ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 80

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
31 maart 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2016/458 van de Raad van 30 maart 2016 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/72 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/459 van de Commissie van 18 maart 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft ( 1 )

14

 

*

Verordening (EU) 2016/460 van de Commissie van 30 maart 2016 tot wijziging van de bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen

17

 

*

Verordening (EU) 2016/461 van de Commissie van 30 maart 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 297/95 van de Raad wat betreft de aanpassing aan het inflatiecijfer van de vergoedingen die vanaf 1 april 2016 aan het Europees Geneesmiddelenbureau dienen te worden betaald ( 1 )

25

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/462 van de Commissie van 30 maart 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 324/2008 van de Commissie tot vaststelling van herziene procedures voor de uitvoering van inspecties van de Commissie op het gebied van de maritieme beveiliging ( 1 )

28

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/463 van de Commissie van 30 maart 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

34

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/464 van de Commissie van 29 maart 2016 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten, wat betreft de gegevens voor Estland en Polen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 1701)  ( 1 )

36

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

31.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/1


VERORDENING (EU) 2016/458 VAN DE RAAD

van 30 maart 2016

tot wijziging van Verordening (EU) 2016/72 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2016/72 van de Raad (1) zijn voor 2016 voor sommige visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld welke in de Uniewateren en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn.

(2)

In Verordening (EU) 2016/72 is de totale toegestane vangst (TAC) voor zandspiering op nul vastgesteld. Zandspiering is een kortlevende soort waarvoor het wetenschappelijk advies pas op 22 februari beschikbaar is gekomen, terwijl de visserij in april van start gaat. De vangstbeperkingen voor deze soort moeten nu worden gewijzigd overeenkomstig het wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES). Monitoring in realtime is volgens de ICES wetenschappelijk geschikt voor het bepalen van de omvang van het zandspieringbestand in beheersgebied 1, en de resultaten ervan kunnen worden gebruikt om dat wetenschappelijk advies opnieuw te evalueren en in de loop van het jaar een TAC vast te stellen. Hiervoor zijn echter voldoende gegevens (vangsten en biologische monsters) nodig. De vangstbeperking voor zandspiering in beheersgebied 1 dient derhalve te worden vastgesteld op een zodanig niveau dat voldoende gegevens over de omvang van het bestand kunnen worden verzameld.

(3)

Volgens het wetenschappelijk advies van ICES dienen de vangsten van kleinoogroggen in de ICES-sectoren VIId en VIIe-k en van blonde rog in ICES-deelgebied IV te worden verminderd. Derhalve dienen er lokale beheersmaatregelen te worden opgesteld die de vangst beperken en beter wetenschappelijk advies opleveren. De ICES adviseerde om de vangsten van kleinoogroggen in de sectoren VIIf en VIIg te beperken tot maximaal 188 ton. Om die reden is het dienstig de overeenkomstige vangstmogelijkhedentabellen te wijzigen om die vangsten en aanlandingen mogelijk te maken, en de rapportagebepalingen in die zin aan te passen.

(4)

Overeenkomstig het wetenschappelijk advies van ICES dienen de totale vangstcijfers voor horsmakreel en bijvangsten in de Uniewateren van ICES-sectoren IIa en IVa, deelgebied VI, sectoren VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe, de Uniewateren en de internationale wateren van Vb, en de internationale wateren van de deelgebieden XII en XIV te worden vastgesteld op 108 868 ton. Daarom dient de oorspronkelijke TAC in de vangstmogelijkhedentabel te worden gecorrigeerd zodat het niveau van de vangsten van deze soort kan stijgen conform het wetenschappelijk advies van ICES.

(5)

In bijlage IB bij Verordening (EU) 2016/72 moet de vangstmogelijkhedentabel voor bijvangsten in de Groenlandse wateren worden gecorrigeerd, zodat die bijvangsten correct kunnen worden gemeld.

(6)

Gezien het overleg met Noorwegen is het aangewezen 25 000 ton blauwe wijting aan Noorwegen toe te wijzen in ruil voor Arctische kabeljauw en schelvis, leng en enkele andere soorten.

(7)

De in bijlage IB bij Verordening (EU) 2016/72 vastgestelde quotatoewijzing voor kabeljauw in ICES-deelgebied I en ICES-sector IIb moet worden gecorrigeerd om de quotatoewijzing in Besluit 87/277/EEG van de Raad (2) in acht te nemen.

(8)

In bijlage IF bij Verordening (EU) 2016/72 moet een rapporteringscode voor bijvangsten van Atlantische slijmkop in SEAFO-deelsector B1 worden opgenomen.

(9)

De South Pacific Regional Fisheries Management Organisation (Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan — SPRFMO) heeft in 2016 op haar vierde jaarvergadering een TAC voor Chileense horsmakreel vastgesteld. Die maatregel moet in Unierecht worden omgezet.

(10)

In Aanhangsel I bij bijlage IIA bij Verordening (EU) 2016/72 moet een fout worden gecorrigeerd wat betreft de maximale toegestane visserijinspanning in kilowattdagen voor Nederland in de Noordzee voor het gereglementeerd vistuig BT1.

(11)

Het aantal vismachtigingen voor Venezolaanse vaartuigen die in de wateren van Frans-Guyana op snappers vissen, alsmede het maximumaantal vaartuigen dat op enig moment in het gebied aanwezig mag zijn, moeten in bijlage VIII bij Verordening (EU) 2016/72 worden vastgesteld.

(12)

De vangstbeperkingen die zijn opgenomen in Verordening (EU) 2016/72 zijn met ingang van 1 januari 2016 van toepassing. De bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op vangstbeperkingen moeten derhalve ook van toepassing zijn met ingang van deze datum. Deze toepassing met terugwerkende kracht is niet in strijd met de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van gewettigd vertrouwen, aangezien de betrokken vangstmogelijkheden nog niet zijn uitgeput.

(13)

Verordening (EU) 2016/72 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Verordening (EU) 2016/72 worden de bijlagen IA, IB, IF, IJ en VIII gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

A.G. KOENDERS


(1)  Verordening (EU) 2016/72 van de Raad van 22 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104 (PB L 22 van 28.1.2016, blz. 1).

(2)  Besluit 87/277/EEG van de Raad van 18 mei 1987 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden voor kabeljauw in het gebied van Spitsbergen en Bereneiland en in sector 3M zoals omschreven in het NAFO-Verdrag (PB L 135 van 23.5.1987, blz. 29).


BIJLAGE

1.

Bijlage IA bij Verordening (EU) 2016/72 wordt als volgt gewijzigd:

a)

De vangstmogelijkhedentabel voor zandspiering in de Uniewateren van IIa, IIIa en IV wordt vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Zandspiering

Ammodytes spp.

Gebied:

Uniewateren van IIa, IIIa en IV (1)

Denemarken

82 273  (2)

 

 

Verenigd Koninkrijk

1 799  (2)

 

 

Duitsland

126 (2)

 

 

Zweden

3 021  (2)

 

 

Unie

87 219

 

 

TAC

87 219

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

b)

De vangstmogelijkhedentabel voor blauwe wijting in de Uniewateren en de internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV wordt vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Gebied:

Uniewateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

(WHB/1X14)

Denemarken

31 704  (5)

 

 

Duitsland

12 327  (5)

 

 

Spanje

26 878  (4)  (5)

 

 

Frankrijk

22 063  (5)

 

 

Ierland

24 550  (5)

 

 

Nederland

38 659  (5)

 

 

Portugal

2 497  (4)  (5)

 

 

Zweden

7 842  (5)

 

 

Verenigd Koninkrijk

41 137  (5)

 

 

Unie

207 657  (3)  (5)

 

 

Noorwegen

75 000

 

 

Faeröer

9 000

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

c)

De vangstmogelijkhedentabel voor leng in de Noorse wateren van IV wordt vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Leng

Molva molva

Gebied:

Noorse wateren van IV

(LIN/04-N.)

België

9

 

 

Denemarken

1 164

 

 

Duitsland

33

 

 

Frankrijk

13

 

 

Nederland

2

 

 

Verenigd Koninkrijk

104

 

 

Unie

1 325

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing”

d)

De vangstmogelijkhedentabel voor „andere soorten” in de Noorse wateren van IV wordt vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Andere soorten

Gebied:

Noorse wateren van IV

(OTH/04-N.)

België

46

 

 

Denemarken

4 250

 

 

Duitsland

479

 

 

Frankrijk

197

 

 

Nederland

340

 

 

Zweden

Niet relevant (6)

 

 

Verenigd Koninkrijk

3 188

 

 

Unie

8 500  (7)

 

 

TAC

Niet relevant

 

Voorzorgs-TAC

e)

De vangstmogelijkhedentabel voor roggen in de Uniewateren van IIa en IV wordt vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Roggen

Rajiformes

Gebied:

Uniewateren van IIa en IV

(SRX/2AC4-C)

België

221 (8)  (9)  (10)

 

 

Denemarken

9 (8)  (9)  (10)

 

 

Duitsland

11 (8)  (9)  (10)

 

 

Frankrijk

35 (8)  (9)  (10)

 

 

Nederland

188 (8)  (9)  (10)

 

 

Verenigd Koninkrijk

849 (8)  (9)  (10)

 

 

Unie

1 313  (8)  (10)

 

 

TAC

1 313  (10)

 

Voorzorgs-TAC

f)

De vangstmogelijkhedentabel voor roggen in de Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k wordt vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Roggen

Rajiformes

Gebied:

Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

(SRX/67AKXD)

België

725 (11)  (12)  (13)  (14)

 

 

Estland

4 (11)  (12)  (13)  (14)

 

 

Frankrijk

3 255  (11)  (12)  (13)  (14)

 

 

Duitsland

10 (11)  (12)  (13)  (14)

 

 

Ierland

1 048  (11)  (12)  (13)  (14)

 

 

Litouwen

17 (11)  (12)  (13)  (14)

 

 

Nederland

3 (11)  (12)  (13)  (14)

 

 

Portugal

18 (11)  (12)  (13)  (14)

 

 

Spanje

876 (11)  (12)  (13)  (14)

 

 

Verenigd Koninkrijk

2 076  (11)  (12)  (13)  (14)

 

 

Unie

8 032  (11)  (12)  (13)  (14)

 

 

TAC

8 032  (13)  (14)

 

Voorzorgs-TAC

Artikel 12, lid 1, van deze verordening is van toepassing

g)

De vangstmogelijkhedentabel voor roggen in de Uniewateren van VIId wordt vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Roggen

Rajiformes

Gebied:

Uniewateren van VIId

(SRX/07D.)

België

87 (15)  (16)  (17)

 

 

Frankrijk

729 (15)  (16)  (17)

 

 

Nederland

5 (15)  (16)  (17)

 

 

Verenigd Koninkrijk

145 (15)  (16)  (17)

 

 

Unie

966 (15)  (16)  (17)

 

 

TAC

966 (17)

 

Voorzorgs-TAC

h)

De vangstmogelijkhedentabel voor horsmakreel en bijvangsten in de Uniewateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c,VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; de Uniewateren en de internationale wateren van Vb; de internationale wateren van XII en XIV wordt vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Horsmakreel en bijvangsten

Trachurus spp.

Gebied:

Uniewateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c,VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(JAX/2A-14)

Denemarken

10 629  (18)  (20)

 

 

Duitsland

8 294  (18)  (19)  (20)

 

 

Spanje

11 312  (20)  (22)

 

 

Frankrijk

4 269  (18)  (19)  (20)  (22)

 

 

Ierland

27 621  (18)  (20)

 

 

Nederland

33 276  (18)  (19)  (20)

 

 

Portugal

1 090  (20)  (22)

 

 

Zweden

675 (18)  (20)

 

 

Verenigd Koninkrijk

10 002  (18)  (19)  (20)

 

 

Unie

107 168

 

 

Faeröer

1 700  (21)

 

 

TAC

108 868

 

Analytische TAC

2.

Bijlage IB bij Verordening (EU) 2016/72 wordt als volgt gewijzigd:

a)

De vangstmogelijkhedentabel voor kabeljauw in de Noorse wateren van I en II wordt vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Noorse wateren van I en II

(COD/1N2AB.)

Duitsland

2 405

 

 

Griekenland

298

 

 

Spanje

2 682

 

 

Ierland

298

 

 

Frankrijk

2 207

 

 

Portugal

2 682

 

 

Verenigd Koninkrijk

9 328

 

 

Unie

19 900

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing”

b)

De vangstmogelijkhedentabel voor kabeljauw in I en IIb wordt vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

I en IIb

(COD/1/2B.)

Duitsland

6 593  (25)

 

 

Spanje

13 192  (25)

 

 

Frankrijk

3 122  (25)

 

 

Polen

2 728  (25)

 

 

Portugal

2 643  (25)

 

 

Verenigd Koninkrijk

4 403  (25)

 

 

Andere lidstaten

495 (23)  (25)

 

 

Unie

33 176  (24)

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

c)

De vangstmogelijkhedentabel voor schelvis in de Noorse wateren van I en II wordt vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied:

Noorse wateren van I en II

(HAD/1N2AB.)

Duitsland

267

 

 

Frankrijk

160

 

 

Verenigd Koninkrijk

820

 

 

Unie

1 247

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing”

d)

De vangstmogelijkhedentabel voor andere soorten (bijvangst) in Groenlandse wateren wordt vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Bijvangst (26)

Gebied:

Groenlandse wateren

(B-C/GRL)

Unie

1 126

 

 

TAC

Niet relevant

 

Voorzorgs-TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

3.

In bijlage IF bij Verordening (EU) 2016/72 wordt de vangstmogelijkhedentabel voor Atlantische slijmkop in SEAFO-deelsector B1 vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Atlantische slijmkop

Hoplostethus atlanticus

Gebied:

SEAFO-deelsector B1 (27)

(ORY/F47NAM)

TAC

0 (28)

 

Voorzorgs-TAC

4.

In bijlage IJ bij Verordening (EU) 2016/72 wordt de vangstmogelijkhedentabel voor Chileense horsmakreel in het SPRFMO-verdragsgebied vervangen door de volgende tabel:

„Soort:

Chileense horsmakreel

Trachurus murphyi

Gebied:

SPRFMO-verdragsgebied

(CJM/SPRFMO)

Duitsland

7 067,15

 

 

Nederland

7 660,06

 

 

Litouwen

4 917,5

 

 

Polen

8 455,29

 

 

Unie

28 100

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing”

5.

In punt b) van Aanhangsel 1 bij bijlage IIA bij Verordening (EU) 2016/72 wordt de maximale toegestane visserijinspanning in kilowattdagen voor Nederland voor gereglementeerd vistuig BT1 vervangen door „999 808”.

6.

Bijlage VIII bij Verordening (EU) 2016/72 wordt vervangen door:

„BIJLAGE VIII

KWANTITATIEVE BEPERKINGEN INZAKE VISMACHTIGINGEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN DIE IN DE UNIEWATEREN VISSEN

Vlaggenstaat

Visserij

Aantal vismachtigingen

Maximumaantal vaartuigen dat op enig moment in het gebied aanwezig mag zijn

Noorwegen

Haring, ten noorden van 62° 00′ NB

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Faeröer

Makreel, VIa (ten noorden van 56° 30′ NB), IIa, IVa (ten noorden van 59° NB)

Horsmakreel, IV, VIa (ten noorden van 56° 30′ NB), VIIe, VIIf, VIIh

14

14

Haring, ten noorden van 62° 00′ NB

20

Nog vast te stellen

Haring, IIIa

4

4

Industriële visserij op kever, IV, VIa (ten noorden van 56° 30′ NB) (inclusief onvermijdbare bijvangsten van blauwe wijting)

14

14

Leng en lom

20

10

Blauwe wijting, II, IVa, V, VIa (ten noorden van 56° 30′ NB), VIb, VII (ten westen van 12° 00′ WL)

20

20

Blauwe leng

16

16

Venezuela (29)

Snapper (wateren van Frans-Guyana)

45

45


(1)  Exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula.

(2)  Onverminderd de aanlandingsverplichting, mogen vangsten van schar, wijting en makreel voor ten hoogste 2 % in mindering worden gebracht op de quota (OT1/*2A3A4), op voorwaarde dat deze vangsten en bijvangsten van die soorten, zoals geregeld uit hoofde van artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, niet meer dan 9 % van dit quotum voor zandspiering uitmaken.

Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande beheersgebieden voor zandspiering als bepaald in bijlage IID, niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

Gebied: Uniewateren van de beheersgebieden voor zandspiering

 

1

 2

3

4

5

6

7

 

(SAN/234_1)

(SAN/234_2)

(SAN/234_3)

(SAN/234_4)

(SAN/234_5)

(SAN/234_6)

(SAN/234_7)

Denemarken

12 263

4 717

59 428

5 659

0

206

0

Verenigd Koninkrijk

268

103

1 299

124

0

5

0

Duitsland

19

7

91

9

0

0

0

Zweden

450

173

2 182

208

0

8

0

Unie

13 000

5 000

63 000

6 000

0

219

0

Totaal

13 000

5 000

63 000

6 000

0

219

0”

(3)  Bijzondere voorwaarde: van de Uniequota in de Uniewateren en de internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV (WHB/*NZJM1) en in VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 (WHB/*NZJM2), mag de volgende hoeveelheid worden gevangen in de Noorse exclusieve economische zone of in de visserijzone rond Jan Mayen: 149 506

(4)  Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. Deze overdrachten worden evenwel vooraf aan de Commissie gemeld.

(5)  Bijzondere voorwaarde: met inachtneming van een totale toegangshoeveelheid van 21 500 ton voor de Unie, mogen lidstaten ten hoogste het volgende percentage van hun quota in de wateren van de Faeröer vangen (WHB/*05-F.): 9,2 %”

(6)  Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor „andere soorten”.

(7)  Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen. Uitzonderingen kunnen in voorkomend geval worden opgenomen na overleg.”

(8)  Vangsten van blonde rog (Raja brachyura) in de Uniewateren van IV (RJH/04-C.), grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/2AC4-C), stekelrog (Raja clavata) (RJC/2AC4-C) en gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/2AC4-C) worden afzonderlijk gemeld.

(9)  Bijvangstquotum. Deze soorten mogen per visreis niet meer dan 25 % levend gewicht van de totale aan boord gehouden vangsten uitmaken. Deze voorwaarde geldt enkel voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter. Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(10)  Is niet van toepassing op blonde rog (Raja brachyura) in de Uniewateren van IIa en kleinoogrog (Raja microocellata) in de Uniewateren van IIa en IV. Als vissen van deze soorten incidenteel worden gevangen, worden zij ongedeerd gelaten. Zij worden onmiddellijk teruggezet. De vissers worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.”

(11)  Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/67AKXD), stekelrog (Raja clavata) (RJC/67AKXD), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/67AKXD), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/67AKXD), zandrog (Raja circularis) (RJI/67AKXD) en kaardrog (Raja fullonica) (RJF/67AKXD) worden afzonderlijk gemeld.

(12)  Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIId (SRX/*07D.), onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 13 en 46 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/07D.), stekelrog (Raja clavata) (RJC/07D.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/07D), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/07D.), zandrog (Raja circularis) (RJI/*07D.) en kaardrog (Raja fullonica) (RJF/*07D.) worden afzonderlijk gemeld. Deze bijzondere voorwaarde geldt niet voor kleinoogrog (Raja microocellata) en golfrog (Raja undulata).

(13)  Is niet van toepassing op kleinoogrog (Raja microocellata), behalve in de Uniewateren van VIIf en VIIg. Als vissen van deze soort incidenteel worden gevangen, worden zij ongedeerd gelaten. Zij worden onmiddellijk teruggezet. De vissers worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren. Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de Uniewateren van VIIf en VIIg (RJE/7FG.) niet meer kleinoogrog worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

Soort:

Kleinoogrog

Raja microocellata

Gebied:

Uniewateren van VIIf en VIIg

(RJE/7FG.)

België

17

 

 

Estland

0

 

 

Frankrijk

76

 

 

Duitsland

0

 

 

Ierland

25

 

 

Litouwen

0

 

 

Nederland

0

 

 

Portugal

0

 

 

Spanje

21

 

 

Verenigd Koninkrijk

49

 

 

Unie

188

 

 

TAC

188

 

Voorzorgs-TAC

Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIId; deze hoeveelheid wordt apart gemeld onder de volgende code: (RJE/*07D.). Deze bijzondere voorwaarde geldt onverminderd de in de artikelen 13 en 46 van deze verordening vastgestelde verbodsbepalingen voor de daarin vermelde gebieden.

(14)  Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata). Op deze soort wordt niet gericht gevist in de gebieden waarop deze TAC van toepassing is. In gevallen waarvoor de aanlandingsplicht niet geldt, mag bijvangst van golfrog in sector VIIe alleen worden aangeland in gehele staat of van de ingewanden ontdaan en mits deze niet meer bedraagt dan 40 kg levend gewicht per visreis. De vangsten overschrijden de quota in de onderstaande tabel niet. De vorige bepalingen gelden onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 13 en 41 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. Bijvangsten van golfrog worden apart gemeld onder de volgende code: (RJU/67AKXD). Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de volgende gebieden niet meer golfrog worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

Soort:

Golfrog

Raja undulata

Gebied:

Uniewateren van VIIe

(RJU/67AKXD)

België

9

 

 

Estland

0

 

 

Frankrijk

41

 

 

Duitsland

0

 

 

Ierland

13

 

 

Litouwen

0

 

 

Nederland

0

 

 

Portugal

0

 

 

Spanje

11

 

 

Verenigd Koninkrijk

26

 

 

Unie

100

 

 

TAC

100

 

Voorzorgs-TAC

Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIId; deze hoeveelheid wordt apart gemeld onder de volgende code: (RJU/*07D.). Deze bijzondere voorwaarde geldt onverminderd de in de artikelen 13 en 46 van deze verordening vastgestelde verbodsbepalingen voor de daarin vermelde gebieden.”

(15)  Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/07D.), stekelrog (Raja clavata) (RJC/07D.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/07D.), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/07D.) en kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/07D worden afzonderlijk gemeld.

(16)  Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k (SRX/*67AKD). Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/*67AKD), stekelrog (Raja clavata) (RJC/*67AKD), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/*67AKD) en gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/*67AKD) worden afzonderlijk gemeld. Deze bijzondere voorwaarde geldt niet voor kleinoogrog (Raja microocellata) en golfrog (Raja undulata).

(17)  Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata). Op deze soort wordt niet gericht gevist in de gebieden waarop deze TAC van toepassing is. In gevallen waarvoor de aanlandingsplicht niet geldt, mag bijvangst van golfrog in het gebied waarvoor deze TAC geldt alleen worden aangeland in gehele staat of van de ingewanden ontdaan en mits deze niet meer bedraagt dan 40 kg levend gewicht per visreis. De vangsten overschrijden de quota in de onderstaande tabel niet. De vorige bepalingen gelden onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 13 en 41 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. Bijvangsten van golfrog worden apart gemeld onder de volgende code: (RJU/07D.). Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de volgende gebieden niet meer golfrog worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

Soort:

Golfrog

Raja undulata

Gebied:

Uniewateren van VIId

(RJU/07D.)

België

1

 

 

Frankrijk

9

 

 

Nederland

0

 

 

Verenigd Koninkrijk

2

 

 

Unie

12

 

 

TAC

12

 

Voorzorgs-TAC

Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIIe; deze hoeveelheid wordt apart gemeld onder de volgende code: (RJU/*67AKD). Deze bijzondere voorwaarde geldt onverminderd de in de artikelen 13 en 46 van deze verordening vastgestelde verbodsbepalingen voor de daarin vermelde gebieden.”

(18)  Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van wat voor dit quotum vóór 30 juni 2016 in de Uniewateren van IIa of IVa wordt gevangen, mag worden verrekend met het quotum voor de Uniewateren van IVb, IVc en VIId (JAX/*4BC7D).

(19)  Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van dit quotum mag worden gevangen in VIId (JAX/*07D.). Onder deze bijzondere voorwaarde en overeenkomstig voetnoot (3) worden bijvangsten van evervis en wijting apart gemeld onder de volgende code: (OTH/*07D.).

(20)  Onverminderd de aanlandingsverplichting mogen vangsten van evervis, wijting en makreel voor ten hoogste 5 % in mindering worden gebracht op het quotum (OTH/*2A-14), op voorwaarde dat deze vangsten en bijvangsten van die soorten, zoals geregeld uit hoofde van artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, niet meer dan 9 % van dit quotum voor horsmakreel uitmaken.

(21)  Beperkt tot IVa, VIa (uitsluitend ten noorden van 56° 30′ NB), VIIe, f, h.

(22)  Bijzondere voorwaarde: tot 50 % van dit quotum mag worden gevist in VIIIc (JAX/*08C2). Onder deze bijzondere voorwaarde en overeenkomstig voetnoot (3) worden bijvangsten van evervis en wijting apart gemeld onder de volgende code: (OTH/*08C2).”

(23)  Met uitzondering van Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.

(24)  De toewijzing van het aandeel van het voor de Unie beschikbare kabeljauwbestand in de zone Spitsbergen en Bereneiland en de bijvangsten van schelvis laten de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet.

(25)  Bijvangsten van schelvis mogen per trek tot 14 % uitmaken. De totale hoeveelheid schelvis in bijvangst komt bovenop het quotum voor kabeljauw.”

(26)  Bijvangsten van grenadiervis (Macrourus spp.) worden gemeld overeenkomstig de volgende vangstmogelijkhedentabellen: grenadiervis in de Groenlandse wateren van V en XIV (GRV/514GRN) en grenadiervis in de Groenlandse wateren van NAFO 1 (GRV/N1GRN.).”

(27)  In het kader van deze bijlage mag de visserij worden bedreven in het gebied dat wordt begrensd:

ten westen door de lengtegraad 0° OL,

ten noorden door de breedtegraad 20° ZB,

ten zuiden door de breedtegraad 28° ZB, en

ten oosten door de buitengrenzen van de exclusieve economische zone van Namibië.

(28)  Met uitzondering van een toegestane bijvangst van 4 ton (ORY/*F47NA).”

(29)  Voordat deze vismachtigingen worden afgegeven, moet worden aangetoond dat er een geldig contract bestaat tussen de scheepseigenaar die de machtiging aanvraagt en een in het departement Frans-Guyana gevestigd verwerkingsbedrijf, en dat in dat contract staat dat ten minste 75 % van de door het betrokken vaartuig gevangen snappers in dat departement moet worden aangeland voor verwerking in dat bedrijf. Dit contract moet worden geviseerd door de Franse autoriteiten, die zich ervan moeten vergewissen dat het in overeenstemming is met zowel de capaciteit van het verwerkende bedrijf waarmee het is gesloten als met de doelstellingen voor de ontwikkeling van de economie in Frans-Guyana. Een afschrift van het naar behoren geviseerde contract moet bij de vismachtigingsaanvraag worden gevoegd. Wanneer bovenbedoelde bekrachtiging wordt geweigerd, maken de Franse autoriteiten deze weigering bekend en vermelden zij de redenen ervoor aan de betrokken partij en aan de Commissie.”.


31.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/459 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2016

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 33, leden 2 en 3, en artikel 38, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie (2) bevat een lijst van derde landen die beschikken over productiesystemen en controlemaatregelen voor de biologische productie van landbouwproducten die als gelijkwaardig met die van Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn erkend.

(2)

De erkenning van Canada overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007 is momenteel van toepassing op, onder meer, voor gebruik als levensmiddel en voor gebruik als diervoeder bestemde verwerkte landbouwproducten met biologische ingrediënten die zijn geproduceerd in Canada. Canada heeft bij de Commissie een verzoek ingediend om zijn erkenning uit te breiden tot voor gebruik als levensmiddel en voor gebruik als diervoeder bestemde verwerkte producten met biologische ingrediënten die zijn ingevoerd uit derde landen en zijn gecertificeerd overeenkomstig de Canadese wetgeving inzake biologische producten. Zowel bij het onderzoek van de bij dat verzoek ingediende informatie en van de verder door Canada verstrekte toelichtingen, als bij het ter plaatse verrichte onderzoek van de productie- en controlemaatregelen voor verwerkte producten met ingevoerde ingrediënten is gebleken dat de in dat land geldende voorschriften voor de productie en de controle van verwerkte producten met ingevoerde ingrediënten gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 834/2007 en Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie (3). Bijgevolg moet de erkenning van de gelijkwaardigheid van Canada's productiesystemen en controlemaatregelen tevens van toepassing zijn op voor gebruik als levensmiddel en voor gebruik als diervoeder bestemde verwerkte producten met ingevoerde biologische ingrediënten zijn gecertificeerd overeenkomstig de Canadese wetgeving.

(3)

Voorts is biologische wijn uitgesloten van de erkenning van Canada die momenteel van kracht is. Canada heeft bij de Commissie een verzoek ingediend om zijn erkenning uit te breiden tot biologische wijn die is gecertificeerd overeenkomstig de Canadese wetgeving inzake biologische producten. Bij het onderzoek van de bij dat verzoek ingediende informatie en van de verder door Canada verstrekte toelichtingen is gebleken dat de in dat land geldende voorschriften voor de productie en de controle van biologische wijn gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 834/2007 en Verordening (EG) nr. 889/2008. Bijgevolg moet de erkenning van de gelijkwaardigheid van Canada's productiesystemen en controlemaatregelen tevens van toepassing zijn op biologische wijn die is gecertificeerd overeenkomstig de Canadese wetgeving.

(4)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 bevat een lijst van de controlerende autoriteiten en de controleorganen die bevoegd zijn om in derde landen voor gelijkwaardigheidsdoeleinden controles uit te voeren en certificaten af te geven. Wanneer de erkenning van Canada wordt uitgebreid tot voor gebruik als levensmiddel en voor gebruik als diervoeder bestemde verwerkte producten met ingevoerde biologische ingrediënten en tot overeenkomstig de Canadese wetgeving gecertificeerde biologische wijn, en wanneer bijlage III bij de genoemde verordening overeenkomstig wordt gewijzigd, moeten in bijlage IV bij die verordening de betrokken controleorganen worden geschrapt die tot dusverre zijn erkend voor de invoer van voor gebruik als levensmiddel bestemde verwerkte producten met ingevoerde biologische ingrediënten, en voor de invoer van biologische wijn (productcategorie D) uit Canada.

(5)

De bijlagen III en IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 moeten bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 genoemde controleorganen die voor Canada zijn erkend met betrekking tot voor gebruik als levensmiddel bestemde verwerkte producten met ingevoerde biologische ingrediënten en met betrekking tot biologische wijn, moeten de kans krijgen zich aan te passen aan de in deze verordening vastgestelde wijzigingen, en daarom mag de wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 pas na een redelijke termijn van toepassing worden.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor biologische productie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

2)

Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, punt 2, wordt van toepassing met ingang van 7 juli 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PB L 334 van 12.12.2008, blz. 25).

(3)  Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1).


BIJLAGE I

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de tekst met betrekking tot Canada wordt voetnoot 1 onder punt 1 „Productcategorieën”, in de rij „Verwerkte landbouwproducten voor gebruik als levensmiddel”, geschrapt.

2)

Punt 2 „Oorsprong” wordt vervangen door:

„2.

Oorsprong: producten van de categorieën A, B en F die zijn geproduceerd in Canada en producten van de categorieën D en E die in Canada zijn verwerkt met biologisch geteelde ingrediënten die in Canada zijn geproduceerd of die in Canada zijn ingevoerd overeenkomstig de Canadese wetgeving.”.


BIJLAGE II

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de tekst met betrekking tot „CCOF Certification Services” wordt in punt 3 de rij betreffende Canada geschrapt.

2)

In de tekst met betrekking tot „Ecocert SA” wordt in punt 3 de rij betreffende Canada geschrapt.

3)

In de tekst met betrekking tot „IMOswiss AG” wordt in punt 3 de rij betreffende Canada geschrapt.

4)

In de tekst met betrekking tot „International Certification Services, Inc.” wordt in punt 3 de rij betreffende Canada geschrapt.

5)

In de tekst met betrekking tot „Letis SA” wordt in punt 3 de rij betreffende Canada geschrapt.

6)

In de tekst met betrekking tot „Oregon Tilth” wordt in punt 3 de rij betreffende Canada geschrapt.

7)

In de tekst met betrekking tot „Organic crop improvement association” wordt in punt 3 de rij betreffende Canada geschrapt.

8)

In de tekst met betrekking tot „Quality Assurance International” wordt in punt 3 de rij betreffende Canada geschrapt.


31.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/17


VERORDENING (EU) 2016/460 VAN DE COMMISSIE

van 30 maart 2016

tot wijziging van de bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (1), en met name artikel 7, lid 4, onder a), en lid 5, en artikel 14, leden 2 en 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden de verplichtingen die zijn vermeld in het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (hierna het „verdrag” genoemd), dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij Besluit 2006/507/EG van de Raad (2), en in het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij Besluit 2004/259/EG van de Raad (3), in het recht van de Unie omgezet.

(2)

Tijdens de zesde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het verdrag, die plaatsvond van 28 april tot en met 10 mei 2013, is overeengekomen hexabroomcyclododecaan (HBCDD) aan bijlage A (beëindiging) bij het verdrag toe te voegen. Op de beëindiging van het gebruik en de productie van HBCDD uit hoofde van het verdrag geldt echter een specifieke uitzondering, namelijk het gebruik van HBCDD in geëxpandeerd polystyreen en geëxtrudeerd polystyreen in gebouwen en de productie van HBCDD voor dat doel.

(3)

Gezien de wijziging van het verdrag moeten de bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden gewijzigd, waarbij HBCDD aan die bijlagen moet worden toegevoegd en de overeenkomstige concentratiegrenswaarden moeten worden vermeld, om te waarborgen dat HBCDD-houdend afval wordt beheerd overeenkomstig de bepalingen van het verdrag. HBCDD moet daarom in de bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden opgenomen.

(4)

De voorgestelde concentratiegrenswaarden om in de bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 op te nemen, zijn vastgesteld door toepassing van dezelfde methode als voor de vaststelling van de grenswaarden in vorige wijzigingen van de bijlagen IV en V (4). De voorgestelde concentratiegrenswaarden worden als de meeste geschikte beschouwd om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu te verzekeren door middel van de vernietiging en onomkeerbare omzetting van HBCDD. Om rekening te houden met technische ontwikkelingen, en in het bijzonder de herziening van de technische richtsnoeren (5) van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, moet de Commissie de in bijlage IV op te nemen concentratiegrenswaarde binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening herzien met het oog op een verlaging ervan.

(5)

Teneinde het bedrijfsleven en de overheden voldoende tijd te geven om zich aan de nieuwe voorschriften van deze verordening aan te passen, moet zij pas zes maanden na de bekendmaking ervan van toepassing worden.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 30 september 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7.

(2)  Besluit 2006/507/EG van de Raad van 14 oktober 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 209 van 31.7.2006, blz. 1).

(3)  Besluit 2004/259/EG van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (PB L 81 van 19.2.2004, blz. 35).

(4)  Verordening (EG) nr. 1195/2006 van de Raad van 18 juli 2006 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 217 van 8.8.2006, blz. 1), Verordening (EG) nr. 172/2007 van de Raad van 16 februari 2007 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 55 van 23.2.2007, blz. 1), Verordening (EU) nr. 756/2010 van de Commissie van 24 augustus 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen met betrekking tot de bijlagen IV en V (PB L 223 van 25.8.2010, blz. 20) en Verordening (EU) nr. 1342/2014 van de Commissie van 17 december 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen met betrekking tot de bijlagen IV en V (PB L 363 van 18.12.2014, blz. 67).

(5)  Decision BC-12/3.

(6)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).


BIJLAGE

In de tabel van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/2004 wordt de volgende rij toegevoegd:

Lijst van stoffen waarvoor de in artikel 7 vermelde bepalingen inzake afvalbeheer gelden

Stof

CAS-nr.

EG-nr.

In artikel 7, lid 4, onder a), bedoelde concentratiegrenswaarde

„Hexabroomcyclododecaan (*)

25637-99-4,

3194-55-6,

134237-50-6,

134237-51-7,

134237-52-8

247-148-4

221-695-9

1 000 mg/kg, onder voorbehoud van een herziening door de Commissie vóór 20.4.2019

In bijlage V, deel 2, bij Verordening (EG) nr. 850/2004 wordt de tabel vervangen door de volgende tabel:

„Afvalstoffen overeenkomstig Beschikking 2000/532/EG van de Commissie

Maximale concentratiegrenswaarde voor in bijlage IV vermelde stoffen (1)

Handeling

10

AFVAL VAN THERMISCHE PROCESSEN

Alkanen, C10-C13, chloor- (gechloreerde paraffinen met een korte keten) (SCCP's): 10 000 mg/kg;

Aldrin: 5 000 mg/kg;

Chloordaan: 5 000 mg/kg;

Chloordecon: 5 000 mg/kg;

DDT (1,1,1-trichloor-2,2-bis(4-chloorfenyl)ethaan): 5 000 mg/kg;

Dieldrin: 5 000 mg/kg;

Endosulfan: 5 000 mg/kg;

Endrin: 5 000 mg/kg;

Heptachloor: 5 000 mg/kg;

Hexabroombifenyl: 5 000 mg/kg;

Hexabroomcyclodo-decaan (3):1 000 mg/kg;

Hexachloorbenzeen: 5 000 mg/kg;

Hexachloorbutadieen: 1 000 mg/kg;

Hexachloorcyclohexanen, inclusief lindaan: 5 000 mg/kg;

Mirex: 5 000 mg/kg;

Pentachloorbenzeen: 5 000 mg/kg;

Perfluoroctaansulfonzuur en derivaten daarvan (PFOS) (C8F17SO2X) (X = OH, metaalzout (O-M+), halogenide, amide en andere derivaten inclusief polymeren): 50 mg/kg;

Polychloorbifenylen (pcb's) (4): 50 mg/kg;

Polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzo-furanen: 5 mg/kg;

Polychloornaftalenen (*): 1 000 mg/kg;

Som van de concentraties van tetrabroomdifenylether (C12H6Br4O), pentabroomdifenylether (C12H5Br5O), hexabroomdifenylether (C12H4Br6O) en heptabroomdifenylether (C12H3Br7O): 10 000 mg/kg;

Toxafeen: 5 000 mg/kg.

Permanente opslag wordt uitsluitend toegestaan wanneer aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

1)

de opslag gebeurt in een van de volgende locaties:

veilige, diepe, ondergrondse, harde rotsformaties;

zoutkoepels;

een stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen, mits de afvalstoffen voor zover technisch mogelijk zijn verhard of gedeeltelijk gestabiliseerd, zoals vereist voor de indeling van de afvalstoffen in subhoofdstuk 19 03 van Beschikking 2000/532/EG;

2)

de bepalingen van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad (5) en Beschikking 2003/33/EG van de Raad (6) zijn in acht genomen;

3)

er is aangetoond dat de gekozen handeling uit milieuoogpunt de voorkeur verdient.

10 01

Afval van elektriciteitscentrales en andere verbrandingsinstallaties (exclusief 19)

10 01 14  * (2)

Bij bijstoken vrijkomende bodemas, slakken en ketelstof die gevaarlijke stoffen bevatten

10 01 16 *

Bij bijstoken vrijkomende vliegas die gevaarlijke stoffen bevat

10 02

Afval van de ijzer- en staalindustrie

10 02 07 *

Vast afval van gaszuivering dat gevaarlijke stoffen bevat

10 03

Afval van thermische processen in de aluminiummetallurgie

10 03 04 *

Slakken van primaire productie

10 03 08 *

Zoutslakken van secundaire productie

10 03 09 *

Black drosses van secundaire productie

10 03 19 *

Rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

10 03 21 *

Overige deeltjes en stof (inclusief kogelmolenstof) die gevaarlijke stoffen bevatten

10 03 29 *

Afval van de behandeling van zoutslakken en black drosses dat gevaarlijke stoffen bevat

10 04

Afval van thermische processen in de loodmetallurgie

10 04 01 *

Slakken van primaire en secundaire productie

10 04 02 *

Dross en skimmings van primaire en secundaire productie

10 04 04 *

Rookgasstof

10 04 05 *

Overige deeltjes en stof

10 04 06 *

Vast afval van gasreiniging

10 05

Afval van thermische processen in de zinkmetallurgie

10 05 03 *

Rookgasstof

10 05 05 *

Vast afval van gasreiniging

10 06

Afval van thermische processen in de kopermetallurgie

10 06 03 *

Rookgasstof

10 06 06 *

Vast afval van gasreiniging

10 08

Afval van thermische processen in de overige non-ferrometallurgie

10 08 08 *

Zoutslakken van primaire en secundaire productie

10 08 15 *

Rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

10 09

Afval van ijzergieten

10 09 09 *

Rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

16

NIET ELDERS IN DE LIJST GENOEMD AFVAL

16 11

Ovenpuin

16 11 01 *

Koolstofhoudend ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat

16 11 03 *

Overig ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat

17

BOUW- EN SLOOPAFVAL (INCLUSIEF AFGEGRAVEN GROND VAN VERONTREINIGDE LOCATIES)

17 01

Beton, stenen, tegels en keramische producten

17 01 06 *

Mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten, of afzonderlijke fracties daarvan, die gevaarlijke stoffen bevatten

17 05

Grond (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties), stenen en baggerspecie

17 05 03 *

Grond en stenen die gevaarlijke stoffen bevatten

17 09

Overig bouw- en sloopafval

17 09 02 *

Bouw- en sloopafval dat pcb's bevat met uitzondering van pcb-houdend materieel

17 09 03 *

Overig bouw- en sloopafval (met inbegrip van gemengd afval) dat gevaarlijke stoffen bevat

19

AFVAL VAN INSTALLATIES VOOR AFVALBEHEER, OFFSITE WATERZUIVERINGSINSTALLATIES EN DE BEREIDING VAN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WATER EN WATER VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK

19 01

Afval van de verbranding of pyrolyse van afval

19 01 07 *

Vast afval van gasreiniging

19 01 11 *

Bodemas en slakken die gevaarlijke stoffen bevatten

19 01 13 *

Vliegas die gevaarlijke stoffen bevat

19 01 15 *

Ketelas die gevaarlijke stoffen bevat

19 04

Verglaasd afval en afval van verglazen

19 04 02 *

Vliegas en ander rookgasreinigingsafval

19 04 03 *

Niet-verglaasde vaste fase

De maximale concentratiegrenswaarde van polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen (PCDD's en PCDF's) wordt berekend met gebruikmaking van de volgende toxische-equivalentiefactoren (TEF's):

PCDD

TEF

2,3,7,8-TeCDD

1

1,2,3,7,8-PeCDD

1

1,2,3,4,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDD

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDD

0,01

OCDD

0,0003

PCDF

TEF

2,3,7,8-TeCDF

0,1

1,2,3,7,8-PeCDF

0,03

2,3,4,7,8-PeCDF

0,3

1,2,3,4,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDF

0,1

2,3,4,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

0,01

1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

0,01

OCDF

0,0003”


(*)  „Hexabroomcyclododecaan” omvat hexabroomcyclododecaan, 1,2,5,6,9,10-hexabroomcyclododecaan en zijn voornaamste diastereo-isomeren: α-hexabroomcyclododecaan, β-hexabroomcyclododecaan en γ-hexabroomcyclododecaan.”

(1)  Deze grenswaarden gelden alleen voor stortplaatsen voor gevaarlijk afval en zijn niet van toepassing op permanente ondergrondse opslagvoorzieningen voor gevaarlijk afval, waaronder zoutkoepels.

(2)  Elke met een asterisk „*” aangegeven afvalstof wordt beschouwd als een gevaarlijke afvalstof overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG en is onderworpen aan de bepalingen van die richtlijn.

(3)  „Hexabroomcyclododecaan” omvat hexabroomcyclododecaan, 1,2,5,6,9,10-hexabroomcyclododecaan en zijn voornaamste diastereo-isomeren: α-hexabroomcyclododecaan, β-hexabroomcyclododecaan en γ-hexabroomcyclododecaan.

(4)  Hiervoor wordt de berekeningsmethode van de Europese normen EN 12766-1 en EN 12766-2 gebruikt.

(5)  Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1).

(6)  Beschikking 2003/33/EG van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen overeenkomstig artikel 16 en bijlage II van Richtlijn 1999/31/EG (PB L 11 van 16.1.2003, blz. 27).


31.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/25


VERORDENING (EU) 2016/461 VAN DE COMMISSIE

van 30 maart 2016

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 297/95 van de Raad wat betreft de aanpassing aan het inflatiecijfer van de vergoedingen die vanaf 1 april 2016 aan het Europees Geneesmiddelenbureau dienen te worden betaald

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 297/95 van de Raad van 10 februari 1995 inzake de vergoedingen die aan het Europees Geneesmiddelenbureau dienen te worden betaald (1), en met name artikel 12, vijfde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 67, lid 3, van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2) bestaan de ontvangsten van het Europees Geneesmiddelenbureau uit een bijdrage van de Unie en uit vergoedingen die door ondernemingen aan het Bureau worden betaald. Verordening (EG) nr. 297/95 van de Raad bepaalt de categorieën en de hoogte van die vergoedingen.

(2)

De vergoedingen moeten aan de hand van het inflatiecijfer van 2015 worden aangepast. Het inflatiecijfer in de Unie, zoals gepubliceerd door het Bureau voor de statistiek van de Europese Unie, was 0,2 % in 2015.

(3)

Eenvoudigheidshalve worden de aangepaste vergoedingen afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van 100 EUR.

(4)

Verordening (EG) nr. 297/95 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Omwille van de rechtszekerheid mag deze verordening niet van toepassing zijn op geldige aanvragen die op 1 april 2016 in behandeling zijn.

(6)

Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 297/95 moet de aanpassing ingaan op 1 april 2016. Daarom moet deze verordening met spoed in werking treden en vanaf die datum van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 297/95 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt a) wordt als volgt gewijzigd:

in de eerste alinea wordt „278 200 EUR” vervangen door „278 800 EUR”;

in de tweede alinea wordt „27 900 EUR” vervangen door „28 000 EUR”;

ii)

punt b) wordt als volgt gewijzigd:

in de eerste alinea wordt „108 000 EUR” vervangen door „108 200 EUR”;

in de tweede alinea wordt „179 800 EUR” vervangen door „180 200 EUR”;

iii)

punt c) wordt als volgt gewijzigd:

in de eerste alinea wordt „83 500 EUR” vervangen door „83 700 EUR”;

in de tweede alinea wordt „tussen 20 900 EUR en 62 600 EUR” vervangen door „tussen 20 900 EUR en 62 700 EUR”;

b)

lid 2, onder b), wordt als volgt gewijzigd:

i)

in de eerste alinea wordt „83 500 EUR” vervangen door „83 700 EUR”;

ii)

in de tweede alinea wordt „tussen 20 900 EUR en 62 600 EUR” vervangen door „tussen 20 900 EUR en 62 700 EUR”;

c)

lid 6 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in de eerste alinea wordt „99 800 EUR” vervangen door „100 000 EUR”;

ii)

in de tweede alinea wordt „tussen 24 900 EUR en 74 800 EUR” vervangen door „tussen 24 900 EUR en 74 900 EUR”.

2)

In artikel 4, lid 1, wordt „69 300 EUR” vervangen door „69 400 EUR”.

3)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt a) wordt als volgt gewijzigd:

in de eerste alinea wordt „139 300 EUR” vervangen door „139 600 EUR”;

in de vierde alinea wordt „69 300 EUR” vervangen door „69 400 EUR”;

ii)

punt b) wordt als volgt gewijzigd:

in de eerste alinea wordt „69 300 EUR” vervangen door „69 400 EUR”;

in de tweede alinea wordt „117 600 EUR” vervangen door „117 800 EUR”;

in de vijfde alinea wordt „34 800 EUR” vervangen door „34 900 EUR”;

iii)

punt c) wordt als volgt gewijzigd:

in de eerste alinea wordt „34 800 EUR” vervangen door „34 900 EUR”;

in de tweede alinea wordt „tussen 8 700 EUR en 26 100 EUR” vervangen door „tussen 8 700 EUR en 26 200 EUR”;

b)

lid 2, onder b), wordt als volgt gewijzigd:

i)

in de eerste alinea wordt „41 700 EUR” vervangen door „41 800 EUR”;

ii)

in de tweede alinea wordt „tussen 10 500 EUR en 31 400 EUR” vervangen door „tussen 10 500 EUR en 31 500 EUR”;

c)

in lid 6, eerste alinea, wordt „33 300 EUR” vervangen door „33 400 EUR”.

4)

In artikel 6, lid 1, wordt „41 700 EUR” vervangen door „41 800 EUR”.

5)

In artikel 7, lid 1, wordt „69 300 EUR” vervangen door „69 400 EUR”.

6)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in de tweede alinea wordt „83 500 EUR” vervangen door „83 700 EUR”;

ii)

in de derde alinea wordt „41 700 EUR” vervangen door „41 800 EUR”;

iii)

in de vierde alinea wordt „tussen 20 900 EUR en 62 600 EUR” vervangen door „tussen 20 900 EUR en 62 700 EUR”;

iv)

in de vijfde alinea wordt „tussen 10 500 EUR en 31 400 EUR” vervangen door „tussen 10 500 EUR en 31 500 EUR”;

b)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in de tweede alinea wordt „278 200 EUR” vervangen door „278 800 EUR”;

ii)

in de derde alinea wordt „139 300 EUR” vervangen door „139 600 EUR”;

iii)

in de vijfde alinea wordt „tussen 3 000 EUR en 239 800 EUR” vervangen door „tussen 3 000 EUR en 240 300 EUR”;

iv)

in de zesde alinea wordt „tussen 3 000 EUR en 120 100 EUR” vervangen door „tussen 3 000 EUR en 120 300 EUR”.

Artikel 2

Deze verordening is niet van toepassing op geldige aanvragen die op 1 april 2016 in behandeling zijn.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 35 van 15.2.1995, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).


31.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/462 VAN DE COMMISSIE

van 30 maart 2016

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 324/2008 van de Commissie tot vaststelling van herziene procedures voor de uitvoering van inspecties van de Commissie op het gebied van de maritieme beveiliging

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (1), en met name artikel 9, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie dient door middel van inspecties toezicht uit te oefenen op de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 725/2004 en Richtlijn 2005/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) door de lidstaten. Het organiseren van inspecties onder toezicht van de Commissie is noodzakelijk om de doeltreffendheid van nationale systemen voor kwaliteitscontrole en van maatregelen, procedures en structuren voor de maritieme beveiliging te verifiëren.

(2)

De Commissie wordt bij de uitvoering van haar inspectietaken bijgestaan door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3). Voor de uitvoering van inspecties in het kader van de Europese Economische Ruimte (EER) doet de Commissie overeenkomstig Besluit nr. 116/2008 (4) van het Gemengd Comité van de EER een beroep op door de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) opgegeven nationale inspecteurs.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 324/2008 (5) zijn procedures vastgesteld om ervoor te zorgen dat de inspecties van de Commissie op het gebied van maritieme beveiliging op doorzichtige, doeltreffende, geharmoniseerde en samenhangende wijze verlopen.

(4)

In het licht van de sinds 2008 opgedane ervaring moet worden gewaarborgd dat de inspecties van de Commissie op grond van Verordening (EG) nr. 324/2008 op samenhangende wijze worden uitgevoerd overeenkomstig de vastgestelde procedure, met inbegrip van een standaardmethode. Er moeten efficiënte en transparante maatregelen worden vastgesteld om de samenwerking met de lidstaten en de uitoefening van de bevoegdheden van de Commissie te verbeteren.

(5)

De definities van de begrippen die in het kader van de inspecties van de Commissie worden gebruikt, moeten worden verbeterd. De herziening heeft geen invloed op de draagwijdte van de inspecties.

(6)

De Commissie en de lidstaten dienen samen te werken tijdens de voorbereiding en uitvoering van de inspecties van de Commissie.

(7)

De Commissie moet de mogelijkheid krijgen om in haar inspectieteams gekwalificeerde nationale inspecteurs op te nemen die door de lidstaten ter beschikking worden gesteld en aan de vereiste bekwaamheids- en opleidingscriteria voldoen.

(8)

Om de transparantie en efficiëntie van de inspecties door de Commissie te waarborgen moeten de regels duidelijk zijn en worden verbeterd, met name voor inspecties van een schip in een andere EU-haven dan de haven van inscheping. De regels voor de inspectie van schepen die een EU-vlag voeren op plaatsen buiten de EU moeten worden verduidelijkt in het licht van de specifieke logistieke beperkingen van dergelijke inspecties.

(9)

Er moeten strenge veiligheidsmaatregelen worden vastgesteld voor de behandeling van gevoelige maar niet-gerubriceerde informatie in verband met inspecties om de vertrouwelijkheid en geheimhouding van die informatie te waarborgen.

(10)

Verordening (EG) nr. 324/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 725/2004 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 324/2008

Verordening (EG) nr. 324/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de punten 1 en 2 worden vervangen door:

„1.   „inspectie van de Commissie”: een door inspecteurs van de Commissie ingesteld onderzoek naar nationale kwaliteitscontrolevoorzieningen en maatregelen, procedures en structuren voor de maritieme beveiliging van de lidstaten teneinde de naleving van Verordening (EG) nr. 725/2004 en de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/65/EG te controleren. Inspecties kunnen betrekking hebben op havens, havenfaciliteiten, schepen, bevoegde autoriteiten voor maritieme beveiliging of ondernemingen als gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 725/2004. Ook erkende beveiligingsorganisaties als gedefinieerd in bijlage I van Verordening (EG) nr. 725/2004 en bijlage IV van Richtlijn 2005/65/EG met betrekking tot erkende beveiligingsorganisaties kunnen aan een inspectie worden onderworpen.

2.   „inspecteur van de Commissie”: een persoon die voldoet aan de in artikel 7 genoemde criteria en die werkt in dienst van de Commissie of van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, dan wel een door de lidstaten of de EVA-landen aangewezen nationale inspecteur die in opdracht van de Commissie deelneemt aan inspecties van de Commissie.”;

b)

punt 11 wordt vervangen door:

„11.   „haven”: het gebied binnen de grenzen die door de lidstaten zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Richtlijn 2005/65/EG en dat overeenkomstig artikel 12 van die richtlijn aan de Commissie is meegedeeld;”;

c)

de volgende punten 12, 13, 14, 15, 16 en 17 worden toegevoegd:

„12.   „voorlopige corrigerende maatregel”: een tijdelijke maatregel of reeks van maatregelen die tot doel heeft de gevolgen van een tijdens een inspectie vastgesteld belangrijke tekortkoming of tekortkoming zoveel mogelijk te beperken tot die tekortkoming volledig kan worden weggewerkt;

13.   „gerubriceerde informatie”: geïdentificeerde of identificeerbare informatie die tijdens de uitvoering van inspectieactiviteiten is verkregen, waarvan de bekendmaking de veiligheid in het gedrang kan brengen en die is gerubriceerd overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2015/444 (*) van de Commissie of overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving van de lidstaat;

14.   „gevoelige maar niet gerubriceerde informatie”: gegevens in verband met inspecties of tijdens de uitvoering van inspectieactiviteiten verkregen informatie, waarvan de bekendmaking tot een inbreuk op de veiligheidsvoorschriften kan leiden en die alleen op need-to-know-basis mag worden gedeeld;

15.   „niet bevestigd”: een tijdens een inspectie van de Commissie vastgestelde bevinding die wijst op de niet-naleving van Verordening (EG) nr. 725/2004 of Richtlijn 2005/65/EG maar niet door objectieve bewijzen wordt gestaafd,

16.   „comité”: het bij artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 725/2004 ingestelde comité;

17.   „vertegenwoordiger van een vlaggenstaat”: een vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan het schip de vlag voert of, indien aangewezen door die lidstaat, een vertegenwoordiger van een erkende beveiligingsorganisatie.

(*)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).”."

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Medewerking door de lidstaten

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie verlenen de lidstaten hun medewerking aan de Commissie bij de vervulling van haar inspectietaken. Deze medewerking vindt plaats tijdens de voorbereidings-, toezichts- en verslagleggingsfase.

2.   De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de aankondiging van een inspectie:

a)

strikt vertrouwelijk wordt behandeld zodat deze niet wordt bekendgemaakt en het inspectieproces niet in het gedrang komt; en

b)

op „need-to-know”-basis wordt meegedeeld aan de betrokken partijen.”.

3)

Artikel 4, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat inspecteurs van de Commissie desgevraagd tijdig toegang krijgen tot de relevante veiligheidsdocumenten die zij voor de uitvoering van inspectietaken nodig hebben en met name:

a)

het nationale programma voor de implementatie van Verordening (EG) nr. 725/2004 als bedoeld in artikel 9, lid 3, van die verordening;

b)

de jongste versie van de door de centrale instantie verschafte informatie en de controlerapporten als bedoeld in artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 725/2004;

c)

de resultaten van het toezicht van de lidstaten op de tenuitvoerlegging van de havenveiligheidsplannen;

d)

tijdens de uitvoering van inspecties door de Commissie: relevante beveiligingsbeoordelingen van schepen, havens en havenfaciliteiten, relevante beveiligingsplannen voor schepen, havens en havenfaciliteiten en verslagen van opleidingsactiviteiten en oefeningen voor schepen, havens en havenfaciliteiten;

e)

kennisgevingen door de lidstaten van besluiten als bedoeld in artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 725/2004 die zijn genomen na de verplichte beoordeling van de beveiligingsrisico's;

f)

alle richtsnoeren, instructies of procedures die door de lidstaten worden ingevoerd voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 725/2004 en Richtlijn 2005/65/EG.”.

4)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   In overleg met de Commissie en voor zover haalbaar, stellen de lidstaten nationale inspecteurs ter beschikking voor deelname aan inspecties van de Commissie, met inbegrip van de voorbereidende fase en de verslagleggingsfase.”;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   De Commissie brengt de lidstaten tijdig op de hoogte van verzoeken om nationale inspecteurs ter beschikking te stellen voor deelname aan inspecties van de Commissie, normaal gezien minstens twee maanden voor het tijdstip waarop de inspectie gepland is.”.

5)

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

Technische bijstand van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid bij inspecties van de Commissie

Bij de verlening van technische bijstand aan de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1406/2002, stelt het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid technische experts beschikbaar voor deelname aan inspecties van de Commissie, met inbegrip van de voorbereidende en de verslagleggingsfase.”.

6)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt b) wordt vervangen door:

„b)

een degelijke praktische kennis van beveiligingstechnologieën en -technieken;”

ii)

punt d) vervangen door:

„d)

praktische kennis van de te onderzoeken activiteiten;”;

iii)

de volgende punten e) en f) worden toegevoegd:

„e)

kennis van de gezondheids-, veiligheids- en beveiligingseisen voor werkzaamheden in een maritieme omgeving;

f)

kennis van de belangrijkste regelgevingseisen op het gebied van maritieme beveiliging.”;

b)

in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

„Om voor inspecties van de Commissie gekwalificeerd te zijn, moeten de inspecteurs van de Commissie een opleiding voor het uitvoeren van dergelijke inspecties met goed gevolg hebben voltooid. Inspecteurs van de Commissie volgen minstens om de vijf jaar nascholing om hun kennis bij te werken.”;

c)

het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

„4.   Indien het gedrag of de prestaties van een inspecteur tijdens voorgaande inspecties niet aan de eisen van de verordening beantwoordden, wordt de betrokken inspecteur niet meer aangesteld voor inspectietaken in opdracht van de Commissie.”.

7)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De Commissie kondigt een inspectie ten minste zes weken van tevoren aan bij de centrale instantie van de lidstaat op wiens grondgebied de inspectie zal worden verricht.

De Commissie kan een kennisgeving van een inspectie aan de centrale instantie vergezeld doen gaan van een voorafgaand aan de inspectie door de bevoegde autoriteit in te vullen vragenlijst en een verzoek om relevante documenten over te leggen. De ingevulde vragenlijst en de gevraagde documenten moeten minstens twee weken vóór de geplande aanvangsdatum van de inspectie bij de Commissie worden ingediend.

De kennisgevingstermijn waarin de eerste alinea voorziet, mag worden verminderd tot ten minste twee weken indien de Commissie optreedt naar aanleiding van een uitzonderlijke gebeurtenis die een wezenlijke invloed kan hebben op het algemene niveau van maritieme beveiliging in de Europese Unie en indien zij de betrokken centrale instantie νόór de kennisgeving om advies heeft gevraagd. In dat geval is de tweede alinea niet van toepassing.”;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   Wanneer de vlaggenstaat een lidstaat is, stelt de Commissie de centrale instantie van die lidstaat zo snel mogelijk in kennis van het feit dat het schip kan worden geïnspecteerd wanneer het zich in de havenfaciliteit bevindt. Indien de inspectie betrekking heeft op een schip dat een andere vlag voert dan die van de lidstaat waarvan de autoriteit wordt geïnspecteerd, stelt de Commissie de centrale instantie van de vlaggenstaat daarvan in kennis zodat de nodige praktische regelingen kunnen worden getroffen om de inspectie aan boord van het schip te laten plaatsvinden.”;

c)

lid 9 wordt vervangen door:

„9.   Wanneer de Commissie op een locatie buiten de Europese Unie een nationale inspectie of keuring van een schip bijwoont, treft zij met de centrale instantie alle nodige regelingen om de inspectie of keuring door de vertegenwoordiger van de vlaggenstaat te kunnen volgen.”.

8)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

„1.   Het toezicht op de toepassing door de lidstaten van de in Verordening (EG) nr. 725/2004 en Richtlijn 2005/65/EG vervatte voorschriften inzake maritieme beveiliging gebeurt op basis van een standaardmethode.

2.   Tijdens de uitvoering van hun inspectieactiviteiten worden inspecteurs van de Commissie te allen tijden vergezeld door een vertegenwoordiger van de betrokken bevoegde autoriteit. Die vertegenwoordiger mag de efficiency en doelmatigheid van de inspectieactiviteiten niet in het gedrang brengen.

Bij de uitvoering van de inspectie wordt ervoor gezorgd dat de uitvoering van de commerciële activiteiten zo weinig mogelijk wordt verstoord. Daartoe kan, indien uitvoerbaar en na voorafgaande instemming door de vlaggenstaat en de kapitein van het schip, een inspectie van een schip die in de haven is begonnen, worden voorgezet nadat het schip de haven heeft verlaten.

Wanneer een inspectie wordt uitgevoerd van een schip dat internationale geregelde diensten tussen twee of meer lidstaten verricht, kan die inspectie ook betrekking hebben op het in- en ontschepen van passagiers en voertuigen in elke vertrek- of aankomsthaven. In dat geval brengt de Commissie de centrale instantie van de lidstaat waar de aankomsthaven is gelegen daarvan op de hoogte overeenkomstig artikel 8, lid 1.”;

b)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   Onverminderd artikel 11 geven de inspecteurs van de Commissie, indien passend en uitvoerbaar, ter plaatse een informele mondelinge samenvatting van hun waarnemingen.

De centrale instantie wordt onmiddellijk in kennis gesteld van elke ernstige afwijking van Verordening (EG) nr. 725/2004 of Richtlijn 2005/65/EG dat aan het licht komt tijdens een inspectie van de Commissie, voordat het inspectieverslag overeenkomstig artikel 11 van deze verordening wordt voltooid.

Wanneer een inspecteur van de Commissie tijdens de inspectie van een schip echter een ernstige afwijking vaststelt, dat vereist dat actie wordt ondernomen overeenkomstig artikel 16, stelt de teamleider de betrokken centrale instanties daar onmiddellijk schriftelijk van in kennis.”;

c)

het volgende lid 7 wordt toegevoegd:

„7.   De inspecteurs van de Commissie voeren op een efficiënte en doelmatige wijze inspecties uit, met inachtneming van de veiligheids- en beveiligingsnormen.”.

9)

In artikel 11 worden de leden 4 en 5 vervangen door:

„4.   Bij de beoordeling van de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 725/2004 en Richtlijn 2005/65/EG overeenkomstig de onderhavige verordening worden de bevindingen ingedeeld in één van de volgende categorieën:

a)

in overeenstemming;

b)

in overeenstemming, doch verbetering wenselijk;

c)

afwijking;

d)

ernstige afwijking;

e)

niet bevestigd.

5.   Het verslag bevat een overzicht van de bevindingen betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 725/2004 en Richtlijn 2005/65/EG die overeenkomstig deze verordening zijn aangemerkt als „ernstige afwijking”, „afwijking”, „in overeenstemming, doch verbetering wenselijk” en „niet bevestigd”.

Het verslag kan aanbevelingen bevatten voor corrigerende maatregelen.”.

10)

Aan artikel 12 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

„3.   Wanneer een lidstaat onmiddellijke corrigerende maatregelen voorstelt om een geconstateerd ernstig gebrek weg te werken, stelt hij de Commissie onverwijld en voorafgaand aan de opstelling van het inspectieverslag van de Commissie in kennis van die maatregelen. In dat geval wordt in het verslag melding gemaakt van de door de lidstaat genomen corrigerende maatregelen. Wanneer slechts voorlopige maatregelen worden genomen, stelt de lidstaat de Commissie daar onverwijld van in kennis, met vermelding van de termijn voor de uitvoering van volledige en definitieve corrigerende maatregelen.”.

11)

De artikelen 14 en 15 worden vervangen door:

„Artikel 14

Vertrouwelijke informatie

Overeenkomstig de bestaande geldende regels neemt de Commissie, bij de uitvoering van inspecties op het gebied van maritieme beveiliging, passende maatregelen ter bescherming van gerubriceerde informatie waar zij toegang toe heeft of die haar door de lidstaten is meegedeeld. De lidstaten nemen vergelijkbare maatregelen overeenkomstig hun nationale wetgeving.

Gevoelige maar niet-gerubriceerde informatie mag worden uitgewisseld tussen de lidstaten en de Commissie indien zij die informatie beschermen overeenkomstig de geldende eisen om de vertrouwelijkheid daarvan te waarborgen.

Artikel 15

Inspectieprogramma van de Commissie

1.   De Commissie vraagt het comité om advies over de prioriteiten bij de uitvoering van haar inspectieprogramma.

2.   De Commissie licht het comité regelmatig in over de uitvoering van haar inspectieprogramma alsmede over de resultaten van de inspecties. Zij wisselt tijdens de inspecties geconstateerde goede praktijken uit met de lidstaten.

De inspectieverslagen worden normaal gezien ter beschikking gesteld van het comité:

a)

na ontvangst van het antwoord van de lidstaat op grond van artikel 12, lid 1, en

b)

wanneer het dossier wordt gesloten.”.

12)

Artikel 16, lid 1, wordt vervangen door:

„Wanneer bij een inspectie een ernstige afwijking van Verordening (EG) nr. 725/2004 of Richtlijn 2005/65/EG aan het licht komt dat geacht wordt een wezenlijke invloed te hebben op het algemene niveau van maritieme beveiliging in de Unie en dat niet onmiddellijk, op zijn minst met voorlopige corrigerende maatregelen, kan worden opgelost, brengt de Commissie de andere lidstaten op de hoogte nadat zij de betrokken lidstaat in kennis heeft gesteld van het geconstateerde ernstige gebrek.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 129 van 29.4.2004, blz. 6.

(2)  Richtlijn 2005/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende het verhogen van de veiligheid van havens (PB L 310 van 25.11.2005, blz. 28).

(3)  Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1).

(4)  Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 116/2008 van 7 november 2008 tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst (PB L 339 van 18.12.2008, blz. 106).

(5)  Verordening (EG) nr. 324/2008 van de Commissie van 9 april 2008 tot vaststelling van herziene procedures voor de uitvoering van inspecties van de Commissie op het gebied van de maritieme beveiliging (PB L 98 van 10.4.2008, blz. 5).


31.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/34


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/463 VAN DE COMMISSIE

van 30 maart 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

153,0

MA

100,3

TR

112,4

ZZ

121,9

0707 00 05

MA

82,7

TR

134,4

ZZ

108,6

0709 93 10

EG

44,3

MA

43,9

TR

156,3

ZZ

81,5

0805 10 20

EG

44,2

IL

76,8

MA

57,5

TN

68,9

TR

72,3

ZA

47,6

ZZ

61,2

0808 10 80

BR

90,3

CL

97,2

US

135,9

ZA

99,1

ZZ

105,6

0808 30 90

AR

134,1

CL

119,9

CN

88,3

TR

159,2

ZA

111,5

ZZ

122,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

31.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/36


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/464 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2016

tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten, wat betreft de gegevens voor Estland en Polen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 1701)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie (4) zijn maatregelen op het gebied van de diergezondheid vastgesteld in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten. In de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit zijn bepaalde gebieden in die lidstaten afgebakend, die in lijsten in de delen I, II, III en IV van die bijlage zijn opgenomen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende risiconiveaus op basis van de epidemiologische situatie. Op die lijsten staan bepaalde gebieden in Estland, Italië, Letland, Litouwen en Polen.

(2)

Sinds februari 2015 is er in de in deel III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU opgenomen gebieden in Polen geen melding meer gemaakt van uitbraken van Afrikaanse varkenspest bij als huisdier gehouden varkens. Bovendien is er op de bedrijven in die gebieden op bevredigende wijze toezicht op de bioveiligheidsmaatregelen uitgeoefend op basis van het nationale bioveiligheidsprogramma ter voorkoming van de verspreiding van Afrikaanse varkenspest. Dit duidt op een verbetering van de epidemiologische situatie. Bijgevolg moeten die gebieden in die lidstaat nu worden opgenomen in de lijst in deel II in plaats van in de lijst in deel III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU.

(3)

In februari 2016 heeft zich in Estland in gebieden die zijn opgenomen in de lijst in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU, een geval van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens voorgedaan in de onmiddellijke nabijheid van gebieden die zijn opgenomen in de lijst in deel I van die bijlage. Bijgevolg moeten bepaalde gebieden van de lijst in deel I worden opgenomen in de lijst in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU.

(4)

Bij de beoordeling van het risico dat de diergezondheidssituatie in Estland en Polen wat betreft Afrikaanse varkenspest meebrengt, moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van de huidige epidemiologische situatie in de Unie wat betreft die ziekte. Om doelgerichte maatregelen op het gebied van de diergezondheid te kunnen nemen en de verdere verspreiding van Afrikaanse varkenspest te voorkomen en daarnaast te vermijden dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moet de in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU opgenomen EU-lijst van gebieden waarvoor maatregelen op het gebied van de diergezondheid gelden, worden gewijzigd om rekening te houden met de wijzigingen van de huidige epidemiologische situatie in Estland en Polen wat betreft die ziekte.

(5)

Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU moet daarom worden gewijzigd met het oog op de aanpassing van de in de delen I en II van de bijlage opgenomen gebieden in Estland en van de in de delen II en III van de bijlage opgenomen gebieden in Polen.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(4)  Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie van 9 oktober 2014 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU (PB L 295 van 11.10.2014, blz. 63).


BIJLAGE

„BIJLAGE

DEEL I

1.   Estland

De volgende gebieden in Estland:

de linn Keila,

de linn Kunda,

de linn Loksa,

de linn Maardu,

de linn Mustvee,

de linn Pärnu,

de linn Saue,

de linn Tallinn,

de maakond Läänemaa,

het deel van de vald Jõelähtme ten noorden van weg nr. 1 (E20),

het deel van de vald Kuusalu ten noorden van weg nr. 1 (E20),

de vald Audru,

de vald Haljala,

de vald Harku,

de vald Keila,

de vald Kernu,

de vald Kiili,

de vald Koonga,

de vald Lavassaare,

de vald Nissi,

de vald Padise,

de vald Saku,

de vald Saue,

de vald Sauga,

de vald Sindi,

de vald Tõstamaa,

de vald Varbla,

de vald Vasalemma,

de vald Vihula,

de vald Viimsi.

2.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

in de novads Ogres, de pagasti Suntažu en Ogresgala,

de novads Ādažu,

de novads Amatas,

de novads Carnikavas,

de novads Garkalnes,

de novads Ikšķiles,

de novads Inčukalna,

de novads Jaunjelgavas,

de novads Ķeguma,

de novads Līgatnes,

de novads Mālpils,

de novads Neretas,

de novads Ropažu,

de novads Salas,

de novads Siguldas,

de novads Vecumnieku,

de novads Viesītes.

3.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

in de rajono savivaldybė Jurbarkas, de seniūnijos Raudonės, Veliuonos, Seredžiaus en Juodaičių,

in de rajono savivaldybė Pakruojis, de seniūnijos Klovainių, Rozalimo en Pakruojo,

in de rajono savivaldybė Panevežys, het deel van de seniūnija Krekenavos ten westen van de rivier Nevėžis,

in de rajono savivaldybė Raseiniai, de seniūnijos Ariogalos, Ariogalos miestas, Betygalos, Pagojukų en Šiluvos,

in de rajono savivaldybė Šakiai, de seniūnijos Plokščių, Kriūkų, Lekėčių, Lukšių, Griškabūdžio, Barzdų, Žvirgždaičių, Sintautų, Kudirkos Naumiesčio, Slavikų en Šakių,

de rajono savivaldybė Pasvalys,

de rajono savivaldybė Vilkaviškis,

de rajono savivaldybė Radviliškis,

de savivaldybė Kalvarija,

de savivaldybė Kazlų Rūda,

de savivaldybė Marijampolė.

4.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

in het województwo podlaskie:

de gminy Augustów met de stad Augustów, Nowinka, Płaska, Sztabin en Bargłów Kościelny in de powiat augustowski,

de gminy Choroszcz, Juchnowiec Kościelny, Suraż, Turośń Kościelna, Tykocin, Łapy, Poświętne, Zawady en Dobrzyniewo Duże in de powiat białostocki,

de gminy Dubicze Cerkiewne, Kleszczele en Czeremcha in de powiat hajnowski,

de gminy Grodzisk, Dziadkowice en Milejczyce in de powiat siemiatycki,

de gminy Kobylin—Borzymy, Kulesze Kościelne, Sokoły, Wysokie Mazowieckie met de stad Wysokie Mazowieckie, Nowe Piekuty, Szepietowo, Klukowo en Ciechanowiec in de powiat wysokomazowiecki,

de powiat sejneński,

de gminy Rutka—Tartak, Szypliszki, Suwałki en Raczki in de powiat suwalski,

de gmina Rutki in de powiat zambrowski,

de gminy Suchowola en Korycin in de powiat sokólski,

de powiat bielski,

de powiat M. Białystok,

de powiat M. Suwałki,

de powiat moniecki.

DEEL II

1.   Estland

De volgende gebieden in Estland:

de linn Kallaste,

de linn Rakvere,

de linn Tartu,

de linn Vändra,

de linn Viljandi,

de maakond IDA-Virumaa,

de maakond Põlvamaa,

de maakond Raplamaa,

het deel van de vald Jõelähtme ten zuiden van weg nr. 1 (E20),

het deel van de vald Kuusalu ten zuiden van weg nr. 1 (E20),

het deel van de vald Palamuse ten oosten van de spoorweg Tallinn-Tartu,

het deel van de vald Pärsti ten westen van weg nr. 24126,

het deel van de vald Suure-Jaani ten westen van weg nr. 49,

het deel van de vald Tabivere ten oosten van de spoorweg Tallinn-Tartu,

het deel van de vald Tamsalu ten noordoosten van de spoorweg Tallinn-Tartu,

het deel van de vald Tartu ten oosten van de spoorweg Tallinn-Tartu,

het deel van de vald Viiratsi ten westen van de lijn die wordt gevormd door het westelijke deel van weg nr. 92 tot het kruispunt met weg nr. 155, vervolgens weg nr. 155 tot het kruispunt met weg nr. 24156, vervolgens weg nr. 24156 tot aan de kruising met de rivier Verilaske en vervolgens de rivier Verilaske tot de zuidelijke grens van de vald,

de vald Abja,

de vald Aegviidu,

de vald Alatskivi,

de vald Anija,

de vald Are,

de vald Häädemeeste,

de vald Haaslava,

de vald Halinga,

de vald Halliste,

de vald Kadrina,

de vald Kambja,

de vald Karksi,

de vald Kasepää,

de vald Kõpu,

de vald Kose,

de vald Kõue,

de vald Laekvere,

de vald Luunja,

de vald Mäksa,

de vald Meeksi,

de vald Paikuse,

de vald Pala,

de vald Peipsiääre,

de vald Piirissaare,

de vald Raasiku,

de vald Rae,

de vald Rägavere,

de vald Rakvere,

de vald Saarde,

de vald Saare,

de vald Sõmeru,

de vald Surju,

de vald Tahkuranna,

de vald Tapa,

de vald Tootsi,

de vald Tori,

de vald Vändra,

de vald Vara,

de vald Vinni,

de vald Viru-Nigula,

de vald Võnnu.

2.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

de novads Krimuldas,

in de novads Limbažu, de pagasti Skultes, Vidrižu, Limbažu en Umurgas,

in de novads Ogres, de pagasti Krapes, Ķeipenes, Lauberes, Madlienas, Mazozolu, Menģeles en Taurupes,

de novads Priekuļu,

in de novads Salacgrīvas, de pagasts Liepupes,

de novads Aizkraukles,

de novads Aknīstes,

de novads Alūksnes,

de novads Apes,

de novads Baltinavas,

de novads Balvi,

de novads Cēsu,

de novads Cesvaines,

de novads Ērgļu,

de novads Gulbenes,

de novads Ilūkstes,

de novads Jaunpiebalgas,

de novads Jēkabpils,

de novads Kocēnu,

de novads Kokneses,

de novads Krustpils,

de novads Lielvārdes,

de novads Līvānu,

de novads Lubānas,

de novads Madonas,

de novads Pārgaujas,

de novads Pļaviņu,

de novads Raunas,

de novads Rugāju,

the novads Saulkrastu,

de novads Sējas,

de novads Skrīveru,

de novads Smiltenes,

de novads Varakļānu,

de novads Vecpiebalgas,

de novads Viļakas,

de republikas pilsēta Jēkabpils,

de republikas pilsēta Valmiera.

3.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

in de rajono savivaldybė Anykščiai, de seniūnijos Andrioniškis, Anykščiai, Debeikiai, Kavarskas, Kurkliai, Skiemonys, Traupis en Troškūnai en het deel van Svėdasai ten zuiden van weg nr. 118,

in de rajono savivaldybė Jonava, de seniūnijos Šilų en Bukonių, en in de seniūnija Žeimių, de kaimai Biliuškiai, Drobiškiai, Normainiai II, Normainėliai, Juškonys, Pauliukai, Mitėniškiai, Zofijauka en Naujokai,

in de rajono savivaldybė Kaišiadorys, de seniūnijos Kaišiadorių apylinkės, Kruonio, Nemaitonių, Paparčių, Žąslių, Žiežmarių, Žiežmarių apylinkės en het deel van de seniūnija Rumšiškių ten zuiden van weg nr. A1,

in de rajono savivaldybė Kaunas, de seniūnijos Akademijos, Alšėnų, Babtų, Batniavos, Čekiškės, Domeikavos, Ežerėlio, Garliavos, Garliavos apylinkių, Kačerginės, Kulautuvos, Linksmakalnio, Raudondvario, Ringaudų, Rokų, Samylų, Taurakiemio, Užliedžių, Vilkijos, Vilkijos apylinkių en Zapyškio,

in de rajono savivaldybė Kėdainiai, de seniūnijos Josvainių, Pernaravos, Krakių, Dotnuvos, Gudžiūnų, Surviliškio, Vilainių, Truskavos, Šėtos en Kėdainių miesto,

in de rajono savivaldybė Panevėžys, de seniūnijos Karsakiškio, Naujamiesčio, Miežiškių, Paįstrio, Panevėžio, Ramygalos, Raguvos, Smilgių, Upytės, Vadoklių, Velžio en het deel van de seniūnija Krekenavos ten oosten van de rivier Nevėžis,

in de rajono savivaldybė Šalčininkai, de seniūnijos Jašiūnų, Turgelių, Akmenynės, Šalčininkų, Gerviškių, Butrimonių, Eišiškių, Poškonių en Dieveniškių,

in de rajono savivaldybė Varėna, de seniūnijos Kaniavos, Marcinkonių en Merkinės,

de miesto savivaldybė Alytus,

de miesto savivaldybė Kaišiadorys,

de miesto savivaldybė Kaunas,

de miesto savivaldybė Panevėžys,

de miesto savivaldybė Vilnius,

de rajono savivaldybė Alytus,

de rajono savivaldybė Biržai,

de rajono savivaldybė Druskininkai,

de rajono savivaldybė Ignalina,

de rajono savivaldybė Lazdijai,

de rajono savivaldybė Molėtai,

de rajono savivaldybė Prienai,

de rajono savivaldybė Rokiškis,

de rajono savivaldybė Širvintos,

de rajono savivaldybė Švenčionys,

de rajono savivaldybė Ukmergė,

de rajono savivaldybė Utena,

de rajono savivaldybė Vilnius,

de rajono savivaldybė Zarasai,

de savivaldybė Birštonas,

de savivaldybė Elektrėnai,

de savivaldybė Visaginas.

4.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

in het województwo podlaskie:

de gminy Czarna Białostocka, Gródek, Michałowo, Supraśl, Wasilków en Zabłudów in de powiat białostocki,

de gminy Dąbrowa Białostocka, Janów, Krynki, Kuźnica, Nowy Dwór, Sidra, Sokółka en Szudziałowo in de powiat sokólski,

de gmina Lipsk in de powiat augustowski,

de gminy Czyże, Białowieża, Hajnówka met de stad Hajnówka, Narew en Narewka in de powiat hajnowski.

DEEL III

1.   Estland

De volgende gebieden in Estland:

de linn Elva,

de linn Jõgeva,

de linn Põltsamaa,

de linn Võhma,

de maakond Järvamaa,

de maakond Valgamaa,

de maakond Võrumaa,

het deel van de vald Palamuse ten westen van de spoorweg Tallinn-Tartu,

het deel van de vald Pärsti ten oosten van weg nr. 24126,

het deel van de vald Suure-Jaani ten oosten van weg nr. 49,

het deel van de vald Tabivere ten westen van de spoorweg Tallinn-Tartu,

het deel van de vald Tamsalu ten zuidwesten van de spoorweg Tallinn-Tartu,

het deel van de vald Tartu ten westen van de spoorweg Tallinn-Tartu,

het deel van de vald Viiratsi ten oosten van de lijn die wordt gevormd door het westelijke deel van weg nr. 92 tot het kruispunt met weg nr. 155, vervolgens weg nr. 155 tot het kruispunt met weg nr. 24156, vervolgens weg nr. 24156 tot aan de kruising met de rivier Verilaske en vervolgens de rivier Verilaske tot de zuidelijke grens van de vald,

de vald Jõgeva,

de vald Kolga-Jaani,

de vald Konguta,

de vald Kõo,

de vald Laeva,

de vald Nõo,

de vald Paistu,

de vald Pajusi,

de vald Põltsamaa,

de vald Puhja,

de vald Puurmani,

de vald Rakke,

de vald Rannu,

de vald Rõngu,

de vald Saarepeedi,

de vald Tähtvere,

de vald Tarvastu,

de vald Torma,

de vald Ülenurme,

de vald Väike-Maarja.

2.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

in de novads Limbažu, de pagasti Viļķenes, Pāles en Katvaru,

in de novads Salacgrīvas, de pagasti Ainažu en Salacgrīvas,

de novads Aglonas,

de novads Alojas,

de novads Beverīnas,

de novads Burtnieku,

de novads Ciblas,

de novads Dagdas,

de novads Daugavpils,

de novads Kārsavas,

de novads Krāslavas,

de novads Ludzas,

de novads Mazsalacas,

de novads Naukšēnu,

de novads Preiļu,

de novads Rēzeknes,

de novads Riebiņu,

de novads Rūjienas,

de novads Strenču,

de novads Valkas,

de novads Vārkavas,

de novads Viļānu,

de novads Zilupes,

de republikas pilsēta Daugavpils,

de republikas pilsēta Rēzekne.

3.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

in de rajono savivaldybė Anykščiai, de seniūnija Viešintos en het deel van de seniūnija Svėdasai ten noorden van weg nr. 118,

in de rajono savivaldybė Jonava, de seniūnijos Upninkų, Ruklos, Dumsių, Užusalių en Kulvos, en in de seniūnija Žeimiai, de kaimai Akliai, Akmeniai, Barsukinė, Blauzdžiai, Gireliai, Jagėlava, Juljanava, Kuigaliai, Liepkalniai, Martyniškiai, Milašiškiai, Mimaliai, Naujasodis, Normainiai I, Paduobiai, Palankesiai, Pamelnytėlė, Pėdžiai, Skrynės, Svalkeniai, Terespolis, Varpėnai, Žeimių gst., Žieveliškiai en Žeimių miestelis,

in de rajono savivaldybė Kaišiadorys, de seniūnijos Palomenės en Pravieniškių en het deel van de seniūnija Rumšiškių ten noorden van weg nr. A1,

in de rajono savivaldybė Kaunas, de seniūnijos Vandžiogalos, Lapių, Karmėlavos en Neveronių,

in de rajono savivaldybė Kėdainiai, de seniūnija Pelėdnagių,

in de rajono savivaldybė Šalčininkai, de seniūnijos Baltosios Vokės, Pabarės, Dainavos en Kalesninkų,

in de rajono savivaldybė Varėna, de seniūnijos Valkininkų, Jakėnų, Matuizų, Varėnos en Vydenių,

de miesto savivaldybė Jonava,

de rajono savivaldybė Kupiškis,

de rajono savivaldybė Trakai.

DEEL IV

Italië

De volgende gebieden in Italië:

alle gebieden van Sardinië.”