ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 279

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
15 oktober 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1824 van de Commissie van 14 juli 2016 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014, Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 met betrekking tot respectievelijk functionele veiligheidsvoorschriften, voertuigconstructie en algemene voorschriften, en voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1825 van de Commissie van 6 september 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 wat betreft de administratieve voorschriften voor de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers ( 1 )

47

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1826 van de Commissie van 14 oktober 2016 tot niet-goedkeuring van de werkzame stof tricyclazool overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen ( 1 )

88

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1827 van de Commissie van 14 oktober 2016 tot 255e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al-Qa'ida

90

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1828 van de Commissie van 14 oktober 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

92

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2016/919 van de Commissie van 27 mei 2016 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving van het spoorwegsysteem in de Europese Unie ( PB L 158 van 15.6.2016 )

94

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

15.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 279/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1824 VAN DE COMMISSIE

van 14 juli 2016

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014, Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 met betrekking tot respectievelijk functionele veiligheidsvoorschriften, voertuigconstructie en algemene voorschriften, en voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (1), en met name artikel 18, lid 3, artikel 20, lid 2, artikel 21, lid 5, artikel 22, lid 5, artikel 23, lid 12, artikel 24, lid 3, artikel 25, lid 8, en artikel 54, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft een dossier bijgehouden van door de goedkeuringsinstanties en belanghebbenden opgemerkte en gemelde probleempunten in Verordening (EU) nr. 168/2013 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 van de Commissie (2), Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 van de Commissie (3) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 van de Commissie (4) tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013; om een juiste toepassing van die verordeningen te waarborgen, moeten sommige van de geconstateerde probleempunten worden behandeld door middel van wijzigingen.

(2)

Om de consistentie en doeltreffendheid van het EU-typegoedkeuringssysteem voor voertuigen van de categorie L te waarborgen, is het noodzakelijk de technische voorschriften en testprocedures die in die gedelegeerde handelingen zijn opgenomen voortdurend te verbeteren en aan te passen aan de technische vooruitgang. De duidelijkheid van die gedelegeerde handelingen moet eveneens worden verbeterd.

(3)

De volgende wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 met betrekking tot de technische voorschriften en testprocedures op het gebied van functionele voertuigveiligheid moeten in de bijlagen van die gedelegeerde verordening worden opgenomen om de consistentie en duidelijkheid van ervan te verbeteren: de in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 opgenomen lijst die de toepasselijke VN/ECE-reglementen bevat, moet worden geactualiseerd en bijlage XV bij die verordening betreffende de montage van banden moet verder worden verduidelijkt door opname van de bepalingen betreffende de verklaring van de fabrikant over de toelaatbaarheid van de „gebruikscategorie” en dienovereenkomstig verrichte controles. Er moeten verdere verduidelijkingen worden toegevoegd aan bijlage XVII bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 wat binnenuitrustingen betreft, aan bijlage XVIII bij die verordening wat het de begrenzing van het maximumvermogen betreft, en aan bijlage XIX bij die verordening wat de voorschriften voor de integriteit van de voertuigstructuur betreft, met name de voorschriften voor gemotoriseerde rijwielen die onder Verordening (EU) nr. 168/2013 vallen.

(4)

Omwille van volledigheid en juistheid is het gepast om de VN/ECE-reglementen nummers 1, 3, 6, 7, 8, 16, 19, 20, 28, 37, 38, 39, 43, 46, 50, 53, 56, 57, 60, 72, 74, 75, 78, 81, 82, 87, 90, 98, 99, 112 en 113 op te nemen in de lijst met VN/ECE-reglementen waarvan de toepassing verplicht is, zoals weergegeven in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014.

(5)

Ter verbetering van de consistentie en juistheid moet Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 als volgt worden gewijzigd: bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 bevat een lijst van toepasselijke VN/ECE-reglementen, die moet worden geactualiseerd; bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 moet worden aangevuld wat de markeringsvoorschriften voor voertuigdelen, uitrustingstukken en onderdelen voor identificatie en het voorkomen van manipulatie betreft; bijlage III bij die gedelegeerde verordening moet worden gewijzigd ter verduidelijking van de voorschriften inzake het ombouwen van voertuigen van de subcategorieën L3e/L4e-A2 tot motorfietsen van categorie A3 en omgekeerd; er moeten bepaalde wijzigingen worden aangebracht aan bijlage XI bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 wat massa's en afmetingen betreft, met name met betrekking tot de definitie van de hoogte boven de grond van de subcategorieën L3e-AxE (enduro-motorfiets) en L3e-AxT (trialbike); bijlage XII bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 moet worden gewijzigd wat de gestandaardiseerde verbindingsinterface van boorddiagnosesystemen betreft; en er moeten enkele verduidelijkingen worden aangebracht in bijlage XVI bij die gedelegeerde verordening wat standaards voor die subcategorieën motorfietsen betreft.

(6)

Boorddiagnose (OBD) is van essentieel belang voor het doeltreffend en doelmatig repareren en onderhouden van voertuigen. Een nauwkeurige diagnose stelt de reparateur in staat snel te bepalen welke kleinste verwisselbare eenheid moet worden gerepareerd of vervangen. Teneinde gelijke tred te kunnen houden met de snelle technologische ontwikkelingen op het gebied van aandrijfregelsystemen is het geëigend om de lijst van op storingen in het elektrische circuit gecontroleerde voorzieningen in 2017 te herzien. Per 31 december 2018 moet worden vastgesteld of aan de lijst in aanhangsel 2 van bijlage XII bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 voorzieningen en storingen moeten worden toegevoegd om de lidstaten, voertuigfabrikanten, hun leveranciers en de reparatiesector voldoende tijd te gunnen om zich aan te passen voordat OBD-fase II in werking treedt. PID $1C op het toepasselijke boorddiagnosesysteem kan worden geprogrammeerd als $00 of $FF zolang de waarde ervan niet is gestandaardiseerd voor voertuigen van categorie L. Vanaf de publicatiedatum van de herziene norm ISO 15031-5:20xx die een dergelijke gestandaardiseerde waarde voor voertuigen van categorie L bevat, moet die gestandaardiseerde waarde omwille van de consistentie en volledigheid worden geprogrammeerd als antwoord op het PID $1C-verzoek van een universele scanner.

(7)

Omwille van de volledigheid en consistentie moeten bepaalde vergelijkingen in de bijlagen II en V bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 worden aangepast; in bijlage VI bij die gedelegeerde verordening met betrekking tot de duurzaamheid van voorzieningen voor verontreinigingsbeheersing, moeten de indelingscriteria van de SRC-LeCV-cyclus voor afgelegde afstand worden aangepast aan de technische vooruitgang; en tot slot moet bijlage IX bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 worden gewijzigd om rekening te houden met sommige van de bepalingen ter voorkoming van manipulatie in de VN/ECE-reglementen nummers 9, 41, 63 en 92 op het gebied van goedkeuring wat het geluidsniveau betreft, met name voor geluidssystemen met verschillende modi.

(8)

Een van de maatregelen tegen overmatige koolwaterstofemissies door voertuigen van categorie L is de beperking van verdampingsemissies tot de grenswaarden die voor de massa koolwaterstoffen in bijlage VI, deel C, bij Verordening (EU) nr. 168/2013 zijn vastgesteld. Met het oog hierop moet bij de typegoedkeuring een test van type IV worden uitgevoerd om de verdampingsemissies van een voertuig te meten. Een van de vereisten voor de SHED-test van type IV (vaststelling verdampingsemissies in gesloten behuizing) is de montage van een versneld verouderde koolstofhouder of in plaats daarvan de toepassing van een additieve verslechteringsfactor bij het gebruik van een ontgroende koolstofhouder. Bij het milieueffectonderzoek voorzien in artikel 23, lid 4, van Verordening (EU) nr. 168/2013 zal worden onderzocht of het wel of niet rendabel is om deze verslechteringsfactor te blijven gebruiken als alternatief voor een representatieve, versneld verouderde koolstofhouder. Als uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat deze methode niet kostenefficiënt is, zal te zijner tijd een voorstel worden gedaan om dit alternatief af te schaffen, dat van kracht moet worden na de Euro 5-stap.

(9)

Er is een standaardmethode nodig voor het meten van de energie-efficiëntie (brandstof- of energieverbruik, kooldioxide-emissies en elektrische actieradius) van voertuigen om ervoor te zorgen dat er geen technische handelsbelemmeringen tussen de lidstaten ontstaan, alsook om ervoor te zorgen dat aan klanten en gebruikers objectieve en nauwkeurige informatie wordt verstrekt. Totdat overeenstemming is bereikt over een geharmoniseerde testprocedure voor voertuigen van categorie L1e die zijn ontworpen met trappers, waarnaar wordt verwezen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 168/2013 en in punt 1.1.2 van bijlage XIX bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014, moeten die voertuigen van categorie L1e van de elektrischeactieradiustest worden vrijgesteld.

(10)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014, Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Aangezien Verordening (EU) nr. 168/2013, Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014, Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 al van toepassing zijn en de wijzigingen van die handelingen een aantal correcties omvatten, moet deze verordening zo spoedig mogelijk in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 3, lid 2, wordt „fabrikanten” vervangen door „fabrikanten van voertuigdelen en uitrustingsstukken”.

2)

De bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 3, lid 2, wordt „fabrikanten” vervangen door „fabrikanten van voertuigdelen en uitrustingsstukken”.

2)

De bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de Engelse versie wordt in punt 16 „ehaust” vervangen door „exhaust”;

b)

punt 42 wordt vervangen door:

„42)   „maximumsnelheid van het voertuig gedurende dertig minuten”: maximaal haalbare snelheid van het voertuig gemeten gedurende 30 minuten, op grond van het volgens VN/ECE-reglement nr. 85 (*) vastgestelde vermogen gedurende 30 minuten;

(*)  PB L 326 van 24.11.2006, blz. 55.”."

2)

In artikel 3, lid 4, wordt „fabrikant” vervangen door „fabrikant van voertuigdelen en uitrustingsstukken”.

3.

De bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 60 van 2.3.2013, blz. 52.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 van de Commissie van 24 oktober 2013 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende functionele veiligheidsvoorschriften voor de goedkeuring van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PB L 7 van 10.1.2014, blz. 1).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 van de Commissie van 21 november 2013 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voertuigconstructie en algemene voorschriften voor de goedkeuring van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PB L 25 van 28.1.2014, blz. 1).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 van de Commissie van 16 december 2013 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid en tot wijziging van bijlage V bij die Verordening (PB L 53 van 21.2.2014, blz. 1).


BIJLAGE I

Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014

De bijlagen bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt vervangen door:

„BIJLAGE I

Lijst van VN/ECE-reglementen die verplicht van toepassing zijn

VN/ECE-Reglement nr.

Onderwerp

Wijzigingenreeks

Verwijzing naar het PB

Toepasselijke categorieën

1

Koplampen voor motorvoertuigen (R2, HS1)

02

PB L 177 van 10.7.2010, blz. 1

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

3

Retroreflectoren

Supplement 12 op wijzigingenreeks 02

PB L 323 van 6.12.2011, blz. 1

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

6

Richtingaanwijzers

Supplement 25 op wijzigingenreeks 01

PB L 213 van 18.7.2014, blz. 1

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

7

Breedtelichten, achterlichten en stoplichten

Supplement 23 op wijzigingenreeks 02

PB L 285 van 30.9.2014, blz. 1

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

8

Voor motorvoertuigen bestemde koplampen (H1, H2, H3, HB3, HB4, H7, H8, H9, H11, HIR1, HIR2)

05

PB L 177 van 10.7.2010, blz. 71

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

16

Veiligheidsgordels, veiligheidssystemen en kinderbeveiligingssystemen

Supplement 5 op wijzigingenreeks 06

PB L 304 van 20.11.2015, blz. 1

L2e, L4e, L5e, L6e en L7e

19

Mistlampen voorzijde

Supplement 6 op wijzigingenreeks 04

PB L 250 van 22.8.2014, blz. 1

L3e, L4e, L5e en L7e

20

Koplampen voor motorvoertuigen (H4)

03

PB L 177 van 10.7.2010, blz. 170

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

28

Geluidssignaalinrichtingen

Supplement 3 op wijzigingenreeks 00

PB L 323 van 6.12.2011, blz. 33

L3e, L4e en L5e

37

Gloeilampen

Supplement 42 op wijzigingenreeks 03

PB L 213 van 18.7.2014, blz. 36

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

38

Mistlampen achterzijde

Supplement 15 op wijzigingenreeks 00

PB L 4 van 7.1.2012, blz. 20

L3e, L4e, L5e en L7e

39

Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van voertuigen wat de snelheidsmeter en de installatie ervan betreft

Supplement 5 op de oorspronkelijke versie van het reglement

PB L 120 van 13.5.2010, blz. 40

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

43

Veiligheidsruiten

Supplement 2 op wijzigingenreeks 01

PB L 42 van 12.2.2014, blz. 1

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

46

Inrichtingen voor indirect zicht (achteruitkijkspiegels)

Supplement 1 op wijzigingenreeks 04

PB L 237 van 8.8.2014, blz. 24

L2e, L5e, L6e en L7e

50

Verlichtingsonderdelen voor voertuigen van categorie L

Supplement 16 op wijzigingenreeks 00

PB L 97 van 29.3.2014, blz. 1.

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

53

Installatie van verlichting (motorfiets)

Supplement 14 op wijzigingenreeks 01

PB L 166 van 18.6.2013, blz. 55

L3e

56

Koplampen voor bromfietsen en daaraan gelijkgestelde voertuigen

01

PB L 89 van 25.3.2014, blz. 1

L1e, L2e en L6e

57

Koplampen voor motorfietsen en daaraan gelijkgestelde voertuigen

02

PB L 130 van 1.5.2014, blz. 45

L3e, L4e, L5e en L7e

60

Identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters

Supplement 4 op wijzigingenreeks 00

PB L 297 van 15.10.2014, blz. 23

L1e en L3e

72

Koplampen voor motorfietsen en daaraan gelijkgestelde voertuigen (HS1)

01

PB L 75 van 14.3.2014, blz. 1

L3e, L4e, L5e en L7e

74

Installatie van verlichting (bromfiets)

Supplement 7 op wijzigingenreeks 00

PB L 166 van 18.6.2013, blz. 88

L1e

75

Banden

Supplement 13 op wijzigingenreeks 01

PB L 84 van 30.3.2011, blz. 46

L1e, L2e, L3e, L4e en L5e

78

Remsystemen, inclusief antiblokkeersystemen en gecombineerde remsystemen

Corrigendum 2 op wijzigingenreeks 03

PB L 24 van 30.1.2015, blz. 30

L1e, L2e, L3e, L4e en L5e

81

Achteruitkijkspiegels

Supplement 2 op wijzigingenreeks 00

PB L 185 van 13.7.2012, blz. 1

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

82

Koplampen voor bromfietsen en daaraan gelijkgestelde voertuigen (HS2)

01

PB L 89 van 25.3.2014, blz. 92

L1e, L2e en L6e

87

Dagrijlichten

Supplement 15 op wijzigingenreeks 00

PB L 4 van 7.1.2012, blz. 24

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

90

Vervangingsremvoeringsets en -trommelremvoeringen

02

PB L 185 van 13.7.2012, blz. 24

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

98

Koplichten met gasontladingslichtbronnen

Supplement 4 op wijzigingenreeks 01

PB L 176 van 14.6.2014, blz. 64

L3e

99

Gasontladingslichtbronnen

Supplement 9 op wijzigingenreeks 00

PB L 285 van 30.9.2014, blz. 35

L3e

112

Koplampen met asymmetrische lichtbundels

Supplement 4 op wijzigingenreeks 01

PB L 250 van 22.8.2014, blz. 67

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

113

Koplampen met symmetrische lichtbundels

Supplement 3 op wijzigingenreeks 01

PB L 176 van 14.6.2014, blz. 128

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

Toelichting:

Het feit dat een onderdeel in deze lijst is opgenomen, betekent niet dat installatie ervan verplicht is. Voor bepaalde onderdelen zijn echter voorschriften voor verplichte installatie vastgelegd in andere bijlagen bij deze verordening.”

2)

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 4.1.4 wordt vervangen door:

„4.1.4.

Als het ingebouwde REESS door de gebruiker extern kan worden geladen, moet de voortbeweging van het voertuig door zijn eigen aandrijfsysteem onmogelijk zijn zolang de connector van de externe stroombron fysiek verbonden is met het voertuigaansluitpunt. Voor voertuigen van categorie L1e met een massa in rijklare toestand van ≤ 35 kg moet de voortbeweging van het voertuig door zijn eigen aandrijfsysteem onmogelijk worden gemaakt zolang de connector van de batterijlader fysiek verbonden is met de externe stroombron. De naleving van dit voorschrift moet worden aangetoond door gebruik te maken van de door de voertuigfabrikant gespecificeerde connector of batterijlader. In het geval dat de oplaadkabels permanent aangesloten zijn, wordt aan het bovengenoemde voorschrift geacht voldaan te zijn wanneer duidelijk is dat het gebruik van de oplaadkabel het gebruik van het voertuig onmogelijk maakt (bv. doordat de kabel altijd over de bedieningsinstrumenten, het zadel of de stoel van de bestuurder of het stuur loopt, of wanneer de stoel die de ruimte afdekt waarin de kabel wordt bewaard open moet blijven staan).”;

b)

punt 4.3 wordt vervangen door:

„4.3   Achteruitrijden

De achteruitrijstand mag niet op ongecontroleerde wijze kunnen worden ingeschakeld zolang het voertuig naar voren beweegt, in zoverre die inschakeling een plotselinge en sterke vertraging of blokkering van de wielen zou kunnen veroorzaken. De achteruitrijstand mag echter op zodanige wijze kunnen worden ingeschakeld dat het voertuig er geleidelijk door kan vertragen.”.

3)

In bijlage VII, deel 1, wordt punt 1.1.1 vervangen door:

„1.1.1.

Voor alle veiligheidsruiten die op het voertuig zijn gemonteerd moet typegoedkeuring zijn verleend overeenkomstig VN/ECE-reglement nr. 43 (*).

(*)  PB L 42 van 12.2.2014, blz. 1.”."

4)

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

de punten 1.1.1.1 en 1.1.1.2 worden vervangen door:

„1.1.1.1.

Gewaarborgd moet worden dat er geen afwijkingen met betrekking tot de vorm en oriëntatie van de aanwezige symbolen zijn toegestaan, en met name dat het verboden is om de aanwezige symbolen op enigerlei wijze aan te passen.

1.1.1.2.

Kleine onregelmatigheden met betrekking tot lijndikte, het aanbrengen van de markering en andere relevante productietoleranties worden aanvaard, zoals voorzien in punt 4 van ISO 2575:2010/Amd1:2011 (ontwerpbeginselen).”;

b)

punt 2.1.3 wordt vervangen door:

„2.1.3.

Gewaarborgd moet worden dat er geen afwijkingen met betrekking tot de vorm en oriëntatie van de aanwezige symbolen zijn toegestaan, en met name dat het verboden is om de aanwezige symbolen op enigerlei wijze aan te passen.

Kleine onregelmatigheden met betrekking tot lijndikte, het aanbrengen van de markering en andere relevante productietoleranties worden aanvaard, zoals voorzien in punt 4 van ISO 2575:2010/Amd1:2011 (ontwerpbeginselen).”.

5)

Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1.12 wordt vervangen door:

„1.12.

Wanneer de automatische inschakeling van de koplampen of de activering van dagrijlichten is gekoppeld aan het lopen van een motor, wordt deze, voor voertuigen met elektrische of andere alternatieve aandrijving en voertuigen die zijn uitgerust met een automatisch stop-/startsysteem voor de aandrijfeenheid, geacht gekoppeld te zijn aan de activering van de hoofdbesturingsschakelaar waarbij het voertuig zich in normale bedrijfstoestand bevindt.”;

b)

punt 2.3.11.8 wordt vervangen door:

„2.3.11.8.

Overige voorschriften:

behoudens voorschriften voor verlichtingsinrichtingen voor achteruitrijlichten waarvoor typegoedkeuring kan worden verleend voor voertuigen van categorie L, moet het achteruitrijlicht goedgekeurd zijn overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 23 (**).

(**)  PB L 237 van 8.8.2014, blz. 1.”;"

c)

punt 2.3.15.8 wordt vervangen door:

„2.3.15.8.

Overige voorschriften:

behoudens voorschriften voor verlichtingsinrichtingen voor zijmarkeringslichten waarvoor typegoedkeuring kan worden verleend voor voertuigen van categorie L, moeten de lichten goedgekeurd zijn overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 91 (***).

(***)  PB L 4 van 7.1.2012, blz. 27.”."

6)

Bijlage XV wordt als volgt gewijzigd:

a)

de punten 1.1 en 1.1.1 worden vervangen door:

„1.1.

Behoudens de punten 1.1.1 en 1.1.2 moet voor alle op voertuigen gemonteerde banden, met inbegrip van eventuele reservebanden, typegoedkeuring overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 75 zijn verleend.

1.1.1.

Wanneer een voertuig is ontworpen voor gebruiksomstandigheden die niet verenigbaar zijn met de eigenschappen van banden waarvoor typegoedkeuring is verleend overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 75 zoals toepasselijk in de Unie-wetgeving ten tijde van de typegoedkeuringstest van het voertuig, en het om die reden noodzakelijk is banden met andere eigenschappen te monteren, is punt 1.1 niet van toepassing, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

voor de banden is een typegoedkeuring verleend overeenkomstig Richtlijn 92/23/EEG van de Raad (****), Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad (*****) of VN/ECE-Reglement nr. 106; en

ten genoegen van de goedkeuringsinstantie en de technische dienst is aangetoond dat de gemonteerde banden geschikt zijn voor de bedrijfsomstandigheden van het voertuig. De aard van deze ontheffing en de motivering van de aanvaarding worden duidelijk in het testrapport vermeld.

(****)  Richtlijn 92/23/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende banden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 129 van 14.5.1992, blz. 95)."

(*****)  Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1).”;"

b)

punt 1.2 wordt geschrapt;

c)

punt 2.2 wordt vervangen door:

„2.2.

De voertuigfabrikant kan de gebruikscategorie van de oorspronkelijke en vervangingsbanden die op een voertuig kunnen worden gemonteerd, beperken. In dat geval moeten de gebruikscategorieën van de banden die op het voertuig kunnen worden gemonteerd duidelijk in de gebruikershandleiding van het voertuig worden vermeld.”;

d)

punt 2.2.1 wordt geschrapt;

e)

punt 2.3 wordt vervangen door:

„2.3.

Elk wiel moet binnen de door de voertuigfabrikant aangegeven minimum- en maximumeisen inzake vering en besturing vrij kunnen bewegen in de wielkast wanneer gebruik wordt gemaakt van de grootste toegelaten maat banden en velgbreedte, rekening houdend met de minimum- en maximumoffset van de wielen (indien van toepassing). Dit moet worden geverifieerd door de grootste en de breedste banden in elke ruimte te controleren, rekening houdend met de toepasselijke velgmaat en de maximaal toegestane sectiebreedte en buitendiameter van de band, in verhouding tot de in de toepasselijke wetgeving vermelde bandenmaataanduiding. De controles moeten worden uitgevoerd door een model van de toelaatbare totale afmetingen in de vorm van de maximumcontouren van de band, niet alleen de werkelijke band, te draaien in de ruimte voor het wiel in kwestie.”;

f)

de volgende punten 2.3.1, 2.3.2 en 2.4 worden ingevoegd:

„2.3.1.

Alle banden die overeenkomstig punt 2.2 op het voertuig kunnen worden gemonteerd, moeten in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de toelaatbare totale afmetingen (d.w.z. de maximumcontouren) van de desbetreffende band, zoals toepasselijk in de Unie-wetgeving ten tijde van de typegoedkeuringstests van het voertuig. Daartoe wordt rekening gehouden met ofwel de specificaties zoals vermeld in bijlage 5 bij VN/ECE-Reglement nr. 75 ofwel met de toegestane percentages zoals voorzien voor afmetingen die niet in die bijlage zijn opgenomen (d.w.z. totale breedte van multiservice tyres (MST) + 25 %, normaal en winterbanden + 10 % bij velgdiametercode 13 en hoger en + 8 % bij velgdiametercodes tot en met 12).

2.3.2.

Bovendien is de toelaatbare dynamische expansie van diagonaal- en diagonaalgordelbanden waarvoor typegoedkeuring is verleend overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 75, afhankelijk van de snelheidscategorie en de gebruikscategorie van de band. Teneinde een passende keuze van vervangende diagonaal- en diagonaalgordelbanden voor de eindgebruiker van het voertuig te garanderen, moet de voertuigfabrikant rekening houden met zowel de toegestane gebruikscategorieën als de snelheidscategorie die verenigbaar is met de maximumontwerpsnelheid van het voertuig, voor het bepalen van de tolerantiemarge die is vastgelegd in punt 4.1 van bijlage 9 bij VN/ECE-Reglement nr. 75 (d.w.z. Hdyn = H × 1,10 tot en met Hdyn = H × 1,18). Naar keuze van de fabrikant kunnen strengere categorieën in aanmerking worden genomen.

2.4.

De technische dienst kan toestaan dat een alternatieve testprocedure (bv. een virtuele methode) wordt gevolgd om te controleren of aan de punten 2.3 tot en met 2.3.2 wordt voldaan, mits de afstand tussen de maximumcontouren van de band en de voertuigstructuur op alle punten groter is dan 10 mm.”;

g)

punt 4.2.2 wordt vervangen door:

„4.2.2.

Bij voertuigen die gewoonlijk met gewone banden zijn uitgerust en bij gelegenheid met sneeuwbanden, in welk geval het snelheidscategoriesymbool van de sneeuwband moet overeenkomen met een snelheid die hetzij hoger is dan de maximumontwerpsnelheid van het voertuig, hetzij niet lager is dan 130 km/h (of beide). Indien de maximumontwerpsnelheid van het voertuig niettemin hoger is dan de snelheid die overeenstemt met het laagste snelheidscategoriesymbool van de gemonteerde sneeuwbanden, moet in het voertuig op een voor de bestuurder duidelijk en permanent zichtbare plaats of, indien het voertuig geen binnenruimte heeft, zo dicht mogelijk bij het instrumentenpaneel, een waarschuwingslabel voor de maximumsnelheid zijn aangebracht, waarop de laagste waarde van de snelheidscapaciteit van de gemonteerde sneeuwbanden of de door de fabrikant aanbevolen voertuigsnelheid (indien die lager is) is vermeld.”.

7)

Bijlage XVI wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 2.1 wordt vervangen door:

„2.1.

Alle tekens op het plaatje moeten bestaan uit retroreflecterend materiaal, waarvoor typegoedkeuring is verleend als klasse D, E of D/E overeenkomstig VN/ECE-Reglement nr. 104 (******).

(******)  PB L 75 van 14.3.2014, blz. 29.”;"

b)

punt 3.3.1 wordt vervangen door:

„3.3.1.

het plaatje moet loodrecht (± 5°) op het langsvlak van het voertuig staan;”;

c)

punt 3.6.1, eerste streepje, wordt vervangen door:

„—

de twee verticale raakvlakken aan de twee zijranden van het plaatje, die naar de linker- en de rechterkant van het plaatje een naar buiten gemeten hoek van 30° vormen ten opzichte van het middenlangsvlak, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig, door het centrum van het plaatje;”;

d)

punt 3.6.2, eerste streepje, wordt vervangen door:

„—

de twee verticale raakvlakken aan de twee zijranden van het plaatje, die naar de linker- en de rechterkant van het plaatje een naar buiten gemeten hoek van 30° vormen ten opzichte van het middenlangsvlak, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig, door het centrum van het plaatje;”.

8)

Bijlage XVII wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende punt 1.1.6.3.1 wordt toegevoegd:

„1.1.6.3.1.

Indien de hoogte van het instrumentenpaneel echter hoger is dan het horizontale vlak door het R-punt van de zitplaats van de bestuurder, moet een knievormig testapparaat worden gebruikt boven de horizontale bovengrens van zone 2 om alle randen van het instrumentenpaneel die kunnen worden geraakt te beoordelen, alsook eventuele elementen die er rechtstreeks op zijn aangebracht en zich onder de hoogte van het instrumentenpaneel bevinden. De technische dienst moet in het testrapport duidelijk vermelden welke delen van het interieur worden beschouwd als deel uitmakende van het instrumentenpaneel en betrokken elementen, met instemming van de typegoedkeuringsinstantie. Het stuurorgaan moet bij het bepalen van de hoogte van het instrumentenpaneel buiten beschouwing worden gelaten.”;

b)

het volgende punt 2.1.8 wordt toegevoegd:

„2.1.8.

Randen op binnenachteruitkijkspiegels (klasse 1) waarvoor typegoedkeuring is verleend die kunnen worden geraakt, worden geacht te voldoen aan de voorschriften van deze bijlage.”;

c)

punt 2.2.1 wordt vervangen door:

„2.2.1.

In deze zone, alsook in de zone die onder punt 1.1.6.3.1 valt, moet het knievorming testapparaat vanuit elke beginpositie in horizontale en voorwaartse richting worden bewogen, terwijl de richting van de X-as van het apparaat binnen de opgegeven grenzen mag worden gevarieerd. Alle randen die kunnen worden geraakt, met uitzondering van die welke hieronder worden vermeld, moeten zijn afgerond met een kromtestraal van ten minste 3,2 mm. Aanraking met de achterzijde van het apparaat moet buiten beschouwing worden gelaten.”;

d)

de volgende punten 2.4, 2.4.1 en 2.4.2 worden toegevoegd:

„2.4.   Zones 1, 2 en 3:

2.4.1.

Kromtestralen van randen die kunnen worden geraakt die niet nauwkeurig kunnen worden gemeten met de conventionele meetinstrumenten (zoals een straalmeter) vanwege afgeschuinde hoeken, beperkte uitsteeksels, decoratieve afwijkingen of korrelingen op het oppervlak worden geacht aan de voorschriften te voldoen indien zij ten minste afgeplat zijn.

2.4.2.

De voertuigfabrikant kan er bij wijze van alternatief voor kiezen om alle desbetreffende voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 21 (*******) zoals voorgeschreven voor voertuigen van categorie M1 volledig toe te passen voor het gehele interieur, en niet slechts voor delen ervan.

(*******)  PB L 188 van 16.7.2008, blz. 32.”."

9)

Bijlage XVIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1.1.2.1.1 wordt vervangen door:

„1.1.2.1.1.

Aanpassing van de instellingen van de bougie(s), waaronder tijdstip en/of aanwezigheid van de vonk, om de maximumontwerpsnelheid en/of het maximumvermogen van het voertuig te begrenzen, is toegestaan voor de (sub)categorieën L3e-A2 (alleen indien maximaal nettovermogen ≥ 20 kW), L3e-A3, L4e-A, L5e, L6eB en L7eC. Het kan ook worden toegestaan voor andere subcategorieën op voorwaarde dat die aanpassing bij de maximumontwerpsnelheid en/of het maximumvermogen van het voertuig geen negatieve gevolgen heeft wat de emissies van verontreinigende gassen, CO2-emissies en brandstofverbruik betreft, hetgeen door de technische dienst moet worden gecontroleerd.”;

b)

punt 1.1.2.5 wordt vervangen door:

„1.1.2.5.

Ten minste twee van de in de punten 1.1.2.1 tot en met 1.1.2.4 genoemde begrenzingsmethoden moeten onafhankelijk van elkaar werken, verschillen van aard en berusten op verschillende ontwerpopvattingen, hoewel mag worden gebruikgemaakt van vergelijkbare elementen (bv. maatregelen waarbij het begrip toerental als criterium wordt gebruikt, maar in het ene geval zoals gemeten in een motor en in het andere geval zoals gemeten in de aandrijving of de versnellingsbak). Indien een van de methoden niet naar behoren werkt (bv. als gevolg van manipulatie), mag dit de begrenzende werking van de andere middelen niet beïnvloeden. In dat geval kunnen het te bereiken maximumvermogen en/of de te bereiken maximumsnelheid van het voertuig lager zijn dan onder normale omstandigheden. Onverminderd de in punt 4.1.4 van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 44/2014 vastgestelde toleranties voor de conformiteit van de productie mogen het maximumvermogen en/of de maximumsnelheid van het voertuig niet hoger zijn dan bij de typegoedkeuring is aangetoond, indien een van de twee redundante begrenzingsmethoden is geschrapt.”;

c)

de volgende punten 1.1.2.6 tot en met 1.1.2.9 worden toegevoegd:

„1.1.2.6.

Het is de voertuigfabrikant toegestaan om gebruik te maken van andere begrenzingsmethoden dan die zijn vermeld in de punten 1.1.2.1 tot en met 1.1.2.4, mits de fabrikant aan de technische dienst en naar tevredenheid van de typegoedkeuringsinstantie kan aantonen dat die alternatieve begrenzingsmethoden voldoen aan de redundantiebeginselen van punt 1.1.2.5 en mits ten minste een van de in de punten 1.1.2.1, 1.1.2.2 of 1.1.2.3 vermelde parameters (bv. beperking van brandstofmassa, luchtmassa, vonkafsteking en aandrijvingstoerental) in een van de begrenzingsmethoden wordt toegepast.

1.1.2.7.

Het is de fabrikant toegestaan om twee of meer afzonderlijke in de punten 1.1.2.1 tot en met 1.1.2.4 begrenzingsmethoden te combineren als onderdeel van zijn begrenzingsstrategie. Een dergelijke combinatie van begrenzingsmethoden wordt beschouwd als een enkele begrenzingsmethode in de zin van punt 1.1.2.5.

1.1.2.8.

In de punten 1.1.2.1 tot en met 1.1.2.4 vermelde afzonderlijke begrenzingsmethoden of combinaties van begrenzingsmethoden mogen meer dan eens worden toegepast op voorwaarde dat zij daarbij onafhankelijk van elkaar werken, zoals vereist in punt 1.1.2.5, zodat een verkeerde werking van een van de methoden (bv. vanwege manipulatie) geen nadelige invloed heeft op de werking van diezelfde begrenzingsmethode of van een combinatie van methoden in een andere toepassing.

1.1.2.9.

Een begrenzingsstrategie die bij een verkeerde werking (bv. vanwege manipulatie) een speciale modus activeert (bv. een noodstrategie) met een aanzienlijk verminderde maximumsnelheid en/of maximumvermogen van het voertuig die niet geschikt zijn voor een normale werking, of die een contactslot activeert waardoor de motor gedurende de verkeerde werking niet ingeschakeld kan worden, wordt beschouwd als één begrenzingsmethode.”;

d)

punt 1.1.4 wordt vervangen door:

„1.1.4.

Het is verboden om andere middelen ter beschikking te stellen of te gebruiken die de voertuiggebruiker in staat stellen de begrenzing van de maximale prestaties van de aandrijfeenheid, zoals bepaald op basis van de overeenkomstig bijlage I, deel B, punt 2.8, items 1.8.2 tot en met 1.8.9, bij Verordening EU nr. 901/2014 ingediende informatie, rechtstreeks of onrechtstreeks aan te passen, in te stellen, te selecteren of te wijzigen (bv. een hogeprestatieschakelaar, een speciale gecodeerde herkenningstransponder in de contactsleutel, een fysieke of elektronische schakelaarinstelling, een in een elektronisch menu selecteerbare optie, een programmeerbaar kenmerk van een regeleenheid) met een overschrijding van de maximale prestaties tot gevolg.”;

e)

punt 2.1 wordt vervangen door:

„2.1.

De voertuigfabrikant moet op aantoonbare wijze voldoen aan de bijzondere voorschriften van de punten 1.1 tot en met 1.1.2.9 door aan te tonen dat twee of meer van de gebruikte methoden door de integratie van specifieke inrichtingen en/of functies in het aandrijfsysteem van het voertuig zorgen voor de vereiste begrenzing van het nominaal continu maximumvermogen of nettomaximumvermogen en/of de maximumsnelheid van het voertuig en dat elke methode dit volledig onafhankelijk doet.”.

10)

Bijlage XIX wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1.1.1 wordt vervangen door:

„1.1.1.

Voertuigen van categorie L1e-A en rijwielen met trapaandrijving van categorie L1e-B moeten zo zijn ontworpen en gebouwd dat ze voldoen aan alle voorschriften met betrekking tot vereisten en testmethoden die zijn vastgesteld voor het stuur en de stuurstang, zadelpennen, voorvorken en frames in norm ISO 4210:2014, ongeacht tekortkomingen in het toepassingsgebied van die norm. De minimumwaarde van de vereiste testkrachten moet overeenkomen met tabel 19-1 in punt 1.1.1.1.”;

b)

het volgende punt 1.1.1.1 wordt toegevoegd:

„1.1.1.1.

Tabel 19-1

Test en minimumkrachten of minimumaantal testcycli voor voertuigen van categorie L1e-A en rijwielen met trapaandrijving van voertuigcategorie L1e-B

Onderwerp

Testnaam

Verwijzing naar de te gebruiken test

Minimumwaarde van de vereiste testkracht of minimumaantal testcycli

Stuur en stuurstang

Laterale buigtest (statisch)

ISO 4210-5:2014, testmethode 4.3

800 N (= Kracht, F2)

Vermoeiingstest (Fase 1 — belasting in tegenfase)

ISO 4210-5:2014, testmethode 4.9

270 N (= Kracht, F6)

Vermoeiingstest (Fase 2 — belasting in fase)

ISO 4210-5:2014, testmethode 4.9

2014, testmethode 4.9

370 N (= Kracht, F7)

Frame

Vermoeiingstest met trapaandrijving

ISO 4210-6:2014, testmethode 4.3

1 000 N (= Kracht, F1)

Vermoeiingstest met horizontale krachten

ISO 4210-6:2014, testmethode 4.4

C1 = 100 000 (= Aantal testcycli)

Vermoeiingstest met verticale kracht

ISO 4210-6:2014, testmethode 4.5

1 100 N (= Kracht, F4)

Voorvork

Statische buigtest

ISO 4210-6:2014, testmethode 5.3

1 500 N (= Kracht, F5)

Zadelpen

Fase 1, vermoeiingstest

ISO 4210-9:2014, testmethode 4.5.2

1 100 N (= Kracht, F3)

Fase 2, statische sterktetest

ISO 4210-9:2014, testmethode 4.5.3

2 000 N (= Kracht, F4)”;

c)

in punt 1.2 wordt „aandrijving” vervangen door „aandrijflijn”.



BIJLAGE II

Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014

De bijlagen bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt vervangen door:

„BIJLAGE I

Lijst van VN/ECE-reglementen die verplicht van toepassing zijn

VN/ECE-Reglement nr.

Onderwerp

Wijzigingenreeks

Verwijzing naar het PB

Toepasselijke categorieën

10

Elektromagnetische compatibiliteit (EMC)

Supplement 1 op wijzigingenreeks 04

PB L 254 van 20.9.2012, blz. 1

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

62

Beveiliging tegen onrechtmatig gebruik

Supplement 2 op wijzigingenreeks 00

PB L 89 van 27.3.2013, blz. 37

L1e, L2e, L3e, L4e, L5e, L6e en L7e

Toelichting:

Het feit dat een onderdeel in deze lijst is opgenomen, betekent niet dat installatie ervan verplicht is. Voor bepaalde onderdelen zijn echter voorschriften voor verplichte installatie vastgelegd in andere bijlagen bij deze verordening.”

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 2.3.1.1 wordt „cilinder en zuiger” vervangen door „cilinder, zuiger”;

b)

in punt 2.3.1.2 wordt „cilinder en zuiger” vervangen door „cilinder, zuiger”;

c)

punt 3.2.1.3 wordt vervangen door:

„3.2.1.3

Een merkteken dat overeenkomstig de artikelen 2 en 4 van, en bijlage I bij, Verordening (EU) nr. 168/2013 de (sub)categorie van het voertuig aangeeft, moet leesbaar op het oppervlak van het spruitstuk zijn aangebracht.”;

d)

het volgende punt 3.2.2.5 wordt toegevoegd:

„3.2.2.5

Bij tweetaktmotoren mag de dikte van een pakking tussen de cilinderbasis en het carter, indien aanwezig, niet meer bedragen dan 0,5 mm, na montage.”;

e)

de volgende punten 3.3, 3.3.1 en 3.3.2 worden toegevoegd:

„3.3.   Continuvariabele transmissie (CVT)

3.3.1.

De dekplaten van de CVT, indien aanwezig, moeten zijn bevestigd met ten minste 2 zelfbrekende bouten of alleen met bijzonder gereedschap kunnen worden gedemonteerd.

3.3.2.

Het CVT-mechanisme dat bedoeld is om de overbrengingsverhouding te begrenzen door beperking van de werkelijke afstand tussen twee schijven moet op dusdanige wijze in een of beide schijven zijn geïntegreerd dat het onmogelijk is om de werkelijke afstand zo te wijzigen dat de maximumsnelheid van het voertuig met meer dan 10 % van de toelaatbare maximumsnelheid van het voertuig wordt verhoogd zonder dat het schijvensysteem wordt vernield. Als de fabrikant in de CVT verwisselbare tussenringen gebruikt om de maximumsnelheid van het voertuig aan te passen, mag de volledige verwijdering van deze ringen niet leiden tot een verhoging van meer dan 10 % van de maximumsnelheid van het voertuig.”;

f)

de punten 3.5, 3.5.1 en 3.5.2 worden geschrapt;

g)

de punten 4 tot en met 4.2.3 worden vervangen door:

„4.   Aanvullende specifieke voorschriften voor voertuigen van de (sub)categorieën L3e-A1 en L4e-A1

4.1.

Voertuigen van de subcategorieën L3e-A1 en L4e-A1 moeten voldoen aan de voorschriften van ofwel de punten 4.2 tot en met 4.2.3, ofwel de punten 4.3, 4.3.1 en 4.3.2, ofwel de punten 4.4, 4.4.1 en 4.4.2, alsmede de voorschriften van de punten 4.5, 4.6 en 4.7. Daarnaast moeten zij voldoen aan de voorschriften van de punten 3.2.2.1, 3.2.2.3, 3.2.2.4, 3.2.2.5, 3.2.3.1 en 3.2.3.3.

4.2.

Er moet een niet-demonteerbare bus in de inlaat worden geplaatst. Indien deze bus zich in het spruitstuk bevindt, moet dit onderdeel op het motorblok zijn bevestigd met behulp van zelfbrekende bouten of met bouten die alleen met bijzonder gereedschap kunnen worden gedemonteerd.

4.2.1.

De bus moet een hardheid van ten minste 60 HRC hebben. Ter hoogte van de restrictie mag de dikte van de bus ten hoogste 4 mm bedragen.

4.2.2.

Elke ingreep die tot doel heeft de bus te verwijderen of te wijzigen moet de vernieling ervan en van het dragende onderdeel tot gevolg hebben of de werking van de motor volledig en blijvend verstoren totdat de goedgekeurde toestand is hersteld.

4.2.3.

Een merkteken dat overeenkomstig de artikelen 2 en 4 van, en bijlage I bij, Verordening (EU) nr. 168/2013 de (sub)categorie van het voertuig aangeeft, moet leesbaar op het oppervlak van de bus of niet ver daar vandaan zijn aangebracht.”;

h)

de punten 4.2.4 tot en met 4.2.12 worden geschrapt;

i)

de volgende punten 4.3 tot en met 4.7 worden toegevoegd:

„4.3.

Spruitstukken moeten zijn bevestigd met zelfbrekende bouten of met bouten die alleen met bijzonder gereedschap kunnen worden gedemonteerd. Een restrictie, waarvan de plaats aan de buitenzijde is aangegeven, moet in het spruitstuk zijn aangebracht; op die plaats mag de dikte van de wand niet meer dan 4 mm bedragen, dan wel niet meer dan 5 mm indien deze bestaat uit elastisch materiaal zoals rubber.

4.3.1.

Elke ingreep die tot doel heeft de restrictie in het spruitstuk te veranderen, moet de vernieling ervan tot gevolg hebben of de werking van de motor volledig en blijvend verstoren totdat de goedgekeurde toestand is hersteld.

4.3.2.

Een merkteken dat overeenkomstig de artikelen 2 en 4 van, en bijlage I bij, Verordening (EU) nr. 168/2013 de (sub)categorie van het voertuig aangeeft, moet leesbaar op het oppervlak van het spruitstuk zijn aangebracht.

4.4.

Het deel van de inlaat dat zich in de cilinderkop bevindt, moet voorzien zijn van een restrictie. Er mag zich in de inlaat geen nauwere doorsnede bevinden (behalve de doorsnede van de klepzetels).

4.4.1.

Elke ingreep die tot doel heeft de restrictie in de inlaat te veranderen moet de vernieling ervan tot gevolg hebben of de werking van de motor volledig en blijvend verstoren totdat de goedgekeurde toestand is hersteld.

4.4.2.

Een merkteken dat overeenkomstig de artikelen 2 en 4 van en bijlage I bij Verordening (EU) nr. 168/2013 de categorie van het voertuig aangeeft, moet leesbaar op het oppervlak van de cilinderkop zijn aangebracht.

4.5.

De diameter van de in punt 4.2 genoemde restricties mag variëren naargelang van de (sub)categorie van het voertuig in kwestie.

4.6.

De fabrikant moet de diameter van de restrictie(s) opgeven en tegenover de typegoedkeuringsinstantie en de technische dienst aantonen dat de restrictie in kwestie het meest kritisch is voor de gastoevoer en dat er geen enkele andere doorsnede is die bij wijziging de prestaties van de aandrijfeenheid kan verhogen.

4.7.

De dikte van een cilinderkoppakking mag na montage niet meer dan 1,6 mm bedragen.”;

j)

punt 5.1 wordt vervangen door:

„5.1.

Varianten of uitvoeringen binnen hetzelfde voertuigtype van subcategorie L3e-A2 of van subcategorie L4e-A2 die voldoen aan de omzettingsvoorschriften van punt 4 van bijlage III, mogen niet zijn afgeleid van een type, variant of uitvoering van L3e-A3 of L4e-A3 met een maximaal nettovermogen en/of nominaal continu maximumvermogen dat meer dan het dubbele bedraagt van de waarden die zijn vermeld in de classificatie van de subcategorieën L3e-A2 of L4e-A2 in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 168/2013 (bv. 70 kW tot 35 kW of lager, 50 kW tot 35 kW of lager).”;

k)

het volgende punt 5.2.2 wordt toegevoegd:

„5.2.2.

het brandstoftoevoersysteem”;

l)

de punten 5.2.3 tot en met 5.2.6 worden vervangen door:

„5.2.3.

het luchtinlaatsysteem met inbegrip van een of meer luchtfilter(s) (wijziging of verwijdering);

5.2.4.

de aandrijving;

5.2.5.

de regeleenheid of -eenheden die de prestaties van de aandrijfeenheid van de aandrijflijn regelen;

5.2.6.

verwijdering van onderdelen (mechanisch, elektrisch, constructief, enz.) waardoor de vollast van de motor wordt begrensd zodat de overeenkomstig bijlage II, onder A), bij Verordening (EU) nr. 168/2013 goedgekeurde prestaties van de aandrijfeenheid op enigerlei wijze worden gewijzigd.”;

l)

punt 5.2.7 wordt geschrapt;

m)

de volgende punten 6 tot en met 6.5.2 worden toegevoegd:

„6.   Aanvullende voorschriften voor voertuigen van de (sub)categorieën L1e, L2e, L3e-A1, L4e-A1 en L6e

6.1.

De hieronder vermelde voertuigdelen, uitrustingsstukken en onderdelen moeten blijvend en onuitwisbaar worden gemerkt met een door de voertuigfabrikant of de fabrikant van die voertuigdelen, uitrustingsstukken en onderdelen voor de identificatie toegekend codenummer en symbool. Het merken kan geschieden met behulp van een etiket op voorwaarde dat dit leesbaar blijft bij normaal gebruik en dat het niet kan worden verwijderd zonder het te vernietigen.

6.2.

Het in punt 6.1 bedoelde merkteken moet in principe zichtbaar zijn zonder het desbetreffende voertuigdeel of andere onderdelen van het voertuig te demonteren. Wanneer de carrosserie of een ander voertuigonderdeel het merkteken onzichtbaar maakt, moet de constructeur van het voertuig de bevoegde instanties gegevens verschaffen over de plaats van het merkteken en aanwijzingen voor het openmaken of het demonteren van de desbetreffende carrosseriedelen.

6.3.

De tekens, cijfers of symbolen moeten minstens 2,5 mm hoog en gemakkelijk leesbaar zijn.

6.4.

De in punt 6.1 bedoelde voertuigdelen, uitrustingsstukken en onderdelen zijn de volgende, voor alle subcategorieën:

6.4.1.

alle elektrische/elektronische voorzieningen voor het beheer van de verbrandingsmotor of de elektromotor (ECU-ontstekingsmodule, inspuiters, inlaatluchttemperatuur enz.),

6.4.2.

carburateur of soortgelijke voorziening,

6.4.3.

katalysator(en) (alleen indien niet geïntegreerd in de geluiddemper),

6.4.4.

carter,

6.4.5.

cilinder,

6.4.6.

cilinderkop,

6.4.7.

uitlaatpijp(en) (indien gescheiden van de uitlaatgeluiddemper),

6.4.8.

spruitstuk (wanneer dit geen deel uitmaakt van de carburateur, de cilinder of het carter),

6.4.9.

inlaatdemper (luchtfilter),

6.4.10.

restrictie (bus of andere voorzieningen),

6.4.11.

geluidsverminderingsvoorziening (demper(s)),

6.4.12.

door de transmissie aangedreven onderdeel (achtertandwiel of -oprolas),

6.4.13.

aandrijforgaan van de transmissie (voortandwiel of -oprolas).

6.5.

Daarnaast worden bij de categorieën L1e, L2e en L26 op de volgende voertuigdelen, uitrustingsstukken en onderdelen een merkteken aangebracht overeenkomstig punt 6.1:

6.5.1.

transmissie CVT,

6.5.2.

bedieningsorgaan van de transmissie.”.

3)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

a)

de punten 4.2.5, 4.2.6 en 4.2.7 worden vervangen door:

„4.2.5.

Alle andere typegoedkeuringsvoorschriften dan die welke worden vermeld in de punten 4.2.2, 4.2.3 en 4.2.4 en in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 168/2013 moeten worden beschouwd als gemeenschappelijk en gelijkwaardig tussen de motorfietsconfiguraties (L3e/L4e)-A2 en (L3e/L4e)-A3, en moeten derhalve slechts eenmaal worden getest voor beide prestatieconfiguraties en er moet slechts eenmaal over worden gerapporteerd. Daarnaast worden testrapporten met betrekking tot systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen of uitrustingstukken van het voertuig die voor beide configuraties aan dezelfde typegoedkeuringsvoorschriften voldoen, aanvaard voor de typegoedkeuring van om het even welke van deze configuraties.

4.2.6.

Er moet één typegoedkeuring voor gehele voertuigen worden afgegeven voor motorfietsconfiguraties van de categorie (L3e/L4e)-A2 met een uniek EU-typegoedkeuringsnummer.

4.2.7.

Er moet één typegoedkeuring voor gehele voertuigen worden afgegeven voor motorfietsconfiguraties van de categorie (L3e/L4e)-A2 met een uniek EU-typegoedkeuringsnummer. Beide in punt.2.6 en dit punt bedoelde typegoedkeuringsnummers moeten in de overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EU) nr. 168/2013 en bijlage V bij Verordening (EU) nr. 901/2014 voorgeschreven plaat worden gedrukt. Ter vergemakkelijking van de omzetting van motorfietsconfiguraties van subcategorie (L3e/L4e)-A2 naar die van subcategorie (L3e/L4e)-A3 en omgekeerd, moet een model voor een overeenkomstige verklaring van de voertuigfabrikant bij het informatiedossier overeenkomstig bijlage I, deel B, aanhangsel 24, bij Verordening (EU) nr. 901/2014 worden gevoegd. Daarnaast voorziet de voertuigfabrikant overeenkomstig het model van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 901/2014 in de specifieke vermeldingen voor de configuraties L3e-A2 en L3e-A3 op het certificaat van overeenstemming.”;

b)

de punten 4.2.10 en 4.2.11 worden vervangen door:

„4.2.10.

Het certificaat van overeenstemming moet worden ingevuld overeenkomstig de voorschriften van punt 1.7 van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 901/2014.

4.2.11.

Er wordt slechts één voertuigidentificatienummer (VIN) van de configuraties (L3e/L4e)-A2 en A3 toegewezen aan motorfietsen die kunnen worden omgebouwd van de subcategorie (L3e/L4e)-A2 tot (L3e/L4e)-A3 of omgekeerd. Op de voorgeschreven plaat die op het voertuig is aangebracht wordt dit VIN aangegeven, onder duidelijke opgave van de stationaire geluidsniveaus in beide configuraties alsmede het maximale nettovermogen of het continu nominale maximumvermogen in de configuratie (L3e/L4e)-A2.”;

c)

punt 4.4.2 wordt geschrapt;

d)

in punt 6.1 wordt de rij die betrekking heeft op het voorschrift dat is opgenomen in punt A 2 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 168/2013 vervangen door:

„Punt A 2 van bijlage II

Zelftesten

Testprocedures voor de maximumontwerpsnelheid van het voertuig

Geldt alleen voor de subcategorieën L3e, L4e en L5e en omvat geen andere tests van de prestaties van de aandrijfeenheid.”.

4)

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 4.1.1.3.1 wordt „uitlaat- en CO2-emissies” vervangen door „CO2- en verontreinigende uitlaatemissies”;

b)

in punt 4.1.1.3.1.1 wordt „uitlaat- en CO2-emissies” vervangen door „CO2- en verontreinigende uitlaatemissies”;

c)

punt 4.1.1.3.1.1.1.1.1 wordt vervangen door:

„Indien de in artikel 23, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 168/2013 vastgestelde duurzaamheidsmethode van toepassing is, worden de verslechteringsfactoren bepaald aan de hand van de resultaten van de test van type I met betrekking tot de emissies tot en met de volledige afstand als bedoeld in bijlage VII, onder A), bij Verordening (EU) nr. 168/2013 en in overeenstemming met de in punt 4.1.1.3.1.1.1.1.2 genoemde lineaire berekeningsmethode die resulteert in hellings- en offset-waarden per emissiebestanddeel. De resultaten met betrekking tot de emissies van verontreinigende stoffen voor de conformiteit van de productie worden berekend met de formule:

Vergelijking 4-1:

 

als x ≤ b dan y = a · x + b;

 

als x > b dan y = x

waarbij:

a

=

de hellingswaarde die is bepaald overeenkomstig de test van type V in overeenstemming met bijlage V, onder A), bij Verordening (EU) nr. 168/2013;

b

=

de offsetwaarde die is bepaald overeenkomstig de test van type V in overeenstemming met bijlage V, onder A), bij Verordening (EU) nr. 168/2013;

x

=

de resultaten voor de test met betrekking tot verontreinigende emissies (HC, CO, NOx, NMHC en PM, indien van toepassing) per emissiebestanddeel van een voertuig dat maximaal totaal 100 km heeft afgelegd na de eerste start op de productielijn, in mg/km;

y

=

resultaten per bestanddeel van de emissies van verontreinigende stoffen voor de conformiteit van de productie in mg/km. De gemiddelde resultaten voor de conformiteit van de productie moeten lager zijn dan de in bijlage VI, onder A), bij Verordening (EU) nr. 168/2013 vastgestelde grenswaarden voor emissies van verontreinigende stoffen.”;

d)

in punt 4.1.1.3.1.1.1.3 wordt „uitlaat- en CO2-emissies” vervangen door „CO2- en verontreinigende uitlaatemissies”;

e)

in punt 4.1.1.3.1.1.2.2 wordt „uitlaat- en CO2-emissies” vervangen door „CO2- en verontreinigende uitlaatemissies”;

f)

in punt 4.1.1.3.1.1.2.3 wordt „uitlaat- en CO2-emissies” vervangen door „CO2- en verontreinigende uitlaatemissies”;

g)

in punt 4.1.1.3.2.1 wordt „uitlaat- en CO2-emissies” vervangen door „CO2- en verontreinigende uitlaatemissies”;

h)

in punt 4.1.1.3.2.3 wordt „de uitlaatemissiegrenswaarden” vervangen door „de grenswaarden voor verontreinigende uitlaatemissies”;

i)

in punt 4.1.1.3.2.4 wordt „Vergelijking 4-2:” vervangen door „Vergelijking 4-3:”;

j)

in punt 4.1.1.3.3.1 wordt „uitlaat- en CO2-emissies” vervangen door „CO2- en verontreinigende uitlaatemissies”;

k)

in punt 4.1.1.3.3.3 wordt „uitlaat- en CO2-emissies” vervangen door „CO2- en verontreinigende uitlaatemissies”;

l)

in punt 4.1.1.3.2.4 wordt „Vergelijkingen 4-3:” vervangen door „Vergelijkingen 4-4:”;

m)

in punt 4.1.1.3.4.6 wordt „Vergelijkingen 4-4:” vervangen door „Vergelijkingen 4-5:”;

n)

in punt 4.1.1.4 wordt in de tweede, derde en vijfde alinea „uitlaat- en CO2-emissies” vervangen door „CO2- en verontreinigende uitlaatemissies”.

5)

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende punten 1.1.1, 1.1.1.1 en 1.1.1.2 worden toegevoegd:

„1.1.1.

Voertuigen van de categorieën L1e, L3e en L4e moeten voldoen aan de volgende algemene voorschriften:

1.1.1.1.

De voertuigen mogen niet zijn voorzien van enig naar buiten gericht puntig, scherp of uitstekend deel met een zodanige vorm, afmeting, richting of hardheid dat het risico of de ernst van lichamelijk letsel van een persoon die bij een ongeval tegen het voertuig stoot of daardoor wordt geraakt, wordt vergroot. De voertuigen moeten zodanig ontworpen zijn dat de delen en randen waarmee kwetsbare weggebruikers als voetgangers in geval van een ongeluk in aanraking kunnen komen, voldoen aan de voorschriften van de punten 1 tot en met 1.3.8.

1.1.1.2.

Alle uitstekende delen of randen die geraakt kunnen worden en die zijn vervaardigd van of bekleed met materiaal zoals zacht rubber of zachte kunststof met een hardheid van minder dan 60 Shore A, worden geacht te voldoen aan de voorschriften van de punten 1.3 tot en met 1.3.8. De hardheid wordt gemeten wanneer het materiaal naar behoren op het voertuig is gemonteerd.”;

b)

de punten 1.1.2 tot en met 1.1.3.2 worden vervangen door:

„1.1.2.   Specifieke voorschriften voor voertuigen van de categorieën L1e, L3e en L4e

1.1.2.1.

De voertuigen worden beoordeeld overeenkomstig de punten 1.2 tot en met 1.2.4.1.

1.1.2.2.

In het geval van voertuigen die zijn voorzien van een structuur of panelen die bedoeld zijn om de berijder, de passagier of de bagage te omgeven of gedeeltelijk te omgeven of om delen van het voertuig af te dekken, kan de voertuigfabrikant bij wijze van alternatief de desbetreffende voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 26 (*) toepassen zoals voorgeschreven voor voertuigcategorie M1, op grond waarvan hetzij specifieke uitstekende delen hetzij het volledige buitenoppervlak van het voertuig moet worden afgedekt. In dergelijke gevallen moet bijzondere aandacht worden besteed aan de vereiste kromtestralen, maar hoeft de mate waarin hendels, scharnieren, drukknoppen en antennes uitsteken niet te worden gecontroleerd.

De desbetreffende uitstekende delen die overeenkomstig deze bepaling worden beoordeeld, moeten duidelijk worden aangegeven in het informatiedocument en het resterende buitenoppervlak moet voldoen aan de voorschriften van de punten 1 tot en met 1.3.8.

1.1.3.   Specifieke voorschriften voor voertuigen van categorie L4e

1.1.3.1.

Bij motorfietsen met zijspan waarbij het zijspan hetzij vast hetzij demontabel is, hoeft de ruimte tussen de motorfiets en het zijspan niet te worden beoordeeld (zie figuur 8-1).

Figuur 8-1

Bovenaanzicht van een motorfiets van categorie L4e met zijspan

Image

1.1.3.2.

Als het zijspan zodanig demontabel is dat de motorfiets ook zonder kan worden gebruikt, moet de motorfiets zelf voldoen aan de voorschriften voor solomotorfietsen onder de punten 1 tot en met 1.3.8.”;

(*)  PB L 215 van 14.8.2010, blz. 27"

c)

de punten 1.1.4 tot en met 1.1.4.2 worden geschrapt;

d)

de punten 1.2.3 tot en met 1.2.3.2 worden vervangen door:

„1.2.3.

De testinrichting wordt in een vloeiende beweging van de voorzijde naar de achterzijde van het voertuig bewogen, aan beide zijden van het voertuig. Indien de testinrichting in aanraking komt met de stuurinrichting of daaraan bevestigde onderdelen, moet de stuurinrichting worden weggedraaid totdat deze volledig blokkeert; in de tussentijd en daarna wordt de test voortgezet. Tijdens de test moet de testinrichting steeds in aanraking blijven met het voertuig of de berijder (zie figuur 8-2).

Figuur 8-2

De bewegingszones van de testinrichting

Image

1.2.3.1.

De voorzijde van het voertuig wordt als eerste geraakt en de testinrichting wordt in zijwaartse richting naar buiten toe langs de omtrek van het voertuig en de berijder (indien van toepassing) bewogen. De testinrichting mag daarbij tevens naar binnen toe bewegen met een snelheid die niet hoger is dan de snelheid van de beweging in achterwaartse richting (d.w.z. onder een hoek van 45° ten opzichte van het middenlangsvlak van het voertuig).

1.2.3.2.

De handen en voeten van de berijder worden weggedrukt door de testinrichting indien deze rechtstreeks hiermee in aanraking komt en de betrokken steunen (bv. de voetsteunen) moeten onbelemmerd kunnen draaien, wegklappen of buigen als gevolg van de aanraking van de testinrichting en worden in alle daaruit voortvloeiende tussenstanden beoordeeld.”;

e)

punt 1.3.3.2 wordt vervangen door:

„1.3.3.2.

Indien de bovenrand is voorzien van een kromtestraal, mag deze niet groter zijn dan 0,70 maal de dikte van het windscherm of de kuip, gemeten vanaf de bovenrand.”;

f)

punt 1.3.5.2 wordt vervangen door:

„1.3.5.2.

De kromtestraal waarvan de voorkant van het voorspatbord is voorzien, mag niet groter zijn dan 0,70 maal de dikte van het spatbord, gemeten vanaf de voorkant, (bv. bij een ronde hiel van plaatijzer aan de rand wordt de diameter van de hiel als de relevante dikte beschouwd).”;

g)

in punt 2.1.2.1.1 wordt de volgende tweede alinea ingevoegd:

„In overeenstemming met de eerste alinea mogen sommige gedeelten van de betrokken voertuigsoorten worden beoordeeld met een inrichting voor het testen van uitstekende delen (zie aanhangsel 1) en worden de overige gedeelten beoordeeld met een bol met een diameter van 100 mm (zie VN/ECE-Reglement nr. 26). In dergelijke gevallen moet bijzondere aandacht worden besteed aan de vereiste kromtestralen, maar hoeft de mate waarin hendels, scharnieren, drukknoppen en antennes uitsteken niet te worden gecontroleerd.”.

6)

Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 2.2.1 wordt vervangen door:

„2.2.1.

De tank wordt onderworpen aan een hydraulische inwendige-druktest die wordt uitgevoerd op een losstaande tank met alle toebehoren. De tank wordt volledig gevuld met een niet-ontvlambare vloeistof waarvan de dichtheid en de viscositeit die van de gewoonlijk gebruikte brandstof benaderen, of met water. In de volledig afgedichte tank wordt de druk via de brandstoftoevoerleiding naar de motor geleidelijk opgevoerd tot de in punt 1.2.9 aangegeven inwendige druk en deze druk wordt ten minste 60 seconden lang gehandhaafd.”;

b)

punt 3.2.1 wordt vervangen door:

„3.2.1.

De permeabiliteitstest als onderdeel van tests van type IV zoals bedoeld in bijlage V, deel A, bij Verordening (EU) nr. 168/2013 zonder dat rekening hoeft te worden gehouden met metingen van de lichtverstrooiing voor de test overeenkomstig deze bijlage, wordt uitgevoerd op een voldoende aantal tanks voor tests overeenkomstig de punten 3.3 tot en met 3.7.5.1. De totale duur van de voorconditioneringsprocedure bestaat uit een periode vóór opslag van ten minste vier weken gevolgd door een opslagperiode in gestabiliseerde omstandigheden van acht weken.”;

c)

punt 3.3.1 wordt vervangen door:

„3.3.1.

De brandstoftank wordt gevuld tot de nominale inhoud met een mengsel van 50 % water en 50 % ethyleenglycol of met een andere koelvloeistof die het materiaal van de brandstoftank niet aantast en waarvan het cryoscopisch punt lager is dan 243 ± 2 K (– 30 ± 2 °C).

De temperatuur van de stoffen in de brandstoftank tijdens de test moet 253 ± 2K (– 20 ± 2 °C) bedragen. De tank wordt gekoeld tot een overeenkomstige omgevingstemperatuur. De brandstoftank mag ook worden gevuld met een voldoende gekoelde vloeistof, mits de brandstoftank gedurende ten minste één uur op de testtemperatuur wordt gehouden.

Voor de test wordt een slinger gebruikt. De slagmassa moet de vorm van een regelmatige driezijdige piramide hebben met een kromtestraal van 3,0 mm aan de punt en de randen. De vrij bewegende massa van de slinger moet 15 kg ± 0,5 kg bedragen en de door de slinger uitgeoefende energie mag niet minder dan 30,0 J zijn per slag op de brandstoftank.

De technische dienst kan een willekeurig aantal punten op de te testen brandstoftank selecteren die worden beschouwd als zwakke plekken als gevolg van de montage van de tank en de plaats daarvan op het voertuig. Afscherming van andere materialen dan metaal wordt niet in beschouwing genomen; de buizen van het frame of de delen van het chassis mogen wel in beschouwing worden genomen voor de beoordeling van het risico.

Er mag meer dan een brandstoftank worden gebruikt om alle slagtests uit te voeren, mits alle gebruikte brandstoftanks de permeabiliteitstest hebben ondergaan.

Na een slag op een van de geteste punten mag er geen vloeistof lekken.”;

d)

punt 3.4.1 wordt vervangen door:

„3.4.1.

De brandstoftank wordt tot de nominale inhoud gevuld met water met een temperatuur van 326 ± 2K (53 ± 2 °C). Vervolgens wordt de tank onderworpen aan een inwendige druk die gelijk is aan het dubbele van de relatieve bedrijfsdruk (ontwerpdruk) of een overdruk van 30kPa, als deze hoger is. De tank moet intact blijven en de druk moet gehandhaafd blijven gedurende een periode van ten minste vijf uur bij een omgevingstemperatuur van 326 ± 2K (53 ± 2 °C).

De brandstoftank mag geen tekenen van lekkage vertonen en eventuele tijdelijke of blijvende vervorming die optreedt, mag de tank niet onbruikbaar maken. Bij het beoordelen van de vervorming van de tank moet rekening worden gehouden met de bijzondere montagevoorwaarden.”;

e)

punt 3.5.1 wordt vervangen door:

„3.5.1.

Van de platte of nagenoeg platte vlakken van de gloednieuwe brandstof worden zes proefstukken voor een rekproef genomen, die ongeveer dezelfde dikte hebben. De treksterkte en de rekgrens worden vastgesteld bij 296 ± 2K (23 ± 2 °C) en een reksnelheid van 50 mm/min. De verkregen waarden moeten vervolgens worden vergeleken met de waarden voor de treksterkte en de rekgrens die zijn verkregen door middel van vergelijkbare tests met een brandstoftank die is onderworpen aan de permeabiliteitstest. Het materiaal wordt aanvaardbaar geacht indien de waarden voor de treksterkte niet meer dan 25 % verschillen.”;

f)

punt 3.6.1 wordt vervangen door:

„3.6.1.

De brandstoftank wordt bevestigd op een representatief onderdeel van het voertuig en tot 50 % van de nominale inhoud gevuld met water met een temperatuur van 293 ± 2K (20 ± 2 °C). De testopstelling wordt vervolgens samen met de brandstoftank gedurende 60 minuten in een omgevingstemperatuur van 343 ± 2K (70 ± 2 °C) geplaatst, waarna de brandstoftank geen blijvende vervormingen of lekken mag vertonen en in volledig bruikbare toestand moet verkeren.”;

g)

punt 3.7.4.3 wordt vervangen door:

„3.7.4.3.

De gemiddelde verbrandingstijd (GVT) en de gemiddelde verbrandingslengte (GVL) moeten worden berekend indien geen van de tien monsters of niet meer dan één van de twintig monsters heeft gebrand tot het 100 mm-merkteken.

 

Vergelijking 9-1:

Formula

(opmerking: n = aantal gegevens)

Het resultaat wordt afgerond op de naaste periode van vijf seconden. Een GVT van 0 seconden wordt echter niet gebruikt (d.w.z. indien de verbranding tussen minder dan 2 en 7 seconden duurt, is de GVT 5 seconden; indien de verbranding tussen de 8 en 12 seconden duurt, is de GVT 10 seconden; indien de verbranding tussen de 13 en 17 seconden duurt is de GVT 15 seconden, enz.).

 

Vergelijking 9-2:

Formula

(opmerking: n = aantal gegevens)

Het resultaat wordt uitgedrukt in verhouding tot de naaste lengte van 5 mm (d.w.z. „minder dan 5 mm” wordt aangegeven indien de verbrandingslengte minder dan 2 mm is en een GVL van 0 mm kan in geen geval worden opgegeven).

Indien een van de 20 monsters brandt tot of voorbij het 100 mm-merkteken, wordt voor de verbrandingslengte (d.w.z. de waarde van (100 — onverbrande lengtei) voor dat monster) 100 mm genomen.

 

Vergelijking 9-3:

Formula in Formula

Deze waarde wordt vergeleken met de voorschriften van de punten 3.7.5 tot en met 3.7.5.1.”.

7)

Bijlage XI, aanhangsel 1, punt 1.6, wordt vervangen door:

„1.6.   Vrije hoogte boven het wegdek

1.6.1.

Voor het meten van de hoogte boven het wegdek van een voertuigtype van categorie L moet het testvoertuig tot de feitelijke massa worden beladen.

1.6.2.

In afwijking van punt 1.6.1 moet, voor het meten van de hoogte boven het wegdek van een voertuigtype van subcategorie L3e-AxE (x = 1, 2 of 3, enduro-motorfiets op twee wielen) of van subcategorie L3e-AxT (x = 1,2 of 3, trialbike op twee wielen) de voor de test gebruikte enduro-motorfiets of trialbike tot de massa in rijklare toestand worden beladen.

1.6.3.

Een eventueel op het voertuig gemonteerde, automatisch verstelbare ophanging, die mogelijk voor een variabele vrije hoogte boven het wegdek zorgt, moet in de minimumstand worden gezet die de minimumafstand tussen het voertuig en het wegdek vertegenwoordigt.

1.6.4.

De kleinste afstand tussen het grondvlak en het laagste vaste punt van het voertuig wordt gemeten tussen de assen en onder de as(sen), indien van toepassing, overeenkomstig aanhangsel 1 van bijlage II van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (**). Die gemeten minimumafstand wordt beschouwd als de vrije hoogte boven het wegdek van het voertuig.

(**)  Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).”."

8)

Bijlage XII wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 2.2.2 wordt tabel 12-1 vervangen door:

„Tabel 12-1

Functies van en bijbehorende voorschriften voor fase II-boorddiagnosesystemen in de punten van deze bijlage en aanhangsel 1

Onderwerp

Punten in deze bijlage en aanhangsel 1

Algemeen deactiveringscriterium voor aantastingsdiagnose in OBD-fase II

3.2.1.1.

Bewaking van katalysator

3.3.2.1.; 3.3.3.1.

Bewaking van EGR-efficiëntie/-stroom

3.3.3.4.

Bewaking van prestaties tijdens het gebruik

2e alinea van punt 3.3. van aanhangsel 1, punt 4 van aanhangsel 1

Algemeen voorschrift voor OBD-fase II

Punt 3.3 van aanhangsel 1

Detectie van ontstekingsfouten

3.2.2.; 3.3.2.2.; 3.5.3.; 3.6.2.; 3.7.1.; Punt 3.1.2 van aanhangsel 1

Bewaking van NOx-nabehandelingssysteem

3.3.3.5.; 3.3.3.6.

Bewaking van verslechtering van de zuurstofsensor

3.3.2.3.

Bewaking van deeltjesfilter

3.3.3.2.

Bewaking van deeltjesemissie

3.3.2.5.”;

b)

de punten 3.2.2.1 en 3.2.2.1 worden vervangen door:

„3.2.2.1.

Fabrikanten mogen bij een specifiek motortoerental en een specifieke belasting een hoger percentage ontstekingsfouten vaststellen dan opgegeven aan de goedkeuringsinstantie, indien aan de goedkeuringsinstantie kan worden aangetoond dat de detectie van lagere percentages ontstekingsfouten onbetrouwbaar zou zijn. In termen van OBD-bewaking: het percentage ontstekingsfouten op het totale aantal ontstekingspogingen (volgens de opgave van de fabrikant) dat leidt tot overschrijding van de in bijlage VI, onder B), bij Verordening (EU) nr. 168/2013 vastgestelde OBD-drempelwaarden of tot oververhitting van de katalysator of katalysatoren met onherstelbare schade als gevolg.

3.2.2.2.

Fabrikanten die tegenover de goedkeuringsinstantie kunnen aantonen dat de detectie van een hoger percentage ontstekingsfouten nog steeds niet uitvoerbaar is of dat geen onderscheid mogelijk is tussen ontstekingsfouten en andere verschijnselen (bv. oneffen wegen, schakelen, na het starten van de motor enz.), mogen het bewakingssysteem voor de ontstekingsfouten onder deze omstandigheden deactiveren.”;

c)

in punt 3.6 wordt de laatste zin vervangen door:

„Er wordt tevens een foutcode opgeslagen in de onder de punten 3.3.5 en 3.3.6 genoemde gevallen.”;

d)

punt 3.6.1 wordt vervangen door:

„De afstand die het voertuig met geactiveerde MI heeft afgelegd, moet op elk ogenblik kunnen worden afgelezen via de seriële poort van de gestandaardiseerde diagnoseconnector. Voor voertuigen met een mechanische kilometerteller die niet over een uitgang naar de elektronische regeleenheid beschikt, waaronder voertuigen met een CVT die niet over een accurate uitgang naar de elektronische regeleenheid beschikt, mag „afgelegde afstand” bij wijze van uitzondering worden vervangen door „bedrijfsduur van de motor” en moet deze te allen tijde via de seriële poort van de gestandaardiseerde diagnoseconnector kunnen worden afgelezen.”

e)

de punten 4.3 en 4.4 worden vervangen door:

„4.3.

Bij het bepalen van de volgorde van gebreken worden voor elektrische-ontstekingsmotoren eerst de gebreken in verband met de punten 3.3.2.1, 3.3.2.2 en 3.3.2.3 onderzocht en voor compressieontstekingsmotoren eerst de gebreken in verband met de punten 3.3.3.1, 3.3.3.2 en 3.3.3.3.

4.4.

Voor of bij de typegoedkeuring worden geen gebreken aanvaard in verband met de voorschriften van punt 3 van aanhangsel 1, met uitzondering van de voorschriften van punt 3.11 van aanhangsel 1.”;

f)

het volgende punt 4.7 wordt toegevoegd:

„De criteria voor voertuigfamilies van tabel 11-1 in punt 3.1 van bijlage XI van Verordening (EU) nr. 134/2014 met betrekking tot de test van type VIII zijn ook van toepassing voor de voorschriften voor functionele boorddiagnosesystemen van deze bijlage.”;

g)

aanhangsel 1, punt 3.13, wordt vervangen door:

„Tot er op ISO- of CEN-niveau een gestandaardiseerde verbindingsinterface wordt goedgekeurd en gepubliceerd voor voertuigen van categorie L en de verwijzing naar die technische norm in deze verordening wordt opgenomen, mag op verzoek van de voertuigfabrikant een alternatieve verbindingsinterface worden geïnstalleerd. Indien een dergelijke alternatieve verbindingsinterface wordt geïnstalleerd, moet de voertuigfabrikant de details van de configuratie van de voertuigpenconnector kosteloos ter beschikking van de fabrikanten van testuitrustingen stellen. De voertuigfabrikant moet een adapter verstrekken waarmee aansluiting op een universele scanner mogelijk is. De kwaliteit van die adapter moet geschikt zijn voor professioneel gebruik in een werkplaats. De adapter moet zonder onderscheid aan alle onafhankelijke marktdeelnemers worden verstrekt. Fabrikanten mogen een redelijke en evenredige vergoeding vragen voor de adapter, waarbij zij rekening houden met de aanvullende kosten die de consument moet maken door deze keuze van de fabrikant. De verbindingsinterface en de adapter mogen geen specifieke ontwerpelementen bevatten waarvoor validatie of certificering vereist zou zijn voor gebruik of die de uitwisseling van voertuiggegevens zouden beperken bij het gebruik van een universele scanner.”;

h)

in aanhangsel 2, punt 2.1, tabel Aanh2-1, wordt „Inrichting in werking/inrichting aanwezig” worden vervangen door „Inrichting niet in werking/inrichting niet aanwezig”;

i)

in aanhangsel 2 wordt punt 2.6.2 vervangen door:

„2.6.2.

bewaking van bepaalde in de tabel Aanh2-1 vermelde items fysiek niet mogelijk is en een gebrek voor deze onvolledige bewaking is aanvaard. In het informatiedossier moeten de uitvoerige technische redenen worden gegeven waarom een dergelijke OBD-bewakingsfunctie niet kan worden uitgevoerd.”.

9)

In bijlage XIII wordt het volgende punt 1.4 toegevoegd:

„1.4.

De in de punten 1.2.1, 1.2.2, 1.2.3 en 1.3.1 bedoelde maximale druk mag met instemming van de fabrikant tijdens tests worden overschreden.”.

10)

In bijlage XIV wordt punt 1.5.1.5.1 vervangen door:

„1.5.1.5.1.

De plaat moet zichtbaar zijn in de gehele ruimte die door de volgende vier vlakken wordt begrensd:

de twee verticale raakvlakken aan de twee zijranden van de plaat, die naar de linker- en de rechterkant van de plaat een naar buiten gemeten hoek van 30° vormen ten opzichte van het middenlangsvlak, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig, door het centrum van de plaat,

het raakvlak aan de bovenrand van de plaat, dat een naar boven gemeten hoek van 15° met de horizontaal vormt;

het horizontale vlak door de onderrand van de plaat.”.

11)

In bijlage XVI wordt het volgende punt 2.3.5.1 toegevoegd:

„2.3.5.1.

In afwijking van de punten 1.2.1 en 2.3.5 mag een zijstandaard die is bevestigd op voertuigen van categorie L3e-A1E, L3e-A2E, L3e-A3E, L3e-A1T, L3e-A2T of L3e-A3T echter automatisch naar achteren bewegen wanneer de zijstandaard niet door een persoon wordt vastgehouden of overeind gehouden.”.



BIJLAGE III

Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014

De bijlagen bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

de punten 4.5.5.2.1.1 en 4.5.5.2.1.2 worden vervangen door:

„4.5.5.2.1.1.   Stap 1 — Berekening van schakelsnelheden

Opschakelsnelheden (v1→2 en vi→i + 1) in km/h tijdens acceleratiefasen moeten met behulp van de volgende formules worden berekend:

 

Vergelijking 2-3:

Formula

 

Vergelijking 2-4:

Formula, i = 2 tot en met ng – 1

waarbij:

i

=

de versnelling (≥ 2)

ng

=

het aantal versnellingen vooruit

Pn

=

het nominale vermogen in kW

mk

=

de referentiemassa in kg

nidle

=

het stationaire toerental in min– 1

s

=

het nominale motortoerental in min– 1

ndvi

=

de verhouding tussen het motortoerental in min– 1 en de snelheid van het voertuig in km/h in versnelling „i”

4.5.5.2.1.2.   Terugschakelsnelheden (vi→i – 1) in km/h tijdens fasen met constante snelheid of vertragingsfasen in versnellingen 4 (vierde versnelling) tot en met ng moet met behulp van de volgende formules worden berekend:

Vergelijking 2-5:

Formula, i = 4 tot en met ng

waarbij:

i

=

het aantal versnellingen (≥ 4)

ng

=

het aantal versnellingen vooruit

Pn

=

het nominale vermogen in kW

mk

=

de referentiemassa in kg

nidle

=

het stationaire toerental in min– 1

s

=

het nominale motortoerental in min– 1

ndvi-2

=

de verhouding tussen het motortoerental in min– 1 en de snelheid van het voertuig in km/h in versnelling i-2

De terugschakelsnelheid van versnelling 3 naar versnelling 2 (v3→2) moet met behulp van de volgende formule worden berekend:

Vergelijking 2-6:

Formula

waarbij:

Pn

=

het nominale vermogen in kW

mk

=

de referentiemassa in kg

nidle

=

het stationaire toerental in min– 1

s

=

het nominale motortoerental in min– 1

ndv1

=

de verhouding tussen het motortoerental in min– 1 en de snelheid van het voertuig in km/h in versnelling 1

De terugschakelsnelheid van versnelling 2 naar versnelling 1 (v2→1) moet met behulp van de volgende formule worden berekend:

Vergelijking 2-7:

Formula

waarbij:

ndv2 is de verhouding tussen het motortoerental in min– 1 en de snelheid van het voertuig in km/h in versnelling 2

Aangezien de fasen met constante snelheid door de fase-indicator worden aangegeven, kunnen er kleine snelheidsverhogingen plaatsvinden en kan het gepast zijn om op te schakelen. De opschakelsnelheden (v1→2, v2→3 en vi→i + 1) in km/h tijdens fasen met constante snelheid moeten met behulp van de volgende formules worden berekend:

 

Vergelijking 2-7a:

Formula

 

Vergelijking 2-8:

Formula

 

Vergelijking 2-9:

Formula, i = 3 to ng”;

b)

de punten 6.1.1.4.2 tot en met 6.1.1.4.7 worden vervangen door:

„6.1.1.4.2.   Koolwaterstoffen (HC)

De tijdens de test door de uitlaat van het voertuig uitgestoten massa onverbrande koolwaterstoffen wordt berekend met onderstaande formule:

Vergelijking 2-33:

Formula

waarin:

 

HCm de tijdens de proef uitgestoten massa koolwaterstoffen in mg/km is;

 

S de afstand is zoals bepaald in punt 6.1.1.3;

 

V het in punt 6.1.1.4.1 omschreven totale volume is;

 

dHC de dichtheid van de koolwaterstoffen is bij de referentietemperatuur en druk (273,2 K en 101,3 kPa);

dHC

=

0,631 · 103 mg/m3 voor benzine (E5) (C1H1,89O0,016);

= 932 · 103 mg/m3 voor ethanol (E85) (C1H2,74O0,385);

= 622 · 103 mg/m3 voor diesel (B5) (C1H2,74O0,005);

= 649 · 103 mg/m3 voor lpg (C1H2,525);

= 714 · 103 mg/m3 voor aardgas/biogas (C1H4);

= Formula mg/m3 voor H2NG (met A = hoeveelheid aardgas/biomethaan in het H2NG-mengsel in (volume- %)).

 

HCc is de concentratie van verdunde gassen, uitgedrukt in ppm koolstofequivalent (bv. de concentratie in propaan vermenigvuldigd met drie), gecorrigeerd voor de verdunningslucht met behulp van de volgende vergelijking:

Vergelijking 2-34:

Formula

waarbij:

 

HCe de koolwaterstoffenconcentratie is in het monster verdunde gassen dat in de zak(ken) A is opgevangen, uitgedrukt in ppm koolstofequivalent;

 

HCd de koolwaterstoffenconcentratie is in het monster verdunningslucht dat in de zak(ken) B is opgevangen, uitgedrukt in ppm koolstofequivalent;

 

DiF de coëfficiënt is zoals bepaald in punt 6.1.1.4.7.

De concentratie van andere koolwaterstoffen dan methaan (NMHC) wordt als volgt berekend:

Vergelijking 2-35:

CNMHC = CTHC — (Rf CH4 · CCH4)

waarbij:

 

CNMHC = gecorrigeerde concentratie van NMHC in de verdunde uitlaatgassen, uitgedrukt in ppm koolstofequivalent;

 

CTHC = concentratie van totale koolwaterstoffen (THC) in de verdunde uitlaatgassen, uitgedrukt in ppm koolstofequivalent en gecorrigeerd naar de in de verdunningslucht aanwezige concentratie van THC;

 

CCH4 = concentratie van methaan (CH4) in de verdunde uitlaatgassen, uitgedrukt in ppm koolstofequivalent en gecorrigeerd naar de in de verdunningslucht aanwezige concentratie van CH4;

 

Rf CH4 de FID-responsfactor op methaan is zoals gedefinieerd in punt 5.2.3.4.1.

6.1.1.4.3.   Koolmonoxide (CO)

De tijdens de test door de uitlaat van het voertuig uitgestoten massa koolmonoxide wordt berekend met onderstaande formule:

Vergelijking 2-36:

Formula

waarbij:

 

COm de tijdens de proef uitgestoten massa koolmonoxide in mg/km is;

 

S de afstand is zoals bepaald in punt 6.1.1.3;

 

V het totale volume is zoals beschreven in punt 6.1.1.4.1;

 

dCO de dichtheid van het koolmonoxide is, dCO = 1,25 · 106 mg/m3 bij de referentietemperatuur en druk (273,2 K en 101,3 kPa);

 

COc de concentratie van de verdunde gassen is, uitgedrukt in ppm koolmonoxide met een correctie voor de verdunningslucht met behulp van de volgende vergelijking:

Vergelijking 2-37:

Formula

waarbij:

 

COe de koolmonoxideconcentratie is in het monster verdunde gassen dat in de zak(ken) A is opgevangen, uitgedrukt in ppm;

 

COd de koolmonoxideconcentratie is in het monster verdunde lucht dat in de zak(ken) B is opgevangen, uitgedrukt in ppm;

 

DiF de coëfficiënt is zoals bepaald in punt 6.1.1.4.7.

6.1.1.4.4.   Stikstofoxiden (NOx)

De tijdens de test door de uitlaat van het voertuig uitgestoten massa stikstofoxiden wordt berekend met onderstaande formule:

Vergelijking 2-38:

Formula

waarbij:

 

NOxm de tijdens de proef uitgestoten massa stikstofoxiden in mg/km is;

 

S de afstand is zoals bepaald in punt 6.1.1.3;

 

V het totale volume is zoals beschreven in punt 6.1.1.4.1;

 

Formula de dichtheid van de stikstofoxiden in de uitlaatgassen is, aangenomen dat ze in de vorm van stikstofdioxide zijn, Formula = 2,05 · 106 mg/m3 bij referentietemperatuur en druk (273,2 K en 101,3 kPa);

 

NOxc de concentratie van de verdunde gassen is, uitgedrukt in ppm met een correctie voor de verdunningslucht met behulp van de volgende vergelijking:

Vergelijking 2-39:

Formula

waarbij:

 

NOxe de stikstofoxidenconcentratie is in het monster verdunde gassen dat in de zak(ken) A is opgevangen, uitgedrukt in ppm stikstofoxiden;

 

NOxd de stikstofoxidenconcentratie is in het monster verdunde lucht dat in de zak(ken) B is opgevangen, uitgedrukt in ppm stikstofoxiden;

 

DiF de coëfficiënt is zoals bepaald in punt 6.1.1.4.7.

 

Kh de vochtigheidscorrectiefactor is, berekend met behulp van de volgende formule:

Vergelijking 2-40:

Formula

waarbij:

H de absolute vochtigheid in gram water per kg droge lucht is:

Vergelijking 2-41:

Formula

waarbij:

 

U de vochtigheid uitgedrukt als een percentage is;

 

Pd de verzadigde waterdruk bij de testtemperatuur is, in kPa;

 

Pa de luchtdruk in kPa is.

6.1.1.4.5.   Massa van het deeltjesmateriaal

De emissie van deeltjes Mp (mg/km) wordt berekend met behulp van onderstaande vergelijking:

 

Vergelijking 2-42:

Formula

wanneer de uitlaatgassen buiten de tunnel worden afgevoerd;

 

Vergelijking 2-43:

Formula

wanneer de uitlaatgassen terug naar de tunnel worden gevoerd;

waarbij:

Vmix

=

volume V van verdunde uitlaatgassen onder standaardomstandigheden;

Vep

=

het volume van het door het deeltjesfilter gestroomde uitlaatgas onder standaardomstandigheden;

Pe

=

door een of meer filters opgevangen deeltjesmassa;

S

=

de afstand zoals bepaald in punt 6.1.1.3;

Mp

=

de emissie van deeltjes in mg/km.

Wanneer correctie voor het deeltjesachtergrondniveau van het verdunningssysteem is toegepast, moet dit worden bepaald overeenkomstig punt 5.2.1.5. In dat geval moet de deeltjesmassa (mg/km) als volgt worden berekend:

 

Vergelijking 2-44:

Formula

wanneer de uitlaatgassen buiten de tunnel worden afgevoerd;

 

Vergelijking 2-45:

Formula

wanneer de uitlaatgassen terug naar de tunnel worden gevoerd;

waarbij:

 

Vap = volume van de door het achtergronddeeltjesfilter stromende tunnellucht onder standaardomstandigheden;

 

Pa = door het achtergrondfilter opgevangen deeltjesmassa;

 

DiF de coëfficiënt is zoals bepaald in punt 6.1.1.4.7.

Wanneer de toepassing van een achtergrondcorrectie een negatieve deeltjesmassa (in mg/km) oplevert, moet het resultaat worden geacht 0 mg/km te zijn.

6.1.1.4.6.   Kooldioxide (CO2)

De tijdens de test door de uitlaat van het voertuig uitgestoten massa kooldioxide wordt berekend met onderstaande formule:

Vergelijking 2-46:

Formula

waarbij:

 

CO2 m de tijdens de proef uitgestoten massa kooldioxide in g/km is;

 

S de afstand is zoals bepaald in punt 6.1.1.3;

 

V het totale volume is zoals beschreven in punt 6.1.1.4.1;

 

Formula de dichtheid van het koolmonoxide is, Formula = 1,964 · 106 g/m3 bij de referentietemperatuur en -druk (273,2 K en 101,3 kPa);

 

CO2c de concentratie van de verdunde gassen is, uitgedrukt in procenten kooldioxide-equivalent met een correctie voor de verdunningslucht met behulp van de volgende vergelijking:

Vergelijking 2-47:

Formula

waarbij:

 

CO2e de kooldioxideconcentratie is, uitgedrukt als een percentage van het monster verdunde gassen dat in de zak(ken) A is opgevangen;

 

CO2d de kooldioxideconcentratie is, uitgedrukt als een percentage van het monster verdunningslucht dat in de zak(ken) B is opgevangen;

 

DiF de coëfficiënt is zoals bepaald in punt 6.1.1.4.7.

6.1.1.4.7.   Verdunningsfactor (DiF)

De verdunningsfactor wordt als volgt berekend:

 

Voor elke referentiebrandstof, met uitzondering van waterstof:

Vergelijking 2-48:

Formula

 

Voor een brandstof met samenstelling CxHyOz is de algemene formule:

Vergelijking 2-49:

Formula

 

Voor H2NG is de formule:

Vergelijking 2-50:

Formula

 

Voor waterstof wordt de verdunningsfactor als volgt berekend:

Vergelijking 2-51:

Formula

 

Voor de referentiebrandstoffen in aanhangsel x zijn de waarden van „X” als volgt:

Tabel 1-8

Factor „X” in formules om DiF te berekenen

Brandstof

X

Benzine (E5)

13,4

Diesel (B5)

13,5

Lpg

11,9

Aardgas/biomethaan

9,5

Ethanol (E85)

12,5

Waterstof

35,03

Waarin:

Formula

=

CO2-concentratie in de verdunde uitlaatgassen die zich in de bemonsteringszak bevinden, uitgedrukt in vol.- %,

CHC

=

HC-concentratie in de verdunde uitlaatgassen die zich in de bemonsteringszak bevinden, uitgedrukt in ppm koolstofequivalent,

CCO

=

CO-concentratie in de verdunde uitlaatgassen die zich in de bemonsteringszak bevinden, uitgedrukt in ppm,

Formula

=

H2O-concentratie in de verdunde uitlaatgassen die zich in de bemonsteringszak bevinden, uitgedrukt in vol.- %,

Formula

=

H2O-concentratie in de verdunningslucht, uitgedrukt in vol.- %;

Formula

=

waterstofconcentratie in de verdunde uitlaatgassen die zich in de bemonsteringszak bevinden, uitgedrukt in ppm,

A

=

hoeveelheid aardgas/biomethaan in het H2NG-mengsel, uitgedrukt in vol.- %;”

c)

in punt 6.1.1.5.1.1 wordt „Weging van resultaten van testcycli volgens VN/ECE-reglement nr 40 en VN/ECE-Reglement nr. 47” vervangen door „Weging van resultaten van testcycli volgens ECE R40 en R47”;

d)

in aanhangsel 1 wordt in tabel Aanh1– 1 de rij voor symbool „DF” vervangen door:

„DiF

Verdunningsfactor

—”;

e)

in aanhangsel 2, punt 1.1., wordt de tweede zin vervangen door:

„De brandstofspecificaties in dit aanhangsel stemmen overeen met de specificaties voor referentiebrandstoffen in bijlage 10 bij VN/ECE-Reglement nr. 83, herziening 4 (*).

(*)  PB L 42 van 12.2.2014, blz. 1”;"

f)

aanhangsel 11, punt 3.2.1.3 wordt vervangen door:

„3.2.1.3.

De bedrijfsstandschakelaar wordt volgens tabel Aanh11-2 ingesteld.

Tabel Aanh11-2

Opzoektabel om toestand A of B te bepalen, afhankelijk van verschillende concepten hybridevoertuigen en van de stand van de schakelaar voor hybridemodus

 

Hybride modi -›

Uitsluitend elektrisch

Hybride

Puur brandstofverbruikend

Hybride

Uitsluitend elektrisch

Puur brandstofverbruikend

Hybride

Hybride stand n (1)

Hybride stand m (1)

Opladingstoestand accu

 

Stand van de schakelaar

Stand van de schakelaar

Stand van de schakelaar

Stand van de schakelaar

Toestand A

Volledig opgeladen

Hybride

Hybride

Hybride

Hybride stand met het hoogste elektriciteitsverbruik (2)

Toestand B

Minimaal opgeladen

Hybride

Brandstofverbruikend

Brandstofverbruikend

Stand met het hoogste brandstofverbruik (3)

2)

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

a)

aanhangsel 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in punt 1.1 wordt de volgende zin toegevoegd:

„Teneinde te voldoen aan de testvoorschriften voor verdampingsemissies van Verordening (EU) nr. 168/2013 worden alleen voertuigen van categorie L, subcategorieën L3e, L4e, L5e-A, L6e-A en L7e-A gestest.”;

ii)

in punt 4.4 wordt 301,2 wordt „301,2 ± 2 K (28 ± 5 °C)” vervangen door „301,2 ± 5 K (28 ± 5 °C)”;

b)

aanhangsel 3 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in punt 4.4.1 wordt de eerste zin vervangen door:

„Het verwarmingssysteem van de brandstoftank moet uit ten minste twee afzonderlijke warmtebronnen met twee temperatuurregelaars bestaan.”;

ii)

in punt 4.7.2 wordt „aanhangsel 1” vervangen door „aanhangsel 4”;

iii)

punt 5.2.3 wordt vervangen door:

„5.2.3.

Het voertuig wordt gedurende de minimumperiode bepaald in tabel Aanh3– 1 in het testgebied geparkeerd.

Tabel Aanh3-1

SHED-test — minimale en maximale verzadigingsperioden

Cilinderinhoud

Minimum (uur)

Maximum (uur)

< 170 cm3

6

36

170 cm3 cilinderinhoud < 280 cm3

8

36

≥ 280 cm3

12

36”;

iv)

de punten 5.3.1.5 en 5.3.1.6 worden vervangen door:

„5.3.1.5.

De brandstof en de damp kunnen kunstmatig worden verwarmd naar de begintemperaturen van respectievelijk 288,7 K (15.5 °C) en 294,2 K (21,0 °C) ± 1 K. Voor damp mag een begintemperatuur van tot 5 °C boven 21,0 °C worden gebruikt. Bij deze omstandigheid wordt de damp voor het begin van de dagtest niet verwarmd. Wanneer de brandstoftemperatuur is verhoogd tot 5,5 °C boven de damptemperatuur door de Tf-functie te volgen, wordt de rest van het dampverwarmingsprofiel gevolgd.

5.3.1.6.

Zodra de brandstof een temperatuur van 14,0 °C bereikt:

1)

moet (moeten) de brandstoftankdop (brandstoftankdoppen) worden aangebracht;

2)

moet de blower worden uitgeschakeld, als die op dat moment nog niet uitgeschakeld is;

3)

moeten de deuren van de ruimte worden dichtgedaan en gasdicht worden afgesloten.

Zodra de brandstof een temperatuur van 15,5 °C ± 1 °C bereikt, wordt de testprocedure als volgt voortgezet:

a)

er wordt een meting verricht van de koolwaterstofconcentratie, de barometerdruk en de temperatuur die de beginwaarden CHC, i, pi en Ti voor de warmteaccumulatietest leveren;

b)

er wordt een begin gemaakt met een lineaire warmteaccumulatie van 13,8 °C of 20 °C ± 0,5 °C gedurende een periode van 60 ± 2 minuten. De temperatuur van de brandstof en de brandstofdamp tijdens het verwarmen moet tot op ± 1,7 K na overeenkomen met de onderstaande vergelijking, of de meest vergelijkbare functie beschreven in 4.4:

 

Voor brandstoftanks van het open type:

Vergelijkingen B.3.3.– 1

 

Tf = 0,3333 · t + 15,5 °C

 

Tf = 0,3333 · t 21,0 °C

 

Voor brandstoftanks die niet van het open type zijn:

Vergelijkingen B.3.3.-2

 

Tf = 0,2222 · t + 15,5 °C

 

Tf = 0,2222 · t + 21,0 °C

waarbij:

Tf

=

voorgeschreven temperatuur van brandstof (°C);

Tv

=

voorgeschreven temperatuur van damp (°C);

t

=

tijd vanaf het begin van de warmteaccumulatie in de tank, in minuten.”;

c)

aanhangsel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 2 wordt vervangen door:

„2.   Veroudering koolstofhouder

Figuur Aanh3.2– 1

Gasstroomschema en poorten koolstofhouder

Image

Er moet een koolstofhouder die representatief is voor de aandrijvingsfamilie van het voertuig zoals bepaald in bijlage XI als testhouder worden geselecteerd en gemarkeerd, in overeenstemming met de goedkeuringsinstantie en de technische dienst.”;

ii)

punt 3.1 wordt vervangen door:

„3.1

De duurzaamheidstest moet de regelkleppen, kabels en verbindingen, indien van toepassing, activeren en representatief zijn voor de bedrijfstoestanden van die voertuigdelen tijdens de nuttige levensduur van het voertuig bij gebruik onder normale omstandigheden en bij door de fabrikant aanbevolen onderhoudsbeurten. De afgelegde afstand en de bedrijfsomstandigheden van de duurzaamheidstest van type V mag als representatief voor de nuttige levensduur van het voertuig worden beschouwd.”.

3)

Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 3.1.2 wordt vervangen door:

„3.1.2.

Meerdere emissietests van type I moeten worden uitgevoerd tijdens de fase van het afleggen van de volledige afstand met een frequentie en aantal testprocedures van type I naar keuze van de fabrikant en naar tevredenheid van de technische dienst en goedkeuringsinstantie. De resultaten van de emissietests van type I moeten statistisch voldoende relevant zijn om de verslechteringstrend te kunnen vaststellen, die representatief is voor het voertuigtype met betrekking tot milieuprestaties zoals op de markt gebracht (zie figuur 5– 1).

Figuur 5– 1

Test van type V — duurzaamheidstestprocedure bij het afleggen van de volledige afstand

Image ”;

b)

punt 3.2.2 wordt vervangen door:

„3.2.2.

Tijdens het gedeeltelijk afleggen van de afstand moeten er meerdere emissietests van type I worden uitgevoerd, met de frequentie en het aantal testprocedures van type I dat door de fabrikant is gekozen. De resultaten van de emissietests van type I moeten statistisch voldoende relevant zijn om de verslechteringstrend te kunnen vaststellen, die representatief is voor het voertuigtype met betrekking tot milieuprestaties zoals op de markt gebracht (zie figuur 5-2).

Figuur 5-2

Test van type V — versnelde duurzaamheidstestprocedure met het afleggen van de gedeeltelijke afstand

Image ”;

c)

aanhangsel 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 2.6 wordt vervangen door:

„2.6.   Voertuigclassificatie voor de test van type V

2.6.1.

Met het oog op het afleggen van de afstand in de SRC-LeCV moeten de voertuigcategorieën L overeenkomstig tabel Aanh1– 1 worden ingedeeld.

Tabel Aanh1-1

Groepen voertuigen van categorie L voor de SRC-LeCV

Cyclus

WMTC-klasse

1)

Door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig (km/h)

2)

Maximaal nettovermogen of continu nominaal maximumvermogen (kW)

1

1

vmax ≤ 50 km/h

≤ 6 kW

2

50 km/h < vmax< 100 km/h

< 14 kW

3

2

100 km/h ≤ vmax< 130 km/h

≥ 14 kW

4

3

130 km/h ≤ vmax

waarbij:

Vd

=

zuigerverplaatsing in cm3

vmax

=

door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig in km/h

2.6.2.

Bij de toepassing van de voertuigclassificatiecriteria in tabel Aanh1– 1 moet de volgende hiërarchie voor de classificatiecriteria worden gehanteerd:

1)

door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig (km/h);

2)

maximaal nettovermogen of continu nominaal maximumvermogen (kW).

2.6.3.

Indien

a)

het acceleratievermogen van het voertuig van categorie L onvoldoende is om de acceleratiefasen binnen de voorgeschreven tolerantiegrenzen uit te voeren; of

b)

de voorgeschreven maximumvoertuigsnelheid in de afzonderlijke cycli niet kan worden gehaald door onvoldoende aandrijfvermogen; of

c)

de door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig beperkt is tot een snelheid die lager is dan de voorgeschreven SRC-LeCV-voertuigsnelheid

moet er met volgas met het voertuig worden gereden totdat de voor de testcyclus voorgeschreven voertuigsnelheid wordt bereikt of totdat de beperkte door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig is bereikt. Vervolgens wordt de testcyclus verricht zoals voorgeschreven voor de voertuigcategorie. Significante of frequente afwijkingen van de voor de voertuigsnelheid voorgeschreven tolerantiemarge en de bijbehorende redenen moeten bij de goedkeuringsinstantie worden gemeld en in het testrapport voor de test van type V worden opgenomen.”;

ii)

punt 2.7.3.4 wordt vervangen door:

„2.7.3.4.

doorloopvertraging: volledig loslaten van het gas, koppeling ingeschakeld en in versnelling, geen besturing met voet/hand, niet remmen. Als de beoogde snelheid 0 km/h is (stationair draaien) en als de feitelijke voertuigsnelheid ≤ 5 km/h is, kan worden ontkoppeld, de versnelling naar neutraal worden geschakeld en kunnen de remmen worden gebruikt om te voorkomen dat de motor afslaat en het voertuig geheel tot stilstand komt. Tijdens een doorloopvertraging is het niet toegestaan om op te schakelen. De bestuurder mag terugschakelen om het remeffect van de motor te vergroten. Tijdens het schakelen moet er extra op worden gelet dat er onverwijld wordt geschakeld, met minimale (d.w.z. < 2 seconden) uitlooptijd in vrijloop en minimaal gebruik — geheel of gedeeltelijk — van de koppeling. De voertuigfabrikant kan met instemming van de goedkeuringsinstantie verzoeken om deze tijd te verlengen indien dit absoluut noodzakelijk is.”.

4)

Bijlage VII wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Voorschriften betreffende energie-efficiëntie voor tests van type VII: CO2-emissies, brandstofverbruik, elektriciteitsverbruik en elektrische actieradius”;

b)

in aanhangsel 1 worden de punten 1.4.3.1 en 1.4.3.2 vervangen door:

„1.4.3.1

voor voertuigen met een elektrische-ontstekingsmotor op benzine (E5):

Vergelijking Aanh1– 1:

FC = (0,118/D) · ((0,848 · HC) + (0,429 · CO) + (0,273 ·CO2));

waarbij de uitlaatemissies van HC, CO en CO2 in g/km zijn.

1.4.3.2

bij voertuigen met een elektrische-ontstekingsmotor op lpg:

Vergelijking Aanh1-2:

FCnorm = (0,1212/0,538) · ((0,825 · HC) + (0,429 · CO) + (0,273 · CO2))

waarbij de uitlaatemissies van HC, CO en CO2 in g/km zijn.

Indien de samenstelling van de voor de test gebruikte brandstof verschilt van de voor de berekening van het genormaliseerde verbruik aangenomen samenstelling, kan op verzoek van de fabrikant als volgt een correctiefactor cf worden toegepast:

Vergelijking Aanh1-3:

FCnorm = (0,1212/0,538) · (cf) · ((0,825 · HC) + (0,429 · CO) + (0,273 · CO2))

waarbij de uitlaatemissies van HC, CO en CO2 in g/km zijn.

De correctiefactor wordt als volgt berekend:

Vergelijking Aanh1-4:

cf = 0,825 + 0,0693 · nactual;

waarbij:

nactual

=

de werkelijke H/C-verhouding van de gebruikte brandstof;”;

c)

aanhangsel 3 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 3.4.1 wordt vervangen door:

„3.4.1.

De CO2-waarden zijn als volgt:

 

Vergelijking Aanh3-5:

M1 = m1/Dtest1 (g/km) en

 

Vergelijking Aanh3-6:

M2 = m2/Dtest2 (g/km)

waarin

Dtest1 en Dtest2

=

de werkelijk afgelegde afstanden tijdens de test, uitgevoerd in respectievelijk toestand A (punt 3.2.) en B (punt 3.3.), en

m1 en m2

=

testresultaten bepaald in respectievelijk punten 3.2.3.5 en 3.3.2.5.”;

ii)

punt 4.4.1 wordt vervangen door:

„De CO2-waarden zijn als volgt:

 

Vergelijking Ap3-20:

M1 = m1/Dtest1 (g/km) en

 

Vergelijking Aanh3-21:

M2 = m2/Dtest2 (g/km)

waarbij:

Dtest1 en Dtest2

=

de werkelijk afgelegde afstanden tijdens de test, uitgevoerd in respectievelijk toestand A (punt 4.2.) en B (punt 4.3.), en

m1 en m2

=

testresultaten bepaald in respectievelijk punten 4.2.4.5 en 4.3.2.5.”;

d)

in aanhangsel 3.3 wordt punt 1 vervangen door:

„1.   Meting van de elektrische actieradius

1.1.

Met de in punt 4 vastgestelde methode wordt de elektrische actieradius, uitgedrukt in km, gemeten van voertuigen die alleen door een elektrische aandrijflijn worden aangedreven, of de elektrische en de OVC-actieradius van voertuigen die door een hybride elektrische aandrijflijn met opladen van buitenaf (OVC-HEV), zoals gedefinieerd in aanhangsel 3, worden aangedreven.

1.2.

Voertuigen van categorie L1e die zijn ontworpen met trappers zoals bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 168/2013 en in punt 1.1.2 van bijlage XIX bij Verordening (EU) nr. 3/2014 mogen van de elektrische actieradiustest worden vrijgesteld.”.

5)

Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende punten 2.3 tot en met 2.4.3 worden ingevoegd:

„2.3.   Systeem voor lawaaibestrijding met meerdere modi

2.3.1.

Voertuigen van categorie L die zijn uitgerust met een handmatig of elektronisch bediende verstelbare uitlaatgeluiddempinrichting met meerdere modi, moeten in alle modi worden getest.

2.3.2.

Voor voertuigen die zijn uitgerust met een systeem voor lawaaibestrijding zoals bedoeld in punt 2.9.1 moet het geluidsdrukniveau worden gemeld voor de modus met het hoogste gemiddelde geluidsdrukniveau.

2.4.   Voorschriften met betrekking tot antimanipulatie en handmatig of elektronisch verstelbare uitlaat- of geluiddempinrichtingen

2.4.1.

Alle uitlaat- en geluidsdempingssystemen moeten zodanig zijn gebouwd dat geluidsabsorberende elementen, uitstroomconussen en andere integrerende delen van de geluiddempings-/expansiekamers niet gemakkelijk kunnen worden verwijderd. Wanneer een dergelijk deel absoluut noodzakelijk is, moet het zodanig zijn bevestigd dat het niet eenvoudig verwijderbaar is (bv. met conventionele schroefdraadverbindingen) en dat verwijdering de uitlaatgeluiddempinrichting permanente/onherstelbare schade toebrengt.

2.4.2.

Uitlaat- of geluiddempinrichtingen met meerdere handmatig of elektronisch bediende verstelbare bedrijfsmodi moeten voldoen in alle bedrijfsmodi voldoen aan alle toepasselijke voorschriften. De gerapporteerde geluidsniveaus bij de typegoedkeuring moeten die zijn van de modus met de hoogste geluidsniveaus.

2.4.3.

Met als enig doel aan de geluidsvoorschriften voor typegoedkeuring te voldoen, mag de fabrikant geen voorziening of procedure wijzigen, bijstellen of toevoegen die bij normaal gebruik op de weg niet zal functioneren.”;

b)

in aanhangsel 3 wordt punt 2.4.1.1 vervangen door:

„2.4.1.1.

Bij de fabricage van geluiddempers mag geluiddempend vezelmateriaal — dat vrij moet zijn van asbest — alleen worden gebruikt indien door passende voorzieningen wordt gewaarborgd dat dit materiaal gedurende de gehele gebruiksduur van de geluiddemper op zijn plaats blijft, en indien aan de voorschriften van de punten 2.4.1.2, 2.4.1.3 of 2.4.1.4 wordt voldaan.”.

6)

Bijlage X wordt als volgt gewijzigd:

a)

aanhangsel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 2.1.2 wordt vervangen door:

„2.1.2.

Tabel Aanh2.1-1

Aanvullende onderdelen die voor de test van de prestaties van de aandrijfeenheid moeten worden gemonteerd om het koppel en nettomotorvermogen te bepalen

Nr.

Aanvullende onderdelen

Aangebracht voor de koppel- en nettovermogenstest

1

Luchtinlaatsysteem

Inlaatspruitstuk

Luchtfilter

Inlaatgeluiddemper

Emissiebeheersingssysteem krukas

Elektrische regelvoorziening, indien gemonteerd

Indien achter elkaar geplaatst: Ja

2

Uitlaatsysteem

Spruitstuk

Pijpleiding (4)

Geluiddemper (4)

Uitlaatpijp (4)

Elektrische stuurvoorziening, indien gemonteerd

Indien achter elkaar geplaatst: Ja

3

Carburateur

Indien achter elkaar geplaatst: Ja

4

Brandstofinspuitsysteem

Filter vóór de inspuiting

Filter

Brandstofpomp en hogedrukpomp indien van toepassing

Persluchtpomp in het geval van directe inspuiting met behulp van luchtdruk

Pijpleiding

Inspuiter

Luchttoevoerventiel (5), indien gemonteerd

Brandstofdruk-/stroomregelaar, indien gemonteerd

Indien achter elkaar geplaatst: Ja

5

Maximumtoerental- of vermogensbegrenzers

Indien achter elkaar geplaatst: Ja

6

Vloeistofkoelingsapparatuur

Radiator

Ventilator (6)

Waterpomp

Thermostaat (7)

Indien achter elkaar geplaatst: Ja (8)

7

Luchtkoeling

Behuizing

Blower (6)

Voorziening(en) voor koeltemperatuurregulering

Hulpblower voor de testbank

Indien achter elkaar geplaatst: Ja

8

Elektrische apparatuur

Indien achter elkaar geplaatst: Ja (9)

9

Voorzieningen voor verontreinigingsbeheersing (10)

Indien achter elkaar geplaatst: Ja

9

Smeersysteem

Oliespuit

Indien achter elkaar geplaatst: Ja

ii)

punt 3.4 wordt vervangen door:

„3.4.

Bepaling van de correctiefactor voor het mechanische rendement van de overbrenging α2

In het geval dat:

aan de krukas wordt gemeten, is deze factor gelijk aan 1;

niet aan de krukas wordt gemeten, wordt deze factor volgens de volgende formule berekend:

Vergelijking Aanh2.1-3:

Formula

waarin nt het rendement is van de overbrenging tussen de krukas en het meetpunt.

Het rendement van de overbrenging nt wordt bepaald door het product (vermenigvuldiging) van de rendementen nj van de diverse elementen van de overbrenging:

Vergelijking Aanh2.1-4:

nt = n1 · n2 · … · nj”;

b)

aanhangsel 4 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 3.3 wordt vervangen door:

„3.3.   Testprocedure voor het meten van de uitschakelafstand

Na het stoppen met trappen, moet de ondersteuning van de motor uitschakelen in een rijafstand van ≤ 3 m. De snelheid van het testvoertuig is 90 % van de maximale ondersteuningssnelheid. De metingen moeten overeenkomstig ISO 151942009 worden uitgevoerd. Indien in het voertuig een hulpmodulator is gemonteerd, mag deze gedurende de test niet worden geactiveerd.”;

ii)

de punten 3.3.1 tot en met 3.3.5.10 worden geschrapt;

iii)

de punten 3.4 tot en met 3.4.3 worden vervangen door:

„3.4   Testprocedure voor het meten van de maximumondersteuningsfactor

3.4.1.

De omgevingstemperatuur ligt tussen 278,2 K en 318,2 K.

3.4.2.

Het testvoertuig moet door de betreffende aandrijvingsbatterij worden gevoed. Voor deze testprocedure moet de aandrijvingsbatterij met maximaal vermogen worden gebruikt.

3.4.3.

De batterij moet met behulp van de door de voertuigfabrikant te specificeren lader volledig worden opgeladen.”;

iv)

de volgende punten 3.4.4 tot en met 3.4.9 worden ingevoegd:

„3.4.4.

Een motor van de testbank moet op de slinger of slingeras van het testvoertuig worden aangesloten. De slingermotor van de testbank moet de rijhandeling van de bestuurder simuleren en moet in staat zijn om verschillende toerentallen en koppels te draaien. Deze moet een toerental van 90 omw./min bereiken en een continue nominaal maximumvermogen van 50 Nm.

3.4.5.

Een rem op een motor die de verliezen en de traagheid van het voertuig simuleert, moet op een remtrommel onder het achterwiel van het testvoertuig worden bevestigd.

3.4.6.

Voor voertuigen die zijn uitgerust met een motor die het voorwiel aandrijft, moet er een extra rem of een extra motor aan een remtrommel onder het voorwiel worden bevestigd om de verliezen en de traagheid van het voertuig te simuleren.

3.4.7.

Als het ondersteuningsniveau van het voertuig variabel is, moet het op maximale ondersteuning worden ingesteld.

3.4.8.

De volgende bedrijfspunten moeten worden getest:

Tabel Aanh4-1

bedrijfspunten voor het testen van de maximumondersteuningsfactor

Bedrijfspunt

Gesimuleerd afgegeven vermogen van de bestuurder (+/– 10 %) in (W)

Doelsnelheid voertuig (1) (+/– 10 %) in (km/h)

Gewenste trapsnelheid (2) in (omw./min)

A

80

20

60

B

120

35

70

C

160

40

80

3.4.9.

De maximumondersteuningsfactor wordt berekend met de volgende formule:

Vergelijking Aanh4– 1:

Formula

waarbij:

het mechanische motorvermogen van het testvoertuig moet worden berekend op basis van de som van het motorvermogen van de mechanische rem min het mechanische opgenomen vermogen van de slingermotor van de testbank (in W).”;

v)

de punten 3.5 tot en met 3.5.9 worden geschrapt.

7)

Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 3.1 wordt vervangen door:

„3.1.   Test van typen I, II, V, VII en VIII („X” in de tabel 11– 1 betekent „van toepassing”)

Tabel 11-1

Indelingscriteria voor aandrijvingsfamilie met betrekking tot tests van type I, II, V, VII en VIII.

#

Beschrijving indelingscriteria

Test van type I

Test van type II

Test van type V

Test van type VII

Test van type VIII (11)

 

Fase I

Fase II

1.

Voertuig

1.1.

categorie;

X

X

X

X

X

X

1.2.

subcategorie;

X

X

X

X

X

X

1.3.

de traagheid van varianten of versies van voertuigen binnen twee traagheidscategorieën boven of onder de nominale traagheidscategorie;

X

 

X

X

X

X

1.4.

totale overbrengingsverhoudingen (+/– 8 %);

X

 

X

X

X

X

2.

Kenmerken aandrijvingsfamilie

2.1.

aantal motoren of elektrische motoren;

X

X

X

X

X

X

2.2.

hybride bedrijfsmodus (-modi) (parallel/opeenvolgend/anders);

X

X

X

X

X

X

2.3.

aantal cilinders van de verbrandingsmotor;

X

X

X

X

X

X

2.4.

cilinderinhoud (+/– 2 %) (12) van de verbrandingsmotor;

X

X

X

X

X

X

2.5.

aantal en regeling (variabele nokkenfasering of zuighoogte) van verbrandingsmotorkleppen;

X

X

X

X

X

X

2.6.

monofuel/bifuel/flexfuel H2NG/multifuel;

X

X

X

X

X

X

2.7.

brandstofsysteem (carburateur/spoelpoort/indirecte brandstofinspuiting/directe brandstofinspuiting/common rail/pompverstuiver/anders);

X

X

X

X

X

X

2.8.

brandstofopslag (13);

 

 

 

 

X

X

2.9.

type koelsysteem van verbrandingsmotor;

X

X

X

X

X

X

2.10.

verbrandingscyclus (elektrische-ontstekingsmotor/compressieontstekingsmotor/tweetaktmotor/viertaktmotor/anders);

X

X

X

X

X

X

2.11.

luchtinlaatsysteem (natuurlijke aanzuiging/met compressie (turbocompressor/hogedrukcompressor)/tussenkoeler/laaddrukregelaar) en luchtinlaatregeling (mechanische gashendel/elektronische gashendel/geen gashendel);

X

X

X

X

X

X

3.

Kenmerken van het verontreinigingsbeheersingssysteem

3.1.

aandrijvingssysteem (niet) uitgerust met katalysator(en);

X

X

X

X

 

X

3.2.

type katalysator(en);

X

X

X

X

 

X

3.2.1.

aantal en elementen van katalysatoren;

X

X

X

X

 

X

3.2.2.

grootte van de katalysatoren (monolietvolume +/– 15 %);

X

X

X

X

 

X

3.2.3.

werkingsprincipe van katalysatoractiviteit (oxidatie, drieweg, verwarmd, SRC, anders);

X

X

X

X

 

X

3.2.4.

massa edelmetaal (identiek of groter);

X

X

X

X

 

X

3.2.5.

verhouding edelmetaal (+/– 15 %);

X

X

X

X

 

X

3.2.6.

onderlaag (structuur en materiaal);

X

X

X

X

 

X

3.2.7.

celdichtheid;

X

X

X

X

 

X

3.2.8.

type katalysatorhuis;

X

X

X

X

 

X

3.3.

aandrijvingssysteem (niet) uitgerust met deeltjesfilter;

X

X

X

X

 

X

3.3.1.

typen deeltjesfilter;

X

X

X

X

 

X

3.3.2.

aantal en elementen van deeltjesfilter;

X

X

X

X

 

X

3.3.3.

grootte van deeltjesfilter (inhoud van filterelement +/– 10 %);

X

X

X

X

 

X

3.3.4.

werkingsprincipe van deeltjesfilter (gedeeltelijk/wall-flow/anders);

X

X

X

X

 

X

3.3.5.

actief oppervlak deeltjesfilter;

X

X

X

X

 

X

3.4.

aandrijving (niet) uitgerust met een periodiek regenererend systeem;

X

X

X

X

 

X

3.4.1.

type periodiek regenererend systeem;

X

X

X

X

 

X

3.4.2.

werkingsprincipe periodiek regenererend systeem;

X

X

X

X

 

X

3.5.

aandrijving (niet) uitgerust met systeem voor selectieve katalytische reductie (SRC);

X

X

X

X

 

X

3.5.1.

type SRC-systeem;

X

X

X

X

 

X

3.5.2.

werkingsprincipe periodiek regenererend systeem;

X

X

X

X

 

X

3.6.

aandrijving (niet) uitgerust met lean NOx-vanger/-absorberende inrichting;

X

X

X

X

 

X

3.6.1.

type lean NOx-vanger/-absorberende inrichting;

X

X

X

X

 

X

3.6.2.

werkingsprincipe van lean NOx-vanger/-absorberende inrichting;

X

X

X

X

 

X

3.7.

aandrijving (niet) uitgerust met een koudstartvoorziening en/of hulpstartvoorziening(en);

X

X

X

X

 

X

3.7.1.

type koudstart- of hulpstartvoorziening;

X

X

X

X

 

X

3.7.2.

werkingsprincipe van koudstart- of hulpstartvoorziening(en);

X

X

X

X

X

X

3.7.3.

activeringstijd van koudstart- of hulpstartvoorziening(en) en/of werkingsduur (slechts beperkte tijd geactiveerd na koude start/continu bedrijf);

X

X

X

X

X

X

3.8.

aandrijving (niet) uitgerust met O2-sensor voor brandstofregeling;

X

X

X

X

X

X

3.8.1.

type(en) O2-sensor;

X

X

X

X

X

X

3.8.2.

werkingsprincipe van O2-sensor (binair/ruim bereik/anders);

X

X

X

X

X

X

3.8.3.

interactie O2-sensor met gesloten brandstofsysteem (stochiometrische verhouding/arm of rijk bedrijf);

X

X

X

X

X

X

3.9.

aandrijving (niet) uitgerust met uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR);

X

X

X

X

 

X

3.9.1.

typen EGR-systeem;

X

X

X

X

 

X

3.9.2.

werkingsprincipe van EGR-systeem (intern/extern);

X

X

X

X

 

X

3.9.3.

maximale EGR-verhouding (+/– 5 %);

X

X

X

X

 

X

b)

in punt 3.2. wordt de kop van tabel 11-2 vervangen door:

„Tabel 11-2

Indelingscriteria voor aandrijvingsfamilie met betrekking tot tests van type III en IV”.


(1)  Voorbeelden van modi: sport, zuinig, stadsverkeer, buiten de stad enz.

(2)  Hybride stand met het hoogste elektriciteitsverbruik: de hybride modus waarin het hoogste elektriciteitsverbruik wordt vastgesteld van alle hybride modi die kunnen worden geselecteerd tijdens een test overeenkomstig toestand A van punt 4 van bijlage 10 bij VN/ECE-Reglement nr. 101, te bepalen op basis van door de fabrikant verstrekte informatie en in overleg met de technische dienst.

(3)  Hybride modus met het hoogste brandstofverbruik: de hybride modus waarin het hoogste brandstofverbruik wordt vastgesteld van alle hybride modi die kunnen worden geselecteerd tijdens een test overeenkomstig toestand B van punt 4 van bijlage 10 bij VN/ECE-Reglement nr. 101, te bepalen op basis van door de fabrikant verstrekte informatie en in overleg met de technische dienst.”.

(4)  Als het moeilijk is om het standaarduitlaatsysteem te gebruiken, kan er met instemming van de fabrikant een uitlaatsysteem worden gemonteerd die een gelijkwaardige drukval veroorzaakt. In het testlaboratorium, wanneer de motor draait, mag het afzuigsysteem voor uitlaatgassen een druk in de afzuigrook veroorzaken op het punt waarop het systeem op het uitlaatsysteem van het voertuig is aangesloten, die met ± 740 Pa (7,40 mbar) afwijkt van de luchtdruk, tenzij de fabrikant voor de test een hogere tegendruk goedkeurt.

(5)  Het luchttoevoerventiel moet de pneumatische injectiepompregelaar aansturen.

(6)  Wanneer een ventilator of blower is losgekoppeld, moet het netto motorvermogen in eerste instantie worden weergegeven met de ventilator (of blower) losgekoppeld, gevolgd door het netto motorvermogen met de ventilator (of blower) aangekoppeld. Wanneer een vaste elektrisch of mechanisch aangedreven ventilator niet op de testbank kan worden gemonteerd, moet het vermogen dat door die ventilator wordt opgenomen, worden bepaald bij dezelfde toerentallen als die worden gebruikt wanneer het motorvermogen wordt gemeten. Dat vermogen wordt afgetrokken van het gecorrigeerde vermogen om het nettovermogen te verkrijgen.

(7)  De thermostaat mag in volledig geopende toestand worden geblokkeerd.

(8)  Op de testbank worden de radiator, de ventilator, het ventilatorhuis, de waterpomp en de thermostaat ten opzichte van elkaar in dezelfde positie geplaatst als in het voertuig. Als de radiator, de ventilator, het ventilatorhuis, de waterpomp of thermostaat een positie op de testbank hebben die verschilt van dat in het voertuig, moet dit worden beschreven en in het testrapport worden genoteerd. De circulatie van de koelvloeistof mag uitsluitend door de waterpomp van de motor worden bewerkstelligd. De koeling mag hetzij via de radiator van de motor, hetzij via een externe kringloop plaatsvinden, op voorwaarde dat het drukverlies van deze kringloop vrijwel gelijk blijven aan die van het koelsysteem van de motor. Indien gemonteerd, moet de afdekplaat van de motor open zijn. de generator levert de stroom die strikt noodzakelijk is voor de voeding van de aanvullende onderdelen die essentieel zijn voor de werking van de motor. De batterij mag tijdens de test niet worden opgeladen.

(9)  Minimumvermogen van de generator: de generator levert de stroom die strikt noodzakelijk is voor de voeding van de aanvullende onderdelen die essentieel zijn voor de werking van de motor. De batterij mag tijdens de test niet worden opgeladen.

(10)  Anti-verontreinigingsvoorzieningen kunnen bijvoorbeeld de volgende zijn: een uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR), een katalysator, een thermische reactor, een secundair luchttoevoersysteem en een beveiligingssysteem voor de brandstofverdamping.”

(1)  Als de doelsnelheid niet kan worden bereikt, moet de meting worden uitgevoerd bij de maximaal behaalde voertuigsnelheid.

(2)  Kies de versnelling die het dichtst bij de vereiste aantal omwentelingen per minuut zit voor het bedrijfspunt.

(11)  De zelfde familicriteria zijn van toepassing op de functionele boorddiagnosesystemen van bijlage XII bij Verordening (EU) nr. 44/2014.

(12)  Maximaal 30 % aanvaardbaar voor test van type VIII

(13)  Alleen voor voertuigen uitgerust met opslag voor gasvormige brandstof”;


15.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 279/47


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1825 VAN DE COMMISSIE

van 6 september 2016

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 wat betreft de administratieve voorschriften voor de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (1), en met name artikel 27, lid 4, artikel 29, lid 4, artikel 30, leden 2 en 3, artikel 32, lid 1, artikel 38, lid 2, artikel 39, lid 3, artikel 40, lid 4, en artikel 72,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de typegoedkeuring van brandstoftanks als technische eenheid mogelijk te maken, moet een specifiek inlichtingenformulier met de relevante informatie als nieuw aanhangsel worden toegevoegd aan bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 van de Commissie (2).

(2)

Om de administratieve lasten voor fabrikanten te beperken, met name met betrekking tot voertuigen van de categorieën L6e en L7e, moeten aanvullende typegoedkeuringen voor systemen worden toegestaan.

(3)

Om ervoor te zorgen dat in het geval van met Continue Variabele Transmissie uitgeruste voertuigen alle relevante informatie wordt verstrekt, moet de tabel met de op het inlichtingenformulier te verstrekken informatie over overbrengingsverhoudingen worden gewijzigd.

(4)

Om een duidelijk verband te leggen tussen de twee configuraties van voertuigen waarbij ombouwing mogelijk is van subcategorie (L3e/L4e)-A2 tot het prestatieniveau (L3e/L4e)-A3 en omgekeerd, en om de toegang van voertuigeigenaren tot die informatie te vergemakkelijken, moet een vermelding van het EU-typegoedkeuringsnummer van de oorspronkelijke configuratie worden toegevoegd aan het in aanhangsel 24 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 opgenomen model en aan het in bijlage IV bij die uitvoeringsverordening opgenomen model voor het certificaat van overeenstemming.

(5)

Om in het geval van toekomstige nieuwe technologieën of concepten verdere informatie te kunnen verstrekken, moeten aanvullende vermeldingen worden ingevoegd in de modellen voor typegoedkeuringscertificaten voor systemen, onderdelen en technische eenheden.

(6)

Omwille van de duidelijkheid en de consistentie moeten sommige toelichtende noten worden gewijzigd of geschrapt.

(7)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

Om de fabrikanten en nationale autoriteiten extra tijd te gunnen om de in deze verordening voorziene wijzigingen tijdig te kunnen toepassen, moet deze verordening met spoed in werking treden, met name aangezien Verordening (EU) nr. 168/2013 op 1 januari 2016 in werking is getreden en de verbonden administratieve voorschriften met ingang van 1 januari 2018 verplicht worden met betrekking tot alle nieuwe voertuigen die worden geregistreerd of in de handel worden gebracht.

(9)

De toepasselijkheid van de wijzigingen van de modellen voor de certificaten van overeenstemming moet worden uitgesteld tot 1 september 2017 om fabrikanten en nationale autoriteiten extra doorlooptijd te gunnen om hun administratieve regelingen voor de registratie van voertuigen, en met name hun informatietechnologiesystemen, aan die wijzigingen aan te passen.

(10)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 73, lid 1, van Verordening (EU) nr. 168/2013 bedoelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en IV tot en met VIII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punt 2 van de bijlage is van toepassing met ingang van 1 september 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 september 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 60 van 2.3.2013, blz. 52.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 van 18 juli 2014 van de Commissie tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de administratieve voorschriften voor de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PB L 249 van 22.8.2014, blz. 1).


BIJLAGE

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden in numerieke volgorde ingevoegd in de lijst van de aanhangsels:

„5a

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een type systeem voor een maximumkoppel en een nettomaximumvermogen van een aandrijfeenheid (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

 

8a

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een type systeem voor de installatie van geluidssignaalinrichtingen (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

 

9a

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een type systeem voor de installatie van ruiten, ruitenwissers en ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

 

9b

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een type systeem voor de identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

 

11a

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een systeem voor verankeringen voor veiligheidsgordels (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

 

11b

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een type systeem voor bestuurbaarheid, gedrag in bochten en keerbaarheid (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

 

13a

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een type systeem voor de bescherming van de inzittenden van het voertuig, met inbegrip van de binnenuitrusting, hoofdsteunen en deuren van het voertuig (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

 

20a

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een brandstoftank als technische eenheid”

 

b)

in deel B, punt 2.2, tabel 1, LIJST I, wordt de volgende rij in numerieke volgorde ingevoegd:

„5a

Systeem: maximumkoppel en netto maximumvermogen van een aandrijfeenheid

X

Aanhangsel 2”

 

c)

in deel B, punt 2.2, tabel 1, LIJST II, worden de volgende rijen in numerieke volgorde ingevoegd:

„8a

Systeem: installatie van geluidssignaalinrichtingen

II

 

9a

Systeem: installatie van ruiten, ruitenwissers en ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen

VII

 

9b

Systeem: identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters

VIII

 

11a

Systeem: verankeringen veiligheidsgordels

XII

 

11b

Systeem: bestuurbaarheid, gedrag in bochten en keerbaarheid

XIV

 

13a

Systeem: bescherming van de inzittenden van het voertuig, met inbegrip van binnenuitrusting, hoofdsteunen en deuren van het voertuig

XVII”

 

d)

in deel B, punt 2.2, tabel 1, LIJST III, worden de volgende rijen in numerieke volgorde ingevoegd:

„20a

Technische eenheid: brandstoftank

IX”

 

e)

in deel B, punt 2.8, wordt de tabel met betrekking tot de vermeldingen in het inlichtingenformulier als volgt gewijzigd:

i)

het volgende item 3.3.3.4 wordt op het inlichtingenformulier ingevoegd:

„3.3.3.4.

L1e — L7e

Vermogen over 15/30(4) minuten(27): …kW”

ii)

item 3.5.4 op het inlichtingenformulier wordt vervangen door:

„3.5.4   Overbrengingsverhoudingen

L1e — L7e

Overzicht overbrengingsverhoudingen

Versnelling(24)

Interne transmissieverhoudingen (verhoudingen tussen omwentelingen van motor en van uitgaande as van de transmissie)

Eindoverbrengingsverhouding(en) (verhouding tussen omwentelingen van de uitgaande as van de transmissie en van de aangedreven wielen)

Totale overbrengingsverhoudingen

Verhouding (motortoerental/voertuigsnelheid) alleen voor manuele transmissie

1

2

3

 

 

 

 

Achteruit”

 

 

 

 

iii)

item 4.0.1 op het inlichtingenformulier wordt vervangen door:

„4.0.1.

L1e — L7e

Stap: Euro …(3/4/5) (4)

iv)

de volgende items 4.0.2 tot en met 4.0.5 worden op het inlichtingenformulier ingevoegd:

„4.0.2.

L1e — L7e

Brandstofverbruik (details voor elke geteste referentiebrandstof vermelden) …l/kg(4)/100 km

4.0.3.

L1e — L7e

CO2-emissies(25): …g/km

4.0.4.

L1e — L7e

Energieverbruik(25): …Wh/km

4.0.5.

L1e — L7e

Elektrisch bereik(25): …km”

f)

aanhangsel 3 wordt als volgt gewijzigd:

i)

item 4.0.1 op het inlichtingenformulier wordt vervangen door:

„4.0.1.

L1e — L7e

Stap: Euro …(3/4/5) (4)

ii)

de volgende items 4.0.2 tot en met 4.0.5 worden op het inlichtingenformulier ingevoegd:

„4.0.2.

L1e — L7e

Brandstofverbruik (details voor elke geteste referentiebrandstof vermelden) …l/kg(4)/100 km

4.0.3.

L1e — L7e

CO2-emissies(25): …g/km

4.0.4.

L1e — L7e

Energieverbruik(25): …Wh/km

4.0.5.

L1e — L7e

Elektrisch bereik(25): …km”

g)

aanhangsel 4 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de items 4.0.2, 4.0.2.1 en 4.0.2.2 op het inlichtingenformulier worden geschrapt;

ii)

de volgende items 4.0.6 en 4.0.6.1 worden op het inlichtingenformulier ingevoegd:

„4.0.6.

Geluidsniveau

4.0.6.1.

L3e

Grenswaarde voor Lurban (16): …dB(A)”;

h)

het volgende aanhangsel 5a wordt ingevoegd:

„Aanhangsel 5a

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een type systeem voor een maximumkoppel en een nettomaximumvermogen van een aandrijfeenheid (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

Item nr.

(Sub) categorieën

Gedetailleerde informatie

B.

 

Algemene informatie met betrekking tot systemen, onderdelen of technische eenheden

0.7.

L1e — L7e

Merk(en) (handelsnaam (-namen) van de fabrikant): …

0.8.

L1e — L7e

Type: …

0.8.1.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.8.2.

L1e — L7e

Typegoedkeuringsnummer(s) (indien beschikbaar): …

0.8.3.

L1e — L7e

Typegoedkeuring(en) afgegeven op (datum, indien van toepassing): …

0.9.

 

Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.9.1.

L1e — L7e

Naam en adres van de assemblagefabrieken: …

0.9.2.

L1e — L7e

Naam en adres van de gemachtigde vertegenwoordiger van de fabrikant (indien van toepassing): …

0.10.

 

Voertuig(en) waarvoor de technische eenheid is bestemd(21):

0.10.1.

L1e — L7e

Type(17): …

0.10.2.

L1e — L7e

Variant(17): …

0.10.3.

L1e — L7e

Uitvoering(17): …

0.10.4.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.10.5.

L1e — L7e

Categorie, subcategorie en sub-subcategorie van het voertuig(2): …

C.

 

Algemene informatie met betrekking tot het voertuig, systemen, onderdelen of technische eenheden

0.12.

 

Conformiteit van de productie

0.12.1.

L1e — L7e

Beschrijving van de algemene kwaliteitsborgingssystemen.

1.

 

ALGEMENE BOUWWIJZE

1.8.

 

Prestaties van de aandrijfeenheid

1.8.1.

L3e, L4e, L5e, L7e-A, L7e-B2

Opgegeven maximumsnelheid van het voertuig: …km/h

1.8.2.

L1e, L2e, L6e, L7e-B1, L7e-C

Door de constructie bepaalde maximumsnelheid(22): …km/h en versnelling waarin deze wordt bereikt: …

1.8.3.

L1e — L7e

Nettomaximumvermogen verbrandingsmotor: …kW bij …min-1 bij een lucht-brandstofverhouding van: …

1.8.4.

L1e — L7e

Nettomaximumkoppel verbrandingsmotor: …Nm bij …min-1 bij een lucht-brandstofverhouding van: …

1.8.5.

L1e — L7e

Nominaal continu maximumvermogen elektromotor (vermogen over 15/30(4) minuten(27)): …kW bij …min-1

1.8.6.

L1e — L7e

Nominaal continu maximumkoppel elektromotor: …Nm bij …min-1

1.8.7.

L1e — L7e

Totaal continu maximumvermogen voor aandrijving(en): …kW bij …min-1 bij een lucht-brandstofverhouding van: …

1.8.8.

L1e — L7e

Totaal continu maximumkoppel voor aandrijving(en): …Nm bij …min-1 bij een lucht-brandstofverhouding van: …

1.8.9.

L1e — L7e

Maximumpiekvermogen voor aandrijving(en): …kW bij …min-1 bij een lucht-brandstofverhouding van: …

3.

 

ALGEMENE KENMERKEN VAN DE AANDRIJFLIJN

3.2.

 

Verbrandingsmotor

3.2.1.

 

Specifieke informatie over de motor

3.2.1.1.

L1e — L7e

Aantal verbrandingsmotoren: …

3.2.1.2.

L1e — L7e

Werkingsprincipe: motor met interne verbranding/elektrische ontsteking/compressieontsteking/motor met externe verbranding/turbine/perslucht(4): …

3.2.1.3.

L1e — L7e

Cyclus: viertakt/tweetakt/draaizuiger/andere(4):

3.2.1.4.

L1e — L7e

Cilinders

3.2.1.4.1.

L1e — L7e

Aantal: …

3.2.1.4.2.

L1e — L7e

Opstelling(26): …

3.2.1.4.3.

L1e — L7e

Boring(12): …mm

3.2.1.4.4.

L1e — L7e

Slag(12): …mm

3.2.1.4.5.

L1e — L7e

Aantal stators in geval van een draaizuigermotor en opstelling ervan: …

3.2.1.4.6.

L1e — L7e

Inhoud van de verbrandingskamers in geval van een draaizuigermotor: …cm3

3.2.1.4.7.

L1e — L7e

Ontstekingsvolgorde: …

3.2.1.5.

L1e — L7e

Cilinderinhoud(6): …cm3

3.2.1.6.

L1e — L7e

Volumetrische compressieverhouding(7): …

3.3.

 

Zuiver elektrische en hybride elektrische aandrijving en regeling

3.3.3.4.

L1e — L7e

Vermogen over 15/30(4) minuten(27): …kW”

i)

aanhangsel 6 wordt als volgt gewijzigd:

i)

item 4.0.1 op het inlichtingenformulier wordt vervangen door:

„4.0.1.

L1e — L7e

Stap: Euro …(3/4/5) (4)

ii)

de volgende items 4.0.2 tot en met 4.0.5 worden op het inlichtingenformulier ingevoegd:

„4.0.2.

L1e — L7e

Brandstofverbruik (details voor elke geteste referentiebrandstof vermelden) …l/kg(4)/100 km

4.0.3.

L1e — L7e

CO2-emissies(25): …g/km

4.0.4.

L1e — L7e

Energieverbruik(25): …Wh/km

4.0.5.

L1e — L7e

Elektrisch bereik(25): …km”

j)

aanhangsel 7 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de items 4.0.1 en 4.0.2 op het inlichtingenformulier worden vervangen door:

„4.0.1.

L1e — L7e

Stap: Euro …(3/4/5) (4)

4.0.2.

L1e — L7e

Brandstofverbruik (details voor elke geteste referentiebrandstof vermelden) …l/kg(4)/100 km”

ii)

de items 4.0.2.1 en 4.0.2.2 op het inlichtingenformulier worden geschrapt;

iii)

de volgende items 4.0.3 tot en met 4.0.6.1 worden op het inlichtingenformulier ingevoegd:

„4.0.3.

L1e — L7e

CO2-emissies(25): …g/km

4.0.4.

L1e — L7e

Energieverbruik(25): …Wh/km

4.0.5.

L1e — L7e

Elektrisch bereik(25): …km

4.0.6.

 

Geluidsniveau

4.0.6.1.

L3e

Grenswaarde voor Lurban (16): …dB(A)”

k)

aanhangsel 8 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de items 4.0.1 en 4.0.2 op het inlichtingenformulier worden vervangen door:

„4.0.1.

L1e — L7e

Stap: Euro …(3/4/5) (4)

4.0.2.

L1e — L7e

Brandstofverbruik (details voor elke geteste referentiebrandstof vermelden) …l/kg(4)/100 km”;

ii)

de items 4.0.2.1 en 4.0.2.2 op het inlichtingenformulier worden geschrapt;

iii)

de volgende items 4.0.3 tot en met 4.0.6.1 worden op het inlichtingenformulier ingevoegd:

„4.0.3.

L1e — L7e

CO2-emissies(25): …g/km

4.0.4.

L1e — L7e

Energieverbruik(25): …Wh/km

4.0.5.

L1e — L7e

Elektrisch bereik(25): …km

4.0.6.

 

Geluidsniveau

4.0.6.1.

L3e

Grenswaarde voor Lurban (16): …dB(A)”;

l)

het volgende aanhangsel 8a wordt ingevoegd:

„Aanhangsel 8a

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een type systeem voor de installatie van geluidssignaalinrichtingen (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

Item nr.

(Sub)categorieën

Gedetailleerde informatie

B.

 

Algemene informatie met betrekking tot systemen, onderdelen of technische eenheden

0.7.

L1e — L7e

Merk(en) (handelsnaam (-namen) van de fabrikant): …

0.8.

L1e — L7e

Type: …

0.8.1.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.8.2.

L1e — L7e

Typegoedkeuringsnummer(s) (indien beschikbaar): …

0.8.3.

L1e — L7e

Typegoedkeuring(en) afgegeven op (datum, indien beschikbaar): …

0.9.

 

Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.9.1.

L1e — L7e

Naam en adres van de assemblagefabrieken: …

0.9.2.

L1e — L7e

Naam en adres van de gemachtigde vertegenwoordiger van de fabrikant (indien van toepassing): …

0.10.

 

Voertuig(en) waarvoor de technische eenheid is bestemd(21):

0.10.1.

L1e — L7e

Type(17): …

0.10.2.

L1e — L7e

Variant(17): …

0.10.3.

L1e — L7e

Uitvoering(17): …

0.10.4.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.10.5.

L1e — L7e

Categorie, subcategorie en sub-subcategorie van het voertuig(2): …

C.

 

Algemene informatie met betrekking tot het voertuig, systemen, onderdelen of technische eenheden

0.12.

 

Conformiteit van de productie

0.12.1.

L1e — L7e

Beschrijving van de algemene kwaliteitsborgingssystemen.

6.

 

INFORMATIE INZAKE FUNCTIONELE VEILIGHEID

6.1.

 

Geluidssignaalinrichtingen

6.1.1.

L1e — L7e

Korte beschrijving van gebruikte inrichting(en) en hun doel: …

6.1.2.

L1e — L7e

Tekening(en) waarop de plaats van de geluidssignaalinrichting(en) ten opzichte van de voertuigconstructie is aangegeven: …

6.1.3.

L1e — L7e

Gegevens over de bevestigingswijze, met inbegrip van dat deel van de voertuigconstructie waarop de geluidssignaalinrichting(en) is/zijn bevestigd: …

6.1.4.

L1e — L7e

Schema van het elektrisch/pneumatisch circuit: …

6.1.4.1.

L1e — L7e

Spanning: GS/WS(4)

6.1.4.2.

L1e — L7e

Nominale spanning of druk: …

6.1.5.

L1e — L7e

Tekening van het montagesysteem: …”

m)

het volgende aanhangsel 9a wordt ingevoegd:

„Aanhangsel 9a

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een type systeem voor de installatie van ruiten, ruitenwissers en ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

Item nr.

(Sub)categorieën

Gedetailleerde informatie

B.

 

Algemene informatie met betrekking tot systemen, onderdelen of technische eenheden

0.7.

L1e — L7e

Merk(en) (handelsnaam (-namen) van de fabrikant): …

0.8.

L1e — L7e

Type: …

0.8.1.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.8.2.

L1e — L7e

Typegoedkeuringsnummer(s) (indien beschikbaar): …

0.8.3.

L1e — L7e

Typegoedkeuring(en) afgegeven op (datum, indien beschikbaar): …

0.9.

 

Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.9.1.

L1e — L7e

Naam en adres van de assemblagefabrieken: …

0.9.2.

L1e — L7e

Naam en adres van de gemachtigde vertegenwoordiger van de fabrikant (indien van toepassing): …

0.10.

 

Voertuig(en) waarvoor de technische eenheid is bestemd(21): …

0.10.1.

L1e — L7e

Type(17): …

0.10.2.

L1e — L7e

Variant(17): …

0.10.3.

L1e — L7e

Uitvoering(17): …

0.10.4.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.10.5.

L1e — L7e

Categorie, subcategorie en sub-subcategorie van het voertuig(2): …

C.

 

Algemene informatie met betrekking tot het voertuig, systemen, onderdelen of technische eenheden

0.12.

 

Conformiteit van de productie

0.12.1.

L1e — L7e

Beschrijving van de algemene kwaliteitsborgingssystemen.

1.

 

ALGEMENE BOUWWIJZE

1.7.

L4e, L5e-B, L6e-B, L7e-A2, L7e-B2, L7e-C

Kant van het stuur: links/rechts/midden(4): …

1.7.1.

L1e — L7e

Het voertuig is uitgerust voor rechts-/linksrijdend verkeer en voor gebruik in landen die gebruikmaken van metrische/metrische en Engelse „imperiale” eenheden(4): …

3.

 

ALGEMENE KENMERKEN VAN DE AANDRIJFLIJN

3.1

 

Fabrikant van de aandrijfeenheid

3.1.1.

 

Verbrandingsmotor

3.1.1.1.

L1e — L7e

Fabrikant: …

3.1.1.2.

L1e — L7e

Code van de motor (zoals vermeld op de motor of ander identificatiemiddel): …

3.1.2.

 

Elektrische motor

3.1.2.1.

L1e — L7e

Fabrikant: …

3.1.2.2.

L1e — L7e

Code van de elektromotor (zoals vermeld op de motor of ander identificatiemiddel): …

3.1.3.

 

Hybride toepassing

3.1.3.1.

L1e — L7e

Fabrikant: …

3.1.3.2.

L1e — L7e

Code van de toepassing (zoals vermeld op de motor of ander identificatiemiddel): …

3.2.

 

Verbrandingsmotor

3.2.1.

 

Specifieke informatie over de motor

3.2.1.2.

L1e — L7e

Werkingsprincipe: motor met interne verbranding/elektrische ontsteking/compressieontsteking/motor met externe verbranding/turbine/perslucht(4): …

3.2.1.3.

L1e — L7e

Cyclus: viertakt/tweetakt/draaizuiger/andere(4): …

3.2.1.4.

L1e — L7e

Cilinders

3.2.1.4.1.

L1e — L7e

Aantal: …

3.2.1.4.2.

L1e — L7e

Opstelling(26): …

3.2.1.5.

L1e — L7e

Cilinderinhoud(6): …cm3

3.2.1.9.

L1e — L7e

Normaal stationair toerental bij warme motor: …min-1

3.2.3.

 

Brandstof

3.2.3.1.

L1e — L7e

Brandstoftype: (9)

3.2.3.2.

L1e — L7e

Brandstofconfiguratie van het voertuig: monofuel/bifuel/flexfuel(4)

3.2.10.

 

Koel- en regelsysteem van aandrijflijn

3.2.10.2.

L1e — L7e

Koelsysteem: vloeistof: ja/neen(4)

3.2.10.2.2.

L1e — L7e

Nominale instelling van het motortemperatuurregelmechanisme: …

3.2.10.2.3.

L1e — L7e

Aard van de vloeistof: …

3.2.10.2.4.

L1e — L7e

Circulatiepomp(en): ja/neen(4)

3.2.10.2.4.1.

L1e — L7e

Kenmerken: …

3.2.10.2.5.

L1e — L7e

Overbrengingsverhouding(en): …

3.2.10.2.6.

L1e — L7e

Beschrijving van de ventilator en het drijfwerk ervan: …

3.2.10.3.

L1e — L7e

Luchtkoeling: ja/neen(4)

3.2.10.3.3.

L1e — L7e

Ventilator: ja/neen(4)

3.2.10.3.3.1.

L1e — L7e

Kenmerken: …

3.2.13.

 

Andere elektrische systemen en regelingen dan die welke bestemd zijn voor de elektrische aandrijving

3.2.13.1.

L1e — L7e

Nominale spanning: …V, positieve/negatieve massaverbinding(4)

3.2.13.2.

L1e — L7e

Generator: ja/neen(4)

3.2.13.2.1.

L1e — L7e

Nominaal vermogen: …VA

3.3.

 

Zuiver elektrische en hybride elektrische aandrijving en regeling

3.3.3.

 

Elektromotor voor aandrijving

3.3.3.2.

L1e — L7e

Type (wikkeling, bekrachtiging): …

3.3.3.3.

L1e — L7e

Bedrijfsspanning: …V

3.3.4.

 

Aandrijfbatterijen

3.3.4.1.

L1e — L7e

Primaire aandrijfbatterij

3.3.4.1.1.

L1e — L7e

Aantal cellen: …

3.3.4.1.2.

L1e — L7e

Massa: …kg

3.3.4.1.3.

L1e — L7e

Capaciteit: …Ah (ampère-uur) / …V

3.3.4.1.5.

L1e — L7e

Plaats in het voertuig: …

3.3.4.2.

L1e — L7e

Secundaire aandrijfbatterij

3.3.4.2.1.

L1e — L7e

Aantal cellen: …

3.3.4.2.2.

L1e — L7e

Massa: …kg

3.3.4.2.3.

L1e — L7e

Capaciteit: …Ah (ampère-uur) / …V

3.3.4.2.5.

L1e — L7e

Plaats in het voertuig: …

3.3.5.

 

Hybride elektrisch voertuig: …

3.3.5.1.

L1e — L7e

Motor of motorcombinatie (aantal elektromotoren en/of verbrandingsmotoren/andere)(4): …

3.3.5.2.

L1e — L7e

Categorie waartoe het hybride elektrische voertuig behoort: extern oplaadbaar/niet-extern oplaadbaar: …

3.3.5.3.

L1e — L7e

Bedrijfsstandschakelaar: met/zonder(4)

3.3.5.4.

L1e — L7e

Selecteerbare standen: ja/neen(4)

3.3.5.5.

L1e — L7e

Enkel op brandstof: ja/neen(4)

3.3.5.6.

L1e — L7e

Voertuig aangedreven door brandstofcel ja/neen(4)

3.3.5.7.

L1e — L7e

Hybride bedrijfsmodi: ja/neen(4) (indien ja, korte beschrijving geven): …

3.3.6.

 

Energieopslagvoorziening

3.3.6.1.

L1e — L7e

Omschrijving: (batterij, condensator, vliegwiel/generator)(4)

3.3.6.2.

L1e — L7e

Identificatienummer: …

* 3.3.6.3.

L1e — L7e

Soort elektrochemisch koppel: …

3.3.6.4.

L1e — L7e

Energie (voor batterij: voltage en Ah-capaciteit in 2 u, voor condensator: J,…, voor vliegwiel/generator: J,…): …

3.3.6.5.

L1e — L7e

Lader: ingebouwd/extern/geen(4)

3.4.

 

Andere motoren, elektromotoren of combinaties (specifieke gegevens over de onderdelen van deze motoren)

3.4.1.

 

Koelsysteem (door de fabrikant toegestane temperaturen)

3.4.1.1.

L1e — L7e

Vloeistofkoeling: …

3.4.1.1.1.

L1e — L7e

Maximumtemperatuur bij de uitlaat: …K

3.4.1.2.

L1e — L7e

Luchtkoeling: …

3.4.1.2.1.

L1e — L7e

Referentiepunt: …

3.4.1.2.2.

L1e — L7e

Maximumtemperatuur op het referentiepunt: …K

6.

 

INFORMATIE INZAKE FUNCTIONELE VEILIGHEID

6.5.

 

Ruiten, ruitenwissers, ruitensproeiers en ontdooiings- en ontwasemingssystemen

6.5.1.

 

Voorruit

6.5.1.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Gebruikte materialen: …

6.5.1.2.

L2e, L5e, L6e, L7e

Montagemethode: …

6.5.1.3.

L2e, L5e, L6e, L7e

Hellingshoek: …

6.5.1.4.

L2e, L5e, L6e, L7e

Accessoires van de voorruit en de positie waarin deze zijn gemonteerd, met een korte beschrijving van de elektrische/elektronische onderdelen: …

6.5.1.5.

L2e, L5e, L6e, L7e

Tekening van de voorruit met afmetingen: …

6.5.2.

 

Andere ruiten

6.5.2.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Gebruikte materialen: …

6.5.2.2.

L2e, L5e, L6e, L7e

Korte beschrijving van de eventuele elektrische/elektronische onderdelen van het portierraammechanisme: …

6.5.3.

 

Beglazing voor schuif- of hefdak

6.5.3.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Gebruikte materialen: …

6.5.4.

 

Andere beglazing

6.5.4.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Gebruikte materialen: …

6.6.

 

Ruitenwisser(s)

6.6.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Gedetailleerde technische beschrijving (met foto's of tekeningen): …

6.7.

 

Ruitensproeier

6.7.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Gedetailleerde technische beschrijving (met foto's of tekeningen): …

6.7.2.

L2e, L5e, L6e, L7e

Inhoud van het reservoir: …l

6.8.

 

Ontdooiing en ontwaseming

6.8.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Gedetailleerde technische beschrijving (met foto's of tekeningen): …

6.16.

 

Zitplaatsen (zadels en stoelen)

6.16.1.

L1e — L7e

Aantal zitplaatsen: …

6.16.1.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Plaats en opstelling(8): …

6.16.4.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Coördinaten of tekening van het/de R-punt(en) van alle zitplaatsen: …

6.16.4.1.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Bestuurderszitplaats: …

6.16.5.

L1e — L7e

Ontwerpromphoek: …

6.16.5.1.

L1e — L7e

Bestuurderszitplaats: …

6.20.

 

Bescherming van de inzittenden van het voertuig, met inbegrip van binnenuitrusting en deuren van het voertuig

6.20.1.

 

Carrosserie

6.20.1.1.

L2e, L5e-B, L6e-B, L7e

Gebruikte materialen en toegepaste constructiemethoden: …

6.20.2.

 

Deuren voor de inzittenden, hang- en sluitwerk

6.20.2.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Aantal deuren en configuratie, afmetingen en maximale openingshoek(5): …

6.20.3.

 

Binnenbescherming voor de inzittenden

6.20.3.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Foto's, tekeningen en/of een opengewerkte tekening van de binnenuitrusting die een overzicht geven van de delen van de passagiersruimte en de gebruikte materialen (met uitzondering van binnenachteruitkijkspiegels, de plaats van de bedieningsorganen, de zitplaatsen en de achterzijde van de zitplaatsen), het dak en het rol- of schuifdak, de rugleuning: …”;

n)

het volgende aanhangsel 9b wordt ingevoegd:

„Aanhangsel 9b

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een type systeem voor de identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

Item nr.

(Sub)categorieën

Gedetailleerde informatie

B.

 

Algemene informatie met betrekking tot systemen, onderdelen of technische eenheden

0.7.

L1e — L7e

Merk(en) (handelsnaam (-namen) van de fabrikant): …

0.8.

L1e — L7e

Type: …

0.8.1.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.8.2.

L1e — L7e

Typegoedkeuringsnummer(s) (indien beschikbaar): …

0.8.3.

L1e — L7e

Typegoedkeuring(en) afgegeven op (datum, indien beschikbaar): …

0.9.

 

Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.9.1.

L1e — L7e

Naam en adres van de assemblagefabrieken: …

0.9.2.

L1e — L7e

Naam en adres van de gemachtigde vertegenwoordiger van de fabrikant (indien van toepassing): …

0.10.

 

Voertuig(en) waarvoor de technische eenheid is bestemd(21):

0.10.1.

L1e — L7e

Type(17): …

0.10.2.

L1e — L7e

Variant(17): …

0.10.3.

L1e — L7e

Uitvoering(17): …

0.10.4.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.10.5.

L1e — L7e

Categorie, subcategorie en sub-subcategorie van het voertuig(2): …

C.

 

Algemene informatie met betrekking tot het voertuig, systemen, onderdelen of technische eenheden

0.12.

 

Conformiteit van de productie

0.12.1.

L1e — L7e

Beschrijving van de algemene kwaliteitsborgingssystemen.

1.

 

ALGEMENE BOUWWIJZE

1.7.

L4e, L5e-B, L6e-B, L7e-A2, L7e-B2, L7e-C

Kant van het stuur: links/rechts/midden(4): …

6.9.

 

Door de bestuurder bediende bedieningsorganen, waaronder identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters

6.9.1.

L1e — L7e

Plaatsing en identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters: …

6.9.2.

L1e — L7e

Foto's en/of tekeningen van de plaatsing van symbolen en bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters: …

6.9.3.

L1e — L7e

Bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters waarvoor bij montage identificatie verplicht is, en de daarvoor te gebruiken identificatiesymbolen: …

6.9.4.

L1e — L7e

Overzichtstabel: het voertuig is uitgerust met de volgende door de bestuurder bediende bedieningsorganen, met inbegrip van meters en verklikkerlichten(4)

Bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters waarvoor bij montage identificatie verplicht is, en de daarvoor te gebruiken symbolen

Symbool nr.

Inrichting

Bedieningsorgaan/meter aanwezig (1)

Geïdentificeerd door symbool (1)

Waar (2)

Verklikkerlicht aanwezig (1)

Geïdentificeerd door symbool (1)

Waar (2)

1

Hoofdlicht

 

 

 

 

 

 

2

Dimlicht

 

 

 

 

 

 

3

Grootlicht

 

 

 

 

 

 

4

Achter- en breedtelichten

 

 

 

 

 

 

5

Mist-voorlichten

 

 

 

 

 

 

6

Mistachterlicht

 

 

 

 

 

 

7

Niveauregeling voor de koplampen

 

 

 

 

 

 

8

Parkeerlichten

 

 

 

 

 

 

9

Richtingaanwijzers

 

 

 

 

 

 

10

Waarschuwingsknipperlichten

 

 

 

 

 

 

11

Ruitenwisser

 

 

 

 

 

 

12

Ruitensproeier

 

 

 

 

 

 

13

Combinatie ruitenwisser/ruitensproeier

 

 

 

 

 

 

14

Koplampwisser

 

 

 

 

 

 

15

Ontwaseming en ontdooiing van de voorruit

 

 

 

 

 

 

16

Ontwaseming en ontdooiing van de achterruit

 

 

 

 

 

 

17

Ventilator

 

 

 

 

 

 

18

Dieselvoorverwarming

 

 

 

 

 

 

19

Choke-knop

 

 

 

 

 

 

20

Remdefect

 

 

 

 

 

 

21

Brandstofpeil

 

 

 

 

 

 

22

Acculaadmeter

 

 

 

 

 

 

23

Temperatuur koelvloeistof motor

 

 

 

 

 

 

24

Verklikkerlicht voor een storing

 

 

 

 

 

 

6.9.5.

L1e — L7e

Bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters waarvoor bij montage identificatie optioneel is, en de in geval van identificatie te gebruiken symbolen

Symbool nr.

Inrichting

Bedieningsorgaan/meter aanwezig (3)

Geïdentificeerd door symbool (3)

Waar (4)

Verklikkerlicht aanwezig (3)

Geïdentificeerd door symbool (3)

Waar (4)

1

Parkeerrem

 

 

 

 

 

 

2

Ruitenwisser achterruit

 

 

 

 

 

 

3

Sproeier achterruit

 

 

 

 

 

 

4

Combinatie ruitenwisser/sproeier achterruit

 

 

 

 

 

 

5

Ruitenwisser voorruit met intervalschakelaar

 

 

 

 

 

 

6

Geluidssignaalinrichting (claxon)

 

 

 

 

 

 

7

Klep motorkap

 

 

 

 

 

 

8

Klep kofferbak

 

 

 

 

 

 

9

Veiligheidsgordel

 

 

 

 

 

 

10

Oliedrukmeter

 

 

 

 

 

 

11

Loodvrije benzine

 

 

 

 

 

 

12

 

 

 

 

 

 

13

 

 

 

 

 

 

o)

het volgende aanhangsel 11a wordt ingevoegd:

„Aanhangsel 11a

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een systeem voor verankeringen voor veiligheidsgordels (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

Item nr.

(Sub)categorieën

Gedetailleerde informatie

B.

 

Algemene informatie met betrekking tot systemen, onderdelen of technische eenheden

0.7.

L1e — L7e

Merk(en) (handelsnaam (-namen) van de fabrikant): …

0.8.

L1e — L7e

Type: …

0.8.1.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.8.2.

L1e — L7e

Typegoedkeuringsnummer(s) (indien beschikbaar): …

0.8.3.

L1e — L7e

Typegoedkeuring(en) afgegeven op (datum, indien beschikbaar): …

0.9.

 

Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.9.1.

L1e — L7e

Naam en adres van de assemblagefabrieken: …

0.9.2.

L1e — L7e

Naam en adres van de gemachtigde vertegenwoordiger van de fabrikant (indien van toepassing): …

0.10.

 

Voertuig(en) waarvoor de technische eenheid is bestemd(21):

0.10.1.

L1e — L7e

Type(17): …

0.10.2.

L1e — L7e

Variant(17): …

0.10.3.

L1e — L7e

Uitvoering(17): …

0.10.4.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.10.5.

L1e — L7e

Categorie, subcategorie en sub-subcategorie van het voertuig(2): …

C.

 

Algemene informatie met betrekking tot het voertuig, systemen, onderdelen of technische eenheden

0.12.

 

Conformiteit van de productie

0.12.1.

L1e — L7e

Beschrijving van de algemene kwaliteitsborgingssystemen.

1.

 

ALGEMENE BOUWWIJZE

1.4.

L1e — L7e

Chassis (indien aanwezig) (overzichtstekening): …

1.5.

L2e, L5e-B, L6e-B, L7e-A2, L7e-B2, L7e-C

Materiaal dat is gebruikt voor de carrosserie: …

1.7.

L4e, L5e-B, L6e-B, L7e-A2, L7e-B2, L7e-C

Kant van het stuur: links/rechts/midden(4): …

6.

 

INFORMATIE INZAKE FUNCTIONELE VEILIGHEID

6.14.

 

Veiligheidsgordels en/of andere beveiligingen

6.14.1.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Aantal en plaats van de veiligheidsgordels en beveiligingssystemen en de stoelen waarop ze kunnen worden gebruikt, vul onderstaande tabel in: …

(L = links, R = rechts, C = midden)

 

 

Configuratie van de veiligheidsgordels en daarbij horende informatie

 

 

 

Volledig EU-typegoedkeuringsmerk

Variant (indien van toepassing)

Verstelsysteem van de gordelhoogte (ja/nee/optioneel)

Eerste stoelenrij

 

L

 

 

 

C

 

 

 

R

 

 

 

Tweede stoelenrij

 

L

 

 

 

C

 

 

 

R

 

 

 

L = links; C = midden; R = rechts

6.14.2.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Beschrijving van een bijzonder type gordel waarbij één verankering op de rugleuning van de zitplaats is aangebracht of een energiedissiperende voorziening bevat: …

6.14.3.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Aantal en plaats van de verankeringen: …

6.14.4.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Korte beschrijving van elektrische/elektronische onderdelen: …

6.15.

 

Verankeringen veiligheidsgordels

6.15.1.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Foto's en/of tekeningen van de carrosserie met aanduiding van de werkelijke, effectieve plaats en de afmetingen van de verankeringen, alsmede van het R-punt: …

6.15.2.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Tekeningen van de verankeringen en van de delen van de voertuigstructuur waaraan zij zijn bevestigd (met aanduiding van de aard van het gebruikte materiaal): …

6.15.3.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Vermelding van de gordeltypen(14) die mogen worden gemonteerd op de verankeringen waarvan het voertuig is voorzien: …

 

 

Configuratie van de verankeringen van de veiligheidsgordels en daarbij horende informatie

 

Plaats van verankering

Voertuigstructuur

Stoelstructuur

Eerste stoelenrij

Stoel rechts

 

Verankeringen onderaan

Verankeringen bovenaan

 

buitenzijde binnenzijde

 

 

Stoel midden

 

Verankeringen onderaan

Verankeringen bovenaan

 

rechts links

 

 

Stoel links

 

Verankeringen onderaan

Verankeringen bovenaan

 

buitenzijde binnenzijde

 

 

Tweede stoelenrij

Stoel rechts

 

Verankeringen onderaan

Verankeringen bovenaan

 

buitenzijde binnenzijde

 

 

Stoel midden

 

Verankeringen onderaan

Verankeringen bovenaan

 

rechts links

 

 

Stoel links

 

Verankeringen onderaan

Verankeringen bovenaan

 

buitenzijde binnenzijde

 

 

6.15.4.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Typegoedkeuringsmerk voor elke plaats: …

6.15.5.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Speciale voorzieningen (bv. verstelling zithoogte, voorspaninrichting enz.): …

6.15.6.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Foto's en/of tekeningen van de carrosserie met aanduiding van de werkelijke, effectieve plaats en de afmetingen van de verankeringen, alsmede van het R-punt: …

6.15.7.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Opmerking: …”;

p)

het volgende aanhangsel 11b wordt ingevoegd:

„Aanhangsel 11b

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een type systeem voor bestuurbaarheid, gedrag in bochten en keerbaarheid (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

Item nr.

(Sub)categorieën

Gedetailleerde informatie

B.

 

Algemene informatie met betrekking tot systemen, onderdelen of technische eenheden

0.7.

L1e — L7e

Merk(en) (handelsnaam (-namen) van de fabrikant): …

0.8.

L1e — L7e

Type: …

0.8.1.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.8.2.

L1e — L7e

Typegoedkeuringsnummer(s) (indien beschikbaar): …

0.8.3.

L1e — L7e

Typegoedkeuring(en) afgegeven op (datum, indien beschikbaar): …

0.9.

 

Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.9.1.

L1e — L7e

Naam en adres van de assemblagefabrieken: …

0.9.2.

L1e — L7e

Naam en adres van de gemachtigde vertegenwoordiger van de fabrikant (indien van toepassing): …

0.10.

 

Voertuig(en) waarvoor de technische eenheid is bestemd(21):

0.10.1.

L1e — L7e

Type(17): …

0.10.2.

L1e — L7e

Variant(17): …

0.10.3.

L1e — L7e

Uitvoering(17): …

0.10.4.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.10.5.

L1e — L7e

Categorie, subcategorie en sub-subcategorie van het voertuig(2): …

C.

 

Algemene informatie met betrekking tot het voertuig, systemen, onderdelen of technische eenheden

0.12.

 

Conformiteit van de productie

0.12.1.

L1e — L7e

Beschrijving van de algemene kwaliteitsborgingssystemen.

1.

 

ALGEMENE BOUWWIJZE

1.1.

L1e — L7e

Foto's en/of tekeningen van een representatief voertuig: …

1.3.

L1e — L7e

Aantal assen en wielen: …

1.3.1.

L1e — L7e

Assen met dubbellucht(23): …

1.3.2.

L1e — L7e

Aangedreven assen(23): …

1.7.

L4e, L5e-B, L6e-B, L7e-A2, L7e-B2, L7e-C

Kant van het stuur: links/rechts/midden(4): …

1.8.

 

Prestaties van de aandrijfeenheid

1.8.1.

L3e, L4e, L5e, L7e-A, L7e-B2

Opgegeven maximumsnelheid van het voertuig: …km/h

1.8.2.

L1e, L2e, L6e, L7e-B1, L7e-C

Door de constructie bepaalde maximumsnelheid(22): …km/h en versnelling waarin deze wordt bereikt: …

2.

 

MASSA'S EN AFMETINGEN

(In kg en mm) In voorkomend geval naar tekeningen verwijzen.

2.1

 

Bereik van de (totale) massa van het voertuig

2.1.3.

L1e — L7e

Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand: …kg

2.1.3.1.

L1e — L7e

Technisch toelaatbare maximummassa op de vooras: …kg

2.1.3.2.

L1e — L7e

Technisch toelaatbare maximummassa op de achteras: …kg

2.1.3.3.

L4e

Technisch toelaatbare maximummassa op de as van het zijspan: …kg

2.2.

 

Bereik van de afmetingen van het voertuig (buitenmaten)

2.2.1.

L1e — L7e

Lengte: …mm

2.2.2.

L1e — L7e

Breedte: …mm

2.2.3.

L1e — L7e

Hoogte: …mm

2.2.4.

L1e — L7e

Wielbasis: …mm

2.2.4.1.

L4e

Wielbasis zijspan(28): …mm

2.2.5.

 

Spoorbreedte

2.2.5.1.

L1e — L7e indien uitgerust met dubbellucht L2e, L4e, L5e, L6e, L7e

Spoorbreedte voor: …mm.

2.2.5.2.

L1e — L7e indien uitgerust met dubbellucht

Spoorbreedte achter: …mm.

2.2.5.3.

L2e, L4e, L5e, L6e, L7e

Spoorbreedte zijspan: …mm.

2.2.6.

L7e-B

Vooroverhang: …mm.

2.2.7.

L7e-B

Achteroverhang: …mm.

3.

 

ALGEMENE KENMERKEN VAN DE AANDRIJFLIJN

3.5.

 

Aandrijving en regeling(13)

3.5.1.

L1e — L7e

Korte beschrijving en schematische tekening van de aandrijving van het voertuig en het regelsysteem daarvan (bedieningsorgaan van de versnellingsbak, bedieningsorgaan voor koppeling of een ander element van de aandrijving): …

3.6.

 

Voorziening voor veilig gedrag in bochten

3.6.1.

L1e — L7e met dubbellucht, L2e, L5e, L6e, L7e

Voorziening voor veilig gedrag in bochten (bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 168/2013): ja/neen(4) differentieel/andere(4)

3.6.2.

L1e — L7e met dubbellucht, L2e, L5e, L6e, L7e

Differentieelblokkering: ja/neen/optioneel(4)

3.6.3.

L1e — L7e

Korte beschrijving en schematische tekening van de voorziening voor veilig gedrag in bochten, de differentieelblokkering en de regelsystemen daarvan: …

3.7.

 

Ophanging en regeling

3.7.1.

L1e — L7e

Korte beschrijving en schematische tekening van de ophanging en het regelsysteem daarvan: …

6.

 

INFORMATIE INZAKE FUNCTIONELE VEILIGHEID

6.17.

 

Bestuurbaarheid, gedrag in bochten en keerbaarheid

6.17.1.

L1e — L7e

Schematisch diagram van de bestuurde as(sen) met aanduiding van de stuurgeometrie: …

6.17.2.

 

Besturingsoverbrenging en stuurorgaan

6.17.2.1.

L1e — L7e

Configuratie van de besturingsoverbrenging (voor voor- en achterzijde specificeren): …

6.17.2.2.

L1e — L7e

Verbinding met de wielen (inclusief andere dan mechanische middelen; voor voor- en achterzijde specificeren): …

6.17.2.2.1.

L1e — L7e

Korte beschrijving van elektrische/elektronische onderdelen: …

6.17.2.3.

L1e — L7e

Schema van de besturingsoverbrenging: …

6.17.2.4.

L2e, L5e, L6e, L7e

Schematisch(e) diagram(men) van het stuurorgaan (de stuurorganen): …

6.17.2.5.

L2e, L5e, L6e, L7e

Bereik en methode van verstelling van het stuurorgaan (de stuurorganen): …

6.17.2.6.

L2e, L5e, L6e, L7e

Soort stuurbekrachtiging: …

6.17.3.

 

Maximumstuurhoek van de wielen

6.17.3.1.

L1e — L7e

Naar rechts: …graden; aantal omwentelingen van het stuurwiel (of gelijkwaardige gegevens): …

6.17.3.2.

L1e — L7e

Naar links: …graden; aantal omwentelingen van het stuurwiel (of gelijkwaardige gegevens): …

6.18.

 

Band/wielcombinatie

6.18.1.

 

Banden: …

6.18.1.1.

 

Maataanduiding: …

6.18.1.1.1.

L1e — L7e

As 1: …

6.18.1.1.2.

L1e — L7e

As 2: …

6.18.1.1.3.

L4e

Wiel van het zijspan: …

6.18.1.4.

L1e — L7e

Door de voertuigfabrikant aanbevolen bandenspanning: …kPa”;

q)

het volgende aanhangsel 13a wordt ingevoegd:

„Aanhangsel 13a

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een type systeem voor de bescherming van de inzittenden van het voertuig, met inbegrip van binnenuitrusting, hoofdsteunen en deuren van het voertuig (of een voertuigtype met betrekking daartoe)

Item nr.

(Sub)categorieën

Gedetailleerde informatie

B.

 

Algemene informatie met betrekking tot systemen, onderdelen of technische eenheden

0.7.

L1e — L7e

Merk(en) (handelsnaam (-namen) van de fabrikant): …

0.8.

L1e — L7e

Type: …

0.8.1.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.8.2.

L1e — L7e

Typegoedkeuringsnummer(s) (indien beschikbaar): …

0.8.3.

L1e — L7e

Typegoedkeuring(en) afgegeven op (datum, indien beschikbaar): …

0.9.

 

Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.9.1.

L1e — L7e

Naam en adres van de assemblagefabrieken: …

0.9.2.

L1e — L7e

Naam en adres van de gemachtigde vertegenwoordiger van de fabrikant (indien van toepassing): …

0.10.

 

Voertuig(en) waarvoor de technische eenheid is bestemd(21):

0.10.1.

L1e — L7e

Type(17): …

0.10.2.

L1e — L7e

Variant(17): …

0.10.3.

L1e — L7e

Uitvoering(17): …

0.10.4.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.10.5.

L1e — L7e

Categorie, subcategorie en sub-subcategorie van het voertuig(2): …

C.

 

Algemene informatie met betrekking tot het voertuig, systemen, onderdelen of technische eenheden

0.12.

 

Conformiteit van de productie

0.12.1.

L1e — L7e

Beschrijving van de algemene kwaliteitsborgingssystemen.

1.

 

ALGEMENE BOUWWIJZE

1.7.

L4e, L5e-B, L6e-B, L7e-A2, L7e-B2, L7e-C

Kant van het stuur: links/rechts/midden(4): …

6.

 

INFORMATIE INZAKE FUNCTIONELE VEILIGHEID

6.16.

 

Zitplaatsen (zadels en stoelen)

6.16.1.

L1e — L7e

Aantal zitplaatsen: …

6.16.1.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Plaats en opstelling(8): …

6.16.2.

L1e — L7e

Configuratie zitplaatsen: stoel/zadel(4)

6.16.3.

L1e — L7e

Beschrijving en tekeningen van: …

6.16.3.1.

L1e — L7e

De zitplaatsen en hun verankeringen: …

6.16.3.2.

L1e — L7e

Het verstelsysteem: …

6.16.3.3.

L1e — L7e

De verplaatsings- en vergrendelingssystemen: …

6.16.3.4.

L1e — L7e

De verankeringen voor de veiligheidsgordels die op de zitplaats aanwezig zijn: …

6.16.3.5.

L1e — L7e

De als verankering gebruikte delen van het voertuig: …

6.16.4.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Coördinaten of tekening van het/de R-punt(en) van alle zitplaatsen: …

6.16.4.1.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Bestuurderszitplaats: …

6.16.4.2.

L2e, L4e, L5e-B, L6e-B, L7e

Alle overige zitplaatsen: …

6.16.5.

L1e — L7e

Ontwerpromphoek: …

6.16.5.1.

L1e — L7e

Bestuurderszitplaats: …

6.16.5.2.

L1e — L7e

Alle overige zitplaatsen: …

6.20.

 

Bescherming van de inzittenden van het voertuig, met inbegrip van binnenuitrusting en deuren van het voertuig

6.20.1.

 

Carrosserie

6.20.1.1.

L2e, L5e-B, L6e-B, L7e

Gebruikte materialen en toegepaste constructiemethoden: …

6.20.2.

 

Deuren voor de inzittenden, hang- en sluitwerk

6.20.2.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Aantal deuren en configuratie, afmetingen en maximale openingshoek(5): …

6.20.2.2.

L2e, L5e, L6e, L7e

Tekening van het hang- en sluitwerk en de plaats daarvan in de deuren: …

6.20.2.3.

L2e, L5e, L6e, L7e

Technische beschrijving van het hang- en sluitwerk: …

6.20.2.4.

L2e, L5e, L6e, L7e

Details (met afmetingen) van ingangen, treden en noodzakelijke handgrepen, indien van toepassing: …

6.20.3.

 

Binnenbescherming voor de inzittenden

6.20.3.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Foto's, tekeningen en/of een opengewerkte tekening van de binnenuitrusting die een overzicht geven van de delen van de passagiersruimte en de gebruikte materialen (met uitzondering van binnenachteruitkijkspiegels, de plaats van de bedieningsorganen, de zitplaatsen en de achterzijde van de zitplaatsen), het dak en het rol- of schuifdak, de rugleuning: …

6.20.4.

 

Hoofdsteunen

6.20.4.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Hoofdsteunen: geïntegreerd/afneembaar/los(4)

6.20.4.2.

L2e, L5e, L6e, L7e

Uitvoerige beschrijving van de hoofdsteun, waarbij met name de aard van het (de) vullingsmateriaal (-materialen) wordt vermeld en, in voorkomend geval, de plaats en specificaties van de steunen en de verankering voor het type zitplaats waarvoor goedkeuring wordt aangevraagd: …

6.20.4.3.

L2e, L5e, L6e, L7e

In het geval van een afzonderlijke hoofdsteun

6.20.4.3.1.

L2e, L5e, L6e, L7e

Uitvoerige beschrijving van het deel van de constructie waarop de hoofdsteun wordt gemonteerd: …

6.20.4.3.2.

L2e, L5e, L6e, L7e

Tekeningen op schaal van de belangrijke delen van de constructie en de hoofdsteun: …”;

r)

het volgende aanhangsel 20a wordt ingevoegd:

„Aanhangsel 20a

Model inlichtingenformulier voor EU-typegoedkeuring van een brandstoftank als technische eenheid

Item nr.

(Sub)categorieën

Gedetailleerde informatie

B.

 

Algemene informatie met betrekking tot systemen, onderdelen of technische eenheden

0.7.

L1e — L7e

Merk(en) (handelsnaam (-namen) van de fabrikant): …

0.8.

L1e — L7e

Type: …

0.8.1.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.8.2.

L1e — L7e

Typegoedkeuringsnummer(s) (indien beschikbaar): …

0.8.3.

L1e — L7e

Typegoedkeuring(en) afgegeven op (datum, indien beschikbaar): …

0.9.

 

Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.9.1.

L1e — L7e

Naam en adres van de assemblagefabrieken: …

0.9.2.

L1e — L7e

Naam en adres van de gemachtigde vertegenwoordiger van de fabrikant (indien van toepassing): …

0.10.

 

Voertuig(en) waarvoor de technische eenheid is bestemd(21):

0.10.1.

L1e — L7e

Type(17): …

0.10.2.

L1e — L7e

Variant(17): …

0.10.3.

L1e — L7e

Uitvoering(17): …

0.10.4.

L1e — L7e

Handelsbenaming(en) (indien van toepassing): …

0.10.5.

L1e — L7e

Categorie, subcategorie en sub-subcategorie van het voertuig(2): …

C.

 

Algemene informatie met betrekking tot het voertuig, systemen, onderdelen of technische eenheden

0.12.

 

Conformiteit van de productie

0.12.1.

L1e — L7e

Beschrijving van de algemene kwaliteitsborgingssystemen.

4.

 

AANVULLENDE INFORMATIE OVER MILIEU- EN AANDRIJVINGSPRESTATIES

4.3.

 

Verdampingsemissiebeperkingssysteem

4.3.7.

L1e — L7e

Schematische tekening van de brandstoftank met vermelding van capaciteit en materiaal: …

7.

 

INFORMATIE INZAKE VOERTUIGCONSTRUCTIE

7.5.

 

Brandstofopslag

7.5.1.1.

 

Brandstoftank

7.5.1.1.1.

L1e — L7e

Maximale inhoud: …

7.5.1.1.2.

L1e — L7e

Gebruikte materialen: …

7.5.1.1.3.

L1e — L7e

Opening brandstoftank: vernauwde opening/sticker(4)

7.5.1.3.

L1e — L7e

Tekening en technische beschrijving van de tank(s) met verbindingen en leidingen van het ontluchtings- en ventilatiesysteem, vergrendeling, kleppen, bevestigingsmiddelen: …

7.5.2.

 

Tank(s) voor gecomprimeerd aardgas (cng)

7.5.2.1.

L1e — L7e

Dit inlichtingenformulier wordt met betrekking tot de cng-tank en bijbehorende uitrustingsstukken aangevuld met het toepasselijke inlichtingenformulier van VN/ECE-Reglement nr. 110 (*), zoals voorgeschreven voor voertuigen van categorie M1.

7.5.3.

L1e — L7e

Tank(s) voor vloeibaar petroleumgas (lpg)

7.5.3.1.

L1e — L7e

Dit inlichtingenformulier wordt met betrekking tot de lpg-tank en bijbehorende uitrustingsstukken aangevuld met het toepasselijke inlichtingenformulier van VN/ECE-Reglement nr. 67 (**), zoals voorgeschreven voor voertuigen van categorie M1.

s)

aanhangsel 24 wordt vervangen door:

„Aanhangsel 24

Verklaring van de fabrikant voor voertuigen van subcategorie (L3e/L4e)-A2 die kunnen worden omgebouwd tot het prestatieniveau van subcategorie (L3e/L4e)-A3 en omgekeerd

Verklaring van de fabrikant van ombouwing van motorfietskenmerken (L3e/L4e)-A2 naar (L3e/L4e)-A3 en omgekeerd

Een naar behoren ingevulde versie van deze verklaring wordt opgenomen in het informatiedossier.

Ondergetekende: […(volledige naam en functie)]

0.4.   Bedrijfsnaam en adres van de fabrikant: …

0.4.2.   Eventueel naam en adres van de vertegenwoordiger van de fabrikant(0): …

verklaart dat

de motorfiets van subcategorie (L3e/L4e)-A2 of (L3e/L4e)-A3(1):

0.2.

Type(4): …

0.2.1.

Variant(en)(4): …

0.2.2.

Uitvoering(en)(4): …

0.2.3.

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.3.

Categorie, subcategorie en sub-subcategorie van het voertuig(5): …

1.

Typegoedkeuringsnummer (indien beschikbaar): …

1.1.

Typegoedkeuring afgegeven op (datum, indien beschikbaar): …

3.2.2.1.

Software-identificatienummer(s): …en kalibratiecontrolenummer(s): …van PCU/ECU(1)

technisch geschikt is om te worden aangepast tot het hieronder geïdentificeerde voertuig van subcategorie (L3e/L4e)-A2 of (L3e/L4e)-A3(1):

0.2.

Type(4): …

0.2.1.

Variant(en)(4): …

0.2.2.

Uitvoering(en)(4): …

0.2.3.

Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …

0.3.

Categorie, subcategorie en sub-subcategorie van het voertuig(5): …

1.

Typegoedkeuringsnummer (indien beschikbaar): …

1.1.

Typegoedkeuring afgegeven op (datum, indien beschikbaar): …

3.2.2.1.

Software-identificatienummer(s): …en kalibratiecontrolenummer(s): …van PCU/ECU(1)

met de volgende technische kenmerken: …

Algemene bouwkenmerken(3)

1.8.   Door de constructie bepaalde maximumsnelheid: …km/h

1.9.   Nettomaximumvermogen: …kW (bij …min-1)(1)

1.10.   Verhouding nettomaximumvermogen/massa van het voertuig in rijklare toestand: …kW/kg

Milieuprestaties(3)

4.0.6.   Geluidsniveau gemeten overeenkomstig(2): …

4.0.6.1.   Stationair draaiende motor: …dB(A) bij een toerental van …min-1

4.0.6.2.   Tijdens voorbijrijden: …dB(A)

4.0.6.3.   Grenswaarde voor Lurban (0)(7) : …dB(A)

3.2.15.   Uitlaatemissies gemeten overeenkomstig(2): …

3.2.15.1.   Test van type I: uitlaatemissies na koude start, inclusief de verslechteringsfactor: …

 

CO: …mg/km

 

THC: …mg/km

 

NMHC(0): …mg/km

 

NOx: …mg/km

 

THC+NOx (0): …mg/km

 

PM(0): …mg/km

8.7.3.2.   Test van type II: uitlaatemissies bij (verhoogd) stationair toerental en vrije acceleratie: …

 

HC: …ppm bij normaal stationair toerental en: …ppm bij hoog stationair toerental

 

CO: …% vol bij normaal stationair toerental en: …% vol bij hoog stationair toerental

8.7.3.2.1.   Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): …m-1

Energie-efficiëntie gemeten overeenkomstig(2)(3): …

4.0.2.   Brandstofverbruik(0)(6): …l of kg/100 km

4.0.3.   CO2-emissies(0)(6): …g/km

4.0.4.   Energieverbruik(0)(6): …Wh/km

4.0.5.   Elektrisch bereik(0): …km

door wijziging van de volgende delen, onderdelen, software enz.: …

Plaats: …

Datum: …

Handtekening: …

Naam en functie in het bedrijf: …

Toelichting bij aanhangsel 24

(Nootverwijzingen en toelichtingen hoeven niet te worden vermeld in de verklaring van de fabrikant)

(0)

Schrappen indien niet van toepassing.

(1)

Doorhalen wat niet van toepassing is (er hoeft niets te worden doorgehaald als meerdere antwoorden toepasselijk zijn).

(2)

Nummer van de gedelegeerde verordening van de Commissie en de recentste gedelegeerde verordening van de Commissie tot wijziging die op de typegoedkeuring van toepassing zijn. Indien een gedelegeerde verordening van de Commissie twee of meer uitvoeringsfasen heeft, ook de desbetreffende fase en/of code vermelden. Alternatief: vermeld het nummer van het toepasselijke VN/ECE-reglement.

(3)

Afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal voor dB(A), Wh/km, mg/km, g/km, ppm en km, op het dichtstbijzijnde tiende voor kW, l/100 km, m3/100 km en % vol, en op het dichtstbijzijnde honderdste voor kW/kg en m-1.

(4)

Vermeld de alfanumerieke code voor type-variant-uitvoering (TVU-code) die is toegewezen aan elk type, variant en uitvoering zoals beschreven in bijlage I, deel B, punt 2.3.

(5)

Ingedeeld overeenkomstig artikel 4 van en bijlage I bij Verordening (EU) nr. 168/2013, de codering moet worden vermeld, bv. „L3e-A2” voor een motorfiets met middelhoog vermogen.

(6)

Voor extern oplaadbare hybride elektrische voertuigen worden de „gewogen, gecombineerde” waarden voor CO2, brandstofverbruik en elektriciteitsverbruik opgegeven.

(7)

Geldt alleen voor voertuigcategorie L3e.”

t)

de toelichting bij bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

i)

voetnoot 16 wordt vervangen door:

„(16)

Afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal voor dB(A).”;

ii)

voetnoot 24 wordt vervangen door:

„(24)

Voor voertuigen die zijn uitgerust met cvt het volgende vermelden: 1) overbrengingsverhoudin„g bij de door de constructie bepaalde maximumsnelheid”; 2) „overbrengingsverhouding bij maximumpiekvermogen”; 3) „overbrengingsverhouding bij maximumpiekkoppel”. Overbrengingsverhoudingen vermelden met inbegrip van de primaire overbrengingsverhouding (indien van toepassing) en een tot tevredenheid van de goedkeuringsinstantie aanvaardbare tolerantiemarge toevoegen. Voor wielnaafmotoren zonder tandwieloverbrenging „n.v.t.” of „1” vermelden.”.

2)

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

a)

aanhangsel 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in MODEL A — Deel 1 worden de woorden „in alle opzichten in overeenstemming is met het type als beschreven in EU-typegoedkeuring (… typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer), die verleend is op (…afgiftedatum), en” vervangen door de woorden „in alle opzichten in overeenstemming is met het type als beschreven in EU-typegoedkeuring (… typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer) (CV* … typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer) (3i), die is verleend op ( …afgiftedatum) (CV* …afgiftedatum) (3i), en”;

ii)

in MODEL B — Deel 1 worden de woorden „in alle opzichten in overeenstemming is met het type als beschreven in EU-typegoedkeuring (… typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer), die verleend is op ( …afgiftedatum), en” vervangen door de woorden „in alle opzichten in overeenstemming is met het type als beschreven in EU-typegoedkeuring ( …typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer) (CV* …typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer) (3i), die is verleend op ( …afgiftedatum) (CV* …afgiftedatum) (3i), en”;

iii)

in MODEL C — Deel 1 worden de woorden „in alle opzichten in overeenstemming is met het type als beschreven in EU-typegoedkeuring (…typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer), die verleend is op (…afgiftedatum), en” vervangen door de woorden „in alle opzichten in overeenstemming is met het type als beschreven in EU-typegoedkeuring (… typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer) (CV* … typegoedkeuringsnummer inclusief uitbreidingsnummer) (3i), die is verleend op (…afgiftedatum) (CV* …afgiftedatum) (3i), en”;

iv)

in deel 2 wordt het kopje „Deel 2” vervangen door:

„DEEL 2(O)”;

v)

in deel 2 wordt item 4.0.1 vervangen door:

„4.0.1.

Stap: Euro …(3/4/5) (1)

vi)

in deel 2 worden de items 4.0.2, 4.0.2.1 en 4.0.2.2 geschrapt;

vii)

in deel 2 worden de volgende items 4.0.6 tot en met 4.0.6.3 ingevoegd na item 4.0.1:

„4.0.6

Geluidsniveau gemeten overeenkomstig (m):

4.0.6.1.

Stationair draaiende motor: …dB(A) (CV*: …dB(A))3i) bij een toerental van: …min-1 (CV*: …min-1)(3i)

4.0.6.2.

Tijdens voorbijrijden: …dB(A) (CV*: …dB(A))(3i)

4.0.6.3.

Grenswaarde voor Lurban (3r): …dB(A) (CV*: …dB(A))(3i)”;

viii)

in deel 2 wordt item 3.2.15.1 vervangen door:

„3.2.15.1.

Test van type I: uitlaatemissies na koude start, inclusief de verslechteringsfactor indien van toepassing:

CO:

mg/km

(CV*: … mg/km)(3i)

THC:

mg/km

(CV*: … mg/km)(3i)

NMHC:

mg/km (3)

(CV*: … mg/km)(3i)

NOx:

mg/km

(CV*: … mg/km)(3i)

THC+NOx:

mg/km(3)

(CV*: … mg/km)(3i)

PM:

mg/km(3)

(CV*: … mg/km)(3i)

ix)

in deel 2 worden het kopje „Energie-efficiëntie” en alle bijbehorende items vervangen door:

„Energy-efficiëntie(m)(o):

4.0.2.

Brandstofverbruik(3)(q):

l of kg/100 km

(CV*: … l of kg/100 km)(3)(q)(3i)

4.0.3.

CO2-emissies(3)(q)(n):

g/km

(CV*: … g/km)(3)(q)(3i)

4.0.4.

Energieverbruik(3)(q):

Wh/km

(CV*: … Wh/km)(3)(q)(3i)

4.0.5.

Elektrisch bereik(3):

km

(CV*: … km)(3)(3i)”;

b)

aanhangsel 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

item 0.3 wordt vervangen door:

„0.3.

Categorie, subcategorie en sub-subcategorie van het voertuig(6)(u): …”;

ii)

het kopje „Energie-efficiëntie” en alle bijbehorende items worden vervangen door:

„Energie-efficiëntie:

4.0.2.

Brandstofverbruik(3)(q):

l of kg/100 km

(CV*: … l of kg/100 km)(3)(q)(3i)

4.0.3.

CO2-emissies(3)(q)(n):

g/km

(CV*: … g/km)(3)(q)(3i)

4.0.4.

Energieverbruik(3)(q):

Wh/km

(CV*: … Wh/km)(3)(q)(3i)

4.0.5.

Elektrisch bereik(3):

km

(CV*: … km)(3)(3i)”;

c)

de toelichting bij bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

i)

voetnoot 9 wordt vervangen door:

„(9)

Afhankelijk van de categorie van het voertuig de volgende waarde vermelden:

voor de (sub)categorieën L1e, L2e, L6e, L7e-B1, L7e-C: de gemeten maximumsnelheid van het voertuig;

voor de (sub)categorieën L3e, L4e, L5e, L7e-A en L7e-B2: de door de constructie bepaalde maximumsnelheid

voor fietsen met trappers (L1e): dit item van het certificaat van overeenstemming schrappen.”;

ii)

voetnoot n wordt geschrapt;

iii)

voetnoot o wordt vervangen door:

„(o)

Afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal voor dB(A), Wh/km, mg/km, g/km, ppm, mm, kg, km en km/h; op het dichtstbijzijnde tiende voor kW, l/100 km, kg/100 km, m3/100 km en % vol; en op het dichtstbijzijnde honderdste voor kW/kg en m-1.”;

iv)

voetnoot p wordt geschrapt;

v)

de tweede voetnoot s onder voetnoot t wordt geschrapt;

vi)

de volgende voetnoot u wordt ingevoegd:

„(u)

De hier vermelde informatie wordt opgenomen onder nr. 04. „Voertuigcategorie” van de overeenkomstig het model in bijlage IV van Richtlijn 2002/24/EG afgeleverde certificaten van overeenstemming.”;

vii)

de volgende voetnoot 3r wordt ingevoegd:

„(3r)

Geldt alleen voor voertuigcategorie L3e.”.

3)

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 3.1.6 wordt vervangen door:

„3.1.6.

Op het moment van de typegoedkeuring hoeft niet te worden gecontroleerd of de fabrikant maatregelen heeft genomen om ervoor te zorgen dat het voertuig traceerbaar is in de zin van punt 3.1.5.”;

b)

punt 3.2.8 wordt vervangen door:

„3.2.8

Indien mogelijk wordt het voertuigidentificatienummer op één regel geplaatst. Als het VIN over twee regels wordt geplaatst, worden het begin en het einde van het VIN elk gemarkeerd door middel van één door de fabrikant te kiezen symbool, waarbij geen van deze beide symbolen een Latijnse hoofdletter of een Arabisch cijfer mag zijn.”;

c)

in aanhangsel 1 wordt punt 5 vervangen door:

„5.

Voorbeeld voor een motorfiets van categorie L3e-A3 met aanvullende informatie over het omgebouwde voertuig (CV), een motorfiets van categorie L3e-A2, buiten de duidelijk afgebakende rechthoek. In dit geval betreft het een tijdelijke en omkeerbare door de fabrikant toegestane wijziging van de motorfiets die eerst werd geregistreerd als motorfiets van categorie L3e-A3 om die na de ombouwing ervan op nationaal niveau te registreren als een configuratie van categorie L3e-A2 met beperkt vermogen (bv. voor bestuurders met rijbewijs A2):

MOTORUDOLPH

L3e-A3

e4*168/2013*2691

JRM00DBP008002211

84 dB(A) — 4 250 min-1

max 352 kg

L3e-A2

e4*168/2013*2692

83 dB(A) — 3 750 min-1

35 kW”.

4)

Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

a)

aanhangsel 1, deel III, item 2.1, wordt vervangen door:

„2.1.

De goedkeuring wordt verleend overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) nr. 168/2013 en de geldigheid van de goedkeuring is derhalve beperkt tot …/…/… (dd/mm/jjjj)(6).”

b)

aanhangsel 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in deel III wordt item 4.1 vervangen door:

„4.1.

De goedkeuring wordt verleend overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) nr. 168/2013 en de geldigheid van de goedkeuring is derhalve beperkt tot …/…/… (dd/mm/jjjj)(6).”

ii)

in deel III wordt het eerste streepje onder „NB:” vervangen door:

„—

Indien dit model overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) nr. 168/2013 wordt gebruikt voor de typegoedkeuring van een voertuig met ontheffing voor een nieuwe technologie of een nieuw concept, luidt het opschrift van het certificaat: „VOORLOPIG CERTIFICAAT VOOR DE EU-TYPEGOEDKEURING VAN EEN GEHEEL VOERTUIG, ENKEL GELDIG OP HET GRONDGEBIED VAN …(5)”. Overeenkomstig artikel 30, lid 4, van Verordening (EU) nr. 168/2013 worden opgelegde beperkingen van de geldigheid en toegepaste ontheffingen in het voorlopige typegoedkeuringscertificaat vermeld.”;

iii)

de toelichting bij aanhangsel 2 wordt vervangen door:

„Toelichting bij aanhangsel 2

(Nootverwijzingen en toelichtingen hoeven niet te worden vermeld in het typegoedkeuringscertificaat)

(1)

Doorhalen wat niet van toepassing is.

(2)

Vermeld de alfanumerieke code voor type-variant-uitvoering (TVU-code) die is toegewezen aan elk type, variant en uitvoering zoals beschreven in bijlage I, deel B, punt 2.3.

(3)

Ingedeeld overeenkomstig artikel 4 van en bijlage I bij Verordening (EU) nr. 168/2013, de codering moet worden vermeld, bv. „L3e-A1E” voor een enduro-motorfiets met laag vermogen.

(4)

Zie deel 2.

(5)

Lidstaat vermelden.

(6)

Alleen toepasselijk op de typegoedkeuring van een voertuig met ontheffing voor een nieuwe technologie of een nieuw concept krachtens artikel 40 van Verordening (EU) nr. 168/2013.

(7)

Alleen toepasselijk op een nationale typegoedkeuring voor kleine series, overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 168/2013.

(8)

Vermeld in geval van een wijziging van een of meer artikelen van Verordening (EU) nr. 168/2013 enkel de laatste wijziging voor wat betreft op de EG-typegoedkeuring van toepassing zijnde wijzigingen.”;

c)

in aanhangsel 4, deel II, worden de volgende items 4a en 4a.1 ingevoegd voor item 5:

„4a.

De goedkeuring wordt verleend/uitgebreid/geweigerd/ingetrokken(1).

4a.1.

De goedkeuring wordt overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) nr. 168/2013 verleend en de geldigheid ervan is derhalve beperkt tot …/…/… (dd/mm/jjjj)(5).”

d)

aanhangsel 5, deel II, wordt als volgt gewijzigd:

i)

de volgende items 4a en 4a.1 worden ingevoegd voor item 5:

„4a.

De goedkeuring wordt verleend/uitgebreid/geweigerd/ingetrokken(1).

4a.1.

De goedkeuring wordt overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) nr. 168/2013 verleend en de geldigheid ervan is derhalve beperkt tot …/…/… (dd/mm/jjjj)(5).”

ii)

item 5 wordt vervangen door:

„5.

Beperkingen van de geldigheid(1)(5): …”

iii)

item 6 wordt vervangen door:

„6.

Toegepaste ontheffingen(1)(5): …”

5)

Bijlage VII wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 4 wordt tabel 1 geschrapt;

b)

punt 5 wordt vervangen door:

„5.   Codificatie voor het nummeringssysteem van EU-typegoedkeuringscertificaten van systemen, onderdelen en technische eenheden

Tabel 1

Codificatie voor het nummeringssysteem van EU-typegoedkeuringscertificaten van systemen, onderdelen en technische eenheden

LIJST I — Voorschriften voor de milieuprestaties en de prestaties van de aandrijfeenheid

Systeem of onderdeel/technische eenheid

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. van de Commissie

Alfanumeriek teken

Systeem: motoremissies (Euro 4)

134/2014

A1

Systeem: motoremissies (Euro 5)

134/2014

A2

Systeem: cartergassen (punten 1.3.1 en 1.3.2) en verdampingsemissies (punten 1.4.1 tot en met 1.4.3 van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 168/2013)

134/2014

B1

Systeem: cartergassen (punten 1.3.1 en 1.3.2) en verdampingsemissies (punten 1.4.4 tot en met 1.4.6 van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 168/2013)

134/2014

B2

Systeem: cartergassen (punten 1.3.1 en 1.3.2) en verdampingsemissies (punten 1.4.7 tot en met 1.4.8 van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 168/2013)

134/2014

B3

Systeem: boorddiagnosesysteem (OBD) m.b.t. milieu (OBD-fase I: punten 1.8.1 tot en met 1.8.2 van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 168/2013)

134/2014

C1

Systeem: boorddiagnosesysteem (OBD) m.b.t. milieu (OBD-fase II: punt 1.8.3 van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 168/2013)

134/2014

C2

Systeem: geluidsniveau

134/2014

D

Systeem: prestaties van de aandrijfeenheid

134/2014

E

Systeem: maximumkoppel en een nettomaximumvermogen van een aandrijfeenheid

134/2014

E1

Technische eenheid: voorziening voor verontreinigingsbeheersing

134/2014

F

Technische eenheid: voorziening voor geluidsreductie

134/2014

G

Technische eenheid: voorziening voor de uitlaat (voorziening voor verontreinigingsbeheersing en voorziening voor geluidsreductie)

134/2014

H


LIJST II — Voorschriften inzake functionele voertuigveiligheid

Systeem of onderdeel/technische eenheid

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. van de Commissie

Alfanumeriek teken

Systeem: remmen

3/2014

J

Systeem: installatie van de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen

3/2014

K

Systeem: kantelbeveiligingsinrichting (ROPS)

3/2014

L

Systeem: montage van banden

3/2014

M

Systeem: installatie van geluidssignaalinrichtingen

3/2014

AA

Systeem: installatie van ruiten, ruitenwissers en ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen

3/2014

AB

Systeem: identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters

3/2014

AC

Systeem: verankeringen veiligheidsgordels

3/2014

AD

Systeem: bestuurbaarheid, gedrag in bochten en keerbaarheid

3/2014

AE

Systeem: bescherming van de inzittenden van het voertuig, met inbegrip van binnenuitrusting, hoofdsteunen en deuren van het voertuig

3/2014

AF

Onderdeel/technische eenheid: geluidssignaalinrichting

3/2014

N

Onderdeel/technische eenheid: niet-glazen voorruit

3/2014

O

Onderdeel/technische eenheid: sproeivoorziening voor de voorruit

3/2014

P

Onderdeel/technische eenheid: voorziening voor het gezichtsveld naar achteren

3/2014

Q

Onderdeel/technische eenheid: veiligheidsgordels

3/2014

R

Onderdeel/technische eenheid: zitplaats (zadel/stoel)

3/2014

S


LIJST III — Constructievoorschriften voor voertuigen en algemene typegoedkeuringsvoorschriften

Systeem of onderdeel/technische eenheid

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. van de Commissie

Alfanumeriek teken

Systeem: functioneel boorddiagnosesysteem (OBD-fase I: punten 1.8.1 tot en met 1.8.2 van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 168/2013)

44/2014

T1

Systeem: functioneel boorddiagnosesysteem (OBD-fase II: punt 1.8.3 van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 168/2013)

44/2014

T2

Technische eenheid: aanhangwagenkoppelinrichting

44/2014

U

Technische eenheid: voorzieningen ter beveiliging tegen onrechtmatig gebruik

44/2014

V

Technische eenheid: handgrepen voor passagiers

44/2014

W

Technische eenheid: voetsteunen

44/2014

X

Technische eenheid: zijspan

44/2014

Y

Technische eenheid: brandstoftank

44/2014

Z”.

6)

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

item 2.2.1.3.3 wordt vervangen door:

2.2.1.3.3.   Resultaten van de test van type II(3):

Tabel 5-2:

Resultaten van de test van type II

Test

HC (ppm)

CO

(vol. %

Lambda

Motortoerental (min-1)

Motorolietemperatuur (K)

Gemeten & gecorrigeerde absorptie-coëfficiënt

(m-1)

PI: test bij laag stationair toerental

 

 

 

 

 

PI: test bij hoog stationair toerental

 

 

 

 

 

CI — resultaten van test van vrije acceleratie/rookopaciteit

b)

de items 2.2.1.8.6 en 2.2.1.8.7 worden vervangen door:

„2.2.1.8.6.   CO2-emissies en brandstofverbruik(3)

Tabel 5-8:

Resultatentabel van de test van type VII van aandrijvingen die enkel met een verbrandingsmotor zijn uitgerust of die zijn uitgerust met een niet-extern oplaadbare (NOVC) hybride elektrische aandrijving

Resultaten van de test van type VII (TRTTVII )

Test nr.

CO2

(g/km)

Brandstofverbruik

(l/100 km) of (kg/100 km)

TRTTI Measured x  (1)  (2)

1

 

 

2

 

 

3

 

 

TRTTI Measured Mean  (1)  (2)

 

 

 

Ki  (1)  (3)  (5)

(geen eenheid)

 

 

 

TRTTVIIx  (1)  (4) =

Ki · TRTTI Measured x Mean

 

 

 

CO2-emissies/brandstofverbruik (zoals opgegeven door de fabrikant)

 

 

2.2.1.8.7.   CO2-emissies/brandstofverbruik (zoals opgegeven door de fabrikant)(3)

Elektriciteitsverbruik en elektrisch bereik(3):

Tabel 5-9:

Resultatentabel van de test van type VII van zuiver elektrische aandrijvingen of niet-extern oplaadbare (NOVC) aandrijvingen die zijn uitgerust met een elektromotor voor de aandrijving

 

Gemeten verbruik van elektrische energie

(Wh/km)

Opgegeven verbruik van elektrische energie

(Wh/km)

Gemeten elektrisch bereik

(km)

Opgegeven elektrisch bereik

(km)

Zuiver elektrische aandrijflijn

 

 

 

 

NOVC — hybride elektrische aandrijflijn

 

 

 

”;

c)

in item 2.2.1.10.9 wordt tabel 5-13 vervangen door:

„Tabel 5-13

Voorschriften voor testresultaten met betrekking tot geluidsniveau

Geluidsemissieniveau

Euro 4

Euro 5

Grenswaarden voor het geluidsniveau

Bijlage VI, onder D), bij Verordening (EU) nr. 168/2013

VN/ECE-grenswaarden voor geluidsniveau die gelijkwaardig zijn aan die van bijlage VI, onder D), bij Verordening (EU) nr. 168/2013

Bijlage VI, onder D), bij Verordening (EU) nr. 168/2013

Testvoorschriften

Bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 168/2013

VN/ECE-reglementen die worden genoemd in bijlage VI, onder D), bij Verordening (EU) nr. 168/2013

VN/ECE-reglementen die worden genoemd in bijlage VI, onder D), bij Verordening (EU) nr. 168/2013

Administratieve voorschriften voor voertuigsubcategorieën betreffende reluidsniveau:

Voertuigsubcategorieën

 

 

L1e, L6e-A

Bijlage 1 bij VN/ECE-Reglement nr. 63

VN/ECE-Reglement nr. 63

L3e

Bijlage 1 bij VN/ECE-Reglement nr. 41

VN/ECE-Reglement nr. 41

L2e, L4e, L5e, L6e-B, L7e

Bijlage 1 bij VN/ECE-Reglement nr. 9

VN/ECE-Reglement nr. 9

Vervangingsvoorzieningen voor geluidsreductie in de uitlaat — alle categorieën

Bijlage 1 bij VN/ECE-Reglement nr. 92

VN/ECE-Reglement nr. 92”

d)

in item 2.2.1.10.11 wordt tabel 5-14 vervangen door:

„Tabel 5-14

Testresultaten geluidsniveau Euro 4 of Euro 5

Voertuigcategorie

Aandrijvingsklasse

Grenswaarde voor geluidsniveau Euro 4

SLEU4 (dB(A)) / testresultaten Euro 4 TRTTIXEU4 (dB(A))& (% van SLEU4)

Testprocedure geluid Euro 4

Grenswaarde voor geluidsniveau Euro 5

SLEU5 (dB(A)) / testresultaten Euro 5 TRTTIXEU5 (dB(A)) & (% van SLEU5)

Testprocedure geluid Euro 5

L1e-A

PI/CI/hybride

SLEU4:63

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 van de Commissie — Bijlage VIII / VN/ECE-Reglement nr. 63

SLEU5:

VN/ECE-Reglement nr. 63

TRTTIXEU4:

TRTTIXEU5:

L1e-B

PI/CI/hybride

vmax ≤ 25 km/h

SLEU4:66

SLEU5:

TRTTIXEU4:

TRTTIXEU5:

PI/CI/hybride

vmax ≤ 45 km/h

SLEU4:71

SLEU5:

TRTTIXEU4:

TRTTIXEU5:

L2e

PI/CI/hybride

SLEU4:76

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 van de Commissie — Bijlage VIII / VN/ECE-Reglement nr. 9

SLEU5:

VN/ECE-Reglement nr. 9

STREU4:

STREU5:

L3e

PI/CI/hybride

PMR ≤ 25

SLEU4:73

VN/ECE-Reglement nr. 41

SLEU5:

VN/ECE-Reglement nr. 41

TRTTIXEU4:

TRTTIXEU5:

PI/CI/hybride

25 < PMR ≤ 50

SLEU4:74

SLEU5:

STREU4:

STREU5:

PI/CI/hybride

PMR > 50

SLEU4:77

SLEU5:

TRTTIXEU4:

TRTTIXEU5:

L4e

PI/CI/hybride

SLEU4:80

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 van de Commissie — Bijlage VIII / VN/ECE-Reglement nr. 9

SLEU5:

VN/ECE-Reglement nr. 9

TRTTIXEU4

TRTTIXEU5:

L5e-A

PI/CI/hybride

SLEU4:80

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 van de Commissie — Bijlage VIII / VN/ECE-Reglement nr. 9

SLEU5:

VN/ECE-Reglement nr. 9

STREU4:

STREU5:

L5e-B

PI/CI/hybride

SLEU4:80

SLEU5:

STREU4:

STREU5:

L6e-A

PI/CI/hybride

SLEU4:80

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 van de Commissie — Bijlage VIII / VN/ECE-Reglement nr. 63

SLEU5:

VN/ECE-Reglement nr. 63

TRTTIXEU4:

TRTTIXEU5:

L6e-B

PI/CI/hybride

SLEU4:80

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 van de Commissie — Bijlage VIII / VN/ECE-Reglement nr. 9

SLEU5:

VN/ECE-Reglement nr. 9”

TRTTIXEU4:

TRTTIXEU5:

L7e-A

PI/CI/hybride

SLEU4:80

SLEU5:

TRTTIXEU4:

TRTTIXEU5:

L7e-B

PI/CI/hybride

SLEU4:80

SLEU5:

TRTTIXEU4:

TRTTIXEU5:

L7e-C

PI/CI/hybride

SLEU4:80

SLEU5:

TRTTIXEU4

TRTTIXEU5:

e)

de items 2.2.1.10.12 en 2.2.1.10.13 worden vervangen door:

„2.2.1.10.12.

Geluidsniveau tijdens stilstand: …dB(A) bij een toerental van …min-1

2.2.1.10.13.

Merk en type van vervangingsvoorziening(en) voor geluidsreductie(3): …”;

f)

het volgende item 2.2.1.10.14 wordt ingevoegd:

„2.2.1.10.14.

Plaats van het typegoedkeuringsnummer (voeg tekeningen, foto's toe) (3): …”.


(1)  

(+)

x= ja

-= niet aanwezig of niet afzonderlijk aanwezig

o= optioneel

(2)  

(++)

d= direct op bedieningsorgaan, meter of verklikkerlicht

c= in de onmiddellijke nabijheid

(3)  

(+)

x= ja

-= niet aanwezig of niet afzonderlijk aanwezig

o= optioneel

(4)  

(++)

d= op respectievelijk bedieningsorgaan, meter of verklikkerlicht

c= in de onmiddellijke nabijheid”;

(*)  PB L 120 van 7.5.2011, blz. 1.

(**)  PB L 72 van 14.3.2008, blz. 1.”

(1)  Indien van toepassing.

(2)  Afgerond op 2 decimalen.

(3)  Afgerond op 4 decimalen.

(4)  Afgerond op 0 decimalen.

(5)  Neem Ki = 1 wanneer:

a)

het voertuig niet is uitgerust met een periodiek regenererend emissiebeperkingssysteem; of

b)

het voertuig geen hybride elektrisch voertuig is.


15.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 279/88


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1826 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2016

tot niet-goedkeuring van de werkzame stof tricyclazool overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 21 december 2012 heeft Italië overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van Dow AgroSciences een aanvraag voor goedkeuring van de werkzame stof tricyclazool ontvangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van die verordening heeft de lidstaat-rapporteur de aanvrager, de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 4 februari 2013 in kennis gesteld van de ontvankelijkheid van de aanvraag.

(3)

De effecten van die werkzame stof op de gezondheid van mens en dier en op het milieu zijn overeenkomstig artikel 11, leden 2 en 3, van die verordening beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassing. De lidstaat-rapporteur heeft op 7 januari 2014 een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend bij de Commissie en de EFSA.

(4)

De EFSA heeft zich aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 gehouden. Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van die verordening heeft zij de aanvrager verzocht de lidstaten, de Commissie en de EFSA aanvullende informatie te verstrekken. De beoordeling van de aanvullende informatie door de lidstaat-rapporteur is bij de EFSA ingediend in de vorm van een bijgewerkt ontwerpbeoordelingsverslag.

(5)

Het ontwerpbeoordelingsverslag is door de lidstaten en de EFSA geëvalueerd. De EFSA heeft haar conclusie over de risicobeoordeling van de werkzame stof tricyclazool (2) op 18 februari 2015 aan de Commissie voorgelegd. De EFSA heeft geconcludeerd dat de beoordeling van de mogelijke genotoxische en carcinogene effecten van de stof geen eenduidige resultaten heeft opgeleverd, zodat er geen referentiewaarden (ADI, ARfD en AOEL) voor gebruik bij beoordelingen van de risico's voor de menselijke gezondheid konden worden vastgesteld. Bijgevolg konden geen beoordelingen voor gebruikers, werknemers, omstanders, omwonenden en consumenten worden uitgevoerd. Bovendien heeft de EFSA geconcludeerd dat het bij de toxiciteitsstudies gebruikte testmateriaal niet representatief was voor de voorgestelde technische specificatie van de werkzame stof en de daarin voorkomende onzuiverheden. Daarnaast zijn bepaalde aspecten onvoldoende beoordeeld, onder meer de vraag of tricyclazool een hormoonontregelende werking kan hebben en of het grondwater kan verontreinigd kan worden door metabolieten waarvan de toxicologische relevantie onbekend is.

(6)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen in te dienen over de conclusie van de EFSA en, overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, over het ontwerpevaluatieverslag. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(7)

Ondanks de argumenten van de aanvrager blijven de in overweging 5 vermelde problemen echter bestaan.

(8)

Er is dan ook niet aangetoond dat mag worden verwacht dat voor één of meer representatieve toepassingen van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat tricyclazool bevat, aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. De werkzame stof tricyclazool mag daarom niet overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 worden goedgekeurd.

(9)

Deze verordening laat de mogelijkheid onverlet om een nieuwe aanvraag voor tricyclazool in te dienen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(10)

Het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders heeft binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht. Een uitvoeringshandeling werd nodig geacht en de voorzitter heeft de ontwerpuitvoeringshandeling voor verder beraad aan het comité van beroep voorgelegd. Het comité van beroep heeft geen advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Niet-goedkeuring van een werkzame stof

De werkzame stof tricyclazool wordt niet goedgekeurd.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  EFSA Journal 2015;13(2):4032. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.


15.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 279/90


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1827 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2016

tot 255e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al-Qa'ida

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qa'ida (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 11 oktober 2016 besloten tot schrapping van een natuurlijke persoon en tot wijziging van een vermelding op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient daarom dienovereenkomstig te worden bijgewerkt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Waarnemend hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende vermelding wordt geschrapt van de lijst „Natuurlijke personen”:

„Nasir 'Abd-Al-Karim 'Abdullah Al-Wahishi (ook bekend als a) Nasir al-Wahishi, b) Abu Basir Nasir al-Wahishi, c) Naser Abdel Karim al-Wahishi, d) Nasir Abd al-Karim al-Wuhayshi, e) Abu Basir Nasir Al-Wuhayshi, f) Nasser 'Abdulkarim Abdullah al-Wouhichi, g) Abu Baseer al-Wehaishi, h) Abu Basir Nasser al-Wuhishi, i) 'Abdul Kareem Abdullah Al-Woohaishi, j) Nasser Abdelkarim Saleh Al Wahichi, k) Abu Basir, l) Abu Bashir). Geboortedatum: a) 1.10.1976, b) 8.10.1396 (islamitische kalender). Geboorteplaats: Jemen. Nationaliteit: Jemenitisch. Paspoortnummer: 40483 (Jemenitisch paspoort afgegeven op 5.1.1997). Overige informatie: naar verluidt in juni 2015 overleden in Jemen. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 19.1.2010.”.

2)

De volgende vermelding van de lijst „Natuurlijke personen” worden als volgt gewijzigd:

„Yazid Sufaat (ook bekend als a) Joe; b) Abu Zufar). Adres: Taman Bukit Ampang, Selangor, Maleisië. Geboortedatum: 20.1.1964. Geboorteplaats: Johor, Maleisië. Nationaliteit: Maleisisch. Paspoortnummer: A 10472263. Nationaal identificatienummer: 640120-01-5529. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 9.9.2003.” wordt vervangen door:

„Yazid Sufaat (ook bekend als a) Joe; b) Abu Zufar). Adres: a) Taman Bukit Ampang, Selangor, Malaysia (voormalig adres) b) Malaysia (in detentie sinds 2013). Geboortedatum: 20.1.1964. Geboorteplaats: Johor, Maleisië. Nationaliteit: Maleisisch. Paspoortnummer: A 10472263. Nationaal identificatienummer: 640120-01-5529. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 9.9.2003.”.


15.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 279/92


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1828 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

124,5

ZZ

124,5

0707 00 05

TR

145,2

ZZ

145,2

0709 93 10

TR

138,5

ZZ

138,5

0805 50 10

AR

92,2

CL

85,2

TR

90,3

UY

31,0

ZA

94,7

ZZ

78,7

0806 10 10

BR

285,5

EG

169,2

TR

144,7

ZZ

199,8

0808 10 80

AR

191,8

AU

196,9

BR

124,9

CL

154,5

NZ

145,5

ZA

112,2

ZZ

154,3

0808 30 90

CN

59,0

TR

134,9

ZZ

97,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


Rectificaties

15.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 279/94


Rectificatie van Verordening (EU) 2016/919 van de Commissie van 27 mei 2016 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving van het spoorwegsysteem in de Europese Unie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 158 van 15 juni 2016 )

Bladzijde 37, bijlage, punt 6.1.1.2, punt 4:

in plaats van:

„4.

specifieke gevallen als omschreven in punt 7.2.9.”,

lezen:

„4.

specifieke gevallen als omschreven in punt 7.6.”.