ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 247

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
15 september 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1649 van de Commissie van 8 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) 2016/1650 van de Commissie van 9 september 2016 tot vaststelling van een verbod op de visserij op roodbaars in gebied NAFO 3M door vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren

5

 

*

Verordening (EU) 2016/1651 van de Commissie van 9 september 2016 tot vaststelling van een verbod op de visserij op golfrog in de wateren van de Unie van VIIe door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

7

 

*

Verordening (EU) 2016/1652 van de Commissie van 9 september 2016 tot vaststelling van een verbod op de visserij op wijting in gebied VIII door vaartuigen die de vlag van België voeren

9

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1653 van de Commissie van 14 september 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

11

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU, Euratom) 2016/1654 van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 7 september 2016 houdende benoeming van rechters bij het Gerecht

13

 

*

Besluit (EU, Euratom) 2016/1655 van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 7 september 2016 houdende benoeming van rechters bij het Gerecht

15

 

*

Besluit (EU, Euratom) 2016/1656 van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 7 september 2016 houdende benoeming van een advocaat-generaal bij het Hof van Justitie

17

 

*

Besluit (EU, Euratom) 2016/1657 van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 7 september 2016 houdende benoeming van een rechter bij het Gerecht

18

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1658 van de Commissie van 13 september 2016 tot wijziging van Beschikking 2008/911/EG tot vaststelling van een lijst van kruidensubstanties, kruidenpreparaten en combinaties daarvan voor gebruik in traditionele kruidengeneesmiddelen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 5747)  ( 1 )

19

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1659 van de Commissie van 13 september 2016 tot wijziging van Beschikking 2008/911/EG tot vaststelling van een lijst van kruidensubstanties, kruidenpreparaten en combinaties daarvan voor gebruik in traditionele kruidengeneesmiddelen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 5748)  ( 1 )

22

 

 

III   Andere handelingen

 

 

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

*

Besluit van het Permanent Comité van de EVA-staten nr. 1/2016/SC van 28 april 2016 betreffende de interne kostendeling [2016/1660]

27

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

15.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1649 VAN DE COMMISSIE

van 8 juli 2016

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (1), en met name artikel 21,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 7 januari 2014 heeft de Commissie Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 275/2014 (2) aangenomen tot vaststelling van de financieringsprioriteiten voor vervoer voor de meerjarige en jaarlijkse werkprogramma's.

(2)

In zijn arrest van 17 maart 2016 in zaak C-286/14, Europees Parlement/Commissie, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 275/2014 nietig verklaard en gelast dat de gevolgen ervan worden gehandhaafd tot de inwerkingtreding van een nieuwe handeling ter vervanging daarvan, binnen een redelijke termijn die niet langer mag duren dan zes maanden vanaf de datum van uitspraak van het arrest.

(3)

Volgens artikel 21, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1316/2013 moet bij de financieringsprioriteiten voor vervoer rekening worden gehouden met de voor financiering in aanmerking komende acties die volgens Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) bijdragen aan de projecten van algemeen belang en die zijn opgenomen in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1316/2013.

(4)

De voor financiering in aanmerking komende acties in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1316/2013 worden nader uitgewerkt in artikelen 10 en 11 van die verordening, met vermelding van de maximale voor die acties toe te passen financieringspercentages. Daarom moet voor de specificering van de financieringsprioriteiten voor vervoer worden verwezen naar de acties in de genoemde artikelen.

(5)

Projecten van gemeenschappelijk belang als vermeld in deel I van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 komen in aanmerking voor de meerjarige werkprogramma's als vermeld in artikel 17, lid 3, van die verordening. Projecten die niet zijn opgenomen in deel I van bijlage I, maar die in aanmerking komen voor financiering op grond van artikel 7, lid 2, van die verordening, komen in aanmerking voor de jaarlijkse werkprogramma's.

(6)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1316/2013 tot vaststelling van de specifieke sectorale doelstellingen voor vervoer en overwegende dat volgens artikel 21, lid 3, van die verordening de Commissie bevoegd is om in de sector vervoer overeenkomstig artikel 26 bij gedelegeerde handeling nader te bepalen welke financieringsprioriteiten in de werkprogramma's moeten worden opgenomen, worden in deze gedelegeerde verordening de prioriteiten vastgelegd die moeten zijn opgenomen in meerjarige of jaarlijkse werkprogramma's overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de genoemde verordening.

(7)

Aangezien financiële instrumenten een bijdrage van de EU ontvangen in het kader van de jaarlijkse werkprogramma's, moet hierbij een overeenkomstige prioriteit worden gevoegd.

(8)

De programmaondersteunende acties in artikel 5, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1316/2013, bestaande uit uitgaven van de Commissie voor technische en administratieve bijstand voor het beheer van de Connecting Europe Facility en beperkt tot 1 % van de financiële toewijzing, vallen niet onder de werkprogramma's. De programmaondersteunende acties die bijdragen aan projecten van gemeenschappelijk belang als bedoeld in artikel 7, lid 2, en artikel 5, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1316/2013, vallen evenwel onder de werkprogramma's en worden hierbij met een overeenkomstige prioriteit opgenomen.

(9)

Alle middelen als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1316/2013, met inbegrip van de middelen die zijn overgedragen uit het Cohesiefonds, vallen onder dezelfde werkprogramma's. Volgens artikel 11 van die verordening worden voor de toewijzing van de uit het Cohesiefonds overgedragen middelen specifieke oproepen tot het indienen van voorstellen gedaan.

(10)

Met het oog op de tijdige vaststelling van de uitvoeringshandelingen uit hoofde van artikel 17, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1316/2013 om de juridische continuïteit van het programma van de Connecting Europe Facility voor de sector vervoer te kunnen verzekeren, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze verordening worden de financieringsprioriteiten vastgesteld die moeten zijn opgenomen in de meerjarige en jaarlijkse werkprogramma's als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1316/2013, voor de duur van de Connecting Europe Facility en voor de uit hoofde van artikel 7, lid 2, van die verordening voor financiering in aanmerking komende acties, als opgenomen in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 juli 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 275/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de Connecting Europe Facility (PB L 80 van 19.3.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).


BIJLAGE

FINANCIERINGSPRIORITEITEN VOOR VERVOER IN HET KADER VAN MEERJARIGE EN JAARLIJKSE WERKPROGRAMMA'S

1.   Financieringsprioriteiten voor de meerjarige werkprogramma's

1.1.   Financieringsprioriteiten voor het invullen van ontbrekende schakels, het wegwerken van knelpunten, het vergroten van de spoorweginteroperabiliteit en in het bijzonder het verbeteren van grensoverschrijdende trajecten:

i)

vooraf vastgestelde projecten op de kernnetwerkcorridors (spoorwegen, binnenwateren, wegen, zee- en binnenhavens),

ii)

vooraf vastgestelde projecten op andere delen van het kernnetwerk (spoorwegen, binnenwateren, wegen, zee- en binnenhavens),

iii)

spoorweginteroperabiliteit,

iv)

invoering van ERTMS.

1.2.   Financieringsprioriteiten voor duurzame en efficiënte vervoerssystemen op lange termijn met het oog op de verwachte vervoersstromen en voor het koolstofvrij maken van alle vervoerswijzen door overschakeling op innovatieve koolstofarme en energie-efficiënte vervoerstechnologieën, waarbij de veiligheid wordt geoptimaliseerd:

i)

introductie van nieuwe technologieën en innovatie in alle vervoerswijzen, met de klemtoon op het koolstofvrij maken, de veiligheid en innovatieve technologieën om de duurzaamheid, de exploitatie, het beheer, de toegankelijkheid, de multimodaliteit en de efficiëntie van het netwerk te verbeteren,

ii)

veilige en betrouwbare infrastructuur, met inbegrip van veilige en betrouwbare parkeerplaatsen op het kernwegennet.

1.3.   Financieringsprioriteiten voor de optimale integratie en interconnectie van de verschillende vervoerswijzen en voor de verbetering van de interoperabiliteit van vervoersdiensten, waarbij tegelijk de toegankelijkheid van de vervoersinfrastructuur wordt gegarandeerd:

i)

gemeenschappelijk Europees luchtruim — Sesar,

ii)

informatiediensten voor de binnenvaart,

iii)

intelligente vervoerssystemen (ITS) voor de weg,

iv)

monitoring- en informatiesystemen voor de zeescheepvaart,

v)

snelwegen op zee,

vi)

acties voor de verwezenlijking van de vervoersinfrastructuur op knooppunten van het kernnetwerk, met inbegrip van stedelijke knooppunten,

vii)

verbindingen met en de ontwikkeling van multimodale logistieke platformen.

1.4.   Programmaondersteunende acties

2.   Financieringsprioriteiten voor de jaarlijkse werkprogramma's

2.1.   Financieringsprioriteiten voor het verwijderen van knelpunten, het vergroten van de spoorweginteroperabiliteit, het invullen van ontbrekende schakels en in het bijzonder het verbeteren van grensoverschrijdende trajecten:

i)

projecten voor de spoorwegen, de binnenwateren en de wegen van het kernnetwerk, met inbegrip van de verbindingen met binnen- en zeehavens en luchthavens, alsook de ontwikkeling van havens,

ii)

projecten op het uitgebreide netwerk (spoorwegen, binnenwateren, wegen, zee- en binnenhavens),

iii)

projecten voor de verbinding van het trans-Europees vervoersnetwerk met het infrastructuurnet van de buurlanden, vooral wat betreft de grensoverschrijdende trajecten (spoorwegen, binnenwateren, wegen, zee- en binnenhavens).

2.2.   Financieringsprioriteiten voor duurzame en efficiënte vervoerssystemen op lange termijn met het oog op de verwachte vervoersstromen en voor het koolstofvrij maken van alle vervoerswijzen door overschakeling op innovatieve koolstofarme en energie-efficiënte vervoerstechnologieën, waarbij de veiligheid wordt geoptimaliseerd:

i)

introductie van nieuwe technologieën en innovatie, andere dan die onder het meerjarig werkprogramma,

ii)

goederenvervoerdiensten,

iii)

acties om het lawaai van goederentreinen te verminderen, met inbegrip van aanpassingen aan het bestaand rollend materieel.

2.3.   Financieringsprioriteiten voor de optimale integratie en interconnectie van de verschillende vervoerswijzen en voor de verbetering van de interoperabiliteit van vervoersdiensten, waarbij tegelijk de toegankelijkheid van de vervoersinfrastructuur wordt gegarandeerd:

i)

telematicatoepassingen, andere dan die onder het meerjarig werkprogramma,

ii)

acties voor een betere toegankelijkheid van de vervoersinfrastructuur voor gehandicapten,

iii)

acties voor de verwezenlijking van de vervoersinfrastructuur op knooppunten van het kernnetwerk, met inbegrip van stedelijke knooppunten,

iv)

verbindingen met en de ontwikkeling van multimodale logistieke platformen.

2.4.   CEF-financieringsinstrumenten:

i)

bijdrage voor de financiële instrumenten, zoals gespecificeerd in artikel 14 en deel III van de bijlage bij de CEF,

ii)

programmaondersteunende acties voor innovatieve financiële instrumenten.


15.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/5


VERORDENING (EU) 2016/1650 VAN DE COMMISSIE

van 9 september 2016

tot vaststelling van een verbod op de visserij op roodbaars in gebied NAFO 3M door vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2016/72 van de Raad (2) zijn quota voor 2016 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2016 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2016 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 september 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)   PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2016/72 van de Raad van 22 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104 (PB L 22 van 28.1.2016, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

18/TQ72

Lidstaat

Europese Unie (alle lidstaten)

Bestand

RED/N3M.

Soort

Roodbaars (Sebastes spp)

Gebied

NAFO 3M

Datum van sluiting

10.7.2016 om 12:00 UTC


15.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/7


VERORDENING (EU) 2016/1651 VAN DE COMMISSIE

van 9 september 2016

tot vaststelling van een verbod op de visserij op golfrog in de wateren van de Unie van VIIe door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2016/72 van de Raad (2) zijn quota voor 2016 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2016 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2016 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 september 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)   PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2016/72 van de Raad van 22 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104 (PB L 22 van 28.1.2016, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

19/TQ72

Lidstaat

Frankrijk

Bestand

RJU/67AKXD

Soort

Golfrog (Raja undulata)

Gebied

Wateren van de Unie van VIIe

Datum van sluiting

11.7.2016


15.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/9


VERORDENING (EU) 2016/1652 VAN DE COMMISSIE

van 9 september 2016

tot vaststelling van een verbod op de visserij op wijting in gebied VIII door vaartuigen die de vlag van België voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2016/72 van de Raad (2) zijn quota voor 2016 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2016 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2016 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het met name verboden vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 september 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)   PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2016/72 van de Raad van 22 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104 (PB L 22 van 28.1.2016, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

23/TQ72

Lidstaat

België

Bestand

WHG/08.

Soort

Wijting (Merlangius merlangus)

Gebied

VIII

Datum van sluiting

20.8.2016


15.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1653 VAN DE COMMISSIE

van 14 september 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 september 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)   PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

167,1

ZZ

167,1

0707 00 05

TR

121,6

ZZ

121,6

0709 93 10

TR

133,0

ZZ

133,0

0805 50 10

AR

121,3

CL

143,0

TR

147,3

UY

130,7

ZA

139,2

ZZ

136,3

0806 10 10

TR

134,7

ZZ

134,7

0808 10 80

AR

166,6

BR

97,9

CL

126,5

NZ

121,9

US

141,5

ZA

105,6

ZZ

126,7

0808 30 90

AR

168,5

CL

206,1

TR

137,4

ZA

113,8

ZZ

156,5

0809 30 10 , 0809 30 90

TR

136,4

ZZ

136,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

15.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/13


BESLUIT (EU, Euratom) 2016/1654 VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN

van 7 september 2016

houdende benoeming van rechters bij het Gerecht

DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 19,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 254 en 255,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 48 van Protocol nr. 3 betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, als gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2015/2422 van het Europees Parlement en de Raad (1), bestaat het Gerecht per 25 december 2015 uit veertig rechters. Artikel 2, onder a), van die verordening bepaalt de ambtstermijn van de twaalf extra rechters op zodanige wijze dat het eind van hun respectieve mandaten samenvalt met de gedeeltelijke vervangingen van de leden van het Gerecht die op 1 september 2016 en op 1 september 2019 zullen plaatsvinden.

(2)

Dat is de context waarin de heer Jan PASSER is voorgedragen voor het ambt van extra rechter bij het Gerecht.

(3)

Voorts bepaalt artikel 48 van Protocol nr. 3 betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, als gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2015/2422, dat het Gerecht per 1 september 2016 uit zevenenveertig rechters bestaat. Artikel 2, onder b), van die verordening bepaalt de ambtstermijn van de zeven extra rechters op zodanige wijze dat het eind van hun respectieve mandaten samenvalt met de gedeeltelijke vervangingen van de leden van het Gerecht die op 1 september 2019 en op 1 september 2022 zullen plaatsvinden.

(4)

Dat is de context waarin de heer René BARENTS, mevrouw Maria José COSTEIRA, de heer Alexander KORNEZOV, de heer Ezio PERILLO en de heer Jesper SVENNINGSEN zijn voorgedragen voor het ambt van extra rechter bij het Gerecht.

(5)

Het comité dat is ingesteld bij artikel 255 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft advies uitgebracht over de geschiktheid van de heer René BARENTS, mevrouw Maria José COSTEIRA, de heer Alexander KORNEZOV, de heer Jan PASSER, de heer Ezio PERILLO en de heer Jesper SVENNINGSEN voor de uitoefening van het ambt van rechter bij het Gerecht.

(6)

Overgegaan dient te worden tot benoeming van de heer Jan PASSER voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 augustus 2019. Tevens dient te worden overgegaan tot benoeming van mevrouw Maria José COSTEIRA voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 augustus 2022.

(7)

Omdat de heren René BARENTS, Alexander KORNEZOV, Ezio PERILLO en Jesper SVENNINGSEN het ambt van rechter bij het Gerecht voor ambtenarenzaken hebben uitgeoefend tot de ontbinding van dat Gerecht op 31 augustus 2016 en omdat de bevoegdheid om in eerste aanleg uitspraak te doen in geschillen tussen de Unie en haar ambtenaren bij Verordening (EU, Euratom) 2016/1192 van het Europees Parlement en de Raad (2) met ingang van 1 september 2016 wordt overgedragen aan het Gerecht, dient te worden overgegaan tot benoeming van de heren Alexander KORNEZOV en Ezio PERILLO voor een ambtstermijn die ingaat op 1 september 2016 en eindigt op 31 augustus 2019, alsook van de heren René BARENTS en Jesper SVENNINGSEN voor een ambtstermijn die ingaat op 1 september 2016 en eindigt op 31 augustus 2022,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Jan PASSER wordt benoemd tot rechter bij het Gerecht voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 augustus 2019.

Artikel 2

Mevrouw Maria José COSTEIRA wordt benoemd tot rechter bij het Gerecht voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 augustus 2022.

Artikel 3

Voor de periode van 1 september 2016 tot en met 31 augustus 2019 worden benoemd tot rechter bij het Gerecht:

de heer Alexander KORNEZOV,

de heer Ezio PERILLO.

Artikel 4

Voor de periode van 1 september 2016 tot en met 31 augustus 2022 worden benoemd tot rechter bij het Gerecht:

de heer René BARENTS,

de heer Jesper SVENNINGSEN.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 7 september 2016.

De voorzitter

P. JAVORČÍK


(1)  Verordening (EU, Euratom) 2015/2422 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 tot wijziging van Protocol nr. 3 betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie (PB L 341 van 24.12.2015, blz. 14).

(2)  Verordening (EU, Euratom) 2016/1192 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 betreffende de overdracht aan het Gerecht om in eerste aanleg uitspraak te doen in geschillen tussen de Unie en haar personeelsleden (PB L 200 van 26.7.2016, blz. 137).


15.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/15


BESLUIT (EU, Euratom) 2016/1655 VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN

van 7 september 2016

houdende benoeming van rechters bij het Gerecht

DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 19,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 254 en 255,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De ambtstermijn van veertien rechters van het Gerecht verstrijkt op 31 augustus 2016. Voorts verstrijkt ook de ambtstermijn van de rechters als bedoeld in artikel 1 van Besluit (EU, Euratom) 2016/484 van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten (1) op 31 augustus 2016, zoals in dat artikel is bepaald.

(2)

De heer Barna BERKE, de heer Ricardo da SILVA PASSOS en mevrouw Octavia SPINEANU-MATEI zijn voorgedragen voor het ambt van rechter bij het Gerecht.

(3)

Voorts zijn de heer Zoltán CSEHI, de heer Constantinos ILIOPOULOS, mevrouw Anna MARCOULLI en de heer Dean SPIELMANN voorgedragen voor een hernieuwing van hun ambtstermijn.

(4)

Het comité dat is ingesteld bij artikel 255 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft advies uitgebracht over de geschiktheid van de heer Barna BERKE, de heer Zoltán CSEHI, de heer Constantinos ILIOPOULOS, mevrouw Anna MARCOULLI, de heer Ricardo da SILVA PASSOS, de heer Dean SPIELMANN en mevrouw Octavia SPINEANU-MATEI voor de uitoefening van het ambt van rechter bij het Gerecht.

(5)

Overgegaan dient te worden tot benoeming van de heer Barna BERKE, de heer Ricardo da SILVA PASSOS en mevrouw Octavia SPINEANU-MATEI voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 augustus 2022.

(6)

Overgegaan dient te worden tot benoeming van de heer Zoltán CSEHI, de heer Constantinos ILIOPOULOS, mevrouw Anna MARCOULLI en de heer Dean SPIELMANN voor een nieuwe ambtstermijn die ingaat op 1 september 2016 en eindigt op 31 augustus 2022. Omdat die vier rechters al het ambt van rechter bij het Gerecht hebben uitgeoefend tot en met 31 augustus 2016 en in afwachting van de vaststelling van dit besluit dat ambt blijven uitoefenen, dienen zij voor een nieuwe ambtstermijn te worden benoemd met ingang van de dag volgend op de dag waarop hun vorige ambtstermijn eindigt,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 augustus 2022 worden benoemd tot rechter van het Gerecht:

de heer Barna BERKE,

de heer Ricardo da SILVA PASSOS,

mevrouw Octavia SPINEANU-MATEI.

Artikel 2

Voor de periode van 1 september 2016 tot en met 31 augustus 2022 worden benoemd tot rechter van het Gerecht:

de heer Zoltán CSEHI,

de heer Constantinos ILIOPOULOS,

mevrouw Anna MARCOULLI,

de heer Dean SPIELMANN.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 7 september 2016.

De voorzitter

P. JAVORČÍK


(1)  Besluit (EU, Euratom) 2016/484 van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 23 maart 2016 houdende benoeming van rechters bij het Gerecht (PB L 87 van 2.4.2016, blz. 31).


15.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/17


BESLUIT (EU, Euratom) 2016/1656 VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN

van 7 september 2016

houdende benoeming van een advocaat-generaal bij het Hof van Justitie

DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 19,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 253 en 255,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De ambtstermijn van veertien rechters en vier advocaten-generaal bij het Hof van Justitie verstreek op 6 oktober 2015. Bovendien is het aantal advocaten-generaal bij het Hof van Justitie bij Besluit 2013/336/EU van de Raad (1) met ingang van 7 oktober 2015 verhoogd tot 11.

(2)

Het is in die context dat de heer Evgeni TANCHEV is voorgedragen voor het ambt van advocaat-generaal bij het Hof van Justitie.

(3)

Het comité dat is ingesteld bij artikel 255 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft advies uitgebracht over de geschiktheid van de heer Evgeni TANCHEV voor het uitoefenen van de functie van advocaat-generaal bij het Hof van Justitie.

(4)

Overgegaan dient te worden tot benoeming van heer Evgeni TANCHEV voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 6 oktober 2021,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Evgeni TANCHEV wordt benoemd tot advocaat-generaal bij het Hof van Justitie voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 6 oktober 2021.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 7 september 2016.

De voorzitter

P. JAVORČÍK


(1)  Besluit 2013/336/EU van de Raad van 25 juni 2013 houdende verhoging van het aantal advocaten-generaal bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (PB L 179 van 29.6.2013, blz. 92).


15.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/18


BESLUIT (EU, Euratom) 2016/1657 VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN

van 7 september 2016

houdende benoeming van een rechter bij het Gerecht

DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 19,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 254 en 255,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens de artikelen 5 en 7 van Protocol nr. 3 betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en naar aanleiding van het aftreden van de heer Carl WETTER per 19 september 2016, dient een rechter bij het Gerecht te worden benoemd voor de resterende duur van diens ambtsperiode, zijnde tot en met 31 augustus 2019.

(2)

Voor het vacant geworden ambt is de heer Ulf ÖBERG voorgedragen.

(3)

Het comité dat is ingesteld bij artikel 255 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft advies uitgebracht over de geschiktheid van de heer Ulf ÖBERG voor de uitoefening van het ambt van rechter bij het Gerecht,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Ulf ÖBERG wordt benoemd tot rechter bij het Gerecht voor de periode van 19 september 2016 tot en met 31 augustus 2019.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 7 september 2016.

De voorzitter

P. JAVORČÍK


15.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/19


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/1658 VAN DE COMMISSIE

van 13 september 2016

tot wijziging van Beschikking 2008/911/EG tot vaststelling van een lijst van kruidensubstanties, kruidenpreparaten en combinaties daarvan voor gebruik in traditionele kruidengeneesmiddelen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 5747)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (1), en met name artikel 16 septies,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau, dat op 25 maart 2014 door het Comité voor kruidengeneesmiddelen is opgesteld,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft in een advies van 2008 bepaald dat Eleutherococcus senticosus (Rupr. et Maxim.) Maxim. als kruidensubstantie, kruidenpreparaat of combinatie daarvan in de zin van Richtlijn 2001/83/EG voldoet aan de voorschriften van die richtlijn en de plant is derhalve opgenomen in de bij Beschikking 2008/911/EG van de Commissie (2) vastgestelde lijst van kruidensubstanties, kruidenpreparaten en combinaties daarvan voor gebruik in traditionele kruidengeneesmiddelen.

(2)

In het kader van zijn herziening van monografieën en opnamen op de lijst met het oog op de relevantie ervan, heeft het Comité voor kruidengeneesmiddelen de vermelding betreffende Eleutherococcus senticosus (Rupr. et Maxim.) Maxim. herzien en een advies uitgebracht om de vermelding te wijzigen wat betreft de naam van de kruidensubstantie in bepaalde officiële talen van de Europese Unie en de verwoording van de kruidenpreparaten en om haar bij te werken wat betreft de verwijzing naar de Europese Farmacopee en bepaalde informatie voor een veilig gebruik, bijvoorbeeld de contra-indicaties. Sommige wijzigingen zijn het gevolg van een bijwerking van het model voor opnamen op de lijst.

(3)

Beschikking 2008/911/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Beschikking 2008/911/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 september 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)   PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.

(2)  Beschikking 2008/911/EG van de Commissie van 21 november 2008 tot vaststelling van een lijst van kruidensubstanties, kruidenpreparaten en combinaties daarvan voor gebruik in traditionele kruidengeneesmiddelen (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 42).


BIJLAGE

In bijlage II bij Beschikking 2008/911/EG wordt de vermelding betreffende Eleutherococcus senticosus (Rupr. et Maxim.) Maxim., radix als volgt gewijzigd:

1)

De rubriek „Gebruikelijke naam in alle officiële talen van de Europese Unie” wordt als volgt gewijzigd:

a)

na „FR (français): racine d'éleuthérocoque (racine de ginseng sibérien)” wordt het volgende ingevoegd:

„HR (hrvatski): Korijen sibirskog ginsenga”;

b)

bij SK (slovenčina) wordt „Všehojovcový koreň” vervangen door „Koreň eleuterokoka”.

2)

De rubriek „Kruidenprepara(a)t(en)” wordt als volgt gewijzigd:

a)

„Vermalen kruidensubstantie voor het bereiden van een kruidenthee” wordt vervangen door „Vermalen kruidensubstantie”;

b)

„Vloeibaar extract (1:1, ethanol 30-40 % v/v)” wordt vervangen door „Vloeibaar extract (DER 1:1, extractiemiddel ethanol 30-40 % v/v)”;

c)

„Droog extract (13-25:1, ethanol 28-40 % v/v)” wordt vervangen door „Droog extract (DER 13-25:1, extractiemiddel ethanol 28-40 % v/v)”;

d)

„Droog waterig extract (15-17:1)” wordt vervangen door „Droog waterig extract (DER 15-17:1)”;

e)

„Tinctuur (1:5, ethanol 40 % v/v)” wordt vervangen door „Tinctuur (verhouding kruidensubstantie tot extractiemiddel 1:5, extractiemiddel ethanol 40 % v/v)”.

3)

In de rubriek „Referentie monografie van de Europese Farmacopee” wordt „6.0” vervangen door „7.0”.

4)

In de rubriek „Type traditie” wordt „Chinees, Europees” vervangen door „Europees, Chinees”.

5)

In de rubriek „Sterkte” wordt „Niet van toepassing” vervangen door „Zie „Dosering”.”.

6)

De rubriek „Dosering” wordt als volgt gewijzigd:

a)

„vanaf 12 jaar” wordt geschrapt;

b)

„Dagelijkse dosis” wordt vervangen door „Gemiddelde dagelijkse dosis”;

c)

niet van toepassing op de Nederlandse versie.

7)

De rubriek „Overige informatie voor een veilig gebruik” wordt als volgt gewijzigd:

a)

„Contra-indicaties.” wordt vervangen door „Contra-indicatie”;

b)

„Arteriële hypertensie.” wordt geschrapt;

c)

de zin „Het gebruik bij kinderen onder 12 jaar wordt afgeraden, omdat niet voldoende ervaringsgegevens beschikbaar zijn.” wordt vervangen door „Het gebruik bij kinderen onder 12 jaar wordt afgeraden wegens een gebrek aan adequate gegevens.”;

d)

na „Indien de symptomen tijdens het gebruik van het geneesmiddel verergeren, moet een arts of apotheker worden geraadpleegd.” wordt de zin „Voor tincturen en extracten met ethanol moet de toepasselijke tekst voor ethanol voor etikettering uit het” Richtsnoer voor hulpstoffen op etiket en in bijsluiter van geneesmiddelen voor menselijk gebruik „worden bijgevoegd.” ingevoegd;

e)

de titel van de subrubriek „Zwangerschap en borstvoeding” wordt vervangen door „Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding”;

na de zin „Wegens het ontbreken van voldoende gegevens wordt het gebruik tijdens de zwangerschap en borstvoeding afgeraden.” wordt „Geen gegevens met betrekking tot vruchtbaarheid beschikbaar.” ingevoegd;

f)

in de subrubriek „Bijwerkingen” wordt na „De frequentie is onbekend.” de zin „Indien bijwerkingen optreden die hierboven niet zijn genoemd, moet een arts of apotheker worden geraadpleegd.” ingevoegd;

g)

na de subrubriek „Overdosering” worden de volgende subrubrieken ingevoegd:

„Farmaceutische gegevens (indien van toepassing)

Niet van toepassing.

Farmacologische effecten of werkzaamheid die aannemelijk zijn op grond van langdurige gebruikservaring (indien nodig voor een veilig gebruik van het product)

Niet van toepassing.”.


15.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/22


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/1659 VAN DE COMMISSIE

van 13 september 2016

tot wijziging van Beschikking 2008/911/EG tot vaststelling van een lijst van kruidensubstanties, kruidenpreparaten en combinaties daarvan voor gebruik in traditionele kruidengeneesmiddelen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 5748)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (1), en met name artikel 16 septies,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau, dat op 24 november 2014 door het Comité voor kruidengeneesmiddelen is opgesteld,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Melaleuca alternifolia (Maiden en Betch) Cheel, M. linariifolia Smith, M. dissitiflora F. Mueller en/of andere soorten van Melaleuca, aetheroleum kan in de zin van Richtlijn 2001/83/EG als kruidensubstantie, kruidenpreparaat of combinatie daarvan worden beschouwd en voldoet aan de voorschriften van die richtlijn.

(2)

Het is derhalve passend om Melaleuca alternifolia (Maiden en Betch) Cheel, M. linariifolia Smith, M. dissitiflora F. Mueller en andere soorten van Melaleuca, aetheroleum op te nemen in de bij Beschikking 2008/911/EG van de Commissie (2) vastgestelde lijst van kruidensubstanties, kruidenpreparaten en combinaties daarvan voor gebruik in traditionele kruidengeneesmiddelen.

(3)

Beschikking 2008/911/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlagen I en II bij Beschikking 2008/911/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 september 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)   PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.

(2)  Beschikking 2008/911/EG van de Commissie van 21 november 2008 tot vaststelling van een lijst van kruidensubstanties, kruidenpreparaten en combinaties daarvan voor gebruik in traditionele kruidengeneesmiddelen (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 42).


BIJLAGE

Beschikking 2008/911/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I wordt de volgende stof ingevoegd na Hamamelis virginiana L.:

Melaleuca alternifolia (Maiden en Betch) Cheel, M. linariifolia Smith, M. dissitiflora F. Mueller en/of andere soorten van Melaleuca, aetheroleum”.

2)

In bijlage II wordt het volgende ingevoegd na de vermelding betreffende Hamamelis virginiana L.:

„OPNAME OP DE EU-LIJST VAN MELALEUCA ALTERNIFOLIA (MAIDEN EN BETCH) CHEEL, M. LINARIIFOLIA SMITH, M. DISSITIFLORA F. MUELLER EN/OF ANDERE SOORTEN VAN MELALEUCA, AETHEROLEUM

Wetenschappelijke naam van de plant

Melaleuca alternifolia (Maiden en Betch) Cheel, M. linariifolia Smith, M. dissitiflora F. Mueller en andere soorten van Melaleuca

Botanische familie

Myrtaceae

Gebruikelijke naam in alle officiële talen van de Europese Unie van het kruidenpreparaat

BG (bălgarski): Чаено дърво, масло

CS (čeština): silice kajeputu střídavolistého

DA (dansk): Tetræolie

DE (Deutsch): Teebaumöl

EL (elliniká): Μελαλεύκης αιθέριο έλαιο

EN (English): Tea tree oil

ES (español): Melaleuca alternifolia, aceite esencial de

ET (eesti keel): teepuuõli

FI (suomi): teepuuöljy

FR (français): Mélaleuca (arbre à thé) (huile essentielle de)

HR (hrvatski): eteričnog ulje australijskog čajevca

HU (magyar): Teafa-olaj

IT (italiano): Melaleuca essenza

LT (lietuvių kalba): Arbatmedžių eterinis aliejus

LV (latviešu valoda): Tējaskoka ēteriskā eļļa

MT (Malti): Żejt tal-Melaleucae

NL (Nederlands): Theeboomolie

PL (polski): Olejek eteryczny drzewa herbacianego

PT (português): Óleo esencial de melaleuca

RO (română): Melaleuca (arbore de ceai) (ulei esențial)

SK (slovenčina): Silica melaleuky

SL (slovenščina): eterično olje melalevke

SV (svenska): Teträdsolja

NO (norsk): Tetreolje

Kruidenpreparaat

Etherische olie

Referentie monografie van de Europese Farmacopee

01/2008:1837

Indicaties

Indicatie a)

Traditioneel kruidengeneesmiddel voor de behandeling van kleine, oppervlakkige wonden en insectenbeten.

Indicatie b)

Traditioneel kruidengeneesmiddel voor de behandeling van kleine puisten (furunkels en lichte acne).

Indicatie c)

Traditioneel kruidengeneesmiddel voor het verlichten van jeuk en irritatie bij lichte gevallen van voetschimmel.

Indicatie d)

Traditioneel kruidengeneesmiddel voor symptomatische behandeling van lichte ontsteking van het mondslijmvlies.

Het betreft hier een traditioneel kruidengeneesmiddel voor gebruik bij specifieke indicaties, uitsluitend gebaseerd op langdurige gebruikservaring.

Soort traditie

Europees

Sterkte

Zie „Dosering”.

Dosering

Indicatie a)

Jongeren, volwassenen en ouderen

Enkelvoudige dosis

Er moet 0,03-0,07 ml onverdunde etherische olie 1-3 keer per dag met een wattenstaafje op het aangedane gebied worden aangebracht.

Vloeibare preparaten die 0,5 % tot 10 % aan etherische olie bevatten, moeten 1-3 keer per dag op het aangedane gebied worden aangebracht.

Indicatie b)

Jongeren, volwassenen en ouderen

Enkelvoudige dosis

Olieachtige vloeistof of halfvaste preparaten die 10 % aan etherische olie bevatten, moeten 1-3 keer per dag op het aangedane gebied worden aangebracht, of

0,7-1 ml etherische olie geroerd door 100 ml lauwwarm water moet als geïmpregneerd verband op de aangedane gebieden van de huid worden aangebracht. Onverdunde etherische olie moet met behulp van een wattenstaafje 2-3 keer per dag op de puist worden aangebracht.

Indicatie c)

Jongeren, volwassenen en ouderen

Enkelvoudige dosis

Olieachtige vloeistof of halfvaste preparaten die 10 % aan etherische olie bevatten, moeten 1-3 keer per dag op het aangedane gebied worden aangebracht. Er moet 0,17-0,33 ml etherische olie in een geschikte hoeveelheid warm water worden gedaan zodat de voeten bedekt zijn. Voeten hierin dagelijks 5-10 minuten laten weken.

Onverdunde etherische olie moet 2-3 keer per dag met een wattenstaafje op het aangedane gebied worden aangebracht.

Indicatie d)

Jongeren, volwassenen en ouderen

Er moet 0,17-0,33 ml etherische olie met 100 ml water worden vermengd om meerdere keren per dag mee te spoelen of te gorgelen.

Het gebruik bij kinderen onder twaalf jaar wordt afgeraden (zie rubriek „Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik”).

Toedieningsweg

Indicaties a), b) en c)

Cutaan gebruik

Indicatie d)

Oromucosaal gebruik

Duur van gebruik of enige beperkingen ten aanzien van de duur van gebruik

Indicatie a)

Indien de symptomen tijdens het gebruik van het geneesmiddel langer dan één week aanhouden, moet een arts of apotheker worden geraadpleegd.

Indicaties b) en c)

Niet langer dan één maand gebruiken.

Indien de symptomen tijdens het gebruik van het geneesmiddel aanhouden, moet een arts of apotheker worden geraadpleegd.

Indicatie d)

Indien de symptomen tijdens het gebruik van het geneesmiddel langer dan vijf dagen aanhouden, moet een arts of apotheker worden geraadpleegd.

Overige informatie voor een veilig gebruik

Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor colofonium.

Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Over het gebruik bij kinderen onder twaalf jaar is niets vastgesteld wegens gebrek aan adequate gegevens.

Indien huiduitslag ontstaat, dient het gebruik te worden stopgezet.

Niet oraal of via inhalatie gebruiken.

Niet in ogen of oren gebruiken.

Indien de symptomen tijdens het gebruik van het geneesmiddel verergeren, moet een arts of apotheker worden geraadpleegd.

Indicatie a)

Indien koorts of tekenen van verergerende huidinfectie worden waargenomen, moet een arts of apotheker worden geraadpleegd.

Indicatie b)

In gevallen van ernstige acne moet een arts of apotheker worden geraadpleegd.

Indicatie c)

Voor uitroeiing van schimmelinfectie moet een arts of apotheker worden geraadpleegd.

Indicatie d)

Niet inslikken.

Wisselwerkingen met andere geneesmiddelen en andere vormen van onderlinge beïnvloeding

Niet gerapporteerd.

Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding

Veiligheid tijdens zwangerschap en borstvoeding is niet vastgesteld. Wegens het ontbreken van voldoende gegevens wordt het gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding afgeraden.

Geen gegevens met betrekking tot vruchtbaarheid beschikbaar.

Invloed op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen

Er zijn geen onderzoeken verricht met betrekking tot de effecten van het middel op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen.

Bijwerkingen

Bijwerkingen aan de huid waaronder scherpe pijn, lichte pruritus, een branderig gevoel, irritatie, jeuk, een prikkend gevoel, erytheem, oedeem (contactdermatitis) of andere allergische reacties zijn gemeld. De frequentie ervan is onbekend.

Brandwondachtige huidreacties zijn gemeld. De frequentie ervan is „zelden” (< 1/1 000).

Indien bijwerkingen optreden die niet zijn genoemd, moet een arts of apotheker worden geraadpleegd.

Overdosering

Cutaan gebruik:

niet gerapporteerd.

Oromucosaal gebruik:

 

onbedoelde overdosering kan depressie van het centrale zenuwstelsel en spierzwakte veroorzaken. Bij volwassenen verdwijnen deze symptomen echter over het algemeen binnen 36 uur.

 

Bij inslikken moet de patiënt onder toezicht worden gehouden en moet waar nodig een ondersteunende standaardbehandeling worden toegepast.

 

Bij kinderen is inslikken van theeboomolie een medisch noodgeval dat onmiddellijke behandeling in het ziekenhuis en ademhalingsondersteuning vereist.

Farmaceutische gegevens (indien van toepassing)

Bewaren in luchtdichte verpakkingen, beschermd tegen licht en hitte.

Juiste opslag en hantering zijn nodig om de vorming van oxidatieproducten te voorkomen die meer potentieel voor huidsensibilisatie hebben.

Farmacologische effecten of werkzaamheid die aannemelijk zijn op grond van langdurig gebruik en ervaring (indien nodig voor een veilig gebruik van het product)

Niet van toepassing.”.


III Andere handelingen

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

15.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/27


BESLUIT VAN HET PERMANENT COMITÉ VAN DE EVA-STATEN

Nr. 1/2016/SC

van 28 april 2016

betreffende de interne kostendeling [2016/1660]

HET PERMANENT COMITÉ VAN DE EVA-STATEN

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijdragen van IJsland, Liechtenstein en Noorwegen (hierna de „EVA-staten” genoemd) aan het financieel mechanisme van de EER voor de periode 2014-2021 worden onderverdeeld in zeven jaarlijkse tranches en vastgesteld op grond van artikel 2.

Artikel 2

1.   De bijdragen van de EVA-staten aan het financieel mechanisme van de EER voor de periode 2014-2021 zijn gebaseerd op hun bruto binnenlands product (bbp).

2.   De bijdrage van elke EVA-staat voor een welbepaald financieel jaar t is gebaseerd op de beschikbare bbp-gegevens voor het jaar t – 2 en stemt overeen met het aandeel van het bbp van deze staat (t – 2) in het totale bbp (t – 2) van de EVA-staten.

3.   De respectieve bbp-gegevens waarop de bijdragen voor een specifiek jaar t gebaseerd dienen te zijn, worden jaarlijks door elk van de EVA-staten uiterlijk op 1 maart verstrekt. Zij hebben betrekking op het jaar t – 2.

4.   Bijdragen luiden in euro.

Artikel 3

De toetreding van een EVA-staat tot de Europese Unie doet niets af aan de verplichting van deze staat om, overeenkomstig dit besluit, bij te dragen aan het financieel mechanisme van de EER voor de periode 2014-2021.

Artikel 4

Dit besluit wordt van kracht op de dag van de inwerkingtreding of op de dag van de voorlopige toepassing van de rechtshandeling tot instelling van het financieel mechanisme van de EER voor de periode 2014-2021.

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 april 2016.

Voor het Permanent Comité

De voorzitter

Kurt JÄGER

De secretaris-generaal

Kristinn F. ÁRNASON


BIJLAGE

Het Permanent Comité stemt ermee in dat, vóór de definitieve afronding van de mogelijke onderhandelingen over financiële bijdragen voor de periode na 2021, die tot doel hebben de economische en sociale ongelijkheden binnen de EER terug te dringen, het mechanisme voor de kostendeling zal worden herzien teneinde de berekeningen te baseren op het bni in plaats van het bbp.