ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 12

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
19 januari 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2016/44 van de Raad van 18 januari 2016 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 204/2011

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/45 van de Commissie van 18 januari 2016 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier voor een benaming die is opgenomen in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Prekmurska gibanica (GTS))

27

 

*

Verordening (EU) 2016/46 van de Commissie van 18 januari 2016 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat de maximumgehalten aan residuen van oxadixyl en spinetoram in of op bepaalde producten betreft ( 1 )

28

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/47 van de Commissie van 18 januari 2016 tot 241e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qaida-netwerk

42

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/48 van de Commissie van 18 januari 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

45

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2016/49 van het Politiek en Veiligheidscomité van 7 januari 2016 betreffende de benoeming van het hoofd van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) (EUAM UKRAINE/1/2016)

47

 

*

Besluit (GBVB) 2016/50 van de Raad van 18 januari 2016 houdende wijziging van Besluit 2014/219/GBVB betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali)

48

 

*

Besluit (GBVB) 2016/51 van de Raad van 18 januari 2016 betreffende de ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

50

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

19.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 12/1


VERORDENING (EU) 2016/44 VAN DE RAAD

van 18 januari 2016

betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 204/2011

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad van 31 juli 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Besluit 2011/137/GBVB (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 februari 2011 heeft de Raad Besluit 2011/137/GBVB (2) vastgesteld. Overeenkomstig Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en vervolgresoluties, voorzag Besluit 2011/137/GBVB in een wapenembargo, een verbod op uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, alsook inreisbeperkingen en het bevriezen van de tegoeden en economische middelen van bepaalde personen en entiteiten die betrokken zijn bij ernstige schendingen van de mensenrechten tegen personen in Libië, onder meer via aanvallen tegen de burgerbevolking en civiele installaties, wat in strijd is met het internationaal recht. Deze natuurlijke personen of rechtspersonen en entiteiten worden genoemd in de bijlagen bij Besluit 2011/137/GBVB. Regelgeving was derhalve noodzakelijk voor het treffen van de relevante noodzakelijke maatregelen. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft sindsdien nog andere resoluties over Libië vastgesteld, waarbij de beperkende maatregelen van de VN tegen Libië werden verlengd of gewijzigd, met inbegrip van Resolutie 2174 (2014) tot wijziging van de reikwijdte van het wapenembargo en tot uitbreiding van de reisbeperkingen en de maatregelen ter bevriezing van tegoeden, en Resolutie 2213 (2015) in verband met de gehechtheid van de Veiligheidsraad aan de soevereiniteit, de onafhankelijkheid, de territoriale integriteit en de nationale eenheid van Libië.

(2)

Op 26 mei 2015 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2015/818 (3) vastgesteld tot wijziging van Besluit 2011/137/GBVB gelet op de aanhoudende bedreiging voor de vrede, stabiliteit of veiligheid van Libië en voor de succesvolle voltooiing van de politieke overgang in het land. Besluit (GBVB) 2015/818 nam ook de dreiging in aanmerking die uitgaat van personen en entiteiten die fondsen van de Libische overheid in hun bezit hebben, of daarover zeggenschap uitoefenen, die tijdens het voormalige regime van Muammar Kadhafi in Libië wederrechtelijk zijn verkregen en die kunnen worden ingezet om de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van Libië te bedreigen of om de succesvolle voltooiing van de politieke overgang te belemmeren of te ondermijnen. De Raad heeft een volledige herziening uitgevoerd van de lijsten van personen en entiteiten waarop de reisbeperkingen en de maatregelen ter bevriezing van tegoeden van toepassing zijn, als bedoeld in de bijlagen II en III bij Besluit 2011/137/GBVB. Op 31 juli 2015 heeft de Raad geconsolideerd Besluit (GBVB) 2015/1333 vastgesteld, en Besluit 2011/137/GBVB ingetrokken.

(3)

Duidelijkheidshalve dient Verordening (EU) nr. 204/2011 van de Raad (4) als gewijzigd en uitgevoerd door een aantal latere verordeningen te worden geconsolideerd in een nieuwe verordening.

(4)

Gezien de specifieke bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid in de regio die uitgaat van de situatie in Libië, en met het oog op samenhang met de wijzigings- en herzieningsprocedure voor de bijlagen bij Besluit (GBVB) 2015/1333, dient de bevoegdheid om de lijsten in de bijlagen II en III bij deze verordening te wijzigen, te worden uitgeoefend door de Raad.

(5)

Met het oog op de tenuitvoerlegging van deze verordening en op een zo groot mogelijke rechtszekerheid binnen de Unie dienen de namen en andere relevante gegevens over de natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen overeenkomstig deze verordening dienen te worden bevroren, openbaar te worden gemaakt. De verwerking van de persoonsgegevens dient te gebeuren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (6).

(6)

Om te waarborgen dat de bij deze verordening bepaalde maatregelen doeltreffend zijn, dient deze verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a)   „tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

i)

contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

ii)

deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

iii)

in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

iv)

rente, dividenden of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

v)

krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

vi)

kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

vii)

bewijsstukken van een belang in tegoeden of financiële middelen;

b)   „bevriezing van tegoeden”: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren of gebruiken van, toegang hebben tot of omgaan met tegoeden, met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

c)   „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

d)   „bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruik van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verwerven, inclusief, maar niet noodzakelijkerwijs beperkt tot het verkopen, verhuren of hypothekeren ervan;

e)   „technische bijstand”: alle technische bijstand in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, assemblage, beproeving, onderhoud of enige andere technische dienstverlening; technische bijstand kan worden verleend in de vorm van instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden of adviesdiensten, met inbegrip van mondelinge vormen van bijstand;

f)   „Sanctiecomité”: het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat is opgericht overeenkomstig punt 24 van Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;

g)   „grondgebied van de Unie”: het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim;

h)   „aangewezen vaartuigen”: vaartuigen die zijn aangewezen door het Sanctiecomité als bedoeld in punt 11 van Resolutie 2146 (2014) van de VN-Veiligheidsraad, als opgesomd in bijlage V bij deze verordening;

i)   „contactpunt van de regering van Libië”: het contactpunt dat is aangewezen door de regering van Libië en gemeld bij het Sanctiecomité overeenkomstig punt 3 van Resolutie 2146 (2014) van de VN-Veiligheidsraad.

Artikel 2

1.   Er geldt een verbod op:

a)

de directe of indirecte verkoop, levering, overdracht aan of uitvoer naar personen, entiteiten of lichamen in Libië of voor gebruik in Libië van de in bijlage I opgenomen uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, ongeacht of die uitrusting van oorsprong is uit de Unie;

b)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de onder a) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

2.   Het is verboden de in bijlage I opgenomen uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, aan te schaffen, in te voeren of te vervoeren uit Libië, ongeacht of het product van Libische oorsprong is.

3.   Lid 1 is niet van toepassing op beschermende kledingstukken, waaronder scherfwerende vesten en militaire helmen, die door personeel van de VN, personeel van de Unie of van haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor hun eigen bescherming tijdelijk naar Libië worden uitgevoerd.

4.   In afwijking van lid 1 kunnen de in bijlage IV genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming geven voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, mits zij vaststellen dat dergelijke uitrusting uitsluitend is bedoeld voor humanitaire doeleinden of beschermend gebruik.

Artikel 3

1.   Er geldt een verbod op:

a)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand in verband met goederen en technologie die in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie (7) (hierna de „gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen” genoemd) zijn opgenomen, of in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van in die lijst opgenomen goederen, aan personen, entiteiten of lichamen in Libië of voor gebruik in Libië;

b)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand in verband met in bijlage I opgenomen uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, aan personen, entiteiten of lichamen in Libië of voor gebruik in Libië;

c)

het direct of indirect verlenen van financiering of financiële bijstand in verband met goederen en technologie die op de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen of in bijlage I zijn opgenomen, met inbegrip van in het bijzonder subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van deze goederen, of voor de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand, aan personen, entiteiten of lichamen in Libië of voor gebruik in Libië;

d)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand, financiering of financiële bijstand in verband met de terbeschikkingstelling van gewapende huurlingen in Libië of voor inzet in Libië;

e)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de onder a) tot en met d) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

2.   In afwijking van lid 1 zijn de daarin vermelde verbodsbepalingen niet van toepassing op:

a)

het verlenen van technische bijstand, financiering of financiële bijstand in verband met niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend is bedoeld voor humanitaire doeleinden of beschermend gebruik;

b)

beschermende kledingstukken, waaronder scherfwerende vesten en militaire helmen, die door personeel van de VN, personeel van de Unie of van haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor hun eigen bescherming tijdelijk naar Libië worden uitgevoerd;

c)

het verlenen van technische bijstand, financiering of financiële bijstand in verband met niet-dodelijke militaire uitrusting uitsluitend bedoeld voor bijstand aan de Libische regering bij beveiliging of ontwapening.

3.   In afwijking van lid 1, en mits voorafgaande goedkeuring door het Sanctiecomité, zijn de daarin vermelde verbodsbepalingen niet van toepassing op:

a)

het verlenen van technische bijstand, financiering of financiële bijstand in verband met andere verkopen en leveringen van wapens en daarmee verband houdend materiaal;

b)

het verlenen van technische bijstand, financiering of financiële bijstand in verband met militaire uitrusting, inclusief wapens en daarmee verband houdend materiaal, die niet valt onder punt a) en uitsluitend is bedoeld voor bijstand aan de Libische regering bij beveiliging of ontwapening;

4.   In afwijking van lid 1kunnen de in bijlage IV vermelde bevoegde autoriteiten in de lidstaten machtiging verlenen tot het verlenen van technische bijstand, financiering en financiële bijstand in verband met uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, indien zij van oordeel zijn dat dergelijke uitrusting uitsluitend is bedoeld voor humanitaire doeleinden of beschermend gebruik.

Artikel 4

Teneinde de overdracht te voorkomen van goederen en technologie die vallen onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, of waarvan de levering, verkoop, overdracht, uitvoer of invoer bij deze verordening is verboden, verstrekt de persoon die informatie moet verstrekken, bovenop de voorschriften betreffende de verplichting om vóór aankomst respectievelijk vertrek informatie te verstrekken, die zijn vastgesteld in de bepalingen inzake summiere aangiften bij binnenkomst en bij uitgang en inzake douaneaangiften, opgenomen in de Verordeningen (EG) nr. 450/2008 (8) en (EU) nr. 952/2013 (9) van het Europees Parlement en de Raad, voor alle goederen die van of naar Libië het douanegebied van de Unie worden binnengebracht of hetzelve verlaten, een verklaring waaruit blijkt dat de goederen onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen of onder deze verordening vallen alsmede, indien voor de uitvoer van die goederen een vergunning nodig is, nadere bijzonderheden over de verleende uitvoervergunning. Deze vereiste aanvullende gegevens worden al naar het geval schriftelijk dan wel middels een douaneaangifte verstrekt aan de bevoegde douaneautoriteiten van de betrokken lidstaat.

Artikel 5

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in het bezit zijn van of onder zeggenschap staan van de in bijlagen II en III genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen, worden bevroren.

2.   Aan of ten behoeve van de in bijlagen II en III genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

3.   Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen direct of indirect worden omzeild.

4.   Alle tegoeden en economische middelen die op 16 september 2011 toebehoorden aan, eigendom waren van, in het bezit waren van of onder zeggenschap stonden van de in bijlage VI genoemde entiteiten, en die zich op die datum buiten Libië bevonden, blijven bevroren.

Artikel 6

1.   Bijlage II omvat de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die zijn aangewezen door de Veiligheidsraad of door het Sanctiecomité overeenkomstig punt 22 van Resolutie 1970 (2011) van de VN-Veiligheidsraad, punt 19, 22 of 23 van Resolutie 1973 (2011) van de VN-Veiligheidsraad, punt 4 van Resolutie 2174 (2014) van de VN-Veiligheidsraad, of punt 11 van Resolutie 2213 (2015) van de VN-Veiligheidsraad.

2.   Bijlage III omvat natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die niet in bijlage II zijn genoemd, en:

a)

die betrokken zijn bij of medeplichtig zijn aan het bevelen, toezien op of anderszins aansturen van het plegen van ernstige schendingen van de mensenrechten ten aanzien van personen in Libië, inclusief door betrokkenheid bij of medeplichtigheid aan het plannen, aanvoeren, bevelen of uitvoeren van aanvallen, waaronder luchtbombardementen, met schending van het internationaal recht, tegen de burgerbevolking of de infrastructuur;

b)

die de bepalingen van Resolutie 1970 (2011) van de VN-Veiligheidsraad, Resolutie 1973 (2011) van de VN-Veiligheidsraad, of van deze verordening hebben geschonden of bij de schending van de bepalingen hebben geholpen;

c)

van wie is vastgesteld dat zij betrokken waren bij het repressieve beleid van het voormalige regime van Muammar Kadhafi in Libië of anderszins formeel met dat regime verbonden waren, en die onverminderd een risico vormen voor de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van Libië of voor de succesvolle voltooiing van het politieke overgangsproces in het land;

d)

die betrokken zijn bij of steun verlenen aan acties die de vrede, stabiliteit of veiligheid van Libië bedreigen of de voltooiing van het democratische overgangsproces in Libië belemmeren of ondermijnen, bijvoorbeeld:

i)

door in Libië handelingen te plannen, aan te sturen of uit te voeren die een schending vormen van de toepasselijke internationale mensenrechtenwetgeving of het internationale humanitaire recht, of een inbreuk op de mensenrechten vormen in Libië;

ii)

door aanvallen te plegen op een lucht-, binnen- of zeehaven in Libië, een Libische staatsinstelling of -installatie of een buitenlandse missie, in Libië;

iii)

door steun te verlenen aan gewapende groepen of criminele netwerken, onder meer door de illegale ontginning van ruwe aardolie of andere natuurlijke hulpbronnen in Libië;

iv)

door bedreigingen te uiten jegens of dwang uit te oefenen op financiële instellingen van de Libische staat of de Libische nationale oliemaatschappij, of door handelingen uit te voeren die kunnen leiden tot of resulteren in verduistering van fondsen van de Libische overheid;

v)

door de bepalingen van het wapenembargo tegen Libië, vastgesteld in Resolutie 1970 (2011) van de VN-Veiligheidsraad en in artikel 1 van deze verordening, te overtreden of door steun te verlenen aan het omzeilen ervan;

vi)

omdat zij personen, entiteiten of lichamen zijn die voor, namens of op aanwijzing van de hierboven genoemde personen, entiteiten of lichamen handelen, of doordat zij entiteiten of lichamen zijn die eigendom zijn van of onder zeggenschap staan daarvan of van de in de bijlagen II of III vermelde personen, entiteiten of lichamen; of

e)

omdat zij fondsen van de Libische overheid in hun bezit hebben, of daarover zeggenschap uitoefenen, die tijdens het voormalige regime van Muammar Kadhafi in Libië wederrechtelijk zijn verkregen en die kunnen worden ingezet om de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van Libië te bedreigen of om de succesvolle voltooiing van het politieke overgangsproces in het land te belemmeren of te ondermijnen.

3.   In de bijlagen II en III wordt de motivering voor plaatsing op de lijst van de personen, entiteiten en lichamen vermeld, zoals verschaft door de Veiligheidsraad of door het Sanctiecomité voor bijlage II.

4.   In de bijlagen II en III wordt, indien voorhanden, informatie opgenomen die noodzakelijk is voor de vaststelling van de identiteit van de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen, zoals verschaft door de Veiligheidsraad of door het Sanctiecomité voor bijlage II. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen, waaronder aliassen, geboortedatum en -plaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres indien bekend en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten en lichamen kan die informatie bestaan uit namen, plaats en datum van registratie, registratienummer en plaats van vestiging. In bijlage II wordt tevens de datum vermeld waarop zij door de Veiligheidsraad of door het Sanctiecomité op de lijst zijn geplaatst.

5.   In bijlage VI wordt de motivering voor plaatsing op de lijst van de in artikel 5, lid 4, van deze verordening bedoelde personen, entiteiten en lichamen vermeld, zoals verschaft door de Veiligheidsraad of door het Sanctiecomité.

Artikel 7

Wat betreft personen, entiteiten en lichamen die niet zijn aangewezen in bijlag II of III, waarin een in die bijlagen aangewezen persoon, entiteit of lichaam een belang heeft, vormt de verplichting om tegoeden en economische middelen van de aangewezen persoon of entiteit of het aangewezen lichaam te bevriezen geen beletsel voor dergelijke niet-aangewezen personen, entiteiten of lichamen om wettig zaken te blijven doen, voor zover deze zakenactiviteiten niet inhouden dat tegoeden of economische middelen ter beschikking worden gesteld van een aangewezen persoon, entiteit of lichaam.

Artikel 8

1.   In afwijking van artikel 5 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als aangewezen op de in bijlage IV vermelde websites, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, mits zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

nodig zijn voor uitgaven in verband met basisbehoeften van de in bijlage II of III of artikel 5, lid 4, genoemde personen en de familieleden die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria of vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen,

met dien verstande dat indien de toestemming een in bijlage II of artikel 5, lid 4, genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft, de betrokken lidstaat deze vaststelling en zijn voornemen toestemming te geven bij het Sanctiecomité heeft aangemeld, en het Sanctiecomité niet binnen de vijf werkdagen na die aanmelding bezwaar heeft geuit.

2.   In afwijking van artikel 5 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, genoemd op de in bijlage IV vermelde websites, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits zij hebben vastgesteld dat de bevroren tegoeden of economische middelen nodig zijn voor buitengewone uitgaven en aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

indien de toestemming een in bijlage II of artikel 5, lid 4, genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft: de betrokken lidstaat heeft zijn voornemen bij het Sanctiecomité aangemeld en het Sanctiecomité heeft dat voornemen goedgekeurd; en

b)

indien de toestemming een in bijlage III genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft: de bevoegde autoriteit heeft de redenen waarom zij meent dat een specifieke toestemming moet worden gegeven, ten minste twee weken voordat de toestemming wordt gegeven, bij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie aangemeld.

Artikel 9

1.   In afwijking van artikel 5 kunnen, met betrekking tot de in de bijlage II genoemde personen, entiteiten of lichamen en de in artikel 5, lid 4, genoemde entiteiten, de in bijlage IV genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de betrokken tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een justitieel, administratief of arbitrair vastgesteld retentierecht, of van een justitieel, administratief of arbitrair vonnis dat is vastgesteld:

i)

vóór de datum waarop de persoon, de entiteit of het lichaam in bijlage II werd opgenomen; of

ii)

vóór de datum waarop de in artikel 5, lid 4, bedoelde entiteit door de Veiligheidsraad op de VN-lijst werd geplaatst;

b)

de betrokken tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gedekt of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

c)

het retentierecht of het justitiële vonnis is niet ten behoeve van een in bijlage II of III genoemde persoon, entiteit of lichaam;

d)

de erkenning van het retentierecht of van het vonnis is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat; en

e)

het retentierecht of het vonnis is door de lidstaat gemeld aan het Sanctiecomité.

2.   In afwijking van artikel 5 kunnen, met betrekking tot de in bijlage III genoemde personen, entiteiten of lichamen, de in bijlage IV genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de desbetreffende tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een arbitragebesluit dat is vastgesteld voor de datum waarop de in artikel 5 bedoelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam is opgenomen in bijlage III, of van een rechterlijke of administratieve beslissing die in de Unie is uitgesproken, of van een rechterlijke beslissing die in de betrokken lidstaat uitvoerbaar is, en die van voor of na die datum dateert;

b)

de desbetreffende tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan de vorderingen die bij de beslissing zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften betreffende de rechten van de houders van die vorderingen;

c)

de beslissing komt niet ten goede aan een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam genoemd in bijlage II of III; en

d)

de erkenning van het vonnis is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

3.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van dit artikel gegeven toestemming.

Artikel 10

In afwijking van artikel 5 kunnen de in bijlage IV opgesomde bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor de vrijgave van bevroren tegoeden of economische middelen die toebehoren aan in bijlage III opgenomen personen, entiteiten of lichamen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen aan in bijlage III opgenomen personen, entiteiten of lichamen, indien zij zulks noodzakelijk achten voor humanitaire doeleinden, zoals de levering of facilitering van humanitaire hulpverlening, de verlening van materialen en artikelen waarmee wordt voorzien in essentiële behoeften van de burgerbevolking, met inbegrip van levensmiddelen, landbouwproducten voor de productie daarvan, medicijnen en de voorziening van elektriciteit, of de evacuatie van buitenlandse onderdanen uit Libië. Lidstaten die toestemming verlenen op grond van dit artikel, stellen de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken daarvan in kennis.

Artikel 11

1.   In afwijking van artikel 5, lid 4, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zoals vermeld op de websites van bijlage IV, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegoeden of economische middelen worden gebruikt voor een of meer van de volgende doeleinden:

i)

humanitaire behoeften;

ii)

brandstof, elektriciteit en water, uitsluitend voor civiel gebruik;

iii)

de hervatting van de productie en verkoop van koolwaterstoffen door Libië;

iv)

de oprichting, werking of versterking van civiele bestuursinstellingen of civiele openbare infrastructuur; of

v)

de hervatting van de werkzaamheden van de bancaire sector, onder andere ter bevordering of facilitering van de internationale handel met Libië;

b)

de betrokken lidstaat heeft het Sanctiecomité in kennis gesteld van zijn voornemen om toegang te verlenen tot tegoeden of economische middelen, en het Sanctiecomité heeft niet binnen vijf werkdagen na die kennisgeving bezwaar geuit;

c)

de betrokken lidstaat bevestigt aan het Sanctiecomité dat de betrokken tegoeden of economische middelen niet ter beschikking worden gesteld van of ten goede komen aan de in de bijlagen II of III genoemde personen, entiteiten of lichamen;

d)

de betrokken lidstaat heeft vooraf met de Libische autoriteiten overlegd over het gebruik van de tegoeden of economische middelen; en

e)

de betrokken lidstaat heeft de Libische autoriteiten in kennis gesteld van de overeenkomstig punten b) en c) van dit lid gedane kennisgevingen en de Libische autoriteiten hebben niet binnen vijf werkdagen na die kennisgeving bezwaar geuit tegen de vrijgave van de tegoeden of economische middelen.

2.   In afwijking van artikel 5, lid 4, en mits een betaling verschuldigd is door personen, entiteiten of lichamen op grond van een contract of overeenkomst die door hen is gesloten of een verplichting die voor hen is ontstaan vóór de datum waarop zij zijn aangewezen door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zoals vermeld op de websites van bijlage IV, op door hen passend geachte voorwaarden toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betaling niet in strijd is met artikel 5, lid 2, en evenmin in het voordeel is van een in artikel 5, lid 4, bedoelde entiteit;

b)

de betrokken lidstaat heeft het Sanctiecomité ten minste tien werkdagen van tevoren in kennis gesteld van zijn voornemen toestemming te verlenen.

Artikel 12

1.   Artikel 5, lid 2, is niet van toepassing op het overmaken op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen;

b)

betalingen op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in artikel 5 bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen door het Sanctiecomité, de Veiligheidsraad of de Raad zijn aangewezen;

c)

betalingen verschuldigd uit hoofde van justitiële, administratieve of scheidsrechterlijke beslissingen of vonnissen, als bedoeld in artikel 9, lid 1; of

d)

verschuldigde betalingen uit hoofde van in de Unie gegeven of in de betrokken lidstaat uitvoerbare rechterlijke, administratieve of scheidsrechterlijke beslissingen, als bedoeld in artikel 9, lid 2,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen overeenkomstig artikel 5, lid 1, worden bevroren.

2.   Artikel 5, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen in de Unie die tegoeden ontvangen die naar de rekening van een op de lijst opgenomen natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam zijn overgemaakt, op voorwaarde dat de bijgeboekte bedragen eveneens worden bevroren. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.

Artikel 13

In afwijking van artikel 5 en mits een betaling verschuldigd is door in bijlage II of III genoemde personen, entiteiten of lichamen op grond van een contract of overeenkomst die door hen is gesloten of een verplichting die voor hen is ontstaan vóór de datum waarop zij zijn aangewezen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zoals genoemd op de in bijlage IV opgenomen websites, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat:

i)

de tegoeden of economische middelen worden gebruikt voor een betaling door een in bijlage II of III genoemde persoon, entiteit of lichaam;

ii)

de betaling niet in strijd is met artikel 5, lid 2;

b)

indien de toestemming een in bijlage II genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft: de betrokken lidstaat heeft het voornemen toestemming te geven, ten minste tien werkdagen van tevoren bij het Sanctiecomité aangemeld;

c)

indien de toestemming een in bijlage III genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft: de betrokken lidstaat heeft deze vaststelling en het voornemen toestemming te geven, ten minste twee weken voordat de toestemming wordt gegeven, bij de andere lidstaten en de Commissie aangemeld.

Artikel 14

In afwijking van artikel 5, lid 2, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als aangewezen op de websites die in bijlage IV worden vermeld, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde tegoeden en economische middelen aan havenautoriteiten als bedoeld in bijlage III, met betrekking tot de uitvoering, tot 15 juli 2011, van overeenkomsten die zijn gesloten vóór 7 juni 2011, met uitzondering van overeenkomsten die betrekking hebben op olie, gas en geraffineerde olieproducten. Lidstaten die toestemming verlenen op grond van dit artikel, stellen de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken daarvan in kennis.

Artikel 15

1.   Er geldt een verbod op het laden, vervoeren of ontladen van ruwe olie uit Libië op aangewezen vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, tenzij de bevoegde autoriteit van die lidstaat na overleg met het contactpunt van de regering van Libië daartoe toestemming verleent.

2.   Het is verboden aangewezen vaartuigen toe te laten in of aangewezen vaartuigen toegang te verlenen tot havens op het grondgebied van de Unie, indien het Sanctiecomité dit zo heeft bepaald.

3.   De in lid 2 vervatte maatregel is niet van toepassing indien de toegang tot een haven op het grondgebied van de Unie noodzakelijk is voor een inspectie, vanwege een noodsituatie of wanneer het vaartuig terugkeert naar Libië.

4.   Er geldt, indien het Sanctiecomité dit zo heeft bepaald, een verbod op het verlenen door onderdanen van de lidstaten of vanuit het grondgebied van de lidstaten van bunker- of leveringsdiensten of van andere diensten aan aangewezen vaartuigen, met inbegrip van de voorziening van brandstof of andere benodigdheden.

5.   De in bijlage IV vastgestelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen vrijstellingen toestaan van de bij lid 4 ingestelde maatregel indien dit noodzakelijk is om humanitaire redenen of om veiligheidsredenen, of wanneer het vaartuig terugkeert naar Libië. Elke vergunning van die aard wordt schriftelijk gemeld bij het Sanctiecomité en de Commissie.

6.   Er geldt, indien het Sanctiecomité dit zo heeft bepaald, een verbod op financiële transacties in verband met ruwe olie aan boord van aangewezen vaartuigen, met inbegrip van de verkoop van de ruwe olie of het aanwenden van de ruwe olie als krediet, alsook het afsluiten van een verzekering voor het vervoer van de ruwe olie. Dit verbod is niet van toepassing op het aannemen van havengeld in de in lid 3 bedoelde gevallen.

Artikel 16

1.   De bevriezing van tegoeden of economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming is met deze verordening, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon, rechtspersoon of entiteit die, dan wel het lichaam dat die maatregel uitvoert, of van de directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.

2.   Acties van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen geven geen aanleiding tot aansprakelijkheid van deze natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, indien zij niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun acties een inbreuk zouden vormen op de maatregelen in deze verordening.

Artikel 17

1.   Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van onderhavige verordening zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schadevergoeding of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, in het bijzonder een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm daarvan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

a)

de in de bijlagen II of III genoemde personen, entiteiten of lichamen;

b)

een andere Libische persoon, entiteit of lichaam, de Libische regering daaronder begrepen;

c)

een persoon, entiteit of lichaam, handelend voor rekening of ten behoeve van een van de in punt a) of punt b) bedoelde personen, entiteiten of lichamen.

2.   In elke procedure waartoe een vordering aanleiding geeft, moet het bewijs dat de vordering niet op grond van lid 1 hoort te worden afgewezen, door de eiser worden geleverd.

3.   Dit artikel geldt onverminderd het recht van de personen, entiteiten en lichamen die in lid 1 worden genoemd, op toetsing door de rechter van de rechtmatigheid van de niet-nakoming van de contractuele verplichtingen in overeenstemming met onderhavige verordening.

Artikel 18

1.   Onverminderd de geldende voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:

a)

alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie over rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 5 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, zoals aangegeven op de lijst van websites van bijlage IV, en deze informatie, direct of via de lidstaten, aan de Commissie te doen toekomen; en

b)

samen te werken met deze bevoegde autoriteit bij de verificatie van deze informatie.

2.   Overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie is verstrekt of ontvangen.

3.   Lid 2 belet de lidstaten niet dergelijke informatie, overeenkomstig hun nationale wetgeving, uit te wisselen met de relevante autoriteiten van Libië en met andere lidstaten indien dit nodig is om wederrechtelijk verkregen vermogensbestanddelen terug te vorderen.

Artikel 19

De lidstaten en de Commissie stellen elkaar onverwijld in kennis van de krachtens deze verordening getroffen maatregelen en wisselen onderling alle andere voor deze verordening relevante informatie waarover zij beschikken, uit, met name betreffende inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken.

Artikel 20

De Commissie wordt gemachtigd:

a)

bijlage IV te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie;

b)

bijlage V te wijzigen op grond van de wijzigingen van bijlage V bij Besluit (GBVB) 2015/1333 en op basis van door het Sanctiecomité gemaakte overwegingen in het kader van punten 11 en 12 van Resolutie 2146 (2014) van de VN-Veiligheidsraad.

Artikel 21

1.   Wanneer de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam op de lijst plaatst, neemt de Raad die natuurlijke of rechtspersoon of die entiteit of dat lichaam op in bijlage II.

2.   Wanneer de Raad besluit een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam te onderwerpen aan de in artikel 6, lid 2, bedoelde maatregelen, wijzigt hij bijlage III dienovereenkomstig.

3.   De Raad stelt de in de leden 1 en 2 bedoelde natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam in kennis van zijn besluit, alsook van de redenen voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat de natuurlijke of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam daarover opmerkingen kan indienen.

4.   Indien er opmerkingen worden ingediend of belangrijk nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, heroverweegt de Raad zijn besluit en stelt hij de natuurlijke of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam van het resultaat in kennis.

5.   Indien de VN besluiten een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam van de lijst te schrappen, of de identificatiegegevens van een op de lijst geplaatste natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam te wijzigen, past de Raad bijlage II dienovereenkomstig aan.

6.   De lijst in bijlage III wordt met regelmatige tussenpozen en ten minste om de 12 maanden opnieuw bezien.

Artikel 22

1.   De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening, en zij nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die regels worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.

2.   De lidstaten brengen de Commissie na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld op de hoogte van die regels, alsook van latere wijzigingen.

Artikel 23

Waar er in deze verordening sprake is van een meldingsplicht, of anderszins van de verplichting de Commissie te informeren of met haar te communiceren, wordt daartoe gebruik gemaakt van het adres en de andere contactgegevens die zijn vermeld in bijlage IV.

Artikel 24

Deze verordening is van toepassing:

a)

op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;

b)

aan boord van vlieg- of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

c)

op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

d)

op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

e)

op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.

Artikel 25

Verordening (EU) nr. 204/2011 wordt hierbij ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 26

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 206 van 1.8.2015, blz. 34.

(2)  Besluit 2011/137/GBVB van de Raad van 28 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (PB L 58 van 3.3.2011, blz. 53).

(3)  Besluit (GBVB) 2015/818 van de Raad van 26 mei 2015 tot wijziging van Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (PB L 129 van 27.5.2015, blz. 13).

(4)  Verordening (EU) nr. 204/2011 van de Raad van 2 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië (PB L 58 van 3.3.2011, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(6)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(7)  PB C 69 van 18.3.2010, blz. 19.

(8)  Verordening (EG) Nr. 450/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (gemoderniseerd douanewetboek) (PB L 145 van 4.6.2008, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).


BIJLAGE I

LIJST VAN DE UITRUSTING DIE VOOR INTERNE REPRESSIE ZOU KUNNEN WORDEN GEBRUIKT, ALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 2, 3 EN 4

1.

De volgende vuurwapens, munitie en toebehoren:

1.1

Vuurwapens die niet vallen onder ML 1 en ML 2 van de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie (1) (hierna „de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen” genoemd);

1.2

Munitie speciaal ontworpen voor de vuurwapens die zijn vermeld in punt 1.1, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen;

1.3

Vuurwapenvizieren die niet vallen onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.

2.

Bommen en granaten die niet vallen onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.

3.

De volgende voertuigen:

3.1

Voertuigen uitgerust met een waterkanon, die speciaal zijn ontworpen of aangepast voor oproerbeheersing;

3.2

Voertuigen die speciaal zijn ontworpen of aangepast om door middel van stroomstoten indringers af te weren;

3.3

Voertuigen die speciaal zijn ontworpen of aangepast om barricades te verwijderen, met inbegrip van constructiematerieel met bescherming tegen kogels;

3.4

Voertuigen die speciaal zijn ontworpen voor vervoer of overbrenging van gevangenen en/of gedetineerden;

3.5

Voertuigen die speciaal zijn ontworpen om mobiele barrières op te werpen;

3.6

Voor de in de punten 3.1 tot en met 3.5 vermelde voertuigen bestemde onderdelen, speciaal ontworpen voor oproerbeheersing.

Noot 1: Dit punt is niet van toepassing op voertuigen die speciaal zijn ontworpen voor brandbestrijding.

Noot 2: Voor de toepassing van punt 3.5 omvat de term „voertuigen” ook opleggers en aanhangwagens.

4.

De volgende explosieven en aanverwante stoffen:

4.1

Uitrusting en toestellen die speciaal ontworpen zijn voor het al dan niet elektrisch inleiden van explosies, met inbegrip van ontstekingstoestellen, detonatoren, ontstekers, boosters en slagkoord, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen; met uitzondering van: apparatuur en toestellen die speciaal ontworpen zijn voor een specifiek commercieel gebruik, zijnde het door detonatie in werking stellen of doen functioneren van andere apparatuur of toestellen die niet het veroorzaken van explosies tot functie hebben (bijvoorbeeld toestellen voor het opblazen van airbags, piekstroombegrenzers of toestellen voor het in werking stellen van sprinklerinstallaties);

4.2

Ladingen voor directionele explosies die niet onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen vallen;

4.3

De volgende andere explosieven die niet onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen vallen, en aanverwante stoffen:

a)

amatol;

b)

nitrocellulose (met een stikstofgehalte van meer dan 12,5 %);

c)

nitroglycol;

d)

penta-erythritoltetranitraat (PETN);

e)

picrylchloride;

f)

2,4,6-trinitrotolueen (TNT).

5.

De volgende beschermende apparatuur die niet valt onder ML 13 van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen:

5.1

Lichaamspantsering met bescherming tegen kogels en/of messteken;

5.2

Kogel- en/of fragmentatiebestendige helmen, helmen voor oproerbeheersing, schilden voor oproerbeheersing en kogelbestendige schilden.

Noot: Dit punt heeft geen betrekking op:

uitrusting speciaal ontworpen voor sportactiviteiten;

uitrusting speciaal ontworpen voor de veiligheid op het werk.

6.

Simulatieapparatuur die niet onder ML 14 van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen valt, voor opleiding in het gebruik van vuurwapens en speciaal daarvoor ontworpen programmatuur.

7.

Nachtzicht- en thermische beeldvormingsapparatuur en beeldversterkerbuizen die niet onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen vallen.

8.

Scheermesprikkeldraad.

9.

Militaire messen, gevechtsmessen en bajonetten met een bladlengte van meer dan 10 cm.

10.

Productieapparatuur die speciaal is ontworpen voor de in deze lijst vermelde goederen.

11.

Specifieke technologie voor de ontwikkeling, de vervaardiging of het gebruik van de in deze lijst vermelde goederen.


(1)  PB C 69 van 18.3.2010, blz. 19.


BIJLAGE II

LIJST VAN NATUURLIJKE PERSONEN, RECHTSPERSONEN, ENTITEITEN EN LICHAMEN BEDOELD IN ARTIKEL 6, LID 1

A.   Personen

6.

Naam: ABU ZAYD UMAR DORDA

Titel: nvt. Aanwijzing: a) Functie: Directeur externe veiligheidsorganisatie, b) Hoofd van het bureau externe inlichtingen. Geboortedatum: nvt. Geboorteplaats: nvt. Zekere alias: nvt. Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: nvt. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: Libië (vermoedelijke status/verblijfplaats: in hechtenis in Libië). Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 15 van Resolutie 1970 (reisverbod). Op 17 maart 2011 op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 17 van Resolutie 1970 (bevriezing van tegoeden).

Aanvullende informatie:

Getrouwe van het regime. Hoofd van het bureau externe inlichtingen.

7.

Naam: ABU BAKR YUNIS JABIR

Titel: Generaal-majoor. Aanwijzing: Functie: Minister van Defensie. Geboortedatum: 1952. Geboorteplaats: Jalo, Libië. Zekere alias: nvt. Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: nvt. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: nvt. Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 15 van Resolutie 1970 (reisverbod). Op 17 maart 2011 op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 17 van Resolutie 1970 (bevriezing van tegoeden). Vermoedelijke status/verblijfplaats: overleden.

Aanvullende informatie:

Algehele verantwoordelijkheid voor acties van de strijdkrachten.

8.

Naam: MATUQ MOHAMMED MATUQ

Titel: nvt. Aanwijzing: Functie: Staatssecretaris van nutsvoorzieningen. Geboortedatum: 1956. Geboorteplaats: Khoms, Libië. Zekere alias: nvt. Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: nvt. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: nvt. Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 15 van Resolutie 1970 (reisverbod). Op 17 maart 2011 op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 17 van Resolutie 1970 (bevriezing van tegoeden). Vermoedelijke status/verblijfplaats: onbekend; waarschijnlijk gevangengenomen.

Aanvullende informatie:

Hoge functionaris van het regime. Actief in de revolutionaire comités. Voorgeschiedenis van betrokkenheid bij onderdrukking van dissidenten en bij geweldpleging.

9.

Naam: AISHA MUAMMAR MUHAMMED ABU MINYAR QADHAFI

Titel: nvt. Aanwijzing: nvt. Geboortedatum: 1978. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Zekere alias: Aisha Muhammed Abdul Salam (Paspoort nr.: 215215). Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: 428720. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: Sultanaat Oman (vermoedelijke status/verblijfplaats: Sultanaat Oman). Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden).

Aanvullende informatie:

Nauwe banden met het regime. Reisde in strijd met punt 15 van Resolutie 1970, zoals beschreven door het panel van deskundigen over Libië in zijn tussentijds verslag van 2013.

10.

Naam: HANNIBAL MUAMMAR QADHAFI

Titel: nvt. Aanwijzing: nvt. Geboortedatum:20 september 1975. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Zekere alias: nvt. Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: B/002210. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: Algerije (vermoedelijke status/verblijfplaats: Algerije). Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden).

Aanvullende informatie:

Nauwe banden met het regime.

11.

Naam: KHAMIS MUAMMAR QADHAFI

Titel: nvt. Aanwijzing: nvt. Geboortedatum: 1978. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Zekere alias: nvt. Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: nvt. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: nvt. Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden). Vermoedelijke status/verblijfplaats: overleden.

Aanvullende informatie:

Nauwe banden met het regime. Bevel over militaire eenheden die betrokken zijn bij het onderdrukken van demonstraties.

12.

Naam: MOHAMMED MUAMMAR QADHAFI

Titel: nvt. Aanwijzing: nvt. Geboortedatum: 1970. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Zekere alias: nvt. Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: nvt. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: Sultanaat Oman (vermoedelijke status/verblijfplaats: Sultanaat Oman). Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden).

Aanvullende informatie:

Nauwe banden met het regime.

13.

Naam: MUAMMAR MOHAMMED ABU MINYAR QADHAFI

Titel: nvt. Aanwijzing: Leider van de revolutie, opperbevelhebber van de strijdkrachten. Geboortedatum: 1942. Geboorteplaats: Sirte, Libië. Zekere alias: nvt. Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: nvt. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: nvt. Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op een lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden). Vermoedelijke status/verblijfplaats: overleden.

Aanvullende informatie:

Verantwoordelijk voor bevelen tot onderdrukking van demonstraties, schending van mensenrechten.

14.

Naam: MUTASSIM QADHAFI

Titel: nvt. Aanwijzing: Nationale veiligheidsadviseur. Geboortedatum: 1976. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Zekere alias: nvt. Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: nvt. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: nvt. Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden). Vermoedelijke status/verblijfplaats: overleden.

Aanvullende informatie:

Nauwe banden met het regime.

15.

Naam: SAADI QADHAFI

Titel: nvt. Aanwijzing: Bevelhebber van de speciale strijdkrachten. Geboortedatum: a) 27 mei 1973, b) 1 januari 1975. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Zekere alias: nvt. Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: a) 014797, b) 524521. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: in hechtenis in Libië. Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 15 van Resolutie 1970 (reisverbod). Op 17 maart 2011 op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 17 van Resolutie 1970 (bevriezing van tegoeden).

Aanvullende informatie:

Nauwe banden met het regime. Bevel over militaire eenheden die betrokken zijn bij het onderdrukken van demonstraties.

16.

Naam: SAIF AL-ARAB QADHAFI

Titel: nvt. Aanwijzing: nvt. Geboortedatum: 1982. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Zekere alias: nvt. Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: nvt. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: nvt. Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 15 van Resolutie 1970 (reisverbod). Op 17 maart 2011 op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 17 van Resolutie 1970 (bevriezing van tegoeden). Vermoedelijke status/verblijfplaats: overleden.

Aanvullende informatie:

Nauwe banden met het regime.

17.

Naam: SAIF AL-ISLAM QADHAFI

Titel: nvt. Aanwijzing: Directeur van de Qadhafi-Stichting. Geboortedatum:25 juni 1972. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Zekere alias: nvt. Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: B014995. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: Libië (vermoedelijke status/verblijfplaats: in hechtenis in Libië). Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van de punten 15 en 17 van Resolutie 1970 (reisverbod, bevriezing van tegoeden).

Aanvullende informatie:

Nauwe banden met het regime. Opruiende openbare verklaringen die oproepen tot geweld tegen betogers.

18.

Naam: ABDULLAH AL-SENUSSI

Titel: Kolonel. Aanwijzing: Directeur militaire inlichtingen. Geboortedatum: 1949. Geboorteplaats: Sudan. Zekere alias: a) Abdoullah Ould Ahmed (Paspoort nr.: B0515260; Geboortedatum: 1948. Geboorteplaats: Anefif (Kidal), Mali; Datum van afgifte: 10 januari 2012; Plaats van afgifte: Bamako, Mali; Vervaldatum: 10 januari 2017); b) Abdoullah Ould Ahmed (Mali ID nr. 073/SPICRE; Geboorteplaats: Anefif, Mali; Datum van afgifte: 6 december 2011; Plaats van afgifte: Essouck, Mali). Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: nvt. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: Libië (Vermoedelijke status/verblijfplaats: in hechtenis in Libië). Op de lijst geplaatst op26 februari 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 15 van Resolutie 1970 (reisverbod). Op 17 maart 2011 op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 17 van Resolutie 1970 (bevriezing van tegoeden).

Aanvullende informatie:

Betrokkenheid van de militaire inlichtingendienst bij het onderdrukken van demonstraties. Wordt ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij het bloedbad in de gevangenis van Abu Selim. Bij verstek veroordeeld voor de bomaanslag op de UTA-vlucht. Zwager van Muammar Kadhafi.

19.

Naam: SAFIA FARKASH AL-BARASSI

Titel: nvt. Aanwijzing: nvt. Geboortedatum: Rond 1952. Geboorteplaats: Al Bayda, Libië. Zekere alias: Safia Farkash Mohammed Al-Hadad, geboren op 1 januari 1953 (Omaans paspoort nr. 03825239). Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: 03825239. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: Sultanaat Oman. Op de lijst geplaatst op24 juni 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 15 van Resolutie 1970 en punt 19 van Resolutie 1973 (reisverbod, bevriezing van tegoeden).

Aanvullende informatie:

Aanzienlijke persoonlijke rijkdom, die ten bate van het regime zou kunnen worden gebruikt. Haar zus Fatima FARKASH is gehuwd met ABDALLAH SANUSSI, het hoofd van de Libische militaire inlichtingendienst.

20.

Naam: ABDELHAFIZ ZLITNI

Titel: nvt. Aanwijzing: a) minister van Planning en Financiën in de regering van kolonel Kadhafi, b) secretaris van het Algemeen Volkscomité voor financiën en planning, c) interimdirecteur van de centrale bank van Libië. Geboortedatum: 1935. Geboorteplaats: nvt. Zekere alias: nvt. Onzekere alias: nvt. Nationaliteit: nvt. Paspoort nr.: nvt. Nationaal identiteitsnr.: nvt. Adres: nvt. Op de lijst geplaatst op24 juni 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 15 van Resolutie 1970 en punt 19 van Resolutie 1973 (reisverbod, bevriezing van tegoeden).

Aanvullende informatie:

Betrokken bij de repressie van demonstranten. Secretaris van het Algemeen Volkscomité voor financiën en planning. Zlitni is momenteel interimdirecteur van de centrale bank van Libië. Voordien was hij voorzitter van de nationale oliemaatschappij. Volgens onze informatie tracht hij momenteel voor het regime geld bijeen te brengen met het oog op het aanzuiveren van de reserves van de centrale bank die al zijn opgegaan aan de huidige militaire campagne.


BIJLAGE III

LIJST VAN NATUURLIJKE PERSONEN, RECHTSPERSONEN, ENTITEITEN EN LICHAMEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6, LID 2

A.   Personen

 

Naam

Identificatiegegevens

Motivering

Datum van plaatsing op de lijst

1.

ABDUSSALAM, Abdussalam Mohammed

Positie: Hoofd terreurbestrijding, externe veiligheidsorganisatie

Geboortedatum: 1952

Geboorteplaats: Tripoli, Libië

Prominent lid revolutionair comité.

Nauwe bondgenoot van Muammar Kadhafi. Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

28.2.2011

2.

ABU SHAARIYA

Positie: Plaatsvervangend hoofd externe veiligheidsorganisatie

Zwager van Muammar Kadhafi.

Prominent lid van het Kadhafi-regime en als zodanig nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

28.2.2011

3.

ASHKAL, Omar

Positie: Hoofd Beweging van revolutionaire comités

Geboorteplaats: Sirte, Libië

Vermoedelijke status: vermoord in Egypte, augustus 2014

Revolutionaire comités betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

28.2.2011

4.

ALSHARGAWI, Bashir Saleh Bashir

Geboortedatum: 1946

Geboorteplaats: Traghen

Hoofd kabinet van Muammar Kadhafi. Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

28.2.2011

5.

TOHAMI, Generaal Khaled

Geboortedatum: 1946

Geboorteplaats: Genzur

Voormalig directeur Bureau Interne Veiligheid.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

28.2.2011

6.

FARKASH, Mohammed Boucharaya

Geboortedatum: 1 juli 1949

Geboorteplaats: Al-Bayda

Voormalig directeur inlichtingen in het Bureau Externe Veiligheid.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

28.2.2011

7.

EL-KASSIM ZOUAI, Mohamed Abou

 

Voormalig secretaris-generaal van het Algemeen Volkscongres.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

21.3.2011

8.

AL-MAHMOUDI, Baghdadi

 

Minister-president van de regering van kolonel Kadhafi.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

21.3.2011

9.

HIJAZI, Mohamad Mahmoud

 

Minister van Volksgezondheid en Milieu in de regering van kolonel Kadhafi.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

21.3.2011

10.

HOUEJ, Mohamad Ali

Geboortedatum: 1949

Geboorteplaats: Al-Azizia (bij Tripoli)

Minister van Industrie, Economie en Handel in de regering van kolonel Kadhafi.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

21.3.2011

11.

AL-GAOUD, Abdelmajid

Geboortedatum: 1943

Minister van Landbouw en Dierlijke en Maritieme Hulpbronnen in de regering van kolonel Kadhafi.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

21.3.2011

12.

AL-CHARIF, Ibrahim Zarroug

 

Minister van Sociale Zaken in de regering van kolonel Kadhafi.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

21.3.2011

13.

FAKHIRI, Abdelkebir Mohamad

Geboortedatum: 4 mei 1963

Paspoortnummer: B/014965 (verstreken eind 2013)

Minister van Onderwijs, Hoger Onderwijs en Onderzoek in de regering van kolonel Kadhafi. Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

21.3.2011

14.

MANSOUR, Abdallah

Geboortedatum: 8.7.1954

Paspoortnummer: B/014924 (verstreken eind 2013)

Voormalige naaste medewerker van kolonel Kadhafi; vervulde vooraanstaande rol in de veiligheidsdiensten, voormalig directeur van radio en televisie.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

21.3.2011

15.

Kolonel Taher Juwadi

Positie: Vierde in bevel in de Revolutionaire Garde

Kolonel.

Sleutelfiguur van het Kadhafi-regime. Als zodanig nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

23.5.2011

16.

AL-BAGHDADI, Dr Abdulqader Mohammed

Hoofd van het verbindingsbureau van de revolutionaire comités.

Revolutionaire comités betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

28.2.2011

17.

DIBRI, Abdulqader Yusef

Positie: Hoofd van de lijfwacht van Muammar Kadhafi

Geboortedatum: 1946

Geboorteplaats: Houn, Libië

Verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het regime. Voorgeschiedenis van geweldpleging tegen dissidenten.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

28.2.2011

18.

KADHAF AL-DAM, Sayyid Mohammed

Geboortedatum: 1948

Geboorteplaats: Sirte, Libië

Neef van Muammar Kadhafi. Sayyid was in de jaren '80 betrokken bij de moordcampagne tegen dissidenten en zou verantwoordelijk zijn voor verscheidene moorden in Europa. Voorts wordt aangenomen dat hij een rol heeft gespeeld bij de aanschaf van wapens. Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

28.2.2011

19.

AL QADHAFI, Quren Salih Quren

 

Voormalig Libisch ambassadeur in Tsjaad. Is van Tsjaad naar Sabha getrokken. Rechtstreeks betrokken bij het inhuren en aansturen van huurlingen voor het regime.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

12.4.2011

20.

AL KUNI, Kolonel Amid Husain

Vermoedelijke status/verblijfplaats: Zuid-Libië

Voormalig gouverneur van Ghat (Zuid-Libië). Rechtstreeks betrokken bij het inhuren van huurlingen.

Nauw verbonden met het voormalige regime van Muammar Kadhafi.

12.4.2011

B.   Entiteiten

 

Naam

Identificatiegegevens

Redenen

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Libyan Arab African Investment Company — LAAICO

Website: http://www.laaico.com Bedrijf opgericht in 1981. 76351 Janzour-Libië. 81370 Tripoli-Libië.

Tel. +218 214890146-4890586-4892613.

Fax: +218 214893800-4891867.

E-mail: info@laaico.com

Onder zeggenschap van het regime van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor hem.

21.3.2011

2.

Stichting-Kadhafi voor internationale liefdadigheid en ontwikkeling

Administratief adres: Hay Alandalus — Jian St. — Tripoli — PoBox: 1101 — LIBIË.

Tel. +218 214778301.

Fax: +218 214778766.

E-mail: info@gicdf.org

Onder zeggenschap van het regime van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor hem.

21.3.2011

3.

Waatassimou Foundation

Gevestigd in Tripoli

Onder zeggenschap van het regime van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor hem.

21.3.2011

4.

Hoofdzetel van de Libische radio en televisie

Contactgegevens:

Tel. +218 214445926

-444 59 00.

Fax: +218 213402107

http://www.ljbc.net

E-mail: info@ljbc.net

Zet publiekelijk aan tot haat en geweld door deel te nemen aan desinformatiecampagnes betreffende de repressie van manifestanten.

21.3.2011

5.

Revolutionaire Garde

 

Betrokken bij de repressie van demonstranten.

21.3.2011

6.

Libyan Agricultural Bank (ook bekend als: Agricultural Bank; ook bekend als: Al Masraf Al Zirae Agricultural Bank; ook bekend als: Al Masraf Al Zirae; ook bekend als: Libyan Agricultural Bank)

El Ghayran Area, Ganzor El Sharqya, P.O. Box 1100, Tripoli, Libië; Al Jumhouria Street, East Junzour, Al Gheran, Tripoli, Libië;

E-mail: agbank@agribankly.org; SWIFT/BIC AGRULYLT (Libië);

Tel. +218 214870586;

Tel. +218 214870714;

Tel. +218 214870745;

Tel. +218 213338366;

Tel. +218 213331533;

Tel. +218 213333541;

Tel. +218 213333544;

Tel. +218 213333543;

Tel. +218 213333542;

Fax: +218 214870747;

Fax: +218 214870767;

Fax: +218 214870777;

Fax: +218 213330927;

Fax: +218 213333545

Libische dochteronderneming van de centrale bank van Libië.

12.4.2011

7.

Al-Inma Holding Co. for Services Investments

 

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling.

12.4.2011

8.

Al-Inma Holding Co. for Industrial Investments

 

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling.

12.4.2011

9.

Al-Inma Holding Company for Tourism Investment

Hasan al-Mashay Street (off al-Zawiyah Street).

Tel. +218 213345187.

Fax: +218 213345188.

E-mail: info@ethic.ly

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling.

12.4.2011

10.

Al-Inma Holding Co. for Construction and Real Estate Developments

 

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling.

12.4.2011

11.

LAP Green Networks (ook bekend als: LAP Green Holding Company)

 

Libische dochteronderneming van de Libyan Africa Investment Portfolio.

12.4.2011

12.

Sabtina Ltd

530-532 Elder Gate, Elder House, Milton Keynes, Verenigd Koninkrijk

Overige informatie:

Reg. nr. 01794877 (UK)

In het Verenigd Koninkrijk als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

13.

Ashton Global Investments Limited

Woodbourne Hall, PO Box 3162, Road Town, Tortola, British Virgin Islands.

Overige informatie:

Reg. nr. 1510484 (Britse Maagdeneilanden)

Op de Britse Maagdeneilanden als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

14.

Capitana Seas Limited

 

Op de Britse Maagdeneilanden als vennootschap opgerichte entiteit die eigendom is van Saadi Kadhafi.

12.4.2011

15.

Kinloss Property Limited

Woodbourne Hall, PO Box 3162, Road Town, Tortola, British Virgin Islands.

Overige informatie:

Reg. nr. 1534407 (Britse Maagdeneilanden)

Op de Britse Maagdeneilanden als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

16.

Baroque Investments Limited

c/o ILS Fiduciaries Ltd, First Floor, Millennium House, Victoria Road, Douglas, Isle of Man

Overige informatie:

Reg. nr. 59058C (IOM)

Op het eiland Man als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011


BIJLAGE IV

LIJST VAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN IN DE LIDSTATEN BEDOELD IN ARTIKEL 8, LID 1, ARTIKEL 9, LID 1, ARTIKEL 13, EN ARTIKEL 18, LID 1, EN ADRES VOOR KENNISGEVINGEN AAN DE COMMISSIE

a)

Bevoegde autoriteiten van de lidstaten

BELGIË

http://www.diplomatie.be/eusanctions

BULGARIJE

http://www.mfa.bg/en/pages/135/index.html

TSJECHIË

http://www.mfcr.cz/mezinarodnisankce

DENEMARKEN

http://um.dk/da/politik-og-diplomati/retsorden/sanktioner/

DUITSLAND

http://www.bmwi.de/DE/Themen/Aussenwirtschaft/aussenwirtschaftsrecht,did=404888.html

ESTLAND

http://www.vm.ee/est/kat_622/

IERLAND

http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519

GRIEKENLAND

http://www.mfa.gr/en/foreign-policy/global-issues/international-sanctions.html

SPANJE

http://www.exteriores.gob.es/Portal/es/PoliticaExteriorCooperacion/GlobalizacionOportunidadesRiesgos/Documents/ORGANISMOS%20COMPETENTES%20SANCIONES%20INTERNACIONALES.pdf

FRANKRIJK

http://www.diplomatie.gouv.fr/autorites-sanctions/

KROATIË

http://www.mvep.hr/sankcije

ITALIË

http://www.esteri.it/MAE/IT/Politica_Europea/Deroghe.htm

CYPRUS

http://www.mfa.gov.cy/sanctions

LETLAND

http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

LITOUWEN

http://www.urm.lt/sanctions

LUXEMBURG

http://www.mae.lu/sanctions

HONGARIJE

http://2010-2014.kormany.hu/download/b/3b/70000/ENSZBT-ET-szankcios-tajekoztato.pdf

MALTA

https://www.gov.mt/en/Government/Government%20of%20Malta/Ministries%20and%20Entities/Officially%20Appointed%20Bodies/Pages/Boards/Sanctions-Monitoring-Board-.aspx

NEDERLAND

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-sancties

OOSTENRIJK

http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id=12750&LNG=en&version=

POLEN

http://www.msz.gov.pl

PORTUGAL

http://www.portugal.gov.pt/pt/os-ministerios/ministerio-dos-negocios-estrangeiros/quero-saber-mais/sobre-o-ministerio/medidas-restritivas/medidas-restritivas.aspx

ROEMENIË

http://www.mae.ro/node/1548

SLOVENIË

http://www.mzz.gov.si/si/omejevalni_ukrepi

SLOWAKIJE

http://www.mzv.sk/sk/europske_zalezitosti/europske_politiky-sankcie_eu

FINLAND

http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

ZWEDEN

http://www.ud.se/sanktioner

VERENIGD KONINKRIJK

https://www.gov.uk/sanctions-embargoes-and-restrictions

b)

Adres voor kennisgevingen of andere mededelingen aan de Europese Commissie

Europese Commissie

Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid

CHAR 12/106

1049 Brussel

België

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu

Tel. +32 22955585

Fax: +32 22990873


BIJLAGE V

LIJST VAN IN ARTIKEL 1, ONDER H), EN ARTIKEL 15 BEDOELDE VAARTUIGEN EN TOEPASSELIJKE MAATREGELEN ALS BEPAALD DOOR HET SANCTIECOMITÉ


BIJLAGE VI

LIJST VAN RECHTSPERSONEN, ENTITEITEN OF LICHAMEN BEDOELD IN ARTIKEL 5, LID 4

1.

Naam: LIBYAN INVESTMENT AUTHORITY (Libische Investeringsautoriteit)

Ook bekend als: Libyan Foreign Investment Company (LFIC). Verder nog bekend als: nvt. Adres:1 Fateh Tower Office, No 99, 22nd Floor, Borgaida Street, Tripoli, 1103, Libië. Op de lijst geplaatst op17 maart 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 17 van Resolutie 1973, als gewijzigd op 16 september op grond van punt 15 van Resolutie 2009.

Aanvullende informatie:

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

2.

Naam: LIBYAN AFRICA INVESTMENT PORTFOLIO (Libisch-Afrikaans Investeringsfonds)

Ook bekend als: nvt. Verder nog bekend als: nvt. Adres:Jamahiriya Street, LAP Building, PO Box 91330, Tripoli, Libië. Op de lijst geplaatst op:17 maart 2011. Overige informatie: Op de lijst geplaatst uit hoofde van punt 17 van Resolutie 1973, als gewijzigd op 16 september op grond van punt 15 van Resolutie 2009.

Aanvullende informatie:

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.


19.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 12/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/45 VAN DE COMMISSIE

van 18 januari 2016

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier voor een benaming die is opgenomen in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Prekmurska gibanica (GTS))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Slovenië tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de gegarandeerde traditionele specialiteit „Prekmurska gibanica”, die bij Verordening (EU) nr. 172/2010 van de Commissie (2) als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/176 (3), is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder b), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de benaming „Prekmurska gibanica” (GTS) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 172/2010 van de Commissie van 1 maart 2010 houdende inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Prekmurska gibanica (GTS)) (PB L 51 van 2.3.2010, blz. 11).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/176 van de Commissie van 5 februari 2015 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier voor een benaming die is opgenomen in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Prekmurska gibanica (GTS)) (PB L 30 van 6.2.2015, blz. 16).

(4)  PB C 235 van 18.7.2015, blz. 16.


19.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 12/28


VERORDENING (EU) 2016/46 VAN DE COMMISSIE

van 18 januari 2016

tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat de maximumgehalten aan residuen van oxadixyl en spinetoram in of op bepaalde producten betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a), artikel 16, lid 1, onder a), en artikel 49, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor oxadixyl en spinetoram zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(2)

Wat oxadixyl betreft, stelt Verordening (EG) nr. 396/2005, als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 592/2012 van de Commissie (2), gezien de persistentie van de werkzame stof in de bodem, tijdelijke MRL's vast voor verscheidene producten. De Commissie heeft de lidstaten verzocht monitoringgegevens over het voorkomen van de stof in die producten te delen. Uit de ingediende gegevens blijkt dat er in preien en in de groep „wortel- en knolgewassen” geen residuen meer voorkomen boven de relevante bepaalbaarheidsgrenzen. Het is daarom passend de tijdelijke MRL's tot deze waarden te verlagen. In peterselie, bleekselderij en in de groep „slasoorten” komen nog steeds residuen van oxadixyl voor. Uit monitoringgegevens blijkt dat een tijdelijk MRL van 0,05 mg/kg een passende maatregel is ten aanzien van het voorkomen van oxadixyl in die goederen. Het is daarom passend die tijdelijke MRL's tot een waarde van 0,05 mg/kg te verlagen. Die MRL's worden herzien; bij de herziening wordt rekening gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt.

(3)

Wat spinetoram betreft, is het door de Commissie van de Codex Alimentarius vastgelegde MRL (CXL) voor vlees van andere zoogdieren dan zeezoogdieren bij Verordening (EU) nr. 459/2010 van de Commissie (3) opgenomen in Verordening (EG) nr. 396/2005. Verordening (EU) nr. 212/2013 (4) heeft bijlage I bij Verordening (EG) nr. 396/2005 vervangen. Die verordening heeft in die bijlage I met name de vermelding „Vlees” van zoogdieren vervangen door de vermelding „Spier” van zoogdieren (codes 1011010, 1012010, 1013010, 1014010, 1015010 en 1017010). De MRL's waren op dat ogenblik niet aangepast aan de gewijzigde categorieën. Aangezien de stof in vet oplosbaar is en er in vetmatrices residuen te verwachten zijn, is het aangewezen in een dergelijke aanpassing te voorzien door de MRL's voor de groepen „vet” en „spier” van zoogdieren te corrigeren.

(4)

De handelspartners van de Unie zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de nieuwe MRL's geraadpleegd en er is rekening gehouden met hun opmerkingen.

(5)

Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Deze verordening moet voorzien in een overgangsregeling voor producten die werden vervaardigd voordat de MRL's door deze verordening zijn gewijzigd en waarvoor informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gehandhaafd, zodat deze op een normale wijze in de handel gebracht, verwerkt en geconsumeerd kunnen worden.

(7)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de gewijzigde MRL's van toepassing worden, zodat de lidstaten, derde landen en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de wijziging van de MRL's zullen voortvloeien.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 396/2005 blijft in de versie die voor de wijziging uit hoofde van deze verordening van kracht was, van toepassing op producten die geproduceerd zijn voor 8 februari 2016.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 592/2012 van de Commissie van 4 juli 2012 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumresidugehalten voor bifenazaat, captan, cyprodinil, fluopicolide, hexythiazox, isoprothiolane, metaldehyde, oxadixyl en fosmet in of op bepaalde producten (PB L 176 van 6.7.2012, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 459/2010 van de Commissie van 27 mei 2010 tot wijziging van de bijlagen II, III en IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van bepaalde bestrijdingsmiddelen in of op bepaalde producten (PB L 129 van 28.5.2010, blz. 3).

(4)  Verordening (EU) nr. 212/2013 van de Commissie van 11 maart 2013 tot vervanging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft toevoegingen en wijzigingen in verband met de in die bijlage opgenomen producten (PB L 68 van 12.3.2013, blz. 30).


BIJLAGE

In deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden de kolommen voor oxadixyl en spinetoram vervangen door:

„Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)

Code-nummer

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarvoor de MRL's gelden (2)

Oxadixyl

Spinetoram (XDE-175)

(1)

(2)

(3)

(4)

0100000

FRUIT, VERS of BEVROREN; NOTEN

0,01 (1)

 

0110000

Citrusvruchten

 

0,2

0110010

Grapefruits/pompelmoezen

 

 

0110020

Sinaasappelen

 

 

0110030

Citroenen

 

 

0110040

Limoenen/lemmetjes

 

 

0110050

Mandarijnen

 

 

0110990

Overige

 

 

0120000

Noten

 

0,05 (1)

0120010

Amandelen

 

 

0120020

Paranoten

 

 

0120030

Cashewnoten

 

 

0120040

Kastanjes

 

 

0120050

Kokosnoten

 

 

0120060

Hazelnoten

 

 

0120070

Macadamianoten

 

 

0120080

Pecannoten

 

 

0120090

Pijnboompitten

 

 

0120100

Pistaches

 

 

0120110

Walnoten

 

 

0120990

Overige

 

 

0130000

Pitvruchten

 

0,2

0130010

Appelen

 

 

0130020

Peren

 

 

0130030

Kweeperen

 

 

0130040

Mispels

 

 

0130050

Loquats/Japanse mispels

 

 

0130990

Overige

 

 

0140000

Steenvruchten

 

 

0140010

Abrikozen

 

0,2

0140020

Kersen (zoet)

 

0,05 (1)

0140030

Perziken

 

0,3

0140040

Pruimen

 

0,05 (1)

0140990

Overige

 

0,05 (1)

0150000

Besvruchten en kleinfruit

 

 

0151000

a)

druiven

 

0,5

0151010

Tafeldruiven

 

 

0151020

Wijndruiven

 

 

0152000

b)

aardbeien

 

0,2

0153000

c)

rubussoorten

 

 

0153010

Bramen/braambessen

 

0,05 (1)

0153020

Dauwbramen

 

0,05 (1)

0153030

Frambozen (geel en rood)

 

0,8

0153990

Overige

 

0,05 (1)

0154000

d)

ander kleinfruit en besvruchten

 

 

0154010

Blauwe bessen

 

0,2

0154020

Veenbessen

 

0,05 (1)

0154030

Aalbessen (rood, wit en zwart)

 

0,05 (1)

0154040

Kruisbessen (geel, groen en rood)

 

0,05 (1)

0154050

Rozenbottels

 

0,05 (1)

0154060

Moerbeien (wit en zwart)

 

0,05 (1)

0154070

Azaroles/Middellandse Zeemispels

 

0,05 (1)

0154080

Vlierbessen

 

0,05 (1)

0154990

Overige

 

0,05 (1)

0160000

Diverse vruchten met

 

0,05 (1)

0161000

a)

eetbare schil

 

 

0161010

Dadels

 

 

0161020

Vijgen

 

 

0161030

Tafelolijven

 

 

0161040

Kumquats

 

 

0161050

Carambola's

 

 

0161060

Kaki's/Japanse persimoenen

 

 

0161070

Jambolans/djamblangs

 

 

0161990

Overige

 

 

0162000

b)

niet-eetbare schil, klein

 

 

0162010

Kiwi's (geel, groen, rood)

 

 

0162020

Lychees

 

 

0162030

Passievruchten/maracuja's

 

 

0162040

Woestijnvijgen/cactusvruchten

 

 

0162050

Sterappelen

 

 

0162060

Noord-Amerikaanse persimoenen

 

 

0162990

Overige

 

 

0163000

c)

niet-eetbare schil, groot

 

 

0163010

Avocado's

 

 

0163020

Bananen

 

 

0163030

Mango's

 

 

0163040

Papaja's

 

 

0163050

Granaatappels

 

 

0163060

Cherimoya's

 

 

0163070

Guaves

 

 

0163080

Ananassen

 

 

0163090

Broodvruchten

 

 

0163100

Doerians

 

 

0163110

Zuurzakken/doerian blanda

 

 

0163990

Overige

 

 

0200000

GROENTEN, VERS of BEVROREN

 

 

0210000

Wortel- en knolgewassen

0,01  (1)

0,05 (1)

0211000

a)

aardappelen

 

 

0212000

b)

tropische wortel- en knolgewassen

 

 

0212010

Cassave/maniok

 

 

0212020

Bataten (zoete aardappelen)

 

 

0212030

Yams

 

 

0212040

Arrowroot/pijlwortel

 

 

0212990

Overige

 

 

0213000

c)

andere wortel- en knolgewassen, behalve suikerbiet

 

 

0213010

Rode bieten

 

 

0213020

Wortels

 

 

0213030

Knolselderij

 

 

0213040

Mierikswortels

 

 

0213050

Aardperen/topinamboers

 

 

0213060

Pastinaken

 

 

0213070

Wortelpeterselie

 

 

0213080

Radijzen

 

 

0213090

Schorseneren

 

 

0213100

Koolrapen

 

 

0213110

Rapen

 

 

0213990

Overige

 

 

0220000

Bolgewassen

0,01 (1)

 

0220010

Knoflook

 

0,05 (1)

0220020

Uien

 

0,05 (1)

0220030

Sjalotten

 

0,05 (1)

0220040

Bosuien/groene uien en stengeluien

 

0,8

0220990

Overige

 

0,05 (1)

0230000

Vruchtgroenten

0,01 (1)

 

0231000

a)

Solanaceae

 

0,5

0231010

Tomaten

 

 

0231020

Paprika's

 

 

0231030

Aubergines

 

 

0231040

Okra's, okers

 

 

0231990

Overige

 

 

0232000

b)

Cucurbitaceae met eetbare schil

 

0,2

0232010

Komkommers

 

 

0232020

Augurken

 

 

0232030

Courgettes

 

 

0232990

Overige

 

 

0233000

c)

Cucurbitaceae met niet-eetbare schil

 

0,05 (1)

0233010

Meloenen

 

 

0233020

Pompoenen

 

 

0233030

Watermeloenen

 

 

0233990

Overige

 

 

0234000

d)

suikermais

 

0,05 (1)

0239000

e)

andere vruchtgroenten

 

0,05 (1)

0240000

Koolsoorten (met uitzondering van wortels en babyleafgewassen van Brassica)

0,01 (1)

0,05 (1)

0241000

a)

bloemkoolachtigen

 

 

0241010

Broccoli

 

 

0241020

Bloemkolen

 

 

0241990

Overige

 

 

0242000

b)

sluitkoolachtigen

 

 

0242010

Spruitjes

 

 

0242020

Sluitkolen

 

 

0242990

Overige

 

 

0243000

c)

bladkoolachtigen

 

 

0243010

Chinese kool/petsai

 

 

0243020

Boerenkolen

 

 

0243990

Overige

 

 

0244000

d)

koolrabi's

 

 

0250000

Bladgroenten, kruiden en eetbare bloemen

 

 

0251000

a)

slasoorten

0,05 (+)

 

0251010

Veldsla

 

0,05 (1)

0251020

Sla

 

10

0251030

Andijvie

 

0,05 (1)

0251040

Tuinkers en andere kiemen en scheuten

 

0,05 (1)

0251050

Winterkers

 

0,05 (1)

0251060

Raketsla/rucola

 

0,05 (1)

0251070

Rode amsoi

 

0,05 (1)

0251080

Babyleafgewassen (met inbegrip van Brassica-soorten)

 

0,05 (1)

0251990

Overige

 

0,05 (1)

0252000

b)

spinazie en dergelijke bladgroente

0,01 (1)

0,05 (1)

0252010

Spinazie

 

 

0252020

Postelein

 

 

0252030

Snijbiet

 

 

0252990

Overige

 

 

0253000

c)

druivenbladeren en bladeren van dergelijke soorten

0,01 (1)

0,05 (1)

0254000

d)

waterkers

0,01 (1)

0,05 (1)

0255000

e)

witlof/witloof/Brussels lof

0,01 (1)

0,05 (1)

0256000

f)

kruiden en eetbare bloemen

 

0,05 (1)

0256010

Kervel

0,01 (1)

 

0256020

Bieslook

0,01 (1)

 

0256030

Bladselderij/snijselder

0,01 (1)

 

0256040

Peterselie

0,05 (+)

 

0256050

Salie

0,01 (1)

 

0256060

Rozemarijn

0,01 (1)

 

0256070

Tijm

0,01 (1)

 

0256080

Basilicum en eetbare bloemen

0,01 (1)

 

0256090

Laurierblad

0,01 (1)

 

0256100

Dragon

0,01 (1)

 

0256990

Overige

0,01 (1)

 

0260000

Peulgroenten

0,01 (1)

 

0260010

Bonen (met peul)

 

0,1

0260020

Bonen (zonder peul)

 

0,05 (1)

0260030

Erwten (met peul)

 

0,1

0260040

Erwten (zonder peul)

 

0,05 (1)

0260050

Linzen

 

0,05 (1)

0260990

Overige

 

0,05 (1)

0270000

Stengelgroenten

 

0,05 (1)

0270010

Asperges

0,01 (1)

 

0270020

Kardoenen

0,01 (1)

 

0270030

Bleekselderij

0,05 (+)

 

0270040

Knolvenkel

0,01 (1)

 

0270050

Artisjokken

0,01 (1)

 

0270060

Preien

0,01  (1)

 

0270070

Rabarber

0,01 (1)

 

0270080

Bamboescheuten

0,01 (1)

 

0270090

Palmharten

0,01 (1)

 

0270990

Overige

0,01 (1)

 

0280000

Paddenstoelen, mossen en korstmossen

0,01 (1)

0,05 (1)

0280010

Gekweekte paddenstoelen

 

 

0280020

Wilde paddenstoelen

 

 

0280990

Mossen en korstmossen

 

 

0290000

Algen en prokaryote organismen

0,01 (1)

0,05 (1)

0300000

PEULVRUCHTEN

0,01 (1)

0,05 (1)

0300010

Bonen

 

 

0300020

Linzen

 

 

0300030

Erwten

 

 

0300040

Lupinen/lupinebonen

 

 

0300990

Overige

 

 

0400000

OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN

0,02 (1)

0,05 (1)

0401000

Oliehoudende zaden

 

 

0401010

Lijnzaad

 

 

0401020

Pinda's/aardnoten

 

 

0401030

Papaverzaad/maanzaad

 

 

0401040

Sesamzaad

 

 

0401050

Zonnebloemzaad

 

 

0401060

Koolzaad

 

 

0401070

Sojabonen

 

 

0401080

Mosterdzaad

 

 

0401090

Katoenzaad

 

 

0401100

Pompoenzaad

 

 

0401110

Saffloerzaad

 

 

0401120

Bernagiezaad

 

 

0401130

Huttentutzaad

 

 

0401140

Hennepzaad

 

 

0401150

Wonderbonen

 

 

0401990

Overige

 

 

0402000

Oliehoudende vruchten

 

 

0402010

Olijven voor oliewinning

 

 

0402020

Palmpitten

 

 

0402030

Palmvruchten

 

 

0402040

Kapok

 

 

0402990

Overige

 

 

0500000

GRANEN

0,01 (1)

0,05 (1)

0500010

Gerst

 

 

0500020

Boekweit en andere pseudogranen

 

 

0500030

Mais

 

 

0500040

Gierst/pluimgierst

 

 

0500050

Haver

 

 

0500060

Rijst

 

 

0500070

Rogge

 

 

0500080

Sorghum

 

 

0500090

Tarwe

 

 

0500990

Overige

 

 

0600000

THEE, KOFFIE, KRUIDENTHEE, CACAO EN CAROB

0,02 (1)

0,1 (1)

0610000

Thee

 

 

0620000

Koffiebonen

 

 

0630000

Kruidenthee van

 

 

0631000

a)

bloemen

 

 

0631010

Kamille

 

 

0631020

Hibiscus/roselle

 

 

0631030

Roos

 

 

0631040

Jasmijn

 

 

0631050

Lindebloesem

 

 

0631990

Overige

 

 

0632000

b)

bladeren en kruiden

 

 

0632010

Aardbei

 

 

0632020

Rooibos

 

 

0632030

Maté

 

 

0632990

Overige

 

 

0633000

c)

wortels

 

 

0633010

Valeriaan

 

 

0633020

Ginseng

 

 

0633990

Overige

 

 

0639000

d)

alle andere delen van de plant

 

 

0640000

Cacaobonen

 

 

0650000

Carob/johannesbrood

 

 

0700000

HOP

0,02 (1)

0,1 (1)

0800000

SPECERIJEN

 

 

0810000

Als specerij gebruikte zaden

0,02 (1)

0,1 (1)

0810010

Anijs

 

 

0810020

Zwarte komijn

 

 

0810030

Selderij

 

 

0810040

Koriander

 

 

0810050

Komijn

 

 

0810060

Dille

 

 

0810070

Venkel

 

 

0810080

Fenegriek

 

 

0810090

Nootmuskaat

 

 

0810990

Overige

 

 

0820000

Als specerij gebruikte vruchten

0,02 (1)

0,1 (1)

0820010

Piment

 

 

0820020

Szechuanpeper/anijspeper

 

 

0820030

Karwij

 

 

0820040

Kardemom

 

 

0820050

Jeneverbes

 

 

0820060

Peperkorrel (groen, wit en zwart)

 

 

0820070

Vanille

 

 

0820080

Tamarinde

 

 

0820990

Overige

 

 

0830000

Als specerij gebruikte bast

0,02 (1)

0,1 (1)

0830010

Kaneel

 

 

0830990

Overige

 

 

0840000

Als specerij gebruikte wortels en wortelstokken

 

 

0840010

Zoethout

0,02 (1)

0,1 (1)

0840020

Gember

0,02 (1)

0,1 (1)

0840030

Geelwortel/kurkuma/koenjit

0,02 (1)

0,1 (1)

0840040

Mierikswortel

(+)

(+)

0840990

Overige

0,02 (1)

0,1 (1)

0850000

Als specerij gebruikte knoppen

0,02 (1)

0,1 (1)

0850010

Kruidnagels

 

 

0850020

Kappertjes

 

 

0850990

Overige

 

 

0860000

Als specerij gebruikte stampers

0,02 (1)

0,1 (1)

0860010

Saffraan

 

 

0860990

Overige

 

 

0870000

Als specerij gebruikte zaadrokken

0,02 (1)

0,1 (1)

0870010

Foelie

 

 

0870990

Overige

 

 

0900000

SUIKERGEWASSEN

0,01 (1)

0,05 (1)

0900010

Suikerbiet

 

 

0900020

Suikerriet

 

 

0900030

Wortelcichorei

 

 

0900990

Overige

 

 

1000000

PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG — LANDDIEREN

0,01 (1)

 

1010000

Weefsels van

 

 

1011000

a)

varkens

 

 

1011010

Spier

 

0,01  (1)

1011020

Vetweefsel

 

0,2

1011030

Lever

 

0,01 (1)

1011040

Nier

 

0,01 (1)

1011050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

0,01 (1)

1011990

Overige

 

0,01 (1)

1012000

b)

runderen

 

 

1012010

Spier

 

0,01  (1)

1012020

Vetweefsel

 

0,2

1012030

Lever

 

0,01 (1)

1012040

Nier

 

0,01 (1)

1012050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

0,01 (1)

1012990

Overige

 

0,01 (1)

1013000

c)

schapen

 

 

1013010

Spier

 

0,01  (1)

1013020

Vetweefsel

 

0,2

1013030

Lever

 

0,01 (1)

1013040

Nier

 

0,01 (1)

1013050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

0,01 (1)

1013990

Overige

 

0,01 (1)

1014000

d)

geiten

 

 

1014010

Spier

 

0,01  (1)

1014020

Vetweefsel

 

0,2

1014030

Lever

 

0,01 (1)

1014040

Nier

 

0,01 (1)

1014050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

0,01 (1)

1014990

Overige

 

0,01 (1)

1015000

e)

paardachtigen

 

 

1015010

Spier

 

0,01  (1)

1015020

Vetweefsel

 

0,2

1015030

Lever

 

0,01 (1)

1015040

Nier

 

0,01 (1)

1015050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

0,01 (1)

1015990

Overige

 

0,01 (1)

1016000

f)

pluimvee

 

 

1016010

Spier

 

0,01

1016020

Vetweefsel

 

0,01 (1)

1016030

Lever

 

0,01 (1)

1016040

Nier

 

0,01 (1)

1016050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

0,01 (1)

1016990

Overige

 

0,01 (1)

1017000

g)

andere gekweekte landdieren

 

 

1017010

Spier

 

0,01  (1)

1017020

Vetweefsel

 

0,2

1017030

Lever

 

0,01 (1)

1017040

Nier

 

0,01 (1)

1017050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

0,01 (1)

1017990

Overige

 

0,01 (1)

1020000

Melk

 

0,01 (1)

1020010

Runderen

 

 

1020020

Schapen

 

 

1020030

Geiten

 

 

1020040

Paarden

 

 

1020990

Overige

 

 

1030000

Vogeleieren

 

0,01 (1)

1030010

Kippen

 

 

1030020

Eenden

 

 

1030030

Ganzen

 

 

1030040

Kwartels

 

 

1030990

Overige

 

 

1040000

Honing en andere producten van de bijenteelt

 

0,05 (1)

1050000

Amfibieën en reptielen

 

0,01 (1)

1060000

Ongewervelde landdieren

 

0,01 (1)

1070000

In het wild levende gewervelde landdieren

 

0,01 (1)


(1)  Bepaalbaarheidsgrens

(2)  Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.

Oxadixyl

(+)

Recente monitoringgegevens tonen aan dat er in slasoorten residuen van oxadixyl voorkomen. Het is daarom passend tijdelijke MRL's vast te stellen op een waarde van 0,05 mg/kg, totdat er verdere monitoringgegevens ingediend worden. Bij herbeoordeling van de MRL's zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0251000

a)

slasoorten

0251010

Veldsla

0251020

Sla

0251030

Andijvie

0251040

Tuinkers en andere kiemen en scheuten

0251050

Winterkers

0251060

Raketsla/rucola

0251070

Rode amsoi

0251080

Babyleafgewassen (met inbegrip van Brassica-soorten)

0251990

Overige

(+)

Recente monitoringgegevens tonen aan dat er in peterselie residuen van oxadixyl voorkomen. Het is daarom passend tijdelijke MRL's vast te stellen op een waarde van 0,05 mg/kg, totdat er verdere monitoringgegevens ingediend worden. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0256040

Peterselie

(+)

Recente monitoringgegevens tonen aan dat er in bleekselderij residuen van oxadixyl voorkomen. Het is daarom passend tijdelijke MRL's vast te stellen op een waarde van 0,05 mg/kg, totdat er verdere monitoringgegevens ingediend worden. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 januari 2018 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0270030

Bleekselderij

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel

Spinetoram (XDE-175)

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel”


19.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 12/42


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/47 VAN DE COMMISSIE

van 18 januari 2016

tot 241e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qaida-netwerk

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qaida-netwerk (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 30 december 2015 besloten tot wijziging van één vermelding op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Op 7 januari 2016 werd Verordening (EG) nr. 881/2002 voor de 240e keer gewijzigd. Verdere wijzigingen zijn nodig om een aantal vermeldingen te actualiseren. Daarnaast heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 11 januari 2016 besloten één vermelding te schrappen. Verordening (EG) nr. 881/2002 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, te waarborgen, dient deze verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende vermeldingen van de lijst „Natuurlijke personen” worden als volgt gewijzigd:

a)

de vermelding „Ibrahim Mohamed Khalil (ook bekend als a) Khalil Ibrahim Jassem, b) Khalil Ibrahim Mohammad, c) Khalil Ibrahim Al Zafiri, d) Khalil). Geboortedatum: a) 2.7.1975, b) 2.5.1972, c) 3.7.1975, d) 1972, e) 2.5.1975. Geboorteplaats: a) Day Az-Zawr, Syrië, b) Bagdad, Irak, c) Mosul, Irak. Nationaliteit: Syrisch. Paspoortnummer: T04338017 (voorlopige asielvergunning afgegeven door de vreemdelingendienst van de stad Mainz, verstreken op 8.5.2013). Adres: Flüchtlingsunterkunft Alte Ziegelei, 55128 Mainz, Duitsland. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 6.12.2005.” wordt vervangen door:

„Ibrahim Mohamed Khalil (ook bekend als a) Khalil Ibrahim Jassem, b) Khalil Ibrahim Mohammad, c) Khalil Ibrahim Al Zafiri, d) Khalil, e) Khalil Ibrahim al-Zahiri). Geboortedatum: a) 2.7.1975, b) 2.5.1972, c) 3.7.1975, d) 1972, e) 2.5.1975. Geboorteplaats: a) Dayr Az-Zawr, Syrië, b) Bagdad, Irak, c) Mosul, Irak. Nationaliteit: Syrisch. Paspoortnummer: T04338017. Adres: Flüchtlingsunterkunft Alte Ziegelei, 55128 Mainz, Duitsland. Foto en vingerafdrukken beschikbaar voor opname in de speciale kennisgeving van Interpol/VN-Veiligheidsraad. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 6.12.2005.”;

b)

de vermelding „Najmuddin Faraj Ahmad (ook bekend als a) Mullah Krekar, b) Fateh Najm Eddine Farraj, c) Faraj Ahmad Najmuddin). Adres: Heimdalsgate 36-V, 0578 Oslo, Noorwegen. Geboortedatum: a) 7.7.1956, b) 17.6.1963. Geboorteplaats: Olaqloo Sharbajer, gouvernement Al-Sulaymaniyah, Irak. Nationaliteit: Irakees.” wordt vervangen door:

„Najmuddin Faraj Ahmad (ook bekend als a) Mullah Krekar, b) Fateh Najm Eddine Farraj, c) Faraj Ahmad Najmuddin). Nationaal identificatienummer: levensmiddelenkaart nr. 0075258. Adres: Heimdalsgate 36-V, 0578 Oslo, Noorwegen. Geboortedatum: a) 7.7.1956, b) 17.6.1963. Geboorteplaats: Olaqloo Sharbajer, gouvernement Al-Sulaymaniyah, Irak. Nationaliteit: Irakees. Overige informatie: naam van moeder: Masouma Abd al-Rahman. Foto beschikbaar voor opname in de speciale kennisgeving van Interpol/VN-Veiligheidsraad.”;

c)

de vermelding „Ibrahim Awwad Ibrahim Ali Al-Badri Al-Samarrai (ook bekend als a) Dr. Ibrahim „Awwad Ibrahim” Ali al-Badri al-Samarrai', b) Ibrahim 'Awad Ibrahim al-Badri al-Samarrai, c) Ibrahim 'Awad Ibrahim al-Samarra'i, d) Dr. Ibrahim Awwad Ibrahim al-Samarra'i, e) Abu Du'a, f) Abu Duaa, g) Dr. Ibrahim, h) Abu Bakr al-Baghdadi al-Husayni al-Quraishi, i) Abu Bakr al-Baghdadi. Titel: dr. Adres: Irak. Geboortedatum: 1971. Geboorteplaats: a) Samarra, Irak, (b) Irak. Nationaliteit: Irakees. Overige informatie: a) leider van Al-Qa'ida in Irak; b) woont momenteel in Irak; c) bekend onder zijn schuilnaam (Abu Du'a, Abu Duaa'). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 5.10.2011.” wordt vervangen door:

„Ibrahim Awwad Ibrahim Ali Al-Badri Al-Samarrai (ook bekend als a) Dr. Ibrahim „Awwad Ibrahim” Ali al-Badri al-Samarrai', b) Ibrahim 'Awad Ibrahim al-Badri al-Samarrai, c) Ibrahim 'Awad Ibrahim al-Samarra'i, d) Dr. Ibrahim Awwad Ibrahim al-Samarra'i, e) Abu Du'a, f) Abu Duaa', g) Dr. Ibrahim, h) Abu Bakr al-Baghdadi al-Husayni al-Quraishi, i) Abu Bakr al-Baghdadi. Titel: dr. Adres: a) Irak; b) Syrië. Geboortedatum: 1971. Geboorteplaats: a) Samarra, Irak, (b) Irak. Nationaliteit: Irakees. Identificatienummer: levensmiddelenkaart nr. 0134852. Overige informatie: a) woont momenteel in Irak en Syrië; b) bekend onder zijn schuilnaam (Abu Du'a, Abu Duaa'); c) naam van echtgenote: Saja Hamid al-Dulaimi; d) naam van echtgenote: Asma Fawzi Mohammed al-Kubaissi; e) persoonsbeschrijving: Lengte: 165 cm. Gewicht: 85 kg. Donker haar, donkere ogen. Blanke huid. Foto beschikbaar voor opname in de speciale kennisgeving van Interpol/VN-Veiligheidsraad. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 5.10.2011.”;

d)

de vermelding „Akhmed Rajapovich Chataev (ook bekend als a) Akhmad Shishani, b) David Mayer, c) Elmir Sene, d) Odnorukiy). Geboortedatum: 14.7.1980; Geboorteplaats: dorp Vedeno, District Vedenski, Republiek Tsjetsjenië, Russische Federatie; Adres: a) Syrische Arabische Republiek (situatie augustus 2015), b) Irak (mogelijke alternatieve verblijfplaats, situatie augustus 2015). Nationaal identificatienummer: 9600133195 (Russisch nationaal paspoort afgegeven in District Vedenski, Republiek Tsjetsjenië, Russische Federatie, door Ministerie van Binnenlandse Zaken). Overige informatie: a) persoonsbeschrijving kleur ogen: bruin, haarkleur: zwart, lichaamsbouw: stevig; bijzondere kenmerken: ovaal gezicht, baard, mist rechterhand en linkerbeen, spreekt Russisch, Tsjetsjeens en mogelijk Duits en Arabisch; b) foto beschikbaar voor opname in de speciale kennisgeving van Interpol/VN-Veiligheidsraad. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 2.10.2015.” wordt vervangen door:

„Akhmed Rajapovich Chataev (ook bekend als a) Akhmad Shishani, b) David Mayer, c) Elmir Sene, d) Odnorukiy). Geboortedatum: 14.7.1980; Geboorteplaats: dorp Vedeno, District Vedenski, Republiek Tsjetsjenië, Russische Federatie. Adres: a) Syrische Arabische Republiek (situatie augustus 2015), b) Irak (mogelijke alternatieve verblijfplaats, situatie augustus 2015). Nationaliteit: Russisch. Nationaal identificatienummer: 9600133195 (Russisch nationaal paspoort afgegeven in District Vedenski, Republiek Tsjetsjenië, Russische Federatie, door Ministerie van Binnenlandse Zaken). Overige informatie: a) persoonsbeschrijving bruine ogen, donker haar, stevige lichaamsbouw; bijzondere kenmerken: ovaal gezicht, baard, mist rechterhand en linkerbeen, spreekt Russisch, Tsjetsjeens en mogelijk Duits en Arabisch; b) foto beschikbaar voor opname in de speciale kennisgeving van Interpol/VN-Veiligheidsraad. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 2.10.2015.”.

2)

De volgende vermelding wordt geschrapt van de lijst „Natuurlijke personen”:

„Abd Al Wahab Abd Al Hafiz (ook bekend als a) Mouloud Ferdjani, b) Abdelwahab Abdelhafid, c) Abdel Wahab Abdelhafid, d) Abdewahab Abdel Hafid, e) Abedel Wahad Abdelhafio, f) Abdelouahab Abdelhafid, g) Mourad, h) Said, i) Rabah Di Roma). Geboortedatum: a) 7.9.1967, b) 30.10.1968. Geboorteplaats: a) Algiers, Algerije; b) Algerije, c) El Harrach, Algerije. Nationaliteit: Algerijns paspoortnummer: 3525282 (Algerijns nummer. Afgegeven op naam van Abdelouahab Abdelhafid). Overige informatie: Foto beschikbaar voor opname in de speciale kennisgeving van Interpol/VN-Veiligheidsraad. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 17.3.2004”.


19.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 12/45


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/48 VAN DE COMMISSIE

van 18 januari 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EG

120,0

MA

75,2

TN

250,3

TR

99,6

ZZ

136,3

0707 00 05

MA

86,5

TR

155,1

ZZ

120,8

0709 93 10

MA

62,0

TR

156,6

ZZ

109,3

0805 10 20

EG

48,4

MA

63,1

TR

71,0

ZA

74,1

ZW

44,1

ZZ

60,1

0805 20 10

IL

163,3

MA

84,9

ZZ

124,1

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

112,5

JM

147,2

MA

82,8

TR

97,8

ZZ

110,1

0805 50 10

MA

92,2

TR

90,3

ZZ

91,3

0808 10 80

CL

84,0

US

158,4

ZZ

121,2

0808 30 90

CN

76,1

TR

132,0

ZZ

104,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

19.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 12/47


BESLUIT (GBVB) 2016/49 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 7 januari 2016

betreffende de benoeming van het hoofd van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) (EUAM UKRAINE/1/2016)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2014/486/GBVB van de Raad van 22 juli 2014 betreffende de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) (1), en met name artikel 7, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge Besluit 2014/486/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) overeenkomstig artikel 38, derde alinea, van het Verdrag gemachtigd om de passende besluiten te nemen met betrekking tot de politieke controle op en de strategische leiding van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine), met inbegrip van het besluit tot benoeming van een hoofd van de missie.

(2)

Het PVC heeft op 23 juli 2015 Besluit (GBVB) 2015/1496 (2) vastgesteld, waarbij het mandaat van de heer Kálmán MIZSEI als hoofd van de missie EUAM Ukraine wordt verlengd tot en met 30 november 2015.

(3)

Op 18 december 2015 heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid voorgesteld om de heer Kęstutis LANČINSKAS tot hoofd van de missie EUAM Ukraine te benoemen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Kęstutis LANČINSKAS wordt benoemd tot hoofd van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) voor de periode van 1 februari 2016 tot en met 31 januari 2017.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 7 januari 2016.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 217 van 23.7.2014, blz. 42.

(2)  Besluit (GBVB) 2015/1496 van het Politiek en Veiligheidscomité van 23 juli 2015 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) (EUAM UKRAINE/3/2015) (PB L 233 van 5.9.2015, blz. 7).


19.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 12/48


BESLUIT (GBVB) 2016/50 VAN DE RAAD

van 18 januari 2016

houdende wijziging van Besluit 2014/219/GBVB betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 15 april 2014 Besluit 2014/219/GBVB (1) betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali) vastgesteld, waarvan de geldigheidsduur 24 maanden vanaf de aanvangsdatum van EUCAP Sahel Mali beloopt.

(2)

De Raad heeft op 19 januari 2015 Besluit (GBVB) 2015/76 (2) tot wijziging van Besluit 2014/219/GBVB vastgesteld, waarbij de aanvang van EUCAP Sahel Mali werd vastgesteld op 15 januari 2015 en werd voorzien in een financieel referentiebedrag voor de periode tot en met 14 januari 2016.

(3)

Besluit 2014/219/GBVB dient te worden gewijzigd om te voorzien in een financieel referentiebedrag voor de periode van 15 januari 2016 tot en met 14 januari 2017,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2014/219/GBVB van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 14, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met EUCAP Sahel Mali voor de periode van 15 januari 2016 tot en met 14 januari 2017 bedraagt 14 850 000 EUR.”.

2)

Artikel 14, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Alle uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie. Procedures voor het gunnen van overheidsopdrachten door EUCAP Sahel Mali staan zonder beperkingen open voor natuurlijke en rechtspersonen. Voorts gelden er voor de door EUCAP Sahel Mali aangekochte goederen geen oorsprongsregels. Met goedkeuring van de Commissie mag EUCAP Sahel Mali technische regelingen sluiten met lidstaten, het gastland, deelnemende derde staten en andere internationale actoren over het leveren van uitrusting, diensten en lokalen aan EUCAP Sahel Mali.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Het is van toepassing met ingang van 15 januari 2016.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Besluit 2014/219/GBVB van de Raad van 15 april 2014 betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali) (PB L 113 van 16.4.2014, blz. 21).

(2)  Besluit (GBVB) 2015/76 van de Raad van 19 januari 2015 betreffende de aanvang van de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali) en tot wijziging van Besluit 2014/219/GBVB (PB L 13 van 20.1.2015, blz. 5).


19.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 12/50


BESLUIT (GBVB) 2016/51 VAN DE RAAD

van 18 januari 2016

betreffende de ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 26, lid 2, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad heeft op 12 december 2003 de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens („de EU-strategie”) (1) aangenomen, met in hoofdstuk III een lijst van maatregelen om zulke verspreiding te bestrijden.

(2)

De Unie geeft momenteel actief uitvoering aan de EU-strategie en aan de in hoofdstuk III daarvan genoemde maatregelen, met name die welke verband houden met het versterken, uitvoeren en universaliseren van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (Biological and Toxin Weapons Convention — „BTWC”).

(3)

De Raad heeft op 27 februari 2006 Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB betreffende de ondersteuning van het BTWC in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (2) vastgesteld. Sedert de vaststelling van Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB zijn nog zeven staten partij geworden bij het BTWC. Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB verstreek op 26 augustus 2007.

(4)

De Raad heeft in maart 2006 een actieplan inzake biologische en toxinewapens aangenomen, dat Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB ter ondersteuning van het BTWC aanvult (3). Het actieplan voorziet in de efficiënte toepassing van vertrouwenwekkende maatregelen en van het mechanisme van het secretariaat-generaal van de Verenigde Naties (VN) voor het onderzoeken van beweerd gebruik van biologische wapens.

(5)

De Raad heeft op 10 november 2008 Gemeenschappelijk Standpunt 2008/858/GBVB ter ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (4) vastgesteld. Sinds de vaststelling van Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB zijn nog drie staten partij geworden bij het BTWC en verscheidene staten hebben bijstand gekregen van Uniedeskundigen.

(6)

Tijdens de zesde toetsingsconferentie van het BTWC is besloten tot de oprichting van de ondersteunende eenheid voor de uitvoering van het verdrag (de Implementation Support Unit — „ISU”), die een vijfjarig mandaat (2007-2011) kreeg en is ondergebracht bij de vestiging van het Bureau van de VN voor ontwapeningszaken (UN Office for Disarmament Affairs — „UNODA”) in Genève; de eenheid verleent administratieve ondersteuning bij vergaderingen waartoe de zesde toetsingsconferentie heeft besloten, en bijstand bij de algehele uitvoering en de universele toepassing van het BTWC en bij de uitwisseling van vertrouwenwekkende maatregelen.

(7)

De Raad heeft op 18 juli 2011 Besluit 2011/429/GBVB (5) met betrekking tot het standpunt van de Europese Unie voor de zevende toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het BTWC („de zevende toetsingsconferentie”) vastgesteld.

(8)

Op de zevende toetsingsconferentie is besloten het mandaat van de ISU met nog eens vijf jaar te verlengen (2012-2016) en de taken van de ISU uit te breiden met de uitvoering van het besluit om de database voor verzoeken en voorstellen met betrekking tot bijstand aan te leggen en te beheren, en de facilitering van de bijbehorende informatie-uitwisseling tussen de verdragsstaten, en met de nodige ondersteuning bij de implementatie door de verdragsstaten van de besluiten en aanbevelingen van de zevende toetsingsconferentie.

(9)

De Raad heeft op 23 juli 2012 Besluit 2012/421/GBVB (6) ter ondersteuning van het BTWC in het kader van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens vastgesteld. Sinds de vaststelling van Besluit 2012/421/GBVB zijn nog zes staten partij geworden bij het BTWC en hebben verscheidene staten bijstand gekregen van Uniedeskundigen.

(10)

De doelstellingen van Besluit 2011/429/GBVB en Besluit 2012/421/GBVB, meer bepaald de aspecten waarover tijdens de zevende toetsingsconferentie een consensus was bereikt, moeten dichterbij worden gebracht,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Om onverwijld praktische uitvoering te geven aan een aantal elementen van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens, wordt met dit besluit, dat voortbouwt op de geslaagde uitvoering van de Gemeenschappelijke Optredens 2006/184/GBVB en 2008/858/GBVB en Besluit 2012/421/GBVB van de Raad en dient als een operationeel beleidsinstrument om de doelstellingen van Besluit 2011/429/GBVB dichterbij te brengen, in de eerste plaats ingezet op de aspecten waarover, zoals vermeld in het slotdocument, tijdens de zevende toetsingsconferentie overeenstemming was bereikt.

Dit besluit wordt door de volgende principes geleid:

a)

de ervaring opgedaan met Gemeenschappelijke Optredens 2006/184/GBVB en 2008/858/GBVB en Besluit 2012/421/GBVB optimaal benutten;

b)

nadenken over de specifieke behoeften van de verdragsstaten en de staten die geen partij zijn bij het BTWC, met betrekking tot de betere uitvoering en de universele toepassing van het BTWC;

c)

nationale en regionale verantwoordelijkheid voor de projecten stimuleren om de duurzaamheid op lange termijn te garanderen en om in het kader van het BTWC een partnerschap tussen de Unie en derde partijen op te bouwen;

d)

voorrang geven aan activiteiten die concrete resultaten opleveren en/of bijdragen tot een tijdige formulering van gemeenschappelijke inzichten, met het oog op de BTWC-toetsingsconferentie in 2016;

e)

meetbare resultaatindicatoren toepassen, te bepalen vóór de start van de activiteiten met, waar mogelijk, inbegrip van de indicatoren die betrekking hebben op de effecten van programma's op het gebied van bewustmaking en onderwijs;

f)

het voorzitterschap van de vergaderingen van de verdragsstaten steunen met het oog op de achtste toetsingsconferentie en het mandaat van de ISU, zoals overeengekomen tijdens de zesde toetsingsconferentie en verlengd en uitgebreid tijdens de zevende toetsingsconferentie, optimaal benutten.

2.   De Europese Unie ondersteunt de volgende projecten die bij de maatregelen van de EU-strategie aansluiten:

het bevorderen van universele toetreding tot het BTWC, door staten die geen partij zijn, aan te moedigen zich meer bewust te worden van de voordelen van toetreding tot het BTWC en van meer betrokkenheid bij de BTWC-vergaderingen en andere activiteiten;

het versterken van de wisselwerking met niet-gouvernementele belanghebbenden inzake wetenschap en technologie, en bioveiligheid en biobeveiliging;

het ontwikkelen van nationale capaciteit voor de uitvoering van het BTWC — met name in ontwikkelingslanden en op gebieden zoals vermeld in de artikelen VII en X — door de kwaliteit en de kwantiteit van de in het kader van de regeling voor vertrouwenwekkende maatregelen ingediende verklaringen te verbeteren en zo het vertrouwen in de naleving van het BTWC te versterken;

het ondersteunen van het intersessionele programma en van de voorbereidingen voor de achtste toetsingsconferentie;

het versterken van het mechanisme van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor het onderzoeken van beweerd gebruik van chemische, biologische en toxinewapens;

het bevorderen van instrumenten voor bewustmaking, educatie en betrokkenheid.

De bijlage bevat een nadere omschrijving van deze projecten.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) is belast met de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van de in artikel 1 bedoelde activiteiten wordt toevertrouwd aan UNODA. UNODA voert zijn taak uit onder de verantwoordelijkheid van de HV. De HV treft daartoe de nodige regelingen met UNODA.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten bedraagt 2 340 000 EUR.

2.   De met het in lid 1 gespecificeerde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die op de algemene begroting van de Unie van toepassing zijn.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Zij sluit hiertoe een financieringsovereenkomst met UNODA. In de overeenkomst wordt bepaald dat UNODA ervoor dient te zorgen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is.

4.   De Commissie streeft ernaar de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden die zich daarbij voordoen en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

De HV brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van geregelde rapporten van UNODA. Die rapporten vormen de basis voor de evaluatie door de Raad. De Commissie verstrekt informatie over de financiële aspecten van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit verstrijkt 36 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst of zes maanden na de dag waarop het is vastgesteld, indien er binnen die termijn geen financieringsovereenkomst is gesloten.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Document 15708/03 van de Raad. Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad, maar beschikbaar op http://register.consilium.europa.eu

(2)  PB L 65 van 7.3.2006, blz. 51.

(3)  PB C 57 van 9.3.2006, blz. 1.

(4)  PB L 302 van 13.11.2008, blz. 29.

(5)  Besluit 2011/429/GBVB van de Raad van 18 juli 2011 met betrekking tot het standpunt van de Europese Unie voor de Zevende Toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC) (PB L 188 van 19.7.2011, blz. 42).

(6)  Besluit 2012/421/GBVB van de Raad van 23 juli 2012 betreffende de ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 196 van 24.7.2012, blz. 61).


BIJLAGE

1.   PROJECTEN

1.1.   Project 1: steun voor de universele toepassing van het BTWC

1.1.1   Doel van het project

Het doel van het project is de universele toetreding tot het BTWC te bevorderen door de staten die geen partij zijn bij het BTWC, aan te moedigen zich meer bewust te worden van de voordelen van toetreding tot het BTWC en van meer betrokkenheid bij de BTWC-vergaderingen en andere activiteiten. Dit project zal een ondersteunende rol spelen bij de implementatie van de besluiten en aanbevelingen van de zevende toetsingsconferentie met betrekking tot de universele toepassing van het BTWC.

1.1.2.   Verwachte resultaten van het project

a)

meer toetredingen tot het BTWC in alle geografische regio's;

b)

een beter begrip van het BTWC bij de bevoegde nationale instanties, met inbegrip van parlementsleden, en/of versterking van de subregionale netwerken rond het BTWC om lidmaatschap en toepassing van het verdrag aan te moedigen;

c)

meer staten die toezeggen tot het BTWC te zullen toetreden en stappen in die richting zetten;

d)

meer staten die, zonder partij te zijn bij het BTWC, bij BTWC-activiteiten en -vergaderingen betrokken zijn;

e)

vrijwillige uitvoering van het BTWC door staten vóór hun toetreding.

1.1.3   Projectbeschrijving

In de BTWC-toetsingsconferenties is regelmatig verklaard dat een verhoging van het aantal leden van het BTWC van groot belang is. Er zijn echter nog 24 staten geen partij bij het BTWC, vooral in Afrika en de Stille Oceaan. Dit project omvat dan ook specifieke programma's voor die staten. De programma's moeten goed worden afgestemd met andere relevante actoren, waaronder de Organisatie voor het verbod van chemische wapens, het bij Resolutie 1540 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR) ingestelde comité, de CBRN-kenniscentra en maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld Vertic en het Instituut voor veiligheidsstudies), om permanente werkrelaties met bevoegde regionale en subregionale instanties te ontwikkelen, waar nodig toegesneden informatief materiaal te verstrekken en in de beoogde regio rechtstreeks met staten in dialoog te kunnen gaan.

Een aantal activiteiten in landen met het oog op de universele toepassing van het BTWC zal worden uitgevoerd op verzoek van staten die geen partij zijn bij het verdrag, te beginnen met de staten die het BTWC-lidmaatschap bijna verworven hebben. Die activiteiten zullen voortbouwen op de debatten en de resultaten van eerdere regionale workshops en middels een omzetting naar de nationale context worden toegesneden op de nationale omstandigheden. Voor iedere betrokken staat zal de voorbereiding van een werkplan voor universele toepassing, met de participatie van nationale belanghebbenden, deel uitmaken van deze activiteiten. Indien mogelijk en passend, kunnen die bezoeken gepland worden als een gezamenlijke activiteit van staten die doorlopend en nauw met elkaar samenwerken en soortgelijke nationale kenmerken hebben. De belangrijkste aandachtsgebieden van de activiteiten zullen zijn het leveren van toegesneden informatief materiaal over de voordelen van toetreding tot het BTWC, bewustmaking van de nationale belanghebbenden, onder wie parlementsleden en andere politieke besluitvormers, en het tot stand brengen van nationale coördinatie en financiële steun voor sleutelfiguren om BTWC-vergaderingen of andere relevante evenementen bij te wonen.

1.2.   Project 2: Interactie met niet-gouvernementele belanghebbenden op het gebied van wetenschap en technologie

1.2.1   Doel van het project

Het doel van het project is de interactie tussen het BTWC-proces en niet-gouvernementele belanghebbenden, zoals de wetenschappelijke gemeenschap en het bedrijfsleven, te verbeteren door in de aanloop naar de achtste toetsingsconferentie regionale workshops over wetenschappelijke en technologische kwesties en over bioveiligheid en biobeveiliging te organiseren. Bovendien zullen wetenschappers in ontwikkelingslanden en mensen die in die landen in de bioveiligheidssector werkzaam zijn, rechtstreeks bij het project betrokken worden om de bekendheid met het BTWC te vergroten, capaciteit voor een doeltreffendere uitvoering van het BTWC te ontwikkelen en internationale samenwerking voor vreedzame doeleinden te vergemakkelijken.

1.2.2   Verwachte resultaten van het project

a)

betere kennis van het BTWC en aanverwante kwesties in de wetenschappelijke gemeenschap en het bedrijfsleven, en een grotere betrokkenheid van de wetenschappelijke gemeenschap en nationale en regionale wetenschappelijke, professionele en industriële organisaties bij de uitvoering van het BTWC;

b)

een breder en dieper inzicht bij nationale beleidsmakers en ambtenaren in het belang van de wetenschappelijke en technologische aspecten voor de uitvoering van het BTWC;

c)

constructieve inbreng in de behandeling van het vast agendapunt over wetenschap en technologie tijdens BTWC-vergaderingen en inbreng in de bespreking door de achtste toetsingsconferentie van manieren ter versterking van beoordelingen van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen met relevantie voor het BTWC;

d)

meer interactie tussen de wetenschappelijke gemeenschap, de academische wereld, onderzoeksorganisaties, beroepsverenigingen, het bedrijfsleven en regelgevende instanties en beleidsmakers op nationaal en regionaal niveau, en meer inbreng in beoordelingen van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die voor het BTWC van belang zijn;

e)

bevordering van koppelingen met andere multilaterale en regionale initiatieven op het gebied van wetenschap en technologie, en

f)

meer internationale samenwerking over wetenschappelijke en technologische onderwerpen die bijdraagt aan de capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden op gebieden die voor het BTWC van belang zijn, met name de artikelen VII en X, zoals opsporing, diagnose en preventie van uitbraken van ziekten, vaccins, therapieën, analysemethoden, paraatheid en respons.

1.2.3   Projectbeschrijving en uitvoering

In ten hoogste vijf workshops, georganiseerd in samenwerking met mondiale en regionale wetenschappelijke organisaties, het bedrijfsleven (vertegenwoordigd door mondiale of regionale brancheorganisaties en beroepsverenigingen zoals bioveiligheidsorganisaties) en academische deskundigen, zullen de thema's onder het vast agendapunt over wetenschap en technologie en de gevolgen voor bioveiligheid en biobeveiliging aan bod komen en zal een regionale dialoog over deze vraagstukken en daarmee de bewustmaking onder de wetenschappelijke en professionele gemeenschap in de regio's worden aangemoedigd. Zulke workshops zullen waar mogelijk worden bijeengeroepen in de marges van relevante wetenschappelijke bijeenkomsten of conferenties over bioveiligheid om het bereik te maximaliseren en de kosten tot een minimum te beperken. Een essentieel element van deze workshops is de actieve deelname van wetenschappers en regelgevingsdeskundigen uit ontwikkelingslanden, hetgeen financiële steun vereist. Om de inzet van bovengenoemde belanghebbenden verder te ondersteunen, zullen kleine subsidies ter beschikking worden gesteld opdat zij opvolgend onderzoek kunnen doen dat leidt tot publicaties over de thema's van de workshops.

De levensvatbaarheid van het project op de lange termijn zal worden verzekerd door middel van de oprichting van een virtueel netwerk van deskundigen, bestaande uit deelnemers aan de workshops. Deze deskundigen kunnen ook worden opgenomen in nationale delegaties bij BTWC-vergaderingen en kunnen bijdragen tot de evaluatie van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen.

1.3.   Project 3: Capaciteitsontwikkeling voor de toepassing van het BTWC

1.3.1   Doel van het project

De zevende toetsingsconferentie heeft bevestigd dat de vaststelling en uitvoering van de nodige nationale maatregelen de effectiviteit van het BTWC ten goede zullen komen. De conferentie deed een oproep aan de verdragsstaten om wettelijke, bestuursrechtelijke, justitiële en andere maatregelen vast te stellen, waaronder bewustmaking en gedragscodes, om de uitvoering op nationaal niveau van het BTWC te verbeteren en grotere veiligheid en beveiliging van microbiële en andere biologische agentia of toxines te verzekeren. Op basis van de ervaring opgedaan met Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB en Besluit 2012/421/GBVB van de Raad, zullen aan ten hoogste acht landen programma's voor uitgebreide bijstand bij de nationale uitvoering van het BTWC worden aangeboden.

1.3.2.   Verwachte resultaten van het project

a)

vaststelling van adequate wet- en regelgeving, ook op strafrechtelijk gebied, die het volledige scala aan verbods- en preventiemaatregelen omvat waarin het BTWC voorziet, en die door de zevende toetsingsconferentie zijn uitgewerkt;

b)

effectieve uitvoering en handhaving om schendingen van het verdrag te voorkomen en overtredingen te bestraffen;

c)

betere coördinatie en netwerken tussen de belanghebbenden die aan het BTWC-proces deelnemen, waaronder de nationale en regionale bioveiligheidsorganisaties, parlementsleden en de particuliere sector, om een effectieve uitvoering te bevorderen;

d)

bevordering van bewustmakingsprogramma's, gedragscodes en bioveiligheids- en biobeveiligingsnormen;

e)

de invoering of versterking van nationale mechanismen voor het verzamelen van de benodigde informatie en voor de jaarlijkse voorlegging van vertrouwenwekkende maatregelen (confidence building measures — „CBM's”);

f)

een groter aantal verdragsstaten dat op regelmatige basis aan de uitwisseling van CBM's deelneemt en een hogere kwaliteit van de verstrekte informatie;

g)

een verhoging van het aantal verdragsstaten dat de CBM-verslagen via elektronische weg indient;

h)

een groter aantal verdragsstaten dat actief aan de evaluatie van de ontwikkelingen op het gebied van wetenschap en technologie in het kader van het BTWC bijdraagt;

i)

meer wetenschappelijke samenwerking tussen landen op gebieden die van belang zijn voor het BTWC, en

j)

verbeterde technische bekwaamheid en kennis onder wetenschappers uit ontwikkelingslanden die aan dergelijke programma's deelnemen.

1.3.3   Projectbeschrijving

Elk programma zal ongeveer twaalf maanden duren en indien nodig de deelname van EU-delegaties en CBRN-kenniscentra in de begunstigde landen en van de regionale VN-bureaus voor ontwapeningszaken omvatten, en het volgende inhouden:

a)

een eerste nationale workshop met alle belangrijke binnenlandse instanties en belanghebbenden waar het BTWC wordt geïntroduceerd, gemotiveerde en betrouwbare plaatselijke partners worden geïdentificeerd en een eerste inschatting van de behoeften en prioriteiten wordt gemaakt;

b)

gebruik van de bestaande CBM-gids en de handleiding voor de verdragsstaten en adequate voorlichting of e-opleiding voor de BTWC-contactpunten over hoe gebruik te maken van het elektronisch platform, wanneer dit operationeel is;

c)

de opstelling van een op het begunstigde land toegesneden gestructureerd actieplan, dat onder meer bestaat uit bezoeken en/of workshops van diverse assisterende actoren in de loop van het programma en uit opleidingen die in EU-lidstaten of elders worden aangeboden;

d)

de uitvoering van het actieplan, met assisterende actoren die de respectieve bijstandsactiviteiten uitvoeren (bij bijvoorbeeld het opstellen van wetgeving, het geven van opleidingen op het gebied van bioveiligheid en biobeveiliging, de controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik, de opstelling en indiening van CBM's, politieopleiding, de bewustmaking van wetenschappers, de planning van de respons in noodsituaties enz.), en

e)

een afrondende workshop nadat het werk is voltooid, waar alles wordt gebundeld, de bureaus over hun werkzaamheden en de voortgang rapporteren en bekeken wordt of er nieuwe of verdere ondersteuning nodig is.

Om effectieve en productieve ondersteuning te verzekeren zal een workshop worden gehouden voor EU-deskundigen die de begunstigde landen binnen dit project assisteren, om beste praktijken en gepaste voorbereidingen voor bijstandsactiviteiten te bespreken.

1.4.   Project 4: steun voor het intersessionele programma en voor de voorbereiding op de achtste toetsingsconferentie

1.4.1   Doel van het project

Dit programma is erop gericht de verdragsstaten te mobiliseren voor actieve deelname aan de achtste toetsingsconferentie; hiertoe zullen regionale of subregionale workshops worden georganiseerd en zullen mogelijkheden worden geboden om over belangrijke thema's van het intersessionele programma 2012-2015 te reflecteren en te discussiëren.

Het programma omvat ook praktische ondersteuning voor onderwerpen die zijn besproken tijdens het intersessionele programma, zoals artikel VII en het concept van een mechanisme voor collegiale toetsing.

1.4.2.   Verwachte resultaten van het project

a)

betere bekendheid met het BTWC en de achtste toetsingsconferentie in 2016 en met het belang daarvan voor de toekomstige ontwikkeling van het BTWC;

b)

uitgebreide en interregionale dialoog over de onderwerpen die tijdens de achtste toetsingsconferentie zullen worden behandeld;

c)

de ontwikkeling van een aantal voorstellen voor nieuwe initiatieven die na de achtste toetsingsconferentie zullen worden uitgevoerd, en brede steun voor de aanneming ervan tijdens de achtste toetsingsconferentie;

d)

de nadere uitwerking van het concept van een mechanisme voor collegiale toetsing in het kader van het BTWC. Steun kan worden verleend aan, bijvoorbeeld, het organiseren van een of meer van deze oefeningen in derde landen, evenals aan het trekken van nuttige lessen met betrekking tot de relevantie van het concept, en

e)

het inzicht in lessen die uit de uitbraak van het ebolavirus in West-Afrika kunnen worden geleerd, en die voor de uitvoering van de artikelen VII en X van het BTWC van belang zijn.

1.4.3   Projectbeschrijving

Met het oog op de toekomstige ontwikkeling van het BTWC, en met als doelstelling op regionaal en subregionaal niveau het ontstaan van gemeenschappelijke inzichten te bevorderen door voorstellen voor de verdere aanpak van vraagstukken te bespreken, zal een reeks regionale en subregionale workshops worden georganiseerd om de onderwerpen van het intersessionele programma 2012-2015 te bespreken en om de voorzitter van de volgende toetsingsconferentie in de aanloop naar en gedurende de achtste toetsingsconferentie bij te staan. Deze workshops kunnen tegelijk met de bovengenoemde workshops over wetenschappelijke en technologische kwesties plaatsvinden om maximaal profijt te trekken uit de middelen en deskundigen en om de dialoog en interactie tussen wetenschappers, ongeacht de instelling(en) waaraan zij verbonden zijn, en beleidsmakers te bevorderen. Indien nodig zullen ook in Genève evenementen worden georganiseerd. Derhalve moeten deze workshops ook op de deelname van wetenschappers en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en vakverenigingen gericht zijn. Dit zal de totstandkoming van een brede groep van verdragsstaten die voorstander zijn van de trapsgewijze versterking van het BTWC, bevorderen. Aan de workshops zal een programma voor financiële ondersteuning worden gekoppeld, zodat deelnemers uit de ontwikkelingslanden onder de verdragsstaten aan de workshops en aan de achtste toetsingsconferentie kunnen deelnemen. In dit verband kan worden nagegaan hoe deelnemers die financiële steun krijgen, tijdens BTWC-vergaderingen aan leden van de delegaties van de EU-lidstaten kunnen worden gekoppeld.

Alle ervaringen die bij de uitbraak van ebola in West-Afrika zijn opgedaan in acht nemend, zou het waardevol zijn te overwegen hoe artikel VII van het BTWC in praktijk gebracht kan worden. Voor de uitvoering van artikel VII van het BTWC, maar ook voor aspecten die van belang zijn voor artikel X in termen van wetenschappelijke samenwerking en de ontwikkeling van geneesmiddelen en vaccins, zal een studie naar geleerde lessen worden gemaakt, gericht op de gevolgen van de uitbraak en de internationale reactie daarop. Er zal voor de verdragsstaten een verslag worden gemaakt dat zij bij de voorbereiding op de achtste toetsingsconferentie kunnen gebruiken.

Onder geïnteresseerde verdragsstaten zal ten minste één oefening van het mechanisme voor collegiale toetsing worden uitgevoerd om de steun voor dit concept te verbreden en de relevantie ervan nader te onderzoeken. De oefening zal voortbouwen op de oefeningen die in 2013 in Frankrijk en in 2015 door de Beneluxlanden zijn uitgevoerd, en heeft als doel de verdragsstaten in de aanloop naar de achtste toetsingsconferentie een verslag ter bestudering voor te kunnen leggen. Ook zal een studie worden gemaakt naar het doeltreffender maken van de bepalingen van artikel V van het BTWC betreffende het overleg tussen de verdragsstaten.

1.5.   Project 5: steun voor het mechanisme van de VN-secretaris-generaal

1.5.1   Doel van het project

Het ondersteunen van de versterking van het mechanisme van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor het onderzoeken van beweerd gebruik van chemische, biologische en toxinewapens (Secretary-General's Mechanism — „SGM”).

1.5.2.   Verwachte resultaten van het project

Versterking van de paraatheid van het SGM, met inbegrip van activiteiten die voortkomen uit de resultaten van de studie naar de geleerde lessen voor de VN-onderzoeksmissie in Syrië in 2013:

a)

een uitgebreidere lijst van opgeleide deskundigen (basis- en gespecialiseerde opleidingen nodig — raming: drie opleidingscursussen);

b)

bijeenroeping van een oprichtingsvergadering met SGM-belanghebbenden (één vergadering): de vergadering vervult dan de rol van een intra- en interorganisatorisch platform voor samenwerking om het SGM op regelmatige basis te evalueren en verder te versterken, ook als het niet actief is;

c)

organisatiebrede opleidingsevenementen: opleidingen georganiseerd door de VN in samenwerking met andere internationale organisaties om bestaande middelen en beste praktijken te gebruiken en beter te kunnen coördineren om de efficiëntie te maximaliseren en dubbel werk te voorkomen (raming: 2 opleidingsevenementen nodig).

1.5.3   Projectbeschrijving

Naast de voortzetting van de ondersteuning voor de reguliere basis- en gespecialiseerde opleidingscursussen voor deskundigen op de SGM-lijst zijn er verschillende SGM-gerelateerde evenementen die in het kader van dit project als belangrijke activiteiten kunnen worden beschouwd. Van bijzonder belang in dit opzicht zijn activiteiten waarmee uitvoering wordt gegeven aan, onder andere, de hierboven vermelde conclusies van de studie naar de lessen die uit de VN-missie in Syrië zijn geleerd, en waarmee het SGM op de lange termijn wordt versterkt.

1.6.   Project 6: instrumenten voor bewustmaking, educatie en betrokkenheid

1.6.1   Doel van het project

Het ontwikkelen van concrete en praktische hulpmiddelen, materialen en methoden om de activiteiten in de hierboven beschreven projecten mogelijk te maken. Deze instrumenten zullen worden ontwikkeld in formats die voor de doelgroep geschikt zijn, met inbegrip van gedrukte versies, en zullen over het algemeen vertaling in alle officiële talen van de VN behoeven. Het aanmoedigen van het gebruik van hulpmiddelen die tijdens vorige EU-acties zijn ontwikkeld: de CBM-gids en de handleiding voor de verdragsstaten.

1.6.2.   Verwachte resultaten van het project

a)

ondersteuning van de hierboven beschreven projecten;

b)

betere kennis bij studenten en hun docenten van de vraagstukken omtrent biologische wapens, van verantwoordelijk gedrag van de wetenschap en van ethische kwesties;

c)

ruime verspreiding van informatief materiaal over het BTWC en de meer algemene vraagstukken met betrekking tot het potentiële misbruik van biologie.

1.6.3   Projectbeschrijving

Een aantal projecten kan nu reeds worden aangewezen, andere zullen in de loop van het project vorm krijgen. In die eerste categorie gaat het bijvoorbeeld om de productie van een webgebaseerd leermiddel en educatief materiaal voor universiteitsstudenten en/of biologiestudenten aan de middelbare school en docenten/leraren. Het gebruik van technieken als actief leren en „blended leren” is hierbij van belang, evenals de coördinatie met bestaande initiatieven zoals de werkzaamheden van de universiteit van Bradford in samenwerking met andere partners. Vertaling van de BTWC-website en van materiaal dat in het kader van deze en eerdere besluiten van de Raad is geproduceerd, is tevens een aanwijsbaar en noodzakelijk project.

2.   PROCEDURELE ASPECTEN, COÖRDINATIE

De uitvoering van de projecten zal in gang worden gezet door een stuurcomité dat de samenwerkingsprocedures en -modaliteiten vaststelt. De uitvoering wordt regelmatig — ten minste om de zes maanden — door het comité geëvalueerd, onder andere door middel van elektronische communicatie.

Het comité zal bestaan uit vertegenwoordigers van de HV en van de ondersteunende eenheid van UNODA voor de uitvoering van het BTWC („UNODA/BWC-ISU”).

Verdragsstaten buiten de Unie richten zich met eventuele aanvragen om bijstand en samenwerking in het kader van dit besluit tot UNODA/BWC-ISU. UNODA/BWC-ISU zal de aanvraag in voorkomend geval behandelen en beoordelen en aanbevelingen doen aan het stuurcomité. Het stuurcomité onderzoekt de aanvragen om bijstand, alsmede de actieplannen en de uitvoering ervan. De HV besluit uiteindelijk, op eigen voorstel, in aanmerking nemende de bevindingen van het stuurcomité, en na overleg met de bevoegde Raadsgroepen, welke aanvragen worden ingewilligd.

Teneinde bij door de EU opgezette activiteiten van de zijde van de begunstigde landen een sterke eigen inbreng en een grote mate van duurzaamheid te garanderen, wordt overwogen om, indien mogelijk en wenselijk, bepaalde begunstigden te belasten met de opstelling van de actieplannen, die onder andere het tijdschema omvatten waarbinnen de (mede uit nationale middelen) gefinancierde activiteiten worden uitgevoerd, evenals de inhoud en de duur van het project en de voornaamste belanghebbenden. UNODA/BWC-ISU en, in voorkomend geval, de lidstaten van de EU worden bij de opstelling van de actieplannen betrokken. De projecten worden in overeenstemming met de actieplannen uitgevoerd.

3.   RAPPORTAGE EN BEOORDELING

UNODA/BWC-ISU rapporteert zesmaandelijks aan de HV over de voortgang van de uitvoering van de projecten. Daarnaast wordt gerapporteerd over de individuele bijstand in het kader van de bestaande actieplannen voor begunstigde landen. Deze rapporten zullen worden voorgelegd aan de bevoegde Raadsgroep met het oog op een voortgangsevaluatie, een algemene beoordeling van de projecten en een eventuele vervolgactie.

Indien mogelijk worden de verdragsstaten, onder andere langs elektronische weg, over de uitvoering van de projecten geïnformeerd. De begunstigde staten worden geacht aan de BTWC-vergaderingen verslag uit te brengen over het verloop en de resultaten van te hunnen bate uitgevoerde activiteiten en de steun van de EU op gepaste wijze te vermelden.

4.   DEELNAME VAN DESKUNDIGEN UIT DE LIDSTATEN VAN DE EU

Het besluit zal niet met succes kunnen worden geïmplementeerd zonder de actieve medewerking van deskundigen uit de lidstaten van de EU. UNODA/BWC-ISU zal worden aangespoord om van deze deskundigen gebruik te maken. Hun missiekosten in verband met de uitvoering van de projecten worden overeenkomstig het besluit vergoed.

Verwacht wordt dat in geval van een bijstandsbezoek (bijvoorbeeld rechtsbijstand of CBM-bijstand) een bezoek door maximaal drie deskundigen voor ten hoogste vijf dagen de standaardpraktijk zal zijn.

Om effectieve en productieve ondersteuning te verzekeren, zal een workshop worden gehouden voor EU-deskundigen die de begunstigde landen binnen dit project ondersteunen om beste praktijken en gepaste voorbereidingen voor bijstandsactiviteiten te bespreken, evenals de samenstelling van een reeks hulpmiddelen zoals presentaties en publicaties.

5.   LOOPTIJD

De totale duur van de projecten wordt op 36 maanden geraamd.

6.   BEGUNSTIGDEN

De begunstigden van universaliseringsactiviteiten in het kader van project 1 zijn staten die nog geen partij zijn bij het BTWC (ongeacht of zij het verdrag al dan niet hebben ondertekend), met inbegrip van de particuliere sector, de academische wereld en ngo's, indien van toepassing.

De begunstigden van project 2 zijn verdragsstaten die bij hun beoordeling van de gevolgen van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen voor het BTWC zullen worden geholpen, vertegenwoordigers van de wetenschappelijke gemeenschap, internationale, regionale en nationale wetenschappelijke organisaties, de academische wereld en het bedrijfsleven.

De begunstigden van project 3 aangaande de capaciteitsontwikkelingsactiviteiten zijn verdragsstaten, met bijzondere aandacht voor staten die onlangs tot het BTWC zijn toegetreden, terwijl de begunstigden betreffende de activiteiten in het kader van artikel X individuele wetenschappers, wetenschappelijke conferenties en wetenschappelijke instellingen zullen zijn.

De begunstigden van project 4 zijn verdragsstaten, met name ambtenaren die zich met BTWC-kwesties bezighouden, bijvoorbeeld in diensten die als nationaal contactpunt zijn aangewezen of vanuit permanente missies in Genève, deskundigen die zijn uitgenodigd om deel te nemen aan de workshops en aan de oefening in het kader van het mechanisme voor collegiale toetsing, en deskundigen die betrokken zijn bij de voorbereiding van de studies over de artikelen V en VII.

De begunstigden van project 5 zijn deskundigen op de SGM-lijst, deelnemers aan de SGM-opleidingscursussen en -evenementen en deelnemers aan de vergadering met belanghebbenden.

De begunstigden van project 6 zijn de makers van het betreffende materiaal, alsmede degenen die er gebruik van maken, zoals studenten en docenten, vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en ngo's.

7.   VERTEGENWOORDIGERS VAN DERDE PARTIJEN

Ten behoeve van de regionale inbreng en de duurzaamheid van de projecten zal op grond van dit besluit de deelname van deskundigen van buiten de EU, met name uit bevoegde regionale en internationale organisaties, worden gefinancierd. De deelname van UNODA/BWC-ISU aan de workshops en vergaderingen in BTWC-verband wordt gefinancierd. De deelname van het voorzitterschap van de BTWC-vergaderingen kan per geval worden gefinancierd.

8.   UITVOERINGSORGAAN — PERSONEELSAANGELEGENHEDEN

Omdat de in dit besluit beoogde activiteiten voor UNODA buiten de begroting vallen, zal extra personeel in dienst moeten worden genomen.

9.   ZICHTBAARHEID VAN DE EU

UNODA doet al het nodige om het feit dat de actie door de Europese Unie wordt gefinancierd, onder de aandacht te brengen. Die maatregelen worden getroffen in overeenstemming met de Handleiding communicatie en zichtbaarheid voor het externe optreden van de EU, die de Europese Commissie heeft opgesteld en gepubliceerd. UNODA zal dus zorg dragen voor de zichtbaarheid van de bijdrage van de Unie door middel van passende profilering en publiciteit en op die manier de rol van de Unie benadrukken, de transparantie van het optreden verzekeren en bekendheid geven aan de redenen die aan het besluit ten grondslag liggen, evenals aan de EU-steun voor het besluit en de resultaten waartoe die steun heeft geleid. Op het door het project geproduceerde materiaal zal de EU-vlag duidelijk zichtbaar zijn, overeenkomstig de EU-richtsnoeren voor het juiste gebruik en de juiste weergave van de vlag.