ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 153

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
10 juni 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2016/907 van de Raad van 9 juni 2016 tot intrekking van Verordening (EG) nr. 174/2005 tot instelling van beperkingen op het leveren van bijstand in verband met militaire activiteiten aan Ivoorkust en Verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/908 van de Commissie van 26 februari 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende de criteria, de procedure en de vereisten voor de vaststelling van een geaccepteerde marktpraktijk en de voorwaarden voor het handhaven, stopzetten of wijzigen van de acceptatievoorwaarden daarvan ( 1 )

3

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/909 van de Commissie van 1 maart 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische reguleringsnormen voor de inhoud van bij de bevoegde autoriteiten in te dienen kennisgevingen en het opstellen, openbaar maken en bijhouden van de lijst van kennisgevingen ( 1 )

13

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/910 van de Commissie van 9 juni 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft

23

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/911 van de Commissie van 9 juni 2016 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de vorm en de inhoud van de beschrijving van overeenkomsten voor financiële steun binnen de groep in overeenstemming met Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen ( 1 )

25

 

*

Verordening (EU) 2016/912 van de Commissie van 9 juni 2016 tot rectificatie van Verordening (EU) nr. 1303/2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende veiligheid in spoorwegtunnels van het spoorwegsysteem in de Europese Unie ( 1 )

28

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/913 van de Commissie van 9 juni 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

29

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/914 van de Commissie van 9 juni 2016 inzake de maximumaankoopprijs voor mageremelkpoeder voor de eerste bijzondere inschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/826 geopende openbare inschrijving

31

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2016/915 van de Raad van 30 mei 2016 inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen over een internationaal instrument dat moet worden opgesteld binnen de organen van de ICAO en dat tot doel heeft vanaf 2020 één mondiale marktgebaseerde maatregel toe te passen om de emissies van de internationale luchtvaart aan te pakken

32

 

*

Besluit (EU) 2016/916 van de Raad van 6 juni 2016 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (Begrotingsonderdeel 02 03 01)

35

 

*

Besluit (GBVB) 2016/917 van de Raad van 9 juni 2016 tot intrekking van Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

38

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

10.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/1


VERORDENING (EU) 2016/907 VAN DE RAAD

van 9 juni 2016

tot intrekking van Verordening (EG) nr. 174/2005 tot instelling van beperkingen op het leveren van bijstand in verband met militaire activiteiten aan Ivoorkust en Verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit (GBVB) 2016/917 van de Raad van 9 juni 2016 tot intrekking van Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 april 2016 heeft de VN-Veiligheidsraad UNSCR 2283 (2016) tot onmiddellijke opheffing van alle VN-sancties tegen Ivoorkust vastgesteld.

(2)

Op 29 oktober 2010 heeft de Raad Gemeenschappelijk standpunt 2004/852/GBVB ingetrokken (2).

(3)

Op 9 juni 2016 heeft de Raad Besluit 2010/656/GBVB (3) ingetrokken.

(4)

Bijgevolg moeten Verordeningen (EG) nr. 174/2005 (4) en (EG) nr. 560/2005 van de Raad (5) worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 174/2005 en Verordening (EG) nr. 560/2005 worden ingetrokken.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 9 juni 2016.,

Voor de Raad

De voorzitter

G.A. VAN DER STEUR


(1)  Zie bladzijde 38 van dit Publicatieblad.

(2)  Gemeenschappelijk Standpunt 2004/852/GBVB van de Raad van 13 december 2004 betreffende beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (PB L 368 van 15.12.2004, blz. 50).

(3)  Besluit 2010/656/GBVB van de Raad van 29 oktober 2010 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (PB L 285 van 30.10.2010, blz. 28).

(4)  Verordening (EG) nr. 174/2005 van de Raad van 31 januari 2005 tot instelling van beperkingen op het leveren van bijstand in verband met militaire activiteiten aan Ivoorkust (PB L 29 van 2.2.2005, blz. 5).

(5)  Verordening (EG) nr. 560/2005 van de Raad van 12 april 2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust (PB L 95 van 14.4.2005, blz. 1).


10.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/3


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/908 VAN DE COMMISSIE

van 26 februari 2016

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende de criteria, de procedure en de vereisten voor de vaststelling van een geaccepteerde marktpraktijk en de voorwaarden voor het handhaven, stopzetten of wijzigen van de acceptatievoorwaarden daarvan

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (1), en met name artikel 13, lid 7, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De specificatie van gemeenschappelijke criteria, procedures en vereisten moet bijdragen tot de ontwikkeling van eenvormige regelingen in de sfeer van geaccepteerde marktpraktijken, het rechtskader verduidelijken op grond waarvan deze praktijken zijn toegestaan, en een eerlijk en efficiënt gedrag van marktdeelnemers in de hand werken. Dit zou ook de ordelijke marktwerking en de marktintegriteit ten goede moeten komen.

(2)

Om te voorkomen dat geaccepteerde marktpraktijken innovatie en de voortgaande dynamische ontwikkeling van financiële markten ondermijnen, mogen nieuwe of opkomende markttendensen die in nieuwe marktpraktijken kunnen resulteren, niet automatisch onaanvaardbaar worden geacht door de bevoegde autoriteiten. De betrokken bevoegde autoriteiten moeten daarentegen nagaan of dergelijke marktpraktijken aan de in deze verordening en in Verordening (EU) nr. 596/2014 vastgelegde criteria voldoen.

(3)

Geaccepteerde marktpraktijken moeten op zodanige wijze worden verricht dat de marktintegriteit en de bescherming van de belegger worden gegarandeerd, zonder dat er risico's voor andere marktdeelnemers en andere betrokken markten ontstaan. Er dient derhalve de nodige aandacht te worden geschonken aan transparantie en aan de voorwaarden die gelden voor de marktpraktijken die voor aanmerking als geaccepteerde marktpraktijken worden voorgesteld. Bij het beoordelen in hoeverre de marktpraktijken die als geaccepteerde marktpraktijken worden voorgesteld transparant zijn voor zowel het publiek als de bevoegde autoriteiten, moeten de bevoegde autoriteiten de diverse stadia in ogenschouw nemen die bij het verrichten van de potentiële geaccepteerde marktpraktijken worden doorlopen. Het verdient bijgevolg ook aanbeveling specifieke transparantievereisten vast te stellen voor die stadia, namelijk voordat de geaccepteerde marktpraktijk door marktdeelnemers wordt verricht, tijdens het verrichten ervan, en wanneer de marktdeelnemers de geaccepteerde marktpraktijk staken.

(4)

De soort en aard van de marktpraktijken die door de bevoegde autoriteiten als geaccepteerde marktpraktijken kunnen worden vastgesteld, kunnen verschillen. Bij de vaststelling van een marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk dient een bevoegde autoriteit na te gaan of de frequentie van informatieverstrekking die wordt geëist van alle personen die de praktijk zullen verrichten, aangepast is aan en passend is voor de beschouwde marktpraktijk. Bij de vaststelling van de frequentie van informatieverstrekking moet worden gestreefd naar een evenwicht tussen, enerzijds, de noodzaak het publiek te informeren en de bevoegde autoriteit van de nodige informatie voor het uitoefenen van permanente controle te voorzien, en, anderzijds, de lasten die de periodieke informatieverstrekking meebrengt voor degenen die de geaccepteerde marktpraktijk verrichten. Bij het beoordelen van een marktpraktijk die buiten een handelsplatform mag worden verricht, moeten de bevoegde autoriteiten bovendien onderzoeken of aan het vereiste van een significante mate van markttransparantie is voldaan.

(5)

De bevoegde autoriteiten die een marktpraktijk hebben geaccepteerd, moeten erop toezien dat deze afdoende en met de nodige zorgvuldigheid wordt gemonitord. Daarom moet van personen die de marktpraktijk verrichten, worden verlangd dat zij voldoende gegevens over alle uitgevoerde transacties en orders bijhouden opdat de bevoegde autoriteiten hun toezichtstaken kunnen vervullen en tevens de handhavingsmaatregelen kunnen uitvoeren waarin Verordening (EU) nr. 596/2014 voorziet. Het is ook van het grootste belang dat hun activiteit die met het verrichten van de marktpraktijk verband houdt, kan worden onderscheiden van de overige handelsactiviteiten die zij voor eigen rekening of voor rekening van cliënten verrichten. Dit doel kan worden verwezenlijkt via het bijhouden van aparte rekeningen.

(6)

De status van de entiteit die de geaccepteerde marktpraktijk verricht, is een element dat bijzondere aandacht verdient, vooral wanneer die entiteit optreedt namens of voor rekening van een andere persoon die de directe begunstigde van de marktpraktijk is. De bevoegde autoriteiten moeten beoordelen of het voor de acceptatie van de beschouwde marktpraktijk in kwestie relevant is dat deze door een onder toezicht staande persoon wordt verricht.

(7)

Bij de beoordeling van de impact op de liquiditeit en doeltreffendheid van de markt van de marktpraktijken die voor aanmerking als geaccepteerde marktpraktijken worden voorgesteld, moeten de bevoegde autoriteiten met het doel van de marktpraktijken rekening houden, bijvoorbeeld of de marktpraktijken in een bepaalde omstandigheid tot doel hebben regelmatige handel in illiquide financiële instrumenten te stimuleren, oneigenlijke schaarsten (abusive squeezes) te vermijden, prijzen af te geven wanneer het risico bestaat dat er geen tegenpartijen voor een transactie zijn, dan wel ordelijke handelsactiviteiten te bevorderen ingeval een deelnemer een machtspositie heeft. Wat de prijzen betreft, kan het doel er ook in bestaan de prijsschommelingen als gevolg van buitensporige spreads en een zwakke vraag naar of een gering aanbod van een financieel instrument tot een minimum te beperken zonder aan een markttendens afbreuk te doen, de prijstransparantie te verzekeren, dan wel een correcte inschatting te vergemakkelijken van prijzen op markten waar de meeste transacties buiten een handelsplatform plaatsvinden.

(8)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd.

(9)

De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en heeft het advies van de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen.

(10)

Teneinde de goede werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat deze verordening met spoed in werking treedt en dat de bepalingen van deze verordening vanaf dezelfde datum van toepassing zijn als de bepalingen van Verordening (EU) nr. 596/2014,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALING

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „onder toezicht staande personen” het volgende verstaan:

a)

beleggingsondernemingen waaraan overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) vergunning is verleend;

b)

kredietinstellingen waaraan overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) vergunning is verleend;

c)

financiële tegenpartijen als omschreven in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5);

d)

personen die onderworpen zijn aan een vergunningsplicht, organisatorische vereisten en toezicht door een „bevoegde financiële autoriteit” of „nationale regulerende instantie” als omschreven in Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6);

e)

personen die onderworpen zijn aan een vergunningsplicht, organisatorische vereisten en toezicht door bevoegde autoriteiten, regulatoren of agentschappen verantwoordelijk voor contante of derivatenmarkten voor grondstoffen;

f)

exploitanten met nalevingsverplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten.

HOOFDSTUK II

GEACCEPTEERDE MARKTPRAKTIJKEN

AFDELING 1

Vaststelling van een geaccepteerde marktpraktijk

Artikel 2

Algemene vereisten

1.   Alvorens een marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk vast te stellen, doen de bevoegde autoriteiten het volgende:

a)

de marktpraktijk toetsen aan elk van de in artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 vermelde criteria, die nader zijn omschreven in afdeling 2 van dit hoofdstuk;

b)

met relevante organen, met inbegrip van ten minste vertegenwoordigers van uitgevende instellingen, beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, beleggers, deelnemers aan de emissierechtenmarkt, marktexploitanten die een multilaterale handelsfaciliteit (MTF) of een georganiseerde handelsfaciliteit (OTF) exploiteren en exploitanten van een gereglementeerde markt, en andere autoriteiten, voor zover dienstig, overleg plegen over de vraag of het passend is dat een bepaalde marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk wordt vastgesteld.

2.   Bevoegde autoriteiten die voornemens zijn een marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk vast te stellen, stellen ESMA en de andere bevoegde autoriteiten volgens de procedure van afdeling 3 van dat voornemen in kennis, met gebruikmaking van de template in de bijlage.

3.   Ingeval bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) nr. 596/2014 en deze verordening een marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk vaststellen, gaan zij over tot de openbaarmaking op hun website van het besluit tot vaststelling van de betrokken marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk, alsook van een beschrijving van de geaccepteerde marktpraktijk in kwestie, met gebruikmaking van de in de bijlage opgenomen template waarin de volgende informatie is vermeld:

a)

een beschrijving van de soorten personen die de geaccepteerde marktpraktijk mogen verrichten;

b)

een beschrijving van de soorten personen of groep van personen die van het verrichten van de geaccepteerde marktpraktijk kunnen profiteren, ofwel door deze direct te verrichten, ofwel door het aanwijzen van een andere persoon die de geaccepteerde marktpraktijk verricht (hierna de „begunstigde” genoemd);

c)

een beschrijving van het type financieel instrument waarop de geaccepteerde marktpraktijk betrekking heeft;

d)

een indicatie of de geaccepteerde marktpraktijk gedurende een bepaalde periode kan worden verricht en een beschrijving van situaties of voorwaarden die tot een tijdelijke onderbreking, opschorting of stopzetting van de praktijk leiden.

De in de eerste alinea, onder a), bedoelde personen zijn verantwoordelijk voor elke handelsbeslissing, inclusief de indiening van een order, de annulering of wijziging van een order, en het sluiten van een transactie, dan wel voor de uitvoering van transacties die met de geaccepteerde marktpraktijk samenhangen.

AFDELING 2

Specificatie van de in aanmerking te nemen criteria voor de vaststelling van geaccepteerde marktpraktijken

Artikel 3

Transparantie

1.   Om uit te maken of een marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk kan worden vastgesteld en of deze aan het criterium van artikel 13, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 596/2014 voldoet, gaan de bevoegde autoriteiten na of de marktpraktijk waarborgt dat de volgende informatie openbaar wordt gemaakt:

a)

voordat een marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk wordt verricht:

i)

de identiteit van de begunstigden en van de personen die deze zullen verrichten en van degene die verantwoordelijk is om aan de transparantievereisten van de punten b) en c) van deze alinea te voldoen;

ii)

de identificatie van de financiële instrumenten in verband waarmee de geaccepteerde marktpraktijk zal worden verricht;

iii)

de periode waarin de geaccepteerde marktpraktijk zal worden verricht en de situaties of voorwaarden die tot een tijdelijke onderbreking, opschorting of stopzetting van het verrichten ervan leiden;

iv)

de identificatie van de handelsplatformen waarop de geaccepteerde marktpraktijk zal worden verricht en, in voorkomend geval, een indicatie van de mogelijkheid om transacties buiten een handelsplatform uit te voeren;

v)

de vermelding van het maximumbedrag aan contanten en van het aantal financiële instrumenten die aan het verrichten van de geaccepteerde marktpraktijk zijn toegewezen, indien van toepassing;

b)

zodra de marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk wordt verricht:

i)

periodiek, nadere bijzonderheden over de handelsactiviteit die met het verrichten van de geaccepteerde marktpraktijk verband houdt, zoals het aantal uitgevoerde transacties, het verhandelde volume, de gemiddelde omvang van de transacties en de gemiddelde spreads en prijzen van uitgevoerde transacties;

ii)

alle wijzigingen in eerder openbaar gemaakte informatie over de geaccepteerde marktpraktijk, met inbegrip van wijzigingen in de beschikbare middelen in de vorm van contanten en financiële instrumenten, wijzigingen in de identiteit van de personen die de geaccepteerde marktpraktijk verrichten, en alle wijzigingen in de toewijzing van contanten of financiële instrumenten in de rekeningen van de begunstigde en van de personen die de geaccepteerde marktpraktijk verrichten;

c)

wanneer de marktpraktijk op initiatief van de persoon die deze verricht, van de begunstigde of van beiden niet meer als een geaccepteerde marktpraktijk wordt verricht:

i)

het feit dat het verrichten van de geaccepteerde marktpraktijk is gestaakt;

ii)

een beschrijving van de wijze waarop de geaccepteerde marktpraktijk is verricht;

iii)

de redenen of oorzaken van de staking van het verrichten van de geaccepteerde marktpraktijk.

Voor de toepassing van punt b), onder i), kunnen dagelijks geaggregeerde gegevens met betrekking tot de toepasselijke informatiecategorieën aanvaardbaar zijn indien in het kader van één enkele handelssessie meerdere transacties worden verricht.

2.   Om uit te maken of een marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk kan worden vastgesteld en of deze aan het criterium van artikel 13, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 596/2014 voldoet, gaan de bevoegde autoriteiten na of de marktpraktijk waarborgt dat hun de volgende informatie wordt meegedeeld:

a)

voordat een marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk wordt verricht, de regelingen of contracten tussen de geïdentificeerde begunstigden en de personen die de marktpraktijk zullen verrichten zodra deze als een geaccepteerde marktpraktijk is vastgesteld indien dergelijke regelingen of contracten vereist zijn voor het verrichten ervan;

b)

zodra de marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk wordt verricht, een periodiek verslag aan de bevoegde autoriteit met bijzonderheden over de uitgevoerde transacties en over de werking van eventuele regelingen of contracten tussen de begunstigde en de personen die de geaccepteerde marktpraktijk verrichten.

Artikel 4

Veiligstelling van de werking van de marktkrachten en de goede interactie tussen de vraag- en aanbodkrachten

1.   Om uit te maken of een marktpraktijk die als vast te stellen geaccepteerde marktpraktijk wordt voorgesteld aan het criterium van artikel 13, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 596/2014 voldoet, gaan de bevoegde autoriteiten na of de marktpraktijk de mogelijkheden voor andere marktdeelnemers beperkt om op transacties te reageren. De bevoegde autoriteiten onderzoeken ook ten minste de volgende criteria met betrekking tot de soorten personen die de marktpraktijk zullen verrichten zodra deze als een geaccepteerde marktpraktijk is vastgesteld:

a)

of het onder toezicht staande personen betreft;

b)

of het leden betreft van een handelsplatform waarop de geaccepteerde marktpraktijk zal worden verricht;

c)

of zij op zodanige wijze gegevens bijhouden over met de verrichte marktpraktijk verband houdende orders en transacties dat deze praktijk gemakkelijk van andere handelsactiviteiten kan worden onderscheiden, inclusief via het bijhouden van aparte rekeningen voor het verrichten van de geaccepteerde marktpraktijk, met name om aan te tonen dat de ingevoerde orders apart en individueel zijn geboekt zonder dat orders van meerdere cliënten zijn geaggregeerd;

d)

of zij in specifieke interne procedures hebben voorzien die het mogelijk maken:

i)

de met de marktpraktijk verband houdende activiteiten onmiddellijk te identificeren;

ii)

de gegevens over de orders en transactie in kwestie op verzoek direct ter beschikking te stellen van de bevoegde autoriteit;

e)

of zij over de vereiste nalevings- en auditmiddelen beschikken om de naleving van de aan de geaccepteerde marktpraktijk gestelde voorwaarden te monitoren en te waarborgen;

f)

of zij de onder c) genoemde gegevens gedurende een periode van ten minste vijf jaar bewaren.

2.   De bevoegde autoriteiten onderzoeken in hoeverre voor de marktpraktijk een ex ante lijst van handelsvoorwaarden met het oog op het verrichten ervan als geaccepteerde marktpraktijk is vastgesteld, met inbegrip van prijzen, volumes en positielimieten.

3.   De bevoegde autoriteiten gaan na in hoeverre de marktpraktijk en de regeling of het contract voor het verrichten ervan:

a)

de persoon die de geaccepteerde marktpraktijk verricht in staat stelt onafhankelijk van de begunstigde op te treden zonder dat er sprake is van instructies, informatie of invloed van de begunstigde wat betreft de wijze waarop transacties moeten worden uitgevoerd;

b)

het mogelijk maakt belangenconflicten te vermijden tussen de begunstigde en de cliënten van de persoon die de geaccepteerde marktpraktijk verricht.

Artikel 5

Impact op de liquiditeit en doeltreffendheid van de markt

Om uit te maken of een marktpraktijk die als vast te stellen geaccepteerde marktpraktijk wordt voorgesteld aan het criterium van artikel 13, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 596/2014 voldoet, beoordelen de bevoegde autoriteiten de impact van de marktpraktijk op ten minste de volgende elementen:

a)

verhandeld volume;

b)

aantal orders in het orderboek (orderdiepte);

c)

uitvoeringssnelheid van de transacties;

d)

volumegewogen gemiddelde prijs van de dagelijkse sluitingsprijs van één enkele sessie;

e)

verschil tussen bied- en laatkoersen, alsook prijsfluctuatie en -volatiliteit;

f)

regelmaat van noteringen of transacties.

Artikel 6

Impact op de goede werking van de markt

1.   Om uit te maken of een marktpraktijk die als vast te stellen geaccepteerde marktpraktijk wordt voorgesteld aan het criterium van artikel 13, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 596/2014 voldoet, houden de bevoegde autoriteiten rekening met de volgende elementen:

a)

de mogelijkheid dat de marktpraktijk de prijsvormingsprocessen op een handelsplatform beïnvloedt;

b)

in hoeverre de marktpraktijk de evaluatie van prijzen en orders in het orderboek kan vergemakkelijken, en of de uit te voeren transacties of in te voeren orders voor het verrichten van de marktpraktijk als een geaccepteerde marktpraktijk niet indruisen tegen de handelsregels van het desbetreffende handelsplatform;

c)

de wijze waarop de in artikel 3 genoemde informatie openbaar wordt gemaakt, inclusief of deze informatie op de website van het betrokken handelsplatform wordt bekendgemaakt en, in voorkomend geval, of deze gelijktijdig op de websites van de begunstigden wordt vrijgegeven;

d)

in hoeverre voor de marktpraktijk een ex ante lijst is vastgesteld van situaties waarin of voorwaarden waaronder het verrichten ervan als geaccepteerde marktpraktijk tijdelijk wordt opgeschort of beperkt, met vermelding van onder meer bijzondere handelsperioden of -fasen, zoals veilingfasen, overnames, beursintroducties, kapitaalverhogingen en secundaire aanbiedingen.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), wordt ook rekening gehouden met een marktpraktijk waarbij transacties en orders in realtime worden gemonitord door de marktexploitant, dan wel door de beleggingsonderneming of marktexploitant die een MTF of een OTF exploiteert.

2.   De bevoegde autoriteiten gaan na in hoeverre een marktpraktijk het mogelijk maakt:

a)

met het verrichten van de marktpraktijk verband houdende orders in te dienen en uit te voeren tijdens de openings- of slotveiling van een handelssessie;

b)

met het verrichten van de marktpraktijk verband houdende orders in te voeren of uit te voeren tijdens perioden waarin stabilisatie- en terugkooptransacties worden uitgevoerd.

Artikel 7

Risico's voor de integriteit van de betrokken markten

Om uit te maken of een marktpraktijk die als vast te stellen geaccepteerde marktpraktijk wordt voorgesteld aan het criterium van artikel 13, lid 2, onder e), van Verordening (EU) nr. 596/2014 voldoet, gaan de bevoegde autoriteiten na:

a)

of de met het verrichten van de marktpraktijk verband houdende transacties zodra deze als een geaccepteerde marktpraktijk is vastgesteld, regelmatig aan de bevoegde autoriteiten zullen worden gerapporteerd;

b)

of de aan het verrichten van de geaccepteerde marktpraktijk toe te wijzen middelen (contanten of financiële instrumenten) evenredig en in verhouding zijn met de doelstellingen van de geaccepteerde marktpraktijk zelf;

c)

de aard en omvang van de compensatie voor diensten die in het kader van het verrichten van een geaccepteerde marktpraktijk worden verleend, en of die compensatie als een vast bedrag is vastgesteld; ingeval een variabele compensatie wordt voorgesteld, mag deze niet leiden tot gedrag dat schadelijk kan zijn voor de marktintegriteit of voor de ordelijke werking van de markt en is deze compensatie tevens beschikbaar voor toetsing door de bevoegde autoriteit;

d)

of de soorten personen die de geaccepteerde marktpraktijk zullen verrichten, in voorkomend geval voor de beschouwde markt, zorgen voor een afdoende scheiding tussen de activa die voor het verrichten van de geaccepteerde marktpraktijk zijn bestemd en de eventuele activa van hun cliënten of hun eigen activa;

e)

of de respectieve taken van de begunstigden en van de personen die de geaccepteerde marktpraktijk verrichten, dan wel, in voorkomend geval, de door hen gedeelde taken duidelijk zijn omschreven;

f)

of de soorten personen die de geaccepteerde marktpraktijk zullen verrichten, beschikken over een organisatiestructuur en adequate interne regelingen om te garanderen dat de met een geaccepteerde marktpraktijk verband houdende transactiebeslissingen geheim blijven voor andere eenheden binnen die persoon en onafhankelijk blijven van van cliënten ontvangen handelsorders, het portefeuillebeheer of orders voor eigen rekening;

g)

of er sprake is van een adequaat rapportageproces tussen de begunstigde en de persoon die de geaccepteerde marktpraktijk zal verrichten, zodat de nodige informatie kan worden uitgewisseld om hun respectieve wettelijke of contractuele verplichtingen na te komen, indien van toepassing.

Artikel 8

Onderzoek naar de marktpraktijk

Om uit te maken of een marktpraktijk die als vast te stellen geaccepteerde marktpraktijk wordt voorgesteld aan het criterium van artikel 13, lid 2, onder f), van Verordening (EU) nr. 596/2014 voldoet, houden de bevoegde autoriteiten in het bijzonder rekening met het resultaat van eventueel onderzoek naar de door hen gemonitorde markten die de vast te stellen geaccepteerde marktpraktijk in vraag kan stellen.

Artikel 9

Structurele kenmerken van de markt

Teneinde overeenkomstig artikel 13, lid 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 596/2014 rekening te houden met de mate waarin niet-professionele beleggers op de betrokken markt actief zijn, beoordelen de bevoegde autoriteiten ten minste:

a)

het effect dat de marktpraktijk kan hebben op de belangen van niet-professionele beleggers ingeval de marktpraktijk betrekking heeft op financiële instrumenten die worden verhandeld op markten waarop niet-professionele beleggers actief zijn;

b)

of de marktpraktijk de kans doet toenemen dat niet-professionele beleggers tegenpartijen vinden voor financiële instrumenten met een lage liquiditeit, zonder dat de door hen gedragen risico's toenemen.

AFDELING 3

Procedures

Artikel 10

Kennisgeving van het voornemen om een geaccepteerde marktpraktijk vast te stellen

1.   Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 596/2014 stellen de bevoegde autoriteiten ESMA en de andere bevoegde autoriteiten gelijktijdig per post of e-mail in kennis van hun voornemen om een geaccepteerde marktpraktijk vast te stellen met behulp van een vooraf gemaakte lijst van contactpunten die moet worden opgesteld en regelmatig moet worden bijgewerkt door de bevoegde autoriteiten en ESMA.

2.   De in lid 1 bedoelde kennisgeving bevat de volgende elementen:

a)

een verklaring waarin melding wordt gemaakt van het voornemen om een geaccepteerde marktpraktijk vast te stellen, met inbegrip van de verwachte datum van vaststelling;

b)

de identificatie van de kennisgevende bevoegde autoriteit en de contactgegevens van de contactperso(o)n(en) binnen die bevoegde autoriteit (naam, telefoonnummer en e-mailadres op het werk, titel);

c)

een gedetailleerde beschrijving van de marktpraktijk met vermelding van:

i)

de identificatie van de soorten financiële instrumenten en handelsplatformen waarop de geaccepteerde marktpraktijk zal worden verricht;

ii)

de soorten personen die de geaccepteerde marktpraktijk kunnen verrichten;

iii)

het type begunstigden;

iv)

een indicatie of de marktpraktijk gedurende een bepaalde periode kan worden verricht, alsook van de situaties of voorwaarden die tot een tijdelijke onderbreking, opschorting of stopzetting van de praktijk leiden;

d)

de reden waarom de praktijk marktmanipulatie in de zin van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 596/2014 kan vormen;

e)

de bijzonderheden van de overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 verrichte toetsing.

3.   De in lid 1 bedoelde kennisgeving bevat de tabel voor de toetsing van een voorgestelde marktpraktijk die met gebruikmaking van de template in de bijlage is opgesteld.

Artikel 11

ESMA-advies

1.   Na ontvangst van de in artikel 13, lid 4, van Verordening (EU) nr. 596/2014 bedoelde kennisgeving en vóór het uitbrengen van het bij genoemd lid vereiste advies start ESMA, op eigen initiatief of op verzoek van een bevoegde autoriteit, een procedure om de kennisgevende bevoegde autoriteit in kennis te stellen van eventuele voorlopige opmerkingen, bedenkingen, verschillen van mening of verzoeken om verduidelijkingen betreffende de marktpraktijk waarvan kennis is gegeven. De kennisgevende bevoegde autoriteit kan ESMA nadere uitleg verstrekken over de marktpraktijk waarvan kennis is gegeven.

2.   Ingeval in de loop van de in lid 1 bedoelde procedure fundamentele of significante wijzigingen worden aangebracht die van invloed zijn op de grondslag of inhoud van de marktpraktijk waarvan kennis is gegeven, dan wel op de door de kennisgevende bevoegde autoriteit verrichte toetsing, wordt de procedure voor het uitbrengen van het ESMA-advies over de praktijk waarvan kennis is gegeven, gestaakt. In voorkomend geval start de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 596/2014 een nieuwe procedure voor de vaststelling van de gewijzigde praktijk als een geaccepteerde marktpraktijk.

AFDELING 4

Handhaving, wijziging en stopzetting van geaccepteerde marktpraktijken

Artikel 12

Beoordeling van een vastgestelde geaccepteerde marktpraktijk

1.   Bevoegde autoriteiten die geaccepteerde marktpraktijken hebben vastgesteld, beoordelen regelmatig, en ten minste eens in de twee jaar, of de in artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 en in afdeling 2 van dit hoofdstuk gestelde voorwaarden voor de vaststelling van de geaccepteerde marktpraktijk nog steeds zijn vervuld.

2.   In weerwil van de regelmatige beoordeling in overeenstemming met artikel 13, lid 8, van Verordening (EU) nr. 596/2014 wordt het in lid 1 bedoelde beoordelingsproces ook in gang gezet:

a)

wanneer een sanctie wordt opgelegd waarmee een vastgestelde geaccepteerde marktpraktijk is gemoeid;

b)

wanneer als gevolg van een belangrijke wijziging in de marktomgeving, als bedoeld in artikel 13, lid 8, van genoemde verordening, niet meer aan één of meer acceptatievoorwaarden van een vastgestelde praktijk is voldaan;

c)

wanneer een bevoegde autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat tegen Verordening (EU) nr. 596/2014 indruisende handelingen worden of zijn uitgevoerd door begunstigden van de geaccepteerde marktpraktijk of door personen die de geaccepteerde marktpraktijk verrichten.

3.   Ingeval de beoordeling uitwijst dat een vastgestelde geaccepteerde marktpraktijk niet meer aan de in afdeling 2 beschreven voorwaarden van de oorspronkelijke beoordeling van de bevoegde autoriteiten voldoet, stellen deze voor ofwel de acceptatievoorwaarden te wijzigen, ofwel de geaccepteerde marktpraktijk stop te zetten, rekening houdend met de criteria van artikel 13.

4.   De bevoegde autoriteiten stellen ESMA in kennis van de uitkomst van het beoordelingsproces, ook wanneer de geaccepteerde marktpraktijk ongewijzigd wordt gehandhaafd.

5.   Indien een bevoegde autoriteit voorstelt de acceptatievoorwaarden van een vastgestelde geaccepteerde marktpraktijk te wijzigen, neemt zij de vereisten van artikel 2 in acht.

6.   Indien een bevoegde autoriteit besluit een vastgestelde geaccepteerde marktpraktijk stop te zetten, maakt zij haar besluit openbaar en deelt zij dit, met vermelding van de datum van stopzetting, gelijktijdig aan alle andere bevoegde autoriteiten en ESMA mee met het oog op de actualisering van de overeenkomstig artikel 13, lid 9, van Verordening (EU) nr. 596/2014 door ESMA gepubliceerde lijst van geaccepteerde marktpraktijken.

Artikel 13

Criteria voor de wijziging of stopzetting van een vastgestelde geaccepteerde marktpraktijk

Bij het besluiten of een vastgestelde geaccepteerde marktpraktijk wordt stopgezet, dan wel of er wijzigingen in de acceptatievoorwaarden daarvan worden voorgesteld, houden de bevoegde autoriteiten rekening met het volgende:

a)

in hoeverre de begunstigden of de personen die de geaccepteerde marktpraktijk verrichten, de in het kader van die geaccepteerde marktpraktijk vastgestelde voorwaarden in acht hebben genomen;

b)

in hoeverre het gedrag van de begunstigden of van de personen die de geaccepteerde marktpraktijk verrichten, ertoe heeft geleid dat niet meer aan alle criteria van artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 is voldaan;

c)

in hoeverre marktdeelnemers gedurende een bepaalde periode niet van de geaccepteerde marktpraktijk hebben gebruikgemaakt;

d)

of een in artikel 13, lid 8, van Verordening (EU) nr. 596/2014 bedoelde belangrijke wijziging in de marktomgeving in kwestie ertoe leidt dat niet meer aan alle voorwaarden voor de vaststelling van de geaccepteerde marktpraktijk kan of hoeft te worden voldaan, met name rekening houdende met het volgende:

i)

of het doel van de geaccepteerde marktpraktijk onhaalbaar is geworden;

ii)

of de verdere gebruikmaking van de vastgestelde geaccepteerde marktpraktijk de integriteit of efficiëntie van de onder het toezicht van de bevoegde autoriteit staande markten negatief zou kunnen beïnvloeden;

e)

of er sprake is van een situatie die valt onder een algemene stopzettingsbepaling die in de vastgestelde geaccepteerde marktpraktijk zelf is opgenomen.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALING

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 3 juli 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 februari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(3)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(4)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(5)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).


BIJLAGE

Template voor kennisgeving van het voornemen om geaccepteerde marktpraktijken vast te stellen

Geaccepteerde marktpraktijk betreffende [benaming van de geaccepteerde marktpraktijk invullen]

Voorgestelde datum van vaststelling van de geaccepteerde marktpraktijk [de datum invullen waarop de kennisgevende bevoegde autoriteit voornemens is de geaccepteerde marktpraktijk vast te stellen]

Beschrijving van de geaccepteerde marktpraktijk

[tekst invoegen, waarin onder meer het volgende is vermeld: de categorieën financiële instrumenten ten aanzien waarvan en de handelsplatformen waarop de geaccepteerde marktpraktijk zal worden verricht; de soorten personen die de geaccepteerde marktpraktijk kunnen verrichten; het type begunstigden en een indicatie of de marktpraktijk gedurende een bepaalde periode kan worden verricht, alsook van de situaties of voorwaarden die tot een tijdelijke onderbreking, opschorting of stopzetting van de praktijk leiden]

Redenen waarom de praktijk marktmanipulatie kan inhouden

[tekst invoegen]

BEOORDELING

Lijst van in aanmerking genomen criteria

Conclusie van de bevoegde autoriteit en achterliggende redenering

a)

Mate van transparantie geboden aan de markt.

[tekst invoegen met de redenering voor dit criterium]

b)

Mate van veiligstelling van de werking van de marktkrachten en van de goede interactie tussen de vraag- en aanbodkrachten.

[tekst invoegen met de redenering voor dit criterium]

c)

Impact op de liquiditeit en doeltreffendheid van de markt.

[tekst invoegen met de redenering voor dit criterium]

d)

Het handelsmechanisme van de betrokken markt en de mogelijkheid voor marktdeelnemers om passend en tijdig te reageren op de nieuwe marktsituatie die door deze praktijk is ontstaan.

[tekst invoegen met de redenering voor dit criterium]

e)

Risico's voor de integriteit van direct of indirect betrokken, al dan niet gereglementeerde markten voor de financiële instrumenten in kwestie binnen de Unie.

[tekst invoegen met de redenering voor dit criterium]

f)

Resultaat van eventueel onderzoek naar de desbetreffende marktpraktijk door een bevoegde of enige andere autoriteit, in het bijzonder naar de vraag of die marktpraktijk inbreuk heeft gemaakt op regels of reglementen die marktmisbruik moeten voorkomen, of op gedragscodes, ongeacht of het, direct of indirect, de betrokken markt, dan wel betrokken markten binnen de Unie betreft.

[tekst invoegen met de redenering voor dit criterium]

g)

Structurele kenmerken van de betrokken markt, zoals onder meer het feit of deze al dan niet gereglementeerd is, de categorieën financiële instrumenten die erop worden verhandeld en de soorten marktdeelnemers, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met de mate waarin niet-professionele beleggers op de betrokken markt actief zijn.

[tekst invoegen met de redenering voor dit criterium]


10.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/13


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/909 VAN DE COMMISSIE

van 1 maart 2016

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische reguleringsnormen voor de inhoud van bij de bevoegde autoriteiten in te dienen kennisgevingen en het opstellen, openbaar maken en bijhouden van de lijst van kennisgevingen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG (1), en met name artikel 4, lid 4, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de overeenkomstig de derde alinea van artikel 27, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie wordt verlangd dat referentiegegevens ter identificatie van financiële instrumenten die tot de handel zijn toegelaten, doorlopend worden toegezonden. Daarentegen wordt in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 596/2014 verlangd dat handelsplatformen aan hun bevoegde autoriteiten slechts eenmaal kennis geven van details van financiële instrumenten die het voorwerp zijn van een verzoek tot toelating tot de handel, die toegelaten zijn tot de handel of worden verhandeld en nadien nogmaals wanneer een financieel instrument niet langer wordt verhandeld of tot de handel wordt toegelaten. Gezien het bovenstaande verschil in rapportageverplichtingen op grond van Verordening (EU) nr. 596/2014 en de bovengenoemde gedelegeerde verordening, dienen de rapportageverplichtingen op grond van deze verordening te worden afgestemd op de rapportageverplichtingen op grond van bovengenoemde gedelegeerde verordening, om zodoende de regeldruk voor aan die verplichtingen onderworpen entiteiten te verminderen.

(2)

Met het oog op een doeltreffend en doelmatig gebruik van de lijst van kennisgevingen van financiële instrumenten dienen handelsplatforms volledige en nauwkeurige kennisgevingen van financiële instrumenten te verschaffen. Om diezelfde redenen dienen bevoegde autoriteiten toezicht te houden op en een beoordeling te maken van de volledigheid en nauwkeurigheid van de van handelsplatforms ontvangen kennisgevingen van financiële instrumenten en deze platforms onverwijld in kennis te stellen van eventuele onvolledigheden of onnauwkeurigheden die zijn vastgesteld. Evenzo dient de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) toezicht te houden op en een beoordeling te maken van de volledigheid en nauwkeurigheid van kennisgevingen die van bevoegde autoriteiten zijn ontvangen, en hen onverwijld in kennis te stellen van eventuele onvolledigheden en onnauwkeurigheden die zijn vastgesteld.

(3)

De lijst van kennisgevingen van financiële instrumenten dient door de ESMA te worden bekendgemaakt in elektronische, machineleesbare en downloadbare vorm om een doelmatig gebruik en uitwisseling van gegevens mogelijk te maken.

(4)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die door de ESMA aan de Commissie zijn voorgelegd. De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van de technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht.

(5)

Om een soepel functioneren van de financiële markten te verzekeren, is het noodzakelijk dat deze verordening met spoed in werking treedt en dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen van toepassing zijn vanaf dezelfde datum als die vastgesteld in Verordening (EU) nr. 596/2014,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Kennisgevingen van financiële instrumenten overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014 omvatten alle in tabel 2 van de bijlage bij deze verordeningen bedoelde details die betrekking hebben op de betrokken financiële instrumenten.

Artikel 2

1.   Bevoegde autoriteiten houden, met gebruikmaking van geautomatiseerde processen, toezicht op de vraag of de overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014 ontvangen kennisgevingen voldoen aan de vereisten op grond van artikel 1 van deze verordening en artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/378 van de Commissie (4).

2.   Exploitanten van handelsplatformen worden, met gebruikmaking van geautomatiseerde processen, onverwijld op de hoogte gebracht van eventuele onvolledigheden in de ontvangen aanmeldingen en van het niet-leveren van de kennisgevingen vóór de in artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/378 bepaalde termijn.

3.   Bevoegde autoriteiten geven overeenkomstig artikel 1 volledige en nauwkeurige kennisgevingen van financiële instrumenten door aan de ESMA.

Op de dag na die van de ontvangst van de kennisgevingen van financiële instrumenten in overeenstemming met artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 consolideert de ESMA, met gebruikmaking van geautomatiseerde processen, de van elke bevoegde autoriteit ontvangen aanmeldingen.

4.   De ESMA houdt, met gebruikmaking van geautomatiseerde processen, toezicht op en maakt een beoordeling van de vraag of de van bevoegde autoriteiten ontvangen kennisgevingen volledig en nauwkeurig zijn en voldoen aan de in tabel 3 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/378 bepaalde toepasselijke normen en formaten.

5.   De ESMA brengt, met gebruikmaking van geautomatiseerde processen, de bevoegde autoriteiten op de hoogte van eventuele onvolledigheden in de doorgezonden aanmeldingen en van het niet-leveren van de kennisgevingen vóór de in artikel 1, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/378 bepaalde termijn.

6.   De ESMA maakt, met gebruikmaking van geautomatiseerde processen de volledige lijst van kennisgevingen in elektronische, downloadbare en machineleesbare vorm op haar website bekend.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 3 juli 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 maart 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

(3)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/378 van de Commissie van 11 maart 2016 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het tijdstip, het formaat en het model van de indiening van kennisgevingen bij bevoegde autoriteiten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 72 van 17.3.2016, blz. 1).


BIJLAGE

Kennisgevingen van financiële instrumenten overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014

Tabel 1

Indeling van grondstoffen- en emissierechtenderivaten voor Tabel 2 (velden 35-37)

Basisproduct

Subproduct

Verder subproduct

„AGRI” — Landbouw

„GROS” — Granen en oliehoudende zaden

„FWHT” — Voedertarwe

„SOYB” — Sojabonen

„CORN” — Maïs

„RPSD” — Raapzaad

„RICE” — Rijst

„OTHR” — Overig

„SOFT” — Zachte landbouwproducten

„CCOA” — Cacao

„ROBU” — Robustakoffie

„WHSG” — Witte suiker

„BRWN” — Ruwe suiker

„OTHR” — Overig

„POTA” — Aardappelen

 

„OOLI” — Olijfolie

„LAMP” — Olijfolie voor verlichting

„DIRY” — Zuivel

 

„FRST” — Bosbouw

 

„SEAF” — Zeevruchten

 

„LSTK” — Vee

 

„GRIN” — Granen

„MWHT” — Maaltarwe

„NRGY” — Energie

„ELEC” — Elektriciteit

„BSLD” — Basislast

„FITR” — Financiële transmissierechten

„PKLD” — Pieklast

„OFFP” — Dalbelasting

„OTHR” — Overig

„NGAS” — Aardgas

„GASP” — Gaspool

„LNGG” — LNG

„NBPG” — NBP

„NCGG” — NCG

„TTFG” — TTF

„OILP” — Olie

„BAKK” — Bakken

„BDSL” — Biodiesel

„BRNT” — Brent

„BRNX” — Brent NX

„CNDA” — Canadese

„COND” — Condensaat

„DSEL” — Diesel

„DUBA” — Dubai

„ESPO” — ESPO

„ETHA” — Ethanol

„FUEL” — Fuel

„FOIL” — Stookolie

„GOIL” — Gasolie

„GSLN” — Benzine

„HEAT” — Stookolie

„JTFL” — Reactiemotorbrandstof

„KERO” — Kerosine

„LLSO” — Light Louisiana Sweet (LLS)

„MARS” — MARS

„NAPH” — NAFTA

„NGLO” — Aardgas

„TAPI” — Tapis

„URAL” — Oeral

„WTIO” — WTI

„COAL” — Kolen

„INRG” — Inter Energy

„RNNG” — Hernieuwbare energie

„LGHT” — Lichte eindfracties

„DIST” — Distillaten

 

„ENVR” — Milieu

„EMIS” — Emissies

„CERE” — CER

„ERUE” — ERU

„EUAE” — EUA

„EUAA” — EUAA

„OTHR” — Overig

„WTHR” — Weer

„CRBR” — Koolstofgerelateerd

 

„FRGT” — Vracht

„WETF” — Nat

„TNKR” -Tankers

„DRYF” — Droog

„DBCR” — Drogebulkcarriers

„CSHP” — Containerschepen

 

„FRTL” — Meststoffen

„AMMO” — Ammoniak

„DAPH” — DAP (diammoniumfosfaat)

„PTSH” — Potas

„SLPH” — Zwavel

„UREA” — Ureum

„UAAN” — UAN (ureum en ammoniumnitraat)

 

„INDP” — Industriële producten

„CSTR” — Bouw

„MFTG” — Be- en verwerkende industrie

 

„METL” — Metalen

„NPRM” — Onedel

„ALUM” — Aluminium

„ALUA” — Aluminiumlegering

„CBLT” — Kobalt

„COPR” — Koper

„IRON” — IJzererts

„LEAD” — Lood

„MOLY” — Molybdeen

„NASC” — NASAAC

„NICK” — Nikkel

„STEL” — Staal

„TINN” — Tin

„ZINC” — Zink

„OTHR” — Overig

„PRME” — Edel

„GOLD” — Goud

„SLVR” — Zilver

„PTNM” — Platinum

„PLDM” — Palladium

„OTHR” — Overig

„MCEX” — Multi Commodity Exotic

 

 

„PAPR” — Papier

„CBRD” — Golfkarton

„NSPT” — Krantenpapier

„PULP” — Pulp

„RCVP” — Teruggewonnen papier

 

„POLY” — Polypropeen

„PLST” — Plastic

 

„INFL” — Inflatie

 

 

„OEST” — Officiële economische statistieken

 

 

„OTHC” — Overige C10 in de zin van Tabel 10.1 deel „Overige C10-derivaten” van bijlage III bij Gedelegeerde verordening van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 wat betreft technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatforms en beleggingsondernemingen ten aanzien van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten.

„DLVR” — Deliverable

„NDLV” — Non-deliverable

 

„OTHR” — Overig

 

 


Tabel 2

Inhoud van de overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014 bij bevoegde autoriteiten in te dienen kennisgevingen

Nr.

Veld

Te melden inhoud

Algemene velden

1

Identificatiecode instrument

Code gehanteerd voor het identificeren van het financiële instrument.

2

Volledige naam instrument

Volledige naam van het financiële instrument.

3

Indeling instrument

Taxonomie gehanteerd voor het indelen van het financiële instrument.

Een volledige en nauwkeurige CFI-code wordt verstrekt.

4

Indicator grondstoffenderivaten

Vermelding of het financiële instrument onder de definitie van grondstoffenderivaat van artikel 2, lid 1, punt 30, van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt.

Velden met betrekking tot de uitgevende instelling

5

Identificator van de uitgevende instelling of exploitant van het handelsplatform

LEI van de uitgevende instelling of exploitant van het handelsplatform

Velden met betrekking tot het platform

6

Handelsplatformen

Segment-MIC voor het handelsplatform of beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, voor zover beschikbaar, anders exploitant-MIC.

7

Korte naam financieel instrument

Korte naam van het financiële instrument in overeenstemming met ISO 18774.

8

Verzoek uitgevende instelling om toelating tot de handel

Of de uitgevende instelling van het financiële instrument voor haar financiële instrumenten een verzoek om toelating tot de handel op een handelsplatform heeft ingediend of daarvoor toestemming heeft gegeven.

9

Datum goedkeuring toelating tot de handel

Datum en tijdstip waarop de uitgevende instelling voor haar financiële instrumenten een verzoek om toelating tot de handel op een handelsplatform heeft ingediend of daarvoor toestemming heeft gegeven.

10

Datum verzoek om toelating tot de handel

Datum en tijdstip van het verzoek om toelating tot de handel op het handelsplatform.

11

Datum toelating tot de handel of datum van de eerste transactie

Datum en tijdstip van de toelating tot de handel op het handelsplatform of de datum en het tijdstip waarop het instrument voor het eerst werd verhandeld of een order of koers voor het eerst is ontvangen door het handelsplatform.

12

Einddatum

Datum en tijdstip waarop het financiële instrument niet meer wordt verhandeld of niet meer tot de handel op het handelsplatform is toegelaten.

Wanneer deze datum en dit tijdstip niet beschikbaar zijn, wordt dit veld niet ingevuld.

Notioneelgerelateerde velden

13

Notionele valuta 1

Valuta waarin de notionele waarde is uitgedrukt.

Bij een contract met betrekking tot een rente- of valutaderivaat is dit de notionele valuta van deel 1 of de valuta 1 van het paar.

Bij swaptions waar de onderliggende swap betrekking heeft op één valuta, is dit de notionele valuta van de onderliggende swap. Bij swaptions waar het onderliggende betrekking heeft op meerdere valuta's, is dit de notionele valuta van deel 1 van de swap.

Velden met betrekking tot obligaties of andere gesecuritiseerde schuld

14

Totale uitgegeven nominale bedrag

Totale uitgegeven nominale bedrag in geldwaarde.

15

Vervaldatum

Vervaldatum van het gemelde financiële instrument.

Dit veld geldt voor schuldinstrumenten met vastgestelde looptijd.

16

Valuta nominale waarde

Valuta van de nominale waarde voor schuldinstrumenten.

17

Nominale waarde per eenheid/minimaal verhandelde waarde

Nominale waarde van elk instrument. Indien niet beschikbaar, wordt de minimaal verhandelde waarde ingevuld.

18

Vast percentage

Het vaste rendementspercentage van een schuldinstrument wanneer aangehouden tot de vervaldatum, uitgedrukt als percentage.

19

Identificator index/benchmark van obligatie met variabele rente

Wanneer er een identificator bestaat.

20

Naam index/benchmark van obligatie met variabele rente

Wanneer er geen identificator bestaat, de naam van de index.

21

Looptijd index/benchmark van obligatie met variabele rente

Looptijd index/benchmark van obligatie met variabele rente. De looptijd wordt uitgedrukt in dagen, weken, maanden of jaren.

22

Spread basispunten index/benchmark van obligatie met variabele rente

Aantal basispunten boven of onder de index dat wordt gehanteerd om een koers te berekenen.

23

Seniority obligatie

Identificeer het soort obligatie: senior schuld, mezzanine, achtergesteld of junior.

Velden met betrekking tot derivaten en gesecuritiseerde derivaten

24

Vervaldatum

Vervaldatum van het financiële instrument. Dit veld geldt alleen voor derivaten met een vastgestelde vervaldatum.

25

Prijsmultiplicator

Aantal eenheden van het onderliggende instrument vertegenwoordigd door één derivatencontract.

Voor een future of optie op een index, het bedrag per indexpunt.

Voor spreadbets de koersbeweging van het onderliggende instrument waarop de spreadbet is gebaseerd.

26

Code onderliggend instrument

ISIN-code van het onderliggende instrument.

Voor ADR's, GDR's en gelijksoortige instrumenten: de ISIN-code van het financiële instrument waarop die instrumenten zijn gebaseerd.

Voor converteerbare obligaties: de ISIN-code van het instrument waarin de obligatie kan worden omgezet.

Voor derivaten of andere instrumenten die een onderliggend hebben: de ISIN-code van het onderliggende instrument, wanneer het onderliggende is toegelaten tot de handel of wordt verhandeld op een handelsplatform. Wanneer het onderliggende een dividend in aandelen is, dan de instrumentcode van het betrokken aandeel dat recht geeft op het onderliggende dividend.

Voor Credit Default Swaps dient de ISIN van de referentieobligatie te worden verstrekt.

Ingeval het onderliggende een index is en een ISIN heeft, de ISIN-code voor die index.

Wanneer het onderliggende een mand is, neem de ISIN's op van elk bestanddeel van de mand dat is toegelaten tot de handel of wordt verhandeld op een handelsplatform. De velden 26 en 27 worden dus gemeld zo vaak als nodig is om een lijst te maken van alle instrumenten in de mand.

27

Uitgevende instelling onderliggend

Bij het instrument dat verwijst naar een uitgevende instelling, en niet naar één instrument, de LEI-code van de uitgevende instelling.

28

Naam onderliggende index

Ingeval het onderliggende een index is, de naam van de index.

29

Looptijd onderliggende index

Ingeval het onderliggende een index is, de looptijd van de index.

30

Soort optie

Vermelding of het derivatencontract een call (recht om een bepaald onderliggend actief te kopen) of een put (recht om een bepaald onderliggend actief te verkopen) is, dan wel of niet valt uit te maken of het een call of put is op het tijdstip van uitvoering. In het geval van swaptions is het:

„Put” in het geval van een receiver swaption, waarbij de koper het recht heeft een swap af te sluiten als receiver van vaste rente.

„Call” in het geval van een payer swaption, waarbij de koper het recht heeft een swap af te sluiten als payer van vaste rente.

In het geval van caps en floors:

„Put” in het geval van een floor.

„Call” in het geval van een cap.

Dit veld geldt alleen voor derivaten die opties of warrants zijn.

31

Uitoefenprijs

Vooraf bepaalde prijs waartegen de houder het onderliggende instrument moet kopen of verkopen, of een vermelding dat de prijs op het tijdstip van uitvoering niet kan worden bepaald.

Dit veld geldt alleen voor opties of warrants waarbij de uitoefenprijs kan worden bepaald op het tijdstip van uitvoering.

Wanneer de prijs op dat moment niet beschikbaar is maar hangende, is de waarde „PNDG”.

Wanneer de uitoefenprijs niet van toepassing is, wordt het veld niet ingevuld.

32

Valuta uitoefenprijs

Valuta van de uitoefenprijs.

33

Type uitoefening optie

Vermelding of de optie uitsluitend op een vaste datum mag worden uitgeoefend (Europese en Aziatische optie), op een reeks vooraf bepaalde data (Bermudaanse optie), dan wel op gelijk welk moment van de looptijd van het contract (Amerikaanse optie).

Dit veld geldt alleen voor opties, warrants en entitlement certificates.

34

Leveringstype

Vermelding of het financiële instrument fysiek of contant wordt afgewikkeld.

Wanneer het leveringstype op het tijdstip van uitvoering niet kan worden bepaald, is de waarde „OPTL”.

Dit veld geldt alleen voor derivaten.

Grondstoffen- en emissierechtenderivaten

35

Basisproduct

Basisproduct voor de onderliggende activaklasse als gespecifieerd in de tabel met de indeling van grondstoffen- en emissierechtenderivaten.

36

Subproduct

Het subproduct voor de onderliggende activaklasse als gespecifieerd in de tabel met de indeling van grondstoffen en emissierechtenderivaten.

Dit veld vereist een basisproduct.

37

Verder subproduct

Het verdere subproduct voor de onderliggende activaklasse als gespecifieerd in de tabel met de indeling van grondstoffen- en emissierechtenderivaten.

Dit veld vereist een subproduct.

38

Soort transactie

Soort transactie als gespecificeerd door het handelsplatform.

39

Soort eindprijs

Soort eindprijs als gespecificeerd door het handelsplatform.

Rentederivaten

De velden in dit deel dienen alleen te worden ingevuld voor instrumenten die rentevoeten van het type „niet-financiële instrumenten” als onderliggend hebben.

40

Referentiepercentage

Naam van het referentiepercentage.

41

IR looptijd contract

Indien de activaklasse Rentetarieven is, geeft dit veld de looptijd van het contract. De looptijd wordt uitgedrukt in dagen, weken, maanden of jaren.

42

Notionele valuta 2

In het geval van swaps die betrekking hebben op meerdere valuta's of cross-currency swaps, de valuta waarin deel 2 van het contract is uitgedrukt.

Voor swaptions waar de onderliggende swap betrekking heeft op meerdere valuta's, de valuta waarin deel 2 van de swap is uitgedrukt.

43

Vaste rente deel 1

Vermelding van de gehanteerde vaste rente van deel 1, indien toepasselijk.

44

Vaste rente deel 2

Vermelding van de gehanteerde vaste rente van deel 2, indien toepasselijk.

45

Variabele rente van deel 2

Vermelding van de gehanteerde rente, indien toepasselijk.

46

IR looptijd contract van deel 2

Vermelding van de referentieperiode van de rente die op gezette tijden wordt bepaald ten opzichte van een marktreferentietarief. De looptijd wordt uitgedrukt in dagen, weken, maanden of jaren.

Valutaderivaten

De velden in dit deel dienen alleen te worden ingevuld voor instrumenten die rentevoeten van het type „niet-financiële instrumenten” als onderliggend hebben.

47

Notionele valuta 2

Dit veld dient te worden ingevuld met de onderliggende valuta 2 van het valutapaar (de valuta 1 wordt ingevuld in veld 13 notionele valuta 1).

48

FX type

Type onderliggende valuta.


10.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/910 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2016

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 33, lid 3, en artikel 38, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie (2) bevat de lijst van de controleorganen en controlerende autoriteiten die bevoegd zijn om in derde landen voor gelijkwaardigheidsdoeleinden controles uit te voeren en certificaten af te geven.

(2)

De geldigheidsduur van de erkenning van verschillende controleorganen overeenkomstig artikel 33, lid 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007 verstrijkt op 30 juni 2016. Op basis van de resultaten van het permanente toezicht door de Commissie moet de erkenning van de controleorganen „AsureQuality Limited”, „Balkan Biocert Skopje”, „Bio.inspecta AG”, „IMO-Control Sertifikasyon Tic. Ltd Ști”, „Organic Control System” en „TÜV Nord Integra” worden verlengd tot en met 30 juni 2018.

(3)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor biologische productie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt in de tekst met betrekking tot „AsureQuality Limited”, „Balkan Biocert Skopje”, „Bio.inspecta AG”, „IMO-Control Sertifikasyon Tic. Ltd Ști”, „Organic Control System” en „TÜV Nord Integra” de datum „30 juni 2016” in punt 5 vervangen door „30 juni 2018”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PB L 334 van 12.12.2008, blz. 25).


10.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/911 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2016

tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de vorm en de inhoud van de beschrijving van overeenkomsten voor financiële steun binnen de groep in overeenstemming met Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 26, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In hoofdstuk III — titel II van Richtlijn 2014/59/EU worden regels vastgesteld inzake overeenkomsten voor financiële steun binnen de groep op grond waarvan een EU-moederinstelling of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU en haar dochterondernemingen in andere lidstaten of in derde landen die instellingen of financiële instellingen zijn welke onder het toezicht op geconsolideerde basis van de moederonderneming vallen, een overeenkomst kunnen aangaan voor het verlenen van financiële steun mits de entiteit die de steun ontvangt aan de voorwaarden voor vroegtijdige interventie voldoet. Hierdoor kunnen middelen worden overgedragen wanneer een entiteit van de groep in ernstige moeilijkheden verkeert. Om met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te kunnen nemen, hebben crediteuren en beleggers behoefte aan duidelijke informatie over de risico's en mogelijke verplichtingen die uit deze overeenkomsten voortvloeien en over de kans op herstel van de groep dankzij de steunovereenkomst. De overeenkomst dient daarom een vorm te hebben die gemakkelijk toegankelijk is voor het publiek, zoals een jaarrekening.

(2)

De algemene voorwaarden van de overeenkomst voor financiële steun binnen de groep die openbaar moeten worden gemaakt, moeten relevante informatie omvatten, zoals het maximumbedrag van de steun, de beginselen voor de berekening van de vergoeding voor het verlenen van de steun, een algemene beschrijving van het looptijdprofiel en de maximale looptijd van de leningen die als steun worden verstrekt. De openbaarmaking moet evenwel geen afbreuk doen aan de noodzakelijke vertrouwelijkheid van meer specifieke informatie.

(3)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd.

(4)

De Europese Bankautoriteit heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en het advies ingewonnen van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vorm van de openbaarmaking

Elke instelling die partij is bij een overeenkomst voor financiële steun binnen de groep welke op grond van artikel 19 van Richtlijn 2014/59/EU is gesloten, verstrekt de in artikel 2 van deze verordening bedoelde informatie op haar website of in een vorm die garandeert dat het publiek toegang tot die informatie heeft.

Indien de instelling de jaarrekening van de groep openbaar maakt, wordt de betrokken informatie in dezelfde vorm gepresenteerd als die welke is voorgeschreven voor in de jaarrekening vervatte informatie van niet-kwantitatieve aard.

Artikel 2

Openbaar te maken voorwaarden

1.   De instellingen maken ten minste de volgende gegevens openbaar:

a)

de namen van de groepsentiteiten die partij zijn bij de overeenkomst voor financiële steun binnen de groep;

b)

de vorm waarin de steun kan worden verleend;

c)

in geval van een lening, de doeleinden waarvoor het uit hoofde van de lening vooruitbetaalde kapitaal mag worden gebruikt;

d)

in het geval van een garantie, de transacties en de derde partijen die mogelijk gedekt zijn;

e)

de mate waarin de verplichting om financiële steun binnen de groep te verlenen en het recht op financiële steun binnen de groep van elk van de partijen bij de overeenkomst inzake financiële steun binnen de groep wederkerig zijn; indien de overeenkomst niet volledig wederkerig is, dient in de gegevens een onderscheid te worden gemaakt tussen de verschillende partijen naargelang van de verschillende voorwaarden van de overeenkomst;

f)

de beperkingen van de financiële steun binnen de groep ten aanzien van elke vorm van steun waarop de overeenkomst inzake financiële steun betrekking heeft;

g)

de beginselen voor de berekening van de vergoeding voor het verlenen van financiële steun binnen de groep en de wijze waarop deze beginselen zich verhouden tot de marktsituatie op het tijdstip van de steunverlening;

h)

een algemene beschrijving van de anciënniteit, de looptijd en de maximale looptijd van alle als steun verstrekte leningen;

i)

een algemene beschrijving van eventuele andere verplichtingen tot terugbetaling;

j)

een algemene beschrijving van de omstandigheden of de indicatoren met betrekking tot de ontvangende entiteit en de steunverlenende entiteit welke aanleiding geven tot het verlenen van steun;

k)

een algemene beschrijving van de gestelde zekerheden en margevereisten.

De openbaarmaking omvat de informatie die van toepassing is op de betrokken groepsentiteit, met inbegrip van informatie over de voorwaarden van de overeenkomst met betrekking tot andere groepsentiteiten indien die openbaarmaking gevolgen kan hebben voor de betrokken groepsentiteit.

Informatie die niet van toepassing is, wordt als zodanig aangemerkt.

2.   De openbaarmaking gaat vergezeld van een verklaring dat het verlenen van de financiële steun is onderworpen aan de voorwaarden van artikel 23 van Richtlijn 2014/59/EU en dat de bevoegde autoriteit het recht heeft de steunverlening op grond van artikel 25 van Richtlijn 2014/59/EU te verbieden of te beperken.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190.

(2)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


10.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/28


VERORDENING (EU) 2016/912 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2016

tot rectificatie van Verordening (EU) nr. 1303/2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende „veiligheid in spoorwegtunnels” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (1), en met name artikel 6, lid 1, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1303/2014 van de Commissie (2) bevat een fout, namelijk artikel 7 dat onbedoeld in die verordening is ingevoegd en niet in die Verordening thuishoort.

(2)

Verordening (EU) nr. 1303/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 21 van Richtlijn 96/48/EG van de Raad (3) ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1303/2014 wordt geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1303/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende „veiligheid in spoorwegtunnels” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 394).

(3)  Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europees hoge-snelheidsspoorwegsysteem (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 6).


10.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/913 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

259,4

MA

133,2

TR

69,0

ZZ

153,9

0709 93 10

TR

113,2

ZZ

113,2

0805 50 10

AR

171,0

IL

134,0

MA

106,8

TR

157,0

ZA

188,7

ZZ

151,5

0808 10 80

AR

127,6

BR

106,7

CL

130,1

CN

110,9

NZ

152,6

US

173,7

UY

107,2

ZA

119,2

ZZ

128,5

0809 10 00

TR

277,4

ZZ

277,4

0809 29 00

TR

508,7

US

888,6

ZZ

698,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


10.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/31


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/914 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2016

inzake de maximumaankoopprijs voor mageremelkpoeder voor de eerste bijzondere inschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/826 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1370/2013 van de Raad van 16 december 2013 houdende maatregelen tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten (1), en met name artikel 3, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/826 van de Commissie (2) is overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie (3) een openbare inschrijving geopend voor de aankoop van mageremelkpoeder voor de periode die afloopt op 30 september.

(2)

Op grond van artikel 19, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 moet de Commissie op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een maximumaankoopprijs vaststellen.

(3)

Op grond van de voor de eerste bijzondere inschrijving ontvangen offertes moet een maximumaankoopprijs worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de eerste bijzondere inschrijving die in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/826 geopende openbare inschrijving voor de aankoop van mageremelkpoeder is geopend en waarvoor de termijn voor de indiening van offertes op 7 juni 2016 is verstreken, wordt de maximumaankoopprijs vastgesteld op 169,80 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 346 van 20.12.2013, blz. 12.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/826 van de Commissie van 25 mei 2016 houdende sluiting van de interventieaankoop van mageremelkpoeder tegen een vaste prijs voor de interventieperiode die eindigt op 30 september 2016 en houdende opening van een openbare inschrijving voor de aankoop (PB L 137 van 26.5.2016, blz. 19).

(3)  Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1).


BESLUITEN

10.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/32


BESLUIT (EU) 2016/915 VAN DE RAAD

van 30 mei 2016

inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen over een internationaal instrument dat moet worden opgesteld binnen de organen van de ICAO en dat tot doel heeft vanaf 2020 één mondiale marktgebaseerde maatregel toe te passen om de emissies van de internationale luchtvaart aan te pakken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De broeikasgasemissies van de internationale luchtvaart, vertegenwoordigen meer dan 2 % van de wereldwijde uitstoot en nemen exponentieel toe; uit ramingen voor 2050 blijkt dat deze emissies van internationale luchtvaartactiviteiten bij ongewijzigd beleid meer dan 200 % kunnen stijgen ten opzichte van het huidige niveau. Tegen 2050 moeten de mondiale emissies van broeikasgassen met ten minste 50 % zijn gedaald ten opzichte van 1990. Alle bedrijfstakken van de economie moeten tot deze emissiebeperking bijdragen, inclusief de internationale luchtvaart.

(2)

In december 2015 is de 21e Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag inzake klimaatverandering van de VN met succes afgesloten met de vaststelling van de Overeenkomst van Parijs, die tot doel heeft de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot beduidend minder dan 2 °C in vergelijking met het pre-industriële tijdperk en te streven naar een maximale stijging van 1,5 °C.

(3)

De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie is opgericht bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart van 1944. De lidstaten van de Unie zijn partij bij dat verdrag en lid van de ICAO en de Unie heeft de status van waarnemer in bepaalde ICAO-vergaderingen, zoals de driejaarlijkse Algemene Vergadering van de ICAO. De Unie en haar lidstaten zijn partij bij het Protocol van Kyoto van 1997, waarin bepaald is dat zij moeten streven naar een beperking van de broeikasgasemissies van de internationale luchtvaart in het kader van de ICAO. In Besluit 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) is een oproep gedaan om specifieke maatregelen ter beperking van broeikasgasemissies van de internationale luchtvaart vast te stellen en uit te voeren indien daarover in 2002 binnen de ICAO nog geen overeenstemming was bereikt.

(4)

Tijdens de 33e Algemene Vergadering van de ICAO (2001) is de opstelling van een open regeling voor het verhandelen van emissierechten voor de internationale luchtvaart bekrachtigd (2). Het Comité milieubescherming en luchtvaart van de ICAO heeft in 2004 aanbevolen niet langer te streven naar een luchtvaartspecifieke regeling voor handel in emissierechten op basis van een nieuw juridisch instrument onder auspiciën van de ICAO. Tijdens de 35e Algemene Vergadering van de ICAO (2004) is gepleit voor de verdere uitwerking van een regeling voor de open handel in emissierechten en voor de mogelijkheid voor verdragsstaten van de ICAO om emissies van de internationale luchtvaart op te nemen in hun emissiehandelsregelingen (3), maar tijdens de 36e Algemene Vergadering van de ICAO (2007) werd er op aangedrongen vrijstelling te verlenen aan exploitanten uit andere verdragsstaten van de ICAO, tenzij deze staten onderling zijn overeengekomen dat zij op de exploitanten van luchtvaartuigen uit andere verdragsstaten van de ICAO een regeling voor het verhandelen van emissierechten toepassen (4). De Unie, haar lidstaten en andere Europese landen hebben zich steeds het recht voorbehouden om op niet-discriminerende basis marktgebaseerde maatregelen (Market-Based Measures — MBM) toe te passen op alle exploitanten van luchtvaartuigen die diensten verlenen naar, van of binnen hun grondgebied, eraan herinnerend dat het Verdrag van Chicago erkent dat de partijen het recht hebben om hun eigen luchtvaartwetten en -regels op niet-discriminerende basis (5) toe passen op de luchtvaartuigen van alle staten die diensten verlenen naar, van of binnen hun grondgebied.

(5)

Overwegende dat het beperken van de broeikasgasemissies van de internationale luchtvaart een wezenlijke bijdrage vormt die in overeenstemming is met de algemene emissiereductieverbintenissen, hebben het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2008/101/EG (6) tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (7). In de vijfde overweging van Richtlijn 2008/101/EG wordt gesteld dat de Unie moet proberen ervoor te zorgen dat zo'n wereldwijde overeenkomst die tot doel heeft de wereldwijde temperatuurstijging te beperken, maatregelen bevat om de uitstoot van broeikasgassen door de luchtvaart te verminderen; in dat geval dient de Commissie na te gaan op welke punten richtlijn 2003/87/EG moet worden gewijzigd wat betreft de toepassing ervan op vliegtuigexploitanten.

(6)

In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld „Het protocol van Parijs — Een blauwdruk om de wereldwijde klimaatverandering na 2020 tegen te gaan” wordt benadrukt dat de ICAO vóór het einde van 2016 werk moet maken van de effectieve regulering van de emissies van de internationale luchtvaart. De volgende Algemene Vergadering van de ICAO vindt plaats in 2016; tijdens deze vergadering dient overeenstemming te worden bereikt over een internationaal instrument dat tot doel heeft vanaf 2020 één mondiale MBM toe te passen met betrekking tot de emissies van de internationale luchtvaart.

(7)

Tijdens de 38e Algemene Vergadering van de ICAO (2013) werd besloten dat de ICAO en haar verdragsstaten met relevante milieu- en luchtvaartorganisaties in elke verdragsstaat van de ICAO zullen samenwerken om te streven naar een collectieve ambitieuze mondiale doelstelling op middellange termijn, namelijk de mondiale netto-koolstofemissies van de internationale luchtvaart vanaf 2020 op hetzelfde niveau houden en werd besloten een mondiale MBM voor internationale luchtvaartemissies op te stellen en verslag uit te brengen over de resultaten van haar werkzaamheden, met het oog op een besluit tijdens de 39e Algemene Vergadering van de ICAO (2016). Volgens ramingen zullen de emissies van de internationale luchtvaart in 2020 ongeveer 70 % hoger zijn dan in 2005 (8); de Unie en haar lidstaten zijn er steeds voorstander van geweest de broeikasgasemissies van de internationale luchtvaart wereldwijd met 10 % terug te dringen tegen 2020, in vergelijking met het niveau van 2005. Het lijkt dan ook aangewezen dat de Unie de gelegenheid te baat neemt om, op relatief korte termijn, een mondiale MBM te propageren om de broeikasgasemissies van de internationale luchtvaart te beperken tot het niveau van 2020, rekening houdende met de mogelijkheid de doelstellingen in de loop van de tijd te herzien, voor zover van toepassing.

(8)

Om tijdens de 39e Algemene Vergadering van de ICAO (2016) gemakkelijker vooruitgang te kunnen boeken bij de vaststelling van een passend internationaal instrument, hebben het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig Verordening (EU) nr. 421/2014 (9) besloten tijdelijk rekening te houden met de eisen van Richtlijn 2003/87/EG waaraan moet worden voldaan in het geval van vluchten van en naar luchtvaartterreinen gelegen in landen buiten de Europese Economische Ruimte (EER). Aldus benadrukte de Unie dat voorschriften kunnen worden toegepast in verband met vluchten naar en van luchtvaartterreinen gelegen in EER-staten, net zoals wettelijke verplichtingen kunnen worden toegepast voor de emissies van vluchten tussen dergelijke luchtvaartterreinen.

(9)

In Richtlijn 2003/87/EG, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 421/2014, zijn bepaalde verplichtingen uiteengezet die van toepassing zijn op de Commissie ingevolge de 39e Algemene Vergadering van de ICAO (2016). De Commissie moet verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over acties om een internationale overeenkomst ten uitvoer te leggen met betrekking tot een mondiale MBM die vanaf 2020 moet worden toegepast om de broeikasgasemissies van de internationale luchtvaart op niet-discriminerende wijze te beperken. In haar verslag evalueert de Commissie voorstellen als reactie op ontwikkelingen met betrekking tot het toepassingsgebied voor emissies van activiteiten van en naar luchtvaartterreinen in landen buiten de EER vanaf 1 januari 2017.

(10)

Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen met betrekking tot het internationale instrument dat binnen de organen van de ICAO moet worden opgesteld en dat tot doel heeft vanaf 2020 één mondiale MBM toe te passen met betrekking tot de emissies van de internationale luchtvaart.

(11)

Hoewel geen lid van de ICAO, heeft de Unie een status van waarnemer, waardoor de Commissie aan bepaalde besprekingen in de relevante ICAO-organen zou mogen deelnemen, inclusief de Algemene Vergadering, ter ondersteuning van het standpunt van de Unie.

(12)

Het is noodzakelijk om ruim voor de volgende Algemene Vergadering van de ICAO een standpunt van de Unie vast te stellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen over een internationaal instrument dat moet worden opgesteld binnen de organen van de ICAO en dat tot doel heeft vanaf 2020 één mondiale MBM toe te passen om de emissies van de internationale luchtvaart aan te pakken, moet in overeenstemming zijn met de bijlage.

Het standpunt wordt in de organen van de ICAO uitgedrukt door de lidstaten, die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie, en die in de besprekingen over één mondiale MBM.worden bijgestaan door de Commissie, overeenkomstig de waarnemersstatus van de Unie.

Artikel 2

De Commissie houdt de bevoegde instanties van de Raad volledig op de hoogte van de lopende besprekingen over één mondiale MBM. Om te zorgen voor de consistentie van het standpunt van de Unie en de juiste toepassing van de bepalingen van de bijlage, verstrekt de Commissie gedurende het gehele proces aan de betrokken bevoegde instanties van de Raad de voorbereidende documenten waarin de details van het standpunt zijn weergegeven, wanneer dit noodzakelijk is in het licht van de ontwikkelingen in de ICAO-organen, ter overweging en goedkeuring, met name gedurende en na de 208e Raad van de ICAO.

Rekening houdend met de vooruitgang in de ICAO zullen de betrokken instanties van de Raad hun standpunt verder uitwerken, met name wat betreft de toekomstige relevante wetgeving van de Unie in het kader van de ICAO.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 mei 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

M.J. VAN RIJN


(1)  Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

(2)  ICAO-resolutie A33-7.

(3)  ICAO-resolutie A35-5.

(4)  Aanhangsel L bij Resolutie A36-22.

(5)  Voorbehouden bij de ICAO-resoluties van 2007 en 2010, het besluit van de ICAO-raad van 2012 houdende goedkeuring van de verklaring van New Delhi en de ICAO-resolutie van 2013(zie http://ec.europa.eu/clima/policies/transport/aviation/documentation_en.htm).

(6)  Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 8 van 13.1.2009, blz. 3).

(7)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(8)  Zie de bedenkingen bij de resolutie van de ICAO uit 2013, onder voetnoot 1.

(9)  Verordening (EU) nr. 421/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, met het oog op de tenuitvoerlegging tegen 2020 van een internationale overeenkomst die op emissies van de internationale luchtvaart wereldwijd één marktgebaseerde maatregel toepast (PB L 129 van 30.4.2014, blz. 1).


10.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/35


BESLUIT (EU) 2016/916 VAN DE RAAD

van 6 juni 2016

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (Begrotingsonderdeel 02 03 01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

(2)

Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer Protocol 31 bij de EER-overeenkomst („Protocol 31”) bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

(3)

Protocol 31 bevat bepalingen en regelingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden.

(4)

Het is wenselijk om de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst bij uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde acties met betrekking tot de werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten voort te zetten.

(5)

Protocol 31 moet derhalve worden gewijzigd om de voortzetting van deze uitgebreide samenwerking na 31 december 2015 mogelijk te maken.

(6)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 6 juni 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

H.G.J. KAMP


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2016 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

van

tot wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name de artikelen 86 en 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het is wenselijk om de samenwerking tussen de partijen bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („EER-overeenkomst”) bij uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde acties met betrekking tot de werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten voort te zetten.

(2)

Protocol 31 bij de EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2016 mogelijk te maken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 7 van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

 

Na lid 11 wordt het volgende lid ingevoegd:

„12.   De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2016 deel aan de Unieacties in het kader van het onderstaande begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2016 is opgenomen:

Begrotingsonderdeel 02 03 01: „Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten”.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de laatste kennisgeving zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst (*).

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER


(*)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]


10.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/38


BESLUIT (GBVB) 2016/917 VAN DE RAAD

van 9 juni 2016

tot intrekking van Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 oktober 2010 heeft de VN-Veiligheidsraad UNSCR 1946 (2010) tot verlenging van de maatregelen tegen Ivoorkust vastgesteld.

(2)

Op 29 oktober 2010 heeft de Raad Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (1) vastgesteld.

(3)

Op 28 april 2016 heeft de VN-Veiligheidsraad UNSCR 2283 (2016) tot onmiddellijke opheffing van alle VN-sancties tegen Ivoorkust vastgesteld.

(4)

In het licht van UNSCR 2283 (2016) en van recente ontwikkelingen in Ivoorkust, heeft de Raad besloten alle eigen aanvullende beperkende maatregelen van de Unie tegen dat land in te trekken.

(5)

Besluit 2010/656/GBVB moet derhalve worden ingetrokken.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/656/GBVB wordt ingetrokken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 9 juni 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

G.A. VAN DER STEUR


(1)  Besluit 2010/656/GBVB van de Raad van 29 oktober 2010 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (PB L 285 van 30.10.2010, blz. 28).