ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 23

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
29 januari 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/111 van de Raad van 28 januari 2016 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 101/2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/112 van de Commissie van 27 januari 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

14

 

*

Verordening (EU) 2016/113 van de Commissie van 28 januari 2016 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op staven betonstaal die zeer goed tegen metaalmoeheid zijn bestand, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

16

 

*

Verordening (EU) 2016/114 van de Commissie van 28 januari 2016 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) wat de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2017 betreffende gezondheid en de gezondheid van kinderen betreft ( 1 )

40

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/115 van de Commissie van 28 januari 2016 tot intrekking van de aanvaarding van de verbintenis voor een producent-exporteur op grond van Uitvoeringsbesluit 2013/707/EU tot bevestiging van de aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumping- en de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen) van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China voor de periode waarin de definitieve maatregelen worden toegepast

47

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/116 van de Commissie van 28 januari 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

57

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/117 van de Commissie van 28 januari 2016 inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de tariefcontingenten die voor de deelperiode januari 2016 zijn geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011

59

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2016/118 van het Politiek en Veiligheidscomité van 20 januari 2016 betreffende de uitvoering door EUNAVFOR MED operation SOPHIA van Resolutie 2240 (2015) van de VN-Veiligheidsraad (EUNAVFOR MED operation SOPHIA/1/2016)

63

 

*

Besluit (GBVB) 2016/119 van de Raad van 28 januari 2016 tot wijziging van Besluit 2011/72/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië

65

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/120 van de Commissie van 28 januari 2016 betreffende de vaststelling van eXtensible Business Reporting Language versie 2.1 als referentie bij overheidsopdrachten ( 1 )

77

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 2/2016 van het gemengd Comité EU-Zwitserland van 3 december 2015 tot wijziging van Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de definitie van het begrip producten van oorsprong en methoden van administratieve samenwerking [2016/121]

79

 

*

Besluit nr. 1/2016 van het Comité vervoer over land Gemeenschap/Zwitserland van 16 december 2015 tot wijziging van de bijlagen 1, 3, 4 en 7 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg [2016/122]

82

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

29.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/111 VAN DE RAAD

van 28 januari 2016

tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 101/2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 101/2011 van de Raad van 4 februari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië (1), en met name artikel 12,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 4 februari 2011 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 101/2011 vastgesteld.

(2)

Op grond van een herziening van de lijst in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 101/2011, moeten de vermeldingen voor 48 personen worden gewijzigd.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 101/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 101/2011 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

A.G. KOENDERS


(1)  PB L 31 van 5.2.2011, blz. 1.


BIJLAGE

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 2 BEDOELDE PERSONEN EN ENTITEITEN

 

Naam

Identificatiegegevens

Motivering

1.

Zine El Abidine Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen BEN ALI

Voormalig president van Tunesië, geboren op 3 september 1936 te Hamman-Sousse, zoon van Selma HASSEN, getrouwd met Leïla TRABELSI, houder van de nationale identiteitskaart (CNI) nr. 00354671.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen; en ontvangst door een openbaar ambtsdrager van overheidsgelden waarvan hij weet dat die niet verschuldigd zijn en die hij in zijn eigen belang of in het belang van zijn familieleden aanwendt.

2.

Leila Bent Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesische, geboren op 24 oktober 1956 te Tunis, dochter van Saida DHERIF, getrouwd met Zine El Abidine BEN ALI, houder van CNI nr. 00683530.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen; en medeplichtigheid aan de ontvangst door een openbaar ambtsdrager van overheidsgelden waarvan hij weet dat die niet verschuldigd zijn en die hij in zijn eigen belang of in het belang van zijn familieleden aanwendt.

3.

Moncef Ben Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesiër, geboren op 4 maart 1944 te Tunis, zoon van Saida DHERIF, gehuwd met Yamina SOUIEI, bedrijfsleider, woonachtig 11 rue de France — Radès Ben Arous, houder van CNI nr. 05000799.

(Overleden) persoon naar wiens activiteiten door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

4.

Mohamed Ben Moncef Ben Mohamed TRABELSI

Tunesiër, geboren op 7 januari 1980 te Sabha-Libië, zoon van Yamina SOUIEI, bedrijfsleider, getrouwd met Inès LEJRI, woonachtig résidence de l'Étoile du Nord — suite B — 7ème étage — appt. nr. 25 — Centre urbain du nord — Cité El Khadra — Tunis, houder van CNI nr. 04524472.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid bij het machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager (voormalig president-directeur van de Banque Nationale Agricole) om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

5.

Fahd Mohamed Sakher Ben Moncef Ben Mohamed Hfaiez MATERI

Tunesiër, geboren op 2 december 1981 te Tunis, zoon van Naïma BOUTIBA, getrouwd met Nesrine BEN ALI, houder van CNI nr. 04682068.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van Tunesische overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager (voormalig president Ben Ali); medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager (voormalig president Ben Ali) om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager (voormalig president Ben Ali) teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen; en medeplichtigheid aan de ontvangst door een openbaar ambtsdrager van overheidsgelden waarvan hij weet dat die niet verschuldigd zijn en die hij in zijn eigen belang of in het belang van zijn familieleden aanwendt.

6.

Nesrine Bent Zine El Abidine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische, geboren op 16 januari 1987 te Tunis, dochter van Leïla TRABELSI, getrouwd met Fahd Mohamed Sakher MATERI, houder van CNI nr. 00299177.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen; en medeplichtigheid aan de ontvangst door een openbaar ambtsdrager van overheidsgelden waarvan hij weet dat die niet verschuldigd zijn en die hij in zijn eigen belang of in het belang van zijn familieleden aanwendt.

7.

Halima Bent Zine El Abidine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische, geboren op 17 juli 1992 te Tunis, dochter van Leïla TRABELSI, woonachtig in het presidentieel paleis, houder van CNI nr. 09006300.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

8.

Belhassen Ben Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesiër, geboren op 5 november 1962 te Tunis, zoon van Saida DHERIF, bedrijfsleider, woonachtig 32 Hédi Karray — El Menzah — Tunis, houder van CNI nr. 00777029.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

9.

Mohamed Naceur Ben Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesiër, geboren op 24 juni 1948 te Tunis, zoon van Saida DHERIF, getrouwd met Nadia MAKNI, afgevaardigd bestuurder van een landbouwonderneming, woonachtig 20 rue El Achfat — Carthage — Tunis, houder van CNI nr. 00104253.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

10.

Jalila Bent Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesische, geboren op 19 februari 1953 te Radès, dochter van Saida DHERIF, getrouwd met Mohamed MAHJOUB, bedrijfsleider, woonachtig 21 rue d'Aristote — Carthage Salammbô, houder van CNI nr. 00403106.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

11.

Mohamed Imed Ben Mohamed Naceur Ben Mohamed TRABELSI

Tunesiër, geboren op 26 augustus 1974 te Tunis, zoon van Najia JERIDI, bedrijfsleider, woonachtig 124 avenue Habib Bourguiba — Carthage presidence, houder van CNI nr. 05417770.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

12.

Mohamed Adel Ben Mohamed Ben Rehouma TRABELSI

Tunesiër, geboren op 26 april 1950 te Tunis, zoon van Saida DHERIF, gehuwd met BEN JEMIA, bedrijfsleider, woonachtig 3 rue de la Colombe — Gammarth Supérieur, houder van CNI nr. 00178522.

(Overleden) persoon naar wiens activiteiten door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

13.

Mohamed Mourad Ben Mohamed Ben Rehouma TRABELSI

Tunesiër, geboren op 25 september 1955 te Tunis, zoon van Saida DHERIF, getrouwd met Hela BELHAJ, president-directeur van een onderneming, woonachtig 20 rue Ibn Chabat — Salammbô — Carthage — Tunis, houder van CNI nr. 05150331.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

14.

Samira Bent Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesische, geboren op 27 december 1958, dochter van Saida DHERIF, getrouwd met Mohamed Montassar MEHERZI, commercieel directeur, woonachtig 4 rue Taoufik EI Hakim — La Marsa, houder van CNI nr. 00166569.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen; en medeplichtigheid aan de ontvangst door een openbaar ambtsdrager van overheidsgelden waarvan hij weet dat die niet verschuldigd zijn en die hij in zijn eigen belang of in het belang van zijn familieleden aanwendt.

15.

Mohamed Montassar Ben Kbaier Ben Mohamed MEHERZI

Tunesiër, geboren op 5 mei 1959 te La Marsa, zoon van Fatma SFAR, getrouwd met Samira TRABELSI, president-directeur van een onderneming, woonachtig 4 rue Taoufik El Hakim — La Marsa, houder van CNI nr. 00046988.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

16.

Nefissa Bent Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesische, geboren op 1 februari 1960, dochter van Saida DHERIF, getrouwd met Habib ZAKIR, woonachtig 4 rue de la Mouette — Gammarth Supérieur, houder van CNI nr. 00235016.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

17.

Habib Ben Kaddour Ben Mustapha BEN ZAKIR

Tunesiër, geboren op 5 maart 1957, zoon van Saida BEN ABDALLAH, getrouwd met Nefissa TRABELSI, bestuurder van een vastgoedonderneming, woonachtig 4 rue Ennawras — Gammarth Supérieur, houder van CNI nr. 00547946.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

18.

Moez Ben Moncef Ben Mohamed TRABELSI

Tunesiër, geboren op 3 juli 1973 te Tunis, zoon van Yamina SOUIEI, bedrijfsleider, bestuurder van een vastgoedonderneming, woonachtig immeuble Amine El Bouhaira — rue du Lac Turkana — Les Berges du Lac — Tunis, houder van CNI nr. 05411511.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

19.

Lilia Bent Noureddine Ben Ahmed NACEF

Tunesische, geboren op 25 juni 1975 te Tunis, dochter van Mounira TRABELSI (zuster van Leila TRABELSI), bedrijfsleider, getrouwd met Mourad MEHDOUI, woonachtig 41 rue Garibaldi — Tunis, houder van CNI nr. 05417907.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

20.

Mourad Ben Hédi Ben Ali MEHDOUI

Tunesiër, geboren op 3 mei 1962 te Tunis, zoon van Neila BARTAJI, getrouwd met Lilia NACEF, president-directeur van een onderneming, woonachtig 41 rue Garibaldi — Tunis, houder van CNI nr. 05189459.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

21.

Houssem Ben Mohamed Naceur Ben Mohamed TRABELSI

Tunesiër, geboren op 18 september 1976, zoon van Najia JERIDI, president-directeur van een onderneming, woonachtig lotissement Erriadh.2 — Gammarth — Tunis, houder van CNI nr. 05412560.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

22.

Bouthaina Bent Moncef Ben Mohamed TRABELSI

Tunesische, geboren op 4 december 1971, dochter van Yamina SOUIEI, bedrijfsleider, woonachtig 2 rue El Farrouj — La Marsa, houder van CNI nr. 05418095.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

23.

Nabil Ben Abderrazek Ben Mohamed TRABELSI

Tunesiër, geboren op 20 december 1965, zoon van Radhia MATHLOUTHI, getrouwd met Linda CHERNI, kantoormedewerker bij Tunisair, woonachtig 12 rue Taieb Mhiri — Le Kram — Tunis, houder van CNI nr. 00300638.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

24.

Mehdi Ben Ridha Ben Mohamed BEN GAIED

Tunesiër, geboren op 29 januari 1988, zoon van Kaouther Feriel HAMZA, president-directeur van de onderneming Stafiem — Peugeot, woonachtig 4 rue Mohamed Makhlouf — El Manar.2 — Tunis.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

25.

Mohamed Slim Ben Mohamed Hassen Ben Salah CHIBOUB

Tunesiër, geboren op 13 januari 1959, zoon van Leïla CHAIBI, getrouwd met Dorsaf BEN ALI, president-directeur van een onderneming, woonachtig rue du Jardin — Sidi Bousaid — Tunis, houder van CNI nr. 00400688.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager (voormalig president Ben Ali) om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

26.

Dorsaf Bent Zine El Abidine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische, geboren op 5 juli 1965 te Bardo, dochter van Naïma EL KEFI, getrouwd met Mohamed Slim CHIBOUB, woonachtig 5 rue El Montazah — Sidi Bousaid — Tunis, houder van CNI nr. 00589759.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

27.

Sirine Bent Zine El Abidine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische, geboren op 21 augustus 1971 te Bardo, dochter van Naïma EL KEFI, getrouwd met Mohamed Marouene MABROUK, adviseur bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, houder van CNI nr. 05409131.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

28.

Mohamed Marouen Ben Ali Ben Mohamed MABROUK

Tunesiër, geboren op 11 maart 1972 te Tunis, zoon van Jaouida EL BEJI, getrouwd met Sirine BEN ALI, president-directeur van een onderneming, woonachtig 8 rue du Commandant Béjaoui — Carthage — Tunis, houder van CNI nr. 04766495.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

29.

Ghazoua Bent Zine El Abidine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische, geboren op 8 maart 1963 te Bardo, dochter van Naïma EL KEFI, getrouwd met Slim ZARROUK, arts, woonachtig 49 avenue Habib Bourguiba — Carthage, houder van CNI nr. 00589758.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

30.

Slim Ben Mohamed Salah Ben Ahmed ZARROUK

Tunesiër, geboren op 13 augustus 1960 te Tunis, zoon van Maherzia GUEDIRA, getrouwd met Ghazoua BEN ALI, president-directeur van een onderneming, woonachtig 49 avenue Habib Bourguiba — Carthage, houder van CNI nr. 00642271.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

31.

Farid Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen BEN ALI

Tunesiër, geboren op 22 november 1949 te Hammam-Sousse, zoon van Selma HASSEN, persfotograaf in Duitsland, woonachtig 11 rue Sidi el Gharbi — Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 02951793.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

32.

Faouzi Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen BEN ALI

Tunesiër, geboren op 13 maart 1947 te Hammam-Sousse, gehuwd met Zohra BEN AMMAR, bedrijfsleider, woonachtig rue El Moez — Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 02800443.

(Overleden) persoon naar wiens activiteiten door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

33.

Hayet Bent Haj Hamda Ben Haj Hassen BEN ALI

Tunesische, geboren op 16 mei 1952 te Hammam-Sousse, dochter van Selma HASSEN, getrouwd met Fathi REFAT. vertegenwoordiger van Tunisair, woonachtig 17 avenue de la République — Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 02914657.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

34.

Najet Bent Haj Hamda Ben Raj Hassen BEN ALI

Tunesische, geboren op 18 september 1956 te Sousse, dochter van Selma HASSEN, getrouwd met Sadok Habib MHIRI, zaakvoerder, woonachtig avenue de l'Imam Muslim — Khezama ouest-Sousse, houder van CNI nr. 02804872.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

35.

Slaheddine Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen BEN ALI

Tunesiër, geboren op 28 oktober 1938, zoon van Selma HASSEN, gepensioneerd, weduwnaar van Selma MANSOUR, woonachtig 255 cité El Bassatine — Monastir, houder van CNI nr. 028106l4.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

36.

Kaïs Ben Slaheddine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesiër, geboren op 21 oktober 1969 te Tunis, zoon van Selma MANSOUR, getrouwd met Monia CHEDLI, bedrijfsleider, woonachtig avenue Hédi Nouira — Monastir, houder van CNI nr. 04180053.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

37.

Hamda Ben Slaheddine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesiër, geboren op 29 april 1974 te Monastir, zoon van Selma MANSOUR, vrijgezel, zaakvoerder, woonachtig 83 Cap Marina — Monastir, houder van CNI nr. 04186963.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

38.

Najmeddine Ben Slaheddine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesiër, geboren op 12 oktober 1972 te Monastir, zoon van Selma MANSOUR, vrijgezel, commercieel in- en uitvoerder, woonachtig avenue Mohamed Salah Sayadi — Skanes — Monastir, houder van CNI nr. 04192479.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

39.

Najet Bent Slaheddine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische, geboren op 8 maart 1980 te Monastir, dochter van Selma MANSOUR, getrouwd met Zied JAZIRI, secretaresse in een onderneming, woonachtig rue Abu Dhar El Ghafari — Khezama est-Sousse, houder van CNI nr. 06810509.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

40.

Douraied Ben Hamed Ben Taher BOUAOUINA

Tunesiër, geboren op 8 oktober 1978 te Hammam-Sousse, zoon van Hayet BEN ALI, directeur van een onderneming, woonachtig 17 avenue de la République — Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 05590835.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

41.

Akrem Ben Hamed Ben Taher BOUAOUINA

Tunesiër, geboren op 9 augustus 1977 te Hammam-Sousse, zoon van Hayet BEN ALI, bedrijfsleider, woonachtig 17 avenue de la République — Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 05590836.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

42.

Ghazoua Bent Hamed Ben Taher BOUAOUINA

Tunesische, geboren op 30 augustus 1982 te Monastir, dochter van Hayet BEN ALI, getrouwd met Badreddine BENNOUR, woonachtig rue Ibn Maja — Khezama est-Sousse, houder van CNI nr. 08434380.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

43.

Imed Ben Habib Ben Bouali LTAIEF

Tunesiër, geboren op 13 januari 1970 te Sousse, zoon van Naïma BEN ALI, diensthoofd bij Tunisair, woonachtig Résidence les Jardins, apt. 8C Block b — El Menzah 8 — l'Ariana, houder van CNI nr. 05514395.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

44.

Naoufel Ben Habib Ben Bouali LTAIEF

Tunesiër, geboren op 22 oktober 1967 te Hammam-Sousse, zoon van Naïma BEN ALI, gezant bij het ministerie van Vervoer, woonachtig 4 avenue Tahar SFAR — El Manar 2 — Tunis, houder van CNI nr. 05504161.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

45.

Montassar Ben Habib Ben Bouali LTAIEF

Tunesiër, geboren op 3 januari 1973 te Sousse, zoon van Naïma BEN ALI, getrouwd met Lamia JEGHAM, bedrijfsleider, woonachtig 13 lotissement Ennakhil — Kantaoui — Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 05539378.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

46.

Mehdi Ben Tijani Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen BEN ALI

Tunesiër, geboren op 27 oktober 1966 te Parijs, zoon van Paulette HAZAT, bedrijfsleider, woonachtig Chouket El Arressa, Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 05515496 (dubbele nationaliteit).

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager (voormalig president Ben Ali) om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

47.

Slim Ben Tijani Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische en Franse nationaliteit; geboren op 6 april 1971 (of op 16 april volgens zijn Tunesische identiteitskaart) te Le Petit Quevilly (76); zoon van Tijani BEN ALI, geboren op 9 februari 1932 en Paulette HAZET (of HAZAT), geboren op 23 februari 1936; getrouwd met Amel SAIED (of SAID); bedrijfsleider, woonachtig Chouket El Arressa, Hammam-Sousse, volgens zijn Tunesische identiteitskaart CNI nr. 00297112; woonachtig 14 esplanade des Guinandiers, Bailly Romainvilliers (77), volgens zijn Franse identiteitskaart CNI nr. 111277501841.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

48.

Sofiene Ben Habib Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesiër, geboren op 28 augustus 1974 te Tunis, zoon van Leila DEROUICHE, commercieel directeur, woonachtig 23 rue Ali Zlitni, El Manar 2 — Tunis, houder van CNI nr. 04622472.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.


29.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/112 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2016

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, en voor ovalbumine, bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten, alsmede de representatieve prijzen vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).


BIJLAGE

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3 bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

137,2

0

AR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

155,1

164,0

0

0

AR

BR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

310,0

202,7

303,3

244,7

0

29

0

17

AR

BR

CL

TH

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

372,9

253,9

0

13

BR

CL

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

568,6

0

AR

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

236,6

15

BR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


29.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/16


VERORDENING (EU) 2016/113 VAN DE COMMISSIE

van 28 januari 2016

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op staven betonstaal die zeer goed tegen metaalmoeheid zijn bestand, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7, lid 4,

In overleg met de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Inleiding

(1)

Op 30 april 2015 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) („het bericht van inleiding”), de inleiding aangekondigd van een antidumpingprocedure („de antidumpingprocedure”) met betrekking tot de invoer in de Unie van staven betonstaal die zeer goed tegen metaalmoeheid zijn bestand („HFP rebars”), van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC” of „het betrokken land”).

(2)

De antidumpingprocedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 17 maart 2015 werd ingediend door de European Steel Association („Eurofer” of „de klager”) namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie van HFP rebars in de Unie vertegenwoordigen. Het bij de klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over dumping van het betrokken product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

1.2.   Registratie

(3)

Naar aanleiding van een door de klager ingediend en met het nodige bewijsmateriaal gestaafd verzoek heeft de Commissie op 17 december 2015 Verordening (EU) 2015/2386 (3) vastgesteld, uit hoofde waarvan HFP rebars van oorsprong uit de VRC per 19 december 2015 aan registratie zijn onderworpen.

1.3.   Bij het onderzoek betrokken partijen

(4)

De Commissie heeft de klager, de overige bekende producenten in de Unie, de bekende producenten-exporteurs, de bekende importeurs en gebruikers en de Chinese autoriteiten officieel van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. In het bericht van inleiding heeft zij de belanghebbenden ervan op de hoogte gesteld dat zij de Verenigde Arabische Emiraten voorlopig had gekozen als derde land met een markteconomie („referentieland”) in de zin van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening en heeft zij om opmerkingen over deze keuze verzocht.

(5)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

1.4.   Steekproefneming

(6)

Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken producenten-exporteurs in het betrokken land, niet-verbonden importeurs en producenten in de Unie, en om het verzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, heeft de Commissie in het bericht van inleiding aangekondigd haar onderzoek mogelijk tot een steekproef van ondernemingen te beperken, overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

a)   Steekproef van producenten-exporteurs

(7)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze ook samen te stellen, heeft zij alle producenten-exporteurs in het betrokken land verzocht zich bij haar kenbaar te maken en de in het bericht van inleiding vermelde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Chinese autoriteiten verzocht andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek aan te wijzen en/of contact met hen op te nemen.

(8)

In totaal drie groepen producenten-exporteurs hebben de gevraagde informatie verstrekt, ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen en om een individueel onderzoek verzocht indien zij niet in de steekproef zouden worden opgenomen. Gezien het lage aantal medewerkende ondernemingen (in totaal de drie groepen bestaande uit zes producenten, drie verbonden exporteurs in China en twee verbonden exporteurs in Singapore), heeft de Commissie besloten dat een steekproef van de producenten-exporteurs in het betrokken land niet noodzakelijk was.

b)   Steekproef van producenten in de Unie

(9)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie aangekondigd dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Deze steekproef omvatte oorspronkelijk vier producenten waarvan bij de Commissie voorafgaand aan de opening van het onderzoek bekend was dat zij HFP rebars produceren in de Unie. De Commissie had de steekproef samengesteld op basis van het verkoopvolume aan niet-verbonden afnemers. In het bericht van inleiding werden de belanghebbenden tevens uitgenodigd hun standpunt over de voorlopige steekproef kenbaar te maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen over de voorgestelde steekproef. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 90 % van de totale geschatte productie in de Unie. De steekproef wordt representatief geacht voor de bedrijfstak van de Unie.

c)   Steekproef van importeurs

(10)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze ook samen te stellen, werd alle niet-verbonden importeurs verzocht zich bij de Commissie kenbaar te maken en de in het bericht van inleiding vermelde informatie te verstrekken.

(11)

In totaal vier niet-verbonden importeurs hebben de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het geringe aantal medewerkende importeurs heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was.

1.5.   Formulieren voor de aanvraag van behandeling als marktgerichte onderneming

(12)

Voor de toepassing van artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening heeft de Commissie formulieren voor de aanvraag van behandeling als marktgerichte onderneming toegezonden aan de autoriteiten en de medewerkende producenten-exporteurs in de VRC. Geen van de medewerkende producenten-exporteurs heeft een aanvraag voor behandeling als marktgerichte onderneming ingediend.

1.6.   Antwoorden op de vragenlijst en controlebezoeken

(13)

Er werd een vragenlijst toegezonden aan alle bekende betrokken partijen en alle andere ondernemingen die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn kenbaar hadden gemaakt. Ingevulde vragenlijsten werden ontvangen van de drie medewerkende (groepen) producenten-exporteurs in de VRC, de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, vier niet-verbonden importeurs, vijf niet-verbonden gebruikers en vier verbonden gebruikers. Twee niet-verbonden importeurs en drie niet-verbonden gebruikers zegden hun medewerking vervolgens op.

(14)

De Commissie heeft alle door de belanghebbenden verstrekte gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Bij de volgende partijen werd een controlebezoek uitgevoerd:

a)

producenten in de Unie

Celsa UK, Verenigd Koninkrijk

Megasa Siderur, Spanje

Riva Acier, Frankrijk

SN Maia, Portugal

b)

niet-verbonden importeurs in de Unie

Ronly Ltd, Verenigd Koninkrijk

c)

gebruikers in de Unie

 

verbonden gebruikers:

BRC, Verenigd Koninkrijk

Express Limited, Verenigd Koninkrijk

Rom, Verenigd Koninkrijk

Romtech, Verenigd Koninkrijk

 

niet-verbonden gebruikers:

Capital, Verenigd Koninkrijk

Roe Bros & Northwest Steel, Verenigd Koninkrijk

d)

producenten-exporteurs in de VRC

Jiangyin Xicheng Group:

Jiangyin Xicheng Steel Co., Ltd

Jiangyin Ruihe Metal Products Co., Ltd

Wuxi Xijun International Trade Co., Ltd (verbonden exporteur in de VRC)

Jiangsu Xichuang International Trade Co., Ltd (verbonden exporteur in de VRC)

Jiangsu Yonggang Group:

Jiangsu Yonggang Group Co., Ltd

Jiangsu Lianfeng Industrial Co., Ltd

Jiangsu Shagang Group:

Zhangjiagang Hongchang High Wires Co., Ltd

Zhangjiagang Shatai Steel Co., Ltd

Jiangsu Shagang International Co., Ltd (verbonden exporteur in de VRC)

e)

producent in het referentieland

ArcelorMittal South Africa (Zuid-Afrika)

(15)

De Commissie heeft geen bezoek ter plaatse gebracht bij de twee verbonden exporteurs van de medewerkende Chinese ondernemingen in Singapore, met name Lianfeng International PTE., Ltd (aan de Yonggang Group verbonden exporteur) en Xinsha International PTE, Ltd (aan de Shagang Group verbonden exporteur). Hun dossiers en rekeningen werden echter, voor zover door de Commissie gevraagd, beschikbaar gesteld voor inspectie tijdens de controlebezoeken ter plaatse bij hun respectieve verbonden producenten in de VRC.

1.7.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(16)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 april 2014 tot en met 31 maart 2015 („het onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot het eind van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”). Wegens de specifieke omstandigheden op de markt in 2011, die in overweging 148 zijn uiteengezet, werd het gewicht voor het jaar 2011 in de schadeanalyse verlaagd en werd dienovereenkomstig meer nadruk gelegd op de ontwikkelingen vanaf 1 januari 2012. Bijgevolg zijn de indexcijfers, indien van toepassing, gebaseerd op het jaar 2012.

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(17)

Dit onderzoek heeft betrekking op staven betonijzer of -staal die zeer goed tegen metaalmoeheid zijn bestand, gemaakt van ijzer, niet-gelegeerd staal of gelegeerd staal (maar niet van roestvrij staal, sneldraaistaal en siliciummangaanstaal), enkel warm gewalst, ook indien na het walsen getordeerd; de staven zijn voorzien van inkepingen, verdikkingen, ribbels of andere bij het walsen verkregen vervormingen, of zijn na het walsen getordeerd. De belangrijkste eigenschap van zeer goed tegen metaalmoeheid bestand metaal is het vermogen om herhaalde belasting te weerstaan zonder te breken en meer specifiek het vermogen om meer dan 4,5 miljoen vermoeiingscycli te weerstaan bij een spanningsverhouding (min/max) van 0,2 en een spanningsbereik van meer dan 150 MPa.

(18)

De productomschrijving komt overeen met de eisen van de British Standard 4449 en kan worden onderscheiden door de Cares-certificering en -markeringen op de staven zelf. Bijgevolg en in tegenstelling tot het standpunt van bepaalde belanghebbenden, vormt de praktische uitvoering van de maatregelen geen probleem.

(19)

Het betrokken product is het in overweging 17 omschreven product, van oorsprong uit de VRC en momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7214 20 00, ex 7228 30 20, ex 7228 30 41, ex 7228 30 49, ex 7228 30 61, ex 7228 30 69, ex 7228 30 70 en ex 7228 30 89.

2.2.   Soortgelijk product

(20)

Uit het onderzoek is gebleken dat het betrokken product en het op de binnenlandse markt van de VRC en het referentieland geproduceerde en aldaar verkochte product, en ook het door de bedrijfstak van de Unie geproduceerde en op de markt van de Unie verkochte product, dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen bezitten en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Daarom worden deze producten voorlopig beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   DUMPING

3.1.   Inleiding

(21)

Zes Chinese producenten-exporteurs behorende tot drie groepen (Jiangyin Xicheng Group, Jiangsu Yonggang Group en Jiangsu Shagang Group) hebben aan het onderzoek hun medewerking verleend. Zij vertegenwoordigden meer dan 95 % van de hele Chinese uitvoer naar de Unie in het OT. Alle ondernemingen voerden naar de EU uit via in de VRC en/of in Singapore gevestigde verbonden exporteurs.

(22)

Twee van de medewerkende groepen, Jiangsu Yonggang en Jiangsu Shagang, zijn verbonden door een gemeenschappelijke eigenaar van één van de producenten-exporteurs van HFP rebars, hetgeen in het antwoord op de vragenlijst van beide groepen werd erkend. De ondernemingen vroegen echter dat de twee groepen in het kader van dit onderzoek als afzonderlijke entiteiten zouden worden behandeld. Zij benadrukten onder andere dat zij niet betrokken zijn bij elkaars besluitvorming, geen operationele banden hebben en beschikken over afzonderlijke productielijnen en volledig onafhankelijke verkoopdistributiekanalen op de binnenlandse en internationale markten.

(23)

Met betrekking tot dit verzoek, en rekening houdend met de aard en de sterkte van de band tussen de groepen, met name hiermee dat een van de ondernemingen van de ene groep in de belangrijkste producent van het betrokken product van de tweede groep fungeert als de grootste onderneming waarvan alle aandelen in één hand zijn verenigd, en dat de functionarissen van de eerstgenoemde onderneming zetelen in de belangrijkste statutaire organen van deze laatste onderneming, concludeert de Commissie voorlopig dat beide groepen als verbonden groepen moeten worden behandeld. Daarom geldt voor de ondernemingen van beide groepen slechts één gewogen gemiddeld voorlopig recht.

(24)

Geen van de medewerkende producenten-exporteurs in de VRC heeft een aanvraag voor behandeling als marktgerichte onderneming ingediend. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde daarom vastgesteld op basis van de prijs of de door berekening vastgestelde waarde in een derde land met een markteconomie („referentieland”).

3.2.   Referentieland

(25)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie de belanghebbenden medegedeeld dat zij de Verenigde Arabische Emiraten voorstelde als geschikt referentieland en heeft zij hen uitgenodigd opmerkingen in te dienen. De Commissie heeft echter medewerking ontvangen van geen van de bekende producenten van het betrokken product in dit land waarmee zij contact heeft opgenomen.

(26)

Ook heeft de Commissie onderzocht of enig ander land met een markteconomie waar HFP rebars worden geproduceerd, zou kunnen worden aangemerkt als geschikt referentieland. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt op basis van de klacht, de opmerkingen van de partijen en Eurostat-gegevens, zijn Egypte, Oman, Qatar, Saoedi-Arabië, Zuid-Afrika, Turkije en Oekraïne de andere landen die HFP rebars produceren. De Commissie heeft contact opgenomen met in totaal 38 potentiële producenten van het betrokken product in die landen.

(27)

Slechts één, in Zuid-Afrika gevestigde, onderneming heeft haar medewerking verleend. Deze onderneming heeft de vragenlijst voor het referentieland ingevuld en stemde in met controlebezoeken ter plaatse van haar antwoorden. Eén andere, in Turkije gevestigde, producent had aanvankelijk verklaard zijn medewerking te willen verlenen maar heeft de vragenlijst uiteindelijk niet ingevuld, ondanks herhaalde pogingen van de Commissie om de antwoorden te verkrijgen.

(28)

Met betrekking tot de Zuid-Afrikaanse onderneming in kwestie heeft de China Iron and Steel Association („CISA”), een belanghebbende in deze procedure, erop gewezen dat de onderneming een dochteronderneming is van één van de producenten in de Unie die de klacht steunden. Volgens CISA zou de objectiviteit van de door deze onderneming verstrekte gegevens aanvechtbaar zijn.

(29)

Met betrekking tot dit argument moet eerst worden opgemerkt dat de Commissie wegens het gebrek aan medewerking uit andere landen beperkt was in haar keuze van het referentieland. Daarnaast is de band tussen de onderneming in het referentieland en de producent in de Unie niet relevant voor dit onderzoek. De Commissie wijst erop dat zelfs wanneer de producenten in de referentielanden verbonden zijn met producenten in de Unie, die band geen afbreuk doet aan de vaststelling van de normale waarde op basis van gecontroleerde gegevens en deze niet beïnvloedt, wat door een recent arrest van het Hof van Justitie in een soortgelijke zaak (4) is bevestigd. Er is verder geen specifieke reden om vraagtekens te plaatsen bij het gebruik van gegevens van deze naar behoren gecontroleerde producent in het referentieland. Wat Zuid-Afrika betreft, is de binnenlandse markt voor HFP rebars bovendien relatief open en niet beschermd door invoerrechten op het betrokken product; ook wordt de markt gekenmerkt door onderlinge concurrentie van verschillende binnenlandse producenten en is het marktaandeel van de invoer met 13 % aanzienlijk. De gecontroleerde producent in het referentieland verkoopt grote hoeveelheden op de binnenlandse markt en voor uitvoer en zijn marktaandeel op de binnenlandse markt bedraagt tussen 13 % en 23 %. Hij produceert vergelijkbare soorten van het soortgelijke product als die welke door de Chinese producenten naar de Unie worden uitgevoerd.

(30)

Gelet op het voorgaande heeft de Commissie in dit stadium van de procedure geconcludeerd dat Zuid-Afrika een geschikt referentieland is in de zin van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

3.3.   Normale waarde

(31)

Zoals in overweging 24 is vermeld, werd de normale waarde voor de producenten-exporteurs in de VRC overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening vastgesteld op basis van de door berekening vastgestelde waarde in het referentieland, in dit geval Zuid-Afrika.

(32)

Voor deze vaststelling ging de Commissie eerst na of de totale omvang van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product door de medewerkende producent in het referentieland aan onafhankelijke afnemers representatief was, m.a.w. of de totale omvang van die binnenlandse verkoop in overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening minstens 5 % vertegenwoordigde van de totale omvang van de uitvoer van het betrokken product naar de Unie door elk van de Chinese medewerkende exporteurs tijdens het OT. Op basis hiervan werd vastgesteld dat de algehele binnenlandse verkoop in het referentieland representatief was.

(33)

Vervolgens heeft de Commissie dezelfde vergelijking gemaakt voor elke productsoort; zij heeft met name onderzocht of de binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort in het referentieland representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. Op basis hiervan werd vastgesteld dat de binnenlandse verkoop in het referentieland voor geen enkele productsoort en voor geen enkele Chinese exporteur representatief was.

(34)

Overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening werd de normale waarde bijgevolg berekend door aan de gemiddelde productiekosten van de relevante productsoort het gewogen gemiddelde van de gemaakte verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) (1 %-5 %), en de gewogen gemiddelde winst (10 %-20 %) die door de producent in het referentieland op de binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties tijdens het onderzoektijdvak is gemaakt, toe te voegen.

3.4.   Uitvoerprijs

(35)

De medewerkende producenten-exporteurs voerden naar de Unie uit, hetzij via in China en/of Singapore gevestigde verbonden ondernemingen, hetzij via in China gevestigde onafhankelijke handelsondernemingen.

(36)

De uitvoerprijs werd daarom, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, vastgesteld op basis van de door de eerste onafhankelijke afnemer werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen, hetzij importeurs in de Unie of handelsondernemingen in de VRC.

3.5.   Vergelijking

(37)

De normale waarde en de uitvoerprijs van de medewerkende producenten-exporteurs zijn vergeleken in het stadium af fabriek.

(38)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(39)

Op basis hiervan werden correcties toegepast voor vervoers-, zeevracht- en verzekeringskosten, kosten voor lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakkingskosten, kredietkosten, kortingen en provisies, voor zover was aangetoond dat deze de prijsvergelijkbaarheid beïnvloedden. De totale correcties lagen tussen 5 % en 10 %.

(40)

In het door China gevoerde beleid wordt de btw bij uitvoer slechts gedeeltelijk terugbetaald. 4 % van de btw wordt niet terugbetaald. De normale waarde is naar boven gecorrigeerd met dat deel van de btw op de uitvoer van HFP rebars dat niet werd vergoed aan de Chinese producenten-exporteurs, zodat zij hetzelfde niveau van belasting weerspiegelt als de uitvoerprijs (5).

3.6.   Dumpingmarges

(41)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd voor elke medewerkende groep ondernemingen de gewogen gemiddelde normale waarde voor elke soort van het soortgelijke product in het referentieland vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product.

(42)

Zoals reeds vermeld in overweging 23 heeft de Commissie geconcludeerd dat twee van de medewerkende groepen ondernemingen als verbonden groepen moeten worden behandeld.

(43)

Daarom werd één enkele dumpingmarge vastgesteld voor de producenten-exporteurs van de twee groepen door de som van hun individuele dumpingmarges uit te drukken als een percentage van de som van hun (wegens de aanwezigheid van verbonden exporteurs) door berekening vastgestelde cif-waarden, grens Unie.

(44)

Wat de voor het gehele land geldende dumpingmarge betreft, heeft de Commissie eerst de mate van medewerking vastgesteld. Hiertoe werd een vergelijking gemaakt tussen de totale uitvoerhoeveelheden van de medewerkende producenten-exporteurs en de totale invoer uit de VRC op grond van de invoerstatistieken van Eurostat. Gelet op de hoge mate van medewerking werd de voor het gehele land geldende dumpingmarge voorlopig vastgesteld op het niveau van de hoogste dumpingmarge die werd vastgesteld voor de medewerkende producenten-exporteurs.

(45)

Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge (%)

Jiangyin Xicheng Steel Co., Ltd

66,0

Jiangyin Ruihe Metal Products Co., Ltd

66,0

Jiangsu Yonggang Group Co., Ltd

51,5

Jiangsu Lianfeng Industrial Co., Ltd

51,5

Zhangjiagang Hongchang High Wires Co., Ltd

51,5

Zhangjiagang Shatai Steel Co., Ltd

51,5

Alle andere ondernemingen

66,0

4.   BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

4.1.   Bedrijfstak van de Unie

(46)

Het soortgelijke product werd vervaardigd door elf producenten in de Unie. Zij worden als de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening beschouwd en worden hierna „de bedrijfstak van de Unie” genoemd.

(47)

Eén belanghebbende heeft de Commissie verzocht te verduidelijken of de bedrijfstak van de Unie is beperkt tot een bepaald gebied, in de zin van artikel 4, lid 1, onder b), van de basisverordening.

(48)

De Commissie stelt vast dat de producenten van het soortgelijke product in verschillende lidstaten en niet enkel in het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn gevestigd, hoewel de gebruikers van het betrokken product enkel in het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn gevestigd. Met de bedrijfstak van de Unie worden bijgevolg de producenten in de Unie als geheel bedoeld.

4.2.   Productie in de Unie

(49)

Alle beschikbare gegevens met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, zoals de in de klacht verstrekte informatie, de gegevens van de producenten in de Unie die werden verzameld voor en nadat het onderzoek werd geopend, alsmede de door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ingevulde vragenlijsten, werden gebruikt om de totale productie in de Unie te bepalen voor het onderzoektijdvak.

(50)

Op basis hiervan werd de totale productie in de Unie geschat op ongeveer 506 000 ton gedurende het OT. Dit cijfer omvat de productie van alle producenten in de Unie die zichzelf kenbaar hebben gemaakt en de hele bedrijfstak van de Unie vormen.

4.3.   Steekproef van producenten in de Unie

(51)

Zoals in overweging 9 is uiteengezet, zijn vier producenten in de Unie opgenomen in de steekproef; zij vertegenwoordigen samen 90 % van de geschatte totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

4.4.   Vrije markt en markt voor intern gebruik

(52)

Om vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden en om het verbruik en de verschillende economische indicatoren betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie vast te stellen, heeft de Commissie onderzocht of en in welke mate in de analyse rekening moest worden gehouden met het verdere gebruik van de productie van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie.

(53)

HFP rebars worden gebruikt door fabrikanten die de staven snijden en plooien tot op maat gemaakte vormen en lengten voor levering op bouwterreinen. De Commissie heeft vastgesteld dat een aanzienlijk deel (56 %) van de productie van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor intern gebruik was bestemd. De HFP rebars werden door één producent in de Unie verkocht aan verbonden ondernemingen die geen vrije keuze van leverancier hadden.

(54)

Het onderscheid tussen de markt voor intern gebruik en de vrije markt is relevant voor de schadeanalyse omdat de producten die bestemd zijn voor intern gebruik niet rechtstreeks concurreren met de invoer en de prijzen binnen de groep worden vastgesteld, waardoor deze niet betrouwbaar zijn. De productie voor de verkoop op de vrije markt concurreert daarentegen rechtstreeks met het ingevoerde product en de prijzen zijn vrijemarktprijzen.

(55)

Om een zo volledig mogelijk beeld van de situatie van de bedrijfstak van de Unie te verkrijgen, heeft de Commissie gegevens ontvangen over de volledige productie van HFP rebars en bepaald of de productie bestemd was voor intern gebruik of voor de vrije markt. Voor sommige schade-indicatoren met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie heeft de Commissie de gegevens betreffende de vrije markt en de markt voor intern gebruik afzonderlijk geanalyseerd en een vergelijkende analyse gemaakt. Deze factoren zijn: verkoop, marktaandeel, eenheidsprijzen, kosten per eenheid, winstgevendheid en kasstroom. Andere economische indicatoren zouden echter slechts zinvol kunnen worden onderzocht in het kader van de gehele activiteit van de bedrijfstak van de Unie, inclusief het interne gebruik, aangezien deze afhankelijk zijn van de gehele activiteit, ongeacht of de productie bestemd was voor intern gebruik of voor de vrije markt. Deze factoren zijn: productie, capaciteit, bezettingsgraad, investeringen, rendement van investeringen, werkgelegenheid, productiviteit, voorraden en loonkosten. Voor deze factoren moet de hele bedrijfstak van de Unie worden onderzocht teneinde een volledig schadebeeld vast te stellen van de bedrijfstak van de Unie aangezien de gegevens in kwestie niet kunnen worden opgesplitst in intern gebruik en de vrije markt.

(56)

De Commissie merkt op dat deze analyse in overeenstemming is met de rechtspraak van de rechterlijke instanties van de Unie en de WTO (6).

5.   SCHADE

5.1.   Verbruik in de Unie

(57)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld op grond van het totale verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en de totale invoer. Het jaar 2011 werd gekenmerkt door een laag verbruik in de Unie in vergelijking met de rest van de beoordelingsperiode. Zoals echter uit onderstaande tabel blijkt, verbeterde de marktsituatie zich en steeg het verbruik in de Unie met 50 % tussen 2011 en het OT en met 38 % tussen 2012 en het OT.

 

2011

2012

2013

2014

OT

Verbruik (in ton)

546 359

595 797

628 099

854 328

822 060

Index (2012 = 100)

92

100

105

143

138

Bron: Europese Commissie (databank douanetoezicht), klacht en antwoorden op de vragenlijst.

5.2.   Invoer in de Unie uit het betrokken land

5.2.1.   Volume en marktaandeel van de betrokken invoer

(58)

Vastgesteld werd dat het volume en het marktaandeel van de invoer in de Unie uit de Volksrepubliek China, die pas in 2013 begon, zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt hebben ontwikkeld:

 

2011

2012

2013

2014

OT

Volume (ton)

 

 

49 480

279 484

292 304

Index (2013 = 100)

 

 

100

565

591

Marktaandeel in het EU-verbruik (%)

 

 

7,9

32,7

35,6

Marktaandeel op de vrije markt (%)

 

 

11,7

45,9

50,9

Index (2013 = 100)

 

 

100

415

451

Bron: Europese Commissie (databank douanetoezicht), klacht en antwoorden op de vragenlijst.

(59)

De omvang van de invoer uit China nam in de beoordelingsperiode aanzienlijk toe, van nul tot 292 000 ton in het OT. Het marktaandeel van de invoer uit China nam tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk toe, van 0 % tot 36 %.

5.2.2.   Invoerprijzen en prijsonderbieding

(60)

Onderstaande tabel bevat de gemiddelde prijs van de invoer uit China:

 

2011

2012

2013

2014

OT

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

 

 

442

400

401

Index (2013 = 100)

 

 

100

90

91

Bron: Europese Commissie (databank douanetoezicht) en antwoorden op de vragenlijst.

(61)

De gemiddelde prijzen van de invoer uit China daalden tijdens de beoordelingsperiode in overeenstemming met de daling van de wereldwijde prijzen van ijzererts dat in China en het referentieland als grondstof wordt gebruikt (zie de tabel in overweging 81). De invoerprijzen voor het OT zijn vastgesteld op basis van de gecontroleerde uitvoerprijzen van de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs. De gemiddelde invoerprijzen voor 2013 en 2014 zijn vastgesteld op basis van de databank douanetoezicht. De Commissie heeft rekening gehouden met het lange tijdsverloop tussen de factuurdata en de data van inklaring; anders zouden deze tot een vergelijking tussen prijzen uit verschillende perioden geleid kunnen hebben. De invoerprijzen uit China bleven onder de prijzen van zowel de niet-verbonden als de verbonden verkoop van de bedrijfstak van de Unie tijdens dezelfde periode. Zoals blijkt uit overweging 82 bedroeg de gemiddelde prijs voor de verbonden verkoop van de bedrijfstak van de Unie in 2013 483 EUR/ton en de gemiddelde prijs voor de niet-verbonden verkoop 456 EUR/ton. In 2014 bedroeg de gemiddelde prijs voor de verbonden verkoop van de bedrijfstak van de Unie 464 EUR/ton en de gemiddelde prijs voor de niet-verbonden verkoop 434 EUR/ton. In het OT bedroeg de gemiddelde prijs voor de verbonden verkoop van de bedrijfstak van de Unie 458 EUR/ton en de gemiddelde prijs voor de niet-verbonden verkoop 427 EUR/ton.

(62)

Om te bepalen of en in welke mate sprake was van prijsonderbieding in het OT, zijn de gewogen gemiddelde verkoopprijzen per productsoort van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie (gecorrigeerd tot het niveau af fabriek door aftrek van de werkelijke leveringskosten, provisies en creditnota's) vergeleken met de overeenkomstige gewogen gemiddelde prijzen per productsoort die de in de steekproef opgenomen Chinese producenten voor hun met dumping ingevoerde producten in rekening brachten aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-niveau. Zoals in overweging 102 is uiteengezet, werd enkel prijsonderbieding vastgesteld in vergelijking met de niet-verbonden verkoop, aangezien bij de vergelijking enkel rekening werd gehouden met overeenkomstige productsoorten. De verbonden verkoop bestond uitsluitend uit productsoorten die niet uit China worden ingevoerd.

(63)

Het resultaat van de vergelijking, uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het OT, liet een prijsonderbiedingsmarge zien die varieerde van 1,7 % tot 5,6 %. De lagere prijzen van de invoer met dumping in vergelijking met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode verklaren de aanzienlijke stijging van de Chinese invoerhoeveelheden en van het marktaandeel van de invoer uit China vanaf 2013.

5.3.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

5.3.1.   Inleidende opmerkingen

(64)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping uit China voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de toestand van de bedrijfstak van de Unie.

(65)

Zoals in overweging 9 is vermeld, werd voor het onderzoek naar mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef.

(66)

Voor de schadeanalyse heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. In dit verband wordt de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie beoordeeld op grond van a) macro-economische indicatoren, namelijk productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel en groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de werkelijke dumpingmarge en herstel van eerdere dumping, waarvoor de gegevens zijn verzameld op het niveau van de totale bedrijfstak van de Unie, en op grond van b) micro-economische indicatoren, namelijk gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken, voorraden en loonkosten, waarvoor de gegevens zijn verzameld op het niveau van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(67)

Alle beschikbare gegevens met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, met inbegrip van de in de klacht verstrekte informatie, de gegevens van de producenten in de Unie die werden verzameld voor en nadat het onderzoek werd geopend, alsmede de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, zijn gebruikt om de macro-economische indicatoren te bepalen en in het bijzonder de gegevens met betrekking tot de niet in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(68)

De micro-economische indicatoren zijn bepaald op grond van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in hun antwoord op de vragenlijst hebben verstrekt.

(69)

Zoals in overweging 103 is uiteengezet, werden prijsonderbieding en prijsbederf vastgesteld op basis van productsoorten die vergelijkbaar waren met de invoer uit China, dat wil zeggen die onder hetzelfde productcodenummer vielen; de verkoop aan verbonden afnemers die uitsluitend bestond uit productsoorten die niet uit China worden ingevoerd, werd bijgevolg niet meegerekend. De overige schade-indicatoren werden vastgesteld op basis van alle productsoorten. Zelfs indien de overige schade-indicatoren enkel zouden zijn vastgesteld op basis van vergelijkbare productsoorten, zouden de vastgestelde ontwikkelingen niet anders zijn.

5.3.2.   Macro-economische indicatoren

a)   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(70)

De productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

 

2011

2012

2013

2014

OT

Productievolume HFP rebars (ton)

533 612

569 599

507 046

516 762

506 361

Index (2012 = 100)

94

100

89

91

89

Productievolume alle producten (ton)

5 364 368

5 416 193

5 169 720

5 510 322

5 500 486

Index (2012 = 100)

99

100

95

102

102

Productiecapaciteit alle producten (ton)

7 700 405

7 710 620

7 705 934

7 688 851

7 709 741

Index (2012 = 100)

100

100

100

100

100

Bezettingsgraad alle producten (%)

70

70

67

72

71

Index (2012 = 100)

99

100

96

102

102

Bron: Klacht en antwoorden op de vragenlijst.

(71)

Ondanks een stijgend verbruik in de Unie is de productie in de Unie tijdens de beoordelingsperiode gedaald.

(72)

Aangezien dezelfde machines gebruikt kunnen worden voor zowel het soortgelijke product als andere soorten staven, zijn de productiecapaciteit en bezettingsgraad berekend voor alle soorten staven. Er zijn geen specifieke machines voor HFP rebars die in aanmerking kunnen worden genomen om de capaciteit en bezettingsgraad enkel voor het soortgelijke product te berekenen. De capaciteit en bezettingsgraad zijn tijdens de beoordelingsperiode constant gebleven ondanks een stijgend verbruik in de Unie. De daling van het productievolume van het betrokken product is gecompenseerd door een stijging van het productievolume van andere producten.

b)   Verkoopvolume, marktaandeel en groei

(73)

De verkoop van één producent in de Unie omvatte de verkoop voor intern gebruik aan zijn verbonden ondernemingen. Het verkoopvolume, het marktaandeel en de groei zijn daarom voor de markt voor intern gebruik (verbonden verkoop) en voor de vrije markt (niet-verbonden verkoop) afzonderlijk beoordeeld.

(74)

Het verkoopvolume, het marktaandeel en de groei ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

 

2011

2012

2013

2014

OT

Verkoopvolume verbonden verkoop (ton)

255 388

249 832

206 004

246 055

248 213

Index (2012 = 100)

102

100

82

98

99

Marktaandeel verbonden verkoop in EU-verbruik (%)

46,7

41,9

32,8

28,8

30,2

Index (2012 = 100)

111

100

78

69

72

Verkoopvolume niet-verbonden verkoop (ton)

269 728

319 148

292 521

260 470

261 180

Index (2012 = 100)

85

100

92

82

82

Marktaandeel niet-verbonden verkoop in EU-verbruik (%)

49,4

53,6

46,6

30,5

31,8

Index (2012 = 100)

92

100

87

57

59

Bron: Europese Commissie (databank douanetoezicht), klacht en antwoorden op de vragenlijst.

(75)

Na een stijging tussen 2011 en 2012, tegen de achtergrond van een toename van het verbruik, begon het verkoopvolume aan niet-verbonden afnemers vanaf 2013 en gelijktijdig met de snelle stijging van de invoer met dumping af te nemen. Dit vond tevens zijn weerslag in de stijgende trend van de eindvoorraden, die in totaal 27 % groeiden tijdens de beoordelingsperiode en 28 % tussen 2012 en het OT.

(76)

Bovendien daalde het marktaandeel van de niet-verbonden verkoop door de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk, namelijk met 18 procentpunten ten opzichte van 2011 en met 22 procentpunten ten opzichte van 2012, tegen de achtergrond van een gestage toename van het verbruik. Dit toont aan dat de bedrijfstak van de Unie vanwege het toenemende marktaandeel van invoer met dumping niet ten volle kon profiteren van de groei van het verbruik in de Unie.

(77)

De verbonden verkoop daalde eerst in 2013 en gelijktijdig met het begin van de invoer met dumping uit China, maar steeg vervolgens opnieuw tot het voorgaande niveau. Het marktaandeel van de verbonden verkoop daalde met 17 procentpunten ten opzichte van 2011 en met 12 procentpunten ten opzichte van 2012. De verbonden verkoop vond echter plaats op een markt voor intern gebruik en werd bijgevolg enkel onrechtstreeks beïnvloed door de Chinese invoer.

c)   Werkgelegenheid en productiviteit

(78)

De werkgelegenheid daalde van 253 in 2011 tot 231 in 2012 en verder tot 209 in het OT. De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie is berekend door, waar beschikbaar, het aantal werknemers dat bedrijfsmatig rechtstreeks is betrokken bij het onderzochte product in aanmerking te nemen, of door de totale werkgelegenheid aan de producenten toe te wijzen in verhouding tot het aandeel van de productie van het betrokken product. De productiviteit, gemeten als productie in ton per werknemer per jaar, steeg met 15 % tussen 2011 en 2012. Tussen 2012 en het OT is de productiviteit in 2013 in overeenstemming met de gedaalde productie eerst gedaald maar vervolgens opnieuw gestegen tot het voorgaande niveau, wat erop wijst dat de bedrijfstak van de Unie aanzienlijke inspanningen heeft geleverd om zijn doeltreffendheid te verbeteren terwijl zijn productie op het niveau van 2013 bleef.

 

2011

2012

2013

2014

OT

Aantal werknemers

253

231

243

221

209

Index (2012 = 100)

109

100

105

96

90

Productiviteit (ton/werknemer)

2 113

2 465

2 090

2 334

2 423

Index (2012 = 100)

86

100

85

95

98

Bron: Klacht en antwoorden op de vragenlijst.

d)   Hoogte van de werkelijke dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(79)

De dumpingmarges van de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs zijn aanzienlijk (zie overweging 45). Gezien de sector van het betrokken product, het volume, het marktaandeel en de prijzen van de invoer met dumping uit China, zoals hierboven beschreven, kan het effect van de werkelijke dumpingmarge op de bedrijfstak van de Unie niet als verwaarloosbaar worden beschouwd.

(80)

Er heeft voordien nog geen invoer plaatsgevonden. Bijgevolg is de bedrijfstak niet herstellende van eerdere dumpingpraktijken.

5.3.3.   Micro-economische indicatoren

a)   Gemiddelde verkoopprijzen per eenheid op de markt van de Unie en productiekosten per eenheid

(81)

De gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalden met 16 % tussen 2012 en het OT. De prijsdaling weerspiegelt een algemene, wereldwijd dalende trend van de kosten voor grondstoffen, zowel van het in de Unie gebruikte gefragmenteerd schroot als van het in China en het referentieland gebruikte ijzererts, zoals uit onderstaande tabel blijkt.

 

2011

2012

2013

2014

OT

Schrootprijs in EUR/ton (in de steekproef opgenomen producenten in de Unie)

320

308

281

270

260

Index (2012 = 100)

104

100

91

88

85

Prijs voor gefragmenteerd schroot in EUR/ton (markt van de Unie)

318

285

254

261

251

Index (2012 = 100)

112

100

89

92

88

IJzerertsprijs in EUR/ton (invoer in China)

124

100

96

72

60

Index (2012 = 100)

125

100

96

73

61

IJzerertsprijs in EUR/ton (invoer in China), als ingediend door de Chinese producenten-exporteurs

Niet verstrekt

Niet verstrekt

[90-110]

[60-80]

[50-70]

Bron: Klager, antwoorden op de vragenlijst, www.indexmundi.com, CISA.

(82)

De verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie daalden tussen 2012 en het OT echter sneller dan de grondstofprijzen voor gefragmenteerd schroot, zowel in absolute als in relatieve termen. Zoals uit de tabel hieronder blijkt, leidde dit vanaf 2013 tot verliezen.

 

2011

2012

2013

2014

OT

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie voor verbonden afnemers

529

540

483

464

458

Index (2012 = 100)

98

100

89

86

85

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie voor niet-verbonden afnemers

505

507

456

434

427

Index (2012 = 100)

100

100

90

86

84

Kosten per eenheid voor goederen voor verbonden verkoop (EUR/ton)

544

527

490

479

470

Index (2012 = 100)

103

100

93

91

89

Kosten per eenheid voor goederen voor niet-verbonden verkoop (EUR/ton)

515

502

469

448

439

Index (2012 = 100)

103

100

93

89

87

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

b)   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(83)

Tijdens de beoordelingsperiode ontwikkelden de kasstroom, de investeringen, het rendement van de investeringen van de producenten in de Unie en hun vermogen om kapitaal aan te trekken zich als volgt:

 

2011

2012

2013

2014

OT

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan verbonden afnemers (% van de omzet)

– 2,8

+ 2,5

– 1,5

– 3,2

– 2,7

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers, gecorrigeerd voor vergelijkbare productsoorten (% van de omzet)

– 3,5

+ 1,6

– 2,5

– 3,1

– 2,4

Kasstroom verbonden verkoop (EUR)

– 336 830

6 965 666

1 619 217

619 310

1 582 626

Kasstroom niet-verbonden verkoop (EUR)

14 899 504

5 240 507

600 099

– 389 019

– 946 642

Investeringen (EUR)

7 176 323

6 546 524

5 880 627

4 504 181

5 030 792

Index (2012 = 100)

110

100

90

69

77

Rendement van investeringen (%)

– 83

71

– 76

– 144

– 110

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(84)

De winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werd afzonderlijk vastgesteld voor de verbonden en de niet-verbonden verkoop. De winstgevendheid werd uitgedrukt als nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product aan afnemers in de Unie als percentage van de omzet.

(85)

Met betrekking tot hun verbonden verkoop maakten de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in 2011 verlies; zij herstelden zich echter in 2012 in overeenstemming met de stijging van het verbruik in de Unie. In 2012 werd een winst van + 2,5 % gerealiseerd op de verbonden verkoop. Vanaf 2013 werd de verbonden verkoop opnieuw verliesgevend. De prijzen voor de verbonden verkoop zijn evenwel niet noodzakelijkerwijs een weerspiegeling van de marktprijzen, aangezien de prijzen in een overeenkomst tussen verbonden partijen worden vastgesteld. De winst op de verbonden verkoop kan bijgevolg niet worden beschouwd als een weerspiegeling van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie.

(86)

De niet-verbonden verkoop volgde een vergelijkbare trend als de verbonden verkoop. De niet-verbonden verkoop was verliesgevend vóór 2012, winstgevend in 2012 en opnieuw verliesgevend vanaf 2013.

(87)

De kasstroom, d.w.z. het vermogen van de bedrijfstak om zijn activiteiten zelf te financieren, was aanvankelijk positief voor de niet-verbonden verkoop maar deze werd negatief vanaf 2014, in overeenstemming met het aanhoudende verlies. De kasstroom van de verbonden verkoop was negatief in 2011 maar positief tijdens de rest van de beoordelingsperiode. Aangezien de prijzen voor de verbonden verkoop niet noodzakelijkerwijs de marktprijzen weerspiegelen, kan de kasstroom van de verbonden verkoop echter niet worden beschouwd als een weerspiegeling van de kasstroomsituatie van de bedrijfstak van de Unie.

(88)

De ontwikkeling van de winstgevendheid en de kasstroom in de beoordelingsperiode beperkte het vermogen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie om in hun activiteiten te investeren en ondermijnde hun ontwikkeling. Wegens de aard van de bedrijfstak worden investeringen evenwel gebruikt voor het vervaardigen van uiteenlopende producten, met inbegrip van producten die niet onder dit onderzoek vallen. Daarom was het niet mogelijk om rechtstreeks de investeringen en het rendement van investeringen, met name de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen, te bepalen voor het onderzochte product. In plaats daarvan worden de totale investeringen van de bedrijfstak geacht aan het betrokken product te zijn toegewezen, in overeenstemming met het aandeel in de omzet.

(89)

Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de financiële prestaties van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het OT negatief waren.

c)   Voorraden

(90)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn in de beoordelingsperiode met 27 % toegenomen; de toename ervan ging gepaard met verliezen aan marktaandeel.

 

2011

2012

2013

2014

OT

Eindvoorraden (ton)

56 934

56 537

57 280

69 942

72 473

Index (2012 = 100)

101

100

101

124

128

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

d)   Loonkosten

(91)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn in de beoordelingsperiode licht gestegen. Tegelijkertijd is de gemiddelde productiviteit gestegen. De loonkosten vertegenwoordigen 13 % van de totale productiekosten. Bijgevolg zijn de loonkosten geen bepalende factor voor de productiekosten.

 

2011

2012

2013

2014

OT

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

104 161

112 246

108 249

127 588

138 047

Index (2012 = 100)

93

100

96

114

123

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

5.4.   Conclusie over schade

(92)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie niet heeft geprofiteerd van de stijging van het verbruik tijdens de beoordelingsperiode. Aanvankelijk, van 2011 tot 2012, was er geen schade, niet in het minst omdat er geen invoer was, maar nadien, meer bepaald vanaf 2013, verslechterde de economische situatie van de bedrijfstak in vergelijking met het niveau van 2012. Bepaalde indicatoren zoals het productie- en het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie stagneerden ondanks een aanhoudende toename van het verbruik in de Unie. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde aanzienlijk aangezien de snelle toename van de Chinese invoer in het toenemende verbruik in de Unie voorzag.

(93)

Daarnaast ondervonden bepaalde schade-indicatoren die verband houden met de financiële prestaties (met name de winstgevendheid en de kasstroom) van de bedrijfstak van de Unie ernstige gevolgen van de op de markt van de Unie uitgeoefende prijsdruk: de winstgevendheid daalde met 4 procentpunten. De bedrijfstak van de Unie kon zijn prijzen niet op een zodanig niveau houden dat hij zo winstgevend was als in het jaar 2012 en is bijgevolg verlieslijdend geworden.

(94)

In het licht van het voorgaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

6.   OORZAKELIJK VERBAND

6.1.   Inleiding

(95)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening is de Commissie nagegaan of de invoer met dumping uit China de bedrijfstak van de Unie zodanige schade heeft berokkend dat deze aanmerkelijk kan worden genoemd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie terzelfder tijd schade kan hebben geleden, werden eveneens onderzocht, om uit te sluiten dat de mogelijke schade als gevolg van deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

6.2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(96)

Uit het onderzoek is gebleken dat het verbruik in de Unie met 50 % is toegenomen tijdens de beoordelingsperiode en dat de omvang van de invoer uit China terzelfder tijd aanzienlijk is gestegen. Zoals in de overwegingen 58 en 59 is uiteengezet, steeg de invoer uit China van nul in 2012 tot 292 000 ton in het OT. De stijging van de invoer met dumping vond gelijktijdig plaats met de drastische daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie: zoals in de overwegingen 74 tot en met 76 is uiteengezet, daalde de niet-verbonden verkoop van de bedrijfstak van de Unie van 319 000 ton in 2012 tot 261 000 ton in het OT.

(97)

Wat de prijsdruk op de markt van de Unie tijdens de beoordelingsperiode betreft, werd vastgesteld dat de gemiddelde prijzen van de invoer uit China voortdurend op een lager niveau lagen dan de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie. Door onderbieding van de bedrijfstak van de Unie steeg het marktaandeel van de invoer uit China van nul in 2012 tot 36 % van het verbruik in de Unie in het OT. Op de vrije markt nam het marktaandeel van de Chinese invoer toe van nul in 2012 tot 51 % in het OT. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt daalde van 92 % in 2012 tot 46 % in het OT. Het verlies aan marktaandeel toont aan dat de bedrijfstak van de Unie niet heeft kunnen profiteren van het toegenomen verbruik.

(98)

Vanwege de prijsdruk die door de toenemende omvang van de Chinese invoer werd uitgeoefend, was de bedrijfstak van de Unie niet in staat zijn kosten te dekken. De bedrijfstak van de Unie was verlieslijdend in 2011 en nauwelijks winstgevend vóór het begin van de dumping in 2012. Vanaf 2013 werd de bedrijfstak van de Unie gelijktijdig met het begin van de invoer met dumping op de markt van de Unie verlieslijdend.

(99)

Op basis van het bovenstaande luidt de conclusie dat de toename van de invoer met dumping uit China tegen prijzen die voortdurend die van de bedrijfstak van de Unie onderboden, de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade veroorzaakt heeft.

6.3.   Gevolgen van andere factoren

6.3.1.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(100)

Er is nauwelijks sprake van uitvoer door de bedrijfstak van de Unie. De uitvoer naar derde landen is tijdens de beoordelingsperiode gedaald van 1 % tot 0 % van de verkoop. Bijgevolg kan worden geconcludeerd dat de uitvoeractiviteit van de bedrijfstak van de Unie geen oorzaak van de vastgestelde aanmerkelijke schade kan zijn geweest.

6.3.2.   Verkoop aan verbonden partijen

(101)

Chinese exporteurs hebben aangevoerd dat het oorzakelijke verband is verbroken aangezien één van de producenten in de Unie bijna uitsluitend verkoopt aan verbonden partijen op een markt voor intern gebruik. De schade zou bijgevolg worden veroorzaakt door lage verrekenprijzen tussen verbonden ondernemingen en niet door de Chinese invoer.

(102)

Ten eerste merkt de Commissie op dat slechts één van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt voor intern gebruik verkoopt en dat deze het soortgelijke product bovendien ook op de vrije markt verkoopt.

(103)

Ten tweede is uit het onderzoek gebleken dat de prijzen voor verbonden partijen hoger waren dan de verkoopprijzen op de vrije markt. Ook werd vastgesteld dat de verbonden verkoop productsoorten betrof die niet uit China werden ingevoerd. De prijsonderbieding en het prijsbederf werden enkel vastgesteld op basis van overeenkomstige productsoorten, door voor de overeenkomstige productsoorten de Chinese invoerprijzen en de verkoopprijzen van de producenten in de Unie te vergelijken. De verbonden verkoop had bijgevolg geen invloed op de vaststelling van onderbieding en prijsbederf. Tot slot toonde de ontwikkeling van de schade-indicatoren, die afzonderlijk werden geanalyseerd voor de verkoop op de vrije markt en de verkoop voor intern gebruik, een vergelijkbare trend. Op grond hiervan werd met het door de Chinese exporteurs aangevoerde argument rekening gehouden maar het heeft geen invloed op de bevindingen.

6.3.3.   Invoer uit derde landen

Land

 

2011

2012

2013

2014

OT

De VRC

Volume (ton)

 

 

49 480

279 484

292 304

Index (2013 = 100)

 

 

100

565

591

Marktaandeel in het EU-verbruik (%)

 

 

7,9

32,7

35,6

Index (2013 = 100)

 

 

100

415

451

Gemiddelde prijs

 

 

442

400

401

Index (2013 = 100)

 

 

100

90

91

Turkije

Volume (ton)

8 726

1 182

74 965

65 299

16 323

Index (2012 = 100)

738

100

6 342

5 525

1 381

Marktaandeel in het EU-verbruik (%)

1,6

0,2

11,9

7,6

2,0

Index (2012 = 100)

805

100

6 016

3 853

1 001

Gemiddelde prijs

697

508

463

565

691

Index (2012 = 100)

137

100

91

111

136

Totaal van alle derde landen behalve China

Volume (ton)

21 243

26 817

80 094

68 319

20 362

Index (2012 = 100)

79

100

299

255

76

Marktaandeel in het EU-verbruik (%)

3,9

4,5

12,8

8,0

2,5

Index (2012 = 100)

86

100

283

178

55

Gemiddelde prijs

657

610

488

659

570

Index (2012 = 100)

108

100

80

108

94

Bron: Europese Commissie (databank douanetoezicht), klacht en antwoorden op de vragenlijst.

(104)

De invoer met dumping uit China vertegenwoordigde 93 % van de totale invoer in de markt van de Unie tijdens het OT. Er waren andere bronnen van invoer, waaronder Turkije, die moesten worden onderzocht in het kader van het oorzakelijke verband.

(105)

Uit het onderzoek is gebleken dat de gemiddelde verkoopprijzen van Turkse producenten-exporteurs tijdens de beoordelingsperiode boven de verkoopprijzen van de Chinese producenten-exporteurs en die van de bedrijfstak van de Unie zijn gebleven. Bovendien daalde het marktaandeel van de Turkse invoer van 12 % in 2013 tot 2,0 % tijdens het OT.

(106)

Op basis van het bovenstaande luidt de conclusie dat de gevolgen van deze invoer niet zodanig waren dat het oorzakelijke verband tussen de Chinese invoer en de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade erdoor werd verbroken.

6.3.4.   De economische crisis

(107)

Zoals in overweging 83 is uiteengezet, was de bedrijfstak van de Unie verlieslijdend in 2011, op het moment dat de gevolgen van de economische crisis merkbaar waren in het lage verbruik van staven. De situatie van de bedrijfstak verbeterde in 2012 en deze werd winstgevend. Vanaf 2013 werd de bedrijfstak opnieuw, gelijktijdig met het begin van de laaggeprijsde invoer uit China, verlieslijdend.

(108)

De economische crisis kan dus geen verklaring zijn voor de moeilijkheden in de bedrijfstak waarvan vanaf 2013 opnieuw sprake was. Dit betekent dat het effect ervan niet dermate groot kan worden geacht dat het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de tijdens het OT door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade erdoor wordt verbroken.

6.3.5.   Kosten van de belangrijkste grondstoffen

(109)

De Chinese exporteurs voerden aan dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade het resultaat is van het gebruik van schroot als belangrijkste grondstof terwijl de Chinese producenten ijzererts gebruiken.

(110)

Uit de door de Chinese exporteurs verstrekte prijsinformatie blijkt evenwel dat de prijzen voor schroot de ontwikkelingen van de prijzen voor ijzererts op de wereldmarkt grotendeels volgen. Zoals in overweging 81 is aangetoond, is de prijs per ton voor zowel schroot als ijzererts bij benadering even sterk gedaald. Het feit dat de dalingen procentueel verschillen, is niet relevant voor het bepalen van het oorzakelijke verband aangezien het effect op de productiekosten wordt bepaald door de ontwikkeling van de prijs per ton in absolute cijfers. Bovendien weerspiegelt het absolute verschil tussen de kosten voor ijzererts en schroot het feit dat de bewerking tot staal verschilt naargelang de gebruikte grondstof. De kosten van twee verschillende grondstoffen zijn dus niet rechtstreeks vergelijkbaar. Dat de ontwikkeling van de kosten van de grondstoffen zou verschillen, kan het oorzakelijke verband tussen de vastgestelde aanmerkelijke schade en de invoer met dumping dus niet verbreken. Dit argument moet dan ook worden afgewezen.

6.4.   Conclusie inzake het oorzakelijke verband

(111)

Er werd aangetoond dat de omvang en het marktaandeel van de invoer met dumping van oorsprong uit China in de beoordelingsperiode aanzienlijk toenamen. Voorts werd vastgesteld dat de prijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie door deze invoer voortdurend en in het bijzonder tijdens het OT werden onderboden.

(112)

Deze toename van de omvang en het marktaandeel van de invoer met dumping uit China viel samen met de verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie vanaf 2013. De bedrijfstak van de Unie was daarom ondanks het herstel van het verbruik niet in staat zijn verkoop en de prijzen te doen toenemen; bijgevolg bleven financiële indicatoren zoals de winstgevendheid negatief.

(113)

Uit het onderzoek van de andere bekende factoren die de bedrijfstak van de Unie schade hadden kunnen toebrengen, bleek dat deze factoren geen zodanige rol hadden gespeeld dat het vastgestelde oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit China en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade erdoor werd verbroken.

(114)

Op basis van bovenstaande analyse, waarbij de effecten van alle bekende factoren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie zijn onderscheiden en gescheiden van de schade veroorzakende gevolgen van de invoer met dumping, wordt voorlopig geconcludeerd dat de invoer met dumping uit China de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft toegebracht.

7.   BELANG VAN DE UNIE

7.1.   Algemene overwegingen

(115)

Ingevolge artikel 21 van de basisverordening werd nagegaan of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schade veroorzakende dumping dwingende redenen zijn om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie is in dit bijzondere geval maatregelen te nemen. Het belang van de Unie werd geanalyseerd aan de hand van een afweging van alle belangen van de betrokkenen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

(116)

CISA, een belanghebbende, argumenteerde dat de instelling van maatregelen voor de gehele Unie niet nodig zou zijn aangezien de invoer uit China enkel gericht is op het Verenigd Koninkrijk en Ierland.

(117)

De Commissie stelt vast dat de bedrijfstak van de Unie in verschillende lidstaten is gevestigd hoewel het verbruik beperkt is tot het Verenigd Koninkrijk en Ierland; bijgevolg dient het belang voor de hele Unie te worden beoordeeld. Aangezien er binnen de Unie handelsstromen van het betrokken product zijn tussen het Verenigd Koninkrijk, Ierland en de andere lidstaten moeten maatregelen voor de gehele Unie worden ingesteld opdat zij doeltreffend zouden zijn.

7.2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(118)

De bedrijfstak van de Unie bestaat uit elf bekende producenten die samen de gehele productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigen. Deze producenten zijn gevestigd in verschillende lidstaten van de Unie en hebben 209 werknemers die tijdens het OT bij de productie en verkoop van het soortgelijke product betrokken waren.

(119)

Er is vastgesteld dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met dumping uit China. Er wordt aan herinnerd dat de bedrijfstak van de Unie niet volledig kon profiteren van het groeiende verbruik en dat de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie zwak is gebleven.

(120)

Verwacht wordt dat de instelling van antidumpingrechten tot een herstel van eerlijke handelsvoorwaarden op de markt van de Unie zal leiden, zodat de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen voor het soortgelijke product in overeenstemming kan brengen met de productiekosten.

(121)

Door de instelling van maatregelen kan de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ook ten minste een deel van zijn tijdens de beoordelingsperiode verloren marktaandeel terugwinnen, wat een positief effect zal hebben op zijn winstgevendheid en zijn algemene economische situatie. De instelling van maatregelen zou de bedrijfstak in staat stellen om zijn inspanningen op het gebied van kostenefficiëntie verder te ontwikkelen.

(122)

Als geen maatregelen worden ingesteld, zijn verdere verliezen van het marktaandeel te verwachten en zal de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie naar alle waarschijnlijkheid achteruitgaan.

(123)

Eén producent in de Unie verkocht voornamelijk voor intern gebruik en werd dus niet rechtstreeks beïnvloed door de invoer uit China. Deze zou evenwel onrechtstreeks kunnen profiteren van de groeiende markt zonder invoer met dumping indien prijzen onder goede marktomstandigheden worden vastgesteld.

(124)

Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van oorsprong uit China in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn.

7.3.   Belang van de gebruikers

(125)

Er werd een vragenlijst gestuurd naar elf gebruikers in de Unie. Negen gebruikers hebben de vragenlijst ingevuld van wie drie hun medewerking later opzegden. Het waarschijnlijke effect van de voorgestelde maatregelen werd beoordeeld op grond van de door de andere gebruikers ingevulde vragenlijsten en de totale markt van de Unie voor het betrokken product en het soortgelijke product.

(126)

Vier van de medewerkende gebruikers waren verbonden met één producent in de Unie. Zij kochten het betrokken product enkel aan van hun moederonderneming. De instelling van maatregelen zou bijgevolg geen rechtstreekse invloed hebben op hun aankopen. Hun positie in de verwerkende sector zou onrechtstreeks kunnen verbeteren aangezien hun concurrenten niet langer laaggeprijsde invoer met dumping uit China zouden kunnen aanschaffen.

(127)

De twee medewerkende niet-verbonden gebruikers vertegenwoordigden ongeveer 33 % van de totale invoer uit China van het betrokken product tijdens het OT. De aankopen uit China vormden gemiddeld ongeveer 88 % van hun totale aankopen van het betrokken product. De kosten van het betrokken product vertegenwoordigden doorgaans 75 % van de verkoop waarin het betrokken product werd opgenomen. In het OT vormde de omzet waarin het betrokken product werd opgenomen gemiddeld 76 % van hun totale omzet.

(128)

Uit het onderzoek bleek dat tijdens het OT de gemiddelde winstgevendheid van de medewerkende niet-verbonden gebruikers in verband met de verkoop waarin het betrokken product werd opgenomen 1 % van de omzet bedroeg.

(129)

Uitgaande van het worstcasescenario voor de niet-verbonden gebruikers, namelijk dat de prijsstijgingen niet zouden kunnen worden doorberekend aan de distributieketen en dat de gebruikers door zouden gaan met het aankopen van dezelfde hoeveelheden uit China als voorheen, zou de weerslag van het recht op de winstgevendheid van de gebruikers, gezien hun lage winsten, het grote aandeel van de Chinese invoer en het grote aandeel van het betrokken product in hun totale kosten, ertoe leiden dat de gebruikers verlieslijdend worden.

(130)

Er zij evenwel op gewezen dat, aangezien het betrokken product gestandaardiseerd is, gebruikers gemakkelijk van voorzieningsbron kunnen veranderen voor zover het gaat om de productkwaliteit. De instelling van maatregelen mag niet uitsluiten dat het betrokken product uit andere landen en zelfs uit China kan worden ingevoerd zodra handelsverstorende effecten van dumping zijn weggenomen.

(131)

De niet-verbonden gebruikers voerden aan dat de huidige grote hoeveelheden van de invoer uit China niet gemakkelijk vervangen konden worden door andere bronnen waardoor zij geconfronteerd zouden worden met een ontoereikend aanbod. Hierdoor zouden zij marktaandeel verliezen aan verbonden gebruikers.

(132)

Gezien het bescheiden niveau van de rechten, is het echter onwaarschijnlijk dat de invoer uit China volledig zou worden beëindigd; deze producten zouden nog steeds op de markt van de Unie kunnen worden ingevoerd tegen eerlijke prijzen. Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie over voldoende reservecapaciteit beschikt voor onafhankelijke gebruikers om eventueel afgenomen invoer uit China te kunnen vervangen.

(133)

Bepaalde importeurs en gebruikers voerden aan dat de instelling van maatregelen zou leiden tot een monopolie voor één in het Verenigd Koninkrijk gevestigde producent in de Unie en zijn verbonden gebruikers; door deze maatregelen zouden namelijk de concurrerende onafhankelijke gebruikers worden uitgeschakeld die niet langer toegang zouden hebben tot grondstoffen tegen concurrerende prijzen.

(134)

De Commissie stelt in de eerste plaats vast dat de overnames van de downstreamgebruikers door de mededingingsautoriteiten van zowel het Verenigd Koninkrijk als Ierland zijn goedgekeurd. In dat kader hebben zij mogelijke monopolistische gedragingen beoordeeld.

(135)

Daarnaast, en zoals in overweging 130 is uiteengezet, beschikken de onafhankelijke gebruikers over alternatieve voorzieningsbronnen waardoor deze onafhankelijke gebruikers concurrerend kunnen blijven op de markt van het Verenigd Koninkrijk.

(136)

Gezien het bovenstaande is de Commissie op dit moment van oordeel dat het effect op de gebruikers en de mogelijke beperkende gevolgen voor de concurrentie over het geheel genomen beperkt zijn, ook al zullen bepaalde gebruikers waarschijnlijk, in meer of mindere mate, negatieve gevolgen ondervinden van de maatregelen betreffende invoer uit China.

7.4.   Belang van de importeurs

(137)

Niet-verbonden importeurs verleenden slechts in beperkte mate hun medewerking. Drie importeurs verstrekten informatie voor de samenstelling van de steekproef, maar slechts twee verleenden hun medewerking. Zij vertegenwoordigden ongeveer 37 % van de totale invoer uit China tijdens het OT. De importeurs verzetten zich tegen de instelling van maatregelen aangezien China verreweg hun belangrijkste leverancier is van het betrokken product.

(138)

De importeurs zouden zich evenwel in een positie moeten bevinden waarin zij hogere prijzen als gevolg van de instelling van maatregelen ten minste gedeeltelijk aan hun afnemers kunnen doorberekenen. De importeurs zouden ook op andere voorzieningsbronnen kunnen overschakelen.

(139)

Op grond hiervan wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen geen aanzienlijke negatieve gevolgen zal hebben voor het belang van de importeurs.

7.5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(140)

Gelet op het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat er over het geheel genomen, op basis van de informatie over het belang van de Unie, geen dwingende redenen zijn die tegen de instelling van maatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product uit China pleiten.

(141)

De negatieve effecten voor de niet-verbonden gebruikers worden afgezwakt door de beschikbaarheid van alternatieve voorzieningsbronnen.

(142)

Daarnaast lijken, alle gevolgen van de antidumpingmaatregelen voor de markt van de Unie in overweging nemende, de positieve effecten, in het bijzonder voor de bedrijfstak van de Unie, op te wegen tegen de mogelijke negatieve gevolgen voor de andere belangengroepen.

8.   VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(143)

Gelet op de conclusies inzake dumping, schade, het oorzakelijke verband en het belang van de Unie moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

8.1.   Schade opheffend prijsniveau

(144)

Om het niveau van deze maatregelen te bepalen, werd rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarges en het bedrag aan rechten dat noodzakelijk is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen.

(145)

Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping op te heffen, werd ervan uitgegaan dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen om de productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die bij normale concurrentie, dat wil zeggen zonder dat er sprake is van invoer met dumping, redelijkerwijs op de verkoop van het soortgelijke product in de Unie door een dergelijke bedrijfstak in de sector kan worden behaald.

(146)

Voor de bepaling van de streefwinst heeft de Commissie de winst op de niet-verbonden verkoop in aanmerking genomen bij de bepaling van het schade opheffend prijsniveau.

(147)

De streefwinstmarge werd voorlopig vastgesteld op 1,65 % in overeenstemming met de winst op de niet-verbonden verkoop in 2012. Aangezien de invoer met dumping in 2013 is begonnen, wordt het niveau van 2012 beschouwd als een weerspiegeling van wat redelijkerwijs bij normale concurrentie, dat wil zeggen zonder dat er sprake is van invoer met dumping, kan worden bereikt.

(148)

Het jaar 2011 daarentegen werd niet als een geschikt referentiejaar met normale concurrentie beschouwd; zoals in overweging 107 is uiteengezet, was de bedrijfstak van de Unie nog herstellende van de gevolgen van de economische crisis en was hij verlieslijdend. De klagers toonden aan dat de vraag naar staal in het Verenigd Koninkrijk op een uitzonderlijk laag niveau werd geschat in 2011 (25 % lager dan in 2007). Daarnaast waren de productiekosten zeer hoog wegens een piek in de schrootprijs in 2011, zoals in overweging 81 is aangetoond. Tot slot voerden de klagers aan dat de markt voor staven in het Verenigd Koninkrijk tijdelijk was verstoord door de uitverkoop van de voorraad van één producent in het Verenigd Koninkrijk, Thamesteel, voor de opheffing van de activiteiten ervan in januari 2012; dit leidde tot een tijdelijke stijging van de voorraadvolumes en verminderde prijzen in 2011. Om deze redenen kan het jaar 2011 niet als een periode met normale marktomstandigheden worden beschouwd en had het geen invloed op de vaststelling van de streefwinst.

(149)

Op basis hiervan werd het schade opheffend prijsniveau berekend als een vergelijking tussen de gewogen gemiddelde prijs van de invoer met dumping, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding in overweging 62, en de geen schade veroorzakende prijs van de bedrijfstak van de Unie voor het soortgelijke product.

(150)

Als uit deze vergelijking een verschil naar voren kwam, werd dit uitgedrukt als percentage van de gemiddelde totale cif-prijs bij invoer.

(151)

Zoals in overweging 23 is uiteengezet, concludeerde de Commissie dat twee van de medewerkende groepen ondernemingen als verbonden ondernemingen moeten worden behandeld. Bijgevolg werd één enkele schademarge vastgesteld voor de producenten-exporteurs van de twee groepen door de som van hun individuele prijsbederfmarges uit te drukken als een percentage van de som van hun door berekening vastgestelde cif-waarden, grens Unie.

8.2.   Voorlopige maatregelen

(152)

Gezien het voorgaande wordt geoordeeld dat overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening voorlopige antidumpingrechten op HFP rebars van oorsprong uit de VRC moeten worden ingesteld die overeenkomstig de regel van het laagste recht overeenstemmen met de dumpingmarge, of met de schademarge indien deze lager is.

(153)

Zoals in overweging 3 is vermeld, heeft de Commissie bij Verordening (EU) 2015/2386 met het oog op de mogelijke toepassing met terugwerkende kracht van antidumpingmaatregelen uit hoofde van artikel 10, lid 4, van de basisverordening de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC aan registratie onderworpen.

(154)

In het licht van bovenstaande bevindingen moet de overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening ingestelde registratie van de invoer worden beëindigd.

(155)

In dit stadium van de procedure kan geen besluit worden genomen over de mogelijke toepassing met terugwerkende kracht van antidumpingmaatregelen.

(156)

Gelet op het voorgaande zijn de voorlopige antidumpingrechten vastgesteld door vergelijking van de schademarges en de dumpingmarges. Daarom worden de volgende antidumpingrechten voorgesteld:

Onderneming

Schademarge

(%)

Dumpingmarge

(%)

Voorlopig antidumpingrecht

(%)

Jiangyin Xicheng Steel Co., Ltd

Jiangyin

9,2

66,0

9,2

Jiangyin Ruihe Metal Products Co., Ltd

Jiangyin

9,2

66,0

9,2

Jiangsu Yonggang Group Co., Ltd

Zhangjiagang

13,0

51,5

13,0

Jiangsu Lianfeng Industrial Co., Ltd

Zhangjiagang

13,0

51,5

13,0

Zhangjiagang Hongchang High Wires Co., Ltd

Zhangjiagang

13,0

51,5

13,0

Zhangjiagang Shatai Steel Co., Ltd

Zhangjiagang

13,0

51,5

13,0

Alle andere ondernemingen

13,0

66,0

13,0

(157)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dat onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten gelden (in tegenstelling tot het voor het hele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) dus uitsluitend voor de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC dat is vervaardigd door de specifiek genoemde ondernemingen/juridische entiteiten. Deze rechten zijn niet van toepassing op de invoer van het betrokken product dat is vervaardigd door andere ondernemingen die niet specifiek met naam en adres in het dispositief van deze verordening worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden; op die producten is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.

(158)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze individuele antidumpingrechten (bv. na een naamswijziging van de entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen onverwijld aan de Commissie te worden gericht (7), onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien de naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(159)

Om het gevaar van ontwijking als gevolg van een verschil in rechten zoveel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de voorschriften van artikel 1, lid 3, van deze verordening. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”.

(160)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het residuele recht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs, maar ook voor de producenten die het betrokken product tijdens het OT niet naar de Unie hebben uitgevoerd.

9.   SLOTBEPALING

(161)

Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(162)

De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op staven betonijzer of -staal die zeer goed tegen metaalmoeheid zijn bestand, gemaakt van ijzer, niet-gelegeerd staal of gelegeerd staal (maar niet van roestvrij staal, sneldraaistaal en siliciummangaanstaal), enkel warm gewalst, ook indien na het walsen getordeerd, voorzien van inkepingen, verdikkingen, ribbels of andere bij het walsen verkregen vervormingen, of worden na het walsen getordeerd, in zeer goed tegen metaalmoeheid bestand metaal met als belangrijkste eigenschap het vermogen om herhaalde belasting te weerstaan zonder te breken en meer specifiek het vermogen meer dan 4,5 miljoen vermoeiingscycli te weerstaan bij een spanningsverhouding (min/max) van 0,2 en een spanningsbereik van meer dan 150 MPa, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7214 20 00, ex 7228 30 20, ex 7228 30 41, ex 7228 30 49, ex 7228 30 61, ex 7228 30 69, ex 7228 30 70 en ex 7228 30 89 (Taric-codes 7214200010, 7228302010, 7228304110, 7228304910, 7228306110, 7228306910, 7228307010 en 7228308910) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde product is als volgt:

Onderneming

Recht (%)

Aanvullende Taric-code

Jiangyin Xicheng Steel Co., Ltd, Jiangyin

9,2

C060

Jiangyin Ruihe Metal Products Co., Ltd, Jiangyin

9,2

C061

Jiangsu Yonggang Group Co., Ltd, Zhangjiagang

13,0

C062

Jiangsu Lianfeng Industrial Co., Ltd, Zhangjiagang

13,0

C063

Zhangjiagang Hongchang High Wires Co., Ltd, Zhangjiagang

13,0

C064

Zhangjiagang Shatai Steel Co., Ltd, Zhangjiagang

13,0

C065

Alle andere ondernemingen

13,0

C999

3.   De toepassing van het individuele antidumpingrecht dat voor de in lid 2 vermelde ondernemingen werd vastgesteld, is afhankelijk van de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (betrokken product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in de Volksrepubliek China. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht voor alle andere ondernemingen toegepast.

4.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Binnen 25 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen belanghebbenden:

a)

verzoeken om mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld;

b)

hun schriftelijke opmerkingen indienen bij de Commissie, en

c)

een hoorzitting aanvragen met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

2.   Binnen 25 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen de partijen als bedoeld in artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 opmerkingen doen toekomen over de toepassing van de voorlopige maatregelen.

Artikel 3

1.   De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 1 van Verordening (EU) 2015/2386 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.

2.   Gegevens die zijn verzameld met betrekking tot producten die ten hoogste 90 dagen vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening ten gebruike zijn aangegeven, dienen te worden bewaard tot eventuele definitieve maatregelen in werking treden of tot deze procedure is beëindigd.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 143 van 30.4.2015, blz. 12.

(3)  PB L 332 van 18.12.2015, blz. 111.

(4)  C-687/13 van 10 september 2015, punt 68.

(5)  Het Gerecht heeft deze methode aanvaard in zaak T-423/09, Dashiqiao/Raad van de Europese Unie, arrest van 16 december 2011, punten 34-50.

(6)  Zaak C-315/90, Gimelec/Commissie, EU:C:1991:447, punten 16-29; Rapport van de WTO-beroepsinstantie van 24 juli 2001, WT/DS184/AB/R, punten 181-215.

(7)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat H, CHAR 04/039, 1049 Brussel, België.


29.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/40


VERORDENING (EU) 2016/114 VAN DE COMMISSIE

van 28 januari 2016

tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) wat de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2017 betreffende gezondheid en de gezondheid van kinderen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (1), en met name artikel 15, lid 2, onder f), juncto artikel 15, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1177/2003 is een gemeenschappelijk kader voor de systematische productie van Europese statistieken over inkomens en levensomstandigheden vastgesteld, om te verzekeren dat op nationaal en Unieniveau vergelijkbare en bijgewerkte transversale en longitudinale gegevens over de inkomens en over de omvang en structuur van armoede en sociale uitsluiting beschikbaar zijn.

(2)

Op grond van artikel 15, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1177/2003 moeten elk jaar uitvoeringsmaatregelen worden vastgelegd om de secundaire doelgebieden en doelvariabelen te specificeren die dat jaar moeten worden opgenomen in het transversale gedeelte van de EU-SILC. Derhalve moeten uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld die de secundaire doelvariabelen en de bijbehorende identificatiecodes voor de module voor 2017 over gezondheid en de gezondheid van kinderen specificeren.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lijst met secundaire doelvariabelen en de identificatiecodes voor de module voor 2017 over gezondheid en de gezondheid van kinderen, onderdeel van het transversale gedeelte van de EU-SILC, wordt vastgelegd in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 165 van 3.7.2003, blz. 1.


BIJLAGE

Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende eenheden, wijzen van gegevensverzameling, referentieperioden en wijze van toezending van gegevens van toepassing:

1.   Eenheden

De doelvariabelen betreffen verschillende typen eenheden:

 

informatie over de financiële last is van toepassing op het niveau van het huishouden en heeft betrekking op het gehele huishouden;

 

informatie over gezondheid moet worden verstrekt voor elk huidig lid van het huishouden of, indien van toepassing, voor alle geselecteerde respondenten van 16 jaar en ouder;

 

informatie over de algemene gezondheidstoestand en beperking van de activiteiten wegens gezondheidsproblemen moet worden verstrekt voor elk kind van 0 tot en met 15 jaar;

 

informatie over onbevredigde behoeften aan tandheelkundige of medische onderzoeken of behandelingen voor kinderen is van toepassing op het niveau van het huishouden en heeft betrekking op alle kinderen van 0 tot en met 15 jaar die deel uitmaken van het gehele huishouden;

 

de leeftijd verwijst naar de leeftijd op het tijdstip van het interview.

2.   Wijzen van gegevensverzameling

Voor variabelen op het niveau van het huishouden worden de gegevens verzameld door middel van een persoonlijk interview met de respondent van het huishouden.

Voor variabelen op individueel niveau worden de gegevens verzameld door middel van een persoonlijk interview met alle personen van 16 jaar of ouder die op het ogenblik van de enquête lid van het huishouden zijn of, indien van toepassing, met iedere geselecteerde respondent.

Voor variabelen betreffende kinderen worden de gegevens verzameld door middel van een persoonlijk interview met de respondent van het huishouden.

Gezien de aard van de te verzamelen gegevens zijn alleen persoonlijke interviews toegestaan (of, bij wijze van uitzondering, een interview met een vervanger als de persoon tijdelijk afwezig is of niet ondervraagd kan worden).

De variabele betreffende de body mass index (BMI) kan worden berekend aan de hand van de lengte en het gewicht die tijdens het interview worden genoteerd, of kan rechtstreeks van de ondervraagde persoon worden verkregen met behulp van een toonkaart. Enkel de BMI-waarde moet aan Eurostat worden verstrekt.

3.   Referentieperiode

De doelvariabelen hebben betrekking op de verschillende typen referentieperiode:

 

de huidige referentieperiode voor de BMI-variabele, de algemene gezondheid voor kinderen en de beperking van de activiteiten wegens gezondheidsproblemen voor kinderen;

 

een typische week voor de variabelen betreffende lichamelijke activiteiten;

 

een typische week in een bepaald seizoen voor de frequentie waarmee fruit en groenten worden gegeten;

 

de afgelopen twaalf maanden voor alle andere variabelen.

4.   Toezending van gegevens

De secundaire doelvariabelen worden naar de Commissie (Eurostat) verzonden in het bestand met gegevens over het huishouden (H), in het persoonsregisterbestand (R) en in het bestand met individuele gegevens (P), na de primaire doelvariabelen.

Identificatiecode variabele

Doelvariabele

Gezondheid

HS200

Financiële last van medische zorg

Zware last

Enigszins een last

Helemaal geen last

HS200_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet van toepassing (niemand in het huishouden had behoefte aan medische zorg)

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

HS210

Financiële last van tandheelkundige zorg

Zware last

Enigszins een last

Helemaal geen last

HS210_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet van toepassing (niemand in het huishouden had behoefte aan tandheelkundige zorg)

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

HS220

Financiële last van geneesmiddelen

Zware last

Enigszins een last

Helemaal geen last

HS220_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet van toepassing (niemand in het huishouden had behoefte aan geneesmiddelen)

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

PH080

Aantal bezoeken aan een tandarts of orthodontist

 

Geen

 

1 à 2 keer

 

3 à 5 keer

 

6 à 9 keer

 

10 keer of meer

PH080_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet-geselecteerde respondent

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

PH090

Aantal consultaties bij een huisarts

 

Geen

 

1 à 2 keer

 

3 à 5 keer

 

6 à 9 keer

 

10 keer of meer

PH090_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet-geselecteerde respondent

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

PH100

Aantal consultaties bij een medische of chirurgische specialist

 

Geen

 

1 à 2 keer

 

3 à 5 keer

 

6 à 9 keer

 

10 keer of meer

PH100_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet-geselecteerde respondent

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

PH110

Body mass index (BMI)

BMI-waarde

PH110_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet-geselecteerde respondent

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

PH120

Type lichamelijke activiteit tijdens het werken

Voornamelijk zitten

Voornamelijk staan

Voornamelijk lopen of taken die een gemiddelde fysieke inspanning vragen

Voornamelijk zware arbeid of fysiek veeleisend werk

PH120_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet van toepassing (voert geen werkgerelateerde taken uit)

Niet-geselecteerde respondent

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

PH130

Tijd die in een typische week wordt besteed aan lichamelijke activiteiten (met uitzondering van werken)

UU/MM (uren/minuten) per week

PH130_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet-geselecteerde respondent

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

PH140

Frequentie van het eten van fruit

 

2 keer per dag of meer

 

1 keer per dag

 

4 tot 6 keer per week

 

1 tot 3 keer per week

 

Minder dan 1 keer per week

 

Nooit

PH140_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet-geselecteerde respondent

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

PH150

Frequentie van het eten van groenten of salade

 

2 keer per dag of meer

 

1 keer per dag

 

4 tot 6 keer per week

 

1 tot 3 keer per week

 

Minder dan 1 keer per week

 

Nooit

PH150_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet-geselecteerde respondent

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

Gezondheid van kinderen

RC010

Algemene gezondheid (kind)

Zeer goed

Goed

Redelijk

Slecht

Zeer slecht

RC010_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet van toepassing (kind is ouder dan 15 jaar)

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

RC020

Beperking van de activiteiten wegens gezondheidsproblemen (kind)

Ernstig beperkt

Beperkt, maar niet in ernstige mate

Helemaal niet beperkt

RC020_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet van toepassing (kind is ouder dan 15 jaar)

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

HC010

Onbevredigde behoefte aan een medisch onderzoek of een medische behandeling (kinderen)

Ja (er was ten minste één geval waarin ten minste één van de kinderen geen medisch onderzoek of medische behandeling heeft genoten)

Neen (het kind/de kinderen heeft/hebben telkens wanneer dat nodig was een medisch onderzoek of een medische behandeling genoten)

HC010_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet van toepassing (geen van de kinderen had echt behoefte aan een medisch onderzoek of een medische behandeling)

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

HC020

Voornaamste reden voor onbevredigde behoefte aan een medisch onderzoek of een medische behandeling (kinderen)

Kon het zich niet permitteren (te duur)

Wachtlijst

Had geen tijd wegens werk of de zorg voor andere kinderen of personen

Te ver of geen vervoer beschikbaar

Andere reden

HC020_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet van toepassing (HC010 niet gelijk aan ja)

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

HC030

Onbevredigde behoefte aan een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling (kinderen)

Ja (er was ten minste één geval waarin ten minste één van de kinderen geen tandheelkundig onderzoek of tandheelkundige behandeling heeft genoten)

Neen (het kind/de kinderen heeft/hebben telkens wanneer dat nodig was een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling genoten)

HC030_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet van toepassing (geen van de kinderen had echt behoefte aan een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling)

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)

HC040

Voornaamste reden voor onbevredigde behoefte aan een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling (kinderen)

Kon het zich niet permitteren (te duur)

Wachtlijst

Had geen tijd wegens werk of de zorg voor andere kinderen of personen

Te ver of geen vervoer beschikbaar

Andere reden

HC040_F

Ingevuld

Ontbreekt

Niet van toepassing (HC030 niet gelijk aan ja)

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

Niet van toepassing (RB010 ≠ 2017)


29.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/47


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/115 VAN DE COMMISSIE

van 28 januari 2016

tot intrekking van de aanvaarding van de verbintenis voor een producent-exporteur op grond van Uitvoeringsbesluit 2013/707/EU tot bevestiging van de aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumping- en de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen) van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China voor de periode waarin de definitieve maatregelen worden toegepast

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („het Verdrag”),

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de antidumpingbasisverordening”), en met name artikel 8,

Gezien Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (2) („de antisubsidiebasisverordening”), en met name artikel 13,

Met kennisgeving aan de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VERBINTENIS EN ANDERE GELDENDE MAATREGELEN

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 513/2013 (3) heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer in de Europese Unie („de Unie”) van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium („modules”) en de belangrijkste componenten daarvan (cellen en wafers) van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China („de VRC”).

(2)

Daarop gaf een groep producenten-exporteurs de Chinese Kamer van Koophandel voor de in- en uitvoer van machines en elektronische producten („CCCME”) opdracht in hun naam bij de Commissie een prijsverbintenis in te dienen, wat zij heeft gedaan. Uit de bepalingen van die prijsverbintenis blijkt duidelijk dat het gaat om een bundel individuele prijsverbintenissen van elke producent-exporteur, die om praktische redenen worden gecoördineerd door de CCCME.

(3)

Bij Besluit 2013/423/EU (4) heeft de Commissie die prijsverbintenis met betrekking tot het voorlopige antidumpingrecht aanvaard. Bij Verordening (EU) nr. 748/2013 (5) heeft de Commissie Verordening (EU) nr. 513/2013 gewijzigd om de technische wijzigingen in te voeren die ten gevolge van de aanvaarding van de verbintenis met betrekking tot het voorlopige antidumpingrecht nodig waren.

(4)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1238/2013 (6) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer in de Unie van modules en cellen van oorsprong uit of verzonden uit de VRC („het betrokken product”). Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2013 (7) heeft de Raad eveneens een definitief compenserend recht ingesteld op de invoer van het betrokken product.

(5)

Nadat de Commissie in kennis was gesteld van een gewijzigde versie van de door een groep van producenten-exporteurs („de producenten-exporteurs”) en de CCCME aangeboden prijsverbintenis, heeft zij bij Uitvoeringsbesluit 2013/707/EU (8) de aanvaarding van de gewijzigde verbintenis („de verbintenis”) bevestigd voor de periode waarin de definitieve maatregelen worden toegepast. In de bijlage bij dat besluit is een lijst opgenomen van de producenten-exporteurs waarvoor de verbintenis werd aanvaard, waaronder Changzhou Trina Solar Energy Co. Ltd, Trina Solar (Changzhou) Science & Technology Co. Ltd, Changzhou Youze Technology Co. Ltd, Trina Solar Energy (Shanghai) Co. Ltd en Yancheng Trina Solar Energy Technology Co. Ltd, met hun verbonden ondernemingen in de Europese Unie, samen vallend onder de aanvullende Taric-code B791 („Trina Solar”).

(6)

Bij Uitvoeringsbesluit 2014/657/EU (9) heeft de Commissie een voorstel van de groep producenten-exporteurs en de CCCME aanvaard, houdende verduidelijkingen omtrent de uitvoering van de verbintenis voor het betrokken product dat onder de verbintenis valt, namelijk modules en cellen van oorsprong uit of verzonden uit de VRC, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8541 40 90 (Taric-codes 8541409021, 8541409029, 8541409031 en 8541409039), geproduceerd door de producenten-exporteurs („onder de verbintenis vallend product”). De in overweging 4 bedoelde antidumping- en compenserende rechten en de verbintenis worden samen aangeduid als „maatregelen”.

(7)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/866 (10) heeft de Commissie de aanvaarding van de verbintenis voor drie producenten-exporteurs ingetrokken.

(8)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1403 (11) heeft de Commissie de aanvaarding van de verbintenis voor een andere producent-exporteur ingetrokken.

(9)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2018 (12) heeft de Commissie de aanvaarding van de verbintenis voor twee producenten-exporteurs ingetrokken.

(10)

De Commissie heeft op grond van artikel 11, lid 2, van de antidumpingbasisverordening een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen geopend met een bericht van inleiding dat op 5 december 2015 in het Publicatieblad van de Europese Unie  (13) is bekendgemaakt.

(11)

De Commissie heeft op grond van artikel 18 van de antisubsidiebasisverordening een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen geopend met een bericht van inleiding dat op 5 december 2015 in het Publicatieblad van de Europese Unie  (14) is bekendgemaakt.

(12)

De Commissie heeft op grond van artikel 11, lid 3, van de antidumpingbasisverordening en artikel 19 van de antisubsidiebasisverordening ook een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek geopend met een bericht van inleiding dat op 5 december 2015 in het Publicatieblad van de Europese Unie  (15) is bekendgemaakt.

B.   BEPALINGEN VAN DE VERBINTENIS EN VRIJWILLIGE OPZEGGING DOOR TRINA SOLAR

(13)

Overeenkomstig de verbintenis kan een producent-exporteur zijn verbintenis gedurende de periode van toepassing ervan steeds vrijwillig opzeggen.

(14)

In december 2015 heeft Trina Solar de Commissie meegedeeld dat zij haar verbintenis wou opzeggen.

C.   INTREKKING VAN DE AANVAARDING VAN DE VERBINTENIS EN INSTELLING VAN DEFINITIEVE RECHTEN

(15)

Derhalve heeft de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de antidumpingbasisverordening, artikel 13, lid 9, van de antisubsidiebasisverordening en de bepalingen van de verbintenis geconcludeerd dat de aanvaarding van de verbintenis voor Trina Solar moet worden ingetrokken.

(16)

Overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de antidumpingbasisverordening en artikel 13, lid 9, van de antisubsidiebasisverordening zijn het definitieve antidumpingrecht dat is ingesteld bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1238/2013 en het definitieve compenserende recht dat is ingesteld bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2013 vanaf de dag van inwerkingtreding van deze verordening automatisch van toepassing op het betrokken product van oorsprong uit of verzonden uit de VRC, vervaardigd door Trina Solar (aanvullende Taric-code B791).

(17)

Ter informatie bevat de tabel in de bijlage bij deze verordening de producenten-exporteurs voor wie de aanvaarding van de verbintenis bij Uitvoeringsbesluit 2013/707/EU niet wordt beïnvloed,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanvaarding van de verbintenis met betrekking tot Changzhou Trina Solar Energy Co. Ltd, Trina Solar (Changzhou) Science & Technology Co. Ltd, Changzhou Youze Technology Co. Ltd, Trina Solar Energy (Shanghai) Co. Ltd en Yancheng Trina Solar Energy Technology Co. Ltd, met hun verbonden ondernemingen in de Europese Unie, samen vallend onder de aanvullende Taric-code B791, wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.

(3)  PB L 152 van 5.6.2013, blz. 5.

(4)  PB L 209 van 3.8.2013, blz. 26.

(5)  PB L 209 van 3.8.2013, blz. 1.

(6)  PB L 325 van 5.12.2013, blz. 1.

(7)  PB L 325 van 5.12.2013, blz. 66.

(8)  PB L 325 van 5.12.2013, blz. 214.

(9)  PB L 270 van 11.9.2014, blz. 6.

(10)  PB L 139 van 5.6.2015, blz. 30.

(11)  PB L 218 van 19.8.2015, blz. 1.

(12)  PB L 295 van 12.11.2015, blz. 23.

(13)  PB C 405 van 5.12.2015, blz. 8.

(14)  PB C 405 van 5.12.2015, blz. 20.

(15)  PB C 405 van 5.12.2015, blz. 33.


BIJLAGE

Lijst van ondernemingen:

Naam van de onderneming

Aanvullende Taric-code

Jiangsu Aide Solar Energy Technology Co. Ltd

B798

Alternative Energy (AE) Solar Co. Ltd

B799

Anhui Chaoqun Power Co. Ltd

B800

Anji DaSol Solar Energy Science & Technology Co. Ltd

B802

Anhui Schutten Solar Energy Co. Ltd

Quanjiao Jingkun Trade Co. Ltd

B801

Anhui Titan PV Co. Ltd

B803

Xi'an SunOasis (Prime) Company Limited

TBEA SOLAR CO. LTD

XINJIANG SANG'O SOLAR EQUIPMENT

B804

Changzhou NESL Solartech Co. Ltd

B806

Changzhou Shangyou Lianyi Electronic Co. Ltd

B807

CHINALAND SOLAR ENERGY CO. LTD

B808

ChangZhou EGing Photovoltaic Technology Co. Ltd

B811

CIXI CITY RIXING ELECTRONICS CO. LTD

ANHUI RINENG ZHONGTIAN SEMICONDUCTOR DEVELOPMENT CO. LTD

HUOSHAN KEBO ENERGY & TECHNOLOGY CO. LTD

B812

CNPV Dongying Solar Power Co. Ltd

B813

CSG PVtech Co. Ltd

B814

China Sunergy (Nanjing) Co. Ltd

CEEG Nanjing Renewable Energy Co. Ltd

CEEG (Shanghai) Solar Science Technology Co. Ltd

China Sunergy (Yangzhou) Co. Ltd

China Sunergy (Shanghai) Co. Ltd

B809

Delsolar (Wujiang) Ltd

B792

Dongfang Electric (Yixing) MAGI Solar Power Technology Co. Ltd

B816

EOPLLY New Energy Technology Co. Ltd

SHANGHAI EBEST SOLAR ENERGY TECHNOLOGY CO. LTD

JIANGSU EOPLLY IMPORT & EXPORT CO. LTD

B817

Era Solar Co. Ltd

B818

GD Solar Co. Ltd

B820

Greenway Solar-Tech (Shanghai) Co. Ltd

Greenway Solar-Tech (Huaian) Co. Ltd

B821

Konca Solar Cell Co. Ltd

Suzhou GCL Photovoltaic Technology Co. Ltd

Jiangsu GCL Silicon Material Technology Development Co. Ltd

Jiangsu Zhongneng Polysilicon Technology Development Co. Ltd

GCL-Poly (Suzhou) Energy Limited

GCL-Poly Solar Power System Integration (Taicang) Co. Ltd

GCL SOLAR POWER (SUZHOU) LIMITED

B850

Guodian Jintech Solar Energy Co. Ltd

B822

Hangzhou Bluesun New Material Co. Ltd

B824

Hanwha SolarOne (Qidong) Co. Ltd

B826

Hengdian Group DMEGC Magnetics Co. Ltd

B827

HENGJI PV-TECH ENERGY CO. LTD

B828

Himin Clean Energy Holdings Co. Ltd

B829

Jetion Solar (China) Co. Ltd

Junfeng Solar (Jiangsu) Co. Ltd

Jetion Solar (Jiangyin) Co. Ltd

B830

Jiangsu Green Power PV Co. Ltd

B831

Jiangsu Hosun Solar Power Co. Ltd

B832

Jiangsu Jiasheng Photovoltaic Technology Co. Ltd

B833

Jiangsu Runda PV Co. Ltd

B834

Jiangsu Sainty Photovoltaic Systems Co. Ltd

Jiangsu Sainty Machinery Imp. And Exp. Corp. Ltd

B835

Jiangsu Seraphim Solar System Co. Ltd

B836

Jiangsu Shunfeng Photovoltaic Technology Co. Ltd

Changzhou Shunfeng Photovoltaic Materials Co. Ltd

Jiangsu Shunfeng Photovoltaic Electronic Power Co. Ltd

B837

Jiangsu Sinski PV Co. Ltd

B838

Jiangsu Sunlink PV Technology Co. Ltd

B839

Jiangsu Zhongchao Solar Technology Co. Ltd

B840

Jiangxi Risun Solar Energy Co. Ltd

B841

Jiangxi LDK Solar Hi-Tech Co. Ltd

LDK Solar Hi-Tech (Nanchang) Co. Ltd

LDK Solar Hi-Tech (Suzhou) Co. Ltd

B793

Jiangyin Hareon Power Co. Ltd

Hareon Solar Technology Co. Ltd

Taicang Hareon Solar Co. Ltd

Hefei Hareon Solar Technology Co. Ltd

Jiangyin Xinhui Solar Energy Co. Ltd

Altusvia Energy (Taicang) Co. Ltd

B842

Jiangyin Shine Science and Technology Co. Ltd

B843

JingAo Solar Co.Ltd

Shanghai JA Solar Technology Co. Ltd

JA Solar Technology Yangzhou Co. Ltd

Hefei JA Solar Technology Co. Ltd

Shanghai JA Solar PV Technology Co. Ltd

B794

Jinko Solar Co. Ltd

Jinko Solar Import and Export Co. Ltd

ZHEJIANG JINKO SOLAR CO. LTD

ZHEJIANG JINKO SOLAR TRADING CO. LTD

B845

Jinzhou Yangguang Energy Co. Ltd

Jinzhou Huachang Photovoltaic Technology Co. Ltd

Jinzhou Jinmao Photovoltaic Technology Co. Ltd

Jinzhou Rixin Silicon Materials Co. Ltd

Jinzhou Youhua Silicon Materials Co. Ltd

B795

Juli New Energy Co. Ltd

B846

Jumao Photonic (Xiamen) Co. Ltd

B847

King-PV Technology Co. Ltd

B848

Kinve Solar Power Co. Ltd (Maanshan)

B849

Lightway Green New Energy Co. Ltd

Lightway Green New Energy(Zhuozhou) Co. Ltd

B851

MOTECH (SUZHOU) RENEWABLE ENERGY CO. LTD

B852

Nanjing Daqo New Energy Co. Ltd

B853

NICE SUN PV CO. LTD

LEVO SOLAR TECHNOLOGY CO. LTD

B854

Ningbo Huashun Solar Energy Technology Co. Ltd

B856

Ningbo Jinshi Solar Electrical Science & Technology Co. Ltd

B857

Ningbo Komaes Solar Technology Co. Ltd

B858

Ningbo Osda Solar Co. Ltd

B859

Ningbo Qixin Solar Electrical Appliance Co. Ltd

B860

Ningbo South New Energy Technology Co. Ltd

B861

Ningbo Sunbe Electric Ind Co. Ltd

B862

Ningbo Ulica Solar Science & Technology Co. Ltd

B863

Perfectenergy (Shanghai) Co. Ltd

B864

Perlight Solar Co. Ltd

B865

Phono Solar Technology Co. Ltd

Sumec Hardware & Tools Co. Ltd

B866

RISEN ENERGY CO. LTD

B868

SHANDONG LINUO PHOTOVOLTAIC HI-TECH CO. LTD

B869

SHANGHAI ALEX SOLAR ENERGY Science & TECHNOLOGY CO. LTD

SHANGHAI ALEX NEW ENERGY CO. LTD

B870

Shanghai BYD Co. Ltd

BYD(Shangluo)Industrial Co. Ltd

B871

Shanghai Chaori Solar Energy Science & Technology Co. Ltd

Shanghai Chaori International Trading Co. Ltd

B872

Propsolar (Zhejiang) New Energy Technology Co. Ltd

Shanghai Propsolar New Energy Co. Ltd

B873

SHANGHAI SHANGHONG ENERGY TECHNOLOGY CO. LTD

B874

SHANGHAI SOLAR ENERGY S&T CO. LTD

Shanghai Shenzhou New Energy Development Co. Ltd

Lianyungang Shenzhou New Energy Co. Ltd

B875

Shanghai ST Solar Co. Ltd

Jiangsu ST Solar Co. Ltd

B876

Shenzhen Sacred Industry Co.Ltd

B878

Shenzhen Topray Solar Co. Ltd

Shanxi Topray Solar Co. Ltd

Leshan Topray Cell Co. Ltd

B880

Sopray Energy Co. Ltd

Shanghai Sopray New Energy Co. Ltd

B881

SUN EARTH SOLAR POWER CO. LTD

NINGBO SUN EARTH SOLAR POWER CO. LTD

Ningbo Sun Earth Solar Energy Co. Ltd

B882

SUZHOU SHENGLONG PV-TECH CO. LTD

B883

TDG Holding Co. Ltd

B884

Tianwei New Energy Holdings Co. Ltd

Tianwei New Energy (Chengdu) PV Module Co. Ltd

Tianwei New Energy (Yangzhou) Co. Ltd

B885

Wenzhou Jingri Electrical and Mechanical Co. Ltd

B886

Shanghai Topsolar Green Energy Co. Ltd

B877

Shenzhen Sungold Solar Co. Ltd

B879

Wuhu Zhongfu PV Co. Ltd

B889

Wuxi Saijing Solar Co. Ltd

B890

Wuxi Shangpin Solar Energy Science and Technology Co. Ltd

B891

Wuxi Solar Innova PV Co. Ltd

B892

Wuxi Suntech Power Co. Ltd

Suntech Power Co. Ltd

Wuxi Sunshine Power Co. Ltd

Luoyang Suntech Power Co. Ltd

Zhenjiang Rietech New Energy Science Technology Co. Ltd

Zhenjiang Ren De New Energy Science Technology Co. Ltd

B796

Wuxi Taichang Electronic Co. Ltd

Wuxi Machinery & Equipment Import & Export Co. Ltd

Wuxi Taichen Machinery & Equipment Co. Ltd

B893

Xi'an Huanghe Photovoltaic Technology Co. Ltd

State-run Huanghe Machine-Building Factory Import and Export Corporation

Shanghai Huanghe Fengjia Photovoltaic Technology Co. Ltd

B896

Xi'an LONGi Silicon Materials Corp.

Wuxi LONGi Silicon Materials Co. Ltd

B897

Years Solar Co. Ltd

B898

Yingli Energy (China) Co. Ltd

Baoding Tianwei Yingli New Energy Resources Co. Ltd

Hainan Yingli New Energy Resources Co. Ltd

Hengshui Yingli New Energy Resources Co. Ltd

Tianjin Yingli New Energy Resources Co. Ltd

Lixian Yingli New Energy Resources Co. Ltd

Baoding Jiasheng Photovoltaic Technology Co. Ltd

Beijing Tianneng Yingli New Energy Resources Co. Ltd

Yingli Energy (Beijing) Co. Ltd

B797

Yuhuan BLD Solar Technology Co. Ltd

Zhejiang BLD Solar Technology Co. Ltd

B899

Yuhuan Sinosola Science & Technology Co.Ltd

B900

Zhangjiagang City SEG PV Co. Ltd

B902

Zhejiang Fengsheng Electrical Co. Ltd

B903

Zhejiang Global Photovoltaic Technology Co. Ltd

B904

Zhejiang Heda Solar Technology Co. Ltd

B905

Zhejiang Jiutai New Energy Co. Ltd

Zhejiang Topoint Photovoltaic Co. Ltd

B906

Zhejiang Kingdom Solar Energy Technic Co. Ltd

B907

Zhejiang Koly Energy Co. Ltd

B908

Zhejiang Mega Solar Energy Co. Ltd

Zhejiang Fortune Photovoltaic Co. Ltd

B910

Zhejiang Shuqimeng Photovoltaic Technology Co. Ltd

B911

Zhejiang Shinew Photoelectronic Technology Co. Ltd

B912

Zhejiang Sunflower Light Energy Science & Technology Limited Liability Company

Zhejiang Yauchong Light Energy Science & Technology Co. Ltd

B914

Zhejiang Sunrupu New Energy Co. Ltd

B915

Zhejiang Tianming Solar Technology Co. Ltd

B916

Zhejiang Trunsun Solar Co. Ltd

Zhejiang Beyondsun PV Co. Ltd

B917

Zhejiang Wanxiang Solar Co. Ltd

WANXIANG IMPORT & EXPORT CO LTD

B918

Zhejiang Xiongtai Photovoltaic Technology Co. Ltd

B919

ZHEJIANG YUANZHONG SOLAR CO. LTD

B920

Zhongli Talesun Solar Co. Ltd

B922


29.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/57


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/116 VAN DE COMMISSIE

van 28 januari 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

236,2

MA

82,1

TN

116,3

TR

87,7

ZZ

130,6

0707 00 05

MA

86,8

TR

158,2

ZZ

122,5

0709 93 10

MA

49,1

TR

161,3

ZZ

105,2

0805 10 20

EG

50,3

MA

61,6

TN

54,4

TR

60,6

ZZ

56,7

0805 20 10

IL

147,6

MA

82,6

ZZ

115,1

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

121,6

JM

154,6

MA

86,4

TR

94,9

ZZ

114,4

0805 50 10

TR

92,8

ZZ

92,8

0808 10 80

CL

88,0

US

160,6

ZZ

124,3

0808 30 90

CN

57,3

TR

200,0

ZA

84,4

ZZ

113,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


29.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/59


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/117 VAN DE COMMISSIE

van 28 januari 2016

inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de tariefcontingenten die voor de deelperiode januari 2016 zijn geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 van de Commissie (2) betreft de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst, die overeenkomstig bijlage I bij die uitvoeringsverordening zijn verdeeld over landen van oorsprong en over verscheidene deelperioden.

(2)

De maand januari is de eerste deelperiode voor de bij artikel 1, lid 1, onder a), b), c) en d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten.

(3)

Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 zijn verstrekt, hebben de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die uitvoeringsverordening gedurende de eerste tien werkdagen van januari 2016 zijn ingediend voor de contingenten met de volgnummers 09.4112 — 09.4116 — 09.4117 — 09.4118 — 09.4119 en 09.4166, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre invoercertificaten kunnen worden afgegeven, door de overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3) berekende toewijzingscoëfficiënt vast te stellen die moet worden toegepast op de voor de betrokken contingenten gevraagde hoeveelheden.

(4)

Uit de bovenbedoelde gegevens blijkt ook dat de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 gedurende de eerste tien werkdagen van januari 2015 zijn ingediend voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4148 — 09.4149 — 09.4150 — 09.4152 — 09.4153 en 09.4154, betrekking hebben op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.

(5)

Ook dient voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4148 — 09.4149 — 09.4150 — 09.4152 — 09.4153 — 09.4154 — 09.4112 — 09.4116 — 09.4117 — 09.4118 — 09.4119 en 09.4166 overeenkomstig artikel 5, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 de totale hoeveelheid te worden vastgesteld die beschikbaar is voor de volgende deelperiode.

(6)

Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor de afgifte van invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van de aanvragen van certificaten voor de invoer van rijst in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4112 — 09.4116 — 09.4117 — 09.4118 — 09.4119 en 09.4166 die gedurende de eerste tien werkdagen van januari 2015 zijn ingediend, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheid, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt.

2.   De totale hoeveelheid die in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4148 — 09.4149 — 09.4150 — 09.4152 — 09.4153 — 09.4154 — 09.4112 — 09.4116 — 09.4117 — 09.4118 — 09.4119 en 09.4166 beschikbaar is voor de volgende deelperiode, wordt vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 van de Commissie van 7 december 2011 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (PB L 325 van 8.12.2011, blz. 6).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

Hoeveelheden die overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 voor de deelperiode januari 2016 moeten worden toegewezen, dan wel beschikbaar zijn voor de daaropvolgende deelperiode

a)

Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode januari 2016

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode april 2016 (in kg)

Verenigde Staten

09.4127

 (1)

24 049 050

Thailand

09.4128

 (1)

10 104 831

Australië

09.4129

 (2)

1 019 000

Andere landen van oorsprong

09.4130

 (2)

1 805 000

b)

Het in artikel 1, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent voor gedopte rijst van GN-code 1006 20:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode januari 2016

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode juli 2016 (in kg)

Alle landen

09.4148

 (3)

578 000

c)

Bij artikel 1, lid 1, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode januari 2016

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode juli 2016 (in kg)

Thailand

09.4149

 (4)

49 768 810

Australië

09.4150

 (5)

16 000 000

Guyana

09.4152

 (5)

11 000 000

Verenigde Staten

09.4153

 (5)

9 000 000

Andere landen van oorsprong

09.4154

 (4)

10 460 000

d)

Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode januari 2016

(%)

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode juli 2016 (in kg)

Thailand

09.4112

0,791841

0

Verenigde Staten

09.4116

1,749886

0

India

09.4117

0,994524

0

Pakistan

09.4118

0,777752

0

Andere landen van oorsprong

09.4119

0,725775

0

Alle landen

09.4166

0,577781

17 011 014


(1)  De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(2)  Voor deze deelperiode zijn geen hoeveelheden beschikbaar.

(3)  De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(4)  De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(5)  Voor deze deelperiode wordt geen toewijzingscoëfficiënt toegepast: de Commissie is geen enkele certificaataanvraag meegedeeld.


BESLUITEN

29.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/63


BESLUIT (GBVB) 2016/118 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 20 januari 2016

betreffende de uitvoering door EUNAVFOR MED operation SOPHIA van Resolutie 2240 (2015) van de VN-Veiligheidsraad (EUNAVFOR MED operation SOPHIA/1/2016)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit (GBVB) 2015/778 van de Raad van 18 mei 2015 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED operation SOPHIA) (1), en met name artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Besluit (GBVB) 2015/778 van de Raad is bepaald dat de militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED operation SOPHIA) (de „operatie”) in verschillende fasen dient te verlopen.

(2)

Op 14 september 2015 heeft de Raad geconcludeerd dat aan alle voorwaarden was voldaan om de operatie te laten overgaan naar een onderdeel van de tweede fase van de operatie op volle zee. Op 28 september 2015 heeft het Politiek en Veiligheidscomité Besluit (GBVB) 2015/1772 (2) betreffende de overgang van EUNAFVOR MED operation SOPHIA naar de tweede fase van de operatie, als vastgelegd in artikel 2, lid 2, onder b), i), van Besluit (GBVB) 2015/778 vastgesteld, waarbij ook de aangepaste inzetregels van die fase van de operatie werden goedgekeurd.

(3)

Op 9 oktober 2015 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR) Resolutie 2240 (2015) aangenomen. Die resolutie versterkt de bevoegdheid om maatregelen te nemen tegen de smokkel van migranten en de mensenhandel vanuit het grondgebied van Libië en voor de Libische kust. Meer bepaald worden de lidstaten, handelend op nationaal niveau of via regionale organisaties die betrokken zijn bij de bestrijding van de smokkel van migranten en mensenhandel, krachtens de punten 7, 8 en 10 van de resolutie voor een periode van een jaar gemachtigd „om op volle zee voor de kust van Libië inspecties te verrichten van vaartuigen die zij er redelijkerwijs van verdenken voor de smokkel van migranten of mensenhandel vanuit Libië te worden gebruikt, op voorwaarde dat deze lidstaten en regionale organisaties inspanningen te goeder trouw leveren om voorafgaand aan de uitoefening van de in dit punt bedoelde bevoegdheid de toestemming van de vlaggenstaat van het vaartuig te verkrijgen”. De lidstaten worden ook gemachtigd „om op grond van punt 7 geïnspecteerde vaartuigen waarvan vast is komen te staan dat zij voor de smokkel van migranten en mensenhandel vanuit Libië worden gebruikt, in beslag te nemen. De Veiligheidsraad onderstreept hierbij dat verdere acties ten aanzien van op grond van punt 7 geïnspecteerde vaartuigen, waaronder vernietiging, overeenkomstig het toepasselijke internationale recht zullen worden ondernomen, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de belangen van alle derde partijen die te goeder trouw hebben gehandeld”; voorts worden de lidstaten gemachtigd „om bij de uitvoering van de in de punten 7 en 8 bedoelde activiteiten, met volledige inachtneming van het internationale recht inzake de mensenrechten, indien van toepassing, alle maatregelen die tot de specifieke omstandigheden in verhouding staan, te nemen om migrantensmokkelaars en mensenhandelaars aan te pakken”.

(4)

De operationeel commandant van EUNAVFOR MED operation SOPHIA heeft op 16 oktober 2015 te kennen gegeven dat de operatie klaarstond om deze resolutie uit te voeren.

(5)

Naar aanleiding van het akkoord van het Politiek en Veiligheidscomité heeft de Raad op 18 januari 2016 geconcludeerd dat is voldaan aan de voorwaarden voor de uitvoering door de operatie van Resolutie 2240 (2015) van de VN-Veiligheidsraad in volle zee voor de kust van Libië, in overeenstemming met Besluit (GBVB) 2015/778 van de Raad.

(6)

De operatie moet derhalve worden gemachtigd om het aan boord gaan, doorzoeken, in beslag nemen en afleiden in volle zee van vaartuigen die ervan worden verdacht voor mensensmokkel of mensenhandel te worden gebruikt, onder de voorwaarden als vastgesteld in Resolutie 2240 (2015) van de VN-Veiligheidsraad uit te voeren, en de aangepaste inzetregels moeten daartoe worden goedgekeurd.

(7)

Of kan worden overgegaan naar volgende fases van de operatie, waaronder maatregelen in de territoriale of de binnenwateren van een kuststaat krachtens artikel 2, lid 2, onder b), ii), van Besluit (GBVB) 2015/778, zal afhangen van een verdere beoordeling door de Raad van de vraag of aan de voorwaarden voor die overgang is voldaan, op basis van eventuele toepasselijke resoluties van de VN-Veiligheidsraad en toestemming van de betrokken kuststaten, evenals van het besluit van het Politiek en Veiligheidscomité over het moment van de overgang, overeenkomstig Besluit (GBVB) 2015/778 en Besluit (GBVB) 2015/972 (3) van de Raad,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED operation SOPHIA) wordt gemachtigd om het aan boord gaan, doorzoeken, in beslag nemen en afleiden in volle zee van vaartuigen die ervan worden verdacht voor mensensmokkel of mensenhandel te worden gebruikt, onder de voorwaarden als vastgesteld in Resolutie 2240 (2015) van de VN-Veiligheidsraad uit te voeren, in overeenstemming met Besluit (GBVB) 2015/778, gedurende de periode als vermeld in die resolutie en eventuele latere verlengingen van die periode door de Veiligheidsraad.

Artikel 2

De aangepaste inzetregels om uitvoering te geven aan de machtiging van artikel 1 worden goedgekeurd.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum van vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2016.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 122 van 19.5.2015, blz. 31.

(2)  PB L 258 van 3.10.2015, blz. 5.

(3)  PB L 157 van 23.6.2015, blz. 51.


29.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/65


BESLUIT (GBVB) 2016/119 VAN DE RAAD

van 28 januari 2016

tot wijziging van Besluit 2011/72/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 31 januari 2011 Besluit 2011/72/GBVB (1) betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië vastgesteld.

(2)

De beperkende maatregelen van Besluit 2011/72/GBVB zijn van toepassing tot en met 31 januari 2016. Na toetsing van dat besluit dienen de restrictieve maatregelen te worden verlengd tot en met 31 januari 2017. De vermeldingen voor 48 personen moeten worden gewijzigd.

(3)

Besluit 2011/72/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2011/72/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 januari 2017. Het wordt voortdurend geëvalueerd. Het kan zo nodig worden verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.”.

2)

De bijlage bij Besluit 2011/72/GBVB wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

A.G. KOENDERS


(1)  Besluit 2011/72/GBVB van de Raad van 31 januari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië (PB L 28 van 2.2.2011, blz. 62).


BIJLAGE

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 1 BEDOELDE PERSONEN EN ENTITEITEN

 

Naam

Identificatiegegevens

Motivering

1.

Zine El Abidine Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen BEN ALI

Voormalig president van Tunesië, geboren op 3 september 1936 te Hamman-Sousse, zoon van Selma HASSEN, getrouwd met Leïla TRABELSI, houder van de nationale identiteitskaart (CNI) nr. 00354671.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen; en ontvangst door een openbaar ambtsdrager van overheidsgelden waarvan hij weet dat die niet verschuldigd zijn en die hij in zijn eigen belang of in het belang van zijn familieleden aanwendt.

2.

Leila Bent Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesische, geboren op 24 oktober 1956 te Tunis, dochter van Saida DHERIF, getrouwd met Zine El Abidine BEN ALI, houder van CNI nr. 00683530.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen; en medeplichtigheid aan de ontvangst door een openbaar ambtsdrager van overheidsgelden waarvan hij weet dat die niet verschuldigd zijn en die hij in zijn eigen belang of in het belang van zijn familieleden aanwendt.

3.

Moncef Ben Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesiër, geboren op 4 maart 1944 te Tunis, zoon van Saida DHERIF, gehuwd met Yamina SOUIEI, bedrijfsleider, woonachtig 11 rue de France — Radès Ben Arous, houder van CNI nr. 05000799.

(Overleden) persoon naar wiens activiteiten door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

4.

Mohamed Ben Moncef Ben Mohamed TRABELSI

Tunesiër, geboren op 7 januari 1980 te Sabha-Libië, zoon van Yamina SOUIEI, bedrijfsleider, getrouwd met Inès LEJRI, woonachtig résidence de l'Étoile du Nord — suite B — 7ème étage — appt. nr. 25 — Centre urbain du nord — Cité El Khadra — Tunis, houder van CNI nr. 04524472.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid bij het machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager (voormalig president-directeur van de Banque Nationale Agricole) om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

5.

Fahd Mohamed Sakher Ben Moncef Ben Mohamed Hfaiez MATERI

Tunesiër, geboren op 2 december 1981 te Tunis, zoon van Naïma BOUTIBA, getrouwd met Nesrine BEN ALI, houder van CNI nr. 04682068.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van Tunesische overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager (voormalig president Ben Ali); medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager (voormalig president Ben Ali) om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager (voormalig president Ben Ali) teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen; en medeplichtigheid aan de ontvangst door een openbaar ambtsdrager van overheidsgelden waarvan hij weet dat die niet verschuldigd zijn en die hij in zijn eigen belang of in het belang van zijn familieleden aanwendt.

6.

Nesrine Bent Zine El Abidine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische, geboren op 16 januari 1987 te Tunis, dochter van Leïla TRABELSI, getrouwd met Fahd Mohamed Sakher MATERI, houder van CNI nr. 00299177.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen; en medeplichtigheid aan de ontvangst door een openbaar ambtsdrager van overheidsgelden waarvan hij weet dat die niet verschuldigd zijn en die hij in zijn eigen belang of in het belang van zijn familieleden aanwendt.

7.

Halima Bent Zine El Abidine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische, geboren op 17 juli 1992 te Tunis, dochter van Leïla TRABELSI, woonachtig in het presidentieel paleis, houder van CNI nr. 09006300.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

8.

Belhassen Ben Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesiër, geboren op 5 november 1962 te Tunis, zoon van Saida DHERIF, bedrijfsleider, woonachtig 32 Hédi Karray — El Menzah — Tunis, houder van CNI nr. 00777029.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

9.

Mohamed Naceur Ben Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesiër, geboren op 24 juni 1948 te Tunis, zoon van Saida DHERIF, getrouwd met Nadia MAKNI, afgevaardigd bestuurder van een landbouwonderneming, woonachtig 20 rue El Achfat — Carthage — Tunis, houder van CNI nr. 00104253.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

10.

Jalila Bent Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesische, geboren op 19 februari 1953 te Radès, dochter van Saida DHERIF, getrouwd met Mohamed MAHJOUB, bedrijfsleider, woonachtig 21 rue d'Aristote — Carthage Salammbô, houder van CNI nr. 00403106.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

11.

Mohamed Imed Ben Mohamed Naceur Ben Mohamed TRABELSI

Tunesiër, geboren op 26 augustus 1974 te Tunis, zoon van Najia JERIDI, bedrijfsleider, woonachtig 124 avenue Habib Bourguiba — Carthage presidence, houder van CNI nr. 05417770.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

12.

Mohamed Adel Ben Mohamed Ben Rehouma TRABELSI

Tunesiër, geboren op 26 april 1950 te Tunis, zoon van Saida DHERIF, gehuwd met BEN JEMIA, bedrijfsleider, woonachtig 3 rue de la Colombe — Gammarth Supérieur, houder van CNI nr. 00178522.

(Overleden) persoon naar wiens activiteiten door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

13.

Mohamed Mourad Ben Mohamed Ben Rehouma TRABELSI

Tunesiër, geboren op 25 september 1955 te Tunis, zoon van Saida DHERIF, getrouwd met Hela BELHAJ, president-directeur van een onderneming, woonachtig 20 rue Ibn Chabat — Salammbô — Carthage — Tunis, houder van CNI nr. 05150331.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

14.

Samira Bent Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesische, geboren op 27 december 1958, dochter van Saida DHERIF, getrouwd met Mohamed Montassar MEHERZI, commercieel directeur, woonachtig 4 rue Taoufik EI Hakim — La Marsa, houder van CNI nr. 00166569.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen; en medeplichtigheid aan de ontvangst door een openbaar ambtsdrager van overheidsgelden waarvan hij weet dat die niet verschuldigd zijn en die hij in zijn eigen belang of in het belang van zijn familieleden aanwendt.

15.

Mohamed Montassar Ben Kbaier Ben Mohamed MEHERZI

Tunesiër, geboren op 5 mei 1959 te La Marsa, zoon van Fatma SFAR, getrouwd met Samira TRABELSI, president-directeur van een onderneming, woonachtig 4 rue Taoufik El Hakim — La Marsa, houder van CNI nr. 00046988.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

16.

Nefissa Bent Mohamed Ben Rhouma TRABELSI

Tunesische, geboren op 1 februari 1960, dochter van Saida DHERIF, getrouwd met Habib ZAKIR, woonachtig 4 rue de la Mouette — Gammarth Supérieur, houder van CNI nr. 00235016.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

17.

Habib Ben Kaddour Ben Mustapha BEN ZAKIR

Tunesiër, geboren op 5 maart 1957, zoon van Saida BEN ABDALLAH, getrouwd met Nefissa TRABELSI, bestuurder van een vastgoedonderneming, woonachtig 4 rue Ennawras — Gammarth Supérieur, houder van CNI nr. 00547946.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

18.

Moez Ben Moncef Ben Mohamed TRABELSI

Tunesiër, geboren op 3 juli 1973 te Tunis, zoon van Yamina SOUIEI, bedrijfsleider, bestuurder van een vastgoedonderneming, woonachtig immeuble Amine El Bouhaira — rue du Lac Turkana — Les Berges du Lac — Tunis, houder van CNI nr. 05411511.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

19.

Lilia Bent Noureddine Ben Ahmed NACEF

Tunesische, geboren op 25 juni 1975 te Tunis, dochter van Mounira TRABELSI (zuster van Leila TRABELSI), bedrijfsleider, getrouwd met Mourad MEHDOUI, woonachtig 41 rue Garibaldi — Tunis, houder van CNI nr. 05417907.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

20.

Mourad Ben Hédi Ben Ali MEHDOUI

Tunesiër, geboren op 3 mei 1962 te Tunis, zoon van Neila BARTAJI, getrouwd met Lilia NACEF, president-directeur van een onderneming, woonachtig 41 rue Garibaldi — Tunis, houder van CNI nr. 05189459.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

21.

Houssem Ben Mohamed Naceur Ben Mohamed TRABELSI

Tunesiër, geboren op 18 september 1976, zoon van Najia JERIDI, president-directeur van een onderneming, woonachtig lotissement Erriadh.2 — Gammarth — Tunis, houder van CNI nr. 05412560.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

22.

Bouthaina Bent Moncef Ben Mohamed TRABELSI

Tunesische, geboren op 4 december 1971, dochter van Yamina SOUIEI, bedrijfsleider, woonachtig 2 rue El Farrouj — La Marsa, houder van CNI nr. 05418095.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

23.

Nabil Ben Abderrazek Ben Mohamed TRABELSI

Tunesiër, geboren op 20 december 1965, zoon van Radhia MATHLOUTHI, getrouwd met Linda CHERNI, kantoormedewerker bij Tunisair, woonachtig 12 rue Taieb Mhiri-Le Kram — Tunis, houder van CNI nr. 00300638.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

24.

Mehdi Ben Ridha Ben Mohamed BEN GAIED

Tunesiër, geboren op 29 januari 1988, zoon van Kaouther Feriel HAMZA, president-directeur van de onderneming Stafiem — Peugeot, woonachtig 4 rue Mohamed Makhlouf — El Manar.2 — Tunis.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

25.

Mohamed Slim Ben Mohamed Hassen Ben Salah CHIBOUB

Tunesiër, geboren op 13 januari 1959, zoon van Leïla CHAIBI, getrouwd met Dorsaf BEN ALI, president-directeur van een onderneming, woonachtig rue du Jardin — Sidi Bousaid — Tunis, houder van CNI nr. 00400688.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager (voormalig president Ben Ali) om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

26.

Dorsaf Bent Zine El Abidine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische, geboren op 5 juli 1965 te Bardo, dochter van Naïma EL KEFI, getrouwd met Mohamed Slim CHIBOUB, woonachtig 5 rue El Montazah — Sidi Bousaid — Tunis, houder van CNI nr. 00589759.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

27.

Sirine Bent Zine El Abidine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische, geboren op 21 augustus 1971 te Bardo, dochter van Naïma EL KEFI, getrouwd met Mohamed Marouene MABROUK, adviseur bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, houder van CNI nr. 05409131.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

28.

Mohamed Marouen Ben Ali Ben Mohamed MABROUK

Tunesiër, geboren op 11 maart 1972 te Tunis, zoon van Jaouida EL BEJI, getrouwd met Sirine BEN ALI, president-directeur van een onderneming, woonachtig 8 rue du Commandant Béjaoui — Carthage — Tunis, houder van CNI nr. 04766495.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

29.

Ghazoua Bent Zine El Abidine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische, geboren op 8 maart 1963 te Bardo, dochter van Naïma EL KEFI, getrouwd met Slim ZARROUK, arts, woonachtig 49 avenue Habib Bourguiba — Carthage, houder van CNI nr. 00589758.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

30.

Slim Ben Mohamed Salah Ben Ahmed ZARROUK

Tunesiër, geboren op 13 augustus 1960 te Tunis, zoon van Maherzia GUEDIRA, getrouwd met Ghazoua BEN ALI, president-directeur van een onderneming, woonachtig 49 avenue Habib Bourguiba — Carthage, houder van CNI nr. 00642271.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

31.

Farid Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen BEN ALI

Tunesiër, geboren op 22 november 1949 te Hammam-Sousse, zoon van Selma HASSEN, persfotograaf in Duitsland, woonachtig 11 rue Sidi El Gharbi — Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 02951793.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

32.

Faouzi Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen BEN ALI

Tunesiër, geboren op 13 maart 1947 te Hammam-Sousse, gehuwd met Zohra BEN AMMAR, bedrijfsleider, woonachtig rue El Moez — Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 02800443.

(Overleden) persoon naar wiens activiteiten door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

33.

Hayet Bent Haj Hamda Ben Haj Hassen BEN ALI

Tunesische, geboren op 16 mei 1952 te Hammam-Sousse, dochter van Selma HASSEN, getrouwd met Fathi REFAT, vertegenwoordiger van Tunisair, woonachtig 17 avenue de la République — Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 02914657.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

34.

Najet Bent Haj Hamda Ben Raj Hassen BEN ALI

Tunesische, geboren op 18 september 1956 te Sousse, dochter van Selma HASSEN, getrouwd met Sadok Habib MHIRI, zaakvoerder, woonachtig avenue de l'Imam Muslim — Khezama ouest — Sousse, houder van CNI nr. 02804872.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

35.

Slaheddine Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen BEN ALI

Tunesiër, geboren op 28 oktober 1938, zoon van Selma HASSEN, gepensioneerd, weduwnaar van Selma MANSOUR, woonachtig 255 cité El Bassatine — Monastir, houder van CNI nr. 028106l4.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

36.

Kaïs Ben Slaheddine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesiër, geboren op 21 oktober 1969 te Tunis, zoon van Selma MANSOUR, getrouwd met Monia CHEDLI, bedrijfsleider, woonachtig avenue Hédi Nouira — Monastir, houder van CNI nr. 04180053.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

37.

Hamda Ben Slaheddine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesiër, geboren op 29 april 1974 te Monastir, zoon van Selma MANSOUR, vrijgezel, zaakvoerder, woonachtig 83 Cap Marina — Monastir, houder van CNI nr. 04186963.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

38.

Najmeddine Ben Slaheddine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesiër, geboren op 12 oktober 1972 te Monastir, zoon van Selma MANSOUR, vrijgezel, commercieel in- en uitvoerder, woonachtig avenue Mohamed Salah Sayadi — Skanes — Monastir, houder van CNI nr. 04192479.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

39.

Najet Bent Slaheddine Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische, geboren op 8 maart 1980 te Monastir, dochter van Selma MANSOUR, getrouwd met Zied JAZIRI, secretaresse in een onderneming, woonachtig rue Abu Dhar El Ghafari — Khezama est — Sousse, houder van CNI nr. 06810509.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

40.

Douraied Ben Hamed Ben Taher BOUAOUINA

Tunesiër, geboren op 8 oktober 1978 te Hammam-Sousse, zoon van Hayet BEN ALI, directeur van een onderneming, woonachtig 17 avenue de la République — Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 05590835.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

41.

Akrem Ben Hamed Ben Taher BOUAOUINA

Tunesiër, geboren op 9 augustus 1977 te Hammam-Sousse, zoon van Hayet BEN ALI, bedrijfsleider, woonachtig 17 avenue de la République — Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 05590836.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

42.

Ghazoua Bent Hamed Ben Taher BOUAOUINA

Tunesische, geboren op 30 augustus 1982 te Monastir, dochter van Hayet BEN ALI, getrouwd met Badreddine BENNOUR, woonachtig rue Ibn Maja — Khezama est — Sousse, houder van CNI nr. 08434380.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

43.

Imed Ben Habib Ben Bouali LTAIEF

Tunesiër, geboren op 13 januari 1970 te Sousse, zoon van Naïma BEN ALI, diensthoofd bij Tunisair, woonachtig Résidence les Jardins, apt. 8C Block b — El Menzah 8 — l'Ariana, houder van CNI nr. 05514395.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

44.

Naoufel Ben Habib Ben Bouali LTAIEF

Tunesiër, geboren op 22 oktober 1967 te Hammam-Sousse, zoon van Naïma BEN ALI, gezant bij het ministerie van Vervoer, woonachtig 4 avenue Tahar SFAR — El Manar 2 — Tunis, houder van CNI nr. 05504161.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

45.

Montassar Ben Habib Ben Bouali LTAIEF

Tunesiër, geboren op 3 januari 1973 te Sousse, zoon van Naïma BEN ALI, getrouwd met Lamia JEGHAM, bedrijfsleider, woonachtig 13 lotissement Ennakhil — Kantaoui — Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 05539378.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

46.

Mehdi Ben Tijani Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen BEN ALI

Tunesiër, geboren op 27 oktober 1966 te Parijs, zoon van Paulette HAZAT, bedrijfsleider, woonachtig Chouket El Arressa, Hammam-Sousse, houder van CNI nr. 05515496 (dubbele nationaliteit).

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager (voormalig president Ben Ali) om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

47.

Slim Ben Tijani Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesische en Franse nationaliteit; geboren op 6 april 1971 (of op 16 april volgens zijn Tunesische identiteitskaart) te Le Petit Quevilly (76); zoon van Tijani BEN ALI, geboren op 9 februari 1932 en Paulette HAZET (of HAZAT), geboren op 23 februari 1936; getrouwd met Amel SAIED (of SAID); bedrijfsleider, woonachtig Chouket El Arressa, Hammam-Sousse, volgens zijn Tunesische identiteitskaart CNI nr. 00297112; woonachtig 14 esplanade des Guinandiers, Bailly Romainvilliers (77), volgens zijn Franse identiteitskaart CNI nr. 111277501841.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.

48.

Sofiene Ben Habib Ben Haj Hamda BEN ALI

Tunesiër, geboren op 28 augustus 1974 te Tunis, zoon van Leila DEROUICHE, commercieel directeur, woonachtig 23 rue Ali Zlitni, El Manar 2 — Tunis, houder van CNI nr. 04622472.

Persoon naar wie door de Tunesische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek is ingesteld wegens medeplichtigheid aan de verduistering van overheidsgelden door een openbaar ambtsdrager; medeplichtigheid aan machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor een derde te verkrijgen en de overheid verlies toe te brengen; en uitoefening van onrechtmatige invloed op een openbaar ambtsdrager teneinde direct of indirect een voordeel voor een derde te verkrijgen.


29.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/77


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/120 VAN DE COMMISSIE

van 28 januari 2016

betreffende de vaststelling van eXtensible Business Reporting Language versie 2.1 als referentie bij overheidsopdrachten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad, alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 13, lid 1,

Na raadpleging van het Europees multi-stakeholderplatform inzake ICT-normalisatie en van deskundigen uit de bedrijfstak,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Normalisatie speelt een belangrijke rol bij de ondersteuning van de Europa 2020-strategie, zoals beschreven in de mededeling van de Commissie „Europa 2020: een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (2). Verschillende vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie benadrukken het belang van vrijwillige normalisatie op de markten voor producten en diensten teneinde de compatibiliteit en interoperabiliteit tussen diensten en producten te waarborgen, technologische ontwikkelingen te stimuleren en innovatie te ondersteunen.

(2)

De voltooiing van de digitale eengemaakte markt heeft hoge prioriteit voor de Europese Unie, zoals is benadrukt in de mededeling van de Commissie „Jaarlijkse groeianalyse 2015” (3). In haar mededeling over een strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa (4) heeft de Commissie de nadruk gelegd op de rol van normalisatie en interoperabiliteit bij de totstandkoming van een Europese digitale economie met groeipotentieel op de lange termijn.

(3)

In de digitale samenleving worden normalisatieproducten onmisbaar om de interoperabiliteit tussen apparatuur, toepassingen, dataopslagplaatsen, diensten en netwerken te waarborgen. In de mededeling van de Commissie „Een strategische visie voor Europese normen: de duurzame groei van de Europese economie tussen nu en 2020 bevorderen en versnellen” (5) worden de specifieke omstandigheden van de normalisatie van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) erkend, waarbij oplossingen, toepassingen en diensten vaak worden ontwikkeld door wereldwijde ICT-fora en -consortia die zich tot leidende organisaties voor de ontwikkeling van ICT-normen hebben ontpopt.

(4)

Verordening (EU) nr. 1025/2012 heeft tot doel het Europese kader voor normalisatie te moderniseren en te verbeteren. Er wordt een systeem opgezet waarbij de Commissie kan besluiten tot vaststelling van de relevantste en meest algemeen aanvaarde technische ICT-specificaties die zijn afgegeven door organisaties die geen Europese, internationale of nationale normalisatieorganisatie zijn. De mogelijkheid om bij de aankoop van hardware, software en informatietechnologiediensten het volledige scala van technische ICT-specificaties te gebruiken, maakt interoperabiliteit tussen apparatuur, diensten en toepassingen mogelijk, kan helpen voorkomen dat overheidsdiensten aan een bepaalde technologie gebonden zijn wanneer een openbare aanbesteder na het aflopen van een aanbestedingscontract vanwege het gebruik van merkgebonden ICT-oplossingen niet op een andere aanbieder kan overstappen, en bevordert de concurrentie bij de levering van interoperabele ICT-oplossingen.

(5)

Technische ICT-specificaties die in aanmerking komen als referentie bij overheidsopdrachten, moeten voldoen aan de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1025/2012. Het voldoen aan deze voorschriften geeft de overheden de zekerheid dat de technische ICT-specificaties zijn vastgesteld in overeenstemming met de beginselen van openheid, eerlijkheid, objectiviteit en non-discriminatie die op het gebied van normalisatie door de Wereldhandelsorganisatie zijn erkend.

(6)

Het besluit om een ICT-specificatie vast te stellen moet worden goedgekeurd na raadpleging van het Europees multi-stakeholderplatform inzake ICT-normalisatie, dat is opgericht bij Besluit 2011/C-349/04 van de Commissie (6), aangevuld met andere vormen van raadpleging van deskundigen uit de bedrijfstak.

(7)

Op 26 februari 2015 heeft het Europees multi-stakeholderplatform inzake ICT-normalisatie de specificatie eXtensible Business Reporting Language versie 2.1 (XBRL 2.1) geëvalueerd aan de hand van de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 en heeft het een positief advies uitgebracht over de vaststelling daarvan als referentie bij overheidsopdrachten. De evaluatie van XBRL 2.1 is vervolgens ter raadpleging aan deskundigen uit de bedrijfstak voorgelegd, die het positieve advies over de vaststelling hebben onderschreven.

(8)

XBRL 2.1 is een technische specificatie voor digitale bedrijfsrapportage die wordt beheerd door een internationaal consortium zonder winstoogmerk, XBRL International. Het consortium bestaat uit ongeveer 600 overheids- en particuliere organisaties uit de hele wereld. De doelstelling van dit consortium is de verbetering van de rapportage met het oog op het algemeen belang.

(9)

XBRL 2.1 kan worden toegepast op een zeer breed scala van zakelijke en financiële gegevens. De specificatie stroomlijnt de opstelling van bedrijfs- en financiële verslagen voor de interne en externe besluitvorming. Met behulp van XBRL 2.1 kunnen ondernemingen en andere producenten van financiële gegevens en bedrijfsverslagen de processen van gegevensverzameling automatiseren.

(10)

XBRL 2.1 moet derhalve worden vastgesteld als technische ICT-specificatie waarnaar in overheidsopdrachten kan worden verwezen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

eXtensible Business Reporting Language versie 2.1 komt in aanmerking als referentie bij overheidsopdrachten.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(2)  COM(2010) 2020 definitief van 3 maart 2010.

(3)  COM(2014) 902 final van 28 november 2014.

(4)  COM(2015) 192 final van 6 mei 2015.

(5)  COM(2011) 311 definitief van 1 juni 2011.

(6)  Besluit 2011/C-349/04 van de Commissie van 28 november 2011 tot oprichting van een Europees multi-stakeholderplatform inzake ICT-normalisatie (PB C 349 van 30.11.2011, blz. 4).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

29.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/79


BESLUIT Nr. 2/2016 VAN HET GEMENGD COMITÉ EU-ZWITSERLAND

van 3 december 2015

tot wijziging van Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking [2016/121]

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de op 22 juli 1972 in Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat (1) („de overeenkomst”), en met name artikel 11,

Gezien Protocol 3 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking („Protocol 3”),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 11 van de overeenkomst wordt verwezen naar Protocol 3 dat de oorsprongsregels bevat en voorziet in de cumulatie van oorsprong tussen de EU, Zwitserland (inclusief Liechtenstein), IJsland, Noorwegen, Turkije, de Faeröer en de deelnemers aan het Barcelonaproces (2).

(2)

Krachtens artikel 39 van Protocol 3 kan het bij artikel 29 van de overeenkomst opgerichte Gemengd Comité besluiten de bepalingen van dit protocol te wijzigen.

(3)

De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels (3) („de conventie”), is opgesteld om de protocollen inzake de oorsprongsregels die momenteel van kracht zijn tussen de landen van het pan-Euro-mediterrane gebied door één rechtshandeling te vervangen.

(4)

De EU en Zwitserland hebben de conventie op 15 juni 2011 ondertekend.

(5)

De EU en Zwitserland hebben hun akte van aanvaarding respectievelijk op 26 maart 2012 en 28 november 2011 bij de depositaris van de conventie neergelegd. Vervolgens is op grond van artikel 10, lid 3, de conventie voor de EU en Zwitserland op respectievelijk 1 mei 2012 en 1 januari 2012 in werking getreden.

(6)

De conventie heeft de deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces en de Republiek Moldavië opgenomen in de pan-Euro-mediterrane zone voor oorsprongscumulatie.

(7)

Protocol 3 van de overeenkomst moet daarom worden aangepast om naar de conventie te verwijzen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Protocol 3 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 februari 2016.

Gedaan te Brussel, 3 december 2015.

Voor het Gemengd Comité,

De voorzitter

Luc DEVIGNE


(1)  PB L 300 van 31.12.1972, blz. 189.

(2)  Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, Syrië en Tunesië.

(3)  PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.


BIJLAGE

„PROTOCOL 3

betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden voor administratieve samenwerking

Artikel 1

Toepasselijke regels van oorsprong

Voor de toepassing van deze overeenkomst zijn aanhangsel I en de relevante bepalingen van aanhangsel II van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (1) („de conventie”) van toepassing.

Alle verwijzingen naar de „desbetreffende overeenkomst” in aanhangsel I en in de relevante bepalingen van aanhangsel II van de conventie gelden als verwijzingen naar deze overeenkomst.

Artikel 2

Geschillenregeling

Indien er een geschil ontstaat in verband met de controleprocedures in artikel 32 van aanhangsel I van de conventie dat niet kan worden opgelost door de douaneautoriteit die de controle heeft aangevraagd en de douaneautoriteit die de controle moet uitvoeren, wordt het aan het Gemengd Comité voorgelegd.

In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

Artikel 3

Wijzigingen van het protocol

Het Gemengd Comité kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.

Artikel 4

Opzegging van de conventie

1.   Indien ofwel de EU ofwel Zwitserland de depositaris van de conventie schriftelijk te kennen geeft de conventie op grond van artikel 9 te willen opzeggen, onderhandelen de EU en Zwitserland onmiddellijk over oorsprongsregels voor de toepassing van deze overeenkomst.

2.   Tot de inwerkingtreding van deze nieuw overeengekomen oorsprongsregels blijven op deze overeenkomst de op het moment van opzegging geldende oorsprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II van de conventie van toepassing. Vanaf de opzegging worden de oorsprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II van de conventie echter zo uitgelegd dat zij uitsluitend bilaterale cumulatie tussen de EU en Zwitserland toestaan.

Artikel 5

Overgangsbepalingen — cumulatie

Niettegenstaande artikel 16, lid 5, en artikel 21, lid 3, van aanhangsel I van de conventie, mag het bewijs van oorsprong een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een oorsprongsverklaring zijn indien bij de cumulatie alleen EVA-landen, de Faeröer, de EU, Turkije, de deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces en de Republiek Moldavië zijn betrokken.”


(1)  PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.


29.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/82


BESLUIT Nr. 1/2016 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND

van 16 december 2015

tot wijziging van de bijlagen 1, 3, 4 en 7 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg [2016/122]

HET COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg (hierna „de overeenkomst” genoemd), en met name artikel 52, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 52, lid 4, eerste streepje, van de overeenkomst belast het Gemengd Comité met de vaststelling van de besluiten tot herziening van de bijlagen 1, 3, 4 en 7.

(2)

Bijlage 1 is laatstelijk gewijzigd bij Besluit 1/2013 van het Gemengd Comité van 6 december 2013 (1).

(3)

Er is nieuwe wetgeving van de Europese Unie vastgesteld op gebieden die onder de overeenkomst vallen. De bijlagen 1, 3, 4 en 7 moeten derhalve worden gewijzigd teneinde rekening te houden met de wijzigingen in de desbetreffende regelgeving van de Europese Unie. Om redenen van juridische duidelijkheid en vereenvoudiging verdient het de voorkeur de bijlagen 1, 3, 4 en 7 bij de overeenkomst te vervangen door de bijlagen bij dit besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Bijlage 1 bij de overeenkomst wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit.

2.   Bijlage 3 bij de overeenkomst wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit.

3.   Bijlage 4 bij de overeenkomst wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage 3 bij dit besluit.

4.   Bijlage 7 bij de overeenkomst wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage 4 bij dit besluit.

Artikel 2

Voor het goederenvervoer met in Zwitserland geregistreerde motorvoertuigen waarvan de toegestane massa in beladen toestand, met inbegrip van die van de aanhangwagens, tussen 3,5 en 6 ton bedraagt, is de verplichting om de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) bedoelde vergunning in het bezit te hebben, pas van toepassing met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 3

De verwijzingen in artikel 9 van de overeenkomst naar Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad (3) worden geacht te verwijzen naar Verordening (EG) nr. 1072/2009 en de verwijzingen in artikel 17 van de overeenkomst naar Verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad (4) worden geacht te verwijzen naar Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad (5).

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016.

Gedaan te Brussel, 16 december 2015.

Voor de Europese Unie

De voorzitter

Fotis KARAMITSOS

Voor de Zwitserse Bondsstaat

Het hoofd van de Zwitserse delegatie

Peter FÜGLISTALER


(1)  PB L 352 van 24.12.2013, blz. 79.

(2)  Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 72).

(3)  Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van een of meer lidstaten (PB L 95 van 9.4.1992, blz. 1).

(4)  Verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad van 16 maart 1992 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (PB L 74 van 20.3.1992, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 88).


BIJLAGE 1

„BIJLAGE 1

TOEPASSELIJKE BEPALINGEN

Overeenkomstig artikel 52, lid 6, van deze overeenkomst past Zwitserland wettelijke bepalingen toe die gelijkwaardig zijn aan de hieronder vermelde bepalingen:

Relevante bepalingen van de wetgeving van de Unie

DEEL 1 — TOEGANG TOT HET BEROEP

Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 82).

Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 72), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).

Met het oog op de toepassing van deze overeenkomst

a)

ontslaan de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat iedere onderdaan van de Zwitserse Bondsstaat, een lidstaat van de Europese Unie en een lidstaat van de Europese Economische Ruimte van de verplichting om in het bezit te zijn van een bestuurdersattest;

b)

mag de Zwitserse Bondsstaat onderdanen van andere staten dan bedoeld in punt a) alleen van de verplichting om in het bezit te zijn van een bestuurdersattest ontslaan in overleg en overeenstemming met de Europese Unie;

c)

zijn de bepalingen van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1072/2009 (inzake cabotage) niet van toepassing.

Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 88), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst is hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 1073/2009 (inzake cabotage) niet van toepassing.

Besluit 2009/992/EU van de Commissie van 17 december 2009 betreffende minimumeisen voor de in het nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen in te voeren gegevens (PB L 339 van 22.12.2009, blz. 36).

Verordening (EU) nr. 1213/2010 van de Commissie van 16 december 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de onderlinge koppeling van nationale elektronische registers van wegvervoerondernemingen (PB L 335 van 18.12.2010, blz. 21).

Verordening (EU) nr. 361/2014 van de Commissie van 9 april 2014 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad aangaande de documenten voor het internationale personenvervoer met touringcars en autobussen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2121/98 van de Commissie (PB L 107 van 10.4.2014, blz. 39).

DEEL 2 — SOCIALE NORMEN

Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1161/2014 van de Commissie van 30 oktober 2014 (PB L 311 van 31.10.2014, blz. 19).

Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 35).

Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4).

Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1), als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 88).

Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2009/5/EG van de Commissie van 30 januari 2009 (PB L 29 van 31.1.2009, blz. 45).

Verordening (EU) nr. 581/2010 van de Commissie van 1 juli 2010 inzake de maximumtermijnen voor het downloaden van relevante gegevens van voertuigunits en bestuurderskaarten (PB L 168 van 2.7.2010, blz. 16).

DEEL 3 — TECHNISCHE NORMEN

Motorvoertuigen

Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 16), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/34/EG van de Commissie van 14 juni 2007 (PB L 155 van 15.6.2007, blz. 49).

Richtlijn 88/77/EEG van de Raad van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PB L 36 van 9.2.1988, blz. 33), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/27/EG van de Commissie van 10 april 2001 (PB L 107 van 18.4.2001, blz. 10).

Richtlijn 91/671/EEG van de Raad van 16 december 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen van minder dan 3,5 ton (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 26), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/37/EU van de Commissie van 27 februari 2014 (PB L 59 van 28.2.2014, blz. 32).

Richtlijn 92/6/EEG van de Raad van 10 februari 1992 betreffende de installatie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen (PB L 57 van 2.3.1992, blz. 27), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 (PB L 327 van 4.12.2002, blz. 8).

Richtlijn 92/24/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigen (PB L 129 van 14.5.1992, blz. 154), gewijzigd bij Richtlijn 2004/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 (PB L 44 van 14.2.2004, blz. 19).

Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2002/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 februari 2002 (PB L 67 van 9.3.2002, blz. 47).

Verordening (EG) nr. 2411/98 van de Raad van 3 november 1998 inzake de erkenning van het onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan in het verkeer binnen de Gemeenschap (PB L 299 van 10.11.1998, blz. 1).

Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Gemeenschap deelnemen aan het verkeer (PB L 203 van 10.8.2000, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2010/47/EU van de Commissie van 5 juli 2010 (PB L 173 van 8.7.2010, blz. 33).

Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PB L 275 van 20.10.2005, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/74/EG van de Commissie van 18 juli 2008 (PB L 192 van 19.7.2008, blz. 51).

Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (herschikking) (PB L 141 van 6.6.2009, blz. 12).

Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 133/2014 van de Commissie van 31 januari 2014 (PB L 47 van 18.2.2014, blz. 1).

Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en tot wijziging van de bijlagen I en III bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 25.6.2011, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 627/2014 van 12 juni 2014 (PB L 174 van 13.6.2014, blz. 28).

Vervoer van gevaarlijke goederen

Richtlijn 95/50/EG van de Raad van 6 oktober 1995 betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (PB L 249 van 17.10.1995, blz. 35), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 (PB L 162 van 21.6.2008, blz. 11).

Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/103/EU van de Commissie van 21 november 2014 (PB L 335 van 22.11.2014, blz. 15).

Voor de toepassing van deze overeenkomst gelden de volgende afwijkingen van Richtlijn 2008/68/EG in Zwitserland:

1.   Wegvervoer

Afwijkingen voor Zwitserland krachtens artikel 6, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/68/EG van 24 september 2008 betreffende het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen.

RO — a — CH — 1

Betreft: vervoer van dieselbrandstof en stookolie met UN-nummer 1202 in tankcontainers.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 1.1.3.6 en 6.8.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: afwijkingen met betrekking tot de vervoerde hoeveelheden per vervoerseenheid, voorschriften voor de constructie van tanks.

Inhoud van de nationale wetgeving: tankcontainers met een capaciteit van hoogstens 1 210 l voor het vervoer van stookolie of dieselbrandstof met UN-nummer 1202, die niet overeenkomstig 6.8 maar overeenkomstig de nationale wetgeving zijn vervaardigd, komen in aanmerking voor de afwijkingen in 1.1.3.6 ADR.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punten 1.1.3.6.3,b), en 6.14, van de Verordening (ordonnance) inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Vervaldatum: 1 januari 2017.

RO — a — CH — 2

Betreft: vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen als gedefinieerd onder 1.1.3.6.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 1.1.3.6 en 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting om een vervoersdocument te hebben.

Inhoud van de nationale wetgeving: voor het vervoer van ongereinigde lege houders van categorie 4 en volle of lege gascilinders voor ademhalingsapparatuur voor noodhulpdiensten of voor duikapparatuur, in hoeveelheden die de grenswaarden van punt 1.1.3.6 niet overschrijden, geldt de in punt 5.4.1 gestelde verplichting om een vervoersdocument bij te hebben niet.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.6.3, c), van de Verordening (ordonnance) inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Vervaldatum: 1 januari 2017.

RO — a — CH — 3

Betreft: vervoer van ongereinigde lege tanks door bedrijven die diensten verlenen aan opslagfaciliteiten voor vloeistoffen die gevaarlijk zijn voor water.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 6.5, 6.8, 8.2 en 9.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervaardiging, uitrusting en inspectie van tanks en voertuigen; bestuurdersopleiding.

Inhoud van de nationale wetgeving: voertuigen en ongereinigde lege tanks/houders die worden gebruikt door bedrijven die diensten verlenen aan opslagfaciliteiten voor vloeistoffen welke gevaarlijk zijn voor water en die bestemd zijn om vloeistoffen op te vangen terwijl stationaire tanks worden onderhouden, vallen niet onder de in de ADR vastgestelde regels inzake vervaardiging, uitrusting en inspectie, noch onder de regels inzake etikettering en identificatie aan de hand van oranje borden. Ze vallen onder bijzondere etiketterings- en identificatieregels, en de bestuurder van het voertuig hoeft de in 8.2 beschreven opleiding niet te hebben gevolgd.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.6.3.10, van de Verordening (ordonnance) inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Vervaldatum: 1 januari 2017.

Afwijkingen voor Zwitserland krachtens artikel 6, lid 2, onder b), i), van Richtlijn 2008/68/EG van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land.

RO — bi — CH — 1

Betreft: vervoer van huishoudelijk afval dat gevaarlijke goederen bevat naar afvalverwijderingsinstallaties.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 2, 4.1.10, 5.2 en 5.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, gecombineerde verpakking, markering en etikettering, documentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: de regels hebben betrekking op de vereenvoudigde classificatie van huishoudelijk afval dat (huishoudelijke) gevaarlijke goederen bevat door een deskundige die erkend is door de bevoegde autoriteit, op het gebruik van aangepaste houders en op bestuurdersopleidingen. Huishoudelijk afval dat niet door de deskundige kan worden geclassificeerd, mag in kleine hoeveelheden, die per pakket en per vervoerseenheid zijn geïdentificeerd, worden vervoerd naar een behandelingsinstallatie.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.7, van de Verordening (ordonnance) inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Toelichting: deze regels mogen alleen worden toegepast op het vervoer tussen openbare behandelingsvestigingen en afvalverwijderingsinstallaties van huishoudelijk afval dat gevaarlijke goederen bevat.

Vervaldatum: 1 januari 2017.

RO — bi — CH — 2

Betreft: terugvervoer van vuurwerk.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 2.1.2, 5.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie en documentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: om het terugvervoer van vuurwerk met UN-nummers 0335, 0336 en 0337 van detailhandelaars naar leveranciers te vergemakkelijken, is voorzien in vrijstellingen van de vermelding van het nettogewicht en de productclassificatie in het vervoersdocument.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.8, van de Verordening (ordonnance) inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Toelichting: een gedetailleerde controle van de exacte inhoud van elk niet-verkocht product in elke verpakking is praktisch onmogelijk voor producten die voor de detailhandel zijn bestemd.

Vervaldatum: 1 januari 2017.

RO — bi — CH — 3

Betreft: ADR-opleidingscertificaat voor reizen die worden ondernomen om defecte voertuigen te vervoeren, herstellingen uit te voeren, tankvoertuigen en tanks te inspecteren, en reizen met tankvoertuigen door deskundigen die verantwoordelijk zijn voor de inspectie van het voertuig in kwestie.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 8.2.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bestuurders van ADR-voertuigen moeten een opleiding volgen.

Inhoud van de nationale wetgeving: ADR-opleiding en certificaten zijn niet vereist voor reizen die worden ondernomen om defecte voertuigen te vervoeren of voor testritten na herstellingen, voor reizen met tankvoertuigen teneinde het tankvoertuig/de tank te inspecteren en voor reizen door deskundigen die verantwoordelijk zijn voor de inspectie van tankvoertuigen.

Referentie van de nationale wetgeving: instructies van 30 september 2008 van het federale departement milieu, vervoer, energie en communicatie (DETEC) met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Toelichting: soms bevatten defecte voertuigen of voertuigen die worden hersteld, en tankvoertuigen die worden voorbereid op een technische inspectie of de inspectie ondergaan, nog steeds gevaarlijke goederen.

De onder 1.3 en 8.2.3 vermelde eisen blijven van toepassing.

Vervaldatum: 1 januari 2017.

2.   Spoorvervoer

Afwijkingen voor Zwitserland krachtens artikel 6, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/68/EG van 24 september 2008 betreffende het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen.

RA — a — CH — 1

Betreft: vervoer van dieselbrandstof en stookolie met UN-nummer 1202 in tankcontainers.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: punt 6.8.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: regels met betrekking tot de constructie van tanks.

Inhoud van de nationale wetgeving: tankcontainers met een capaciteit van hoogstens 1 210 l voor het vervoer van stookolie of dieselbrandstof met UN-nummer 1202, die niet overeenkomstig 6.8 maar overeenkomstig de nationale wetgeving zijn vervaardigd, zijn toegestaan.

Referentie van de nationale wetgeving: bijlage bij de DETEC-verordening van 3 december 1996 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en per kabelspoor (RSD, RS 742.401.6) en aanhangsel 1, hoofdstuk 6.14, van de Verordening (ordonnance) inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR, RS 741.621).

Vervaldatum: 1 januari 2017.

RA — a — CH — 2

Betreft: vervoersdocument.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 5.4.1.1.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene informatie die in het vervoersdocument moet worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: het gebruik van een collectieve benaming in het vervoersdocument en een bijgevoegde lijst met de bovenvermelde informatie.

Referentie van de nationale wetgeving: bijlage bij de DETEC-Verordening (ordonnance) van 3 december 1996 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en per kabelspoor (RSD, RS 742.401.6).

Vervaldatum: 1 januari 2017.

Richtlijn 2010/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2010 betreffende vervoerbare drukapparatuur en houdende intrekking van Richtlijnen 76/767/EEG, 84/525/EEG, 84/526/EEG, 84/527/EEG en 1999/36/EG van de Raad (PB L 165 van 30.6.2010, blz. 1).

DEEL 4 — TOEGANGS- EN TRANSITORECHTEN VOOR HET SPOOR

Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (PB L 237 van 24.8.1991, blz. 25).

Richtlijn 95/18/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (PB L 143 van 27.6.1995, blz. 70).

Richtlijn 95/19/EG van de Raad van 19 juni 1995 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van gebruiksrechten voor de infrastructuur (PB L 143 van 27.6.1995, blz. 75).

Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering („Spoorwegveiligheidsrichtlijn”) (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/88/EU van de Commissie van 9 juli 2014 (PB L 201 van 10.7.2014, blz. 9).

Verordening (EG) nr. 653/2007 van de Commissie van 13 juni 2007 betreffende het gebruik van een gemeenschappelijk Europees formaat voor veiligheidscertificaten en aanvraagdocumenten overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad en betreffende de geldigheid van overeenkomstig Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad afgegeven veiligheidscertificaten (PB L 153 van 14.6.2007, blz. 9), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie van 10 mei 2011 (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 22).

Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG (PB L 305 van 23.11.2007, blz. 30), zoals gewijzigd bij Besluit 2011/107/EU van de Commissie van 10 februari 2011 (PB L 43 van 17.2.2011, blz. 33).

Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (herschikking) (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/38/EU van de Commissie van 10 maart 2014 (PB L 70 van 11.3.2014, blz. 20).

Verordening (EG) nr. 352/2009 van de Commissie van 24 april 2009 betreffende de vaststelling van een gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 108 van 29.4.2009, blz. 4).

Besluit 2010/713/EU van de Commissie van 9 november 2010 inzake de modules voor de procedure voor de beoordeling van de conformiteit, de geschiktheid voor gebruik en de EG-keuring die moeten worden toegepast in het kader van de overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde technische specificaties inzake interoperabiliteit (PB L 319 van 4.12.2010, blz. 1).

Verordening (EU) nr. 1158/2010 van de Commissie van 9 december 2010 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode ter beoordeling van de conformiteit met de vereisten voor de verkrijging van veiligheidscertificaten voor spoorwegen (PB L 326 van 10.12.2010, blz. 11).

Verordening (EU) nr. 1169/2010 van de Commissie van 10 december 2010 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode ter beoordeling van de conformiteit met de vereisten voor de verkrijging van veiligheidscertificaten voor spoorwegen (PB L 327 van 11.12.2010, blz. 13).

Verordening (EU) nr. 201/2011 van de Commissie van 1 maart 2011 betreffende het model voor de verklaring van overeenstemming met een goedgekeurd type spoorvoertuig (PB L 57 van 2.3.2011, blz. 8).

Besluit 2011/275/EU van de Commissie van 26 april 2011 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem „infrastructuur” van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (PB L 126 van 14.5.2011, blz. 53), zoals gewijzigd bij Besluit 2012/464/EU van de Commissie van 23 juli 2012 (PB L 217 van 14.8.2012, blz. 20).

Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie van 10 mei 2011 betreffende een systeem voor de certificering van met het onderhoud van goederenwagons belaste entiteiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 653/2007 (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 22).

Verordening (EU) nr. 454/2011 van de Commissie van 5 mei 2011 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem telematicatoepassingen ten dienste van passagiers van het trans-Europees spoorwegsysteem (PB L 123 van 12.5.2011, blz. 11), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/302 van de Commissie van 25 februari 2015 (PB L 55 van 26.2.2015, blz. 2).

Uitvoeringsbesluit 2011/633/EU van de Commissie van 15 september 2011 inzake de gemeenschappelijke specificaties van het register van de spoorweginfrastructuur (PB L 256 van 1.10.2011, blz. 1).

Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU van de Commissie van 4 oktober 2011 inzake het Europees register van goedgekeurde spoorwegvoertuigtypen (PB L 264 van 8.10.2011, blz. 32).

Besluit 2012/88/EU van de Commissie van 25 januari 2012 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving (PB L 51 van 23.2.2012, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Besluit (EU) 2015/14 van de Commissie van 5 januari 2015 (PB L 3 van 7.1.2015, blz. 44).

Besluit 2012/757/EU van de Commissie van 14 november 2012 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie en verkeersleiding van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Beschikking 2007/756/EG (PB L 345 van 15.12.2012, blz. 1), zoals gewijzigd bij Besluit 2013/710/EU van de Commissie van 2 december 2013 (PB L 323 van 4.12.2013, blz. 35).

Verordening (EU) nr. 1077/2012 van de Commissie van 16 november 2012 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor het toezicht door de nationale veiligheidsinstanties na de afgifte van een veiligheidscertificaat of veiligheidsvergunning (PB L 320 van 17.11.2012, blz. 3).

Verordening (EU) nr. 1078/2012 van de Commissie van 16 november 2012 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor de controle die moet worden uitgevoerd door met onderhoud belaste entiteiten alsmede door spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders nadat zij een veiligheidscertificaat of veiligheidsvergunning hebben ontvangen (PB L 320 van 17.11.2012, blz. 8).

Verordening (EU) nr. 321/2013 van de Commissie van 13 maart 2013 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem „rollend materieel — goederenwagens” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Beschikking 2006/861/EG (PB L 104 van 12.4.2013, blz. 1), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1236/2013 van de Commissie (PB L 322 van 3.12.2013, blz. 23).

Verordening (EU) nr. 1300/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende de toegankelijkheid van het spoorwegsysteem in de Unie voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 110).

Verordening (EU) nr. 1301/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem „energie” van het spoorwegsysteem in de Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 179).

Verordening (EU) nr. 1302/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende een technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem „rollend materieel — locomotieven en reizigerstreinen” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 228).

Verordening (EU) nr. 1303/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende „veiligheid in spoorwegtunnels” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 394).

Verordening (EU) nr. 1304/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem „rollend materieel — geluidsemissies”, tot wijziging van Beschikking 2008/232/EG en tot intrekking van Besluit 2011/229/EU (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 421).

Verordening (EU) nr. 1305/2014 van de Commissie van 11 december 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem telematicatoepassingen voor goederenvervoer van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 62/2006 (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 438).

DEEL 5 — ANDERE GEBIEDEN

Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 19).

Richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PB L 167 van 30.4.2004, blz. 39).

Richtlijn 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (PB L 319 van 29.11.2008, blz. 59).”


BIJLAGE 2

„BIJLAGE 3

EUROPESE GEMEENSCHAP

(a)   (Kleur: pantone lichtblauw 290, of pantone lichtblauw dat daar zo sterk mogelijk op gelijkt, formaat DIN A4 cellulosepapier, 100 g/m2 of meer)

(Eerste blad van de vergunning)

(Tekst in de officiële taal (talen) of een van de officiële talen van de lidstaat die de vergunning afgeeft)

Kenteken van de lidstaat (1) die de vergunning afgeeft

 

Benaming van de bevoegde autoriteit of instantie

VERGUNNING Nr. …

of

VOOR EENSLUIDEND GEWAARMERKT AFSCHRIFT Nr. …

voor het internationale goederenvervoer over de weg voor rekening van derden

Deze vergunning machtigt (2)

tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grondgebied van de Gemeenschap, van internationaal goederenvervoer over de weg voor rekening van derden, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg, en volgens de algemene voorwaarden van deze vergunning.

Bijzondere opmerkingen: …

Deze vergunning is geldig van …

tot …

Afgegeven te …

op …

 (3)

(b)   (Tweede blad van de vergunning)

(Tekst in de officiële taal (talen) of een van de officiële talen van de lidstaat die de vergunning afgeeft)

ALGEMENE BEPALINGEN

Deze vergunning is afgegeven uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1072/2009.

Zij machtigt tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grondgebied van de Gemeenschap, en eventueel op de in deze vergunning gestelde voorwaarden, van internationaal goederenvervoer over de weg voor rekening van derden:

waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst in twee verschillende lidstaten zijn gelegen, met of zonder doorvoer via een of meer lidstaten of derde landen,

van een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, met of zonder doorvoer via één of meer lidstaten of derde landen,

tussen derde landen met doorvoer via het grondgebied van een of meer lidstaten,

alsmede lege ritten in verband met dit vervoer.

In geval van vervoer van een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, is deze vergunning geldig voor het op het grondgebied van de Gemeenschap afgelegde traject. Zij is pas geldig in de lidstaat waar wordt geladen en gelost zodra de daartoe vereiste overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1072/2009 is gesloten.

De vergunning is persoonlijk en mag niet aan een derde worden overgedragen.

Zij kan door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van afgifte worden ingetrokken wanneer de houder met name:

niet aan alle voorwaarden heeft voldaan waaraan het gebruik van de vergunning was onderworpen,

onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot de gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte of verlenging van de vergunning.

Het origineel van de vergunning moet door de vervoeronderneming worden bewaard.

Een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de vergunning moet zich in het voertuig bevinden (4). In het geval van een samenstel van voertuigen moet zij het trekkende voertuig vergezellen. Zij geldt voor het samenstel van voertuigen, ook wanneer de aanhanger of oplegger niet op naam van de houder van de vergunning is geregistreerd of toegelaten tot het verkeer of wanneer deze is geregistreerd of toegelaten tot het verkeer in een andere staat.

De vergunning moet op verzoek van de met controle belaste beambten worden getoond.

De houder is verplicht op het grondgebied van elke lidstaat de aldaar geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, met name op het gebied van vervoer en verkeer, in acht te nemen.”


(1)  De kentekens van de lidstaten zijn: (B) België, (BG) Bulgarije, (CZ) Tsjechië, (DK) Denemarken, (D) Duitsland, (EST) Estland, (IRL) Ierland, (GR) Griekenland, (E) Spanje, (F) Frankrijk, (HR) Kroatië, (I) Italië, (CY) Cyprus, (LV) Letland, (LT) Litouwen, (L) Luxemburg, (H) Hongarije, (MT) Malta, (NL) Nederland, (A) Oostenrijk, (PL) Polen, (P) Portugal, (RO) Roemenië, (SLO) Slovenië, (SK) Slowakije, (FIN) Finland, (S) Zweden, (UK) Verenigd Koninkrijk.

(2)  Naam of firmanaam en volledig adres van de vervoerder.

(3)  Handtekening en stempel van de bevoegde autoriteit of instantie die de vergunning afgeeft.

(4)  Onder „voertuig” dient te worden verstaan een in een lidstaat geregistreerd motorvoertuig, of een samenstel van voertuigen waarvan ten minste het trekkende voertuig in een lidstaat is geregistreerd, dat uitsluitend voor het vervoer van goederen is bestemd.


BIJLAGE 3

„BIJLAGE 4

SOORTEN VERVOER EN LEGE RITTEN IN HET KADER VAN DERGELIJK VERVOER DIE ZIJN VRIJGESTELD VAN ELKE COMMUNAUTAIRE VERGUNNINGENREGELING EN VAN ALLE VERVOERVERGUNNINGEN

1.

Postvervoer in het kader van een universele dienst.

2.

Vervoer van beschadigde of defecte voertuigen.

3.

Goederenvervoer met motorvoertuigen waarvan de toegestane massa in beladen toestand, met inbegrip van die van de aanhangwagen(s), niet meer dan 3,5 t bedraagt.

4.

Goederenvervoer met motorvoertuigen voor zover aan de volgende eisen wordt voldaan:

a)

de vervoerde goederen zijn eigendom van de onderneming of zijn door haar verkocht of gekocht, verhuurd of gehuurd, geproduceerd, gedolven, bewerkt of hersteld;

b)

het doel van het vervoer is de goederen naar de onderneming te brengen of deze vanuit de onderneming te verzenden, ofwel deze te verplaatsen binnen de onderneming of voor eigen behoeften buiten de onderneming;

c)

de voor dit vervoer gebruikte motorvoertuigen worden bestuurd door personeel dat in dienst is of ter beschikking gesteld is van de onderneming krachtens een contractuele verplichting;

d)

de voertuigen die de goederen vervoeren, zijn eigendom van de onderneming, door haar op krediet gekocht of door haar gehuurd, in het laatste geval mits zij voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad (1).

Deze bepaling is niet van toepassing bij gebruik van een reservevoertuig bij een kortdurend defect aan het normaal gebruikte voertuig;

e)

het vervoer mag slechts een secundaire bedrijvigheid zijn in het kader van de algemene werkzaamheden van de onderneming.

5.

Vervoer van geneesmiddelen, medische apparaten en uitrusting, alsmede van andere artikelen die nodig zijn voor eerstehulpverlening, met name in geval van natuurrampen.”


(1)  Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 82).


BIJLAGE 4

„BIJLAGE 7

INTERNATIONAAL PERSONENVERVOER MET TOURINGCARS EN AUTOBUSSEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst gelden de volgende definities:

1.   Geregeld vervoer

1.1.   Geregeld vervoer is vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of mogen worden afgezet. Geregeld vervoer is voor iedereen toegankelijk, ongeacht, in voorkomend geval, de verplichting om de reis te boeken.

Een aanpassing van de exploitatievoorwaarden voor het vervoer doet niet af aan het geregelde karakter van het vervoer.

1.2.   Tevens wordt als geregeld vervoer beschouwd, ongeacht door wie het wordt georganiseerd, vervoer van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers, voor zover dat vervoer op de in punt 1.1 bepaalde wijze geschiedt. Dergelijk vervoer wordt „bijzondere vorm van geregeld vervoer” genoemd.

De bijzondere vorm van geregeld vervoer omvat met name:

a)

vervoer van werknemers van en naar het werk;

b)

vervoer van scholieren en studenten van en naar hun onderwijsinstellingen.

Aan het geregelde karakter van de bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat bij de organisatie van het vervoer rekening wordt gehouden met de wisselende behoeften van de gebruiker.

1.3.   Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer met dezelfde clientèle als bij het bestaande geregelde vervoer, het doorrijden op bepaalde stopplaatsen of het inlassen van extra stopplaatsen in het bestaande geregelde vervoer gelden dezelfde regels als die voor dat geregeld vervoer.

2.   Ongeregeld vervoer

2.1.   Ongeregeld vervoer is vervoer dat niet aan de definitie van geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het transport van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van een opdrachtgever of van de vervoerder zelf.

Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer dat vergelijkbaar is met het bestaande geregelde vervoer en op dezelfde clientèle is gericht, is een vergunning vereist die wordt verkregen via de procedure van afdeling I.

2.2.   Het ongeregelde karakter van het in punt 2 bedoelde vervoer gaat niet verloren doordat het met een zekere regelmaat geschiedt.

2.3.   Ongeregeld vervoer kan worden geëxploiteerd door een groep vervoerders die voor rekening van dezelfde opdrachtgever werken.

De namen van deze vervoerders en, waar van toepassing, de overstapplaatsen onderweg, worden meegedeeld aan de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland volgens een regeling die het Gemengd Comité vaststelt.

3.   Vervoer voor eigen rekening

Vervoer voor eigen rekening is vervoer dat voor niet-lucratieve en niet-commerciële doeleinden door een natuurlijke of rechtspersoon wordt verricht, met dien verstande:

dat de vervoersactiviteit voor de natuurlijke of rechtspersoon slechts een bijkomende activiteit vormt,

dat de gebruikte voertuigen eigendom van die natuurlijke of rechtspersoon zijn of door hem op afbetaling zijn aangekocht dan wel dat daarvoor een leasingovereenkomst op lange termijn is afgesloten en dat zij worden bestuurd door een personeelslid van de natuurlijke of rechtspersoon of door de natuurlijke persoon zelf of door personeel dat in dienst is van de onderneming of krachtens een contractuele verbintenis ter beschikking van de onderneming is gesteld.

Afdeling I

AAN EEN VERGUNNING ONDERWORPEN GEREGELD VERVOER

Artikel 2

Aard van de vergunning

1.   Vergunningen worden gesteld op naam van de vervoerder; zij mogen door hem niet aan derden worden overgedragen. De vervoerder die de vergunning heeft gekregen mag evenwel, met instemming van de instantie bedoeld in artikel 3, lid 1, van deze bijlage het vervoer door een onderaannemer laten verrichten. In dat geval moet de naam en de hoedanigheid van de onderaannemer op de vergunning worden vermeld. De onderaannemer moet voldoen aan de in artikel 17 van de overeenkomst vermelde voorwaarden.

In het geval van een associatie van ondernemingen voor de exploitatie van geregeld vervoer wordt de vergunning gesteld op naam van alle ondernemingen. Zij wordt afgegeven aan de ondernemer die het vervoer beheert; de overige ondernemingen ontvangen een kopie. Op de vergunning worden de namen van alle exploitanten vermeld.

2.   De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt maximaal vijf jaar.

3.   In de vergunning worden vermeld:

a)

het soort vervoer;

b)

de reisweg, in het bijzonder het punt van vertrek en van bestemming;

c)

de geldigheidsduur van de vergunning;

d)

de stopplaatsen en de dienstregeling.

4.   De vergunning moet conform het model van Verordening (EU) nr. 361/2014 van de Commissie (1) zijn.

5.   De vergunningen geven de houder(s) het recht om op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen geregeld vervoer te verrichten.

6.   De exploitant van geregeld vervoer mag extra voertuigen gebruiken om het hoofd te bieden aan tijdelijke en uitzonderlijke omstandigheden.

In dat geval moet de vervoerder ervoor zorgen dat de volgende documenten zich in het voertuig bevinden:

een afschrift van de vergunning voor geregeld vervoer,

een afschrift van de overeenkomst tussen de exploitant van het geregelde vervoer en het bedrijf dat de extra voertuigen ter beschikking stelt, of een daaraan gelijkwaardig document,

een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van een soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders die aan de exploitant die de extra voertuigen voor de dienst ter beschikking stelt, is afgegeven.

Artikel 3

Indiening van de vergunningaanvragen

1.   Vervoersondernemers van de Europese Unie dienen hun vergunningaanvragen in overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) en Zwitserse vervoersondernemers dienen hun vergunningsaanvragen in overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3 van de verordening van 4 november 2009 inzake personenvervoer (ordonnance sur le transport de voyageurs of OTV) (3). Voor diensten waarvoor in Zwitserland niet, maar in de Europese Unie wel een vergunning vereist is, worden de vergunningaanvragen door Zwitserse vervoerondernemers bij de Zwitserse bevoegde instanties ingediend, indien het punt van vertrek zich in Zwitserland bevindt.

2.   De aanvragen moeten conform het model van Verordening (EU) nr. 361/2014 zijn.

3.   De aanvrager van de vergunning verstrekt, ter ondersteuning van zijn vergunningsaanvraag, alle aanvullende inlichtingen die hij dienstig acht of die hem door de instantie van afgifte worden gevraagd, met name een rijschema aan de hand waarvan de toepassing van de regelgeving inzake rij- en rusttijden kan worden gecontroleerd, alsmede een afschrift van de aan de exploitant van het geregeld vervoer afgegeven communautaire vergunning voor het internationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van een soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders.

Artikel 4

Vergunningsprocedure

1.   De vergunning wordt afgegeven met instemming van de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partijen op het grondgebied waarvan reizigers worden opgenomen of afgezet. De instantie van afgifte doet hun, alsmede de bevoegde instanties van de lidstaten van de Europese Unie over het grondgebied waarvan gereisd wordt zonder dat reizigers worden opgenomen of afgezet, samen met haar beoordeling, een afschrift van de aanvraag en van alle andere dienstige documenten toekomen.

2.   De bevoegde instanties van Zwitserland en de lidstaten van de Europese Unie waaraan om instemming is gevraagd, geven de instantie van afgifte binnen twee maanden uitsluitsel. Deze termijn gaat in op de datum waarop het verzoek om instemming is ontvangen, welke wordt vermeld in de ontvangstbevestiging. Indien de instantie van afgifte binnen deze termijn geen antwoord ontvangt, worden de geraadpleegde instanties geacht hun instemming te hebben gegeven en verleent de instantie van afgifte de vergunning. Een negatieve beslissing van de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partijen waaraan instemming is gevraagd, wordt naar behoren gemotiveerd.

3.   Onverminderd de leden 7 en 8 neemt de instantie van afgifte een besluit binnen vier maanden na de datum van indiening van de vergunningaanvraag door de vervoerder.

4.   De vergunning wordt verleend tenzij:

a)

de aanvrager niet in staat is het vervoer waarvoor hij een aanvraag heeft ingediend, te verrichten met het materieel waarover hij rechtstreeks beschikt;

b)

de aanvrager in het verleden niet heeft voldaan aan de nationale of internationale regels inzake het wegvervoer, meer bepaald aan de voorwaarden en vereisten betreffende de vergunningen voor internationaal personenvervoer, of ernstige inbreuken heeft gepleegd op de regels inzake het wegvervoer, met name ten aanzien van de normen voor de voertuigen en de rij- en rusttijden van de bestuurders;

c)

in het geval van een aanvraag voor verlenging van de vergunning, de voorwaarden voor de vergunning niet zijn vervuld;

d)

de bevoegde instantie van een overeenkomstsluitende partij, op basis van een grondig onderzoek, besluit dat de betrokken dienst, op de betrokken rechtstreekse trajecten, de levensvatbaarheid van een vergelijkbare dienst waarop een of meer openbaredienstovereenkomsten van toepassing zijn die in overeenstemming zijn met de wetgeving van de overeenkomstsluitende partij, ernstig in het gedrang kan brengen. In dat geval stelt die bevoegde instantie niet-discriminerende criteria vast aan de hand waarvan kan worden bepaald of het vervoer waarvoor een aanvraag is ingediend, de levensvatbaarheid van bovengenoemd vergelijkbaar vervoer ernstig in het gedrang zou brengen, en brengt hij die criteria op verzoek ter kennis van het Gemengd Comité;

e)

de bevoegde instantie van een overeenkomstsluitende partij op grond van een gedetailleerde analyse besluit dat het hoofddoel van de vervoerdienst er niet in bestaat passagiers tussen haltes in verschillende overeenkomstsluitende partijen te vervoeren.

In de gevallen waarin een bestaande internationale vervoerdienst met touringcars en met autobussen de levensvatbaarheid van een vergelijkbare dienst waarop één of meer openbaredienstovereenkomsten van toepassing zijn die in overeenstemming zijn met de wetgeving van een overeenkomstsluitende partij, op de betrokken rechtstreekse trajecten ernstig in het gedrang brengt om uitzonderlijke redenen die op het moment van de verlening van de vergunning niet konden worden voorzien, kan de bevoegde instantie van een overeenkomstsluitende partij, met instemming van het Gemengd Comité, zes maanden na kennisgeving daarvan aan de vervoerder de vergunning voor internationaal vervoer met touringcars en autobussen schorsen of intrekken.

Het feit dat een vervoerder lagere prijzen biedt dan andere ondernemingen voor vervoer over de weg, of dat de verbinding in kwestie reeds door andere ondernemingen voor vervoer over de weg wordt geëxploiteerd, kan op zich geen rechtvaardiging vormen voor afwijzing van de aanvraag.

5.   De instantie van afgifte mag de aanvraag slechts op met deze overeenkomst verenigbare gronden afwijzen.

6.   Indien geen instemming kan worden bereikt als bedoeld in lid 1, kan de zaak bij het Gemengd Comité aanhangig worden gemaakt.

7.   Het Gemengd Comité neemt zo spoedig mogelijk een besluit, dat binnen dertig dagen na kennisgeving aan Zwitserland en de betrokken lidstaten van de Europese Unie van toepassing wordt.

8.   Nadat de in dit artikel vastgestelde procedure is afgewikkeld, stelt de instantie van afgifte alle in lid 1 bedoelde instanties in kennis van haar besluit en doet zij hun in voorkomend geval een afschrift van de vergunning toekomen.

Artikel 5

Afgifte en verlenging van de vergunning

1.   Zodra de procedure van artikel 4 van deze bijlage is afgewikkeld, wordt door de instantie van afgifte een vergunning afgegeven of wordt de vergunning formeel geweigerd.

2.   Besluiten waarbij een vergunning wordt geweigerd, moeten met redenen worden omkleed. De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat de vervoerders de mogelijkheid krijgen om tegen een weigering in beroep te gaan.

3.   Artikel 4 van deze bijlage is van overeenkomstige toepassing op aanvragen voor de verlenging van een vergunning of voor de wijziging van de voorwaarden van het aan vergunning onderworpen vervoer.

In geval van minder belangrijke wijzigingen van de exploitatievoorwaarden, zoals aanpassingen van de tarieven en dienstregelingen, volstaat het dat de instantie van afgifte de bevoegde instanties van de andere overeenkomstsluitende partij in kennis stelt van deze wijzigingen.

Artikel 6

Verval van een vergunning

De bij het vervallen van een vergunning te volgen procedure is conform de bepalingen van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1073/2009 en artikel 46 van de OTV.

Artikel 7

Verplichtingen van de vervoerders

1.   De exploitant van geregeld vervoer moet, behalve in geval van overmacht, tot aan het verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunning, alle maatregelen nemen om een vervoerdienst te garanderen die voldoet aan de normen op het vlak van continuïteit, regelmaat en capaciteit alsook aan de overige door de bevoegde instantie overeenkomstig artikel 2, lid 3, van deze bijlage vastgestelde voorwaarden.

2.   De vervoerder zorgt ervoor dat de reisweg, de stopplaatsen, de dienstregeling, de tarieven en de overige vervoersvoorwaarden door alle gebruikers gemakkelijk kunnen worden geraadpleegd.

3.   Zwitserland en de betrokken lidstaten van de Europese Unie hebben de bevoegdheid om, in onderling overleg en in overleg met de houder van de vergunning, in de exploitatievoorwaarden van een geregelde vervoerdienst wijzigingen aan te brengen.

Afdeling II

ONGEREGELD VERVOER EN ANDER VERVOER WAARVOOR GEEN VERGUNNING IS VEREIST

Artikel 8

Controleformulier

1.   Bij het vervoer als bedoeld in artikel 18, lid 1, van de overeenkomst is steeds een controleformulier (reisblad) vereist.

2.   Een vervoerder die ongeregeld vervoer verricht, dient vóór de aanvang van iedere reis het reisblad in te vullen.

3.   Reisbladboekjes worden afgegeven door de bevoegde instanties van Zwitserland en van de lidstaat van de Europese Unie waar de vervoerder is gevestigd, of door de door hen aangewezen organen.

4.   Het model van het controleformulier en de wijze waarop het dient te worden gebruikt, zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 361/2014.

5.   In het geval van het in artikel 18, lid 2, van de overeenkomst bedoeld vervoer dient het contract of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan als controledocument.

Artikel 9

Attest

Het in artikel 18, lid 6, van de overeenkomst voorgeschreven attest wordt afgegeven door de bevoegde instantie van Zwitserland of de lidstaat van de Europese Unie waar het voertuig is geregistreerd.

Het is conform het bij Verordening (EU) nr. 361/2014 vastgestelde model.

Afdeling III

CONTROLE EN SANCTIES

Artikel 10

Reisdocumenten

1.   Vervoerders die geregeld vervoer verrichten, met uitzondering van een bijzondere vorm van geregeld vervoer, moeten persoonlijke of collectieve reisdocumenten afgeven waarin de volgende gegevens worden vermeld:

het punt van vertrek en bestemming en eventueel de terugreis,

de geldigheidsduur van het document,

het tarief van het vervoer.

2.   De in lid 1 bedoelde reisdocumenten moeten op verzoek van iedere met de controle belaste persoon worden overgelegd.

Artikel 11

Controle op de weg en in de ondernemingen

1.   In het geval van vervoer voor rekening van derden moet een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie en van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders, alsmede, naargelang van de aard van het vervoer, de vervoersvergunning (dan wel een eensluidend afschrift daarvan) of het reisblad in het voertuig aanwezig zijn en op verzoek van de met de controle belaste persoon ter inzage worden overgelegd.

In het geval van vervoer voor eigen rekening moet het attest (of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan) zich aan boord van het voertuig bevinden en op verzoek van de met de controle belaste persoon ter inzage worden overgelegd.

2.   Vervoerders die internationaal personenvervoer verrichten met touringcars en autobussen, staan toe dat het correct verrichten van het vervoer wordt gecontroleerd, met name ten aanzien van de rij- en rusttijden.

Artikel 12

Onderlinge bijstand en sancties

1.   De bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand met het oog op de toepassing van en het toezicht op de bepalingen van deze bijlage. Zij wisselen gegevens uit via de overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1071/2009 (4) opgerichte nationale contactpunten.

2.   De communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders wordt ingetrokken door de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partijen wanneer de houder:

a)

niet meer voldoet aan de voorwaarden van artikel 17, lid 1, van de overeenkomst, of

b)

onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders.

3.   De instantie van afgifte trekt een vergunning in wanneer de houder niet meer voldoet aan de voorwaarden die bepalend waren voor de afgifte van de vergunning op grond van deze overeenkomst, en met name wanneer de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd, daarom verzoeken. Zij stelt de bevoegde instanties van de andere overeenkomstsluitende partij hiervan onmiddellijk in kennis.

4.   In geval van ernstige inbreuk op de regelgeving inzake vervoer en verkeersveiligheid, met name wat betreft de normen voor de voertuigen, de rij- en rusttijden van de bestuurders en het zonder vergunning verrichten van parallel of tijdelijk vervoer als bedoeld in artikel 1, punt 2.1, kunnen de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder die de inbreuk heeft gepleegd, is gevestigd, met name overgaan tot intrekking van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders of tot tijdelijke en/of gedeeltelijke intrekking van de conforme afschriften van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders.

Deze sancties worden bepaald naargelang van de ernst van de inbreuk die de houder van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders heeft gepleegd, en naargelang van het totale aantal conforme afschriften van de vergunning waarover hij voor het internationaal vervoer beschikt.

De bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd, delen de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij op het grondgebied waarvan de inbreuken zijn geconstateerd, zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na hun definitieve besluit in de zaak mee of een van de bovenbedoelde sancties is opgelegd. Indien dergelijke sancties niet zijn opgelegd, wordt dit door de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd, gemotiveerd.

5.   Wanneer de bevoegde instanties van een overeenkomstsluitende partij kennis nemen van een ernstige inbreuk op de bepalingen van deze bijlage of op de wetgeving inzake vervoer over de weg die aan een niet-ingezeten vervoerder is toe te schrijven, geeft de overeenkomstsluitende partij op het grondgebied waarvan de inbreuk is vastgesteld, zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na het definitieve besluit ter zake, de volgende informatie door aan de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd:

a)

een beschrijving van de inbreuk en de datum en het tijdstip waarop deze werd gepleegd;

b)

de categorie, het type en de ernst van de inbreuk; en

c)

de opgelegde sancties en de uitgevoerde sancties.

De bevoegde instanties van de ontvangende overeenkomstsluitende partij kunnen de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd, verzoeken overeenkomstig lid 4 bestuursrechtelijke sancties op te leggen.

6.   De overeenkomstsluitende partijen waarborgen dat de vervoerders beroep in rechte kunnen instellen tegen alle bestuursrechtelijke sancties die hun overeenkomstig dit artikel worden opgelegd.

Artikel 13

Opneming in het nationale elektronische register

De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat ernstige inbreuken op de wetgeving inzake vervoer over de weg, die toe te schrijven zijn aan op hun grondgebied gevestigde vervoerders en hebben geleid tot het opleggen van een sanctie door de bevoegde instanties van een lidstaat van de Europese Unie of van Zwitserland, alsook het feit dat de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders of het conforme afschrift van de communautaire vergunning of van de soortgelijke Zwitserse vergunning tijdelijk of definitief is ingetrokken, worden opgenomen in het nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen. De aantekeningen in het register die betrekking hebben op de tijdelijke of definitieve intrekking van een communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders, worden in de gegevensbank bewaard gedurende ten minste twee jaar te rekenen vanaf het verstrijken van de intrekkingstermijn, bij een schorsing, of de datum van intrekking, bij definitieve intrekking.”


(1)  Verordening (EU) nr. 361/2014 van de Commissie van 9 april 2014 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad aangaande de documenten voor het internationale personenvervoer met touringcars en autobussen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2121/98 van de Commissie (PB L 107 van 10.4.2014, blz. 39).

(2)  Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 88).

(3)  RS/SR/745.11.

(4)  Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51).