ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
59e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
20.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/1 |
Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de Faeröer, waarbij de Faeröer geassocieerd worden met Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)
De Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Unie en de Faeröer, waarbij de Faeröer geassocieerd worden met Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), die op 17 december 2014 (1) is ondertekend, is overeenkomstig artikel 5, lid 2, van die overeenkomst op 5 januari 2016 in werking getreden.
(1) PB L 35 van 11.2.2015, blz. 3.
VERORDENINGEN
20.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/2 |
VERORDENING (Euratom) 2016/52 VAN DE RAAD
van 15 januari 2016
tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar en tot intrekking van Verordening (Euratom) nr. 3954/87 en de Verordeningen (Euratom) nr. 944/89 en (Euratom) nr. 770/90 van de Commissie
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name de artikelen 31 en 32,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie, dat is opgesteld na advies van de groep personen aangewezen door het Wetenschappelijk en Technisch Comité uit wetenschappelijke deskundigen van de lidstaten,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad (3) stelt de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling vast. |
(2) |
Bij het ongeval van de kerncentrale van Tsjernobyl op 26 april 1986 zijn aanzienlijke hoeveelheden radioactief materiaal vrijgekomen in de lucht, waardoor levensmiddelen en diervoeders in verscheidene Europese landen werden besmet tot niveaus die uit gezondheidsoogpunt significant waren. Er werden toen maatregelen vastgesteld om ervoor te zorgen dat bepaalde landbouwproducten slechts in de Unie worden binnengebracht overeenkomstig de gemeenschappelijke regels ter bescherming van de volksgezondheid, waarbij de eenheid van de markt wordt gevrijwaard en verlegging van het handelsverkeer wordt voorkomen. |
(3) |
Bij Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad (4) zijn maximaal toelaatbare niveaus vastgesteld van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat waarschijnlijk zal leiden of heeft geleid tot de radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders. Deze maximaal toegelaten niveaus zijn nog steeds in overeenstemming met het meest recente wetenschappelijke advies dat momenteel internationaal beschikbaar is. De basis voor de vastlegging van de maximaal toegelaten niveaus in deze verordening is geëvalueerd en beschreven in publicatie 105 van de Commissie over stralingsbescherming (EU-voedselbeperkingscriteria van toepassing na een ongeval). Die niveaus zijn voornamelijk gebaseerd op een referentieniveau van 1 mSv per jaar voor de toename in de individuele effectieve dosis door consumptie en in de veronderstelling dat 10 % van het jaarlijks geconsumeerde voedsel is besmet. Er gelden evenwel andere veronderstellingen voor kinderen van minder dan een jaar oud. |
(4) |
Na het ongeval van de kerncentrale van Fukushima op 11 maart 2011 werd de Commissie ervan op de hoogte gesteld dat het radionuclidegehalte in bepaalde levensmiddelen van oorsprong uit Japan de in Japan geldende actiedrempels voor levensmiddelen overschreden. Een dergelijke besmetting kan een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en de gezondheid van dieren in de Unie en er werden dus maatregelen vastgesteld waarbij speciale voorwaarden werden opgelegd in verband met de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden uit Japan, overeenkomstig het advies van het bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (5) ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid. |
(5) |
Er is behoefte aan een systeem dat de Gemeenschap in staat stelt na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat waarschijnlijk zal leiden of heeft geleid tot een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders, maximaal toegelaten niveaus van radioactieve besmetting voor in de handel te brengen producten vast te stellen met het oog op de bescherming van de bevolking. |
(6) |
Drinkwater wordt zoals andere levensmiddelen direct of indirect geconsumeerd en speelt daarom een rol in de totale blootstelling van de consument aan radioactieve stoffen. Wat radioactieve stoffen betreft, voorziet Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad (6) reeds in het toezicht op voor menselijke consumptie bestemd water, met uitzondering van mineraal water en water dat een geneesmiddel is. Deze verordening dient van toepassing te zijn op voedsel, minder belangrijke levensmiddelen en diervoeders die in de handel kunnen worden gebracht na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar, en niet op voor menselijke consumptie bestemd water in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2013/51/Euratom. In geval van stralingsgevaar kunnen lidstaten evenwel de in deze verordening vervatte maximumdrempels voor vloeibaar voedsel hanteren voor het beheren van het gebruik van voor menselijke consumptie bestemd water. |
(7) |
Er moeten maximaal toegelaten niveaus van radioactieve besmetting gelden voor levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit de Unie of ingevoerd uit derde landen, naargelang de locatie en de omstandigheden van het nucleair ongeval of ander stralingsgevaar. |
(8) |
De Commissie moet over een nucleair ongeval of over ongewoon hoge niveaus van radioactiviteit worden geïnformeerd op grond van Beschikking 87/600/Euratom van de Raad (7), of van het Verdrag van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (International Atomic Energy Agency — IAEA) van 26 september 1986 inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval. |
(9) |
Om rekening te houden met het feit dat voedingspatronen van zuigelingen aanzienlijk kunnen variëren gedurende de eerste zes maanden van hun leven en dat er eveneens onzekerheden zijn bij het metabolisme van zuigelingen gedurende de zes volgende levensmaanden, is het nuttig de toepassing van lagere maximaal toegelaten radioactiviteitsniveaus voor levensmiddelen voor zuigelingen uit te breiden tot de eerste twaalf levensmaanden. |
(10) |
Om de aanpassing van de toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus te vergemakkelijken, in het bijzonder met betrekking tot de omstandigheden van het nucleaire ongeval of ander stralingsgevaar, moeten de procedures voor de evaluatie van de uitvoeringsverordeningen voorzien in raadpleging door de Commissie van de in artikel 31 van het Verdrag vermelde groep van deskundigen. |
(11) |
Om ervoor te zorgen dat levensmiddelen en diervoeders die hogere dan de toepasselijke maximaal toegelaten niveaus bevatten, niet in de Gemeenschap in de handel worden gebracht, moet de naleving van deze niveaus passend worden gecontroleerd. |
(12) |
Teneinde uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen wat betreft het toepasselijk maken van maximaal toegelaten niveaus, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8) die van toepassing dient te zijn in verband met deze verordening, ook al wordt in Verordening (EU) nr. 182/2011 artikel 106 bis van het Verdrag niet expliciet vermeld. |
(13) |
De Commissie moet worden bijgestaan door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat, wanneer op deze verordening gebaseerde ontwerpuitvoeringshandelingen worden besproken door het Permanent Comité, hun vertegenwoordigers over voldoende expertise inzake stralingsbescherming beschikken, of daarop een beroep kunnen doen. |
(14) |
De onderzoeksprocedure moet worden gebruikt voor de vaststelling van handelingen waarbij maximaal toegelaten niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders worden toepasselijk gemaakt. |
(15) |
De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen wanneer, in naar behoren gerechtvaardigde gevallen in verband met bepaalde gevallen van stralingsgevaar die waarschijnlijk zullen leiden tot of hebben geleid tot significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders, dwingende redenen van urgentie dergelijke handelingen noodzakelijk maken. |
(16) |
Deze verordening moet een lex specialis vormen voor de procedure voor het vaststellen en achteraf wijzigen van uitvoeringsverordeningen die de toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting na een geval van stralingsgevaar vaststellen. Wanneer het duidelijk is dat levensmiddelen of diervoeders afkomstig uit de Unie of ingevoerd vanuit een derde land de menselijke gezondheid, de dierlijke gezondheid of het milieu ernstig in gevaar brengen, en dat het risico niet naar behoren kan worden beheerst door middel van maatregelen van de betrokken lidstaat of lidstaten, is het de Commissie toegestaan aanvullende noodmaatregelen vast te stellen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002. De Commissie moet ervoor zorgen dat deze verordening en Verordening (EG) nr. 178/2002 op een geharmoniseerde manier worden uitgevoerd. Indien mogelijk moeten toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus en aanvullende noodmaatregelen worden geïntegreerd in één uitvoeringsverordening op basis van deze verordening en Verordening (EG) nr. 178/2002. |
(17) |
Daarnaast zijn algemene voorschriften voor de uitvoering van officiële controles op de naleving van voorschriften die onder andere zijn gericht op het voorkomen, wegnemen of tot een aanvaardbaar niveau terugbrengen van de risico's voor mens en dier, vastgelegd in Verordening nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (9). |
(18) |
Bij het opstellen of het evalueren van de uitvoeringsverordeningen moet de Commissie onder andere rekening houden met de volgende omstandigheden: plaats, aard en omvang van het nucleair ongeval of ander stralingsgevaar binnen of buiten de Gemeenschap; aard, omvang en geconstateerde of geraamde verspreiding van radioactieve stoffen in lucht, water en bodem en in levensmiddelen en diervoeders binnen of buiten de Gemeenschap; stralingsrisico's van de geconstateerde of potentiële radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders en de daaruit voortkomende stralingsdoses; soort en hoeveelheid van de besmette levensmiddelen en diervoeders die in de Gemeenschap in de handel kunnen worden gebracht; maximaal toegelaten niveaus voor besmette levensmiddelen en diervoeders in derde landen; het belang van deze levensmiddelen en diervoeders voor het verschaffen van een toereikend voedselaanbod aan de bevolking; verbruikersverwachtingen met betrekking tot de voedselveiligheid en mogelijke veranderingen in het eetpatroon van consumenten als gevolg van een stralingsgevaar. |
(19) |
In naar behoren gerechtvaardigde gevallen moet elke lidstaat de mogelijkheid hebben te verzoeken tijdelijk te mogen afwijken van de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting voor bepaalde levensmiddelen of diervoeders die op zijn grondgebied worden geconsumeerd. Uitvoeringsverordeningen moeten de levensmiddelen en diervoeders waarop de afwijkingen van toepassing zijn, de soorten betrokken radionucliden, alsmede het geografische toepassingsgebied van de afwijkingen en hun duur vermelden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Deze verordening heeft betrekking op de vaststelling van de maximaal toegelaten niveaus voor de radioactieve besmetting van:
a) |
levensmiddelen, als bepaald in bijlage I; |
b) |
minder belangrijke levensmiddelen, als bepaald in bijlage II; en |
c) |
diervoeders, als bepaald in bijlage III, |
die in de handel mogen worden gebracht na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat waarschijnlijk zal leiden of heeft geleid tot significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders.
Deze verordening legt eveneens de procedure vast voor het vaststellen of achteraf wijzigen van uitvoeringsverordeningen waarin de maximaal toelaatbare niveaus worden bepaald.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) „levensmiddel” of „voedsel”: alle stoffen en producten, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om door de mens te worden geconsumeerd of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij door de mens worden geconsumeerd.
Deze definitie omvat tevens dranken, kauwgom alsmede iedere stof die opzettelijk tijdens de vervaardiging, de bereiding of de behandeling aan het levensmiddel wordt toegevoegd.
Onder deze definitie vallen niet:
a) |
diervoeders; |
b) |
levende dieren, tenzij voorbereid om in de handel te worden gebracht voor menselijke consumptie; |
c) |
planten vóór de oogst; |
d) |
geneesmiddelen in de zin van artikel 1, punt 2), van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad (10); |
e) |
cosmetische producten in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (11); |
f) |
tabak en tabaksproducten in de zin van artikel 2, punten 1) en 4), van Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad (12); |
g) |
verdovende middelen en psychotrope stoffen in de zin van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961 en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971; |
h) |
residuen en contaminanten; |
i) |
voor menselijke consumptie bestemd water, in de zin van artikel 2, punt 1), van Richtlijn 2013/51/Euratom; |
2) „minder belangrijk levensmiddel”: een levensmiddel met beperkt voedingsbelang, dat slechts een marginale bijdrage levert aan de consumptie van levensmiddelen door de bevolking;
3) „diervoeders”: alle stoffen en producten, inclusief additieven, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om te worden gebruikt voor orale vervoedering aan dieren;
4) „in de handel brengen”: het voorhanden hebben van levensmiddelen of diervoeders met het oog op de verkoop, met inbegrip van het te koop aanbieden, of enige andere vorm van al dan niet gratis overdracht, alsmede de eigenlijke verkoop, distributie en andere vormen van overdracht zelf;
5) „stralingsgevaar”: een ongewone situatie of gebeurtenis waarbij een stralingsbron is betrokken en die onmiddellijke maatregelen vereist om ernstige negatieve gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van de mens, de levenskwaliteit, goederen of het milieu te beperken, dan wel een ernstig gevaar dat deze gevolgen kan meebrengen.
Artikel 3
Toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus
1. Wanneer de Commissie, met name krachtens de regeling van de Gemeenschap voor snelle uitwisseling van informatie in het geval van stralingsgevaar dan wel krachtens het Verdrag van het IAEA van 26 september 1986 inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval, officiële informatie ontvangt over een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat waarschijnlijk tot een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders zal leiden of er al toe heeft geleid, stelt de Commissie een uitvoeringsverordening vast waarbij maximaal toelaatbare niveaus worden ingevoerd voor de potentieel besmette levensmiddelen of diervoeders die in de handel zouden kunnen worden gebracht.
Onverminderd artikel 3, lid 4, zullen de toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus in de uitvoeringsverordening niet hoger liggen dan de niveaus in de bijlagen I, II en III. Deze uitvoeringsverordening wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
In geval van dwingende redenen van urgentie in verband met de omstandigheden van het nucleair ongeval of ander stralingsgevaar, stelt de Commissie een onmiddellijk toepasselijke uitvoeringsverordening vast overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, bedoelde procedure.
2. De geldigheidsduur van de in het kader van lid 1 vastgestelde uitvoeringsverordeningen is zo kort mogelijk. De geldigheidsduur van de eerste uitvoeringsverordening na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar is niet langer dan drie maanden.
Uitvoeringsverordeningen worden periodiek geëvalueerd door de Commissie, en indien passend gewijzigd op grond van de aard en de plaats van het ongeval en van de evolutie van het daadwerkelijk gemeten niveau van radioactieve besmetting.
3. Bij het opstellen of evalueren van de uitvoeringsverordeningen, houdt de Commissie rekening met de overeenkomstig de artikelen 30 en 31 van het Verdrag vastgestelde basisnormen, met inbegrip van de beginselen van rechtvaardiging en optimalisering, om de omvang van de individuele doses, de kans op blootstelling en het aantal blootgestelde personen zo laag te houden als redelijkerwijs mogelijk is, met inachtneming van de huidige stand van de technische kennis en van economische en maatschappelijke factoren.
Bij het evalueren van de uitvoeringsverordeningen raadpleegt de Commissie de deskundigengroep vermeld in artikel 31 van het Verdrag wanneer een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar een zodanig grootschalige besmetting van in de Gemeenschap geconsumeerde levensmiddelen of diervoeders veroorzaakt dat de redenering en de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de maximaal toelaatbare niveaus bepaald in de bijlagen I, II en III bij deze verordening niet meer gelden. De Commissie kan om het advies van die deskundigengroep vragen in elk ander geval van besmetting van in de Gemeenschap geconsumeerde levensmiddelen of diervoeders.
4. Zonder afbreuk te doen aan de gezondheidsbeschermingsdoelstelling van deze verordening, kan de Commissie door middel van uitvoeringsverordeningen een lidstaat, op zijn verzoek en gelet op uitzonderlijke in die lidstaat heersende omstandigheden, toestaan tijdelijk af te wijken van de maximaal toelaatbare niveaus voor bepaalde op zijn grondgebied geconsumeerde levensmiddelen of diervoeders. Die afwijkingen worden gebaseerd op wetenschappelijk bewijs en terdege gerechtvaardigd door de omstandigheden, in het bijzonder maatschappelijke factoren die zich in de betrokken lidstaat voordoen.
Artikel 4
Beperkende maatregelen
1. Wanneer de Commissie een uitvoeringsverordening vaststelt waarbij maximaal toegelaten niveaus toepasselijk worden gemaakt, worden levensmiddelen of diervoeders die niet in overeenstemming zijn met die maximaal toegelaten niveaus, vanaf de in die uitvoeringsverordening bepaalde datum niet in de handel gebracht.
Voor de toepassing van deze verordening worden uit derde landen ingevoerde levensmiddelen of diervoeders beschouwd als in de handel gebracht indien zij op het douanegebied van de Unie onder een andere douaneregeling dan een regeling inzake douanevervoer zijn geplaatst.
2. Elke lidstaat bezorgt de Commissie alle informatie met betrekking tot de toepassing van deze verordening. De Commissie doet deze gegevens toekomen aan andere lidstaten. Elk geval van niet-naleving van de toepasselijke maximaal toelaatbare niveaus worden gemeld door middel van het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (Rapide Alert System for Food and Feed — RASFF).
Artikel 5
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders dat is ingesteld bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002. Dat comité wordt beschouwd als een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, juncto artikel 5 daarvan, van toepassing.
Artikel 6
Verslaglegging
In geval van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar dat waarschijnlijk tot een significante radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders zal leiden of ertoe heeft geleid, dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In dat verslag komt de uitvoering van de overeenkomstig deze verordening getroffen en overeenkomstig artikel 4, lid 2, aan de Commissie gemelde maatregelen aan de orde.
Artikel 7
Intrekking
Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad en Verordeningen (Euratom) nr. 944/89 (13) en (Euratom) nr. 770/90 (14) van de Commissie worden hierbij ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 januari 2016.
Voor de Raad
De voorzitter
J.R.V.A. DIJSSELBLOEM
(1) Advies van 9 juli 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB C 226 van 16.7.2014, blz. 68.
(3) Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom (PB L 13 van 17.1.2014, blz. 1).
(4) Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad van 22 december 1987 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar (PB L 371 van 30.12.1987, blz. 11).
(5) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(6) Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad van 22 oktober 2013 tot vaststelling van voorschriften voor de bescherming van de volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 296 van 7.11.2013, blz. 12).
(7) Beschikking 87/600/Euratom van de Raad van 14 december 1987 inzake communautaire regelingen voor snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar (PB L 371 van 30.12.1987, blz. 76).
(8) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(9) Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).
(10) Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).
(11) Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59).
(12) Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1).
(13) Verordening (Euratom) nr. 944/89 van de Commissie van 12 april 1989 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting in minder belangrijke levensmiddelen na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar (PB L 101 van 13.4.1989, blz. 17).
(14) Verordening (Euratom) nr. 770/90 van de Commissie van 29 maart 1990 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar (PB L 83 van 30.3.1990, blz. 78).
BIJLAGE I
MAXIMAAL TOEGELATEN NIVEAUS VAN RADIOACTIEVE BESMETTING VAN LEVENSMIDDELEN
De maximaal toegelaten niveaus die gelden voor levensmiddelen, mogen de volgende waarden niet overschrijden:
Isotopengroep/Levensmiddelengroep |
Levensmiddel (Bq/kg) (1) |
|||
Babyvoeding (2) |
Zuivelproducten (3) |
Andere levensmiddelen behalve minder belangrijke levensmiddelen (4) |
Vloeibare levensmiddelen (5) |
|
Totaal strontiumisotopen, met name Sr-90 |
75 |
125 |
750 |
125 |
Totaal jodiumisotopen, met name I-131 |
150 |
500 |
2 000 |
500 |
Totaal alfastraling uitzendende isotopen van plutonium en transplutoniumelementen, met name Pu-239 en Am-241 |
1 |
20 |
80 |
20 |
Totaal alle andere nucliden met een halveringstijd van meer dan tien dagen, met name Cs-134 en Cs-137 (6) |
400 |
1 000 |
1 250 |
1 000 |
(1) Het niveau dat geldt voor geconcentreerde of gedroogde producten wordt berekend op basis van het gereconstitueerde gebruiksklare product. De lidstaten kunnen aanbevelingen doen inzake de aanlengingsvoorwaarden teneinde te waarborgen dat de bij deze verordening vastgestelde maximaal toelaatbare niveaus in acht worden genomen.
(2) Als babyvoeding worden aangemerkt de levensmiddelen die speciaal zijn bestemd voor zuigelingen tijdens de eerste twaalf levensmaanden, op zichzelf voldoen aan de voedingsbehoeften van deze categorie personen en in de detailhandel verkrijgbaar zijn in duidelijk als zodanig geïdentificeerde en geëtiketteerde verpakkingen.
(3) Als zuivelproducten worden aangemerkt de producten die vallen onder de volgende GN-codes, en, in voorkomend geval, onder de aanpassingen die later daarin kunnen worden aangebracht: 0401 en 0402 (behalve 0402 29 11).
(4) Minder belangrijke levensmiddelen en de daarop toe te passen overeenkomstige maximaal toelaatbare niveaus zijn opgenomen in bijlage II.
(5) Vloeibare levensmiddelen worden gedefinieerd als producten die vallen onder GN-code 2009 en hoofdstuk 22 van de gecombineerde nomenclatuur vallen. De waarden worden berekend met inachtneming van het verbruik van kraanwater en dezelfde waarden zouden naar goeddunken van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten kunnen worden toegepast voor de drinkwatervoorziening.
(6) Koolstof-14, tritium en kalium-40 worden niet hiertoe gerekend.
BIJLAGE II
MAXIMAAL TOEGELATEN NIVEAUS VAN RADIOACTIEVE BESMETTING VAN MINDER BELANGRIJKE LEVENSMIDDELEN
1. |
Lijst van minder belangrijke levensmiddelen
|
2. |
De maximaal toegestane niveaus die gelden voor de in punt 1 genoemde minder belangrijke levensmiddelen, mogen de volgende waarden niet overschrijden:
|
(1) Koolstof-14, tritium en kalium-40 worden niet hiertoe gerekend.
BIJLAGE III
MAXIMAAL TOEGESTANE NIVEAUS VAN RADIOACTIEVE BESMETTING VAN DIERVOEDERS
De maximaal toegestane niveaus voor cesium-134 en cesium-137 mogen de volgende waarden niet overschrijden:
Diervoeders voor |
|
Varkens |
1 250 |
Pluimvee, lammeren, kalveren |
2 500 |
Andere |
5 000 |
(1) Met deze maximaal toelaatbare niveaus wordt beoogd bij te dragen tot de inachtneming van de maximaal toegelaten niveaus voor levensmiddelen; op zichzelf garanderen zij niet de inachtneming ervan onder alle omstandigheden, noch betekenen zij dat de noodzaak van controle op besmettingsniveaus in voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten geringer is.
(2) Deze niveaus gelden voor diervoeders die voor rechtstreeks verbruik zijn bestemd.
BIJLAGE IV
CONCORDANTIETABEL
Verordening (Euratom) nr. 3954/87 |
Verordening (Euratom) nr. 944/89 |
Verordening (Euratom) nr. 770/90 |
Deze verordening |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 1, lid 2 |
|
|
Artikel 2 |
Artikel 2, lid 1 |
|
|
Artikel 3, lid 1 |
Artikel 2, lid 2 |
|
|
Artikel 3, lid 2 |
Artikel 3, lid 1 |
|
|
— |
Artikel 3, lid 2 |
|
|
Artikel 3, lid 3 |
Artikel 3, leden 3 en 4 |
|
|
— |
Artikel 4 |
|
|
— |
Artikel 5 |
|
|
— |
Artikel 6, lid 1 |
|
|
Artikel 4, lid 1 |
Artikel 6, lid 2 |
|
|
Artikel 4, lid 2 |
|
Artikel 2 |
|
Bijlage II, punt 2 |
— |
— |
— |
Artikel 5 |
Artikel 7 |
|
|
— |
— |
— |
— |
Artikel 7 |
Artikel 8 |
Artikel 3 |
Artikel 2 |
Artikel 8 |
Bijlage |
|
|
Bijlage I |
|
Bijlage |
|
Bijlage II, punt 1 |
|
|
Bijlage |
Bijlage III |
— |
— |
— |
Bijlage IV |
20.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/12 |
VERORDENING (EU) 2016/53 VAN DE COMMISSIE
van 19 januari 2016
tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumresidugehalten voor diethofencarb, mesotrione, metosulam en pirimifos-methyl in of op bepaalde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a), artikel 18, lid 1, onder b), en artikel 49, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor diethofencarb en metosulam zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005. Voor mesotrione en pirimifos-methyl zijn MRL's vastgesteld in bijlage II en deel B van bijlage III bij die verordening. |
(2) |
Voor diethofencarb heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (2). Zij heeft geconcludeerd dat met betrekking tot de MRL's voor peren, wijndruiven, tomaten en aubergines bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico voor consumenten is, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden vastgesteld op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau. Die MRL's worden later opnieuw beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA heeft geconcludeerd dat met betrekking tot de MRL's voor komkommers, courgettes, runderen (spier, vet, lever en nier), schapen (spier, vet, lever en nier), geiten (spier, vet, lever en nier) en melk van runderen, schapen en geiten geen gegevens beschikbaar waren en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. De MRL's voor die producten moeten worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens. Aangezien er geen gegevens beschikbaar waren voor het vaststellen van MRL's in producten van dierlijke oorsprong moet ook het MRL voor appelen worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens. |
(3) |
Voor mesotrione heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 2, juncto artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (3). Zij heeft voorgesteld de residudefinitie te wijzigen en aanbevolen de MRL's voor suikermais, lijnzaad, papaverzaad/maanzaad, koolzaad en mais te verlagen. De EFSA heeft geconcludeerd dat met betrekking tot het MRL voor suikerriet bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico voor consumenten is, moet het MRL voor dat product in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden vastgesteld op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau. Dat MRL wordt later opnieuw beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA heeft geconcludeerd dat voor het MRL voor zeewier geen gegevens beschikbaar waren en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Het MRL voor dat product moet worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens. |
(4) |
Voor metosulam heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (4). De EFSA heeft aanbevolen de MRL's voor gerst, mais, haver, rogge en tarwe te verlagen. Zij heeft geconcludeerd dat met betrekking tot de MRL's voor pitvruchten, steenvruchten, tafeldruiven, wijndruiven, aardbeien, rubussoorten, ander kleinfruit en besvruchten, aardappelen en suikermais bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico voor consumenten is, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden vastgesteld op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau. Die MRL's worden later opnieuw beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. |
(5) |
Voor pirimifos-methyl heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 2, juncto artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (5). Zij heeft met betrekking tot alle MRL's een langetermijnrisico voor consumenten vastgesteld. Het is derhalve passend de MRL's voor boekweit, mais, rijst en rogge te verlagen. De EFSA heeft geconcludeerd dat met betrekking tot de MRL's voor gerst, gierst, haver, sorghum, tarwe, varkens (spier, vet, lever en nier), runderen (spier, vet, lever en nier), schapen (spier, vet, lever en nier), geiten (spier, vet, lever en nier), pluimvee (spier, vet en lever), melk van runderen, schapen en geiten, en vogeleieren bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico voor consumenten is, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden vastgesteld op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau. Die MRL's worden later opnieuw beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA heeft geconcludeerd dat met betrekking tot de MRL's voor amandelen, hazelnoten, pistaches, walnoten, peulvruchten (gedroogd) en palmnoten geen gegevens beschikbaar waren en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. De MRL's voor die producten moeten worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens. De EFSA heeft geconcludeerd dat met betrekking tot de MRL's voor lijnzaad, pinda's, papaverzaad/maanzaad, sesamzaad, zonnebloemzaad, koolzaad, sojabonen, mosterdzaad, katoenzaad, pompoenzaad, saffloer, bernagie, huttentut, hennepzaad en wonderbonen geen gegevens beschikbaar waren en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er een risico op kruisbesmetting bestaat, moeten de MRL's voor die producten en die voor boekweit, mais, rijst en rogge worden vastgesteld op het door de EFSA vastgestelde niveau. |
(6) |
Met betrekking tot producten waarop het gebruik van het betrokken gewasbeschermingsmiddel niet is toegelaten, en waarvoor geen invoertoleranties of Codex-grenswaarden (CXL's) bestaan, moeten de MRL's worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens of moet het standaard-MRL overeenkomstig artikel 18, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 396/2005 van toepassing zijn. |
(7) |
De Commissie heeft de referentielaboratoria van de Europese Unie voor bestrijdingsmiddelenresiduen geraadpleegd over de noodzaak enkele bepaalbaarheidsgrenzen aan te passen. Die laboratoria zijn tot de conclusie gekomen dat in verband met de technische ontwikkeling voor bepaalde producten specifieke bepaalbaarheidsgrenzen voor een aantal stoffen moeten worden vastgesteld. |
(8) |
Op grond van de met redenen omklede adviezen van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de wijzigingen van de MRL's aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(9) |
De handelspartners van de Unie zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de nieuwe MRL's geraadpleegd en er is rekening gehouden met hun opmerkingen. |
(10) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
Deze verordening moet voorzien in een overgangsregeling voor producten die vóór de wijziging van de MRL's werden vervaardigd en waarvoor uit de informatie is gebleken dat een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gehandhaafd, zodat die op een normale wijze in de handel gebracht, verwerkt en geconsumeerd kunnen worden. |
(12) |
Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de gewijzigde MRL's van toepassing worden, zodat de lidstaten, derde landen en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de wijziging van de MRL's zullen voortvloeien. |
(13) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 396/2005 blijft in de versie die vóór de wijziging uit hoofde van deze verordening van kracht was, van toepassing op producten die vóór 9 augustus 2016 zijn geproduceerd.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 9 augustus 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 januari 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for diethofencarb according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2015;13(2):4030.
(3) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for mesotrione according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2015;13(1):3976.
(4) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for metosulam according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2015;13(1):3983.
(5) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for pirimiphos-methyl according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2015;13(1):3974.
BIJLAGE
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) Bepaalbaarheidsgrens
(**) |
Combinatie van bestrijdingsmiddel en code waarvoor het MRL in bijlage III, deel B, geldt. |
(F)= Vetoplosbaar
Mesotrione
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de residuproeven om de residugehalten aan mesotrione en de metaboliet AMBA daarvan (vrij en geconjugeerd) te onderzoeken, ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 20 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
Pirimifos-methyl (F)
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden, de toxicologische gegevens over de hydroxypyrimidinemetabolieten en de hydrolysestudies die pasteurisatie en sterilisatie simuleren, ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 20 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de toxicologische gegevens over de hydroxypyrimidinemetabolieten ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 20 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan. 1011010 Spier1011020 Vetweefsel1011030 Lever1011040 Nier1012010 Spier1012020 Vetweefsel1012030 Lever1012040 Nier1013010 Spier1013020 Vetweefsel1013030 Lever1013040 Nier1014010 Spier1014020 Vetweefsel1014030 Lever1014040 Nier1016010 Spier1016020 Vetweefsel1016030 Lever1020010 Runderen1020020 Schapen1020030 Geiten1030000 Vogeleieren1030010 Kippen1030020 Eenden1030030 Ganzen1030040 Kwartels1030990 Overige” |
(2) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
(F)= Vetoplosbaar
Mesotrione
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de residuproeven om de residugehalten aan mesotrione en de metaboliet AMBA daarvan (vrij en geconjugeerd) te onderzoeken, ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 20 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
Pirimifos-methyl (F)
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden, de toxicologische gegevens over de hydroxypyrimidinemetabolieten en de hydrolysestudies die pasteurisatie en sterilisatie simuleren, ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 20 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de toxicologische gegevens over de hydroxypyrimidinemetabolieten ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 20 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan. 1011010 Spier1011020 Vetweefsel1011030 Lever1011040 Nier1012010 Spier1012020 Vetweefsel1012030 Lever1012040 Nier1013010 Spier1013020 Vetweefsel1013030 Lever1013040 Nier1014010 Spier1014020 Vetweefsel1014030 Lever1014040 Nier1016010 Spier1016020 Vetweefsel1016030 Lever1020010 Runderen1020020 Schapen1020030 Geiten1030000 Vogeleieren1030010 Kippen1030020 Eenden1030030 Ganzen1030040 Kwartels1030990 Overige” |
(3) Bepaalbaarheidsgrens
(4) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
Diethofencarb
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de residuproeven en de stabiliteit bij opslag ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 20 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de stabiliteit bij opslag ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 20 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.
|
Metosulam
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de stabiliteit bij opslag, de residuproeven, het metabolisme in de gewassen en de parameters voor de goede landbouwpraktijk ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 20 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de stabiliteit bij opslag en de opslagomstandigheden bij de residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 20 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de stabiliteit bij opslag ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 20 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.
|
20.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/40 |
VERORDENING (EU) 2016/54 VAN DE COMMISSIE
van 19 januari 2016
tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opname van gamma-glutamyl-valyl-glycine in de EU-lijst van aromastoffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in en op levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (1), en met name artikel 11, lid 3,
Gezien Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (2), en met name artikel 7, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 bevat een EU-lijst van voor gebruik in en op levensmiddelen goedgekeurde aroma's en uitgangsmaterialen, en de gebruiksvoorwaarden ervan. |
(2) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 872/2012 van de Commissie (3) is de lijst van aromastoffen vastgesteld en in bijlage I, deel A, bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 opgenomen. |
(3) |
Die lijst kan hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag door een lidstaat of door een belanghebbende partij worden bijgewerkt volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008. |
(4) |
Op 21 maart 2013 is bij de Commissie een aanvraag ingediend voor de goedkeuring van het gebruik van gamma-glutamyl-valyl-glycine (FL-nr. 17.038) als aromastof. De aanvraag is ter advies voorgelegd aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). Deze aanvraag is ook ter kennis van de lidstaten gebracht overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008. |
(5) |
De EFSA heeft de veiligheid van gamma-glutamyl-valyl-glycine (FL-nr. 17.038) bij gebruik als aromastof beoordeeld (4) en geconcludeerd dat het gebruik ervan bij het geschatte niveau van inname als aromastof geen gevaar oplevert voor de gezondheid. |
(6) |
De in Verordening (EG) nr. 1334/2008 bedoelde EU-lijst regelt alleen het gebruik van aromastoffen die aan levensmiddelen worden toegevoegd om hieraan geur en/of smaak te geven of die te wijzigen. De stof met FL-nummer 17.038 kan ook om andere dan aromatiserende doeleinden aan levensmiddelen worden toegevoegd; voor dergelijke toepassingen blijven andere regels van kracht. Deze verordening stelt gebruiksvoorwaarden vast die alleen betrekking hebben op het gebruik van FL-nr. 17.038 als aromastof. |
(7) |
Bijlage I, deel A, bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I, deel A, bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 januari 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34.
(2) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 872/2012 van de Commissie van 1 oktober 2012 tot vaststelling van de lijst van aromastoffen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2232/96 van het Europees Parlement en de Raad, tot opname van die lijst in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1565/2000 van de Commissie en Beschikking 1999/217/EG van de Commissie (PB L 267 van 2.10.2012, blz. 1).
(4) EFSA Journal 2014; 12(4):3625.
BIJLAGE
In bijlage I, deel A, afdeling 2, bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 wordt aan het einde van de tabel de volgende vermelding met betrekking tot FL-nr. 17.038 toegevoegd:
„17.038 |
gamma-glutamyl-valyl-glycine |
338837-70-6 |
|
2123 |
5-oxo-L-prolyl-L-valyl-glycine (PCA-Val-Gly) en L-alpha-glutamyl-L-valyl-glycine minder dan 0,7 %, L-gamma-glutamyl-L-valyl-L-valyl-glycine minder dan 2,0 %, tolueen niet-aantoonbaar (aantoonbaarheidsgrens 10 mg/kg) |
Beperkingen aan het gebruik als aromastof:
|
|
EFSA” |
20.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/43 |
VERORDENING (EU) 2016/55 VAN DE COMMISSIE
van 19 januari 2016
tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bepaalde aromastoffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in en op levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (1), en met name artikel 11, lid 3,
Gezien Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (2), en met name artikel 7, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 bevat een EU-lijst van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde aroma's en uitgangsmaterialen en preciseert de gebruiksvoorwaarden ervoor. |
(2) |
Die lijst van aromastoffen is bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 872/2012 van de Commissie (3) vastgesteld en in deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 opgenomen. |
(3) |
De lijst kan hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag door een lidstaat of belanghebbende partij worden bijgewerkt volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008. |
(4) |
Deel A van de EU-lijst bevat zowel beoordeelde aromastoffen, die zonder noot zijn opgenomen, als in beoordeling zijnde aromastoffen, die in die lijst van de noten 1 tot en met 4 zijn voorzien. |
(5) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de beoordeling van vijf stoffen afgerond die momenteel in de lijst zijn opgenomen als in beoordeling zijnde aromastoffen. Die aromastoffen zijn door de EFSA beoordeeld in het kader van de volgende aromagroepevaluaties: evaluatie FGE.12rev5 (4) (stoffen FL-nummers 07.041 en 07.224), FGE.63rev2 (5) (stoffen FL-nummers 07.099 en 07.101) en evaluatie FGE.312 (6) (stof FL-nr. 16.126). De EFSA concludeerde dat die aromastoffen geen gevaar voor de gezondheid opleveren bij de geraamde niveaus van opneming via de voeding. |
(6) |
Als onderdeel van haar evaluatie heeft de EFSA opmerkingen gemaakt bij de specificaties van bepaalde stoffen. De opmerkingen houden verband met de benaming, zuiverheid of samenstelling van de stoffen met de FL-nummers 07.041, 07.224 en 07.099. Deze opmerkingen moeten in de lijst worden ingevoerd. |
(7) |
De in Verordening (EG) nr. 1334/2008 opgenomen lijst is alleen bedoeld voor het regelen van het gebruik van aromastoffen die aan levensmiddelen worden toegevoegd om hieraan geur en/of smaak te geven of die te wijzigen. De stof met FL-nummer 16.126 kan ook aan levensmiddelen worden toegevoegd voor andere doeleinden dan als aromastof en daarvoor blijven andere voorschriften van kracht. De gebruiksvoorwaarden die in deze verordening zijn vastgesteld, hebben alleen betrekking op het gebruik van de stoffen als aromastof. |
(8) |
De in het kader van deze evaluaties beoordeelde aromastoffen moeten derhalve als beoordeelde stoffen in de lijst worden vermeld door de verwijzingen naar de noten 1 of 2 in de desbetreffende vermeldingen in de EU-lijst te schrappen. |
(9) |
Deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 januari 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34.
(2) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 872/2012 van de Commissie van 1 oktober 2012 tot vaststelling van de lijst van aromastoffen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2232/96 van het Europees Parlement en de Raad, tot opname van die lijst in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1565/2000 van de Commissie en Beschikking 1999/217/EG van de Commissie (PB L 267 van 2.10.2012, blz. 1).
(4) EFSA Journal 2014;11(12):3911.
(5) EFSA Journal 2014;11(4):3188.
(6) EFSA Journal 2013;11(10):3404.
BIJLAGE
Deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De gegevens betreffende FL-nr. 07.041 worden vervangen door:
|
2) |
De gegevens betreffende FL-nr. 07.099 worden vervangen door:
|
3) |
De gegevens betreffende FL-nr. 07.101 worden vervangen door:
|
4) |
De gegevens betreffende FL-nr. 07.224 worden vervangen door:
|
5) |
De gegevens betreffende FL-nr. 16.126 worden vervangen door:
|
20.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/46 |
VERORDENING (EU) 2016/56 VAN DE COMMISSIE
van 19 januari 2016
tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van extracten van rozemarijn (E 392) in smeerbare vetproducten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 is een EU-lijst vastgesteld van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en van de gebruiksvoorwaarden daarvoor. |
(2) |
Die lijst kan volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt. |
(3) |
Op 18 april 2013 is een aanvraag ingediend voor de goedkeuring van het gebruik van extracten van rozemarijn (E 392) als antioxidant in smeerbare vetproducten, d.w.z. in levensmiddelen van categorie 02.2.2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008. Deze aanvraag is vervolgens door de Commissie toegankelijk gemaakt voor de lidstaten overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008. |
(4) |
Volgens de aanvraag is het gebruik van extracten van rozemarijn (E 392) nodig om, door bescherming tegen bederf door oxidatie, de kwaliteit en de stabiliteit te bewaren van smeerbare vetproducten met een vetgehalte van minder dan 80 % waarin het aandeel meervoudig onverzadigde vetzuren hoger is dan 15 % m/m van het totale vetzuurgehalte en/of waarin het aandeel visolie of algenolie hoger is dan 2 % m/m van het totale vetzuurgehalte. |
(5) |
Op 7 maart 2008 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een advies (3) goedgekeurd over het gebruik van extracten van rozemarijn als levensmiddelenadditief. Op grond van de onder gebruikmaking van de NOAEL's (4) uit de verschillende studies geïdentificeerde veiligheidsmarges, waarbij de NOAEL's over het algemeen de hoogste geteste dosisniveaus waren, en onder gebruikmaking van de voorzichtige schattingen van de blootstelling via de voeding, is geconcludeerd dat het gebruik van extracten van rozemarijn, als beschreven in dat wetenschappelijke advies, voor de voorgestelde gebruiksdoeleinden en gebruiksniveaus geen veiligheidsproblemen oplevert. Het gebruik van extracten van rozemarijn (E 392) in smeerbare vetproducten was niet opgenomen in dat advies. |
(6) |
Op 7 mei 2015 heeft de EFSA een advies (5) uitgebracht over de uitbreiding van het gebruik van extracten van rozemarijn (E 392) in smeerbare vetproducten. Bij de beoordeling werd rekening gehouden met de consumptie van vetemulsies met een vetgehalte van minder dan 80 %. De EFSA heeft geconcludeerd dat de voorgestelde uitbreiding van het gebruik de geschatte blootstelling aan het levensmiddelenadditief niet zou veranderen in vergelijking met het reeds toegestane gebruik en dat de conclusies van het advies van 7 maart 2008 geldig blijven. |
(7) |
Daarom moet het gebruik van extracten van rozemarijn (E 392) als antioxidant in smeerbare vetproducten met een vetgehalte van minder dan 80 %, levensmiddelencategorie 02.2.2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, worden goedgekeurd. |
(8) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 januari 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.
(2) Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1).
(3) EFSA Journal (2008) 721, blz. 1-29.
(4) NOAEL (No Observed Adverse Effect Level) — dosis of concentratie van een geteste stof waarbij geen schadelijk effect wordt gevonden.
(5) EFSA Journal 2015;13(5):4090.
BIJLAGE
Deel E van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, levensmiddelencategorie 02.2.2 „Andere emulsies van oliën en vetten, inclusief smeerbare producten als omschreven in Verordening (EG) nr. 1234/2007 en vloeibare emulsies”, wordt als volgt gewijzigd:
a) |
na de vermelding voor additief E 385 wordt de volgende vermelding ingevoegd:
|
b) |
na voetnoot 4 worden de volgende voetnoten toegevoegd:
|
20.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/49 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/57 VAN DE COMMISSIE
van 19 januari 2016
tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in de staat Minnesota
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 8, inleidende zin, artikel 8, punt 1, eerste alinea, artikel 8, punt 4, en artikel 9, lid 4, onder c),
Gezien Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (2), en met name artikel 23, lid 1, artikel 24, lid 2, en artikel 25, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie (3) zijn de voorschriften vastgesteld inzake veterinaire certificering voor de invoer in en de doorvoer, met inbegrip van opslag tijdens de doorvoer, door de Unie van pluimvee en pluimveeproducten („de producten”). In de verordening is bepaald dat de producten alleen mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie uit de in de kolommen 1 en 3 van de tabel in deel 1 van bijlage I bij de verordening vermelde derde landen, gebieden, zones of compartimenten. |
(2) |
Bij Verordening (EG) nr. 798/2008 zijn ook de voorwaarden vastgesteld waaronder een derde land, gebied, zone of compartiment als vrij van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) mag worden beschouwd. |
(3) |
De Verenigde Staten zijn opgenomen in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 als een derde land waarvoor de invoer in en de doorvoer door de Unie van onder die verordening vallende producten vanuit bepaalde delen van het grondgebied worden toegestaan, afhankelijk van de aanwezigheid van uitbraken van HPAI. Die regionalisatie is opgenomen in Verordening (EG) nr. 798/2008, zoals gewijzigd bij de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2015/243 (4), (EU) 2015/342 (5), (EU) 2015/526 (6), (EU) 2015/796 (7), (EU) 2015/1153 (8), (EU) 2015/1220 (9), (EU) 2015/1363 (10) en (EU) 2015/1884 (11) naar aanleiding van uitbraken van HPAI in dat land. |
(4) |
Een overeenkomst tussen de Unie en de Verenigde Staten (12) voorziet in een snelle wederzijdse erkenning van regionalisatiemaatregelen in het geval van een ziekte-uitbraak in de Unie of in de Verenigde Staten („de overeenkomst”). |
(5) |
Naar aanleiding van elke uitbraak van HPAI hebben de Verenigde Staten een ruimingsbeleid gehanteerd om HPAI te bestrijden en de verspreiding ervan te beperken. De veterinaire autoriteiten van de Verenigde Staten hebben de afgifte van veterinaire certificaten opgeschort voor zendingen van producten die bestemd zijn voor uitvoer naar de Unie vanuit het gehele grondgebied van de getroffen staten of delen daarvan waarvoor beperkende maatregelen zijn ingesteld en regionalisatiemaatregelen van de Unie gelden. |
(6) |
Sinds half juni 2015 zijn er in de Verenigde Staten geen nieuwe uitbraken van HPAI geconstateerd. Voor het gehele grondgebied van de Verenigde Staten, met uitzondering van de staat Minnesota, gelden geen beperkende maatregelen meer voor de invoer in de Unie van de in kolom 4 van de tabel in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 vermelde producten. De laatste uitbraak van HPAI in een pluimveebedrijf in Minnesota werd op 5 juni 2015 geconstateerd. Op 24 november 2015 hebben de Verenigde Staten de Commissie actuele informatie verstrekt over de epidemiologische situatie in Minnesota en de maatregelen die zij hebben genomen ter voorkoming van de verdere verspreiding van HPAI, waaronder het ruimen van besmette pluimveekoppels en van koppels op pluimveebedrijven die als mogelijk besmette inrichtingen werden beschouwd. |
(7) |
De Verenigde Staten hebben voorts de voltooiing gemeld van de reiniging en ontsmetting na ruiming op pluimveebedrijven in Minnesota. Zij hebben ook gemeld dat de vereiste bewaking van aviaire influenza gedurende drie maanden na de voltooiing van de ruimingsoperaties na de laatste uitbraak van HPAI in Minnesota op 10 september 2015 met gunstige resultaten is afgerond. |
(8) |
De Commissie heeft de door de Verenigde Staten verstrekte informatie nu geëvalueerd. Op basis van die evaluatie, alsook de in de overeenkomst vastgelegde toezeggingen en de door de Verenigde Staten verstrekte garanties, is het passend de beperkingen op het binnenbrengen in de Unie van bepaalde hierboven vermelde producten uit de staat Minnesota op te heffen en de datum te bepalen vanaf wanneer die staat opnieuw als vrij van HPAI mag worden beschouwd en de invoer in de Unie van producten van oorsprong uit Minnesota opnieuw moet worden toegestaan. |
(9) |
De gegevens voor de Verenigde Staten in de lijst in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 moeten daarom worden gewijzigd om rekening te houden met de huidige epidemiologische situatie in Minnesota. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 januari 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.
(2) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74.
(3) Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/243 van de Commissie van 13 februari 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten op de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza (PB L 41 van 17.2.2015, blz. 5).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/342 van de Commissie van 2 maart 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in of doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza naar aanleiding van uitbraken in de staten Idaho en Californië (PB L 60 van 4.3.2015, blz. 31).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/526 van de Commissie van 27 maart 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten op de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met nieuwe uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in dat land (PB L 84 van 28.3.2015, blz. 30).
(7) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/796 van de Commissie van 21 mei 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten op de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza na nieuwe uitbraken in dat land (PB L 127 van 22.5.2015, blz. 9).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1153 van de Commissie van 14 juli 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten op de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza na nieuwe uitbraken in dat land (PB L 187 van 15.7.2015, blz. 10).
(9) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1220 van de Commissie van 24 juli 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza naar aanleiding van recente uitbraken in de staten Indiana en Nebraska (PB L 197 van 25.7.2015, blz. 1).
(10) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1363 van de Commissie van 6 augustus 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten op de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in dat land (PB L 210 van 7.8.2015, blz. 24).
(11) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1884 van de Commissie van 20 oktober 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten op de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in dat land (PB L 276 van 21.10.2015, blz. 28).
(12) Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake sanitaire maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid bij de handel in levende dieren en dierlijke producten, zoals goedgekeurd namens de Europese Gemeenschap bij Besluit 98/258/EG van de Raad (PB L 118 van 21.4.1998, blz. 1).
BIJLAGE
In deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 worden de gegevens voor code US-2.10 betreffende de staat Minnesota van de Verenigde Staten vervangen door:
ISO-code en naam van het derde land of gebied |
Code van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment |
Omschrijving van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment |
Veterinair certificaat |
Bijzondere voorwaarden |
Bijzondere voorwaarden |
Status t.a.v. bewaking aviaire influenza |
Status t.a.v. vaccinatie aviaire influenza |
Status salmonellabestrijding |
||
Model(len) |
Aanvullende garanties |
Uiterste datum (1) |
Aanvangsdatum (2) |
|||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
6A |
6B |
7 |
8 |
9 |
„US — Verenigde Staten van Amerika |
US-2.10 |
De staat Minnesota |
WGM |
VIII |
P2 |
5.3.2015 |
10.9.2015 |
|
|
|
POU, RAT |
|
N P2 |
|
|
|
|||||
BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20 |
|
A |
|
S3, ST1” |
20.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/53 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/58 VAN DE COMMISSIE
van 19 januari 2016
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 januari 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
78,3 |
TN |
120,2 |
|
TR |
100,8 |
|
ZZ |
99,8 |
|
0707 00 05 |
MA |
86,0 |
TR |
158,1 |
|
ZZ |
122,1 |
|
0709 93 10 |
MA |
57,3 |
TR |
150,5 |
|
ZZ |
103,9 |
|
0805 10 20 |
EG |
49,6 |
MA |
65,6 |
|
TR |
67,5 |
|
ZZ |
60,9 |
|
0805 20 10 |
IL |
163,3 |
MA |
84,3 |
|
ZZ |
123,8 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
IL |
120,6 |
JM |
147,2 |
|
MA |
82,8 |
|
TR |
98,8 |
|
ZZ |
112,4 |
|
0805 50 10 |
MA |
92,2 |
TR |
91,3 |
|
ZZ |
91,8 |
|
0808 10 80 |
CL |
85,6 |
US |
121,1 |
|
ZZ |
103,4 |
|
0808 30 90 |
CN |
76,1 |
ZZ |
76,1 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
20.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/55 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/59 VAN DE COMMISSIE
van 19 januari 2016
tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 januari 2016 zijn ingediend in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 341/2007 geopende tariefcontingenten voor knoflook
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 1 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van knoflook. |
(2) |
De hoeveelheden waarop de A-invoercertificaataanvragen betrekking hebben die tijdens de eerste zeven kalenderdagen van januari 2016 voor de deelperiode van 1 maart 2016 tot en met 31 mei 2016 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre A-invoercertificaten kunnen worden afgegeven, door de overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3) berekende toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, die moet worden toegepast op de gevraagde hoeveelheden. |
(3) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt wordt toegepast op de hoeveelheden waarop de A-invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 341/2007 voor de deelperiode van 1 maart 2016 tot en met 31 mei 2016 zijn ingediend.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 januari 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 12).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BIJLAGE
Oorsprong |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1 maart 2016 tot en met 31 mei 2016 ingediende aanvragen (%) |
||
Argentinië |
||||
|
09.4104 |
— |
||
|
09.4099 |
— |
||
China |
||||
|
09.4105 |
62,826891 |
||
|
09.4100 |
0,466998 |
||
Andere derde landen |
||||
|
09.4106 |
— |
||
|
09.4102 |
— |
Rectificaties
20.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/57 |
Rectificatie van Richtlijn 2014/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten
( Publicatieblad van de Europese Unie L 96 van 29 maart 2014 )
1) |
Bladzijde 163, artikel 30, lid 1: |
in plaats van:
„1. Ter uitvoering van de procedures in punt 2 (module A2) en punt 5 (module C2) van bijlage II kan een beroep worden gedaan op een geaccrediteerde interne instantie om conformiteitsbeoordelingsdiensten te verrichten voor de onderneming waarvan zij deel uitmaakt. Deze instantie vormt een afzonderlijk en te onderscheiden deel van de onderneming en is niet betrokken bij het ontwerp, de productie, de levering, de installatie, het gebruik of het onderhoud van de meetinstrumenten die zij moet beoordelen.”,
lezen:
„1. Ter uitvoering van de procedures in module A2 en module C2 van bijlage II kan een beroep worden gedaan op een geaccrediteerde interne instantie om conformiteitsbeoordelingsdiensten te verrichten voor de onderneming waarvan zij deel uitmaakt. Deze instantie vormt een afzonderlijk en te onderscheiden deel van de onderneming en is niet betrokken bij het ontwerp, de productie, de levering, de installatie, het gebruik of het onderhoud van de meetinstrumenten die zij moet beoordelen.”.
2) |
Bladzijde 203, bijlage III, punt 7.1.2: |
in plaats van:
„7.1.2. |
Nadat de watermeter een elektromagnetische verstoring heeft ondergaan, dient hij:
|
lezen:
„7.1.2. |
Nadat de watermeter een elektromagnetische verstoring heeft ondergaan, dient hij:
|
3) |
Bladzijde 205, bijlage IV, Definities, eerste kolom, tweede rij: |
in plaats van:
„Herleidingsinstrument”,
lezen:
„Herleidingsinrichting”.
4) |
Bladzijde 206, bijlage IV, deel I, punt 3.1.1: |
in plaats van:
„3.1.1. |
Het effect van een elektromagnetische storing op een gasmeter of volumeherleidingsinstrument dient zodanig te zijn dat:”, |
lezen:
„3.1.1. |
Het effect van een elektromagnetische storing op een gasmeter of volumeherleidingsinrichting dient zodanig te zijn dat:”. |
5) |
Bladzijde 206, bijlage IV, deel I, punt 3.1.2: |
in plaats van:
„3.1.2. |
Na een storing in de gasmeter, dient deze:
|
lezen:
„3.1.2. |
Na een storing in de gasmeter, dient deze:
|
6) |
Bladzijde 206, bijlage IV, deel I, punt 4.1.1: |
in plaats van:
„4.1.1. |
Het verschil tussen het meetresultaat na de duurzaamheidstest en het eerste meetresultaat mag voor het debietbereik Q t tot Q max niet meer bedragen dan 2 %.”, |
lezen:
„4.1.1. |
Het verschil tussen het meetresultaat na de duurzaamheidstest en het oorspronkelijke meetresultaat mag voor het debietbereik Q t tot Q max niet meer bedragen dan 2 %.”. |
7) |
Bladzijde 207, bijlage IV, deel I, punt 4.2.1: |
in plaats van:
„4.2.1. |
Het verschil tussen het meetresultaat na de duurzaamheidstest en het eerste meetresultaat mag niet meer bedragen dan een derde van de maximaal toelaatbare fout in punt 2.”, |
lezen:
„4.2.1. |
Het verschil tussen het meetresultaat na de duurzaamheidstest en het oorspronkelijke meetresultaat mag niet meer bedragen dan een derde van de maximaal toelaatbare fout in punt 2.”. |
8) |
Bladzijde 207, bijlage IV, deel II, titel en aanhef: |
in plaats van:
„DEEL II
SPECIFIEKE EISEN
VOLUMEHERLEIDINGSINSTRUMENTEN
Een volumeherleidingsinstrument vormt een onderdeel wanneer het verbonden is met een compatibel meetinstrument.
De essentiële eisen voor de gasmeter gelden voor zover van toepassing ook voor een volumeherleidingsinstrument. Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:”,
lezen:
„DEEL II
SPECIFIEKE EISEN
VOLUMEHERLEIDINGSINRICHTINGEN
Een volumeherleidingsinrichting vormt een onderdeel wanneer zij verbonden is met een compatibel meetinstrument.
De essentiële eisen voor de gasmeter gelden voor zover van toepassing ook voor een volumeherleidingsinrichting. Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:”.
9) |
Bladzijde 207, bijlage IV, deel II, punten 8 en 9: |
in plaats van:
„8. Maximaal toelaatbare fout
— |
0,5 % bij omgevingstemperatuur 20 °C ± 3 °C, omgevingsvochtigheid 60 % ± 15 %, nominale waarden voor voeding; |
— |
0,7 % voor temperatuurherleidingsinstrumenten onder nominale bedrijfsomstandigheden; |
— |
1 % voor andere herleidingsinstrumenten onder nominale bedrijfsomstandigheden. |
Noot:
Er wordt geen rekening gehouden met de fout van de gasmeter.
Het volumeherleidingsinstrument mag de maximaal toelaatbare fouten niet misbruiken, noch systematisch een partij bevoordelen.
9. Geschiktheid
9.1. |
Een elektronisch herleidingsinstrument moet kunnen detecteren of het buiten het (de) door de fabrikant opgegeven bereik(en) werkt voor die parameters die relevant zijn voor de meetnauwkeurigheid. In dat geval moet het herleidingsinstrument het tellen van de herleide hoeveelheid staken en de herleide hoeveelheid eventueel apart tellen gedurende de tijd dat het zich buiten dat/die bedrijfsbereik(en) bevindt. |
9.2. |
Een elektronisch herleidingsinstrument moet zonder aanvullende apparatuur alle voor de meting relevante gegevens kunnen weergeven.”, |
lezen:
„8. Maximaal toelaatbare fout
— |
0,5 % bij omgevingstemperatuur 20 °C ± 3 °C, omgevingsvochtigheid 60 % ± 15 %, nominale waarden voor voeding; |
— |
0,7 % voor temperatuurherleidingsinrichtingen onder nominale bedrijfsomstandigheden; |
— |
1 % voor andere herleidingsinrichtingen onder nominale bedrijfsomstandigheden. |
Noot:
Er wordt geen rekening gehouden met de fout van de gasmeter.
De volumeherleidingsinrichting mag de maximaal toelaatbare fouten niet misbruiken, noch systematisch een partij bevoordelen.
9. Geschiktheid
9.1. |
Een elektronische herleidingsinrichting moet kunnen detecteren of zij buiten het (de) door de fabrikant opgegeven bereik(en) werkt voor die parameters die relevant zijn voor de meetnauwkeurigheid. In dat geval moet de herleidingsinrichting het tellen van de herleide hoeveelheid staken en de herleide hoeveelheid eventueel apart tellen gedurende de tijd dat zij zich buiten dat/die bedrijfsbereik(en) bevindt. |
9.2. |
Een elektronische herleidingsinrichting moet zonder aanvullende apparatuur alle voor de meting relevante gegevens kunnen weergeven.”. |
10) |
Bladzijde 215, bijlage VI, punt 7.5, tabel, tweede kolom, zesde regel: |
in plaats van:
„Type-identificatie (bv. P t 100)”,
lezen:
„Type-identificatie (bv. Pt100)”.
11) |
Bladzijde 219, bijlage VII, Specifieke eisen, punt 3.2: |
in plaats van:
„3.2. |
De kritische veranderingswaarde is de grootste van 1/5 van de maximaal toelaatbare fout voor een bepaalde gemeten waarde of Emin.”, |
lezen:
„3.2. |
De kritische veranderingswaarde is de grootste van 1/5 van de volgende waarden:
|
12) |
Bladzijde 223, bijlage VIII, hoofdstuk II, punt 1.2: Bladzijde 224, bijlage VIII, hoofdstuk II, punt 4.1, tabel 1, tweede rij, zevende kolom: |
in plaats van:
„XIV”,
lezen:
„XIIII”.
13) |
Bladzijde 225, bijlage VIII, hoofdstuk II, punt 4.4, tabel 4, voetnoot 1: |
in plaats van:
„(1) |
Voor i = r is de overeenkomstige kolom van Tabel 4 van toepassing waarbij e wordt vervangen door er”, |
lezen:
„(1) |
Voor i = r is de overeenkomstige kolom van Tabel 3 van toepassing waarbij e wordt vervangen door er.”. |
14) |
Bladzijde 228, bijlage VIII, hoofdstuk V, punt 2.1: |
in plaats van:
„2.1. |
De fabrikant specificeert het meetbereik, de verhouding tussen de minimale nettolast van de weegeenheid en de maximumcapaciteit, en de minimale getotaliseerde last.”, |
lezen:
„2.1. |
De fabrikant specificeert het meetbereik, de verhouding tussen de minimale netto last van de weegeenheid en de maximumcapaciteit, en de minimale getotaliseerde last.”. |
15) |
Bladzijde 231, bijlage IX, Definities, tabel onder „Functiestand”, eerste kolom, derde rij: Bladzijde 231, bijlage IX, Ontwerpeisen, punt 2: Bladzijde 231, bijlage IX, Ontwerpeisen, punt 4: |
in plaats van:
„Te betalen”,
lezen:
„Einde”.
16) |
Bladzijde 234, bijlage IX, punt 23: |
in plaats van:
„23. |
De waarden van de afgelegde weg en de verstreken tijd indien overeenkomstig deze richtlijn getoond of afgedrukt, dienen de volgende eenheden te gebruiken: Afgelegde weg:”, |
lezen:
„23. |
De waarden van de afgelegde afstand en de verstreken tijd indien overeenkomstig deze richtlijn getoond of afgedrukt, dienen de volgende eenheden te gebruiken: Afgelegde afstand:”. |
17) |
Bladzijde 240, bijlage XI, hoofdstuk III, punt 4: |
in plaats van:
„4. |
Schaalinterval
De instrumenten moeten een schaalinterval van 1,0 1 dm2 hebben. Bovendien moet het schaalinterval voor testdoeleinden 0,1 1 dm2 kunnen zijn.”, |
lezen:
„4. |
Schaalinterval
De instrumenten moeten een schaalinterval van 1,0 dm2 hebben. Bovendien moet het schaalinterval voor testdoeleinden 0,1 dm2 kunnen zijn.”. |
20.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 13/61 |
Rectificatie van Richtlijn 2014/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 96 van 29 maart 2014 )
Bladzijde 125, bijlage I, punt 2.1, onder d):
in plaats van:
„d) |
IV: grof”, |
lezen:
„d) |
IIII: grof”. |
Bladzijde 127, bijlage I, punt 7.1:
in plaats van:
„…, die in aanmerking komen in schuine stand te worden gebruikt,…”,
lezen:
„…, die in aanmerking komen om in schuine stand te worden gebruikt,…”.
Bladzijde 143, bijlage IV, punt 6:
in plaats van:
„Vermelding van de toegepaste relevante geharmoniseerde of van de overige technische specificaties …”,
lezen:
„Vermelding van de toegepaste relevante geharmoniseerde normen of vermelding van de overige technische specificaties ….”.