ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 202

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
28 juli 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2016/1224 van de Raad van 18 juli 2016 betreffende de sluiting van een protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

1

 

*

Besluit (EU) 2016/1225 van de Raad van 18 juli 2016 betreffende de sluiting van het Protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Libanon aan programma's van de Unie

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1226 van de Commissie van 4 mei 2016 tot wijziging van bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat de facultatieve gereserveerde vermeldingen voor olijfolie betreft

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1227 van de Commissie van 27 juli 2016 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2568/91 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden

7

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1228 van de Commissie van 27 juli 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

14

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1229 van de Commissie van 27 juli 2016 inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de tariefcontingenten die voor de deelperiode juli 2016 zijn geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011

17

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2016/1230 van de Raad van 12 juli 2016 waarbij wordt vastgesteld dat Portugal geen effectief gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013

21

 

*

Besluit (EU) 2016/1231 van de Raad van 18 juli 2016 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het bij de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels opgerichte Gemengd Comité, over het verzoek van Georgië om partij te worden bij die conventie

24

 

*

Besluit (EU) 2016/1232 van de Raad van 18 juli 2016 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de stabilisatie- en associatieraad die is opgericht bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en Kosovo, anderzijds, met betrekking tot de vaststelling door de stabilisatie- en associatieraad van zijn reglement van orde ( 1 )

27

 

*

Besluit (EU) 2016/1233 van de Raad van 26 juli 2016 tot benoeming van een lid en een plaatsvervangend lid van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Republiek Cyprus

41

 

*

Besluit (EU) 2016/1234 van de Raad van 26 juli 2016 tot benoeming van twee plaatsvervangers van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Italiaanse Republiek

42

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1235 van de Commissie van 26 juli 2016 tot erkenning van een laboratorium in de Republiek Korea voor het uitvoeren van serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins bij honden, katten en fretten te controleren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 4665)  ( 2 )

43

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1236 van de Commissie van 27 juli 2016 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten, wat betreft de gegevens voor Estland, Letland, Litouwen en Polen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 4983)  ( 2 )

45

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/973 van de Commissie van 17 juni 2016 tot verlening van een vergunning voor zinkbislysinaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten ( PB L 161 van 18.6.2016 )

56

 

*

Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2205 van de Commissie van 6 augustus 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake de clearingverplichting ( PB L 314 van 1.12.2015 )

56

 


 

(1)   Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

 

(2)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/1


BESLUIT (EU) 2016/1224 VAN DE RAAD

van 18 juli 2016

betreffende de sluiting van een protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), en artikel 218, lid 8,

Gezien de Toetredingsakte van 2003, en met name artikel 6, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds („het protocol”), werd namens de Unie en haar lidstaten ondertekend op 1 april 2015.

(2)

Het protocol dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, wordt goedgekeurd namens de Unie en haar lidstaten (1).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad gaat namens de Unie over tot de volgende kennisgeving:

„Ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 heeft de Europese Unie de Europese Gemeenschap vervangen als haar opvolgster en vanaf die datum oefent de Unie alle rechten van de Europese Gemeenschap uit en neemt zij alle verplichtingen van de Gemeenschap op zich. Derhalve worden verwijzingen naar „de Europese Gemeenschap” of naar „de Gemeenschap” in de tekst van de Euro-mediterrane overeenkomst en het protocol waar nodig gelezen als „de Europese Unie” of „de Unie”.”.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Het protocol is gehecht aan het besluit ter ondertekening ervan.


28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/3


BESLUIT (EU) 2016/1225 VAN DE RAAD

van 18 juli 2016

betreffende de sluiting van het Protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Libanon aan programma's van de Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), en artikel 218, lid 7,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2015/268 van de Raad (2) is het Protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds (3), inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Libanon aan programma's van de Unie („het protocol”), namens de Unie ondertekend op 9 februari 2015.

(2)

Het protocol heeft ten doel de financiële en technische regels vast te leggen volgens welke de Republiek Libanon aan bepaalde programma's van de Unie kan deelnemen. Het horizontale kader van het protocol stelt de beginselen vast voor economische, financiële en technische samenwerking en maakt het voor de Republiek Libanon mogelijk van de Unie steun te ontvangen, in het bijzonder financiële steun, in het kader van die programma's van de Europese Unie. Dat horizontale kader heeft alleen betrekking op die programma's van de Unie waarvoor de toepasselijke oprichtingshandelingen voorzien in de mogelijkheid tot deelname van de Republiek Libanon. De sluiting van het protocol heeft derhalve niet tot gevolg dat de bevoegdheden op grond van de verscheidene door de programma's nagestreefde sectorale beleidsmaatregelen worden uitgeoefend; die bevoegdheden worden bij de vaststelling van de programma's uitgeoefend.

(3)

Het protocol dient namens de Unie te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Libanon aan programma's van de Unie, wordt namens de Unie goedgekeurd (4).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Europese Unie de in artikel 10 van het protocol bedoelde kennisgeving (5).

Artikel 3

De Commissie wordt gemachtigd namens de Unie de specifieke voorwaarden voor de deelname van de Republiek Libanon aan een bepaald programma van de Unie vast te stellen, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage. De Commissie houdt de desbetreffende werkgroep van de Raad op de hoogte.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Goedkeuring van 23 juni 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit (EU) 2015/268 van de Raad van 17 december 2014 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en voorlopige toepassing van het Protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Libanon aan programma's van de Unie (PB L 47 van 20.2.2015, blz. 1).

(3)  PB L 143 van 30.5.2006, blz. 2.

(4)  Het protocol is samen met het ondertekeningsbesluit bekendgemaakt in PB L 47 van 20.2.2015, blz. 3.

(5)  De datum van inwerkingtreding van het protocol zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


VERORDENINGEN

28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/5


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1226 VAN DE COMMISSIE

van 4 mei 2016

tot wijziging van bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat de facultatieve gereserveerde vermeldingen voor olijfolie betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 86,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie (2) zijn de fysisch-chemische en organoleptische kenmerken van olijfolie en van olie uit perskoeken van olijven vastgesteld, alsmede de methoden om die kenmerken te beoordelen. Deze methoden en de grenswaarden voor het bepalen van de kenmerken van de oliën worden regelmatig bijgewerkt om in overeenstemming met de werkzaamheden van de Internationale Olijfraad (IOR) rekening te houden met wetenschappelijke en technische ontwikkelingen.

(2)

Op 26 november 2015 heeft de Internationale Olijfraad een nieuwe methode voor de organoleptische beoordeling van olijfolie van de eerste persing goedgekeurd waardoor de facultatieve terminologie voor de etikettering wordt gewijzigd.

(3)

De facultatieve gereserveerde vermeldingen zijn vervat in bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(4)

Bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 mei 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie van 11 juli 1991 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden (PB L 248 van 5.9.1991, blz. 1).


BIJLAGE

„BIJLAGE IX

FACULTATIEVE GERESERVEERDE VERMELDINGEN

Productcategorie

(verwijzing naar indeling in de gecombineerde nomenclatuur)

Facultatieve gereserveerde vermelding

vlees van pluimvee

(GN-codes 0207 en 0210 )

gevoerd met … % …

haver vetgemeste gans

scharrel … binnengehouden

scharrel … met uitloop

boerenscharrel … met uitloop/hoeve … met uitloop

boerenscharrel … met vrije uitloop/hoeve … met vrije uitloop.

leeftijd bij het slachten

duur van de mestperiode

eieren

(GN-code 0407 )

vers

extra of extra vers

vermelding van de voedingswijze van de leghennen

olijfolie

(GN-code 1509 )

eerste koude persing

koude extractie

zuurgraad

pikant

fruitigheid: rijp of groen

bitter

krachtig

gemiddeld

delicaat

evenwichtig

zachte olie”


28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1227 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2016

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2568/91 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 91, eerste alinea, onder d), en artikel 91, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie (2) worden de chemische en organoleptische kenmerken van olijfolie en van olie uit perskoeken van olijven vastgesteld, alsmede de methoden om die kenmerken te beoordelen. Die methoden worden regelmatig bijgewerkt op basis van het advies van chemisch deskundigen en het werk dat in de Internationale Olijfolieraad (IOR) is verricht.

(2)

Om de implementatie op Unieniveau van de meest recente, door de IOR vastgestelde internationale normen te waarborgen, moeten de methode voor de bepaling van het gehalte vrije zuren en de methode voor de organoleptische beoordeling van olijfolie van de eerste persing, zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2568/91, worden bijgewerkt.

(3)

Verordening (EEG) nr. 2568/91 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2568/91 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage II wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage I bij deze verordening.

2)

Bijlage XII wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie van 11 juli 1991 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden (PB L 248 van 5.9.1991, blz. 1).


BIJLAGE I

„BIJLAGE II

BEPALING VAN VRIJE VETZUREN, KOUDE METHODE

1.   DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

Deze methode beschrijft hoe het gehalte aan vrije vetzuren in olijfolie en olie uit perskoeken van olijven moet worden bepaald. Het gehalte aan vrije vetzuren wordt uitgedrukt in de zuurgraad die is berekend als percentage oliezuur.

2.   PRINCIPE

Oplossing van het monster in een mengsel van oplosmiddelen, daarna titrering van de aanwezige vrije vetzuren met behulp van een oplossing van kaliumhydroxide of natriumhydroxide.

3.   REAGENTIA

Alle reagentia moeten p.a. zijn en het gebruikte water dient gedistilleerd water of water van gelijkwaardige zuiverheid te zijn.

3.1.   Diëthylether — 95 % ethanol (v/v), mengsel 1:1 (v/v) in volume.

Neutraliseer, precies op het ogenblik van gebruik, met de kaliumhydroxide-oplossing (3.2), in aanwezigheid van 0,3 ml fenolftaleïne-oplossing (3.3) voor 100 ml mengsel.

Opmerking 1:

Diëthylether is zeer ontvlambaar en kan explosieve peroxiden vormen. Bij gebruik ervan dienen bijzondere voorzorgen te worden genomen.

Opmerking 2:

Indien gebruik van diëthylether onmogelijk is, kan een mengsel van uit ethanol en tolueen bestaande oplosmiddelen worden gebruikt. Zo nodig kan ethanol worden vervangen door propanol-2.

3.2.   Kaliumhydroxide of natriumhydroxide, in ethanol of water getitreerde oplossing, c(KOH) [of c(NaOH)], ongeveer 0,1 mol/l of, indien nodig, c(KOH) [of c(NaOH)], ongeveer 0,5 mol/l. Oplossingen zijn in de handel verkrijgbaar.

De precieze concentratie van de kaliumhydroxideoplossing (of de natriumhydroxideoplossing) dient bekend te zijn en vóór gebruik te worden geverifieerd. Gebruik een oplossing die minstens vijf dagen voor gebruik is bereid en is gedecanteerd in een donkerbruine, met een rubberen stop gesloten fles. De oplossing dient kleurloos of strogeel te zijn.

Indien fasescheiding optreedt bij gebruik van een oplossing in water van kaliumhydroxide (of natriumhydroxide), een oplossing in ethanol in plaats van in water gebruiken.

Opmerking 3:

Een stabiele, kleurloze oplossing van kaliumhydroxide (of natriumhydroxide) kan op de volgende wijze worden bereid. 1 000 ml ethanol of water op temperatuur en gedurende één uur koken, met reflux, met 8 g kaliumhydroxide (of natriumhydroxide) en 0,5 g aluminiumsnippers. Onmiddellijk distilleren. In het distillaat de benodigde hoeveelheid kaliumhydroxide (of natriumhydroxide) oplossen. Verschillende dagen laten rusten en het heldere supernatant van het neerslag van kaliumcarbonaat (of natriumcarbonaat) decanteren.

De oplossing kan ook zonder distillatie op de volgende wijze worden bereid: aan 1 000 ml ethanol (of water) 4 ml aluminiumbutylaat toevoegen en het mengsel enkele dagen laten staan. Het supernatant decanteren en de benodigde hoeveelheid kaliumhydroxide (of natriumhydroxide) erin oplossen. De oplossing is klaar voor gebruik.

3.3.   Fenolftaleïne, oplossing van 10 g/l in 95-96 % ethanol (v/v) of alkaliblauw 6B of thymolftaleïne, oplossing van 20 g/l in 95-96 % ethanol (v/v). Bij sterk gekleurde oliën dient alkaliblauw of thymolftaleïne te worden gebruikt.

4.   APPARATUUR

Gebruikelijk laboratoriummateriaal, en met name:

4.1.

analytische balans;

4.2.

kolf van 250 ml;

4.3.

buret van 10 ml, klasse A, met een schaalverdeling van 0,05 ml, of gelijkwaardige automatische buret.

5.   WERKWIJZE

5.1.   Bereiding van het analysemonster

Een troebel monster moet worden gefiltreerd.

5.2.   Monsterweging

Houd bij het nemen van het monster rekening met de verwachte zuurgraad volgens de gegevens van de volgende tabel.

Verwachte zuurgraad

(zuurgraad van de olie in g/100 g)

Hoeveelheid af te wegen monster (g)

Nauwkeurigheid van de weging van het monster (g)

0 t/m 2

10

0,02

> 2 t/m 7,5

2,5

0,01

> 7,5

0,5

0,001

Weeg het monster in de kolf (4.2).

5.3.   Bepaling

Los het monster (5.2) op in 50 tot 100 ml van het mengsel diëthylether/ethanol (3.1) dat tevoren is geneutraliseerd.

Titreer, al schuddend, met de oplossing 0,1 mol/l kaliumhydroxide (of natriumhydroxide) (3.2) (zie opmerking 4) tot omslag van de indicator (de kleuring van de gekleurde indicator houdt ten minste 10 seconden aan).

Opmerking 4:

Als de nodige hoeveelheid 0,1 mol/l kaliumhydroxideoplossing (of natriumhydroxideoplossing) 10 ml overschrijdt, gebruik dan een oplossing van 0,5 mol/l of wijzig de hoeveelheid af te wegen monster op basis van de verwachte zuurgraad en de voorgestelde tabel.

Opmerking 5:

Als de oplossing troebel wordt tijdens de titrering, voeg dan een hoeveelheid van het mengsel van oplosmiddelen (3.1) toe tot de oplossing helder wordt.

Alleen een tweede bepaling uitvoeren indien het eerste resultaat boven de voor de desbetreffende categorie olijfolie vastgestelde grens ligt.

6.   WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

De zuurgraad, uitgedrukt in gewichtspercentage oliezuur, is gelijk aan:

Formula

waarbij:

V

=

het volume in ml van de gebruikte, getitreerde kaliumhydroxideoplossing (of natriumhydroxideoplossing);

c

=

de precieze concentratie, in mol/l van de gebruikte, getitreerde kaliumhydroxideoplossing (of natriumhydroxideoplossing);

M

=

282 g/mol, de molaire massa, in grammen per mol, van het oliezuur;

m

=

de massa van het monster in g.

De zuurgraad van de olie wordt als volgt gerapporteerd:

a)

afgerond tot op twee decimalen voor waarden van 0 tot en met 1;

b)

afgerond tot op één decimaal voor waarden van 1 tot en met 100.”


BIJLAGE II

Bijlage XII bij Verordening (EEG) nr. 2568/91 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 3.3 wordt vervangen door:

„3.3.   Facultatieve terminologie voor de etikettering

Op verzoek kan de voorzitter van het panel uitsluitend voor de volgende termen certificeren dat de beoordeelde olie, afhankelijk van de intensiteit en de waarneming van de kenmerken, aan de definities voldoet en binnen het desbetreffende bereik valt:

Positieve kenmerken (fruitig, bitter en scherp): afhankelijk van de intensiteit van de gewaarwording:

krachtig: wanneer de mediaan van het betrokken kenmerk hoger dan 6 ligt;

gemiddeld: wanneer de mediaan van het betrokken kenmerk tussen 3 en 6 ligt;

delicaat: wanneer de mediaan van het betrokken kenmerk lager dan 3 ligt.

Fruitigheid

Reeks reukgewaarwordingen die kenmerkend zijn voor de olie, afhankelijk van de olijvensoort, afkomstig van gezonde en verse olijven, waarin groene noch rijpe fruitigheid de boventoon voert. De gewaarwording vindt rechtstreeks en/of retronasaal plaats.

Groene fruitigheid

Reeks reukgewaarwordingen die kenmerkend is voor de olie en die doet denken aan groene vruchten, afhankelijk van de olijvensoort en afkomstig van groene, gezonde en verse olijven. De gewaarwording vindt rechtstreeks en/of retronasaal plaats.

Rijpe fruitigheid

Reeks reukgewaarwordingen die kenmerkend is voor de olie en die doet denken aan rijpe vruchten, afhankelijk van de olijvensoort en afkomstig van gezonde en verse olijven. De gewaarwording vindt rechtstreeks en/of retronasaal plaats.

Evenwichtig

Een olie die niet onevenwichtig is, hetgeen betekent dat de reuk/smaakgewaarwordingen en het mondgevoel van de olie zodanig zijn dat de mediaan van het kenmerk bitter en de mediaan van het kenmerk scherp niet meer dan twee punten hoger liggen dan de mediaan van het kenmerk fruitigheid.

Zachte olie

Een olie waarvan de mediaan van het kenmerk bitter en de mediaan van het kenmerk scherp gelijk zijn aan 2 of lager dan 2 liggen.

Lijst van termen volgens de intensiteit van de gewaarwording:

Termen waarvoor een organoleptisch analysecertificaat nodig is

Mediaan van het betrokken kenmerk

Fruitigheid

Rijpe fruitigheid

Groene fruitigheid

Delicate fruitigheid

Minder dan 3

Gemiddelde fruitigheid

Tussen 3 en 6

Krachtige fruitigheid

Meer dan 6

Delicate rijpe fruitigheid

Minder dan 3

Gemiddelde rijpe fruitigheid

Tussen 3 en 6

Krachtige rijpe fruitigheid

Meer dan 6

Delicate groene fruitigheid

Minder dan 3

Gemiddelde groene fruitigheid

Tussen 3 en 6

Krachtige groene fruitigheid

Meer dan 6

Delicate bitterheid

Minder dan 3

Gemiddelde bitterheid

Tussen 3 en 6

Krachtige bitterheid

Meer dan 6

Delicate scherpte

Minder dan 3

Gemiddelde scherpte

Tussen 3 en 6

Krachtige scherpte

Meer dan 6

Evenwichtige olie

De mediaan van het kenmerk bitter en de mediaan van het kenmerk scherp liggen niet meer dan twee punten hoger dan de mediaan van het kenmerk fruitigheid.

Zachte olie

De mediaan van het kenmerk bitter en de mediaan van het kenmerk scherp zijn gelijk aan 2 of liggen lager dan 2.”

2)

Punt 9.1.1 wordt vervangen door:

„9.1.1.

De proever neemt het glas, met daarop nog het horlogeglaasje, vervolgens houdt hij het iets schuin en maakt een draaiende beweging met het glas zodat een zo groot mogelijk gedeelte van de binnenkant wordt bevochtigd. Vervolgens neemt hij het horlogeglaasje van het glas en inhaleert hij de geur van het monster met langzame diepe teugen om zich een oordeel te vormen over de olie. Dit ruiken dient niet langer te duren dan 30 seconden. Als de proever in die periode niet tot een conclusie is gekomen, moet hij even onderbreken alvorens opnieuw te beginnen.

Zodra de geurtest is beëindigd, wordt de flavour (het totaal van retronasale olfactorische, smaak- en tactiele gewaarwordingen) beoordeeld. Daartoe wordt een slokje, ongeveer 3 ml, olijfolie genomen. Het is van zeer groot belang dat de olijfolie door de hele mondholte wordt verspreid, dat wil zeggen vanaf de voorkant van de mond en de tong, via de zijkanten en het achterste gedeelte van de tong tot het gehemelte en de keel, aangezien smaak en mondgevoel in de verschillende zones van de tong, het gehemelte en de keel met een verschillende intensiteit worden waargenomen.

Er moet met nadruk op worden gewezen dat het noodzakelijk is dat voldoende olijfolie zeer langzaam over het achterste gedeelte van de tong tot het gehemelte en de keel wordt verspreid, waarbij de aandacht moet worden geconcentreerd op de volgorde waarin bitterheid en scherpte worden waargenomen. Als deze methode niet wordt gevolgd, kunnen bij bepaalde soorten olijfolie deze twee stimuli onopgemerkt blijven of kan de bitterheid worden gemaskeerd door de scherpte.

Door korte opeenvolgende inademingen via de mond kan er niet alleen voor worden gezorgd dat het monster zich in de hele mondholte verspreidt, maar ook dat retronasaal de vluchtige aromatische componenten worden waargenomen.

NB: Wanneer de proevers in een monster geen fruitigheid waarnemen en de intensiteit van het tot indeling leidende negatieve kenmerk niet hoger dan 3,5 ligt, kan de voorzitter van het panel besluiten dat de proevers het monster opnieuw dienen te analyseren bij omgevingstemperatuur (COI/T.20/Doc. nr. 6/Rev. 1, september 2007, afdeling 3 — „General specifications for installation [of a test room]”); hij omschrijft in dat geval de context en het begrip omgevingstemperatuur. Wanneer het monster op omgevingstemperatuur is, dienen de proevers een nieuwe beoordeling uit te voeren waarbij zij slechts nagaan of zij al dan niet fruitigheid waarnemen. Als dat het geval is, moeten zij de intensiteit vermelden op de schaal.

Er moet rekening worden gehouden met het mondgevoel van de scherpte. Hiervoor is het raadzaam de olijfolie in te slikken.”.

3)

Punt 9.4 wordt vervangen door:

„9.4.   Indeling van de olie

De olie wordt aan de hand van de mediaan van de gebreken en de mediaan van het kenmerk fruitigheid in één van onderstaande categorieën ingedeeld. De mediaan van de gebreken wordt gedefinieerd als de mediaan van het gebrek dat met de grootste intensiteit is waargenomen. De mediaan van de gebreken en de mediaan van de fruitigheid worden met één decimaal weergegeven.

De indeling van de olie gebeurt door de waarde van de mediaan van de gebreken en de mediaan van de fruitigheid met onderstaande referentie-intervallen te vergelijken. Aangezien bij de vaststelling van de grenzen van deze intervallen rekening is gehouden met de fout van de methode, worden zij als absoluut beschouwd. Met de computerprogramma's kan de indeling als een tabel met statistische gegevens of als een grafiek zichtbaar worden gemaakt.

a)

Extra olijfolie van de eerste persing: de mediaan van de gebreken is gelijk aan 0 en de mediaan van de fruitigheid is hoger dan 0.

b)

Olijfolie van de eerste persing: de mediaan van de gebreken is hoger dan 0, maar niet hoger dan 3,5 en de mediaan van de fruitigheid is hoger dan 0.

c)

Olijfolie voor verlichting verkregen bij de eerste persing: de mediaan voor de gebreken is hoger dan 3,5 of de mediaan voor de gebreken is lager dan of gelijk aan 3,5 en de mediaan van de fruitigheid is gelijk aan 0.

Opmerking 1:

Wanneer de mediaan van het kenmerk „bitter” en/of „scherp” hoger dan 5,0 ligt, vermeldt de voorzitter van het panel dit op het analysecertificaat.

Wanneer een analyse wordt uitgevoerd om na te gaan of aan de normen wordt voldaan, wordt één bepaling gedaan. Bij tegenanalyses moet de analyse in duplo in verschillende proefsessies worden uitgevoerd. De resultaten van de duplicaatanalyse moeten statistisch homogeen zijn (zie punt 9.5). Als dat niet het geval is, moet het monster opnieuw twee keer worden geanalyseerd. De definitieve waarde van de mediaan van de indelingskenmerken wordt berekend als het gemiddelde van de beide medianen.”.

4)

Het volgende punt 9.5 wordt toegevoegd:

„9.5.   Criteria voor de aanvaarding en de afwijzing van duplicaatanalyses

De hieronder omschreven genormaliseerde fout wordt gebruikt om vast te stellen of de twee resultaten van een duplicaatanalyse homogeen of statistisch aanvaardbaar zijn:

Formula

waarin Me1 en Me2 staan voor de medianen van de twee duplicaten (van respectievelijk de eerste en de tweede analyse) en U1 en U2 voor de uitgebreide meetonzekerheid voor de twee waarden, die overeenkomstig het aanhangsel als volgt wordt berekend:

U 1 = c × s* and Formula

Voor de uitgebreide meetonzekerheid is c = 1,96; derhalve:

U1 = 0,0196 × CVr × Me1

waarin CVr staat voor de robuuste variatiecoëfficiënt.

Om te kunnen concluderen dat de twee verkregen waarden niet statistisch van elkaar afwijken, mag En niet groter zijn dan 1,0.”.


28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1228 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

162,7

ZZ

162,7

0707 00 05

TR

116,3

ZZ

116,3

0709 93 10

TR

140,0

ZZ

140,0

0805 50 10

AR

171,7

AU

158,0

CL

204,9

MA

157,0

TR

164,0

UY

138,1

ZA

182,0

ZZ

168,0

0806 10 10

BR

269,1

EG

267,6

MA

244,9

ZZ

260,5

0808 10 80

AR

159,9

BR

106,8

CL

129,2

CN

74,5

NZ

142,7

US

157,1

ZA

97,9

ZZ

124,0

0808 30 90

AR

110,7

CL

132,7

NZ

171,3

TR

175,0

ZA

107,5

ZZ

139,4

0809 10 00

TR

198,1

ZZ

198,1

0809 29 00

TR

259,3

US

535,2

ZA

271,2

ZZ

355,2

0809 30 10 , 0809 30 90

TR

166,5

ZZ

166,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1229 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2016

inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de tariefcontingenten die voor de deelperiode juli 2016 zijn geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 van de Commissie (2) betreft de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst, die overeenkomstig bijlage I bij die uitvoeringsverordening zijn verdeeld over landen van oorsprong en over verscheidene deelperioden.

(2)

Juli is de derde deelperiode voor het bij artikel 1, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent en de tweede deelperiode voor de bij artikel 1, lid 1, onder b), c) en d), van die uitvoeringsverordening vastgestelde contingenten.

(3)

Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 zijn verstrekt, hebben de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die uitvoeringsverordening gedurende de eerste tien werkdagen van juli 2016 zijn ingediend voor het contingenten met de volgnummers 09.4154 en 09.4166, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die op de voor de betrokken contingenten aangevraagde hoeveelheid moet worden toegepast en die overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3) wordt berekend, te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(4)

Uit de bovenbedoelde gegevens blijkt ook dat de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 gedurende de eerste tien werkdagen van juli 2016 zijn ingediend voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 — 09.4148 — 09.4149 — 09.4150 — 09.4152 en 09.4153, betrekking hebben op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.

(5)

Voorts dient voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 — 09.4130 — 09.4148 — 09.4112 — 09.4116 — 09.4117 — 09.4118 — 09.4119 en 09.4166 overeenkomstig artikel 5, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 de totale hoeveelheid te worden vastgesteld die beschikbaar is voor de volgende deelperiode.

(6)

Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor de afgifte van invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van de aanvragen voor certificaten voor de invoer van rijst in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4154 en 09.4166, die gedurende de eerste tien werkdagen van juli 2016 zijn ingediend, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheden, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt.

2.   De totale hoeveelheid die in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 — 09.4130 — 09.4148 — 09.4112 — 09.4116 — 09.4117 — 09.4118 — 09.4119 en 09.4166 beschikbaar is voor de volgende deelperiode, wordt vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 van de Commissie van 7 december 2011 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (PB L 325 van 8.12.2011, blz. 6).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

Hoeveelheden die overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 voor de deelperiode juli 2016 moeten worden toegewezen, dan wel beschikbaar zijn voor de daaropvolgende deelperiode

a)

Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode juli 2016

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode september 2016 (in kg)

Verenigde Staten

09.4127

 (1)

18 693 108

Thailand

09.4128

 (1)

570 921

Australië

09.4129

 (1)

502 800

Andere landen van oorsprong

09.4130

 (2)

0

b)

Bij artikel 1, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor gedopte rijst van GN-code 1006 20:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode juli 2016

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode oktober 2016 (in kg)

Alle landen

09.4148

 (3)

578 000

c)

Bij artikel 1, lid 1, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode juli 2016

Thailand

09.4149

 (4)

Australië

09.4150

 (5)

Guyana

09.4152

 (5)

Verenigde Staten

09.4153

 (4)

Andere landen van oorsprong

09.4154

8,905159 %

d)

Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode juli 2016

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode september 2016 (in kg)

Thailand

09.4112

 (6)

7 410

Verenigde Staten

09.4116

 (6)

0

India

09.4117

 (6)

23 603

Pakistan

09.4118

 (6)

7 334

Andere landen van oorsprong

09.4119

 (6)

5 239

Alle landen

09.4166

0,597830 %

0


(1)  De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden; alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(2)  Voor deze deelperiode zijn geen hoeveelheden beschikbaar.

(3)  Voor deze deelperiode wordt geen toewijzingscoëfficiënt toegepast; de Commissie is geen enkele certificaataanvraag meegedeeld.

(4)  De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden; alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(5)  Voor deze deelperiode wordt geen toewijzingscoëfficiënt toegepast; de Commissie is geen enkele certificaataanvraag meegedeeld.

(6)  Voor deze deelperiode zijn geen hoeveelheden beschikbaar.


BESLUITEN

28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/21


BESLUIT (EU) 2016/1230 VAN DE RAAD

van 12 juli 2016

waarbij wordt vastgesteld dat Portugal geen effectief gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 8,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Het stabiliteits- en groeipact omvat onder meer Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad (1), die is aangenomen om een snelle correctie van buitensporige overheidstekorten te bevorderen.

(3)

Op aanbeveling van de Commissie heeft de Raad op 2 december 2009 overeenkomstig artikel 126, lid 6, van het Verdrag besloten dat er in Portugal een buitensporig tekort bestond en heeft hij overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1467/97 een aanbeveling gedaan om het buitensporige tekort uiterlijk in 2013 te corrigeren (2). Naar aanleiding van het verzoek van de Portugese autoriteiten om financiële bijstand van de Unie, de lidstaten die de euro als munt hebben, en het Internationaal Monetair Fonds (IMF), heeft de Raad financiële bijstand van de Unie aan Portugal toegekend (3). Op 17 mei 2011 is het memorandum van overeenstemming over de specifieke economische beleidsvoorwaarden (hierna het „memorandum van overeenstemming” genoemd) tussen de Commissie en de Portugese autoriteiten ondertekend. Sindsdien heeft de Raad op basis van artikel 126, lid 7, van het Verdrag twee aanbevelingen tot Portugal gericht, op 9 oktober 2012 en 21 juni 2013, waarbij de termijn voor de correctie van het buitensporig tekort verlengd is tot repectievelijk 2014 en 2015. In beide aanbevelingen was de Raad van oordeel dat Portugal doeltreffende actie had ondernomen, maar dat zich onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën hadden voorgedaan.

(4)

Om het nominale overheidstekort tegen 2015 op een geloofwaardige en houdbare manier te verlagen tot onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp werden met name de volgende aanbevelingen tot Portugal gericht: a) het nominale tekort terugbrengen tot 5,5 % van het bbp in 2013, 4,0 % van het bbp in 2014 en 2,5 % van het bbp in 2015, hetgeen consistent is met een verbetering van het structurele saldo van 0,6 % van het bbp in 2013, 1,4 % van het bbp in 2014 en 0,5 % van het bbp in 2015, op basis van de actualisering van de economische vooruitzichten voor Portugal van de diensten van de Commissie van mei 2013; b) maatregelen uitvoeren ter waarde van 3,5 % van het bbp om het tekort in 2013 te beperken tot 5,5 % van het bbp, met inbegrip van de maatregelen die in de begrotingswet van 2013 zijn vastgesteld en extra maatregelen die in de aanvullende begroting zijn opgenomen, in het bijzonder, reducties van de loonsom, een efficiënter werkende overheid, een geringer verbruik van de overheid en een beter gebruik van de fondsen van de Unie; c) voortbouwend op de resultaten van de evaluatie van de overheidsuitgaven, permanente consolidatiemaatregelen vaststellen die ten minste 2,0 % van het bbp waard zijn, teneinde in 2014 een nominaal tekort van 4,0 % van het bbp te bereiken, waarbij naar stroomlijning en modernisering van de overheid wordt gestreefd, redundanties bij de publiekesectorfuncties en -entiteiten worden aangepakt, de duurzaamheid van het pensioensysteem wordt verbeterd en in de afzonderlijke vakministeries doelgerichte besparingen worden gerealiseerd; d) de nodige permanente consolidatiemaatregelen vaststellen om in 2015 de tekortdoelstelling van 2,5 % van het bbp te halen. Voorts werd Portugal aanbevolen de hervormingsdynamiek met betrekking tot het beheer van de overheidsfinanciën gaande te houden door de budgettaire kaderwet uiterlijk eind 2013 te herzien om de begrotingsprocedures en de beginselen van begrotingsbeheer, verantwoordingsplicht, transparantie en vereenvoudiging verder te verbeteren, en de inspanningen voort te zetten om de voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit staatsbedrijven en publiek-private partnerschappen te beperken.

(5)

In de actualisering van de economische vooruitzichten voor Portugal van de diensten van de Commissie van mei 2013, die ten grondslag lagen van de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013, werd geraamd dat de Portugese economie in 2013 met 2,3 % zou krimpen, om in de twee daaropvolgende jaren opnieuw te groeien met respectievelijk 0,6 % en 1,5 %. De nominale bbp-groei werd geraamd op – 0,6 % en 1,8 % in respectievelijk 2013 en 2014 en op 2,7 % in het volgende jaar.

(6)

In zijn aanbeveling van 21 juni 2013 had de Raad 1 oktober 2013 vastgesteld als uiterste datum voor het treffen van effectieve maatregelen in overeenstemming met de bepalingen van artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97. Overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 472/2013 was Portugal vrijgesteld van afzonderlijke verslaglegging in het kader van de buitensporigtekortprocedure en deed het verslag in het kader van zijn macro-economische aanpassingsprogramma.

(7)

In daaropvolgende beoordelingen is opnieuw gewezen op het gevaar van niet-inachtneming van de aanbeveling van 21 juni 2013 van de Raad. In het licht van zijn evaluatie van het stabiliteitsprogramma 2015 — de eerste evaluatie nadat Portugal het economische aanpassingsprogramma heeft verlaten — concludeerde de Raad in juli 2015 dat er een risico bestond dat Portugal de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact niet in acht zou nemen. Evenzo werd in het advies van de Commissie over het ontwerpbegrotingsplan 2015 voor Portugal geconcludeerd dat het risico bestond dat Portugal niet voldeed aan de regels van het stabiliteits- en groeipact. De Commissie merkte met name op dat de tijdige correctie van het buitensporige tekort in 2015 in het gedrang kwam. Voorts wees de Commissie ook op ontoereikende structurele inspanningen ten opzichte van de aanbeveling, waarbij werd gewezen op de noodzaak om aanvullende structurele consolidatiemaatregelen voor 2015 te nemen om een geloofwaardige en duurzame correctie van het buitensporige tekort te onderbouwen.

(8)

Een nieuwe beoordeling van de actie die Portugal heeft ondernomen om ingevolge de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 het buitensporig tekort uiterlijk 2015 te corrigeren, leidt tot de volgende conclusies:

na de kennisgeving van het overheidstekort van 2015 en de validatie ervan door de Commissie (Eurostat) is het tekort van 2015 op 4,4 % van het bbp uitgekomen, waarmee de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3,0 % van het bbp is overschreden. Het verschil ten opzichte van de referentiewaarde was grotendeels het gevolg van een steunmaatregel voor de financiële sector in het kader van de afwikkeling van de Portugese bank Banif (Banco Internacional do Funchal, SA) eind 2015, hetgeen een negatieve impact had van 1,4 % van het bbp op het overheidstekort. Als tevens rekening wordt gehouden met eenmalige inkomstenposten zou het tekort (exclusief eenmalige maatregelen) nog steeds boven de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde zijn uitgekomen;

de cumulatieve verbetering in het structurele saldo in de periode van 2013 tot en met 2015 wordt geraamd op 1,1 % van het bbp, hetgeen aanzienlijk geringer is dan de door de Raad aanbevolen 2,5 % van het bbp. Na correctie voor de effecten van de herziene potentiële productiegroei en mee- of tegenvallende ontvangsten ten opzichte van het basisscenario dat aan de aanbeveling ten grondslag ligt, is de cumulatieve verbetering aanzienlijk verminderd tot – 0,1 % van het bbp;

tot juni 2014 was de omvang van de uitgevoerde maatregelen in overeenstemming met de in het macro-economische aanpassingsprogramma vastgestelde doelstellingen. Daarna is het bedrag van de permanente consolidatiemaatregelen die de begrotingsdoelen voor 2014 ondersteunen in de loop van de tijd aanzienlijk verminderd van het in het kader van de begroting 2014 geplande percentage van 2,3 % van het bbp tot ongeveer 1,5 % van het bbp in de prognose die ten grondslag ligt aan de begroting 2015. De omvang van de maatregelen voldoet dus duidelijk niet aan de aanbeveling om in 2014 aanvullende maatregelen ten belope van ten minste 2,0 % van het bbp te nemen. Voor 2015 is de omvang van de permanente budgettaire consolidatiemaatregelen verder verlaagd tot ongeveer 0,6 % van het bbp in de begroting 2015 en is de nominale tekortdoelstelling vastgesteld op 2,7 % van het bbp. De geplande structurele consolidatiemaatregelen waren dus ontoereikend om de aanbevolen tekortdoelstelling voor 2015 van 2,5 % van het bbp te verwezenlijken. Uit het feitelijke tekort voor 2015 bleek dat de geplande maatregelen onvoldoende waren;

over het geheel genomen is de verbetering van het nominale tekort sinds juni 2014 vooral terug te voeren op het economisch herstel en de verminderde rente-uitgaven in een door een lage rente gekenmerkte omgeving. Uitzonderlijke meevallers zijn niet gebruikt om het tekort sneller te reduceren en de omvang van de structurele consolidatiemaatregelen was ontoereikend om de doelstellingen te verwezenlijken;

de bruto-overheidsschuld heeft zich grotendeels gestabiliseerd sinds de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 en bedroeg 129,2 % van het bbp eind 2013, 130,2 % van het bbp in 2014 en 129,0 % van het bbp in 2015 volgens de voorjaarsprognoses 2016 van de Commissie;

op de meeste terreinen is — weliswaar in een verschillend tempo — vooruitgang geboekt met budgettair-structurele hervormingen. De budgettaire kaderwet is herzien en versterkt, en zal in september 2018 volledig in werking treden. Er zijn aanzienlijke inspanningen geleverd om belastingfraude en belastingontduiking tegen te gaan en om de belastingdienst te hervormen. De houdbaarheid van het pensioenstelsel op lange termijn is in de afgelopen jaren verbeterd. Op korte en middellange termijn blijven er evenwel problemen. Met de hervorming van het gezondheidszorgstelsel die tot doel heeft de houdbaarheid van de nationale gezondheidszorg te garanderen, wordt in een toereikend tempo vooruitgang geboekt. In de loop van de voorbije jaren zijn hervormingen van het openbaar bestuur die tot doel hebben het begrotingsbeheer op regionaal en lokaal niveau te verbeteren, tot stand gekomen alsook hervormingen met betrekking tot publiek-private partnerschappen en staatsbedrijven, in het bijzonder tijdens de looptijd van het economische aanpassingsprogramma.

(9)

Dit leidt tot de conclusie dat de reactie van Portugal op de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 onvoldoende is geweest. Portugal heeft in 2015 geen einde gemaakt aan zijn buitensporig tekort. De budgettaire inspanning voldoet op significante wijze niet aan hetgeen door de Raad is aanbevolen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Portugal heeft geen effectief gevolg gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).

(2)  Alle documenten in verband met de buitensporigtekortprocedure van Portugal zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance/sgp/deficit/countries/portugal_en.htm

(3)  Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU van de Raad van 17 mei 2011 tot verlening van financiële bijstand van de Unie aan Portugal (PB L 159 van 17.6.2011, blz. 88).


28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/24


BESLUIT (EU) 2016/1231 VAN DE RAAD

van 18 juli 2016

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het bij de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels opgerichte Gemengd Comité, over het verzoek van Georgië om partij te worden bij die conventie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (1) (de „conventie”) is op 1 december 2012 in werking getreden.

(2)

In artikel 5, lid 1, van de conventie is bepaald dat een derde partij partij kan worden bij de conventie, mits de kandidaat-lidstaat of het kandidaat-gebied een vrijhandelsovereenkomst met preferentiële oorsprongsregels heeft met ten minste één partij bij de conventie.

(3)

Georgië heeft op 23 september 2015 schriftelijk een verzoek om toetreding bij de depositaris van de conventie ingediend.

(4)

Georgië heeft een vrijhandelsovereenkomst met twee partijen bij de conventie, namelijk de Unie en de Republiek Turkije, en voldoet daarmee aan de in artikel 5, lid 1, van de conventie vermelde voorwaarde om partij te worden bij de conventie.

(5)

In artikel 4, lid 3, onder b), van de conventie is bepaald dat het bij de conventie opgerichte Gemengd Comité (het „Gemengd Comité”) bij besluit uitnodigingen aan derden vaststelt om tot de conventie toe te treden.

(6)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het bij de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels opgerichte Gemengd Comité, over het verzoek van Georgië om partij te worden bij die conventie, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité.

Kleine technische wijzigingen van het ontwerpbesluit kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in het Gemengd Comité.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

G. MATEČNÁ


(1)  PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.


ONTWERP

BESLUIT Nr … VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE REGIONALE CONVENTIE BETREFFENDE DE PAN-EURO-MEDITERRANE PREFERENTIËLE OORSPRONGSREGELS

van …

inzake het verzoek van Georgië om partij te worden bij de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 5, lid 1, van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (de „conventie”) is bepaald dat een derde partij partij kan worden bij de conventie, mits het kandidaat-lidstaat of -gebied een vrijhandelsovereenkomst met preferentiële oorsprongsregels heeft met ten minste één partij bij de conventie.

(2)

Georgië heeft op 23 september 2015 schriftelijk een verzoek om toetreding bij de depositaris van de conventie ingediend.

(3)

Georgië heeft een vrijhandelsovereenkomst met twee partijen bij de conventie, namelijk de Europese Unie en de Republiek Turkije, en voldoet daarmee aan de in artikel 5, lid 1, van de conventie vermelde voorwaarde om partij te worden bij de conventie.

(4)

In artikel 4, lid 3, onder b), van de conventie is bepaald dat het Gemengd Comité bij besluit uitnodigingen aan derden vaststelt om tot de conventie toe te treden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Georgië wordt uitgenodigd om tot de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels toe te treden.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor het Gemengd Comité

De voorzitter


(1)  PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.


28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/27


BESLUIT (EU) 2016/1232 VAN DE RAAD

van 18 juli 2016

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de stabilisatie- en associatieraad die is opgericht bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en Kosovo (*), anderzijds, met betrekking tot de vaststelling door de stabilisatie- en associatieraad van zijn reglement van orde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 37 in samenhang met artikel 31, lid 1,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 126 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en Kosovo (*), anderzijds (1) („de overeenkomst”), wordt een stabilisatie- en associatieraad ingesteld.

(2)

In artikel 127, lid 2, van de overeenkomst is bepaald dat de stabilisatie- en associatieraad zijn reglement van orde vaststelt.

(3)

In artikel 129, lid 1, van de overeenkomst is bepaald dat de stabilisatie- en associatieraad wordt bijgestaan door een stabilisatie- en associatiecomité („het comité”).

(4)

In artikel 129, lid 2 en lid 3, van de overeenkomst is eveneens bepaald dat de stabilisatie- en associatieraad in zijn reglement van orde de taken van het comité vaststelt en dat de stabilisatie- en associatieraad bevoegdheden aan het comité kan delegeren.

(5)

In artikel 131 van de overeenkomst is bepaald dat de stabilisatie- en associatieraad bijzondere comités of lichamen kan oprichten om hem bij de uitvoering van zijn taken bij te staan. Voorts is bepaald dat de stabilisatie- en associatieraad in zijn reglement van orde de samenstelling, de taken en de werkwijze van dergelijke comités of lichamen vaststelt.

(6)

Het is belangrijk dat op regelmatige basis formeel overleg met de lidstaten plaatsvindt, en dat met hun standpunten rekening wordt gehouden. Derhalve moet de lidstaten worden verzocht deel uit te maken van de delegatie van de Europese Unie bij alle vergaderingen van de stabilisatie- en associatieraad.

(7)

De Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid („de hoge vertegenwoordiger”) houden voortdurend nauwlettend toezicht op de inspanningen van Kosovo om de betrekkingen met Servië te normaliseren en brengen in voorkomend geval, en ten minste twee keer per jaar, hierover verslag uit.

(8)

Artikel 140, vierde alinea, van de overeenkomst bepaalt dat de EU de maatregelen kan treffen die zij noodzakelijk acht, met inbegrip van de gehele of gedeeltelijke schorsing van de overeenkomst, met onmiddellijke ingang, indien Kosovo de essentiële elementen als uiteengezet in de artikelen 5 en 13 van de overeenkomst schendt. Alle aanbevelingen of besluiten van de stabilisatie- en associatieraad hieromtrent, alsmede de verslagen die moeten worden ingediend door de Commissie en de hoge vertegenwoordiger over de inspanningen van Kosovo met het oog op de normalisering van zijn betrekkingen met Servië, moeten worden meegenomen in eventuele voorstellen van de Commissie voor de schorsing van de overeenkomst op grond van artikel 140, vierde alinea, ervan.

(9)

Geen van de termen, formuleringen of definities die worden gebruikt in dit besluit en de bijlagen daarbij, of in de besluiten en aanbevelingen en andere documenten, met inbegrip van notulen, die door de stabilisatie- en associatieraad moeten worden vastgesteld, houden in dat individuele lidstaten die dat nog niet eerder deden, Kosovo erkennen als onafhankelijke staat.

(10)

De interne procedures van de lidstaten kunnen van toepassing zijn op de ontvangst van documenten die de Kosovaarse overheden krachtens deze overeenkomst hebben uitgegeven.

(11)

Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de stabilisatie- en associatieraad betreffende een besluit van de stabilisatie- en associatieraad tot vaststelling van zijn reglement van orde.

(12)

Het standpunt van de Unie in de stabilisatie- en associatieraad dient derhalve te worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Europese Unie moet worden vastgesteld in de bij artikel 126 van de overeenkomst ingestelde stabilisatie- en associatieraad wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerp voor een besluit van de stabilisatie- en associatieraad.

Technische wijzigingen van dit ontwerpbesluit kunnen zonder verder besluit van de Raad worden aanvaard.

Artikel 2

De lidstaten wordt verzocht deel uit te maken van de delegatie van de Europese Unie bij alle vergaderingen van de stabilisatie- en associatieraad. Zij krijgen tevens alle documentatie die is ingediend bij of opgesteld door de stabilisatie- en associatieraad. De lidstaten verstrekken hiertoe de nodige informatie aan de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, conform zijn verantwoordelijkheden op grond van de verdragen en als voorzitter van de Raad Buitenlandse Zaken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2016

Voor de Raad

De voorzitter

G. MATEČNÁ


(*)  Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(1)  PB L 71 van 16.3.2016, blz. 3.


BESLUIT Nr. 1/2016 VAN DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD EU-KOSOVO (*)

van [datum]

tot vaststelling van zijn reglement van orde

DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD,

Gezien de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en Kosovo (*), anderzijds („de overeenkomst”), en met name de artikelen 126, 127, 129 en 131,

Overwegende dat de overeenkomst op 1 april 2016 in werking is getreden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

voorzitterschap

Het voorzitterschap van de stabilisatie- en associatieraad wordt bij toerbeurt voor een periode van twaalf maanden bekleed door de partijen. De eerste periode begint op de datum van de eerste vergadering van de stabilisatie- en associatieraad en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Artikel 2

Vergaderingen

De stabilisatie- en associatieraad komt eenmaal per jaar bijeen overeenkomstig de gangbare praktijk voor stabilisatie- en associatieraden, ook wat betreft het niveau van vertegenwoordiging en de vergaderlocatie. Op verzoek van een der partijen kunnen speciale vergaderingen van de stabilisatie- en associatieraad worden belegd, indien de partijen dat overeenkomen. Vergaderingen van de stabilisatie- en associatieraad worden door de secretarissen van de stabilisatie- en associatieraad gezamenlijk bijeengeroepen, in overleg met de voorzitter.

Artikel 3

Delegaties

Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen. Wanneer er op de agenda een punt staat dat verband houdt met de Europese Investeringsbank (EIB), woont een vertegenwoordiger van de EIB de vergadering van de stabilisatie- en associatieraad als waarnemer bij. De stabilisatie- en associatieraad kan ook andere personen uitnodigen de vergaderingen bij te wonen om informatie te verstrekken over bijzondere onderwerpen.

Artikel 4

Secretariaat

Een ambtenaar van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en een ambtenaar van de vertegenwoordiging van Kosovo in België treden gezamenlijk op als secretarissen van de stabilisatie- en associatieraad.

Artikel 5

Correspondentie

De voor de stabilisatie- en associatieraad bestemde correspondentie wordt gericht aan de voorzitter van de stabilisatie- en associatieraad op het adres van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

De beide secretarissen zorgen ervoor dat deze correspondentie aan de voorzitter van de stabilisatie- en associatieraad wordt doorgezonden en, in voorkomend geval, wordt verspreid onder de andere leden van de stabilisatie- en associatieraad. Verspreide correspondentie wordt gericht aan het secretariaat-generaal van de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden en de vertegenwoordiging van Kosovo in Brussel.

Mededelingen die uitgaan van de voorzitter van de stabilisatie- en associatieraad, worden door de beide secretarissen aan de adressaten gericht en, in voorkomend geval, verspreid onder de andere in de tweede alinea bedoelde leden van de stabilisatie- en associatieraad.

Artikel 6

Openbaarheid

De vergaderingen van de stabilisatie- en associatieraad zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.

Artikel 7

Agenda van de vergaderingen

1.   De voorzitter stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda op. Deze wordt door de secretarissen van de stabilisatie- en associatieraad uiterlijk 15 dagen voor het begin van de vergadering naar de in artikel 5 bedoelde adressaten gezonden. De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de voorzitter uiterlijk 21 dagen vóór het begin van de vergadering een verzoek tot opname op de agenda heeft ontvangen; een punt wordt evenwel pas op de voorlopige agenda geplaatst als de desbetreffende stukken uiterlijk op de datum waarop de agenda wordt verzonden, zijn binnengekomen bij de secretarissen. De agenda wordt bij het begin van iedere vergadering door de stabilisatie- en associatieraad goedgekeurd. Indien beide partijen zulks overeenkomen, kan een punt dat niet op de voorlopige agenda staat, aan de agenda worden toegevoegd.

2.   De voorzitter kan met instemming van beide partijen de in lid 1 genoemde termijnen inkorten als dat in een bepaald geval noodzakelijk is.

Artikel 8

Notulen

Van elke vergadering worden door de beide secretarissen ontwerpnotulen opgesteld. Doorgaans bevatten de notulen voor elk agendapunt:

de bij de stabilisatie- en associatieraad ingediende documenten,

verklaringen die op verzoek van een lid van de stabilisatie- en associatieraad worden opgenomen,

besluiten, aanbevelingen, overeengekomen verklaringen en conclusies.

De ontwerpnotulen worden ter goedkeuring aan de stabilisatie- en associatieraad voorgelegd. Na goedkeuring worden de notulen ondertekend door de voorzitter en de beide secretarissen. De notulen worden bewaard in de archieven van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat optreedt als depositaris van de documenten van de associatie. Aan elk van de in artikel 5 bedoelde adressaten wordt een gewaarmerkt afschrift gezonden.

Artikel 9

Besluiten en aanbevelingen

1.   De besluiten en aanbevelingen van de stabilisatie- en associatieraad worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen vastgesteld, onverminderd de artikelen 2 en 5 van de overeenkomst. Indien beide partijen daarmee instemmen, kan de stabilisatie- en associatieraad besluiten of aanbevelingen via de schriftelijke procedure vaststellen.

2.   Besluiten en aanbevelingen van de stabilisatie- en associatieraad in de zin van artikel 128 van de overeenkomst worden voorzien van de vermelding „besluit” of „aanbeveling”, gevolgd door een volgnummer, de datum van goedkeuring en een beschrijving van het onderwerp. De besluiten en aanbevelingen van de stabilisatie- en associatieraad worden ondertekend door de voorzitter en gewaarmerkt door de beide secretarissen. Besluiten en aanbevelingen worden aan elk van de in artikel 5 bedoelde adressaten gestuurd. Elke partij kan besluiten tot bekendmaking van besluiten en aanbevelingen van de stabilisatie- en associatieraad in haar respectieve officiële publicatie.

Artikel 10

Talen

De officiële talen van de stabilisatie- en associatieraad zijn de authentieke talen van de overeenkomst. Behoudens andersluidend besluit beraadslaagt de stabilisatie- en associatieraad op basis van in deze talen opgestelde documenten.

Artikel 11

Kosten

De Europese Unie en Kosovo dragen bij deelname aan vergaderingen van de stabilisatie- en associatieraad elk hun eigen personeels-, reis- en verblijfkosten en hun eigen kosten voor post en telecommunicatie. De uitgaven voor de vertolking tijdens de vergaderingen en voor de vertaling en het drukken van de documenten, en andere kosten die verbonden zijn aan de organisatie van vergaderingen, komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergaderingen optreedt.

Artikel 12

Stabilisatie- en associatiecomité

1.   Er wordt een stabilisatie- en associatiecomité ingesteld (hierna „het comité” genoemd), dat de stabilisatie- en associatieraad bij de uitvoering van zijn taken bijstaat. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie, enerzijds, en vertegenwoordigers van Kosovo, anderzijds, gewoonlijk op hoog ambtelijk niveau.

2.   Het comité bereidt de vergaderingen en beraadslagingen van de stabilisatie- en associatieraad voor, voert in voorkomend geval de besluiten van de stabilisatie- en associatieraad uit, en draagt in het algemeen zorg voor de continuïteit in de associatiebetrekkingen en de goede werking van de overeenkomst. Het behandelt alle zaken die de stabilisatie- en associatieraad aan het comité voorlegt, evenals alle andere zaken die zich voordoen bij de dagelijkse uitvoering van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Voorstellen en ontwerpbesluiten of -aanbevelingen worden door het comité ter goedkeuring aan de stabilisatie- en associatieraad voorgelegd.

3.   Bij een in de overeenkomst vermelde verplichting of mogelijkheid tot overleg, kan dat overleg plaatsvinden in het comité. Dit overleg kan, indien beide partijen daarmee instemmen, worden voortgezet in de stabilisatie- en associatieraad.

4.   Het reglement van orde van het stabilisatie- en associatiecomité is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Gedaan te …,

Voor de stabilisatie- en associatieraad

De voorzitter


(*)  Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

BIJLAGE

bij

BESLUIT Nr. 1/2016 VAN DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD EU-KOSOVO (*)

van [datum]

Reglement van orde van het stabilisatie- en associatiecomité

Artikel 1

voorzitterschap

Het voorzitterschap van het stabilisatie- en associatiecomité wordt bij toerbeurt voor een periode van twaalf maanden bekleed door de partijen. De eerste periode begint op de datum van de eerste vergadering van de stabilisatie- en associatieraad en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Artikel 2

Vergaderingen

Het comité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, met instemming van beide partijen. Elke vergadering van het comité wordt belegd op een tijdstip en een plaats die door beide partijen in onderling overleg zijn vastgesteld. De vergaderingen van het comité worden bijeengeroepen door de voorzitter.

Artikel 3

Delegaties

Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Artikel 4

Secretariaat

Een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van Kosovo treden gezamenlijk op als secretarissen van het comité. Alle in dit besluit bedoelde mededelingen bestemd voor en afkomstig van de voorzitter van het comité worden naar de secretarissen van het comité en naar de secretarissen en de voorzitter van de stabilisatie- en associatieraad gezonden.

Artikel 5

Openbaarheid

De vergaderingen van het comité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.

Artikel 6

Agenda van de vergaderingen

1.   De voorzitter stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda op. Deze wordt door de secretarissen van het comité uiterlijk 30 werkdagen vóór het begin van de vergadering naar de in artikel 4 bedoelde adressaten gezonden. De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de voorzitter uiterlijk 35 dagen vóór het begin van de vergadering een verzoek tot opname op de agenda heeft ontvangen; een punt wordt evenwel pas op de voorlopige agenda geplaatst als de desbetreffende stukken uiterlijk op de datum waarop de agenda wordt verzonden, zijn binnengekomen bij de secretarissen. Het comité kan deskundigen uitnodigen zijn vergaderingen bij te wonen om informatie over bepaalde onderwerpen te verstrekken. De agenda wordt bij het begin van elke vergadering door het comité vastgesteld. Indien beide partijen zulks overeenkomen, kan een punt dat niet op de voorlopige agenda staat, aan de agenda worden toegevoegd.

2.   De voorzitter kan met instemming van beide partijen de in lid 1 genoemde termijnen inkorten als dat in een bepaald geval noodzakelijk is.

Artikel 7

Notulen

Van elke vergadering worden notulen opgemaakt, op grond van de samenvatting door de voorzitter van de door het comité bereikte conclusies. Na goedkeuring door het comité worden de notulen ondertekend door de voorzitter en de secretarissen en bij elk van beide partijen in de archieven bewaard. Aan elk van de in artikel 4 bedoelde adressaten wordt een afschrift van de notulen gezonden.

Artikel 8

Besluiten en aanbevelingen

In de specifieke gevallen waarin het comité, op grond van artikel 128 van de overeenkomst, door de stabilisatie- en associatieraad is gemachtigd om besluiten of aanbevelingen aan te nemen, worden deze opgesteld overeenkomstig artikel 9 van het reglement van orde van de stabilisatie- en associatieraad.

Artikel 9

Kosten

De Europese Unie en Kosovo nemen de uitgaven voor hun rekening van hun deelname aan de vergaderingen van het comité, zowel personeelsuitgaven en reis- en verblijfkosten als de uitgaven voor post en telecommunicatie. De uitgaven voor de vertolking tijdens de vergaderingen en voor de vertaling en het drukken van de documenten, alsook andere kosten die verbonden zijn aan de organisatie van vergaderingen, komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergaderingen optreedt.

Artikel 10

Subcomités en speciale groepen

Het comité kan subcomités en speciale groepen oprichten, die hun werkzaamheden onder bevoegdheid van het comité uitvoeren. Zij brengen na iedere vergadering verslag uit bij het comité. Het comité kan besluiten bestaande subcomités of groepen op te heffen, kan hun taken vaststellen of wijzigen, of kan andere subcomités of groepen oprichten die het bij het vervullen van zijn taken bijstaan. Deze subcomités en groepen hebben niet de bevoegdheid om besluiten te nemen.


(*)  Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.


BIJLAGE

 

ONTWERP

BESLUIT Nr. 1/2016 VAN HET STABILISATIE- EN ASSOCIATIECOMITÉ EU-KOSOVO (*)

van [dag maand] 2016

tot oprichting van subcomités en speciale groepen

HET STABILISATIE- EN ASSOCIATIECOMITÉ,

Gezien de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Kosovo (*), anderzijds, en met name artikel 130,

Gezien zijn reglement van orde, en met name artikel 10,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

De in bijlage I genoemde subcomités en speciale groepen worden hierbij opgericht. In bijlage II is een taakomschrijving opgenomen.

Gedaan te …, [dag maand] 2016.

Voor het stabilisatie- en associatiecomité

De voorzitter


(*)  Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

BIJLAGE I

Structuur van de multidisciplinaire subcomités

Titel

Onderwerpen

Artikel overeenkomst

1.

Handel, industrie, douane en belastingen

Vrij verkeer van goederen

Artikel 20

Industrieproducten

Artikel 21-25

Handelsvraagstukken

Artikel 36-49

Normalisatie, metrologie, accreditering, certificering, conformiteitsbeoordeling en markttoezicht

Artikel 80

Samenwerking op het gebied van de industrie

Artikel 99

Mkb

Artikel 100

Toerisme

Artikel 101

Douane

Artikel 104

Belastingen

Artikel 105

Oorsprongregels

Protocol III

Wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken

Protocol IV

2.

Landbouw en visserij

Landbouwproducten

Artikel 26, 28, 29, 33, 34 en 37

Visserijproducten

Artikel 31 en 32, bijlagen IV en V

Bewerkte landbouwproducten

Artikel 27 en Protocol I

Wijn

Artikel 30 en Protocol II

Bescherming van geografische aanduidingen voor landbouw- en visserijproducten en voedingsmiddelen anders dan wijn en gedistilleerde dranken

Artikel 35

Landbouw en agro-industriële sector, veterinaire en fytosanitaire zaken

Artikel 102

Visserijsamenwerking

Artikel 103

3.

Interne markt en concurrentie

Recht van vestiging

Artikel 50-54

Verlenen van diensten

Artikel 55-60

Andere aangelegenheden in verband met titel V van de overeenkomst

Artikel 61-73

Harmonisatie van wetgeving en rechtshandhaving

Artikel 74

Mededinging

Artikel 75-76

Intellectuele, industriële en commerciële eigendom

Artikel 77-78

Overheidsopdrachten

Artikel 79

Bank- en verzekeringswezen en andere financiële diensten

Artikel 96

Consumentenbescherming

Artikel 81

4.

Economische en financiële vraagstukken en statistieken

Lopende betalingen en kapitaalverkeer

Artikel 64-66

Economisch beleid

Artikel 94

Samenwerking op het gebied van statistiek

Artikel 95

Stimulering en bescherming van investeringen

Artikel 98

 

Financiële samenwerking

Artikel 121-125

5.

Justitie, vrijheid en veiligheid

Institutionele versterking en de rechtsstaat

Artikel 83

Grondrechten, met inbegrip van anti-discriminatie en gegevensbescherming

Artikel 3, 4 en 84

Justitiële samenwerking op civielrechtelijk en strafrechtelijk gebied

Artikel 83

Visa, grenscontrole, asiel en migratie

Artikel 85-86

Preventie en controle van illegale immigratie, overname

Artikel 87-88

Witwassen

Artikel 89

Drugs

Artikel 90

Bestrijding van terrorisme

Artikel 92

Voorkomen van georganiseerde misdaad en andere illegale activiteiten

Artikel 91

6.

Innovatie, informatiemaatschappij en sociaal beleid

 

 

 

Arbeidsomstandigheden en gelijke kansen

Artikel 82

Samenwerking op sociaal gebied

Artikel 106

Onderwijs en opleiding

Artikel 107

Samenwerking op cultureel gebied

Artikel 108

Samenwerking op audiovisueel gebied

Artikel 109

 

Informatiemaatschappij

Artikel 110

 

Netwerken en diensten voor elektronische communicatie

Artikel 111

 

Informatie en communicatie

Artikel 112

 

Onderzoek en technologische ontwikkeling

Artikel 118

7.

Vervoer, energie, milieu en regionale ontwikkeling

Vervoer

Artikel 113

 

Energie

Artikel 114

 

Milieu

Artikel 115

 

Klimaatverandering

Artikel 116

 

Civiele bescherming

Artikel 117

Regionale en plaatselijke ontwikkeling

Artikel 119

Structuur van de speciale groepen

Titel

Onderwerpen

Artikel overeenkomst

Speciale groep voor de hervorming van het openbare bestuur

Hervorming van het openbare bestuur

Artikel 120

Speciale groep voor normalisering (1)

Zichtbare en duurzame verbetering van de betrekkingen van Kosovo met Servië en doeltreffende samenwerking met de missie van de EU in het kader van het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid, zolang die loopt

Artikel 5


(1)  Deze speciale groep komt niet in de plaats van de dialoog tussen Pristina en Belgrado onder auspiciën van de hoge vertegenwoordiger.

BIJLAGE II

Taakomschrijving van de subcomités en speciale groepen EU-Kosovo  (*)

Samenstelling en voorzitterschap

De subcomités en de speciale groepen voor de hervorming van het openbare bestuur en over normalisering worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden in het geval van de speciale groep voor normalisering en vertegenwoordigers van Kosovo. Zij worden beurtelings voorgezeten door een van beide partijen. De lidstaten worden in kennis gesteld van en uitgenodigd tot de vergaderingen van de subcomités en de speciale groep voor de hervorming van het openbare bestuur en normalisering.

Secretariaat

Een ambtenaar van de Europese Commissie of van de Europese Dienst voor extern optreden in het geval van de speciale groep voor normalisering en een ambtenaar van Kosovo treden gezamenlijk op als secretarissen van de subcomités en de speciale groepen.

Alle mededelingen betreffende de subcomités en speciale groepen worden naar de secretarissen van de desbetreffende subcomités en speciale groepen gezonden.

Vergaderingen

De subcomités en de speciale groepen komen bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, met instemming van beide partijen. Vergaderingen van subcomités of speciale groepen worden gehouden op een door beide partijen overeengekomen tijdstip en plaats.

Indien beide partijen daarmee instemmen, kunnen de subcomités en de speciale groepen deskundigen uitnodigen voor hun vergaderingen om specifieke inlichtingen te verstrekken.

Agenda en ondersteunende documentatie

De voorzitter en de secretarissen stellen uiterlijk 30 werkdagen voor het begin van de vergadering de voorlopige agenda op.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 35 dagen voor het begin van de vergadering een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen.

Nadat akkoord is bereikt over de voorlopige agenda voor elke vergadering en uiterlijk 10 werkdagen voor het begin van de vergadering, legt de secretaris van Kosovo aan de secretaris van de Europese Commissie of de Europese Dienst voor extern optreden in het geval van de speciale groep voor normalisering de noodzakelijke schriftelijke documentatie over, overeenkomstig de punten die in de voorlopige agenda zijn overeengekomen.

Indien de in de derde alinea bedoelde termijn niet wordt gerespecteerd, wordt de vergadering zonder verdere kennisgeving automatisch geannuleerd.

Onderwerpen

De subcomités behandelen alle onderwerpen die verband houden met de in de tabel Structuur van de multidisciplinaire subcomités genoemde terreinen van de overeenkomst. De geboekte vooruitgang op het gebied van de harmonisatie en tenuitvoerlegging van wetgeving en de rechtshandhaving worden met betrekking tot alle onderwerpen beoordeeld. De subcomités onderzoeken alle problemen die zich op hun werkterreinen voordoen en doen voorstellen voor mogelijke maatregelen.

De subcomités zijn ook een forum waar nadere toelichting bij het EU-acquis wordt verstrekt, en evalueren de vorderingen van Kosovo bij de aanpassing daaraan overeenkomstig de verbintenissen van de overeenkomst.

De speciale groep voor de hervorming van het openbare bestuur behandelt kwesties die verband houden met de hervorming van het openbare bestuur en stelt mogelijke maatregelen voor. De speciale groep voor normalisering bespreekt kwesties in verband met de zichtbare en duurzame verbetering van de betrekkingen van Kosovo met Servië en doeltreffende samenwerking met de missie van de EU in het kader van het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid, zolang die loopt, en stelt stappen voor die kunnen worden genomen.

Notulen

Van elke vergadering worden notulen opgesteld en goedgekeurd. Een exemplaar van de notulen wordt door de secretaris van het subcomité of van de speciale groep aan de secretaris van het stabilisatie- en associatiecomité toegezonden.

Openbaarheid

De vergaderingen van de subcomités en van de speciale groepen zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.


(*)  Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.


28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/41


BESLUIT (EU) 2016/1233 VAN DE RAAD

van 26 juli 2016

tot benoeming van een lid en een plaatsvervangend lid van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Republiek Cyprus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Cypriotische regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld.

(2)

In het Comité van de Regio's is een zetel van lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van de heer Georgios GEORGIOU.

(3)

In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervangend lid vrijgekomen door de benoeming van de heer Kyriakos CHATZITTOFIS tot lid van het Comité van de Regio's,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio's worden de volgende personen benoemd voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020:

a)

tot lid:

de heer Kyriakos CHATZITTOFIS, Mayor of Agios Athanasios,

en

b)

tot plaatsvervangend lid:

de heer Stavros YEROLATSITES, Municipal Councilor, Strovolos Municipality.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

M. LAJČÁK


(1)  Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).

(2)  Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).

(3)  Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).


28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/42


BESLUIT (EU) 2016/1234 VAN DE RAAD

van 26 juli 2016

tot benoeming van twee plaatsvervangers van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Italiaanse Republiek

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Italiaanse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld.

(2)

In het Comité van de Regio's zijn twee zetels van plaatsvervanger vrijgekomen vanwege het einde van de mandaten op grond waarvan de heren Carlo FIDANZA (Assessore di Veleso (CO)) en Giuseppe VARACALLI (Sindaco del Comune di Gerace (RC)) waren voorgedragen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio's worden voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot plaatsvervanger benoemd:

de heer Carlo FIDANZA, Consigliere del Comune di Rosazza (BI) (mandaatswijziging),

de heer Giuseppe VARACALLI, Sindaco del Comune de Gerace (RC) (mandaatswijziging).

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2016

Voor de Raad

De voorzitter

M. LAJČÁK


(1)  Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).

(2)  Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).

(3)  Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).


28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/43


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/1235 VAN DE COMMISSIE

van 26 juli 2016

tot erkenning van een laboratorium in de Republiek Korea voor het uitvoeren van serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins bij honden, katten en fretten te controleren

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 4665)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2000/258/EG van de Raad van 20 maart 2000 houdende aanwijzing van een specifiek instituut dat verantwoordelijk is voor de vaststelling van de criteria die nodig zijn voor de normalisatie van de serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren (1), en met name artikel 3, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2000/258/EG is het Agence française de sécurité sanitaire des aliments („AFSSA”) in Nancy (Frankrijk) aangewezen als specifiek instituut dat verantwoordelijk is voor de vaststelling van de criteria die nodig zijn voor de normalisatie van de serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren. Het AFSSA is nu geïntegreerd in het Agence nationale de sécurité sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail („ANSES”) in Frankrijk.

(2)

Bij Beschikking 2000/258/EG is onder andere bepaald dat het ANSES laboratoria in derde landen moet beoordelen die hebben gevraagd om serologische tests te mogen uitvoeren om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren.

(3)

Na het ongunstige beoordelingsverslag van het ANSES van 29 september 2015, dat bij de Commissie is ingediend, is de op 9 februari 2007 overeenkomstig Beschikking 2000/258/EG verleende erkenning van het Choong Ang Vaccine laboratory in Daejon ingetrokken overeenkomstig Besluit 2010/436/EU van de Commissie (2).

(4)

De bevoegde autoriteit van de Republiek Korea heeft een aanvraag ingediend voor de hernieuwde erkenning van het Choong Ang Vaccine laboratory in Daejon en het ANSES heeft voor dat laboratorium een gunstig beoordelingsverslag d.d. 21 maart 2016 opgesteld en ingediend bij de Commissie.

(5)

Dat laboratorium moet daarom worden erkend voor het uitvoeren van serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins bij honden, katten en fretten te controleren.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking 2000/258/EG wordt het volgende laboratorium erkend voor het uitvoeren van serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins bij honden, katten en fretten te controleren:

Choong Ang Vaccine laboratory

1476-37 Yuseong-daero Yuseong-gu

Daejeon, 34055

REPUBLIEK KOREA

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 augustus 2016.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 79 van 30.3.2000, blz. 40.

(2)  Besluit 2010/436/EU van de Commissie van 9 augustus 2010 ter uitvoering van Beschikking 2000/258/EG wat betreft proficiency tests voor het behoud van de vergunningen die aan laboratoria zijn verleend voor de uitvoering van serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren (PB L 209 van 10.8.2010, blz. 19).


28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/45


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/1236 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2016

tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten, wat betreft de gegevens voor Estland, Letland, Litouwen en Polen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 4983)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie (4) zijn maatregelen op het gebied van de diergezondheid vastgesteld in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten. In de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit zijn bepaalde gebieden in die lidstaten afgebakend, die in lijsten in de delen I, II, III en IV van die bijlage zijn opgenomen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende risiconiveaus op basis van de epidemiologische situatie. Op die lijsten staan bepaalde gebieden in Estland, Letland, Litouwen en Polen.

(2)

In juni en juli 2016 hebben zich nog verdere gevallen van Afrikaanse varkenspest voorgedaan bij wilde varkens in de gebieden Jekabpils, Baldones en Riga in Letland alsmede bij wilde varkens in de gebieden Pärnu, Harju en Rapla in Estland, en heeft zich één geval van Afrikaanse varkenspest voorgedaan bij wilde varkens in het gebied Czyże in Polen. Deze gebieden zijn opgenomen in de lijst in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU en bevinden zich in de onmiddellijke nabijheid van gebieden die zijn opgenomen in de lijst in deel II van die bijlage. Bijgevolg moeten bepaalde gebieden in Estland, Letland en Polen die in de lijst in deel I zijn opgenomen, nu worden opgenomen in de lijst in deel II en moeten een aantal nieuwe gebieden in Letland worden opgenomen in de lijst in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU.

(3)

In juni en juli 2016 hebben zich nog verdere uitbraken van Afrikaanse varkenspest voorgedaan bij als huisdier gehouden varkens in de gebieden Jõgeva en Lääne-Viru in Estland; bepaalde gebieden in Estland die momenteel zijn opgenomen in de lijst in deel II moeten nu worden opgenomen in de lijst in deel III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU.

(4)

In juni en juli 2016 hebben zich nog verdere uitbraken van Afrikaanse varkenspest voorgedaan bij als huisdier gehouden varkens in de gebieden Elektrėnai, Anykšciu en Kruonio in Litouwen. Deze gebieden zijn momenteel opgenomen in de lijst in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Bijgevolg moeten bepaalde gebieden in Litouwen die in de lijst in deel II zijn opgenomen, worden opgenomen in de lijst in deel III van die bijlage.

(5)

In juni en juli 2016 hebben zich nog verdere uitbraken van Afrikaanse varkenspest voorgedaan bij als huisdier gehouden varkens in het gebied Hajnówka in Polen. Dit gebied is momenteel opgenomen in de lijst in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Bijgevolg moet voor Polen de bestaande lijst in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden uitgebreid naar het zuiden en moeten bepaalde gebieden die in delen I en II zijn opgenomen, in deel III van deze bijlage worden opgenomen.

(6)

Bij de beoordeling van de potentiële risico's voor de diergezondheid die de situatie in Estland, Letland, Litouwen en Polen wat betreft Afrikaanse varkenspest meebrengt, moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van de huidige epidemiologische situatie van die ziekte bij de getroffen wilde varkens in de Unie. Om doelgerichte maatregelen op het gebied van de diergezondheid te kunnen nemen en de verdere verspreiding van Afrikaanse varkenspest te voorkomen en daarnaast te vermijden dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moet de in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU opgenomen EU-lijst van gebieden waarvoor maatregelen op het gebied van de diergezondheid gelden, worden gewijzigd om rekening te houden met de wijzigingen van de huidige epidemiologische situatie in Estland, Letland, Litouwen en Polen wat betreft die ziekte.

(7)

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(4)  Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie van 9 oktober 2014 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU (PB L 295 van 11.10.2014, blz. 63).


BIJLAGE

„BIJLAGE

DEEL I

1.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

in de novads Bauskas, de pagasti Īslīces, Gailīšu, Brunavas en Ceraukstes,

in de novads Dobeles, de pagasti Jaunbērzes, Dobeles en Bērzes,

in de novads Jelgavas, de pagasti Kalnciema, Līvbērzes, Glūdas, Svētes, Platones, Vircavas, Jaunsvirlaukas, Zaļenieku, Vilces, Lielplatones, Elejas en Sesavas,

in de novads Tukuma, de pagasti Slampes en Džūkstes,

de novads Engures,

de novads Rundāles,

de novads Stopiņu,

de republikas pilsēta Jelgava,

de republikas pilsēta Jūrmala,

de pilsēta Bauska.

2.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

in de rajono savivaldybė Jurbarkas, de seniūnijos Raudonės, Veliuonos, Seredžiaus en Juodaičių,

in de rajono savivaldybė Pakruojis, de seniūnijos Klovainių, Rozalimo en Pakruojo,

in de rajono savivaldybė Panevežys, het deel van de seniūnija Krekenavos ten westen van de rivier Nevėžis,

in de rajono savivaldybė Raseiniai, de seniūnijos Ariogalos, Ariogalos miestas, Betygalos, Pagojukų en Šiluvos,

in de rajono savivaldybė Šakiai, de seniūnijos Plokščių, Kriūkų, Lekėčių, Lukšių, Griškabūdžio, Barzdų, Žvirgždaičių, Sintautų, Kudirkos Naumiesčio, Slavikų en Šakių,

de rajono savivaldybė Pasvalys,

de rajono savivaldybė Vilkaviškis,

de rajono savivaldybė Radviliškis,

de savivaldybė Kalvarija,

de savivaldybė Kazlų Rūda,

de savivaldybė Marijampolė.

3.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

in het województwo podlaskie:

de gminy Augustów met de stad Augustów, Nowinka, Płaska, Sztabin en Bargłów Kościelny in de powiat augustowski,

de gminy Choroszcz, Juchnowiec Kościelny, Suraż, Turośń Kościelna, Tykocin, Łapy, Poświętne, Zawady en Dobrzyniewo Duże in de powiat białostocki,

de delen van de gminy Kleszczele en Czeremcha ten westen van weg nr. 66, in de powiat hajnowski,

de gminy Kobylin-Borzymy, Kulesze Kościelne, Sokoły, Wysokie Mazowieckie met de stad Wysokie Mazowieckie, Nowe Piekuty, Szepietowo, Klukowo en Ciechanowiec in de powiat wysokomazowiecki,

de powiat sejneński,

de gminy Rutka-Tartak, Szypliszki, Suwałki en Raczki in de powiat suwalski,

de gmina Rutki in de powiat zambrowski,

de gminy Suchowola en Korycin in de powiat sokólski,

de gminy Brańsk met de stad Brańsk, Boćki, Rudka, Wyszki, het deel van de gmina Bielsk Podlaski ten westen van de lijn die wordt gevormd door weg nr. 19 (die noordwaarts loopt vanuit de stad Bielsk Podlaski) en wordt verlengd door de oostelijke grens van de stad Bielsk Podlaski en weg nr. 66 (die zuidwaarts loopt vanuit de stad Bielsk Podlaski), de stad Bielsk Podlaski, het deel van de gmina Orla ten westen van weg nr. 66, in de powiat bielski, de powiat M. Białystok,

de powiat M. Suwałki,

de powiat moniecki,

de powiat siemiatycki.

DEEL II

1.   Estland

De volgende gebieden in Estland:

de linn Kallaste,

de linn Rakvere,

de linn Tartu,

de linn Viljandi,

de maakond Harjumaa (met uitzondering van het gedeelte van de vald Kuusalu ten zuiden van weg nr. 1 (E20), de vald Aegviidu en de vald Anija),

de maakond IDA-Virumaa,

de maakond Läänemaa,

de maakond of Pärnumaa,

de maakond Põlvamaa,

de maakond Raplamaa,

het deel van de vald Kuusalu ten noorden van weg nr. 1 (E20),

het deel van de vald Pärsti ten westen van weg nr. 24126,

het deel van de vald Suure-Jaani ten westen van weg nr. 49,

het deel van de vald Tamsalu ten noordoosten van de spoorweg Tallinn-Tartu,

het deel van de vald Tartu ten oosten van de spoorweg Tallinn-Tartu,

het deel van de vald Viiratsi ten westen van de lijn die wordt gevormd door het westelijke deel van weg nr. 92 tot het kruispunt met weg nr. 155, vervolgens weg nr. 155 tot het kruispunt met weg nr. 24156, vervolgens weg nr. 24156 tot aan de kruising met de rivier Verilaske en vervolgens de rivier Verilaske tot de zuidelijke grens van de vald,

de vald Abja,

de vald Alatskivi,

de vald Avanduse,

de vald Haaslava,

de vald Haljala,

de vald Halliste,

de vald Kambja,

de vald Karksi,

de vald Koonga,

de vald Kõpu,

de vald Laekvere,

de vald Luunja,

de vald Mäksa,

de vald Märjamaa,

de vald Meeksi,

de vald Peipsiääre,

de vald Piirissaare,

de vald Rägavere,

de vald Rakvere,

de vald Saksi,

de vald Sõmeru,

de vald Vara,

de vald Vihula,

de vald Võnnu.

2.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

in de novads Bauskas, de pagasti Mežotnes, Codes, Dāviņu en Vecsaules,

in de novads Jelgavas, de pagasts Valgunde,

in de novads Limbažu, de pagasti Skultes, Vidrižu, Limbažu en Umurgas,

in de novads Salacgrīvas, de pagasts Liepupes,

de novads Ādažu,

de novads Aizkraukles, de novads Aknīstes,

de novads Alūksnes,

de novads Amatas,

de novads Apes,

de novads Babītes,

de novads Baldones,

de novads Baltinavas,

de novads Balvu,

de novads Carnikavas,

de novads Cēsu,

de novads Cesvaines,

de novads Ērgļu,

de novads Garkalnes,

de novads Gulbenes,

de novads Iecavas,

de novads Ikšķiles,

de novads Ilūkstes,

de novads Inčukalna,de novads Jaunjelgavas,

de novads Jaunpiebalgas,

de novads Jēkabpils,

de novads Ķeguma,

de novads Ķekavas,

de novads Kocēnu,

de novads Kokneses,

de novads Krimuldas,

de novads Krustpils,

de novads Lielvārdes,

de novads Līgatnes,de novads Līvānu,

de novads Lubānas,

de novads Madonas,

de novads Mālpils,

de novads Mārupes,

de novads Neretas,

de novads Ogres,

de novads Olaines,

de novads Ozolnieki,

de novads Pārgaujas,

de novads Pļaviņu,

de novads Priekuļu,

de novads Raunas,

de novads Ropažu,

de novads Rugāju,

de novads Salas,

de novads Salaspils,

de novads Saulkrastu,

de novads Sējas,

de novads Siguldas,

de novads Skrīveru,

de novads Smiltenes,

de novads Varakļānu,

de novads Vecpiebalgas,

de novads Vecumnieku,

de novads Viesītes,

de novads Viļakas,

de pilsēta Limbaži,

de republikas pilsēta Jēkabpils,

de republikas pilsēta Valmiera.

3.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

in de rajono savivaldybė Anykščiai, de seniūnijos Kavarskas en Kurkliai, en het deel van Anykščiai ten zuidwesten van weg nr. 121 en weg nr. 119,

in de rajono savivaldybė Jonava, de seniūnijos Šilų en Bukonių, en in de seniūnija Žeimių, de kaimai Biliuškiai, Drobiškiai, Normainiai II, Normainėliai, Juškonys, Pauliukai, Mitėniškiai, Zofijauka en Naujokai,

in de rajono savivaldybė Kaunas, de seniūnijos Akademijos, Alšėnų, Babtų, Batniavos, Čekiškės, Domeikavos, Ežerėlio, Garliavos, Garliavos apylinkių, Kačerginės, Kulautuvos, Linksmakalnio, Raudondvario, Ringaudų, Rokų, Samylų, Taurakiemio, Užliedžių, Vilkijos, Vilkijos apylinkių en Zapyškio,

in de rajono savivaldybė Kėdainiai, de seniūnijos Josvainių, Pernaravos, Krakių, Dotnuvos, Gudžiūnų, Surviliškio, Vilainių, Truskavos, Šėtos en Kėdainių miesto,

in de rajono savivaldybė Panevėžys, de seniūnijos Karsakiškio, Naujamiesčio, Paįstrio, Panevėžio, Ramygalos, Smilgių, Upytės, Vadoklių en Velžio, en het deel van de seniūnija Krekenavos ten oosten van de rivier Nevėžis,

in de rajono savivaldybė Prienai, de seniūnijos Veiverių, Šilavoto, Naujosios Ūtos, Balbieriškio, Ašmintos, Išlaužo en Pakuonių,

in de rajono savivaldybė Šalčininkai, de seniūnijos Jašiūnų, Turgelių, Akmenynės, Šalčininkų, Gerviškių, Butrimonių, Eišiškių, Poškonių en Dieveniškių,

in de rajono savivaldybė Varėna, de seniūnijos Kaniavos, Marcinkonių en Merkinės,

in de rajono savivaldybė Vilnius, de seniūnijos Maišiagala, Zujūnų, Avižienių, Riešės, Paberžės, Nemenčinės, Nemenčinės miesto, Sužionių, Buivydžių, Bezdonių, Lavoriškių, Mickūnų, Šatrininkų, Kalvelių, Nemėžių, Rudaminos, Rūkainių, Medininkų, Marijampolio, Pagirių en Kuodiškių,

de miesto savivaldybė Alytus,

in de rajono savivaldybė Utena, de seniūnijos Sudeikių, Utenos, Utenos miesto, Kuktiškių, Daugailių, Tauragnų en Saldutiškio,

in de miesto savivaldybė Alytus, de seniūnijos Pivašiūnų, Punios, Daugų, Alovės, Nemunaičio, Raitininkų, Miroslavo, Krokialaukio, Simno en Alytaus,

de miesto savivaldybė Kaunas,

de miesto savivaldybė Panevėžys,

de miesto savivaldybė Prienai,

de miesto savivaldybė Vilnius,

de rajono savivaldybė Biržai,

de rajono savivaldybė Druskininkai,

de rajono savivaldybė Ignalina,

de rajono savivaldybė Lazdijai,

de rajono savivaldybė Molėtai,

de rajono savivaldybė Rokiškis,

de rajono savivaldybė Širvintos,

de rajono savivaldybė Švenčionys,

de rajono savivaldybė Ukmergė,

de rajono savivaldybė Zarasai,

de savivaldybė Birštonas,

de savivaldybė Visaginas.

4.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

In het województwo podlaskie:

de gminy Czarna Białostocka, Gródek, Michałowo, Supraśl, Wasilków en Zabłudów in de powiat białostocki,

de gminy Dąbrowa Białostocka, Janów, Krynki, Kuźnica, Nowy Dwór, Sidra, Sokółka en Szudziałowo in de powiat sokólski,

de gmina Lipsk in de powiat augustowski,

de gmina Dubicze Cerkiewne en de delen van de gminy Kleszczele en Czeremcha ten oosten van weg nr. 66, in de powiat hajnowski,

het deel van de gmina Bielsk Podlaski ten oosten van de lijn die wordt gevormd door weg nr. 19 (die noordwaarts loopt vanuit de stad Bielsk Podlaski) en wordt verlengd door de oostelijke grens van de stad Bielsk Podlaski en weg nr. 66 (die zuidwaarts loopt vanuit de stad Bielsk Podlaski), het deel van de gmina Orla ten oosten van weg nr. 66, in de powiat bielski.

DEEL III

1.   Estland

De volgende gebieden in Estland:

de linn Elva,

de linn Võhma,

de maakond Jõgevamaa,

de maakond Järvamaa,

de maakond Valgamaa,

de maakond Võrumaa,

het deel van de vald Kuusalu ten zuiden van weg nr. 1 (E20),

het deel van de vald Pärsti ten oosten van weg nr. 24126,

het deel van de vald Suure-Jaani ten oosten van weg nr. 49,

het deel van de vald Tamsalu ten zuidwesten van de spoorweg Tallinn-Tartu,

het deel van de vald Tartu ten westen van de spoorweg Tallinn-Tartu,

het deel van de vald Viiratsi ten oosten van de lijn die wordt gevormd door het westelijke deel van weg nr. 92 tot het kruispunt met weg nr. 155, vervolgens weg nr. 155 tot het kruispunt met weg nr. 24156, vervolgens weg nr. 24156 tot aan de kruising met de rivier Verilaske en vervolgens de rivier Verilaske tot de zuidelijke grens van de vald,

de vald Aegviidu,

de vald Anija,

de vald Kadrina,

de vald Kolga-Jaani,

de vald Konguta,

de vald Kõo,

de vald Laeva,

de vald Nõo,

de vald Paistu,

de vald Puhja,

de vald Rakke,

de vald Rannu,

de vald Rõngu,

de vald Saarepeedi,

de vald Tapa,

de vald Tähtvere,

de vald Tarvastu,

de vald Ülenurme,

de vald Väike-Maarja.

2.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

in de novads Limbažu, de pagasti Viļķenes, Pāles en Katvaru,

in de novads Salacgrīvas, de pagasti Ainažu en Salacgrīvas,

de novads Aglonas,

de novads Alojas,

de novads Beverīnas,

de novads Burtnieku,

de novads Ciblas,

de novads Dagdas,

de novads Daugavpils,

de novads Kārsavas,

de novads Krāslavas,

de novads Ludzas,

de novads Mazsalacas,

de novads Naukšēnu,

de novads Preiļu,

de novads Rēzeknes,

de novads Riebiņu,

de novads Rūjienas,

de novads Strenču,

de novads Valkas,

de novads Vārkavas,

de novads Viļānu,

de novads Zilupes,

de republikas pilsēta Daugavpils,

de republikas pilsēta Rēzekne,

de pilsēta Ainaži,

de pilsēta Salacgrīva.

3.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

in de rajono savivaldybė Anykščiai, de seniūnijos Debeikių, Skiemonių, Viešintų, Andrioniškio, Svėdasų, Troškūnų en Traupio, en het deel van de seniūnija Anykščių ten noordoosten van weg nr. 121 en weg nr. 119,

in de rajono savivaldybė Alytus, de seniūnija Butrimonių,

in de rajono savivaldybė Jonava, de seniūnijos Upninkų, Ruklos, Dumsių, Užusalių en Kulvos, en in de seniūnija Žeimiai, de kaimai Akliai, Akmeniai, Barsukinė, Blauzdžiai, Gireliai, Jagėlava, Juljanava, Kuigaliai, Liepkalniai, Martyniškiai, Milašiškiai, Mimaliai, Naujasodis, Normainiai I, Paduobiai, Palankesiai, Pamelnytėlė, Pėdžiai, Skrynės, Svalkeniai, Terespolis, Varpėnai, Žeimių gst., Žieveliškiai en Žeimių miestelis,

de rajono savivaldybė Kaišiadorys,

in de rajono savivaldybė Kaunas, de seniūnijos Vandžiogalos, Lapių, Karmėlavos en Neveronių,

in de rajono savivaldybė Kėdainiai, de seniūnija Pelėdnagių,

in de rajono savivaldybė Prienai, de seniūnijos Jiezno en Stakliškių,

in de rajono savivaldybė Panevėžys, de seniūnijos Miežiškių en Raguvos,

in de rajono savivaldybė Šalčininkai, de seniūnijos Baltosios Vokės, Pabarės, Dainavos en Kalesninkų,

in de rajono savivaldybė Varėna, de seniūnijos Valkininkų, Jakėnų, Matuizų, Varėnos en Vydenių,

in de rajono savivaldybė Vilnius, de delen van de seniūnijos Sudervė en Dūkštai ten zuidwesten van weg nr. 171,

in de rajono savivaldybė Utena, de seniūnijos Užpalių, Vyžuonų en Leliūnų,

de savivaldybė Elektrėnai,

de miesto savivaldybė Jonava,

de miesto savivaldybė Kaišiadorys,

de rajono savivaldybė Kupiškis,

de rajono savivaldybė Trakai.

4.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

de gminy Czyże, Białowieża, Hajnówka met de stad Hajnówka, Narew en Narewka in de powiat hajnowski.

DEEL IV

Italië

De volgende gebieden in Italië:

alle gebieden van Sardinië.”


Rectificaties

28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/56


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/973 van de Commissie van 17 juni 2016 tot verlening van een vergunning voor zinkbislysinaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten

( Publicatieblad van de Europese Unie L 161 van 18 juni 2016 )

Bladzijde 23, bijlage, vierde kolom „Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode”, derde regel:

in plaats van:

„[…] minimumlysinegehalte […]”,

lezen:

„[…] minimumlysine-HCl-gehalte […]”.


28.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 202/56


Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2205 van de Commissie van 6 augustus 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake de clearingverplichting

( Publicatieblad van de Europese Unie L 314 van 1 december 2015 )

Bladzijde 18, artikel 4, lid 1, onder c):

in plaats van:

„vóór 21 februari 2016”,

lezen:

„op of na 21 februari 2016”.

Bladzijde 19, artikel 4, lid 2, onder c):

in plaats van:

„vóór 21 mei 2016”,

lezen:

„op of na 21 mei 2016”.