ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 40

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
17 februari 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/268 van de Commissie van 14 februari 2017 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

1

 

*

Verordening (EU) 2017/269 van de Commissie van 16 februari 2017 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over pesticiden, wat de lijst van werkzame stoffen betreft ( 1 )

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/270 van de Commissie van 16 februari 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof sulfurylfluoride ( 1 )

48

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/271 van de Commissie van 16 februari 2017 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 925/2009 van de Raad is ingesteld op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van bepaald enigszins gewijzigd bladaluminium

51

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/272 van de Commissie van 16 februari 2017 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door invoer verzonden uit India, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, en tot registratie van deze invoer

64

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/273 van de Commissie van 16 februari 2017 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

70

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2017/274 van de Europese Centrale Bank van 10 februari 2017 houdende vaststelling van de beginselen voor feedbackverstrekking aan subcoördinatoren van bevoegde nationale autoriteiten en tot intrekking van Besluit (EU) 2016/3 (ECB/2017/6)

72

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

17.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/268 VAN DE COMMISSIE

van 14 februari 2017

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Stephen QUEST

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling (GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een product bestaande uit witte tabletten met de volgende bestanddelen:

steviolglycosiden,

natriumcarbonaat,

natriumcitraat,

leucine.

200 tabletten (elk van 56 mg) die zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein in een zakdispenser.

Het product heeft een calorische waarde van 0,06 kcal per tablet.

2106 90 92

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1 b) op hoofdstuk 38, en de tekst van de GN-codes 2106 , 2106 90 en 2106 90 92 .

Overeenkomstig aantekening 1 b) op hoofdstuk 38 kan het product niet worden aangemerkt als een product van de chemische industrie als bedoeld bij hoofdstuk 38, aangezien het stoffen bevat die voedingswaarde bezitten, van de soort gebruikt bij de bereiding van producten voor menselijke consumptie. Er is geen drempel voor de voedingswaarde.

Steviolglycosiden en leucine worden aangemerkt als stoffen die voedingswaarde bezitten (zie ook de GS-toelichtingen op hoofdstuk 38, algemene opmerkingen, de op twee na laatste en voorlaatste alinea).

Bereidingen (zoals tabletten) die bestaan uit een zoetstof en een als zoetstof gebruikt product voor menselijke consumptie, moeten worden ingedeeld onder post 2106 (zie ook de GS-toelichting op post 2106 , punt 10).

Het product moet daarom worden ingedeeld onder post 2106 als andere producten voor menselijke consumptie als bedoeld bij GN-code 2106 90 92 .


17.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/4


VERORDENING (EU) 2017/269 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2017

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over pesticiden, wat de lijst van werkzame stoffen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende statistieken over pesticiden (1), en met name artikel 5, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1185/2009 is een gemeenschappelijk kader voor de productie van vergelijkbare Europese statistieken over de verkoop en het gebruik van pesticiden vastgesteld.

(2)

De Commissie moet de in bijlage III vastgestelde lijst van op te nemen stoffen en hun indeling in categorieën van producten en chemische klassen regelmatig en minstens om de vijf jaar aanpassen. Aangezien die bijlage voor het laatst in 2011 bij Verordening (EU) nr. 656/2011 van de Commissie (2) is bijgewerkt, moet de bij die verordening gevoegde lijst worden bijgewerkt voor de periode van 2016 tot en met 2020.

(3)

Gezien het aantal stoffen en het ingewikkelde proces voor de bepaling en indeling van de desbetreffende verbindingen is het voor de nationale statistische diensten moeilijk om het scala aan instrumenten te verwerven die ze nodig hebben om informatie te verzamelen over het gebruik en het in de handel brengen van pesticiden. Bijgevolg moeten alleen stoffen worden opgenomen waaraan door ten minste een van de twee belangrijkste, internationaal erkende instanties voor de registratie van chemische verbindingen of pesticiden, namelijk de Chemical Abstracts Service of the American Chemical Society (CAS) en de Collaborative International Pesticides Analytical Council (CIPAC), een identificatienummer is toegewezen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1185/2009 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 324 van 10.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 656/2011 van de Commissie van 7 juli 2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over pesticiden, wat de definities en lijst van werkzame stoffen betreft (PB L 180 van 8.7.2011, blz. 3).


BIJLAGE

„BIJLAGE III

GEHARMONISEERDE INDELING VAN DE STOFFEN

Hoofdcategorie

Middelencategorie

Code

Chemische klasse

Stof gangbare naam

Gemeenschappelijke nomenclatuur

CAS (1)

CIPAC (2)

Fungiciden en bactericiden

 

PES_F

 

 

 

 

 

Anorganische fungiciden

F01

 

 

 

 

 

 

F01_01

KOPERVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

F01_01_01

 

BORDEAUXSE PAP

8011-63-0

44.604

 

 

F01_01_02

 

KOPERHYDROXIDE

20427-59-2

44.305

 

 

F01_01_03

 

KOPER(I)OXIDE

1319-39-1

44.603

 

 

F01_01_04

 

KOPEROXYCHLORIDE

1332-40-7

44.602

 

 

F01_01_05

 

TRIBASISCH KOPERSULFAAT

1333-22-8

44.606

 

 

F01_01_06

 

ANDERE KOPERZOUTEN

 

44

 

 

F01_02

ANORGANISCHE ZWAVEL

 

 

 

 

 

F01_02_01

 

ZWAVEL

7704-34-9

18

 

 

F01_99

ANDERE ANORGANISCHE FUNGICIDEN

 

 

 

 

 

F01_99_01

 

CALIFORNISCHE PAP (CALCIUM(POLY)SULFIDE)

1344-81-6

17

 

 

F01_99_03

 

KALIUMFOSFONATEN (VOORHEEN KALIUMFOSFIET)

13977-65-6

13492-26-7

756

 

 

F01_99_06

 

DINATRIUMFOSFONAAT

 

808

 

 

F01_99_07

 

KALIUMWATERSTOFCARBONAAT

298-14-6

853

 

 

F01_99_99

 

ANDERE ANORGANISCHE FUNGICIDEN

 

 

 

Fungiciden op basis van carbamaten en dithiocarbamaten

F02

 

 

 

 

 

 

F02_01

FUNGICIDEN OP BASIS VAN CARBANILATEN

 

 

 

 

 

F02_01_01

 

DIETHOFENCARB

87130-20-9

513

 

 

F02_02

FUNGICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN

 

 

 

 

 

F02_02_01

 

BENTHIAVALICARB-ISOPROPYL

413615-35-7

177406-68-7

744

 

 

F02_02_02

 

IPROVALICARB

140923-17-7

620

 

 

F02_02_03

 

PROPAMOCARB

24579-73-5

399

 

 

F02_03

FUNGICIDEN OP BASIS VAN DITHIOCARBAMATEN

 

 

 

 

 

F02_03_01

 

MANCOZEB

8018-01-7

34

 

 

F02_03_02

 

MANEB

12427-38-2

61

 

 

F02_03_03

 

METIRAM

9006-42-2

478

 

 

F02_03_04

 

PROPINEB

12071-83-9

177

 

 

F02_03_05

 

THIRAM

137-26-8

24

 

 

F02_03_06

 

ZIRAM

137-30-4

31

 

 

F02_99

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN DITHIOCARBAMATEN

 

 

 

 

 

F02_99_99

 

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN DITHIOCARBAMATEN

 

 

 

Fungiciden op basis van benzimidazolen

F03

 

 

 

 

 

 

F03_01

FUNGICIDEN OP BASIS VAN BENZIMIDAZOLEN

 

 

 

 

 

F03_01_01

 

CARBENDAZIM

10605-21-7

263

 

 

F03_01_02

 

FUBERIDAZOOL

3878-19-1

525

 

 

F03_01_03

 

THIABENDAZOOL

148-79-8

323

 

 

F03_01_04

 

THIOFANAAT-METHYL

23564-05-8

262

 

 

F03_99

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN BENZIMIDAZOLEN

 

 

 

 

 

F03_99_99

 

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN BENZIMIDAZOLEN

 

 

 

Fungiciden op basis van imidazolen en triazolen

F04

 

 

 

 

 

 

F04_01

FUNGICIDEN OP BASIS VAN CONAZOLEN

 

 

 

 

 

F04_01_02

 

BROMUCONAZOOL

116255-48-2

680

 

 

F04_01_03

 

CYPROCONAZOOL

94361-06-5

600

 

 

F04_01_04

 

DIFENOCONAZOOL

119446-68-3

687

 

 

F04_01_05

 

EPOXICONAZOOL

106325-08-0

609

 

 

F04_01_06

 

ETRIDIAZOOL

2593-15-9

518

 

 

F04_01_07

 

FENBUCONAZOOL

114369-43-6

694

 

 

F04_01_08

 

FLUQUINCONAZOOL

136426-54-5

474

 

 

F04_01_10

 

FLUTRIAFOL

76674-21-0

436

 

 

F04_01_11

 

IMAZALIL

35554-44-0

335

 

 

F04_01_12

 

IPCONAZOOL

125225-28-7

798

 

 

F04_01_13

 

METCONAZOOL

125116-23-6

706

 

 

F04_01_14

 

MYCLOBUTANIL

88671-89-0

442

 

 

F04_01_15

 

PENCONAZOOL

66246-88-6

446

 

 

F04_01_16

 

PROPICONAZOOL

60207-90-1

408

 

 

F04_01_17

 

PROTHIOCONAZOOL

178928-70-6

745

 

 

F04_01_18

 

TEBUCONAZOOL

107534-96-3

494

 

 

F04_01_19

 

TETRACONAZOOL

112281-77-3

726

 

 

F04_01_20

 

TRIADIMENOL

55219-65-3

398

 

 

F04_01_21

 

TRIFLUMIZOOL

99387-89-0

730

 

 

F04_01_22

 

TRITICONAZOOL

131983-72-7

652

 

 

F04_02

FUNGICIDEN OP BASIS VAN IMIDAZOLEN

 

 

 

 

 

F04_02_01

 

CYAZOFAMIDE

120116-88-3

653

 

 

F04_02_02

 

FENAMIDONE

161326-34-7

650

 

 

F04_02_03

 

TRIAZOXIDE

72459-58-6

729

 

 

F04_99

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN IMIDAZOLEN EN TRIAZOLEN

 

 

 

 

 

F04_99_01

 

AMETOCTRADIN

865318-97-4

818

 

 

F04_99_02

 

AMISULBROM

348635-87-0

789

 

 

F04_99_03

 

TRICYCLAZOOL

41814-78-2

547

 

 

F04_99_99

 

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN IMIDAZOLEN EN TRIAZOLEN

 

 

 

Fungiciden op basis van morfolinen

F05

 

 

 

 

 

 

F05_01

FUNGICIDEN OP BASIS VAN MORFOLINEN

 

 

 

 

 

F05_01_01

 

DIMETHOMORF

110488-70-5

483

 

 

F05_01_02

 

DODEMORF

1593-77-7

300

 

 

F05_01_03

 

FENPROPIMORF

67564-91-4

427

 

 

F05_99

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN MORFOLINEN

 

 

 

 

 

F05_99_99

 

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN MORFOLINEN

 

 

 

Fungiciden van microbiologische of botanische oorsprong

F06

 

 

 

 

 

 

F06_01

MICROBIOLOGISCHE FUNGICIDEN

 

 

 

 

 

F06_01_01

 

AMPELOMYCES QUISQUALIS STAM AQ10

 

589

 

 

F06_01_02

 

AUREOBASIDIUM PULLULANS (STAMMEN DSM 14940-1)

 

809, 810

 

 

F06_01_03

 

BACILLUS SUBTILIS STAM QST 713

 

661

 

 

F06_01_04

 

CONIOTHYRIUM MINITANS STAM CON/M/91-08

 

614

 

 

F06_01_05

 

GLIOCLADIUM CATENULATUM STAM J1446

 

624

 

 

F06_01_08

 

PSEUDOMONAS CHLORORAPHIS STAM MA342

 

574

 

 

F06_01_09

 

PSEUDOZYMA FLOCCULOSA

 

669

 

 

F06_01_11

 

TRICHODERMA HARZIANUM RIFAI (T-22)

 

816

 

 

F06_01_12

 

CANDIDA OLEOPHILA STAM O

 

946

 

 

F06_01_14

 

PHLEBIOPSIS GIGANTEA (DIVERSE STAMMEN)

 

921, 922, 923, 924, 925, 926, 927, 928, 929, 930, 931, 932, 933, 934

 

 

F06_01_15

 

PSEUDOMONAS SP. STAM DSMZ 13134

 

935

 

 

F06_01_16

 

PYTHIUM OLIGANDRUM (M1)

 

936

 

 

F06_01_17

 

STREPTOMYCES K61 (VOORHEEN STREPTOMYCES GRISEOVIRIDIS)

 

937

 

 

F06_01_18

 

TRICHODERMA ASPELLERUM (ICC012) (T25) (TV1) (VOORHEEN T. HARZIANUM)

 

938, 939, 940

 

 

F06_01_19

 

TRICHODERMA ASPERELLUM (STAM T34)

 

941

 

 

F06_01_20

 

TRICHODERMA ATROVIRIDE (IMI 206040) (T 11) (VOORHEEN TRICHODERMA HARZIANUM)

 

942, 943

 

 

F06_01_21

 

TRICHODERMA ATROVIRIDE STAM I-1237

 

944

 

 

F06_01_22

 

TRICHODERMA GAMSII (VOORHEEN T. VIRIDE) (ICC080)

 

945

 

 

F06_01_23

 

TRICHODERMA POLYSPORUM (IMI 206039)

 

946

 

 

F06_01_24

 

VERTICILLIUM ALBO-ATRUM (WCS850) (VOORHEEN VERTICILLIUM DAHLIAE)

 

948

 

 

F06_01_25

 

BACILLUS AMYLOLIQUEFACIENS MBI 600

 

 

 

 

F06_01_26

 

BACILLUS AMYLOLIQUEFACIENS STAM FZB24

 

 

 

 

F06_01_27

 

SACCHAROMYCES CEREVISIAE STAM LAS02

 

 

 

 

F06_01_28

 

TRICHODERMA ATROVIRIDE STAM SC1

 

 

 

 

F06_01_29

 

BACILLUS AMYLOLIQUEFACIENS SUBSP. PLANTARUM D747

 

 

 

 

F06_01_30

 

BACILLUS PUMILUS QST 2808

 

 

 

 

F06_02

BOTANISCHE FUNGICIDEN

 

 

 

 

 

F06_02_01

 

EUGENOL

97-53-0

 

 

 

F06_02_02

 

GERANIOL

106-24-1

 

 

 

F06_02_03

 

THYMOL

89-83-8

900

 

 

F06_02_04

 

THEEBOOMEXTRACT

68647-73-4

914

 

 

F06_02_05

 

LAMINARIN

9008-22-4

671

 

 

F06_02_06

 

FEN 560

 

858

 

 

F06_02_07

 

EXTRACT VAN REYNOUTRIA SACHALINENSIS

 

 

 

 

F06_99

ANDERE INSECTICIDEN VAN MICROBIOLOGISCHE OF BOTANISCHE OORSPRONG

 

 

 

 

 

F06_99_01

 

CEREVISAAN

 

980

 

Bactericiden

F07

 

 

 

 

 

 

F07_01

ANORGANISCHE BACTERICIDEN

 

 

 

 

 

F07_01_01

 

NATRIUMHYPOCHLORIET

7681-52-9

848

 

 

F07_01_02

 

ALUMINIUMSULFAAT

10043-01-3

849

 

 

F07_99

ANDERE BACTERICIDEN

 

 

 

 

Andere fungiciden en bactericiden

F99

 

 

 

 

 

 

F99_01

FUNGICIDEN OP BASIS VAN ALIFATISCHE STIKSTOFVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

F99_01_01

 

CYMOXANIL

57966-95-7

419

 

 

F99_01_02

 

DODINE

2439-10-3

101

 

 

F99_02

FUNGICIDEN OP BASIS VAN AMIDEN

 

 

 

 

 

F99_02_01

 

CYFLUFENAMIDE

180409-60-3

759

 

 

F99_02_02

 

FLUOPICOLIDE

239110-15-7

787

 

 

F99_02_03

 

PROCHLORAZ

67747-09-5

407

 

 

F99_02_04

 

SILTHIOFAM

175217-20-6

635

 

 

F99_02_05

 

ZOXAMIDE

156052-68-5

640

 

 

F99_02_06

 

MANDIPROPAMID

374726-62-2

783

 

 

F99_02_07

 

PENTHIOPYRAD

183675-82-3

824

 

 

F99_02_08

 

BENZOVINDIFLUPYR

1072957-71-1

981

 

 

F99_02_09

 

ISOFETAMID

875915-78-9

972

 

 

F99_02_10

 

MANDESTROBIN

173662-97-0

 

 

 

F99_02_11

 

FLUOPYRAM

658066-35-4

807

 

 

F99_03

FUNGICIDEN OP BASIS VAN ANILIDEN

 

 

 

 

 

F99_03_01

 

BENALAXYL

71626-11-4

416

 

 

F99_03_02

 

BOSCALID

188425-85-6

673

 

 

F99_03_03

 

CARBOXIN

5234-68-4

273

 

 

F99_03_04

 

FENHEXAMIDE

126833-17-8

603

 

 

F99_03_05

 

FLUTOLANIL

66332-96-5

524

 

 

F99_03_06

 

METALAXYL-M

70630-17-0

580

 

 

F99_03_07

 

METALAXYL

57837-19-1

365

 

 

F99_03_08

 

BENALAXYL-M

98243-83-5

766

 

 

F99_03_09

 

BIXAFEN

581809-46-3

819

 

 

F99_03_12

 

ISOPYRAZAM

881685-58-1

963

 

 

F99_03_13

 

FLUXAPYROXAD

907204-31-3

828

 

 

F99_03_14

 

PENFLUFEN

494793-67-8

826

 

 

F99_03_15

 

SEDAXAAN

874967-67-6

833

 

 

F99_05

FUNGICIDEN OP BASIS VAN AROMATISCHE VERBINDINGEN

 

 

 

 

 

F99_05_01

 

CHLOORTHALONIL

1897-45-6

288

 

 

F99_05_03

 

2,5-DICHLOORBENZOËZUURMETHYLESTER

2905-69-3

686

 

 

F99_06

FUNGICIDEN OP BASIS VAN DICARBOXIMIDE

 

 

 

 

 

F99_06_01

 

IPRODION

36734-19-7

278

 

 

F99_07

FUNGICIDEN OP BASIS VAN DINITROANILINEN

 

 

 

 

 

F99_07_01

 

FLUAZINAM

79622-59-6

521

 

 

F99_08

FUNGICIDEN OP BASIS VAN DINITROFENOLEN

 

 

 

 

 

F99_08_02

 

MEPTYLDINOCAP

131-72-6

811

 

 

F99_09

FUNGICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

F99_09_01

 

FOSETYL-ALUMINIUM

15845-66-6

384

 

 

F99_09_02

 

TOLCLOFOS-METHYL

57018-04-9

479

 

 

F99_10

FUNGICIDEN OP BASIS VAN OXAZOLEN

 

 

 

 

 

F99_10_01

 

FAMOXADONE

131807-57-3

594

 

 

F99_10_02

 

HYMEXAZOOL

10004-44-1

528

 

 

F99_11

FUNGICIDEN OP BASIS VAN FENYLPYRROLEN

 

 

 

 

 

F99_11_01

 

FLUDIOXONIL

131341-86-1

522

 

 

F99_12

FUNGICIDEN OP BASIS VAN FTAALIMIDEN

 

 

 

 

 

F99_12_01

 

CAPTAN

133-06-2

40

 

 

F99_12_02

 

FOLPET

133-07-3

75

 

 

F99_13

FUNGICIDEN OP BASIS VAN PYRIMIDINEN

 

 

 

 

 

F99_13_01

 

BUPIRIMAAT

41483-43-6

261

 

 

F99_13_02

 

CYPRODINIL

121552-61-2

511

 

 

F99_13_03

 

MEPANIPYRIM

110235-47-7

611

 

 

F99_13_04

 

PYRIMETHANIL

53112-28-0

714

 

 

F99_14

FUNGICIDEN OP BASIS VAN CHINOLINEN

 

 

 

 

 

F99_14_01

 

8-HYDROXYCHINOLINESULFAAT (8-HYDROXYCHINOLINE INCL. OXYCHINOLINE)

134-31-6

677

 

 

F99_14_02

 

QUINOXYFEN

124495-18-7

566

 

 

F99_15

FUNGICIDEN OP BASIS VAN CHINONEN

 

 

 

 

 

F99_15_01

 

DITHIANON

3347-22-6

153

 

 

F99_16

FUNGICIDEN OP BASIS VAN STROBILURINEN

 

 

 

 

 

F99_16_01

 

AZOXYSTROBIN

131860-33-8

571

 

 

F99_16_02

 

DIMOXYSTROBIN

149961-52-4

739

 

 

F99_16_03

 

FLUOXASTROBIN

361377-29-9

746

 

 

F99_16_04

 

KRESOXYM-METHYL

143390-89-0

568

 

 

F99_16_05

 

PICOXYSTROBIN

117428-22-5

628

 

 

F99_16_06

 

PYRACLOSTROBINE

175013-18-0

657

 

 

F99_16_07

 

TRIFLOXYSTROBIN

141517-21-7

617

 

 

F99_17

FUNGICIDEN OP BASIS VAN UREUM

 

 

 

 

 

F99_17_01

 

PENCYCURON

66063-05-6

402

 

 

F99_17_02

 

UREUM

57-13-6

913

 

Niet-ingedeelde fungiciden

F99_99

NIET-INGEDEELDE FUNGICIDEN

 

 

 

 

 

F99_99_01

 

2-FENYLFENOL

90-43-7

246

 

 

F99_99_02

 

ACIBENZOLAR -S-METHYL

126448-41-7

597

 

 

F99_99_04

 

ASCORBINEZUUR

 

774

 

 

F99_99_05

 

BENZOËZUUR

65-85-0

622

 

 

F99_99_06

 

FENPROPIDIN

67306-00-7

520

 

 

F99_99_08

 

METRAFENON

220899-03-6

752

 

 

F99_99_09

 

PYRIOFENON

688046-61-9

827

 

 

F99_99_10

 

SPIROXAMINE

118134-30-8

572

 

 

F99_99_12

 

PROQUINAZID

189278-12-4

764

 

 

F99_99_13

 

VALIFENALAAT (VOORHEEN VALIFENAL)

 

857

 

 

F99_99_14

 

DIMETHYLDISULFIDE

624-92-0

 

 

 

F99_99_15

 

COS-OGA

 

979

 

 

F99_99_16

 

FLUTIANIL

958647-10-4

835

 

 

F99_99_17

 

FENPYRAZAMINE

473798-59-3

832

 

 

F99_99_99

 

ANDERE FUNGICIDEN, NIET INGEDEELD

 

 

Herbiciden. Loofdoders en mosbestrijders

 

PES_H

 

 

 

 

 

Herbiciden op basis van fenoxy-fytohormonen

H01

 

 

 

 

 

 

H01_01

FENOXY-HERBICIDEN

 

 

 

 

 

H01_01_01

 

2,4-D

94-75-7

1

 

 

H01_01_02

 

2,4-DB

94-82-6

83

 

 

H01_01_03

 

DICHLOORPROP-P

15165-67-0

476

 

 

H01_01_04

 

MCPA

94-74-6

2

 

 

H01_01_05

 

MCPB

94-81-5

50

 

 

H01_01_06

 

MECOPROP

7085-19-0

51

 

 

H01_01_07

 

MECOPROP-P

16484-77-8

475

 

 

H01_99

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN FENOXY-FYTOHORMONEN

 

 

 

 

 

H01_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN FENOXY-FYTOHORMONEN

 

 

 

Herbiciden op basis van triazinen en triazinonen

H02

 

 

 

 

 

 

H02_02

HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZINEN

 

 

 

 

 

H02_02_01

 

TERBUTYLAZINE

5915-41-3

234

 

 

H02_03

HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZINONEN

 

 

 

 

 

H02_03_01

 

METAMITRON

41394-05-2

381

 

 

H02_03_02

 

METRIBUZIN

21087-64-9

283

 

 

H02_99

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZINEN EN TRIAZINONEN

 

 

 

 

 

H02_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZINEN EN TRIAZINONEN

 

 

 

Herbiciden op basis van amiden en aniliden

H03

 

 

 

 

 

 

H03_01

HERBICIDEN OP BASIS VAN AMIDEN

 

 

 

 

 

H03_01_01

 

BEFLUBUTAMIDE

113614-08-7

662

 

 

H03_01_02

 

DIMETHENAMIDE-P

163515-14-8

638

 

 

H03_01_03

 

ISOXABEN

82558-50-7

701

 

 

H03_01_04

 

NAPROPAMIDE

15299-99-7

271

 

 

H03_01_05

 

PENOXSULAM

219714-96-2

758

 

 

H03_01_06

 

PETHOXAMIDE

106700-29-2

665

 

 

H03_01_07

 

PROPYZAMIDE

23950-58-5

315

 

 

H03_01_08

 

PYROXSULAM

422556-08-9

793

 

 

H03_02

HERBICIDEN OP BASIS VAN ANILIDEN

 

 

 

 

 

H03_02_01

 

DIFLUFENICAN

83164-33-4

462

 

 

H03_02_02

 

FLORASULAM

145701-23-1

616

 

 

H03_02_03

 

FLUFENACET

142459-58-3

588

 

 

H03_02_04

 

METAZACHLOOR

67129-08-2

411

 

 

H03_02_05

 

METOSULAM

139528-85-1

707

 

 

H03_03

HERBICIDEN OP BASIS VAN CHLOORACEETANILIDEN

 

 

 

 

 

H03_03_02

 

DIMETHACHLOOR

50563-36-5

688

 

 

H03_03_04

 

S-METOLACHLOOR

87392-12-9

607

 

 

H03_99

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN AMIDEN EN ANILIDEN

 

 

 

 

 

H03_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN AMIDEN EN ANILIDEN

 

 

 

Herbiciden op basis van carbamaten en biscarbamaten

H04

 

 

 

 

 

 

H04_01

HERBICIDEN OP BASIS VAN BISCARBAMATEN

 

 

 

 

 

H04_01_01

 

CHLOORPROFAM

101-21-3

43

 

 

H04_01_02

 

DESMEDIFAM

13684-56-5

477

 

 

H04_01_03

 

FENMEDIFAM

13684-63-4

77

 

 

H04_02

HERBICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN

 

 

 

 

 

H04_02_02

 

CARBETAMIDE

16118-49-3

95

 

 

H04_99

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN BISCARBAMATEN

 

 

 

 

 

H04_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN BISCARBAMATEN

 

 

 

Herbiciden op basis van dinitroanilinederivaten

H05

 

 

 

 

 

 

H05_01

HERBICIDEN OP BASIS VAN DINITROANILINEN

 

 

 

 

 

H05_01_01

 

BENFLURALIN

1861-40-1

285

 

 

H05_01_02

 

PENDIMETHALIN

40487-42-1

357

 

 

H05_01_03

 

ORYZALIN

19044-88-3

537

 

 

H05_99

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN DINITROANILINEDERIVATEN

 

 

 

 

 

H05_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN DINITROANILINEDERIVATEN

 

 

 

Herbiciden op basis van ureum-, uracil- of sulfonylureumderivaten

H06

 

 

 

 

 

 

H06_01

HERBICIDEN OP BASIS VAN SULFONYLUREUM

 

 

 

 

 

H06_01_01

 

AMIDOSULFURON

120923-37-7

515

 

 

H06_01_02

 

AZIMSULFURON

120162-55-2

584

 

 

H06_01_03

 

BENSULFURON-METHYL

99283-01-9

83055-99-6

502

 

 

H06_01_04

 

CHLOORSULFURON

64902-72-3

391

 

 

H06_01_06

 

FLAZASULFURON

104040-78-0

595

 

 

H06_01_07

 

FLUPYRSULFURON-METHYL

150315-10-9

144740-54-5

577

 

 

H06_01_08

 

FORAMSULFURON

173159-57-4

659

 

 

H06_01_09

 

IMAZOSULFURON

122548-33-8

590

 

 

H06_01_10

 

IODOSULFURON-METHYL-NATRIUM

144550-36-7

634.501

 

 

H06_01_11

 

MESOSULFURON-METHYL

400852-66-6

208465-21-8

663

 

 

H06_01_12

 

METSULFURON-METHYL

74223-64-6

441

 

 

H06_01_13

 

NICOSULFURON

111991-09-4

709

 

 

H06_01_14

 

OXASULFURON

144651-06-9

626

 

 

H06_01_15

 

PROSULFURON

94125-34-5

579

 

 

H06_01_16

 

RIMSULFURON

122931-48-0

716

 

 

H06_01_17

 

SULFOSULFURON

141776-32-1

601

 

 

H06_01_18

 

THIFENSULFURON-METHYL

79277-67-1

79227-27-3

452

 

 

H06_01_19

 

TRIASULFURON

82097-50-5

480

 

 

H06_01_20

 

TRIBENURON-METHYL

106040-48-6

101200-48-0

546

 

 

H06_01_21

 

TRIFLUSULFURON-METHYL

135990-29-3

126535-15-7

731

 

 

H06_01_22

 

TRITOSULFURON

142469-14-5

735

 

 

H06_01_23

 

ORTHOSULFAMURON

213464-77-8

781

 

 

H06_01_24

 

ETHAMETSULFURON-METHYL

97780-06-8

834.201

 

 

H06_01_25

 

HALOSULFURON-METHYL

100784-20-1

785

 

 

H06_02

HERBICIDEN OP BASIS VAN URACIL

 

 

 

 

 

H06_02_01

 

LENACIL

2164-08-1

163

 

 

H06_03

HERBICIDEN OP BASIS VAN UREUM

 

 

 

 

 

H06_03_01

 

CHLOORTOLURON

15545-48-9

217

 

 

H06_03_02

 

DIURON

330-54-1

100

 

 

H06_03_03

 

FLUOMETURON

2164-17-2

159

 

 

H06_03_04

 

ISOPROTURON

34123-59-6

336

 

 

H06_03_05

 

LINURON

330-55-2

76

 

 

H06_03_06

 

METOBROMURON

3060-89-7

168

 

 

H06_99

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN UREUM-, URACIL- OF SULFONYLUREUMDERIVATEN

 

 

 

 

 

H06_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN UREUM-, URACIL- OF SULFONYLUREUMDERIVATEN

 

 

 

Andere herbiciden

H99

 

 

 

 

 

 

H99_01

HERBICIDEN OP BASIS VAN ARYLOXYFENOXYPROPIONATEN

 

 

 

 

 

H99_01_01

 

CLODINAFOP-PROPARGYL

114420-56-3

105512-06-9

683

 

 

H99_01_02

 

CYHALOFOP-BUTYL

122008-85-9

596

 

 

H99_01_03

 

DICLOFOP-METHYL

40843-25-2

257-141-8

358

 

 

H99_01_04

 

FENOXAPROP-P-ETHYL

113158-40-0

71283-80-2

484

 

 

H99_01_05

 

FLUAZIFOP-P-BUTYL

79241-46-6

467

 

 

H99_01_06

 

HALOXYFOP-P

95977-29-0

526

 

 

H99_01_07

 

PROPAQUIZAFOP

111479-05-1

713

 

 

H99_01_08

 

QUIZALOFOP-P

94051-08-8

641

 

 

H99_01_09

 

QUIZALOFOP-P-ETHYL

100646-51-3

641.202

 

 

H99_01_10

 

QUIZALOFOP-P-TEFURYL

119738-06-6

641.226

 

 

H99_02

HERBICIDEN OP BASIS VAN BENZOFURAN

 

 

 

 

 

H99_02_01

 

ETHOFUMESAAT

26225-79-6

233

 

 

H99_03

HERBICIDEN OP BASIS VAN BENZOËZUUR

 

 

 

 

 

H99_03_01

 

DICAMBA

1918-00-9

85

 

 

H99_04

HERBICIDEN OP BASIS VAN BIPYRIDYLIUM

 

 

 

 

 

H99_04_01

 

DIQUAT

85-00-7

55

 

 

H99_05

HERBICIDEN OP BASIS VAN CYCLOHEXAANDIONEN

 

 

 

 

 

H99_05_01

 

CLETHODIM

99129-21-2

508

 

 

H99_05_02

 

CYCLOXYDIM

101205-02-1

510

 

 

H99_05_03

 

PROFOXYDIM

139001-49-3

621

 

 

H99_05_04

 

TEPRALOXYDIM

149979-41-9

608

 

 

H99_05_05

 

TRALKOXYDIM

87820-88-0

544

 

 

H99_06

HERBICIDEN OP BASIS VAN DIAZINEN

 

 

 

 

 

H99_06_01

 

PYRIDAAT

55512-33-9

447

 

 

H99_07

HERBICIDEN OP BASIS VAN DICARBOXIMIDEN

 

 

 

 

 

H99_07_02

 

FLUMIOXAZIN

103361-09-7

578

 

 

H99_08

HERBICIDEN OP BASIS VAN DIFENYLETHER

 

 

 

 

 

H99_08_01

 

ACLONIFEN

74070-46-5

498

 

 

H99_08_02

 

BIFENOX

42576-02-3

413

 

 

H99_08_03

 

OXYFLUORFEN

42874-03-3

538

 

 

H99_09

HERBICIDEN OP BASIS VAN IMIDAZOLINON

 

 

 

 

 

H99_09_01

 

IMAZAMOX

114311-32-9

619

 

 

H99_10

ANORGANISCHE HERBICIDEN

 

 

 

 

 

H99_10_01

 

IJZER(II)SULFAAT

7720-78-7

17375-41-6

7782-63-0

837

 

 

H99_11

HERBICIDEN OP BASIS VAN ISOXAZOLEN

 

 

 

 

 

H99_11_01

 

ISOXAFLUTOOL

141112-29-0

575

 

 

H99_11_02

 

TOPRAMEZONE

210631-68-8

800

 

 

H99_13

HERBICIDEN OP BASIS VAN NITRILLEN

 

 

 

 

 

H99_13_01

 

BROMOXYNIL

1689-84-5

1689-99-2

56634-95-8

87

 

 

H99_13_03

 

IOXYNIL

1689-83-4

3861-47-0

86

 

 

H99_14

HERBICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

H99_14_01

 

GLUFOSINAAT-AMMONIUM

51276-47-2

77182-82-2

437

 

 

H99_14_02

 

GLYFOSAAT

1071-83-6

284

 

 

H99_15

HERBICIDEN OP BASIS VAN FENYLPYRAZOLEN

 

 

 

 

 

H99_15_01

 

PINOXADEN

243973-20-8

776

 

 

H99_15_02

 

PYRAFLUFEN-ETHYL

129630-19-9

605

 

 

H99_16

HERBICIDEN OP BASIS VAN PYRIDAZINONEN

 

 

 

 

 

H99_16_01

 

CHLORIDAZON

1698-60-8

111

 

 

H99_16_02

 

FLURTAMONE

96525-23-4

569

 

 

H99_17

HERBICIDEN OP BASIS VAN PYRIDINECARBOXAMIDEN

 

 

 

 

 

H99_17_01

 

PICOLINAFEN

137641-05-5

639

 

 

H99_18

HERBICIDEN OP BASIS VAN PYRIDINECARBONZUUR

 

 

 

 

 

H99_18_01

 

CLOPYRALID

1702-17-6

57754-85-5

455

 

 

H99_18_02

 

PICLORAM

1918-02-1

174

 

 

H99_18_03

 

HALAUXIFEN-METHYL

943831-98-9

970

 

 

H99_18_04

 

AMINOPYRALIDE

150114-71-9

771

 

 

H99_19

HERBICIDEN OP BASIS VAN PYRIDYLOXYAZIJNZUUR

 

 

 

 

 

H99_19_02

 

FLUROXYPYR

69377-81-7

431

 

 

H99_19_03

 

TRICLOPYR

55335-06-3

376

 

 

H99_20

HERBICIDEN OP BASIS VAN CHINOLINEN

 

 

 

 

 

H99_20_01

 

QUINMERAC

90717-03-6

563

 

 

H99_21

HERBICIDEN OP BASIS VAN THIADIAZINEN

 

 

 

 

 

H99_21_01

 

BENTAZON

25057-89-0

366

 

 

H99_22

HERBICIDEN OP BASIS VAN THIOCARBAMATEN

 

 

 

 

 

H99_22_01

 

MOLINAAT

2212-67-1

235

 

 

H99_22_02

 

PROSULFOCARB

52888-80-9

539

 

 

H99_22_03

 

TRI-ALLAAT

2303-17-5

97

 

 

H99_23

HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZOLEN

 

 

 

 

 

H99_23_01

 

AMITROL

61-82-5

90

 

 

H99_24

HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZOLINONEN

 

 

 

 

 

H99_24_01

 

CARFENTRAZONE-ETHYL

128639-02-1

587.202

 

 

H99_25

HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZOLONEN

 

 

 

 

 

H99_25_01

 

PROPOXYCARBAZONNATRIUM

145026-81-9

181274-15-7

655

 

 

H99_25_02

 

THIENCARBAZON-METHYL

936331-72-5

317815-83-1

797

 

 

H99_26

HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIKETONEN

 

 

 

 

 

H99_26_01

 

MESOTRION

104206-82-8

625

 

 

H99_26_02

 

SULCOTRION

99105-77-8

723

 

 

H99_26_03

 

TEMBOTRIONE

335104-84-2

790

 

Niet-ingedeelde herbiciden

H99_99

NIET-INGEDEELDE HERBICIDEN

 

 

 

 

 

H99_99_01

 

AZIJNZUUR

64-19-7

838

 

 

H99_99_02

 

BISPYRIBAC-NATRIUM

125401-92-5

748.011

 

 

H99_99_03

 

CLOMAZONE

81777-89-1

509

 

 

H99_99_04

 

FLUROCHLORIDON

61213-25-0

430

 

 

H99_99_06

 

OXADIAZON

19666-30-9

213

 

 

H99_99_07

 

NONAANZUUR

112-05-0

888

 

 

H99_99_08

 

QUINOCLAMINE

2797-51-5

648

 

 

H99_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN, LOOFDODERS EN MOSBESTRIJDERS

 

 

Insecticiden en acariciden

 

PES_I

 

 

 

 

 

Insecticiden op basis van pyretroïden

I01

 

 

 

 

 

 

I01_01

INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRETROÏDEN

 

 

 

 

 

I01_01_01

 

ACRINATHRIN

101007-06-1

678

 

 

I01_01_02

 

ALFA-CYPERMETHRIN

67375-30-8

454

 

 

I01_01_03

 

BETA-CYFLUTHRIN

68359-37-5

482

 

 

I01_01_04

 

BIFENTHRIN

82657-04-3

415

 

 

I01_01_06

 

CYPERMETHRIN

52315-07-8

332

 

 

I01_01_07

 

DELTAMETHRIN

52918-63-5

333

 

 

I01_01_08

 

ESFENVALERAAT

66230-04-4

481

 

 

I01_01_09

 

ETOFENPROX

80844-07-1

471

 

 

I01_01_10

 

GAMMA-CYHALOTHRIN

76703-62-3

768

 

 

I01_01_11

 

LAMBDA-CYHALOTHRIN

91465-08-6

463

 

 

I01_01_12

 

TAU-FLUVALINAAT

102851-06-9

786

 

 

I01_01_13

 

TEFLUTHRIN

79538-32-2

451

 

 

I01_01_14

 

ZETA-CYPERMETHRIN

52315-07-8

733

 

 

I01_01_15

 

BETA-CYPERMETHRIN

65731-84-2

72204-43-4

65732-07-2

83860-31-5

632

 

 

I01_99

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRETROÏDEN

 

 

 

 

 

I01_99_99

 

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRETROÏDEN

 

 

 

Insecticiden op basis van gechloreerde koolwaterstoffen

I02

 

 

 

 

 

 

I02_01

INSECTICIDEN OP BASIS VAN ANTRANILDIAMIDEN

 

 

 

 

 

I02_01_01

 

CYANTRANILIPROLE

 

 

 

 

I02_99

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN

 

 

 

 

 

I02_99_99

 

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN

 

 

 

Insecticiden op basis van carbamaten en oxim-carbamaten

I03

 

 

 

 

 

 

I03_01

INSECTICIDEN OP BASIS VAN OXIM-CARBAMATEN

 

 

 

 

 

I03_01_01

 

METHOMYL

16752-77-5

264

 

 

I03_01_02

 

OXAMYL

23135-22-0

342

 

 

I03_02

INSECTICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN

 

 

 

 

 

I03_02_01

 

FENOXYCARB

79127-80-3

425

 

 

I03_02_02

 

FORMETANAATHYDROCHLORIDE

22259-30-9

23422-53-9

697

 

 

I03_02_03

 

METHIOCARB

2032-65-7

165

 

 

I03_02_04

 

PIRIMICARB

23103-98-2

231

 

 

I03_99

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN OXIM-CARBAMATEN

 

 

 

 

 

I03_99_99

 

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN OXIM-CARBAMATEN

 

 

 

Insecticiden op basis van organische fosfaten

I04

 

 

 

 

 

 

I04_01

INSECTICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

I04_01_01

 

CHLOORPYRIFOS

2921-88-2

221

 

 

I04_01_02

 

CHLOORPYRIFOS-METHYL

5589-13-0

486

 

 

I04_01_03

 

DIMETHOAAT

60-51-5

59

 

 

I04_01_04

 

ETHOPROFOS

13194-48-4

218

 

 

I04_01_07

 

MALATHION

121-75-5

12

 

 

I04_01_08

 

FOSMET

732-11-6

318

 

 

I04_01_09

 

PIRIMIFOS-METHYL

29232-93-7

239

 

 

I04_99

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

I04_99_99

 

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN

 

 

 

Insecticiden van microbiologische of botanische oorsprong

I05

 

 

 

 

 

 

I05_01

MICROBIOLOGISCHE INSECTICIDEN

 

 

 

 

 

I05_01_01

 

ADOXOPHYES ORANA GV STAM BV-0001

 

782

 

 

I05_01_03

 

BACILLUS THURINGIENSIS SUBSP. ISRAELENSIS (AM65-52)

 

770

 

 

I05_01_04

 

METARHIZIUM ANISOPLIAE VAR. ANISOPLIAE STAM FS2/F52

 

784

 

 

I05_01_05

 

PAECILOMYCES FUMOSOROSEUS STAM FE9901

 

778

 

 

I05_01_08

 

BACILLUS THURINGIENSIS SUBSP. AIZAWAI (ABTS-1857 EN GC-91)

 

949, 950

 

 

I05_01_09

 

BACILLUS THURINGIENSIS SUBSP. KURSTAKI (ABTS 351, PB 54, SA 11, SA12 EN EG 2348)

 

951, 952, 953, 954, 955

 

 

I05_01_10

 

BACILLUS THURINGIENSIS SUBSP. TENEBRIONIS (NB 176)

 

956

 

 

I05_01_11

 

BEAUVERIA BASSIANA (ATCC 74040 EN GHA)

 

957, 958

 

 

I05_01_12

 

CYDIA POMONELLA GRANULOSEVIRUS (CPGV)

 

959

 

 

I05_01_13

 

HELICOVERPA ARMIGERA KERNPOLYEDERVIRUS (HEARNPV)

 

960

 

 

I05_01_14

 

LECANICILLIMUM MUSCARIUM (VE6) (VOORHEEN VERTICILLIUM LECANII)

 

961

 

 

I05_01_15

 

SPODOPTERA LITTORALIS KERNPOLYEDERVIRUS

 

962

 

 

I05_01_16

 

BEAUVERIA BASSIANA STAM 147

 

 

 

 

I05_01_17

 

BEAUVERIA BASSIANA STAM NPP11B005

 

 

 

 

I05_01_18

 

ISARIA FUMOSOROSEA APOPKA STAM 97 (VOORHEEN PAECILOMYCES FUMOSOROSEUS)

 

573

 

 

I05_01_19

 

SPODOPTERA EXIGUA KERNPOLYEDERVIRUS

 

592

 

 

I05_02

BOTANISCHE INSECTICIDEN

 

 

 

 

 

I05_02_01

 

SINAASAPPELOLIE

 

902

 

 

I05_02_02

 

TAGETESOLIE

 

903

 

 

I05_02_03

 

AZADIRACHTIN

11141-17-6

627

 

 

I05_02_04

 

PYRETHRINEN

8003-34-7

32

 

 

I05_99

ANDERE INSECTICIDEN VAN MICROBIOLOGISCHE OF BOTANISCHE OORSPRONG

 

 

 

 

 

I05_99_99

 

ANDERE INSECTICIDEN VAN MICROBIOLOGISCHE OF BOTANISCHE OORSPRONG

 

 

 

Acariciden

I06

 

 

 

 

 

 

I06_01

ACARICIDEN OP BASIS VAN PYRAZOOL

 

 

 

 

 

I06_01_01

 

FENPYROXIMAAT

134098-61-6

695

 

 

I06_02

ACARICIDEN OP BASIS VAN TETRAZINEN

 

 

 

 

 

I06_02_01

 

CLOFENTEZIN

74115-24-5

418

 

 

I06_99

ANDERE ACARICIDEN

 

 

 

 

 

I06_99_01

 

ACEQUINOCYL

57960-19-7

760

 

 

I06_99_02

 

CYFLUMETOFEN

400882-07-7

821

 

 

I06_99_99

 

ANDERE ACARICIDEN

 

 

 

Andere insecticiden

I99

 

 

 

 

 

 

I99_01

DOOR VERGISTING VERKREGEN INSECTICIDEN

 

 

 

 

 

I99_01_01

 

ABAMECTIN

71751-41-2

495

 

 

I99_01_02

 

MILBEMECTIN

51596-10-2

51596-11-3

660

 

 

I99_01_03

 

SPINOSAD

168316-95-8

636

 

 

I99_01_04

 

EMAMECTIN BENZOAAT

155569-91-8

791

 

 

I99_01_05

 

SPINETORAM

187166-40-1

802

 

 

I99_03

INSECTICIDEN OP BASIS VAN BENZOYLUREUM

 

 

 

 

 

I99_03_01

 

DIFLUBENZURON

35367-38-5

339

 

 

I99_03_03

 

LUFENURON

103055-07-8

704

 

 

I99_03_05

 

TEFLUBENZURON

83121-18-0

450

 

 

I99_03_06

 

TRIFLUMURON

64628-44-0

548

 

 

I99_04

INSECTICIDEN OP BASIS VAN CARBAZATEN

 

 

 

 

 

I99_04_01

 

BIFENAZAAT

149877-41-8

736

 

 

I99_05

INSECTICIDEN OP BASIS VAN DIAZYLHYDRAZINE

 

 

 

 

 

I99_05_01

 

METHOXYFENOZIDE

161050-58-4

656

 

 

I99_05_02

 

TEBUFENOZIDE

112410-23-8

724

 

 

I99_05_03

 

CHROMAFENOZIDE

143807-66-3

775

 

 

I99_06

INSECTENGROEIREMMERS

 

 

 

 

 

I99_06_01

 

CYROMAZINE

66215-27-8

420

 

 

I99_06_02

 

BUPROFEZIN

69327-76-0

681

 

 

I99_06_03

 

HEXYTHIAZOX

78587-05-0

439

 

 

I99_08

INSECTICIDEN OP BASIS VAN NITROGUANIDINEN

 

 

 

 

 

I99_08_01

 

CLOTHIANIDINE

210880-92-5

738

 

 

I99_08_02

 

THIAMETHOXAM

153719-23-4

637

 

 

I99_09

INSECTICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE TINVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

I99_10

INSECTICIDEN OP BASIS VAN OXADIAZINEN

 

 

 

 

 

I99_10_01

 

INDOXACARB

173584-44-6

612

 

 

I99_11

INSECTICIDEN OP BASIS VAN FENYLETHER

 

 

 

 

 

I99_11_01

 

PYRIPROXYFEN

95737-68-1

715

 

 

I99_12

INSECTICIDEN OP BASIS VAN (FENYL-)PYRAZOLEN

 

 

 

 

 

I99_12_02

 

FIPRONIL

120068-37-3

581

 

 

I99_12_03

 

TEBUFENPYRAD

119168-77-3

725

 

 

I99_12_04

 

CHLORANTRANILIPROLE

500008-45-7

794

 

 

I99_13

INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRIDINEN

 

 

 

 

 

I99_13_01

 

PYMETROZINE

123312-89-0

593

 

 

I99_13_02

 

FLONICAMID

158062-67-0

763

 

 

I99_13_03

 

SULFOXAFLOR

946578-00-3

820

 

 

I99_14

INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRIDYLMETHYLAMINEN

 

 

 

 

 

I99_14_01

 

ACETAMIPRID

135410-20-7

649

 

 

I99_14_02

 

IMIDACLOPRID

138261-41-3

582

 

 

I99_14_03

 

THIACLOPRID

111988-49-9

631

 

 

I99_14_04

 

FLUPYRADIFURONE

951659-40-8

 

 

 

I99_15

INSECTICIDEN OP BASIS VAN SULFIET-ESTER

 

 

 

 

 

I99_17

INSECTICIDEN OP BASIS VAN TETRONZUUR

 

 

 

 

 

I99_17_01

 

SPIRODICLOFEN

148477-71-8

737

 

 

I99_17_02

 

SPIROMESIFEN

283594-90-1

747

 

 

I99_18

LOKSTOFFEN VOOR INSECTEN ONVERTAKTE VLINDERFEROMONEN

 

 

895

 

 

I99_18_01

 

(E,E)-8,10-DODECADIEEN-1-OL

33956-49-9

860

 

 

I99_18_02

 

(Z)-9-DODECEEN-1-YLACETAAT

16974-11-1

112-66-3

422

 

 

I99_18_03

 

(Z)-8-DODECEEN-1-YLACETAAT

28079-04-1

861

 

 

I99_18_04

 

(2E, 13Z)-OCTADECADIEEN-1-YLACETAAT

86252-65-5

862

 

 

I99_18_05

 

(7E,9E)-DODECADIEEN 1-YLACETAAT

54364-63-5

863

 

 

I99_18_06

 

(7E,9Z)-DODECADIEEN 1-YLACETAAT

55774-32-8

864

 

 

I99_18_07

 

(7Z, 11E)-HEXADECADIEEN-1-YLACETAAT

51606-94-4

865

 

 

I99_18_08

 

(7Z, 11Z)-HEXADECADIEEN-1-YLACETAAT

53042-79-8

52207-99-5

866

 

 

I99_18_09

 

(9Z, 12E)-TETRADECADIEEN-1-YLACETAAT

31654-77-0

867

 

 

I99_18_10

 

(E)-11-TETRADECEEN-1-YLACETAAT

33189-72-9

868

 

 

I99_18_11

 

(E)-5-DECEEN-1-OL

56578-18-8

869

 

 

I99_18_12

 

(E)-5-DECEEN-1-YLACETAAT

38421-90-8

870

 

 

I99_18_13

 

(E)-8-DODECEEN-1-YLACETAAT

38363-29-0

871

 

 

I99_18_14

 

(E/Z)-8-DODECEEN-1-YLACETAAT

38363-29-0

28079-04-1

872

 

 

I99_18_15

 

(Z)-11-HEXADECEEN-1-OL

56683-54-6

873

 

 

I99_18_16

 

(Z)-11-HEXADECEEN-1-YLACETAAT

34010-21-4

874

 

 

I99_18_17

 

(Z)-11-HEXADECENAL

53939-28-9

875

 

 

I99_18_18

 

(Z)-11-TETRADECEEN-1-YLACETAAT

20711-10-8

876

 

 

I99_18_19

 

(Z)-13-OCTADECENAL

58594-45-9

878

 

 

I99_18_20

 

(Z)-7-TETRADECENAL

65128-96-3

879

 

 

I99_18_21

 

(Z)-8-DODECEEN-1-OL

40642-40-8

880

 

 

I99_18_22

 

(Z)-9-HEXADECENAL

56219-04-6

881

 

 

I99_18_23

 

(Z)-9-TETRADECEEN-1-YLACETAAT

16725-53-4

882

 

 

I99_18_24

 

DODECYLACETAAT

112-66-3

884

 

 

I99_18_25

 

TETRADECANOL

112-72-1

856

 

 

I99_18_26

 

DODECAAN-1-OL

112-53-8

 

 

 

I99_18_27

 

(E/Z)-9-DODECEEN-1-YLACETAAT

16974-34-8

 

 

 

I99_18_28

 

(E,Z,Z)-3,8,11-TETRADECATRIEEN-1-YLACETAAT

 

 

 

 

I99_18_29

 

(E,Z)-3,8-TETRADECATRIEEN-1-YLACETAAT

 

 

 

 

I99_18_30

 

N-TETRADECYLACETAAT

 

 

 

 

I99_18_31

 

(Z,E)-9,11-TETRADECADIEEN-1-YLACETAAT

50767-79-8

 

 

 

I99_18_32

 

(E,Z)-3,13- OCTADECADIEENYLACETAAT

53120-26-6

 

 

 

I99_18_33

 

(Z,Z)-3,13- OCTADECADIEENYLACETAAT

53120-26-7

 

 

 

I99_19

ANDERE LOKSTOFFEN VOOR INSECTEN

 

 

 

 

 

I99_19_01

 

AMMONIUMACETAAT

631-61-8

842

 

 

I99_19_02

 

PUTRESCINE (1,4-DIAMINOBUTAAN)

110-60-1

854

 

 

I99_19_03

 

TRIMETHYLAMINE-HYDROCHLORIDE

593-81-7

848

 

 

I99_19_04

 

(Z)-13-HEXADECEEN-11YN-1-YLACETAAT

78617-58-0

 

 

 

I99_19_05

 

(Z,Z,Z,Z)-7,13,16,19-DOCOSATETRAEEN-1-YLISOBUTYRAAT

135459-81-3

883

 

 

I99_19_06

 

RESCALURE

67601-06-3

 

 

 

I99_19_07

 

GEHYDROLYSEERDE EIWITTEN

 

901

 

Niet-ingedeelde insecticiden-acariciden

I99_99

NIET-INGEDEELDE INSECTICIDEN-ACARICIDEN

 

 

 

 

 

I99_99_03

 

ETOXAZOOL

153233-91-1

623

 

 

I99_99_04

 

VETZUREN C7-C18 EN C18 ONVERZADIGD KALIUMZOUTEN (CAS 67701-09-1)

67701-09-1

889

 

 

I99_99_05

 

VETZUREN C8-C10 METHYLESTERS (CAS 85566-26-3)

85566-26-3

890

 

 

I99_99_06

 

FENAZAQUIN

120928-09-8

693

 

 

I99_99_07

 

KIEZELGOER (DIATOMEEËNAARDE)

61790-53-2

647

 

 

I99_99_08

 

LAURINEZUUR (CAS 143-07-7)

143-07-7

885

 

 

I99_99_09

 

METAFLUMIZON

139968-49-3

779

 

 

I99_99_10

 

METHYLDECANOAAT (CAS 110-42-9)

110-42-9

892

 

 

I99_99_11

 

METHYLOCTANOAAT (CAS 111-11-5)

111-11-5

893

 

 

I99_99_12

 

OLIEZUUR (CAS 112-80-1)

112-80-1

894

 

 

I99_99_13

 

PARAFFINEOLIE (CAS 64742-46-7)

64742-46-7

896

 

 

I99_99_14

 

PARAFFINEOLIE (CAS 72623-86-0)

72623-86-0

897

 

 

I99_99_15

 

PARAFFINEOLIE (CAS 8042-47-5)

8042-47-5

898

 

 

I99_99_16

 

PARAFFINEOLIE (CAS 97862-82-3)

97862-82-3

899

 

 

I99_99_17

 

FOSFAAN

7803-51-2

127

 

 

I99_99_18

 

PYRIDABEN

96489-71-3

583

 

 

I99_99_19

 

PYRIDALYL

179101-81-6

792

 

 

I99_99_20

 

SPIROTETRAMAT

203313-25-1

795

 

 

I99_99_21

 

SULFURYLFLUORIDE

2699-79-8

757

 

 

I99_99_23

 

VETZUREN C7 T/M C20

 

891

 

 

I99_99_27

 

ALUMINIUMFOSFIDE

20859-73-8

227

 

 

I99_99_28

 

MAGNESIUMFOSFIDE

12057-74-8

228

 

 

I99_99_29

 

KOOLSTOFDIOXIDE

124-38-9

844

 

 

I99_99_30

 

MALTODEXTRINE

9050-36-6

801

 

 

I99_99_31

 

TERPENOÏDENMENGSEL QRD 460

 

982

 

 

I99_99_32

 

FLUBENDIAMIDE

272451-65-7

788

 

 

I99_99_99

 

ANDERE INSECTICIDEN-ACARICIDEN

 

 

Mollusciciden

 

PES_M

 

 

 

 

 

Mollusciciden

M01

 

 

 

 

 

 

M01_01

MOLLUSCICIDEN

 

 

 

 

 

M01_01_01

 

IJZER(III)FOSFAAT

10045-86-0

629

 

 

M01_01_03

 

METALDEHYDE

108-62-3

62

 

 

M01_01_99

 

ANDERE MOLLUSCICIDEN

 

 

Plantengroeiregulatoren

 

PES_PGR

 

 

 

 

 

Fysiologische plantengroeiregulatoren

PGR01

 

 

 

 

 

 

PGR01_01

FYSIOLOGISCHE PLANTENGROEIREGULATOREN

 

 

 

 

 

PGR01_01_01

 

1-METHYLCYCLOPROPEEN

3100-04-7

767

 

 

PGR01_01_02

 

CHLOORMEQUAT

999-81-5

143

 

 

PGR01_01_04

 

DAMINOZIDE

1596-84-5

330

 

 

PGR01_01_05

 

ETHEFON

16672-87-0

373

 

 

PGR01_01_07

 

ETHYLEEN

74-85-1

839

 

 

PGR01_01_08

 

FORCHLORFENURON

68157-60-8

633

 

 

PGR01_01_09

 

GIBBERELLINEZUUR

77-06-5

307

 

 

PGR01_01_10

 

GIBBERELLINE

468-44-0

510-75-8

8030-53-3

904

 

 

PGR01_01_11

 

IMAZAQUIN

81335-37-7

699

 

 

PGR01_01_12

 

MALEÏNEHYDRAZIDE

123-33-1

310

 

 

PGR01_01_13

 

MEPIQUATCHLORIDE

24307-26-4

440

 

 

PGR01_01_14

 

PACLOBUTRAZOL

76738-62-0

445

 

 

PGR01_01_15

 

PROHEXADIONE-CALCIUM

127277-53-6

567.02

 

 

PGR01_01_16

 

NATRIUM-5-NITROGUAIACOLAAT

67233-85-6

718

 

 

PGR01_01_17

 

NATRIUM-O-NITROFENOLAAT

824-39-5

720

 

 

PGR01_01_18

 

NATRIUM-P-NITROFENOLAAT

824-78-2

721

 

 

PGR01_01_19

 

TRINEXAPAC-ETHYL

95266-40-3

732.202

 

 

PGR01_01_22

 

FLUMETRALINE

62924-70-3

971

 

 

PGR01_99

ANDERE FYSIOLOGISCHE PLANTENGROEIREGULATOREN

 

 

 

 

 

PGR01_99_01

 

1-NAFTYLAZIJNZUUR

86-87-3

313

 

 

PGR01_99_02

 

1-DECANOL

112-30-1

831

 

 

PGR01_99_03

 

1-NAFTYLACEETAMIDE (1-NAD)

86-86-2

282

 

 

PGR01_99_05

 

6-BENZYLADENINE

1214-39-7

829

 

 

PGR01_99_07

 

INDOLYLBOTERZUUR

133-32-4

830

 

 

PGR01_99_08

 

SINTOFEN (CINTOFEN)

130561-48-7

717

 

 

PGR01_99_09

 

1,4-DIMETHYLNAFTALEEN

 

822

 

 

PGR01_99_10

 

NATRIUMZILVER-THIOSULFAAT

 

762

 

 

PGR01_99_11

 

S-ABSCISINEZUUR

21293-29-8

 

 

 

PGR01_99_99

 

ANDERE FYSIOLOGISCHE PLANTENGROEIREGULATOREN

 

 

 

Middelen om het kiemen tegen te gaan

PGR02

 

 

 

 

 

 

PGR02_02

MIDDELEN OM HET KIEMEN TEGEN TE GAAN

 

 

 

 

 

PGR02_02_01

 

CARVON

99-49-0

602

 

 

PGR02_99

ANDERE MIDDELEN OM HET KIEMEN TEGEN TE GAAN

 

 

 

 

 

PGR02_99_99

 

ANDERE MIDDELEN OM HET KIEMEN TEGEN TE GAAN

 

 

 

Andere plantengroeiregulatoren

PGR03

 

 

 

 

 

 

PGR03_99

ANDERE PLANTENGROEIREGULATOREN

 

 

 

 

 

PGR03_99_01

 

ZEEALGENEXTRACT (VOORHEEN ZEEALGENEXTRACT EN ZEEWIER)

 

920

 

 

PGR03_99_99

 

ANDERE PLANTENGROEIREGULATOREN

 

 

Andere gewasbeschermingsmiddelen

 

PES_ZR

 

 

 

 

 

Minerale oliën

ZR01

 

 

 

 

 

 

ZR01_01

MINERALE OLIËN

 

 

 

 

 

ZR01_01_01

 

MINERALE OLIËN

 

 

 

Plantaardige oliën

ZR02

 

 

 

 

 

 

ZR02_01

PLANTAARDIGE OLIËN

 

 

 

 

 

ZR02_01_01

 

PLANTAARDIGE OLIËN/CITRONELLAOLIE

 

905

 

 

ZR02_01_02

 

PLANTAARDIGE OLIËN/KRUIDNAGELOLIE

 

906

 

 

ZR02_01_03

 

PLANTAARDIGE OLIËN/RAAPZAADOLIE

 

907

 

 

ZR02_01_04

 

PLANTAARDIGE OLIËN/GROENEMUNTOLIE

 

908

 

 

ZR02_01_99

 

ANDERE PLANTAARDIGE OLIËN

 

 

 

Grondontsmetters (inclusief nematiciden)

ZR03

 

 

 

 

 

 

ZR03_02

BIOLOGISCHE NEMATICIDEN

 

 

 

 

 

ZR03_02_01

 

PAECILOMYCES LILACINUS STAM 251

 

753

 

 

ZR03_02_02

 

BACILLUS FIRMUS I-1582

 

 

 

 

ZR03_02_99

ANDERE BIOLOGISCHE NEMATICIDEN

 

 

 

 

 

ZR03_03

ORGANOFOSFAATNEMATICIDEN

 

 

 

 

 

ZR03_03_01

 

FENAMIFOS

22224-92-6

692

 

 

ZR03_03_02

 

FOSTHIAZAAT

98886-44-3

585

 

 

ZR03_03_99

ANDERE ORGANOFOSFAATNEMATICIDEN

 

 

 

 

 

ZR03_99

ANDERE GRONDONTSMETTERS

 

 

 

 

 

ZR03_99_03

 

DAZOMET

533-74-4

146

 

 

ZR03_99_04

 

METAM-NATRIUM

137-42-8

20

 

 

ZR03_99_99

 

ANDERE GRONDONTSMETTERS

 

 

 

Rodenticiden (knaagdierbestrijdingsmiddelen)

ZR04

 

 

 

 

 

 

ZR04_01

RODENTICIDEN

 

 

 

 

 

ZR04_01_01

 

CALCIUMFOSFIDE

1305-99-3

505

 

 

ZR04_01_02

 

DIFENACUM

56073-07-5

514

 

 

ZR04_01_04

 

ZINKFOSFIDE

1314-84-7

69

 

 

ZR04_01_05

 

BROMADIOLON

28772-56-7

371

 

 

ZR04_01_99

 

ANDERE RODENTICIDEN

 

 

 

Alle andere gewasbeschermingsmiddelen

ZR99

 

 

 

 

 

 

ZR99_01

ONTSMETTINGSMIDDELEN

 

 

 

 

 

ZR99_01_99

 

ANDERE ONTSMETTINGSMIDDELEN

 

 

 

 

ZR99_02

AFWEERMIDDELEN

 

 

 

 

 

ZR99_02_01

 

ALUMINIUMAMMONIUMSULFAAT

7784-26-1

840

 

 

ZR99_02_02

 

ALUMINIUMSILICAAT (OOK BEKEND ALS KAOLIEN)

1332-58-7

841

 

 

ZR99_02_03

 

BLOEDMEEL

68911-49-9

909

 

 

ZR99_02_04

 

CALCIUMCARBIDE

75-20-7

910

 

 

ZR99_02_05

 

CALCIUMCARBONAAT

471-34-1

843

 

 

ZR99_02_06

 

DENATONIUMBENZOAAT

3734-33-6

845

 

 

ZR99_02_07

 

KALKSTEEN

1317-65-3

852

 

 

ZR99_02_08

 

METHYLNONYLKETON

112-12-9

846

 

 

ZR99_02_09

 

KWARTSZAND

14808-60-7

855

 

 

ZR99_02_10

 

OP GEUR GEBASEERDE AFWEERMIDDELEN/RUWE TALLOLIE

8002-26-4

911

 

 

ZR99_02_11

 

OP GEUR GEBASEERDE AFWEERMIDDELEN/TALLOLIEPEK

8016-81-7

912

 

 

ZR99_02_12

 

NATRIUMALUMINIUMSILICAAT

1344-00-9

850

 

 

ZR99_02_13

 

VETDESTILLATIERESIDUEN

 

915

 

 

ZR99_02_14

 

OP GEUR GEBASEERDE AFWEERMIDDELEN/VISOLIE

 

918

 

 

ZR99_02_15

 

OP GEUR GEBASEERDE AFWEERMIDDELEN/SCHAPENVET

 

919

 

 

ZR99_02_16

 

KNOFLOOKEXTRACT

 

916

 

 

ZR99_02_17

 

PEPER

 

917

 

 

ZR99_02_99

 

ANDERE AFWEERMIDDELEN

 

 

 

 

ZR99_99

ANDERE GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN

 

 

 

 

 

ZR99_99_07

 

DECAANZUUR

334-48-5

886

 

 

ZR99_99_08

 

CAPRYLZUUR

124-07-2

887

 

 

ZR99_99_12

 

HEPTAMALOXYGLUCAN

870721-81-6

851

 

 

ZR99_99_24

 

COURGETTEGEELMOZAÏEKVIRUS, ZWAKKE STAM

 

618

 

 

ZR99_99_34

 

PEPINOMOZAÏEKVIRUS, STAM CH2, ISOLAAT 1906

 

 

 

 

ZR99_99_99

 

ANDERE GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN

 

 


(1)  Registratienummers van de Chemical Abstract Service.

(2)  Collaborative International Pesticides Analytical Council.”


17.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/48


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/270 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2017

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof sulfurylfluoride

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 21, lid 3, tweede alternatief, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Richtlijn 2010/38/EU van de Commissie (2) wordt nadere bevestigende informatie verstrekt over de schattingen van de atmosferische levensduur van sulfurylfluoride, over de troposferische concentraties van sulfurylfluoride en over de omstandigheden in de maalderij die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de residuen van fluoride-ion in granen de natuurlijke achtergrondgehalten niet overschrijden.

(2)

De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3) opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4).

(3)

De kennisgever heeft aanvullende informatie ingediend ter bevestiging van de risicobeoordeling met betrekking tot de lotgevallen van sulfurylfluoride in de atmosfeer en de residuen van fluoride-ion in tijdens de fumigatie in de machines aanwezige maalderijproducten.

(4)

Het Verenigd Koninkrijk heeft de door de kennisgever ingediende aanvullende informatie beoordeeld. Op 4 juni 2015 heeft het Verenigd Koninkrijk zijn beoordeling, in de vorm van een addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag, ingediend bij de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).

(5)

De Commissie was van oordeel dat op basis van de door de kennisgever verstrekte aanvullende informatie niet kon worden uitgesloten dat de residugehalten in tijdens de fumigatie in de machines aanwezige maalderijproducten de natuurlijke achtergrondconcentratie van fluoride-ion overschrijden of niet aan de desbetreffende maximumresidugehalten voldoen. Daarom moeten de goedkeuringsvoorwaarden worden gewijzigd, opdat in de behandelde faciliteiten aanwezige maalderijproducten altijd voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (5). Verder was de Commissie van oordeel dat op basis van de verstrekte informatie de evenwichtstoestand van sulfurylfluoride in de troposfeer niet is aangetoond; derhalve moeten de troposferische concentraties van sulfurylfluoride verder worden opgevolgd — tot de evenwichtstoestand is aangetoond — en moet daarover regelmatig — om de vijf jaar — informatie worden verstrekt aan de Commissie, de lidstaten en de EFSA.

(6)

Bij Richtlijn 2009/84/EG van de Commissie (6) is sulfurylfluoride ook goedgekeurd als een biocidale werkzame stof. Vanwege dezelfde bezorgdheid over de lotgevallen van sulfurylfluoride in het milieu als met betrekking tot het gebruik ervan als bestrijdingsmiddel, is verzocht om aanvullende informatie, inclusief toezicht op de troposferische concentraties. Om overbodig werk te vermijden en het evaluatieproces te rationaliseren moet de uiterste datum voor het indienen van informatie telkens dezelfde zijn.

(7)

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen op het evaluatieverslag in te dienen.

(9)

De lidstaten moet voldoende tijd worden gegund om de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die sulfurylfluoride bevatten en die niet aan de beperkte goedkeuringsvoorwaarden voldoen, te wijzigen of in te trekken.

(10)

Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die sulfurylfluoride bevatten, moet deze periode uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aflopen.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Overgangsmaatregelen

Uiterlijk op 9 september 2017 wijzigen de lidstaten, indien nodig, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die sulfurylfluoride als werkzame stof bevatten, of trekken deze in.

Artikel 3

Respijtperiode

Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en uiterlijk twaalf maanden na de beperking of intrekking van de desbetreffende toelating aflopen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2010/38/EU van de Commissie van 18 juni 2010 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde sulfurylfluoride op te nemen als werkzame stof (PB L 154 van 19.6.2010, blz. 21).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).

(6)  Richtlijn 2009/84/EG van de Commissie van 28 juli 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde sulfurylfluoride als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen (PB L 197 van 29.7.2009, blz. 67).


BIJLAGE

De kolom „Specifieke bepalingen” van rij 307, sulfurylfluoride, van deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt vervangen door:

„DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide/nematicide (fumigatiemiddel), toegepast door professionele gebruikers in hermetisch afsluitbare structuren, voor zover:

a)

die structuren leeg zijn, of

b)

indien er levensmiddelen of diervoeders in de gefumigeerde faciliteit aanwezig zijn, exploitanten van levensmiddelenbedrijven en gebruikers waarborgen dat enkel de levensmiddelen of diervoeders die aan de bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (*1) vastgestelde bestaande maximumgehalten aan residuen van sulfurylfluoride en fluoride-ion voldoen, in de voedsel- en voederketen terechtkomen; daartoe moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven en gebruikers maatregelen nemen die gelijkwaardig zijn aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (*2) vastgestelde HACCP-beginselen, en die maatregelen volledig uitvoeren; gebruikers moeten met name het kritische controlepunt identificeren waarop controle essentieel is om te voorkomen dat de maximumresidugehalten worden overschreden, alsmede efficiënte bewakingsprocedures vaststellen en toepassen op dat kritische controlepunt.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over sulfurylfluoride dat op 7 december 2016 door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders is afgerond, en met name met de aanhangsels I en II van dat verslag.

Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht schenken aan:

het risico dat wordt gevormd door anorganisch fluoride via verontreinigde producten, zoals meel en zemelen die tijdens de fumigatie in de maalderijmachines zijn achtergebleven, of graan dat in silo's in de maalderij is opgeslagen. Er moeten maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat enkel producten die aan de bestaande MRL's voldoen, in de voedsel- en voederketen terechtkomen;

het risico voor de bedieners en het risico voor de werknemers, zoals bij het opnieuw betreden van een gefumigeerde structuur na verluchting. Er zijn maatregelen vereist om ervoor te zorgen dat zij zelfstandig werkende ademhalingsapparatuur of andere geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen dragen;

het risico voor omstanders door de instelling van een passend uitsluitingsgebied rond de gefumigeerde structuur.

De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De kennisgever moet met ingang van 30 juni 2017 om de vijf jaar monitoringgegevens over de troposferische concentraties van sulfurylfluoride bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen. De aantoonbaarheidsgrens voor de analyse moet ten minste 0,5 ppt (overeenkomend met 2,1 ng sulfurylfluoride/m3 troposferische lucht) bedragen.



17.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/51


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/271 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2017

tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 925/2009 van de Raad is ingesteld op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van bepaald enigszins gewijzigd bladaluminium

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de basisverordening”), en met name artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Bestaande maatregelen

(1)

De Raad stelde bij Verordening (EG) nr. 925/2009 (2) („de oorspronkelijke verordening”) een definitief antidumpingrecht van 30,0 % in op bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm, niet op een drager, enkel gewalst, op rollen met een breedte van niet meer dan 650 mm en een gewicht van meer dan 10 kg („het betrokken product”) uit de Volksrepubliek China („de VRC”) voor alle andere ondernemingen dan die welke in artikel 1, lid 2, van die verordening zijn vermeld.

(2)

In december 2015 werden de maatregelen met betrekking tot hetzelfde product uitgebreid bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 van de Commissie (3) („het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”).

(3)

Deze maatregelen worden hierna „de geldende maatregelen” genoemd; het onderzoek dat tot de door de oorspronkelijke verordening ingestelde maatregelen heeft geleid, wordt hierna „het oorspronkelijke onderzoek” genoemd.

1.2.   Opening van een onderzoek op grond van een verzoek

(4)

Op 18 april 2016 ontving de Europese Commissie („de Commissie”) een verzoek waarin aangegeven was dat de geldende maatregelen op de invoer van bepaald bladaluminium worden ontweken door de invoer van enigszins gewijzigde betrokken producten uit de VRC.

(5)

De indiener van het verzoek heeft om anonimiteit verzocht vanwege een dreiging met commerciële vergeldingsacties. De Commissie oordeelde dat het verzoek voldoende was gemotiveerd en stemde ermee in de identiteit van de indiener van het verzoek geheim te houden.

(6)

Het verzoek bevatte voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat zich na de instelling van de geldende maatregelen een aanzienlijke verandering in het patroon van de uitvoer uit de VRC naar de Unie heeft voorgedaan, die door de instelling van de geldende maatregelen leek te zijn veroorzaakt. Voor een dergelijke verandering bestond er volgens de indiener van het verzoek, afgezien van de instelling van de geldende maatregelen, onvoldoende reden of rechtvaardiging.

(7)

Voorts gaf bewijsmateriaal in het dossier aan dat de corrigerende werking van de geldende maatregelen werd ondermijnd, zowel gezien de hoeveelheden als prijzen. Uit het bewijsmateriaal bleek dat de toegenomen invoer van het enigszins gewijzigde product plaatsvond tegen prijzen die lager lagen dan de geen schade veroorzakende prijs die in het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld.

(8)

Ten slotte was er voorlopig bewijsmateriaal dat de enigszins gewijzigde producten met dumping werden ingevoerd in vergelijking met de normale waarde die tijdens het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld voor het soortgelijke product, dat wil zeggen het door de bedrijfstak van de Unie geproduceerde product dat dezelfde technische en fysieke kenmerken heeft als het betrokken product.

(9)

Na de lidstaten te hebben geïnformeerd, stelde de Commissie vast dat er voldoende bewijsmateriaal was om een onderzoek te openen op grond van artikel 13 van de basisverordening. Bijgevolg opende zij het onderhavige onderzoek bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/865 van de Commissie (4) („de openingsverordening”). Daarnaast gaf de Commissie bij de openingsverordening de douaneautoriteiten de opdracht om de invoer van enigszins gewijzigd betrokken product uit de VRC te registreren krachtens artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening.

1.3.   Onderzoek

(10)

De Commissie stelde de autoriteiten van de VRC, de producenten-exporteurs en handelaren in de VRC, de haar bekende betrokken importeurs in de Unie en de bedrijfstak van de Unie naar behoren in kennis van de opening van het onderzoek.

(11)

Zij heeft formulieren om vrijstelling aan te vragen toegestuurd aan de producenten-exporteurs in de VRC en aan de haar bekende importeurs in de Unie.

(12)

Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de bij de openingsverordening vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en om te verzoeken te worden gehoord. Alle partijen werden ervan op de hoogte gesteld dat niet-medewerking kan leiden tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening en tot bevindingen die op beschikbare gegevens zijn gebaseerd.

(13)

Vijf groepen ondernemingen uit de VRC en 19 ondernemingen uit de Unie, waaronder de bedrijfstak van de Unie en niet-verbonden importeurs, meldden zich.

(14)

Vijf groepen ondernemingen uit de VRC en vijf niet-verbonden importeurs beantwoordden de vragenlijst en verzochten om een vrijstelling van de mogelijke uitgebreide maatregelen in overeenstemming met artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

(15)

De volgende producenten-exporteurs beantwoordden de vragenlijsten volledig, waarna bij hen ter plaatse een controle werd uitgevoerd:

Dingsheng Aluminium Group,

Jiangsu Zhongji Lamination Materials Co., Ltd,

Luoyang Wanji Aluminium Processing Co., Ltd,

Xiamen Xiashun Aluminium Foil Co., Ltd,

Yantai Donghai Aluminum Foil Co., Ltd.

(16)

De volgende vijf niet-verbonden importeurs in de Unie beantwoordden de vragenlijsten volledig:

Coutinho Caro + Co. International Trading GmbH,

Huhtamaki Flexible Packaging Germany GmbH & Co. KG,

Now Plastics UK Inc (Milano Branch),

Von Aschenbach & Voss GmbH,

Wrap Films Systems Ltd.

(17)

Een van de niet-verbonden importeurs, de onderneming Wrap Films Systems Ltd, zette later de medewerking stop.

(18)

Bij de volgende niet-verbonden importeurs werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

Coutinho Caro + Co. International Trading GmbH,

Von Aschenbach & Voss GmbH.

(19)

De onderneming Cellofix S.L. diende opmerkingen in en verzocht om een hoorzitting als belanghebbende.

(20)

Er vonden hoorzittingen plaats tussen de Commissie en de indiener van het verzoek, en tussen de Commissie en de volgende ondernemingen: Cellofix S.L., Now Plastics Inc. en Von Aschenbach & Voss GmbH.

(21)

Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft er nog een hoorzitting plaatsgevonden tussen de Commissie en de indiener van het verzoek, waarna de Commissie opnieuw haar voornemen bekend heeft gemaakt tot uitbreiding van de maatregelen in het kader van de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) („het douanewetboek van de Unie”).

1.4.   Onderzoektijdvak en verslagperiode

(22)

Het onderzoek had betrekking op de periode van zondag 1 april 2012 tot en met 31 maart 2016. Er werden gegevens verzameld voor het onderzoektijdvak en voor alle jaren sinds 2009 (toen de geldende maatregelen werden ingesteld) om onder andere de beweerde verandering in de structuur van het handelsverkeer te onderzoeken. Voor de periode van 1 april 2015 tot en met 31 maart 2016 („de verslagperiode”) werden gedetailleerdere gegevens verzameld om te onderzoeken of de corrigerende werking van de geldende maatregelen werd ondermijnd en of er met dumping werd ingevoerd.

2.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

2.1.   Algemene overwegingen

(23)

In overeenstemming met artikel 13, lid 1, van de basisverordening, onderzocht de Commissie achtereenvolgens of er zich een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen derde landen en de Unie had voorgedaan; of die verandering het gevolg was van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestond; of uit bewijsmateriaal bleek dat er sprake was van schade of dat de corrigerende werking van het recht werd ondermijnd gezien de prijzen en/of hoeveelheden van het soortgelijke product; en of was bewezen dat dumping plaatsvond ten aanzien van de eerder voor het soortgelijk product vastgestelde normale waarden, eventueel overeenkomstig artikel 2 van de basisverordening.

2.2.   Betrokken product

(24)

Het product waar het bij de mogelijke ontwijking om gaat, is het product dat aan de geldende maatregelen is onderworpen, zoals hierboven in overweging 1 beschreven. Het valt onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-code 7607111910). Zoals door het oorspronkelijke onderzoek vastgesteld, wordt dit specifieke type bladaluminium verwerkt tot een consumentenproduct, namelijk aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik („AFH”) dat als verpakkingsmateriaal en voor andere huishoudelijke toepassingen wordt gebruikt.

2.3.   Onderzocht product

(25)

Het product dat met het oog op ontwijking wordt onderzocht heeft dezelfde wezenlijke kenmerken als het betrokken product. Het kan echter gegloeid zijn of niet.

(26)

Het onderzochte product werd in de openingsverordening als volgt gedefinieerd:

bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,007 mm en minder dan 0,008 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, of

bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm, op rollen met een breedte van meer dan 650 mm, al dan niet gegloeid, of

bladaluminium met een dikte van meer dan 0,018 mm en minder dan 0,021 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, of

bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,021 mm en niet meer dan 0,045 mm, indien aangeboden met ten minste twee lagen, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid.

(27)

De eerste drie hierboven omschreven producten wordt momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-codes 7607111930, 7607111940 en 7607111950). Het vierde hierboven omschreven product wordt ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 90 (Taric-codes 7607119045 en 7607119080).

(28)

In het oorspronkelijke onderzoek had de Commissie vastgesteld dat „aluminium converter foil” („ACF”) niet het betrokken product was (6). De twee producten — AFH en ACF — worden voor andere doeleinden gebruikt. ACF wordt gebruikt door verwerkende industrieën die het lamineren, coaten, lakken en anderszins verwerken en integreren in producten die onder meer voor de verpakking van voedsel, medicijnen, cosmetica en tabak of in isolatiematerialen voor de bouwsector worden gebruikt. In december 2014 opende de Commissie een antidumpingonderzoek in verband met ACF (7). Het verzoek werd door de indiener van het verzoek ingetrokken en de maatregelen met betrekking tot ACF werden niet ingesteld (8). Om de hierboven genoemde redenen vond de Commissie het gepast om ACF van dit onderzoek uit te sluiten.

(29)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betoogde de indiener van het verzoek dat ACF en AFH uitwisselbaar waren. De Commissie was echter van oordeel dat dit argument de onbetwiste omschrijving van het betrokken product die in het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld, onverlet laat.

(30)

Bij het onderzoek stelde de Commissie echter vast dat onder de omschrijving van het onderzochte product niet alleen het enigszins gewijzigde product viel, maar dat deze ook ACF kon omvatten. De vijf medewerkende producenten-exporteurs exporteerden ACF naar de Unie gedurende de verslagperiode (zie overweging 74 hieronder). Derhalve werd besloten rekening te houden met het eindgebruik bij het opstellen van de maatregelen (zie de overwegingen 58 tot en met 69.

(31)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde een van de niet-medewerkende importeurs aan dat de Commissie rekening had moeten houden met zijn voorstel, niet-gegloeide jumborollen uit te sluiten van het onderzoek.

(32)

Aangezien de onderneming niet heeft meegewerkt aan het onderzoek, kon de Commissie de juistheid van dit argument niet nagaan. Op basis van de beschikbare gegevens kan niet worden geconcludeerd dat niet-gegloeide jumborollen van de werkingssfeer van dit onderzoek moeten worden uitgesloten. Derhalve heeft de Commissie dit argument afgewezen.

2.4.   Mate van medewerking

(33)

Er kwam weinig medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC; Slechts vijf groepen van Chinese producenten-exporteurs die tijdens de verslagperiode circa 22 % van de Chinese uitvoer naar de Unie vertegenwoordigden, meldden zich en verzochten om vrijstelling van een eventuele uitbreiding van de geldende maatregelen.

(34)

De uitvoer van niet-medewerkende exporteurs werd geraamd op ongeveer 78 % van de totale Chinese uitvoer naar de Unie in dezelfde periode. Bijgevolg gebruikte de Commissie voor deze uitvoer de beste beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

2.5.   Verandering in de structuur van het handelsverkeer

(35)

Teneinde de verandering in de structuur van het handelsverkeer vast te stellen, onderzocht de Commissie het volume van de invoer van het betrokken product en het volume van de invoer van het enigszins gewijzigde betrokken product voor de periode tussen de instelling van de oorspronkelijke maatregelen (2009) en september 2016.

(36)

Uit het onderzoek bleek dat in de verslagperiode 80 % van het totale volume van de invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de VRC het enigszins gewijzigde betrokken product was (9). Deze verhouding werd vervolgens geëxtrapoleerd voor de betrokken jaren sinds 2009.

(37)

Op basis van gegevens van Eurostat werd het volume van de invoer van het betrokken product bepaald voor de periode tussen 2009 en de verslagperiode.

(38)

De verzamelde informatie is in onderstaande tabel samengebracht.

Tabel 1

Invoer van het betrokken product en het enigszins gewijzigde betrokken product uit de VRC naar de EU

(Eenheid: ton)

 

OT van het oorspronkelijke onderzoek

Juli 2007 tot juni 2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

VP

Betrokken product

30 318

150

1 442

3 094

1 165

1 369

1 553

1 152

Enigszins gewijzigd product

 

11 393

17 115

30 960

25 648

30 962

42 578

44 522

Bron: Eurostat, medewerkende Chinese producenten-exporteurs.

(39)

Het totale volume van de invoer van het betrokken product uit de VRC daalde van 30 318 ton tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (juli 2007 tot juni 2008) tot 1 152 ton tijdens de verslagperiode van dit onderzoek. De invoer van het enigszins gewijzigde betrokken product steeg daarentegen van 11 393 ton in 2009 tot 44 522 ton gedurende de verslagperiode van dit onderzoek.

(40)

De toename van de invoer van het enigszins gewijzigde betrokken product en de gelijktijdige verdwijning van de invoer van het betrokken product sinds de instelling van maatregelen vormen een belangrijke verandering in de structuur van het handelsverkeer, zoals vereist door artikel 13, lid 1, van de basisverordening.

(41)

Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft één van de niet-medewerkende importeurs beweerd dat de Commissie een onjuiste methode ter bepaling van de verandering in de structuur van het handelsverkeer had gehanteerd. Meer in het bijzonder kwam hij op tegen het vermoeden dat de verkopen van niet-medewerkende producenten-exporteurs in de verslagperiode verkopen van het enigszins gewijzigde product betroffen.

(42)

De Commissie heeft herhaald dat zij zich heeft gebaseerd op de beschikbare gegevens bij de vaststelling van de omvang van de invoer van het enigszins gewijzigde product. Gezien de zeer geringe mate van medewerking, in het licht van de in het verzoek vervatte informatie en bij gebrek aan andere informatie die op het tegendeel wijst, kon de Commissie redelijkerwijs concluderen dat de niet-medewerkende ondernemingen het enigszins gewijzigde product uitvoerden. Bijgevolg werd de voor het vaststellen van de verandering in de structuur van het handelsverkeer gehanteerde methode bevestigd.

2.6.   Bestaan van ontwijkingspraktijken

(43)

Artikel 13, lid 1, van de basisverordening bepaalt dat de verandering in de structuur van het handelsverkeer het gevolg moet zijn van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat. De praktijken, processen of werkzaamheden omvatten onder andere het enigszins wijzigen van het betrokken product.

(44)

De activiteiten van de medewerkende producenten-exporteurs werden geanalyseerd. Deze analyse bevestigde het bestaan van de vier ontwijkingspraktijken.

(45)

Het bewijsmateriaal voor de vier ontwijkingspraktijken bestond uit e-mails waarin de Chinese producenten-exporteurs klanten informeren over hoe ze de huidige maatregelen kunnen ontwijken. De verschillende bewijsstukken bevatten ook informatie dat dergelijke praktijken daadwerkelijk door een aantal van de importeurs/gebruikers in de Unie zijn opgezet.

(46)

De Commissie vond ook bewijsmateriaal bij de controle van een van de medewerkende Chinese producenten, namelijk Dingsheng Aluminium Group. In de periode sinds de instelling van de rechten in 2009 exporteerde Dingsheng Aluminium Group naar de Unie AFH die dunner was dan het betrokken product, namelijk AFH met een dikte van minder dan 0,008 mm en niet minder dan 0,007 mm. Dezelfde producent-exporteur exporteerde naar de Unie ook AFH die dikker was dan het betrokken product, namelijk AFH met een dikte van meer dan 0,018 mm en minder dan 0,021 mm. Bewijsmateriaal in de vorm van e-mails van andere producenten-exporteurs bevestigde eveneens dat een dergelijke praktijk bestaat.

(47)

Bovendien exporteerde Dingsheng Aluminium Group in dezelfde periode AFH op rollen van meer dan 650 mm breed naar de Unie. Deze rollen werden vervolgens in de Unie in kleinere rollen gesneden. Bij de controle van een van de medewerkende importeurs stelde de Commissie vast dat deze importeur, namelijk de onderneming Von Aschenbach & Voss GmbH, in de Unie bredere rollen in consumentenrollen snijdt.

(48)

Wat betreft de invoer in de Unie van bladaluminium met een dikte tussen 0,021 mm en 0,045 mm en aangeboden in dubbele lagen, had de Commissie bewijsmateriaal in het dossier in de vorm van e-mails die werden uitgewisseld tussen Chinese producenten-exporteurs, met inbegrip van Dingsheng Aluminium Group, en producenten in de Unie. De Commissie stelde ook vast dat sommige producenten in de Unie beschikken over machines voor de ontdubbeling van bladaluminium tot standaarddiktes, zodat het als AFH kan worden gebruikt.

(49)

Op basis van de bevindingen met betrekking tot de medewerkende producenten-exporteurs en op basis van de voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs beschikbare feiten is het bestaan van een ontwijkingspraktijk in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening vastgesteld op nationaal niveau voor 80 % van alle invoer van het onderzochte product uit de VRC. Deze ontwijkingspraktijk houdt in dat het betrokken product enigszins wordt gewijzigd opdat het onder de douanecodes zou vallen die normaal niet aan de maatregelen onderworpen zijn, namelijk het onderzochte product.

2.7.   Ondermijning van de corrigerende werking van het recht wat betreft prijs en/of hoeveelheden van het soortgelijke product

(50)

De invoer van het enigszins gewijzigde betrokken product nam aanzienlijk toe, zoals in overweging 36 toegelicht, en vertegenwoordigde ongeveer 80 % van het totale volume van de invoer van het onderzochte product in de periode tussen 2009 en de verslagperiode.

(51)

De Commissie vergeleek de uitvoerprijs van het enigszins gewijzigde betrokken product met de schademarge zoals vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 tot instelling van een definitief recht naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

(52)

Wat betreft de medewerkende producent-exporteur die betrokken was bij ontwijkingspraktijken, werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de tijdens het onderzoek geverifieerde informatie. Voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat, na aftrek van het volume van de uitvoer door de medewerkende producenten-exporteurs.

(53)

Uit deze vergelijking bleek dat er sprake was van aanzienlijk prijsbederf.

(54)

De corrigerende werking van de van kracht zijnde maatregelen wordt derhalve wat betreft zowel hoeveelheden als prijs geacht te worden ondermijnd.

2.8.   Bewijs van dumping ten aanzien van de voor het soortgelijke product eerder vastgestelde normale waarde

(55)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening en om vast te stellen of de uitvoerprijzen van het onderzochte product dumpingprijzen waren, werden de uitvoerprijzen van zowel de medewerkende producent-exporteur die betrokken was bij ontwijkingspraktijken als de niet-medewerkende producenten-exporteurs bepaald zoals beschreven in de overwegingen 51 en 52 en vergeleken met de normale waarde die tijdens het in overweging 51 vermelde nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd bepaald en naar behoren werd gecorrigeerd voor schommelingen op de London Metal Exchange (LME, de Londense metaalbeurs). Deze correctie was nodig omdat de prijzen van aluminiumproducten worden beïnvloed door prijsschommelingen van de basisgrondstof, zijnde primair aluminium. LME-prijzen worden beschouwd als de wereldwijde referentie voor primair aluminium.

(56)

Uit de vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs blijkt dat AFH tijdens de verslagperiode door zowel de medewerkende producent-exporteur die betrokken was bij ontwijkingspraktijken als de niet-medewerkende producenten-exporteurs tegen dumpingprijzen in de Unie werd ingevoerd.

2.9.   Conclusie

(57)

Op basis van bovenstaande bevindingen concludeerde de Commissie dat de invoer van het betrokken product zoals gedefinieerd in het oorspronkelijke onderzoek werd ontweken door de invoer van enigszins gewijzigd betrokken product van oorsprong uit de VRC.

(58)

Uit het onderzoek bleek ook dat er sprake was van een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen de VRC en de Unie en dat er, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging voor deze verandering bestond.

(59)

De Commissie heeft ook vastgesteld dat deze invoer schade veroorzaakt en dat de corrigerende werking van het recht wordt ondermijnd gezien de prijzen en/of hoeveelheden van het soortgelijke product. Er werden ook bewijzen van dumping gevonden in vergelijking met de normale waarden die eerder voor het soortgelijke product werden bepaald.

3.   MAATREGELEN

(60)

In het licht van de bovenstaande bevindingen heeft de Commissie geconcludeerd dat het definitieve antidumpingrecht op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC wordt ontweken door de invoer van het onderzochte product van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

(61)

Op basis van bovenstaande bevindingen werd echter geconcludeerd dat ACF van het toepassingsgebied van de uitgebreide maatregelen moet worden uitgesloten.

(62)

Om vast te stellen hoe een onderscheid kan worden gemaakt tussen AFH en ACF, baseerde de Commissie zich eerst ook op andere criteria, naast de dikte van het bladaluminium en de breedte van de rollen.

(63)

De Commissie oordeelde dat een cumulatieve analyse van een reeks kenmerken tot het gewenste onderscheid kan leiden: legeringen, bevochtigbaarheid en gaatjes in het bladaluminium.

(64)

De aluminiumlegering wordt bepaald door de chemische samenstelling van het product (gehalte werkelijk aluminium en andere chemicaliën). Op basis van de opmerkingen van belanghebbenden en de tijdens controlebezoeken verzamelde informatie bleek uit het onderzoek dat ACF doorgaans met aluminiumlegeringen 1235, 8011 en 8079 wordt geproduceerd.

(65)

De bevochtigbaarheidsgraad wordt gedefinieerd als de mate waarin de bij het walsen gebruikte olie op het bladaluminium opgedroogd is (oppervlaktereinheid). ACF heeft doorgaans de bevochtigbaarheidsgraad A, aangezien olieresidu op het oppervlak problemen zou veroorzaken bij het afdrukken en lamineren.

(66)

Tijdens het walsen verschijnen er gaatjes in de textuur van het bladaluminium. Het aantal gaatjes in verkochte AFH is over het algemeen niet van belang en maakt geen deel uit van de productspecificaties. Bij ACF-producten is het aantal gaatjes wel belangrijk omdat tijdens het lamineerproces lijm via de gaatjes kan doordringen van de ene naar de andere kant van de folie en zo het verpakkingsmateriaal kan beschadigen. De Commissie stelde vast dat het maximumaantal gaatjes in ACF doorgaans afhankelijk is van de dikte van de folie. Het maximumaantal gaatjes per vierkante meter is hieronder vermeld voor verschillende foliediktes.

Tabel 2

Maximumaantal gaatjes per vierkante meter voor verschillende foliediktes

Dikte (micron)

Aantal gaatjes per m2

7

400

8

300

9

200

10

100

tot 13

40

tot 15

10

tot 19

5

meer dan 20

Geen

Bron: Medewerkende Chinese producenten-exporteurs, niet-verbonden importeurs in de EU.

(67)

Deze criteria zijn gebaseerd op de bevindingen van het onderzoek en de opmerkingen van derden.

(68)

De indiener van het verzoek bleef na de mededeling van feiten en overwegingen uitdrukkelijk op het standpunt staan dat er geen werkbare scheidslijn kon worden getrokken op basis van bovenstaande criteria en dat dit zou leiden tot een onevenredig groot risico van ontwijking. Hij voerde aan dat verschillende soorten bladaluminium onderling uitwisselbaar zijn en dat sommige AFH kunnen worden geproduceerd met hetzelfde bladaluminium dat doorgaans voor de productie van ACF wordt gebruikt. Hij verwees met name naar de legeringen 8011 en 8079. Met betrekking tot het aantal gaatjes voerde de indiener van het verzoek aan dat deze niet een gereglementeerde vereiste betroffen en meestal op een overeenkomst tussen verkoper en koper waren gebaseerd. De indiener van het verzoek voerde ook aan dat het criterium bevochtigbaarheid geen doorslaggevende factor was om te bepalen of bladaluminium ACF is. Tijdens de hoorzitting na de mededeling van feiten en overwegingen voerde hij ook aan dat zelfs de cumulatieve toepassing van de drie criteria niet werkbaar is om het gewenste onderscheid te maken. Zelfs indien aan alle drie de criteria zou zijn voldaan, zou de invoer van ACF nog steeds kunnen worden gebruikt als huishoudfolie en de mededinging kunnen vervalsen. Volgens de indiener van het verzoek kan een onderscheid tussen AFH en ACF enkel op basis van het eindgebruik ervan worden gemaakt. Na de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen voerde de indiener van het verzoek aan dat ten aanzien van de overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening vrijgestelde producenten-exporteurs de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van het douanewetboek van de Unie moet worden toegepast, teneinde eventuele ontwijking van de maatregelen in de toekomst te voorkomen.

(69)

Een van de medewerkende producenten-exporteurs voerde tevens aan dat de door de Commissie voorgestelde criteria ter onderscheiding van ACF en AFH niet algemeen aanvaard werden door de aluminiumindustrie. Hij betoogde dat dit ontwijking van de uitgebreide antidumpingrechten mogelijk zou maken en zou leiden tot een aanzienlijke daling van de gemiddelde prijs van ACF, wat zou kunnen leiden tot een andere klacht over dumping.

(70)

Eén importeur bleef na de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen bij zijn standpunt dat een onderscheid zeer wel mogelijk was op basis van een aanvullende cumulatieve analyse van de drie kenmerken legeringen, bevochtigbaarheid en gaatjes.

(71)

In antwoord op deze argumenten stelde de Commissie in de eerste plaats dat maatregelen ter voorkoming van ontwijking wettelijk niet kunnen worden opgelegd op basis van het loutere risico van ontwijking, maar uitsluitend indien aan de voorwaarden van artikel 13 van de basisverordening is voldaan. Het verzoek van de indiener van het verzoek om de vrijgestelde producenten-exporteurs aan een controle van het uiteindelijke gebruik te onderwerpen, werd derhalve afgewezen.

(72)

Na de aanvankelijke en de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen boog de Commissie zich nader over haar aanvankelijke benadering nader toegelicht in de overwegingen 62 en 66, en de argumenten van de importeur in overweging 70 nader. De Commissie bleef bij haar conclusie dat gezien de vergelijkbare kenmerken niet kan niet worden uitgesloten dat ACF dat aan de technische vereisten omschreven in de overwegingen 61 en 67 voldoet, in feite daadwerkelijk voor huishoudelijke toepassingen zou worden gebruikt. Derhalve kwam zij tot de conclusie dat, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, in het kader van een uitbreiding van de oorspronkelijke maatregel het beste onderscheid tussen de twee producten kan worden gemaakt op basis van het eindgebruik ervan. Derhalve krijgen de importeurs die geen gebruikmaken van het ingevoerde aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik, de mogelijkheid om een verklaring af te leggen in het kader van de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van het douanewetboek van de Unie.

4.   VERZOEKEN OM VRIJSTELLING

4.1.   Verzoek om vrijstelling door groepen producenten-exporteurs

(73)

In overeenstemming met artikel 13, lid 4, van de basisverordening verzochten vijf medewerkende groepen van producenten-exporteurs uit de VRC om vrijstelling van de mogelijke uitgebreide maatregelen en dienden ze een verzoek om vrijstelling in.

(74)

Uit het onderzoek bleek dat vier groepen van Chinese producenten-exporteurs alleen ACF naar de Unie exporteerden en niet de enigszins gewijzigde AFH. Derhalve werd geoordeeld dat deze groepen Chinese producenten-exporteurs de huidige rechten niet ontwijken. De Commissie was derhalve van oordeel dat deze ondernemingen konden worden vrijgesteld van de uitgebreide rechten op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

(75)

Uit het onderzoek bleek ook dat één medewerkende producent, de Dingsheng Aluminium Group, betrokken was bij alle soorten ontwijkingspraktijken, met uitzondering van één praktijk, namelijk de groep exporteerde naar de Unie geen bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,021 mm en niet meer dan 0,045 mm, indien aangeboden met ten minste twee lagen, ongeacht de breedte van de rollen.

(76)

De conclusie dat deze onderneming betrokken was bij drie ontwijkingspraktijken steunde op verschillende factoren. Om te beginnen identificeerde de Commissie de enigszins gewijzigde producten die de onderneming naar de Unie exporteerde op basis van de door de onderneming verstrekte informatie met betrekking tot de verkoop van AFH en ACF aan haar klanten. Ten tweede werd een steekproef van facturen met betrekking tot de AFH- en ACF-klanten gecontroleerd. Deze controle bevestigde dat de als AFH aangemerkte producten die aan klanten werden verkocht, inderdaad ofwel het betrokken product ofwel de enigszins gewijzigde AFH waren. Als gevolg hiervan stelde de Commissie vast dat de enigszins gewijzigde AFH 20 % van alle uitvoer van het onderzochte product door deze onderneming vertegenwoordigde, terwijl de rest echte ACF was. Ten derde werd een duidelijke verandering in de structuur van het handelsverkeer van deze onderneming vastgesteld, waarbij de uitvoer van het betrokken product was vervangen door het enigszins gewijzigde product. Ten vierde werd er, afgezien van de instelling van de maatregelen, geen enkele economische rechtvaardiging voor deze verandering in de structuur van het handelsverkeer gevonden. Ten vijfde werd vastgesteld dat er met betrekking tot de enigszins gewijzigde producten die door deze producent-exporteur werden geëxporteerd sprake was van zowel dumping als het ondermijnen van de corrigerende werking van de rechten.

(77)

In het licht van het bovenstaande kon aan de Dingsheng Aluminium Group geen vrijstelling worden verleend op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

(78)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betoogde de indiener van het verzoek dat Chinese producenten-exporteurs niet mogen worden vrijgesteld van de uitgebreide maatregelen.

(79)

Hij voerde aan dat de Commissie niet kon zijn nagegaan of de vrijgestelde Chinese producenten-exporteurs daadwerkelijk ACF uitvoerden, omdat dit niet werd vermeld in de antwoorden op de vragenlijst. Bovendien vind de ontwijking volgens hem in de Unie plaats. Onder deze omstandigheden zou aan exporteurs rechtens geen vrijstelling kunnen worden verleend.

(80)

De Commissie heeft de producenten-exporteurs ter plaatse bezocht en onder meer de technische kenmerken en gebruiksdoeleinden van het onderzochte product dat naar de Unie wordt verkocht, onderzocht. Zij concludeerde op grond van de controlebezoeken dat het door de vier producenten-exporteurs uitgevoerde product daadwerkelijk ACF betrof, dat wil zeggen een product waarop dit onderzoek geen betrekking heeft. De Commissie heeft tevens opgemerkt dat het enigszins wijzigen van het betrokken product in China plaatsvond, en wel bij een van de medewerkende producenten en — op basis van de beschikbare gegevens — bij niet-medewerkende producenten. Het was derhalve mogelijk en zelfs noodzakelijk om vrijstelling te verlenen aan degenen die niet hebben deelgenomen aan enige vorm van ontwijkingspraktijken in China en voldoen aan de voorwaarden van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. Het argument werd derhalve afgewezen.

4.2.   Verzoek om vrijstelling door niet-verbonden importeurs

(81)

Wanneer de ontwijkingspraktijk binnen de Unie plaatsvindt, laat artikel 13, lid 4, van de basisverordening toe om importeurs vrij te stellen van de uitgebreide rechten als ze kunnen aantonen dat ze geen banden hebben met producenten die aan maatregelen onderworpen zijn.

(82)

Op grond hiervan werden vijf verzoeken om vrijstelling door niet-verbonden importeurs ontvangen en onderzocht. Een van de ondernemingen, Wrap Films Systems Ltd, zette later de medewerking stop.

(83)

Hoewel in sommige gevallen de eindafwerking (het snijden van het bladaluminium in kleinere rollen) in de Unie plaatsvindt, stelde de Commissie vast dat het enigszins wijzigen van het betrokken product als zodanig plaatsvindt buiten de Unie, namelijk in de VRC. Op grond hiervan meende de Commissie dat aan de niet-verbonden importeurs geen vrijstellingen kunnen worden verleend.

(84)

Voor drie van de vier medewerkende ondernemingen werd vastgesteld dat ze echte importeurs waren die het onderzochte product zonder het te verwerken doorverkochten. Derhalve kunnen deze ondernemingen niet worden vrijgesteld van de uitgebreide rechten op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. Slechts één van de ondernemingen, namelijk Von Aschenbach & Voss GmbH, importeert het onderzochte product vanuit de VRC in de vorm van AFH op rollen met een breedte van meer dan 650 mm en verwerkt het verder. De folie wordt gesneden voordat hij aan klanten van de onderneming (herwikkelaars) wordt verkocht.

(85)

Voordat de huidige maatregelen werden ingesteld, importeerde Von Aschenbach & Voss GmbH het betrokken product in de Unie. Na instelling van de maatregelen werd een duidelijke verandering in de structuur van het handelsverkeer vastgesteld. Het standpunt van de onderneming inzake het bestaan van een andere reden of economische rechtvaardiging dan de instelling van de rechten wordt niet door de bevindingen van de Commissie ondersteund. Derhalve kan, indien de Commissie zou aanvaarden dat de ontwijkingspraktijk binnen de Unie plaatsvond, aan deze onderneming geen vrijstelling worden verleend.

(86)

De conclusie luidde dan ook dat geen van de niet-verbonden importeurs kan worden vrijgesteld op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

4.3.   Conclusie

(87)

Op basis van de bovenstaande bevindingen werd geconcludeerd dat vier van de vijf medewerkende groepen Chinese producenten-exporteurs konden worden vrijgesteld van de uitgebreide rechten. Ook werd geoordeeld dat een van de Chinese producenten-exporteurs, de Dingsheng Aluminium Group, niet kan worden vrijgesteld.

(88)

Daarnaast werd geconcludeerd dat geen van de niet-verbonden importeurs kan worden vrijgesteld op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

5.   CONCLUSIE

(89)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, eerste zin, van de basisverordening moeten de bestaande antidumpingmaatregelen met betrekking tot de invoer van het betrokken product, van oorsprong uit de VRC worden uitgebreid tot de invoer van het onderzochte product, van oorsprong uit de VRC.

(90)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening, waarin is bepaald dat uitgebreide maatregelen moeten worden toegepast op goederen waarvoor bij invoer in de Unie een door de openingsverordening opgelegde registratieplicht geldt, moet het antidumpingrecht worden geïnd op de invoer in de Unie van

bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,007 mm en minder dan 0,008 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, of

bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm, op rollen met een breedte van meer dan 650 mm, al dan niet gegloeid, of

bladaluminium met een dikte van meer dan 0,018 mm en minder dan 0,021 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, of

bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,021 mm en niet meer dan 0,045 mm, indien aangeboden met ten minste twee lagen, ongeacht de breedte van de rollen. al dan niet gegloeid,

van oorsprong uit de VRC.

(91)

Het in overweging 90 hierboven beschreven product moet worden vrijgesteld van het uitgebreide antidumpingrecht indien het voor andere doeleinden dan gebruik als huishoudfolie wordt ingevoerd. Voor een dergelijke vrijstelling moeten de voorwaarden gelden die zijn neergelegd in de toepasselijke douanebepalingen van de Unie inzake de regeling bijzondere bestemming, met name artikel 254 van het douanewetboek van de Unie.

6.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(92)

Alle belanghebbenden werden op de hoogte gebracht van de belangrijkste feiten en overwegingen die tot voornoemde conclusies hebben geleid en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen. Deze opmerkingen zijn behandeld in deze verordening.

(93)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het bij artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 925/2009 ingestelde definitieve antidumpingrecht dat voor „alle andere ondernemingen” geldt op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China wordt hierbij uitgebreid tot de invoer in de Unie van

bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,007 mm en minder dan 0,008 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-code 7607111930), of

bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm op rollen met een breedte van meer dan 650 mm, al dan niet gegloeid, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-code 7607111940), of

bladaluminium met een dikte van meer dan 0,018 mm en minder dan 0,021 mm, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-code 7607111950), of

bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,021 mm en niet meer dan 0,045 mm, met ten minste twee lagen, ongeacht de breedte van de rollen, al dan niet gegloeid, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 90 (Taric-codes 7607119045 en 7607119080).

2.   Deze uitbreiding is niet van toepassing op de in lid 1 van dit artikel bedoelde invoer die door onderstaande ondernemingen is geproduceerd:

Naam van de onderneming

Aanvullende Taric-code

Jiangsu Zhongji Lamination Materials Co., Ltd

C198

Luoyang Wanji Aluminium Processing Co., Ltd

C199

Xiamen Xiashun Aluminium Foil Co., Ltd

C200

Yantai Donghai Aluminum Foil Co., Ltd

C201

3.   Vrijstellingen die aan de in lid 2 van dit artikel met naam genoemde ondernemingen zijn verleend, worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een door de producent opgestelde geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld. Deze verklaring dient als volgt te luiden: „Ondergetekende verklaart dat het (de hoeveelheid) bladaluminium dat (die) naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ik verklaar dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Indien een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, geldt het bij lid 1 van dit artikel ingestelde antidumpingrecht.

4.   Het in lid 1 omschreven product bedraagt wordt vrijgesteld van het definitieve antidumpingrecht indien het voor andere doeleinden dan gebruik als huishoudfolie wordt ingevoerd. Voor vrijstelling gelden de voorwaarden die zijn neergelegd in de toepasselijke douanebepalingen van de Unie inzake de regeling bijzondere bestemming, met name artikel 254 van het douanewetboek van de Unie.

5.   Het bij lid 1 van dit artikel uitgebreide recht wordt geïnd op de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China, geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/865 en de artikelen 13, lid 3, en 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036, met uitzondering van de invoer die wordt geproduceerd door de in lid 2 van dit artikel vermelde ondernemingen en onder vrijstelling van de ondernemingen die kunnen aantonen, dat de producten overeenkomstig lid 4 voor andere doeleinden dan gebruik als huishoudfolie werden gebruikt.

6.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 1 uitgebreide recht moeten schriftelijk worden ingediend in een van de officiële talen van de Europese Unie en worden ondertekend door een persoon die gemachtigd is om de entiteit die om de vrijstelling verzoekt te vertegenwoordigen. Het verzoek moet aan het onderstaande adres worden gestuurd:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer CHAR 04/039

1049 Brussel

BELGIË

2.   Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 kan de Commissie de invoer van ondernemingen die de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 ingestelde antidumpingmaatregelen niet ontwijken, bij besluit vrijstellen van het bij artikel 1 van deze verordening uitgebreide recht.

Artikel 3

De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/865 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Verordening (EG) nr. 925/2009 van de Raad van 24 september 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit Armenië, Brazilië en de Volksrepubliek China (PB L 262 van 6.10.2009, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 van de Commissie van 17 december 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot beëindiging van de procedure betreffende de invoer van bepaald bladaluminium van oorsprong uit Brazilië naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 332 van 18.12.2015, blz. 63).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/865 van de Commissie van 31 mei 2016 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China door de invoer van enigszins gewijzigd bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot onderwerping van deze invoer aan registratie (PB L 144 van 1.6.2016, blz. 35).

(5)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(6)  Overweging 89 van Verordening (EG) nr. 287/2009 van de Commissie van 7 april 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit Armenië, Brazilië en de Volksrepubliek China (PB L 94 van 8.4.2009, blz. 17).

(7)  PB C 444 van 12.12.2014, blz. 13.

(8)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1928 van de Commissie van 23 oktober 2015 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 281 van 27.10.2015, blz. 16).

(9)  Ter bepaling van het volume van het enigszins gewijzigde betrokken product binnen het onderzochte product gedurende de verslagperiode, paste de Commissie de volgende methode toe. Ten eerste heeft de Commissie het totale volume van de uitvoer van het onderzochte product uit de VRC op basis van gegevens van Eurostat vastgesteld. Ten tweede heeft de Commissie aan de hand van de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs het volume van de uitvoer van ACF van de vijf medewerkende ondernemingen vastgesteld. Ten derde heeft de Commissie het volume van de uitvoer van ACF door de medewerkende ondernemingen in mindering gebracht op de totale uitvoer uit China. Gezien de zeer hoge mate van medewerking was de Commissie van oordeel dat zij voldoende grond heeft om aan te nemen dat de niet-medewerkende ondernemingen het enigszins gewijzigde product uitvoeren. Op grond hiervan heeft de Commissie geconcludeerd dat 80 % van de totale uitvoer uit China bestaat uit de export van de enigszins gewijzigde producten en dat 20 % van de export ACF betreft. De Commissie heeft aan de hand van deze verhouding de verandering van de structuur van het handelsverkeer vastgesteld.


17.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/64


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/272 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2017

tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door invoer verzonden uit India, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, en tot registratie van deze invoer

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5,

Na kennisgeving aan de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VERZOEK

(1)

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een verzoek ontvangen op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036 („de basisverordening”) om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld ten aanzien van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door invoer verzonden uit India, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, en om die invoer aan registratie te onderwerpen.

(2)

Het verzoek is op 3 januari 2017 ingediend door het Defense Committee of the Seamless Stainless Steel Tubes Industry of the European Union („de indiener van het verzoek”).

B.   PRODUCT

(3)

Het product waar het bij de mogelijke ontwijking om gaat, betreft bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal (met uitzondering van die welke voorzien zijn van hulpstukken (fittings), voor gassen of vloeistoffen, bestemd voor burgerluchtvaartuigen). Het is momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7304 11 00, ex 7304 22 00, ex 7304 24 00, ex 7304 41 00, ex 7304 49 10, ex 7304 49 93, ex 7304 49 95, ex 7304 49 99 en ex 7304 90 00, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken product”). Dit is het product waarop de thans geldende maatregelen van toepassing zijn.

(4)

Het onderzochte product is hetzelfde als het product dat in de vorige overweging is gedefinieerd, maar wordt verzonden vanuit India, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, en is momenteel ingedeeld onder dezelfde GN-codes als het betrokken product („het onderzochte product”).

C.   BESTAANDE MAATREGELEN

(5)

De thans geldende maatregelen die mogelijk worden ontweken, zijn antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 van de Raad (2) („de bestaande maatregelen”).

D.   MOTIVERING

(6)

Het verzoek bevat voldoende voorlopig bewijsmateriaal dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van het betrokken product worden ontweken door de invoer van het onderzochte product, verzonden uit India.

(7)

Het volgende bewijsmateriaal werd overgelegd.

(8)

In het verzoek wordt aangetoond dat na de instelling van de maatregelen een grote verandering in de structuur van de uitvoer uit de Volksrepubliek China en India naar de Unie heeft plaatsgevonden en dat hiervoor, afgezien van de instelling van het antidumpingrecht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat.

(9)

Deze verandering is kennelijk het gevolg van de verzending van het betrokken product via India naar de Unie, al dan niet na voltooiingswerkzaamheden. De indiener van het verzoek heeft voldoende voorlopig bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de tijdens de voltooiingswerkzaamheden toegevoegde waarde minder dan 25 % van de fabricagekosten bedraagt.

(10)

Verder bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de corrigerende werking van de thans voor het betrokken product geldende antidumpingmaatregelen wordt ondermijnd, zowel wat de hoeveelheden als wat de prijzen betreft. De invoer van het betrokken product blijkt te zijn vervangen door de invoer van aanzienlijke hoeveelheden van het onderzochte product. Bovendien is er voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product plaatsvindt tegen prijzen die lager zijn dan de geen schade veroorzakende prijs die werd vastgesteld in het kader van het onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid.

(11)

Tot slot bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de prijzen van het onderzochte product dumpingprijzen zijn ten opzichte van de normale waarde die eerder voor het betrokken product is vastgesteld.

(12)

Mocht in de loop van dit onderzoek blijken dat ontwijking als bedoeld in artikel 13 van de basisverordening via India ook door middel van andere praktijken dan door overlading en assemblage geschiedt, dan kan het onderzoek tot die praktijken worden uitgebreid.

E.   PROCEDURE

(13)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er voldoende bewijsmateriaal is om overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening een onderzoek te openen en overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening de invoer van de onderzochte producten te laten registreren.

a)   Vragenlijsten

(14)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig denkt te hebben, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de haar bekende producenten-exporteurs in India en de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs in de VRC, aan de haar bekende importeurs en verenigingen van importeurs in de Unie en aan de autoriteiten van India en de VRC. Zo nodig kunnen ook inlichtingen worden ingewonnen bij de bedrijfstak van de Unie.

(15)

In ieder geval moeten alle belanghebbenden zo spoedig mogelijk, maar binnen de in artikel 3 van deze verordening gestelde termijn, contact opnemen met de Commissie en binnen de in artikel 3, lid 1, van deze verordening gestelde termijn een vragenlijst aanvragen, aangezien de in artikel 3, lid 2, van deze verordening gestelde termijn voor alle belanghebbenden geldt.

(16)

De autoriteiten van India en de VRC zullen van de opening van het onderzoek in kennis worden gesteld.

b)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

(17)

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en bewijsmateriaal in te dienen. Voorts kan de Commissie belanghebbenden horen, mits zij daar schriftelijk om verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

c)   Vrijstelling van registratie bij invoer of vrijstelling van maatregelen

(18)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening kan de invoer van de onderzochte producten van registratie of maatregelen worden vrijgesteld indien de invoer geen ontwijking inhoudt.

(19)

Aangezien de mogelijke ontwijking buiten de Unie plaatsvindt, kan overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening vrijstelling worden verleend aan producenten van het onderzochte product in India die kunnen aantonen dat zij niet verbonden zijn (3) met de producenten waarop de bestaande maatregelen van toepassing zijn (4), en die niet betrokken blijken te zijn bij ontwijkingspraktijken zoals beschreven in artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening. Producenten die een vrijstelling wensen te krijgen, moeten binnen de in artikel 3, lid 3, van deze verordening vermelde termijn een voldoende met bewijsmateriaal gestaafd verzoek daartoe indienen.

F.   REGISTRATIE

(20)

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening moet de invoer van de onderzochte producten worden geregistreerd zodat, indien bij het onderzoek blijkt dat er van ontwijking sprake is, een passend bedrag aan antidumpingrechten kan worden geheven vanaf de datum waarop de registratie van de invoer verplicht werd.

G.   TERMIJNEN

(21)

Met het oog op een behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:

belanghebbenden zich bij de Commissie kenbaar kunnen maken, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en alle andere gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten, kunnen indienen;

producenten in India om vrijstelling van de registratie bij invoer of van de maatregelen kunnen verzoeken;

belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.

(22)

De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening gestelde termijnen bij de Commissie kenbaar maakt.

H.   NIET-MEDEWERKING

(23)

Indien een belanghebbende geen toegang verleent tot de vereiste gegevens, deze niet binnen de vastgestelde termijn verstrekt, dan wel het onderzoek ernstig belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken aan de hand van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

(24)

Indien blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, worden deze buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruikgemaakt worden.

(25)

Als een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

(26)

Als de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

I.   TIJDSCHEMA VOOR HET ONDERZOEK

(27)

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening binnen negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden afgesloten.

J.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(28)

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5).

K.   RAADADVISEUR-AUDITEUR

(29)

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende beleggen en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

(30)

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden beleggen waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht.

(31)

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1036 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Unie van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7304 11 00, ex 7304 22 00, ex 7304 24 00, ex 7304 41 00, ex 7304 49 10, ex 7304 49 93, ex 7304 49 95, ex 7304 49 99 en ex 7304 90 00, verzonden uit India (Taric-codes 7304110011, 7304110019, 7304220021, 7304220029, 7304240021, 7304240029, 7304410091, 7304491091, 7304499391, 7304499591, 7304499991 en 7304900091), al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 ingestelde maatregelen worden ontweken.

Artikel 2

De douaneautoriteiten nemen overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036 de nodige maatregelen om de invoer in de Unie van de in artikel 1 van deze verordening omschreven goederen te registreren.

De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

De Commissie kan de douaneautoriteiten bij verordening opdragen de registratie van de invoer in de Unie te beëindigen voor producten die zijn vervaardigd door producenten die een vrijstelling van registratie hebben aangevraagd en van wie is vastgesteld dat zij aan de voorwaarden voor een vrijstelling voldoen.

Artikel 3

1.   Vragenlijsten moeten binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie worden aangevraagd.

2.   Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders bepaald, binnen 37 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening contact met de Commissie opnemen, hun standpunt schriftelijk uiteenzetten en de Commissie de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens doen toekomen.

3.   Producenten in India die vrijstelling van registratie bij invoer of van maatregelen wensen te krijgen, moeten binnen dezelfde termijn van 37 dagen een voldoende met bewijsmateriaal gestaafd verzoek daartoe indienen.

4.   Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen om door de Commissie te worden gehoord.

5.   Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken moet vrij zijn van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens, en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

6.   Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (6).

7.   Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte inlichtingen. Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

8.   Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken, met inbegrip van gescande volmachten en certificaten, per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, zoals bepaald in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) op de website van het directoraat-generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/june/tradoc_148003.pdf).

Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoonnummer en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat elke dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, tenzij zij uitdrukkelijk verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen, of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de hierboven genoemde instructies voor de communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer CHAR 04/039

1049 Brussel

BELGIË

E-mail: TRADE-R670-SSSPT-CIRC@ec.europa.eu

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 van de Raad van 14 december 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 336 van 20.12.2011, blz. 6).

(3)  Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558) worden twee personen geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn in de onderneming van de andere persoon; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) een derde partij 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden direct of indirect bezit, houdt of daarover zeggenschap heeft; e) één van hen direct of indirect zeggenschap over de ander heeft; f) een derde persoon direct of indirect zeggenschap over beiden heeft; g) beiden direct of indirect zeggenschap over een derde persoon hebben; of h) zij tot dezelfde familie behoren. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broer en zuster (of halfbroer en halfzuster), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwager en schoonzuster. In deze context worden onder personen zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.

(4)  Indien producenten evenwel in bovenbedoelde zin verbonden zijn met ondernemingen die onderworpen zijn aan de maatregelen die van kracht zijn ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China, kan hun toch vrijstelling worden verleend als er geen bewijs is dat die verbondenheid tot stand is gekomen of gebruikt werd om de oorspronkelijke maatregelen te ontwijken.

(5)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(6)  Een „Limited”-document wordt beschouwd als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1036 en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst). Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


17.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/70


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/273 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2017

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

337,2

MA

110,8

TN

194,0

TR

130,7

ZZ

193,2

0707 00 05

MA

64,9

TR

183,3

ZZ

124,1

0709 91 00

EG

128,6

ZZ

128,6

0709 93 10

MA

54,7

TR

180,1

ZZ

117,4

0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28

EG

47,0

IL

74,2

MA

50,9

TN

56,6

TR

76,3

ZZ

61,0

0805 21 10 , 0805 21 90 , 0805 29 00

EG

93,2

IL

123,2

JM

122,7

MA

93,3

TR

85,5

ZZ

103,6

0805 22 00

IL

112,1

MA

103,8

ZZ

108,0

0805 50 10

EG

82,4

TR

98,6

ZZ

90,5

0808 10 80

CN

128,2

US

103,9

ZZ

116,1

0808 30 90

CL

121,2

CN

112,8

ZA

127,0

ZZ

120,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

17.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/72


BESLUIT (EU) 2017/274 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 10 februari 2017

houdende vaststelling van de beginselen voor feedbackverstrekking aan subcoördinatoren van bevoegde nationale autoriteiten en tot intrekking van Besluit (EU) 2016/3 (ECB/2017/6)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 6, leden 1 en 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat de Europese Centrale Bank („ECB”) verantwoordelijk is voor het doeltreffend en samenhangend functioneren van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme („GTM”). Overweging 79 van die Verordening bepaalt dat sterk gemotiveerd, goed opgeleid en onpartijdig personeel onmisbaar is voor een doeltreffend toezicht.

(2)

Overeenkomstig artikelen 3 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (2) is de ECB verantwoordelijk voor de oprichting en samenstelling van gezamenlijk toezichthoudende teams die zijn samengesteld uit ECB-personeelsleden en personeelsleden van de nationale bevoegde autoriteiten. Een coördinator van een gezamenlijk toezichthoudend team („GTT”), bijgestaan door een of meerdere subcoördinatoren van een nationale bevoegde autoriteit („NBA”),waarborgt de coördinatie van werk binnen het GTT.

(3)

Gezien de belangrijke rol van de NBA-subcoördinatoren bij de coördinatie van de GTT-leden van hun NBA is het noodzakelijk en evenredig een uniform proces in te voeren voor prestatiefeedbackverstrekking aangaande de NBA-subcoördinatoren in GTT's. Deze prestatiefeedback kan mede bijdragen aan de goede werking van GTT's door de gestage prestatieverbetering van de NBA-subcoördinatoren te ondersteunen.

(4)

Alleen de NBA's zijn verantwoordelijk voor de beoordeling van hun personeelsleden en alleen de ECB is verantwoordelijk voor de beoordeling van haar personeelsleden. Desalniettemin kunnen NBA's de overeenkomstig dit besluit verstrekte prestatiefeedback gebruiken bij het management van hun personeelsleden en kan die prestatiefeedback als input dienen voor de NBA-interne beoordelingssystemen, indien relevante nationale wetgeving dat toestaat.

(5)

Feedback inzake de prestatie van NBA-subcoördinatoren werd aanvankelijk gedurende een testperiode verstrekt overeenkomstig de beginselen van Besluit (EU) 2016/3 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/36) (3). Aangezien de testperiode afgelopen is, moet dat besluit in het belang van rechtszekerheid ingetrokken worden.

(6)

Tijdens de testperiode opgedane ervaring heeft uitgewezen dat een prestatiefeedbackregeling voor NBA-subcoördinatoren ertoe kan bijdragen dat de effectieve werking van de GTT's gewaarborgd kan worden. Nadere beoordeling is evenwel vereist. De prestatiefeedbackregeling moet derhalve gedurende een testperiode van nog één jaar gecontinueerd worden. Een daaropvolgende toetsing moet uitwijzen of het nuttig ware om de prestatiefeedbackregeling op een permanentere basis voort te zetten.

(7)

De toetsingsbevindingen moeten aan de raad van toezicht gerapporteerd worden. Op basis van de toetsing moet in een bij de Raad van bestuur in te dienen voorstel de al dan niet voortzetting van de prestatiefeedbackregeling voorgesteld worden.

(8)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4) geraadpleegd en heeft op 7 april 2015 een advies uitgebracht waarin wordt bevestigd dat prestatiefeedback noodzakelijk is voor het beheer van GTT's, dat de feedbackprestatieregeling goedgekeurd wordt en dat wordt geadviseerd dat de precieze werking van de prestatiefeedbackregeling moet worden vastgelegd in een passend rechtsinstrument,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Binnen het kader van dit besluit zijn de definities in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en artikel 2 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) van toepassing.

Artikel 2

Prestatiefeedback

1.   GTT-coördinatoren verstrekken prestatiefeedback aan NBA-subcoördinatoren aangaande hun prestatie en hun teamprestatie bij de uitvoering van hun taken en hun doelstellingen binnen het GTT, zulks overeenkomstig bijlage I, en houden rekening met de in bijlage II vastgelegde competenties.

2.   Na overleg met de NBA-subcoördinator stellen de GTT-coördinatoren de belangrijkste taken en doelstellingen van de NBA-subcoördinator vast.

3.   GTT-coördinatoren verstrekken prestatiefeedback aangaande de feedbackcyclus die op de dag van inwerkingtreding van dit besluit begint en twaalf maanden later eindigt.

Artikel 3

Toetsing

Na afloop van de prestatiefeedbackcyclus toetst de ECB in samenwerking met de NBA's de werking van de prestatiefeedbackregeling en rapporteert haar bevindingen aan de raad van toezicht. Het rapport omvat een voorstel over het al dan niet continueren van de prestatiefeedbackregeling.

Artikel 4

Intrekking

Bij deze wordt Besluit (EU) 2016/3 (ECB/2015/36) ingetrokken.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 15 februari 2017.

Gedaan te Frankfurt am Main, 10 februari 2017.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).

(3)  Besluit (EU) 2016/3 van de Europese Centrale Bank van 18 november 2015 houdende vaststelling van feedbackverstrekkingbeginselen betreffende prestaties van subcoördinatoren van nationale bevoegde autoriteiten in de gezamenlijk toezichthoudende teams van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (ECB/2015/36) (PB L 1 van 5.1.2016, blz. 4).

(4)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).


BIJLAGE I

Feedbackverstrekkingsbeginselen aangaande de prestaties van subcoördinatoren van nationale bevoegde autoriteiten in gezamenlijktoezichthoudende teams van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme

Beginsel 1

Prestatiefeedbackreikwijdte

Op subcoördinatoren van een nationaal bevoegde autoriteit (NBA) in een gezamenlijk toezichthoudend team (GTT) van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) is prestatiefeedback van toepassing, mits zij in een GTT voor minstens 25 % van een voltijdse functie werkzaam zijn, zoals bedoeld in het werkgelegenheidskader van de betrokken NBA.

Beginsel 2

Prestatiefeedbackdoel

Om de werking van het GTM als geheel te ondersteunen en te verbeteren, beoordeelt de prestatiefeedback de prestatie van de NBA-subcoördinator bij de uitvoering van zijn taak, teneinde zijn inzicht in de GTM-doelstellingen en competenties als NBA-subcoördinator verder te ontwikkelen, aldus bijdragend aan betere prestaties en integratie van GTT's.

Beginsel 3

Prestatiefeedbackproces

1.

Aan het begin van de prestatiefeedbackcyclus zet de GTT-coördinator na overleg met de NBA-subcoördinator de belangrijkste taken en doelstellingen uiteen voor elke NBA-subcoördinator op wie overeenkomstig beginsel 1 prestatiefeedback van toepassing is. Deze taken en doelstellingen worden in het GTM-feedbackformulier vastgelegd.

2.

De GTT-coördinator adviseert elke NBA-subcoördinator en verstrekt hem informele prestatiefeedback gedurende de hele feedbackcyclus. Na afloop van de feedbackcyclus verstrekt de GTT-coördinator iedere NBA-subcoördinator eindecyclusfeedback, zowel mondeling alsook schriftelijk in het GTM-prestatiefeedbackformulier. Voordat het feedbackformulier wordt afgerond, krijgt de subcoördinator de gelegenheid om zijn standpunt en opmerkingen inzake de verstrekte prestatiefeedback formeel te doen vastleggen.

3.

De informele en eindecyclusfeedback houden rekening met de belangrijkste taken en doelstellingen van de NBA-subcoördinatoren, met de in bijlage II vastgelegde GTM-competenties en met hun teambijdrage aan de globale GTT-werking.

Beginsel 4

Toegang tot prestatiefeedback

1.

Op verzoek van de betrokken NBA verkrijgt de betrokken NBA toegang tot de eindecyclusfeedback die de betrokken NBA kan gebruiken voor het faciliteren van haar personeelsbeheer, indien de toepasselijke nationale wetgeving dat toestaat.

2.

NBA's kunnen de prestatiefeedback gebruiken als aanvullende input voor hun interne beoordelingssystemen, indien de toepasselijke nationale wetgeving dat toestaat.

3.

De NBA's krijgen overeenkomstig artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 45/2001 toegang tot prestatiefeedback, waaronder de overdracht ervan.

Beginsel 5

Bescherming van in de context van de prestatiefeedback verwerkte persoonsgegevens

1.

De ECB verwerkt de prestatiefeedbackgegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

2.

De prestatiefeedbackgegevens mogen uitsluitend gebruikt worden voor de onder beginselen 2 en 4 beschreven doeleinden en de gegevens worden hoogstens vijf jaar opgeslagen.


BIJLAGE II

Lijst van competenties die bijzonder relevant zijn voor personeelsleden die in het GTM werkzaam zijn (GTM-competenties)

Beroepskennis : heeft kennis van toezichtbeleid, -methodologieën en -wetgeving, met name in de GTM-context, en tevens van de werking van financiële instellingen; blijft op de hoogte van ontwikkelingen op die gebieden en past de kennis toe op relevante werkgebieden.

Communicatie : brengt informatie duidelijk en beknopt over aan groepen of individuen, mondeling of schriftelijk, om er zeker van te zijn dat zij de informatie en de boodschap begrijpen; luistert en antwoordt op gepaste wijze.

Samenwerking en medewerking : bouwt duurzame samenwerking in werkrelaties met collega's op en onderhoudt deze om de Europese doelstellingen van het team te realiseren; ontwikkelt en onderhoudt effectieve relaties met anderen om teamwerk aan te moedigen en te ondersteunen; deelt proactief gegevens, informatie en kennis binnen het team.

Vastberaden doelstellingen realiseren : voert taken standvastig en vasthoudend uit; streeft naar succesvolle oplossingen door aanpassing van het eigen gedrag om een passende aanpak te vinden voor het realiseren van een succesvol resultaat.

Beoordelingsvermogen en indringendheid : analyseert situaties, gegevens en informatie en beoordeelt deze om passende strategieën, plannen en beleid te ontwikkelen; begrijpt verschillende en tegengestelde zienswijzen inzake een aangelegenheid en formuleert deze; wijzigt indien nodig de aanpak vanwege veranderende vereisten van een situatie, bekijkt problemen vanuit een nieuw perspectief en borduurt voort op door anderen voorgestelde denkwijzen of oplossingen; tracht aangelegenheden volledig te begrijpen vooraleer een aanbeveling te doen of een conclusie te trekken, zulks door volledige en exacte informatie te verzamelen, indien nodig; vormt een goed oordeel door respectvol een reeks indringende vragen te stellen en speurt steeds naar mogelijke aangelegenheden en diverse informatie.

Bewust en toekomstgericht zijn : kijkt verder dan de eigen rol om voor zich een bredere operationele context te creëren middels een volledig begrip van uiteenlopende functies/gebieden, het zich bewust zijn van uiteenlopende culturele context en zienswijzen en door implicaties van de eigen beslissingen voor anderen te beoordelen; kijkt vooruit naar en anticipeert op toekomstige mogelijkheden en dreigingen; creëert actief mogelijkheden of voorkomt toekomstige issues.

Objectief, integer en onafhankelijk optreden : treedt onafhankelijk en objectief op, in het belang van de Unie als geheel, op basis van de professionele GTM-normen; verifieert omstandigheden om een volledige en realistische kijk op een situatie te krijgen; streeft ernaar om vooringenomenheid, vooroordelen of subjectieve oordelen te verminderen of te elimineren, daarbij steunend op verifieerbare gegevens en feiten.

GTM-teams managen (geldt alleen voor managers) : leidt teams (virtueel/op afstand) en loodst deze richting teamdoelstellingen; coördineert teamactiviteiten grensoverschrijdend door leiding te geven en competenties en diversiteit op de meest effectieve en efficiënte wijze aan te wenden; vermindert ambiguïteit, pakt deze aan, geeft onder onzekere omstandigheden leiding en realiseert resultaten.