ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 14

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
18 januari 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie betreffende de voorlopige toepassing van het protocol bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

1

 

*

Besluit (EU) 2017/85 van de Raad van 16 januari 2017 betreffende de sluiting van het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije over de algemene beginselen voor de deelname van de Democratische Volksrepubliek Algerije aan programma's van de Unie

2

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 van de Commissie van 20 oktober 2016 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Middellandse Zee

4

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/87 van de Commissie van 20 oktober 2016 tot vaststelling van een teruggooiplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee

9

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/88 van de Commissie van 17 januari 2017 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

12

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/89 van de Commissie van 17 januari 2017 tot vaststelling van de jaarlijkse prioriteitenlijsten voor 2017 wat betreft de ontwikkeling van netcodes en richtsnoeren ( 1 )

14

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2011/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende fusies van naamloze vennootschappen ( PB L 110 van 29.4.2011 )

17

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

18.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/1


Informatie betreffende de voorlopige toepassing van het protocol bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

Het protocol wordt voorlopig toegepast met ingang van 1 februari 2017, in overeenstemming met artikel 8, lid 2.


18.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/2


BESLUIT (EU) 2017/85 VAN DE RAAD

van 16 januari 2017

betreffende de sluiting van het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije over de algemene beginselen voor de deelname van de Democratische Volksrepubliek Algerije aan programma's van de Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), en artikel 218, lid 7,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2015/904 van de Raad (2) is het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije over de algemene beginselen voor de deelname van de Democratische Volksrepubliek Algerije aan programma's van de Unie (3) (hierna: „het protocol” genoemd) namens de Unie ondertekend op 4 juni 2015.

(2)

Het protocol heeft ten doel de financiële en technische regels vast te leggen voor de deelname van de Democratische Volksrepubliek Algerije aan bepaalde programma's van de Unie. Het bij het protocol vastgestelde horizontale kader vormt een maatregel voor economische, financiële en technische samenwerking die toegang geeft tot bijstand, met name financiële bijstand, die door de Unie op grond van de programma's van de Unie wordt verleend. Dit kader geldt alleen voor de programma's van de Unie waarvoor de toepasselijke oprichtingshandelingen voorzien in de mogelijkheid van deelname door de Democratische Volksrepubliek Algerije. De sluiting van het protocol leidt niet tot de uitoefening van de bevoegdheden die bij de vaststelling van de programma's worden uitgeoefend op grond van de verscheidene door de programma's nagestreefde sectorale beleidsmaatregelen.

(3)

Het protocol moet worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije over de algemene beginselen voor de deelname van de Democratische Volksrepubliek Algerije aan programma's van de Unie wordt namens de Unie goedgekeurd (4).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Europese Unie de in artikel 10 van het protocol bedoelde kennisgeving (5).

Artikel 3

De Commissie wordt gemachtigd namens de Unie de specifieke voorwaarden voor de deelname van de Democratische Volksrepubliek Algerije aan een bepaald programma van de Unie vast te stellen, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage. De Commissie houdt de bevoegde werkgroep van de Raad op de hoogte.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 16 januari 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Goedkeuring van 13 december 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit (EU) 2015/904 van de Raad van 17 december 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en voorlopige toepassing van het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije over de algemene beginselen voor de deelname van de Democratische Volksrepubliek Algerije aan programma's van de Unie (PB L 148 van 13.6.2015, blz. 1).

(3)  PB L 148 van 13.6.2015, blz. 3.

(4)  Het protocol is samen met het besluit betreffende de ondertekening bekendgemaakt in PB L 148 van 13.6.2015, blz. 3.

(5)  De datum van inwerkingtreding van het protocol zal door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt worden in het Publicatieblad van de Europese Unie.


VERORDENINGEN

18.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/4


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/86 VAN DE COMMISSIE

van 20 oktober 2016

tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Middellandse Zee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting.

(2)

Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 verleent de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, op basis van gezamenlijke aanbevelingen die de lidstaten opstellen in overleg met de betrokken adviesraden.

(3)

Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Malta en Slovenië hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de Middellandse Zee. Op 4 en 7 juli 2016 hebben deze lidstaten na overleg met de adviesraad voor de Middellandse Zee drie gezamenlijke aanbevelingen bij de Commissie ingediend inzake teruggooiplannen voor demersale visserijen in respectievelijk de Adriatische Zee, het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee en het westelijke deel van de Middellandse Zee (2). De relevante wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd. Overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen in de onderhavige verordening alleen die maatregelen uit de gezamenlijke aanbevelingen worden overgenomen welke in overeenstemming zijn met artikel 15, lid 6, van die verordening.

(4)

Met betrekking tot de Middellandse Zee is in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 een aanlandingsverplichting vastgesteld voor alle vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden alsook voor vangsten van soorten waarvoor minimummaten in de zin van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (3) gelden. De aanlandingsverplichting is overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 uiterlijk met ingang van 1 januari 2017 van toepassing op visserijbepalende soorten.

(5)

In de gezamenlijke aanbevelingen wordt voorgesteld een vrijstelling van de aanlandingsverplichting toe te passen voor tong (Solea solea) in de Adriatische Zee en voor mediterrane sint-jakobsschelpen (Pecten jacobeus), tapijtschelpen (Venerupis spp.) en venusschelpen (Venus spp.) in het westelijke deel van de Middellandse Zee, omdat de overlevingskansen van deze soorten, rekening houdend met de kenmerken van het vistuig, de visserijpraktijken en het ecosysteem, hoog kunnen zijn.

(6)

Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) concludeert in zijn evaluatie (4) dat meer studies moeten worden verricht om de bestaande bevindingen over de hoge overlevingskansen van tong, sint-jakobsschelpen, tapijtschelpen en venusschelpen te bevestigen. Bij gebrek aan definitief bewijs voor de overlevingskansen van deze soorten mag de vrijstelling die krachtens artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op grond van overlevingskansen kan worden toegestaan, volgens de Commissie slecht voor één jaar in de onderhavige verordening worden opgenomen. De betrokken lidstaten moeten ter zake relevante gegevens indienen bij de Commissie zodat het WTECV de argumenten voor de vrijstelling volledig kan beoordelen en de Commissie de betrokken vrijstellingen opnieuw kan bezien.

(7)

Gezien het wetenschappelijk bewijsmateriaal in de gezamenlijke aanbevelingen, het onderzoek daarvan door het WTECV, de kenmerken van het vistuig, het grote aantal bij elke visserijactiviteit betrokken soorten, de visserijpatronen en de specifieke kenmerken van de Middellandse Zee (vooral kleinschalige visserijen), gezien de noodzaak onevenredig hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten te voorkomen en gezien artikel 15, lid 5, onder c), ii), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de Commissie van oordeel dat het passend is om overeenkomstig het in de gezamenlijke aanbevelingen voorgestelde percentage een de-minimisvrijstelling vast te stellen binnen de grenzen als bedoeld in artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(8)

Met het oog op deugdelijke controle moeten voor de lidstaten specifieke voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot het opstellen van een lijst van de onder deze verordening vallende vaartuigen.

(9)

Aangezien de in deze verordening vastgestelde maatregelen rechtstreeks van invloed zijn op economische activiteiten die met het visseizoen van de vaartuigen van de Unie samenhangen, en op de programmering van dat visseizoen, moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Rekening houdend met de gezamenlijke aanbevelingen en met het in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde tijdschema moet de onderhavige verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2017,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoering van de aanlandingsverplichting

De in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 opgenomen aanlandingsverplichting is in de Middellandse Zee van toepassing op de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde visserijen.

De aanlandingsverplichting is van toepassing op de in die bijlage vermelde soorten wanneer deze worden gevangen in het kader van visserijactiviteiten in wateren van de Unie of door vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie in wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „Middellandse Zee”: de maritieme wateren van de Middellandse Zee ten oosten van 5o36′ WL;

b)   „geografische deelgebieden van de GFCM”: geografische deelgebieden van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (General Fisheries Commission for the Mediterranean — GFCM) zoals afgebakend in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5);

c)   „westelijk deel van de Middellandse Zee”: de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de GFCM;

d)   „Adriatische Zee”: geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM;

e)   „zuidoostelijk deel van de Middellandse Zee”: de geografische deelgebieden 15, 16, 19, 20, 22, 23 en 25 van de GFCM.

Artikel 3

Vrijstelling op basis van overlevingskansen

1.   De vrijstelling van de aanlandingsverplichting op grond van artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, geldt in 2017 voor:

a)

tong (Solea solea), gevangen met de rapido (boomkor) (TBB) (6) in de geografische deelgebieden 17 en 18;

b)

mediterrane sint-jakobsschelpen (Pecten jacobeus), gevangen met gemechaniseerde dreggen (HMD) in de geografische deelgebieden 1, 2, 5 en 6;

c)

tapijtschelpen (Venerupis spp.), gevangen met gemechaniseerde dreggen (HMD) in de geografische deelgebieden 1, 2, 5 en 6;

d)

venusschelpen (Venus spp.), gevangen met gemechaniseerde dreggen (HMD) in de geografische deelgebieden 1, 2, 5 en 6.

2.   Overeenkomstig lid 1 gevangen tong (Solea solea), mediterrane sint-jakobsschelpen (Pecten jacobeus), tapijtschelpen (Venerupis spp.) en venusschelpen (Venus spp.) worden onmiddellijk vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.

3.   Lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserijen in de Middellandse Zee stellen de Commissie uiterlijk op 1 mei 2017 in kennis van teruggooigegevens ter aanvulling van die in de gezamenlijke aanbevelingen van 4 en 7 juli 2016, alsmede van andere ter zake relevante wetenschappelijke informatie ter ondersteuning van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt deze gegevens en informatie uiterlijk tegen juli 2017.

Artikel 4

De-minimisvrijstelling

In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen op grond van artikel 15, lid 4, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 de volgende hoeveelheden van de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde visserijbepalende soorten worden teruggegooid:

a)

in het westelijke deel van de Middellandse Zee (punt 1 van de bijlage):

i)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), in 2017 en 2018 maximaal 7 % en in 2019 maximaal 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die trawls gebruiken, en

ii)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die kieuwnetten gebruiken;

b)

in de Adriatische Zee (punt 2 van de bijlage):

i)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), in 2017 en 2018 maximaal 7 % en in 2019 maximaal 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die trawls gebruiken;

ii)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die kieuwnetten gebruiken;

iii)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die de rapido (boomkor) gebruiken;

iv)

voor tong (Solea solea), in 2017 en 2018 maximaal 3 % en in 2019 maximaal 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die trawls gebruiken, en

v)

voor tong (Solea solea), 0 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die kieuwnetten gebruiken;

c)

in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee (punt 3 van de bijlage):

i)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), in 2017 en 2018 maximaal 7 % en in 2019 maximaal 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die trawls gebruiken;

ii)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die kieuwnetten gebruiken, en

iii)

voor roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), in 2017 en 2018 maximaal 7 % en in 2019 maximaal 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die trawls gebruiken.

Artikel 5

Lijst van vaartuigen

1.   Overeenkomstig de criteria in de bijlage bij deze verordening bepalen de betrokken lidstaten voor elke specifieke visserij welke vaartuigen onder de aanlandingsverplichting vallen.

2.   Uiterlijk op 31 december 2016 dienen de betrokken lidstaten bij de Commissie en bij de andere lidstaten via de beveiligde controlewebsite van de Unie de lijst in van alle vaartuigen die gericht op heek, zeebarbelen, tong en roze diepzeegarnaal vissen. De betrokken lidstaten werken deze lijsten bij.

Artikel 6

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 oktober 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  i) Teruggooiplan voor demersale visserijen in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18) — Gezamenlijke aanbeveling van de Adriatica-groep op hoog niveau (Kroatië, Italië en Slovenië), ii) teruggooiplan voor demersale visserijen in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 15, 16, 19, 20, 22, 23 en 25) — Gezamenlijke aanbeveling van de Sudestmed-groep op hoog niveau (Cyprus, Griekenland, Italië en Malta), en iii) teruggooiplan voor demersale visserijen in het westelijke deel van de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11) — Gezamenlijke aanbeveling van de Pescamed-groep op hoog niveau (Frankrijk, Italië en Spanje).

(3)  Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).

(4)  Verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) — Evaluatie van de gezamenlijke aanbevelingen over de aanlandingsverplichting (STECF-16-10). 2016. Publicatiebureau van de Europese Unie, Luxemburg, EUR 27758 EN, JRC Scientific and Policy Report, 104 blz., beschikbaar op https://bookshop.europa.eu/en/reports-of-the-scientific-technical-and-economic-committee-for-fisheries-stecf--pbLBAX16010/?CatalogCategoryID=0A4KABsty0gAAAEjqJEY4e5L

(5)  Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).

(6)  De in deze verordening gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1). Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 m wordt in deze verordening gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.


BIJLAGE

1.   Westelijk deel van de Middellandse Zee

Visserij

Vistuig

Aanlandingsverplichting

Heek (Merluccius merluccius)

Alle bodemtrawls

(OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX)

Wanneer de totale aanlandingen per vaartuig van alle soorten in 2014 en 2015 voor meer dan 25 % uit heek bestonden, is de aanlandingsverplichting van toepassing op heek.

Alle beuglijnen

(LL, LLS, LLD, LX, LTL, LHP, LHM)

Alle kieuw- en schakelnetten

(GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN)

Zeebarbeel (Mullus barbatus)

Alle bodemtrawls

(OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX)

Wanneer de totale aanlandingen per vaartuig van alle soorten in 2014 en 2015 voor meer dan 25 % uit zeebarbeel bestonden, is de aanlandingsverplichting van toepassing op zeebarbeel.

Alle beuglijnen

(LL, LLS, LLD, LX, LTL, LHP, LHM)

Alle kieuw- en schakelnetten

(GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN)

Sint-jakobsschelpen (Pecten jacobeus), tapijtschelpen (Venerupis spp.), venusschelpen (Venus spp.) in de geografische deelgebieden 1, 2, 5 en 6

HMD

Alle gemechaniseerde dreggen

2.   Adriatische Zee

Visserij

Vistuig

Aanlandingsverplichting

Heek (Merluccius merluccius), zeebarbeel (Mullus barbatus), tong (Solea solea)

Alle bodemtrawls

(OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX, TBB)

Wanneer de totale aanlandingen per vaartuig van alle soorten in 2014 en 2015 voor meer dan 25 % uit ofwel heek ofwel zeebarbeel ofwel tong bestonden, is de aanlandingsverplichting van toepassing op ofwel heek ofwel zeebarbeel ofwel tong ofwel op al die soorten samen.

Alle kieuw- en schakelnetten

(GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN)

3.   Zuidoostelijk deel van de Middellandse Zee

Visserij

Vistuig

Aanlandingsverplichting

Heek (Merluccius merluccius), zeebarbeel (Mullus barbatus), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris)

Alle bodemtrawls

(OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX)

Wanneer de totale aanlandingen per vaartuig van alle soorten in 2014 en 2015 voor meer dan 25 % uit ofwel heek ofwel zeebarbeel ofwel roze diepzeegarnaal bestonden, is de aanlandingsverplichting van toepassing op ofwel heek ofwel zeebarbeel ofwel roze diepzeegarnaal ofwel op al die soorten samen.

Alle kieuw- en schakelnetten

(GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN)


18.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/9


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/87 VAN DE COMMISSIE

van 20 oktober 2016

tot vaststelling van een teruggooiplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen door het opleggen van een aanlandingsverplichting.

(2)

Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 verleent de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, op basis van gezamenlijke aanbevelingen die de lidstaten in overleg met de betrokken adviesraden hebben opgesteld.

(3)

Bulgarije en Roemenië hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij op tarbot in de Zwarte Zee. Op 30 juni 2016 hebben deze lidstaten bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling betreffende een teruggooiplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee ingediend, waarin rekening wordt gehouden met het advies van de sector. De betrokken wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd. Overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen enkel de maatregelen van de gezamenlijke aanbeveling die met artikel 15, lid 6, van die verordening in overeenstemming zijn, in de onderhavige verordening worden opgenomen.

(4)

Met betrekking tot de Zwarte Zee is in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 een aanlandingsverplichting vastgesteld voor alle vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden. Overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting uiterlijk met ingang van 1 januari 2017 van toepassing op visserijbepalende soorten. Tarbot is een van die soorten.

(5)

In de gezamenlijke aanbeveling is voorgesteld tarbot in de Zwarte Zee van de aanlandingsverplichting vrij te stellen, aangezien wetenschappelijke gegevens op hoge overlevingskansen wijzen. Op basis van de wetenschappelijke gegevens die in de gezamenlijke aanbeveling zijn verstrekt en door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) zijn beoordeeld (2), moet de op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling die krachtens artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt toegestaan, in deze verordening worden opgenomen voor een periode van één jaar. De betrokken lidstaten moeten bij de Commissie relevante gegevens indienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de argumenten voor de vrijstelling voor met geankerde kieuwnetten gevangen tarbot en de Commissie die vrijstelling kan beoordelen.

(6)

Met het oog op deugdelijke controle moeten voor de lidstaten specifieke voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot het opstellen van een lijst van de onder deze verordening vallende vaartuigen.

(7)

Aangezien de in deze verordening vastgestelde maatregelen rechtstreeks van invloed zijn op economische activiteiten die met het visseizoen van de vaartuigen van de Unie samenhangen, en op de programmering van dat visseizoen, moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Overeenkomstig de gezamenlijke aanbeveling en rekening houdend met het in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde tijdschema moet de onderhavige verordening met ingang van 1 januari 2017 van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoering van de aanlandingsverplichting

De in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting geldt in de Zwarte Zee voor de visserij op tarbot (Psetta maxima) die met geankerde kieuwnetten (vistuigcode (3) GNS) wordt gevangen.

Artikel 2

Definitie

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „Zwarte Zee” verstaan de maritieme wateren van geografisch deelgebied 29 van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM), als omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4).

Artikel 3

Vrijstelling op basis van overlevingskansen

1.   De vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, waarin is voorzien in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, geldt in 2017 voor tarbot (Psetta maxima) die met geankerde kieuwnetten (GNS) wordt gevangen in de Zwarte Zee.

2.   Tarbot (Psetta maxima) die in de in lid 1 bedoelde omstandigheden wordt gevangen, wordt onmiddellijk vrijgelaten in het gebied waar hij is gevangen.

3.   Uiterlijk op 1 mei 2017 dienen de lidstaten die een direct belang bij het beheer van de tarbotvisserij in de Zwarte Zee hebben, bij de Commissie teruggooigegevens in ter aanvulling van die welke in de gezamenlijke aanbeveling van 4 juli 2016 zijn verstrekt, en eventuele andere relevante wetenschappelijke informatie ter ondersteuning van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de in lid 3 bedoelde gegevens uiterlijk in juli 2017.

Artikel 4

Lijst van vaartuigen

1.   De betrokken lidstaten bepalen welke vaartuigen vallen onder de aanlandingsverplichting voor de visserij op tarbot (Psetta maxima) die met geankerde kieuwnetten (GNS) wordt gevangen.

2.   Uiterlijk op 31 december 2016 dienen de betrokken lidstaten bij de Commissie en de andere lidstaten via de beveiligde controlewebsite van de Unie de lijst in van alle vaartuigen die gericht op tarbot vissen. De betrokken lidstaten werken de lijst bij.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 oktober 2016

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  Reports of the Scientific, Technical and Economic Committee for Fisheries (STECF) — Evaluation of the landing obligation joint recommendations (STECF-16-10). 2016. Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, EUR 27758 EN, JRC Scientific and Policy Report, 104 blz. Beschikbaar op https://bookshop.europa.eu/en/reports-of-the-scientific-technical-and-economic-committee-for-fisheries-stecf--pbLBAX16010/?CatalogCategoryID=0A4KABsty0gAAAEjqJEY4e5L

(3)  De in deze verordening gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1). Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan tien meter wordt in deze verordening gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.

(4)  Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).


18.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/88 VAN DE COMMISSIE

van 17 januari 2017

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 januari 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

162,4

MA

135,7

SN

190,2

TR

157,5

ZZ

161,5

0707 00 05

EG

258,6

MA

79,2

TR

201,9

ZZ

179,9

0709 91 00

EG

153,4

ZZ

153,4

0709 93 10

MA

325,1

TR

254,8

ZZ

290,0

0805 10 20

EG

47,1

MA

55,0

TR

76,7

ZZ

59,6

0805 20 10

IL

155,4

MA

75,8

ZZ

115,6

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

EG

97,9

IL

113,9

JM

116,5

MA

111,6

TR

75,2

ZZ

103,0

0805 50 10

TR

85,8

ZZ

85,8

0808 10 80

CN

119,1

US

105,5

ZZ

112,3

0808 30 90

CL

307,7

CN

77,9

TR

133,1

ZZ

172,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

18.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/14


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/89 VAN DE COMMISSIE

van 17 januari 2017

tot vaststelling van de jaarlijkse prioriteitenlijsten voor 2017 wat betreft de ontwikkeling van netcodes en richtsnoeren

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003 (1), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (2), en met name artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De ontwikkeling en tenuitvoerlegging van netcodes en richtsnoeren zijn essentieel met het oog op volledige integratie van de interne energiemarkt. Het derde energiepakket (3) heeft een institutioneel kader gecreëerd voor de ontwikkeling van netcodes met het oog op harmonisering, waar nodig, van de technische, operationele en marktvoorschriften die van toepassing zijn op de elektriciteits- en gasnetten. Daartoe werken het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators („ACER”), het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders („ENTSB”) en de Europese Commissie nauw samen met alle betrokken partijen.

(2)

De gebieden waarop netcodes kunnen worden ontwikkeld, zijn vastgesteld in artikel 8, lid 6, van zowel Verordening (EG) nr. 714/2009 als Verordening (EG) nr. 715/2009. De Commissie beschikt niet alleen over mogelijkheden om netcodes te ontwikkelen, maar kan ook besluiten richtsnoeren te ontwikkelen met betrekking tot de in artikel 18, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2009 genoemde gebieden. Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van zowel Verordening (EG) nr. 714/2009 als Verordening (EG) nr. 715/2009 dient de Commissie jaarlijks een prioriteitenlijst vast te stellen met de terreinen waarmee bij de ontwikkeling van netcodes rekening moet worden gehouden.

(3)

De afgelopen drie jaar zijn er met betrekking tot gas al geharmoniseerde voorschriften vastgesteld en gepubliceerd inzake congestiebeheersprocedures, capaciteitstoewijzing, balancering alsmede interoperabiliteit en gegevensuitwisseling.

(4)

Tevens zijn er met betrekking tot elektriciteit geharmoniseerde voorschriften vastgesteld en gepubliceerd inzake capaciteitstoewijzing en congestiebeheer, aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net, aansluiting van verbruikers, hoogspanningsgelijkstroom en capaciteitstoewijzing op de langere termijn.

(5)

Tijdens de openbare raadpleging (4) hebben de meeste betrokken partijen de prioritering van de reeds gestarte werkzaamheden onderschreven en hebben zij het belang onderstreept van een behoorlijke en goed-gecoördineerde tenuitvoerlegging van de vastgestelde netcodes en richtsnoeren op basis waarvan de betrokkenheid van de betrokken partijen op gestructureerde wijze wordt gewaarborgd. Wat elektriciteit betreft was een aantal belanghebbenden voorstander van de ontwikkeling van regels inzake geharmoniseerde tariefstructuren, gedistribueerde flexibiliteit en operationele opleiding.

(6)

Rekening houdend met de reacties van de betrokken partijen, gelet op de toekomstige wetgevingsinitiatieven in het kader van het initiatief betreffende de opzet van de markt en de verschillende acties die vereist zijn om een volledige integratie van de interne energiemarkt te waarborgen, en gezien het feit dat de tenuitvoerlegging van de netcodes en richtsnoeren aanzienlijke inspanningen en middelen zal vergen van alle betrokken partijen, waaronder de Commissie, ACER, het ENTSB en de belanghebbenden, zijn er geen nieuwe gebieden aan de jaarlijkse prioriteitenlijsten toegevoegd.

(7)

Overeenkomstig de conclusies van het Regelgevend Forum voor gas van 2016 zal de wijziging van de netcode inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling met betrekking tot de integratie van de vastgestelde CEN-norm betreffende de kwaliteit van H-gas (EN 16726:2015) in 2017 niet plaatsvinden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij dit besluit worden de jaarlijkse prioriteitenlijsten voor de ontwikkeling van netcodes en richtsnoeren betreffende elektriciteit en gas voor 2017 vastgesteld.

Artikel 2

De jaarlijkse prioriteitenlijst voor 2017 betreffende de ontwikkeling van geharmoniseerde voorschriften op het gebied van elektriciteit luidt als volgt:

voorschriften inzake systeembeheer (voltooiing van de fase van vaststelling door de Commissie na de stemming in het comité in 2016),

voorschriften inzake vereisten en procedures betreffende de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet (voltooiing van de fase van vaststelling door de Commissie na de stemming in het comité in 2016),

voorschriften inzake balancering (voltooiing van de fase van vaststelling door de Commissie na de stemming in het comité in 2017).

Artikel 3

De jaarlijkse prioriteitenlijst voor 2017 betreffende de ontwikkeling van geharmoniseerde voorschriften op het gebied van gas is als volgt:

voorschriften inzake geharmoniseerde transmissietariefstructuren voor gas (voltooiing van de fase van vaststelling door de Commissie na de stemming in het comité in 2016),

voorschriften inzake een EU-brede marktgebaseerde aanpak van de toewijzing van „nieuw gebouwde” gastransmissiecapaciteit (voltooiing van de fase van vaststelling door de Commissie na de stemming in het comité in 2016).

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 17 januari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 15.

(2)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36.

(3)  Het derde energiepakket bestaat uit Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55), Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94), Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57), Verordening (EG) nr. 714/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009 en Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1).

(4)  De antwoorden zijn gepubliceerd op de volgende website: https://ec.europa.eu/energy/en/consultations/consultation-establishment-annual-priority-lists-development-network-codes-and-0


Rectificaties

18.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/17


Rectificatie van Richtlijn 2011/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende fusies van naamloze vennootschappen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 110 van 29 april 2011 )

Bladzijde 2, artikel 1, lid 1:

in plaats van:

„—

in Hongarije:

részvénytársaság;”,

lezen:

„—

in Hongarije:

nyilvánosan működő részvénytársaság;”;

in plaats van:

„—

in Malta:

kumpannija pubblika/public limited liability company, kumpanija privata/private limited liability company;”,

lezen:

„—

in Malta:

kumpannija pubblika ta' responsabbiltà limitata/public limited liability company;”.