ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 279 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
59e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
15.10.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 279/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1824 VAN DE COMMISSIE
van 14 juli 2016
tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014, Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 met betrekking tot respectievelijk functionele veiligheidsvoorschriften, voertuigconstructie en algemene voorschriften, en voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (1), en met name artikel 18, lid 3, artikel 20, lid 2, artikel 21, lid 5, artikel 22, lid 5, artikel 23, lid 12, artikel 24, lid 3, artikel 25, lid 8, en artikel 54, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft een dossier bijgehouden van door de goedkeuringsinstanties en belanghebbenden opgemerkte en gemelde probleempunten in Verordening (EU) nr. 168/2013 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 van de Commissie (2), Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 van de Commissie (3) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 van de Commissie (4) tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013; om een juiste toepassing van die verordeningen te waarborgen, moeten sommige van de geconstateerde probleempunten worden behandeld door middel van wijzigingen. |
(2) |
Om de consistentie en doeltreffendheid van het EU-typegoedkeuringssysteem voor voertuigen van de categorie L te waarborgen, is het noodzakelijk de technische voorschriften en testprocedures die in die gedelegeerde handelingen zijn opgenomen voortdurend te verbeteren en aan te passen aan de technische vooruitgang. De duidelijkheid van die gedelegeerde handelingen moet eveneens worden verbeterd. |
(3) |
De volgende wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 met betrekking tot de technische voorschriften en testprocedures op het gebied van functionele voertuigveiligheid moeten in de bijlagen van die gedelegeerde verordening worden opgenomen om de consistentie en duidelijkheid van ervan te verbeteren: de in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 opgenomen lijst die de toepasselijke VN/ECE-reglementen bevat, moet worden geactualiseerd en bijlage XV bij die verordening betreffende de montage van banden moet verder worden verduidelijkt door opname van de bepalingen betreffende de verklaring van de fabrikant over de toelaatbaarheid van de „gebruikscategorie” en dienovereenkomstig verrichte controles. Er moeten verdere verduidelijkingen worden toegevoegd aan bijlage XVII bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 wat binnenuitrustingen betreft, aan bijlage XVIII bij die verordening wat het de begrenzing van het maximumvermogen betreft, en aan bijlage XIX bij die verordening wat de voorschriften voor de integriteit van de voertuigstructuur betreft, met name de voorschriften voor gemotoriseerde rijwielen die onder Verordening (EU) nr. 168/2013 vallen. |
(4) |
Omwille van volledigheid en juistheid is het gepast om de VN/ECE-reglementen nummers 1, 3, 6, 7, 8, 16, 19, 20, 28, 37, 38, 39, 43, 46, 50, 53, 56, 57, 60, 72, 74, 75, 78, 81, 82, 87, 90, 98, 99, 112 en 113 op te nemen in de lijst met VN/ECE-reglementen waarvan de toepassing verplicht is, zoals weergegeven in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014. |
(5) |
Ter verbetering van de consistentie en juistheid moet Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 als volgt worden gewijzigd: bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 bevat een lijst van toepasselijke VN/ECE-reglementen, die moet worden geactualiseerd; bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 moet worden aangevuld wat de markeringsvoorschriften voor voertuigdelen, uitrustingstukken en onderdelen voor identificatie en het voorkomen van manipulatie betreft; bijlage III bij die gedelegeerde verordening moet worden gewijzigd ter verduidelijking van de voorschriften inzake het ombouwen van voertuigen van de subcategorieën L3e/L4e-A2 tot motorfietsen van categorie A3 en omgekeerd; er moeten bepaalde wijzigingen worden aangebracht aan bijlage XI bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 wat massa's en afmetingen betreft, met name met betrekking tot de definitie van de hoogte boven de grond van de subcategorieën L3e-AxE (enduro-motorfiets) en L3e-AxT (trialbike); bijlage XII bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 moet worden gewijzigd wat de gestandaardiseerde verbindingsinterface van boorddiagnosesystemen betreft; en er moeten enkele verduidelijkingen worden aangebracht in bijlage XVI bij die gedelegeerde verordening wat standaards voor die subcategorieën motorfietsen betreft. |
(6) |
Boorddiagnose (OBD) is van essentieel belang voor het doeltreffend en doelmatig repareren en onderhouden van voertuigen. Een nauwkeurige diagnose stelt de reparateur in staat snel te bepalen welke kleinste verwisselbare eenheid moet worden gerepareerd of vervangen. Teneinde gelijke tred te kunnen houden met de snelle technologische ontwikkelingen op het gebied van aandrijfregelsystemen is het geëigend om de lijst van op storingen in het elektrische circuit gecontroleerde voorzieningen in 2017 te herzien. Per 31 december 2018 moet worden vastgesteld of aan de lijst in aanhangsel 2 van bijlage XII bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 voorzieningen en storingen moeten worden toegevoegd om de lidstaten, voertuigfabrikanten, hun leveranciers en de reparatiesector voldoende tijd te gunnen om zich aan te passen voordat OBD-fase II in werking treedt. PID $1C op het toepasselijke boorddiagnosesysteem kan worden geprogrammeerd als $00 of $FF zolang de waarde ervan niet is gestandaardiseerd voor voertuigen van categorie L. Vanaf de publicatiedatum van de herziene norm ISO 15031-5:20xx die een dergelijke gestandaardiseerde waarde voor voertuigen van categorie L bevat, moet die gestandaardiseerde waarde omwille van de consistentie en volledigheid worden geprogrammeerd als antwoord op het PID $1C-verzoek van een universele scanner. |
(7) |
Omwille van de volledigheid en consistentie moeten bepaalde vergelijkingen in de bijlagen II en V bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 worden aangepast; in bijlage VI bij die gedelegeerde verordening met betrekking tot de duurzaamheid van voorzieningen voor verontreinigingsbeheersing, moeten de indelingscriteria van de SRC-LeCV-cyclus voor afgelegde afstand worden aangepast aan de technische vooruitgang; en tot slot moet bijlage IX bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 worden gewijzigd om rekening te houden met sommige van de bepalingen ter voorkoming van manipulatie in de VN/ECE-reglementen nummers 9, 41, 63 en 92 op het gebied van goedkeuring wat het geluidsniveau betreft, met name voor geluidssystemen met verschillende modi. |
(8) |
Een van de maatregelen tegen overmatige koolwaterstofemissies door voertuigen van categorie L is de beperking van verdampingsemissies tot de grenswaarden die voor de massa koolwaterstoffen in bijlage VI, deel C, bij Verordening (EU) nr. 168/2013 zijn vastgesteld. Met het oog hierop moet bij de typegoedkeuring een test van type IV worden uitgevoerd om de verdampingsemissies van een voertuig te meten. Een van de vereisten voor de SHED-test van type IV (vaststelling verdampingsemissies in gesloten behuizing) is de montage van een versneld verouderde koolstofhouder of in plaats daarvan de toepassing van een additieve verslechteringsfactor bij het gebruik van een ontgroende koolstofhouder. Bij het milieueffectonderzoek voorzien in artikel 23, lid 4, van Verordening (EU) nr. 168/2013 zal worden onderzocht of het wel of niet rendabel is om deze verslechteringsfactor te blijven gebruiken als alternatief voor een representatieve, versneld verouderde koolstofhouder. Als uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat deze methode niet kostenefficiënt is, zal te zijner tijd een voorstel worden gedaan om dit alternatief af te schaffen, dat van kracht moet worden na de Euro 5-stap. |
(9) |
Er is een standaardmethode nodig voor het meten van de energie-efficiëntie (brandstof- of energieverbruik, kooldioxide-emissies en elektrische actieradius) van voertuigen om ervoor te zorgen dat er geen technische handelsbelemmeringen tussen de lidstaten ontstaan, alsook om ervoor te zorgen dat aan klanten en gebruikers objectieve en nauwkeurige informatie wordt verstrekt. Totdat overeenstemming is bereikt over een geharmoniseerde testprocedure voor voertuigen van categorie L1e die zijn ontworpen met trappers, waarnaar wordt verwezen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 168/2013 en in punt 1.1.2 van bijlage XIX bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014, moeten die voertuigen van categorie L1e van de elektrischeactieradiustest worden vrijgesteld. |
(10) |
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014, Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
Aangezien Verordening (EU) nr. 168/2013, Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014, Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 al van toepassing zijn en de wijzigingen van die handelingen een aantal correcties omvatten, moet deze verordening zo spoedig mogelijk in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 3, lid 2, wordt „fabrikanten” vervangen door „fabrikanten van voertuigdelen en uitrustingsstukken”. |
2) |
De bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
Artikel 2
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 3, lid 2, wordt „fabrikanten” vervangen door „fabrikanten van voertuigdelen en uitrustingsstukken”. |
2) |
De bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
Artikel 3
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In artikel 3, lid 4, wordt „fabrikant” vervangen door „fabrikant van voertuigdelen en uitrustingsstukken”. |
3. |
De bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening. |
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 juli 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 60 van 2.3.2013, blz. 52.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 van de Commissie van 24 oktober 2013 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende functionele veiligheidsvoorschriften voor de goedkeuring van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PB L 7 van 10.1.2014, blz. 1).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 van de Commissie van 21 november 2013 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voertuigconstructie en algemene voorschriften voor de goedkeuring van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PB L 25 van 28.1.2014, blz. 1).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 van de Commissie van 16 december 2013 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid en tot wijziging van bijlage V bij die Verordening (PB L 53 van 21.2.2014, blz. 1).
BIJLAGE I
Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014
De bijlagen bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt vervangen door: „BIJLAGE I Lijst van VN/ECE-reglementen die verplicht van toepassing zijn
|
2) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In bijlage VII, deel 1, wordt punt 1.1.1 vervangen door:
|
4) |
Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Bijlage XV wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Bijlage XVI wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Bijlage XVII wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Bijlage XVIII wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
Bijlage XIX wordt als volgt gewijzigd:
|
BIJLAGE II
Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014
De bijlagen bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt vervangen door: „BIJLAGE I Lijst van VN/ECE-reglementen die verplicht van toepassing zijn
|
2) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Bijlage XI, aanhangsel 1, punt 1.6, wordt vervangen door: „1.6. Vrije hoogte boven het wegdek
(**) Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).”." |
8) |
Bijlage XII wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
In bijlage XIII wordt het volgende punt 1.4 toegevoegd:
|
10) |
In bijlage XIV wordt punt 1.5.1.5.1 vervangen door:
|
11) |
In bijlage XVI wordt het volgende punt 2.3.5.1 toegevoegd:
|
BIJLAGE III
Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014
De bijlagen bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage VII wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Bijlage X wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) Voorbeelden van modi: sport, zuinig, stadsverkeer, buiten de stad enz.
(2) Hybride stand met het hoogste elektriciteitsverbruik: de hybride modus waarin het hoogste elektriciteitsverbruik wordt vastgesteld van alle hybride modi die kunnen worden geselecteerd tijdens een test overeenkomstig toestand A van punt 4 van bijlage 10 bij VN/ECE-Reglement nr. 101, te bepalen op basis van door de fabrikant verstrekte informatie en in overleg met de technische dienst.
(3) Hybride modus met het hoogste brandstofverbruik: de hybride modus waarin het hoogste brandstofverbruik wordt vastgesteld van alle hybride modi die kunnen worden geselecteerd tijdens een test overeenkomstig toestand B van punt 4 van bijlage 10 bij VN/ECE-Reglement nr. 101, te bepalen op basis van door de fabrikant verstrekte informatie en in overleg met de technische dienst.”.
(4) Als het moeilijk is om het standaarduitlaatsysteem te gebruiken, kan er met instemming van de fabrikant een uitlaatsysteem worden gemonteerd die een gelijkwaardige drukval veroorzaakt. In het testlaboratorium, wanneer de motor draait, mag het afzuigsysteem voor uitlaatgassen een druk in de afzuigrook veroorzaken op het punt waarop het systeem op het uitlaatsysteem van het voertuig is aangesloten, die met ± 740 Pa (7,40 mbar) afwijkt van de luchtdruk, tenzij de fabrikant voor de test een hogere tegendruk goedkeurt.
(5) Het luchttoevoerventiel moet de pneumatische injectiepompregelaar aansturen.
(6) Wanneer een ventilator of blower is losgekoppeld, moet het netto motorvermogen in eerste instantie worden weergegeven met de ventilator (of blower) losgekoppeld, gevolgd door het netto motorvermogen met de ventilator (of blower) aangekoppeld. Wanneer een vaste elektrisch of mechanisch aangedreven ventilator niet op de testbank kan worden gemonteerd, moet het vermogen dat door die ventilator wordt opgenomen, worden bepaald bij dezelfde toerentallen als die worden gebruikt wanneer het motorvermogen wordt gemeten. Dat vermogen wordt afgetrokken van het gecorrigeerde vermogen om het nettovermogen te verkrijgen.
(7) De thermostaat mag in volledig geopende toestand worden geblokkeerd.
(8) Op de testbank worden de radiator, de ventilator, het ventilatorhuis, de waterpomp en de thermostaat ten opzichte van elkaar in dezelfde positie geplaatst als in het voertuig. Als de radiator, de ventilator, het ventilatorhuis, de waterpomp of thermostaat een positie op de testbank hebben die verschilt van dat in het voertuig, moet dit worden beschreven en in het testrapport worden genoteerd. De circulatie van de koelvloeistof mag uitsluitend door de waterpomp van de motor worden bewerkstelligd. De koeling mag hetzij via de radiator van de motor, hetzij via een externe kringloop plaatsvinden, op voorwaarde dat het drukverlies van deze kringloop vrijwel gelijk blijven aan die van het koelsysteem van de motor. Indien gemonteerd, moet de afdekplaat van de motor open zijn. de generator levert de stroom die strikt noodzakelijk is voor de voeding van de aanvullende onderdelen die essentieel zijn voor de werking van de motor. De batterij mag tijdens de test niet worden opgeladen.
(9) Minimumvermogen van de generator: de generator levert de stroom die strikt noodzakelijk is voor de voeding van de aanvullende onderdelen die essentieel zijn voor de werking van de motor. De batterij mag tijdens de test niet worden opgeladen.
(10) Anti-verontreinigingsvoorzieningen kunnen bijvoorbeeld de volgende zijn: een uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR), een katalysator, een thermische reactor, een secundair luchttoevoersysteem en een beveiligingssysteem voor de brandstofverdamping.”
(1) Als de doelsnelheid niet kan worden bereikt, moet de meting worden uitgevoerd bij de maximaal behaalde voertuigsnelheid.
(2) Kies de versnelling die het dichtst bij de vereiste aantal omwentelingen per minuut zit voor het bedrijfspunt.
(11) De zelfde familicriteria zijn van toepassing op de functionele boorddiagnosesystemen van bijlage XII bij Verordening (EU) nr. 44/2014.
(12) Maximaal 30 % aanvaardbaar voor test van type VIII
(13) Alleen voor voertuigen uitgerust met opslag voor gasvormige brandstof”;
15.10.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 279/47 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1825 VAN DE COMMISSIE
van 6 september 2016
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 wat betreft de administratieve voorschriften voor de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (1), en met name artikel 27, lid 4, artikel 29, lid 4, artikel 30, leden 2 en 3, artikel 32, lid 1, artikel 38, lid 2, artikel 39, lid 3, artikel 40, lid 4, en artikel 72,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de typegoedkeuring van brandstoftanks als technische eenheid mogelijk te maken, moet een specifiek inlichtingenformulier met de relevante informatie als nieuw aanhangsel worden toegevoegd aan bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 van de Commissie (2). |
(2) |
Om de administratieve lasten voor fabrikanten te beperken, met name met betrekking tot voertuigen van de categorieën L6e en L7e, moeten aanvullende typegoedkeuringen voor systemen worden toegestaan. |
(3) |
Om ervoor te zorgen dat in het geval van met Continue Variabele Transmissie uitgeruste voertuigen alle relevante informatie wordt verstrekt, moet de tabel met de op het inlichtingenformulier te verstrekken informatie over overbrengingsverhoudingen worden gewijzigd. |
(4) |
Om een duidelijk verband te leggen tussen de twee configuraties van voertuigen waarbij ombouwing mogelijk is van subcategorie (L3e/L4e)-A2 tot het prestatieniveau (L3e/L4e)-A3 en omgekeerd, en om de toegang van voertuigeigenaren tot die informatie te vergemakkelijken, moet een vermelding van het EU-typegoedkeuringsnummer van de oorspronkelijke configuratie worden toegevoegd aan het in aanhangsel 24 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 opgenomen model en aan het in bijlage IV bij die uitvoeringsverordening opgenomen model voor het certificaat van overeenstemming. |
(5) |
Om in het geval van toekomstige nieuwe technologieën of concepten verdere informatie te kunnen verstrekken, moeten aanvullende vermeldingen worden ingevoegd in de modellen voor typegoedkeuringscertificaten voor systemen, onderdelen en technische eenheden. |
(6) |
Omwille van de duidelijkheid en de consistentie moeten sommige toelichtende noten worden gewijzigd of geschrapt. |
(7) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Om de fabrikanten en nationale autoriteiten extra tijd te gunnen om de in deze verordening voorziene wijzigingen tijdig te kunnen toepassen, moet deze verordening met spoed in werking treden, met name aangezien Verordening (EU) nr. 168/2013 op 1 januari 2016 in werking is getreden en de verbonden administratieve voorschriften met ingang van 1 januari 2018 verplicht worden met betrekking tot alle nieuwe voertuigen die worden geregistreerd of in de handel worden gebracht. |
(9) |
De toepasselijkheid van de wijzigingen van de modellen voor de certificaten van overeenstemming moet worden uitgesteld tot 1 september 2017 om fabrikanten en nationale autoriteiten extra doorlooptijd te gunnen om hun administratieve regelingen voor de registratie van voertuigen, en met name hun informatietechnologiesystemen, aan die wijzigingen aan te passen. |
(10) |
De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 73, lid 1, van Verordening (EU) nr. 168/2013 bedoelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I en IV tot en met VIII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Punt 2 van de bijlage is van toepassing met ingang van 1 september 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 september 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 60 van 2.3.2013, blz. 52.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 van 18 juli 2014 van de Commissie tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de administratieve voorschriften voor de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PB L 249 van 22.8.2014, blz. 1).
BIJLAGE
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Bijlage VII wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:
|
(+) |
x= ja -= niet aanwezig of niet afzonderlijk aanwezig o= optioneel |
(++) |
d= direct op bedieningsorgaan, meter of verklikkerlicht c= in de onmiddellijke nabijheid |
(+) |
x= ja -= niet aanwezig of niet afzonderlijk aanwezig o= optioneel |
(++) |
d= op respectievelijk bedieningsorgaan, meter of verklikkerlicht c= in de onmiddellijke nabijheid”; |
(*) PB L 120 van 7.5.2011, blz. 1.
(**) PB L 72 van 14.3.2008, blz. 1.”
(1) Indien van toepassing.
(2) Afgerond op 2 decimalen.
(3) Afgerond op 4 decimalen.
(4) Afgerond op 0 decimalen.
(5) Neem Ki = 1 wanneer:
a) |
het voertuig niet is uitgerust met een periodiek regenererend emissiebeperkingssysteem; of |
b) |
het voertuig geen hybride elektrisch voertuig is. |
15.10.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 279/88 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1826 VAN DE COMMISSIE
van 14 oktober 2016
tot niet-goedkeuring van de werkzame stof tricyclazool overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 21 december 2012 heeft Italië overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van Dow AgroSciences een aanvraag voor goedkeuring van de werkzame stof tricyclazool ontvangen. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van die verordening heeft de lidstaat-rapporteur de aanvrager, de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 4 februari 2013 in kennis gesteld van de ontvankelijkheid van de aanvraag. |
(3) |
De effecten van die werkzame stof op de gezondheid van mens en dier en op het milieu zijn overeenkomstig artikel 11, leden 2 en 3, van die verordening beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassing. De lidstaat-rapporteur heeft op 7 januari 2014 een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend bij de Commissie en de EFSA. |
(4) |
De EFSA heeft zich aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 gehouden. Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van die verordening heeft zij de aanvrager verzocht de lidstaten, de Commissie en de EFSA aanvullende informatie te verstrekken. De beoordeling van de aanvullende informatie door de lidstaat-rapporteur is bij de EFSA ingediend in de vorm van een bijgewerkt ontwerpbeoordelingsverslag. |
(5) |
Het ontwerpbeoordelingsverslag is door de lidstaten en de EFSA geëvalueerd. De EFSA heeft haar conclusie over de risicobeoordeling van de werkzame stof tricyclazool (2) op 18 februari 2015 aan de Commissie voorgelegd. De EFSA heeft geconcludeerd dat de beoordeling van de mogelijke genotoxische en carcinogene effecten van de stof geen eenduidige resultaten heeft opgeleverd, zodat er geen referentiewaarden (ADI, ARfD en AOEL) voor gebruik bij beoordelingen van de risico's voor de menselijke gezondheid konden worden vastgesteld. Bijgevolg konden geen beoordelingen voor gebruikers, werknemers, omstanders, omwonenden en consumenten worden uitgevoerd. Bovendien heeft de EFSA geconcludeerd dat het bij de toxiciteitsstudies gebruikte testmateriaal niet representatief was voor de voorgestelde technische specificatie van de werkzame stof en de daarin voorkomende onzuiverheden. Daarnaast zijn bepaalde aspecten onvoldoende beoordeeld, onder meer de vraag of tricyclazool een hormoonontregelende werking kan hebben en of het grondwater kan verontreinigd kan worden door metabolieten waarvan de toxicologische relevantie onbekend is. |
(6) |
De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen in te dienen over de conclusie van de EFSA en, overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, over het ontwerpevaluatieverslag. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht. |
(7) |
Ondanks de argumenten van de aanvrager blijven de in overweging 5 vermelde problemen echter bestaan. |
(8) |
Er is dan ook niet aangetoond dat mag worden verwacht dat voor één of meer representatieve toepassingen van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat tricyclazool bevat, aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. De werkzame stof tricyclazool mag daarom niet overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 worden goedgekeurd. |
(9) |
Deze verordening laat de mogelijkheid onverlet om een nieuwe aanvraag voor tricyclazool in te dienen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. |
(10) |
Het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders heeft binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht. Een uitvoeringshandeling werd nodig geacht en de voorzitter heeft de ontwerpuitvoeringshandeling voor verder beraad aan het comité van beroep voorgelegd. Het comité van beroep heeft geen advies uitgebracht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Niet-goedkeuring van een werkzame stof
De werkzame stof tricyclazool wordt niet goedgekeurd.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 oktober 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) EFSA Journal 2015;13(2):4032. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.
15.10.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 279/90 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1827 VAN DE COMMISSIE
van 14 oktober 2016
tot 255e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al-Qa'ida
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qa'ida (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren. |
(2) |
Het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 11 oktober 2016 besloten tot schrapping van een natuurlijke persoon en tot wijziging van een vermelding op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient daarom dienovereenkomstig te worden bijgewerkt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 oktober 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Waarnemend hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid
(1) PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.
BIJLAGE
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De volgende vermelding wordt geschrapt van de lijst „Natuurlijke personen”: „Nasir 'Abd-Al-Karim 'Abdullah Al-Wahishi (ook bekend als a) Nasir al-Wahishi, b) Abu Basir Nasir al-Wahishi, c) Naser Abdel Karim al-Wahishi, d) Nasir Abd al-Karim al-Wuhayshi, e) Abu Basir Nasir Al-Wuhayshi, f) Nasser 'Abdulkarim Abdullah al-Wouhichi, g) Abu Baseer al-Wehaishi, h) Abu Basir Nasser al-Wuhishi, i) 'Abdul Kareem Abdullah Al-Woohaishi, j) Nasser Abdelkarim Saleh Al Wahichi, k) Abu Basir, l) Abu Bashir). Geboortedatum: a) 1.10.1976, b) 8.10.1396 (islamitische kalender). Geboorteplaats: Jemen. Nationaliteit: Jemenitisch. Paspoortnummer: 40483 (Jemenitisch paspoort afgegeven op 5.1.1997). Overige informatie: naar verluidt in juni 2015 overleden in Jemen. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 19.1.2010.”. |
2) |
De volgende vermelding van de lijst „Natuurlijke personen” worden als volgt gewijzigd: „Yazid Sufaat (ook bekend als a) Joe; b) Abu Zufar). Adres: Taman Bukit Ampang, Selangor, Maleisië. Geboortedatum: 20.1.1964. Geboorteplaats: Johor, Maleisië. Nationaliteit: Maleisisch. Paspoortnummer: A 10472263. Nationaal identificatienummer: 640120-01-5529. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 9.9.2003.” wordt vervangen door: „Yazid Sufaat (ook bekend als a) Joe; b) Abu Zufar). Adres: a) Taman Bukit Ampang, Selangor, Malaysia (voormalig adres) b) Malaysia (in detentie sinds 2013). Geboortedatum: 20.1.1964. Geboorteplaats: Johor, Maleisië. Nationaliteit: Maleisisch. Paspoortnummer: A 10472263. Nationaal identificatienummer: 640120-01-5529. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 9.9.2003.”. |
15.10.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 279/92 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1828 VAN DE COMMISSIE
van 14 oktober 2016
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 oktober 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
124,5 |
ZZ |
124,5 |
|
0707 00 05 |
TR |
145,2 |
ZZ |
145,2 |
|
0709 93 10 |
TR |
138,5 |
ZZ |
138,5 |
|
0805 50 10 |
AR |
92,2 |
CL |
85,2 |
|
TR |
90,3 |
|
UY |
31,0 |
|
ZA |
94,7 |
|
ZZ |
78,7 |
|
0806 10 10 |
BR |
285,5 |
EG |
169,2 |
|
TR |
144,7 |
|
ZZ |
199,8 |
|
0808 10 80 |
AR |
191,8 |
AU |
196,9 |
|
BR |
124,9 |
|
CL |
154,5 |
|
NZ |
145,5 |
|
ZA |
112,2 |
|
ZZ |
154,3 |
|
0808 30 90 |
CN |
59,0 |
TR |
134,9 |
|
ZZ |
97,0 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
Rectificaties
15.10.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 279/94 |
Rectificatie van Verordening (EU) 2016/919 van de Commissie van 27 mei 2016 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving van het spoorwegsysteem in de Europese Unie
( Publicatieblad van de Europese Unie L 158 van 15 juni 2016 )
Bladzijde 37, bijlage, punt 6.1.1.2, punt 4:
in plaats van:
„4. |
specifieke gevallen als omschreven in punt 7.2.9.”, |
lezen:
„4. |
specifieke gevallen als omschreven in punt 7.6.”. |