ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 101 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
59e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
16.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 101/1 |
BESLUIT (EU) 2016/581 VAN DE RAAD
van 11 april 2016
houdende ondertekening namens de Europese Unie van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Republiek ten oosten van de Uruguay uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 15 juli 2013 heeft de Raad de Commissie gemachtigd uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 met bepaalde andere leden van de Wereldhandelsorganisatie onderhandelingen te openen in verband met de toetreding tot de Europese Unie van de Republiek Kroatië. |
(2) |
De Commissie heeft onderhandelingen gevoerd volgens de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren. |
(3) |
Die onderhandelingen zijn afgesloten en op 18 december 2015 vond de parafering plaats van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Republiek ten oosten van de Uruguay uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie („de overeenkomst”). |
(4) |
De overeenkomst moet worden ondertekend, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De ondertekening namens de Unie van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Republiek ten oosten van de Uruguay uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie, wordt namens de Europese Unie goedgekeurd onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst (1).
Artikel 2
De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 11 april 2016.
Voor de Raad
De voorzitter
M.H.P. VAN DAM
(1) De tekst van de overeenkomst wordt samen met het besluit houdende de sluiting ervan bekendgemaakt.
VERORDENINGEN
16.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 101/3 |
VERORDENING (EU) 2016/582 VAN DE COMMISSIE
van 15 april 2016
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 333/2007 wat betreft de analyse van anorganisch arseen, lood en polycyclische aromatische koolwaterstoffen en bepaalde prestatiecriteria voor de analyse
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 11, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 333/2007 van de Commissie (2) zijn bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de gehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen vastgesteld. |
(2) |
De maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie (3). Bij Verordening (EU) 2015/1006 van de Commissie (4) is Verordening (EG) nr. 1881/2006 gewijzigd teneinde maximumgehalten aan anorganisch arseen vast te stellen; het is derhalve passend om te voorzien in specifieke procedures voor de analyse van anorganisch arseen. |
(3) |
De EN-norm 13804 betreffende de bepaling van elementen en hun chemische species is bijgewerkt; het is derhalve passend om de verwijzing naar die norm dienovereenkomstig bij te werken. |
(4) |
De maximumgehalten aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) in cacaobonen en afgeleide producten moeten worden vastgesteld op vetbasis. Uit door het referentielaboratorium van de Europese Unie voor PAK's uitgevoerde proficiency tests blijkt dat er discrepanties optreden bij de bepaling van het vetgehalte. Het is derhalve passend de aanpak van de bepaling van het vetgehalte te harmoniseren. |
(5) |
Op advies van het referentielaboratorium van de Europese Unie voor zware metalen in diervoeders en levensmiddelen is het passend de definitie van de bepaalbaarheidsgrens en de prestatiecriteria met betrekking tot de aantoonbaarheidsgrens voor de analysemethoden voor lood, cadmium, kwik en anorganisch tin te wijzigen. |
(6) |
Het is passend dat de bepalingen met betrekking tot de bemonsteringswijzen en analysemethoden ook buiten het kader van officiële controles van toepassing zijn. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 333/2007 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 333/2007 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De titel wordt vervangen door: „Verordening (EG) nr. 333/2007 van de Commissie van 28 maart 2007 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de controle op de gehalten aan sporenelementen en procescontaminanten in levensmiddelen”. |
2) |
Artikel 1, lid 1, wordt vervangen door: „1. De bemonstering en de analyse voor de controle op de gehalten aan lood, cadmium, kwik, anorganisch tin, anorganisch arseen, 3-MCPD en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) als vermeld in de afdelingen 3, 4 en 6 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 worden uitgevoerd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.”. |
3) |
De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 april 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 333/2007 van de Commissie van 28 maart 2007 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de gehalten aan lood, cadmium, kwik, anorganisch tin, 3-MCPD en benzo(a)pyreen in levensmiddelen (PB L 88 van 29.3.2007, blz. 29).
(3) Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).
(4) Verordening (EU) 2015/1006 van de Commissie van 25 juni 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat de maximumgehalten voor anorganisch arseen in levensmiddelen betreft (PB L 161 van 26.6.2015, blz. 14).
BIJLAGE
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 333/2007 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt C.2.2.1 wordt vervangen door: „C.2.2.1. Specifieke procedures voor lood, cadmium, kwik, anorganisch tin en anorganisch arseen De analist zorgt ervoor dat de monsters tijdens de voorbehandeling niet worden verontreinigd. Voor zover mogelijk bevatten apparatuur en benodigdheden die met het monster in aanraking komen, niet de te bepalen metalen, zijn zij gemaakt van inert materiaal, bv. kunststof zoals polypropyleen, polytetrafluorethyleen (PTFE) enz., en worden zij met zuur schoongemaakt om het contaminatierisico tot een minimum te beperken. Voor snijkanten kan roestvrij staal van hoge kwaliteit worden gebruikt. Er bestaan tal van geschikte specifieke monstervoorbehandelingsprocedures die voor de betrokken producten kunnen worden gebruikt. Voor aspecten die niet specifiek in deze verordening worden behandeld, blijkt CEN-norm „Voedingsmiddelen — Bepaling van elementen en hun chemische species — Algemene overwegingen en specifieke eisen” (*1) te voldoen, maar andere monstervoorbehandelingsprocedures kunnen evenzeer bruikbaar zijn. In het geval van anorganisch tin wordt ervoor gezorgd dat al het materiaal in de oplossing wordt opgenomen daar zich, zoals bekend is, gemakkelijk verliezen voordoen, met name vanwege hydrolyse tot onoplosbaar gehydrateerd Sn(IV)-oxide. (*1) Norm EN 13804:2013, „Voedingsmiddelen — Bepaling van elementen en hun chemische species — Algemene overwegingen en specifieke eisen”, CEN, de Stassartstraat 36, 1050 Brussel, BELGIË.”." |
2) |
In punt C.2.2.2, Specifieke procedures voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Voor de analyse van PAK's in cacao en van cacao afgeleide producten wordt de bepaling van het vetgehalte uitgevoerd overeenkomstig AOAC Official Method 963.15 voor de bepaling van het vetgehalte van cacaobonen en afgeleide producten. Gelijkwaardige procedures voor de bepaling van het vetgehalte mogen ook worden toegepast, mits kan worden aangetoond dat de gebruikte procedure een gelijke (equivalente) waarde voor het vetgehalte oplevert.”. |
3) |
In punt C.3.1, Definities, wordt de definitie van LOQ vervangen door:
|
4) |
Punt C.3.3.1, Prestatiecriteria, onder a), wordt vervangen door:
|
5) |
Punt C.3.2 wordt vervangen door: „C.3.2. Algemene voorschriften De analysemethoden voor de controle op levensmiddelen moeten voldoen aan de bepalingen van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 882/2004. Analysemethoden voor totaal tin zijn geschikt voor controle op gehalten aan anorganisch tin. Voor de analyse van lood in wijn zijn de door de OIV (*2) vastgestelde methoden en regels van toepassing overeenkomstig artikel 80, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*3). Analysemethoden voor totaal arseen zijn geschikt voor screening voor controle op gehalten aan anorganisch arseen. Indien het gehalte aan totaal arseen lager is dan het maximumgehalte aan anorganisch arseen, hoeft niet verder te worden getest en wordt het monster geacht te voldoen aan het maximumgehalte aan anorganisch arseen. Indien het gehalte aan totaal arseen gelijk is aan of hoger is dan het maximumgehalte aan anorganisch arseen, worden verdere tests uitgevoerd om na te gaan of het gehalte aan anorganisch arseen het maximumgehalte overschrijdt. (*2) Organisation internationale de la vigne et du vin." (*3) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).”" |
16.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 101/7 |
VERORDENING (EU) 2016/583 VAN DE COMMISSIE
van 15 april 2016
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1332/2011 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 8, lid 5, en artikel 9, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens Verordening (EU) nr. 1332/2011 van de Commissie (2) moeten turbineaangedreven luchtvaartuigen met een maximale gecertificeerde startmassa van meer dan 5 700 kg of die meer dan 19 passagiers mogen vervoeren, uitgerust zijn met de nieuwe versie 7.1 van de botsingsvermijdingssoftware (ACAS II) om botsingen in volle vlucht te voorkomen. Die vereiste geldt ook voor exploitanten van bepaalde luchtvaartuigen die in een derde land geregistreerd zijn. |
(2) |
Ook volgens Verordening (EU) nr. 1332/2011 moeten in de Unie gevestigde exploitanten van luchtvaartuigen die onder Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (3) vallen, de nieuwe versie 7.1 van ACAS II in hun luchtvaartuigen installeren. Maar aangezien Verordening (EEG) nr. 3922/91 niet langer op die exploitanten van toepassing is, omdat bijlage III is geschrapt, is die bepaling achterhaald. Op die exploitanten is nu Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (4) van toepassing, die in dit verband de nodige regels bevat. De achterhaalde bepaling van Verordening (EU) nr. 1332/2011 moet daarom worden geschrapt. |
(3) |
Verordening (EU) nr. 1332/2011 bevat bepalingen over de operationele procedures die van toepassing zijn in situaties waarin ACAS II het advies aan de bemanning geeft om een manoeuvre uit te voeren dat tot doel heeft voor separatie te zorgen of de bestaande separatie te behouden (separatieadvies). Aangezien die bepalingen cruciaal zijn voor de veiligheid, zowel voor piloten als luchtverkeersleiders en met name wat betreft de interactie tussen beiden, worden zij beter geregeld volgens Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie (5). Daarom moeten de regels voor dergelijke operationele procedures die in Verordening (EU) nr. 1332/2011 zijn opgenomen, worden geschrapt. |
(4) |
Verordening (EU) nr. 1332/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het volgens artikel 17, lid 2, onder b), en artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 uitgebrachte advies (6) van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 1332/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 4 wordt geschrapt. |
2) |
In artikel 5 worden de leden 2 en 3 vervangen door: „2. Artikel 3 is van toepassing vanaf 1 maart 2012. 3. Bij wijze van uitzondering op lid 2 is artikel 3 vanaf 1 december 2015 van toepassing op luchtvaartuigen met een individueel luchtwaardigheidscertificaat dat vóór 1 maart 2012 is afgegeven.”. |
3) |
De bijlage wordt vervangen door de tekst van de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 25 augustus 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 april 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1332/2011 van de Commissie van 16 december 2011 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht (PB L 336 van 20.12.2011, blz. 20).
(3) Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4).
(4) Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1).
(6) Advies nr. 04/2014 van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart van 16 december 2014 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie tot vaststelling van de gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures (SERA, deel C).
BIJLAGE
„BIJLAGE
Airborne Collision Avoidance Systems (ACAS) II
(Deel-ACAS)
AUR.ACAS.1005 Prestatievereiste
(1) |
De volgende turbineaangedreven luchtvaartuigen moeten worden uitgerust met versie 7.1 van de botsingsvermijdingssoftware van ACAS II:
|
(2) |
Luchtvaartuigen die niet in punt 1 zijn vermeld en die vrijwillig zijn uitgerust met ACAS II, moeten zijn uitgerust met versie 7.1 van de botsingsvermijdingssoftware. |
(3) |
Punt 1 is niet van toepassing op onbemande luchtvaartsystemen. |
AUR.ACAS.1010 ACAS II-opleiding
De exploitanten moeten operationele procedures en opleidingsprogramma's voor ACAS II opstellen, zodat de bemanning passende opleiding heeft genoten in het vermijden van botsingen en bekwaam is om ACAS II-apparatuur te gebruiken.”
16.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 101/10 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/584 VAN DE COMMISSIE
van 15 april 2016
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 april 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
279,2 |
MA |
93,6 |
|
SN |
175,5 |
|
TR |
94,1 |
|
ZZ |
160,6 |
|
0707 00 05 |
MA |
80,7 |
TR |
119,1 |
|
ZZ |
99,9 |
|
0709 93 10 |
MA |
94,0 |
TR |
137,2 |
|
ZZ |
115,6 |
|
0805 10 20 |
EG |
48,6 |
IL |
77,8 |
|
MA |
55,6 |
|
TR |
38,9 |
|
ZZ |
55,2 |
|
0808 10 80 |
AR |
89,5 |
BR |
98,6 |
|
CL |
121,6 |
|
CN |
131,9 |
|
US |
155,0 |
|
ZA |
81,6 |
|
ZZ |
113,0 |
|
0808 30 90 |
AR |
102,2 |
CL |
106,8 |
|
CN |
90,5 |
|
ZA |
111,1 |
|
ZZ |
102,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
RICHTLIJNEN
16.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 101/12 |
GEDELEGEERDE RICHTLIJN (EU) 2016/585 VAN DE COMMISSIE
van 12 februari 2016
tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van bijlage IV bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een vrijstelling voor lood, cadmium, zeswaardig chroom en polybroomdifenylethers (PBDE) in hergebruikte reserveonderdelen afkomstig uit en gebruikt voor reparatie of vernieuwing van medische hulpmiddelen of elektronenmicroscopen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (1), en met name artikel 5, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2011/65/EU verbiedt het gebruik van lood, cadmium, zeswaardig chroom en polybroomdifenylethers (PBDE) in elektrische en elektronische apparatuur die in de handel wordt gebracht. |
(2) |
Er bestaan vernieuwingspraktijken voor beeldverwerkingsapparatuur als MRI-apparaten, computertomografieapparaten, hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek, patiëntenbewakingsapparatuur en elektronenmicroscopen. Sommige voor vernieuwing hergebruikte reserveonderdelen bevatten kleine hoeveelheden lood, cadmium, zeswaardig chroom of PBDE. |
(3) |
De vrijstelling van punt 31 van bijlage IV bij Richtlijn 2011/65/EU laat geen gebruik van reserveonderdelen uit gebruikte apparatuur toe indien deze nog niet in de handel was gebracht in de Unie en beperkt zo de beschikbaarheid van hergebruikte reserveonderdelen. |
(4) |
Bij vergelijking van de milieugevolgen van het gebruik van vernieuwde onderdelen in de bovengenoemde gevallen met die van de vervanging van deze onderdelen door nieuwe onderdelen, blijkt dat de vervanging als geheel voor het milieu, de gezondheid en de veiligheid van de consument meer nadelen dan voordelen inhoudt. |
(5) |
Overwegende dat overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2011/65/EU de beperking van het gebruik van de stof op verschillende data op de verschillende soorten apparatuur zal worden toegepast, moet per soort apparatuur een andere vervaldatum voor de beperking worden vastgesteld. |
(6) |
Richtlijn 2011/65/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
Om marktdeelnemers een vlotte overgang te garanderen van de bestaande naar de in deze richtlijn vastgestelde bepalingen en om verstoring van de interne markt te voorkomen, is het passend een datum te bepalen waarop alle lidstaten hun nationale bepalingen tegelijkertijd zullen toepassen; daardoor wordt ook voorzien in een redelijke termijn na de datum van omzetting, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage IV bij Richtlijn 2011/65/EU wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 28 februari 2017 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 6 november 2017.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 12 februari 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88.
BIJLAGE
Bijlage IV bij Richtlijn 2011/65/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 31 wordt geschrapt. |
2) |
Het volgende punt 31 bis wordt toegevoegd:
|
BESLUITEN
16.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 101/15 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/586 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2016
betreffende technische normen voor het navulmechanisme van elektronische sigaretten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 2093)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (1), en met name artikel 20, lid 13,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 20, lid 3, onder g), van Richtlijn 2014/40/EU moeten de lidstaten bewerkstelligen dat elektronische sigaretten en navulverpakkingen beschikken over een mechanisme dat lekvrij navullen verzekert. |
(2) |
Volgens artikel 20, lid 13, van Richtlijn 2014/40/EU is de Commissie gemachtigd tot het vaststellen van technische normen voor het navulmechanisme van elektronische sigaretten door middel van een uitvoeringshandeling. |
(3) |
Rekening houdend met de toxiciteit van de nicotinehoudende vloeistoffen in elektronische sigaretten en navulverpakkingen moet worden gewaarborgd dat elektronische sigaretten kunnen worden nagevuld op een wijze die het risico op contact met de huid en het per ongeluk innemen van dergelijke vloeistoffen tot een minimum beperkt. |
(4) |
Op basis van feedback van belanghebbenden en werkzaamheden van een externe contractant zijn technische normen vastgesteld die bedoeld zijn om te waarborgen dat conforme navulmechanismen voldoende bescherming tegen lekken bieden. |
(5) |
De technische normen omvatten ook maatregelen om te waarborgen dat consumenten naar behoren worden geïnformeerd over de wijze waarop de navulmechanismen moeten worden gebruikt om lekvrij navullen te verzekeren. |
(6) |
Belanghebbenden kunnen de Commissie informatie verstrekken over alternatieve mechanismen die zij hebben ontwikkeld om lekvrij navullen te waarborgen, hetgeen tot een herziening van dit besluit kan leiden. |
(7) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 25 van Richtlijn 2014/40/EU bedoelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Dit besluit stelt de technische normen vast voor het navulmechanisme van elektronische sigaretten die in de Unie worden vervaardigd of ingevoerd.
Artikel 2
Voorschriften voor het navulmechanisme
1. De lidstaten bewerkstelligen dat navulbare elektronische sigaretten en navulverpakkingen uitsluitend in de handel worden gebracht indien het mechanisme waarmee de elektronische sigaretten worden nagevuld, voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
a) |
voor het mechanisme wordt een navulverpakking gebruikt met een goed bevestigde nippel van ten minste 9 mm lang, die smaller is dan en goed past in de opening van de tank van de elektronische sigaret en is voorzien van een controlemechanisme dat bij 20 °C ± 5 °C en enkel atmosferische druk in verticale positie niet meer dan 20 druppels navulling per minuut laat doorstromen; |
b) |
het mechanisme werkt door middel van een dockingsysteem dat enkel navulvloeistof in de tank van de elektronische sigaret laat vrijkomen wanneer de elektronische sigaret met de navulverpakking is verbonden. |
2. De lidstaten bewerkstelligen dat navulbare elektronische sigaretten en navulverpakkingen passende instructies voor het navullen bevatten, met inbegrip van diagrammen, als onderdeel van de gebruiksaanwijzing overeenkomstig artikel 20, lid 4, onder a), i), van Richtlijn 2014/40/EU.
In de gebruiksaanwijzing bij de navulbare elektronische sigaretten en navulverpakkingen met een navulmechanisme van het type als vernoemd in lid 1, onder a), moet de breedte van de nippel of de breedte van de opening van de tank worden vermeld op een wijze die consumenten in staat stelt na te gaan welke navulverpakkingen geschikt zijn voor welke elektronische sigaretten.
In de gebruiksaanwijzing bij de navulbare elektronische sigaretten en navulverpakkingen met een navulmechanisme van het type als vernoemd in lid 1, onder b), moet worden vermeld welke typen dockingsystemen geschikt zijn voor die elektronische sigaretten en navulverpakkingen.
Artikel 3
Adressaten
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 14 april 2016.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1.
16.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 101/17 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/587 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2016
betreffende de goedkeuring van de in efficiënte buitenverlichting van voertuigen met behulp van lichtdioden toegepaste technologie als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 12, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De op 7 juli 2015 door de fabrikant Mazda Motor Europe GmbH ingediende aanvraag voor de goedkeuring van verlichting met lichtgevende dioden (leds) en de op 8 januari 2016 door Honda ingediende aanvraag voor de goedkeuring van efficiënte buitenverlichting met leds zijn beoordeeld overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie (2) en de Technical Guidelines for the preparation of applications for the approval of innovative technologies pursuant to Regulation (EC) No 443/2009. |
(2) |
Uit de in de aanvragen van Mazda en Honda verstrekte informatie blijkt dat aan de in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009 en de in de artikelen 2 en 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 bedoelde voorwaarden en criteria is voldaan. Bijgevolg moet de efficiënte buitenverlichting met leds van Mazda en Honda worden goedgekeurd als innoverende technologieën. |
(3) |
Bij de Uitvoeringsbesluiten 2014/128/EU (3), (EU) 2015/206 (4) en (EU) 2016/160 (5) heeft de Commissie drie aanvragen goedgekeurd die betrekking hebben op technologieën die bijdragen tot verbetering van de efficiëntie van buitenverlichtingssystemen. Op basis van de ervaring die is opgedaan bij de beoordeling van die aanvragen alsmede van de aanvragen van Mazda en Honda, is bevredigend en overtuigend aangetoond dat efficiënte buitenverlichting met leds die een efficiënt buitenlicht met leds, zoals dimlichtkoplamp, grootlichtkoplamp, breedtelicht, mistvoorlicht, mistachterlicht, richtingaanwijzer aan de voorzijde, richtingaanwijzer aan de achterzijde, kentekenplaatverlichting en achteruitrijlicht, of geschikte combinaties van meerdere dergelijke lichten omvat, voldoet aan de in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009 en in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 bedoelde selectiecriteria, en ten opzichte van een basisbuitenverlichtingssysteem met dezelfde combinatie van voertuiglichten een vermindering van de CO2-emissies met ten minste 1 g CO2/km oplevert. |
(4) |
Het is daarom passend fabrikanten de mogelijkheid te bieden de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van efficiënte buitenverlichting met leds die aan die voorwaarden voldoet, te certificeren. Teneinde te waarborgen dat alleen buitenverlichting met leds die aan die voorwaarden voldoet, voor certificering wordt voorgesteld, moet de fabrikant samen met de bij de typegoedkeuringsinstantie ingediende certificeringsaanvraag ook een verificatierapport overleggen van een onafhankelijke verificatie-instantie waarin wordt bevestigd dat aan de voorwaarden is voldaan. |
(5) |
Indien de typegoedkeuringsinstantie oordeelt dat de ledverlichting niet voldoet aan de voorwaarden voor certificering, moet de aanvraag voor certificering van de besparingen worden afgewezen. |
(6) |
Het is passend de testmethode voor de bepaling van de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van buitenverlichting met leds goed te keuren. |
(7) |
Teneinde de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van buitenverlichting met leds te kunnen bepalen, is het nodig de basistechnologie vast te stellen ten opzichte waarvan de efficiëntie van de ledverlichting moet worden beoordeeld. Op basis van de opgedane ervaring is het passend halogeenverlichting als basistechnologie te beschouwen. |
(8) |
De besparingen als gevolg van het gebruik van buitenverlichting met leds kunnen gedeeltelijk worden aangetoond door middel van de in bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (6) bedoelde test. Daarom is het nodig ervoor te zorgen dat deze gedeeltelijke dekking in aanmerking wordt genomen bij de testmethode voor de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van buitenverlichting met leds. |
(9) |
Teneinde een bredere verspreiding van efficiënte buitenverlichting met leds in nieuwe voertuigen te vergemakkelijken, moet de fabrikant ook de mogelijkheid krijgen door middel van een enkele certificeringsaanvraag de certificering van de CO2-besparingen die het gevolg zijn van het gebruik van verschillende buitenverlichtingssystemen met leds aan te vragen. Het is echter passend te waarborgen dat, wanneer van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, een mechanisme wordt toegepast waarmee alleen de inzet van de efficiëntste buitenverlichtingssystemen met leds wordt gestimuleerd. |
(10) |
Om de algemene eco-innovatiecode vast te stellen die overeenkomstig de bijlagen I, VIII en IX bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) in de desbetreffende typegoedkeuringsdocumenten moet worden vermeld, moet voor de innoverende technologie voor buitenverlichting met leds de individuele code worden gespecificeerd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring
De technologie die wordt gebruikt in de verlichting met lichtdioden (leds) van Mazda en in de ledverlichting van Honda wordt goedgekeurd als innoverende technologie in de zin van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009.
Artikel 2
Aanvraag voor certificering van CO2-besparingen
1. De fabrikant kan certificering aanvragen van de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van een of meer voor gebruik in voertuigen van categorie M1 bedoelde buitenverlichtingssystemen met leds die één van de volgende ledlichten of een combinatie daarvan bevatten:
a) |
dimlichtkoplamp; |
b) |
grootlichtkoplamp; |
c) |
breedtelicht; |
d) |
mistvoorlicht; |
e) |
mistachterlicht; |
f) |
richtingaanwijzer aan de voorzijde; |
g) |
richtingaanwijzer aan de achterzijde; |
h) |
kentekenplaatverlichting; |
i) |
achteruitrijlicht. |
Het ledlicht of de combinatie van ledlichten waaruit de efficiënte buitenverlichting met leds bestaat, leveren ten minste de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 725/2011 gespecificeerde CO2-reductie op.
2. Een aanvraag voor de certificering van de besparingen als gevolg van het gebruik van een of meer efficiënte buitenverlichtingssystemen met leds gaat vergezeld van een onafhankelijk opgesteld verificatierapport waarin wordt gecertificeerd dat dat ledverlichtingssysteem of die ledverlichtingsystemen aan voorwaarden van lid 1 voldoen.
3. De typegoedkeuringsinstantie wijst de certificeringsaanvraag af indien zij oordeelt dat een of meer buitenverlichtingssystemen met leds niet aan de voorwaarden van lid 1 voldoen.
Artikel 3
Certificering van CO2-besparingen
1. De CO2-emissiereductie door het gebruik van de in artikel 2, lid 1, bedoelde efficiënte buitenverlichting met leds wordt bepaald volgens de in de bijlage beschreven methode.
2. Wanneer een fabrikant met betrekking tot één voertuigversie certificering aanvraagt van de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van meer dan één efficiënt buitenverlichtingssysteem met leds overeenkomstig artikel 2, lid 1, bepaalt de typegoedkeuringsinstantie welke van de geteste efficiënte buitenverlichtingssystemen met leds de geringste CO2-besparingen oplevert, en vermeldt zij de laagste waarde in de desbetreffende typegoedkeuringsdocumentatie. Die waarde wordt overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 in het certificaat van overeenstemming vermeldt.
Artikel 4
Eco-innovatiecode
De eco-innovatiecode 19 wordt vermeld in de typegoedkeuringsdocumentatie wanneer naar dit besluit wordt verwezen overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 14 april 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie van 25 juli 2011 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 194 van 26.7.2011, blz. 19).
(3) Uitvoeringsbesluit 2014/128/EU van de Commissie van 10 maart 2014 betreffende de goedkeuring van de „E-Light”-dimlichtmodule met lichtdioden als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 70 van 11.3.2014, blz. 30).
(4) Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/206 van de Commissie van 9 februari 2015 betreffende de goedkeuring van de efficiënte buitenlichten met lichtdioden als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 33 van 10.2.2015, blz. 52).
(5) Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/160 van de Commissie van 5 februari 2016 betreffende de goedkeuring van de efficiënte buitenverlichting met lichtdioden van Toyota Motor Europe als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 31 van 6.2.2016, blz. 70).
(6) Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).
(7) Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).
BIJLAGE
METHODE OM DE CO2-BESPARINGEN ALS GEVOLG VAN HET GEBRUIK VAN BUITENVERLICHTING VAN VOERTUIGEN MET BEHULP VAN LICHTDIODEN (LEDS) TE BEPALEN
1. INLEIDING
Om te bepalen welke CO2-emissiereducties aan het gebruik van een voor gebruik in een voertuig van categorie M1 bedoeld pakket van efficiënte buitenlichten met leds bestaande uit een passende combinatie van voertuiglichten zoals bedoeld in artikel 2 kan worden toegeschreven, moet het volgende worden vastgesteld:
1) |
testomstandigheden; |
2) |
testapparatuur; |
3) |
bepaling van de energiebesparingen; |
4) |
berekening van de CO2-besparingen; |
5) |
berekening van de statistische fout. |
2. SYMBOLEN, PARAMETERS EN EENHEDEN
Latijnse symbolen
|
— |
CO2-besparingen [g CO2/km] |
CO2 |
— |
Koolstofdioxide |
CF |
— |
Omrekeningsfactor (l/100 km) – (g CO2/km) [g CO2/l] zoals gedefinieerd in tabel 3 |
m |
— |
Aantal efficiënte buitenlichten met leds waaruit het pakket bestaat |
n |
— |
Aantal metingen van het monster |
P |
— |
Elektriciteitsverbruik van het voertuiglicht [W] |
|
— |
Standaardafwijking van het elektriciteitsverbruik van het ledlicht [W] |
|
— |
Standaardafwijking van het gemiddelde elektriciteitsverbruik van het ledlicht [W] |
|
— |
Standaardafwijking van de totale CO2-besparingen [g CO2/km] |
UF |
— |
Gebruiksfactor [-] zoals gedefinieerd in tabel 4 |
v |
— |
Gemiddelde rijsnelheid van de nieuwe Europese rijcyclus (NEDC) [km/h] |
VPe |
— |
Verbruik van effectief vermogen [l/kWh] zoals gedefinieerd in tabel 2 |
|
— |
Gevoeligheid van de berekende CO2-besparingen gerelateerd aan het elektriciteitsverbruik van het ledlicht |
Griekse symbolen
Δ |
— |
Verschil |
ηA |
— |
Efficiëntie van de alternator [%] |
Indices
Index i verwijst naar voertuiglichten
Index j verwijst naar meting van het monster
EI |
— |
Eco-innoverend |
RW |
— |
Werkelijke omstandigheden |
TA |
— |
Typegoedkeuringsomstandigheden |
B |
— |
Basis |
3. TESTVOORWAARDEN
De testvoorwaarden moeten overeenstemmen met de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 112 (1) betreffende uniforme bepalingen voor de goedkeuring van voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodulen. Het elektriciteitsverbruik wordt bepaald overeenkomstig punt 6.1.4 van VN/ECE-Reglement nr. 112 en de punten 3.2.1 en 3.2.2 van bijlage 10 bij dat reglement.
4. TESTAPPARATUUR
De volgende apparatuur moet worden gebruikt, zoals afgebeeld in het figuur:
— |
een voedingseenheid (d.w.z. een variabele spanningsbron), |
— |
twee digitale multimeters, één voor het meten van de gelijkstroom en één voor het meten van de gelijkspanning. In het figuur is een mogelijke testopstelling afgebeeld, waarbij de gelijkspanningsmeter is geïntegreerd in de voedingseenheid. |
Variabele spanningsbron
Ledlamp
Variabele spanningsbron
Stroommonitor
5. METINGEN EN BEPALING VAN DE ELEKTRICITEITSBESPARINGEN
Voor elk in het pakket opgenomen efficiënt buitenlicht met leds wordt de stroommeting uitgevoerd zoals afgebeeld in het figuur, bij een spanning van 13,2 V. Ledmodulen met een elektronisch lichtbronregelmechanisme moeten volgens de specificaties van de aanvrager worden gemeten.
De fabrikant kan verzoeken om de uitvoering van andere stroommetingen bij andere aanvullende spanningen. In dat geval moet de fabrikant geverifieerde documentatie aan de typegoedkeuringsinstantie verstrekken over de noodzaak deze andere metingen te verrichten. De stroommetingen bij elk van deze extra spanningen moeten ten minste vijf (5) keer achter elkaar worden uitgevoerd. De precieze nominale spanningen en de gemeten stroom moeten met vier decimalen worden geregistreerd.
Het elektriciteitsverbruik moet worden bepaald door de nominale spanning te vermenigvuldigen met de gemeten stroom. Het gemiddelde van het elektriciteitsverbruik voor elk efficiënt buitenlicht met leds () moet worden berekend. Elk van de waarden moet in vier decimalen worden uitgedrukt. Wanneer een stappenmotor of elektronische regelaar wordt gebruikt voor de levering van elektriciteit aan de ledlampen, dient de elektrische belasting van deze component te worden uitgesloten van de meting.
Voor het berekenen van de bereikte elektriciteitsbesparingen van elk efficiënt buitenlicht met leds (ΔPi) moet de volgende formule worden gebruikt:
Formule 1
waarbij het elektriciteitsverbruik van het overeenkomstige basislicht wordt gedefinieerd door tabel 1.
Tabel 1
De vermogenseisen voor verschillende basislichten van voertuigen
Voertuiglicht |
Totaal elektrisch vermogen (PB) [W] |
Dimlichtkoplamp |
137 |
Grootlichtkoplamp |
150 |
Breedtelicht |
12 |
Kentekenplaatverlichting |
12 |
Mistvoorlicht |
124 |
Mistachterlicht |
26 |
Richtingaanwijzer aan de voorzijde |
13 |
Richtingaanwijzer aan de achterzijde |
13 |
Achteruitrijlicht |
52 |
6. BEREKENING VAN DE CO2-BESPARINGEN
De totale CO2-besparingen van het verlichtingspakket moeten worden berekend met formule 2.
Formule 2
waarbij
v |
: |
gemiddelde rijsnelheid van de NEDC [km/h], te weten 33,58 km/h |
||||||||||||||||||||
ηA |
: |
efficiëntie van de alternator [%], te weten 67 % |
||||||||||||||||||||
VPe |
: |
verbruik van effectief vermogen [l/kWh] zoals gedefinieerd in tabel 2 Tabel 2 Verbruik van effectief vermogen
|
||||||||||||||||||||
CF |
: |
omrekeningsfactor (l/100 km) – (g CO2/km) [g CO2/l] zoals gedefinieerd in tabel 3 Tabel 3 Omrekeningsfactor voor brandstof
|
||||||||||||||||||||
UF |
: |
gebruiksfactor van het voertuiglicht [–] zoals gedefinieerd in tabel 4 Tabel 4 Gebruiksfactor voor verschillende voertuiglichten
|
7. BEREKENING VAN DE STATISTISCHE FOUT
Statistische fouten in de resultaten van de testmethode als gevolg van de metingen moeten worden gekwantificeerd. Voor elk in het pakket opgenomen efficiënt buitenlicht met leds wordt de standaardafwijking berekend zoals gedefinieerd in formule 3.
Formule 3
waarbij:
n |
: |
aantal metingen van het monster, te weten ten minste 5 |
De standaardafwijking van het rendement van elk efficiënt buitenlicht met leds () resulteert in een fout in de CO2-besparingen (). Deze fout kan worden berekend met formule 4
Formule 4
8. STATISTISCHE SIGNIFICANTIE
Voor elk type, elke variant en elke versie van een voertuig dat met de combinatie van de efficiënte buitenlichten met leds is uitgerust, moet worden aangetoond dat de fout in de CO2-besparingen berekend volgens formule 4 niet groter is dan het verschil tussen de totale CO2-besparingen en de minimumdrempelwaarde voor besparingen zoals vermeld in artikel 9, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 (zie formule 5).
Formule 5
waarbij:
MT |
: |
minimumdrempel [g CO2/km], te weten 1 g CO2/km |
Indien de totale CO2-emissiebesparingen van het pakket efficiënte buitenlichten met leds volgens de berekening met formule 5 minder zijn dan de drempelwaarde van artikel 9, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011, is de tweede alinea van artikel 11, lid 2, van die verordening van toepassing.
(1) E/ECE/324/Rev.2/Add.111/Rev.3 — E/ECE/TRANS/505/Rev.2/Add.111/Rev.3 van 9 januari 2013.
16.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 101/25 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/588 VAN DE COMMISSIE
van 14 april 2016
betreffende de goedkeuring van efficiënte alternatoren van 12 V als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 12, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De op 3 november 2015 door de leverancier Valeo Equipments Electriques Moteur ingediende aanvraag voor de goedkeuring van de hoogrendementsalternator van Valeo met hoogrendementsdioden en de op 10 juni 2015 door de leverancier Robert Bosch GmbH ingediende aanvraag voor de goedkeuring van de efficiënte alternator van Bosch met dioden met MOS-gate zijn beoordeeld overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie (2) en de Technical Guidelines for the preparation of applications for the approval of innovative technologies pursuant to Regulation (EC) No 443/2009. |
(2) |
Uit de in de aanvragen van Valeo en Bosch verstrekte informatie blijkt dat aan de in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009 en de in de artikelen 2 en 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 bedoelde voorwaarden en criteria is voldaan. Bijgevolg moeten de efficiënte alternatoren van Valeo en Bosch worden goedgekeurd als innoverende technologieën. |
(3) |
Bij de Uitvoeringsbesluiten 2013/341/EU (3), 2014/465/EU (4), (EU) 2015/158 (5), (EU) 2015/295 (6) en (EU) 2015/2280 (7) heeft de Commissie zes aanvragen goedgekeurd die betrekking hebben op technologieën die bijdragen tot verbetering van de efficiëntie van alternatoren. Op basis van de ervaring die is opgedaan bij de beoordeling van die aanvragen alsmede van de aanvragen van Valeo en Bosch, is bevredigend en overtuigend aangetoond dat een alternator van 12 V met een minimale efficiëntie die tussen 73,4 en 74,2 % ligt, afhankelijk van de aandrijflijn, en een massa die de massa van de basisalternator niet met meer dan 3 kg overschrijdt, voldoet aan de in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009 en in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 bedoelde selectiecriteria, en ten opzichte van een basisalternator met een efficiëntie van 67 % een vermindering van de CO2-emissies met ten minste 1 g CO2/km oplevert. |
(4) |
Het is daarom passend fabrikanten de mogelijkheid te bieden de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van efficiënte alternatoren van 12 V die aan die voorwaarden voldoen, te certificeren. Teneinde te waarborgen dat alleen alternatoren die aan die voorwaarden voldoen, voor certificering worden voorgesteld, moet de fabrikant samen met de bij de typegoedkeuringsinstantie ingediende aanvraag voor certificering ook een verificatierapport overleggen van een onafhankelijke verificatie-instantie waarin wordt bevestigd dat aan de voorwaarden is voldaan. |
(5) |
Indien de typegoedkeuringsinstantie oordeelt dat de alternator van 12 V niet voldoet aan de voorwaarden voor certificering, moet de aanvraag voor certificering van de besparingen worden afgewezen. |
(6) |
Het is passend de testmethode voor de bepaling van de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van efficiënte alternatoren van 12 V goed te keuren. |
(7) |
Teneinde de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van een efficiënte alternator van 12 V te kunnen bepalen, is het nodig de basistechnologie vast te stellen ten opzichte waarvan de efficiëntie van de alternator moet worden beoordeeld. Op basis van de opgedane ervaring is het passend een alternator van 12 V met een efficiëntie van 67 % als basistechnologie te beschouwen. |
(8) |
De besparingen als gevolg van het gebruik van een efficiënte alternator van 12 V kunnen gedeeltelijk worden aangetoond bij de in bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (8) bedoelde test. Daarom is het nodig ervoor te zorgen dat deze gedeeltelijke dekking in aanmerking wordt genomen bij de testmethode voor de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van efficiënte alternatoren van 12 V. |
(9) |
Teneinde een bredere verspreiding van efficiënte alternatoren van 12 V in nieuwe voertuigen te vergemakkelijken, moet de fabrikant ook de mogelijkheid krijgen door middel van een enkele certificeringsaanvraag de certificering van de CO2-besparingen die het gevolg zijn van het gebruik van verschillende efficiënte alternatoren van 12 V aan te vragen. Het is echter passend te waarborgen dat, wanneer van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, een mechanisme wordt toegepast waarmee alleen de inzet van de efficiëntste alternatoren wordt gestimuleerd. |
(10) |
Om de algemene eco-innovatiecode vast te stellen die overeenkomstig de bijlagen I, VIII en IX bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) in de desbetreffende typegoedkeuringsdocumenten moet worden vermeld, moet voor de innoverende technologie voor efficiënte alternatoren van 12 V de individuele code worden gespecificeerd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring
De technologie die wordt gebruikt in de hoogrendementsalternator van Valeo met hoogrendementsdioden en in de efficiënte alternator van Bosch met dioden met MOS-gate wordt goedgekeurd als innoverende technologie in de zin van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009.
Artikel 2
Aanvraag voor certificering van CO2-besparingen
1. De fabrikant kan certificering aanvragen van de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van een of meer voor gebruik in voertuigen van categorie M1 bedoelde efficiënte alternatoren van 12 V, mits deze aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) |
het betreft een onderdeel dat uitsluitend wordt gebruikt voor het opladen van de voertuigaccu en voor de voeding van het elektrisch systeem van het voertuig terwijl de verbrandingsmotor draait; |
b) |
de massa van de efficiënte alternator overschrijdt de massa van de basisalternator van 7 kg niet met meer dan 3 kg; |
c) |
de efficiëntie van de alternator bedraagt ten minste:
|
2. Een aanvraag voor de certificering van de besparingen als gevolg van het gebruik van een of meer efficiënte alternatoren gaat vergezeld van een onafhankelijk opgesteld verificatierapport waarin wordt gecertificeerd dat de alternator of de alternatoren aan de voorwaarden van lid 1 voldoen.
3. De typegoedkeuringsinstantie wijst de certificeringsaanvraag af indien zij oordeelt dat de alternator of de alternatoren niet aan de voorwaarden van lid 1 voldoen.
Artikel 3
Certificering van CO2-besparingen
1. De CO2-emissiereductie door het gebruik van een in artikel 2, lid 1, bedoelde efficiënte alternator wordt bepaald volgens de in de bijlage beschreven methode.
2. Wanneer een fabrikant met betrekking tot één voertuigversie certificering aanvraagt van de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van meer dan één efficiënte alternator overeenkomstig artikel 2, lid 1, bepaalt de typegoedkeuringsinstantie welke van de geteste alternatoren de geringste CO2-besparingen oplevert, en vermeldt zij de laagste waarde in de desbetreffende typegoedkeuringsdocumentatie. Die waarde wordt overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 in het certificaat van overeenstemming vermeld.
Artikel 4
Eco-innovatiecode
De eco-innovatiecode 17 wordt vermeld in de typegoedkeuringsdocumentatie wanneer naar dit besluit wordt verwezen overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 14 april 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie van 25 juli 2011 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 194 van 26.7.2011, blz. 19).
(3) Uitvoeringsbesluit 2013/341/EU van de Commissie van 27 juni 2013 betreffende de goedkeuring van de Valeo Efficient Generation Alternator als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 179 van 29.6.2013, blz. 98).
(4) Uitvoeringsbesluit 2014/465/EU van de Commissie van 16 juli 2014 betreffende de goedkeuring van de efficiënte alternator van DENSO als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/341/EU van de Commissie (PB L 210 van 17.7.2014, blz. 17).
(5) Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/158 van de Commissie van 30 januari 2015 betreffende de goedkeuring van twee hoogrendementsalternatoren van Robert Bosch GmbH als innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 26 van 31.1.2015, blz. 31).
(6) Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/295 van de Commissie van 24 februari 2015 betreffende de goedkeuring van de efficiënte alternator MELCO GXi als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 53 van 25.2.2015, blz. 11).
(7) Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2280 van de Commissie van 7 december 2015 betreffende de goedkeuring van de efficiënte alternator van DENSO als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 322 van 8.12.2015, blz. 64).
(8) Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).
(9) Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).
BIJLAGE
METHODE OM DE CO2-BESPARINGEN ALS GEVOLG VAN HET GEBRUIK VAN EEN EFFICIËNTE ALTERNATOR VAN 12 V TE BEPALEN
1. INLEIDING
Om te bepalen welke CO2-besparingen aan het gebruik van een efficiënte alternator in een voertuig van categorie M1 kan worden toegeschreven, moet het volgende worden gespecificeerd:
1) |
de testomstandigheden; |
2) |
de testapparatuur; |
3) |
de bepaling van de efficiëntie van de efficiënte alternator en de basisalternator; |
4) |
de berekening van de CO2-besparingen; |
5) |
de berekening van de statistische fout. |
Symbolen, parameters en eenheden
Latijnse symbolen
|
— |
CO2-besparingen [g CO2/km] |
CO2 |
— |
Koolstofdioxide |
CF |
— |
Omrekeningsfactor (l/100 km) — (g CO2/km) [g CO2/l] zoals gedefinieerd in tabel 3 |
h |
— |
Frequentie zoals gedefinieerd in tabel 1 |
I |
— |
Stroomsterkte waarbij de meting wordt verricht [A] |
m |
— |
Aantal metingen van het monster |
M |
— |
Koppel [Nm] |
n |
— |
Toerental [min– 1] zoals gedefinieerd in tabel 1 |
P |
— |
Vermogen [W] |
|
— |
Standaardafwijking van de efficiëntie van de eco-innoverende alternator [%] |
|
— |
Standaardafwijking van de gemiddelde efficiëntie van de eco-innoverende alternator [%] |
|
— |
Standaardafwijking van de totale CO2-besparingen [g CO2/km] |
U |
— |
Testspanning waarbij de meting wordt verricht [V] |
v |
— |
Gemiddelde rijsnelheid van de nieuwe Europese rijcyclus (NEDC) [km/h] |
VPe |
— |
Verbruik van effectief vermogen [l/kWh] zoals gedefinieerd in tabel 2 |
|
— |
Gevoeligheid van berekende CO2-besparingen gerelateerd aan de efficiëntie van de eco-innoverende alternator |
Griekse symbolen
Δ |
— |
Verschil |
η |
— |
Efficiëntie van de basisalternator [%] |
ηEI |
— |
Efficiëntie van de efficiënte alternator [%] |
|
— |
Gemiddelde efficiëntie van de eco-innoverende alternator op werkingspunt i [%] |
Indices
Index i verwijst naar het werkingspunt
Index j verwijst naar meting van het monster
EI |
— |
Eco-innoverend |
m |
— |
Mechanisch |
RW |
— |
Werkelijke omstandigheden |
TA |
— |
Typegoedkeuringsomstandigheden |
B |
— |
Basis |
2. TESTOMSTANDIGHEDEN
De testomstandigheden moeten voldoen aan de voorschriften van ISO 8854:2012 (1).
Testapparatuur
De testapparatuur moet voldoen aan de voorschriften van ISO 8854:2012.
3. METINGEN EN BEPALING VAN DE EFFICIËNTIE
De efficiëntie van de efficiënte alternator wordt bepaald volgens ISO 8854:2012, met uitzondering van de in dit punt beschreven elementen.
De metingen worden verricht op verschillende werkingspunten i, zoals bepaald in tabel 1. De stroomsterkte van de alternator wordt gedefinieerd als de helft van de nominale stroom voor alle werkingspunten. Voor alle snelheden moeten de spanning en uitgangsstroom van de alternator constant worden gehouden, en moet de spanning 14,3 V bedragen.
Tabel 1
Werkingspunten
Werkingspunt i |
Wachttijd [s] |
Toerental ni [min– 1] |
Frequentie hi |
1 |
1 200 |
1 800 |
0,25 |
2 |
1 200 |
3 000 |
0,40 |
3 |
600 |
6 000 |
0,25 |
4 |
300 |
10 000 |
0,10 |
De efficiëntie wordt berekend volgens formule 1.
Formule 1
Alle efficiëntiemetingen moeten ten minste vijf (5) keer achter elkaar worden uitgevoerd. Het gemiddelde van de metingen op elk werkingspunt () moet worden berekend.
De efficiëntie van de eco-innoverende alternator (ηEI) wordt berekend volgens formule 2.
Formule 2
De efficiënte alternator leidt tot besparingen van het mechanisch vermogen in werkelijke omstandigheden (ΔPmRW) en typegoedkeuringsomstandigheden (ΔPmTA) zoals gedefinieerd in formule 3.
Formule 3
ΔPm = ΔPmRW – ΔPmTA
Waarbij het bespaarde mechanisch vermogen in werkelijke omstandigheden (ΔPmRW) wordt berekend volgens formule 4 en het bespaarde mechanisch vermogen onder typegoedkeuringsomstandigheden (ΔPmTA) wordt berekend volgens formule 5.
Formule 4
Formule 5
waarbij:
PRW |
: |
vereist vermogen in „werkelijke omstandigheden” [W], te weten 750 W |
PTA |
: |
vereist vermogen in typegoedkeuringsomstandigheden [W], te weten 350 W |
ηB |
: |
efficiëntie van de basisalternator [%], te weten 67 %. |
Berekening van de CO2-besparingen
Voor de berekening van de CO2-besparingen van de efficiënte alternator moet de volgende formule worden gebruikt:
Formule 6
waarbij:
v |
: |
gemiddelde rijsnelheid van de NEDC [km/h], te weten 33,58 km/h |
||||||||
VPe |
: |
verbruik van effectief vermogen zoals gespecificeerd in onderstaande tabel 2. Tabel 2 Verbruik van effectief vermogen
|
||||||||
CF |
: |
de factor zoals gespecificeerd in onderstaande tabel 3. Tabel 3 Omrekeningsfactor voor brandstof
|
Berekening van de statistische fout
Statistische fouten in de resultaten van de testmethode als gevolg van de metingen moeten worden gekwantificeerd. Voor elk werkingspunt wordt de standaardafwijking berekend zoals gedefinieerd in de volgende formule:
Formule 7
De standaardafwijking van de efficiëntiewaarde van de efficiënte alternator () wordt berekend met formule 8:
Formule 8
De standaardafwijking van de efficiëntie van de alternator () resulteert in een fout in de CO2-besparingen (). Die fout wordt berekend met formule 9:
Formule 9
Statistische significantie
Voor elk type, elke variant en elke versie van een voertuig dat met de efficiënte alternator is uitgerust, moet worden aangetoond dat de fout in de CO2-besparingen berekend volgens formule 9 niet groter is dan het verschil tussen de totale CO2-besparingen en de minimumdrempelwaarde voor besparingen zoals vermeld in artikel 9, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 (zie formule 10).
Formule 10
waarbij:
MT |
: |
minimumdrempel [g CO2/km], te weten 1 g CO2/km. |
Test- en evaluatieverslag
Het verslag moet het volgende bevatten:
— |
model en massa van de geteste alternatoren, |
— |
omschrijving van de testbank, |
— |
testresultaten (gemeten waarden), |
— |
berekende resultaten en bijbehorende formules. |
De in voertuigen te monteren efficiënte alternator
De typegoedkeuringsinstantie moet de CO2-besparingen certificeren op basis van metingen van de efficiënte alternator en de basisalternator door middel van de in deze bijlage vastgelegde testmethode. Indien de CO2-emissiebesparingen minder zijn dan de drempelwaarde van artikel 9, lid 1, is artikel 11, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van toepassing.
(1) ISO 8854:2012 Wegvoertuigen — Wisselstroomdynamo's met regelaars — Beproevingsmethoden en algemene eisen. Referentienummer: ISO 8854:2012, gepubliceerd op 1 juni 2012.
Rectificaties
16.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 101/33 |
Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie van 17 december 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad met overgangsregels voor enkele bepalingen van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waarin de relevante elektronische systemen nog niet operationeel zijn, en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446
( Publicatieblad van de Europese Unie L 69 van 15 maart 2016 )
Op bladzijde 39 worden de bijlagen 2, 3, 4 en 5 als volgt vervangen:
BIJLAGE 2
Tekst van het beeld
EUROPESE UNIE
AANVRAAG VOOR EEN BINDENDE TARIEFINLICHTING (BTI)
1. Aanvrager (volledige naam en adresgegevens)
Telefoonnummer:
Fax
Douane ID/EORI-nummer:
Voor de douane bestemd vak
Registratienummer:
Plaats van ontvangst:
Datum van ontvangst:
Jaar Maand Dag
Taal van de BTI-aanvraag:
Te scannen afbeeldingen:
Ja #… Nee
Datum van afgifte:
Jaar Maand Dag
Afgevende ambtenaar:
Alle monsters en stalen teruggezonden:
2. Houder (volledige naam en adresgegevens)
(Vertrouwelijk)
Telefoonnummer:
Fax
Douane ID/EORI-nummer:
Belangrijke opmerking
Door het ondertekenen van deze verklaring aanvaardt de aanvrager de verantwoordelijkheid voor de juistheid en de volledigheid van de gegevens die hij op dit formulier en eventuele bijgevoegde bladen verstrekt. De aanvrager gaat ermee akkoord dat deze informatie en, in voorkomend geval, foto’s, tekeningen, brochures enz. die bij de aanvraag zijn gevoegd of die de douane heeft verkregen of kan verkrijgen en waarvan in de vakken 2 en 9 van de aanvraag niet is aangegeven dat zij vertrouwelijk zijn, in een databank van de Europese Commissie kunnen worden opgeslagen en via het internet openbaar kunnen worden gemaakt.
3. Agent of vertegenwoordiger (volledige naam en adresgegevens)
Telefoonnummer:
Fax
Douane ID/EORI-nummer:
4. Vernieuwing van een BTI
Vul dit vak in als u een vernieuwing van een BTI aanvraagt.
BTI-referentienummer:
Geldig vanaf:
Jaar Maand Dag
Nomenclatuurcode:
5. Douanenomenclatuur
Geef aan in welke nomenclatuur de goederen moeten worden ingedeeld:
Geharmoniseerd systeem (GS)
Gecombineerde nomenclatuur (GN)
Taric
Restitutienomenclatuur
Andere (specificeer):
6. Soort transactie
Heeft deze aanvraag betrekking op een daadwerkelijk voorgenomen invoer- of uitvoertransactie?
Ja Nee
7. Beoogde indeling
Vermeld waar de goederen volgens u moeten worden ingedeeld.
Nomenclatuurcode:
8. Omschrijving van de goederen
Vermeld indien nodig ook de precieze samenstelling van de goederen, de gebruikte analysemethode, het soort fabricageprocédé, de waarde inclusief de samenstellende delen, het gebruik van de goederen, de gebruikelijke handelsbenaming en, in het geval van stellen of assortimenten van goederen, de verpakking voor de verkoop in het klein (gebruik zo nodig een apart blad).
Tekst van het beeld
9. Handelsbenaming en aanvullende informatie (*) (Vertrouwelijk)
10. Monsters, stalen enz.
Gelieve aan te geven wat u eventueel hebt bijgevoegd.
Omschrijving
Brochures
Foto’s
Monsters en stalen
Andere
Wenst u dat uw monsters en stalen worden teruggezonden?
Ja Nee
Speciale kosten die de douaneautoriteiten hebben gemaakt voor analyses, het inwinnen van deskundigenadvies of het terugzenden van monsters en stalen kunnen de aanvrager in rekening worden gebracht.
11. Andere BTI-aanvragen (*) en andere BTI’s in uw bezit (*)
Vermeld of u bij andere douanekantoren of in andere lidstaten een BTI voor identieke of soortgelijke goederen hebt aangevraagd of ontvangen.
Ja Nee
Indien ja, verstrek nadere gegevens en voeg een kopie van de BTI bij:
Land van aanvraag:
Plaats van aanvraag:
Datum van aanvraag:
Jaar Maand Dag
BTI-referentie:
Datum aanvang geldigheid:
Jaar Maand Dag
Nomenclatuurcode:
Land van aanvraag:
Plaats van aanvraag:
Datum van aanvraag:
Jaar Maand Dag
BTI-referentie:
Datum aanvang geldigheid:
Jaar Maand Dag
Nomenclatuurcode:
12. BTI afgegeven aan andere houders (*)
Zijn er naar uw weten voor identieke of soortgelijke goederen al BTI’s afgegeven aan andere houders?
Ja Nee
Zo ja, verstrek nadere gegevens:
Land van afgifte:
BTI-referentie:
Datum aanvang geldigheid:
Jaar Maand Dag
Nomenclatuurcode:
Land van afgifte:
BTI-referentie:
Datum aanvang geldigheid:
Jaar Maand Dag
Nomenclatuurcode:
13. Datum en handtekening
Uw referentie:
Datum
Jaar Maand Dag
Handtekening:
Voor de douane bestemd vak
(*) Gebruik zo nodig een apart blad.
BIJLAGE 3
Tekst van het beeld
EUROPESE UNIE - BESCHIKKING BETREFFENDE EEN BINDENDE TARIEFINLICTHING
BTI
1
1. Bevoegde douaneautoriteit
2. BTI-referentie
EXEMPLAAR VOOR DE HOUDER
3. Houder (naam en adres) vertrouwelijk
4. Datum aanvang geldigheid
Belangrijke mededeling
Onverminderd de bepalingen van artikel 34, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad blijft deze BTI geldig gedurende 3 jaar, te rekenen vanaf de datum van aanvang van de geldigheid.
De verstrekte gegevens zullen worden opgeslagen in een databank van de Europese Commissie met het oog op de toepassing van Uitvoe-ringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie en de gegevens van de BTI, met inbegrip van eventuele foto’s, afbeeldingen, brochures enz. maar met uitzondering van de gegevens die zijn vermeld in de vakken 3 en 8, kunnen via het internet openbaar worden gemaakt.
De houder heeft het recht om beroep aan te tekenen tegen deze BTI.
5. Datum en referentie van de aanvraag
6. Indeling van de goederen in de douanenomenclatuur
1
7. Omschrijving van de goederen
8. Handelsbenaming en aanvullende informatie vertrouwelijk
9. Motivering van de indeling van de goederen
10. Deze BTI-beschikking is afgegeven op basis van de volgende door de aanvrager verstrekte elementen
Omschrijving
Brochures
Foto’s
Monsters en stalen
Andere
Plaats Handtekening
Datum Stempel
Tekst van het beeld
EUROPESE UNIE - BESCHIKKING BETREFFENDE EEN BINDENDE TARIEFINLICTHING
BTI
2
1. Bevoegde douaneautoriteit
2. BTI-referentie
EXEMPLAAR VOOR DE COMMISSIE
3. Houder (naam en adres) vertrouwelijk
4. Datum aanvang geldigheid
Belangrijke mededeling
Onverminderd de bepalingen van artikel 34, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad blijft deze BTI geldig gedurende 3 jaar, te rekenen vanaf de datum van aanvang van de geldigheid.
De verstrekte gegevens zullen worden opgeslagen in een databank van de Europese Commissie met het oog op de toepassing van Uitvoe-ringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie en de gegevens van de BTI, met inbegrip van eventuele foto’s, afbeeldingen, brochures enz. maar met uitzondering van de gegevens die zijn vermeld in de vakken 3 en 8, kunnen via het internet openbaar worden gemaakt.
De houder heeft het recht om beroep aan te tekenen tegen deze BTI.
5. Datum en referentie van de aanvraag
6. Indeling van de goederen in de douanenomenclatuur
2
7. Omschrijving van de goederen
8. Handelsbenaming en aanvullende informatie vertrouwelijk
9. Motivering van de indeling van de goederen
10. Deze BTI-beschikking is afgegeven op basis van de volgende door de aanvrager verstrekte elementen
Omschrijving
Brochures
Foto’s
Monsters en stalen
Andere
Plaats Handtekening
Datum Stempel
Tekst van het beeld
EUROPESE UNIE - BESCHIKKING BETREFFENDE EEN BINDENDE TARIEFINLICTHING
BTI
3
1. Bevoegde douaneautoriteit
2. BTI-referentie
EXEMPLAAR VOOR DE LIDSTAAT
3. Houder (naam en adres) vertrouwelijk
4. Datum aanvang geldigheid
Belangrijke mededeling
Onverminderd de bepalingen van artikel 34, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad blijft deze BTI geldig gedurende 3 jaar, te rekenen vanaf de datum van aanvang van de geldigheid.
De verstrekte gegevens zullen worden opgeslagen in een databank van de Europese Commissie met het oog op de toepassing van Uitvoe-ringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie en de gegevens van de BTI, met inbegrip van eventuele foto’s, afbeeldingen, brochures enz. maar met uitzondering van de gegevens die zijn vermeld in de vakken 3 en 8, kunnen via het internet openbaar worden gemaakt.
De houder heeft het recht om beroep aan te tekenen tegen deze BTI.
5. Datum en referentie van de aanvraag
6. Indeling van de goederen in de douanenomenclatuur
3
7. Omschrijving van de goederen
8. Handelsbenaming en aanvullende informatie vertrouwelijk
9. Motivering van de indeling van de goederen
10. Deze BTI-beschikking is afgegeven op basis van de volgende door de aanvrager verstrekte elementen
Omschrijving
Brochures
Foto’s
Monsters en stalen
Andere
Plaats Handtekening
Datum Stempel
Tekst van het beeld
EUROPESE UNIE - BESCHIKKING BETREFFENDE EEN BINDENDE TARIEFINLICTHING
BTI
4
11. Bevoegde douaneautoriteit waarmee contact kan worden opgenomen voor nadere informatie
(naam, volledig adres, telefoon en fax)
12. BTI-referentie
EXEMPLAAR VOOR DE COMMISSIE
13. Taal
4
14. Sleutelwoorden:
bg
fi
nl
cs
fr
pl
da
hr
pt
de
hu
ro
el
it
sk
en
lt
sl
es
lv
sv
et
mt
Tekst van het beeld
EUROPESE UNIE – BESCHIKKING BETREFFENDE BINDENDE TARIEFINLICHTING
BTI
5
11. Bevoegde douaneautoriteit waarmee contact kan worden opgenomen voor nadere informatie
(naam, volledig adres, telefoon en fax)
12. BTI-referentie
EXEMPLAAR VOOR DE LIDSTAAT
13. Taal
5
14. Sleutelwoorden:
bg
fi
nl
cs
fr
pl
da
hr
pt
de
hu
ro
el
it
sk
en
lt
sl
es
lv
sv
et
mt
BIJLAGE 4
Tekst van het beeld
EUROPESE UNIE -
AANVRAAG VOOR EEN BESCHIKKING BETREFFENDE EEN BINDENDE TARIEFINLICHTING (BTI)
1. Aanvrager (verplicht)
Naam: (vertrouwelijk)
Straat en nummer:
Land:
Postcode:
Stad:
Identificatie van de aanvrager:
EORI-nr.:
Voor de douane bestemd vak
Registratienummer:
Nationaal referentienummer (indien voorhanden):
Plaats van ontvangst:
Datum van ontvangst:
Jaar Maand Dag
Status van de aanvraag:
2. Plaats waar de hoofdboekhouding voor douanedoeleinden wordt bijgehouden of toegankelijk is
(indien verschillend van hierboven)
Straat en nummer:
Land:
Postcode:
Stad:
6. Soort transactie (verplicht)
Bent u voornemens om de BTI-beschikking die naar aanleiding van deze aanvraag wordt afgegeven, te gebruiken voor een van de volgende douaneregelingen:
3. Douanevertegenwoordiger (indien van toepassing)
Naam:
Straat en nummer:
Land:
Postcode:
Stad:
Identificatie vertegenwoordiger:
EORI-nr.:
7. Douanenomenclatuur (verplicht)
Geef aan in welke nomenclatuur de goederen moeten worden ingedeeld:
Gecombineerde nomenclatuur (GN)
Taric
Restitutienomenclatuur
Andere (specificeer):
4. Contactpersoon verantwoordelijk voor de aanvraag
(verplicht)
Naam:
Telefoonnummer:
Fax
E-mailadres:
8. Goederencode
Vermeld de code van de douanenomenclatuur waaronder de goederen zullen worden ingedeeld naar verwachting van de aanvrager.
5. Vernieuwing van een BTI-beschikking (verplicht)
Betreft deze aanvraag een vernieuwing van een BTI-beschikking:
Ja Nee
Zo ja, verstrek de relevante gegevens.
Referentienummer BTI-beschikking:
Geldig vanaf:
Jaar Maand Dag
Goederencode:
9. Omschrijving van de goederen (verplicht)
Gedetailleerde omschrijving van de goederen waardoor ze kunnen worden geïdentificeerd en in de douanenomenclatuur kunnen worden ingedeeld. Hierin moeten ook gegevens worden opgenomen over de samenstelling van de goederen en alle onderzoeksmethoden die worden gebruikt om deze samenstelling te bepalen, wanneer de indeling hiervan afhankelijk is. Gegevens die de aanvrager vertrouwelijk acht, moeten worden ingevuld in vak 8. Handelsbenaming en aanvullende informatie.
In het vrije verkeer brengen
Ja Nee
Bijzondere regelingen
(Specificeer)
Ja Nee
Uitvoer
Ja Nee
Tekst van het beeld
10. Handelsbenaming en aanvullende informatie (*) (vertrouwelijk)
Vermeld de gegevens die de aanvrager als vertrouwelijk wenst te behandelen, inclusief het fabrieks- of handelsmerk en het modelnummer van de goederen.
11. Monsters, stalen enz.
Vermeld of monsters, stalen, foto’s, brochures of andere documenten die de douaneautoriteiten bij het vaststellen van de juiste indeling in de douanenomenclatuur van nut kunnen zijn, als bijlagen zijn bijgevoegd.
Monsters en stalen Foto’s Brochures Andere
Wenst u dat uw monsters en stalen worden teruggezonden?
Ja Nee
Speciale kosten die de douaneautoriteiten hebben gemaakt voor analyses, het inwinnen van deskundigenadvies of het terugzenden van monsters en stalen kunnen de aanvrager in rekening worden gebracht.
12. Andere BTI-aanvragen (*) en andere BTI’s in uw bezit (*)
Vermeld of u bij andere douanekantoren of in andere lidstaten een BTI voor identieke of soortgelijke goederen hebt aangevraagd of ontvangen.
Ja Nee
Zo ja, verstrek nadere gegevens:
Land van aanvraag:
Plaats van aanvraag:
Datum van aanvraag:
Jaar Maand Dag
Referentienummer BTI-beschikking:
Begindatum van de beschikking:
Jaar Maand Dag
Goederencode:
Land van aanvraag:
Plaats van aanvraag:
Datum van aanvraag:
Jaar Maand Dag
Referentienummer BTI-beschikking:
Begindatum van de beschikking:
Jaar Maand Dag
Goederencode:
13. BTI-beschikkingen afgegeven aan andere houders (*) (verplicht)
Zijn er naar uw weten voor identieke of soortgelijke goederen al BTI’s afgegeven aan andere houders?
Ja Nee
Zo ja, verstrek nadere gegevens:
Referentienummer BTI-beschikking:
Begindatum van de beschikking:
Jaar Maand Dag
Goederencode:
Referentienummer BTI-beschikking:
Begindatum van de beschikking:
Jaar Maand Dag
Goederencode:
14. Hebt u ten aanzien van de in de vakken 9 en 10 omschreven goederen kennis van nog hangende juridische of bestuursrechtelijke procedures met betrekking tot de tariefindeling in de EU, of van een reeds uitgesproken gerechtelijke beslissing met betrekking tot de tariefindeling in de EU?
(verplicht)
Ja Nee
Zo ja, verstrek nadere gegevens:
Land:
Naam gerechtelijke instantie:
Adres gerechtelijke instantie:
Referentienummer van de zaak:
15. Datum en authenticatie (verplicht)
Datum
Jaar Maand Dag
Handtekening:
Belangrijke opmerking
Door deze aanvraag te authenticeren aanvaardt de aanvrager de verantwoordelijkheid voor de juistheid en de volledigheid van de gegevens in deze aanvraag en van alle aanvullende informatie die hij daarbij verstrekt. De aanvrager gaat ermee akkoord dat deze gegevens en, in voorkomend geval, foto’s, afbeeldingen, brochures enz. die bij deze aanvraag zijn gevoegd of die de douane heeft verkregen of kan verkrijgen en waarvan in de gegevenselementen 1, 2 en 8 van de aanvraag niet is aangegeven dat zij vertrouwelijk zijn, in een databank van de Europese Commissie kunnen worden opgeslagen en via het internet openbaar zullen worden gemaakt.
16. Aanvullende informatie
BIJLAGE 5
Tekst van het beeld
EUROPESE UNIE - BESCHIKKING BETREFFENDE EEN BINDENDE TARIEFINLICTHING
BTI
1. Beschikkende douaneautoriteit
2. Referentienummer BTI-beschikking
3. Houder (vertrouwelijk)
Naam:
Straat en nummer:
Land:
Postcode:
Stad:
Identificatie van de aanvrager:
EORI-nr.:
4. Geldigheidsperiode
Belangrijke opmerking
Onverminderd de bepalingen van artikel 34, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad blijft deze BTI geldig gedurende 3 jaar, te rekenen vanaf de datum van aanvang van de geldigheid.
De verstrekte gegevens zullen worden opgeslagen in een databank van de Europese Commissie met het oog op de toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie en de gegevens van de BTI, met inbegrip van eventuele foto’s, afbeeldingen, brochures enz. maar met uitzondering van de gegevens die zijn vermeld in de vakken 3 en 8, zullen via het internet openbaar worden gemaakt.
De houder heeft het recht om beroep aan te tekenen tegen deze BTI.
5. Datum en registratienummer van de aanvraag
Registratienummer:
6. Goederencode
7. Omschrijving van de goederen
8. Handelsbenaming en aanvullende informatie (vertrouwelijk)
9. Motivering van de indeling van de goederen
10. Deze BTI-beschikking is afgegeven op basis van de volgende door de aanvrager verstrekte elementen
Omschrijving
Brochures
Foto’s
Monsters en stalen
Andere
Plaats Handtekening
Datum Stempel
jaar
maand
dag
Begindatum van de beschikking:
Vervaldatum van de beschikking:
Einddatum van verlengd gebruik:
Hoeveelheid:
Reden van ongeldigmaking:
jaar
maand
dag
Datum
Tekst van het beeld
EUROPESE UNIE - BESCHIKKING BETREFFENDE EEN BINDENDE TARIEFINLICTHING
BTI
11. Sleutelwoorden:
12. Afbeeldingen