ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 269

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
4 oktober 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1758 van de Commissie van 28 september 2016 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1759 van de Commissie van 28 september 2016 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1760 van de Commissie van 28 september 2016 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1761 van de Commissie van 28 september 2016 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

9

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1762 van de Commissie van 3 oktober 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

11

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU, Euratom) 2016/1763 van de Raad van 29 september 2016 tot benoeming van drie leden van de Rekenkamer

13

 

*

Besluit (EU) 2016/1764 van de Raad van 29 september 2016 over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité EU-ICAO in te nemen standpunt betreffende het besluit inzake de vaststelling van een bijlage inzake luchtverkeersbeheer bij het memorandum van samenwerking tussen de Europese Unie en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie houdende vaststelling van een kader voor versterkte samenwerking

14

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1765 van de Commissie van 3 oktober 2016 betreffende de vaststelling van technische ICT-specificaties als referenties bij overheidsopdrachten ( 1 )

20

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

4.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1758 VAN DE COMMISSIE

van 28 september 2016

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 september 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Stephen QUEST

Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een artikel (een spel dat als „memory” wordt aangeduid), bestaande uit 20 vierkante kaarten die zijn vervaardigd van karton, met afmetingen van ongeveer 60 × 60 mm. Alle kaarten hebben op één zijde hetzelfde ontwerp/dezelfde afbeelding en op de andere zijde verschillende afbeeldingen. Op elke kaart staat een afbeelding die een paar vormt met één andere kaart (de paren hebben op één zijde dezelfde afbeelding).

Het kaartspeel is geschikt voor twee tot vier spelers.

Zie afbeelding (*).

9504 40 00

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 9504 en 9504 40 00 .

Onder GN-code 9504 40 00 vallen verschillende soorten kaartspellen. De vorm van de kaarten en de wijze waarop deze worden gebruikt (in de hand gehouden en/of op tafel gelegd), is niet relevant (zie ook de GS-toelichtingen op post 9504 , punt 11). Indeling onder GN-code 9504 90 80  als andere spellen is derhalve uitgesloten.

Het product moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 9504 40 00 als speelkaarten.

Image

(*)  De afbeelding is louter ter informatie.


4.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1759 VAN DE COMMISSIE

van 28 september 2016

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 september 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Stephen QUEST

Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een artikel bestaande uit een van schroefdraad voorziene schacht met metrische schroefdraad van verzinkt staal en een kunststof kop. De van schroefdraad voorziene schacht wordt vervaardigd door walsen en heeft een lengte van 23 mm en een diameter van 6 mm. De ronde kop heeft een diameter van 14,5 mm en heeft geen gleuf of inkeping voor gebruik met gereedschap.

Het artikel wordt aangeboden voor gebruik als „voetschroef” voor meubilair (maar kan ook voor andere, op de grond te plaatsen voorwerpen worden gebruikt) en dient om de hoogte van het voorwerp, indien nodig, aan te passen door het van schroefdraad voorziene gedeelte in het voorwerp te schroeven.

Zie afbeelding (*).

7318 15 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 7318 , 7318 15 en 7318 15 90 .

Het artikel betreft een uit twee materialen samengesteld goed. De component die het artikel zijn wezenlijke karakter verleent, is de van schroefdraad voorziene schacht van verzinkt staal waarmee de hoogte van de voorwerpen kan worden aangepast door ze erin te schroeven.

Indeling onder post 8302 als garnituren, beslag en dergelijke artikelen, van onedel metaal, voor meubelen, is uitgesloten, omdat het beoogde gebruik van het artikel niet inherent is aan zijn objectieve kenmerken en het ook met andere goederen dan meubels kan worden gebruikt. Het artikel heeft de objectieve kenmerken van een schroef zoals bedoeld bij post 7318 . Daarom moet het artikel worden ingedeeld onder GN-code 7318 15 90 als andere schroeven.

Image

(*)  De afbeelding is louter ter informatie.


4.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1760 VAN DE COMMISSIE

van 28 september 2016

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 september 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Stephen QUEST

Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een apparaat bestaande uit een validator voor bankbiljetten en geldlades (een zogenoemde „note float unit”) met afmetingen van ongeveer 10 bij 24 bij 44 cm.

De validator voor bankbiljetten maakt gebruik van optische scantechnologie om de echtheid van de bankbiljetten te verifiëren volgens vooraf vastgestelde specificaties.

De door de validator goedgekeurde bankbiljetten komen terecht in een geldlade. Wanneer deze geldlade vol is (meestal is er plaats voor 30 bankbiljetten), worden de bankbiljetten automatisch gesorteerd en verdeeld over andere geldlades met een capaciteit van doorgaans 300 bankbiljetten.

Het apparaat wordt bijvoorbeeld in speel-, verkoop- en parkeerautomaten gebruikt om te betalen voor de geboden dienst of het verkregen product.

Het apparaat kan ook bankbiljetten afleveren.

Het apparaat is altijd verbonden met een zogenoemde „hostcontroller” (niet aanwezig bij de aanbieding) die de vooraf vastgestelde specificaties regelt, alsook de verplaatsing van de bankbiljetten naar de verschillende geldlades.

Zie afbeelding (*).

8472 90 70

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8472 , 8472 90 en 8472 90 70 .

Indeling onder post 9031 als meet- of verificatie-instrumenten is uitgesloten, aangezien het apparaat meer is dan een zoals bij die post bedoeld verificatie-instrument. Naast het verifiëren van de echtheid van bankbiljetten vervult het ook andere functies, zoals het sorteren en verdelen van bankbiljetten tussen verschillende geldlades en het afleveren van bankbiljetten. Alle door het apparaat vervulde functies vallen onder post 8472 .

Daarom moet het toestel worden ingedeeld onder GN-code 8472 90 70 als andere kantoormachines en -toestellen.

Image

(*)  De afbeelding is louter ter informatie.


4.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1761 VAN DE COMMISSIE

van 28 september 2016

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 september 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Stephen QUEST

Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een op batterijen werkend toestel (een zogenoemde „inspectiecamera”), bestaande uit:

een besturingsgedeelte voorzien van een joystick, een registreerinrichting, een sleuf voor geheugenkaarten en een lcd-scherm met een schermdiagonaal van ongeveer 9 cm (3,5 inch);

een flexibele elektrische kabel met een lengte van 3 m en een diameter van ongeveer 7 mm;

een camera;

ledverlichting.

Het toestel is ontworpen om hoofdzakelijk te worden gebruikt voor technische inspecties van holle ruimten. Het kan videobeelden opnemen en vastleggen. De filmbeelden kunnen realtime worden bekeken.

Zie afbeelding (*).

8525 80 91

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 4 op afdeling XVI en de tekst van de GN-codes 8525 , 8525 80 en 8525 80 91 .

Indeling onder post 9031 als meet- of verificatie-instrumenten, -apparaten, -toestellen en -machines is uitgesloten, omdat het doel van het toestel niet het verifiëren of meten van holle ruimten is, maar het opnemen van beelden en het omzetten ervan in een als videobeeld vastgelegd elektrisch signaal (zie ook de GS-toelichtingen op post 8525 ).

Het toestel bestaat uit individuele elementen die onderling zijn verbonden en zijn bestemd om gezamenlijk een welbepaalde functie te verrichten, zoals bedoeld bij een van de posten van hoofdstuk 84 of 85. Gezien de objectieve kenmerken van het toestel is de functie ervan videobeelden opnemen en vastleggen. Indeling als monitor onder post 8528 is daarom uitgesloten.

Het moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8525 80 91 als videocamera-opnametoestellen enkel voorzien van een opnamemogelijkheid van het door de televisiecamera geregistreerde beeld en geluid.

Image

(*)  De afbeelding is louter ter informatie.


4.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1762 VAN DE COMMISSIE

van 3 oktober 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 oktober 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

144,2

ZZ

144,2

0707 00 05

TR

128,9

ZZ

128,9

0709 93 10

TR

138,8

ZZ

138,8

0805 50 10

AR

86,0

CL

103,9

TR

101,3

UY

49,2

ZA

113,1

ZZ

90,7

0806 10 10

EG

264,7

TR

135,2

US

194,0

ZZ

198,0

0808 10 80

AR

110,6

BR

97,9

CL

149,2

NZ

135,6

ZA

133,4

ZZ

125,3

0808 30 90

TR

132,1

ZA

155,4

ZZ

143,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

4.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/13


BESLUIT (EU, Euratom) 2016/1763 VAN DE RAAD

van 29 september 2016

tot benoeming van drie leden van de Rekenkamer

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 286, lid 2,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien de voordrachten van de Republiek Cyprus, Malta en de Portugese Republiek,

Gezien de adviezen van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De ambtstermijn van de heer Louis GALEA is op 6 mei 2016 verstreken.

(2)

De ambtstermijn van de heer Lazaros S. LAZAROU verstrijkt op 1 november 2016.

(3)

Bij brief van 20 mei 2016 heeft de heer Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA zijn aftreden aangekondigd.

(4)

Er moet derhalve worden overgegaan tot nieuwe benoemingen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De heer Leo BRINCAT wordt voor de periode van 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2022 tot lid van de Rekenkamer benoemd.

2.   De heer Lazaros S. LAZAROU wordt voor de periode van 2 november 2016 tot en met 1 november 2022 tot lid van de Rekenkamer benoemd.

3.   De heer João Alexandre TAVARES GONÇALVES DE FIGUEIREDO wordt voor de periode van 1 oktober 2016 tot en met 28 februari 2018 tot lid van de Rekenkamer benoemd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 29 september 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. ŽIGA


(1)  Adviezen van 13 september 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).


4.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/14


BESLUIT (EU) 2016/1764 VAN DE RAAD

van 29 september 2016

over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité EU-ICAO in te nemen standpunt betreffende het besluit inzake de vaststelling van een bijlage inzake luchtverkeersbeheer bij het memorandum van samenwerking tussen de Europese Unie en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie houdende vaststelling van een kader voor versterkte samenwerking

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het memorandum van samenwerking tussen de Europese Unie en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, houdende vaststelling van een kader voor versterkte samenwerking (1) (hierna „het memorandum van samenwerking” genoemd), is op 29 maart 2012 in werking getreden.

(2)

Overeenkomstig punt 7.3, onder c), van het memorandum van samenwerking kan het bij punt 7.1 daarvan opgerichte gemengd comité bijlagen bij het memorandum van samenwerking vaststellen.

(3)

Het is passend het standpunt te bepalen dat de Unie in het gemengd comité dient in te nemen ten aanzien van de vaststelling van een bijlage inzake luchtverkeersbeheer bij het memorandum van samenwerking,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat de Unie in het Gemengd Comité EU-ICAO, overeenkomstig punt 7.3, onder c), van het memorandum van samenwerking tussen de Europese Unie en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie tot vaststelling van een kader voor versterkte samenwerking („het memorandum van samenwerking”) dient in te nemen ten aanzien van de vaststelling van een bijlage inzake luchtverkeersbeheer bij het memorandum van samenwerking, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité EU-ICAO.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 29 september 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. ŽIGA


(1)  PB L 232 van 9.9.2011, blz. 2.


ONTWERPBESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ EU-ICAO

van …

met betrekking tot het besluit betreffende de vaststelling van een bijlage inzake luchtverkeersbeheer bij het Memorandum van samenwerking tussen de Europese Unie en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie tot vaststelling van een kader voor versterkte samenwerking

HET GEMENGD COMITÉ EU-ICAO,

Gezien het Memorandum van samenwerking tussen de Europese Unie en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie tot vaststelling van een kader voor versterkte samenwerking („het memorandum van samenwerking”), dat op 29 maart 2012 van kracht is geworden, en met name punt 7.3, onder c),

Overwegende dat het passend is een bijlage inzake luchtverkeersbeheer op te nemen in het Memorandum van samenwerking,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij dit besluit wordt hierbij vastgesteld en vormt een integrerend deel van het Memorandum van samenwerking.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te ….

Voor het gemengd comité EU-ICAO

De voorzitters


BIJLAGE

INZAKE LUCHTVERKEERSBEHEER

1.   Doelstellingen

1.1.   De partijen komen overeen op het gebied van luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten (hierna „ATM/ANS” genoemd) samen te werken in het kader van het Memorandum van samenwerking tussen de Europese Unie (de EU) en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (de ICAO) dat is ondertekend op 28 april 2011 te Montreal en op 4 mei 2011 te Brussel.

1.2.   In lijn met hun verbintenis tot de wereldwijde harmonisatie van de voorschriften die vervat zijn in de normen en aanbevolen praktijken (SARPs) voor ATM/ANS en tot de mondiale interoperabiliteit van nieuwe technologieën en systemen op het gebied van ATM/ANS, komen de partijen overeen om nauw samen te werken in een geest van transparantie en dialoog teneinde hun ATM/ANS-activiteiten te coördineren.

2.   Toepassingsgebied

2.1.   Om de in punt 1 van deze bijlage vermelde doelstellingen te verwezenlijken, komen de partijen overeen op de volgende gebieden samen te werken:

regelmatig overleggen over ATM/ANS-kwesties van wederzijds belang;

transparantie bereiken door de regelmatige uitwisseling van relevante ATM/ANS-informatie;

deelnemen aan ATM/ANS-activiteiten;

de naleving van de normen en aanbevolen praktijken van de ICAO op het gebied van ATM/ANS monitoren en analyseren;

samenwerken op het gebied van regelgeving en vaststelling van normen;

samenwerken op het gebied van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het Global Air Navigation Plan (GANP) en de methode voor Aviation System Block Upgrade (ASBU) van de ICAO;

projecten en programma's voor technische bijstand opstellen en uitvoeren;

regionale samenwerking bevorderen, met name binnen de ICAO European (EUR) Region, met speciale aandacht voor de resultaten die zijn geboekt bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (SES — Single European Sky) en het werk van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) op het gebied van ATM/ANS; en

technische deskundigen uitwisselen op de relevante gebieden van ATM/ANS.

3.   Tenuitvoerlegging

3.1.   De partijen kunnen werkregelingen vaststellen waarin de wederzijds overeengekomen mechanismen en procedures voor de doeltreffende uitvoering van de in punt 2.1 van deze bijlage vermelde samenwerkingsactiviteiten worden vastgelegd. Dize werkregelingen worden vastgesteld door het Gemengd Comité dat bij punt 7 van het Memorandum van samenwerking is opgericht.

3.2.   De samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze bijlage worden, namens de partijen, verricht door het ICAO Air Navigation bureau (ANB) en de Europese Commissie. De Europese Commissie kan hierbij, voor zover passend, de lidstaten van de EU en Europese organisaties betrekken, waaronder het EASA, de gemeenschappelijke onderneming SESAR, de SESAR Deployment Manager en Eurocontrol.

4.   Dialoog

4.1.   De partijen organiseren regelmatig vergaderingen en/of teleconferenties om ATM/ANS-kwesties van wederzijds belang te bespreken en, voor zover nodig en passend, activiteiten te coördineren.

5.   Transparantie en uitwisseling van informatie

5.1.   Met inachtneming van hun toepasselijke regels moedigen de partijen in hun betrekkingen met derde partijen transparantie aan op het gebied van ATM/ANS.

5.2.   De partijen zorgen voor transparantie in hun samenwerking op het gebied van ATM/ANS-activiteiten door, onverminderd hun toepasselijke regels, relevante en passende gegevens, informatie en documentatie uit te wisselen, en door wederzijdse deelname aan vergaderingen te faciliteren.

5.3.   Daartoe stelt elke partij procedures op voor de uitwisseling van informatie welke de vertrouwelijkheid garanderen van de informatie die van de andere partij is ontvangen, overeenkomstig punt 6 van het Memorandum van samenwerking.

6.   Deelname aan ATM/ANS-activiteiten

6.1.   Met het oog op de toepassing van deze bijlage nodigt elke partij, waar passend, de andere partij overeenkomstig het vastgestelde reglement van orde uit om als waarnemer deel te nemen aan ATM/ANS-gerelateerde activiteiten en vergaderingen, teneinde nauwe samenwerking en coördinatie tot stand te brengen.

7.   Uitwisseling van ATM/ANS-informatie en analyses

7.1.   Onverminderd hun toepasselijke regels wisselen de partijen relevanten ATM/ANS-informatie en -gegevens uit, alsook analyses die op basis van deze informatie en gegevens zijn uitgevoerd, overeenkomstig passende werkregelingen die moeten worden opgesteld.

7.2.   De partijen werken nauw samen bij acties die tot doel hebben ervoor te zorgen dat de SARPs effectiever worden nageleefd in de EU en andere landen. Deze samenwerking omvat het uitwisselen van informatie, het faciliteren van overleg tussen de betrokken partijen en het coördineren van technische bijstand.

7.3.   Op basis van haar activiteiten op het gebied van prestatiebeoordeling en vaststelling van doelen, alsook bij de monitoring van de tenuitvoerlegging van het Europees ATM-masterplan, ondersteunt de EU de ICAO bij de ontwikkeling van een wereldwijde prestatiegebaseerde aanpak en wereldwijd toezicht op de tenuitvoerlegging van het GANP van de ICAO en de daarin vervatte ASBU-methode. De ICAO maakt bij de uitwerking van haar wereldwijde aanpak passend en optimaal gebruik van het bestaande of in ontwikkeling zijnde EU-materiaal dat voortvloeit uit de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het SES.

8.   Regelgeving en vaststelling van normen

8.1.   Elke partij ziet erop toe dat de andere partij op de hoogte wordt gehouden van alle relevante wetten, regels, normen, eisen en aanbevolen praktijken die gevolgen kunnen hebben voor de tenuitvoerlegging van deze bijlage, alsook van alle wijzigingen daarvan.

8.2.   De partijen stellen elkaar tijdig in kennis van alle voorgestelde wijzigingen van hun relevante wetten, regels, normen, eisen en aanbevolen praktijken, voor zover die wijzigingen gevolgen kunnen hebben voor de toepassing van deze bijlage. Bij dergelijke kennisgevingen kunnen, indien nodig, ook passende planningsinstrumenten worden uitgewisseld, zoals jaarlijkse en meerjarenprogramma's. In het licht van dergelijke wijzigingen kan het Gemengd Comité, voor zover nodig, amendementen op deze bijlage vaststellen, overeenkomstig punt 7 van het Memorandum van samenwerking.

8.3.   Met het oog op de mondiale harmonisering van ATM/ANS-regels en -normen, plegen de partijen overleg over technische regelgevende kwesties op het gebied van ATM/ANS tijdens de processen voor de opstelling van regels of SARPs, en worden zij uitgenodigd om deel te nemen aan de geassocieerde technische organen, voor zover en waar passend.

8.4.   De EU en de ICAO moeten daartoe hun samenwerking verder stroomlijnen om de EU-regels tijdig te kunnen herzien naar aanleiding van ICAO-wijzigingen aan de bijlagen bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (het Verdrag van Chicago) en om tijdig input te kunnen geven aan de ICAO wanneer wijzigingen worden overwogen van bijlagen die relevant zijn voor ATM/ANS.

8.5.   De ICAO verstrekt de EU tijdig informatie over besluiten en aanbevelingen van de ICAO die gevolgen hebben voor ATM/ANS-gerelateerde SARPs, door volledige toegang te verlenen tot ICAO State Letters en Electronic Bulletins.

8.6.   Waar passend tracht de EU ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving in overeenstemming is met de ATM/ANS-gerelateerde SARPs van de ICAO.

8.7.   Aangezien het Europees ATM-masterplan nauw samenhangt met het GANP van de ICAO en de daarin vervatte ASBU-methode, zal de EU, samen met haar lidstaten, de ICAO helpen met de ontwikkeling van SARPs en ondersteunend materiaal voor nieuwe ATM/ANS-eisen, op basis van de behoeften en de ervaring die de EU heeft opgedaan met de uitrol van SESAR. Evenzo zal de ICAO de EU helpen met het actualiseren van haar normen voor mondiale interoperabiliteit van nieuwe ATM/ANS-eisen, op basis van het GANP, de ASBU-methode en de daarmee samenhangende stappenplannen.

8.8.   Onverminderd de verplichtingen van de lidstaten van de EU als landen die mede het Verdrag van Chicago hebben gesloten, treedt de EU, voor zover en waar passend, in overleg met de ICAO om technische informatie te verstrekken indien zich, ten gevolge van de toepassing van EU-wetgeving, problemen voordoen met betrekking tot de naleving van normen en aanbevolen praktijken van de ICAO.

8.9.   De uitvoering van samenwerkingsactiviteiten op het gebied van regelgeving en vaststelling van normen mogen niet in strijd zijn met bestaande regelgevingsprocedures van de ICAO, en evenmin nieuwe juridische of rapporteringsverplichtingen scheppen voor de ICAO ten aanzien van de EU of haar lidstaten.

9.   Projecten en programma's voor technische bijstand

9.1.   De partijen coördineren de bijstand aan landen om te garanderen dat de middelen effectief worden benut en dubbel werk wordt vermeden, en wisselen informatie en gegevens uit over ATM/ANS-gerelateerde projecten en programma's voor technische bijstand.

10.   Regionale samenwerking

10.1.   De partijen geven prioriteit aan activiteiten die tot doel hebben de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim te versnellen, met inbegrip van de relevante activiteiten van het EASA op ATM/ANS-gebied, voor zover de regionale aanpak kansen biedt om de kostenefficiëntie, het toezicht en/of de harmonisatieprocessen te verbeteren.

10.2.   In het licht van punt 10.1 wordt bijzondere aandacht besteed aan de regionale prestatiegebaseerde aanpak, Europese technische regels op het gebied van ATM/ANS, functionele luchtruimblokken, het beheer van netwerkfuncties (met inbegrip van het Europees crisiscoördinatiecentrum voor de luchtvaart (EACCC) en de uitrol en monitoring van nieuwe ATM/ANS-concepten op basis van SESAR en het Europese ATM-masterplan.

10.3.   Om de verwachtingen inzake regionale samenwerking in te lossen, wordt gezorgd voor een nauwe samenwerking tussen de EU en het ICAO Regional Office in Parijs, met inbegrip van wederzijdse deelname aan relevante vergaderingen (bv. Single Sky Comité).

10.4.   De EU zal de coördinatie tussen Europese organisaties, de lidstaten van de EU en het ICAO Regional Office organiseren in het licht van het toepassingsgebied van deze bijlage, met name om bij te dragen tot de regionale plannen van de ICAO.

11.   Bijstand door deskundigen

11.1.   Onverminderd de regelingen voor bijstand door deskundigen die buiten het toepassingsgebied van deze bijlage zijn opgezet, streeft de EU ernaar, op verzoek, deskundigen met technische deskundigheid op relevante gebieden van ATM/ANS ter beschikking van de ICAO te stellen om taken uit te voeren en deel te nemen aan activiteiten die onder het toepassingsgebied van deze bijlage vallen. De voorwaarden voor dergelijke bijstand door deskundigen worden gespecificeerd in een werkregeling tussen de partijen.

12.   Herziening

12.1.   De partijen zorgen voor regelmatige toetsing van de tenuitvoerlegging van deze bijlage en houden daarbij, voor zover nodig, rekening met relevante ontwikkelingen in beleid of regelgeving.

12.2.   De toetsingen van deze bijlage worden uitgevoerd door het Gemengd Comité dat bij punt 7 van het Memorandum van samenwerking is opgericht (het „Gemengd Comité”).

13.   Inwerkingtreding, amendementen en beëindiging

13.1.   Deze bijlage treedt in werking op de datum waarop ze door het Gemengd Comité wordt vastgesteld en blijft van kracht tot ze wordt beëindigd.

13.2.   Eventuele werkregelingen die krachtens deze bijlage zijn overeengekomen, treden in werking op de datum waarop ze door het Gemengd Comité zijn vastgesteld.

13.3.   Voor wijzigingen of de beëindiging van werkregelingen die krachtens deze bijlage zijn vastgesteld, moet overeenstemming worden bereikt in het Gemengd Comité.

13.4.   Deze bijlage kan te allen tijde door elke partij worden beëindigd. Zes maanden nadat de ene partij de andere schriftelijk in kennis heeft gesteld van de beëindiging, wordt deze van kracht, tenzij de kennisgeving van de beëindiging met wederzijdse instemming van de partijen wordt ingetrokken vóór de opzegtermijn van zes maanden is verstreken.

13.5.   Wanneer het Memorandum van samenwerking wordt beëindigd, worden deze bijlage en alle werkregelingen die krachtens deze bijlage zijn vastgesteld, tegelijk beëindigd, niettegenstaande eventuele andere bepalingen van dit punt.


4.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/20


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/1765 VAN DE COMMISSIE

van 3 oktober 2016

betreffende de vaststelling van technische ICT-specificaties als referenties bij overheidsopdrachten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 13, lid 1,

Na raadpleging van het Europees multistakeholderplatform inzake ICT-normalisatie en van deskundigen uit de bedrijfstak,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Normalisatie speelt een belangrijke rol bij de ondersteuning van de Europa 2020-strategie, zoals beschreven in de mededeling van de Commissie „Europa 2020: een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”. In verschillende vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie is op het belang van vrijwillige normalisatie op de markten voor producten en diensten gewezen om de compatibiliteit en interoperabiliteit tussen producten en diensten te kunnen waarborgen, technologische ontwikkelingen te kunnen stimuleren en innovatie te kunnen ondersteunen.

(2)

Normen zijn essentieel voor het Europese concurrentievermogen en van cruciaal belang voor innovatie en vooruitgang. De Commissie wijst ook op het belang ervan in het kader van de recente initiatieven voor de voltooiing van de eengemaakte markt (2) en de digitale eengemaakte markt (3), waar de rol van normalisatie en interoperabiliteit bij de totstandkoming van een Europese digitale economie wordt versterkt door de goedkeuring van de mededeling over normalisatieprioriteiten op ICT-gebied voor de digitale eengemaakte markt (4); hierin wordt een alomvattende strategische en politieke benadering uiteengezet voor de normalisatie van prioritaire ICT-technologieën die van cruciaal belang zijn voor de voltooiing van de digitale eengemaakte markt.

(3)

In de digitale samenleving worden normalisatieproducten onmisbaar om de interoperabiliteit tussen netwerken en systemen te waarborgen. In de mededeling van de Commissie „Een strategische visie voor Europese normen: de duurzame groei van de Europese economie tussen nu en 2020 bevorderen en versnellen” (5) worden de specifieke omstandigheden van de normalisatie van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) erkend, waarbij oplossingen, toepassingen en diensten vaak worden ontwikkeld door wereldwijde ICT-fora en -consortia die zich tot leidende organisaties voor de ontwikkeling van ICT-normen hebben ontpopt.

(4)

Verordening (EU) nr. 1025/2012 heeft tot doel het Europese kader voor normalisatie te moderniseren en te verbeteren. In die verordening wordt een systeem opgezet waarbij de Commissie kan besluiten tot vaststelling van de relevantste en meest algemeen aanvaarde technische ICT-specificaties die zijn afgegeven door organisaties die geen Europese, internationale of nationale normalisatieorganisatie zijn. De mogelijkheid om bij de aankoop van hardware, software en informatietechnologiediensten het volledige scala van technische ICT-specificaties te gebruiken, maakt interoperabiliteit tussen apparatuur, diensten en toepassingen mogelijk, helpt voorkomen dat overheidsdiensten aan een bepaalde technologie gebonden zijn wanneer een openbare aanbesteder na het aflopen van een aanbestedingscontract vanwege het gebruik van merkgebonden ICT-oplossingen niet op een andere aanbieder kan overstappen, en bevordert de concurrentie bij de levering van interoperabele ICT-oplossingen.

(5)

Om als referentie bij overheidsopdrachten in aanmerking te komen, moeten technische ICT-specificaties voldoen aan de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1025/2012. Het voldoen aan deze voorschriften geeft de overheden de zekerheid dat de technische ICT-specificaties zijn vastgesteld in overeenstemming met de beginselen van openheid, eerlijkheid, objectiviteit en non-discriminatie die op het gebied van normalisatie door de Wereldhandelsorganisatie zijn erkend.

(6)

Het besluit om een ICT-specificatie vast te stellen moet worden goedgekeurd na raadpleging van het Europees multistakeholderplatform inzake ICT-normalisatie, dat is opgericht bij Besluit 2011/C 349/04 van de Commissie (6), aangevuld met andere vormen van raadpleging van deskundigen uit de bedrijfstak.

(7)

Het Europees multistakeholderplatform inzake ICT-normalisatie heeft de volgende technische specificaties geëvalueerd: het gegevensmodel van de Werelddouaneorganisatie versie 3.5 (hierna „WDO-gegevensmodel v3.5” genoemd) en vier door OASIS ontwikkelde technische specificaties: „Content Management Interoperability Services” versie 1.0 en 1.1 (hierna „CMIS v1.0 & v1.1” genoemd), „Electronic business XML Messaging Services Version 3.0: Part 1, Core Features” en „Application Statement 4 Profile of ebMS 3.0 Version 1.0” (hierna „ebMS3.0-AS4” genoemd), „Business Document Metadata Service Location” versie 1.0 (hierna „BDX location” genoemd) en „Electronic business Core Party Identification Type Technical Specification” versie 1.0 (hierna „ebCorePartyIdType” genoemd), en heeft een positief advies uitgebracht over de vaststelling daarvan als referentie bij overheidsopdrachten. De evaluatie is vervolgens ter raadpleging aan deskundigen uit de bedrijfstak voorgelegd, die het positieve advies over de vaststelling hebben onderschreven.

(8)

De technische specificatie „WDO-gegevensmodel v3.5” is door de Werelddouaneorganisatie (WDO) ontwikkeld en bestaat uit een reeks gegevensvoorschriften die elkaar ondersteunen en die aan de procedurele en juridische behoeften voldoen van grensoverschrijdende regelgevende instanties zoals de douane, die uitvoer, invoer en doorvoer controleren. Deze specificatie strookt met het overzicht van data-elementen voor de handel van de Verenigde Naties (UNTDED: United Nations Trade Data Elements Directory) en wordt door overheidsdiensten die lid zijn van de WDO op grote schaal gebruikt bij de uitvoering van grensoverschrijdende regelgevende systemen, waaronder systemen voor elektronische aangifte en eenloketsystemen.

(9)

De technische specificatie „CMIS v1.0” van OASIS (bevordering van open standaarden voor de informatiemaatschappij) maakt het mogelijk dat verschillende systemen voor het beheren van inhoud via internet interopereren. Deze specificatie biedt een gestandaardiseerde manier om documenten te bewaren, op te vragen en te zoeken en maakt het aldus mogelijk om informatie tussen verschillende bewaarplaatsen voor inhoud uit te wisselen. Meer bepaald definieert „CMIS v1.0” een abstractielaag om diverse documentbeheersystemen en bewaarplaatsen door middel van webprotocollen te beheren. De specificatie beschrijft concepten en functionaliteiten die door de meeste bewaarplaatsen voor inhoud worden ondersteund en aangeboden, zoals zoeken, opvragen, toevoegen en wijzigen van inhoud en metagegevens. De technische specificatie „CMIS v1.1” is volledig compatibel met „CMIS v1.0” en omvat aanvullende functionaliteiten.

(10)

De door OASIS ontwikkelde „electronic business XML Messaging Service” („ebMS 3.0”) vergemakkelijkt de uitwisseling van zakelijke elektronische berichten in een kader van XML-webdiensten dat als en hefboom fungeert voor gemeenschappelijke technische specificaties voor internet. Het doel van „ebMS 3.0” is het bevorderen van brede acceptatie onder alle spelers — grote en kleine, overheidsdiensten of particuliere ondernemingen — die bij bedrijfsprocessen samenwerken door berichten uit te wisselen, en het aanpakken van verschillen in de capaciteit van de berichtenstroom, intermitterende connectiviteit, het ontbreken van vaste IP-adressen of firewallbeperkingen. De technische specificatie „Application Statement 4 Profile of ebMS 3.0 Version 1.0” (hierna afgekort als „AS4”) is een modern, op webdiensten gebaseerd protocol dat richtsnoeren biedt voor een gestandaardiseerde methodologie voor de veilige uitwisseling, ongeacht het documenttype.

(11)

De technische specificatie „Business Document Metadata Service Location” („BDX Location”) van OASIS is een actualisering van het PEPPOL-concept van Service Metadata Location (SML). Een metagegevensdienst voor zakelijke interactie geeft informatie over de aard van de gegevenstransacties en de bijbehorende ontsluitende technologieën die voor specifieke deelnemers aan bedrijfsprocessen beschikbaar zijn. De technische specificatie „BDX Location” verwijst voornamelijk naar de locatie van een metagegevensdienst als een eindpuntidentificator die als URL is gespecificeerd.

(12)

De door OASIS ontwikkelde technische specificatie „ebCorePartyIdType” specificeert een formeel mechanisme voor het gebruik als referentie van identificatieregelingen die op de deelnemer zijn gebaseerd, door middel van een formele Uniform Resource Name (URN)-naamruimte voor identifiers van organisaties die als hefboom fungeren voor drie internationale normen: ISO/IEC 6523, ISO 9735 en ISO 20022,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde technische specificaties komen in aanmerking om bij overheidsopdrachten als referentie te dienen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 3 oktober 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(2)  Mededeling van de Commissie „De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen”, COM(2015) 550 final van 28 oktober 2015.

(3)  Mededeling over een strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa, COM(2015) 192 final van 6 mei 2015.

(4)  COM(2016) 176 final van 19 april 2016.

(5)  COM(2011) 311 definitief van 1 juni 2011.

(6)  Besluit 2011/C 349/04 van de Commissie van 28 november 2011 tot oprichting van een Europees multistakeholderplatform inzake ICT-normalisatie (PB C 349 van 30.11.2011, blz. 4).


BIJLAGE

Werelddouaneorganisatie (WDO)  (1)

Nr.

Titel technische ICT-specificatie

1

Gegevensmodel van de Werelddouaneorganisatie versie 3.5 („WDO-gegevensmodel v3.5”)


OASIS (bevordering van open standaarden voor de informatiemaatschappij)  (2)

Nr.

Titel technische ICT-specificatie

1

„Content Management Interoperability Services” versie 1.0 („CMIS v1.0”)

2

„Content Management Interoperability Services” versie 1.1 („CMIS v1.1”)

3

„Business Document Metadata Service Location” versie 1.0 („BDX location”)

4

„Electronic business XML Messaging Services Version 3.0: Part 1, Core Features” en „Application Statement 4 Profile of ebMS 3.0 Version 1.0” („ebMS3.0-AS4”)

5

„Electronic business Core Party Identification Type Technical Specification” versie 1.0 („ebCorePartyIdType”)


(1)  http://www.wcoomd.org/

(2)  http://www.oasis-open.org/