ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 5

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
8 januari 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/15 van de Commissie van 7 januari 2016 tot goedkeuring van het programma van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voor de bestrijding van salmonella bij legkippen en tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de vermelding voor de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op de lijst van derde landen waaruit consumptie-eieren in de Unie mogen worden binnengebracht ( 1 )

1

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/16 van de Commissie van 7 januari 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

5

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/17 van de Commissie van 7 januari 2016 waarbij het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Richtlijn 2002/53/EG van de Raad wordt gemachtigd om het in de handel brengen van een in de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen vermeld hennepras op zijn grondgebied te verbieden

7

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Reglement nr. 121 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van voertuigen wat de plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters betreft [2016/18]

9

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

8.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/15 VAN DE COMMISSIE

van 7 januari 2016

tot goedkeuring van het programma van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voor de bestrijding van salmonella bij legkippen en tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de vermelding voor de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op de lijst van derde landen waaruit consumptie-eieren in de Unie mogen worden binnengebracht

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 8, inleidende zin, artikel 8, punt 1, eerste alinea, artikel 8, punten 3 en 4, artikel 9, lid 2, onder b), en artikel 9, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (2), en met name artikel 10, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3), en met name artikel 11, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie (4) is vastgesteld dat pluimvee en pluimveeproducten („de producten”) alleen mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie uit de derde landen, gebieden, zones of compartimenten die in de kolommen 1 en 3 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij die verordening zijn opgenomen.

(2)

In Verordening (EG) nr. 798/2008 zijn ook de voorschriften inzake veterinaire certificering vastgesteld voor de betrokken producten. In deze voorschriften wordt er rekening mee gehouden of er al dan niet specifieke voorwaarden vereist zijn in verband met de ziektestatus van die derde landen, gebieden, zones of compartimenten. Deze specifieke voorwaarden, alsmede de modellen van veterinaire certificaten waarvan deze producten bij invoer vergezeld moeten gaan, zijn vastgelegd in bijlage I, deel 2, bij die verordening.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 zijn voorschriften voor de bestrijding van salmonella bij diverse pluimveepopulaties in de Unie vastgesteld. Krachtens die verordening is de voorwaarde om te worden toegelaten of gehandhaafd op de in de wetgeving van de Unie vastgestelde lijsten van derde landen voor de betrokken diersoort of categorie waaruit de lidstaten consumptie-eieren van onder die verordening vallend pluimvee mogen invoeren, dat het betrokken derde land bij de Commissie een salmonellabestrijdingsprogramma indient dat garanties biedt die gelijkwaardig zijn aan die van de nationale salmonellabestrijdingsprogramma's van de lidstaten. Daarnaast zijn garanties en informatie hieromtrent opgenomen in de desbetreffende modellen van veterinaire certificaten in bijlage I, deel 2, bij Verordening (EG) nr. 798/2008.

(4)

De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (5) heeft een verzoek ingediend voor een vergunning voor de invoer in de Unie van eieren voor menselijke consumptie en vlees van pluimvee. De Commissie heeft de ingediende informatie betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften in dat derde land voor de invoer en de doorvoer van deze producten positief beoordeeld. De veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van vers vlees van pluimvee in de Unie zijn strikter dan die voor eieren voor menselijke consumptie wegens het mogelijk verhoogde risico op het overbrengen van ziekten dat aan dat product is verbonden. Een audit van het Voedsel- en Veterinair Bureau is gepland voor 2016 teneinde de ziektestatus van pluimvee en de voorwaarden voor de invoer van vlees van pluimvee volledig te beoordelen. In afwachting van deze audit is het passend de vergunning voor de invoer in de Unie te beperken tot consumptie-eieren.

(5)

De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft bij de Commissie haar programma ingediend voor de bestrijding van salmonella bij koppels van legkippen van Gallus gallus. Aangezien werd geconstateerd dat dit programma garanties biedt die gelijkwaardig zijn aan de in Verordening (EG) nr. 2160/2003 geboden garanties, moet het worden goedgekeurd.

(6)

De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is opgenomen in de lijst in Besluit 2011/163/EU van de Commissie (6) en heeft een goedgekeurd residubewakingsplan voor eieren.

(7)

Als gevolg van de gelijkwaardigheid van het salmonellabestrijdingsprogramma moet de invoer van consumptie-eieren uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden toegestaan. De vermelding voor de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van het bestrijdingsprogramma

Het bestrijdingsprogramma dat de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2160/2003 heeft ingediend, wordt goedgekeurd wat betreft salmonella bij koppels van legkippen van Gallus gallus.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 798/2008

De vermelding voor de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 januari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(2)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(4)  Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).

(5)  Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; voorlopige code die geen gevolgen heeft voor de definitieve naam van dit land, die zal worden vastgelegd na afsluiting van de onderhandelingen die momenteel in het kader van de Verenigde Naties worden gevoerd.

(6)  Besluit 2011/163/EU van de Commissie van 16 maart 2011 tot goedkeuring van de door derde landen ingediende plannen overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG van de Raad (PB L 70 van 17.3.2011, blz. 40).


BIJLAGE

In bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt de vermelding voor de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vervangen door:

ISO-code en naam van het derde land of gebied

Code van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment

Omschrijving van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment

Veterinair certificaat

Bijzondere voorwaarden

Bijzondere voorwaarden

Status t.a.v. bewaking aviaire influenza

Status t.a.v. vaccinatie aviaire influenza

Status salmonellabestrijding

Model

Aanvullende garanties

Uiterste datum (1)

Aanvangsdatum (2)

1

2

3

4

5

6

6A

6B

7

8

9

„MK — voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (4)

MK-0 (4)

Het hele land

E, EP”

 

 

 

 

 

 

 


8.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/16 VAN DE COMMISSIE

van 7 januari 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 januari 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

236,2

MA

82,2

TR

127,2

ZZ

148,5

0707 00 05

MA

87,1

TR

152,7

ZZ

119,9

0709 93 10

MA

63,9

TR

138,8

ZZ

101,4

0805 10 20

EG

46,2

MA

65,5

TR

72,0

ZZ

61,2

0805 20 10

IL

186,9

MA

71,0

ZZ

129,0

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

138,7

JM

105,9

MA

86,7

TR

81,5

ZZ

103,2

0805 50 10

EG

98,7

MA

94,2

TR

85,0

ZZ

92,6

0808 10 80

CL

83,4

US

120,8

ZZ

102,1

0808 30 90

CN

102,5

TR

138,5

ZZ

120,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

8.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/7


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/17 VAN DE COMMISSIE

van 7 januari 2016

waarbij het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Richtlijn 2002/53/EG van de Raad wordt gemachtigd om het in de handel brengen van een in de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen vermeld hennepras op zijn grondgebied te verbieden

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen (1), en met name artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Richtlijn 2002/53/EG publiceert de Commissie in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (2), die bepaalde henneprassen bevat.

(2)

In artikel 32, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) is vastgelegd dat de voor de productie van hennep gebruikte arealen slechts subsidiabel zijn indien het tetrahydrocannabinolgehalte van de gebruikte rassen maximaal 0,2 % bedraagt, om te voorkomen dat steun wordt verleend aan illegale teelten.

(3)

In artikel 45, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 (4) is vastgelegd dat, indien tijdens het tweede jaar het gemiddelde van alle monsters van een bepaald hennepras hoger ligt dan het in artikel 32, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 vastgestelde maximale tetrahydrocannabinolgehalte, de lidstaat een verzoek indient om te worden gemachtigd de handel in dit ras overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2002/53/EG te verbieden.

(4)

Op 28 april 2015 heeft de Commissie van het Verenigd Koninkrijk een verzoek om machtiging ontvangen voor een verbod op het in de handel brengen van het hennepras Finola, omdat het tetrahydrocannabinolgehalte van dit ras voor het tweede jaar op rij hoger lag dan het toegelaten gehalte van 0,2 %.

(5)

Op grond hiervan moet het verzoek van het Verenigd Koninkrijk worden ingewilligd.

(6)

Het Verenigd Koninkrijk moet worden verplicht de Commissie mee te delen vanaf welke datum het de bij dit besluit verleende machtiging beoogt toe te passen, zodat de Commissie de andere lidstaten hiervan in kennis kan stellen en de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen kan bijwerken.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Verenigd Koninkrijk wordt overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2002/53/EG gemachtigd om het in de handel brengen van het hennepras Finola op zijn gehele grondgebied of een deel daarvan te verbieden.

Artikel 2

Het Verenigd Koninkrijk deelt de Commissie mee vanaf welke datum het de in artikel 1 bedoelde machtiging toepast.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 7 januari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1.

(2)  De meest recente volledige uitgave: PB C 450 van 16.12.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 69).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

8.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 5/9


Voor het internationaal publiekrecht hebben alleen de originele VN/ECE-teksten rechtsgevolgen. Voor de status en de datum van inwerkingtreding van dit reglement, zie de recentste versie van VN/ECE-statusdocument TRANS/WP.29/343 op:

http://www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29fdocstts.html

Reglement nr. 121 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van voertuigen wat de plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters betreft [2016/18]

Bevat de volledige geldige tekst tot en met:

Wijzigingenreeks 01 — Datum van inwerkingtreding: 15 juni 2015

INHOUD

REGLEMENT

1.

Toepassingsgebied

2.

Definities

3.

Goedkeuringsaanvraag

4.

Goedkeuring

5.

Specificaties

6.

Wijzigingen van het voertuigtype of van een aspect van de specificaties van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters, en uitbreiding van de goedkeuring

7.

Conformiteit van de productie

8.

Sancties bij non-conformiteit van de productie

9.

Definitieve stopzetting van de productie

10.

Naam en adres van de voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijke technische diensten en van de typegoedkeuringsinstanties

11.

Inleidende bepalingen

12.

Overgangsbepalingen

BIJLAGEN

1.

Mededeling betreffende de goedkeuring of de weigering, uitbreiding of intrekking van de goedkeuring van een voertuigtype wat de plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters betreft, krachtens Reglement nr. 121

2.

Opstelling van goedkeuringsmerken

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Dit reglement is van toepassing op voertuigen van de categorieën M en N (1). Het bevat voorschriften voor de plaats, identificatie, kleur en verlichting van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters van motorvoertuigen. Het is erop gericht de toegankelijkheid en zichtbaarheid van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters te garanderen en het gebruik ervan zowel overdag als 's nachts te vergemakkelijken om de veiligheidsrisico's te beperken die kunnen ontstaan doordat de aandacht van de bestuurder van het rijden wordt afgeleid en door een foute keuze van bedieningsorganen.

2.   DEFINITIES

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

2.1.   „bedieningsorgaan”: een met de hand bediend deel van een voorziening waarmee de bestuurder een verandering in de toestand of werking van een voertuig of subsysteem van een voertuig kan teweegbrengen;

2.2.   „voorziening”: een element of een geheel van elementen dat wordt gebruikt om een of meer functies te vervullen;

2.3.   „meter”: een voorziening die de grootte weergeeft van de fysische eigenschappen die door het instrument moeten worden gemeten;

2.4.   „gemeenschappelijke ruimte”: een gebied waarin twee of meer informatiefuncties (bv. symbolen) kunnen worden weergegeven, maar niet gelijktijdig;

2.5.   „verklikkerlicht”: een optisch signaal dat, wanneer het oplicht, de activering of deactivering van een voorziening, een correcte of gebrekkige werking of toestand of het uitvallen van een werking aangeeft;

2.6.   „dicht bij”: het verklikkerlicht, de meter of het bedieningsorgaan en het symbool waardoor ze worden geïdentificeerd, mogen niet van elkaar worden gescheiden door een bedieningsorgaan, verklikkerlicht, meter of andere mogelijke bron van afleiding;

2.7.   „fabrikant”: de persoon of instantie die jegens de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuringsprocedure en voor de conformiteit van de productie. Deze persoon of instantie hoeft niet rechtstreeks betrokken te zijn bij alle fasen van de bouw van het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid waarvoor goedkeuring wordt aangevraagd;

2.8.   „voertuigtype”: motorvoertuigen die onderling niet verschillen wat de binneninrichting betreft, voor zover deze van invloed kan zijn op de identificatie van de symbolen van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters en op de werking van de bedieningsorganen;

2.9.   „goedkeuring van een voertuig”: de goedkeuring van een voertuigtype wat de installatiewijze, het grafische ontwerp, de leesbaarheid, de kleur en de helderheid van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters betreft.

3.   GOEDKEURINGSAANVRAAG

3.1.   De aanvraag tot goedkeuring van een voertuigtype wat de specificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters betreft, moet door de fabrikant of zijn daartoe gemachtigde vertegenwoordiger worden ingediend.

3.2.   De aanvraag moet vergezeld gaan van de volgende documenten en gegevens in drievoud:

3.2.1.

een beschrijving van het voertuigtype;

3.2.2.

een lijst van de in de tabel gespecificeerde en door de fabrikant voor het voertuig voorgeschreven items zoals bedieningsorganen, verklikkerlichten of meters;

3.2.3.

het grafische ontwerp van de symbolen ter identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters, en

3.2.4.

tekeningen en/of foto's van de lay-out van de bedieningsorganen en de plaats van de verklikkerlichten en meters in het voertuig.

3.3.   Een voertuig of een representatief deel ervan, voorzien van een compleet stel bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters zoals voorgeschreven in punt 3.2.2, dat representatief is voor het goed te keuren voertuigtype, moet ter beschikking worden gesteld van de technische dienst die voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijk is.

4.   GOEDKEURING

4.1.   Als het voertuigtype dat voor goedkeuring krachtens dit reglement ter beschikking wordt gesteld, voldoet aan de voorschriften van het reglement, moet voor dat voertuigtype goedkeuring worden verleend.

4.2.   Aan elk goedgekeurd type moet een goedkeuringsnummer worden toegekend. De eerste twee cijfers ervan (momenteel 01 voor wijzigingenreeks 01 van het reglement) moeten de wijzigingenreeks aangeven met de recentste belangrijke technische wijzigingen van het reglement op de datum van goedkeuring. Met inachtneming van de bepalingen van punt 6 mag dezelfde overeenkomstsluitende partij dit goedkeuringsnummer niet toekennen aan een ander voertuigtype of aan hetzelfde voertuigtype, voorzien van uitrustingsstukken die niet op de in punt 3.2.2 bedoelde lijst voorkomen.

4.3.   Van de goedkeuring, de uitbreiding of weigering van de goedkeuring of de definitieve stopzetting van de productie van een voertuigtype/onderdeel krachtens dit reglement moet aan de partijen bij de Overeenkomst van 1958 die dit reglement toepassen, mededeling worden gedaan door middel van een formulier volgens het model in bijlage 1.

4.4.   Op elk voertuig dat conform is met een krachtens dit reglement goedgekeurd voertuigtype, moet op een opvallende en gemakkelijk bereikbare plaats die op het goedkeuringsformulier is gespecificeerd, een internationaal goedkeuringsmerk worden aangebracht dat bestaat uit:

4.4.1.

een cirkel met daarin de letter E, gevolgd door het nummer van het land dat de goedkeuring heeft verleend (2);

4.4.2.

het nummer van dit reglement, gevolgd door de letter R, een liggend streepje en het goedkeuringsnummer, rechts van de in punt 4.4.1 voorgeschreven cirkel.

4.5.   Indien het voertuig conform is met een voertuigtype dat op basis van een of meer andere aan de overeenkomst gehechte reglementen is goedgekeurd in het land dat de goedkeuring krachtens dit reglement heeft verleend, hoeft het in punt 4.4.1 voorgeschreven symbool niet te worden herhaald; in dat geval moeten de reglement- en goedkeuringsnummers en de aanvullende symbolen van alle reglementen op basis waarvan goedkeuring is verleend in het land dat krachtens dit reglement goedkeuring heeft verleend, in verticale kolommen rechts van het in punt 4.4.1 voorgeschreven symbool worden geplaatst.

4.6.   Het goedkeuringsmerk moet goed leesbaar en onuitwisbaar zijn.

4.7.   Het goedkeuringsmerk moet dicht bij of op het door de fabrikant aangebrachte gegevensplaatje van het voertuig worden aangebracht.

4.8.   In bijlage 2 worden voorbeelden gegeven van de opstelling van goedkeuringsmerken.

5.   SPECIFICATIES

Een voertuig dat met een in de tabel opgenomen bedieningsorgaan, verklikkerlicht of meter is uitgerust, moet voldoen aan de voorschriften van dit reglement met betrekking tot de plaats, identificatie, kleur en verlichting van dergelijke bedieningsorganen, verklikkerlichten of meters.

5.1.   Plaats

5.1.1.   De bedieningsorganen die door de bestuurder tijdens het besturen van het voertuig worden gebruikt, moeten zodanig zijn opgesteld dat ze door de bestuurder onder de in punt 5.6.2 genoemde omstandigheden kunnen worden bediend.

5.1.2.   De verklikkerlichten en meters moeten zo zijn geplaatst dat zij dag en nacht zichtbaar zijn en door de bestuurder onder de in de punten 5.6.1 en 5.6.2 genoemde omstandigheden kunnen worden herkend. De verklikkerlichten en meters hoeven niet zichtbaar en herkenbaar te zijn als zij niet zijn geactiveerd.

5.1.3.   De identificatie van de verklikkerlichten, meters en bedieningsorganen moet op of dicht bij de te identificeren verklikkerlichten, meters en bedieningsorganen zijn aangebracht. Bij een multifunctioneel bedieningsorgaan moet de identificatie zich niet onmiddellijk naast, maar zo dicht mogelijk bij het bedieningsorgaan bevinden.

5.1.4.   Onverminderd de punten 5.1.1, 5.1.2 en 5.1.3 moet het verklikkerlicht „passagiersairbag uitgeschakeld”, indien gemonteerd, in het voertuiginterieur zijn aangebracht, vóór en boven het door het ontwerp bepaalde H-punt van zowel de bestuurders- als de voorpassagiersstoel in de meest vooruitgeschoven positie. Het verklikkerlicht dat de voorste inzittenden erop wijst dat de passagiersairbag is uitgeschakeld, moet onder alle rijomstandigheden zichtbaar zijn voor de bestuurder en de voorpassagier(s).

5.2.   Identificatie

5.2.1.   Indien gemonteerd moeten de in kolom 3 van de tabel genoemde bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters worden geïdentificeerd door de daarvoor in kolom 2 van de tabel bestemde symbolen. Dit voorschrift geldt niet voor het bedieningsorgaan van de claxon (een geluidssignaalvoorziening) indien deze door een smal, ringvormig bedieningsinstrument of door een koord in werking wordt gesteld. Voor het identificeren van bedieningsorganen, verklikkerlichten of meters die niet in de tabel zijn opgenomen, wordt aanbevolen het daarvoor in ISO-norm 2575:2004 aangewezen symbool te gebruiken, indien een dergelijk symbool bestaat en geschikt is voor de desbetreffende toepassing.

5.2.2.   Voor het identificeren van bedieningsorganen, verklikkerlichten of meters die niet in de tabel of in ISO-norm 2575:2004 zijn opgenomen, mag de fabrikant een zelf ontworpen symbool gebruiken. Dergelijke symbolen mogen uit internationaal erkende letter- of cijfercodes bestaan. Alle gebruikte symbolen moeten volgens de in punt 4 van ISO-norm 2575:2004 vastgelegde beginselen worden opgesteld.

5.2.3.   Voor de duidelijkheid mogen aanvullende symbolen worden gebruikt in combinatie met een in de tabel of in ISO-norm 2575:2004 gespecificeerd symbool.

5.2.4.   Door de fabrikant gebruikte aanvullende symbolen mogen niet tot verwarring leiden met een in dit reglement gespecificeerd symbool.

5.2.5.   Wanneer een bedieningsorgaan, een meter of een verklikkerlicht voor dezelfde functie worden gecombineerd, mag één symbool worden gebruikt om die combinatie te identificeren.

5.2.6.   Met uitzondering van het bepaalde in punt 5.2.7 moet de bestuurder de identificatie van alle in de tabel of in ISO-norm 2575:2004 genoemde verklikkerlichten, meters en bedieningsorganen visueel rechtop waarnemen. Bij roterende bedieningsorganen is dit punt van toepassing wanneer zij zich in de „uit”-stand bevinden.

5.2.7.   De identificatie van de volgende bedieningsorganen, verklikkerlichten of meters moet niet visueel rechtop door de bestuurder worden waargenomen:

5.2.7.1.

het bedieningsorgaan van de claxon,

5.2.7.2.

alle bedieningsorganen, verklikkerlichten of meters die zich op het stuurwiel bevinden, wanneer de stand van het stuurwiel zo is dat het motorvoertuig in een andere richting dan rechtuit rijdt, en

5.2.7.3.

alle roterende bedieningsorganen die geen „uit”-stand hebben.

5.2.8.   Alle bedieningsorganen van het automatische snelheidsregelsysteem (cruise control) en van het (de) verwarmings- en aircosyste(e)m(en) moeten voorzien zijn van een identificatie voor elke functie van elk systeem.

5.2.9.   Indien het voertuig is uitgerust met een bedieningsorgaan dat een functie van een systeem over een continu bereik regelt, moet dit bedieningsorgaan voorzien zijn van een identificatie voor de grenswaarden van het afstelbereik van die functie.

Indien gebruik wordt gemaakt van kleurcodes om de grenswaarden van het afstelbereik van een temperatuurfunctie aan te geven, wordt de grenswaarde voor „warm” aangegeven met de kleur rood en de grenswaarde voor „koud” met de kleur blauw. Indien de stand of grenswaarde van een functie wordt aangegeven door een meter die gescheiden is van het bedieningsorgaan van die functie en zich niet dicht bij dat bedieningsorgaan bevindt, moeten zowel het bedieningsorgaan als de meter overeenkomstig punt 5.1.3 afzonderlijk worden geïdentificeerd.

5.2.10.   Automatische functies mogen worden aangegeven met het symbool voor het desbetreffende, in kolom 1 van de tabel vermelde item, met op of dicht bij de omtrek van het symbool de aanvullende letter(s) „A” of „AUTO”.

5.3.   Verlichting

5.3.1.   De identificatie van de bedieningsorganen waarvoor in kolom 4 van de tabel „ja” is vermeld, moet kunnen worden verlicht als de breedtelichten zijn aangestoken. Dit geldt niet voor bedieningsorganen die zich op de vloer, de vloerconsole, het stuurwiel, de stuurkolom of bovenaan de voorruit bevinden, noch voor de bedieningsorganen van het verwarmings- en aircosysteem indien dit systeem de lucht niet rechtstreeks op de voorruit richt.

5.3.2.   De meters en hun identificatie waarvoor in kolom 4 van de tabel „ja” is vermeld, moeten worden verlicht als de voorziening om de motor te starten en/of af te zetten zich in een positie bevindt waarbij de motor kan worden gestart, en als de breedtelichten zijn aangestoken.

5.3.3.   De meters, hun identificatie en de identificatie van de bedieningsorganen hoeven niet te worden verlicht als met de koplampen wordt geknipperd of als de koplampen als dagrijlichten worden gebruikt.

5.3.4.   De fabrikant mag in de mogelijkheid voorzien om alle bedieningsorganen en meters of hun identificatie op elk ogenblik te verlichten.

5.3.5.   Een verklikkerlicht mag alleen oplichten bij het identificeren van de storing of voertuigconditie waarvoor het is bedoeld of bij het controleren van de lamp.

5.3.6.   Helderheid van de verlichting van verklikkerlichten

De nodige middelen moeten ter beschikking worden gesteld om verklikkerlichten en hun identificatie voor de bestuurder onder alle rijomstandigheden zichtbaar en herkenbaar te maken.

5.4.   Kleur

5.4.1.   De verlichting van elk in de tabel opgenomen verklikkerlicht moet de in kolom 5 van deze tabel genoemde kleur hebben.

5.4.1.1.   Elk symbool met voetnoot 18 dat al op het voertuig is gemonteerd zoals gespecificeerd in de tabel met de kleurspecificatie van kolom 5, mag echter andere kleuren hebben om verschillende betekenissen weer te geven overeenkomstig de in punt 5 van ISO-norm 2575:2004 voorgestelde algemene kleurcode.

5.4.2.   De fabrikant mag de kleur kiezen van de meters en verklikkerlichten en van de identificatie van de meters en bedieningsorganen die niet in de tabel zijn opgenomen, voor zover die kleur de identificatie van een in de tabel opgenomen verklikkerlicht, bedieningsorgaan of meter niet in het gedrang brengt of maskeert. Bij het kiezen van de kleur moeten de richtsnoeren van punt 5 van ISO-norm 2575:2004 worden gevolgd.

5.4.3.   Elk symbool dat voor de identificatie van verklikkerlichten, bedieningsorganen of meters wordt gebruikt, moet duidelijk tegen de achtergrond uitkomen.

5.4.4.   Het donkere gedeelte van een symbool mag door de omtrek ervan worden vervangen.

5.5.   Gemeenschappelijke ruimte voor de weergave van meervoudige informatie

5.5.1.   Onder de volgende voorwaarden mag een gemeenschappelijke ruimte worden gebruikt om informatie uit verschillende bronnen weer te geven:

5.5.1.1.

de verklikkerlichten en meters in de gemeenschappelijke ruimte moeten relevante informatie verstrekken zodra een onderliggende voorwaarde is vervuld;

5.5.1.2.

indien de onderliggende voorwaarde voor het oplichten van twee of meer verklikkerlichten is vervuld, moet de informatie

5.5.1.2.1.

automatisch achtereenvolgens worden herhaald,

5.5.1.2.2.

ofwel door visuele middelen worden weergegeven, waarbij de bestuurder de informatie onder de omstandigheden van punt 5.6.2 kan selecteren;

5.5.1.3.

de verklikkerlichten voor storingen van het remsysteem, het grootlicht, de richtingaanwijzers en de veiligheidsgordel mogen niet in dezelfde gemeenschappelijke ruimte worden weergegeven;

5.5.1.4.

indien het verklikkerlicht voor storingen van het remsysteem, het grootlicht, de richtingaanwijzers of de veiligheidsgordel in een gemeenschappelijke ruimte wordt weergegeven, verdringt het alle andere symbolen in die ruimte als de onderliggende voorwaarde voor het oplichten van dat verklikkerlicht is vervuld;

5.5.1.5.

met uitzondering van de verklikkerlichten voor storingen van het remsysteem, het grootlicht, de richtingaanwijzers of de veiligheidsgordel, kan de informatie automatisch of door de bestuurder worden geannuleerd;

5.5.1.6.

behoudens de voorschriften van een specifiek reglement, gelden de voorschriften inzake de kleur van de verklikkerlichten niet als de verklikkerlichten in een gemeenschappelijke ruimte zijn weergegeven.

5.6.   Omstandigheden

5.6.1.   De bestuurder heeft zich aan het omgevingslicht aangepast.

5.6.2.   De bestuurder wordt beschermd door het geïnstalleerde beveiligingssysteem, afgesteld volgens de instructies van de fabrikant, en kan zich binnen de beperkingen van dat systeem vrij bewegen.

6.   WIJZIGINGEN VAN HET VOERTUIGTYPE OF VAN EEN ASPECT VAN DE SPECIFICATIES VAN DE BEDIENINGSORGANEN, VERKLIKKERLICHTEN EN METERS, EN UITBREIDING VAN DE GOEDKEURING

6.1.   Elke wijziging van het voertuigtype, van een aspect van de specificaties van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters of van de in punt 3.2.2 genoemde lijst, moet worden meegedeeld aan de typegoedkeuringsinstantie die dat voertuigtype heeft goedgekeurd. Die instantie kan dan:

6.1.1.

oordelen dat de wijzigingen waarschijnlijk geen noemenswaardig nadelig effect zullen hebben en dat het voertuig in ieder geval nog steeds aan de voorschriften voldoet, of

6.1.2.

de voor de uitvoering van de tests verantwoordelijke technische dienst om een aanvullend testrapport verzoeken.

6.2.   De bevestiging of weigering van de goedkeuring, met vermelding van de wijzigingen, moet aan de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, worden meegedeeld volgens de procedure van punt 4.3.

6.3.   De bevoegde instantie die de goedkeuring uitbreidt, moet een volgnummer toekennen aan elk mededelingenformulier dat voor een dergelijke uitbreiding wordt opgesteld en moet de andere partijen bij de Overeenkomst van 1958 die dit reglement toepassen, daarvan in kennis stellen door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 1.

7.   CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE

Voor de controle van de conformiteit van de productie gelden de procedures van aanhangsel 2 van de overeenkomst (E/ECE/324-E/ECE/TRANS/505/Rev.2), met inachtneming van de volgende voorschriften:

7.1.

een krachtens dit reglement goedgekeurd voertuig moet zodanig worden gebouwd dat het conform is met het goedgekeurde type door te voldoen aan de voorschriften van punt 5;

7.2.

de instantie die de typegoedkeuring heeft verleend, kan op elk tijdstip de in elke productie-eenheid toegepaste methoden voor de controle van de conformiteit verifiëren. Deze verificaties vinden gewoonlijk om de twee jaar plaats.

8.   SANCTIES BIJ NON-CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE

8.1.   De krachtens dit reglement voor een voertuigtype verleende goedkeuring kan worden ingetrokken indien niet aan de voorschriften is voldaan of indien een voertuig met het goedkeuringsmerk niet conform is met het goedgekeurde type.

8.2.   Indien een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast een eerder door haar verleende goedkeuring intrekt, moet zij de andere overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen daarvan onmiddellijk in kennis stellen door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 1.

9.   DEFINITIEVE STOPZETTING VAN DE PRODUCTIE

Indien de houder van een goedkeuring de productie van een krachtens dit reglement goedgekeurd voertuigtype definitief stopzet, moet hij de instantie die de goedkeuring heeft verleend daarvan in kennis stellen. Zodra deze instantie de kennisgeving heeft ontvangen, moet zij de andere overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen daarvan in kennis stellen door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 1.

10.   NAAM EN ADRES VAN DE VOOR DE UITVOERING VAN DE GOEDKEURINGSTESTS VERANTWOORDELIJKE TECHNISCHE DIENSTEN EN VAN DE TYPEGOEDKEURINGSINSTANTIES

De partijen bij de Overeenkomst van 1958 die dit reglement toepassen, moeten het secretariaat van de Verenigde Naties de naam en het adres meedelen van de technische diensten die voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijk zijn, en van de typegoedkeuringsinstanties die goedkeuring verlenen en waaraan de in andere landen afgegeven certificaten betreffende de goedkeuring of de uitbreiding, weigering of intrekking van de goedkeuring moeten worden toegezonden.

11.   INLEIDENDE BEPALINGEN

11.1.   Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit reglement mogen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen:

a)

niet weigeren om voor een voertuigtype krachtens dit reglement ECE-goedkeuring te verlenen,

b)

de verkoop of het in het verkeer brengen niet verbieden van een voertuigtype wat de specificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters betreft,

als het voertuigtype voldoet aan de voorschriften van dit reglement.

11.2.   Tot twee jaar na de inwerkingtreding van dit reglement mogen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, niet weigeren nationale goedkeuring te verlenen voor een voertuigtype wat de specificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters betreft, als het voertuigtype niet voldoet aan de voorschriften van dit reglement.

12.   OVERGANGSBEPALINGEN

12.1.   Vanaf de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 van dit reglement mag een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast, niet weigeren nationale of regionale typegoedkeuring te verlenen voor een voertuigtype dat krachtens wijzigingenreeks 01 van dit reglement is goedgekeurd.

12.2.   De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, mogen geen uitbreiding weigeren van goedkeuringen die krachtens de vorige wijzigingenreeksen van dit reglement zijn verleend.

12.3.   Vanaf 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 mogen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, alleen typegoedkeuring verlenen als het goed te keuren voertuigtype voldoet aan de voorschriften van dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01.

Symbolen, verlichting en kleur

Nr.

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Kolom 5

 

Item

Symbool (4)

Functie

Verlichting

Kleur

1.

Hoofdlichtschakelaar

Het verklikkerlicht mag niet dienst doen als verklikkerlicht voor de breedtelichten

Image

 (3)

Bedieningsorgaan

Neen

 

Verklikkerlicht (14)

Ja

Groen

2.

Dimlicht

Image

 (3)  (8)  (15)

Bedieningsorgaan

Neen

Verklikkerlicht

Ja

Groen

3.

Grootlicht

Image

 (3)  (15)  (20)

Bedieningsorgaan

Neen

Verklikkerlicht

Ja

Blauw

3b.

Automatische hoofdlichtfuncties

Image

of

Image

 (3)  (8)  (15)

Bedieningsorgaan

Neen

Verklikkerlicht

Ja

4.

Koplampreinigingsvoorziening (met afzonderlijk bedieningsorgaan)

Image

 (15)

Bedieningsorgaan

Neen

 

5.

Richtingaanwijzers

Image

 (3)  (5)

Bedieningsorgaan

Neen

 

Verklikkerlicht

Ja

Groen

6.

Waarschuwingsknipperlicht

Image

 (3)

Bedieningsorgaan

Ja

 

Verklikkerlicht (6)

Ja

Rood

7.

Mistvoorlichten

Image

 (3)

Bedieningsorgaan

Neen

 

Verklikkerlicht

Ja

Groen

8.

Mistachterlicht

Image

 (3)

Bedieningsorgaan

Neen

 

Verklikkerlicht

Ja

Geel

9.

Brandstofpeil

Image

of

Image

 (20)

Verklikkerlicht

Ja

Geel

Meter

Ja

 

10.

Oliedrukmeter

Image

 (7)  (20)

Verklikkerlicht

Ja

Rood

Meter

Ja

 

11.

Motorkoelmiddeltemperatuur

Image

 (7)  (20)

Verklikkerlicht

Ja

Rood

Meter

Ja

 

12.

Acculading

Image

 (20)

Verklikkerlicht

Ja

Rood

Meter

Ja

 

13.

Ruitenwissers

(continu)

Image

Bedieningsorgaan

Ja

 

14.

Vergrendeling elektrisch bediende ruiten

Image

of

Image

Bedieningsorgaan

Neen

 

15.

Ruitensproeiers

Image

Bedieningsorgaan

Ja

 

16.

Ruitensproeiers en -wissers

Image

Bedieningsorgaan

Ja

 

17.

Voorruitontdooi- en ontwasemingssysteem

(met afzonderlijk bedieningsorgaan)

Image

Bedieningsorgaan

Ja

 

Verklikkerlicht

Ja

Geel

18.

Achterruitontdooi- en ontwasemingssysteem

(met afzonderlijk bedieningsorgaan)

Image

Bedieningsorgaan

Ja

 

Verklikkerlicht

Ja

Geel

19.

Breedte-, zijmarkerings- en/of markeringslichten

Image

 (3)  (8)

Bedieningsorgaan

Neen

 

Verklikkerlicht (14)

Ja (8)

Groen

20.

Parkeerlichten

Image

Bedieningsorgaan

Neen

 

Verklikkerlicht

Ja

Groen

21.

Veiligheidsgordel

Image

of

Image

Verklikkerlicht

Ja

Rood

22.

Storing airbag

Image

 (10)

Verklikkerlicht

Ja

Geel en/of rood

23.

Storing laterale airbag

Image

 (9)  (10)

Verklikkerlicht

Ja

Geel en/of rood

24.

Passagiersairbag uitgeschakeld

Image

Verklikkerlicht

Ja

Geel

25.

Storing remsysteem

Image

 (10)

Verklikkerlicht

Ja

Zie Reglement nr. 13-H en 13, naargelang het geval.

26.

Storing antiblokkeerremsysteem

Image

 (11)

Verklikkerlicht

Ja

Geel

27.

Snelheidsmeter

km/h, indien uitgedrukt in kilometers, of mph, indien uitgedrukt in mijlen (16)

Meter

Ja

 

28.

Parkeerrem

Image

 (11)

Verklikkerlicht

Ja

Zie Reglement nr. 13-H en 13, naargelang het geval.

29.

Claxon

Image

Bedieningsorgaan

Neen

 

30.

Storing boorddiagnosesysteem of motor

Image

Verklikkerlicht

Ja

Geel

31.

Dieselvoorverwarming

Image

Verklikkerlicht

Ja

Geel

32.

Choke (koudstartvoorziening)

Image

Bedieningsorgaan

Neen

 

Verklikkerlicht

 

Geel

33.

Aircosysteem

Image

of A/C

Bedieningsorgaan

Ja

 

34.

Stand bedieningsorgaan automatische transmissie

(parkeren)

(achteruit)

(neutraal)

(rijden)

P R N D (12)

Meter

Ja

 

35.

Starten motor

Image

 (13)  (21)

Bedieningsorgaan

Neen

 

36.

Afzetten motor

Image

 (13)  (21)

Bedieningsorgaan

Ja

 

37.

Slijtage remvoeringen

Image

 (11)

Verklikkerlicht

Ja

Geel

38.

Verwarmingssysteem

Image

Bedieningsorgaan

Ja

 

39.

Ventilator verwarming en/of airco

Image

 (3)

Bedieningsorgaan

Ja

 

40.

Hoogteregeling koplampen

Image

of

Image

en

Image

 (15)

Bedieningsorgaan

Neen

 

41.

Afstandsmeter

km, indien uitgedrukt in kilometers, of mijl, indien uitgedrukt in mijlen (17)

Meter

Ja

 

42a.

Lage bandenspanning

(inclusief storing)

Image

 (18)

Verklikkerlicht

Ja

Geel

42b.

Lage bandenspanning

(inclusief storing)

met identificatie van de band in kwestie

Image

 (18)  (19)

Verklikkerlicht

Ja

Geel

43.

Elektronische stabiliteitscontrole

Image

of ESC (19)

Verklikkerlicht

Ja

Geel

44.

Elektronisch stabiliteitscontrolesysteem uitgeschakeld

Image

of ESC OFF (19)  (22)

Bedieningsorgaan

Ja

 

Verklikkerlicht

Ja

Geel


(1)  Zoals gedefinieerd in de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.3, punt 2 — www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29resolutions.html

(2)  De nummers van de partijen bij de Overeenkomst van 1958 zijn opgenomen in bijlage 3 bij de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document TRANS/WP.29/78/Rev. 3 — www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29resolutions.html

(3)  De omlijnde zones van het symbool mogen worden ingekleurd.

(4)  De in dit reglement opgenomen symbolen zijn grotendeels identiek aan de in ISO-norm 2575:2004 beschreven symbolen. De proportionele afmetingen van ISO-norm 2575:2004 moeten worden behouden.

(5)  De twee pijlen vormen één symbool. Indien de bedieningsorganen of verklikkerlichten om links en rechts af te slaan echter onafhankelijk van elkaar functioneren, mogen de twee pijlen als afzonderlijke symbolen worden beschouwd en van elkaar worden gescheiden.

(6)  Niet vereist indien de pijlen die het verklikkerlicht van de richtingaanwijzers vormen en gewoonlijk onafhankelijk van elkaar functioneren, tegelijk oplichten als waarschuwingsknipperlicht.

(7)  Het symbool voor de motoroliedruk en dat voor de motorkoelmiddeltemperatuur mogen in één verklikkerlicht worden gecombineerd.

(8)  Afzonderlijke identificatie is niet vereist indien deze functie met de hoofdlichtschakelaar is gecombineerd.

(9)  Indien één verklikkerlicht wordt gebruikt om een storing van de airbags aan te geven, moet het symbool „storing airbag” (22) worden gebruikt.

(10)  De overeenkomstsluitende partijen die op de datum van inwerkingtreding van dit reglement het gebruik van tekst voor deze functie toestonden of vereisten, mogen het gebruik van tekst tot zestig maanden na de datum van inwerkingtreding van dit reglement toestaan of vereisen als aanvulling op de voorgeschreven symbolen voor voertuigen die in hun land worden geregistreerd.

(11)  Indien één verklikkerlicht wordt gebruikt om meer dan een probleem met het remsysteem aan te geven, moet gebruik worden gemaakt van het symbool voor storingen van het remsysteem.

(12)  De letter D mag worden vervangen door of aangevuld met andere alfanumerieke tekens of symbolen, naar keuze van de fabrikant, om extra selectiestanden aan te geven.

(13)  Dit symbool moet worden gebruikt als het bedieningsorgaan van de motor gescheiden is van het sleutelvergrendelingssysteem.

(14)  Niet vereist indien het instrumentenbord automatisch wordt verlicht als de hoofdlichtschakelaar wordt geactiveerd.

(15)  In deze symbolen mogen vier of vijf streepjes worden gebruikt.

(16)  De vereiste tekst mag in hoofdletters en/of kleine letters worden weergegeven.

(17)  De vereiste tekst moet in kleine letters worden weergegeven. Indien uitgedrukt in mijlen, mag een afkorting worden gebruikt.

(18)  Voorts mogen beide verklikkerlichten voor lage bandenspanning worden gebruikt om een storing van het bandenspanningscontrolesysteem aan te geven.

(19)  De weergegeven omtrek van het voertuig is niet restrictief bedoeld, maar wordt aanbevolen. Andere omtreklijnen mogen worden gebruikt om de werkelijke omtrek van een bepaald voertuig beter weer te geven.

(20)  Het symbool mag andere dan de in kolom 5 gespecificeerde kleuren hebben om verschillende betekenissen weer te geven overeenkomstig de in punt 5 van ISO-norm 2575-2004 voorgestelde algemene kleurcode.

(21)  De „start”- en „stop”-functies mogen in één bedieningsorgaan worden gecombineerd. Als alternatief voor het voorgeschreven symbool (de voorgeschreven symbolen) mag de tekst „Start” en/of „STOP” of een combinatie van symbolen en tekst worden gebruikt. De tekst mag in hoofdletters en/of kleine letters worden weergegeven.

(22)  De aanvullende letters „OFF” mogen zich op of dicht bij de omtrek van het symbool van item nr. 43 bevinden. Het lettertype van de letters „OFF” of „ESC OFF” is niet restrictief bedoeld (opmerking: de letters „OFF” en „ESC OFF” blijven in het Engels en worden niet vertaald).


BIJLAGE 1

MEDEDELING

(Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm))

Image

Image


BIJLAGE 2

OPSTELLING VAN GOEDKEURINGSMERKEN

MODEL A

(Zie punt 4.4 van dit reglement)

Image

Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een voertuig, geeft aan dat het voertuigtype in kwestie, wat de plaats en identificatie van de bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters betreft, in Nederland (E4) krachtens Reglement nr. 121 is goedgekeurd onder nummer 011234. De eerste twee cijfers (01) van het goedkeuringsnummer geven aan dat de goedkeuring is verleend volgens de voorschriften van Reglement nr. 121, wijzigingenreeks 01.

MODEL B

(Zie punt 4.5 van dit reglement)

Image

Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een voertuig, geeft aan dat het voertuigtype in kwestie in Nederland (E4) krachtens Reglement nr. 121 en Reglement nr. 33 (1) is goedgekeurd. De eerste twee cijfers van de goedkeuringsnummers geven aan dat, op de datum waarop deze goedkeuringen zijn verleend, in Reglement nr. 121 wijzigingenreeks 01 was opgenomen en Reglement nr. 33 nog ongewijzigd was.


(1)  Het nummer dient alleen ter illustratie.