ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 330

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
16 december 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2015/2338 van de Commissie van 11 december 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 wat betreft de voorschriften voor vluchtrecorders, toestellen voor plaatsbepaling onder water en systemen voor het traceren van vliegtuigen

1

 

*

Verordening (EU) 2015/2339 van de Commissie van 11 december 2015 tot vaststelling van een verbod op de visserij op Groenlandse heilbot/zwarte heilbot in het gebied NAFO 3LMNO door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

12

 

*

Verordening (EU) 2015/2340 van de Commissie van 15 december 2015 tot wijziging van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepassingsdrempels inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten ( 1 )

14

 

*

Verordening (EU) 2015/2341 van de Commissie van 15 december 2015 tot wijziging van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepassingsdrempels inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten ( 1 )

16

 

*

Verordening (EU) 2015/2342 van de Commissie van 15 december 2015 tot wijziging van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepassingsdrempels inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten ( 1 )

18

 

*

Verordening (EU) 2015/2343 van de Commissie van 15 december 2015 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standards 5 en 7 en International Accounting Standards 19 en 34 betreft ( 1 )

20

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2344 van de Commissie van 15 december 2015 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot valuta met beperkingen ten aanzien van de beschikbaarheid van liquide activa in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

26

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2345 van de Commissie van 15 december 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft ( 1 )

29

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2346 van de Commissie van 15 december 2015 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen die bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van de Raad, als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 van de Raad, zijn ingesteld ten aanzien van de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door de invoer van enigszins gewijzigde handpallettrucks van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot registratie van deze invoer

43

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2347 van de Commissie van 15 december 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

49

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2348 van de Raad van 10 december 2015 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

51

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2349 van de Raad van 10 december 2015 waarbij Hongarije wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

53

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2222 van de Commissie van 1 december 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 wat betreft de uitgavendeclaraties, de conformiteitsgoedkeuring en de inhoud van de jaarrekeningen ( PB L 316 van 2.12.2015 )

55

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/1


VERORDENING (EU) 2015/2338 VAN DE COMMISSIE

van 11 december 2015

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 wat betreft de voorschriften voor vluchtrecorders, toestellen voor plaatsbepaling onder water en systemen voor het traceren van vliegtuigen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 8, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Vluchtuitvoeringen moeten voldoen aan de essentiële eisen die zijn uiteengezet in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 moet de Commissie de nodige uitvoeringsregels vaststellen waarin de voorwaarden voor veilige vluchtuitvoering worden bepaald.

(2)

De cockpitgeluidsrecorder (Cockpit Voice Recorder, CVR) heeft tot doel het veiligheidsonderzoek te ondersteunen dat door de veiligheidsonderzoeksinstantie wordt uitgevoerd wanneer een ongeval of incident plaatsvindt. In Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad zijn relevante waarborgen vastgesteld om te voorkomen dat opnames van cockpitgeluidsrecorders openbaar worden gemaakt in een situatie waarin een veiligheidsonderzoek is geopend (2). Met de invoering van veiligheidsbeheer wordt erkend dat cockpitgeluidsrecorders buiten het kader van een veiligheidsonderzoek kunnen worden gebruikt om de veiligheid in stand te houden of te verbeteren. Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (3) moet dan ook worden gewijzigd om de voorwaarden te versterken die tot doel hebben effectief te voorkomen dat opnames van cockpitgeluidsrecorders oneigenlijk worden gebruikt en openbaar worden gemaakt.

(3)

Om de algemene prestaties van vluchtrecorders te verbeteren en luchtvaartuigen en vluchtrecorders gemakkelijker te kunnen terugvinden na een ongeval boven water, heeft de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (de ICAO) diverse veiligheidsgerelateerde verbeteringen van de huidige eisen voorgesteld. Het betreft onder meer de stopzetting van verouderde opnametechnieken, bijvoorbeeld op magnetische band of magnetische draad, de uitbreiding van de minimumopnameduur van cockpitgeluidsrecorders, de uitbreiding van de zendtijd van de toestellen voor de plaatsbepaling van cockpitgeluidsrecorders onder water en het meenemen van een toestel voor plaatsbepaling onder water met een zeer lang detectiebereik voor vliegtuigen die lange vluchten boven water uitvoeren. Verordening (EU) nr. 965/2012 dient dan ook te worden gewijzigd om deze veiligheidsgerelateerde verbeteringen weer te geven.

(4)

Het is noodzakelijk rekening te houden met de verdwijning van vlucht MH370 op 8 maart 2014 en de aanbevelingen van de multidisciplinaire ICAO-vergadering inzake wereldwijde tracering van 12 en 13 mei 2014. De positie van een luchtvaartuig voor openbaar vervoer moet te allen tijde bekend zijn, zelfs op een afgelegen plaats, zodat de plaats van het luchtvaartuig gemakkelijker kan worden bepaald in geval van abnormaal gedrag, een noodgeval of een ongeval. Indien mogelijk moeten de middelen voor het traceren van het luchtvaartuig bestand zijn tegen verlies van de normale stroomvoorziening aan boord en mogen zij geen bedieningsinstrument bevatten waarmee ze tijdens de vlucht kunnen worden uitgeschakeld. Verordening (EU) nr. 965/2012 moet dan ook worden gewijzigd teneinde er aanvullende eisen in op te nemen met betrekking tot middelen voor de wereldwijde tracering van luchtvaartuigen, ook boven oceanen en afgelegen gebieden.

(5)

Wat betreft het vervoer van cockpitgeluidsrecorders met uitgebreide opnameduur voor grote vliegtuigen moet, overeenkomstig het voorstel van het Flight Recorder Panel (FLIRECP) van de ICAO, worden voorzien in de invoering van een cockpitgeluidsrecorder met een opnameduur van 25 uur aan boord van luchtvaartuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 27 000 kg die na 1 januari 2021 zijn vervaardigd.

(6)

Met de in deze verordening vervatte maatregelen wordt tegemoet gekomen aan 13 veiligheidsaanbevelingen van veiligheidsonderzoeksinstanties (4); het doel van deze maatregelen is de veiligheid te vergroten door ervoor te zorgen dat informatie gemakkelijker kan worden teruggevonden ten behoeve van Europese veiligheidsonderzoeken in de burgerluchtvaart, de prestaties en behandeling van vluchtrecorders te verbeteren en de plaatsbepaling van een luchtvaartuig na een ongeval boven water te verbeteren.

(7)

De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn gebaseerd op Advies nr. 01/2014 (5) dat het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (het EASA) heeft opgesteld overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder b), en artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I (definities), bijlage IV (Deel-CAT), bijlage VI (Deel-NCC) en bijlage VIII (Deel-SPO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 79 van 13.3.2008, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en tot intrekking van Richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).

(3)  Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).

(4)  De EASA-referenties van de 13 veiligheidsaanbevelingen: CAND-1999-002 (McDonnell Douglas MD11, HB-IWF, 2.9.1998); GREC-2006-045 (B737 van Helios, 5B-DBY, 14.8.2005); NORW-2006-013 (ATR42, OY-JRJ 31.1.2005); NETH-2011-015 (Boeing 737, PH-BDP, 10.2.2010); UNKG-2012-013 (Boeing 767, G OOBK, 3.10.2010); FRAN-2012-025 (Airbus 340, F-GLZU, 22.7.2011); FINL-2012-003 (Airbus A330, OH-LTO,11.12.2010); FRAN-2009-016, FRAN-2009-017, FRAN-2009-018, FRAN-2011-017 en FRAN-2011-018 (Airbus A330, F-GZCP, 1.6.2009); UNKG-2008-020 (ATR42, EI-SLD, 18.1.2007).

(5)  Advies 01/2014 van 5 mei 2014 van het EASA met betrekking tot gewijzigde voorschriften voor vluchtrecorders en toestellen voor plaatsbepaling onder water.


BIJLAGE

1.

De volgende punten worden ingevoegd bij bijlage I bij Verordening (EU) nr. 965/2012:

„8 bis.   „tracering van luchtvaartuigen”: een proces op de grond dat met gestandaardiseerde intervallen de vierdimensionale positie van een individueel luchtvaartuig tijdens de vlucht registreert en actualiseert.

8 ter.   „systeem voor de tracering van luchtvaartuigen”: een systeem dat berust op de tracering van luchtvaartuigen om abnormaal gedrag tijdens de vlucht vast te stellen en een waarschuwingssignaal te geven.”

2.

Bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in CAT.GEN.MPA.105, onder a), wordt punt 10) vervangen door:

„10)

zorgt ervoor dat:

i)

vluchtrecorders tijdens de vlucht niet buiten werking worden gesteld of worden uitgeschakeld;

ii)

in het geval van een ander voorval dan een ongeval of een ernstig incident dat moet worden gemeld overeenkomstig ORO.GEN.160, onder a), de opnames van vluchtrecorders niet met opzet worden gewist; en

iii)

in het geval van een ongeval of een ernstig incident, of wanneer de bewaring van opnames van vluchtrecorders wordt aangestuurd door de onderzoekende autoriteit:

A)

de opnames van vluchtrecorders niet met opzet worden gewist;

B)

de vluchtrecorders onmiddellijk na het voltooien van de vlucht worden gedeactiveerd; en

C)

voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de opnames van vluchtrecorders worden genomen vóór het verlaten van de cockpit.”;

b)

CAT.GEN.MPA.195 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de titel wordt vervangen door:

„CAT.GEN.MPA.195 Behandeling van opnames van vluchtrecorders: bewaring, overlegging, bescherming en gebruik”;

ii)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

Na een ongeval, een ernstig incident of een voorval dat door de onderzoeksinstantie is vastgesteld, bewaart de exploitant van een luchtvaartuig de oorspronkelijke opgenomen gegevens gedurende een periode van zestig dagen, tenzij de onderzoeksinstantie anders beslist.”.

iii)

punt f) wordt vervangen door:

„f)

Onverminderd het bepaalde in Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1);

1)

Behalve voor het garanderen van de goede werking van de cockpitgeluidsrecorders, worden de opnames van cockpitgeluidsrecorders niet openbaar gemaakt of gebruikt, tenzij:

i)

er een procedure bestaat voor de behandeling van opnames van cockpitgeluidsrecorders en de schriftelijke weergave daarvan;

ii)

alle betrokken bemanningsleden en leden van het onderhoudspersoneel vooraf toestemming hebben gegeven; en

iii)

zij alleen worden gebruikt voor de instandhouding of verbetering van de veiligheid.

1 bis)

Wanneer de opname van een cockpitgeluidsrecorder wordt geïnspecteerd om de goede werking van de cockpitgeluidsrecorder te garanderen, waarborgt de exploitant de privacy van de opnames van de cockpitgeluidsrecorder en worden de opnames niet openbaar gemaakt of gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van de goede werking van de cockpitgeluidsrecorder

2)

Opnames van de vluchtrecorder of de datalinkrecorder mogen uitsluitend worden gebruikt voor andere doeleinden dan voor het onderzoeken van meldingsplichtige ongevallen of incidenten als die opnames

i)

door de exploitant uitsluitend worden gebruikt voor luchtwaardigheids- of onderhoudsdoeleinden, of

ii)

niet-identificeerbaar zijn gemaakt, of

iii)

volgens specifieke beveiligingsprocedures worden overgedragen.

(1)  Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en tot intrekking van richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).”;"

c)

het volgende punt CAT.GEN.MPA.205 wordt ingevoegd:

„CAT.GEN.MPA.205 Systeem voor de tracering van luchtvaartuigen — Vliegtuigen

a)

Uiterlijk op 16 december 2018 zorgt de exploitant als onderdeel van het systeem voor de operationele controle over vluchten voor de vaststelling en het onderhoud van een systeem voor de tracering van luchtvaartuigen, dat betrekking heeft op de vluchten die onder b) vallen wanneer dat wordt uitgevoerd met volgende vliegtuigen:

1.

vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 27 000 kg en een maximale passagiersconfiguratie van meer dan 19 personen, waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven vóór 16 december 2018 en welke in staat zijn een positie ter aanvulling van de transponder van de secundaire surveillanceradar te verstrekken;

2.

alle vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 27 000 kg, met een maximale passagiersconfiguratie van meer dan 19 personen en waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 16 december 2018; en

3.

alle vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 45 500 kg, waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 16 december 2018.

b)

Vluchten worden door de exploitant getraceerd vanaf het opstijgen tot het landen, behalve wanneer de geplande route en de geplande omleidingen zich volledig in luchtruimblokken bevinden waar:

1.

er normaal gezien een ATS-surveillancedienst beschikbaar is, die ondersteund wordt door ATC-surveillancesystemen die het luchtvaartuig met passende en geregelde intervallen lokaliseren; en

2.

de exploitant de vereiste contactinformatie aan de bevoegde verleners van vluchtnavigatiediensten heeft meegedeeld.”;

d)

het volgende punt CAT.GEN.MPA.210 wordt toegevoegd:

„CAT GEN.MPA.210 Locatie van een luchtvaartuig in noord — Vliegtuigen

De volgende vliegtuigen worden uitgerust met een krachtige en automatische voorziening om, na een ongeval waarbij het vliegtuig ernstig is beschadigd, nauwkeurig te bepalen op welk punt de vlucht eindigt:

1.

alle vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 27 000 kg, met een maximale passagiersconfiguratie van meer dan 19 personen en waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 januari 2021; en

2.

alle vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 45 500 kg, waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 januari 2021.”

e)

In CAT.IDE.A.185 worden de punten b) tot en met h) vervangen door:

„b)

Tot en met 31 december 2018 dient de cockpitgeluidsrecorder in staat te zijn om de gegevens te bewaren die zijn opgenomen gedurende ten minste:

1.

de voorafgaande 2 uur, in het geval van de in punt a), onder 1), bedoelde vliegtuigen, wanneer het individuele bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven op of na 1 april 1998;

2.

de voorafgaande 30 minuten, in het geval van de in punt a), onder 1), bedoelde vliegtuigen, wanneer het individuele bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven vóór 1 april 1998; of

3.

de voorafgaande 30 minuten, in het geval van de in punt a), onder 2), bedoelde vliegtuigen.

c)

Uiterlijk op 1 januari 2019 dient de cockpitgeluidsrecorder in staat te zijn om de gegevens te bewaren die zijn opgenomen gedurende ten minste:

1.

de voorafgaande 25 uur, in het geval van vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 27 000 kg en waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 januari 2021; of

2.

de voorafgaande 2 uur in alle andere gevallen.

d)

Uiterlijk op 1 januari 2019 dient de cockpitgeluidsrecorder de gegevens op te nemen op andere dragers dan magneetbanden of magnetische draad.

e)

De cockpitgeluidsrecorder dient de volgende opnames te maken met een tijdsaanduiding:

1.

mondelinge communicatie die via radio vanuit de cockpit wordt verzonden of daar wordt ontvangen;

2.

de mondelinge communicatie tussen leden van de cockpitbemanning via de intercominstallatie en de omroepinstallatie, indien geïnstalleerd;

3.

de auditieve omgeving van de cockpit, met inbegrip van een ononderbroken opname van:

i)

voor vliegtuigen waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 april 1998, de geluidssignalen die worden ontvangen van elke in gebruik zijnde aan een galg of statief bevestigde of in een masker gemonteerde microfoon;

ii)

voor onder a), punt 2), bedoelde vliegtuigen en vliegtuigen waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven vóór 1 april 1998, de geluidssignalen die worden ontvangen van elke aan een galg of statief bevestigde of in een masker gemonteerde microfoon, voor zover mogelijk;

4)

de stem- of geluidssignalen ter identificatie van navigatie- of naderingshulpmiddelen die naar een koptelefoon of luidspreker worden doorgeleid.

f)

De cockpitgeluidsrecorder dient te beginnen met opnemen vóór het vliegtuig zich op eigen kracht voortbeweegt en door te gaan met opnemen tot de vlucht is beëindigd en het vliegtuig zich niet langer op eigen kracht kan voortbewegen. De cockpitgeluidsrecorder van vliegtuigen waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 april 1998 moet bovendien automatisch met opnemen beginnen vóór het vliegtuig zich op eigen kracht voortbeweegt en doorgaan met opnemen tot de vlucht is beëindigd en het vliegtuig zich niet langer op eigen kracht kan voortbewegen.

g)

Bovendien moet de cockpitgeluidsrecorder, naast het bepaalde onder f), en voor zover de stroomvoorziening dat toelaat, zo vroeg mogelijk beginnen met opnemen tijdens de cockpitcontroles vóór aanvang van de vlucht tot aan de cockpitcontroles onmiddellijk na het uitschakelen van de motor(en) aan het einde van de vlucht, in geval van:

1.

de in punt a), onder 1), bedoelde vliegtuigen waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 april 1998; of

2.

de in punt a), onder 2), bedoelde vliegtuigen.

h)

Indien de cockpitgeluidsrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 16 juni 2018 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de cockpitgeluidsrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”;

f)

in CAT.IDE.A.190 wordt punt e) vervangen door:

„e)

Als de vluchtgegevensrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 16 juni 2018 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de vluchtgegevensrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”;

g)

in CAT.IDE.A.195 wordt punt d) vervangen door:

„d)

Als de recorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 16 juni 2018 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de recorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”;

h)

CAT.IDE.A.280 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

luchtvaartuigen met een maximale passagiersconfiguratie van meer dan 19 personen worden minstens uitgerust met:

1.

twee plaatsaanduidende noodzenders (ELT), waarvan één automatische, of een ELT en een voorziening voor de lokalisatie van luchtvaartuigen dat voldoet aan de eisen van CAT.GEN.MPA.210, voor vliegtuigen waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven na 1 juli 2008, of

2.

één automatische ELT of twee ELT's van een willekeurig type of een voorziening voor de lokalisatie van luchtvaartuigen dat voldoet aan de eisen van CAT.GEN.MPA.210, voor vliegtuigen waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of vóór 1 juli 2008,”;

ii)

punt b) wordt vervangen door:

„b)

luchtvaartuigen met een maximale passagiersconfiguratie van 19 personen of minder worden minstens uitgerust met:

1.

één automatische ELT of één voorziening voor de lokalisatie van luchtvaartuigen dat voldoet aan de eisen van CAT.GEN.MPA.210, voor vliegtuigen waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven na 1 juli 2008; of

2.

één ELT van een willekeurig type of één voorziening voor de lokalisatie van luchtvaartuigen dat voldoet aan de eisen van CAT.GEN.MPA.210, voor vliegtuigen waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of vóόr 1 juli 2008.”;

i)

in CAT.IDE.A.285 wordt het volgende punt ingevoegd:

„f)

Uiterlijk op 1 januari 2019 moeten vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 27 000 kg en een maximale passagiersconfiguratie van meer dan 19 personen, alsmede alle vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 45 500 kg worden uitgerust met een stevig bevestigd toestel voor plaatsbepaling onder water dat werkt op een frequentie van 8,8 kHz ± 1 kHz, tenzij:

1.

met het vliegtuig vluchten worden uitgevoerd op routes waarop het zich op geen enkel moment op een afstand van meer dan 180 zeemijl uit de kust bevindt; of

2.

het vliegtuig is uitgerust met krachtige en automatische voorziening om, na een ongeval waarbij het vliegtuig ernstig is beschadigd, nauwkeurig te bepalen op welk punt de vlucht eindigt.”;

j)

in CAT.IDE.H.185 worden de punten c) tot en met f) vervangen door:

„c)

Uiterlijk op 1 januari 2019 dient de cockpitgeluidsrecorder de gegevens op te nemen op andere dragers dan magneetbanden of magnetische draad.

d)

De cockpitgeluidsrecorder dient de volgende opnames te maken met een tijdsaanduiding:

1.

de mondelinge communicatie die via radio vanuit de cockpit wordt verzonden of daar wordt ontvangen;

2.

de mondelinge communicatie tussen leden van de cockpitbemanning via de intercominstallatie en de omroepinstallatie, indien geïnstalleerd;

3.

de auditieve omgeving van de cockpit, met inbegrip van een ononderbroken opname van:

i)

de geluidssignalen die worden ontvangen van elke microfoon van een lid van de cockpitbemanning, voor helikopters waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 augustus 1999;

ii)

de geluidssignalen die worden ontvangen van elke microfoon van een lid van de cockpitbemanning, voor zover mogelijk, voor helikopters waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven vóór 1 augustus 1999;

4)

de stem- of geluidssignalen ter identificatie van navigatie- of naderingshulpmiddelen die naar een koptelefoon of luidspreker worden doorgeleid;

e)

de cockpitgeluidsrecorder dient automatisch met opnemen te beginnen voordat de helikopter zich op eigen kracht voortbeweegt en door te gaan met opnemen tot de vlucht is beëindigd en de helikopter zich niet langer op eigen kracht kan voortbewegen;

f)

in aanvulling op het bepaalde onder e), voor helikopters als bedoeld onder a), punt 2), waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 augustus 1999:

1.

dient de cockpitgeluidsrecorder automatisch met opnemen te beginnen voordat de helikopter zich op eigen kracht voortbeweegt en dient de apparatuur door te gaan met opnemen tot de vlucht is beëindigd en de helikopter zich niet langer op eigen kracht kan voortbewegen; en

2.

dient de cockpitgeluidsrecorder, voor zover de stroomvoorziening dat mogelijk maakt, zo vroeg mogelijk met opnemen te beginnen tijdens de cockpitcontroles vóór het starten van de motor bij het begin van de vlucht tot aan de cockpitcontroles onmiddellijk na het uitschakelen van de motor aan het einde van de vlucht;

g)

indien de cockpitgeluidsrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de cockpitgeluidsrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”;

k)

in CAT.IDE.H.190 wordt punt e) vervangen door:

„e)

Als de vluchtgegevensrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de vluchtgegevensrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”;

l)

in CAT.IDE.H.195 wordt punt d) vervangen door:

„d)

Als de recorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de recorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.

3.

Bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In NCC.GEN.106, onder a), wordt punt 9) vervangen door:

„9)

zorgt ervoor dat:

i)

vluchtrecorders tijdens de vlucht niet buiten werking worden gesteld of worden uitgeschakeld;

ii)

in het geval van een ander voorval dan een ongeval of een ernstig incident dat moet worden gemeld overeenkomstig ORO.GEN.160, onder a), de opnames van vluchtrecorders niet met opzet worden gewist; en

iii)

in het geval van een ongeval of een ernstig incident, of wanneer de bewaring van opnames van vluchtrecorders wordt aangestuurd door de onderzoekende autoriteit:

A)

de opnames van vluchtrecorders niet met opzet worden gewist;

B)

de vluchtrecorders onmiddellijk na het voltooien van de vlucht worden gedeactiveerd; en

C)

voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de opnames van vluchtrecorders worden genomen vóór het verlaten van de cockpit.”.

b)

NCC.GEN.145 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de titel wordt vervangen door:

„NCC.GEN.145 Behandeling van opnames van vluchtrecorders: bewaring, overlegging, bescherming en gebruik”.

ii)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

Na een ongeval, een ernstig incident of voorval dat door de onderzoeksinstantie is vastgesteld, bewaart de exploitant van een luchtvaartuig de oorspronkelijke opgenomen gegevens gedurende een periode van zestig dagen, tenzij de onderzoeksinstantie anders beslist.”.

iii)

Punt f) wordt vervangen door:

„f)

Onverminderd het bepaalde in Verordening (EU) nr. 996/2010:

1.

Behalve voor het garanderen van de goede werking van de cockpitgeluidsrecorders, worden de opnames van cockpitgeluidsrecorders niet openbaar gemaakt of gebruikt, tenzij:

i)

er een procedure bestaat voor de behandeling van opnames van cockpitgeluidsrecorders en de schriftelijke weergave daarvan;

ii)

alle betrokken bemanningsleden en leden van het onderhoudspersoneel vooraf toestemming hebben gegeven; en

iii)

zij alleen worden gebruikt voor de instandhouding of verbetering van de veiligheid.

1 bis)

Wanneer de opname van een cockpitgeluidsrecorder wordt geïnspecteerd om de goede werking van de cockpitgeluidsrecorder te garanderen, waarborgt de exploitant de privacy van de opnames van de cockpitgeluidsrecorder en worden de opnames niet openbaar gemaakt of gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van de goede werking van de cockpitgeluidsrecorder.

2.

Opnames van de vluchtgegevensrecorder of gegevensverbindingen mogen uitsluitend voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor het onderzoeken van meldingsplichtige ongevallen of incidenten, als dergelijke opnames:

i)

door de exploitant uitsluitend worden gebruikt voor luchtwaardigheids- of onderhoudsdoeleinden, of

ii)

niet-identificeerbaar zijn gemaakt, of

iii)

volgens specifieke beveiligingsprocedures worden overgedragen.”

c)

NCC.IDE.A.160 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt b) wordt vervangen door:

„b)

De cockpitgeluidsrecorder dient in staat te zijn om ten minste de gegevens te bewaren die zijn opgenomen gedurende:

1.

de voorafgaande 25 uur, in het geval van vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 27 000 kg en waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 januari 2021; of

2.

de voorafgaande 2 uur in alle andere gevallen.”

ii)

punt f) wordt vervangen door:

„f)

Indien de cockpitgeluidsrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de cockpitgeluidsrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.

d)

In NCC.IDE.A.165 wordt punt e) vervangen door:

„e)

Als de vluchtgegevensrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de vluchtgegevensrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.

e)

In NCC.EDE.A.215 wordt punt a) vervangen door:

„a)

Vliegtuigen worden uitgerust met:

1.

een ELT van een willekeurig type of een instrument voor de lokalisatie van luchtvaartuigen dat voldoet aan de eisen van bijlage IV (deel CAT), CAT.GEN.MPA.210 bij Verordening (EU) nr. 965/2012, waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of vóór 1 juli 2008;

2.

een automatische ELT of een de instrument voor de lokalisatie van luchtvaartuigen dat voldoet aan de eisen van bijlage IV (deel CAT), CAT.GEN.MPA.210 bij Verordening (EU) nr. 965/2012, waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op na 1 juli 2008.”

f)

In NCC.IDE.A.170 wordt punt d) vervangen door:

„d)

Als de recorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de recorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.

g)

In NCC.IDE.H.160 wordt punt f) vervangen door:

„f)

Indien de cockpitgeluidsrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de cockpitgeluidsrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.

h)

In NCC.IDE.H.165 wordt punt e) vervangen door:

„e)

Als de vluchtgegevensrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de vluchtgegevensrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.

i)

In NCC.IDE.H.170 wordt punt d) vervangen door:

„d)

Als de recorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de recorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.

4.

Bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In SPO.GEN.107, onder a), wordt punt 9 vervangen door:

„9)

zorgt ervoor dat:

i)

vluchtrecorders tijdens de vlucht niet buiten werking worden gesteld of worden uitgeschakeld;

ii)

in het geval van een ander voorval dan een ongeval of een ernstig incident dat moet worden gemeld overeenkomstig ORO.GEN.160, onder a), de opnames van vluchtrecorders niet met opzet worden gewist; en

iii)

in het geval van een ongeval of een ernstig incident, of wanneer de bewaring van opnames van vluchtrecorders wordt aangestuurd door de onderzoekende autoriteit:

A)

de opnames van vluchtrecorders niet met opzet worden gewist;

B)

de vluchtrecorders onmiddellijk na het voltooien van de vlucht worden gedeactiveerd; en

C)

voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de opnames van vluchtrecorders worden genomen vóór het verlaten van de cockpit.”.

b)

SPO.GEN.145 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de titel wordt vervangen door:

„SPO.GEN.145 Behandeling van opnames van vluchtrecorders: bewaring, overlegging, bescherming en gebruik — vluchtuitvoeringen met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen”

ii)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

Na een ongeval, een ernstig incident of voorval dat door de onderzoeksinstantie is vastgesteld, bewaart de exploitant van een luchtvaartuig de oorspronkelijke opgenomen gegevens gedurende een periode van zestig dagen, tenzij de onderzoeksinstantie anders beslist.”.

iii)

punt f) wordt vervangen door:

„f)

Onverminderd het bepaalde in Verordening (EU) nr. 996/2010 en behalve voor het garanderen van de goede werking van de cockpitgeluidsrecorders, worden de opnames van cockpitgeluidsrecorders niet openbaar gemaakt of gebruikt, tenzij:

i)

er een procedure bestaat voor de behandeling van opnames van cockpitgeluidsrecorders en de schriftelijke weergave daarvan;

ii)

alle betrokken bemanningsleden en leden van het onderhoudspersoneel vooraf toestemming hebben gegeven; en

iii)

zij alleen worden gebruikt voor de instandhouding of verbetering van de veiligheid.

Wanneer de opname van een cockpitgeluidsrecorder wordt geïnspecteerd om de goede werking van de cockpitgeluidsrecorder te garanderen, waarborgt de exploitant de privacy van de opnames van de cockpitgeluidsrecorder en worden de opnames niet openbaar gemaakt of gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van de goede werking van de cockpitgeluidsrecorder.”.

c)

SPO.IDE.A.140 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt b) wordt vervangen door:

„b)

De cockpitgeluidsrecorder dient in staat te zijn om ten minste de gegevens te bewaren die zijn opgenomen gedurende:

1.

de voorafgaande 25 uur, in het geval van vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 27 000 kg en waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 januari 2021; of

2.

de voorafgaande 2 uur in alle andere gevallen.”

ii)

punt f) wordt vervangen door:

„f)

Indien de cockpitgeluidsrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de cockpitgeluidsrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.

d)

In SPO.IDE.A.145 wordt punt e) vervangen door:

„e)

Als de vluchtgegevensrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de vluchtgegevensrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.

e)

In SPO.IDE.A.150 wordt punt d) vervangen door:

„d)

Als de recorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de recorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.

f)

In SPO.IDE.A.190 wordt punt a) vervangen door:

„a)

Vliegtuigen worden uitgerust met:

1.

een ELT van een willekeurig type of een voorziening voor de lokalisatie van luchtvaartuigen dat voldoet aan de eisen van bijlage IV (deel CAT), CAT.GEN.MPA.210 bij Verordening (EU) nr. 965/2012, waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of vóór 1 juli 2008;

2.

een automatische ELT of een voorziening voor de lokalisatie van luchtvaartuigen dat voldoet aan de eisen van bijlage IV (deel CAT), CAT.GEN.MPA.210 bij Verordening (EU) nr. 965/2012, waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven na 1 juli 2008;

3.

een plaatsaanduidende noodzender voor overlevenden (ELT(S)) of een persoonlijke noodbaken (PLB) die wordt meegenomen door een bemanningslid of een taakspecialist, in geval van vliegtuigen die gecertificeerd zijn voor een maximale zitplaatsconfiguratie van zes personen of minder.”

g)

In SPO.IDE.H.140 wordt punt f) vervangen door:

„f)

Indien de cockpitgeluidsrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de cockpitgeluidsrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.

h)

In SPO.IDE.H.145 wordt punt e) vervangen door:

„e)

Als de vluchtgegevensrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de vluchtgegevensrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.

i)

In SPO.IDE.H.150 wordt punt d) vervangen door:

„d)

Als de recorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een toestel dat het mogelijk maakt de plaats van de recorder onder water te bepalen. Uiterlijk op 1 januari 2020 moet dit toestel gedurende minstens 90 dagen kunnen uitzenden onder water. Indien de recorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender.”.



16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/12


VERORDENING (EU) 2015/2339 VAN DE COMMISSIE

van 11 december 2015

tot vaststelling van een verbod op de visserij op Groenlandse heilbot/zwarte heilbot in het gebied NAFO 3LMNO door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

67/TQ104

Lidstaat

Spanje

Bestand

GHL/N3LMNO

Soort

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

Gebied

NAFO 3LMNO

Datum van sluiting

3.12.2015


16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/14


VERORDENING (EU) 2015/2340 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2015

tot wijziging van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepassingsdrempels inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (1), en met name artikel 68,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 94/800/EG (2) heeft de Raad de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (hierna „de overeenkomst” genoemd) (3) gesloten. De overeenkomst moet gelden voor elke overheidsopdracht met een waarde die gelijk is aan of hoger dan de bedragen (hierna „drempels” genoemd) die in de overeenkomst zijn vastgesteld en in bijzondere trekkingsrechten zijn uitgedrukt.

(2)

Een van de doelstellingen van de Richtlijnen 2004/17/EG (4) en 2004/18/EG (5) van het Europees Parlement en de Raad is dat de aanbestedende diensten die deze richtlijnen toepassen, tevens aan de verplichtingen van de overeenkomst voldoen. Daarvoor is het nodig dat de drempels die in deze richtlijnen zijn vastgesteld voor overheidsopdrachten die ook onder de overeenkomst vallen, zodanig worden aangepast dat zij overeenkomen met de tegenwaarde in euro van de drempels die in de overeenkomst zijn vastgesteld, naar beneden afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro.

(3)

Omwille van de samenhang moeten de drempels die in Richtlijn 2009/81/EG zijn vastgesteld, worden aangepast aan de herziene drempels die in artikel 16 van Richtlijn 2004/17/EG zijn vastgesteld.

(4)

Richtlijn 2009/81/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 8 van Richtlijn 2009/81/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Onder a) wordt „414 000 EUR” vervangen door „418 000 EUR”.

2)

Onder b) wordt „5 186 000 EUR” vervangen door „5 225 000 EUR”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76.

(2)  Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1).

(3)  De overeenkomst is een multilaterale overeenkomst in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Het doel van de overeenkomst is om de markten voor overheidsopdrachten wederzijds voor alle partijen open te stellen.

(4)  Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114).


16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/16


VERORDENING (EU) 2015/2341 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2015

tot wijziging van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepassingsdrempels inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (1), en met name artikel 69,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 94/800/EG (2) heeft de Raad de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (hierna „de overeenkomst” genoemd) (3) gesloten. De overeenkomst moet gelden voor elke overheidsopdracht met een waarde die gelijk is aan of hoger dan de bedragen (hierna „drempels” genoemd) die in de overeenkomst zijn vastgesteld en in bijzondere trekkingsrechten zijn uitgedrukt.

(2)

Een van de doelstellingen van Richtlijn 2004/17/EG is dat de aanbestedende diensten die deze richtlijn toepassen, tevens aan de verplichtingen van de overeenkomst voldoen. Daarvoor is het nodig dat de drempels die in deze richtlijn zijn vastgesteld voor overheidsopdrachten die ook onder de overeenkomst vallen, zodanig worden aangepast dat zij overeenkomen met de tegenwaarde in euro van de drempels die in de overeenkomst zijn vastgesteld, naar beneden afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro.

(3)

Omwille van de samenhang is het raadzaam ook de niet onder de overeenkomst vallende drempels in Richtlijn 2004/17/EG aan te passen.

(4)

Richtlijn 2004/17/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2004/17/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a)

onder a) wordt „414 000 EUR” vervangen door „418 000 EUR”;

b)

onder b) wordt „5 186 000 EUR” vervangen door „5 225 000 EUR”.

2)

Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt „414 000 EUR” vervangen door „418 000 EUR”;

b)

in lid 2 wordt „414 000 EUR” vervangen door „418 000 EUR”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1).

(3)  De overeenkomst is een multilaterale overeenkomst in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Het doel van de overeenkomst is om de markten voor overheidsopdrachten wederzijds voor alle partijen open te stellen.


16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/18


VERORDENING (EU) 2015/2342 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2015

tot wijziging van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepassingsdrempels inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (1), en met name artikel 78,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 94/800/EG (2) heeft de Raad de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (hierna „de overeenkomst” genoemd) (3) gesloten. De overeenkomst moet gelden voor elke overheidsopdracht met een waarde die gelijk is aan of hoger dan de bedragen (hierna „drempels” genoemd) die in de overeenkomst zijn vastgesteld en in bijzondere trekkingsrechten zijn uitgedrukt.

(2)

Een van de doelstellingen van Richtlijn 2004/18/EG is dat de aanbestedende diensten die deze richtlijn toepassen, tevens aan de verplichtingen van de overeenkomst voldoen. Daarvoor is het nodig dat de drempels die in deze richtlijn zijn vastgesteld voor overheidsopdrachten die ook onder de overeenkomst vallen, zodanig worden aangepast dat zij overeenkomen met de tegenwaarde in euro van de drempels die in de overeenkomst zijn vastgesteld, naar beneden afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro.

(3)

Omwille van de samenhang is het raadzaam ook de niet onder de overeenkomst vallende drempels in Richtlijn 2004/18/EG aan te passen.

(4)

Richtlijn 2004/18/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2004/18/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

onder a) wordt „134 000 EUR” vervangen door „135 000 EUR”;

b)

onder b) wordt „207 000 EUR” vervangen door „209 000 EUR”;

c)

onder c) wordt „5 186 000 EUR” vervangen door „5 225 000 EUR”.

2)

Artikel 8, eerste alinea, wordt als volgt gewijzigd:

a)

onder a) wordt „5 186 000 EUR” vervangen door „5 225 000 EUR”;

b)

onder b) wordt „207 000 EUR” vervangen door „209 000 EUR”.

3)

In artikel 56 wordt „5 186 000 EUR” vervangen door „5 225 000 EUR”.

4)

In artikel 63, lid 1, eerste alinea, wordt „5 186 000 EUR” vervangen door „5 225 000 EUR”.

5)

Artikel 67, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

onder a) wordt „134 000 EUR” vervangen door „135 000 EUR”;

b)

onder b) wordt „207 000 EUR” vervangen door „209 000 EUR”;

c)

onder c) wordt „207 000 EUR” vervangen door „209 000 EUR”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.

(2)  Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1).

(3)  De overeenkomst is een multilaterale overeenkomst in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Het doel van de overeenkomst is om de markten voor overheidsopdrachten wederzijds voor alle partijen open te stellen.


16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/20


VERORDENING (EU) 2015/2343 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2015

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standards 5 en 7 en International Accounting Standards 19 en 34 betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) is een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

(2)

Op 25 september 2014 is de International Accounting Standards Board (IASB) in het kader van zijn periodieke verbeteringsproces dat erop gericht is de standaarden te stroomlijnen en te verduidelijken, overgegaan tot de publicatie van Jaarlijkse verbeteringen in International Financial Reporting Standards cyclus 2012-2014 („de jaarlijkse verbeteringen”). Doel van de jaarlijkse verbeteringen is niet-dringende, maar noodzakelijke kwesties te behandelen die door de IASB tijdens de projectcyclus zijn besproken op het gebied van inconsistenties in de International Financial Reporting Standards (IFRS) en International Accounting Standards (IAS) of onduidelijke formuleringen.

(3)

De wijzigingen in IFRS 7 brengen met zich mee dat IFRS 1 moet worden gewijzigd teneinde de samenhang tussen de internationale standaarden voor financiële verslaggeving te waarborgen.

(4)

Overleg met de European Financial Reporting Advisory Group heeft bevestigd dat de wijzigingen in IFRS 5 en 7 en in IAS 19 en 34 beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria.

(5)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd: de volgende International Financial Reporting Standards en International Accounting Standards worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening:

a)

IFRS 5 Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

b)

IFRS 7 Financiële instrumenten: informatieverschaffing wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

c)

IAS 19 Personeelsbeloningen wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

d)

IAS 34 Tussentijdse financiële verslaggeving wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

e)

IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards wordt gewijzigd in overeenstemming met de wijzigingen in IFRS 7 overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Elke onderneming past de in artikel 1 bedoelde wijzigingen toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat op of na 1 januari 2016 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1).


BIJLAGE

Jaarlijkse verbeteringen in IFRSs cyclus 2012-2014

Wijzigingen in

IFRS 5 Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten

De alinea's 26 tot en met 29 en het bijbehorende kopje worden gewijzigd en de alinea's 26A en 44L worden toegevoegd.

Wijzigingen in een plan tot verkoop of in een plan tot uitkering aan eigenaars

26.

Indien een entiteit een actief (of groep activa die wordt afgestoten) geclassificeerd heeft als aangehouden voor verkoop of als aangehouden voor uitkering aan eigenaars, maar niet langer aan de in de alinea's 7 tot en met 9 vermelde criteria (voor aangehouden voor verkoop) of aan de in alinea 12A vermelde criteria (voor aangehouden voor uitkering aan eigenaars) wordt voldaan, mag de entiteit het actief (of groep activa die wordt afgestoten) niet langer classificeren als (respectievelijk) aangehouden voor verkoop of aangehouden voor uitkering aan eigenaars. In dergelijke gevallen moet een entiteit bij de administratieve verwerking van deze wijziging de leidraden in de alinea's 27, 28 en 29 toepassen, behalve wanneer alinea 26A van toepassing is.

26A

Indien een entiteit een actief (of groep activa die wordt afgestoten) rechtstreeks herclassificeert van aangehouden voor verkoop naar aangehouden voor uitkering aan eigenaars, dan wel rechtstreeks herclassificeert van aangehouden voor uitkering aan eigenaars naar aangehouden voor verkoop, dan wordt de wijziging in de classificatie als een voortzetting van het oorspronkelijke plan tot afstoting aangemerkt. De entiteit:

a)

mag de leidraden in de alinea's 27, 28 en 29 niet toepassen bij de administratieve verwerking van deze wijziging. De entiteit moet de in deze IFRS vervatte vereisten inzake classificatie, presentatie en waardering toepassen welke op de nieuwe afstotingsmethode toepasselijk zijn;

b)

moet het vaste actief (of groep activa die wordt afgestoten) waarderen met inachtneming van de vereisten van alinea 15 (bij herclassificatie als aangehouden voor verkoop) of alinea 15A (bij herclassificatie als aangehouden voor uitkering aan eigenaars) en elke vermindering of vermeerdering van de reële waarde minus verkoopkosten/uitkeringskosten van het vaste actief (of groep activa die wordt afgestoten) opnemen met inachtneming van de vereisten van de alinea's 20 tot en met 25;

c)

mag de datum van classificatie niet wijzigen in overeenstemming met de alinea's 8 en 12A. Dit sluit echter niet uit dat de periode wordt verlengd die nodig is om een verkoop of een uitkering aan eigenaars te voltooien, mits aan de voorwaarden van alinea 9 is voldaan.

27.

De entiteit moet een vast actief (of groep activa die wordt afgestoten) dat (die) niet langer wordt geclassificeerd als aangehouden voor verkoop of als aangehouden voor uitkering aan eigenaars (of niet langer wordt opgenomen in een groep activa die wordt afgestoten en die is geclassificeerd als aangehouden voor verkoop of als aangehouden voor uitkering aan eigenaars) waarderen tegen de laagste waarde van:

a)

zijn boekwaarde voordat het actief (of groep activa die wordt afgestoten) werd geclassificeerd als aangehouden voor verkoop of als aangehouden voor uitkering aan eigenaars, aangepast voor eventuele afschrijvingen of herwaarderingen die zouden zijn opgenomen indien het actief (of de groep activa die wordt afgestoten) niet geclassificeerd was als aangehouden voor verkoop of als aangehouden voor uitkering aan eigenaars;

b)

zijn realiseerbare waarde op de datum waarop later wordt beslist niet tot verkoop of uitkering over te gaan. [voetnoot weggelaten]

28.

De entiteit moet een vereiste aanpassing aan de boekwaarde van een vast actief dat niet langer wordt geclassificeerd als aangehouden voor verkoop of als aangehouden voor uitkering aan eigenaars opnemen in de winst of het verlies [voetnoot weggelaten] uit voortgezette bedrijfsactiviteiten in de periode waarin niet langer aan respectievelijk de in alinea's 7 tot en met 9 vermelde criteria of aan de in alinea 12A vermelde criteria is voldaan. Jaarrekeningen voor de perioden sinds de classificatie als aangehouden voor verkoop of als aangehouden voor uitkering aan eigenaars moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd als de groep activa die wordt afgestoten of het vaste actief dat niet langer als aangehouden voor verkoop of als aangehouden voor uitkering aan eigenaars wordt geclassificeerd, een dochteronderneming, gezamenlijke bedrijfsactiviteit, joint venture, geassocieerde deelneming, of een deel van een belang in een joint venture of een geassocieerde deelneming is. De entiteit moet die aanpassing presenteren onder dezelfde rubriek in het overzicht van het totaalresultaat die wordt gebruikt voor de presentatie van een eventuele winst die, of een eventueel verlies dat, werd opgenomen in overeenstemming met alinea 37.

29.

Wanneer een entiteit een individueel actief of een individuele verplichting verwijdert uit een groep activa die wordt afgestoten en die is geclassificeerd als aangehouden voor verkoop, mogen de resterende activa en verplichtingen van de groep activa die wordt afgestoten alleen als groep gewaardeerd blijven indien de groep voldoet aan de criteria van de alinea's 7 tot en met 9. Wanneer een entiteit een individueel actief of een individuele verplichting verwijdert uit een groep activa die wordt afgestoten en die is geclassificeerd als aangehouden voor uitkering aan eigenaars, mogen de resterende activa en verplichtingen van de uit te keren groep activa die wordt afgestoten alleen als groep gewaardeerd blijven indien de groep voldoet aan de criteria van alinea 12. Zo niet dan moeten de resterende vaste activa van de groep die individueel voldoen aan de criteria om geclassificeerd te worden als aangehouden voor verkoop (of als aangehouden voor uitkering aan eigenaars) individueel worden gewaardeerd tegen de laagste waarde van hun boekwaarde en hun reële waarde minus verkoopkosten (of uitkeringskosten) op die datum. Alle vaste activa die niet voldoen aan de criteria om als aangehouden voor verkoop te worden geclassificeerd, mogen niet langer geclassificeerd worden als aangehouden voor verkoop overeenkomstig alinea 26. Alle vaste activa die niet voldoen aan de criteria om als aangehouden voor uitkering aan eigenaars te worden geclassificeerd, mogen niet langer geclassificeerd worden als aangehouden voor uitkering aan eigenaars overeenkomstig alinea 26.

INGANGSDATUM

44L

De alinea's 26 tot en met 29 zijn gewijzigd en alinea 26A is toegevoegd door de in september 2014 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen in IFRSs cyclus 2012-2014. Entiteiten moeten deze wijzigingen prospectief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten op wijzigingen in een afstotingsmethode welke plaatsvinden in jaarperioden die op of na 1 januari 2016 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

Wijzigingen in

IFRS 7 Financiële instrumenten: informatieverschaffing

Alinea 44R wordt gewijzigd en alinea 44AA wordt toegevoegd.

INGANGSDATUM EN OVERGANG

44R

De alinea's 13A tot en met 13F en B40 tot en met B53 zijn toegevoegd door Informatieverschaffingsaldering van financiële activa en financiële verplichtingen (wijzigingen in IFRS 7), uitgegeven in december 2011. Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Een entiteit moet de op grond van deze wijzigingen te verschaffen informatie retroactief verstrekken.

44AA

De alinea's 44R en B30 zijn gewijzigd en alinea B30A is toegevoegd door de in september 2014 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen in IFRSs cyclus 2012-2014. Entiteiten moeten deze wijzigingen retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten op jaarperioden die op of na 1 januari 2016 aanvangen, met dien verstande dat een entiteit de wijzigingen in de alinea's B30 en B30A niet hoeft toe te passen op een gepresenteerde periode die aanvangt vóór de jaarperiode waarop de entiteit deze wijzigingen voor het eerst toepast. Eerdere toepassing van de wijzigingen in de alinea's 44R, B30 en B30A is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

In bijlage B wordt alinea B30 gewijzigd en alinea B30A toegevoegd.

Aanhoudende betrokkenheid (alinea 42C)

B30

Een entiteit heeft geen aanhoudende betrokkenheid bij een overgedragen financieel actief als de entiteit, als onderdeel van de overdracht, geen van de contractuele rechten of verplichtingen behoudt die inherent zijn aan het overgedragen financiële actief, en evenmin enigerlei nieuwe contractuele rechten of verplichtingen verkrijgt die met het overgedragen financiële actief verband houden. Een entiteit heeft geen aanhoudende betrokkenheid bij een overgedragen financieel actief als zij geen belang heeft bij de toekomstige prestatie van het overgedragen financiële actief en onder geen enkele omstandigheid verantwoordelijk is om in de toekomst betalingen met betrekking tot het overgedragen financiële actief te verrichten. In deze context omvat het begrip „betaling” geen kasstromen van het overgedragen financiële actief die een entiteit ontvangt en verplicht is aan de verkrijger over te maken.

B30A

Wanneer een entiteit een financieel actief overdraagt, kan zij het recht behouden om beheersdiensten met betrekking tot dat financiële actief te verlenen tegen een vergoeding die bijvoorbeeld in een servicingcontract is vastgelegd. De entiteit beoordeelt het servicingcontract overeenkomstig de leidraden in de alinea's 42C en B30 om uit te maken of zij als gevolg van het servicingcontract een aanhoudende betrokkenheid heeft voor de toepassing van de vereisten voor informatieverschaffing. Een servicer heeft bijvoorbeeld een aanhoudende betrokkenheid bij het overgedragen financiële actief voor de toepassing van de vereisten voor informatieverschaffing indien de vergoeding voor beheersdiensten afhankelijk is van het bedrag of het tijdstip van de kasstromen die van het overgedragen financiële actief worden ontvangen. Evenzo heeft een servicer een aanhoudende betrokkenheid bij het overgedragen financiële actief voor de toepassing van de vereisten voor informatieverschaffing indien een vaste vergoeding niet volledig wordt betaald wegens wanprestatie van het overgedragen financiële actief. In deze voorbeelden heeft de servicer een belang bij de toekomstige prestatie van het overgedragen financiële actief. Deze beoordeling staat los van het feit of de te ontvangen vergoeding naar verwachting toereikend is om de entiteit te compenseren voor het verlenen van de beheersdiensten.

Dienovereenkomstige wijziging in

IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards

Alinea 39AA wordt toegevoegd.

INGANGSDATUM

39AA

Alinea E4A is toegevoegd door de in september 2012 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen in IFRSs cyclus 2012-2014. Een entiteit moet deze wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2016 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

In bijlage E wordt alinea E4A toegevoegd.

Informatieverschaffing over financiële instrumenten

E4A

Eerste toepassers mogen de overgangsbepalingen in alinea 44AA van IFRS 7 toepassen.

Wijziging in

IAS 19 Personeelsbeloningen

Alinea 83 wordt gewijzigd en de alinea's 176 en 177 worden toegevoegd.

Actuariële veronderstellingen: disconteringsvoet

83.

De disconteringsvoet die wordt gebruikt voor de discontering van verplichtingen uit hoofde van vergoedingen na uitdiensttreding (zowel gefinancierd als niet-gefinancierd) moet worden gebaseerd op het marktrendement van hoogwaardige ondernemingsobligaties aan het einde van de verslagperiode. Voor valuta's waarvoor er geen diepe markt voor dergelijke hoogwaardige ondernemingsobligaties bestaat, moet het marktrendement (aan het einde van de verslagperiode) van in die valuta luidende overheidsobligaties als basis worden gebruikt. De valuta en de looptijd van de ondernemingsobligaties of overheidsobligaties moeten consistent zijn met de valuta en de geschatte looptijd van de verplichtingen uit hoofde van vergoedingen na uitdiensttreding.

OVERGANG EN INGANGSDATUM

176.

Alinea 83 is gewijzigd en alinea 177 is toegevoegd door de in september 2014 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen in IFRSs cyclus 2012-2014. Een entiteit moet deze wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2016 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

177.

Een entiteit moet de wijziging in alinea 176 toepassen vanaf het begin van de vroegste vergelijkende periode die wordt gepresenteerd in de eerste jaarrekening waarin de entiteit deze wijziging toepast. Elke eventuele initiële aanpassing die uit de toepassing van deze wijziging voortvloeit, moet aan het begin van die periode in ingehouden winsten worden opgenomen.

Wijziging in

IAS 34 Tussentijdse financiële verslaggeving

Alinea 16A wordt gewijzigd en alinea 56 wordt toegevoegd.

Overige informatieverschaffing

16A

Naast het vermelden van wezenlijke gebeurtenissen en transacties in overeenstemming met de alinea's 15 tot en met 15C moet een entiteit de onderstaande informatie in de toelichtingen bij haar tussentijdse financiële overzichten of elders in het tussentijds financieel verslag vermelden. De volgende informatie moet ofwel in de tussentijdse financiële overzichten worden verschaft, ofwel worden vermeld via verwijzingen vanuit de tussentijdse financiële overzichten naar een ander verslag (zoals een managementcommentaar of een risicoverslag) dat onder dezelfde voorwaarden en op hetzelfde tijdstip als de tussentijdse financiële overzichten voor de gebruikers van de jaarrekening beschikbaar is. Indien gebruikers van de jaarrekening niet onder dezelfde voorwaarden en op hetzelfde tijdstip toegang hebben tot de informatie die via verwijzingen is vermeld, is het tussentijds financieel verslag onvolledig. De informatie moet normaliter cumulatief voor het lopende boekjaar worden gerapporteerd.

a)

INGANGSDATUM

56.

Alinea 16A is gewijzigd door de in september 2014 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen in IFRSs cyclus 2012-2014. Entiteiten moeten deze wijziging retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten op jaarperioden die op of na 1 januari 2016 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.


16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/26


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2344 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2015

tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot valuta met beperkingen ten aanzien van de beschikbaarheid van liquide activa in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 419, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 412, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 beschrijft een liquiditeitsdekkingsvereiste en bepaalt dat instellingen liquide activa moeten aanhouden om te waarborgen dat zij liquiditeitsbuffers aanhouden die voldoende groot zijn om een eventueel onevenwicht tussen de liquiditeitsinstromen en -uitstromen het hoofd te kunnen bieden.

(2)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 (2), vastgesteld ingevolge artikel 460 van Verordening (EU) nr. 575/2013, specificeert in detail de liquiditeitsdekkingsvereiste.

(3)

Indien de gerechtvaardigde behoeften aan liquide activa in het licht van het liquiditeitsdekkingsvereiste groter zijn dan de beschikbaarheid van die liquide activa in een valuta, gelden een of meer afwijkingen, zoals beschreven in artikel 419, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(4)

Derhalve is het noodzakelijk vast te stellen welke valuta's in aanmerking moeten komen voor een afwijking en de mate waarin een dergelijke afwijking beschikbaar moet zijn.

(5)

De beoordeling door de Europese Bankautoriteit (EBA) van gerechtvaardigde behoeften was gebaseerd op de beste beschikbare gegevens die door de bevoegde autoriteiten konden worden verstrekt met betrekking tot de liquide activa in een valuta en het bedrag aan liquide activa die door andere beleggers werden vereist en derhalve niet beschikbaar waren om te voldoen aan de behoeften van de instellingen aan liquide activa.

(6)

De EBA heeft vastgesteld dat de Noorse kroon (NOK) een valuta is met beperkingen ten aanzien van de beschikbaarheid van liquide activa. Die vaststelling is gedaan vóór de inwerkingtreding van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61, waarbij de EBA de beschikbaarheid van liquide activa beoordeelde in overeenstemming met de door het Bazels Comité voor bankentoezicht vastgestelde internationale normen. Bij de beoordeling werd onderzocht welke bedragen aan liquide activa niet vereist werden door entiteiten die niet onder Verordening (EU) nr. 575/2013 vallen en werden deze vergeleken met de behoeften van instellingen, op basis van hun geschatte gewogen netto kasuitstromen over de volgende 30 dagen, rekening houdend met het plafond voor instromen, factoren die van invloed kunnen zijn op het tekort aan liquide activa over een periode van drie tot vijf jaar en een streefcijfer van 110 % voor het liquiditeitsdekkingsvereiste.

(7)

De conclusie van de beoordeling door de EBA was dat de gerechtvaardigde behoeften aan liquide activa de beschikbaarheid van liquide activa overschreden in NOK. Overheidspapier is een van de meest liquide activa, maar ingeval van Noorwegen is het aanbod van Noors overheidspapier relatief beperkt vanwege de gunstige begrotingspositie. Hoewel internationale instellingen en multinationale ontwikkelingsbanken eveneens grote bedragen aan obligaties in NOK hebben uitgegeven, zijn deze emissies overwegend onderhandse plaatsingen die door buitenlandse beleggers worden gehouden en derhalve door de EBA niet als liquide en beschikbaar werden beschouwd voor instellingen binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 575/2013. Ten slotte was de EBA-beoordeling gebaseerd op de door het Bazels Comité voor bankentoezicht vastgestelde internationale liquiditeitsnormen, terwijl de beoordeling of de gerechtvaardigde behoeften aan liquide activa significant hoger zijn dan de beschikbaarheid van liquide activa in een valuta gebaseerd moet zijn op de definitieve lijst van liquide activa vastgesteld bij gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61. Deze laatste omvat een bredere reeks liquide activa, in het bijzonder met betrekking tot gedekte obligaties. Dit verschil volstaat echter niet om de conclusie van de EBA te wijzigen dat de gerechtvaardigde behoeften aan liquide activa de beschikbaarheid van liquide activa in NOK overschreden.

(8)

De EBA heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over het ontwerp van technische uitvoeringsnorm waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke desbetreffende kosten en baten geanalyseerd en het advies van de in overeenstemming met artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep Bankwezen ingewonnen. In overeenstemming met de procedure beschreven in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) heeft de Commissie met wijzigingen het door de EBA ingediende ontwerp van technische uitvoeringsnorm bevestigd na het ontwerp van technische uitvoeringsnorm aan de EBA te hebben teruggezonden onder uitlegging van de redenen voor de wijzigingen. De EBA heeft een formeel advies verstrekt ter ondersteuning van die wijzigingen en bevestigd dat het bedrag waarmee de gerechtvaardigde behoeften aan liquide activa de beschikbaarheid van liquide activa in NOK overschrijden zoals voorgesteld in haar oorspronkelijk ontwerp van technische uitvoeringsnorm niet diende te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De gerechtvaardigde behoeften aan liquide activa in het licht van het vereiste in artikel 412 van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden geacht de beschikbaarheid van die liquide activa in de in de bijlage bij deze verordening gespecificeerd valuta's met het in die bijlage gespecificeerde percentage te overschrijden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12)


BIJLAGE

Lijst van valuta's met beperkingen ten aanzien van de beschikbaarheid van liquide activa

Nr.

Valuta

Bedrag waarmee de gerechtvaardigde behoeften aan liquide activa de beschikbaarheid overschrijden

1.

Noorse kroon (NOK)

63 %


16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2345 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 33, leden 2 en 3, en artikel 38, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie (2) bevat een lijst van derde landen waarvan de productiesystemen en de controlemaatregelen voor de biologische productie van landbouwproducten als gelijkwaardig met die van Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn erkend.

(2)

Volgens de informatie die Costa Rica, Tunesië, de Verenigde Staten en de Republiek Korea hebben verstrekt, is de naam van het controleorgaan „BCS Öko-Garantie GmbH” gewijzigd in „Kiwa BCS Öko-Garantie GmbH”.

(3)

Volgens door Argentinië verstrekte informatie is het internetadres van het controleorgaan „Letis SA” gewijzigd.

(4)

Volgens door Australië verstrekte informatie is het internetadres van de bevoegde autoriteit gewijzigd. Voorts heeft de controlerende autoriteit „AQIS” haar activiteiten stopgezet en mag zij niet langer op de lijst van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 staan.

(5)

Volgens door Canada verstrekte informatie heeft het controleorgaan „SAI Global Certification Services Limited” zijn activiteiten stopgezet; het mag dan ook niet langer op de lijst van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 staan. Voorts moet in de lijst van die bijlage een nieuw controleorgaan „TransCanada Organic Certification Services (TCO Cert)” worden opgenomen.

(6)

Volgens door Costa Rica verstrekte informatie is het internetadres van de controlerende autoriteit „Servicio Fitosanitario del Estado” gewijzigd.

(7)

Volgens door India verstrekte informatie heeft de bevoegde Indiaanse autoriteit de door haar verleende erkenning van „Biocert India Pvt. Ltd, Indore” en „TUV India Pvt. Ltd” ingetrokken; deze controleorganen mogen dan ook niet langer op de lijst van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 staan. Voorts heeft de bevoegde Indiaanse autoriteit drie controleorganen erkend, die aan de lijst van die bijlage moeten worden toegevoegd: „Odisha State Organic Certification Agency”, „Gujarat Organic Products Certification Agency” en „Uttar Pradesh State Organic Certification Agency”.

(8)

Volgens door Japan verstrekte informatie is de naam van een bevoegde autoriteit gewijzigd.

(9)

Volgens door Tunesië verstrekte informatie is het internetadres van de bevoegde autoriteit gewijzigd.

(10)

Volgens door de Verenigde Staten verstrekte informatie is de naam van het controleorgaan „Department of Plant industry” gewijzigd in „Clemson University”, is de naam van het controleorgaan „Indiana Certified Organic LLC” gewijzigd in „Ecocert ICO, LLC”, is de naam van het controleorgaan „Marin County” gewijzigd in „Marin Organic Certified Agriculture” en is de naam van het controleorgaan „OIA North America, LLC” gewijzigd in „Americert International (AI)”. Voorts heeft het controleorgaan „Organic National & International Certifiers (ON&IC)” zijn activiteiten stopgezet en mag het niet langer op de lijst van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 staan.

(11)

Volgens door de Republiek Korea verstrekte informatie heeft de Koreaanse bevoegde autoriteit nog twee controleorganen erkend, die moeten worden toegevoegd aan de lijst van bijlage III bij Verordening (EG) nr 1235/2008: „Neo environmentally-friendly” en „Green Environmentally-Friendly certification center”.

(12)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 bevat de lijst van de controleorganen en controlerende autoriteiten die bevoegd zijn om in derde landen voor gelijkwaardigheidsdoeleinden controles uit te voeren en certificaten af te geven.

(13)

In artikel 33, lid 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007 is bepaald dat de Commissie voor producten die niet worden ingevoerd krachtens artikel 32 van die verordening noch uit een op grond van artikel 33, lid 2, van die verordening erkend derde land, controleorganen kan erkennen die bevoegd zijn om de taken uit te voeren die nodig zijn voor de invoer van producten van gegarandeerde gelijkwaardigheid. In artikel 10, lid 2, onder b), en lid 3, van Verordening (EG) nr. 1235/2008 is dan ook bepaald dat een controlerende autoriteit of een controleorgaan niet kan worden erkend voor een product dat van oorsprong is uit een derde land dat is opgenomen in de lijst van erkende derde landen van bijlage III bij die verordening, en dat behoort tot een productcategorie waarvoor dat derde land is erkend.

(14)

Aangezien Canada en Japan allebei erkende derde landen zijn in de zin van artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007 en zijn opgenomen in de lijst voor productcategorie A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008, blijkt dat deze bepalingen in het verleden onvoldoende in acht zijn genomen wat betreft de erkenning van de volgende controleorganen die zijn opgenomen in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 voor producten van oorsprong uit Canada en Japan die tot productcategorie A behoren: „CCOF Certification Services”, „IMOswiss AG”, „International Certification Services, Inc.”, „Istituto Certificazione Etica e Ambientale”, „Japan Organic and Natural Foods Association”, „Kiwa BCS Öko-Garantie GmbH”, „Organic crop improvement association” en „Quality Assurance International”.

(15)

De Commissie heeft contact met de betrokken controleorganen opgenomen om ze op de hoogte te brengen van haar voornemen om de erkenning voor productcategorie A voor Canada en Japan in te trekken. Zij heeft de ontvangen opmerkingen zorgvuldig onderzocht.

(16)

„Afrisco Certified Organic, CC” heeft de Commissie meegedeeld dat het zijn certificeringsactiviteiten in alle derde landen waarvoor het is erkend, heeft stopgezet; het mag dan ook niet langer op de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 staan.

(17)

De Commissie heeft een verzoek van „Agreco R.F. Göderz GmbH” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Rusland en voor productcategorie D met Bolivia, Bosnië en Herzegovina, de Dominicaanse Republiek, Ecuador, Egypte, Georgië, Indonesië, Kazachstan, Kirgizië, Madagaskar, Montenegro, Peru, Servië, Tanzania, Thailand, Togo, Turkmenistan, Oezbekistan en Venezuela.

(18)

De Commissie heeft een verzoek van „Australia Certified Organic” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorie B uit te breiden met China en Vanuatu en voor productcategorie D met de Cookeilanden.

(19)

De Commissie heeft een verzoek van „Bio.inspecta AG” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van die informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Bosnië en Herzegovina, Marokko en de Verenigde Arabische Emiraten.

(20)

De Commissie heeft een verzoek van „Bureau Veritas Certification France SAS” tot opname in de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie kan worden geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is „Bureau Veritas Certification France SAS” te erkennen voor de productcategorieën A en D in Madagaskar, Mauritius, Monaco, Marokko en Nicaragua, voor productcategorie C in Madagaskar en Nicaragua en voor productcategorie E in Mauritius.

(21)

De Commissie heeft een verzoek van „CERES Certification of Environmental Standards GmbH” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met de Democratische Republiek Congo, Montenegro, Nepal, de bezette Palestijnse gebieden en Pakistan, voor de productcategorieën A, B en D met Kameroen en Nigeria en voor productcategorie C met China en Taiwan.

(22)

De Commissie heeft een verzoek van „Certificadora Mexicana de productos y procesos ecológicos S.C.” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorie D uit te breiden met Colombia.

(23)

De Commissie heeft een verzoek van „Control Union Certifications” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A, D en F uit te breiden met Benin, Botswana, Kameroen, Cuba, Curaçao, Haïti, Kenia, Lesotho, Malawi, Mongolië, Marokko, Namibië, Senegal, Suriname, Swaziland, Taiwan, Togo en Zimbabwe, voor de productcategorieën A, B, C, D, E en F met Armenië en Kazachstan en voor de productcategorieën A, B, C, D en F met Irak.

(24)

„Doalnara Certified Organic Korea, LLC” heeft de Commissie meegedeeld dat het zijn certificeringsactiviteiten in de Republiek Korea, het enige derde land waarvoor het is erkend, heeft stopgezet; het mag dan ook niet langer op de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 staan.

(25)

De Commissie heeft een verzoek van „Ecocert SA” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorie A uit te breiden met Botswana, voor de productcategorieën A en D met Armenië, Belize, Kaapverdië, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Congo (Brazzaville), de Democratische Republiek Congo, El Salvador, Equatoriaal-Guinea, Georgië, Guinee-Bissau, Honduras, Hongkong, Liberia, Mauritanië, Myanmar/Birma, Nicaragua, Panama, Samoa, de Seychellen, Singapore, Sri Lanka, Suriname, Tadzjikistan, Oost-Timor en Venezuela, voor de productcategorieën A, B en D met Afghanistan en Sierra Leone, voor de productcategorieën A, D en E met Turkmenistan, voor productcategorie B met Benin, Kameroen, Colombia, Ivoorkust, Ecuador, Indonesië, Monaco, de Filipijnen, Servië, Tunesië, Vietnam en Zambia, voor productcategorie C met de Republiek Korea, voor productcategorie D met Tsjaad, Ethiopië, Mongolië, Namibië, Niger, Nigeria, Pakistan en Vanuatu, voor productcategorie E met India, Kirgizië, Marokko, Syrië, Thailand en Uruguay, voor de productcategorieën B en E met Kenia, Paraguay en Oeganda, voor de productcategorieën B, D en E met Oekraïne, voor de productcategorieën B, E en F met Burkina Faso, Mexico en Peru, voor de productcategorieën D en E met Kazachstan, Rusland en Oezbekistan en voor de productcategorieën E en F met Madagaskar.

(26)

De Commissie heeft een verzoek van „IMO Control Latinoamérica Ltda.” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Belize. Voorts heeft „IMO Control Latinoamérica Ltda.” de Commissie laten weten dat het zijn internetadres heeft gewijzigd.

(27)

De Commissie heeft een verzoek van „Kiwa BCS Öko-Garantie GmbH” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Gambia, Liberia, Pakistan, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan, voor de productcategorieën A, D en E met Kazachstan, voor productcategorie B met Guatemala, Kirgizië, Peru en Rusland en voor productcategorie E met de Verenigde Arabische Emiraten.

(28)

De Commissie heeft een verzoek van „Mayacert” tot opname in de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie kan worden geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is „Mayacert” te erkennen voor de productcategorieën A, B en D in Mexico, voor de productcategorieën A en D in Guatemala, Honduras en Nicaragua en voor productcategorie D in Colombia, de Dominicaanse Republiek en El Salvador.

(29)

„Onecert, Inc.” heeft de Commissie laten weten dat zijn naam gewijzigd is in „OneCert International PVT Ltd”. Het heeft ook laten weten dat zijn adres gewijzigd is.

(30)

De Commissie heeft een verzoek van „Organic Standard” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Tadzjikistan en voor productcategorie E met Kazachstan en Rusland.

(31)

De Commissie heeft een verzoek van „Organización Internacional Agropecuaria” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Chili, Ecuador en Peru.

(32)

De Commissie heeft een verzoek van „ORSER” tot opname in de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie kan worden geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is „ORSER” te erkennen voor de productcategorieën A en D in Turkije.

(33)

De Commissie heeft een verzoek van „Overseas Merchandising Inspection Co. Ltd” tot opname in de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 voor productcategorie D in Japan ontvangen en onderzocht. Zoals reeds aangegeven in overweging 13, is in artikel 10, lid 2, onder b), en lid 3, van Verordening (EG) nr. 1235/2008 bepaald dat een controlerende autoriteit of een controleorgaan niet kan worden erkend voor een product dat van oorsprong is uit een derde land dat is opgenomen in de lijst van erkende derde landen van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008, en dat behoort tot een productcategorie waarvoor dat derde land is erkend. Japan is erkend als derde land overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007 en in die bijlage opgenomen voor productcategorie D. Aangezien de erkenning evenwel geen betrekking heeft op alle ingrediënten die legaal in Japan kunnen worden ingevoerd en daar legaal kunnen worden verwerkt, is het dienstig de controleorganen voor verwerkte producten die niet vallen onder de in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 vastgestelde erkenning van Japan voor productcategorie D, te erkennen om te voorkomen dat producten van oorsprong uit Japan waarin ingrediënten zijn verwerkt die legaal in Japan kunnen worden ingevoerd, maar niet onder de in die bijlage vastgestelde erkenning vallen, niet in de Unie kunnen worden ingevoerd. Op basis van de ontvangen informatie kan worden geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is „Overseas Merchandising Inspection Co., Ltd” voor productcategorie D, met uitzondering van wijn, in Japan te erkennen voor producten die niet onder de erkenning op grond van artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007 vallen, als opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008.

(34)

De Commissie heeft een verzoek van „QC&I” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorie D uit te breiden met wijn.

(35)

De Commissie heeft een verzoek van „Quality Partner” tot opname in de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie kan worden geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is „Quality Partner” te erkennen voor de productcategorieën C en D in Indonesië.

(36)

De bijlagen III en IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 moeten bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(37)

Om de controleorganen die door de intrekking van de erkenning voor productcategorie A voor Canada en Japan worden getroffen, de mogelijkheid te geven de nodige maatregelen te nemen om hun zakelijke betrekkingen aan de nieuwe situatie aan te passen, mogen de desbetreffende wijzigingen van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 pas zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening van toepassing worden.

(38)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor biologische productie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

2)

bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De punten 6, 13, 14, 15 en 16, punt 17, onder d), en de punten 20 en 25 van bijlage II zijn van toepassing zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PB L 334 van 12.12.2008, blz. 25).


BIJLAGE I

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de tekst met betrekking tot Argentinië wordt in punt 5 het internetadres van het controleorgaan „Letis SA” vervangen door „www.letis.org”.

2)

De tekst met betrekking tot Australië wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 4 wordt het internetadres van de bevoegde autoriteit vervangen door:

„www.agriculture.gov.au/export/food/organic-bio-dynamic”;

b)

in punt 5 wordt de rij betreffende codenummer AU-BIO-002 geschrapt.

3)

In de tekst met betrekking tot Canada wordt punt 5 als volgt gewijzigd:

a)

de rij betreffende codenummer CA-ORG-020 wordt geschrapt;

b)

de volgende rij wordt toegevoegd:

„CA-ORG-021

TransCanada Organic Certification Services (TCO Cert)

www.tcocert.ca”

4)

In de tekst met betrekking tot Costa Rica wordt punt 5 als volgt gewijzigd:

a)

de rij betreffende codenummer CR-BIO-001 wordt vervangen door:

„CR-BIO-001

Servicio Fitosanitario del Estado, Ministerio de Agricultura y Ganadería

www.sfe.go.cr”

b)

de rij betreffende codenummer CR-BIO-002 wordt vervangen door:

„CR-BIO-002

Kiwa BCS Öko-Garantie GmbH

www.bcs-oeko.com”

5)

In de tekst met betrekking tot India wordt punt 5 als volgt gewijzigd:

a)

de rijen betreffende de codenummers IN-ORG-019 en IN-ORG-022 worden geschrapt;

b)

de volgende rijen worden toegevoegd:

„IN-ORG-024

Odisha State Organic Certification Agency

www.ossopca.nic.in

IN-ORG-025

Gujarat Organic Products Certification Agency

www.gopca.in

IN-ORG-026

Uttar Pradesh State Organic Certification Agency

www.upsoca.org”

6)

In de tekst met betrekking tot Japan wordt punt 4 vervangen door:

„4.

Bevoegde autoriteiten: Food Manufacture Affairs Division, Food Industry Affairs Bureau, Ministry of Agriculture, Forestry and Fisheries, www.maff.go.jp/j/jas/index.html en Food and Agricultural Materials Inspection Center (FAMIC), www.famic.go.jp”.

7)

De tekst met betrekking tot Tunesië wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 4 wordt het internetadres van de bevoegde autoriteit vervangen door:

„www.agriculture.tn en www.onagri.tn”;

b)

in punt 5 wordt de rij betreffende codenummer TN-BIO-003 vervangen door:

„TN-BIO-003

Kiwa BCS Öko-Garantie GmbH

www.bcs-oeko.com”

8)

In de tekst met betrekking tot de Verenigde Staten wordt punt 5 als volgt gewijzigd:

a)

de rij betreffende codenummer US-ORG-004 wordt vervangen door:

„US-ORG-004

Kiwa BCS Öko-Garantie GmbH

www.bcs-oeko.com”

b)

de rij betreffende codenummer US-ORG-009 wordt vervangen door:

„US-ORG-009

Clemson University

www.clemson.edu/public/regulatory/plant_industry/organic_certification”

c)

de rij betreffende codenummer US-ORG-016 wordt vervangen door:

„US-ORG-016

Ecocert ICO, LLC

www.ecocertico.com”

d)

de rij betreffende codenummer US-ORG-022 wordt vervangen door:

„US-ORG-022

Marin Organic Certified Agriculture

www.marincounty.org/depts/ag/moca”

e)

de rij betreffende codenummer US-ORG-038 wordt vervangen door:

„US-ORG-038

Americert International (AI)

www.americertorganic.com”

f)

de rij betreffende codenummer US-ORG-045 wordt geschrapt.

9)

In de tekst met betrekking tot de Republiek Korea wordt punt 5 als volgt gewijzigd:

a)

de rij betreffende codenummer KR-ORG-002 wordt geschrapt;

b)

de rij betreffende codenummer KR-ORG-011 wordt vervangen door:

„KR-ORG-011

Kiwa BCS Öko-Garantie GmbH

www.bcs-oeko.com”

c)

de volgende rijen worden toegevoegd:

„KR-ORG-019

Neo environmentally-friendly

café.naver.com/neoefcc

KR-ORG-020

Green Environmentally-Friendly certification center

www.greenorganic4us.co.kr”


BIJLAGE II

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volledige tekst met betrekking tot „Afrisco Certified Organic, CC” wordt geschrapt.

2)

In de tekst met betrekking tot „Agreco R.F. Göderz GmbH” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rij wordt ingevoegd:

„Rusland

RU-BIO-151

x

x

—”

b)

in de rijen betreffende Bolivia, Bosnië en Herzegovina, de Dominicaanse Republiek, Ecuador, Egypte, Georgië, Indonesië, Kazachstan, Kirgizië, Madagaskar, Montenegro, Peru, Servië, Tanzania, Thailand, Togo, Turkmenistan, Oezbekistan en Venezuela wordt een kruisje toegevoegd in kolom D.

3)

In de tekst met betrekking tot „Australian Certified Organic” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

in de rijen betreffende China en Vanuatu wordt een kruisje toegevoegd in kolom B;

b)

in de rij betreffende de Cookeilanden wordt een kruisje toegevoegd in kolom D.

4)

In de tekst met betrekking tot „Bio.inspecta AG” worden in punt 3 de volgende rijen in de juiste volgorde ingevoegd:

„Bosnië en Herzegovina

BA-BIO-161

x

x

Marokko

MA-BIO-161

x

x

Verenigde Arabische Emiraten

AE-BIO-161

x

x

—”

5)

Na de tekst met betrekking tot „Bolicert Ltd” wordt de volgende nieuwe tekst opgenomen:

„„Bureau Veritas Certification France SAS”

1.

Adres: Immeuble Le Guillaumet — 60 avenue du Général de Gaulle 92046 — Paris La Défense CEDEX — FRANKRIJK

2.

Internetadres: http://www.qualite-france.com

3.

Betrokken derde landen, codenummers en productcategorieën:

Derde land

Codenummer

Productcategorie

 

 

A

B

C

D

E

F

Madagaskar

MG-BIO-165

x

x

x

Mauritius

MU-BIO-165

x

x

x

Monaco

MC-BIO-165

x

x

Marokko

MA-BIO-165

x

x

Nicaragua

NI-BIO-165

x

x

x

4.

Uitzonderingen: omschakelingsproducten

5.

Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2018.”.

6)

In de tekst met betrekking tot „CCOF Certification Services” wordt in punt 3, in de rij betreffende Canada, het kruisje geschrapt in kolom A.

7)

In de tekst met betrekking tot „CERES Certification of Environmental Standards GmbH” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden in de juiste volgorde ingevoegd:

„Kameroen

CM-BIO-140

x

x

x

Democratische Republiek Congo

CD-BIO-140

x

x

Montenegro

ME-BIO-140

x

x

Nepal

NP-BIO-140

x

x

Nigeria

NG-BIO-140

x

x

x

Bezette Palestijnse gebieden

PS-BIO-140

x

x

Pakistan

PK-BIO-140

x

x

—”

b)

in de rij betreffende China wordt een kruisje toegevoegd in kolom C;

c)

in de rij betreffende Taiwan wordt een kruisje toegevoegd in kolom C.

8)

In de tekst met betrekking tot „Certificadora Mexicana de productos y procesos ecológicos S.C.” wordt in punt 3, in de rij betreffende Colombia, een kruisje toegevoegd in kolom D.

9)

In de tekst met betrekking tot „Control Union Certifications” worden in punt 3 de volgende rijen in de juiste volgorde ingevoegd:

„Armenië

AM-BIO-149

x

x

x

x

x

x

Benin

BJ-BIO-149

x

x

x

Botswana

BW-BIO-149

x

x

x

Kameroen

CM-BIO-149

x

x

x

Cuba

CU-BIO-149

x

x

x

Curaçao

CW-BIO-149

x

x

x

Haïti

HT-BIO-149

x

x

x

Irak

IQ-BIO-149

x

x

x

x

x

Kazachstan

KZ-BIO-149

x

x

x

x

x

x

Kenia

KE-BIO-149

x

x

x

Lesotho

LS-BIO-149

x

x

x

Malawi

MW-BIO-149

x

x

x

Mongolië

MN-BIO-149

x

x

x

Marokko

MA-BIO-149

x

x

x

Namibië

NA-BIO-149

x

x

x

Senegal

SN-BIO-149

x

x

x

Suriname

SR-BIO-149

x

x

x

Swaziland

SZ-BIO-149

x

x

x

Taiwan

TW-BIO-149

x

x

x

Togo

TG-BIO-149

x

x

x

Zimbabwe

ZW-BIO-149

x

x

X”

10)

De volledige tekst met betrekking tot „Doalnara Certified Organic Korea, LLC” wordt geschrapt.

11)

In de tekst met betrekking tot „Ecocert SA” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden in de juiste volgorde ingevoegd:

„Afghanistan

AF-BIO-154

x

x

x

Armenië

AM-BIO-154

x

x

Belize

BZ-BIO-154

x

x

Botswana

BW-BIO-154

x

Kaapverdië

CV-BIO-154

x

x

Centraal-Afrikaanse Republiek

CF-BIO-154

x

x

Congo (Brazzaville)

CG-BIO-154

x

x

Democratische Republiek Congo

CD-BIO-154

x

x

El Salvador

SV-BIO-154

x

x

Equatoriaal-Guinea

GQ-BIO-154

x

x

Georgië

GE-BIO-154

x

x

Guinee-Bissau

GW-BIO-154

x

x

Honduras

HN-BIO-154

x

x

Hongkong

HK-BIO-154

x

x

Liberia

LR-BIO-154

x

x

Mauritanië

MR-BIO-154

x

x

Myanmar/Birma

MM-BIO-154

x

x

Nicaragua

NI-BIO-154

x

x

Panama

PA-BIO-154

x

x

Samoa

WS-BIO-154

x

x

Seychellen

SC-BIO-154

x

x

Sierra Leone

SL-BIO-154

x

x

x

Singapore

SG-BIO-154

x

x

Sri Lanka

LK-BIO-154

x

x

Suriname

SR-BIO-154

x

x

Tadzjikistan

TJ-BIO-154

x

x

Oost-Timor

TL-BIO-154

x

x

Turkmenistan

TM-BIO-154

x

x

x

Venezuela

VE-BIO-154

x

x

—”

b)

in de rijen betreffende Benin, Kameroen, Colombia, Ivoorkust, Ecuador, Indonesië, Monaco, de Filipijnen, Servië, Tunesië, Vietnam en Zambia wordt een kruisje toegevoegd in kolom B;

c)

in de rij betreffende de Republiek Korea wordt een kruisje toegevoegd in kolom C;

d)

in de rijen betreffende Tsjaad, Ethiopië, Mongolië, Namibië, Niger, Nigeria, Pakistan en Vanuatu wordt een kruisje toegevoegd in kolom D;

e)

in de rijen betreffende India, Kirgizië, Marokko, Syrië, Thailand en Uruguay wordt een kruisje toegevoegd in kolom E;

f)

in de rijen betreffende Kenia, Paraguay en Uganda wordt een kruisje toegevoegd in de kolommen B en E;

g)

in de rij betreffende Oekraïne wordt een kruisje toegevoegd in de kolommen B, D en E;

h)

in de rijen betreffende Burkina Faso, Mexico en Peru wordt een kruisje toegevoegd in de kolommen B, E en F;

i)

in de rijen betreffende Kazachstan, Rusland en Oezbekistan wordt een kruisje toegevoegd in de kolommen D en E;

j)

in de rij betreffende Madagaskar wordt een kruisje toegevoegd in de kolommen E en F.

12)

De tekst met betrekking tot „IMO Control Latinoamérica Ltda.” wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 2 wordt vervangen door:

„2.

Internetadres: http://www.imo-la.com}”;

b)

in punt 3 wordt de volgende rij ingevoegd:

„Belize

BZ-BIO-123

x

x

—”

13)

In de tekst met betrekking tot „IMOswiss AG” wordt in punt 3, in de rijen betreffende Canada en Japan, het kruisje geschrapt in kolom A.

14)

In de tekst met betrekking tot „International Certification Services, Inc.” wordt in punt 3, in de rij betreffende Canada, het kruisje geschrapt in kolom A.

15)

In de tekst met betrekking tot „Istituto Certificazione Etica e Ambientale” wordt in punt 3, in de rij betreffende Japan, het kruisje geschrapt in kolom A.

16)

In de tekst met betrekking tot „Japan Organic and Natural Foods Association” wordt in punt 3, in de rij betreffende Japan, het kruisje geschrapt in kolom A.

17)

In de tekst met betrekking tot „Kiwa BCS Öko-Garantie GmbH” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden in de juiste volgorde ingevoegd:

„Gambia

GM-BIO-141

x

x

Kazachstan

KZ-BIO-141

x

x

x

Liberia

LR-BIO-141

x

x

Pakistan

PK-BIO-141

x

x

Tadzjikistan

TJ-BIO-141

x

x

Turkmenistan

TM-BIO-141

x

 

x

Oezbekistan

UZ-BIO-141

x

x

—”

b)

in de rijen betreffende Guatemala, Kirgizië, Peru en Rusland wordt een kruisje toegevoegd in kolom B;

c)

in de rij betreffende de Verenigde Arabische Emiraten wordt een kruisje toegevoegd in kolom E;

d)

in de rij betreffende Japan wordt het kruisje in kolom A geschrapt.

18)

Na de tekst met betrekking tot „Letis SA” wordt de volgende nieuwe tekst ingevoegd:

„„Mayacert”

1.

Adres: 18 calle 7-25 zona 11, Colonia Mariscal, 01011 Guatemala City, GUATEMALA

2.

Internetadres: http://www.mayacert.com

3.

Betrokken derde landen, codenummers en productcategorieën:

Derde land

Codenummer

Productcategorie

 

 

A

B

C

D

E

F

Colombia

CO-BIO-169

x

Dominicaanse Republiek

DO-BIO-169

x

El Salvador

SV-BIO-169

x

Guatemala

GT-BIO-169

x

x

Honduras

HN-BIO-169

x

x

Mexico

MX-BIO-169

x

x

x

Nicaragua

NI-BIO-169

x

x

4.

Uitzonderingen: omschakelingsproducten, wijn

5.

Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2018.”.

19)

In de tekst met betrekking tot „Onecert, Inc.” worden de titel en punt 1 vervangen door:

„„OneCert International PVT Ltd”

1.

Adres: H-08, Mansarovar Industrial Area, Mansarovar, Jaipur-302020, Rajasthan, INDIA”.

20)

In de tekst met betrekking tot „Organic crop improvement association” wordt in punt 3, in de rijen betreffende Canada en Japan, het kruisje geschrapt in kolom A.

21)

In de tekst met betrekking tot „Organic Standard” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rij wordt ingevoegd:

„Tadzjikistan

TJ-BIO-108

x

x

—”

b)

in de rijen betreffende Kazachstan en Rusland wordt een kruisje toegevoegd in kolom E.

22)

In de tekst met betrekking tot „Organización Internacional Agropecuaria” worden in punt 3 de volgende rijen in de juiste volgorde ingevoegd:

„Chili

CL-BIO-110

x

x

Ecuador

EC-BIO-110

x

x

Peru

PE-BIO-110

x

x

—”

23)

Na de tekst met betrekking tot „Organska Kontrola” worden de volgende nieuwe teksten ingevoegd:

„„ORSER”

1.

Adres: Paris Caddesi No: 6/15, Ankara 06540, TURKIJE

2.

Internetadres: http://orser.com.tr

3.

Betrokken derde landen, codenummers en productcategorieën:

Derde land

Codenummer

Productcategorie

 

 

A

B

C

D

E

F

Turkije

TR-BIO-166

x

x

4.

Uitzonderingen: omschakelingsproducten

5.

Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2018.

„Overseas Merchandising Inspection Co., Ltd”

1.

Adres: 15-6 Nihonbashi Kabuto-cho, Chuo-ku, Tokyo 103-0026, JAPAN

2.

Internetadres: http://www.omicnet.com/omicnet/services-en/organic-certification-en.html

3.

Betrokken derde landen, codenummers en productcategorieën:

Derde land

Codenummer

Productcategorie

 

 

A

B

C

D

E

F

Japan

JP-BIO-167

x

4.

Uitzonderingen: omschakelingsproducten, wijn en onder bijlage III vallende producten

5.

Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2018.”.

24)

In de tekst met betrekking tot „QC&I GmbH” wordt punt 4 vervangen door:

„4.

Uitzonderingen: omschakelingsproducten”.

25)

In de tekst met betrekking tot „Quality Assurance International” wordt in punt 3, in de rij betreffende Canada, het kruisje geschrapt in kolom A.

26)

Na de tekst met betrekking tot „Quality Assurance International” wordt de volgende nieuwe tekst ingevoegd:

„„Quality Partner”

1.

Adres: Rue Hayeneux, 62, 4040 Herstal, BELGIË

2.

Internetadres: http://www.quality-partner.be

3.

Betrokken derde landen, codenummers en productcategorieën:

Derde land

Codenummer

Productcategorie

 

 

A

B

C

D

E

F

Indonesië

ID-BIO-168

x

x

4.

Uitzonderingen: omschakelingsproducten, algen en wijn

5.

Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2018.”.


16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/43


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2346 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2015

tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen die bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van de Raad, als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 van de Raad, zijn ingesteld ten aanzien van de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door de invoer van enigszins gewijzigde handpallettrucks van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot registratie van deze invoer

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (de basisverordening), en met name artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5,

Na kennisgeving aan de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VERZOEK

(1)

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een verzoek ontvangen op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld ten aanzien van de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door de invoer van enigszins gewijzigde handpallettrucks van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en om deze invoer te registreren.

(2)

Het verzoek werd op 4 november 2015 ingediend door BT Products AS, Lifter SRL en PR Industrial SRL, producenten in de Unie van handpallettrucks.

B.   PRODUCT

(3)

Het product waar het bij de mogelijke ontwijking om gaat, zijn handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. het chassis en de hydraulische onderdelen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 en ex 8431 20 00 (Taric-codes 8427900019 en 8431200019). In deze verordening worden onder handpallettrucks toestellen verstaan met een door wielen ondersteunde hefvork die gebruikt worden om pallets te verplaatsen en die door een persoon te voet met behulp van een beweegbare dissel manueel geduwd, getrokken en gestuurd worden op een glad, vlak en hard oppervlak. De handpallettrucks zijn uitsluitend bestemd om ladingen met behulp van de als pomp gebruikte dissel hoog genoeg op te heffen om ze te kunnen verplaatsen. Zij hebben geen andere extra functies of gebruiksdoeleinden, zoals i) ladingen verplaatsen en heffen om ze hoger te plaatsen of te helpen opslaan (hoogheffende pallettrucks); ii) pallets boven elkaar stapelen (stapelaars); iii) ladingen tot een werkplatform heffen (schaarpallettrucks), of iv) ladingen heffen en wegen (weegpallettrucks) („het betrokken product”).

(4)

Het onderzochte product is hetzelfde als het product dat in de vorige overweging is gedefinieerd, maar wordt bij invoer aangeboden met een zogenaamd „gewichtindicatiesysteem”, bestaande uit een niet in het chassis geïntegreerd wegingsmechanisme met een foutmarge van ten minste 1 % van de lading, momenteel ingedeeld onder dezelfde GN-codes als het betrokken product, maar onder andere Taric-codes (nl. 8427900090 en 8431200090 tot de inwerkingtreding van deze verordening) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het onderzochte product”).

C.   BESTAANDE MAATREGELEN

(5)

De momenteel van toepassing zijnde en mogelijk ontweken maatregelen zijn de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van de Raad (2) ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China, als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 van de Raad (3) („de bestaande maatregelen”).

D.   MOTIVERING

(6)

Het verzoek bevat voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van handpallettrucks van oorsprong uit de Volksrepubliek China worden ontweken door middel van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het antidumpingrecht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat.

(7)

Het ingediende voorlopige bewijsmateriaal is als volgt.

(8)

Uit het verzoek blijkt voorlopig dat het patroon van de uitvoer uit de Volksrepubliek China naar de Unie zich na de verhoging van het definitieve antidumpingrecht op het betrokken product bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 sterk heeft gewijzigd en dat hiervoor afgezien van de instelling van het recht onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat.

(9)

Deze wijziging lijkt het resultaat te zijn van de invoer van het onderzochte product in de Unie. Het verzoek bevat voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het onderzochte product dezelfde wezenlijke kenmerken en toepassingen heeft als het betrokken product. Uit het voorlopige bewijsmateriaal in het verzoek blijkt dat het gewichtindicatiesysteem dat bij invoer wordt aangeboden met het onderzochte product een goedkoop mechanisme is dat geen nauwkeurige gewichtsmetingen geeft, aangezien het een foutmarge van ten minste 1 % van de lading heeft en dat het na invoer gemakkelijk kan worden verwijderd en weggegooid, aangezien het niet in het chassis is geïntegreerd. Het desbetreffende gewichtindicatiesysteem wijzigt de wezenlijke kenmerken en toepassingen van het betrokken product dus niet en verandert het evenmin in een „weegpallettruck”, aangezien deze andere wezenlijke kenmerken en toepassingen heeft. Het onderzoek heeft echter betrekking op alle praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het antidumpingrecht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat.

(10)

Verder bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de corrigerende werking van de thans voor het betrokken product geldende antidumpingmaatregelen wordt ondermijnd, zowel wat de hoeveelheden als wat de prijzen betreft. De invoer van het betrokken product blijkt te zijn vervangen door de invoer van aanzienlijke hoeveelheden van het onderzochte product. Bovendien is er voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product plaatsvindt tegen prijzen die lager zijn dan de geen schade veroorzakende prijs die werd vastgesteld in het kader van het onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid.

(11)

Ten slotte bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de prijzen van het onderzochte product dumpingprijzen zijn ten opzichte van de normale waarde die eerder is vastgesteld.

E.   PROCEDURE

(12)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er voldoende bewijsmateriaal is om overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening een onderzoek te openen en overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening de invoer van het onderzochte product te laten registreren.

a)   Vragenlijsten

(13)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig denkt te hebben, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de haar bekende producenten-exporteurs en verenigingen van producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China, aan de haar bekende importeurs en verenigingen van importeurs in de Unie en aan de autoriteiten van de Volksrepubliek China. Zo nodig kunnen ook inlichtingen worden ingewonnen bij de bedrijfstak van de Unie.

(14)

In ieder geval moeten alle belanghebbenden, binnen de in artikel 3 van deze verordening vermelde termijn, contact opnemen met de Commissie en binnen de in artikel 3, eerste alinea, van deze verordening vermelde termijn een vragenlijst aanvragen, aangezien de in artikel 3, tweede alinea, van deze verordening vermelde termijn voor alle belanghebbenden geldt.

(15)

De autoriteiten van de Volksrepubliek China zullen van de opening van het onderzoek in kennis worden gesteld.

b)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

(16)

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en bewijsmateriaal te verstrekken. Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen indien zij hierom schriftelijk verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

c)   Vrijstelling van registratie bij invoer of van maatregelen

(17)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening kan de invoer van het onderzochte product van registratie of maatregelen worden vrijgesteld indien de invoer geen ontwijking inhoudt.

(18)

Aangezien de mogelijke ontwijking buiten de Unie plaatsvindt, kan overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening vrijstelling worden verleend aan producenten van het onderzochte product in de Volksrepubliek China die kunnen aantonen dat zij niet verbonden (4) zijn met de producenten waarop de maatregelen van toepassing zijn (5), en dat zij niet betrokken zijn bij ontwijkingspraktijken zoals beschreven in artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening. Producenten die een vrijstelling wensen te krijgen, moeten binnen de in artikel 3, derde alinea, van deze verordening vermelde termijn een voldoende met bewijsmateriaal gestaafd verzoek daartoe indienen.

F.   REGISTRATIE

(19)

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening moet de invoer van het onderzochte product worden geregistreerd zodat, indien bij het onderzoek blijkt dat er van ontwijking sprake is, een passend bedrag aan antidumpingrechten kan worden geheven vanaf de datum waarop de registratie van de invoer verplicht werd.

G.   TERMIJNEN

(20)

Met het oog op een behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:

belanghebbenden zich bij de Commissie kenbaar kunnen maken, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en alle andere gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten, kunnen indienen;

producenten in de Volksrepubliek China om vrijstelling van de registratie bij invoer of van de maatregelen kunnen verzoeken;

belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord.

(21)

De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening vastgelegde termijnen bij de Commissie kenbaar maakt.

H.   NIET-MEDEWERKING

(22)

Indien een belanghebbende geen toegang verleent tot de nodige gegevens, deze niet binnen de vastgestelde termijn verstrekt, dan wel het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, worden getrokken.

(23)

Indien blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, worden deze buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

(24)

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

(25)

Indien de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten met zich zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

I.   TIJDSCHEMA VOOR HET ONDERZOEK

(26)

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening binnen negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden afgesloten.

J.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(27)

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6).

K.   RAADADVISEUR-AUDITEUR

(28)

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende beleggen en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

(29)

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden beleggen waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht.

(30)

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Unie van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. het chassis en de hydraulische onderdelen, met een zogenaamd „gewichtindicatiesysteem” bestaande uit een niet in het chassis geïntegreerd wegingsmechanisme met een foutmarge van ten minste 1 % van de lading, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 en ex 8431 20 00 (Taric-codes 8427900030 en 8431200050) de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011, als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013, ingestelde maatregelen worden ontweken.

Artikel 2

De douaneautoriteiten nemen overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 de nodige maatregelen om de invoer in de Unie van de in artikel 1 van deze verordening omschreven goederen te registreren.

De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

De Commissie kan de douaneautoriteiten bij verordening opdragen de registratie van de invoer in de Unie te beëindigen voor producten die zijn vervaardigd door producenten die een vrijstelling van registratie hebben aangevraagd en van wie is vastgesteld dat zij aan de voorwaarden voor een vrijstelling voldoen.

Artikel 3

Vragenlijsten moeten binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie worden aangevraagd.

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders bepaald, binnen 37 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening contact met de Commissie opnemen, hun standpunt schriftelijk uiteenzetten en de Commissie de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens doen toekomen.

Producenten in de Volksrepubliek China die vrijstelling van de registratie bij invoer of van de maatregelen wensen te krijgen, moeten daartoe binnen dezelfde termijn van 37 dagen een voldoende met bewijsmateriaal gestaafd verzoek indienen.

Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen om door de Commissie te worden gehoord.

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken is vrij van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie, ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited (7).

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte inlichtingen. Als een belanghebbende die vertrouwelijke inlichtingen verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken met inbegrip van gescande volmachten en certificaten per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, zoals bepaald in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) op de website van het Directoraat-Generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/june/tradoc_148003.pdf). Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoon en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat iedere dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, behalve indien zij er uitdrukkelijk om verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen, of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de genoemde instructies over communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer CHAR 04/039

1040 Brussel

BELGIË

E-mail: TRADE-HPT-R637-CIRCUMVENTION@ec.europa.eu

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 15 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van de Raad van 10 oktober 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan verzonden uit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand, na een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 268 van 13.10.2011, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 van de Raad van 22 april 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 112 van 24.4.2013, blz. 1).

(4)  Overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn van elkaars zaken; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) enig persoon, hetzij rechtstreeks of zijdelings, 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt; e) één van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert; f) beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon; g) zij samen, rechtstreeks of zijdelings, een derde persoon controleren; of h) zij behoren tot dezelfde familie. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). In deze context worden onder persoon zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.

(5)  Indien producenten evenwel in bovenbedoelde zin verbonden zijn met ondernemingen die onderworpen zijn aan de maatregelen die van kracht zijn ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China, kan hun toch vrijstelling worden verleend als er geen bewijs is dat die verbondenheid tot stand is gekomen of gebruikt werd om de oorspronkelijke maatregelen te ontwijken.

(6)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(7)  Een „Limited”-document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/49


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2347 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

100,3

TR

116,3

ZZ

108,3

0707 00 05

EG

191,7

MA

90,5

TR

153,4

ZZ

145,2

0709 93 10

MA

59,0

TR

153,1

ZZ

106,1

0805 10 20

MA

67,8

TR

47,6

ZA

49,7

ZW

32,0

ZZ

49,3

0805 20 10

MA

70,6

ZZ

70,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

110,9

TR

91,6

ZZ

101,3

0805 50 10

TR

92,8

ZZ

92,8

0808 10 80

CA

151,7

CL

86,8

US

75,0

ZA

188,2

ZZ

125,4

0808 30 90

CN

63,2

TR

134,4

ZZ

98,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/51


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2348 VAN DE RAAD

van 10 december 2015

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 291, lid 2,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG mogen lidstaten die geen gebruik hebben gemaakt van artikel 14 van de Tweede Richtlijn 67/228/EEG van de Raad (2), vrijstelling verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die niet hoger is dan 5 000 EUR.

(2)

Bij Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU van de Raad (3) werd het Koninkrijk België gemachtigd om tot 31 december 2015 en bij wijze van uitzondering vrijstelling van btw te verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR. Hierdoor zullen deze belastingplichtigen van sommige of alle in de hoofdstukken 2 tot en met 6 van titel XI van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde btw-verplichtingen worden ontheven. België heeft geen gebruikgemaakt van de maximaal toegestane drempel maar wel, vanaf 1 april 2014, een drempel van 15 000 EUR toegepast.

(3)

Bij brieven, ingekomen bij de Commissie op 15 juli 2015 en 20 augustus 2015, heeft België opnieuw verzocht om machtiging tot toepassing van een vrijstellingsdrempel van 25 000 EUR.

(4)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie bij brief van 3 september 2015 de overige lidstaten van het verzoek van België in kennis gesteld. Bij brief van 4 september 2015 heeft de Commissie België meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(5)

Uit de door België verstrekte gegevens blijkt dat 18 942 extra belastingplichtigen van de verhoogde drempel van 15 000 EUR gebruik hebben kunnen maken en dat de begrotingsinkomsten uit de btw hierdoor in 2014 naar schatting met 0,0188 % zijn gedaald.

(6)

Aangezien dit drempelbedrag de btw-verplichtingen heeft verlicht voor de kleinste bedrijven die niet hebben gekozen voor het normale btw-stelsel overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG, moet België worden gemachtigd een drempel van 25 000 EUR toe te passen omdat dit de btw-verplichtingen voor kleine bedrijven verder zou verlichten. Dit zou aansluiten bij de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 25 juni 2008„„Denk eerst klein” — Een „Small Business Act” voor Europa”.

(7)

Volgens België zal de derogatiemaatregel geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik.

(8)

De derogatiemaatregel zal geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw omdat België een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad (4).

(9)

Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In de tweede alinea van artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU wordt de datum „31 december 2015” vervangen door „31 december 2018”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 10 december 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. BAUSCH


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  Tweede Richtlijn 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 71 van 14.4.1967, blz. 1303/67).

(3)  Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU van de Raad van 22 januari 2013 waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 22 van 25.1.2013, blz. 13).

(4)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).


16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/53


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2349 VAN DE RAAD

van 10 december 2015

waarbij Hongarije wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 291, lid 2,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij brieven, ingekomen bij de Commissie op 23 december 2014 en 8 mei 2015, heeft Hongarije verzocht om machtiging tot instelling van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de tot voldoening van de btw gehouden persoon.

(2)

Bij brief van 2 juli 2015 heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG, de overige lidstaten van het verzoek van Hongarije in kennis gesteld. Bij brief van 7 juli 2015 heeft de Commissie Hongarije meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(3)

Krachtens artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG is de belastingplichtige die goederen levert of diensten verricht, in de regel ook de persoon die tot voldoening van de btw is gehouden. De door Hongarije gevraagde derogatie strekt ertoe de inlener van personeel aan te wijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon.

(4)

Volgens door Hongarije verstrekte gegevens houdt een aantal bedrijven in de uitzendsector zich bezig met frauduleuze activiteiten door diensten te verlenen zonder de btw aan de belastingautoriteiten af te dragen. Aangezien dit soort bedrijvigheid niet noodzakelijk veel input of investeringen vereist, ontvangen deze bedrijven vaak aanmerkelijk meer btw dan wat zij zelf aan btw kunnen aftrekken over de door hen afgenomen prestaties. Na korte tijd, soms zelfs niet meer dan enkele maanden, verdwijnt een aantal van deze bedrijven, die vaak weinig of geen activa hebben, waardoor de inning van de niet afgedragen btw moeilijk of onmogelijk wordt.

(5)

Door in die gevallen de afnemer van de diensten aan te wijzen als de persoon die de btw moet voldoen, zou de derogatie een einde maken aan de mogelijkheid om aldus belasting te ontduiken. Met betrekking tot de uitlening van personeel is het in een aantal gevallen, die in artikel 199, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG zijn opgesomd, al mogelijk om de inlener aan te wijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon. De derogatiemaatregel is daarom van toepassing op de uitlening van personeel in gevallen die nog niet onder Richtlijn 2006/112/EG vallen.

(6)

De derogatiemaatregel zal geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG wordt Hongarije gemachtigd om de belastingplichtige inlener van personeel, dat andere dan de onder artikel 199, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG vallende activiteiten verricht, aan te wijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon.

Artikel 2

Dit besluit vervalt op 31 december 2017.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Hongarije.

Gedaan te Brussel, 10 december 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. BAUSCH


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.


Rectificaties

16.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/55


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2222 van de Commissie van 1 december 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 wat betreft de uitgavendeclaraties, de conformiteitsgoedkeuring en de inhoud van de jaarrekeningen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 316 van 2 december 2015 )

Bladzijde 5, de bijlage komt als volgt te luiden:

BIJLAGE

„BIJLAGE II

Model voor de in artikel 29, onder f), bedoelde tabel

De in artikel 29, onder f), bedoelde gegevens worden voor elk betaalorgaan verstrekt aan de hand van de volgende tabel:

Nieuwe gevallen (1)

Oude gevallen (2)

 

 

x

x

Betaalorgaan

A

x

x

Fonds

B

x

x

Geval (oud/nieuw)

AA

x

 

Begrotingsjaar van de ten grondslag liggende uitgaven

V1 (3)

x

 

Begrotingscodes van de ten grondslag liggende uitgaven

V2 (4)

x

x

Begrotingsjaar n

C

x

x

Munteenheid

D

x

x

Identificatienummer van het geval

E

x

x

OLAF-identificatie indien van toepassing (5)

F

 

x

Geval in het debiteurenboek

G

x

x

Identificatie begunstigde

H

x

x

Programma afgesloten (alleen voor het Elfpo)

I

x

 

Datum van goedkeuring van het controleverslag of een soortgelijk document als bedoeld in artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013

W

 

x

Begrotingsjaar van het eerste proces-verbaal over de onregelmatigheid

J

x

 

Datum van het verzoek tot terugbetaling

X

x

x

Gerechtelijke procedures aangespannen

K

 

x

Oorspronkelijk terug te vorderen bedrag

L

x

 

Oorspronkelijk terug te vorderen bedrag (hoofdsom)

L1

x

 

Oorspronkelijk terug te vorderen bedrag (rente)

L2

x

 

Hoofdsom waarvoor terugvordering nog liep aan het einde van begrotingsjaar n-1

Y1

x

 

Rente waarvoor terugvordering nog liep aan het einde van begrotingsjaar n-1

Y2

 

x

Totaal met correcties gemoeid bedrag (vanaf begin terugvordering)

M

 

x

Totaal geïnd bedrag (vanaf begin terugvordering)

N

 

x

Oninbaar verklaard bedrag

O

x

 

Oninbaar verklaard bedrag (hoofdsom)

O1

x

 

Oninbaar verklaard bedrag (rente)

O2

x

x

Begrotingsjaar waarin oninbaarheid is vastgesteld

P

x

x

Reden voor oninbaarheid

Q

 

x

Met correcties gemoeid bedrag (in begrotingsjaar n)

R

x

 

Met correcties gemoeid bedrag (hoofdsom) (in begrotingsjaar n)

R1

x

 

Met correcties gemoeid bedrag (rente) (in begrotingsjaar n)

R2

x

 

Rente (in begrotingsjaar n)

Z

 

x

Geïnde bedragen (in begrotingsjaar n)

S

x

 

Geïnd bedrag (hoofdsom) (in begrotingsjaar n)

S1

x

 

Geïnd bedrag (rente) (in begrotingsjaar n)

S2

x

x

Bedrag waarvoor een terugvorderingsprocedure loopt

T

x

 

Bedrag (hoofdsom) waarvoor een terugvorderingsprocedure loopt

T1

x

 

Rente waarvoor een terugvorderingsprocedure loopt

T2

x

 

Bedrag waarop aan het einde van begrotingsjaar n de in artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde 50/50-regel van toepassing is

BB

x

x

Aan de EU-begroting te crediteren bedrag

U


(1)  Referentienummer(s) van OLAF (IMS-meldingsnummers).

(2)  De gevallen die aan de hand van dit model in deze bijlage zijn gemeld tot en met begrotingsjaar 2014.

(3)  De gevallen die aan de hand van dit model in deze bijlage zijn gemeld met ingang van begrotingsjaar 2015.

(4)  Met ingang van begrotingsjaar 2016 te verstrekken informatie.

(5)  Met ingang van begrotingsjaar 2016 te verstrekken informatie.

„x” betekent dat de kolom van toepassing is.”