ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 159

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
16 juni 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2016/949 van de Raad van 6 juni 2016 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie en haar lidstaten, van het protocol bij de kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Mongolië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/950 van de Commissie van 15 juni 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur voor de werkzame stoffen 2,4-DB, beta-cyfluthrin, carfentrazone-ethyl, Coniothyrium minitans stam CON/M/91-08 (DSM 9660), cyazofamide, deltamethrin, dimethenamid-P, ethofumesaat, fenamidone, flufenacet, flurtamone, foramsulfuron, fosthiazaat, imazamox, iodosulfuron, iprodion, isoxaflutool, linuron, maleïnehydrazide, mesotrione, oxasulfuron, pendimethalin, picoxystrobin, silthiofam en trifloxystrobin ( 1 )

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/951 van de Commissie van 15 juni 2016 tot goedkeuring van de werkzame stof met een laag risico Trichoderma atroviride stam SC1, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 ( 1 )

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/952 van de Commissie van 15 juni 2016 tot goedkeuring van de werkzame stof met een laag risico Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

10

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/953 van de Commissie van 15 juni 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

14

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2016/954 van de Raad van 9 juni 2016 houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen

16

 

*

Besluit (EU) 2016/955 van de Europese Centrale Bank van 6 mei 2016 houdende wijziging van Besluit ECB/2013/54 betreffende accreditatieprocedures voor producenten van beveiligde euro-items en euro-items (ECB/2016/12)

19

 

*

Besluit (EU) 2016/956 van de Europese Centrale Bank van 7 juni 2016 tot wijziging van Besluit (EU) 2016/245 (ECB/2016/2) tot vaststelling van de regels inzake aanbesteding (ECB/2016/17)

21

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

16.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 159/1


BESLUIT (EU) 2016/949 VAN DE RAAD

van 6 juni 2016

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie en haar lidstaten, van het protocol bij de kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Mongolië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 207 en 209, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien de Akte van toetreding van de Republiek Kroatië, en met name artikel 6, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de Akte van toetreding van de Republiek Kroatië dient de toetreding van de Republiek Kroatië tot de kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Mongolië, anderzijds, te worden geregeld door de sluiting van een protocol bij de overeenkomst. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de Akte van toetreding moet een vereenvoudigde procedure voor een dergelijke toetreding worden toegepast, waarbij een protocol wordt gesloten door de Raad, handelend met eenparigheid van stemmen namens de lidstaten, en het betrokken derde land.

(2)

Op 14 september 2012 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen met de betrokken derde landen. De onderhandelingen met Mongolië zijn succesvol afgesloten middels een nota-verbaal met als datum 2 december 2014.

(3)

Het protocol dient te worden ondertekend onder voorbehoud van sluiting op een later tijdstip,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening, namens de Unie en haar lidstaten, van het protocol bij de kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Mongolië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (1), wordt goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting ervan.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het protocol, namens de Unie en haar lidstaten, te ondertekenen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 6 juni 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

H.G.J. KAMP


(1)  De tekst van het protocol wordt samen met het besluit betreffende de sluiting ervan bekendgemaakt.


VERORDENINGEN

16.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 159/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/950 VAN DE COMMISSIE

van 15 juni 2016

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur voor de werkzame stoffen 2,4-DB, beta-cyfluthrin, carfentrazone-ethyl, Coniothyrium minitans stam CON/M/91-08 (DSM 9660), cyazofamide, deltamethrin, dimethenamid-P, ethofumesaat, fenamidone, flufenacet, flurtamone, foramsulfuron, fosthiazaat, imazamox, iodosulfuron, iprodion, isoxaflutool, linuron, maleïnehydrazide, mesotrione, oxasulfuron, pendimethalin, picoxystrobin, silthiofam en trifloxystrobin

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 17, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (2) zijn de werkzame stoffen opgenomen die worden geacht krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 te zijn goedgekeurd.

(2)

De geldigheidsduur van de werkzame stoffen carfentrazone-ethyl, cyazofamide, ethofumesaat, fenamidone, foramsulfuron, imazamox, isoxaflutool, linuron, mesotrione, oxasulfuron, pendimethalin en trifloxystrobin is gewijzigd krachtens Verordening (EU) nr. 823/2012 van de Commissie (3). De goedkeuring van deze stoffen vervalt op 31 juli 2016.

(3)

De geldigheidsduur van de werkzame stoffen 2,4-DB, beta-cyfluthrin, Coniothyrium minitans stam CON/M/91-08 (DSM 9660), deltamethrin, dimethenamid-P, flufenacet, flurtamone, fosthiazaat, iodosulfuron, iprodion, maleïnehydrazide, picoxystrobin en silthiofam is gewijzigd krachtens Verordening (EU) nr. 823/2012. De goedkeuring van deze stoffen vervalt op 31 oktober 2016.

(4)

De aanvragen voor de verlenging van de geldigheid van die stoffen zijn ingediend in overeenstemming met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (4).

(5)

Aangezien de beoordeling van de stoffen is uitgesteld om redenen die de aanvragers niet verwijtbaar zijn, zal de goedkeuring van die werkzame stoffen waarschijnlijk vervallen voordat een besluit over de verlenging ervan is genomen. Daarom moet de geldigheidsduur voor die stoffen worden verlengd.

(6)

Gezien het doel van artikel 17, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal de Commissie, in gevallen waarin zij bij verordening bepaalt dat de goedkeuring van een in de bijlage bij deze verordening genoemde werkzame stof niet wordt verlengd omdat niet aan de criteria voor goedkeuring is voldaan, de vervaldatum vaststellen op dezelfde datum als vóór deze verordening of, indien dat later is, op de datum van inwerkingtreding van de verordening waarbij wordt bepaald dat de goedkeuring van de werkzame stof niet wordt verlengd. In gevallen waarin de Commissie bij verordening bepaalt dat de goedkeuring van een in de bijlage bij deze verordening genoemde werkzame stof wordt verlengd, zal de Commissie, wanneer dit aangewezen is, trachten om de vroegst mogelijke toepassingsdatum vast te stellen.

(7)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 823/2012 van de Commissie van 14 september 2012 tot afwijking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, wat betreft de geldigheidsduur van de goedkeuring voor de werkzame stoffen 2,4-DB, benzoëzuur, beta-cyfluthrin, carfentrazone-ethyl, Coniothyrium minitans stam CON/M/91-08 (DSM 9660), cyazofamide, cyfluthrin, deltamethrin, dimethenamid-P, ethofumesaat, ethoxysulfuron, fenamidone, flazasulfuron, flufenacet, flurtamone, foramsulfuron, fosthiazaat, imazamox, iodosulfuron, iprodion, isoxaflutool, linuron, maleïnehydrazide, mecoprop, mecoprop-P, mesosulfuron, mesotrione, oxadiargyl, oxasulfuron, pendimethalin, picoxystrobin, propiconazool, propineb, propoxycarbazon, propyzamide, pyraclostrobine, silthiofam, trifloxystrobin, warfarine en zoxamide (PB L 250 van 15.9.2012, blz. 13).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).


BIJLAGE

Deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 29, ethofumesaat, wordt de datum vervangen door „31 juli 2017”.

2)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 40, deltamethrin, wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.

3)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 41, imazamox, wordt de datum vervangen door „31 juli 2017”.

4)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 42, oxasulfuron, wordt de datum vervangen door „31 juli 2017”.

5)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 44, foramsulfuron, wordt de datum vervangen door „31 juli 2017”.

6)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 46, cyazofamide, wordt de datum vervangen door „31 juli 2017”.

7)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 47, 2,4-DB, wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.

8)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 48, beta-cyfluthrin, wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.

9)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 50, iprodion, wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.

10)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 51, linuron, wordt de datum vervangen door „31 juli 2017”.

11)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 52, maleïnehydrazide, wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.

12)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 53, pendimethalin, wordt de datum vervangen door „31 juli 2017”.

13)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 59, trifloxystrobin, wordt de datum vervangen door „31 juli 2017”.

14)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 60, carfentrazone-ethyl, wordt de datum vervangen door „31 juli 2017”.

15)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 61, mesotrione, wordt de datum vervangen door „31 juli 2017”.

16)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 62, fenamidone, wordt de datum vervangen door „31 juli 2017”.

17)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 63, isoxaflutool, wordt de datum vervangen door „31 juli 2017”.

18)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 64, flurtamone, wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.

19)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 65, flufenacet, wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.

20)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 66, iodosulfuron, wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.

21)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 67, dimethenamid-P, wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.

22)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 68, picoxystrobin, wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.

23)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 69, fosthiazaat, wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.

24)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 70, silthiofam, wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.

25)

In de zesde kolom, geldigheidsduur, van rij 71, Coniothyrium minitans stam CON/M/91-08 (DSM 9660), wordt de datum vervangen door „31 oktober 2017”.


16.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 159/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/951 VAN DE COMMISSIE

van 15 juni 2016

tot goedkeuring van de werkzame stof met een laag risico Trichoderma atroviride stam SC1, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 22, lid 1, in samenhang met artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 6 november 2012 heeft Frankrijk overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van BI-PA NV een aanvraag voor goedkeuring van de werkzame stof Trichoderma atroviride stam SC1 ontvangen. Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van die verordening heeft Frankrijk, als lidstaat-rapporteur, de Commissie op 5 februari 2013 op de hoogte gebracht van de ontvankelijkheid van de aanvraag.

(2)

Op 27 mei 2014 heeft de lidstaat-rapporteur een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend bij de Commissie, met kopie aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), waarin wordt beoordeeld of de werkzame stof naar verwachting beantwoordt aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(3)

De EFSA heeft zich aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 gehouden. Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft zij de aanvrager verzocht de lidstaten, de Commissie en EFSA aanvullende informatie te verstrekken. De beoordeling van de aanvullende informatie door de lidstaat-rapporteur is in februari 2015 bij EFSA ingediend in de vorm van een bijgewerkt ontwerpbeoordelingsverslag.

(4)

Op 21 april 2015 heeft EFSA aan de aanvrager, de lidstaten en de Commissie haar conclusie meegedeeld met betrekking tot de vraag of de werkzame stof Trichoderma atroviride stam SC1 naar verwachting zal voldoen aan de goedkeuringscriteria zoals vermeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 (2). EFSA heeft haar conclusie toegankelijk gemaakt voor het publiek.

(5)

Op 10 december 2015 heeft de Commissie aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders het evaluatieverslag voor Trichoderma atroviride stam SC1 en een ontwerpverordening betreffende de goedkeuring ervan voorgelegd.

(6)

De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen op het evaluatieverslag in te dienen.

(7)

Voor een of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat, en met name voor de gebruiksdoeleinden die zijn onderzocht en zijn opgenomen in het evaluatieverslag, is vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Aan deze goedkeuringscriteria wordt dus geacht te zijn voldaan. Daarom moet Trichoderma atroviride stam SC1 worden goedgekeurd.

(8)

De Commissie is bovendien van oordeel dat Trichoderma atroviride stam SC1 een werkzame stof met een laag risico is in de zin van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. Trichoderma atroviride stam SC1 is geen tot bezorgdheid aanleiding gevende stof en voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage II, punt 5, bij Verordening (EG) nr. 1107/2009. Trichoderma atroviride stam SC1 is een wilde stam die in Italië geïsoleerd werd uit rottend hazelarenhout. Het is niet pathogeen of virulent voor mens of dier. De bijkomende blootstelling van mensen, dieren en het milieu door de krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 goedgekeurde gebruiksdoeleinden is naar verwachting verwaarloosbaar in vergelijking met de verwachte blootstelling in realistische natuurlijke omstandigheden.

(9)

Daarom moet Trichoderma atroviride stam SC1 als stof met een laag risico worden goedgekeurd voor een periode van 15 jaar. Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (3) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van een werkzame stof met een laag risico

De in bijlage I gespecificeerde werkzame stof Trichoderma atroviride stam SC1 wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  EFSA Journal 2015;13(4):4092. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Trichoderma atroviride stam SC1

Volgnummer CBS 122089 in de collectie van het Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) in Utrecht, Nederland

CIPAC-nr.: 988

Niet van toepassing

minimale concentratie van 1 × 1010 CFU/g

6 juli 2016

6 juli 2031

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Trichoderma atroviride stam SC1 en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van gebruikers en werknemers, gelet op het feit dat micro-organismen als potentieel sensibiliserende stoffen worden beschouwd. De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

Tijdens het productieproces moet de producent de beheersing van de omgevingsomstandigheden en het kwaliteitscontroleproces door middel van analyses strikt waarborgen.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

Aan deel D van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

 

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (*)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„7

Trichoderma atroviride stam SC1

Volgnummer CBS 122089 in de collectie van het Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) in Utrecht, Nederland

CIPAC-nr.: 988

Niet van toepassing

minimale concentratie van 1 × 1010 CFU/g

6 juli 2016

6 juli 2031

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Trichoderma atroviride stam SC1, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van gebruikers en werknemers, gelet op het feit dat micro-organismen als potentieel sensibiliserende stoffen worden beschouwd. De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

Tijdens het productieproces moet de producent de beheersing van de omgevingsomstandigheden en het kwaliteitscontroleproces door middel van analyses strikt waarborgen.”


(*)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


16.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 159/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/952 VAN DE COMMISSIE

van 15 juni 2016

tot goedkeuring van de werkzame stof met een laag risico Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 22, lid 1, in samenhang met artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 9 april 2013 heeft Frankrijk overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van Agro-Levures et Dérivés een aanvraag voor de goedkeuring van de werkzame stof Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 ontvangen. Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van die verordening heeft Frankrijk, als lidstaat-rapporteur, de aanvrager, de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 15 oktober 2013 in kennis gesteld van de ontvankelijkheid van de aanvraag.

(2)

Op 4 december 2014 heeft de lidstaat-rapporteur een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend bij de Commissie, met kopie aan de EFSA, waarin wordt beoordeeld of de werkzame stof naar verwachting aan de goedkeuringscriteria zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal voldoen.

(3)

De EFSA heeft zich aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 gehouden. Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft zij de aanvrager verzocht de lidstaten, de Commissie en de EFSA aanvullende informatie te verstrekken. De beoordeling van de aanvullende informatie door de lidstaat-rapporteur werd op 14 september 2015 bij de EFSA ingediend in de vorm van een bijgewerkt ontwerpbeoordelingsverslag.

(4)

Op 3 december 2015 heeft de EFSA aan de aanvrager, de lidstaten en de Commissie haar conclusie meegedeeld met betrekking tot de vraag of de werkzame stof Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 naar verwachting voldoet aan de goedkeuringscriteria zoals vermeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 (2). De EFSA heeft haar conclusie ter beschikking gesteld van het publiek.

(5)

Op 7 maart 2016 heeft de Commissie aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders het evaluatieverslag voor Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 voorgelegd, alsook een ontwerpverordening waarin de goedkeuring van Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 als een werkzame stof met een laag risico wordt voorgesteld.

(6)

De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen op het evaluatieverslag in te dienen.

(7)

Met betrekking tot één of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat, en met name voor de gebruiksdoeleinden die zijn onderzocht en zijn opgenomen in het evaluatieverslag, is vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Aan deze goedkeuringscriteria wordt dus geacht te zijn voldaan. Het is derhalve passend Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 goed te keuren.

(8)

De Commissie is voorts van oordeel dat Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 een werkzame stof met een laag risico is in de zin van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 is geen tot bezorgdheid aanleiding gevende stof en voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage II, punt 5, van Verordening (EG) nr. 1107/2009. Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 is een van nature voorkomende gist die dikwijls in levensmiddelen wordt gebruikt en op grote schaal in het milieu voorkomt. De extra blootstelling van mensen, dieren en het milieu door de krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 goedgekeurde gebruiksdoeleinden is naar verwachting verwaarloosbaar in vergelijking met de verwachte blootstelling in realistische natuurlijke omstandigheden.

(9)

Het is derhalve passend Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 goed te keuren als stof met een laag risico voor een periode van 15 jaar. Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (3) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van een werkzame stof met een laag risico

De in bijlage I gespecificeerde werkzame stof Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  EFSA Journal 2015; 13(12):4322. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Saccharomyces cerevisiae stam LAS02

Volgnummer in de „Collection Nationale de Cultures de Microorganismes” (CNCM) van het Institut Pasteur CNCM I-3936

Niet van toepassing

Minimumconcentratie: 1 × 1013 CFU/kg

6 juli 2016

6 juli 2031

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Saccharomyces cerevisiae stam LAS02, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij deze algehele evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van gebruikers en werknemers, waarbij zij er rekening mee moeten houden dat Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 als een potentieel sensibiliserende stof moet worden beschouwd. De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

Tijdens het productieproces moet de producent de beheersing van de omgevingsomstandigheden en het kwaliteitscontroleproces door middel van analyses strikt waarborgen.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

Aan deel D van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (*)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„6

Saccharomyces cerevisiae stam LAS02

Volgnummer in de „Collection Nationale de Cultures de Microorganismes” (CNCM) van het Institut Pasteur CNCM I-3936

Niet van toepassing

Minimumconcentratie: 1 × 1013 CFU/kg

6 juli 2016

6 juli 2031

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Saccharomyces cerevisiae stam LAS02, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij deze algehele evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van gebruikers en werknemers, waarbij zij er rekening mee moeten houden dat Saccharomyces cerevisiae stam LAS02 als een potentieel sensibiliserende stof moet worden beschouwd. De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

Tijdens het productieproces moet de producent de beheersing van de omgevingsomstandigheden en het kwaliteitscontroleproces door middel van analyses strikt waarborgen.”


(*)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


16.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 159/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/953 VAN DE COMMISSIE

van 15 juni 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

119,0

TR

69,0

ZZ

94,0

0709 93 10

TR

147,7

ZZ

147,7

0805 50 10

AR

147,8

MA

179,9

TR

153,1

ZA

166,3

ZZ

161,8

0808 10 80

AR

124,3

BR

97,2

CL

130,5

CN

102,3

NZ

151,6

US

120,4

ZA

113,2

ZZ

119,9

0809 10 00

TR

262,4

ZZ

262,4

0809 29 00

TR

467,4

US

888,6

ZZ

678,0

0809 30 10 , 0809 30 90

TR

107,9

ZZ

107,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

16.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 159/16


BESLUIT (EU) 2016/954 VAN DE RAAD

van 9 juni 2016

houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 329, lid 1,

Gezien het verzoek van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, het Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Voor de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte moet de Unie maatregelen nemen in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen.

(2)

Overeenkomstig artikel 81 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), moeten die maatregelen onder meer de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor wetsconflicten beogen, met inbegrip van maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen.

(3)

Op 16 maart 2011 diende de Commissie een voorstel in voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en een voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

(4)

Op zijn bijeenkomst van 3 december 2015 concludeerde de Raad dat een Uniebrede overeenkomst over beide verordeningen niet binnen een redelijke termijn zou kunnen worden bereikt.

(5)

In die omstandigheden hebben vervolgens Malta, Kroatië en België bij brieven van respectievelijk 14 december 2015, 15 december 2015 en 17 december 2015 en Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Portugal, Slovenië en Zweden bij brieven van 18 december 2015 verzoeken aan de Commissie gericht waarin zij te kennen gaven dat zij onderling nauwere samenwerking wensten aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, en waarbij zij de Commissie verzochten aan de Raad een voorstel in die zin voor te leggen. De Tsjechische Republiek, Nederland, Bulgarije, Oostenrijk en Finland hebben bij brieven van respectievelijk 28 januari 2016, 2 februari 2016, 9 februari 2016, 16 februari 2016 en 26 februari 2016 dezelfde verzoeken aan de Commissie gericht. Bij brief van 18 maart 2016 heeft Cyprus aan de Commissie zijn wens te kennen gegeven aan de totstandbrenging van de nauwere samenwerking deel te nemen; Cyprus heeft deze wens nogmaals geuit tijdens de werkzaamheden van de Raad.In totaal hebben 18 lidstaten om een dergelijke nauwere samenwerking verzocht.

(6)

De nauwere samenwerking moet in de deelnemende lidstaten een duidelijk en allesomvattend rechtskader tot stand brengen op het gebied van vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, de burgers geschikte oplossingen aanreiken op het vlak van rechtszekerheid, voorspelbaarheid en flexibiliteit, en het verkeer van beslissingen en authentieke akten tussen de deelnemende lidstaten vergemakkelijken.

(7)

Overeenkomstig de verzoeken van de lidstaten om nauwere samenwerking aan te gaan, moeten twee materiële instrumenten deze nauwere samenwerking tot stand brengen, het ene betreffende huwelijksvermogensstelsels en het andere betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen. Om de volledige reikwijdte van de nauwere samenwerking op het gebied van de vermogensstelsels van internationale paren te beslaan en de non-discriminatie van burgers te garanderen, moeten de twee materiële uitvoeringshandelingen gelijktijdig worden aangenomen.

(8)

De voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 20 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en in de artikelen 326 tot en met 329 VWEU zijn vervuld.

(9)

Het betreffende gebied van de nauwere samenwerking, namelijk de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, behoort volgens artikel 81, lid 2, onder a) en c), en artikel 81, lid 3, VWEU tot de gebieden die onder de Verdragen vallen. Dit is geen gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt.

(10)

De voorwaarde van artikel 20, lid 2, VEU, namelijk dat slechts in laatste instantie nauwere samenwerking kan worden aangegaan, is vervuld, aangezien de Raad op 3 december 2015 heeft geconcludeerd dat de met de voorgestelde verordeningen beoogde doelen niet binnen een redelijke termijn door de Unie in haar geheel konden worden verwezenlijkt.

(11)

De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, beoogt de ontwikkeling van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen, alsmede de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor wetsconflicten. Zoals vereist door artikel 20, lid 1, VEU beoogt nauwere samenwerking de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie, de bescherming van haar belangen en de versterking van haar integratieproces.

(12)

De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, is conform met de Verdragen en het Unierecht en doet geen afbreuk aan de interne markt of de economische, sociale en territoriale samenhang. Zij vormt geen belemmering of discriminatie in de handel tussen de lidstaten en verstoort de mededinging tussen de lidstaten niet.

(13)

De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, is meer bepaald conform met het Unierecht inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, aangezien de nauwere samenwerking het acquis op dit gebied onverlet laat.

(14)

De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, eerbiedigt de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van de niet-deelnemende staten. De gemeenschappelijke regels in verband met bevoegdheid, wetsconflicten, erkenning en tenuitvoerlegging in de deelnemende lidstaten laten de regels van de niet-deelnemende lidstaten onverlet. De rechtbanken van de niet-deelnemende lidstaten blijven hun bestaande nationale regels toepassen voor het bepalen van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

(15)

Dit besluit eerbiedigt de beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name in de artikelen 9 en 21.

(16)

De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, staat overeenkomstig artikel 328 VWEU op elk moment open voor alle lidstaten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, het Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden worden gemachtigd onderling nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, door toepassing van de desbetreffende bepalingen van de Verdragen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 9 juni 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

G.A. VAN DER STEUR


(1)  Goedkeuring verleend op 7 juni 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).


16.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 159/19


BESLUIT (EU) 2016/955 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 6 mei 2016

houdende wijziging van Besluit ECB/2013/54 betreffende accreditatieprocedures voor producenten van beveiligde euro-items en euro-items (ECB/2016/12)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 128, lid 1,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name artikel 12.1, artikel 16 en artikel 34.3,

Gezien Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank van 23 september 1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4) (2),

Overwegende:

(1)

Artikel 128, lid 1, van het Verdrag en artikel 16 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank bepalen dat de Europese Centrale Bank (ECB) het alleenrecht heeft om machtiging te geven tot de uitgifte van eurobankbiljetten binnen de Unie. Dit recht omvat de bevoegdheid tot het nemen van maatregelen ter bescherming van de integriteit van eurobankbiljetten als betaalmiddel.

(2)

Na de inwerkingtreding van Besluit ECB/2013/54 (3) is duidelijk gebleken dat de ECB-bevoegdheid om in geval van niet-naleving passende en evenredige sancties op te leggen, waaronder financiële sancties, versterkt moet worden om alle scenario's af te dekken die sanctieoplegging zouden kunnen vereisen uit hoofde van artikel 20 van Besluit ECB/2013/54.

(3)

Besluit ECB/2013/54 moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging

Artikel 20 van Besluit ECB/2013/54 wordt als volgt vervangen:

„Artikel 20

Financiële sancties in geval van discrepanties met betrekking tot hoeveelheden eurobankbiljetten of eurobankbiljettenpapier

1.   Een producent die eurobankbiljettenpapier of eurobankbiljetten produceert, brengt de ECB in overeenstemming met de inhoudelijke beveiligingsvereisten op de hoogte van enige discrepantie met betrekking tot hoeveelheden eurobankbiljettenpapier of hoeveelheden van geheel of gedeeltelijk gedrukte eurobankbiljetten, die is geconstateerd tijdens een beveiligde euroactiviteit op zijn geaccrediteerde productielocatie.

2.   Indien zich tijdens een beveiligde euroactiviteit op de geaccrediteerde productielocatie een discrepantie voordoet met betrekking tot hoeveelheden eurobankbiljettenpapier of hoeveelheden van geheel of gedeeltelijk gedrukte eurobankbiljetten en de producent die discrepantie niet overeenkomstig de inhoudelijke beveiligingsvereisten behandelt, kan de ECB de producent een financiële sanctie opleggen.

3.   Bij de bepaling van het bedrag van de financiële sanctie wordt voor ieder geval rekening gehouden met de ernst van de discrepantie. Met name wordt rekening gehouden met de nominale waarde van de bankbiljetten die de discrepantie vormen en de ernst van de schending van de inhoudelijke beveiligingsvereisten. Indien deze nominale waarde hoger is dan 50 000 EUR legt de ECB de producent een financiële sanctie op ten belope van die nominale waarde, tenzij de omstandigheden van het geval een andere sanctieoplegging rechtvaardigen. Indien deze nominale waarde lager is dan 50 000 EUR legt de ECB de producent een sanctie op van 50 000 EUR, tenzij de omstandigheden van het geval de oplegging van een lagere sanctie rechtvaardigen. Een financiële sanctie zal in geen geval meer bedragen dan 500 000 EUR.

4.   Een financiële sanctie is slechts van toepassing indien een door de producent begane schending van de inhoudelijke beveiligingsvereisten duidelijk is vastgesteld. Besluiten met betrekking tot financiële sancties worden genomen in overeenstemming met de in Verordening (EG) nr. 2532/98 en Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank (ECB/1999/4) (*) vastgelegde procedures. In aanvulling op de financiële sancties kan de ECB een waarschuwingsbesluit vaststellen, dan wel een voorlopige accreditatie of accreditatie intrekken of schorsen.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag van notificatie aan de geadresseerden.

Het besluit is met ingang van 1 juni 2016 van toepassing.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit besluit richt zich tot de producenten van beveiligde euro-items en euro-items en tot de nationale centrale banken van eurogebiedlidstaten bij iedere voorraadcontrole, vernietigingscontrole of vervoercontrole die nationale centrale banken uitvoeren.

Gedaan te Frankfurt am Main, 6 mei 2016.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4.

(2)  PB L 264 van 12.10.1999, blz. 21.

(3)  Besluit ECB/2013/54 van de Europese Centrale Bank van 20 december 2013 betreffende accreditatieprocedures voor producenten van beveiligde euro-items en euro-items en tot wijziging van Besluit ECB/2008/3 (PB L 57 van 27.2.2014, blz. 29).


16.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 159/21


BESLUIT (EU) 2016/956 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 7 juni 2016

tot wijziging van Besluit (EU) 2016/245 (ECB/2016/2) tot vaststelling van de regels inzake aanbesteding (ECB/2016/17)

DE DIRECTIE VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name artikel 11.6,

Gezien Besluit ECB/2004/2 van 19 februari 2004 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (1), met name artikel 19,

Overwegende:

(1)

Omwille van de duidelijkheid moeten sommige in Besluit (EU) 2016/245 van de Europese Centrale Bank (ECB/2016/2) (2) vastgelegde regels nader uitgewerkt worden.

(2)

Besluit (EU) 2016/245 (ECB/2016/2) moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Besluit (EU) 2016/245 (ECB/2016/2) moet als volgt gewijzigd worden:

1)

In artikel 8 wordt lid 2 als volgt vervangen:

„2.   De ECB kan een contractant opdracht geven tot aanvullende producten, diensten of werken, ongeacht de waarde daarvan, mits de noodzakelijke wijzigingen aan de oorspronkelijke opdracht niet substantieel zijn.

Wijzigingen worden geacht substantieel te zijn indien zij de algehele aard van de opdracht veranderen, met name indien aan een of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de wijziging introduceert voorwaarden die, indien zij onderdeel van de oorspronkelijke aanbestedingsprocedure hadden uitgemaakt, het mogelijk hadden gemaakt dat andere kandidaten dan de oorspronkelijk geselecteerde kandidaten zouden zijn toegelaten, of dat een andere aanbesteding zou zijn aanvaard dan die oorspronkelijk was geaccepteerd of aanvullende deelnemers aan de aanbestedingsprocedure had aangetrokken;

b)

de wijziging verandert de economische balans van de opdracht in het voordeel van de contractant op een wijze die niet was voorzien in de oorspronkelijke opdracht;

c)

de wijziging verbreedt de reikwijdte van de opdracht aanzienlijk;

d)

een nieuwe contractant vervangt degene met wie de oorspronkelijke opdracht was afgesloten in gevallen anders dan voorzien in lid 4.

Wijzigingen worden geacht in alle omstandigheden niet substantieel te zijn indien hun cumulatieve waarde a) onder de in artikel 4, lid 3, beschreven drempelwaarde blijft, en b) onder 10 % van de oorspronkelijke waarde van opdrachten voor leveringen en diensten blijft of 15 % van de oorspronkelijke waarde van opdrachten voor werken.”.

2)

In artikel 11 wordt de laatste zin van lid 3 geschrapt.

3)

In artikel 12 wordt de laatste zin van lid 4 geschrapt.

4)

In artikel 24 wordt lid 1 geschrapt.

5)

In artikel 30 wordt lid 7 als volgt vervangen:

„7.   Indien een gegadigde of inschrijver, of een in verband met gegadigde of inschrijver staande onderneming, betrokken is geweest bij de voorbereiding van een aanbestedingsprocedure, bijvoorbeeld door het uitbrengen van advies over een aanbestedingsstrategie of door het ontwikkelen van specificaties, treft de ECB passende maatregelen om te garanderen dat mededinging niet vervalst wordt door de deelname van die gegadigde of inschrijver. De ECB kan de gegadigde of inschrijver uitsluiten van de procedure als dat voor dat doel nodig is. Voorafgaand aan de uitsluiting krijgt de gegadigde of de inschrijver de mogelijkheid te bewijzen dat zijn eerdere betrokkenheid de concurrentie niet vervalst.”.

6)

In artikel 35 wordt punt 3 als volgt vervangen:

„3.

De ECB selecteert de leveranciers die worden uitgenodigd om deel te nemen aan de inschrijvingsprocedure, hetzij uit de inschrijvers die zijn toegelaten tot een dynamisch aankoopsysteem, hetzij, indien een dergelijk systeem niet bestaat, uit een lijst van geschikte leveranciers die is opgemaakt na een oproep tot het indienen van een blijk van belangstelling. Indien een dergelijke lijst niet voorhanden is, selecteert de ECB naar eigen goeddunken de uit te nodigen leveranciers op basis van een gedegen marktanalyse, rekening houdend met mogelijke grensoverschrijdende belangstelling, de geschiktheid van de leveranciers en hun belangstelling voor deelname aan de procedure bevestigend. De marktanalyse kan een publicatie van de aanbesteding in een elektronisch aanbestedingssysteem bevatten. Als alternatief kan de ECB een aankondiging van opdracht op haar website of met behulp van andere geschikte media bekendmaken. In dat geval worden de voor deelname aan de inschrijvingsprocedure uitgenodigde leveranciers uitgekozen op basis van de ontvangen reacties. Andere leveranciers die aan dezelfde criteria voldoen, kunnen ook worden uitgenodigd voor deelname aan de inschrijvingsprocedure.”.

7)

In artikel 35 wordt punt 4 als volgt vervangen:

„4.

Indien de waarde van een in artikel 6, lid 2, bedoelde opdracht voor diensten exclusief btw hoger is dan of gelijk is aan 750 000 EUR, publiceert de ECB een aankondiging van opdracht in het Publicatieblad. De voor deelname aan de inschrijvingsprocedure uitgenodigde leveranciers worden uitgekozen op basis van de ontvangen reacties. Andere leveranciers die aan dezelfde criteria voldoen, kunnen ook worden uitgenodigd voor deelname aan de inschrijvingsprocedure.”.

8)

In artikel 41 wordt de eerste volzin van lid 2 vervangen door:

„Aanbestedingsprocedures die waren gestart voordat dit besluit in werking trad, worden voltooid in overeenstemming met Besluit ECB/2007/5.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt op 1 juli 2016 in werking.

Gedaan te Frankfurt am Main, 7 juni 2016.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 80 van 18.3.2004, blz. 33.

(2)  Besluit (EU) 2016/245 van de Europese Centrale Bank van 9 februari 2016 tot vaststelling van de regels inzake aanbesteding (ECB/2016/2) (PB L 45 van 20.2.2016, blz. 15).