ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 137

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
26 mei 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/822 van de Commissie van 21 april 2016 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 153/2013 wat betreft de tijdhorizons voor de liquidatieperiode voor de verschillende categorieën financiële instrumenten ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/823 van de Commissie van 25 mei 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 771/2008 tot vaststelling van de regels inzake de organisatie en de procesvoering van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor chemische stoffen ( 1 )

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/824 van de Commissie van 25 mei 2016 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de inhoud en vorm van de beschrijving van de werking van multilaterale handelsfaciliteiten en georganiseerde handelsfaciliteiten en de kennisgeving aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten ( 1 )

10

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/825 van de Commissie van 25 mei 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

17

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/826 van de Commissie van 25 mei 2016 houdende sluiting van de interventieaankoop van mageremelkpoeder tegen een vaste prijs voor de interventieperiode die eindigt op 30 september 2016, en houdende opening van een openbare inschrijving voor de aankoop

19

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2016/827 van de Commissie van 20 mei 2016 inzake de verlenging van het mandaat van de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën

22

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

26.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 137/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/822 VAN DE COMMISSIE

van 21 april 2016

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 153/2013 wat betreft de tijdhorizons voor de liquidatieperiode voor de verschillende categorieën financiële instrumenten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 41, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 153/2013 (2) legt technische reguleringsnormen vast inzake vereisten voor centrale tegenpartijen (hierna „CTP's” genoemd) betreffende de tijdhorizons voor de liquidatieperiode voor de verschillende categorieën financiële instrumenten. Het is noodzakelijk om deze technische reguleringsnormen aan de relevante regelgevingsontwikkelingen aan te passen.

(2)

Met het oog op het berekenen van de nodige marginvereisten om de blootstelling van een CTP aan het marktrisico te dekken, moeten bepaalde rekeningstructuren die zijn gebaseerd op een op brutobasis berekende liquidatieperiode van ten minste één dag, CTP's voldoende dekking verschaffen, cliënten beter beschermen en systeemrisico's beperken. Deze liquidatieperiode van ten minste één dag moet daarom worden toegestaan voor de clearing van posities van cliënten in andere financiële instrumenten dan otc-derivaten wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

(3)

Aangezien individuele aparte rekeningen cliënten een nog hoger beschermingsniveau bieden dan bruto-omnibusrekeningen, zou voor individuele aparte rekeningen een minimale liquidatieperiode voor het berekenen van margins met dezelfde lengte als bruto-omnibusrekeningen moeten gelden.

(4)

Voor CTP's die de transacties tijdens de dag niet aan elke klant toewijzen, zou het inkorten van de minimale liquidatieperiode van twee dagen tot één dag kunnen betekenen dat de CTP voor nieuwe tijdens de dag geclearde en niet aan individuele cliënten toegewezen transacties margins op een eendaagse nettobasis bepaalt. Dit kan de CTP aan aanzienlijke verliezen blootstellen in geval van prijsbewegingen binnen de handelsdag die niet leiden tot het bijstorten van margins binnen de handelsdag. Daarom moet een specifieke drempel worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat CTP's binnen de handelsdag margins bijstorten en voldoende beschermd blijven, zelfs in geval van een ingekorte liquidatieperiode.

(5)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 153/2013 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Deze verordening is gebaseerd op ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) na raadpleging van de Europese Bankautoriteit en het Europees Stelsel van centrale banken aan de Commissie heeft voorgelegd.

(7)

In overeenstemming met artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) heeft ESMA openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 26 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 153/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Leden 1 en 2 worden vervangen door:

„1.   Voor de toepassing van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 648/2012 stelt een CTP de passende tijdhorizons voor de liquidatieperiode vast, rekening houdend met de kenmerken van het geclearde financieel instrument, de aard van de rekening waarop het financiële instrument wordt aangehouden, de markt waarop het financieel instrument wordt verhandeld en de volgende minimale tijdhorizons voor de liquidatieperiode:

a)

vijf werkdagen voor otc-derivaten;

b)

twee werkdagen voor andere financiële instrumenten dan otc-derivaten aangehouden op rekeningen die niet voldoen aan de voorwaarden onder c);

c)

één werkdag voor andere financiële instrumenten dan otc-derivaten aangehouden op omnibusrekeningen of individuele rekeningen van cliënten, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de CTP voert een gescheiden boekhouding van de posities van elke cliënt uiterlijk op het einde van elke dag, berekent de margins ten aanzien van iedere cliënt en int de som van de marginvereisten voor elke cliënt op brutobasis;

ii)

de identiteit van alle cliënten is bij de CTP bekend;

iii)

de op de rekening aangehouden posities zijn geen eigen posities van ondernemingen van dezelfde groep als het clearinglid;

iv)

de CTP meet de blootstellingen en berekent voor elke rekening gebruikmakend van bijgewerkte posities en prijzen vereisten voor de initiële margin en variatiemargin op bijna-realtimebasis en ten minste elk uur gedurende de dag;

v)

wanneer de CTP tijdens de dag niet aan elke klant nieuwe transacties toewijst, int de CTP de margins binnen één uur ingeval de overeenkomstig punt iv) berekende marginvereisten hoger zijn dan 110 % van de geactualiseerde beschikbare zekerheden krachtens hoofdstuk X, tenzij het bedrag van de aan de CTP te betalen margins binnen de handelsdag verwaarloosbaar is op basis van het door de CTP vooraf bepaalde en door de bevoegde autoriteit goedgekeurde bedrag, en voor zover voor eerder aan cliënten toegewezen transacties andere margins worden bepaald dan voor transacties die niet tijdens de dag worden toegewezen.

2.   Voor het bepalen van de passende tijdhorizons voor de liquidatieperiode schat de CTP in alle gevallen ten minste de volgende perioden en telt deze bij elkaar op:

a)

de langst mogelijke periode die kan verstrijken vanaf de laatste inning van margins totdat de CTP de wanbetalingsprocedure inroept of inleidt;

b)

de periode die vereist is om de strategie voor het beheer van de wanbetaling van een clearinglid op te zetten en uit te voeren overeenkomstig de bijzonderheden van elke klasse van financieel instrument, met inbegrip van het liquiditeitsniveau en de omvang en concentratie van de posities, en de markten die de CTP zal gebruiken om de positie van een clearinglid volledig te sluiten of af te dekken;

c)

in voorkomend geval, de periode die vereist is om het tegenpartijrisico waaraan de CTP blootstaat, te dekken.”.

2)

Lid 4, onder b), wordt vervangen door:

„b)

deze tijdhorizon ten minste twee werkdagen bedraagt, of één werkdag indien niet aan de voorwaarden van lid 1, onder c), is voldaan.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op 21 april 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 153/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen inzake vereisten voor centrale tegenpartijen (PB L 52 van 23.2.2013, blz. 41).

(3)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).


26.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 137/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/823 VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2016

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 771/2008 tot vaststelling van de regels inzake de organisatie en de procesvoering van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 93, lid 4, en artikel 132,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de beoordeling van Verordening (EG) nr. 771/2008 van de Commissie (2) werd geconcludeerd dat die verordening in verschillende opzichten moet worden gewijzigd.

(2)

Bij Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3) wordt het Europees Agentschap voor chemische stoffen (het „Agentschap”) gemachtigd om bepaalde individuele besluiten te nemen en krijgt de bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde kamer van beroep de bevoegdheid te beslissen over beroepen die worden ingesteld tegen de in artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 bedoelde besluiten. Daarom moet worden voorzien in regels met betrekking tot de beroepen die worden ingesteld tegen de in artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 bedoelde besluiten.

(3)

De vergoedingen voor beroepen tegen een besluit van het Agentschap overeenkomstig artikel 77 van Verordening (EU) nr. 528/2012 zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013 van de Commissie (4). Daarom moet worden voorzien in regels met betrekking tot de vergoedingen voor beroepen tegen een besluit van het Agentschap overeenkomstig artikel 77 van Verordening (EU) nr. 528/2012.

(4)

Aangezien de kamer van beroep momenteel is opgezet als een permanente structuur binnen het Agentschap, is het noodzakelijk te waarborgen dat beroepen in een bevredigend tempo kunnen worden behandeld. Derhalve moet worden voorzien in de mogelijkheid om de behandeling van beroepen toe te wijzen aan extra leden of plaatsvervangers.

(5)

Op basis van de huidige praktijk is het ook passend de partijen de mogelijkheid te bieden om een minnelijke schikking te bereiken. Teneinde de transparantie te vergroten, moet een lid van de kamer van beroep worden aangewezen om het bereiken van de minnelijke schikking te vergemakkelijken. Een samenvatting van de minnelijke schikking moet openbaar worden gemaakt op de website van het Agentschap.

(6)

Teneinde de onafhankelijkheid van de kamer van beroep te waarborgen is het noodzakelijk dat de griffier rechtstreeks wordt benoemd door de voorzitter van de kamer van beroep.

(7)

Omwille van de rechtszekerheid moeten tevens de bestaande bepalingen over de vertrouwelijkheidsverzoeken worden verduidelijkt, in het bijzonder dat voor de in de mededeling gevraagde gegevens geen beroep op vertrouwelijkheid kan worden gedaan.

(8)

Om een daadwerkelijke deelname van de interveniënten te waarborgen, moet de interventieprocedure worden gestroomlijnd om te zorgen voor verdere duidelijkheid en moet de termijn voor de indiening van het verzoek tot tussenkomst worden verlengd. In zaken met betrekking tot titel VI, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet een verzoek tot tussenkomst van de lidstaten worden ingewilligd zonder dat zij hun belang bij de beslissing van de zaak moeten rechtvaardigen.

(9)

Omwille van de rechtszekerheid moet in de bepalingen met betrekking tot de kosten worden verduidelijkt dat de partijen hun eigen kosten dragen.

(10)

Teneinde de toegang tot de rechtspleging te vergemakkelijken en de kosten te verlagen, moet eveneens worden verduidelijkt dat de partijen zich kunnen laten vertegenwoordigen door eender welke persoon met bevoegdheid namens hen op te treden, die niet noodzakelijkerwijs een gevolmachtigde vertegenwoordiger hoeft te zijn.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 771/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 771/2008 van de Commissie van 1 augustus 2008 tot vaststelling van de regels inzake de organisatie en de procesvoering van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (PB L 206 van 2.8.2008, blz. 5).

(3)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013 van de Commissie van 18 juni 2013 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 19.6.2013, blz. 17).


BIJLAGE

Verordening (EG) nr. 771/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

„4.   Teneinde te waarborgen dat de beroepen in een bevredigend tempo kunnen worden behandeld, kan de voorzitter, na raadpleging van de raad van bestuur van het Agentschap, de behandeling van het beroep toewijzen aan plaatsvervangers of extra leden. In zulke gevallen kan de voorzitter een plaatsvervangend voorzitter aanwijzen.”.

2)

Het volgende artikel 1 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Minnelijke schikking

In het belang van de procedure kan de voorzitter van de kamer van beroep de partijen uitnodigen om een minnelijke schikking te bereiken. In dat geval wijst de voorzitter een alleensprekend lid aan om het bereiken van de minnelijke schikking te vergemakkelijken. De voorzitter deelt de beslissing tot aanwijzing van een alleensprekend lid mee aan de partijen.

Indien de partijen een minnelijke schikking bereiken, beëindigt het alleensprekend lid de procedure en wordt een samenvatting van de minnelijke schikking openbaar gemaakt op de website van het Agentschap. Indien er binnen twee maanden na de beslissing om de zaak toe te wijzen aan een alleensprekend lid geen minnelijke schikking wordt bereikt, wordt de zaak terugverwezen naar de kamer van beroep.”.

3)

Het volgende artikel 1 ter wordt ingevoegd:

„Artikel 1 ter

Intrekking van een beroep

Bij intrekking van een beroep beëindigt de voorzitter de procedure.”.

4)

In artikel 5 worden de leden 4 en 5 vervangen door:

„4.   Het griffiepersoneel, met inbegrip van de griffier, neemt niet deel aan procedures van het Agentschap betreffende besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld overeenkomstig artikel 91, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 of overeenkomstig artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (*).

5.   De kamer van beroep wordt bij de uitoefening van haar taken terzijde gestaan door een griffier, die door de voorzitter wordt benoemd.

De voorzitter heeft bevoegdheden op het gebied van beheer en organisatie om de griffier aanwijzingen te geven omtrent aangelegenheden die verband houden met de uitoefening van de taken van de kamer van beroep.

(*)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).”."

5)

In artikel 6 wordt lid 1, onder g), vervangen door:

„g)

zo nodig, de vermelding van de gegevens in het beroepsschrift die als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en de redenen hiervoor;”.

6)

In artikel 6 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Het bewijs van betaling van de vergoeding voor het beroep uit hoofde van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 340/2008 of, in voorkomend geval, uit hoofde van artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013 van de Commissie (**), wordt bij het beroepsschrift gevoegd.

(**)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013 van de Commissie van 18 juni 2013 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 19.6.2013, blz. 17).”."

7)

In artikel 6, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:

„Gedurende deze termijn loopt de termijn bepaald in artikel 93, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 niet.”.

8)

In artikel 6, lid 5, wordt de volgende alinea ingevoegd:

„Wanneer de insteller van het beroep niet de adressaat van het bestreden besluit is, deelt de griffier de laatstgenoemde mee dat beroep werd ingesteld tegen dat besluit.”.

9)

In artikel 6, lid 6, wordt de tweede alinea vervangen door:

„Onverminderd de eerste alinea beslist de voorzitter of de door een insteller van het beroep overeenkomstig lid 1, onder g), vermelde gegevens als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en ziet hij erop toe dat de als vertrouwelijk aangemerkte gegevens niet in de mededeling worden vermeld. De nadere bijzonderheden van de bekendmaking worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3.”.

10)

In artikel 7 wordt lid 2, onder d), vervangen door:

„d)

zo nodig, de vermelding van de gegevens in het verweerschrift die als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en de redenen hiervoor;”.

11)

Artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

Tussenkomst

1.   Elke persoon die aannemelijk maakt belang te hebben bij de beslissing van een bij de kamer van beroep aanhangige zaak, kan in die zaak tussenkomen.

In afwijking van de eerste alinea kan de lidstaat waarvan de bevoegde instantie de beoordeling van de stof heeft uitgevoerd, in zaken met betrekking tot titel VI, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 tussenkomen zonder een belang bij de beslissing van die zaak aannemelijk te moeten maken.

2.   Een verzoek waarin de omstandigheden worden uiteengezet waaruit het recht tot tussenkomst blijkt, wordt binnen drie weken na de bekendmaking van de in artikel 6, lid 6, bedoelde mededeling ingediend.

3.   De tussenkomst mag geen ander doel dienen dan de conclusies van een van de partijen geheel of ten dele te ondersteunen of te verwerpen.

De tussenkomst kent niet dezelfde procedurele rechten toe als die welke aan de partijen zijn toegekend en is ondergeschikt aan het hoofdgeding. Zij raakt zonder voorwerp wanneer de zaak in het register van de kamer van beroep wordt doorgehaald, na afstand van instantie door een partij of na een minnelijke schikking tussen de partijen, of bij niet-ontvankelijkverklaring van het beroepsschrift.

De interveniënten aanvaarden de zaak in de stand waarin ze zich op het ogenblik van hun tussenkomst bevindt.

4.   Het verzoek tot tussenkomst bevat:

a)

de aanduiding van de zaak;

b)

de naam van de partijen;

c)

de naam en het adres van de interveniënt;

d)

indien de interveniënt overeenkomstig artikel 9 een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres;

e)

een gekozen domicilie, indien dit een ander is dan het adres onder c) en d);

f)

de conclusies, van een of meer partijen, ter ondersteuning waarvan de interveniënt wenst tussen te komen;

g)

een uiteenzetting van de omstandigheden waaruit het recht tot tussenkomst blijkt;

h)

een vermelding of de interveniënt ermee heeft ingestemd dat te betekenen stukken hem, of in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger, bij fax, elektronische post of met een ander technisch communicatiemiddel worden toegezonden.

Het verzoek tot tussenkomst wordt aan de partijen betekend voor hun eventuele opmerkingen met betrekking tot dat verzoek voordat de kamer van beroep hierover beslist.

5.   Wanneer de kamer van beroep besluit de tussenkomst toe te staan, ontvangt de interveniënt afschriften van alle aan de partijen betekende processtukken die hiertoe door de partijen aan de kamer van beroep werden verstrekt. Dit geldt niet voor vertrouwelijke stukken of documenten.

6.   De kamer van beroep beslist of het verzoek tot tussenkomst al dan niet wordt ingewilligd.

Wanneer de kamer van beroep de tussenkomst toestaat, bepaalt de voorzitter een termijn waarbinnen de interveniënt een memorie in interventie kan indienen.

De memorie in interventie bevat:

a)

een verklaring met de conclusies van de interveniënt, strekkende tot gehele of gedeeltelijke ondersteuning of verwerping van de conclusies van een van de partijen;

b)

de aangevoerde middelen en argumenten, zowel feitelijk als rechtens;

c)

zo nodig, de aard van de bewijsaanbiedingen;

d)

zo nodig, de vermelding van de gegevens in het verzoek tot tussenkomst die als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en de redenen hiervoor.

Na de indiening van de memorie in interventie kan de voorzitter in voorkomend geval een termijn bepalen waarbinnen de partijen op die memorie kunnen antwoorden.

7.   De interveniënten dragen hun eigen kosten.”.

12)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

Vertegenwoordiging

Wanneer een partij of een interveniënt een vertegenwoordiger heeft benoemd, legt deze vertegenwoordiger een door de vertegenwoordigde partij of door de interveniënt verleende volmacht over.”.

13)

In artikel 11 wordt lid 1, onder c), vervangen door:

„c)

het beroep wordt niet ingesteld tegen een besluit bedoeld in artikel 91, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 of in artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012.”.

14)

In artikel 13 wordt lid 4 vervangen door:

„4.   De zittingen van de kamer van beroep zijn openbaar, tenzij de kamer van beroep ambtshalve of op verzoek van een partij om naar behoren gerechtvaardigde redenen anderszins besluit.”.

15)

In artikel 15, lid 2, wordt het volgende punt d) toegevoegd:

„d)

het bereiken van een minnelijke schikking tussen de partijen te vergemakkelijken.”.

16)

Het volgende artikel 17 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 17 bis

Kosten

De partijen dragen hun eigen kosten.”

17)

In artikel 21 wordt lid 1, onder h), vervangen door:

„h)

de uitspraak van de kamer van beroep, eventueel met inbegrip van een verwijzing in de kosten voor het verkrijgen van bewijs en een beslissing aangaande de terugbetaling van vergoedingen ingevolge artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 340/2008 of artikel 4, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013.”.

18)

In artikel 21 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:

„6.   De voorzitter beslist of de gegevens die zijn vermeld door de insteller van het beroep overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder g), door het agentschap overeenkomstig artikel 7, lid 2, onder d), of door een interveniënt overeenkomstig artikel 8, lid 6, onder d), als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt. De voorzitter ziet erop toe dat de als vertrouwelijk aangemerkte gegevens niet in de definitieve beslissing worden vermeld.”.



26.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 137/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/824 VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2016

tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de inhoud en vorm van de beschrijving van de werking van multilaterale handelsfaciliteiten en georganiseerde handelsfaciliteiten en de kennisgeving aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 18, lid 11, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het is belangrijk te erkennen dat de bevoegde autoriteiten volledige informatie moeten ontvangen over het doel, de structuur en de organisatie van multilaterale handelsfaciliteiten (multilateral trading facilities — MTF's) en georganiseerde handelsfaciliteiten (organised trading facilities — OTF's) waarop zij toezicht zullen moeten uitoefenen om voor de efficiënte en ordelijke werking van de financiële markten te zorgen.

(2)

Deze informatie dient te berusten op de informatie die een beleggingsonderneming of marktexploitant zou moeten verstrekken als onderdeel van de algemene vergunningsvereisten overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU. Daarbij moet de focus liggen op de specifieke functionaliteit van het handelssysteem om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen te beoordelen of het systeem voldoet aan de definitie van een MTF of OTF en om te beoordelen of het in overeenstemming is met de bijzondere platformgeoriënteerde vereisten van Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2). Het vereiste van een gedetailleerde beschrijving mag niet van invloed zijn op de verplichting voor een beleggingsonderneming of marktexploitant om andere informatie aan de betrokken bevoegde autoriteit te verstrekken als vereist overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014, of de rechten van de bevoegde autoriteiten om andere informatie te vragen als onderdeel van hun voortdurende toezicht op handelsplatforms.

(3)

De door bevoegde autoriteiten ontvangen informatie moet ervoor zorgen dat gedetailleerde beschrijvingen van de werking van de MTF of de OTF overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU op uniforme wijze worden verzameld en informatie voor bestaande MTF's die reeds opereren overeenkomstig een nationale vergunning op het tijdstip waarop het vereiste van indiening van een gedetailleerde beschrijving van kracht wordt, efficiënt wordt verwerkt.

(4)

Aangezien mkb-groeimarkten zich hierin van andere MTF's onderscheiden dat zij onderworpen zijn aan bijkomende regels overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU, is het noodzakelijk dat mkb-groeimarkten bijkomende informatie verstrekken.

(5)

Aangezien OTF's zich hierin van MTF's onderscheiden dat door de exploitant bij het handelsproces discretionaire regels kunnen worden gebruikt, en omdat de exploitant van een OTF verantwoordelijkheden draagt tegenover gebruikers van het systeem, moeten OTF's bijkomende informatie verstrekken.

(6)

Om voor een efficiënte verwerking te zorgen, moet de vereiste informatie in elektronische vorm worden verstrekt.

(7)

Om de bekendmaking door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) van de lijst van alle MTF's en OTF's in de Unie vergezeld van informatie over de diensten die zij aanbieden en hun unieke identificatiecode te vergemakkelijken, moet een standaardtemplate voor die informatie worden gebruikt.

(8)

Om redenen van consistentie en om voor de soepele werking van de financiële markten te zorgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn.

(9)

Persoonsgegevens die overeenkomstig deze verordening worden verstrekt, moeten voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verkregen en mogen vervolgens niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. Overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) dienen persoonsgegevens niet langer dan noodzakelijk is te worden bewaard ten behoeve van het uitoefenen van de toezichtsfunctie en moet een maximale bewaringstermijn worden vermeld.

(10)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die de ESMA aan de Commissie heeft voorgelegd.

(11)

De ESMA heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de eventuele daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „relevante exploitant”:

a)

een beleggingsonderneming die een multilaterale handelsfaciliteit (multilateral trading facility — MTF) exploiteert;

b)

een beleggingsonderneming die een georganiseerde handelsfaciliteit (organised trading facility — OTF) exploiteert;

c)

een marktexploitant die een MTF exploiteert;

d)

een marktexploitant die een OTF exploiteert;

2.   „activacategorieën”: de categorieën financiële instrumenten als bepaald in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU.

Artikel 2

Over MTF's en OTF's te verstrekken informatie

1.   Een relevante exploitant verstrekt aan zijn bevoegde autoriteit de volgende informatie:

a)

de activacategorieën van aan de MTF of OTF verhandelde financiële instrumenten;

b)

de regels en procedures om financiële instrumenten beschikbaar te maken voor de handel, alsmede bijzonderheden over de publicatieregelingen die worden gebruikt om die informatie beschikbaar te stellen voor het publiek;

c)

de regels en procedures om te zorgen voor de objectieve en niet-discriminerende toegang tot de handelsfaciliteiten alsmede bijzonderheden over de publicatieregelingen die worden gebruikt om die informatie beschikbaar te stellen voor het publiek;

d)

de maatregelen en procedures om ervoor te zorgen dat voldoende informatie publiek beschikbaar is voor gebruikers van de MTF of OTF om zich een beleggingsoordeel te vormen, rekening houdend met zowel de aard van de gebruikers als de categorieën verhandelde financiële instrumenten;

e)

de systemen, procedures en regelingen om te zorgen voor naleving van de voorwaarden neergelegd in de artikelen 48 en 49 van Richtlijn 2014/65/EU;

f)

een gedetailleerde beschrijving van de regelingen om de verschaffing van liquiditeit aan het systeem te vergemakkelijken, zoals marketmakingregelingen;

g)

de regelingen en procedures om transacties te monitoren als vereist bij artikel 31 van Richtlijn 2014/65/EU;

h)

de regels en procedures voor opschorting en uitsluiting van financiële instrumenten van de handel als vereist bij artikel 32 van Richtlijn 2014/65/EU;

i)

de regelingen om te voldoen aan de verplichtingen inzake transparantie voor en na de handel die gelden voor de verhandelde financiële instrumenten en de handelsfunctionaliteit van de MTF of OTF; die informatie gaat vergezeld van informatie over elk voornemen om gebruik te maken van ontheffingen op grond van de artikelen 4 en 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014 en uitgestelde openbaarmaking op grond van de artikelen 7 en 11 van die verordening;

j)

de regelingen voor de efficiënte afwikkeling van de volgens zijn systemen uitgevoerde transacties en om ervoor te zorgen dat de gebruikers kennis dragen van hun respectieve verantwoordelijkheden op dit gebied;

k)

een lijst van de leden van of deelnemers aan de MTF of OTF die hij exploiteert.

2.   Een relevante exploitant verstrekt zijn bevoegde autoriteit een gedetailleerde beschrijving van de werking van zijn handelssysteem en specificeert:

a)

of het systeem een voice-, elektronisch of hybride handelssysteem is;

b)

in geval van een elektronisch of hybride handelssysteem, de aard van elk algoritme of programma dat wordt gebruikt om de matching en uitvoering van handelsintenties te bepalen;

c)

in geval van een voicehandelssysteem, de regels en protocollen die worden gebruikt om de matching en uitvoering van handelsintenties te bepalen;

d)

een toelichting over de wijze waarop het handelssysteem aan elk onderdeel van de definitie van een MTF of een OTF voldoet.

3.   Een relevante exploitant verstrekt zijn bevoegde autoriteit informatie over de wijze waarop en in welke gevallen de exploitatie van de MTF of OTF aanleiding zal geven tot mogelijke conflicten tussen de belangen van de MTF of OTF, de exploitant ervan of de eigenaars ervan en de goede werking van de MTF of OTF. De exploitant specificeert de procedures en regelingen om te voldoen aan de vereisten bepaald in artikel 18, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU.

4.   Een relevante exploitant verstrekt zijn bevoegde autoriteit de volgende informatie over zijn uitbestedingsregelingen met betrekking tot het beheer van, de exploitatie van of het toezicht op de MTF of OTF:

a)

de organisatorische maatregelen om de risico's in verband met die uitbestede activiteiten te identificeren en om de uitbestede activiteiten te monitoren;

b)

de contractuele overeenkomst tussen de relevante exploitant en de entiteit die de uitbestede dienst verleent waarin de aard, het toepassingsgebied, de doelstellingen en de dienstenniveauovereenkomsten worden geschetst.

5.   Een relevante exploitant verstrekt zijn bevoegde autoriteit informatie over koppelingen met of deelname van een gereglementeerde markt, MTF, OTF of een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling die eigendom is van dezelfde relevante exploitant.

Artikel 3

Over MTF's te verstrekken bijkomende informatie

Naast de in artikel 2 bepaalde informatie verstrekt een relevante exploitant zijn bevoegde autoriteit de volgende informatie met betrekking tot de vereisten bepaald in artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU:

a)

een beschrijving van de regelingen en de systemen die zijn geïmplementeerd om de risico's waaraan de exploitant is blootgesteld, te beheren om alle significante risico's voor de exploitatie ervan te identificeren en om effectieve maatregelen in werking te stellen om deze risico's te limiteren;

b)

een beschrijving van de regelingen die zijn geïmplementeerd om de efficiënte en tijdige afhandeling van de met de systemen van de exploitant uitgevoerde transacties te vergemakkelijken;

c)

gezien de aard en omvang van de op de markt gesloten transacties en de reeks risico's en de graad van de risico's waaraan de exploitant is blootgesteld, een beschrijving van de financiële middelen die voldoende geacht worden om de ordelijke werking ervan te bevorderen.

Artikel 4

Over reeds operationele MTF's te verstrekken informatie

Ingeval een beleggingsonderneming of een marktexploitant met een vergunning tot exploitatie van een MTF overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) op de datum van toepassing van deze verordening actief is, verstrekt deze onderneming of exploitant de informatie als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van deze verordening indien deze vereist is:

a)

om door de relevante exploitant vroeger bij zijn relevante autoriteit ingediende informatie te corrigeren, te actualiseren of te verduidelijken;

b)

om aan te tonen dat is voldaan aan de verplichtingen overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014 die op de MTF niet van toepassing waren vóór de toepassing van deze verordening.

Artikel 5

Bijkomende informatie die over MTF's moet worden verstrekt voor registratie als een mkb-groeimarkt

Ingeval een relevante exploitant een aanvraag indient voor registratie van een MTF als een mkb-groeimarkt, zorgt die exploitant ervoor dat bij het verstrekken van de informatie overeenkomstig de artikelen 2 en 3 duidelijk wordt aangegeven welke functionaliteiten of regelingen op een mkb-groeimarkt van toepassing zijn.

Artikel 6

Over OTF's te verstrekken bijkomende informatie

Naast de in artikel 2 bedoelde informatie verstrekt een relevante exploitant die een OTF exploiteert aan zijn bevoegde autoriteit de volgende informatie:

a)

informatie over het feit of een andere beleggingsonderneming ermee is belast op onafhankelijke basis marketmaking in de OTF ervan te verrichten overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU;

b)

een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop en de omstandigheden waaronder hij op discretionaire basis orders in de OTF uitvoert overeenkomstig artikel 20, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU;

c)

de regels, procedures en protocollen die de exploitant in staat stellen de handelsintenties van een lid of deelnemer buiten de faciliteiten van de OTF te verzenden;

d)

een beschrijving van het gebruik van matched principal trading die voldoet aan artikel 20, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU;

e)

de regels en procedures om naleving te verzekeren van de artikelen 24, 25, 27 en 28 van Richtlijn 2014/65/EU voor transacties die worden gesloten in de OTF indien die regels van toepassing zijn op de relevante exploitant met betrekking tot een OTF gebruiker.

Artikel 7

Specifieke informatie over de activaklasse

Indien een relevante exploitant van een MTF of OTF verschillende regels op verschillende activaklassen toepast, verstrekt hij de bij deze verordening vereiste informatie voor elk van die activaklassen afzonderlijk.

Artikel 8

Materiële wijzigingen

1.   Een relevante exploitant verstrekt zijn bevoegde autoriteit een beschrijving van alle materiële wijzigingen in de eerder overeenkomstig deze verordening ingediende informatie die relevant zouden zijn voor een beoordeling of die exploitant Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014 naleeft.

2.   Indien een relevante exploitant nieuwe informatie aan zijn bevoegde autoriteit zendt om eerder overeenkomstig deze verordening ingediende informatie te corrigeren, te actualiseren of te verduidelijken, hoeft hij geen weinig ingrijpende of louter technische informatie op te nemen die niet relevant zou zijn voor een beoordeling of hij Richtlijn 2014/65/EU of Verordening (EU) nr. 600/2014 naleeft.

3.   Een beleggingsonderneming of marktexploitant die over een vergunning beschikt tot exploitatie van een MTF overeenkomstig Richtlijn 2004/39/EG en actief is op de datum van toepassing van deze verordening, verstrekt zijn bevoegde autoriteit, naast de in lid 1 van dit artikel bedoelde beschrijving, een beschrijving van alle materiële wijzigingen in de informatie die eerder met betrekking tot die MTF overeenkomstig die richtlijn bij de bevoegde autoriteit is ingediend.

Artikel 9

De vorm waarin de beschrijving moet worden verstrekt

1.   Indien de relevante exploitant de bevoegde autoriteit de beschrijving verstrekt van de werking van de MTF of OTF die hij exploiteert als geregeld in deze verordening, neemt de relevante exploitant duidelijke verwijzingen op die voldoen aan de vereisten van het model in tabel 1 van de bijlage.

2.   Bij het verstrekken van de informatie die op grond van deze verordening vereist is, neemt een relevante exploitant verwijzingen op naar de passende bepalingen van de regels van zijn MTF of OTF, overeenkomsten of contracten met deelnemers of relevante derde partijen en interne procedures en gedragslijnen.

3.   Een relevante exploitant verstrekt de krachtens deze verordening vereiste informatie aan zijn bevoegde autoriteit in elektronische vorm.

4.   Bij het verstrekken van de krachtens deze verordening vereiste informatie:

a)

voorziet een relevante exploitant elk document dat hij indient van een uniek referentienummer;

b)

zorgt een relevante exploitant ervoor dat in de informatie die hij indient duidelijk wordt aangegeven op welk specifiek vereiste van deze verordening deze betrekking heeft en in welk document die informatie wordt verstrekt onder gebruikmaking van het unieke referentienummer om het document te identificeren;

c)

zorgt een relevante exploitant ervoor dat, als een vereiste van deze verordening niet op hem van toepassing is, dit wordt vermeld en toegelicht;

d)

dient een relevante exploitant die informatie in in de vorm beschreven in tabel 1 van de bijlage.

5.   Indien de beschrijving wordt verstrekt in het kader van een vergunningsverzoek, dient een entiteit die om een vergunning verzoekt tot het verlenen van meer dan één dienst tegelijkertijd één aanvraag in waarin duidelijk wordt aangegeven op welke diensten de verstrekte informatie betrekking heeft. Wanneer hetzelfde document in aanmerking moet worden genomen als onderdeel van verschillende vergunningsverzoeken, wordt ten behoeve van het verstrekken van de informatie in de vorm vastgesteld in tabel 1 van de bijlage hetzelfde referentienummer gebruikt bij de indiening van hetzelfde document voor verschillende aanvragen.

Artikel 10

Kennisgeving aan de ESMA

Een bevoegde autoriteit stelt de ESMA in elektronische vorm en in de vorm vastgesteld in tabel 2 van de bijlage ervan in kennis wanneer aan een relevante exploitant een vergunning is verleend als MTF of OTF.

Artikel 11

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum die voorkomt in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.

(2)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

(3)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(4)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(5)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).


BIJLAGE

Formaten

Tabel 1

Informatieverstrekking door exploitanten van MTF's en OTF's

Relevante exploitant waarvoor de aanvraag wordt ingediend

Relevant artikel van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/824

Referentienummer van het document

Titel van het document

Hoofdstuk, deel of bladzijde van het document waarin de informatie wordt verstrekt of redenen waarom de informatie niet wordt verstrekt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 2

Aan de ESMA te zenden informatie

Kennisgevende bevoegde autoriteit

Naam van de relevante exploitant

Naam van de geëxploiteerde MTF of OTF

MIC-code

Door de MTF of OTF verleende diensten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


26.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 137/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/825 VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

101,2

TR

60,8

ZZ

81,0

0707 00 05

TR

99,6

ZZ

99,6

0709 93 10

TR

133,0

ZZ

133,0

0805 10 20

EG

53,2

IL

42,6

MA

56,1

TR

42,3

ZA

80,4

ZZ

54,9

0805 50 10

AR

129,2

TR

143,1

ZA

175,0

ZZ

149,1

0808 10 80

AR

107,3

BR

101,7

CL

120,4

CN

65,7

NZ

153,7

US

227,3

ZA

107,1

ZZ

126,2

0809 29 00

TR

538,5

US

931,3

ZZ

734,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


26.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 137/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/826 VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2016

houdende sluiting van de interventieaankoop van mageremelkpoeder tegen een vaste prijs voor de interventieperiode die eindigt op 30 september 2016, en houdende opening van een openbare inschrijving voor de aankoop

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 1370/2013 van de Raad van 16 december 2013 houdende maatregelen tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 3, lid 6,

Gezien Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (3), en met name artikel 14 en artikel 16, lid 2, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1549 van de Commissie (4) is de openbare interventie voor mageremelkpoeder open tot en met 30 september 2016.

(2)

Uit de mededelingen die op 25 mei 2016 door de lidstaten zijn gedaan op grond van artikel 13, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 1272/2009, blijkt dat de totale hoeveelheid mageremelkpoeder die sinds 1 januari 2016 voor interventie tegen een vaste prijs is aangeboden, het in artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1370/2013 vastgestelde maximum van 218 000 ton heeft overschreden. Daarom moet de interventieaankoop van mageremelkpoeder tegen een vaste prijs worden gesloten voor de interventieperiode die eindigt op 30 september 2016, moet een toewijzingscoëfficiënt worden vastgesteld voor de hoeveelheden die op 24 mei 2016 aan de interventiebureaus van de lidstaten zijn aangeboden en moeten de aanbiedingen die de interventiebureaus van de lidstaten op of na 25 mei 2016 hebben ontvangen, worden afgewezen.

(3)

Overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 moet het mageremelkpoeder dat voor interventie wordt aangeboden, worden verpakt in zakken met een nettogewicht van 25 kg. Daarom moeten de aangeboden hoeveelheden mageremelkpoeder waarop een toewijzingscoëfficiënt wordt toegepast, naar beneden worden afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van 25 kg.

(4)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1370/2013 moet een openbare inschrijving voor mageremelkpoeder worden geopend ter bepaling van de maximale aankoopprijs.

(5)

In titel II, hoofdstuk I, afdeling III, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 zijn de regels vastgesteld die moeten worden gevolgd wanneer de Commissie een openbare inschrijving opent voor de interventieaankoop van de in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde producten.

(6)

Overeenkomstig artikel 16, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1272/2009 moet worden vastgesteld in welke perioden de inschrijvingen kunnen worden ingediend.

(7)

Overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 moet worden vastgesteld binnen welke termijn de interventiebureaus alle ontvankelijke inschrijvingen aan de Commissie moeten meedelen.

(8)

Met het oog op een doeltreffende administratie moeten de lidstaten voor de mededelingen aan de Commissie gebruikmaken van de informatiesystemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (5).

(9)

Aangezien de interventiebureaus de aanbieders snel na de bekendmaking van deze verordening in kennis moeten stellen van de sluiting van de interventieaankoop tegen een vaste prijs en van de betrokken toewijzingscoëfficiënt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Sluiting van de interventieaankoop tegen een vaste prijs

1.   De interventieaankoop van mageremelkpoeder tegen een vaste prijs wordt gesloten voor de interventieperiode die eindigt op 30 september 2016.

De totale hoeveelheid van de aanbiedingen van mageremelkpoeder voor interventie die de interventiebureaus van de lidstaten op 24 mei 2016 van elke aanbieder hebben ontvangen, wordt aanvaard na te zijn vermenigvuldigd met een toewijzingscoëfficiënt van 10,4707 % en vervolgens naar beneden te zijn afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van 25 kg.

2.   De aanbiedingen tegen een vaste prijs die de interventiebureaus van de lidstaten in de periode van 25 mei 2016 tot en met 30 september 2016 hebben ontvangen, worden afgewezen.

Artikel 2

Opening van de openbare inschrijving

De interventieaankoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving boven het in artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1370/2013 vastgestelde maximum wordt geopend tot en met 30 september 2016 onder de voorwaarden van titel II, hoofdstuk I, afdeling III, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 en van de onderhavige verordening.

Artikel 3

Indiening van inschrijvingen

1.   De termijn voor het indienen van de inschrijvingen voor de eerste bijzondere inschrijving loopt af op 7 juni 2016 om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

Voor de daaropvolgende bijzondere inschrijvingen loopt de indieningstermijn af op de eerste en de derde dinsdag van de maand om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

Als dinsdag een officiële feestdag is, loopt de termijn af op de laatste werkdag die aan die dinsdag voorafgaat, om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

2.   De inschrijvingen worden ingediend bij de door de lidstaten erkende interventiebureaus (6).

Artikel 4

Mededeling aan de Commissie

De in artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 bedoelde mededeling wordt gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 op de in artikel 3 van de onderhavige verordening bedoelde datum voor het indienen van de inschrijvingen, uiterlijk om 16.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

In afwijking van artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 wordt een lidstaat die de Commissie niet binnen de in de eerste alinea bedoelde termijn in kennis stelt van een ontvankelijke inschrijving, verondersteld de Commissie in kennis te hebben gesteld dat er geen inschrijvingen zijn.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 346 van 20.12.2013, blz. 12.

(3)  PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1.

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1549 van de Commissie van 17 september 2015 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen voor de sector melk en zuivelproducten in de vorm van een verlenging van de openbare-interventieperiode voor boter en mageremelkpoeder in 2015 en een vervroeging van de openbare-interventieperiode voor boter en mageremelkpoeder in 2016 (PB L 242 van 18.9.2015, blz. 28).

(5)  Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3).

(6)  Het adres van de interventiebureaus is te vinden op de website van de Europese Commissie http://ec.europa.eu/agriculture/milk/policy-instruments/index_en.htm


BESLUITEN

26.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 137/22


BESLUIT (EU) 2016/827 VAN DE COMMISSIE

van 20 mei 2016

inzake de verlenging van het mandaat van de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn de waarden neergelegd waarop de Unie berust, en volgens artikel 6 heeft het Handvest van de grondrechten dezelfde juridische waarde als de Verdragen en maken de grondrechten als algemene beginselen deel uit van het recht van de Unie.

(2)

Op 20 november 1991 heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen besloten de afweging van ethische aspecten op te nemen in het besluitvormingsproces voor communautair beleid op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling door de instelling van de Adviesgroep ethische implicaties van de biotechnologie (AGEIB).

(3)

De Commissie heeft op 16 december 1997 besloten de AGEIB te vervangen door de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën (EGE) en daarbij het werkgebied van de groep uit te breiden tot alle toepassingsgebieden van de exacte wetenschappen en technologie. Het mandaat van de EGE is meerdere malen verlengd, laatstelijk bij Besluit 2010/1/EU van de Commissie (1). Het is thans aangewezen het mandaat met een periode van vijf jaar te verlengen en vervolgens de nieuwe leden te benoemen.

(4)

De EGE heeft als taak aan de Europese Commissie op haar verzoek of op eigen initiatief en in overleg met de Commissie bijstand te verlenen. De Commissie kan de aandacht van de EGE vestigen op vraagstukken die het Europees Parlement en de Raad van groot ethisch belang achten.

(5)

Voor de openbaarmaking van informatie door de leden van de groep moeten voorschriften worden vastgesteld.

(6)

Persoonsgegevens moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2).

(7)

Besluit 2010/1/EU moet worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Mandaat

Het mandaat van de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën (EGE) wordt met vijf jaar verlengd.

Artikel 2

Taak

De EGE heeft als taak de Commissie op haar verzoek of op verzoek van de voorzitter van de EGE en met instemming van de diensten van de Commissie te adviseren over ethische vraagstukken betreffende de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën en over de ruimere maatschappelijke implicaties van de vooruitgang op deze gebieden. De groep moet daarom:

a)

ethische vraagstukken die voortvloeien uit ontwikkelingen op het gebied van de exacte wetenschappen en technologieën in kaart brengen, definiëren en onderzoeken;

b)

bijstand verlenen in de vorm van analysen en aanbevelingen ter bevordering van ethische EU-beleidsvorming, met inachtneming van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Artikel 3

Raadpleging

De Commissie kan de groep raadplegen over alle zaken die onder de in artikel 2 bedoelde taak vallen. Binnen dit kader kan de Commissie de aandacht van de EGE vestigen op vraagstukken die het Europees Parlement en de Raad van groot ethisch belang achten.

Artikel 4

Samenstelling — Benoeming van de leden

1.   De EGE heeft ten hoogste vijftien leden. De leden beschikken over deskundigheid inzake de in artikel 2 bedoelde taak.

2.   De leden treden op in hun persoonlijke hoedanigheid. Zij brengen in het algemeen belang en onafhankelijk van invloeden van buitenaf advies uit aan de Commissie. De leden stellen de Commissie tijdig in kennis van alle belangenconflicten die hun onafhankelijkheid in gevaar kunnen brengen.

3.   De leden worden door de voorzitter van de Commissie benoemd op voorstel van het lid van de Commissie dat belast is met Onderzoek, Wetenschap en Innovatie, nadat zij zich kandidaat hebben gesteld als reactie op een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor lidmaatschap van de EGE en na een selectieprocedure op basis van de in de leden 4 en 6 vastgestelde criteria, waarop toezicht wordt gehouden door een comité van aanbeveling.

4.   In zijn voorstel voor de samenstelling van de EGE streeft het comité van aanbeveling zoveel mogelijk naar een hoog niveau van deskundigheid en pluralisme, geografische spreiding en een evenwichtige vertegenwoordiging van relevante specialismen en aandachtspunten, rekening houdend met de specifieke taken van de EGE, de vereiste soort deskundigheid en de reactie op de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. De EGE is onafhankelijk, pluralistisch en multidisciplinair.

5.   Ieder lid van de EGE wordt benoemd voor een ambtstermijn van tweeënhalf jaar. Een ambtstermijn kan aan het einde worden verlengd. Het lidmaatschap van de EGE wordt beperkt tot maximaal drie ambtstermijnen.

6.   Bij de selectie van kandidaten voor lidmaatschap van de groep wordt rekening gehouden met de volgende factoren en criteria:

a)

de samenstelling van de groep is zodanig dat onafhankelijk advies van de hoogste kwaliteit kan worden verstrekt, waarbij wijsheid en vooruitziendheid worden gecombineerd. De geloofwaardigheid van de groep steunt op het evenwicht tussen de kwaliteiten van de mannen en vrouwen waaruit zij bestaat; samen weerspiegelen deze leden de verscheidenheid aan gezichtspunten in Europa. Er wordt streng de hand gehouden aan een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen en er wordt de nodige aandacht besteed aan een evenwichtige vertegenwoordiging naar leeftijd en aan geografische spreiding;

b)

de leden van de groep zijn internationaal erkende deskundigen die op Europees en mondiaal niveau blijk hebben gegeven van uitmuntendheid en ervaring;

c)

de leden vormen een weerspiegeling van het ruime interdisciplinaire werkgebied van de groep, dat gaat van filosofie en ethiek over natuur- en sociale wetenschappen tot recht. Zij mogen zichzelf echter niet als vertegenwoordigers van een bepaald vakgebied, wereldbeeld of onderzoeksstroming beschouwen; zij hebben ieder een ruime blik en zorgen samen voor inzicht in de belangrijke huidige en komende ontwikkelingen, onder meer door inter-, trans- en multidisciplinaire gezichtspunten, en in de behoefte aan bijstand bij ethische vraagstukken op Europees niveau;

d)

naast hun bewezen reputatie brengen de leden samen ervaring met ethische adviesverlening aan beleidsmakers mee, die zij in verschillende lidstaten en zowel op Europees als internationaal niveau hebben opgedaan;

e)

de groep omvat leden die ervaringen hebben in organen zoals adviesraden en -comités, overheidsadviesorganen, nationale raden voor ethiek, universiteiten en onderzoeksinstellingen. Het kan voor de groep waardevol zijn om leden die in meerdere landen ervaring hebben opgedaan en leden van buiten de Europese Unie op te nemen.

7.   De selectie van de leden van de EGE vindt plaats op basis van een open oproep tot het indienen van blijken van belangstelling, waarin de voorwaarden voor het indienen van een volledige aanvraag worden vermeld. De Commissie maakt de oproep bekend op de Europa-website. Er wordt ook gezorgd voor een link van het register van deskundigengroepen en andere adviesorganen van de Commissie („het register van deskundigengroepen”) naar de Europa-website.

8.   Er mogen leden worden voorgedragen, mits de voorgedragen persoon voldoet aan de voorwaarden voor het indienen van een volledige aanvraag.

9.   De ledenlijst van de EGE wordt door de Commissie in het register van deskundigengroepen bekendgemaakt.

10.   Geschikte kandidaten die niet krachtens lid 2 worden benoemd, worden op een reservelijst geplaatst. De voorzitter van de Commissie kan uit deze reservelijst leden benoemen.

11.   Indien een lid geen doeltreffende bijdrage meer kan leveren aan de werkzaamheden van de EGE, ontslag neemt of niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 339 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kan de voorzitter van de Commissie uit de reservelijst een vervangend lid benoemen voor de resterende duur van de ambtstermijn van het oorspronkelijke lid.

Artikel 5

Werkwijze

1.   Het directoraat-generaal Onderzoek en Innovatie is in nauwe samenwerking met de voorzit(s)ter van de EGE verantwoordelijk voor de coördinatie en organisatie van de werkzaamheden van de EGE en voor het voeren van haar secretariaat.

2.   De leden van de EGE kiezen voor de duur van hun ambtstermijn met een gewone meerderheid uit hun midden een voorzit(s)ter en een vice-voorzit(s)ter.

3.   De leden van de EGE en de externe deskundigen voldoen aan de bij de Verdragen en de uitvoeringsregels ervan vastgestelde verplichtingen tot geheimhouding, alsmede aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde EU-informatie die zijn neergelegd in de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 (3) en (EU, Euratom) 2015/444 (4) van de Commissie. Bij niet-nakoming van die verplichtingen kan de Commissie alle passende maatregelen nemen.

4.   Het werkprogramma van de EGE, met inbegrip van de ethische analysen die uit hoofde van haar initiatiefrecht door de EGE zelf worden voorgesteld, wordt door de Commissie goedgekeurd. Elk verzoek tot ethische analyse omvat de parameters van de gevraagde analyse. Wanneer de Commissie de EGE om advies vraagt, bepaalt zij binnen welke termijn dit advies wordt uitgebracht.

5.   Een advies van de EGE omvat een reeks aanbevelingen. Deze worden gebaseerd op een overzicht van de huidige stand van de betrokken exacte wetenschappen en technologieën en op een grondige analyse van de ethische vraagstukken in kwestie. De betrokken diensten van de Commissie worden in kennis gesteld van de door de EGE opgestelde aanbevelingen.

6.   De leden van de EGE gaan collegiaal te werk en streven naar consensus. De EGE stelt haar reglement van orde vast op basis van het standaardreglement van orde voor deskundigengroepen en in overleg met de vertegenwoordiger van de Commissie. De werkprocedures zijn zodanig dat ieder lid actief kan deelnemen aan de werkzaamheden van de groep.

7.   De vergaderingen van de EGE vinden normaal gesproken plaats in de kantoren van de Commissie, overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde procedures en tijdschema's. De EGE vergadert ten minste zes keer in een periode van twaalf maanden, hetgeen neerkomt op ongeveer twaalf werkdagen per jaar. Indien nodig kunnen in overleg met de vertegenwoordiger van de Commissie aanvullende vergaderingen worden georganiseerd.

Met het oog op de opstelling van analysen door de EGE en binnen de grenzen van de hiervoor beschikbare middelen, kan de vertegenwoordiger van de Commissie:

indien passend voor een gedachtewisseling, ad hoc deskundigen en vertegenwoordigers van betrokken ngo's of representatieve organisaties uitnodigen. De Commissie kan ook ad hoc en tijdelijk externe deskundigen inschakelen om deel te nemen aan de werkzaamheden van de EGE indien dit nodig wordt geacht om het brede spectrum aan ethische vraagstukken in verband met de vooruitgang in de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën te bestrijken,

het initiatief nemen voor studies om alle nodige wetenschappelijke en technische informatie te verzamelen,

het mogelijk maken werkgroepen op te richten om specifieke vraagstukken te bestuderen,

intensieve contacten onderhouden met vertegenwoordigers van de verschillende organen op het gebied van de ethiek in de lidstaten en in derde landen.

Daarnaast organiseert de Commissie voor elk advies van de EGE een publieke rondetafelconferentie om de dialoog te bevorderen en de transparantie te verbeteren. De EGE onderhoudt intensieve contacten met de diensten van de Commissie die betrokken zijn bij de door de groep bestudeerde vraagstukken.

8.   De groep streeft naar consensus. Indien een advies echter niet met algemene stemmen wordt aangenomen, worden de afwijkende gezichtspunten (in de hoedanigheid van minderheidsstandpunt) samen met de naam (namen) van de leden die het oneens zijn erin opgenomen. Het advies wordt aan de voorzitter van de Commissie of aan de door hem aangeduide vertegenwoordiger toegezonden. Elk advies wordt na aanname onmiddellijk bekendgemaakt en aan het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie toegezonden.

9.   Indien een advies over een bepaald onderwerp om operationele redenen sneller moet worden uitgebracht dan via de aannameprocedure voor adviezen mogelijk is, kan een korte verklaring of een andere vorm van analyse worden opgesteld die indien nodig wordt gevolgd door een volledigere analyse in de vorm van een advies, zonder dat dit afbreuk doet aan de transparantie zoals die bij elk ander advies in acht wordt genomen. Verklaringen worden bekendgemaakt en op de website van de EGE ter beschikking gesteld. Indien de EGE dit nodig acht, kan zij in het kader van haar werkprogramma en in overleg met de vertegenwoordiger van de Commissie een advies aanpassen.

10.   De besprekingen binnen de EGE zijn vertrouwelijk. In overleg met de vertegenwoordiger van de Commissie kan de EGE, bij een gewone meerderheid van haar leden, besluiten om haar beraadslagingen open te stellen voor het publiek.

11.   Alle documenten die verband houden met de werkzaamheden van de EGE (zoals agenda's, notulen, adviezen en bijdragen van de deelnemers) worden ter beschikking gesteld via het register van deskundigengroepen of via een link in het register naar een speciale website. Van bekendmaking kan worden afgezien indien wordt geacht dat de openbaarmaking van een document de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5) bedoelde bescherming van het openbaar belang of van de persoonlijke levenssfeer zou ondermijnen.

12.   Vóór het eind van het mandaat van de EGE wordt onder verantwoordelijkheid van de voorzit(s)ter een verslag over haar werkzaamheden opgesteld. Dit verslag wordt bekendgemaakt en toegezonden overeenkomstig de in lid 11 vastgestelde procedures.

Artikel 6

Vergaderkosten

1.   Deelnemers aan de werkzaamheden van de EGE ontvangen geen bezoldiging voor hun diensten.

2.   De reis- en verblijfskosten voor de vergaderingen van de EGE worden overeenkomstig de geldende voorschriften door de Commissie vergoed.

3.   Deze kosten worden vergoed binnen de grenzen van de beschikbare kredieten die volgens de jaarlijkse procedure voor de toewijzing van middelen worden toegekend.

Artikel 7

Slotbepalingen

Dit besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Besluit 2010/1/EU wordt ingetrokken.

Gedaan te Brussel, 20 mei 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  Besluit 2010/1/EU van de Commissie van 23 december 2009 inzake de verlenging van het mandaat van de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën (PB L 1 van 5.1.2010, blz. 8).

(2)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(3)  Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).

(4)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

(5)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, van 31.5.2001, blz. 43).