 |
|
|
|
|
F06_02 |
BOTANISCHE FUNGICIDEN |
|
|
|
|
|
F06_02_01 |
|
EUGENOL |
97-53-0 |
|
|
|
F06_02_02 |
|
GERANIOL |
106-24-1 |
|
|
|
F06_02_03 |
|
THYMOL |
89-83-8 |
900 |
|
|
F06_02_04 |
|
THEEBOOMEXTRACT |
68647-73-4 |
914 |
|
|
F06_02_05 |
|
LAMINARIN |
9008-22-4 |
671 |
|
|
F06_02_06 |
|
FEN 560 |
|
858 |
|
|
F06_02_07 |
|
EXTRACT VAN REYNOUTRIA SACHALINENSIS |
|
|
|
|
F06_99 |
ANDERE INSECTICIDEN VAN MICROBIOLOGISCHE OF BOTANISCHE OORSPRONG |
|
|
|
|
|
F06_99_01 |
|
CEREVISAAN |
|
980 |
|
Bactericiden |
F07 |
|
|
|
|
|
|
F07_01 |
ANORGANISCHE BACTERICIDEN |
|
|
|
|
|
F07_01_01 |
|
NATRIUMHYPOCHLORIET |
7681-52-9 |
848 |
|
|
F07_01_02 |
|
ALUMINIUMSULFAAT |
10043-01-3 |
849 |
|
|
F07_99 |
ANDERE BACTERICIDEN |
|
|
|
|
Andere fungiciden en bactericiden |
F99 |
|
|
|
|
|
|
F99_01 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN ALIFATISCHE STIKSTOFVERBINDINGEN |
|
|
|
|
|
F99_01_01 |
|
CYMOXANIL |
57966-95-7 |
419 |
|
|
F99_01_02 |
|
DODINE |
2439-10-3 |
101 |
|
|
F99_02 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN AMIDEN |
|
|
|
|
|
F99_02_01 |
|
CYFLUFENAMIDE |
180409-60-3 |
759 |
|
|
F99_02_02 |
|
FLUOPICOLIDE |
239110-15-7 |
787 |
|
|
F99_02_03 |
|
PROCHLORAZ |
67747-09-5 |
407 |
|
|
F99_02_04 |
|
SILTHIOFAM |
175217-20-6 |
635 |
|
|
F99_02_05 |
|
ZOXAMIDE |
156052-68-5 |
640 |
|
|
F99_02_06 |
|
MANDIPROPAMID |
374726-62-2 |
783 |
|
|
F99_02_07 |
|
PENTHIOPYRAD |
183675-82-3 |
824 |
|
|
F99_02_08 |
|
BENZOVINDIFLUPYR |
1072957-71-1 |
981 |
|
|
F99_02_09 |
|
ISOFETAMID |
875915-78-9 |
972 |
|
|
F99_02_10 |
|
MANDESTROBIN |
173662-97-0 |
|
|
|
F99_02_11 |
|
FLUOPYRAM |
658066-35-4 |
807 |
|
|
F99_03 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN ANILIDEN |
|
|
|
|
|
F99_03_01 |
|
BENALAXYL |
71626-11-4 |
416 |
|
|
F99_03_02 |
|
BOSCALID |
188425-85-6 |
673 |
|
|
F99_03_03 |
|
CARBOXIN |
5234-68-4 |
273 |
|
|
F99_03_04 |
|
FENHEXAMIDE |
126833-17-8 |
603 |
|
|
F99_03_05 |
|
FLUTOLANIL |
66332-96-5 |
524 |
|
|
F99_03_06 |
|
METALAXYL-M |
70630-17-0 |
580 |
|
|
F99_03_07 |
|
METALAXYL |
57837-19-1 |
365 |
|
|
F99_03_08 |
|
BENALAXYL-M |
98243-83-5 |
766 |
|
|
F99_03_09 |
|
BIXAFEN |
581809-46-3 |
819 |
|
|
F99_03_12 |
|
ISOPYRAZAM |
881685-58-1 |
963 |
|
|
F99_03_13 |
|
FLUXAPYROXAD |
907204-31-3 |
828 |
|
|
F99_03_14 |
|
PENFLUFEN |
494793-67-8 |
826 |
|
|
F99_03_15 |
|
SEDAXAAN |
874967-67-6 |
833 |
|
|
F99_05 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN AROMATISCHE VERBINDINGEN |
|
|
|
|
|
F99_05_01 |
|
CHLOORTHALONIL |
1897-45-6 |
288 |
|
|
F99_05_03 |
|
2,5-DICHLOORBENZOËZUURMETHYLESTER |
2905-69-3 |
686 |
|
|
F99_06 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN DICARBOXIMIDE |
|
|
|
|
|
F99_06_01 |
|
IPRODION |
36734-19-7 |
278 |
|
|
F99_07 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN DINITROANILINEN |
|
|
|
|
|
F99_07_01 |
|
FLUAZINAM |
79622-59-6 |
521 |
|
|
F99_08 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN DINITROFENOLEN |
|
|
|
|
|
F99_08_02 |
|
MEPTYLDINOCAP |
131-72-6 |
811 |
|
|
F99_09 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN |
|
|
|
|
|
F99_09_01 |
|
FOSETYL-ALUMINIUM |
15845-66-6 |
384 |
|
|
F99_09_02 |
|
TOLCLOFOS-METHYL |
57018-04-9 |
479 |
|
|
F99_10 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN OXAZOLEN |
|
|
|
|
|
F99_10_01 |
|
FAMOXADONE |
131807-57-3 |
594 |
|
|
F99_10_02 |
|
HYMEXAZOOL |
10004-44-1 |
528 |
|
|
F99_11 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN FENYLPYRROLEN |
|
|
|
|
|
F99_11_01 |
|
FLUDIOXONIL |
131341-86-1 |
522 |
|
|
F99_12 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN FTAALIMIDEN |
|
|
|
|
|
F99_12_01 |
|
CAPTAN |
133-06-2 |
40 |
|
|
F99_12_02 |
|
FOLPET |
133-07-3 |
75 |
|
|
F99_13 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN PYRIMIDINEN |
|
|
|
|
|
F99_13_01 |
|
BUPIRIMAAT |
41483-43-6 |
261 |
|
|
F99_13_02 |
|
CYPRODINIL |
121552-61-2 |
511 |
|
|
F99_13_03 |
|
MEPANIPYRIM |
110235-47-7 |
611 |
|
|
F99_13_04 |
|
PYRIMETHANIL |
53112-28-0 |
714 |
|
|
F99_14 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN CHINOLINEN |
|
|
|
|
|
F99_14_01 |
|
8-HYDROXYCHINOLINESULFAAT (8-HYDROXYCHINOLINE INCL. OXYCHINOLINE) |
134-31-6 |
677 |
|
|
F99_14_02 |
|
QUINOXYFEN |
124495-18-7 |
566 |
|
|
F99_15 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN CHINONEN |
|
|
|
|
|
F99_15_01 |
|
DITHIANON |
3347-22-6 |
153 |
|
|
F99_16 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN STROBILURINEN |
|
|
|
|
|
F99_16_01 |
|
AZOXYSTROBIN |
131860-33-8 |
571 |
|
|
F99_16_02 |
|
DIMOXYSTROBIN |
149961-52-4 |
739 |
|
|
F99_16_03 |
|
FLUOXASTROBIN |
361377-29-9 |
746 |
|
|
F99_16_04 |
|
KRESOXYM-METHYL |
143390-89-0 |
568 |
|
|
F99_16_05 |
|
PICOXYSTROBIN |
117428-22-5 |
628 |
|
|
F99_16_06 |
|
PYRACLOSTROBINE |
175013-18-0 |
657 |
|
|
F99_16_07 |
|
TRIFLOXYSTROBIN |
141517-21-7 |
617 |
|
|
F99_17 |
FUNGICIDEN OP BASIS VAN UREUM |
|
|
|
|
|
F99_17_01 |
|
PENCYCURON |
66063-05-6 |
402 |
|
|
F99_17_02 |
|
UREUM |
57-13-6 |
913 |
|
Niet-ingedeelde fungiciden |
F99_99 |
NIET-INGEDEELDE FUNGICIDEN |
|
|
|
|
|
F99_99_01 |
|
2-FENYLFENOL |
90-43-7 |
246 |
|
|
F99_99_02 |
|
ACIBENZOLAR -S-METHYL |
126448-41-7 |
597 |
|
|
F99_99_04 |
|
ASCORBINEZUUR |
|
774 |
|
|
F99_99_05 |
|
BENZOËZUUR |
65-85-0 |
622 |
|
|
F99_99_06 |
|
FENPROPIDIN |
67306-00-7 |
520 |
|
|
F99_99_08 |
|
METRAFENON |
220899-03-6 |
752 |
|
|
F99_99_09 |
|
PYRIOFENON |
688046-61-9 |
827 |
|
|
F99_99_10 |
|
SPIROXAMINE |
118134-30-8 |
572 |
|
|
F99_99_12 |
|
PROQUINAZID |
189278-12-4 |
764 |
|
|
F99_99_13 |
|
VALIFENALAAT (VOORHEEN VALIFENAL) |
|
857 |
|
|
F99_99_14 |
|
DIMETHYLDISULFIDE |
624-92-0 |
|
|
|
F99_99_15 |
|
COS-OGA |
|
979 |
|
|
F99_99_16 |
|
FLUTIANIL |
958647-10-4 |
835 |
|
|
F99_99_17 |
|
FENPYRAZAMINE |
473798-59-3 |
832 |
|
|
F99_99_99 |
|
ANDERE FUNGICIDEN, NIET INGEDEELD |
|
|
Herbiciden. Loofdoders en mosbestrijders |
|
PES_H |
|
|
|
|
|
Herbiciden op basis van fenoxy-fytohormonen |
H01 |
|
|
|
|
|
|
H01_01 |
FENOXY-HERBICIDEN |
|
|
|
|
|
H01_01_01 |
|
2,4-D |
94-75-7 |
1 |
|
|
H01_01_02 |
|
2,4-DB |
94-82-6 |
83 |
|
|
H01_01_03 |
|
DICHLOORPROP-P |
15165-67-0 |
476 |
|
|
H01_01_04 |
|
MCPA |
94-74-6 |
2 |
|
|
H01_01_05 |
|
MCPB |
94-81-5 |
50 |
|
|
H01_01_06 |
|
MECOPROP |
7085-19-0 |
51 |
|
|
H01_01_07 |
|
MECOPROP-P |
16484-77-8 |
475 |
|
|
H01_99 |
ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN FENOXY-FYTOHORMONEN |
|
|
|
|
|
H01_99_99 |
|
ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN FENOXY-FYTOHORMONEN |
|
|
|
Herbiciden op basis van triazinen en triazinonen |
H02 |
|
|
|
|
|
|
H02_02 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZINEN |
|
|
|
|
|
H02_02_01 |
|
TERBUTYLAZINE |
5915-41-3 |
234 |
|
|
H02_03 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZINONEN |
|
|
|
|
|
H02_03_01 |
|
METAMITRON |
41394-05-2 |
381 |
|
|
H02_03_02 |
|
METRIBUZIN |
21087-64-9 |
283 |
|
|
H02_99 |
ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZINEN EN TRIAZINONEN |
|
|
|
|
|
H02_99_99 |
|
ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZINEN EN TRIAZINONEN |
|
|
|
Herbiciden op basis van amiden en aniliden |
H03 |
|
|
|
|
|
|
H03_01 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN AMIDEN |
|
|
|
|
|
H03_01_01 |
|
BEFLUBUTAMIDE |
113614-08-7 |
662 |
|
|
H03_01_02 |
|
DIMETHENAMIDE-P |
163515-14-8 |
638 |
|
|
H03_01_03 |
|
ISOXABEN |
82558-50-7 |
701 |
|
|
H03_01_04 |
|
NAPROPAMIDE |
15299-99-7 |
271 |
|
|
H03_01_05 |
|
PENOXSULAM |
219714-96-2 |
758 |
|
|
H03_01_06 |
|
PETHOXAMIDE |
106700-29-2 |
665 |
|
|
H03_01_07 |
|
PROPYZAMIDE |
23950-58-5 |
315 |
|
|
H03_01_08 |
|
PYROXSULAM |
422556-08-9 |
793 |
|
|
H03_02 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN ANILIDEN |
|
|
|
|
|
H03_02_01 |
|
DIFLUFENICAN |
83164-33-4 |
462 |
|
|
H03_02_02 |
|
FLORASULAM |
145701-23-1 |
616 |
|
|
H03_02_03 |
|
FLUFENACET |
142459-58-3 |
588 |
|
|
H03_02_04 |
|
METAZACHLOOR |
67129-08-2 |
411 |
|
|
H03_02_05 |
|
METOSULAM |
139528-85-1 |
707 |
|
|
H03_03 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN CHLOORACEETANILIDEN |
|
|
|
|
|
H03_03_02 |
|
DIMETHACHLOOR |
50563-36-5 |
688 |
|
|
H03_03_04 |
|
S-METOLACHLOOR |
87392-12-9 |
607 |
|
|
H03_99 |
ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN AMIDEN EN ANILIDEN |
|
|
|
|
|
H03_99_99 |
|
ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN AMIDEN EN ANILIDEN |
|
|
|
Herbiciden op basis van carbamaten en biscarbamaten |
H04 |
|
|
|
|
|
|
H04_01 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN BISCARBAMATEN |
|
|
|
|
|
H04_01_01 |
|
CHLOORPROFAM |
101-21-3 |
43 |
|
|
H04_01_02 |
|
DESMEDIFAM |
13684-56-5 |
477 |
|
|
H04_01_03 |
|
FENMEDIFAM |
13684-63-4 |
77 |
|
|
H04_02 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN |
|
|
|
|
|
H04_02_02 |
|
CARBETAMIDE |
16118-49-3 |
95 |
|
|
H04_99 |
ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN BISCARBAMATEN |
|
|
|
|
|
H04_99_99 |
|
ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN BISCARBAMATEN |
|
|
|
Herbiciden op basis van dinitroanilinederivaten |
H05 |
|
|
|
|
|
|
H05_01 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN DINITROANILINEN |
|
|
|
|
|
H05_01_01 |
|
BENFLURALIN |
1861-40-1 |
285 |
|
|
H05_01_02 |
|
PENDIMETHALIN |
40487-42-1 |
357 |
|
|
H05_01_03 |
|
ORYZALIN |
19044-88-3 |
537 |
|
|
H05_99 |
ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN DINITROANILINEDERIVATEN |
|
|
|
|
|
H05_99_99 |
|
ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN DINITROANILINEDERIVATEN |
|
|
|
Herbiciden op basis van ureum-, uracil- of sulfonylureumderivaten |
H06 |
|
|
|
|
|
|
H06_01 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN SULFONYLUREUM |
|
|
|
|
|
H06_01_01 |
|
AMIDOSULFURON |
120923-37-7 |
515 |
|
|
H06_01_02 |
|
AZIMSULFURON |
120162-55-2 |
584 |
|
|
H06_01_03 |
|
BENSULFURON-METHYL |
99283-01-9 83055-99-6 |
502 |
|
|
H06_01_04 |
|
CHLOORSULFURON |
64902-72-3 |
391 |
|
|
H06_01_06 |
|
FLAZASULFURON |
104040-78-0 |
595 |
|
|
H06_01_07 |
|
FLUPYRSULFURON-METHYL |
150315-10-9 144740-54-5 |
577 |
|
|
H06_01_08 |
|
FORAMSULFURON |
173159-57-4 |
659 |
|
|
H06_01_09 |
|
IMAZOSULFURON |
122548-33-8 |
590 |
|
|
H06_01_10 |
|
IODOSULFURON-METHYL-NATRIUM |
144550-36-7 |
634.501 |
|
|
H06_01_11 |
|
MESOSULFURON-METHYL |
400852-66-6 208465-21-8 |
663 |
|
|
H06_01_12 |
|
METSULFURON-METHYL |
74223-64-6 |
441 |
|
|
H06_01_13 |
|
NICOSULFURON |
111991-09-4 |
709 |
|
|
H06_01_14 |
|
OXASULFURON |
144651-06-9 |
626 |
|
|
H06_01_15 |
|
PROSULFURON |
94125-34-5 |
579 |
|
|
H06_01_16 |
|
RIMSULFURON |
122931-48-0 |
716 |
|
|
H06_01_17 |
|
SULFOSULFURON |
141776-32-1 |
601 |
|
|
H06_01_18 |
|
THIFENSULFURON-METHYL |
79277-67-1 79227-27-3 |
452 |
|
|
H06_01_19 |
|
TRIASULFURON |
82097-50-5 |
480 |
|
|
H06_01_20 |
|
TRIBENURON-METHYL |
106040-48-6 101200-48-0 |
546 |
|
|
H06_01_21 |
|
TRIFLUSULFURON-METHYL |
135990-29-3 126535-15-7 |
731 |
|
|
H06_01_22 |
|
TRITOSULFURON |
142469-14-5 |
735 |
|
|
H06_01_23 |
|
ORTHOSULFAMURON |
213464-77-8 |
781 |
|
|
H06_01_24 |
|
ETHAMETSULFURON-METHYL |
97780-06-8 |
834.201 |
|
|
H06_01_25 |
|
HALOSULFURON-METHYL |
100784-20-1 |
785 |
|
|
H06_02 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN URACIL |
|
|
|
|
|
H06_02_01 |
|
LENACIL |
2164-08-1 |
163 |
|
|
H06_03 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN UREUM |
|
|
|
|
|
H06_03_01 |
|
CHLOORTOLURON |
15545-48-9 |
217 |
|
|
H06_03_02 |
|
DIURON |
330-54-1 |
100 |
|
|
H06_03_03 |
|
FLUOMETURON |
2164-17-2 |
159 |
|
|
H06_03_04 |
|
ISOPROTURON |
34123-59-6 |
336 |
|
|
H06_03_05 |
|
LINURON |
330-55-2 |
76 |
|
|
H06_03_06 |
|
METOBROMURON |
3060-89-7 |
168 |
|
|
H06_99 |
ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN UREUM-, URACIL- OF SULFONYLUREUMDERIVATEN |
|
|
|
|
|
H06_99_99 |
|
ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN UREUM-, URACIL- OF SULFONYLUREUMDERIVATEN |
|
|
|
Andere herbiciden |
H99 |
|
|
|
|
|
|
H99_01 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN ARYLOXYFENOXYPROPIONATEN |
|
|
|
|
|
H99_01_01 |
|
CLODINAFOP-PROPARGYL |
114420-56-3 105512-06-9 |
683 |
|
|
H99_01_02 |
|
CYHALOFOP-BUTYL |
122008-85-9 |
596 |
|
|
H99_01_03 |
|
DICLOFOP-METHYL |
40843-25-2 257-141-8 |
358 |
|
|
H99_01_04 |
|
FENOXAPROP-P-ETHYL |
113158-40-0 71283-80-2 |
484 |
|
|
H99_01_05 |
|
FLUAZIFOP-P-BUTYL |
79241-46-6 |
467 |
|
|
H99_01_06 |
|
HALOXYFOP-P |
95977-29-0 |
526 |
|
|
H99_01_07 |
|
PROPAQUIZAFOP |
111479-05-1 |
713 |
|
|
H99_01_08 |
|
QUIZALOFOP-P |
94051-08-8 |
641 |
|
|
H99_01_09 |
|
QUIZALOFOP-P-ETHYL |
100646-51-3 |
641.202 |
|
|
H99_01_10 |
|
QUIZALOFOP-P-TEFURYL |
119738-06-6 |
641.226 |
|
|
H99_02 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN BENZOFURAN |
|
|
|
|
|
H99_02_01 |
|
ETHOFUMESAAT |
26225-79-6 |
233 |
|
|
H99_03 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN BENZOËZUUR |
|
|
|
|
|
H99_03_01 |
|
DICAMBA |
1918-00-9 |
85 |
|
|
H99_04 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN BIPYRIDYLIUM |
|
|
|
|
|
H99_04_01 |
|
DIQUAT |
85-00-7 |
55 |
|
|
H99_05 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN CYCLOHEXAANDIONEN |
|
|
|
|
|
H99_05_01 |
|
CLETHODIM |
99129-21-2 |
508 |
|
|
H99_05_02 |
|
CYCLOXYDIM |
101205-02-1 |
510 |
|
|
H99_05_03 |
|
PROFOXYDIM |
139001-49-3 |
621 |
|
|
H99_05_04 |
|
TEPRALOXYDIM |
149979-41-9 |
608 |
|
|
H99_05_05 |
|
TRALKOXYDIM |
87820-88-0 |
544 |
|
|
H99_06 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN DIAZINEN |
|
|
|
|
|
H99_06_01 |
|
PYRIDAAT |
55512-33-9 |
447 |
|
|
H99_07 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN DICARBOXIMIDEN |
|
|
|
|
|
H99_07_02 |
|
FLUMIOXAZIN |
103361-09-7 |
578 |
|
|
H99_08 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN DIFENYLETHER |
|
|
|
|
|
H99_08_01 |
|
ACLONIFEN |
74070-46-5 |
498 |
|
|
H99_08_02 |
|
BIFENOX |
42576-02-3 |
413 |
|
|
H99_08_03 |
|
OXYFLUORFEN |
42874-03-3 |
538 |
|
|
H99_09 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN IMIDAZOLINON |
|
|
|
|
|
H99_09_01 |
|
IMAZAMOX |
114311-32-9 |
619 |
|
|
H99_10 |
ANORGANISCHE HERBICIDEN |
|
|
|
|
|
H99_10_01 |
|
IJZER(II)SULFAAT |
7720-78-7 17375-41-6 7782-63-0 |
837 |
|
|
H99_11 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN ISOXAZOLEN |
|
|
|
|
|
H99_11_01 |
|
ISOXAFLUTOOL |
141112-29-0 |
575 |
|
|
H99_11_02 |
|
TOPRAMEZONE |
210631-68-8 |
800 |
|
|
H99_13 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN NITRILLEN |
|
|
|
|
|
H99_13_01 |
|
BROMOXYNIL |
1689-84-5 1689-99-2 56634-95-8 |
87 |
|
|
H99_13_03 |
|
IOXYNIL |
1689-83-4 3861-47-0 |
86 |
|
|
H99_14 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN |
|
|
|
|
|
H99_14_01 |
|
GLUFOSINAAT-AMMONIUM |
51276-47-2 77182-82-2 |
437 |
|
|
H99_14_02 |
|
GLYFOSAAT |
1071-83-6 |
284 |
|
|
H99_15 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN FENYLPYRAZOLEN |
|
|
|
|
|
H99_15_01 |
|
PINOXADEN |
243973-20-8 |
776 |
|
|
H99_15_02 |
|
PYRAFLUFEN-ETHYL |
129630-19-9 |
605 |
|
|
H99_16 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN PYRIDAZINONEN |
|
|
|
|
|
H99_16_01 |
|
CHLORIDAZON |
1698-60-8 |
111 |
|
|
H99_16_02 |
|
FLURTAMONE |
96525-23-4 |
569 |
|
|
H99_17 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN PYRIDINECARBOXAMIDEN |
|
|
|
|
|
H99_17_01 |
|
PICOLINAFEN |
137641-05-5 |
639 |
|
|
H99_18 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN PYRIDINECARBONZUUR |
|
|
|
|
|
H99_18_01 |
|
CLOPYRALID |
1702-17-6 57754-85-5 |
455 |
|
|
H99_18_02 |
|
PICLORAM |
1918-02-1 |
174 |
|
|
H99_18_03 |
|
HALAUXIFEN-METHYL |
943831-98-9 |
970 |
|
|
H99_18_04 |
|
AMINOPYRALIDE |
150114-71-9 |
771 |
|
|
H99_19 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN PYRIDYLOXYAZIJNZUUR |
|
|
|
|
|
H99_19_02 |
|
FLUROXYPYR |
69377-81-7 |
431 |
|
|
H99_19_03 |
|
TRICLOPYR |
55335-06-3 |
376 |
|
|
H99_20 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN CHINOLINEN |
|
|
|
|
|
H99_20_01 |
|
QUINMERAC |
90717-03-6 |
563 |
|
|
H99_21 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN THIADIAZINEN |
|
|
|
|
|
H99_21_01 |
|
BENTAZON |
25057-89-0 |
366 |
|
|
H99_22 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN THIOCARBAMATEN |
|
|
|
|
|
H99_22_01 |
|
MOLINAAT |
2212-67-1 |
235 |
|
|
H99_22_02 |
|
PROSULFOCARB |
52888-80-9 |
539 |
|
|
H99_22_03 |
|
TRI-ALLAAT |
2303-17-5 |
97 |
|
|
H99_23 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZOLEN |
|
|
|
|
|
H99_23_01 |
|
AMITROL |
61-82-5 |
90 |
|
|
H99_24 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZOLINONEN |
|
|
|
|
|
H99_24_01 |
|
CARFENTRAZONE-ETHYL |
128639-02-1 |
587.202 |
|
|
H99_25 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZOLONEN |
|
|
|
|
|
H99_25_01 |
|
PROPOXYCARBAZONNATRIUM |
145026-81-9 181274-15-7 |
655 |
|
|
H99_25_02 |
|
THIENCARBAZON-METHYL |
936331-72-5 317815-83-1 |
797 |
|
|
H99_26 |
HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIKETONEN |
|
|
|
|
|
H99_26_01 |
|
MESOTRION |
104206-82-8 |
625 |
|
|
H99_26_02 |
|
SULCOTRION |
99105-77-8 |
723 |
|
|
H99_26_03 |
|
TEMBOTRIONE |
335104-84-2 |
790 |
|
Niet-ingedeelde herbiciden |
H99_99 |
NIET-INGEDEELDE HERBICIDEN |
|
|
|
|
|
H99_99_01 |
|
AZIJNZUUR |
64-19-7 |
838 |
|
|
H99_99_02 |
|
BISPYRIBAC-NATRIUM |
125401-92-5 |
748.011 |
|
|
H99_99_03 |
|
CLOMAZONE |
81777-89-1 |
509 |
|
|
H99_99_04 |
|
FLUROCHLORIDON |
61213-25-0 |
430 |
|
|
H99_99_06 |
|
OXADIAZON |
19666-30-9 |
213 |
|
|
H99_99_07 |
|
NONAANZUUR |
112-05-0 |
888 |
|
|
H99_99_08 |
|
QUINOCLAMINE |
2797-51-5 |
648 |
|
|
H99_99_99 |
|
ANDERE HERBICIDEN, LOOFDODERS EN MOSBESTRIJDERS |
|
|
Insecticiden en acariciden |
|
PES_I |
|
|
|
|
|
Insecticiden op basis van pyretroïden |
I01 |
|
|
|
|
|
|
I01_01 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRETROÏDEN |
|
|
|
|
|
I01_01_01 |
|
ACRINATHRIN |
101007-06-1 |
678 |
|
|
I01_01_02 |
|
ALFA-CYPERMETHRIN |
67375-30-8 |
454 |
|
|
I01_01_03 |
|
BETA-CYFLUTHRIN |
68359-37-5 |
482 |
|
|
I01_01_04 |
|
BIFENTHRIN |
82657-04-3 |
415 |
|
|
I01_01_06 |
|
CYPERMETHRIN |
52315-07-8 |
332 |
|
|
I01_01_07 |
|
DELTAMETHRIN |
52918-63-5 |
333 |
|
|
I01_01_08 |
|
ESFENVALERAAT |
66230-04-4 |
481 |
|
|
I01_01_09 |
|
ETOFENPROX |
80844-07-1 |
471 |
|
|
I01_01_10 |
|
GAMMA-CYHALOTHRIN |
76703-62-3 |
768 |
|
|
I01_01_11 |
|
LAMBDA-CYHALOTHRIN |
91465-08-6 |
463 |
|
|
I01_01_12 |
|
TAU-FLUVALINAAT |
102851-06-9 |
786 |
|
|
I01_01_13 |
|
TEFLUTHRIN |
79538-32-2 |
451 |
|
|
I01_01_14 |
|
ZETA-CYPERMETHRIN |
52315-07-8 |
733 |
|
|
I01_01_15 |
|
BETA-CYPERMETHRIN |
65731-84-2 72204-43-4 65732-07-2 83860-31-5 |
632 |
|
|
I01_99 |
ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRETROÏDEN |
|
|
|
|
|
I01_99_99 |
|
ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRETROÏDEN |
|
|
|
Insecticiden op basis van gechloreerde koolwaterstoffen |
I02 |
|
|
|
|
|
|
I02_01 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN ANTRANILDIAMIDEN |
|
|
|
|
|
I02_01_01 |
|
CYANTRANILIPROLE |
|
|
|
|
I02_99 |
ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN |
|
|
|
|
|
I02_99_99 |
|
ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN |
|
|
|
Insecticiden op basis van carbamaten en oxim-carbamaten |
I03 |
|
|
|
|
|
|
I03_01 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN OXIM-CARBAMATEN |
|
|
|
|
|
I03_01_01 |
|
METHOMYL |
16752-77-5 |
264 |
|
|
I03_01_02 |
|
OXAMYL |
23135-22-0 |
342 |
|
|
I03_02 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN |
|
|
|
|
|
I03_02_01 |
|
FENOXYCARB |
79127-80-3 |
425 |
|
|
I03_02_02 |
|
FORMETANAATHYDROCHLORIDE |
22259-30-9 23422-53-9 |
697 |
|
|
I03_02_03 |
|
METHIOCARB |
2032-65-7 |
165 |
|
|
I03_02_04 |
|
PIRIMICARB |
23103-98-2 |
231 |
|
|
I03_99 |
ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN OXIM-CARBAMATEN |
|
|
|
|
|
I03_99_99 |
|
ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN OXIM-CARBAMATEN |
|
|
|
Insecticiden op basis van organische fosfaten |
I04 |
|
|
|
|
|
|
I04_01 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN |
|
|
|
|
|
I04_01_01 |
|
CHLOORPYRIFOS |
2921-88-2 |
221 |
|
|
I04_01_02 |
|
CHLOORPYRIFOS-METHYL |
5589-13-0 |
486 |
|
|
I04_01_03 |
|
DIMETHOAAT |
60-51-5 |
59 |
|
|
I04_01_04 |
|
ETHOPROFOS |
13194-48-4 |
218 |
|
|
I04_01_07 |
|
MALATHION |
121-75-5 |
12 |
|
|
I04_01_08 |
|
FOSMET |
732-11-6 |
318 |
|
|
I04_01_09 |
|
PIRIMIFOS-METHYL |
29232-93-7 |
239 |
|
|
I04_99 |
ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN |
|
|
|
|
|
I04_99_99 |
|
ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN |
|
|
|
Insecticiden van microbiologische of botanische oorsprong |
I05 |
|
|
|
|
|
|
I05_01 |
MICROBIOLOGISCHE INSECTICIDEN |
|
|
|
|
|
I05_01_01 |
|
ADOXOPHYES ORANA GV STAM BV-0001 |
|
782 |
|
|
I05_01_03 |
|
BACILLUS THURINGIENSIS SUBSP. ISRAELENSIS (AM65-52) |
|
770 |
|
|
I05_01_04 |
|
METARHIZIUM ANISOPLIAE VAR. ANISOPLIAE STAM FS2/F52 |
|
784 |
|
|
I05_01_05 |
|
PAECILOMYCES FUMOSOROSEUS STAM FE9901 |
|
778 |
|
|
I05_01_08 |
|
BACILLUS THURINGIENSIS SUBSP. AIZAWAI (ABTS-1857 EN GC-91) |
|
949, 950 |
|
|
I05_01_09 |
|
BACILLUS THURINGIENSIS SUBSP. KURSTAKI (ABTS 351, PB 54, SA 11, SA12 EN EG 2348) |
|
951, 952, 953, 954, 955 |
|
|
I05_01_10 |
|
BACILLUS THURINGIENSIS SUBSP. TENEBRIONIS (NB 176) |
|
956 |
|
|
I05_01_11 |
|
BEAUVERIA BASSIANA (ATCC 74040 EN GHA) |
|
957, 958 |
|
|
I05_01_12 |
|
CYDIA POMONELLA GRANULOSEVIRUS (CPGV) |
|
959 |
|
|
I05_01_13 |
|
HELICOVERPA ARMIGERA KERNPOLYEDERVIRUS (HEARNPV) |
|
960 |
|
|
I05_01_14 |
|
LECANICILLIMUM MUSCARIUM (VE6) (VOORHEEN VERTICILLIUM LECANII) |
|
961 |
|
|
I05_01_15 |
|
SPODOPTERA LITTORALIS KERNPOLYEDERVIRUS |
|
962 |
|
|
I05_01_16 |
|
BEAUVERIA BASSIANA STAM 147 |
|
|
|
|
I05_01_17 |
|
BEAUVERIA BASSIANA STAM NPP11B005 |
|
|
|
|
I05_01_18 |
|
ISARIA FUMOSOROSEA APOPKA STAM 97 (VOORHEEN PAECILOMYCES FUMOSOROSEUS) |
|
573 |
|
|
I05_01_19 |
|
SPODOPTERA EXIGUA KERNPOLYEDERVIRUS |
|
592 |
|
|
I05_02 |
BOTANISCHE INSECTICIDEN |
|
|
|
|
|
I05_02_01 |
|
SINAASAPPELOLIE |
|
902 |
|
|
I05_02_02 |
|
TAGETESOLIE |
|
903 |
|
|
I05_02_03 |
|
AZADIRACHTIN |
11141-17-6 |
627 |
|
|
I05_02_04 |
|
PYRETHRINEN |
8003-34-7 |
32 |
|
|
I05_99 |
ANDERE INSECTICIDEN VAN MICROBIOLOGISCHE OF BOTANISCHE OORSPRONG |
|
|
|
|
|
I05_99_99 |
|
ANDERE INSECTICIDEN VAN MICROBIOLOGISCHE OF BOTANISCHE OORSPRONG |
|
|
|
Acariciden |
I06 |
|
|
|
|
|
|
I06_01 |
ACARICIDEN OP BASIS VAN PYRAZOOL |
|
|
|
|
|
I06_01_01 |
|
FENPYROXIMAAT |
134098-61-6 |
695 |
|
|
I06_02 |
ACARICIDEN OP BASIS VAN TETRAZINEN |
|
|
|
|
|
I06_02_01 |
|
CLOFENTEZIN |
74115-24-5 |
418 |
|
|
I06_99 |
ANDERE ACARICIDEN |
|
|
|
|
|
I06_99_01 |
|
ACEQUINOCYL |
57960-19-7 |
760 |
|
|
I06_99_02 |
|
CYFLUMETOFEN |
400882-07-7 |
821 |
|
|
I06_99_99 |
|
ANDERE ACARICIDEN |
|
|
|
Andere insecticiden |
I99 |
|
|
|
|
|
|
I99_01 |
DOOR VERGISTING VERKREGEN INSECTICIDEN |
|
|
|
|
|
I99_01_01 |
|
ABAMECTIN |
71751-41-2 |
495 |
|
|
I99_01_02 |
|
MILBEMECTIN |
51596-10-2 51596-11-3 |
660 |
|
|
I99_01_03 |
|
SPINOSAD |
168316-95-8 |
636 |
|
|
I99_01_04 |
|
EMAMECTIN BENZOAAT |
155569-91-8 |
791 |
|
|
I99_01_05 |
|
SPINETORAM |
187166-40-1 |
802 |
|
|
I99_03 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN BENZOYLUREUM |
|
|
|
|
|
I99_03_01 |
|
DIFLUBENZURON |
35367-38-5 |
339 |
|
|
I99_03_03 |
|
LUFENURON |
103055-07-8 |
704 |
|
|
I99_03_05 |
|
TEFLUBENZURON |
83121-18-0 |
450 |
|
|
I99_03_06 |
|
TRIFLUMURON |
64628-44-0 |
548 |
|
|
I99_04 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN CARBAZATEN |
|
|
|
|
|
I99_04_01 |
|
BIFENAZAAT |
149877-41-8 |
736 |
|
|
I99_05 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN DIAZYLHYDRAZINE |
|
|
|
|
|
I99_05_01 |
|
METHOXYFENOZIDE |
161050-58-4 |
656 |
|
|
I99_05_02 |
|
TEBUFENOZIDE |
112410-23-8 |
724 |
|
|
I99_05_03 |
|
CHROMAFENOZIDE |
143807-66-3 |
775 |
|
|
I99_06 |
INSECTENGROEIREMMERS |
|
|
|
|
|
I99_06_01 |
|
CYROMAZINE |
66215-27-8 |
420 |
|
|
I99_06_02 |
|
BUPROFEZIN |
69327-76-0 |
681 |
|
|
I99_06_03 |
|
HEXYTHIAZOX |
78587-05-0 |
439 |
|
|
I99_08 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN NITROGUANIDINEN |
|
|
|
|
|
I99_08_01 |
|
CLOTHIANIDINE |
210880-92-5 |
738 |
|
|
I99_08_02 |
|
THIAMETHOXAM |
153719-23-4 |
637 |
|
|
I99_09 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE TINVERBINDINGEN |
|
|
|
|
|
I99_10 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN OXADIAZINEN |
|
|
|
|
|
I99_10_01 |
|
INDOXACARB |
173584-44-6 |
612 |
|
|
I99_11 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN FENYLETHER |
|
|
|
|
|
I99_11_01 |
|
PYRIPROXYFEN |
95737-68-1 |
715 |
|
|
I99_12 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN (FENYL-)PYRAZOLEN |
|
|
|
|
|
I99_12_02 |
|
FIPRONIL |
120068-37-3 |
581 |
|
|
I99_12_03 |
|
TEBUFENPYRAD |
119168-77-3 |
725 |
|
|
I99_12_04 |
|
CHLORANTRANILIPROLE |
500008-45-7 |
794 |
|
|
I99_13 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRIDINEN |
|
|
|
|
|
I99_13_01 |
|
PYMETROZINE |
123312-89-0 |
593 |
|
|
I99_13_02 |
|
FLONICAMID |
158062-67-0 |
763 |
|
|
I99_13_03 |
|
SULFOXAFLOR |
946578-00-3 |
820 |
|
|
I99_14 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRIDYLMETHYLAMINEN |
|
|
|
|
|
I99_14_01 |
|
ACETAMIPRID |
135410-20-7 |
649 |
|
|
I99_14_02 |
|
IMIDACLOPRID |
138261-41-3 |
582 |
|
|
I99_14_03 |
|
THIACLOPRID |
111988-49-9 |
631 |
|
|
I99_14_04 |
|
FLUPYRADIFURONE |
951659-40-8 |
|
|
|
I99_15 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN SULFIET-ESTER |
|
|
|
|
|
I99_17 |
INSECTICIDEN OP BASIS VAN TETRONZUUR |
|
|
|
|
|
I99_17_01 |
|
SPIRODICLOFEN |
148477-71-8 |
737 |
|
|
I99_17_02 |
|
SPIROMESIFEN |
283594-90-1 |
747 |
|
|
I99_18 |
LOKSTOFFEN VOOR INSECTEN ONVERTAKTE VLINDERFEROMONEN |
|
|
895 |
|
|
I99_18_01 |
|
(E,E)-8,10-DODECADIEEN-1-OL |
33956-49-9 |
860 |
|
|
I99_18_02 |
|
(Z)-9-DODECEEN-1-YLACETAAT |
16974-11-1 112-66-3 |
422 |
|
|
I99_18_03 |
|
(Z)-8-DODECEEN-1-YLACETAAT |
28079-04-1 |
861 |
|
|
I99_18_04 |
|
(2E, 13Z)-OCTADECADIEEN-1-YLACETAAT |
86252-65-5 |
862 |
|
|
I99_18_05 |
|
(7E,9E)-DODECADIEEN 1-YLACETAAT |
54364-63-5 |
863 |
|
|
I99_18_06 |
|
(7E,9Z)-DODECADIEEN 1-YLACETAAT |
55774-32-8 |
864 |
|
|
I99_18_07 |
|
(7Z, 11E)-HEXADECADIEEN-1-YLACETAAT |
51606-94-4 |
865 |
|
|
I99_18_08 |
|
(7Z, 11Z)-HEXADECADIEEN-1-YLACETAAT |
53042-79-8 52207-99-5 |
866 |
|
|
I99_18_09 |
|
(9Z, 12E)-TETRADECADIEEN-1-YLACETAAT |
31654-77-0 |
867 |
|
|
I99_18_10 |
|
(E)-11-TETRADECEEN-1-YLACETAAT |
33189-72-9 |
868 |
|
|
I99_18_11 |
|
(E)-5-DECEEN-1-OL |
56578-18-8 |
869 |
|
|
I99_18_12 |
|
(E)-5-DECEEN-1-YLACETAAT |
38421-90-8 |
870 |
|
|
I99_18_13 |
|
(E)-8-DODECEEN-1-YLACETAAT |
38363-29-0 |
871 |
|
|
I99_18_14 |
|
(E/Z)-8-DODECEEN-1-YLACETAAT |
38363-29-0 28079-04-1 |
872 |
|
|
I99_18_15 |
|
(Z)-11-HEXADECEEN-1-OL |
56683-54-6 |
873 |
|
|
I99_18_16 |
|
(Z)-11-HEXADECEEN-1-YLACETAAT |
34010-21-4 |
874 |
|
|
I99_18_17 |
|
(Z)-11-HEXADECENAL |
53939-28-9 |
875 |
|
|
I99_18_18 |
|
(Z)-11-TETRADECEEN-1-YLACETAAT |
20711-10-8 |
876 |
|
|
I99_18_19 |
|
(Z)-13-OCTADECENAL |
58594-45-9 |
878 |
|
|
I99_18_20 |
|
(Z)-7-TETRADECENAL |
65128-96-3 |
879 |
|
|
I99_18_21 |
|
(Z)-8-DODECEEN-1-OL |
40642-40-8 |
880 |
|
|
I99_18_22 |
|
(Z)-9-HEXADECENAL |
56219-04-6 |
881 |
|
|
I99_18_23 |
|
(Z)-9-TETRADECEEN-1-YLACETAAT |
16725-53-4 |
882 |
|
|
I99_18_24 |
|
DODECYLACETAAT |
112-66-3 |
884 |
|
|
I99_18_25 |
|
TETRADECANOL |
112-72-1 |
856 |
|
|
I99_18_26 |
|
DODECAAN-1-OL |
112-53-8 |
|
|
|
I99_18_27 |
|
(E/Z)-9-DODECEEN-1-YLACETAAT |
16974-34-8 |
|
|
|
I99_18_28 |
|
(E,Z,Z)-3,8,11-TETRADECATRIEEN-1-YLACETAAT |
|
|
|
|
I99_18_29 |
|
(E,Z)-3,8-TETRADECATRIEEN-1-YLACETAAT |
|
|
|
|
I99_18_30 |
|
N-TETRADECYLACETAAT |
|
|
|
|
I99_18_31 |
|
(Z,E)-9,11-TETRADECADIEEN-1-YLACETAAT |
50767-79-8 |
|
|
|
I99_18_32 |
|
(E,Z)-3,13- OCTADECADIEENYLACETAAT |
53120-26-6 |
|
|
|
I99_18_33 |
|
(Z,Z)-3,13- OCTADECADIEENYLACETAAT |
53120-26-7 |
|
|
|
I99_19 |
ANDERE LOKSTOFFEN VOOR INSECTEN |
|
|
|
|
|
I99_19_01 |
|
AMMONIUMACETAAT |
631-61-8 |
842 |
|
|
I99_19_02 |
|
PUTRESCINE (1,4-DIAMINOBUTAAN) |
110-60-1 |
854 |
|
|
I99_19_03 |
|
TRIMETHYLAMINE-HYDROCHLORIDE |
593-81-7 |
848 |
|
|
I99_19_04 |
|
(Z)-13-HEXADECEEN-11YN-1-YLACETAAT |
78617-58-0 |
|
|
|
I99_19_05 |
|
(Z,Z,Z,Z)-7,13,16,19-DOCOSATETRAEEN-1-YLISOBUTYRAAT |
135459-81-3 |
883 |
|
|
I99_19_06 |
|
RESCALURE |
67601-06-3 |
|
|
|
I99_19_07 |
|
GEHYDROLYSEERDE EIWITTEN |
|
901 |
|
Niet-ingedeelde insecticiden-acariciden |
I99_99 |
NIET-INGEDEELDE INSECTICIDEN-ACARICIDEN |
|
|
|
|
|
I99_99_03 |
|
ETOXAZOOL |
153233-91-1 |
623 |
|
|
I99_99_04 |
|
VETZUREN C7-C18 EN C18 ONVERZADIGD KALIUMZOUTEN (CAS 67701-09-1) |
67701-09-1 |
889 |
|
|
I99_99_05 |
|
VETZUREN C8-C10 METHYLESTERS (CAS 85566-26-3) |
85566-26-3 |
890 |
|
|
I99_99_06 |
|
FENAZAQUIN |
120928-09-8 |
693 |
|
|
I99_99_07 |
|
KIEZELGOER (DIATOMEEËNAARDE) |
61790-53-2 |
647 |
|
|
I99_99_08 |
|
LAURINEZUUR (CAS 143-07-7) |
143-07-7 |
885 |
|
|
I99_99_09 |
|
METAFLUMIZON |
139968-49-3 |
779 |
|
|
I99_99_10 |
|
METHYLDECANOAAT (CAS 110-42-9) |
110-42-9 |
892 |
|
|
I99_99_11 |
|
METHYLOCTANOAAT (CAS 111-11-5) |
111-11-5 |
893 |
|
|
I99_99_12 |
|
OLIEZUUR (CAS 112-80-1) |
112-80-1 |
894 |
|
|
I99_99_13 |
|
PARAFFINEOLIE (CAS 64742-46-7) |
64742-46-7 |
896 |
|
|
I99_99_14 |
|
PARAFFINEOLIE (CAS 72623-86-0) |
72623-86-0 |
897 |
|
|
I99_99_15 |
|
PARAFFINEOLIE (CAS 8042-47-5) |
8042-47-5 |
898 |
|
|
I99_99_16 |
|
PARAFFINEOLIE (CAS 97862-82-3) |
97862-82-3 |
899 |
|
|
I99_99_17 |
|
FOSFAAN |
7803-51-2 |
127 |
|
|
I99_99_18 |
|
PYRIDABEN |
96489-71-3 |
583 |
|
|
I99_99_19 |
|
PYRIDALYL |
179101-81-6 |
792 |
|
|
I99_99_20 |
|
SPIROTETRAMAT |
203313-25-1 |
795 |
|
|
I99_99_21 |
|
SULFURYLFLUORIDE |
2699-79-8 |
757 |
|
|
I99_99_23 |
|
VETZUREN C7 T/M C20 |
|
891 |
|
|
I99_99_27 |
|
ALUMINIUMFOSFIDE |
20859-73-8 |
227 |
|
|
I99_99_28 |
|
MAGNESIUMFOSFIDE |
12057-74-8 |
228 |
|
|
I99_99_29 |
|
KOOLSTOFDIOXIDE |
124-38-9 |
844 |
|
|
I99_99_30 |
|
MALTODEXTRINE |
9050-36-6 |
801 |
|
|
I99_99_31 |
|
TERPENOÏDENMENGSEL QRD 460 |
|
982 |
|
|
I99_99_32 |
|
FLUBENDIAMIDE |
272451-65-7 |
788 |
|
|
I99_99_99 |
|
ANDERE INSECTICIDEN-ACARICIDEN |
|
|
Mollusciciden |
|
PES_M |
|
|
|
|
|
Mollusciciden |
M01 |
|
|
|
|
|
|
M01_01 |
MOLLUSCICIDEN |
|
|
|
|
|
M01_01_01 |
|
IJZER(III)FOSFAAT |
10045-86-0 |
629 |
|
|
M01_01_03 |
|
METALDEHYDE |
108-62-3 |
62 |
|
|
M01_01_99 |
|
ANDERE MOLLUSCICIDEN |
|
|
Plantengroeiregulatoren |
|
PES_PGR |
|
|
|
|
|
Fysiologische plantengroeiregulatoren |
PGR01 |
|
|
|
|
|
|
PGR01_01 |
FYSIOLOGISCHE PLANTENGROEIREGULATOREN |
|
|
|
|
|
PGR01_01_01 |
|
1-METHYLCYCLOPROPEEN |
3100-04-7 |
767 |
|
|
PGR01_01_02 |
|
CHLOORMEQUAT |
999-81-5 |
143 |
|
|
PGR01_01_04 |
|
DAMINOZIDE |
1596-84-5 |
330 |
|
|
PGR01_01_05 |
|
ETHEFON |
16672-87-0 |
373 |
|
|
PGR01_01_07 |
|
ETHYLEEN |
74-85-1 |
839 |
|
|
PGR01_01_08 |
|
FORCHLORFENURON |
68157-60-8 |
633 |
|
|
PGR01_01_09 |
|
GIBBERELLINEZUUR |
77-06-5 |
307 |
|
|
PGR01_01_10 |
|
GIBBERELLINE |
468-44-0 510-75-8 8030-53-3 |
904 |
|
|
PGR01_01_11 |
|
IMAZAQUIN |
81335-37-7 |
699 |
|
|
PGR01_01_12 |
|
MALEÏNEHYDRAZIDE |
123-33-1 |
310 |
|
|
PGR01_01_13 |
|
MEPIQUATCHLORIDE |
24307-26-4 |
440 |
|
|
PGR01_01_14 |
|
PACLOBUTRAZOL |
76738-62-0 |
445 |
|
|
PGR01_01_15 |
|
PROHEXADIONE-CALCIUM |
127277-53-6 |
567.02 |
|
|
PGR01_01_16 |
|
NATRIUM-5-NITROGUAIACOLAAT |
67233-85-6 |
718 |
|
|
PGR01_01_17 |
|
NATRIUM-O-NITROFENOLAAT |
824-39-5 |
720 |
|
|
PGR01_01_18 |
|
NATRIUM-P-NITROFENOLAAT |
824-78-2 |
721 |
|
|
PGR01_01_19 |
|
TRINEXAPAC-ETHYL |
95266-40-3 |
732.202 |
|
|
PGR01_01_22 |
|
FLUMETRALINE |
62924-70-3 |
971 |
|
|
PGR01_99 |
ANDERE FYSIOLOGISCHE PLANTENGROEIREGULATOREN |
|
|
|
|
|
PGR01_99_01 |
|
1-NAFTYLAZIJNZUUR |
86-87-3 |
313 |
|
|
PGR01_99_02 |
|
1-DECANOL |
112-30-1 |
831 |
|
|
PGR01_99_03 |
|
1-NAFTYLACEETAMIDE (1-NAD) |
86-86-2 |
282 |
|
|
PGR01_99_05 |
|
6-BENZYLADENINE |
1214-39-7 |
829 |
|
|
PGR01_99_07 |
|
INDOLYLBOTERZUUR |
133-32-4 |
830 |
|
|
PGR01_99_08 |
|
SINTOFEN (CINTOFEN) |
130561-48-7 |
717 |
|
|
PGR01_99_09 |
|
1,4-DIMETHYLNAFTALEEN |
|
822 |
|
|
PGR01_99_10 |
|
NATRIUMZILVER-THIOSULFAAT |
|
762 |
|
|
PGR01_99_11 |
|
S-ABSCISINEZUUR |
21293-29-8 |
|
|
|
PGR01_99_99 |
|
ANDERE FYSIOLOGISCHE PLANTENGROEIREGULATOREN |
|
|
|
Middelen om het kiemen tegen te gaan |
PGR02 |
|
|
|
|
|
|
PGR02_02 |
MIDDELEN OM HET KIEMEN TEGEN TE GAAN |
|
|
|
|
|
PGR02_02_01 |
|
CARVON |
99-49-0 |
602 |
|
|
PGR02_99 |
ANDERE MIDDELEN OM HET KIEMEN TEGEN TE GAAN |
|
|
|
|
|
PGR02_99_99 |
|
ANDERE MIDDELEN OM HET KIEMEN TEGEN TE GAAN |
|
|
|
Andere plantengroeiregulatoren |
PGR03 |
|
|
|
|
|
|
PGR03_99 |
ANDERE PLANTENGROEIREGULATOREN |
|
|
|
|
|
PGR03_99_01 |
|
ZEEALGENEXTRACT (VOORHEEN ZEEALGENEXTRACT EN ZEEWIER) |
|
920 |
|
|
PGR03_99_99 |
|
ANDERE PLANTENGROEIREGULATOREN |
|
|
Andere gewasbeschermingsmiddelen |
|
PES_ZR |
|
|
|
|
|
Minerale oliën |
ZR01 |
|
|
|
|
|
|
ZR01_01 |
MINERALE OLIËN |
|
|
|
|
|
ZR01_01_01 |
|
MINERALE OLIËN |
|
|
|
Plantaardige oliën |
ZR02 |
|
|
|
|
|
|
ZR02_01 |
PLANTAARDIGE OLIËN |
|
|
|
|
|
ZR02_01_01 |
|
PLANTAARDIGE OLIËN/CITRONELLAOLIE |
|
905 |
|
|
ZR02_01_02 |
|
PLANTAARDIGE OLIËN/KRUIDNAGELOLIE |
|
906 |
|
|
ZR02_01_03 |
|
PLANTAARDIGE OLIËN/RAAPZAADOLIE |
|
907 |
|
|
ZR02_01_04 |
|
PLANTAARDIGE OLIËN/GROENEMUNTOLIE |
|
908 |
|
|
ZR02_01_99 |
|
ANDERE PLANTAARDIGE OLIËN |
|
|
|
Grondontsmetters (inclusief nematiciden) |
ZR03 |
|
|
|
|
|
|
ZR03_02 |
BIOLOGISCHE NEMATICIDEN |
|
|
|
|
|
ZR03_02_01 |
|
PAECILOMYCES LILACINUS STAM 251 |
|
753 |
|
|
ZR03_02_02 |
|
BACILLUS FIRMUS I-1582 |
|
|
|
|
ZR03_02_99 |
ANDERE BIOLOGISCHE NEMATICIDEN |
|
|
|
|
|
ZR03_03 |
ORGANOFOSFAATNEMATICIDEN |
|
|
|
|
|
ZR03_03_01 |
|
FENAMIFOS |
22224-92-6 |
692 |
|
|
ZR03_03_02 |
|
FOSTHIAZAAT |
98886-44-3 |
585 |
|
|
ZR03_03_99 |
ANDERE ORGANOFOSFAATNEMATICIDEN |
|
|
|
|
|
ZR03_99 |
ANDERE GRONDONTSMETTERS |
|
|
|
|
|
ZR03_99_03 |
|
DAZOMET |
533-74-4 |
146 |
|
|
ZR03_99_04 |
|
METAM-NATRIUM |
137-42-8 |
20 |
|
|
ZR03_99_99 |
|
ANDERE GRONDONTSMETTERS |
|
|
|
Rodenticiden (knaagdierbestrijdingsmiddelen) |
ZR04 |
|
|
|
|
|
|
ZR04_01 |
RODENTICIDEN |
|
|
|
|
|
ZR04_01_01 |
|
CALCIUMFOSFIDE |
1305-99-3 |
505 |
|
|
ZR04_01_02 |
|
DIFENACUM |
56073-07-5 |
514 |
|
|
ZR04_01_04 |
|
ZINKFOSFIDE |
1314-84-7 |
69 |
|
|
ZR04_01_05 |
|
BROMADIOLON |
28772-56-7 |
371 |
|
|
ZR04_01_99 |
|
ANDERE RODENTICIDEN |
|
|
|
Alle andere gewasbeschermingsmiddelen |
ZR99 |
|
|
|
|
|
|
ZR99_01 |
ONTSMETTINGSMIDDELEN |
|
|
|
|
|
ZR99_01_99 |
|
ANDERE ONTSMETTINGSMIDDELEN |
|
|
|
|
ZR99_02 |
AFWEERMIDDELEN |
|
|
|
|
|
ZR99_02_01 |
|
ALUMINIUMAMMONIUMSULFAAT |
7784-26-1 |
840 |
|
|
ZR99_02_02 |
|
ALUMINIUMSILICAAT (OOK BEKEND ALS KAOLIEN) |
1332-58-7 |
841 |
|
|
ZR99_02_03 |
|
BLOEDMEEL |
68911-49-9 |
909 |
|
|
ZR99_02_04 |
|
CALCIUMCARBIDE |
75-20-7 |
910 |
|
|
ZR99_02_05 |
|
CALCIUMCARBONAAT |
471-34-1 |
843 |
|
|
ZR99_02_06 |
|
DENATONIUMBENZOAAT |
3734-33-6 |
845 |
|
|
ZR99_02_07 |
|
KALKSTEEN |
1317-65-3 |
852 |
|
|
ZR99_02_08 |
|
METHYLNONYLKETON |
112-12-9 |
846 |
|
|
ZR99_02_09 |
|
KWARTSZAND |
14808-60-7 |
855 |
|
|
ZR99_02_10 |
|
OP GEUR GEBASEERDE AFWEERMIDDELEN/RUWE TALLOLIE |
8002-26-4 |
911 |
|
|
ZR99_02_11 |
|
OP GEUR GEBASEERDE AFWEERMIDDELEN/TALLOLIEPEK |
8016-81-7 |
912 |
|
|
ZR99_02_12 |
|
NATRIUMALUMINIUMSILICAAT |
1344-00-9 |
850 |
|
|
ZR99_02_13 |
|
VETDESTILLATIERESIDUEN |
|
915 |
|
|
ZR99_02_14 |
|
OP GEUR GEBASEERDE AFWEERMIDDELEN/VISOLIE |
|
918 |
|
|
ZR99_02_15 |
|
OP GEUR GEBASEERDE AFWEERMIDDELEN/SCHAPENVET |
|
919 |
|
|
ZR99_02_16 |
|
KNOFLOOKEXTRACT |
|
916 |
|
|
ZR99_02_17 |
|
PEPER |
|
917 |
|
|
ZR99_02_99 |
|
ANDERE AFWEERMIDDELEN |
|
|
|
|
ZR99_99 |
ANDERE GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN |
|
|
|
|
|
ZR99_99_07 |
|
DECAANZUUR |
334-48-5 |
886 |
|
|
ZR99_99_08 |
|
CAPRYLZUUR |
124-07-2 |
887 |
|
|
ZR99_99_12 |
|
HEPTAMALOXYGLUCAN |
870721-81-6 |
851 |
|
|
ZR99_99_24 |
|
COURGETTEGEELMOZAÏEKVIRUS, ZWAKKE STAM |
|
618 |
|
|
ZR99_99_34 |
|
PEPINOMOZAÏEKVIRUS, STAM CH2, ISOLAAT 1906 |
|
|
|
|
ZR99_99_99 |
|
ANDERE GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN |
|
|
(1) Registratienummers van de Chemical Abstract Service.
(2) Collaborative International Pesticides Analytical Council.”
17.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 40/48 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/270 VAN DE COMMISSIE
van 16 februari 2017
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof sulfurylfluoride
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 21, lid 3, tweede alternatief, en artikel 78, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Richtlijn 2010/38/EU van de Commissie (2) wordt nadere bevestigende informatie verstrekt over de schattingen van de atmosferische levensduur van sulfurylfluoride, over de troposferische concentraties van sulfurylfluoride en over de omstandigheden in de maalderij die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de residuen van fluoride-ion in granen de natuurlijke achtergrondgehalten niet overschrijden. |
(2) |
De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3) opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4). |
(3) |
De kennisgever heeft aanvullende informatie ingediend ter bevestiging van de risicobeoordeling met betrekking tot de lotgevallen van sulfurylfluoride in de atmosfeer en de residuen van fluoride-ion in tijdens de fumigatie in de machines aanwezige maalderijproducten. |
(4) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft de door de kennisgever ingediende aanvullende informatie beoordeeld. Op 4 juni 2015 heeft het Verenigd Koninkrijk zijn beoordeling, in de vorm van een addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag, ingediend bij de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). |
(5) |
De Commissie was van oordeel dat op basis van de door de kennisgever verstrekte aanvullende informatie niet kon worden uitgesloten dat de residugehalten in tijdens de fumigatie in de machines aanwezige maalderijproducten de natuurlijke achtergrondconcentratie van fluoride-ion overschrijden of niet aan de desbetreffende maximumresidugehalten voldoen. Daarom moeten de goedkeuringsvoorwaarden worden gewijzigd, opdat in de behandelde faciliteiten aanwezige maalderijproducten altijd voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (5). Verder was de Commissie van oordeel dat op basis van de verstrekte informatie de evenwichtstoestand van sulfurylfluoride in de troposfeer niet is aangetoond; derhalve moeten de troposferische concentraties van sulfurylfluoride verder worden opgevolgd — tot de evenwichtstoestand is aangetoond — en moet daarover regelmatig — om de vijf jaar — informatie worden verstrekt aan de Commissie, de lidstaten en de EFSA. |
(6) |
Bij Richtlijn 2009/84/EG van de Commissie (6) is sulfurylfluoride ook goedgekeurd als een biocidale werkzame stof. Vanwege dezelfde bezorgdheid over de lotgevallen van sulfurylfluoride in het milieu als met betrekking tot het gebruik ervan als bestrijdingsmiddel, is verzocht om aanvullende informatie, inclusief toezicht op de troposferische concentraties. Om overbodig werk te vermijden en het evaluatieproces te rationaliseren moet de uiterste datum voor het indienen van informatie telkens dezelfde zijn. |
(7) |
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen op het evaluatieverslag in te dienen. |
(9) |
De lidstaten moet voldoende tijd worden gegund om de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die sulfurylfluoride bevatten en die niet aan de beperkte goedkeuringsvoorwaarden voldoen, te wijzigen of in te trekken. |
(10) |
Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die sulfurylfluoride bevatten, moet deze periode uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aflopen. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Overgangsmaatregelen
Uiterlijk op 9 september 2017 wijzigen de lidstaten, indien nodig, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die sulfurylfluoride als werkzame stof bevatten, of trekken deze in.
Artikel 3
Respijtperiode
Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en uiterlijk twaalf maanden na de beperking of intrekking van de desbetreffende toelating aflopen.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 februari 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) Richtlijn 2010/38/EU van de Commissie van 18 juni 2010 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde sulfurylfluoride op te nemen als werkzame stof (PB L 154 van 19.6.2010, blz. 21).
(3) Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).
(6) Richtlijn 2009/84/EG van de Commissie van 28 juli 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde sulfurylfluoride als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen (PB L 197 van 29.7.2009, blz. 67).
BIJLAGE
De kolom „Specifieke bepalingen” van rij 307, sulfurylfluoride, van deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt vervangen door:
„DEEL A
De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide/nematicide (fumigatiemiddel), toegepast door professionele gebruikers in hermetisch afsluitbare structuren, voor zover:
a) |
die structuren leeg zijn, of |
b) |
indien er levensmiddelen of diervoeders in de gefumigeerde faciliteit aanwezig zijn, exploitanten van levensmiddelenbedrijven en gebruikers waarborgen dat enkel de levensmiddelen of diervoeders die aan de bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (*1) vastgestelde bestaande maximumgehalten aan residuen van sulfurylfluoride en fluoride-ion voldoen, in de voedsel- en voederketen terechtkomen; daartoe moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven en gebruikers maatregelen nemen die gelijkwaardig zijn aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (*2) vastgestelde HACCP-beginselen, en die maatregelen volledig uitvoeren; gebruikers moeten met name het kritische controlepunt identificeren waarop controle essentieel is om te voorkomen dat de maximumresidugehalten worden overschreden, alsmede efficiënte bewakingsprocedures vaststellen en toepassen op dat kritische controlepunt. |
DEEL B
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over sulfurylfluoride dat op 7 december 2016 door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders is afgerond, en met name met de aanhangsels I en II van dat verslag.
Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht schenken aan:
— |
het risico dat wordt gevormd door anorganisch fluoride via verontreinigde producten, zoals meel en zemelen die tijdens de fumigatie in de maalderijmachines zijn achtergebleven, of graan dat in silo's in de maalderij is opgeslagen. Er moeten maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat enkel producten die aan de bestaande MRL's voldoen, in de voedsel- en voederketen terechtkomen; |
— |
het risico voor de bedieners en het risico voor de werknemers, zoals bij het opnieuw betreden van een gefumigeerde structuur na verluchting. Er zijn maatregelen vereist om ervoor te zorgen dat zij zelfstandig werkende ademhalingsapparatuur of andere geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen dragen; |
— |
het risico voor omstanders door de instelling van een passend uitsluitingsgebied rond de gefumigeerde structuur. |
De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.
De kennisgever moet met ingang van 30 juni 2017 om de vijf jaar monitoringgegevens over de troposferische concentraties van sulfurylfluoride bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen. De aantoonbaarheidsgrens voor de analyse moet ten minste 0,5 ppt (overeenkomend met 2,1 ng sulfurylfluoride/m3 troposferische lucht) bedragen.
17.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 40/51 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/271 VAN DE COMMISSIE
van 16 februari 2017
tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 925/2009 van de Raad is ingesteld op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van bepaald enigszins gewijzigd bladaluminium
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de basisverordening”), en met name artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Bestaande maatregelen
(1) |
De Raad stelde bij Verordening (EG) nr. 925/2009 (2) („de oorspronkelijke verordening”) een definitief antidumpingrecht van 30,0 % in op bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm, niet op een drager, enkel gewalst, op rollen met een breedte van niet meer dan 650 mm en een gewicht van meer dan 10 kg („het betrokken product”) uit de Volksrepubliek China („de VRC”) voor alle andere ondernemingen dan die welke in artikel 1, lid 2, van die verordening zijn vermeld. |
(2) |
In december 2015 werden de maatregelen met betrekking tot hetzelfde product uitgebreid bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 van de Commissie (3) („het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”). |
(3) |
Deze maatregelen worden hierna „de geldende maatregelen” genoemd; het onderzoek dat tot de door de oorspronkelijke verordening ingestelde maatregelen heeft geleid, wordt hierna „het oorspronkelijke onderzoek” genoemd. |
1.2. Opening van een onderzoek op grond van een verzoek
(4) |
Op 18 april 2016 ontving de Europese Commissie („de Commissie”) een verzoek waarin aangegeven was dat de geldende maatregelen op de invoer van bepaald bladaluminium worden ontweken door de invoer van enigszins gewijzigde betrokken producten uit de VRC. |
(5) |
De indiener van het verzoek heeft om anonimiteit verzocht vanwege een dreiging met commerciële vergeldingsacties. De Commissie oordeelde dat het verzoek voldoende was gemotiveerd en stemde ermee in de identiteit van de indiener van het verzoek geheim te houden. |
(6) |
Het verzoek bevatte voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat zich na de instelling van de geldende maatregelen een aanzienlijke verandering in het patroon van de uitvoer uit de VRC naar de Unie heeft voorgedaan, die door de instelling van de geldende maatregelen leek te zijn veroorzaakt. Voor een dergelijke verandering bestond er volgens de indiener van het verzoek, afgezien van de instelling van de geldende maatregelen, onvoldoende reden of rechtvaardiging. |
(7) |
Voorts gaf bewijsmateriaal in het dossier aan dat de corrigerende werking van de geldende maatregelen werd ondermijnd, zowel gezien de hoeveelheden als prijzen. Uit het bewijsmateriaal bleek dat de toegenomen invoer van het enigszins gewijzigde product plaatsvond tegen prijzen die lager lagen dan de geen schade veroorzakende prijs die in het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld. |
(8) |
Ten slotte was er voorlopig bewijsmateriaal dat de enigszins gewijzigde producten met dumping werden ingevoerd in vergelijking met de normale waarde die tijdens het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld voor het soortgelijke product, dat wil zeggen het door de bedrijfstak van de Unie geproduceerde product dat dezelfde technische en fysieke kenmerken heeft als het betrokken product. |
(9) |
Na de lidstaten te hebben geïnformeerd, stelde de Commissie vast dat er voldoende bewijsmateriaal was om een onderzoek te openen op grond van artikel 13 van de basisverordening. Bijgevolg opende zij het onderhavige onderzoek bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/865 van de Commissie (4) („de openingsverordening”). Daarnaast gaf de Commissie bij de openingsverordening de douaneautoriteiten de opdracht om de invoer van enigszins gewijzigd betrokken product uit de VRC te registreren krachtens artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening. |
1.3. Onderzoek
(10) |
De Commissie stelde de autoriteiten van de VRC, de producenten-exporteurs en handelaren in de VRC, de haar bekende betrokken importeurs in de Unie en de bedrijfstak van de Unie naar behoren in kennis van de opening van het onderzoek. |
(11) |
Zij heeft formulieren om vrijstelling aan te vragen toegestuurd aan de producenten-exporteurs in de VRC en aan de haar bekende importeurs in de Unie. |
(12) |
Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de bij de openingsverordening vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en om te verzoeken te worden gehoord. Alle partijen werden ervan op de hoogte gesteld dat niet-medewerking kan leiden tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening en tot bevindingen die op beschikbare gegevens zijn gebaseerd. |
(13) |
Vijf groepen ondernemingen uit de VRC en 19 ondernemingen uit de Unie, waaronder de bedrijfstak van de Unie en niet-verbonden importeurs, meldden zich. |
(14) |
Vijf groepen ondernemingen uit de VRC en vijf niet-verbonden importeurs beantwoordden de vragenlijst en verzochten om een vrijstelling van de mogelijke uitgebreide maatregelen in overeenstemming met artikel 13, lid 4, van de basisverordening. |
(15) |
De volgende producenten-exporteurs beantwoordden de vragenlijsten volledig, waarna bij hen ter plaatse een controle werd uitgevoerd:
|
(16) |
De volgende vijf niet-verbonden importeurs in de Unie beantwoordden de vragenlijsten volledig:
|
(17) |
Een van de niet-verbonden importeurs, de onderneming Wrap Films Systems Ltd, zette later de medewerking stop. |
(18) |
Bij de volgende niet-verbonden importeurs werd ter plaatse een controle uitgevoerd:
|
(19) |
De onderneming Cellofix S.L. diende opmerkingen in en verzocht om een hoorzitting als belanghebbende. |
(20) |
Er vonden hoorzittingen plaats tussen de Commissie en de indiener van het verzoek, en tussen de Commissie en de volgende ondernemingen: Cellofix S.L., Now Plastics Inc. en Von Aschenbach & Voss GmbH. |
(21) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft er nog een hoorzitting plaatsgevonden tussen de Commissie en de indiener van het verzoek, waarna de Commissie opnieuw haar voornemen bekend heeft gemaakt tot uitbreiding van de maatregelen in het kader van de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) („het douanewetboek van de Unie”). |
1.4. Onderzoektijdvak en verslagperiode
(22) |
Het onderzoek had betrekking op de periode van zondag 1 april 2012 tot en met 31 maart 2016. Er werden gegevens verzameld voor het onderzoektijdvak en voor alle jaren sinds 2009 (toen de geldende maatregelen werden ingesteld) om onder andere de beweerde verandering in de structuur van het handelsverkeer te onderzoeken. Voor de periode van 1 april 2015 tot en met 31 maart 2016 („de verslagperiode”) werden gedetailleerdere gegevens verzameld om te onderzoeken of de corrigerende werking van de geldende maatregelen werd ondermijnd en of er met dumping werd ingevoerd. |
2. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
2.1. Algemene overwegingen
(23) |
In overeenstemming met artikel 13, lid 1, van de basisverordening, onderzocht de Commissie achtereenvolgens of er zich een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen derde landen en de Unie had voorgedaan; of die verandering het gevolg was van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestond; of uit bewijsmateriaal bleek dat er sprake was van schade of dat de corrigerende werking van het recht werd ondermijnd gezien de prijzen en/of hoeveelheden van het soortgelijke product; en of was bewezen dat dumping plaatsvond ten aanzien van de eerder voor het soortgelijk product vastgestelde normale waarden, eventueel overeenkomstig artikel 2 van de basisverordening. |
2.2. Betrokken product
(24) |
Het product waar het bij de mogelijke ontwijking om gaat, is het product dat aan de geldende maatregelen is onderworpen, zoals hierboven in overweging 1 beschreven. Het valt onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-code 7607111910). Zoals door het oorspronkelijke onderzoek vastgesteld, wordt dit specifieke type bladaluminium verwerkt tot een consumentenproduct, namelijk aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik („AFH”) dat als verpakkingsmateriaal en voor andere huishoudelijke toepassingen wordt gebruikt. |
2.3. Onderzocht product
(25) |
Het product dat met het oog op ontwijking wordt onderzocht heeft dezelfde wezenlijke kenmerken als het betrokken product. Het kan echter gegloeid zijn of niet. |
(26) |
Het onderzochte product werd in de openingsverordening als volgt gedefinieerd:
|
(27) |
De eerste drie hierboven omschreven producten wordt momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-codes 7607111930, 7607111940 en 7607111950). Het vierde hierboven omschreven product wordt ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 90 (Taric-codes 7607119045 en 7607119080). |
(28) |
In het oorspronkelijke onderzoek had de Commissie vastgesteld dat „aluminium converter foil” („ACF”) niet het betrokken product was (6). De twee producten — AFH en ACF — worden voor andere doeleinden gebruikt. ACF wordt gebruikt door verwerkende industrieën die het lamineren, coaten, lakken en anderszins verwerken en integreren in producten die onder meer voor de verpakking van voedsel, medicijnen, cosmetica en tabak of in isolatiematerialen voor de bouwsector worden gebruikt. In december 2014 opende de Commissie een antidumpingonderzoek in verband met ACF (7). Het verzoek werd door de indiener van het verzoek ingetrokken en de maatregelen met betrekking tot ACF werden niet ingesteld (8). Om de hierboven genoemde redenen vond de Commissie het gepast om ACF van dit onderzoek uit te sluiten. |
(29) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen betoogde de indiener van het verzoek dat ACF en AFH uitwisselbaar waren. De Commissie was echter van oordeel dat dit argument de onbetwiste omschrijving van het betrokken product die in het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld, onverlet laat. |
(30) |
Bij het onderzoek stelde de Commissie echter vast dat onder de omschrijving van het onderzochte product niet alleen het enigszins gewijzigde product viel, maar dat deze ook ACF kon omvatten. De vijf medewerkende producenten-exporteurs exporteerden ACF naar de Unie gedurende de verslagperiode (zie overweging 74 hieronder). Derhalve werd besloten rekening te houden met het eindgebruik bij het opstellen van de maatregelen (zie de overwegingen 58 tot en met 69. |
(31) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde een van de niet-medewerkende importeurs aan dat de Commissie rekening had moeten houden met zijn voorstel, niet-gegloeide jumborollen uit te sluiten van het onderzoek. |
(32) |
Aangezien de onderneming niet heeft meegewerkt aan het onderzoek, kon de Commissie de juistheid van dit argument niet nagaan. Op basis van de beschikbare gegevens kan niet worden geconcludeerd dat niet-gegloeide jumborollen van de werkingssfeer van dit onderzoek moeten worden uitgesloten. Derhalve heeft de Commissie dit argument afgewezen. |
2.4. Mate van medewerking
(33) |
Er kwam weinig medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC; Slechts vijf groepen van Chinese producenten-exporteurs die tijdens de verslagperiode circa 22 % van de Chinese uitvoer naar de Unie vertegenwoordigden, meldden zich en verzochten om vrijstelling van een eventuele uitbreiding van de geldende maatregelen. |
(34) |
De uitvoer van niet-medewerkende exporteurs werd geraamd op ongeveer 78 % van de totale Chinese uitvoer naar de Unie in dezelfde periode. Bijgevolg gebruikte de Commissie voor deze uitvoer de beste beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. |
2.5. Verandering in de structuur van het handelsverkeer
(35) |
Teneinde de verandering in de structuur van het handelsverkeer vast te stellen, onderzocht de Commissie het volume van de invoer van het betrokken product en het volume van de invoer van het enigszins gewijzigde betrokken product voor de periode tussen de instelling van de oorspronkelijke maatregelen (2009) en september 2016. |
(36) |
Uit het onderzoek bleek dat in de verslagperiode 80 % van het totale volume van de invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de VRC het enigszins gewijzigde betrokken product was (9). Deze verhouding werd vervolgens geëxtrapoleerd voor de betrokken jaren sinds 2009. |
(37) |
Op basis van gegevens van Eurostat werd het volume van de invoer van het betrokken product bepaald voor de periode tussen 2009 en de verslagperiode. |
(38) |
De verzamelde informatie is in onderstaande tabel samengebracht. Tabel 1 Invoer van het betrokken product en het enigszins gewijzigde betrokken product uit de VRC naar de EU
|
(39) |
Het totale volume van de invoer van het betrokken product uit de VRC daalde van 30 318 ton tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (juli 2007 tot juni 2008) tot 1 152 ton tijdens de verslagperiode van dit onderzoek. De invoer van het enigszins gewijzigde betrokken product steeg daarentegen van 11 393 ton in 2009 tot 44 522 ton gedurende de verslagperiode van dit onderzoek. |
(40) |
De toename van de invoer van het enigszins gewijzigde betrokken product en de gelijktijdige verdwijning van de invoer van het betrokken product sinds de instelling van maatregelen vormen een belangrijke verandering in de structuur van het handelsverkeer, zoals vereist door artikel 13, lid 1, van de basisverordening. |
(41) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft één van de niet-medewerkende importeurs beweerd dat de Commissie een onjuiste methode ter bepaling van de verandering in de structuur van het handelsverkeer had gehanteerd. Meer in het bijzonder kwam hij op tegen het vermoeden dat de verkopen van niet-medewerkende producenten-exporteurs in de verslagperiode verkopen van het enigszins gewijzigde product betroffen. |
(42) |
De Commissie heeft herhaald dat zij zich heeft gebaseerd op de beschikbare gegevens bij de vaststelling van de omvang van de invoer van het enigszins gewijzigde product. Gezien de zeer geringe mate van medewerking, in het licht van de in het verzoek vervatte informatie en bij gebrek aan andere informatie die op het tegendeel wijst, kon de Commissie redelijkerwijs concluderen dat de niet-medewerkende ondernemingen het enigszins gewijzigde product uitvoerden. Bijgevolg werd de voor het vaststellen van de verandering in de structuur van het handelsverkeer gehanteerde methode bevestigd. |
2.6. Bestaan van ontwijkingspraktijken
(43) |
Artikel 13, lid 1, van de basisverordening bepaalt dat de verandering in de structuur van het handelsverkeer het gevolg moet zijn van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat. De praktijken, processen of werkzaamheden omvatten onder andere het enigszins wijzigen van het betrokken product. |
(44) |
De activiteiten van de medewerkende producenten-exporteurs werden geanalyseerd. Deze analyse bevestigde het bestaan van de vier ontwijkingspraktijken. |
(45) |
Het bewijsmateriaal voor de vier ontwijkingspraktijken bestond uit e-mails waarin de Chinese producenten-exporteurs klanten informeren over hoe ze de huidige maatregelen kunnen ontwijken. De verschillende bewijsstukken bevatten ook informatie dat dergelijke praktijken daadwerkelijk door een aantal van de importeurs/gebruikers in de Unie zijn opgezet. |
(46) |
De Commissie vond ook bewijsmateriaal bij de controle van een van de medewerkende Chinese producenten, namelijk Dingsheng Aluminium Group. In de periode sinds de instelling van de rechten in 2009 exporteerde Dingsheng Aluminium Group naar de Unie AFH die dunner was dan het betrokken product, namelijk AFH met een dikte van minder dan 0,008 mm en niet minder dan 0,007 mm. Dezelfde producent-exporteur exporteerde naar de Unie ook AFH die dikker was dan het betrokken product, namelijk AFH met een dikte van meer dan 0,018 mm en minder dan 0,021 mm. Bewijsmateriaal in de vorm van e-mails van andere producenten-exporteurs bevestigde eveneens dat een dergelijke praktijk bestaat. |
(47) |
Bovendien exporteerde Dingsheng Aluminium Group in dezelfde periode AFH op rollen van meer dan 650 mm breed naar de Unie. Deze rollen werden vervolgens in de Unie in kleinere rollen gesneden. Bij de controle van een van de medewerkende importeurs stelde de Commissie vast dat deze importeur, namelijk de onderneming Von Aschenbach & Voss GmbH, in de Unie bredere rollen in consumentenrollen snijdt. |
(48) |
Wat betreft de invoer in de Unie van bladaluminium met een dikte tussen 0,021 mm en 0,045 mm en aangeboden in dubbele lagen, had de Commissie bewijsmateriaal in het dossier in de vorm van e-mails die werden uitgewisseld tussen Chinese producenten-exporteurs, met inbegrip van Dingsheng Aluminium Group, en producenten in de Unie. De Commissie stelde ook vast dat sommige producenten in de Unie beschikken over machines voor de ontdubbeling van bladaluminium tot standaarddiktes, zodat het als AFH kan worden gebruikt. |
(49) |
Op basis van de bevindingen met betrekking tot de medewerkende producenten-exporteurs en op basis van de voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs beschikbare feiten is het bestaan van een ontwijkingspraktijk in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening vastgesteld op nationaal niveau voor 80 % van alle invoer van het onderzochte product uit de VRC. Deze ontwijkingspraktijk houdt in dat het betrokken product enigszins wordt gewijzigd opdat het onder de douanecodes zou vallen die normaal niet aan de maatregelen onderworpen zijn, namelijk het onderzochte product. |
2.7. Ondermijning van de corrigerende werking van het recht wat betreft prijs en/of hoeveelheden van het soortgelijke product
(50) |
De invoer van het enigszins gewijzigde betrokken product nam aanzienlijk toe, zoals in overweging 36 toegelicht, en vertegenwoordigde ongeveer 80 % van het totale volume van de invoer van het onderzochte product in de periode tussen 2009 en de verslagperiode. |
(51) |
De Commissie vergeleek de uitvoerprijs van het enigszins gewijzigde betrokken product met de schademarge zoals vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 tot instelling van een definitief recht naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. |
(52) |
Wat betreft de medewerkende producent-exporteur die betrokken was bij ontwijkingspraktijken, werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de tijdens het onderzoek geverifieerde informatie. Voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat, na aftrek van het volume van de uitvoer door de medewerkende producenten-exporteurs. |
(53) |
Uit deze vergelijking bleek dat er sprake was van aanzienlijk prijsbederf. |
(54) |
De corrigerende werking van de van kracht zijnde maatregelen wordt derhalve wat betreft zowel hoeveelheden als prijs geacht te worden ondermijnd. |
2.8. Bewijs van dumping ten aanzien van de voor het soortgelijke product eerder vastgestelde normale waarde
(55) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening en om vast te stellen of de uitvoerprijzen van het onderzochte product dumpingprijzen waren, werden de uitvoerprijzen van zowel de medewerkende producent-exporteur die betrokken was bij ontwijkingspraktijken als de niet-medewerkende producenten-exporteurs bepaald zoals beschreven in de overwegingen 51 en 52 en vergeleken met de normale waarde die tijdens het in overweging 51 vermelde nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd bepaald en naar behoren werd gecorrigeerd voor schommelingen op de London Metal Exchange (LME, de Londense metaalbeurs). Deze correctie was nodig omdat de prijzen van aluminiumproducten worden beïnvloed door prijsschommelingen van de basisgrondstof, zijnde primair aluminium. LME-prijzen worden beschouwd als de wereldwijde referentie voor primair aluminium. |
(56) |
Uit de vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs blijkt dat AFH tijdens de verslagperiode door zowel de medewerkende producent-exporteur die betrokken was bij ontwijkingspraktijken als de niet-medewerkende producenten-exporteurs tegen dumpingprijzen in de Unie werd ingevoerd. |
2.9. Conclusie
(57) |
Op basis van bovenstaande bevindingen concludeerde de Commissie dat de invoer van het betrokken product zoals gedefinieerd in het oorspronkelijke onderzoek werd ontweken door de invoer van enigszins gewijzigd betrokken product van oorsprong uit de VRC. |
(58) |
Uit het onderzoek bleek ook dat er sprake was van een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen de VRC en de Unie en dat er, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging voor deze verandering bestond. |
(59) |
De Commissie heeft ook vastgesteld dat deze invoer schade veroorzaakt en dat de corrigerende werking van het recht wordt ondermijnd gezien de prijzen en/of hoeveelheden van het soortgelijke product. Er werden ook bewijzen van dumping gevonden in vergelijking met de normale waarden die eerder voor het soortgelijke product werden bepaald. |
3. MAATREGELEN
(60) |
In het licht van de bovenstaande bevindingen heeft de Commissie geconcludeerd dat het definitieve antidumpingrecht op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC wordt ontweken door de invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de Volksrepubliek China. |
(61) |
Op basis van bovenstaande bevindingen werd echter geconcludeerd dat ACF van het toepassingsgebied van de uitgebreide maatregelen moet worden uitgesloten. |
(62) |
Om vast te stellen hoe een onderscheid kan worden gemaakt tussen AFH en ACF, baseerde de Commissie zich eerst ook op andere criteria, naast de dikte van het bladaluminium en de breedte van de rollen. |
(63) |
De Commissie oordeelde dat een cumulatieve analyse van een reeks kenmerken tot het gewenste onderscheid kan leiden: legeringen, bevochtigbaarheid en gaatjes in het bladaluminium. |
(64) |
De aluminiumlegering wordt bepaald door de chemische samenstelling van het product (gehalte werkelijk aluminium en andere chemicaliën). Op basis van de opmerkingen van belanghebbenden en de tijdens controlebezoeken verzamelde informatie bleek uit het onderzoek dat ACF doorgaans met aluminiumlegeringen 1235, 8011 en 8079 wordt geproduceerd. |
(65) |
De bevochtigbaarheidsgraad wordt gedefinieerd als de mate waarin de bij het walsen gebruikte olie op het bladaluminium opgedroogd is (oppervlaktereinheid). ACF heeft doorgaans de bevochtigbaarheidsgraad A, aangezien olieresidu op het oppervlak problemen zou veroorzaken bij het afdrukken en lamineren. |
(66) |
Tijdens het walsen verschijnen er gaatjes in de textuur van het bladaluminium. Het aantal gaatjes in verkochte AFH is over het algemeen niet van belang en maakt geen deel uit van de productspecificaties. Bij ACF-producten is het aantal gaatjes wel belangrijk omdat tijdens het lamineerproces lijm via de gaatjes kan doordringen van de ene naar de andere kant van de folie en zo het verpakkingsmateriaal kan beschadigen. De Commissie stelde vast dat het maximumaantal gaatjes in ACF doorgaans afhankelijk is van de dikte van de folie. Het maximumaantal gaatjes per vierkante meter is hieronder vermeld voor verschillende foliediktes. Tabel 2 Maximumaantal gaatjes per vierkante meter voor verschillende foliediktes
|
(67) |
Deze criteria zijn gebaseerd op de bevindingen van het onderzoek en de opmerkingen van derden. |
(68) |
De indiener van het verzoek bleef na de mededeling van feiten en overwegingen uitdrukkelijk op het standpunt staan dat er geen werkbare scheidslijn kon worden getrokken op basis van bovenstaande criteria en dat dit zou leiden tot een onevenredig groot risico van ontwijking. Hij voerde aan dat verschillende soorten bladaluminium onderling uitwisselbaar zijn en dat sommige AFH kunnen worden geproduceerd met hetzelfde bladaluminium dat doorgaans voor de productie van ACF wordt gebruikt. Hij verwees met name naar de legeringen 8011 en 8079. Met betrekking tot het aantal gaatjes voerde de indiener van het verzoek aan dat deze niet een gereglementeerde vereiste betroffen en meestal op een overeenkomst tussen verkoper en koper waren gebaseerd. De indiener van het verzoek voerde ook aan dat het criterium bevochtigbaarheid geen doorslaggevende factor was om te bepalen of bladaluminium ACF is. Tijdens de hoorzitting na de mededeling van feiten en overwegingen voerde hij ook aan dat zelfs de cumulatieve toepassing van de drie criteria niet werkbaar is om het gewenste onderscheid te maken. Zelfs indien aan alle drie de criteria zou zijn voldaan, zou de invoer van ACF nog steeds kunnen worden gebruikt als huishoudfolie en de mededinging kunnen vervalsen. Volgens de indiener van het verzoek kan een onderscheid tussen AFH en ACF enkel op basis van het eindgebruik ervan worden gemaakt. Na de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen voerde de indiener van het verzoek aan dat ten aanzien van de overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening vrijgestelde producenten-exporteurs de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van het douanewetboek van de Unie moet worden toegepast, teneinde eventuele ontwijking van de maatregelen in de toekomst te voorkomen. |
(69) |
Een van de medewerkende producenten-exporteurs voerde tevens aan dat de door de Commissie voorgestelde criteria ter onderscheiding van ACF en AFH niet algemeen aanvaard werden door de aluminiumindustrie. Hij betoogde dat dit ontwijking van de uitgebreide antidumpingrechten mogelijk zou maken en zou leiden tot een aanzienlijke daling van de gemiddelde prijs van ACF, wat zou kunnen leiden tot een andere klacht over dumping. |
(70) |
Eén importeur bleef na de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen bij zijn standpunt dat een onderscheid zeer wel mogelijk was op basis van een aanvullende cumulatieve analyse van de drie kenmerken legeringen, bevochtigbaarheid en gaatjes. |
(71) |
In antwoord op deze argumenten stelde de Commissie in de eerste plaats dat maatregelen ter voorkoming van ontwijking wettelijk niet kunnen worden opgelegd op basis van het loutere risico van ontwijking, maar uitsluitend indien aan de voorwaarden van artikel 13 van de basisverordening is voldaan. Het verzoek van de indiener van het verzoek om de vrijgestelde producenten-exporteurs aan een controle van het uiteindelijke gebruik te onderwerpen, werd derhalve afgewezen. |
(72) |
Na de aanvankelijke en de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen boog de Commissie zich nader over haar aanvankelijke benadering nader toegelicht in de overwegingen 62 en 66, en de argumenten van de importeur in overweging 70 nader. De Commissie bleef bij haar conclusie dat gezien de vergelijkbare kenmerken niet kan niet worden uitgesloten dat ACF dat aan de technische vereisten omschreven in de overwegingen 61 en 67 voldoet, in feite daadwerkelijk voor huishoudelijke toepassingen zou worden gebruikt. Derhalve kwam zij tot de conclusie dat, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, in het kader van een uitbreiding van de oorspronkelijke maatregel het beste onderscheid tussen de twee producten kan worden gemaakt op basis van het eindgebruik ervan. Derhalve krijgen de importeurs die geen gebruikmaken van het ingevoerde aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik, de mogelijkheid om een verklaring af te leggen in het kader van de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van het douanewetboek van de Unie. |
4. VERZOEKEN OM VRIJSTELLING
4.1. Verzoek om vrijstelling door groepen producenten-exporteurs
(73) |
In overeenstemming met artikel 13, lid 4, van de basisverordening verzochten vijf medewerkende groepen van producenten-exporteurs uit de VRC om vrijstelling van de mogelijke uitgebreide maatregelen en dienden ze een verzoek om vrijstelling in. |
(74) |
Uit het onderzoek bleek dat vier groepen van Chinese producenten-exporteurs alleen ACF naar de Unie exporteerden en niet de enigszins gewijzigde AFH. Derhalve werd geoordeeld dat deze groepen Chinese producenten-exporteurs de huidige rechten niet ontwijken. De Commissie was derhalve van oordeel dat deze ondernemingen konden worden vrijgesteld van de uitgebreide rechten op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. |
(75) |
Uit het onderzoek bleek ook dat één medewerkende producent, de Dingsheng Aluminium Group, betrokken was bij alle soorten ontwijkingspraktijken, met uitzondering van één praktijk, namelijk de groep exporteerde naar de Unie geen bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,021 mm en niet meer dan 0,045 mm, indien aangeboden met ten minste twee lagen, ongeacht de breedte van de rollen. |
(76) |
De conclusie dat deze onderneming betrokken was bij drie ontwijkingspraktijken steunde op verschillende factoren. Om te beginnen identificeerde de Commissie de enigszins gewijzigde producten die de onderneming naar de Unie exporteerde op basis van de door de onderneming verstrekte informatie met betrekking tot de verkoop van AFH en ACF aan haar klanten. Ten tweede werd een steekproef van facturen met betrekking tot de AFH- en ACF-klanten gecontroleerd. Deze controle bevestigde dat de als AFH aangemerkte producten die aan klanten werden verkocht, inderdaad ofwel het betrokken product ofwel de enigszins gewijzigde AFH waren. Als gevolg hiervan stelde de Commissie vast dat de enigszins gewijzigde AFH 20 % van alle uitvoer van het onderzochte product door deze onderneming vertegenwoordigde, terwijl de rest echte ACF was. Ten derde werd een duidelijke verandering in de structuur van het handelsverkeer van deze onderneming vastgesteld, waarbij de uitvoer van het betrokken product was vervangen door het enigszins gewijzigde product. Ten vierde werd er, afgezien van de instelling van de maatregelen, geen enkele economische rechtvaardiging voor deze verandering in de structuur van het handelsverkeer gevonden. Ten vijfde werd vastgesteld dat er met betrekking tot de enigszins gewijzigde producten die door deze producent-exporteur werden geëxporteerd sprake was van zowel dumping als het ondermijnen van de corrigerende werking van de rechten. |
(77) |
In het licht van het bovenstaande kon aan de Dingsheng Aluminium Group geen vrijstelling worden verleend op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. |
(78) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen betoogde de indiener van het verzoek dat Chinese producenten-exporteurs niet mogen worden vrijgesteld van de uitgebreide maatregelen. |
(79) |
Hij voerde aan dat de Commissie niet kon zijn nagegaan of de vrijgestelde Chinese producenten-exporteurs daadwerkelijk ACF uitvoerden, omdat dit niet werd vermeld in de antwoorden op de vragenlijst. Bovendien vind de ontwijking volgens hem in de Unie plaats. Onder deze omstandigheden zou aan exporteurs rechtens geen vrijstelling kunnen worden verleend. |
(80) |
De Commissie heeft de producenten-exporteurs ter plaatse bezocht en onder meer de technische kenmerken en gebruiksdoeleinden van het onderzochte product dat naar de Unie wordt verkocht, onderzocht. Zij concludeerde op grond van de controlebezoeken dat het door de vier producenten-exporteurs uitgevoerde product daadwerkelijk ACF betrof, dat wil zeggen een product waarop dit onderzoek geen betrekking heeft. De Commissie heeft tevens opgemerkt dat het enigszins wijzigen van het betrokken product in China plaatsvond, en wel bij een van de medewerkende producenten en — op basis van de beschikbare gegevens — bij niet-medewerkende producenten. Het was derhalve mogelijk en zelfs noodzakelijk om vrijstelling te verlenen aan degenen die niet hebben deelgenomen aan enige vorm van ontwijkingspraktijken in China en voldoen aan de voorwaarden van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. Het argument werd derhalve afgewezen. |
4.2. Verzoek om vrijstelling door niet-verbonden importeurs
(81) |
Wanneer de ontwijkingspraktijk binnen de Unie plaatsvindt, laat artikel 13, lid 4, van de basisverordening toe om importeurs vrij te stellen van de uitgebreide rechten als ze kunnen aantonen dat ze geen banden hebben met producenten die aan maatregelen onderworpen zijn. |
(82) |
Op grond hiervan werden vijf verzoeken om vrijstelling door niet-verbonden importeurs ontvangen en onderzocht. Een van de ondernemingen, Wrap Films Systems Ltd, zette later de medewerking stop. |
(83) |
Hoewel in sommige gevallen de eindafwerking (het snijden van het bladaluminium in kleinere rollen) in de Unie plaatsvindt, stelde de Commissie vast dat het enigszins wijzigen van het betrokken product als zodanig plaatsvindt buiten de Unie, namelijk in de VRC. Op grond hiervan meende de Commissie dat aan de niet-verbonden importeurs geen vrijstellingen kunnen worden verleend. |
(84) |
Voor drie van de vier medewerkende ondernemingen werd vastgesteld dat ze echte importeurs waren die het onderzochte product zonder het te verwerken doorverkochten. Derhalve kunnen deze ondernemingen niet worden vrijgesteld van de uitgebreide rechten op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. Slechts één van de ondernemingen, namelijk Von Aschenbach & Voss GmbH, importeert het onderzochte product vanuit de VRC in de vorm van AFH op rollen met een breedte van meer dan 650 mm en verwerkt het verder. De folie wordt gesneden voordat hij aan klanten van de onderneming (herwikkelaars) wordt verkocht. |
(85) |
Voordat de huidige maatregelen werden ingesteld, importeerde Von Aschenbach & Voss GmbH het betrokken product in de Unie. Na instelling van de maatregelen werd een duidelijke verandering in de structuur van het handelsverkeer vastgesteld. Het standpunt van de onderneming inzake het bestaan van een andere reden of economische rechtvaardiging dan de instelling van de rechten wordt niet door de bevindingen van de Commissie ondersteund. Derhalve kan, indien de Commissie zou aanvaarden dat de ontwijkingspraktijk binnen de Unie plaatsvond, aan deze onderneming geen vrijstelling worden verleend. |
(86) |
De conclusie luidde dan ook dat geen van de niet-verbonden importeurs kan worden vrijgesteld op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. |
4.3. Conclusie
(87) |
Op basis van de bovenstaande bevindingen werd geconcludeerd dat vier van de vijf medewerkende groepen Chinese producenten-exporteurs konden worden vrijgesteld van de uitgebreide rechten. Ook werd geoordeeld dat een van de Chinese producenten-exporteurs, de Dingsheng Aluminium Group, niet kan worden vrijgesteld. |
(88) |
Daarnaast werd geconcludeerd dat geen van de niet-verbonden importeurs kan worden vrijgesteld op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. |
5. CONCLUSIE
(89) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 1, eerste zin, van de basisverordening moeten de bestaande antidumpingmaatregelen met betrekking tot de invoer van het betrokken product, van oorsprong uit de VRC worden uitgebreid tot de invoer van het onderzochte product, van oorsprong uit de VRC. |
(90) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening, waarin is bepaald dat uitgebreide maatregelen moeten worden toegepast op goederen waarvoor bij invoer in de Unie een door de openingsverordening opgelegde registratieplicht geldt, moet het antidumpingrecht worden geïnd op de invoer in de Unie van
van oorsprong uit de VRC. |
(91) |
Het in overweging 90 hierboven beschreven product moet worden vrijgesteld van het uitgebreide antidumpingrecht indien het voor andere doeleinden dan gebruik als huishoudfolie wordt ingevoerd. Voor een dergelijke vrijstelling moeten de voorwaarden gelden die zijn neergelegd in de toepasselijke douanebepalingen van de Unie inzake de regeling bijzondere bestemming, met name artikel 254 van het douanewetboek van de Unie. |
6. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN
(92) |
Alle belanghebbenden werden op de hoogte gebracht van de belangrijkste feiten en overwegingen die tot voornoemde conclusies hebben geleid en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen. Deze opmerkingen zijn behandeld in deze verordening. |
(93) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het bij artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 925/2009 ingestelde definitieve antidumpingrecht dat voor „alle andere ondernemingen” geldt op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China wordt hierbij uitgebreid tot de invoer in de Unie van
— |
bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,007 mm en minder dan 0,008 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-code 7607111930), of |
— |
bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm op rollen met een breedte van meer dan 650 mm, al dan niet gegloeid, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-code 7607111940), of |
— |
bladaluminium met een dikte van meer dan 0,018 mm en minder dan 0,021 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-code 7607111950), of |
— |
bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,021 mm en niet meer dan 0,045 mm, met ten minste twee lagen, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 90 (Taric-codes 7607119045 en 7607119080). |
2. Deze uitbreiding is niet van toepassing op de in lid 1 van dit artikel bedoelde invoer die door onderstaande ondernemingen is geproduceerd:
Naam van de onderneming |
Aanvullende Taric-code |
Jiangsu Zhongji Lamination Materials Co., Ltd |
C198 |
Luoyang Wanji Aluminium Processing Co., Ltd |
C199 |
Xiamen Xiashun Aluminium Foil Co., Ltd |
C200 |
Yantai Donghai Aluminum Foil Co., Ltd |
C201 |
3. Vrijstellingen die aan de in lid 2 van dit artikel met naam genoemde ondernemingen zijn verleend, worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een door de producent opgestelde geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld. Deze verklaring dient als volgt te luiden: „Ondergetekende verklaart dat het (de hoeveelheid) bladaluminium dat (die) naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ik verklaar dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Indien een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, geldt het bij lid 1 van dit artikel ingestelde antidumpingrecht.
4. Het in lid 1 omschreven product bedraagt wordt vrijgesteld van het definitieve antidumpingrecht indien het voor andere doeleinden dan gebruik als huishoudfolie wordt ingevoerd. Voor vrijstelling gelden de voorwaarden die zijn neergelegd in de toepasselijke douanebepalingen van de Unie inzake de regeling bijzondere bestemming, met name artikel 254 van het douanewetboek van de Unie.
5. Het bij lid 1 van dit artikel uitgebreide recht wordt geïnd op de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China, geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/865 en de artikelen 13, lid 3, en 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036, met uitzondering van de invoer die wordt geproduceerd door de in lid 2 van dit artikel vermelde ondernemingen en onder vrijstelling van de ondernemingen die kunnen aantonen, dat de producten overeenkomstig lid 4 voor andere doeleinden dan gebruik als huishoudfolie werden gebruikt.
6. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
1. Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 1 uitgebreide recht moeten schriftelijk worden ingediend in een van de officiële talen van de Europese Unie en worden ondertekend door een persoon die gemachtigd is om de entiteit die om de vrijstelling verzoekt te vertegenwoordigen. Het verzoek moet aan het onderstaande adres worden gestuurd:
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat H |
Kamer CHAR 04/039 |
1049 Brussel |
BELGIË |
2. Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 kan de Commissie de invoer van ondernemingen die de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 ingestelde antidumpingmaatregelen niet ontwijken, bij besluit vrijstellen van het bij artikel 1 van deze verordening uitgebreide recht.
Artikel 3
De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/865 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 februari 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) Verordening (EG) nr. 925/2009 van de Raad van 24 september 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit Armenië, Brazilië en de Volksrepubliek China (PB L 262 van 6.10.2009, blz. 1).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 van de Commissie van 17 december 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot beëindiging van de procedure betreffende de invoer van bepaald bladaluminium van oorsprong uit Brazilië naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 332 van 18.12.2015, blz. 63).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/865 van de Commissie van 31 mei 2016 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China door de invoer van enigszins gewijzigd bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot onderwerping van deze invoer aan registratie (PB L 144 van 1.6.2016, blz. 35).
(5) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(6) Overweging 89 van Verordening (EG) nr. 287/2009 van de Commissie van 7 april 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit Armenië, Brazilië en de Volksrepubliek China (PB L 94 van 8.4.2009, blz. 17).
(7) PB C 444 van 12.12.2014, blz. 13.
(8) Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1928 van de Commissie van 23 oktober 2015 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 281 van 27.10.2015, blz. 16).
(9) Ter bepaling van het volume van het enigszins gewijzigde betrokken product binnen het onderzochte product gedurende de verslagperiode, paste de Commissie de volgende methode toe. Ten eerste heeft de Commissie het totale volume van de uitvoer van het onderzochte product uit de VRC op basis van gegevens van Eurostat vastgesteld. Ten tweede heeft de Commissie aan de hand van de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs het volume van de uitvoer van ACF van de vijf medewerkende ondernemingen vastgesteld. Ten derde heeft de Commissie het volume van de uitvoer van ACF door de medewerkende ondernemingen in mindering gebracht op de totale uitvoer uit China. Gezien de zeer hoge mate van medewerking was de Commissie van oordeel dat zij voldoende grond heeft om aan te nemen dat de niet-medewerkende ondernemingen het enigszins gewijzigde product uitvoeren. Op grond hiervan heeft de Commissie geconcludeerd dat 80 % van de totale uitvoer uit China bestaat uit de export van de enigszins gewijzigde producten en dat 20 % van de export ACF betreft. De Commissie heeft aan de hand van deze verhouding de verandering van de structuur van het handelsverkeer vastgesteld.
17.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 40/64 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/272 VAN DE COMMISSIE
van 16 februari 2017
tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door invoer verzonden uit India, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, en tot registratie van deze invoer
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5,
Na kennisgeving aan de lidstaten,
Overwegende hetgeen volgt:
A. VERZOEK
(1) |
De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een verzoek ontvangen op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036 („de basisverordening”) om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld ten aanzien van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door invoer verzonden uit India, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, en om die invoer aan registratie te onderwerpen. |
(2) |
Het verzoek is op 3 januari 2017 ingediend door het Defense Committee of the Seamless Stainless Steel Tubes Industry of the European Union („de indiener van het verzoek”). |
B. PRODUCT
(3) |
Het product waar het bij de mogelijke ontwijking om gaat, betreft bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal (met uitzondering van die welke voorzien zijn van hulpstukken (fittings), voor gassen of vloeistoffen, bestemd voor burgerluchtvaartuigen). Het is momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7304 11 00, ex 7304 22 00, ex 7304 24 00, ex 7304 41 00, ex 7304 49 10, ex 7304 49 93, ex 7304 49 95, ex 7304 49 99 en ex 7304 90 00, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken product”). Dit is het product waarop de thans geldende maatregelen van toepassing zijn. |
(4) |
Het onderzochte product is hetzelfde als het product dat in de vorige overweging is gedefinieerd, maar wordt verzonden vanuit India, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, en is momenteel ingedeeld onder dezelfde GN-codes als het betrokken product („het onderzochte product”). |
C. BESTAANDE MAATREGELEN
(5) |
De thans geldende maatregelen die mogelijk worden ontweken, zijn antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 van de Raad (2) („de bestaande maatregelen”). |
D. MOTIVERING
(6) |
Het verzoek bevat voldoende voorlopig bewijsmateriaal dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van het betrokken product worden ontweken door de invoer van het onderzochte product, verzonden uit India. |
(7) |
Het volgende bewijsmateriaal werd overgelegd. |
(8) |
In het verzoek wordt aangetoond dat na de instelling van de maatregelen een grote verandering in de structuur van de uitvoer uit de Volksrepubliek China en India naar de Unie heeft plaatsgevonden en dat hiervoor, afgezien van de instelling van het antidumpingrecht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat. |
(9) |
Deze verandering is kennelijk het gevolg van de verzending van het betrokken product via India naar de Unie, al dan niet na voltooiingswerkzaamheden. De indiener van het verzoek heeft voldoende voorlopig bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de tijdens de voltooiingswerkzaamheden toegevoegde waarde minder dan 25 % van de fabricagekosten bedraagt. |
(10) |
Verder bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de corrigerende werking van de thans voor het betrokken product geldende antidumpingmaatregelen wordt ondermijnd, zowel wat de hoeveelheden als wat de prijzen betreft. De invoer van het betrokken product blijkt te zijn vervangen door de invoer van aanzienlijke hoeveelheden van het onderzochte product. Bovendien is er voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product plaatsvindt tegen prijzen die lager zijn dan de geen schade veroorzakende prijs die werd vastgesteld in het kader van het onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid. |
(11) |
Tot slot bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de prijzen van het onderzochte product dumpingprijzen zijn ten opzichte van de normale waarde die eerder voor het betrokken product is vastgesteld. |
(12) |
Mocht in de loop van dit onderzoek blijken dat ontwijking als bedoeld in artikel 13 van de basisverordening via India ook door middel van andere praktijken dan door overlading en assemblage geschiedt, dan kan het onderzoek tot die praktijken worden uitgebreid. |
E. PROCEDURE
(13) |
Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er voldoende bewijsmateriaal is om overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening een onderzoek te openen en overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening de invoer van de onderzochte producten te laten registreren. |
a) Vragenlijsten
(14) |
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig denkt te hebben, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de haar bekende producenten-exporteurs in India en de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs in de VRC, aan de haar bekende importeurs en verenigingen van importeurs in de Unie en aan de autoriteiten van India en de VRC. Zo nodig kunnen ook inlichtingen worden ingewonnen bij de bedrijfstak van de Unie. |
(15) |
In ieder geval moeten alle belanghebbenden zo spoedig mogelijk, maar binnen de in artikel 3 van deze verordening gestelde termijn, contact opnemen met de Commissie en binnen de in artikel 3, lid 1, van deze verordening gestelde termijn een vragenlijst aanvragen, aangezien de in artikel 3, lid 2, van deze verordening gestelde termijn voor alle belanghebbenden geldt. |
(16) |
De autoriteiten van India en de VRC zullen van de opening van het onderzoek in kennis worden gesteld. |
b) Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie
(17) |
Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en bewijsmateriaal in te dienen. Voorts kan de Commissie belanghebbenden horen, mits zij daar schriftelijk om verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. |
c) Vrijstelling van registratie bij invoer of vrijstelling van maatregelen
(18) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening kan de invoer van de onderzochte producten van registratie of maatregelen worden vrijgesteld indien de invoer geen ontwijking inhoudt. |
(19) |
Aangezien de mogelijke ontwijking buiten de Unie plaatsvindt, kan overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening vrijstelling worden verleend aan producenten van het onderzochte product in India die kunnen aantonen dat zij niet verbonden zijn (3) met de producenten waarop de bestaande maatregelen van toepassing zijn (4), en die niet betrokken blijken te zijn bij ontwijkingspraktijken zoals beschreven in artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening. Producenten die een vrijstelling wensen te krijgen, moeten binnen de in artikel 3, lid 3, van deze verordening vermelde termijn een voldoende met bewijsmateriaal gestaafd verzoek daartoe indienen. |
F. REGISTRATIE
(20) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening moet de invoer van de onderzochte producten worden geregistreerd zodat, indien bij het onderzoek blijkt dat er van ontwijking sprake is, een passend bedrag aan antidumpingrechten kan worden geheven vanaf de datum waarop de registratie van de invoer verplicht werd. |
G. TERMIJNEN
(21) |
Met het oog op een behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:
|
(22) |
De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening gestelde termijnen bij de Commissie kenbaar maakt. |
H. NIET-MEDEWERKING
(23) |
Indien een belanghebbende geen toegang verleent tot de vereiste gegevens, deze niet binnen de vastgestelde termijn verstrekt, dan wel het onderzoek ernstig belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken aan de hand van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin. |
(24) |
Indien blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, worden deze buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruikgemaakt worden. |
(25) |
Als een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend. |
(26) |
Als de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie. |
I. TIJDSCHEMA VOOR HET ONDERZOEK
(27) |
Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening binnen negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden afgesloten. |
J. VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS
(28) |
Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5). |
K. RAADADVISEUR-AUDITEUR
(29) |
Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende beleggen en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen. |
(30) |
Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden beleggen waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht. |
(31) |
Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1036 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Unie van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7304 11 00, ex 7304 22 00, ex 7304 24 00, ex 7304 41 00, ex 7304 49 10, ex 7304 49 93, ex 7304 49 95, ex 7304 49 99 en ex 7304 90 00, verzonden uit India (Taric-codes 7304110011, 7304110019, 7304220021, 7304220029, 7304240021, 7304240029, 7304410091, 7304491091, 7304499391, 7304499591, 7304499991 en 7304900091), al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 ingestelde maatregelen worden ontweken.
Artikel 2
De douaneautoriteiten nemen overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036 de nodige maatregelen om de invoer in de Unie van de in artikel 1 van deze verordening omschreven goederen te registreren.
De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.
De Commissie kan de douaneautoriteiten bij verordening opdragen de registratie van de invoer in de Unie te beëindigen voor producten die zijn vervaardigd door producenten die een vrijstelling van registratie hebben aangevraagd en van wie is vastgesteld dat zij aan de voorwaarden voor een vrijstelling voldoen.
Artikel 3
1. Vragenlijsten moeten binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie worden aangevraagd.
2. Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders bepaald, binnen 37 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening contact met de Commissie opnemen, hun standpunt schriftelijk uiteenzetten en de Commissie de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens doen toekomen.
3. Producenten in India die vrijstelling van registratie bij invoer of van maatregelen wensen te krijgen, moeten binnen dezelfde termijn van 37 dagen een voldoende met bewijsmateriaal gestaafd verzoek daartoe indienen.
4. Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen om door de Commissie te worden gehoord.
5. Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken moet vrij zijn van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens, en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.
6. Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (6).
7. Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte inlichtingen. Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.
8. Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken, met inbegrip van gescande volmachten en certificaten, per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, zoals bepaald in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) op de website van het directoraat-generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/june/tradoc_148003.pdf).
Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoonnummer en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat elke dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, tenzij zij uitdrukkelijk verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen, of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de hierboven genoemde instructies voor de communicatie met belanghebbenden raadplegen.
Correspondentieadres van de Commissie:
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat H |
Kamer CHAR 04/039 |
1049 Brussel |
BELGIË |
E-mail: TRADE-R670-SSSPT-CIRC@ec.europa.eu |
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 februari 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 van de Raad van 14 december 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 336 van 20.12.2011, blz. 6).
(3) Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558) worden twee personen geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn in de onderneming van de andere persoon; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) een derde partij 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden direct of indirect bezit, houdt of daarover zeggenschap heeft; e) één van hen direct of indirect zeggenschap over de ander heeft; f) een derde persoon direct of indirect zeggenschap over beiden heeft; g) beiden direct of indirect zeggenschap over een derde persoon hebben; of h) zij tot dezelfde familie behoren. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broer en zuster (of halfbroer en halfzuster), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwager en schoonzuster. In deze context worden onder personen zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.
(4) Indien producenten evenwel in bovenbedoelde zin verbonden zijn met ondernemingen die onderworpen zijn aan de maatregelen die van kracht zijn ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China, kan hun toch vrijstelling worden verleend als er geen bewijs is dat die verbondenheid tot stand is gekomen of gebruikt werd om de oorspronkelijke maatregelen te ontwijken.
(5) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(6) Een „Limited”-document wordt beschouwd als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1036 en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst). Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
17.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 40/70 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/273 VAN DE COMMISSIE
van 16 februari 2017
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 februari 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
337,2 |
MA |
110,8 |
|
TN |
194,0 |
|
TR |
130,7 |
|
ZZ |
193,2 |
|
0707 00 05 |
MA |
64,9 |
TR |
183,3 |
|
ZZ |
124,1 |
|
0709 91 00 |
EG |
128,6 |
ZZ |
128,6 |
|
0709 93 10 |
MA |
54,7 |
TR |
180,1 |
|
ZZ |
117,4 |
|
0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28 |
EG |
47,0 |
IL |
74,2 |
|
MA |
50,9 |
|
TN |
56,6 |
|
TR |
76,3 |
|
ZZ |
61,0 |
|
0805 21 10 , 0805 21 90 , 0805 29 00 |
EG |
93,2 |
IL |
123,2 |
|
JM |
122,7 |
|
MA |
93,3 |
|
TR |
85,5 |
|
ZZ |
103,6 |
|
0805 22 00 |
IL |
112,1 |
MA |
103,8 |
|
ZZ |
108,0 |
|
0805 50 10 |
EG |
82,4 |
TR |
98,6 |
|
ZZ |
90,5 |
|
0808 10 80 |
CN |
128,2 |
US |
103,9 |
|
ZZ |
116,1 |
|
0808 30 90 |
CL |
121,2 |
CN |
112,8 |
|
ZA |
127,0 |
|
ZZ |
120,3 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
17.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 40/72 |
BESLUIT (EU) 2017/274 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 10 februari 2017
houdende vaststelling van de beginselen voor feedbackverstrekking aan subcoördinatoren van bevoegde nationale autoriteiten en tot intrekking van Besluit (EU) 2016/3 (ECB/2017/6)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 6, leden 1 en 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat de Europese Centrale Bank („ECB”) verantwoordelijk is voor het doeltreffend en samenhangend functioneren van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme („GTM”). Overweging 79 van die Verordening bepaalt dat sterk gemotiveerd, goed opgeleid en onpartijdig personeel onmisbaar is voor een doeltreffend toezicht. |
(2) |
Overeenkomstig artikelen 3 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (2) is de ECB verantwoordelijk voor de oprichting en samenstelling van gezamenlijk toezichthoudende teams die zijn samengesteld uit ECB-personeelsleden en personeelsleden van de nationale bevoegde autoriteiten. Een coördinator van een gezamenlijk toezichthoudend team („GTT”), bijgestaan door een of meerdere subcoördinatoren van een nationale bevoegde autoriteit („NBA”),waarborgt de coördinatie van werk binnen het GTT. |
(3) |
Gezien de belangrijke rol van de NBA-subcoördinatoren bij de coördinatie van de GTT-leden van hun NBA is het noodzakelijk en evenredig een uniform proces in te voeren voor prestatiefeedbackverstrekking aangaande de NBA-subcoördinatoren in GTT's. Deze prestatiefeedback kan mede bijdragen aan de goede werking van GTT's door de gestage prestatieverbetering van de NBA-subcoördinatoren te ondersteunen. |
(4) |
Alleen de NBA's zijn verantwoordelijk voor de beoordeling van hun personeelsleden en alleen de ECB is verantwoordelijk voor de beoordeling van haar personeelsleden. Desalniettemin kunnen NBA's de overeenkomstig dit besluit verstrekte prestatiefeedback gebruiken bij het management van hun personeelsleden en kan die prestatiefeedback als input dienen voor de NBA-interne beoordelingssystemen, indien relevante nationale wetgeving dat toestaat. |
(5) |
Feedback inzake de prestatie van NBA-subcoördinatoren werd aanvankelijk gedurende een testperiode verstrekt overeenkomstig de beginselen van Besluit (EU) 2016/3 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/36) (3). Aangezien de testperiode afgelopen is, moet dat besluit in het belang van rechtszekerheid ingetrokken worden. |
(6) |
Tijdens de testperiode opgedane ervaring heeft uitgewezen dat een prestatiefeedbackregeling voor NBA-subcoördinatoren ertoe kan bijdragen dat de effectieve werking van de GTT's gewaarborgd kan worden. Nadere beoordeling is evenwel vereist. De prestatiefeedbackregeling moet derhalve gedurende een testperiode van nog één jaar gecontinueerd worden. Een daaropvolgende toetsing moet uitwijzen of het nuttig ware om de prestatiefeedbackregeling op een permanentere basis voort te zetten. |
(7) |
De toetsingsbevindingen moeten aan de raad van toezicht gerapporteerd worden. Op basis van de toetsing moet in een bij de Raad van bestuur in te dienen voorstel de al dan niet voortzetting van de prestatiefeedbackregeling voorgesteld worden. |
(8) |
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4) geraadpleegd en heeft op 7 april 2015 een advies uitgebracht waarin wordt bevestigd dat prestatiefeedback noodzakelijk is voor het beheer van GTT's, dat de feedbackprestatieregeling goedgekeurd wordt en dat wordt geadviseerd dat de precieze werking van de prestatiefeedbackregeling moet worden vastgelegd in een passend rechtsinstrument, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Binnen het kader van dit besluit zijn de definities in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en artikel 2 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) van toepassing.
Artikel 2
Prestatiefeedback
1. GTT-coördinatoren verstrekken prestatiefeedback aan NBA-subcoördinatoren aangaande hun prestatie en hun teamprestatie bij de uitvoering van hun taken en hun doelstellingen binnen het GTT, zulks overeenkomstig bijlage I, en houden rekening met de in bijlage II vastgelegde competenties.
2. Na overleg met de NBA-subcoördinator stellen de GTT-coördinatoren de belangrijkste taken en doelstellingen van de NBA-subcoördinator vast.
3. GTT-coördinatoren verstrekken prestatiefeedback aangaande de feedbackcyclus die op de dag van inwerkingtreding van dit besluit begint en twaalf maanden later eindigt.
Artikel 3
Toetsing
Na afloop van de prestatiefeedbackcyclus toetst de ECB in samenwerking met de NBA's de werking van de prestatiefeedbackregeling en rapporteert haar bevindingen aan de raad van toezicht. Het rapport omvat een voorstel over het al dan niet continueren van de prestatiefeedbackregeling.
Artikel 4
Intrekking
Bij deze wordt Besluit (EU) 2016/3 (ECB/2015/36) ingetrokken.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op 15 februari 2017.
Gedaan te Frankfurt am Main, 10 februari 2017.
Namens de Raad van bestuur van de ECB
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.
(2) Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).
(3) Besluit (EU) 2016/3 van de Europese Centrale Bank van 18 november 2015 houdende vaststelling van feedbackverstrekkingbeginselen betreffende prestaties van subcoördinatoren van nationale bevoegde autoriteiten in de gezamenlijk toezichthoudende teams van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (ECB/2015/36) (PB L 1 van 5.1.2016, blz. 4).
(4) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
BIJLAGE I
Feedbackverstrekkingsbeginselen aangaande de prestaties van subcoördinatoren van nationale bevoegde autoriteiten in gezamenlijktoezichthoudende teams van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme
Beginsel 1
Prestatiefeedbackreikwijdte
Op subcoördinatoren van een nationaal bevoegde autoriteit (NBA) in een gezamenlijk toezichthoudend team (GTT) van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) is prestatiefeedback van toepassing, mits zij in een GTT voor minstens 25 % van een voltijdse functie werkzaam zijn, zoals bedoeld in het werkgelegenheidskader van de betrokken NBA.
Beginsel 2
Prestatiefeedbackdoel
Om de werking van het GTM als geheel te ondersteunen en te verbeteren, beoordeelt de prestatiefeedback de prestatie van de NBA-subcoördinator bij de uitvoering van zijn taak, teneinde zijn inzicht in de GTM-doelstellingen en competenties als NBA-subcoördinator verder te ontwikkelen, aldus bijdragend aan betere prestaties en integratie van GTT's.
Beginsel 3
Prestatiefeedbackproces
1. |
Aan het begin van de prestatiefeedbackcyclus zet de GTT-coördinator na overleg met de NBA-subcoördinator de belangrijkste taken en doelstellingen uiteen voor elke NBA-subcoördinator op wie overeenkomstig beginsel 1 prestatiefeedback van toepassing is. Deze taken en doelstellingen worden in het GTM-feedbackformulier vastgelegd. |
2. |
De GTT-coördinator adviseert elke NBA-subcoördinator en verstrekt hem informele prestatiefeedback gedurende de hele feedbackcyclus. Na afloop van de feedbackcyclus verstrekt de GTT-coördinator iedere NBA-subcoördinator eindecyclusfeedback, zowel mondeling alsook schriftelijk in het GTM-prestatiefeedbackformulier. Voordat het feedbackformulier wordt afgerond, krijgt de subcoördinator de gelegenheid om zijn standpunt en opmerkingen inzake de verstrekte prestatiefeedback formeel te doen vastleggen. |
3. |
De informele en eindecyclusfeedback houden rekening met de belangrijkste taken en doelstellingen van de NBA-subcoördinatoren, met de in bijlage II vastgelegde GTM-competenties en met hun teambijdrage aan de globale GTT-werking. |
Beginsel 4
Toegang tot prestatiefeedback
1. |
Op verzoek van de betrokken NBA verkrijgt de betrokken NBA toegang tot de eindecyclusfeedback die de betrokken NBA kan gebruiken voor het faciliteren van haar personeelsbeheer, indien de toepasselijke nationale wetgeving dat toestaat. |
2. |
NBA's kunnen de prestatiefeedback gebruiken als aanvullende input voor hun interne beoordelingssystemen, indien de toepasselijke nationale wetgeving dat toestaat. |
3. |
De NBA's krijgen overeenkomstig artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 45/2001 toegang tot prestatiefeedback, waaronder de overdracht ervan. |
Beginsel 5
Bescherming van in de context van de prestatiefeedback verwerkte persoonsgegevens
1. |
De ECB verwerkt de prestatiefeedbackgegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001. |
2. |
De prestatiefeedbackgegevens mogen uitsluitend gebruikt worden voor de onder beginselen 2 en 4 beschreven doeleinden en de gegevens worden hoogstens vijf jaar opgeslagen. |
BIJLAGE II
Lijst van competenties die bijzonder relevant zijn voor personeelsleden die in het GTM werkzaam zijn (GTM-competenties)
Beroepskennis : heeft kennis van toezichtbeleid, -methodologieën en -wetgeving, met name in de GTM-context, en tevens van de werking van financiële instellingen; blijft op de hoogte van ontwikkelingen op die gebieden en past de kennis toe op relevante werkgebieden.
Communicatie : brengt informatie duidelijk en beknopt over aan groepen of individuen, mondeling of schriftelijk, om er zeker van te zijn dat zij de informatie en de boodschap begrijpen; luistert en antwoordt op gepaste wijze.
Samenwerking en medewerking : bouwt duurzame samenwerking in werkrelaties met collega's op en onderhoudt deze om de Europese doelstellingen van het team te realiseren; ontwikkelt en onderhoudt effectieve relaties met anderen om teamwerk aan te moedigen en te ondersteunen; deelt proactief gegevens, informatie en kennis binnen het team.
Vastberaden doelstellingen realiseren : voert taken standvastig en vasthoudend uit; streeft naar succesvolle oplossingen door aanpassing van het eigen gedrag om een passende aanpak te vinden voor het realiseren van een succesvol resultaat.
Beoordelingsvermogen en indringendheid : analyseert situaties, gegevens en informatie en beoordeelt deze om passende strategieën, plannen en beleid te ontwikkelen; begrijpt verschillende en tegengestelde zienswijzen inzake een aangelegenheid en formuleert deze; wijzigt indien nodig de aanpak vanwege veranderende vereisten van een situatie, bekijkt problemen vanuit een nieuw perspectief en borduurt voort op door anderen voorgestelde denkwijzen of oplossingen; tracht aangelegenheden volledig te begrijpen vooraleer een aanbeveling te doen of een conclusie te trekken, zulks door volledige en exacte informatie te verzamelen, indien nodig; vormt een goed oordeel door respectvol een reeks indringende vragen te stellen en speurt steeds naar mogelijke aangelegenheden en diverse informatie.
Bewust en toekomstgericht zijn : kijkt verder dan de eigen rol om voor zich een bredere operationele context te creëren middels een volledig begrip van uiteenlopende functies/gebieden, het zich bewust zijn van uiteenlopende culturele context en zienswijzen en door implicaties van de eigen beslissingen voor anderen te beoordelen; kijkt vooruit naar en anticipeert op toekomstige mogelijkheden en dreigingen; creëert actief mogelijkheden of voorkomt toekomstige issues.
Objectief, integer en onafhankelijk optreden : treedt onafhankelijk en objectief op, in het belang van de Unie als geheel, op basis van de professionele GTM-normen; verifieert omstandigheden om een volledige en realistische kijk op een situatie te krijgen; streeft ernaar om vooringenomenheid, vooroordelen of subjectieve oordelen te verminderen of te elimineren, daarbij steunend op verifieerbare gegevens en feiten.
GTM-teams managen (geldt alleen voor managers) : leidt teams (virtueel/op afstand) en loodst deze richting teamdoelstellingen; coördineert teamactiviteiten grensoverschrijdend door leiding te geven en competenties en diversiteit op de meest effectieve en efficiënte wijze aan te wenden; vermindert ambiguïteit, pakt deze aan, geeft onder onzekere omstandigheden leiding en realiseert resultaten.