ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 328

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
12 december 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2015/2312 van de Raad van 30 november 2015 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Liberia en van het protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan

1

 

 

Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Liberia

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2015/2313 van de Raad van 30 november 2015 betreffende de toewijzing van vangstmogelijkheden in het kader van het Protocol voor de tenuitvoerlegging van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Liberia

44

 

*

Verordening (EU) 2015/2314 van de Commissie van 7 december 2015 tot verlening van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaat en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 432/2012 ( 1 )

46

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2315 van de Commissie van 8 december 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

50

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2316 van de Commissie van 8 december 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

52

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2317 van de Commissie van 8 december 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

55

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2318 van de Commissie van 8 december 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

57

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2319 van de Commissie van 8 december 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

60

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2320 van de Commissie van 8 december 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

62

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2321 van de Commissie van 8 december 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

65

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2322 van de Commissie van 10 december 2015 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap ( 1 )

67

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2323 van de Commissie van 11 december 2015 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad

97

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2324 van de Commissie van 11 december 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad, wat het definiëren van vistuigcategorieën in bepaalde geografische gebieden betreft

101

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2325 van de Commissie van 11 december 2015 tot onderwerping van de invoer van bepaalde koudgewalste platte staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Russische Federatie aan registratie

104

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2326 van de Commissie van 11 december 2015 betreffende de verlenging van de overgangsperioden in verband met de eigenvermogensvereisten voor blootstellingen met betrekking tot centrale tegenpartijen in Verordening (EU) nr. 575/2013 en Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

108

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2327 van de Commissie van 11 december 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

110

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2328 van de Commissie van 11 december 2015 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 20 november 2015 tot en met 30 november 2015 zijn ingediend en tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de hoeveelheid die voor de deelperiode van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016 is vastgesteld in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 geopende tariefcontingenten voor de sector melk en zuivelproducten

112

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2329 van de Commissie van 11 december 2015 waarbij wordt bepaald dat de opschorting van het preferentiële douanerecht dat is vastgesteld in het kader van het stabilisatiemechanisme voor bananen in de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds, en in het kader van het stabilisatiemechanisme voor bananen in de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds, niet passend is voor de invoer van bananen van oorsprong uit respectievelijk Peru en Guatemala voor het jaar 2015

116

 

*

Besluit (EU) 2015/2330 van de Europese Centrale Bank van 4 december 2015 tot wijziging van Besluit ECB/2014/53 inzake de goedkeuring met betrekking tot de omvang van de muntenuitgifte in 2015 (ECB/2015/41)

119

 

*

Besluit (EU) 2015/2331 van de Europese Centrale Bank van 4 december 2015 houdende de goedkeuring van de muntenuitgifteomvang in 2016 (ECB/2015/42)

121

 

*

Besluit (EU) 2015/2332 van de Europese Centrale Bank van 4 december 2015 betreffende het procedurele kader voor de goedkeuring van de euromuntenuitgifteomvang (ECB/2015/43)

123

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Gedelegeerd Besluit (EU) 2015/2290 van de Commissie van 12 juni 2015 betreffende de voorlopige gelijkwaardigheid van de solvabiliteitsstelsels die van kracht zijn in Australië, Bermuda, Brazilië, Canada, Mexico en de Verenigde Staten en van toepassing zijn op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met hoofdkantoor in derde landen ( PB L 323 van 9.12.2015 )

126

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad ( PB L 189 van 27.6.2014 )

126

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/1


BESLUIT (EU) 2015/2312 VAN DE RAAD

van 30 november 2015

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Liberia en van het protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie en de Republiek Liberia hebben onderhandeld over een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij (hierna „de overeenkomst” genoemd) en een protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan (hierna „het protocol” genoemd), waarbij aan Unievaartuigen vangstmogelijkheden worden toegekend in de wateren waarover de Republiek Liberia de soevereiniteit of de jurisdictie heeft.

(2)

De onderhandelingen werden met succes afgerond en de overeenkomst en het protocol zijn op 5 juni 2015 geparafeerd.

(3)

In artikel 15 van de overeenkomst en artikel 12 van het protocol is bepaald dat de overeenkomst en het protocol voorlopig van toepassing zijn met ingang van de datum waarop zij worden ondertekend.

(4)

De overeenkomst en het protocol moeten bijgevolg worden ondertekend, en voorlopig worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting ervan vereiste procedures,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Hierbij wordt machtiging verleend om, namens de Unie, de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Liberia en het protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan te ondertekenen, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst en dat protocol.

De tekst van de overeenkomst en die van het protocol zijn aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst en het protocol namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

De overeenkomst en het protocol worden met ingang van de datum van ondertekening ervan voorlopig toegepast in afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting ervan vereiste procedures.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 30 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

É. SCHNEIDER


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/3


PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST INZAKE DUURZAME VISSERIJ

tussen de Europese Unie en de Republiek Liberia

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd, en

DE REPUBLIEK LIBERIA, hierna „Liberia” genoemd,

beide hierna „de partijen” genoemd,

GEZIEN de nauwe werkrelatie tussen de Unie en Liberia, met name in het kader van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1), zoals herzien te Luxemburg op 25 juni 2005 (2) en te Ouagadougou op 22 juni 2010 (3) (hierna: „de overeenkomst van Cotonou” genoemd, en hun wederzijdse verlangen deze relatie te intensiveren,

GEZIEN het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982 (UNCLOS) en de Overeenkomst betreffende de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 1995,

VASTBESLOTEN de besluiten en aanbevelingen van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) en van andere relevante regionale organisaties waarvan de partijen lid zijn, toe te passen,

ZICH BEWUST van het belang van de beginselen die zijn vastgelegd in de in 1995 tijdens de conferentie van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) vastgestelde Gedragscode voor een verantwoorde visserij,

VASTBERADEN om in hun beider belang samen te werken aan de invoering van een verantwoorde visserij ter waarborging van de instandhouding op lange termijn en de duurzame exploitatie van de mariene biologische rijkdommen;

ERVAN OVERTUIGD dat deze samenwerking de vorm moet aannemen van initiatieven en maatregelen die, ongeacht of zij door beide partijen samen of door een partij afzonderlijk worden genomen, elkaar aanvullen en van dien aard zijn dat de coherentie van de beleidslijnen en de synergie van de inspanningen worden gegarandeerd,

VASTBESLOTEN daartoe een dialoog op gang te brengen over het sectorale visserijbeleid van de regering van Liberia en passende middelen te kiezen om ervoor te zorgen dat dit beleid doeltreffend wordt uitgevoerd en dat de economische actoren en het maatschappelijk middenveld bij dit proces worden betrokken,

VERLANGENDE voorwaarden en voorschriften vast te stellen voor de visserijactiviteiten van de Unievaartuigen in de visserijzone van Liberia en voor de steun die de Unie verleent voor de ontwikkeling van een verantwoorde visserij in die zone,

VERLANGENDE tot een overeenkomst te komen die zowel de Unie als Liberia ten goede komt en waarbij de plaatselijke inbreng van Liberia wordt gestimuleerd,

VASTBERADEN een nauwere economische samenwerking tussen beide partijen in de visserijsector en de daarmee verwante sectoren te bevorderen,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)   „Liberiaanse autoriteiten”: het ministerie van Landbouw van Liberia;

b)   „autoriteiten van de Unie”: de Europese Commissie;

c)   „visserijactiviteit”: het zoeken naar vis, het te water laten, uitzetten, slepen en ophalen van vistuig, het aan boord halen van de vangst, het verwerken aan boord, het overbrengen, het kooien, het vetmesten en het aanlanden van vis en visserijproducten;

d)   „vissersvaartuig”: elk vaartuig dat is uitgerust voor de commerciële exploitatie van mariene biologische rijkdommen;

e)   „ondersteuningsvaartuig”: elke Unievaartuig dat vissersvaartuigen bijstand verleent;

f)   „Unievaartuig”: vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat van de Unie voert en in de Unie is geregistreerd;

g)   „Liberiaanse visserijzone”: het deel van de onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Liberia vallende wateren waar Liberia Unievaartuigen toestaat visserijactiviteiten uit te oefenen;

h)   „overmacht”: plotse, niet te voorziene en onvermijdelijke gebeurtenis die het normale verloop van de visserijactiviteiten in de Liberiaanse visserijzone in gevaar brengt of verhindert.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Bij deze overeenkomst worden de beginselen, regels en procedures vastgesteld inzake:

a)

de voorwaarden waaronder Unievaartuigen visserijactiviteiten in de Liberiaanse visserijzone mogen uitoefenen;

b)

de economische, financiële, technische en wetenschappelijke samenwerking in de visserijsector die tot doel heeft de duurzame visserij in de Liberiaanse visserijzone en de ontwikkeling van de Liberiaanse visserijsector te bevorderen;

c)

de samenwerking wat de beheers-, controle- en bewakingsmaatregelen in de Liberiaanse visserijzone betreft, die tot doel heeft te garanderen dat de bovengenoemde regels en voorwaarden in acht worden genomen en dat de maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden en het beheer van de visserijactiviteiten, en met name de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij, doeltreffend zijn;

d)

de partnerschappen tussen marktdeelnemers die bedoeld zijn om, in het belang van beide partijen, economische activiteiten te ontwikkelen in de visserijsector en de daarmee verwante sectoren.

Artikel 3

Beginselen

1.   De partijen verbinden zich ertoe in de Liberiaanse visserijzone een verantwoorde visserij overeenkomstig de FAO-gedragscode voor een verantwoorde visserij te bevorderen, op basis van het non-discriminatiebeginsel.

2.   De Liberiaanse autoriteiten verbinden zich ertoe om aan andere buitenlandse vloten die in de Liberiaanse visserijzone actief zijn, dezelfde kenmerken hebben en op dezelfde soorten vissen als die waarop deze overeenkomst en het protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan (hierna: „het protocol” genoemd) betrekking hebben, geen gunstiger voorwaarden toe te kennen dan in deze overeenkomst zijn vastgelegd. Deze voorwaarden hebben betrekking op de instandhouding, de ontwikkeling en het beheer van de visbestanden, financiële regelingen en met de afgifte van vismachtigingen samenhangende bijdragen en rechten.

3.   Met het oog op wederzijdse transparantie verbindt Liberia zich ertoe om elke overeenkomst waarbij aan buitenlandse vloten toestemming wordt verleend om in de onder Liberiaanse jurisdictie vallende wateren te vissen, publiek te maken.

4.   De partijen verbinden zich ertoe de overeenkomst volgens de procedure van de artikelen 8 en 96 van de overeenkomst van Cotonou ten uitvoer te leggen overeenkomstig artikel 9 van die overeenkomst betreffende de essentiële elementen van die overeenkomst, i.e. de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat, en het fundamentele element van die overeenkomst, i.e. goed openbaar bestuur.

5.   De partijen werken samen met het oog op de uitvoering van een door de regering van Liberia ingesteld sectoraal visserijbeleid en gaan daartoe een politieke dialoog aan over de hervormingen die in dat verband vereist zijn. Zij overleggen met elkaar om eventueel maatregelen op dit gebied vast te stellen.

6.   De partijen verbinden zich ertoe erop toe te zien dat deze overeenkomst wordt uitgevoerd volgens de beginselen van goed economisch en sociaal bestuur, rekening houdend met de toestand van de visbestanden.

7.   De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk is volledig van toepassing op zeelieden uit staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (hierna: „de ACS-landen” genoemd) die worden aangemonsterd op Unievaartuigen, met name wat betreft de vrijheid van vereniging, het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en de bestrijding van discriminatie in arbeid en beroep.

8.   De partijen raadplegen elkaar voordat zij een besluit nemen dat van invloed kan zijn op de activiteiten van Unievaartuigen in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 4

Toegang tot de Liberiaanse visserijzone

1.   De Unievaartuigen mogen slechts in de Liberiaanse visserijzone vissen als zij in het bezit zijn van een vismachtiging die op grond van deze overeenkomst is afgegeven. Commerciële visserijactiviteiten buiten het kader van deze overeenkomst zijn verboden.

2.   De Liberiaanse autoriteiten geven, behalve de vismachtigingen op grond van deze overeenkomst, geen andere vismachtigingen aan Unievaartuigen af. De afgifte van vismachtigingen aan Unievaartuigen buiten het kader van deze overeenkomst, met name in de vorm van particuliere vergunningen, is verboden.

Artikel 5

Toepasselijk recht en uitvoering

1.   Op de activiteiten van Unievaartuigen die in de Liberiaanse visserijzone actief zijn, zijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van Liberia van toepassing, tenzij in de overeenkomst, het protocol of de bijlage anders is bepaald. Liberia legt de autoriteiten van de Unie de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor.

2.   Liberia verbindt zich ertoe al het nodige te doen voor de doeltreffende toepassing van de in deze overeenkomst opgenomen bepalingen inzake monitoring, controle en bewaking van de visserij. De Unievaartuigen werken samen met de Liberiaanse autoriteiten die voor de uitvoering van deze monitoring, controle en bewaking bevoegd zijn.

3.   De Liberiaanse autoriteiten stellen de autoriteiten van de Unie in kennis van elke wijziging in de bestaande wetgeving of elke nieuwe wetgeving die van invloed kan zijn op de activiteiten van de Unievaartuigen. Dergelijke wetgeving is ten aanzien van de Unievaartuigen afdwingbaar met ingang van de zestigste dag nadat de autoriteiten van de Unie de kennisgeving hebben ontvangen.

4.   De Unie verbindt zich ertoe al het nodige te doen om ervoor te zorgen dat haar vaartuigen deze overeenkomst en de wetgeving inzake de uitoefening van de visserij in de onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Liberia vallende wateren in acht nemen.

5.   De autoriteiten van de Unie stellen de Liberiaanse autoriteiten in kennis van elke wijziging in de wetgeving van de Unie die van invloed kan zijn op de activiteiten van Unievaartuigen die op grond van deze overeenkomst worden verricht.

Artikel 6

Financiële tegenprestatie

1.   De financiële tegenprestatie die de Unie in het kader van deze overeenkomst aan Liberia betaalt, heeft tot doel:

a)

een deel van de kosten — niet de toegangskosten die voor rekening van de reders zijn — te vergoeden die gepaard gaan met de toegang van de Unievaartuigen tot de Liberiaanse visserijzone en visbestanden;

b)

de capaciteit van Liberia om een duurzaam visserijbeleid te ontwikkelen, via sectorale steun te versterken.

2.   De financiële tegenprestatie voor de sectorale steun staat los van de betalingen voor de toegangskosten en is afhankelijk van de mate waarin de doelstellingen van de Liberiaanse sectorale steun die in het protocol en de jaarlijkse en meerjarige programmering voor de uitvoering daarvan zijn vastgesteld, worden gehaald.

3.   De door de Unie toegekende financiële tegenprestatie wordt elk jaar betaald overeenkomstig het protocol.

a)

Het bedrag van de in lid 1, onder a), bedoelde tegenprestatie kan door toepassing van artikel 8 van deze overeenkomst worden herzien naar aanleiding van:

i)

een vermindering van de vangstmogelijkheden voor de Unievaartuigen met het oog op het beheer van de betrokken bestanden, wanneer zulks op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies nodig wordt geacht voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van de bestanden,

ii)

een verhoging van de vangstmogelijkheden voor de Unievaartuigen wanneer zulks, gezien de toestand van de betrokken bestanden, volgens het beste beschikbare wetenschappelijke advies mogelijk is;

b)

Het bedrag van de in lid 1, onder b), bedoelde tegenprestatie kan worden herzien als gevolg van een herevaluatie van de voorwaarden voor de financiële tegenprestatie voor de uitvoering van een sectoraal visserijbeleid in Liberia, voor zover dit gerechtvaardigd is op grond van de door beide partijen geconstateerde specifieke resultaten van de jaarlijkse en meerjarige programmering;

c)

de tegenprestatie kan worden geschorst als gevolg van:

i)

de toepassing van artikel 13 van deze overeenkomst;

ii)

de toepassing van artikel 14 van deze overeenkomst.

Artikel 7

Bevordering van de samenwerking tussen de economische actoren en in het maatschappelijk middenveld

1.   De partijen bevorderen economische, wetenschappelijke en technische samenwerking in de visserijsector en de daarmee verwante sectoren. Zij plegen onderling overleg om de verschillende maatregelen die hiertoe kunnen worden genomen, te coördineren.

2.   De partijen verbinden zich ertoe de uitwisseling van informatie over vistechnieken, vistuig, conserveringsmethoden en procedés voor de industriële verwerking van visserijproducten te bevorderen.

3.   De partijen spannen zich zo nodig in om, door de aanmoediging van het scheppen van een voor ondernemingen en investeerders gunstig klimaat, de voorwaarden te creëren die de betrekkingen tussen hun bedrijven op technisch, economisch en commercieel gebied bevorderen.

4.   De partijen kunnen zich ertoe verbinden een actieplan tussen Liberia en de exploitanten van Unievaartuigen uit te voeren dat tot doel heeft het aanlanden van vis uit Unievaartuigen die in Liberia actief zijn, te bevorderen.

5.   De partijen stimuleren zo nodig de oprichting, in hun wederzijdse belang, van joint ventures die systematisch voldoen aan de Liberiaanse wetgeving en de Uniewetgeving.

Artikel 8

Gemengde commissie

1.   Er wordt een gemengde commissie opgericht die bestaat uit vertegenwoordigers van de Unie en de Liberiaanse autoriteiten en belast is met de monitoring van de toepassing van deze overeenkomst. De gemengde commissie kan wijzigingen in het protocol, de bijlage en de aanhangsels voorstellen.

2.   De gemengde commissie verricht met name de volgende taken:

a)

monitoring van de uitvoering, interpretatie en toepassing van deze overeenkomst en met name de vaststelling van de in artikel 6, lid 2, bedoelde jaarlijkse en meerjarige programmering en de evaluatie van de uitvoering daarvan;

b)

optreden als contactorgaan voor vraagstukken van gemeenschappelijk belang op visserijgebied, en met name statistische analyses maken van de vangstgegevens;

c)

fungeren als forum voor de minnelijke schikking van geschillen over de interpretatie of de toepassing van de overeenkomst.

3.   Op grond van haar beslissingsbevoegdheid hecht de gemengde commissie haar goedkeuring aan wijzigingen van het protocol, de bijlage daarbij en de aanhangsels die betrekking hebben op:

a)

de herziening van de vangstmogelijkheden en, bijgevolg, van de betrokken financiële tegenprestatie;

b)

de bepalingen inzake de sectorale steun;

c)

de technische voorwaarden en modaliteiten waaronder de Unievaartuigen hun visserijactiviteiten verrichten.

4.   De gemengde commissie voert haar taken uit overeenkomstig de doelstellingen van deze overeenkomst en de desbetreffende voorschriften van de ICCAT en de andere regionale organisaties voor de visserij (ROVB's), voor zover die van toepassing zijn.

5.   De gemengde commissie komt minstens eenmaal per jaar bijeen, afwisselend in Liberia en in de Unie of zoals anders wordt bepaald in onderlinge overeenstemming, en wordt voorgezeten door de partij die de vergadering organiseert. Op verzoek van een van beide partijen kan de gemengde commissie een buitengewone vergadering beleggen. De besluiten worden met consensus genomen en worden bijgevoegd bij de goedgekeurde notulen van de vergadering. Zij treden in werking op de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de procedures voor de vaststelling ervan zijn voltooid.

6.   De gemengde commissie kan een eigen reglement van orde vaststellen.

Artikel 9

Samenwerking op het gebied van bewaking en bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij

De partijen verbinden zich ertoe in nauwe samenwerking illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te bestrijden om tot een verantwoorde en duurzame visserij te komen.

Artikel 10

Wetenschappelijke samenwerking

1.   De partijen bevorderen wetenschappelijke samenwerking met het oog op de regelmatige evaluatie van de toestand van de visbestanden in de Liberiaanse wateren.

2.   De partijen verbinden zich ertoe om, zo nodig, in een gezamenlijke wetenschappelijke bijeenkomst en in de ICCAT en andere betrokken ROVB's met elkaar overleg te plegen om het beheer en de instandhouding van de mariene biologische rijkdommen in de Liberiaanse visserijzone te versterken en samen te werken bij het desbetreffende wetenschappelijke onderzoek.

Artikel 11

Geografisch gebied waarop deze overeenkomst van toepassing is

Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op het grondgebied waar het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is en onder de in dat Verdrag gestelde voorwaarden en, anderzijds, op het grondgebied van Liberia en de wateren onder Liberiaanse jurisdictie.

Artikel 12

Looptijd en stilzwijgende verlenging

Deze overeenkomst is geldig voor een periode van vijf jaar, te berekenen vanaf de datum waarop zij voorlopig van toepassing wordt. Zij wordt stilzwijgend verlengd, behalve in het geval van opzegging overeenkomstig artikel 14.

Het protocol, de bijlage daarbij en de aanhangsels vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Artikel 13

Schorsing

1.   De toepassing van deze overeenkomst kan op initiatief van elk van beide partijen worden geschorst in de volgende omstandigheden:

a)

bij overmacht,

b)

als er tussen de partijen een geschil ontstaat over de interpretatie of de toepassing van deze overeenkomst, of

c)

als een van de partijen de bepalingen van deze overeenkomst, en met name artikel 3, lid 4, met betrekking tot de eerbiediging van de mensenrechten, niet naleeft.

2.   De schorsing van de toepassing van deze overeenkomst wordt door de belanghebbende partij schriftelijk aan de andere partij meegedeeld en treedt drie maanden na ontvangst van die kennisgeving in werking. Vanaf het tijdstip van de kennisgeving van de schorsing plegen de partijen met elkaar overleg om binnen drie maanden tot een minnelijke schikking van hun geschil te komen. Wanneer zij tot een dergelijke schikking komen, wordt de uitvoering van deze overeenkomst hervat en wordt het bedrag van de in artikel 6 bedoelde financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis verlaagd afhankelijk van de duur van de schorsing.

Artikel 14

Opzegging

1.   Deze overeenkomst kan door elk van de partijen worden opgezegd, met name in de volgende omstandigheden:

a)

bij overmacht;

b)

wanneer de toestand van de betrokken bestanden volgens het beste beschikbare onafhankelijke en betrouwbare wetenschappelijke advies verslechtert;

c)

wanneer de aan de Unievaartuigen toegestane vangstmogelijkheden slechts in beperkte mate worden benut;

d)

wanneer de door de partijen aangegane verbintenissen op het gebied van de bestrijding vanIOO-visserij niet worden nagekomen.

2.   De opzegging van deze overeenkomst wordt door de belanghebbende partij schriftelijk aan de andere partij meegedeeld en treedt zes maanden na ontvangst van die kennisgeving in werking, tenzij de partijen in onderlinge overeenstemming besluiten die termijn te verlengen. Vanaf het tijdstip van de kennisgeving van de opzegging plegen de partijen met elkaar overleg om binnen zes maanden tot een minnelijke schikking van hun geschil te komen.

3.   Bij opzegging wordt het bedrag van de in artikel 6 bedoelde financiële tegenprestatie voor het jaar waarin de opzegging in werking treedt, evenredig en pro rata temporis verlaagd.

Artikel 15

Voorlopige toepassing

Deze overeenkomst wordt, zodra zij door de partijen wordt ondertekend, voorlopig van toepassing alvorens in werking te treden.

Artikel 16

Taal en inwerkingtreding

Deze overeenkomst is opgesteld in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.

Zij treedt in werking wanneer de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de vereiste procedures.

Съставено в Брюксел на девети декември две хиляди и петнадесета година.

Hecho en Bruselas, el nueve de diciembre de dos mil quince.

V Bruselu dne devátého prosince dva tisíce patnáct.

Udfærdiget i Bruxelles den niende december to tusind og femten.

Geschehen zu Brüssel am neunten Dezember zweitausendfünfzehn.

Kahe tuhande viieteistkümnenda aasta detsembrikuu üheksandal päeval Brüsselis.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις εννέα Δεκεμβρίου δύο χιλιάδες δεκαπέντε.

Done at Brussels on the ninth day of December in the year two thousand and fifteen.

Fait à Bruxelles, le neuf décembre deux mille quinze.

Sastavljeno u Bruxellesu devetog prosinca dvije tisuće petnaeste.

Fatto a Bruxelles, addì nove dicembre duemilaquindici.

Briselē, divi tūkstoši piecpadsmitā gada devītajā decembrī.

Priimta du tūkstančiai penkioliktų metų gruodžio devintą dieną Briuselyje.

Kelt Brüsszelben, a kétezer-tizenötödik év december havának kilencedik napján.

Magħmul fi Brussell, fid-disa’ jum ta’ Diċembru fis-sena elfejn u ħmistax.

Gedaan te Brussel, de negende december tweeduizend vijftien.

Sporządzono w Brukseli dnia dziewiątego grudnia roku dwa tysiące piętnastego.

Feito em Bruxelas, em nove de dezembro de dois mil e quinze.

Întocmit la Bruxelles la nouă decembrie două mii cincisprezece.

V Bruseli deviateho decembra dvetisícpätnásť.

V Bruslju, dne devetega decembra leta dva tisoč petnajst.

Tehty Brysselissä yhdeksäntenä päivänä joulukuuta vuonna kaksituhattaviisitoista.

Som skedde i Bryssel den nionde december år tjugohundrafemton.

За Европейския съюз

Рог la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Za Europsku uniju

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Image

За Република Либерия

Por la República de Liberia

Za Liberijskou republiku

For Republikken Liberia

Für die Republik Liberia

Libeeria Vabariigi nimel

Για τη Δημοκρατία της Λιβερίας

For the Republic of Liberia

Pour la République du Libéria

Za Republiku Liberiju

Per la Repubblica di Liberia

Libērijas Republikas vārdā –

Liberijos Respublikos vardu

A Libériai Köztársaság részéről

Għar-Repubblika tal-Liberja

Voor de Republiek Liberia

W imieniu Republiki Liberii

Pela República da Libéria

Pentru Republica Liberia

Za Libérijskú republiku

Za Republiko Liberijo

Liberian tasavallan puolesta

För Republiken Liberia

Image


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27).

(3)  Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3).


PROTOCOL

Voor de tenuitvoerlegging van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Liberia

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Op grond van artikel 4 van de overeenkomst worden aan Unievaartuigen vangstmogelijkheden toegekend voor:

 

sterk migrerende soorten (soorten opgenomen in bijlage 1 bij het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982).

2.   Dit protocol heeft betrekking op de volgende types Unievaartuigen:

a)

28 vaartuigen voor de tonijnvisserij met de ringzegen, en

b)

6 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug.

3.   Lid 1 van dit artikel is van toepassing onverminderd de artikelen 6 en 7 van dit protocol.

4.   Overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst mogen Unievaartuigen slechts visserijactiviteiten in de Liberiaanse visserijzone uitoefenen als zij in het bezit zijn van een vismachtiging die op grond van dit protocol overeenkomstig de bijlage daarbij is afgegeven.

Artikel 2

Looptijd

Dit protocol en de bijlage daarbij zijn van toepassing voor een periode van vijf jaar vanaf de datum van voorlopige toepassing.

Artikel 3

Financiële tegenprestatie

1.   De in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde financiële tegenprestatie wordt, voor de in artikel 2 bedoelde periode, vastgesteld op 3 250 000 EUR.

2.   Deze financiële tegenprestatie omvat:

a)

een jaarlijks bedrag voor de toegang tot de visbestanden in de Liberiaanse visserijzone ten belope van 357 500 EUR voor het eerste jaar, 325 000 EUR voor het tweede, het derde en het vierde jaar en 292 500 EUR voor het vijfde jaar, wat overeenkomt met een referentietonnage van 6 500 ton per jaar, en

b)

een specifiek jaarlijks bedrag als steun voor de uitvoering van het sectorale visserijbeleid van Liberia ten belope van 357 500 EUR voor het eerste jaar, 325 000 EUR voor het tweede, het derde en het vierde jaar en 292 500 EUR voor het vijfde jaar.

3.   Lid 1 is van toepassing onverminderd de artikelen 4, 5, 6, 7 en 8 van dit protocol en de artikelen 13 en 14 van de overeenkomst.

4.   Als de Unievaartuigen in de Liberiaanse visserijzone per jaar meer vangen dan de in lid 2, onder a), vermelde jaarlijkse referentietonnage, wordt het totale bedrag van de financiële tegenprestatie per extra gevangen ton verhoogd, het eerste jaar met 55 EUR, het tweede, het derde en het vierde jaar met 50 EUR en het vijfde jaar met 45 EUR.

5.   De Unie mag jaarlijks evenwel niet meer betalen dan het dubbele van het in lid 2, onder a), vermelde bedrag. Als Unievaartuigen meer vangen dan de met het dubbele van het jaarlijkse totaalbedrag overeenstemmende hoeveelheid, wordt het voor de extra hoeveelheid verschuldigde bedrag het volgende jaar betaald.

6.   Voor het eerste jaar betaalt de Unie de in lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie voor de toegang van Unievaartuigen tot de Liberiaanse visbestanden uiterlijk drie maanden na het begin van de voorlopige toepassing van dit protocol, en voor de volgende jaren uiterlijk op dezelfde datum als de voorlopige toepassing van dit protocol.

7.   Het benutten van de in lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie is de exclusieve bevoegdheid van de Liberiaanse autoriteiten.

8.   De in lid 2 bedoelde financiële tegenprestatie wordt overgemaakt op een rekening van het ministerie van Financiën bij de Centrale Bank van Liberia. De in lid 2, onder b), bedoelde financiële tegenprestatie wordt ter beschikking gesteld van het ministerie van Landbouw van Liberia. De Liberiaanse autoriteiten stellen de autoriteiten van de Unie jaarlijks in kennis van de gegevens van de bankrekening.

Artikel 4

Sectorale steun

1.   De overeenkomstig artikel 8 van de overeenkomst opgerichte gemengde commissie stelt uiterlijk drie maanden na de datum van de inwerkingtreding of de voorlopige toepassing van dit protocol een meerjarig sectoraal programma, met toepassingsbepalingen, vast waarin de volgende elementen zijn opgenomen:

a)

de jaarlijkse en meerjarige richtsnoeren voor het gebruik van het in artikel 3, lid 2, onder b), vastgestelde specifieke bedrag van de financiële tegenprestatie;

b)

de jaarlijkse en meerjarige doelstellingen die na verloop van tijd moeten zijn bereikt om tot een duurzame en verantwoorde visserij te komen, waarbij rekening wordt gehouden met de in het nationale visserijbeleid van Liberia gestelde prioriteiten die verband houden met de bevordering van een verantwoorde en duurzame visserij of daarop van invloed kunnen zijn, met name wat betreft steun voor de ambachtelijke visserij, de monitoring, controle en bewaking en de bestrijding vanIOO-visserij, alsook met de prioriteiten inzake de versterking van de wetenschappelijke capaciteit van Liberia in de visserijsector;

c)

de criteria en de procedures, met inbegrip van, indien van toepassing, begrotings- en financiële indicatoren, voor de beoordeling van de resultaten die elk jaar worden bereikt.

2.   Voor het gebruik van het in artikel 3, lid 2, onder b), vastgestelde specifieke bedrag van de financiële tegenprestatie wordt uitgegaan van de te halen doelstellingen, als vastgesteld door de gemengde commissie, en van de jaarlijkse en meerjarige programmering om die te bereiken.

3.   Over voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma wordt door de gemengde commissie beslist. Door de Liberiaanse autoriteiten geëiste dringende wijzigingen in het jaarlijkse sectorale programma kunnen door de gemengde commissie worden aangebracht, onder meer via een briefwisseling.

4.   Liberia legt elk jaar een voortgangsverslag over de met de sectorale steun uitgevoerde acties en de daarmee bereikte resultaten voor, dat door de gemengde commissie wordt onderzocht. Vóór het verstrijken van dit protocol stelt Liberia ook een eindverslag op.

5.   Het in artikel 3, lid 2, onder b), vastgestelde specifieke bedrag van de financiële tegenprestatie wordt betaald in tranches. De tranche voor het eerste jaar van dit protocol wordt betaald op basis van de behoeften die als onderdeel van de goedgekeurde programmering zijn vastgesteld. De tranches voor de volgende jaren van de toepassing worden betaald op basis van de behoeften die als onderdeel van de goedgekeurde programmering zijn vastgesteld, en op basis van een analyse van de resultaten die bij de uitvoering van de sectorale steun zijn bereikt.

6.   De Unie behoudt zich het recht voor om de betaling van de in artikel 3, lid 2, onder b), van dit protocol vastgestelde specifieke financiële tegenprestatie geheel of gedeeltelijk te herzien en/of te schorsen:

a)

wanneer uit een evaluatie door de gemengde commissie blijkt dat de bereikte resultaten niet met de programmering overeenstemmen;

b)

wanneer die financiële tegenprestatie niet is benut als bepaald door de gemengde commissie.

7.   De betaling van de financiële tegenprestatie wordt na overleg tussen de partijen en goedkeuring door de gemengde commissie hervat wanneer dit gerechtvaardigd is op basis van de resultaten van de uitvoering van de in lid 1 bedoelde programmering. De in artikel 3, lid 2, onder b), vastgestelde specifieke financiële tegenprestatie kan evenwel slechts worden betaald tot uiterlijk zes maanden na het verstrijken van dit protocol.

8.   Liberia kan elk jaar een extra bedrag bovenop de in artikel 3, lid 2, onder b), vastgestelde financiële tegenprestatie toewijzen voor de uitvoering van het meerjarenprogramma. Deze toewijzing moet uiterlijk twee maanden na de verjaardag van dit protocol aan de Unie worden meegedeeld.

9.   De partijen verbinden zich ertoe ervoor te zorgen dat de met sectorale steun uitgevoerde maatregelen zichtbaar zijn.

Artikel 5

Wetenschappelijke samenwerking betreffende verantwoorde visserij

1.   De partijen verbinden zich ertoe de verantwoorde visserij in de Liberiaanse visserijzone te bevorderen zonder daarbij onderscheid te maken tussen de verschillende vloten die dezelfde kenmerken hebben en op dezelfde soorten vissen als die waarop dit protocol betrekking heeft.

2.   De partijen verbinden zich ertoe tijdens de looptijd van dit protocol samen te werken bij de monitoring van de toestand van de visbestanden in de Liberiaanse visserijzone om informatie over duurzaam visserijbeheer uit te wisselen.

3.   De partijen leven de aanbevelingen en resoluties van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) na en houden rekening met het wetenschappelijke advies van andere relevante regionale organisaties.

4.   De partijen verbinden zich ertoe om, zo nodig, gezamenlijke wetenschappelijke bijeenkomsten te beleggen teneinde wetenschappelijke kwesties in verband met de uitvoering van dit protocol te onderzoeken. Het mandaat van die gezamenlijke wetenschappelijke bijeenkomsten kan door de gemengde commissie worden opgesteld.

5.   Op basis van de aanbevelingen en resoluties van de ICCAT, het beste beschikbare wetenschappelijke advies en, in voorkomend geval, de conclusies van de gezamenlijke wetenschappelijke bijeenkomst kan de gemengde commissie, wat de activiteiten van Unievaartuigen betreft, een besluit nemen over maatregelen om het duurzame beheer van de onder dit protocol vallende visbestanden te waarborgen.

Artikel 6

Herziening, in onderlinge overeenstemming, van de vangstmogelijkheden en de technische maatregelen

1.   De gemengde commissie kan de in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden herbeoordelen en tot herziening daarvan besluiten voor zover in de aanbevelingen en resoluties van de ICCAT wordt bevestigd dat die herziening het duurzame beheer van de onder dit protocol vallende visserijbestanden ten goede zal komen. In dat geval herziet de gemengde commissie de in artikel 3, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis. De Unie mag jaarlijks evenwel niet meer betalen dan het dubbele van het in artikel 3, lid 2, onder a), vermelde bedrag.

2.   Zo nodig kan de gemengde commissie ook technische bepalingen van dit protocol en de bijlage daarbij onderzoeken en besluiten daarmee verband houdende bepalingen in onderlinge overeenstemming vast te stellen.

Artikel 7

Experimentele visserij en nieuwe vangstmogelijkheden

1.   Op verzoek van een van de partijen kan de gemengde commissie overwegen of in de Liberiaanse visserijzone aan experimentele visserij kan worden gedaan om de technische haalbaarheid en de economische rendabiliteit te testen van nieuwe visserijen die niet in artikel 1 zijn opgenomen. De gemengde commissie stelt daartoe geval per geval de soorten, de voorwaarden en andere relevante parameters vast.

2.   Als de Unie, rekening houdend met het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van de resultaten van de experimentele visserij, belangstelling krijgt voor nieuwe vangstmogelijkheden, komt de gemengde commissie bijeen om de voorwaarden voor die nieuwe visserijactiviteiten te bespreken en vast te stellen.

3.   Nadat Liberia zijn toestemming voor die nieuwe visserijactiviteiten heeft verleend, brengt de gemengde commissie de overeenkomstige wijzigingen aan in dit protocol en de bijlage daarbij.

Artikel 8

Schorsing

1.   De uitvoering van dit protocol, inclusief de betaling van de in artikel 3, lid 2, onder a) en b), van dit protocol bedoelde financiële tegenprestatie, kan op initiatief van elk van beide partij worden geschorst in de gevallen en onder de voorwaarden die in artikel 13 van de overeenkomst zijn vastgesteld.

2.   Onverminderd artikel 4 van dit protocol wordt de betaling van de financiële tegenprestatie hervat zodra de aan de in artikel 13 van de overeenkomst genoemde gebeurtenissen voorafgaande situatie is hersteld.

Artikel 9

Opzegging

Dit protocol kan op initiatief van elk van beide partijen worden opgezegd in de gevallen en onder de voorwaarden die in artikel 14 van de overeenkomst zijn vastgesteld.

Artikel 10

Elektronische gegevensuitwisseling

1.   Liberia en de Unie verbinden zich ertoe de nodige systemen in te voeren voor de elektronische uitwisseling van alle met de uitvoering van de overeenkomst en dit protocol verband houdende gegevens en documenten.

2.   De elektronische vorm van een document wordt op elk moment als gelijkwaardig aan de papieren versie beschouwd.

3.   Elke partij stelt de andere partij onverwijld in kennis van iedere storing van een computersysteem die een dergelijke uitwisseling verhindert. In die omstandigheden worden de met de uitvoering van de overeenkomst en dit protocol verband houdende gegevens en documenten automatisch vervangen door de papieren versie ervan, zoals vastgesteld in de bijlage.

Artikel 11

Vertrouwelijkheid

1.   Liberia en de Unie verbinden zich ertoe erop toe te zien dat alle in het kader van de overeenkomst en dit protocol verkregen commercieel gevoelige gegevens over Unievaartuigen en hun visserijactiviteiten te allen tijde overeenkomstig hun respectieve beginselen van vertrouwelijkheid en gegevensbescherming worden behandeld.

2.   De partijen zien erop toe dat alleen de geaggregeerde gegevens over de visserijactiviteiten van de vloot van de Unie in de Liberiaanse visserijzone openbaar worden gemaakt, overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen van de ICCAT en andere ROVB's. Anderszins vertrouwelijk geachte gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de uitvoering van de overeenkomst en ten behoeve van visserijbeheer, monitoring, controle en bewaking.

Artikel 12

Voorlopige toepassing

Dit protocol wordt, zodra het door de partijen wordt ondertekend, voorlopig van toepassing alvorens in werking te treden.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Dit protocol treedt in werking wanneer de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de vereiste procedures.


BIJLAGE

VOORWAARDEN VOOR HET VERRICHTEN VAN VISSERIJACTIVITEITEN DOOR UNIEVAARTUIGEN IN DE LIBERIAANSE VISSERIJZONE

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Aanwijzing van de bevoegde autoriteit

1.

Voor de toepassing van deze bijlage wordt, tenzij anders is bepaald, met elke verwijzing naar de Europese Unie (hierna: „de Unie” genoemd) of Liberia als bevoegde autoriteit, het volgende bedoeld:

voor de Unie: de Europese Commissie, indien van toepassing via de delegatie van de Europese Unie in Liberia (hierna „de EU-delegatie” genoemd);

voor Liberia: het ministerie van Landbouw.

De Liberiaanse visserijzone

2.

De geografische coördinaten van de in artikel 1, onder g), van de overeenkomst gedefinieerde Liberiaanse visserijzone en de basislijnen zijn omschreven in aanhangsel 5 van deze bijlage.

3.

De gebieden die overeenkomstig de nationale wetgeving gesloten zijn voor de visserij, zoals nationale parken, beschermde mariene gebieden en gebieden waar de vis zich voortplant, alsmede de gebieden die voor de scheepvaart gesloten zijn, zijn eveneens omschreven in aanhangsel 5 van deze bijlage.

4.

Liberia stelt de reders bij de afgifte van de vismachtiging in kennis van de coördinaten van deze gebieden.

5.

Liberia stelt de Unie, minstens twee maanden vóór de inwerkingtreding ervan, in kennis van elke wijziging in de voor de scheepvaart en de visserij gesloten gebieden.

Betalingen door de reders

6.

Liberia stelt de Unie vóór de voorlopige toepassing van het protocol in kennis van de gegevens van de bankrekening(en) van de overheid waarop de financiële bedragen moeten worden overgemaakt die in het kader van de overeenkomst ten laste zijn van de Unievaartuigen. De aan de bankoverschrijvingen verbonden kosten zijn voor rekening van de reders.

Contactgegevens

7.

De contactgegevens van de Liberiaanse autoriteiten zijn opgenomen in aanhangsel 7 van deze bijlage.

HOOFDSTUK II

VISMACHTIGINGEN

AFDELING 1

Aanvraag en afgifte van vismachtigingen

Voorwaarden voor het verkrijgen van een vismachtiging

1.

Alleen vaartuigen die daarvoor in aanmerking komen, kunnen een machtiging krijgen om in de Liberiaanse visserijzone te vissen.

2.

Een vaartuig komt slechts voor een machtiging in aanmerking als voor de reder, de kapitein en het vaartuig zelf geen verbod tot uitoefening van de visserij in Liberia geldt. Tevens mogen zij bij de Liberiaanse autoriteiten geen verplichtingen hebben uitstaan op grond van eerdere visserijactiviteiten in Liberia in het kader van met de Unie gesloten visserijovereenkomsten. De vaartuigen moeten ook in het register van vissersvaartuigen van de EU en het vaartuigenregister van de ICCAT zijn opgenomen en mogen niet op de IOO-lijst van de ICCAT of van andere ROVB's staan.

Aanvraag van een vismachtiging

3.

Voor elk vaartuig dat op grond van de overeenkomst wenst te vissen, dient de Unie ten minste 15 kalenderdagen vóór de begindatum van de aangevraagde geldigheidsduur bij Liberia elektronisch een aanvraag in, met kopie aan de EU-delegatie in Liberia. De Unie zendt de originelen rechtstreeks aan Liberia toe, met kopie aan de EU-delegatie in Liberia.

4.

De aanvragen worden ingediend op een formulier volgens het model in aanhangsel 1 van deze bijlage en gaan vergezeld van de volgende documenten:

i)

het bewijs van betaling van de niet-terugvorderbare geanticipeerde visrechten voor de geldigheidsperiode van de aangevraagde vismachtiging;

ii)

voor elke eerste aanvraag op grond van het protocol en elke aanvraag naar aanleiding van een technische wijziging aan het betrokken vaartuig: een recente (ten hoogste twaalf maanden oude) digitale kleurenfoto van het vaartuig met een voldoende grote resolutie (ten minste 15 × 10 cm) waarop het zijaanzicht in detail staat afgebeeld, met de naam en het identificatienummer van het vaartuig zichtbaar op de romp;

iii)

het zeewaardigheidscertificaat van het vaartuig;

iv)

het registratiecertificaat van het vaartuig;

v)

het tonnagecertificaat;

vi)

een verzekeringsbewijs;

vii)

een afbeelding en een gedetailleerde beschrijving van het gebruikte vistuig.

5.

De bevoegde Liberiaanse autoriteiten gebruiken de informatie die in het in punt 4 bedoelde aanvraagformulier wordt verstrekt, om binnen de in punt 3 vastgestelde termijn het „Liberia Maritime Authority certificate of number” op te stellen en af te geven. Het „Liberia Maritime Authority certificate of number” moet worden afgegeven voordat de bevoegde Liberiaanse autoriteiten de vismachtiging afgeven.

6.

Als onderdeel van hun eerste aanvraag voor een vismachtiging op grond van dit protocol ondergaan alle Unievaartuigen een aan de machtiging voorafgaande inspectie. De eerste vismachtiging wordt slechts afgegeven als die inspectie, die met toestemming van de betrokken havenstaat wordt verricht in een tussen de Unie en Liberia overeengekomen aangewezen haven in de deelregio, met succes wordt afgerond. Als de inspecties buiten de haven van Monrovia plaatsvinden, zijn de daarmee gepaard gaande kosten voor de reder.

7.

Om in het kader van het huidige protocol een vernieuwing van de vismachtiging aan te vragen voor vaartuigen waarvan de technische kenmerken niet zijn gewijzigd, hoeft bij de vernieuwingsaanvraag alleen het bewijs van betaling van de niet-terugvorderbare visrechten te worden bijgevoegd. Als de technische specificaties zijn gewijzigd, wordt de aanvraag opnieuw ingediend met alle revelante in punt 4 vermelde documenten en wordt de vismachtiging slechts afgegeven nadat een nieuwe aan de machtiging voorafgaande inspectie met succes is afgerond.

8.

Als Liberia geen toestemming van de havenstaat heeft gekregen om de inspectie uit te voeren, is de reder automatisch vrijgesteld van de verplichting om de in de punten 6 en 7 bedoelde aan de machtiging voorafgaande inspecties te ondergaan.

Afgifte van de vismachtiging

9.

Liberia geeft de vismachtigingen binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van alle in punt 4 bedoelde documenten af aan de reders of stelt de Unie binnen diezelfde termijn in kennis van zijn weigering. Het origineel van de vismachtiging wordt via de Unie aan de reder of zijn agent toegezonden. Wanneer de kantoren van de Unie gesloten zijn, kan Liberia de vismachtiging rechtstreeks aan de reder of zijn agent toezenden, met kopie aan de Unie.

10.

Tegelijk wordt, om de mogelijke uitoefening van de visserij niet te vertragen, elektronisch een kopie van de vismachtiging aan de Unie toegezonden, die ter informatie moet worden doorgestuurd naar de reder en naar de EU-delegatie. Die kopie mag gedurende een periode van ten hoogste 60 kalenderdagen na de datum van afgifte van de vismachtiging worden gebruikt. Gedurende die periode wordt de kopie als gelijkwaardig aan het origineel beschouwd.

11.

Onverminderd punt 10 wordt het origineel van de vismachtiging permanent aan boord bewaard.

Lijst van vaartuigen die mogen vissen

12.

Zodra de vismachtiging is afgegeven, neemt Liberia het Unievaartuig onmiddellijk op in de lijst van vaartuigen die in de Liberiaanse visserijzone mogen vissen. Die lijst wordt onmiddellijk toegestuurd aan de eenheid voor monitoring, controle en bewaking (Monitoring Control and Surveillance Unit — MCSU), het nationale centrum voor monitoring van de visserij (National Fisheries Monitoring Center — NFMC) en het ministerie van Landbouw van Liberia en aan de Unie. Liberia werkt de lijst van de tot visserij gemachtigde vaartuigen regelmatig bij. De nieuwe lijst wordt onmiddellijk aan de MCSU, het NFMC en het ministerie van Landbouw van Liberia en aan de Unie toegestuurd.

13.

Als de vismachtiging niet binnen de in punt 9 vastgestelde termijn wordt afgegeven, wordt het vaartuig voorlopig in de lijst opgenomen, tenzij duidelijk blijkt dat het niet aan de vereisten van punt 2 voldoet. Tijdens die periode mag het vaartuig vissen.

Overdracht van de vismachtiging

14.

De vismachtiging wordt afgegeven voor een bepaald vaartuig en is niet overdraagbaar.

15.

Op verzoek van de Unie wordt evenwel, wanneer is aangetoond dat het om overmacht gaat, met name bij verlies of langdurige immobilisatie van een vaartuig door ernstige technische averij, de vismachtiging vervangen door een nieuwe machtiging voor een ander vaartuig van dezelfde visserijcategorie als het te vervangen vaartuig, op voorwaarde dat een nieuwe aanvraag voor een vismachtiging op grond van punt 4 wordt ingediend en een aan de machtiging voorafgaande inspectie op grond van punt 6 met succes wordt afgerond, evenwel zonder dat nieuwe visrechten verschuldigd zijn. In dit geval worden de totale vangsten van beide vaartuigen in aanmerking genomen voor het bepalen van eventuele aanvullende betalingen.

16.

De reder of zijn agent zendt de geannuleerde vismachtiging via de EU-delegatie in Liberia terug aan Liberia. De nieuwe vismachtiging gaat in op de datum waarop de geannuleerde machtiging wordt terugbezorgd. De EU-delegatie in Liberia wordt in kennis gesteld van de overdracht van de vismachtiging.

17.

Liberia werkt de lijst van vaartuigen die mogen vissen bij en stuurt die onverwijld naar de MCSU, het NFMC en het ministerie van Landbouw van Liberia, en naar de Unie.

Geldigheidsduur van de vismachtiging

18.

De vismachtigingen zijn geldig gedurende een jaarperiode en kunnen worden vernieuwd.

19.

Voor de bepaling van het begin van de geldigheidsduur wordt onder „jaarperiode” verstaan:

i)

in het eerste jaar van toepassing van het protocol de periode tussen de datum waarop het protocol voorlopig van toepassing wordt en 31 december van datzelfde jaar;

ii)

vervolgens elk volledig kalenderjaar;

iii)

in het laatste toepassingsjaar van het protocol, de periode tussen 1 januari en de datum waarop het protocol verstrijkt.

Voor het eerste en het laatste jaar waarin het protocol van toepassing is, worden de in afdeling 2 bedoelde geanticipeerde visrechten pro rata temporis berekend.

Aan boord te houden documenten

20.

Tijdens het verblijf in de Liberiaanse visserijzone of in een overeengekomen aangewezen haven in de deelregio, hebben de vissersvaartuigen te allen tijde de volgende documenten aan boord:

i)

de vismachtiging;

ii)

het registratiecertificaat van het vaartuig;

iii)

het „Liberia Maritime Authority certificate of number”;

iv)

bijgewerkte, gecertificeerde tekeningen of beschrijvingen van de indeling van het vissersvaartuig, en met name het aantal visruimen van het vissersvaartuig, waarbij de opslagcapaciteit in kubieke meters is aangegeven;

v)

als in de kenmerken van het vissersvaartuig wijzigingen zijn aangebracht wat betreft de lengte over alles, het brutoregistertonnage, het vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren in pk of de inhoud van het scheepsruim, een door de bevoegde autoriteit van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig gecertificeerd certificaat waarin de aard van die wijziging is beschreven;

vi)

als het vissersvaartuig is voorzien van tanks voor gekoeld zeewater, een door de bevoegde autoriteit van de vlaggenstaat van het vaartuig gecertificeerd document waarin de kalibratie van de tanks in kubieke meters is aangegeven;

vii)

een kopie van de toepasselijke visserijwetgeving van Liberia, die door Liberia moet worden verstrekt; en

viii)

de in punt 4 bedoelde documenten.

AFDELING 2

Voorwaarden betreffende de vismachtiging — visrechten en geanticipeerde betalingen

1.

De door de reders te betalen visrechten worden berekend aan de hand van de volgende bedragen per ton vis die in de Liberiaanse visserijzone wordt gevangen:

55 EUR per ton in het eerste jaar van toepassing;

60 EUR per ton in het tweede en het derde jaar van toepassing;

65 EUR per ton in het vierde jaar van toepassing;

70 EUR per ton in het vijfde jaar van toepassing.

2.

De vismachtigingen worden afgegeven zodra de reders de bevoegde autoriteiten van Liberia de volgende geanticipeerde visrechten hebben betaald:

a)

voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

7 150 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 130 ton per jaar, in het eerste jaar van de toepassing van het protocol,

7 150 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 119,17 ton per jaar, in het tweede en het derde jaar van de toepassing van het protocol,

7 150 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 110 ton per jaar, in het vierde jaar van de toepassing van het protocol,

7 150 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 102,14 ton per jaar, in het vijfde jaar van de toepassing van het protocol;

b)

voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

2 200 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 40 ton per jaar, in het eerste jaar van de toepassing van het protocol,

2 200 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 36,67 ton per jaar, in het tweede en het derde jaar van de toepassing van het protocol,

2 200 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 33,85 ton per jaar, in het vierde jaar van de toepassing van het protocol,

2 200 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 31,43 ton per jaar, in het vijfde jaar van de toepassing van het protocol.

3.

De geanticipeerde visrechten zijn inclusief alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van havenbelastingen en dienstverleningskosten.

4.

Wanneer de geldigheidsduur van de vismachtiging korter is dan een jaar, wordt het bedrag van de geanticipeerde visrechten aangepast naar rato van de gevraagde geldigheidsduur.

5.

Valt de eindafrekening van de visrechten hoger uit dan de geanticipeerde visrechten die de reder voor het verkrijgen van de vismachtiging heeft betaald, dan maakt de reder het saldo uiterlijk 30 september van het jaar na dat van de betrokken vangsten aan Liberia over. Wanneer het bedrag van de eindafrekening kleiner is dan de in punt 2 vastgestelde geanticipeerde visrechten, kan de reder het verschil niet terugvorderen.

AFDELING 3

Ondersteuningsvaartuigen

1.

Liberia staat toe dat Unievaartuigen die over een vismachtiging beschikken, door ondersteuningsvaartuigen worden bijgestaan. De ondersteuningsvaartuigen voeren de vlag van een lidstaat van de Unie, mogen niet voor de visvangst zijn uitgerust en evenmin voor overladingen worden gebruikt.

2.

Liberia stelt de ondersteuningsactiviteiten en de voorwaarden voor de afgifte van een machtiging vast en stelt een lijst van gemachtigde ondersteuningsvaartuigen op, die het onverwijld meedeelt aan de nationale instantie voor visserijcontrole en aan de Unie.

3.

Het recht voor de machtiging van ondersteuningsvaartuigen bedraagt 3 000 EUR per vaartuig per jaar.

HOOFDSTUK III

TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN

1.

In de technische notities in aanhangsel 2 van deze bijlage worden per visserijcategorie de voor de visserijzone, het vistuig en de bijvangsten geldende technische instandhoudingsmaatregelen voor vaartuigen met een vismachtiging vastgesteld.

2.

De vaartuigen nemen alle aanbevelingen van de ICCAT en de ter zake geldende Liberiaanse wetgeving in acht.

3.

Het gebruik van drijvende, vis aantrekkende voorzieningen (FAD's) in de Liberiaanse visserijzone blijft beperkt tot kunstmatige dragers met zich onderwater bevindende niet-verstrikkende hangstructuren. Deze drijvende kunstmatige FAD's mogen slechts worden uitgezet en gebruikt indien de Unie een beheersplan vaststelt dat in overeenstemming is met de bepalingen van de ICCAT.

4.

De Unievaartuigen zorgen ervoor dat hun visserijactiviteiten de traditionele plaatselijke visserij niet verstoren en laten alle schildpadden, zeezoogdieren, zeevogels en rifvissen op zodanige wijze vrij dat deze bijvangsten optimale overlevingskansen hebben.

5.

De Unievaartuigen en hun kapiteins en exploitanten zorgen ervoor dat hun visserijactiviteiten de activiteiten van andere vissersvaartuigen niet verstoren en het vistuig van andere vissersvaartuigen niet belemmeren.

HOOFDSTUK IV

CONTROLE, MONITORING EN TOEZICHT

AFDELING 1

Vangstaangiften

Visserijlogboek

1.

De kapitein van een Unievaartuig dat op grond van de overeenkomst vist, houdt een visserijlogboek bij waarvan het model voor elke visserijcategorie is opgenomen in aanhangsel 3 van deze bijlage.

2.

Het visserijlogboek wordt door de kapitein ingevuld voor elke dag waarop het vaartuig aanwezig is in de Liberiaanse visserijzone.

3.

De kapitein noteert elke dag de gevangen en aan boord gehouden hoeveelheid van elke soort (aangeduid met de FAO-drielettercode) in het visserijlogboek, uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, indien vereist, in aantal exemplaren. Voor elke hoofdsoort vermeldt de kapitein ook de bijvangsten.

4.

Voor zover van toepassing noteert de kapitein elke dag ook de volgende gegevens in het visserijlogboek:

i)

de hoeveelheden van elke teruggegooide soort, uitgedrukt in kg levend gewicht of, indien vereist, in aantal exemplaren;

ii)

het gebruikte vistuigtype;

iii)

de positie van het vaartuig op het middaguur en, indien van toepassing, de positie bij het uitzetten van het vistuig, de uitzettijd of het aantal haken en de temperatuur aan het zeeoppervlak;

iv)

het totale aantal trekken per dag, de geaggregeerde tijd per trek en het totale aantal dagen waarop per visreis is gevist; en

v)

eventuele andere gegevens als vastgesteld door de gemengde commissie.

5.

Indien een vaartuig op een bepaalde dag geen vistuig heeft uitgezet, of indien er bij het uitzetten niets is gevangen, vermeldt de kapitein van het vaartuig deze informatie op het logboekformulier voor die dag. Indien een vaartuig op een bepaalde dag (tot middernacht plaatselijke tijd) geen visserijactiviteiten verricht, wordt dit voor de betrokken dag in het logboek van het vaartuig vermeld.

6.

Tijdstip en datum van het binnenvaren en verlaten van de Liberiaanse visserijzone worden onmiddellijk na het binnenvaren en verlaten van de Liberiaanse visserijzone in het logboek geregistreerd.

7.

Het visserijlogboek wordt leesbaar ingevuld, in hoofdletters, en ondertekend door de kapitein.

8.

De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de in het visserijlogboek vermelde gegevens.

Vangstaangiften

9.

De kapitein meldt de vangsten van het vaartuig door de tijdens de aanwezigheid in de Liberiaanse visserijzone ingevulde visserijlogboeken toe te zenden aan het Nationale visserijbureau (Bureau of National Fisheries — BNF).

10.

De visserijlogboeken worden als volgt toegezonden:

i)

wanneer het vaartuig een Liberiaanse haven aandoet, wordt het origineel van elk visserijlogboek bezorgd aan de plaatselijke vertegenwoordiger van Liberia, die de ontvangst ervan schriftelijk bevestigt;

ii)

bij het verlaten van de Liberiaanse visserijzone zonder dat vooraf een Liberiaanse haven is aangedaan, wordt elk visserijlogboek verzonden binnen 14 kalenderdagen na aankomst in een andere haven, en in ieder geval binnen 30 kalenderdagen na het verlaten van de Liberiaanse visserijzone:

a)

bij voorkeur gescand per e-mail, of

b)

per fax, of

c)

het origineel per post.

11.

Met het oog op een snellere transmissie stellen de partijen alles in het werk om een systeem voor elektronische uitwisseling van alle gegevens in te voeren.

12.

Zodra de vangstaangiften per e-mail kunnen worden toegezonden, verstuurt de kapitein de visserijlogboeken naar Liberia via het door Liberia meegedeelde e-mailadres. Liberia verzendt per omgaande een ontvangstbevestiging per e-mail.

13.

De kapitein doet de EU-delegatie in Liberia een kopie van alle visserijlogboeken toekomen. Voorts zendt de kapitein voor elk vaartuig een kopie van alle visserijlogboeken toe aan het BNF en een van de volgende wetenschappelijke instellingen:

i)

IRD (Institut de recherche pour le développement);

ii)

IEO (Instituto Español de Oceanografia);

iii)

IPMA (Instituto Português do Mar e da Atmosfera).

14.

Wanneer het vaartuig tijdens de geldigheidsduur van zijn vismachtiging terugkeert naar de Liberiaanse visserijzone, geeft dit aanleiding tot een nieuwe vangstaangifte.

15.

Worden de bepalingen inzake de vangstaangifte niet nageleefd, dan kan Liberia de vismachtiging van het betrokken vaartuig schorsen totdat de ontbrekende vangstaangifte is doorgestuurd, en de reder de sanctie opleggen waarin de geldende nationale wetgeving voorziet. In geval van recidive kan Liberia weigeren de vismachtiging te vernieuwen. Liberia stelt de Unie onverwijld in kennis van iedere in dit verband toegepaste sanctie.

Overgang naar een elektronisch systeem

16.

De partijen verklaren bereid te zijn over te schakelen naar een systeem voor elektronische vangstaangiften op basis van de in aanhangsel 6 van deze bijlage beschreven technische kenmerken. De partijen spreken af om de methode voor de elektronische doorzending samen te bepalen met als doel het systeem zo snel mogelijk operationeel te maken. Zodra de voorwaarden voor deze overgang zijn vervuld, meldt Liberia dit aan de Unie. Na deze inkennisstelling stellen de partijen een termijn van twee maanden vast waarbinnen het systeem volledig operationeel moet worden gemaakt.

Kwartaalaangiften van vangsten

17.

Totdat het in punt 16 bedoelde elektronische vangstaangiftesysteem is ingevoerd, delen de lidstaten van de Unie de Europese Commissie uiterlijk 15 kalenderdagen vanaf het einde van elk kwartaal, de in ton uitgedrukte vangstgegevens over het voorgaande kwartaal mee, zoals die door hun nationale overheidsdiensten zijn gevalideerd en door de in punt 13 genoemde wetenschappelijke instellingen zijn bevestigd. De wetenschappelijke instellingen analyseren de vangstgegevens aan de hand van kruiscontroles van de beschikbare gegevens in de visserijlogboeken, de aanlandingsaangiften, de verkoopdocumenten en, in voorkomend geval, de wetenschappelijke waarnemingsverslagen. Op basis hiervan stelt de Unie voor elk vaartuig dat in de Liberiaanse visserijzone mag vissen, per soort en per maand een kwartaalaangifte van de vangst op volgens het model in aanhangsel 8 van deze bijlage.

18.

De geaggregeerde gegevens van de visserijlogboeken worden als voorlopig beschouwd totdat de Unie de in punt 23 bedoelde eindafrekening van de visrechten heeft meegedeeld.

Eindafrekening van de visrechten

19.

Totdat het in punt 16 bedoelde elektronische vangstaangiftesysteem is ingevoerd, delen de lidstaten van de Unie de Europese Commissie elk jaar uiterlijk 15 mei de in ton uitgedrukte vangstgegevens over het voorgaande jaar mee, zoals die door hun nationale overheidsdiensten zijn gevalideerd en door de in punt 13 genoemde wetenschappelijke instellingen zijn bevestigd.

20.

De wetenschappelijke instellingen analyseren de vangstgegevens aan de hand van kruiscontroles van de beschikbare gegevens in de visserijlogboeken, de aanlandingsaangiften, de verkoopdocumenten en, in voorkomend geval, de wetenschappelijke waarnemingsverslagen.

21.

Aan het BNF wordt meegedeeld welke methode de wetenschappelijke instellingen van de Unie toepassen om de omvang en de samenstelling van de vangsten in de Liberiaanse visserijzone te analyseren.

22.

Op basis van de in punt 19 bedoelde vangstaangiften stelt de Unie voor elk vaartuig dat het voorgaande jaar in de Liberiaanse visserijzone mocht vissen, een eindafrekening vast van de visrechten die het vaartuig voor het jaarlijkse visseizoen van het voorgaande kalenderjaar verschuldigd is.

23.

De Unie doet deze eindafrekening van de visrechten vóór 30 juni van het lopende jaar via de lidstaten van de Unie tegelijk aan Liberia en aan de reders toekomen.

24.

Liberia stelt de Unie in kennis van de ontvangst van de eindafrekening en kan de Unie, indien het dit nodig acht, om toelichting vragen. In dat geval pleegt de Unie overleg met de nationale overheidsdiensten van de vlaggenstaten en met de wetenschappelijke instellingen van de Unie en doet zij al het nodige om Liberia de noodzakelijke aanvullende gegevens te verstrekken. Indien nodig kan een specifieke gezamenlijke wetenschappelijke bijeenkomst worden belegd om de vangstgegevens en de voor de kruiscontroles van de informatie gebruikte methoden te onderzoeken.

25.

Liberia kan de definitieve jaarlijkse vangstaangifte en de eindafrekening van de visrechten op basis van bewijsstukken betwisten binnen een termijn van 30 kalenderdagen na de in punt 24 bedoelde kennisgeving. Bij verschil van mening plegen de partijen overleg in de gemengde commissie. Als Liberia binnen de genoemde termijn geen bezwaar aantekent, wordt de eindafrekening van de visrechten geacht te zijn aangenomen.

AFDELING 2

Aanlanding en overlading

Aanlandingsprocedure

1.

De kapitein van een Unievaartuig die vangsten uit de Liberiaanse visserijzone in een Liberiaanse haven wenst aan te landen, stelt Liberia, totdat de Mesurado-pier operationeel wordt, ten minste 48 uur vóór de aanlanding en daarna ten minste 24 uur vóór de aanlanding in kennis van:

a)

de naam en de internationale radioroepnaam van het vissersvaartuig dat zal aanlanden;

b)

de haven van aanlanding;

c)

de verwachte datum en het verwachte tijdstip van aanlanding;

d)

de hoeveelheid (uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, indien vereist, in aantal exemplaren) van elke aan te landen soort (aangeduid met de FAO-drielettercode);

e)

de aanbiedingsvorm van de producten.

2.

De aanlanding moet plaatsvinden in de visserijzone van een hiertoe gemachtigde Liberiaanse haven.

3.

Worden de bepalingen betreffende de aanlandingsprocedure niet nageleefd, dan worden de daartoe in de Liberiaanse wetgeving vastgestelde sancties toegepast.

Aanmoediging tot het aanlanden

4.

De Unievaartuigen leveren hun tonijn zo veel mogelijk aan de plaatselijke industrie, tegen wereldmarktprijzen. Totdat in Liberia de Mesurado-pier operationeel wordt, wordt aan een Unievaartuig dat over een vismachtiging overeenkomstig dit protocol beschikt en zijn tonijnvangsten in een aangewezen haven van Liberia aanlandt, een financiële stimulans gegeven in de vorm van een verlaging van het visrecht ten belope van 10 EUR per ton aangelande bijvangsten, voor zover de vangst aan een Liberiaans visbedrijf wordt verkocht voor bevoorrading van de Liberiaanse markt. Dit mechanisme is beperkt tot maximaal 50 % van de definitieve aangegeven vangsten.

5.

Zodra de visserijterminal van de Mesurado operationeel wordt, krijgen de Unievaartuigen de financiële stimulans in de vorm van een gedeeltelijke verlaging van het visrecht ten belope van 10 EUR per aangelande ton. Als aan de plaatselijke industrie wordt verkocht, wordt een extra verlaging van het visrecht ten belope van nog eens 10 EUR per aangelande ton gegeven. Voor bijvangsten wordt, wanneer de vangst aan de plaatselijke markt wordt verkocht, een speciale verlaging van het visrecht ten belope van 25 EUR per ton aangelande bijvangsten gegeven. Dit mechanisme is beperkt tot maximaal 50 % van de definitief aangegeven tonijnvangsten.

Overlading

6.

De kapitein van een Unievaartuig die vangsten uit de Liberiaanse visserijzone in een Liberiaanse haven wenst over te laden, stelt Liberia, totdat de Mesurado-pier operationeel wordt, ten minste 48 uur vóór de overlading en daarna ten minste 24 uur vóór de overlading in kennis van:

a)

de naam en de internationale radioroepnaam van het overladende vissersvaartuig;

b)

de naam en de internationale radioroepnaam van het ontvangende vissersvaartuig;

c)

de haven van overlading;

d)

de verwachte datum en het verwachte tijdstip van overlading;

e)

de hoeveelheid (uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, indien vereist, in aantal exemplaren) van elke over te laden soort (aangeduid met de FAO-drielettercode);

f)

de aanbiedingsvorm van de producten.

7.

Het overladen gebeurt in een daartoe gemachtigde Liberiaanse haven, in aanwezigheid van Liberiaanse inspecteurs. Om vertraging te voorkomen mag de kapitein in uitzonderlijke gevallen waarin geen Liberiaanse inspecteur aanwezig kan zijn, met het overladen beginnen na afloop van de in punt 6 vastgestelde kennisgevingstermijn. Overlading op zee is verboden.

8.

Overladen wordt beschouwd als het verlaten van de Liberiaanse visserijzone zoals omschreven in afdeling 3. Daarom dienen de vaartuigen uiterlijk 24 uur nadat het overladen is beëindigd, of in elk geval minstens zes uur voordat het overladende vaartuig de haven verlaat, naargelang van wat zich het eerst voordoet, bij de bevoegde autoriteiten hun vangstaangiften in en deelt de reder mee of hij van plan is met het vissen door te gaan dan wel de Liberiaanse visserijzone te verlaten. Voor het ontvangende vaartuig zijn de rapportagevereisten van de toepasselijke Liberiaanse wetgeving van toepassing.

AFDELING 3

Controle en inspectie

Binnenvaren en verlaten van de zone

1.

Telkens wanneer een Unievaartuig met een vismachtiging de Liberiaanse visserijzone binnenvaart of verlaat, moet dit minstens zes uur van tevoren aan Liberia worden gemeld.

2.

Bij de melding van het binnenvaren of verlaten deelt het Unievaartuig met name de volgende gegevens mee:

i)

verwachte datum, verwacht tijdstip en verwachte plaats;

ii)

de aan boord gehouden hoeveelheid van elke soort (aangeduid met de FAO-drielettercode), uitgedrukt in kilogram levend gewicht, of indien vereist, in aantal exemplaren;

iii)

de aanbiedingsvorm van de producten.

3.

De kennisgeving gebeurt bij voorkeur per e-mail, of indien dat niet mogelijk is, per fax of per radio, op een e-mailadres, oproepnummer of radiofrequentie zoals meegedeeld door Liberia en vermeld in aanhangsel 7 bij deze bijlage. Liberia verzendt per omgaande een ontvangstbevestiging per e-mail. Liberia stelt de betrokken vaartuigen en de Unie onverwijld in kennis van elke wijziging van het e-mailadres, het oproepnummer of de radiofrequentie.

4.

Een Unievaartuig dat in de Liberiaanse visserijzone wordt waargenomen terwijl het aan het vissen is zonder dat het zijn aanwezigheid vooraf heeft gemeld, wordt beschouwd als een vaartuig dat illegaal vist.

Inspectie op zee

5.

De inspectie op zee in de Liberiaanse visserijzone van Unievaartuigen met een vismachtiging wordt uitgevoerd door Liberiaanse vaartuigen en inspecteurs die duidelijk herkenbaar zijn als voor visserijcontrole aangewezen vaartuigen en inspecteurs.

6.

Voordat de Liberiaanse inspecteurs aan boord gaan, stellen zij het Unievaartuig in kennis van hun besluit om een inspectie uit te voeren. De kapitein van het Unievaartuig staat toe dat de Liberiaanse inspecteurs aan boord gaan en hun werkzaamheden verrichten, en verleent daaraan zijn medewerking. De inspectie wordt door maximaal vijf inspecteurs uitgevoerd, die hun identiteit en kwalificatie als inspecteur moeten aantonen alvorens met de inspectie te beginnen.

7.

De kapitein geeft onmiddellijk gevolg aan iedere redelijke instructie van de gemachtigde functionarissen en vergemakkelijkt het veilig aan boord gaan en de inspectie van het vaartuig, het vistuig, de uitrusting, de registers, de vis, de visproducten en de bescheiden betreffende de bemanning.

8.

De kapitein en de bemanningsleden van het vaartuig vallen de gemachtigde functionaris tijdens de uitoefening van zijn taken niet aan, belemmeren hem niet, bieden hem geen weerstand, houden hem niet op, weigeren niet hem aan boord te laten, intimideren hem niet en mengen zich niet in zijn werkzaamheden.

9.

De Liberiaanse inspecteurs blijven niet langer aan boord van het Unievaartuig dan nodig is om de met de inspectie verband houdende taken te verrichten. Zij voeren de inspectie zo uit dat die zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor het vaartuig, de visserijactiviteit en de lading.

10.

Liberia kan de Unie toestaan om als waarnemer aan de inspectie deel te nemen.

11.

Aan het eind van elke inspectie stellen de Liberiaanse inspecteurs een inspectieverslag op. De kapitein van het Unievaartuig mag opmerkingen aan het inspectieverslag toevoegen. Het inspectieverslag wordt ondertekend door de inspecteur die het verslag opstelt, en door de kapitein van het Unievaartuig.

12.

De ondertekening van het inspectieverslag door de kapitein laat het recht van verweer van de reder tijdens een inbreukprocedure onverlet. Weigert de kapitein dit document te ondertekenen, dan moet hij dit schriftelijk motiveren en brengt de inspecteur de vermelding „weigert te ondertekenen” aan. De Liberiaanse inspecteurs overhandigen een kopie van het inspectieverslag aan de kapitein van het Unievaartuig alvorens het vaartuig te verlaten. Liberia doet de Unie binnen acht kalenderdagen na de inspectie een kopie van het inspectieverslag toekomen.

Inspectie in de haven

13.

Mits de betrokken havenstaat daartoe toestemming geeft, wordt de inspectie in de haven of op de rede van Unievaartuigen met een vismachtiging die vangsten uit de Liberiaanse visserijzone in een in onderlinge overeenstemming tussen de Unie en Liberia aangewezen haven in de deelregio aanlanden, uitgevoerd door vaartuigen en inspecteurs van Liberia die duidelijk herkenbaar zijn als voor visserijcontrole aangewezen vaartuigen en inspecteurs.

14.

Voordat de Liberiaanse inspecteurs aan boord gaan, stellen zij het Unievaartuig in kennis van hun besluit om een inspectie uit te voeren. De kapitein van het Unievaartuig staat toe dat de Liberiaanse inspecteurs aan boord gaan en hun werkzaamheden verrichten, en verleent daaraan zijn medewerking. De inspectie wordt door maximaal vijf inspecteurs uitgevoerd, die hun identiteit en kwalificatie als inspecteur moeten aantonen alvorens met de inspectie te beginnen.

15.

De kapitein geeft onmiddellijk gevolg aan iedere redelijke instructie van de gemachtigde functionarissen en vergemakkelijkt het veilig aan boord gaan en de inspectie van het vaartuig, het vistuig, de uitrusting, de registers, de vis, de visproducten en de bescheiden betreffende de bemanning.

16.

De kapitein en de bemanningsleden van het vaartuig vallen de gemachtigde functionaris tijdens de uitoefening van zijn taken niet aan, belemmeren hem niet, bieden hem geen weerstand, houden hem niet op, weigeren niet hem aan boord te laten, intimideren hem niet en mengen zich niet in zijn werkzaamheden.

17.

De Liberiaanse inspecteurs blijven niet langer aan boord van het Unievaartuig dan nodig is om de met de inspectie verband houdende taken te verrichten. Zij voeren de inspectie zo uit dat die zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor het vaartuig, de visserijactiviteit en de lading.

18.

Liberia kan de Unie toestaan om als waarnemer aan de inspectie deel te nemen.

19.

Aan het eind van elke inspectie stellen de Liberiaanse inspecteurs een inspectieverslag op. De kapitein van het Unievaartuig mag opmerkingen aan het inspectieverslag toevoegen. Het inspectieverslag wordt ondertekend door de inspecteur die het verslag opstelt, en door de kapitein van het Unievaartuig.

20.

De ondertekening van het inspectieverslag door de kapitein laat het recht van verweer van de reder tijdens een inbreukprocedure onverlet. Weigert de kapitein dit document te ondertekenen, dan moet hij dit schriftelijk motiveren en brengt de inspecteur de vermelding „weigert te ondertekenen” aan. De Liberiaanse inspecteurs overhandigen een kopie van het inspectieverslag aan de kapitein van het Unievaartuig alvorens het vaartuig te verlaten. Liberia doet de Unie binnen acht kalenderdagen na de inspectie een kopie van het inspectieverslag toekomen.

Samenwerking op het gebied van monitoring ter bestrijding van IOO-visserij

21.

Om de bestrijding van IOO-visserij te intensiveren signaleren de kapiteins van Unievaartuigen de aanwezigheid van vaartuigen in de Liberiaanse visserijzone die mogelijk IOO-visserijactiviteiten aan het verrichten zijn, en winnen zij zo veel mogelijk informatie in over wat is waargenomen. De waarnemingsverslagen worden onmiddellijk toegezonden aan de MCSU, het NFMC en het ministerie van Landbouw van Liberia en aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de Unie van het vaartuig dat de waarneming heeft gedaan, en deze instanties sturen de verslagen op hun beurt onmiddellijk door naar de Unie of de door haar aangewezen instantie.

22.

Als Liberia beschikt over waarnemingsverslagen over vissersvaartuigen die mogelijk IOO-visserijactiviteiten in de Liberiaanse visserijzone uitoefenen, doet het deze verslagen aan de Unie toekomen.

AFDELING 4

Satellietvolgsysteem voor vaartuigen (VMS)

Positieberichten van vaartuigen — VMS-systeem

1.

Tijdens hun aanwezigheid in de Liberiaanse visserijzone moeten Unievaartuigen met een vismachtiging te allen tijde zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem (Vessel Monitoring System — VMS) dat hun positie automatisch en permanent (om de twee uur) meedeelt aan het visserijcontrolecentrum (VCC) van hun vlaggenstaat.

2.

Elk positiebericht moet het volgende bevatten:

a)

de identificatiegegevens van het vaartuig;

b)

de laatste geografische positie van het vaartuig (lengte- en breedtegraad), met een foutenmarge van minder dan 100 m en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %;

c)

de datum en het tijdstip van de registratie van de positie;

d)

de snelheid en de vaarrichting van het vaartuig.

3.

Elk positiebericht moet geconfigureerd zijn volgens het formaat in aanhangsel 4 van deze bijlage.

4.

De eerste positie die na het binnenvaren van de Liberiaanse visserijzone wordt geregistreerd, wordt aangeduid met de code „ENT”. Alle daaropvolgende posities worden aangeduid met de code „POS”, met uitzondering van de eerste na het verlaten van de Liberiaanse visserijzone geregistreerde positie, die wordt aangeduid met de code „EXI”.

5.

Het VCC van de vlaggenstaat zorgt ervoor dat de positieberichten automatisch worden verwerkt en, zo nodig, elektronisch worden doorgestuurd. De positieberichten worden op een beveiligde manier geregistreerd en worden gedurende drie jaar bewaard.

Melding van positieberichten door de vaartuigen bij uitval van het VMS-systeem

6.

De kapitein verzekert er zich te allen tijde van dat het VMS-systeem van zijn vaartuig volledig operationeel is en dat de positieberichten correct worden doorgestuurd naar het VCC van de vlaggenstaat.

7.

Bij uitval wordt het VMS-systeem van het vaartuig binnen tien dagen hersteld of vervangen. Na het verstrijken van deze termijn zonder herstelling of vervanging mag het vaartuig niet langer in de Liberiaanse visserijzone vissen.

8.

Vaartuigen die in de Liberiaanse visserijzone vissen en waarvan het VMS-systeem defect is, sturen hun positieberichten ten minste om de vier uur per e-mail, radio of fax door aan het VCC van de vlaggenstaat, met opgave van alle verplichte gegevens.

Beveiligde verzending van de positieberichten aan Liberia

9.

Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten van de betrokken vaartuigen automatisch door naar het VCC van Liberia. Het VCC van de vlaggenstaat en dat van Liberia wisselen hun e-mailadres uit en stellen elkaar onmiddellijk in kennis van iedere wijziging daarvan.

10.

De transmissie van de positieberichten tussen de VCC's van de vlaggenstaat en van Liberia gebeurt elektronisch via een beveiligd communicatiesysteem.

11.

Het VCC van Liberia stelt het VCC van de vlaggenstaat en de Unie onmiddellijk in kennis van iedere onderbreking in de ontvangst van de opeenvolgende positieberichten van een vaartuig met een vismachtiging, voor zover dat vaartuig niet heeft gemeld dat het de Liberiaanse visserijzone zou verlaten.

Slechte werking van het communicatiesysteem

12.

Liberia verzekert zich ervan dat zijn elektronische uitrusting compatibel is met die van het VCC van de vlaggenstaat en stelt de Unie onmiddellijk in kennis van elk probleem bij de transmissie en de ontvangst van positieberichten met het oog op een zo spoedig mogelijke technische oplossing. Eventuele geschillen worden door de gemengde commissie beslecht.

13.

De kapitein wordt verantwoordelijk geacht voor iedere bewezen manipulatie van het VMS-systeem van het vaartuig die tot doel heeft de werking ervan te verstoren of de positieberichten te vervalsen. Inbreuken worden bestraft met de in de geldende Liberiaanse wetgeving vastgestelde sancties.

Herziening van de frequentie van de positieberichten

14.

Op basis van gefundeerde aanwijzingen voor een overtreding kan Liberia het FMC van de vlaggenstaat, met kopie aan de Unie, verzoeken het interval voor het versturen van de positieberichten van een vaartuig gedurende een bepaalde onderzoeksperiode te beperken tot dertig minuten. Liberia legt deze gefundeerde aanwijzingen onmiddellijk over aan het VCC van de vlaggenstaat en aan de Unie. Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten onmiddellijk volgens de nieuwe frequentie door naar Liberia.

15.

Wanneer de onderzoeksperiode afloopt, stelt Liberia het VCC van de vlaggenstaat en de Unie daarvan onmiddellijk in kennis; vervolgens deelt Liberia aan dit VCC en aan de Unie mee of vervolg zal worden gegeven aan het onderzoek.

AFDELING 5

Waarnemers

Waarneming van visserijactiviteiten

1.

De visserijactiviteiten van vaartuigen met een vismachtiging vallen onder een waarnemersregeling in het kader van de overeenkomst.

2.

Deze waarnemersregeling is in overeenstemming met de aanbevelingen van de ICCAT.

3.

Totdat het nieuwe regionale waarnemersprogramma van de ICCAT operationeel wordt, gelden voor de waarnemers de onderstaande bepalingen.

Aangewezen vaartuigen en waarnemers

4.

Uiterlijk 15 kalenderdagen vóór de datum waarop de waarnemer aan boord zou moeten gaan, wijst het BNF de Unievaartuigen aan die een waarnemer aan boord moeten nemen, evenals de waarnemer die aan dit vaartuig wordt toegewezen. Op verzoek van de Liberiaanse autoriteiten nemen de Unievaartuigen een waarnemer aan boord; het is de bedoeling dat 15 % van de vaartuigen met een vismachtiging door een waarnemer wordt bezocht.

5.

Het BNF stelt een lijst op van de vaartuigen die zijn aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen, alsmede een lijst van de aangestelde waarnemers. Deze lijsten worden geactualiseerd. Zij worden meteen na de opstelling ervan aan de Unie meegedeeld, en vervolgens, indien zij worden geactualiseerd, om de drie maanden.

6.

Als de vismachtiging is afgegeven, stelt het BNF de Unie en de reder of zijn agent in kennis van de aangewezen vaartuigen en van de waarnemers die aan boord van elk vaartuig zullen gaan. De reder kiest het tijdstip en de haven waar de waarnemers aan boord worden genomen; dit kan een niet-Liberiaanse haven zijn. Het BNF stelt de Unie en de reder of zijn agent onverwijld in kennis van elke wijziging in de aangewezen vaartuigen en waarnemers.

7.

Het BNF streeft ernaar geen waarnemers aan te wijzen voor vaartuigen die reeds een waarnemer aan boord hebben of die voor het betrokken visseizoen in het kader van hun activiteiten in andere visserijzones dan die van Liberia reeds formeel verplicht zijn een waarnemer aan boord te nemen.

8.

De waarnemers blijven aan boord gedurende één visreis of, op het uitdrukkelijke verzoek van de reder voor een bepaald vaartuig, gedurende meer dan één visreis.

9.

De waarnemers blijven niet langer aan boord van het vaartuig dan nodig is om hun taken te verrichten.

Forfaitaire financiële bijdrage

10.

Bij de betaling van de jaarlijkse geanticipeerde visrechten maakt de reder aan Liberia voor elk vaartuig ook een forfaitair bedrag van 400 EUR per jaar over.

Loon van de waarnemer

11.

Het loon en de sociale bijdragen voor de waarnemer zijn voor rekening van Liberia.

Voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer

12.

De voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer, met name de duur van zijn aanwezigheid aan boord, worden in onderling overleg tussen de reder of zijn agent en Liberia vastgesteld.

13.

De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Voor zijn verblijf aan boord wordt evenwel rekening gehouden met de technische indeling van het vaartuig.

14.

De reder zorgt op zijn kosten voor kost en logies van de waarnemer aan boord van het vaartuig en stelt onder meer was- en toiletvoorzieningen ter beschikking; de kwaliteit hiervan is minstens even goed als die welke aan de officieren op het vissersvaartuig wordt geboden.

15.

De kapitein neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke veiligheid en het algemene welzijn van de waarnemer te waarborgen.

16.

De kapitein garandeert de waarnemer de toegang tot de voorzieningen, het vistuig en de apparatuur aan boord van het vaartuig die de waarnemer nodig heeft om zijn taken te vervullen, met inbegrip van:

i)

de brug en de communicatie- en navigatieapparatuur van het vaartuig;

ii)

de documenten en registers, waaronder alle logboeken van het vaartuig, ongeacht of die aan boord moeten worden gehouden en moeten worden bijgewerkt op grond van de Liberiaanse visserijwetgeving dan wel anderszins voor doeleinden op het gebied van inspectie van de registers en kopiëring.

17.

De kapitein staat de waarnemer te allen tijde toe:

i)

de communicatieapparatuur van het vaartuig te gebruiken om berichten te ontvangen en te versturen en met het vasteland en andere vaartuigen te communiceren;

ii)

vismonsters of volledige exemplaren van elke vissoort te nemen, te meten, van het vaartuig te verwijderen of te bewaren;

iii)

monsters en volledige exemplaren aan boord op te slaan, ook in de diepvriesinstallaties van het vaartuig;

iv)

de visserijactiviteiten, met inbegrip van de vis, het vistuig, de apparatuur, de documenten, de kaarten en de registers, te fotograferen en foto- of filmmateriaal dat de waarnemer aan boord van het vaartuig heeft gemaakt of gebruikt, van het vaartuig te verwijderen.

Verplichtingen van de waarnemer

18.

Gedurende zijn volledige verblijf aan boord:

a)

zorgt de waarnemer ervoor dat hij de visserijactiviteiten noch onderbreekt, noch hindert;

b)

gaat hij zorgvuldig om met de goederen en de installaties aan boord;

c)

bewaart hij geheimhouding over alle aan het vaartuig toebehorende documenten.

Inscheping en ontscheping van de waarnemers

19.

De reder of zijn agent stelt Liberia tien kalenderdagen vóór het aan boord nemen van de waarnemer in kennis van de datum, het tijdstip en de haven. Als de waarnemer in een ander land aan boord wordt genomen, zijn de reiskosten tot de haven van inscheping voor rekening van de reder.

20.

Als de waarnemer zich niet binnen twaalf uur na de vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die waarnemer aan boord te nemen. Het vaartuig mag de haven verlaten en zijn visserijactiviteiten aanvatten.

21.

Wanneer de waarnemer niet in een Liberiaanse haven van boord gaat, zorgt de reder er, op zijn kosten, voor dat de waarnemer zo spoedig mogelijk naar Liberia kan terugkeren.

22.

Als het vaartuig zich niet op het afgesproken tijdstip in de vooraf overeengekomen haven bevindt om een waarnemer aan boord te nemen, zijn de kosten die ontstaan doordat de waarnemer in de haven moet wachten (verblijf, maaltijden enz.), berekend op basis van een dagvergoeding van 80 EUR, voor rekening van de reder.

23.

Als het vaartuig niet opdaagt zonder dat het vooraf het BNF en het NFMC daarvan in kennis heeft gesteld, kan Liberia passende maatregelen nemen overeenkomstig de geldende Liberiaanse wetgeving.

Taken van de waarnemer

24.

De waarnemer verricht de volgende taken:

a)

hij observeert de visserijactiviteiten van het vaartuig;

b)

hij observeert de soort, hoeveelheid, grootte en toestand van de gevangen vis;

c)

hij observeert de methoden waarmee, de gebieden waarin en de dieptes waarop vis wordt gevangen;

d)

hij observeert de effecten van de visserijmethoden op de vis en het milieu;

e)

hij observeert de verwerking, het vervoer, het overladen, de opslag of de teruggooi van de vis;

f)

hij verifieert de positie van het vaartuig tijdens de visserijactiviteiten;

g)

hij verricht een bemonstering voor biologische doeleinden in het kader van een wetenschappelijk programma;

h)

hij noteert welk vistuig wordt gebruikt;

i)

hij controleert de in het logboek opgenomen gegevens over de vangsten in de Liberiaanse visserijzone;

j)

hij verifieert de percentages bijvangsten en raamt de hoeveelheid teruggooi;

k)

in de periode dat het vaartuig actief is in de Liberiaanse visserijzone, deelt hij zijn waarnemingen ten minste eenmaal per week per radio, fax of e-mail mee en geeft hij daarbij ook de aan boord aanwezige hoeveelheden hoofd- en bijvangst op.

Verslag van de waarnemer

25.

Voordat de waarnemer het vaartuig verlaat, legt hij de kapitein van het vaartuig een beknopt verslag over zijn waarnemingen voor; de inhoud daarvan wordt door de gemengde commissie goedgekeurd. De kapitein van het vaartuig mag opmerkingen toevoegen aan het verslag van de waarnemer. Het verslag wordt ondertekend door de waarnemer en de kapitein. De kapitein ontvangt een kopie van het verslag van de waarnemer.

26.

De waarnemer zendt zijn verslag toe aan het BNF, dat binnen 15 kalenderdagen na het van boord gaan van de waarnemer een kopie doet toekomen aan de Unie.

27.

De informatie in het verslag van de waarnemer kan door de bevoegde Liberiaanse autoriteiten en de bevoegde autoriteiten van de Unie worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleindenen om na te gaan of de voorschriften in acht zijn genomen.

AFDELING 6

Inbreuken

Behandeling van inbreuken

1.

Elke inbreuk door een Unievaartuig dat over een vismachtiging overeenkomstig deze bijlage beschikt, moet worden vermeld in een inbreuk- of inspectieverslag dat door de bevoegde Liberiaanse autoriteit wordt opgesteld. De kennisgeving van de inbreuk en van de aan de kapitein of het visbedrijf opgelegde toepasselijke sancties wordt rechtstreeks aan de reder toegezonden overeenkomstig de in de geldende Liberiaanse wetgeving vastgestelde procedure. Een kopie van de kennisgeving wordt binnen 24 uur aan de vlaggenstaat van het vaartuig en de Unie toegezonden.

2.

De ondertekening van het inspectieverslag door de kapitein laat het recht van verweer van de reder tijdens een inbreukprocedure onverlet. De kapitein van het vaartuig verleent zijn medewerking tijdens de inspectieprocedure.

Aanhouding van het vaartuig — Informatiebijeenkomst

3.

Wanneer de geldende wetgeving van Liberia daarin voorziet voor de betrokken inbreuk, kan elk Unievaartuig dat een inbreuk begaat, worden verplicht zijn visserijactiviteit te beëindigen en, wanneer het vaartuig zich op zee bevindt, zich naar een Liberiaanse haven te begeven.

4.

Liberia stelt de Unie binnen 24 uur in kennis van iedere aanhouding van een Unievaartuig met een vismachtiging. Die kennisgeving omvat bewijsstukken die de aanhouding van het vaartuig staven.

5.

Alvorens tegen het vaartuig, de kapitein, de bemanning of de lading maatregelen te nemen, met uitzondering van maatregelen voor het veiligstellen van de bewijsstukken, belegt Liberia op verzoek van de Unie binnen één werkdag na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig een informatiebijeenkomst om de feiten die hebben geleid tot de aanhouding van het vaartuig, toe te lichten en eventuele verdere maatregelen uiteen te zetten. Aan deze informatiebijeenkomst kan een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat van het vaartuig deelnemen.

Op de inbreuk toe te passen sancties — Schikkingsprocedure

6.

Liberia stelt de op de inbreuk toe te passen sanctie vast overeenkomstig de geldende nationale wetgeving.

7.

Als de reder de boete niet aanvaardt, wordt voordat het tot een gerechtelijke procedure komt en voor zover de inbreuk geen strafbaar feit inhoudt, tussen de Liberiaanse autoriteiten en het Unievaartuig een schikkingsprocedure ingeleid om de zaak in der minne te schikken. Aan deze schikkingsprocedure kan worden deelgenomen door een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat van het vaartuig en van de Unie. De schikkingsprocedure wordt uiterlijk drie kalenderdagen na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig afgesloten.

Gerechtelijke procedure — Bankgarantie

8.

Indien geen minnelijke schikking tot stand komt en de inbreuk aan de bevoegde gerechtelijke instantie wordt voorgelegd, stelt de reder van het vaartuig dat de inbreuk heeft gepleegd, een bankgarantie bij een door Liberia opgegeven bank ter hoogte van een door Liberia vast te stellen bedrag dat de kosten van de aanhouding van het vaartuig, de geschatte boetesom en de eventuele compenserende vergoedingen dekt. De bankgarantie wordt niet vrijgegeven voordat de gerechtelijke procedure is voltooid.

9.

De bankgarantie wordt vrijgegeven en onmiddellijk na de uitspraak van het vonnis aan de reder terugbetaald:

a)

in haar geheel, wanneer geen sanctie wordt opgelegd;

b)

ten bedrage van het saldo, wanneer de boetesom lager uitvalt dan de bankgarantie.

10.

Liberia stelt de Unie uiterlijk acht kalenderdagen na de uitspraak van het vonnis in kennis van de uitkomst van de gerechtelijke procedure.

Vrijgave van het vaartuig en de bemanning

11.

Het vaartuig en de bemanning mogen de haven verlaten zodra de uit de schikkingsprocedure voortvloeiende sanctie is vereffend of zodra de bankgarantie is gesteld.

HOOFDSTUK V

AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN

1.

De reders van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en van vaartuigen voor de beugvisserij nemen onderdanen van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (hierna: „ACS-landen” genoemd) in dienst onder de hierna vastgestelde voorwaarden en binnen de volgende grenzen:

op de vloot van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen moet ten minste 20 % van de zeelieden die worden aangemonsterd tijdens het seizoen waarin in de visserijzone van derde landen op tonijn wordt gevist, afkomstig zijn uit ACS-landen;

op de vloot van vaartuigen voor de beugvisserij moet ten minste 20 % van de zeelieden die worden aangemonsterd tijdens het seizoen waarin in de visserijzone van derde landen op tonijn wordt gevist, afkomstig zijn uit ACS-landen.

2.

Reders spannen zich in om per vaartuig drie gekwalificeerde Liberiaanse zeelieden aan te monsteren. Reders kiezen de op hun vaartuigen aan te monsteren zeelieden vrij uit op basis van de door het BNF aan de Unie overgelegde lijst.

3.

De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die zijn aangemonsterd op Unievaartuigen. Het gaat hierbij met name om de vrijheid van vereniging, de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en de bestrijding van discriminatie in arbeid en beroep.

4.

De arbeidsovereenkomsten van zeelieden uit ACS-landen worden gesloten tussen de vertegenwoordiger(s) van reders en zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers. Er wordt een kopie gegeven aan de ondertekenende partijen, het BNF, de Liberiaanse maritieme autoriteit (LiMA) en het ministerie van Arbeid van Liberia. Die overeenkomsten garanderen zeelieden aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen van toepassing is, met inbegrip van een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering.

5.

Het loon van zeelieden van ACS-landen komt ten laste van de reders. Het loon wordt, vóór de afgifte van de vismachtigingen, vastgesteld in onderling overleg tussen reders of hun vertegenwoordigers en zeelieden of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers. De bezoldigingsvoorwaarden van zeelieden mogen evenwel niet ongunstiger zijn dan die welke voor hun respectieve land gelden, en mogen in geen geval ongunstiger zijn dan de IAO-normen.

6.

Alle op Unievaartuigen aangemonsterde zeelieden moeten zich op de dag vóór de afgesproken datum van aanmonstering melden bij de kapitein van het aangewezen vaartuig. Als een zeeman zich niet op de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die zeeman aan boord te nemen.

7.

Wanneer een Liberiaanse zeeman niet in een Liberiaanse haven van boord gaat, zorgt de reder er, op zijn kosten, voor dat de zeeman zo spoedig mogelijk naar Liberia kan terugkeren.

8.

Als het vaartuig zich niet op het afgesproken tijdstip in de vooraf overeengekomen haven bevindt om een Liberiaanse zeeman aan boord te nemen, zijn de kosten die ontstaan doordat de Liberiaanse zeeman in de haven moet wachten (verblijf, maaltijden enz.), berekend op basis van een dagvergoeding van 80 EUR, voor rekening van de reder.

9.

Reders delen jaarlijks informatie betreffende de aangemonsterde zeelieden mee. Deze informatie omvat het aantal zeelieden die onderdaan zijn van:

a)

de Unie;

b)

een ACS-land, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen Liberianen en onderdanen van andere ACS-landen, en

c)

landen die niet tot de ACS of de Unie behoren.


Aanhangsels van deze bijlage

Aanhangsel 1 —

Formulier voor de aanvraag van een vismachtiging

Aanhangsel 2 —

Technische notitie

Aanhangsel 3 —

Visserijlogboek

Aanhangsel 4 —

Melding van de vms-gegevens aan Liberia — positierapport

Aanhangsel 5 —

Afbakening van de Liberiaanse visserijzone

Aanhangsel 6 —

Richtsnoeren voor het beheer en het gebruik van het systeem voor de elektronische melding van gegevens over visserijactiviteiten (ERS-systeem)

Aanhangsel 7 —

Contactgegevens van de Liberiaanse autoriteiten

Aanhangsel 8 —

Formulier voor de vangstaangifte

Aanhangsel 1

VISSERIJOVEREENKOMST LIBERIA — EUROPESE UNIE

FORMULIER VOOR DE AANVRAAG VAN EEN VISMACHTIGING

Image

Image


Aanhangsel 2

TECHNISCHE NOTITIE

(1)   

Visserijzone:

Buiten 12 zeemijl vanaf de basislijn, met uitzondering van de voor de scheepvaart en de visserij gesloten gebieden zoals bepaald in aanhangsel 5.

(2)   

Toegestane categorieën:

 

Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de ringzegen

 

Vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug

(3)   

Bijvangst:

Naleving van de aanbevelingen van de ICCAT en de FAO.

(4)   

Visrechten en tonnage:

Rechten per gevangen ton

Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

1e jaar: 55 EUR/ton.

2e en 3e jaar: 60 EUR/ton.

4e jaar: 65 EUR/ton.

5e jaar: 70 EUR/ton.

Jaarlijkse geanticipeerde visrechten (inclusief alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van havenbelastingen en dienstverleningskosten):

Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen: 7 150 EUR per jaar gedurende de hele looptijd van het protocol

Vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: 2 200 EUR per jaar gedurende de hele looptijd van het protocol

Aantal vaartuigen dat mag vissen

 

28 vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen

 

6 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug

(5)   

Andere:

 

Recht voor de machtiging van ondersteuningsvaartuigen: 3 000 EUR per vaartuig per jaar.

 

Waarnemers op 15 % van de vaartuigen die mogen vissen.

 

Forfaitaire financiële bijdrage voor waarnemers: 400 EUR per vaartuig per jaar.

 

Zeelieden: 20 % van de aangemonsterde zeelieden moet onderdaan van een ACS-land zijn.


Aanhangsel 3

Image

Image


Aanhangsel 4

MELDING VAN DE VMS-GEGEVENS AAN LIBERIA

POSITIERAPPORT

Gegevenselement

Code

Verplicht of facultatief

Toelichting

Begin record

SR

V

Systeeminformatie — geeft het begin van de record aan

Geadresseerde

AD

V

Berichtinformatie — ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van de geadresseerde

Van

FR

V

Berichtinformatie — ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van de verzender

Vlaggenstaat

FS

V

Berichtinformatie — ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van de vlaggenstaat

Type bericht

TM

V

Berichtinformatie — type bericht (ENT, POS, EXI)

Radioroepnaam (IRCS)

RC

V

Vaartuiginformatie — internationale radioroepnaam van het vaartuig (IRCS)

Intern referentienummer van de overeenkomstsluitende partij

IR

F

Vaartuiginformatie — uniek nummer van de overeenkomstsluitende partij, ISO-alfa-3-code (ISO-3166), gevolgd door het nummer

Extern registratienummer

XR

V

Vaartuiginformatie — nummer aangebracht op de romp van het vaartuig (ISO 8859.1)

Breedtegraad

LT

V

Positie-informatie — positie in graden en minuten N/Z GGMM (WGS84)

Lengtegraad

LG

V

Positie-informatie — positie in graden en minuten O/W GGMM (WGS84)

Koers

CO

V

Vaarrichting van het vaartuig, op een schaal van 360°

Snelheid

SP

V

Vaarsnelheid van het vaartuig in tienden van knopen

Datum

DA

V

Positie-informatie — datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD)

Tijdstip

TI

V

Positie-informatie — tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM)

Einde record

ER

V

Systeeminformatie — geeft het einde van de record aan

V

=

verplicht gegevenselement

F

=

facultatief gegevenselement

Elke gegevenstransmissie moet als volgt worden gestructureerd:

(1)

de gebruikte tekens moeten in overeenstemming zijn met ISO-norm 8859.1;

(2)

een dubbele schuine streep (//) en de letters „SR” geven het begin van een bericht aan;

(3)

elk gegevenselement wordt aangegeven met de code ervan en wordt van de anderegegevenselementen gescheiden door een dubbele schuine streep (//);

(4)

een enkele schuine streep (/) fungeert als separator tussen code en gegeven;

(5)

de ER-code, gevolgd door een dubbele schuine streep (//) geeft het einde van het bericht aan;

(6)

de optionele gegevens moeten worden opgenomen tussen het begin en het einde van het bericht.


Aanhangsel 5

AFBAKENING VAN DE LIBERIAANSE VISSERIJZONE

COÖRDINATEN VAN DE VISSERIJZONE

Voordat het protocol voorlopig van toepassing wordt, stellen de bevoegde Liberiaanse autoriteiten de bevoegde diensten van de Unie in kennis van de geografische coördinaten van de Liberiaanse basislijn, de Liberiaanse visserijzone en de voor scheepvaart en visserij gesloten gebieden. De Liberiaanse autoriteiten verbinden zich er ook toe alle wijzigingen van deze coördinaten minstens één maand van tevoren mee te delen.


Aanhangsel 6

RICHTSNOEREN VOOR HET BEHEER EN HET GEBRUIK VAN HET SYSTEEM VOOR DE ELEKTRONISCHE MELDING VAN GEGEVENS OVER VISSERIJACTIVITEITEN (ERS-SYSTEEM)

Algemene bepalingen

1)

Elk Unievaartuig moet, wanneer het in de Liberiaanse visserijzone actief is, zijn uitgerust met een elektronisch systeem, hierna „ERS-systeem” genoemd, dat de gegevens over de visserijactiviteiten van dat vaartuig, hierna „ERS-gegevens” genoemd, kan registreren en verzenden.

2)

Unievaartuigen zonder ERS-systeem of met een niet-werkend ERS-systeem mogen de Liberiaanse visserijzone niet binnenvaren om daar visserijactiviteiten te verrichten.

3)

De ERS-gegevens worden overeenkomstig de procedures van de vlaggenstaat van het vaartuig verzonden, d.w.z. dat zij eerst worden toegezonden aan het visserijcontrolecentrum (VCC) van de vlaggenstaat, dat vervolgens zorgt voor de automatische terbeschikkingstelling van de gegevens aan het VCC van Liberia.

4)

De vlaggenstaat en Liberia zorgen ervoor dat hun VCC's zijn uitgerust met de informatica-apparatuur en de software die nodig zijn voor de automatische transmissie van de ERS-gegevens in XML-formaat, en beschikken over een back-upprocedure waarmee de ERS-gegevens kunnen worden opgeslagen en bewaard in een formaat dat gedurende ten minste drie jaar computerleesbaar is.

5)

Elke wijziging of bijwerking van dit formaat wordt vastgelegd en gedateerd en moet zes maanden na de invoering ervan operationeel zijn.

6)

Voor de transmissie van de ERS-gegevens wordt gebruikgemaakt van de elektronische communicatiemiddelen die de Europese Commissie namens de Unie beheert („DEH” of „Data Exchange Highway” genoemd).

7)

De vlaggenstaat en Liberia wijzen elk een ERS-correspondent aan die als contactpersoon fungeert.

a)

De ERS-correspondenten worden voor ten minste zes maanden aangewezen.

b)

Vóór de inbedrijfstelling van het ERS-systeem door de leverancier stellen het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Liberia elkaar in kennis van de contactgegevens van hun ERS-correspondent (naam, adres, telefoonnummer, faxnummer, e-mailadres).

c)

Wijzigingen in de contactgegevens van de ERS-correspondent moeten onmiddellijk worden gemeld.

Opstellen en verzenden van de ERS-gegevens

8)

Het Unievaartuig:

a)

verzendt dagelijks de ERS-gegevens voor elke dag dat het zich in de Liberiaanse visserijzone bevindt;

b)

registreert voor elke visserijactiviteit welke hoeveelheid van elke soort is gevangen en als doelsoort of bijvangst aan boord is gehouden dan wel is teruggegooid;

c)

meldt de nulvangsten voor elke soort die op de door Liberia afgegeven vismachtiging vermeld staat;

d)

identificeert elke soort aan de hand van de alfa-3-lettercode van de FAO;

e)

drukt de hoeveelheden uit in kg levend gewicht en, indien vereist, in aantal exemplaren;

f)

geeft, bij de ERS-gegevens, voor elke soort op welke hoeveelheden zijn overgeladen en/of aangeland;

g)

registreert telkens wanneer het de Liberiaanse visserijzone binnenvaart (COE-bericht) of verlaat (COX-bericht) een specifiek bericht in de ERS-gegevens, met daarin voor elke soort die vermeld staat op de door Liberia afgegeven vismachtiging, de hoeveelheden die bij het binnenvaren/verlaten aan boord worden gehouden;

h)

zendt elke dag uiterlijk om 23.59 UTC de ERS-gegevens aan het VCC van de vlaggenstaat toe in het in punt 3 bedoelde formaat.

9)

De kapitein is verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van de geregistreerde en verzonden ERS-gegevens.

10)

Het VCC van de vlaggenstaat zendt de ERS-gegevens onmiddellijk automatisch naar het VCC van Liberia.

11)

Het VCC van Liberia bevestigt de ontvangst van de ERS-gegevens met een retourbericht en behandelt alle ERS-gegevens als vertrouwelijk.

Mankement in het ERS-systeem aan boord van het vaartuig en/of in de transmissie van de ERS-gegevens tussen het vaartuig en het VCC van de vlaggenstaat

12)

De vlaggenstaat stelt de kapitein of de reder, of hun agent, van een onder zijn vlag varend vaartuig onmiddellijk in kennis van technische mankementen van het op het vaartuig geïnstalleerde ERS-systeem en van mankementen in de transmissie van de ERS-gegevens tussen het vaartuig en het VCC van de vlaggenstaat.

13)

De vlaggenstaat stel Liberia in kennis van het geconstateerde mankement en van de maatregelen die zijn genomen om het op te lossen.

14)

Indien zich een defect in het ERS-systeem aan boord van het vaartuig voordoet, wordt er door de kapitein en/of de reder op toegezien dat het ERS-systeem binnen tien kalenderdagen wordt gerepareerd of vervangen. Indien het vaartuig in die periode van tien dagen een haven aandoet, mag het zijn visserijactiviteiten in de Liberiaanse visserijzone pas hervatten wanneer het ERS-systeem weer naar behoren werkt of, wanneer dat laatste niet het geval is, wanneer Liberia daarvoor toestemming verleent.

15)

Een vissersvaartuig dat een technisch mankement aan zijn ERS-systeem heeft gehad, mag de haven pas verlaten wanneer:

a)

zijn ERS-systeem ten genoegen van de vlaggenstaat en Liberia weer naar behoren werkt, of

b)

wanneer het daarvoor toestemming krijgt van de vlaggenstaat. In dat laatste geval stelt de vlaggenstaat Liberia vóór het vertrek van het vaartuig hiervan in kennis.

16)

Unievaartuigen die in de Liberiaanse visserijzone actief zijn met een defect ERS-systeem, verzenden alle ERS-gegevens dagelijks, uiterlijk om 23.59 UTC, naar het VCC van de vlaggenstaat via om het even welk ander elektronisch communicatiemiddel waartoe het VCC van Liberia toegang heeft.

17)

ERS-gegevens die wegens een in punt 12 bedoeld mankement niet via het ERS-systeem ter beschikking van Liberia kunnen worden gesteld, worden door het VCC van de vlaggenstaat via een andere onderling afgesproken elektronische weg verzonden naar het VCC van Liberia. Deze alternatieve transmissie wordt als prioritair beschouwd, aangezien de normaal geldende transmissietermijnen niet in acht kunnen worden genomen.

18)

Indien het VCC van Liberia drie opeenvolgende dagen geen ERS-gegevens van een vaartuig heeft ontvangen, kan Liberia dat vaartuig het bevel geven zich onmiddellijk voor onderzoek naar een door Liberia aangewezen haven te begeven.

Mankement bij het VCC — Het VCC van Liberia ontvangt geen ERS-gegevens

19)

Indien een VCC geen ERS-gegevens ontvangt, meldt de betrokken ERS-correspondent dit onmiddellijk aan zijn collega van het andere VCC en werkt hij zo nodig mee aan de oplossing van het probleem.

20)

Het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Liberia spreken vóór de ingebruikname van het ERS-systeem af welke alternatieve elektronische communicatiemiddelen voor de transmissie van de ERS-gegevens moeten worden gebruikt wanneer zich een mankement bij het VCC voordoet, en stellen elkaar in kennis van elke wijziging in dit verband.

21)

Wanneer het VCC van Liberia signaleert geen ERS-gegevens te hebben ontvangen, gaat het VCC van de vlaggenstaat op zoek naar de oorzaak van het probleem en neemt het de nodige maatregelen om het probleem op te lossen. Het VCC van de vlaggenstaat stelt het VCC van Liberia en de Unie uiterlijk 24 uur nadat het mankement is geconstateerd, in kennis van de resultaten van de genomen maatregelen.

22)

Indien meer dan 24 uur nodig is om het probleem op te lossen, verzendt het VCC van de vlaggenstaat de ontbrekende ERS-gegevens onmiddellijk naar het VCC van Liberia aan de hand van een van de in punt 20 bedoelde alternatieve elektronische communicatiemiddelen.

23)

Liberia brengt zijn bevoegde monitoringdiensten (MCS) op de hoogte om te voorkomen dat het VCC van Liberia de Unievaartuigen in gebreke stelt voor het niet verzenden van ERS-gegevens wegens een mankement bij een van de VCC's.

Onderhoud van een VCC

24)

Een VCC dat (in het kader van een onderhoudsprogramma) onderhoudsactiviteiten plant die gevolgen kunnen hebben voor de uitwisseling van ERS-gegevens, moet het andere VCC hiervan ten minste 72 uur van tevoren in kennis stellen, zo mogelijk met opgave van de datum en de duur van het onderhoud. Informatie over niet-gepland onderhoud wordt zo spoedig mogelijk aan het andere VCC gemeld.

25)

Tijdens het onderhoud kan de terbeschikkingstelling van ERS-gegevens worden opgeschort totdat het systeem weer operationeel is. De betrokken ERS-gegevens worden in dat geval onmiddellijk na afloop van het onderhoud beschikbaar gesteld.

26)

Neemt het onderhoud meer dan 24 uur in beslag, dan worden de ERS-gegevens aan het andere VCC toegezonden aan de hand van een van de in punt 20 bedoelde alternatieve elektronische communicatiemiddelen.

27)

Liberia brengt zijn bevoegde monitoringdiensten (MCS) op de hoogte om te voorkomen dat het VCC van Liberia de Unievaartuigen in gebreke stelt voor het niet verzenden van ERS-gegevens wegens onderhoudswerkzaamheden bij een van de VCC's.


Aanhangsel 7

CONTACTGEGEVENS VAN DE LIBERIAANSE AUTORITEITEN

1.

Ministerie van Landbouw:

Adres: LIBSUCO Compound, LPRC Road, off Somalia Drive, Gardnersville, Liberia

Postadres: P.O. Box 10-9010, 1000 Monrovia 10, Liberia

2.

Autoriteit die de vismachtiging afgeeft: Bureau of National Fisheries (BNF — Nationaal visserijbureau)

Adres: UN Drive, opposite LBDI, Freepoint Branch, Bushrod Island, Monrovia, Liberia

Postadres: c/o Ministry of Agriculture, P.O. Box 10-9010, 1000 Monrovia, Liberia

E-mail: bnf@liberiafisheries.net; williamyboeh@gmail.com

Telefoon: +231-770-251-983; +231-888-198-006

3.

Visserijcontrolecentrum (VCC):

Adres: Liberia Coast Guard Base, Bong Mines Bridge, Bushrod Island

E-mail: fmc@liberiafisheries.net

Telefoon: +231-880-431-581

4.

Kennisgeving van het binnenvaren of verlaten van de zone:

E-mail: fmc@liberiafisheries.net


Aanhangsel 8

CATCH DECLARATION FORM

Image


VERORDENINGEN

12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/44


VERORDENING (EU) 2015/2313 VAN DE RAAD

van 30 november 2015

betreffende de toewijzing van vangstmogelijkheden in het kader van het Protocol voor de tenuitvoerlegging van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Liberia

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 5 juni 2015 hebben de Europese Unie en de Republiek Liberia een Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij (hierna „de overeenkomst” genoemd) en een protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan geparafeerd (hierna „het protocol” genoemd), waarbij aan Unievaartuigen vangstmogelijkheden worden toegekend in de wateren waarover de Republiek Liberia de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden heeft.

(2)

Op 30 november 2015 heeft de Raad Besluit (EU) 2015/2312 (1) vastgesteld betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van de overeenkomst en het protocol.

(3)

De methode voor de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten moet worden vastgesteld, zowel voor de periode van de voorlopige toepassing als voor de volledige looptijd van het protocol.

(4)

Als blijkt dat de vangstmogelijkheden die krachtens het protocol aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden benut, dan moet de Commissie de betrokken lidstaten daarvan in kennis stellen, overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (2). Indien binnen een door de Raad te bepalen termijn niet wordt geantwoord, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten.

(5)

Overeenkomstig artikel 12 van het protocol moet het protocol vanaf de datum van ondertekening ervan voorlopig worden toegepast. Deze verordening moet derhalve vanaf de datum van ondertekening van het protocol worden toegepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De vangstmogelijkheden die in het protocol voor de tenuitvoerlegging van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Liberia zijn vastgesteld, worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

a)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

Spanje:

16 vaartuigen

Frankrijk:

12 vaartuigen

b)

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

Spanje:

6 vaartuigen.

2.   Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing onverminderd de overeenkomst.

3.   Als met de aanvragen voor vismachtigingen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.

4.   De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn waarin de lidstaten moeten bevestigen dat zij niet volledig gebruikmaken van de vangstmogelijkheden die hun krachtens het protocol zijn toegewezen, bedraagt tien werkdagen vanaf de datum waarop de Commissie om deze informatie verzoekt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van ondertekening van het protocol.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

É. SCHNEIDER


(1)  Besluit (EU) 2015/2312 van de Raad van 30 november 2015 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Liberia en het protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(2)  Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/46


VERORDENING (EU) 2015/2314 VAN DE COMMISSIE

van 7 december 2015

tot verlening van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaat en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 432/2012

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (1), en met name artikel 18, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1924/2006 bepaalt dat gezondheidsclaims voor levensmiddelen verboden zijn, tenzij de Commissie daarvoor overeenkomstig die verordening een vergunning heeft verleend en zij zijn opgenomen in een lijst van toegestane claims.

(2)

Krachtens artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 is Verordening (EU) nr. 432/2012 van de Commissie (2) vastgesteld, waarin een lijst is opgenomen van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan.

(3)

Verordening (EG) nr. 1924/2006 bepaalt dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven aanvragen voor een vergunning voor een gezondheidsclaim bij de bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat moeten indienen. De nationale bevoegde autoriteit moet geldige aanvragen doorsturen naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, hierna de EFSA genoemd, voor een wetenschappelijke beoordeling en naar de Commissie en de lidstaten ter informatie.

(4)

De Commissie moet bij haar besluit over de verlening van een vergunning voor gezondheidsclaims rekening houden met het advies van de EFSA.

(5)

Om de innovatie te stimuleren wordt een versnelde vorm van vergunningverlening toegepast op gezondheidsclaims die op nieuw ontwikkeld wetenschappelijk bewijsmateriaal zijn gebaseerd en/of een verzoek om bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens omvatten.

(6)

Ingevolge een aanvraag van BENEO-Orafti SA, die overeenkomstig artikel 13, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 werd ingediend en een verzoek om bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens omvatte, moest de EFSA een advies uitbrengen over de wetenschappelijke onderbouwing van een gezondheidsclaim in verband met natuurlijke cichorei-inuline en het behoud van een normale stoelgang door de frequentie van de stoelgang te verhogen (vraag nr. EFSA-Q-2014-00403 (3)). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde onder meer als volgt: „Orafti®Inulin verbetert de darmfunctie”.

(7)

Op 9 januari 2015 hebben de Commissie en de lidstaten het wetenschappelijk advies van de EFSA ontvangen, waarin op grond van de overgelegde gegevens is geconcludeerd dat een oorzakelijk verband was vastgesteld tussen het gebruik van natuurlijke cichorei-inuline, een niet-gefractioneerd mengsel van monosachariden (< 10 %), disachariden, fructanen van het inulinetype en inuline die is geëxtraheerd uit cichorei met een gemiddelde polymerisatiegraad ≥ 9, en het behoud van een normale stoelgang door de frequentie van de stoelgang te verhogen. Een gezondheidsclaim waarin deze conclusie tot uiting komt, moet daarom worden geacht te voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 1924/2006 en worden opgenomen in de EU-lijst van toegestane claims van Verordening (EU) nr. 432/2012.

(8)

De EFSA heeft in haar advies aangegeven dat de enige studie (4) waarvoor de aanvrager de eigendomsrechten opeist noodzakelijk was om gebruiksvoorwaarden voor deze specifieke claim vast te stellen.

(9)

De Commissie heeft alle door de aanvrager verstrekte argumenten beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de studie waarvoor de eigendomsrechten worden opgeëist, voldoet aan de in artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 vastgestelde voorschriften. Bijgevolg mogen de wetenschappelijke gegevens en de andere informatie in die studie gedurende vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet ten behoeve van latere aanvragers worden gebruikt, overeenkomstig de in artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 vastgestelde voorwaarden.

(10)

Een van de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 1924/2006 is ervoor te zorgen dat gezondheidsclaims waarheidsgetrouw, duidelijk en betrouwbaar zijn en de consument zinvol helpen, en dat de formulering en de presentatie in dat verband in aanmerking worden genomen. Als de formulering van de door de aanvrager gebruikte claims dezelfde betekenis voor consumenten heeft als die van een toegestane gezondheidsclaim, doordat deze hetzelfde verband aantonen tussen een levensmiddelencategorie, een levensmiddel of een van de bestanddelen daarvan en de gezondheid, moeten deze claims aan dezelfde gebruiksvoorwaarden voldoen als die die in de bijlage bij deze verordening zijn opgenomen.

(11)

In overeenstemming met artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 moet het repertorium van voedings- en gezondheidsclaims dat alle toegestane gezondheidsclaims omvat, worden bijgewerkt om rekening te houden met deze verordening.

(12)

Aangezien de aanvrager om bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens verzoekt, wordt het passend geacht het gebruik van deze claim gedurende een periode van vijf jaar te beperken ten behoeve van de aanvrager. De beperking van de vergunning voor deze claim tot het gebruik door een individuele exploitant dient andere aanvragers echter niet te beletten een vergunning voor het gebruik van dezelfde claim aan te vragen indien die aanvraag steunt op gegevens en studies die niet vallen onder de bescherming van artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1924/2006.

(13)

Bij het nemen van de in deze verordening vastgestelde maatregelen is rekening gehouden met de opmerkingen van de aanvrager die de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 heeft ontvangen.

(14)

Verordening (EU) nr. 432/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

De lidstaten zijn geraadpleegd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in de bijlage bij deze verordening opgenomen gezondheidsclaim wordt opgenomen in de lijst van toegestane claims van de Unie zoals bedoeld in artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1924/2006.

2.   Het gebruik van de in het eerste lid bedoelde gezondheidsclaim wordt beperkt tot de aanvrager gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening. Na afloop van deze periode mag deze gezondheidsclaim overeenkomstig de geldende voorwaarden door alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven worden gebruikt.

Artikel 2

Het gebruik van de wetenschappelijke gegevens en de andere informatie die in de aanvraag zijn opgenomen, waarvoor de aanvrager de eigendomsrechten opeist en waarvan de indiening onontbeerlijk was voor het verlenen van de vergunning voor de gezondheidsclaim, is gedurende een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beperkt ten behoeve van de aanvrager, overeenkomstig de voorwaarden van artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1924/2006.

Artikel 3

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 432/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.

(2)  Verordening (EU) nr. 432/2012 van de Commissie van 16 mei 2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan (PB L 136 van 25.5.2012, blz. 1).

(3)  EFSA Journal 2015; 13(1):3951.

(4)  Schulz, A., en Schön, C., Effect of consumption of inulin on bowel motor function in subjects with constipation, 2012 (niet-gepubliceerd studieverslag).


BIJLAGE

In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 432/2012 wordt de volgende vermelding in alfabetische volgorde ingevoegd:

Nutriënt, stof, levensmiddel of levensmiddelencategorie

Claim

Voorwaarden voor het gebruik van de claim

Voorwaarden voor en/of beperkingen van het gebruik van het levensmiddel en/of aanvullende vermelding of waarschuwing

Nummer EFSA Journal

Relevant nummer van opname in de bij de EFSA ter beoordeling ingediende geconsolideerde lijst

„Natuurlijke cichorei-inuline

Cichorei-inuline draagt bij tot een normale darmfunctie door de frequentie van de stoelgang te verhogen (1)

Er moet informatie aan de consument worden verstrekt dat het gunstige effect wordt verkregen bij een dagelijkse inname van 12 g cichorei-inuline.

De claim mag uitsluitend worden gebruikt voor levensmiddelen die ten minste voorzien in een dagelijkse inname van 12 g natuurlijke cichorei-inuline, een niet-gefractioneerd mengsel van monosachariden (< 10 %), disachariden, fructanen van het inulinetype en inuline die is geëxtraheerd uit cichorei, met een gemiddelde polymerisatiegraad ≥ 9.

 

2015;13(1):3951

 


(1)  Vergunning afgegeven op 1 januari 2016, beperkt tot het gebruik door BENEO-Orafti SA, Rue L. Maréchal 1, 4360 Oreye, België, voor een periode van vijf jaar.”.


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/50


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2315 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2015

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een artikel bestaande uit een behuizing van kunststof met daarin vier aansluitklemmen van metaal, dioden en kabels met verbindingsstukken (een zogenoemde „Fotovoltaïsche (PV-)aansluitdoos”).

De PV-aansluitdoos is een inrichting om (via een kabel) door een zonnepaneel opgewekte elektriciteit met een spanning van maximaal 1 000 V door te geven naar een andere PV-module of PV-omvormer. De functie van de dioden is slechts om het artikel tegen overspanning (zogenaamde „hot spots”) te beschermen.

Zie afbeelding (1).

8544 42 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 3 op afdeling XVI en de tekst van de GN-codes 8544, 8544 42 en 8544 42 90.

De indeling onder post 8541 als dioden is uitgesloten, aangezien de dioden de kenmerken en eigenschappen van het artikel als PV-aansluitdoos niet in belangrijke mate wijzigen. Als belangrijkste functie van het artikel wordt beschouwd het aansluiten of verdelen van elektrische stroom.

Aangezien het artikel is voorzien van kabels, is indeling onder post 8536 als toestellen voor het aansluiten of verdelen van elektrische stroom eveneens uitgesloten (zie ook GS-toelichtingen op post 8536, punt III, A)).

Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8544 42 90 als andere geleiders van elektriciteit voorzien van verbindingsstukken.

Image

(1)  De afbeelding is louter ter informatie.


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/52


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2316 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2015

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling (GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een cilindervormig, op batterijen werkend artikel van kunststof met een deksel (een zogenoemde „elektronische spaarpot”), met een hoogte van 17 cm en een diameter van 12 cm.

Het deksel bevat een klein lcd-scherm en een sleuf om munten (bijvoorbeeld euro) in te werpen. Wanneer handmatig een munt in de sleuf wordt gestoken, herkent het mechanisme in het deksel (het rekenmechanisme) de diameter van de munt en wordt de waarde ervan getoond.

Wanneer meerdere munten één voor één worden ingevoerd, worden de herkende waarden opgeteld bij het bestaande bedrag en wordt het totale bedrag op het lcd-scherm weergegeven.

Er vindt geen aftrek plaats als er munten uit de spaarpot worden gehaald.

Zie afbeelding (1).

8470 90 00

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8470, 8470 90 en 8470 90 00.

Het artikel is een samengesteld goed bestaande uit een pot van kunststof en een rekenmechanisme. In vergelijking met gewone spaarpotten ontleent het artikel zijn wezenlijke karakter aan het rekenmechanisme. Indeling naar het materiaal waaruit het is vervaardigd (hoofdstuk 39), is daarom uitgesloten.

Aangezien het artikel geen met de hand bediende inrichting bevat voor het invoeren van gegevens (munten zijn geen gegevens), wordt het niet beschouwd als een rekenmachine (zie ook de GS-toelichtingen op post 8470, onder A, punt 1). Het artikel voldoet aan de vereisten voor de indeling als een rekenmechanisme (zie ook de GS-toelichtingen op post 8470, eerste alinea), omdat het rekenmechanisme het mogelijk maakt om ten minste twee getallen van twee of meer cijfers (bijvoorbeeld 0,02 EUR + 2,00 EUR = 2,02 EUR) op te tellen.

Het gehele artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8470 90 00 als andere machines met een rekenmechanisme.

Image

(1)  De foto is louter ter informatie.


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/55


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2317 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2015

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een naaimachine met vrije arm voor huishoudelijk gebruik, met een ingebouwde elektromotor met een vermogen van 70 watt, hoofdzakelijk bestaande uit een steekplaat, een voetje, een spoelhouder, bedieningsknoppen, een ingebouwd licht en een voetpedaal met snoer, en met verschillende accessoires (bv. spoelen, geleiders, een stel naalden, tweelingnaalden enz.). De machine weegt ongeveer 7 kg (met inbegrip van de motor) en heeft meer dan 24 naaiprogramma's. De waarde bedraagt meer dan 65 EUR.

De machine werkt met een boven- en onderdraad. De ene draad wordt in de naald geregen en de andere bevindt zich onderaan op een spoeltje (stiksteektechniek). De naaimachine kan verschillende soorten steken maken, maar die zijn allemaal gebaseerd op het hierboven beschreven principe. De machine kan een overlocksteek alleen imiteren en kan niet tegelijkertijd uitpuilend materiaal wegknippen.

8452 10 11

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8452, 8452 10 en 8452 10 11.

Gezien de functie, bouw, fysieke kenmerken en werking moet de naaimachine worden beschouwd als een naaimachine die uitsluitend stiksteken kan vormen van onderverdeling 8452 10, omdat deze uitsluitend steken kan vormen die zijn gebaseerd op het stiksteekprincipe (zie ook de GN-toelichtingen bij de onderverdelingen 8452 10 11 en 8452 10 19, punt 1 a)).

Het product moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8452 10 11 als naaimachines voor huishoudelijk gebruik die uitsluitend stiksteken kunnen vormen, met een waarde van meer dan 65 EUR per stuk.


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/57


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2318 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2015

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een artikel (een zogenoemde „smartphonearmband”), voornamelijk van textiel gemaakt. Het artikel bestaat uit een etui voor een mobiele telefoon en een elastische band, die dient om het aan de bovenarm te bevestigen.

Aan de achterzijde van het etui zit een spleetvormige opening waarin een mobiele telefoon kan worden geschoven. Aan de voorkant van het artikel bevindt zich een rechthoekig transparant paneel van kunststof in vellen. Het transparante paneel is gevat in transparante folie van kunststof met celstructuur, die ook de voorzijde van het korte einde van de band bedekt. De achterkant van het artikel en de vaste band bestaan uit gegummeerde weefsels (buitenste lagen van textiel met een laag van rubber met celstructuur daartussen). De band is voorzien van een klittenbandstrip; de band wordt door twee gleuven in het korte einde geleid en kan zo rond de bovenarm van de gebruiker passend worden gemaakt.

(Zie afbeeldingen A en B) (1)

4202 92 98

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1 (l) op afdeling XI, aanvullende aantekening (GN) 1 op hoofdstuk 42 en de tekst van de GN-codes 4202, 4202 92 en 4202 92 98.

Het artikel is bestemd om er een specifiek apparaat (mobiele telefoon, smartphone) in te bergen. Het heeft derhalve de objectieve kenmerken van een bergingsmiddel dat gelijkenis vertoont met de bergingsmiddelen als vermeld in de tekst van post 4202 (zie ook de GS-toelichtingen op post 4202).

Als gevolg daarvan is indeling onder post 6307 als ander geconfectioneerd artikel van textiel uitgesloten.

Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 4202 92 98 als etuis met een buitenkant van textiel.


Image

Image

Afbeelding A

Afbeelding B


(1)  De afbeeldingen zijn louter ter informatie.


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/60


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2319 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2015

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een artikel (een zogenoemde „adapter” of „gelijkrichter”), bedoeld om wisselstroom (100-220 V) om te zetten in gelijkstroom (12 V, 3,7 A), in een behuizing van kunststof met afmetingen van ongeveer 14 × 6 × 5 cm.

Het artikel kan via een kabel met een stekker op de wisselstroom-contactdoos worden aangesloten en via een andere kabel met een specifieke stekker op een specifieke spelconsole van post 9504.

8504 40 82

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 a) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8504, 8504 40 en 8504 40 82.

Aangezien post 8504 statische omvormers (bijvoorbeeld gelijkrichters) omvat, geeft die post de meest specifieke omschrijving. Indeling onder post 9504 als een toebehoren voor een videospelmachine is dus uitgesloten.

Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8504 40 82 als gelijkrichters.


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/62


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2320 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2015

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voozitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een artikel bestaande uit een glanzend doorschijnend weefsel (100 % polyester) met daarop een machinaal geborduurde versiering, aangeboden op rollen met een lengte van 300 cm.

Een van de twee lengtezijden van het artikel is afgezet met een interlocksteek en in het gestikte tunnelband is een met stof bekleed loodkoord ingewerkt. De andere zijde heeft een dicht geweven zelfkant om rafelen te voorkomen en de inslagdraden lopen over de rand uit in de vorm van franjes.

Het stuk stof dat van de rol wordt afgeknipt, komt overeen met de breedte van de te maken gordijn. Om de gordijn te maken, moet de stof vervolgens alleen nog aan de zijde van de dicht geweven zelfkant op de vereiste lengte worden gesneden en moeten deze zijde en de twee zijden die van de rol zijn afgeknipt, worden afgezoomd. De zijde die is afgezet met de interlocksteek, vormt de onderkant van het gordijn en ondergaat geen verdere bewerking.

(Zie afbeeldingen) (1)

6303 92 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 2 a) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 7 d) op afdeling XI en de tekst van de GN-codes 6303, 6303 92 en 6303 92 90.

Het artikel heeft het wezenlijke karakter van een afgewerkt gordijn van post 6303 omdat het kennelijk bestemd is om er met behulp van enkele aanvullende bewerkingen een gordijn van te maken. Nadat de stof van de rol is afgeknipt, bestaat de enige aanvullende bewerking die nog moet worden verricht om het gordijn te maken, in het snijden op de vereiste lengte en het afzomen (zie ook de GS-toelichtingen op post 6303, tweede alinea).

Het niet-afgewerkte artikel wordt beschouwd als geconfectioneerd, omdat één zijde (de zijde die is afgezet met de interlocksteek) al is afgezoomd.

Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 6303 92 90 als gordijnen van synthetische vezels.


Image

Image

Image

1

2

3


(1)  De afbeeldingen zijn louter ter informatie.


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/65


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2321 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2015

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een cassette kettingwielen van onedel metaal (een zogenoemde „vrijloopcassette”) zonder vrijloopmechanisme. De cassette bestaat uit zeven aan elkaar bevestigde kettingwielen, twee afzonderlijke kettingwielen en een sluitring. Het kleinste kettingwiel heeft 11 tanden en het grootste 32 tanden.

De cassette is ontworpen om op het vrijloopmechanisme te worden geplaatst dat in de body van de naaf is geïntegreerd. De aandrijfas van het achterwiel kan worden ontkoppeld van de body (vrijloop). Fietsers kunnen daardoor de pedalen stilhouden of terugtrappen terwijl de fiets vooruitrijdt.

Het vrijloopmechanisme is niet aanwezig bij de aanbieding.

Zie afbeelding (1).

8714 93 00

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8714 en 8714 93 00.

Aangezien de vrijloopfunctie van het artikel uitsluitend werkt als het op een in de naaf geïntegreerd vrijloopmechanisme is gemonteerd, wordt het beschouwd als tandwielen voor vrijloop (freewheels).

Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8714 93 00 als tandwielen voor vrijloop (freewheels).

Image

(1)  De afbeelding is louter ter informatie.


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/67


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2322 VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2015

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van reizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 474/2006 (2) van de Commissie is de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 bedoelde lijst opgesteld van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie.

(2)

Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2111/2005 hebben een aantal lidstaten en het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (het EASA) de Commissie in kennis gesteld van informatie die van belang is voor de actualisering van die lijst. Ook bepaalde derde landen hebben relevante informatie meegedeeld. Op basis van die informatie moet de communautaire lijst worden geactualiseerd.

(3)

De Commissie heeft alle betrokken luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks of via de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de regelgeving door die maatschappijen, in kennis gesteld van de essentiële feiten en overwegingen die aan de basis liggen van haar beslissing om aan deze luchtvaartmaatschappijen een exploitatieverbod op te leggen in de Unie of om de voorwaarden te wijzigen van een exploitatieverbod voor een luchtvaartmaatschappij op de communautaire lijst.

(4)

De Commissie heeft de betrokken luchtvaartmaatschappijen de gelegenheid gegeven om de door de lidstaten ingediende documenten te raadplegen, om schriftelijke opmerkingen in te dienen en om een mondelinge uiteenzetting te geven aan de Commissie en aan het bij Verordening (EEG) nr. 3922/1991 (3) opgerichte Comité (het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart).

(5)

Het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart heeft van de Commissie updates ontvangen over het gezamenlijk overleg dat in het kader van Verordening (EG) nr. 2111/2005 en Uitvoeringsverordening (EG) nr. 473/2006 (4) aan de gang is met de bevoegde autoriteiten en luchtvaartmaatschappijen van Botswana, de Republiek Guinea, India, Indonesië, Iran, Irak, Kazachstan, Libanon, Madagascar, Mozambique, Nepal, de Filipijnen, Sudan, Taiwan, Thailand en Zambia. De Commissie heeft ook informatie aan het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart verstrekt over de situatie in Georgië, Libië, São Tomé en Príncipe, Tadjikistan en Jemen, en over het technische overleg met de Russische Federatie.

(6)

Het EASA heeft aan de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart uiteenzettingen gegeven over de resultaten van de analyse van de auditverslagen die de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) heeft uitgevoerd in het kader van haar Universal Safety Oversight Audit Programme (USOAP). In deze context werd de lidstaten verzocht prioriteit te geven aan platforminspecties van luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn in landen waarvoor de ICAO Significant Safety Concerns (SSC) heeft vastgesteld of waarvoor het EASA heeft geconcludeerd dat het systeem voor toezicht op de veiligheid belangrijke tekortkomingen vertoont. In aanvulling op het overleg van de Commissie in het kader van Verordening (EG) nr. 2111/2005 maakt dergelijke prioritering bij platforminspecties het mogelijk om nadere informatie te verkrijgen over de veiligheidsprestaties van de in die landen geregistreerde luchtvaartmaatschappijen.

(7)

Het EASA heeft de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart op ook de hoogte gebracht van de resultaten van de analyse van platforminspecties die zijn uitgevoerd in het kader van het SAFA-programma (Safety Assessment of Foreign Aircraft programme), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 965/2012 (5).

(8)

Het EASA heeft de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart voorts ook informatie verstrekt over de projecten voor technische bijstand die het heeft uitgevoerd in landen waartegen maatregelen zijn genomen of die onder toezicht staan op grond van Verordening (EG) nr. 2111/2005. Het EASA heeft informatie verstrekt over de plannen en verzoeken om verdere technische bijstand en samenwerking, teneinde de administratieve en technische capaciteiten van burgerluchtvaartautoriteiten te verbeteren, zodat kan worden geholpen bij het oplossen van alle gevallen van niet-naleving van toepasselijke internationale normen. In dit kader werd de lidstaten gevraagd om op bilaterale basis antwoord te geven op deze verzoeken, in overleg met de Commissie en het EASA. Bij deze gelegenheid heeft de Commissie benadrukt dat het nuttig is aan de internationale luchtvaartgemeenschap informatie te verstrekken, met name via de SCAN-databank van de ICAO (Safety Collaborative Assistance Network), over technische bijstand die de Unie en haar lidstaten verlenen om de veiligheid van de luchtvaart in de wereld te verbeteren.

(9)

Eurocontrol heeft de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart geactualiseerde informatie verstrekt over de status van de SAFA-waarschuwingsfunctie en de actuele statistieken voor waarschuwingsberichten voor luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd.

Luchtvaartmaatschappijen uit de Unie

(10)

Verscheidene lidstaten hebben handhavingsmaatregelen genomen op basis van een EASA-analyse van de resultaten van platforminspecties van luchtvaartuigen van luchtvaartmaatschappijen uit de EU, van normalisatie-inspecties van het EASA of van specifieke inspecties en audits door nationale luchtvaartautoriteiten. Zij hebben de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart in kennis gesteld van deze maatregelen. Malta heeft het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart meegedeeld dat het bepaalde acties heeft ondernomen met betrekking tot een aantal Maltese luchtvaartmaatschappijen en Estland heeft verslag uitgebracht over de situatie met betrekking tot de luchtvaartmaatschappij AS Avies. Voorafgaand aan de vergadering van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart heeft Griekenland informatie verstrekt over bepaalde acties die het heeft ondernomen met betrekking tot een aantal Griekse luchtvaartmaatschappijen.

(11)

De lidstaten hebben herhaald dat zij bereid zijn de nodige maatregelen te treffen als uit relevante veiligheidsinformatie blijkt dat er een veiligheidsrisico dreigt ten gevolge van de niet-naleving van de passende veiligheidsnormen door luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

Luchtvaartmaatschappijen uit Botswana

(12)

De burgerluchtvaartautoriteit van Botswana heeft bij brief van 27 augustus 2015 informatie verstrekt over de voortgang bij het oplossen van de SSC's en de andere bevindingen van de ICAO. De burgerluchtvaartautoriteit van Botswana heeft aangetoond dat zij verdere vooruitgang heeft geboekt wat betreft de tenuitvoerlegging van internationale veiligheidsnormen. De burgerluchtvaartautoriteit van Botswana krijgt bijstand van het Regional Office van de ICAO om de SSC's en andere bevinden te verhelpen. De burgerluchtvaartautoriteit van Botswana heeft de ICAO uitgenodigd om voor eind 2015 een gecoördineerde valideringsmissie (ICAO Coordinated Validation Mission, ICVM) uit te voeren teneinde na te gaan of de SSC's zijn verholpen.

(13)

Een besluit om een exploitatieverbod of exploitatiebeperkingen op te leggen aan luchtvaartmaatschappijen die in Botswana zijn gecertificeerd, is niet gerechtvaardigd gezien de verbeterde tenuitvoerlegging van internationale veiligheidsnormen en de beschikbare veiligheidsinformatie. De Commissie is echter van mening dat de situatie van nabij moet worden gevolgd.

(14)

Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om luchtvaartmaatschappijen uit Botswana op te nemen in de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie.

Luchtvaartmaatschappijen uit de Republiek Guinea

(15)

Zoals overeengekomen tijdens de technische vergadering met de Commissie die in januari 2013 plaatsvond in Brussel, hebben de bevoegde autoriteiten van de Republiek Guinea (Direction nationale de l'aviation civile) regelmatig informatie aan de Commissie verstrekt over de lopende uitvoering van het correctieve actieplan, dat in december 2012 door de ICAO is goedgekeurd, en over alle daarmee verband houdende activiteiten.

(16)

In het laatste voortgangsverslag dat de Direction nationale de l'aviation civile heeft ingediend en dat de Commissie op 10 augustus 2015 heeft ontvangen, wordt nadere informatie verstrekt over de meest recente activiteiten en ontwikkelingen inzake de tenuitvoerlegging van het correctieve actieplan; op dit ogenblik ligt de focus vooral op de status van het certificeringsproces van de luchtvaartmaatschappijen en de registratie van luchtvaartuigen. Alle bestaande Air Operator Certificates (AOC's) zijn eind maart 2013 opgeschort. De volledige certificering volgens de regels van de ICAO (in vijf fasen) van de luchtvaartmaatschappijen Eagle Air en PROBIZ Guinée is afgerond en die luchtvaartmaatschappijen hebben hun AOC gekregen op respectievelijk 10 april 2015 (AOC nr. 1/DNAC/2015) en 4 augustus 2015 (AOC nr. 2/DNAC/2015). Voor vier andere maatschappijen, namelijk Konair, Sahel Aviation Guinée, Fly Nimba Airlines en Ijet Aviation, is het certificeringsproces eveneens van start gegaan.

(17)

Wat de registratie van luchtvaartuigen betreft, is vooruitgang geboekt en de bevoegde autoriteiten van de Republiek Guinea hebben meegedeeld dat vijf nieuwe luchtvaartuigen zijn toegevoegd aan het register van luchtvaartuigen.

(18)

Gezien de geleidelijke tenuitvoerlegging van het correctieve actieplan, overeenkomstig hetgeen in december 2012 door de ICAO is goedgekeurd, en de beschikbare veiligheidsinformatie, is het op dit ogenblik niet gerechtvaardigd een exploitatieverbod of exploitatiebeperkingen op te leggen aan luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn in de Republiek Guinea. De situatie moet echter van nabij worden gevolgd.

(19)

Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om luchtvaartmaatschappijen uit Republiek Guinea op te nemen in de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie.

(20)

Als uit relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat ten gevolge van het niet-naleven van internationale veiligheidsnormen acute veiligheidsrisico's ontstaan, kan de Commissie genoodzaakt zijn actie te ondernemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005.

Luchtvaartmaatschappijen uit India

(21)

Op 20 oktober 2015 heeft technisch overleg plaatsgevonden tussen de Commissie, het EASA, de lidstaten, vertegenwoordigers van het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van India en de luchtvaartmaatschappij Air India. Het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van India heeft nadere informatie verstrekt over de maatregelen die het heeft uitgevoerd om de duurzaamheid van zijn veiligheidstoezicht te garanderen. Het technisch overleg werd ook aangegrepen om de interactie tussen Indische luchtvaartmaatschappijen en het SAFA-programma te bespreken met het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van India.

(22)

Hoewel het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van India bepaalde maatregelen ten uitvoer heeft gelegd om te garanderen dat de tot dusver bereikte verbetering van de luchtvaartveiligheid duurzaam is, is uit het overleg gebleken dat er op diverse gebieden extra maatregelen moeten worden genomen. Anderzijds maakt het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van India gebruik van de SAFA-gegevensbank om toezicht te houden op de Indische luchtvaartmaatschappijen die onder het SAFA-programma vallen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van India in juni 2015 heeft meegedeeld dat het besprekingen met Air India had gevoerd over de processen die deze luchtvaartmaatschappij toepast om haar prestaties in het kader van het SAFA-programma te beheren.

(23)

Air India heeft een overzicht gegeven van haar systeem voor veiligheidsbeheer, een samenvatting van de statistische SAFA-informatie over de vloot, voorbeelden van haar strategie voor communicatie over het programma voor veiligheidsbeheer en nadere informatie over het SAFA-proces dat zij heeft toegepast met het oog op continue verbetering.

(24)

Bij wijze van follow-up van het technisch overleg heeft de Commissie bij brieven van 29 oktober 2015 een aantal boodschappen aan het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van India herhaald, waaronder de aanbeveling om zorgvuldiger toezicht te houden op de SAFA-prestaties van de Indische luchtvaartmaatschappijen. De Commissie heeft Air India ook meegedeeld dat vooruitgang inzake het beheer van SAFA-processen moet worden aangetoond aan de hand van prestaties in het kader van het SAFA-programma. Zowel het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van India als Air India werden gewezen op de verantwoordelijkheid die het EASA draagt uit hoofde van Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie (6) (deel TCO) om veiligheidsbeoordelingen van exploitanten uit derde landen uit te voeren, en op het feit dat de prestaties in het kader van het SAFA-programma een van de belangrijkste elementen is waar het EASA rekening mee houdt bij het uitvoeren van die beoordelingen.

(25)

De Commissie heeft nota genomen van de informatie die door het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van India en Air India is ingediend. Zij oordeelde in dit geval dat een exploitatieverbod of exploitatiebeperkingen op luchtvaartmaatschappijen die in India zijn gecertificeerd niet nodig zijn, maar dat verder technisch overleg noodzakelijk blijft om veiligheidsgerelateerde kwesties op permanente basis te bespreken.

(26)

Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om luchtvaartmaatschappijen uit India op te nemen in de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie.

(27)

De Commissie is voornemens haar officieel overleg met het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van India voor te zetten, overeenkomstig de bepalingen die zijn vastgesteld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 473/2006.

(28)

De lidstaten zullen de effectieve naleving van de relevante veiligheidsnormen blijven controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van Indische luchtvaartmaatschappijen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012.

Luchtvaartmaatschappijen uit Indonesië

(29)

Het overleg met de bevoegde autoriteiten van Indonesië, het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië, wordt voortgezet om na te gaan of deze autoriteiten vooruitgang boeken bij het waarborgen dat het veiligheidstoezicht op alle in Indonesië gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen in overeenstemming wordt gebracht met de internationale veiligheidsnormen. Na de ICAO-audit van mei 2014 heeft het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië zijn correctieve actieplan voltooid; het is nu bezig met de uitvoering van de correctieve maatregelen in dat plan. Op verzoek van het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië is op 29 oktober technisch overleg georganiseerd tussen de Commissie, het EASA, bepaalde lidstaten, het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië en de luchtvaartmaatschappijen Citilink, Lion Air en Batik Air. Deze vergadering heeft duidelijk gemaakt dat de correctieve acties die nodig zijn om de tijdens eerdere audits vastgestelde bevindingen te verhelpen, worden voorbereid, maar dat die acties zich nog in verschillende uitvoeringsstadia bevinden. Het belangrijkste zwakke punt dat aan het licht kwam, is de uitvoering van inspecties van luchtvaartmaatschappijen en luchtvaartuigen. De procedures voor het uitvoeren van deze taken zijn aanwezig, maar worden in de praktijk niet altijd gevolgd. Het aantal bevindingen tijdens inspecties blijft laag en de rapportering van bevindingen aan de geïnspecteerde maatschappijen vindt niet altijd plaats volgens de toepasselijke procedures. Er zijn geen passende procedures voor de follow-up van bevindingen en de werkelijke follow-up van bevindingen blijft zwak; bovendien worden de termijnen niet altijd nageleefd of gehandhaafd. Het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië behandelt ongeveer 59 AOC's en een aantal Indonesische luchtvaartmaatschappijen groeien zeer snel. Het is van essentieel belang dat het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië gelijke tred houdt met deze ontwikkelingen.

(30)

De luchtvaartmaatschappij Citilink heeft een presentatie gegeven van de ontwikkeling van het bedrijf en het beheer van de veiligheid binnen het bedrijf. Het bedrijf blijft groeien met ongeveer acht nieuwe luchtvaartuigen per jaar en er lijkt geleidelijk stabiliteit te komen in de systemen en procedures. De analyse van de vluchtgegevens is verbeterd en het bedrijf is zich bewust van gevaren voor de vluchtuitvoering. Er is een systeem voor beheer van de veiligheid opgezet, maar dit moet nog verder worden uitgebouwd, onder meer wat de lage rapporteringsgraad van incidenten en voorvallen betreft.

(31)

Lion Air en Batik Air hebben samen een presentatie gegeven omdat ze allebei deel uitmaken van Lion Air Group. De groei van deze twee luchtvaartmaatschappijen blijft aanzienlijk: naar verwachting zullen ze in 2016 elk 10 nieuwe luchtvaartuigen aan hun vloot toevoegen en een vergelijkbaar aantal in de daaropvolgende jaren. De belangrijkste uitdagingen voor die luchtvaartmaatschappijen zijn de indienstname en opleiding van voldoende personeel op alle gebieden. Beide luchtvaartmaatschappijen hebben plannen ingediend voor de opleiding van cockpitbemanningen en de indienstname en opleiding van ander personeel. De eisen inzake minimumkwalificaties van nieuw in dienst genomen piloten en de eisen om te worden gepromoveerd tot kapitein bij Lion Air zijn relatief laag, terwijl de omgeving waarin de vluchtuitvoeringen plaatsvinden toch vaak uitdagend is. Dit heeft, samen met de snelle groei van de luchtvaartmaatschappij, tot gevolg dat er relatief veel onervaren piloten werken bij Lion Air. Dit kan verband houden met het hoge aantal onstabiele naderingen en een hoog risico op incidenten bij de landing (harde landingen, baanoverschrijdingen). Een voorbeeld hiervan is de baanoverschrijding van Batik Air op 6 november 2015. Naar aanleiding van dit specifieke incident hebben het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië en de luchtvaartmaatschappij Batik Air onmiddellijk actie ondernomen om het incident op passende wijze te onderzoeken en risicobeperkende maatregelen te nemen. Het systeem voor de monitoring van vluchtgegevens is verbeterd en leidt tot betekenisvolle resultaten en verbeteringen van de veiligheid. Het systeem voor beheer van de veiligheid lijkt goed ontwikkeld en recent is ook verbetering vastgesteld op het gebied van de rapportering van incidenten en voorvallen, hoewel er in de praktijk nog vooruitgang moet worden geboekt; dit laatste geldt ook voor de identificatie van gevaren. Tijdens het overleg werd duidelijk dat de snelle groei en het relatieve gebrek aan ervaring van de cockpitbemanningen de bedreigingen vormen voor Lion Air en Baltic Air.

(32)

Het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië werd uitgenodigd op de vergadering van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart op 25 november 2015. Het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië heeft de punten herhaald die al werden gepresenteerd tijdens de technische vergadering van 29 oktober 2015. Deze punten hadden onder meer betrekking op het programma voor permanent toezicht en het systeem voor beheer van bevindingen. De resultaten van het toezicht op de vier Indonesische luchtvaartmaatschappijen die momenteel zijn vrijgesteld van het algemene verbod op Indonesische luchtvaartmaatschappijen, en op de drie luchtvaartmaatschappijen die aanwezig waren tijdens de vergadering, werden gepresenteerd. Het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië heeft ook een presentatie gegeven met betrekking tot de ontwikkeling van het systeem voor het beheer van veiligheidsrisico's. Het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië heeft de Commissie uitgenodigd om een verificatiebezoek ter plaatse te brengen. Een dergelijke missie zou een gelegenheid vormen om de vooruitgang te controleren en om het werkelijke niveau van tenuitvoerlegging van internationale veiligheidsnormen door de autoriteit en de luchtvaartmaatschappijen te bepalen.

(33)

De luchtvaartmaatschappijen Citilink, Lion Air en Batik Air hebben toelichting gegeven bij hun ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van hun veiligheidsbeheer; deze toelichting lag grotendeels in de lijn van de presentatie die zij tijdens de technische vergadering van 29 oktober hebben gegeven.

(34)

In een brief van 22 oktober 2015 heeft het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië de Commissie meegedeeld dat twee nieuwe luchtvaartmaatschappijen zijn gecertificeerd sinds de laatste update: AOC nr. 135-054 is afgegeven aan Alda Trans Papua en AOC nr. 135-059 aan Weststar Aviation Indonesia. Het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië heeft echter geen bewijzen ingediend waaruit blijkt dat het veiligheidstoezicht op die luchtvaartmaatschappijen plaatsvindt overeenkomstig de internationale veiligheidsnormen. In diezelfde brief heeft het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van Indonesië de Commissie meegedeeld dat het AOC van de luchtvaartmaatschappijen Pacific Royale Airways (AOC 121-045), Air Maleo (AOC 121-041, alleen binnenlandse vrachtvluchten), Manunggal Air Service (AOC 121-020), Nusantara Buana Air (AOC 135-041), Survai Udara Penas (Persero, AOC 135-006) en Asconusa Air Transport (AOC 135-022) was ingetrokken.

(35)

Hoewel vooruitgang kan worden vastgesteld sinds de ICAO-audit van mei 2014 en zelfs sinds de technische vergadering in oktober, is de verificatie van de verbeteringen toch een voorwaarde om het nodige vertrouwen in de veiligheid te krijgen en om een verdere versoepeling van het exploitatieverbod voor Indonesische luchtvaartmaatschappijen te kunnen overwegen. De EU moet in 2016 dan ook een beoordelingsbezoek ter plaatse organiseren om de nodige informatie te verzamelen. Op dit ogenblik zijn er echter niet genoeg aanwijzingen om te besluiten dat het exploitatieverbod op luchtvaartmaatschappijen uit Indonesië, met inbegrip van Citilink, Lion Air en Batik Air, verder kan worden versoepeld.

(36)

Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt dan ook geoordeeld dat de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie moet worden gewijzigd teneinde Alda Trans Papua en Weststar Aviation op te nemen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 474/2006. Pacific Royale Airways, Manunggal Air Service, Nusantara Buana Air, Survai Udara Penas en Asconusa Air Transport moeten worden geschrapt uit bijlage A bij Verordening (EG) nr. 474/2006.

Luchtvaartmaatschappijen uit Iran

(37)

De luchtvaartmaatschappij Iran Air, die gecertificeerd is door de burgerluchtvaartorganisatie van de Islamitische Republiek Iran, is op 30 maart 2010 opgenomen in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 474/2006. Na een bezoek ter plaatse zijn de operationele beperkingen op de vloot van Iran Air op 5 juli 2010 nader omschreven.

(38)

Iran Air heeft de Commissie informatie verstrekt over haar huidige vloot, ondersteund door relevante documentatie. De luchtvaartmaatschappij heeft gevraagd alle luchtvaartuigen van het type A320 vrij te stellen van de exploitatiebeperkingen, zodat Iran Air ook met zijn nieuwere luchtvaartuigen van het type A320 vluchtuitvoeringen kan verrichten in de Unie. Volgens de informatie die Iran Air heeft verstrekt, is de gemiddelde leeftijd van de vloot van A320's van Iran Air lager dan de gemiddelde leeftijd van de luchtvaartuigen waarmee vluchtuitvoeringen in de Unie zijn toegestaan. Iran Air beweert ook dat de luchtvaartuigen op betrouwbare wijze kunnen worden geëxploiteerd. Aangezien het echter niet mogelijk was de verstrekte bewijzen te verifiëren, wordt op basis van de informatie waarover de Commissie momenteel beschikt, geoordeeld dat het niet mogelijk is nieuwe luchtvaartuigen toe te voegen aan de lijst van luchtvaartuigen waarmee Iran Air vluchtuitvoeringen in de Unie mag verrichten.

(39)

Volgens het AOC van Iran Air is het aantal luchtvaartuigen van de types die in de Unie mogen worden geëxploiteerd, afgenomen. De lijst van vrijgestelde luchtvaartuigen in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 474/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden aangepast.

(40)

Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt dan ook geoordeeld dat de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie zodanig moet worden gewijzigd dat zij een weergave vormt van de huidige vloot van luchtvaartuigen van Iran Air die zijn opgenomen in Bijlage B bij Verordening (EG) nr. 474/2006.

Luchtvaartmaatschappijen uit Irak

(41)

Tussen 13 juni 2014 en 16 maart 2015 heeft het EASA vier brieven naar de Iraakse burgerluchtvaartautoriteit gestuurd met betrekking tot de prestaties van Iraqi Airways in het kader van het SAFA-programma. Uit de SAFA-gegevens blijkt dat Iraqi Airways de onderliggende oorzaken van de problemen onvoldoende heeft geanalyseerd.

(42)

Iraqi Airways heeft op 20 augustus 2014 een vergunning als exploitant van een derde land (TCO-vergunning) aangevraagd bij het EASA. Het EASA heeft de TCO-aanvraag van Iraqi Airways getoetst aan de eisen van deel TCO.

(43)

Op basis van de veiligheidsbeoordeling van de TCO-aanvraag van Iraqi Airways heeft het EASA fundamentele opmerkingen gemaakt over het gebrek aan vermogen van Iraqi Airways om de vastgestelde veiligheidsproblemen op te lossen en om tijdig veiligheidsgerelateerde documenten in te dienen. Het EASA kwam dan ook tot de conclusie dat een verdere beoordeling niet zou leiden tot de afgifte van een vergunning aan Iraqi Airways, en dat deze luchtvaartmaatschappij dan ook niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EU) nr. 452/2014. Daarom heeft het EASA op 16 juli 2015 de TCO-aanvraag van Iraqi Airways verworpen op de veiligheidsgronden die hierboven duidelijk zijn omschreven.

(44)

De Commissie heeft op 28 september 2015 een brief geschreven naar de Iraakse burgerluchtvaartautoriteit. Met deze brief werd het officiële overleg opgestart met de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn in Irak, overeenkomstig de bepalingen die zijn vastgesteld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 473/2006. In deze brief heeft de Commissie uitgelegd dat dit officiële overleg is opgestart op basis van de veiligheidsprestaties van Iraqi Airways in het kader van het SAFA-programma en de negatieve beslissing van het EASA met betrekking tot de aanvraag van een TCO-vergunning door Iraqi Airways.

(45)

Op 27 oktober 2015 heeft de Commissie de Iraakse burgerluchtvaartautoriteit en Iraqi Airways schriftelijk meegedeeld dat de zaak van Iraqi Airways op de agenda van de vergadering van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart van 24 tot 26 november 2015 was geplaatst en dat Iraqi Airways de gelegenheid zou krijgen om door het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart te worden gehoord overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005.

(46)

Op 3 november 2015 werd een videoconferentie georganiseerd tussen de Commissie, het EASA, de lidstaten en vertegenwoordigers van de Iraakse burgerluchtvaartautoriteit en Iraqi Airways. Tijdens die videoconferentie heeft de Iraakse burgerluchtvaartautoriteit een overzicht gegeven van zijn functies, met inbegrip van de beginselen die aan de basis liggen van de uitvoering van zijn veiligheidstoezicht. Andere informatie die door de Iraakse burgerluchtvaartautoriteit werd verstrekt, had onder meer betrekking op het toezicht dat deze autoriteit houdt op Iraqi Airways en op de wijze waarop zij gevolg geeft aan informatie met betrekking tot het SAFA-programma. Tijdens die videoconferentie heeft Iraqi Airways onder meer ook elementen gepresenteerd die slechts een zeer algemeen overzicht geven van de informatie met betrekking tot zijn systeem voor het beheer van de veiligheid en de kwaliteit en andere veiligheidsgerelateerde processen.

(47)

De Iraakse burgerluchtvaartautoriteit en Iraqi Airways werden op 25 november 2015 gehoord door het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. De Iraakse burgerluchtvaartautoriteit heeft onder meer meegedeeld dat zij verantwoordelijk is voor het toezicht op zeven AOC-houders, waaronder Iraqi Airways. De Iraakse burgerluchtvaartautoriteit heeft ook een overzicht gegeven van de geplande acties om haar capaciteit te versterken. Het EASA heeft informatie verstrekt over de veiligheidsproblemen die aan de basis lagen van zijn negatieve TCO-beslissing.

(48)

Iraqi Airways heeft diverse elementen gepresenteerd, waaronder informatie over zijn SAFA-analyse en de follow-up daarvan. Tijdens de presentatie werd de gedetailleerde werking van het systeem van Iraqi Airways voor het beheer van de veiligheid en de kwaliteit onvoldoende gestaafd. De door Iraqi Airways verstrekte informatie volstond niet om de veiligheidsproblemen die geleid hebben tot de wegering van de TCO-vergunning door het EASA volledig op te lossen.

(49)

Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt dan ook geoordeeld dat de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie moet worden gewijzigd teneinde de luchtvaartmaatschappij Iraqi Airways op te nemen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 474/2006.

(50)

Aangezien de opname in deze bijlage een rechtstreeks gevolg is van de negatieve beslissing van het EASA over de TCO-vergunning, is de Commissie voornemens die opname opnieuw te bekijken als en wanneer het EASA de Commissie ervan in kennis stelt dat het van oordeel is dat de voorwaarden zijn vervuld om een positieve beslissing over Iraqi Airways te nemen volgens deel-TCO.

Luchtvaartmaatschappijen uit Kazachstan

(51)

Sinds juli 2009 geldt een volledig exploitatieverbod voor alle in Kazachstan gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen, behalve één; dit is hoofdzakelijk het gevolg van het onvermogen van de autoriteit die verantwoordelijk is voor veiligheidstoezicht op de in Kazachstan gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen (het burgerluchtvaartcomité van Kazachstan) om toepasselijke internationale veiligheidsnormen ten uitvoer te leggen en te handhaven. Er werd een gedeeltelijke uitzondering gemaakt voor de luchtvaartmaatschappij Air Astana. Air Astana is opgenomen in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 474/2006 en kreeg toestemming om naar de Unie te vliegen met een gedeelte van zijn vloot; deze vluchten waren beperkt tot het niveau van de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij op dat ogenblik.

(52)

Na een verbetering van de SAFA-prestaties kreeg Air Astana in 2014 toestemming om zijn activiteitenniveau in te Unie te verhogen, maar alleen met het type luchtvaartuigen waarmee het sinds 2009 vluchten naar de Unie mocht uitvoeren.

(53)

Air Astana werd in april 2015 gehercertificeerd door het burgerluchtvaartcomité van Kazachstan en in mei 2015 in het kader van de Operational Safety Audit (IOSA) van de International Air Transport Association (IATA). De luchtvaartmaatschappij dient regelmatig een update van haar activiteiten inzake vluchtuitvoering, opleiding en onderhoud in bij de Commissie. De audit van Air Astana die in oktober 2015 werd uitgevoerd door het EASA in het kader van deel TCO heeft geen gevallen van niet-naleving van de internationale normen aan het licht gebracht. Tijdens die audit werd vastgesteld dat Air Astana over voldoende personeel beschikt en effectief wordt beheerd door een bekwaam internationaal managementteam, in samenwerking met lokaal personeel. De organisatie had een sterke en geloofwaardige veiligheidscultuur ontwikkeld. Het auditteam van het EASA heeft dan ook aanbevolen een TCO-vergunning af te geven aan Air Astana, zonder bevindingen.

(54)

Het burgerluchtvaartcomité van Kazachstan werd uitgenodigd om geactualiseerde informatie over de activiteiten op het gebied van veiligheidstoezicht in Kazachstan te verstrekken tijdens de vergadering van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart van 24 november 2015. Het burgerluchtvaartcomité van Kazachstan heeft aangegeven dat een aantal acties lopende zijn om de tekortkomingen te verhelpen die tijdens de ICVM van de ICAO in 2014 zijn vastgesteld, waaronder ook het SSC op het gebied van vluchtuitvoering. Die acties hebben onder meer betrekking op de vaststelling van een opleidingsprogramma voor luchtvaartveiligheidsinspecteurs, een verbetering van de procedures met betrekking tot de certificering van luchtvaartexploitanten en de afgifte van specifieke goedkeuringen. Wat het SSC betreft, heeft het burgerluchtvaartcomité van Kazachstan aangegeven dat zijn resolutie zeker niet voor eind 2015 wordt verwacht. In november 2015 hebben de bevoegde autoriteiten van Kazachstan een intentieverklaring ondertekend met een externe consultant, teneinde het niveau van effectieve naleving van de relevante veiligheidsnormen in Kazachstan te verbeteren. Het burgerluchtvaartcomité van Kazachstan heeft ook aangegeven dat in 2015 in totaal 12 exploitanten die onder hun toezicht staan opnieuw zijn gecertificeerd en dat 5 AOC's zijn ingetrokken. Dit zijn wel positieve ontwikkelingen, maar er heerst nog steeds onzekerheid met betrekking tot het niveau van naleving van de certificering van luchtvaartexploitanten en de goedkeuringsprocessen, en met betrekking tot de effectiviteit van de regelgevende maatregelen die ten uitvoer worden gelegd om tegemoet te komen aan het SSC.

(55)

Air Astana werd ook uitgenodigd op de hoorzitting van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart van 24 november 2015. Air Astana heeft aangetoond dat het een stabiel en effectief proces voor het beheer van de veiligheid heeft opgezet, teneinde veiligheidsproblemen op te lossen, analyses van onderliggende oorzaken uit te voeren en een veiligheidscultuur binnen de organisatie aan te moedigen. De luchtvaartmaatschappij heeft aangetoond dat zij in staat is wijzigingen in het toepassingsgebied en volume van haar activiteiten op veilige en efficiënte wijze te beheren. Bovendien heeft Air Astana gegarandeerd dat het toezicht op haar vloot plaatsvindt overeenkomstig de toepasselijke internationale veiligheidsnormen.

(56)

De in Kazachstan gecertificeerde luchtvaartmaatschappij SCAT JSC heeft verzocht te worden gehoord door het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart, wat op 24 november 2015 is gebeurd. De luchtvaartmaatschappij heeft met succes een IOSA-certificering voltooid. Volgens de informatie die SCAT JSC heeft verstrekt, zijn verscheidene van haar luchtvaartuigen van het type Boeing B-737 en B-757 geregistreerd in Litouwen. De Commissie erkent dat SCAT JSC vooruitgang heeft geboekt, maar de luchtvaartmaatschappij heeft niet aangetoond dat haar vluchtuitvoering, permanente luchtwaardigheid en onderhoud van luchtvaartuigen worden verricht overeenkomstig de toepasselijke veiligheidsnormen.

(57)

Op basis van de informatie waarover de Commissie beschikt, met inbegrip van de informatie die tijdens de hoorzitting van 24 november 2015 werd verstrekt, werd geconcludeerd dat langzaam vooruitgang wordt geboekt met de hervorming van de regelgeving op het gebied van de burgerluchtvaart in Kazachstan. Om aan te tonen dat grondiger vooruitgang wordt geboekt, moet echter het nog openstaande SSC op het gebied van vluchtuitvoeringen worden opgelost alvorens de huidige beperkingen op luchtvaartmaatschappijen die onder het toezicht van het burgerluchtvaartcomité van Kazachstan staan, met uitzondering van Air Astana, kunnen worden versoepeld.

(58)

Op basis van de informatie waarover de Commissie beschikt, de positieve resultaten van de TCO-audit van Air Astana en de uitleg die werd gegeven tijdens de hoorzitting van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart, wordt geoordeeld dat de voorwaarden voor de instandhouding van een gedeeltelijk exploitatieverbod voor Air Astana niet langer zijn vervuld.

(59)

De Commissie is voornemens het geval SCAT JSC nader te onderzoeken, teneinde te garanderen dat een mogelijke toekomstige versoepeling van het exploitatieverbod voor SCAT JSC geen veiligheidsrisico's oplevert voor vluchtuitvoeringen in de Unie.

(60)

Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt dan ook geoordeeld dat de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie moet worden gewijzigd teneinde Air Astana te schrappen uit bijlage B bij Verordening (EG) nr. 474/2006.

(61)

De lidstaten zullen de effectieve naleving van de relevante veiligheidsnormen controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van Air Astana, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012.

Luchtvaartmaatschappijen uit Libanon

(62)

Het overleg met de bevoegde autoriteiten van Libanon, de Libanese burgerluchtvaartautoriteit, wordt voortgezet teneinde te kunnen bevestigen dat Libanon het correctieve actieplan, dat werd opgesteld naar aanleiding van de bevindingen tijdens de ICVM van december 2012 en het daaruit voortvloeiende SSC, uitvoert.

(63)

Op 4 november 2015 hebben vertegenwoordigers van de Libanese burgerluchtvaartautoriteit en de luchtvaartmaatschappijen Middle East Airlines en Wings of Lebanon een technische vergadering met de Commissie en het EASA bijgewoond in Brussel, teneinde een update te geven van de vooruitgang die de Libanese burgerluchtvaartautoriteit heeft geboekt, met name wat betreft het verhelpen van het SSC, de oprichting van een Raad van de burgerluchtvaartautoriteit en de scheiding van de functie veiligheidstoezicht en de functie dienstverlening, die momenteel allebei door de Libanese burgerluchtvaartautoriteit worden vervuld.

(64)

De Libanese burgerluchtvaartautoriteit heeft aan de ICAO aanvullende informatie verstrekt over het SSC en heeft deze informatie gepresenteerd tijdens de technische vergadering. De Libanese burgerluchtvaartautoriteit heeft recent de ICAO uitgenodigd om de correctieve acties te verifiëren, maar dit is nog niet gebeurd. Tijdens de technische vergadering werd onder meer gemeld dat het directoraat voor de vluchtveiligheid, dat verantwoordelijk is voor certificering van en toezicht op luchtvaartmaatschappijen, een meer onafhankelijke positie heeft binnen de Libanese burgerluchtvaartautoriteit, hoewel hiervoor geen duidelijke bewijzen werden gegeven.

(65)

De luchtvaartmaatschappij Middle East Airlines heeft een presentatie gegeven over haar activiteiten en veiligheidsbeheer en leek haar processen op de veiligheidskritieke domeinen vluchtuitvoering, opleiding van bemanningen, luchtwaardigheidsbeheer en kwaliteits- en veiligheidsbeheer onder controle te hebben. Het EASA heeft informatie verstrekt over de positieve resultaten van een recente vergadering met Middle East Airlines in het kader van de aanvraag van een TCO-vergunning door deze maatschappij. De luchtvaartmaatschappij organiseert regelmatig audits door derde partijen om het gebrek aan veiligheidstoezicht door haar eigen autoriteit te compenseren en om de tenuitvoerlegging van internationale veiligheidsnormen verder te verbeteren.

(66)

De luchtvaartmaatschappij Wings of Lebanon heeft een presentatie gegeven over haar activiteiten met slechts één luchtvaartuig en over haar veiligheidsprocessen. Recentelijk werden andere mensen benoemd in de belangrijkste functies van deze luchtvaartmaatschappij, wat geleid heeft tot een verbetering van de operationele procedures en een goed begin vormt van de ontwikkeling van een systeem voor veiligheidsbeheer.

(67)

De verbeteringen van het systeem voor veiligheidstoezicht, hoe klein ook, in combinatie met de risicobeperkende maatregelen van Middle East Airlines en de beschikbare veiligheidsinformatie rechtvaardigen niet om in dit stadium een verbod of exploitatiebeperkingen op te leggen aan luchtvaartmaatschappijen die in Libanon zijn gecertificeerd. Om van nabij toezicht te houden op de situatie, zal het overleg met de Libanese autoriteiten worden voortgezet overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 473/2006.

(68)

Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om luchtvaartmaatschappijen uit de Libanon op te nemen de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie.

(69)

Als uit relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat ten gevolge van het niet-naleven van internationale veiligheidsnormen acute veiligheidsrisico's ontstaan, kan de Commissie genoodzaakt zijn verdere actie te ondernemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005.

Luchtvaartmaatschappijen uit Madagascar

(70)

De Commissie heeft het overleg met de burgerluchtvaartautoriteit van Madagascar, Aviation Civile de Madagascar, voortgezet. Op verzoek van Aviation Civile de Madagascar heeft op 2 oktober 2015 een vergadering plaatsgevonden in Brussel tussen enerzijds de Commissie, het EASA en een lidstaat en anderzijds Aviation Civile de Madagascar en de luchtvaartmaatschappij Air Madagascar.

(71)

Tijdens die vergadering hebben Aviation Civile de Madagascar en Air Madagascar informatie verstrekt over de vooruitgang die beide organisaties hebben geboekt met betrekking tot hun respectieve correctieve en preventieve actieplannen, die zij hebben uitgevoerd om de in de punten 66 tot en met 74 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 390/2011 vermelde veiligheidstekortkomingen te verhelpen. Zowel Aviation Civile de Madagascar als Air Madagascar is van mening dat die veiligheidstekortkomingen zijn verholpen; Aviation Civile de Madagascar heeft gevraagd de exploitatiebeperkingen die zijn opgelegd aan Air Madagascar opnieuw te beoordelen.

(72)

De Commissie heeft nota genomen van de vooruitgang die Aviation Civile de Madagascar heeft gemeld bij het verhelpen van de door de ICAO vastgestelde tekortkomingen en de informatie die Aviation Civile de Madagascar en Air Madagascar hebben verstrekt over hun respectieve correctieve en preventieve actieplannen. De vooruitgang van Aviation Civile de Madagascar en de luchtvaartmaatschappij Air Madagascar, en zelfs de verwachte verdere vooruitgang, worden erkend, maar de voorwaarden voor een versoepeling van het huidige gedeeltelijke exploitatieverbod voor Air Madagascar zijn niet vervuld. Het blijft noodzakelijk de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van internationale veiligheidsnormen te controleren. Aviation Civile de Madagascar moet zijn ervaring met betrekking tot de nieuwe processen die het heeft toegepast, consolideren. In dit opzicht kan een beoordelingsbezoek ter plaatse door de Unie worden overwogen voor het eerste kwartaal van 2016. Bovendien zijn er op dit ogenblik onvoldoende aanwijzingen om een versoepeling van de exploitatiebeperkingen op luchtvaartmaatschappijen uit Madagascar te rechtvaardigen.

(73)

Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie te wijzigen voor wat luchtvaartmaatschappijen uit Madagascar betreft.

Luchtvaartmaatschappijen uit Mozambique

(74)

Op basis van het beoordelingsbezoek van de Unie, dat plaatsvond in april 2015, kon de Commissie concluderen dat, hoewel de bevoegde burgerluchtvaartautoriteiten in Mozambique, het Instituto de Aviação Civil de Moçambique, hebben aangetoond dat zij aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt bij de tenuitvoerlegging van internationale veiligheidsnormen, er nog steeds belangrijke tekortkomingen zijn in het systeem voor veiligheidstoezicht in Mozambique. Daarom werd besloten dat de Commissie, met de steun van het EASA, technische bijstand zou verlenen aan het Instituto de Aviação Civil de Moçambique, zodat de resterende tekortkomingen kunnen worden opgelost en het proces van interne capaciteitsopbouw, die nodig is om de vereiste duurzaamheid te bereiken, kan worden afgerond.

(75)

Op 12 oktober 2015 werd het startschot gegeven voor een project voor technische bijstand van lange duur, dat zal lopen tot begin juni 2016. De eerste fase van het project heeft al enkele initiële resultaten opgeleverd. Een grondige analyse van het rechtskader en de toepasselijke luchtvaartregelgeving heeft geleid tot de identificatie van correcties en verbeteringen die later moeten worden vastgesteld. Zo wordt overwogen het luchtvaartsysteem van Mozambique aan te passen aan de beginselen en de structuur van een aantal wetteksten van de Unie op het gebied van de burgerluchtvaart. Er worden gerichte inspanningen geleverd om systematisch alle openstaande USOAP-protocolbevindingen van de ICAO op te lossen, teneinde de graad van effectieve tenuitvoerlegging aanzienlijk te verbeteren. Er is een contactronde tussen alle luchtvaartmaatschappijen georganiseerd en een analyse van hun certificeringsstatus uitgevoerd. Om enkele van de meest kwetsbare aspecten van het Instituto de Aviação Civil de Moçambique te verbeteren, worden een aantal samenwerkingsprotocols in overweging genomen. Er is een begin gemaakt met de identificatie van alle interne procedures en processen van het Instituto de Aviação Civil de Moçambique die grondig moeten worden onderzocht.

(76)

Tussen 14 september 2015 en 13 november 2015 vond een project voor technische bijstand van korte duur plaats. Tijdens dit project werd on-the-job opleiding verstrekt en werden richtsnoeren voor de certificering van luchtvaartterreinen en surveillance opgesteld, met name voor de nieuwe internationale luchthaven Nacala en de bestaande internationale luchthaven Beira.

(77)

Het Instituto de Aviação Civil de Moçambique is in dit stadium echter nog onvoldoende in staat om erop toe te zien dat de burgerluchtvaartactiviteiten in Mozambique overeenkomstig de internationale veiligheidsnormen plaatsvinden. Er zijn dan ook onvoldoende aanwijzingen om een besluit tot versoepeling van het exploitatieverbod voor alle in Mozambique gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen te rechtvaardigen.

(78)

Volgens een lijst die op 5 november 2015 door het Instituto de Aviação Civil de Moçambique is verstrekt, zijn drie nieuwe luchtvaartmaatschappijen gecertificeerd in Mozambique: Ambassador Lda (AOC MOZ-21), Everett Aviation Lda (AOC MOZ-18) en Inaer Aviation Mozambique Lda (AOC MOZ-19). Het Instituto de Aviação Civil de Moçambique kon echter geen bewijzen voorleggen waaruit blijkt dat het veiligheidstoezicht op die luchtvaartmaatschappijen plaatsvindt overeenkomstig de internationale veiligheidsnormen. Via diezelfde lijst heeft het Instituto de Aviação Civil de Moçambique de Commissie ook meegedeeld dat de AOC's van de luchtvaartmaatschappijen Aero-Serviços Sarl (AOC MOZ-08), Emílio Air Charter Lda (AOC MOZ-05) en Unique Air Charter Lda (AOC MOZ-13), die voorheen waren opgeschort tijdens het hercertificeringsproces, nu zijn ingetrokken omdat dat proces niet was voltooid.

(79)

Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt dan ook geoordeeld dat de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie moet worden gewijzigd teneinde de luchtvaartmaatschappijen Ambassador Lda, Everett Aviation Lda en Inaer Aviation Mozambique Lda. op te nemen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 474/2006, en de luchtvaartmaatschappijen Aero-Serviços Sarl, Emílio Air Charter Lda en Unique Air Charter Lda te schrappen uit bijlage A bij Verordening (EG) nr. 474/2006.

Luchtvaartmaatschappijen uit Nepal

(80)

De Commissie heeft het overleg met de burgerluchtvaartautoriteit van Nepal voortgezet om na te gaan of deze autoriteit voldoende in staat is de relevante internationale veiligheidsnormen toe te passen en te handhaven.

(81)

De Commissie en het EASA hebben van 5 tot 9 oktober 2015 een bezoek gebracht aan de burgerluchtvaartautoriteit van Nepal. Het doel van dit bezoek ter plaatse was om EASA de gelegenheid geven om technische bijstand te bieden in de vorm van een evaluatie van de vooruitgang die de burgerluchtvaartautoriteit van Nepal heeft geboekt met betrekking tot de bevindingen van de ICAO-audit, en om aanbevelingen voor het oplossen van de resterende problemen te verstrekken en op te nemen in het stappenplan. De Commissie heeft deelgenomen aan dit bezoek ter plaatse om de vooruitgang te evalueren die de burgerluchtvaartautoriteit van Nepal heeft geboekt met betrekking tot de tekortkomingen die geleid hebben tot het verbod dat in december 2013 is opgelegd aan de Nepalese luchtvaartmaatschappijen.

(82)

Tijdens het bezoek ter plaatse kon worden bevestigd dat de burgerluchtvaartautoriteit van Nepal vooruitgang heeft geboekt bij de tenuitvoerlegging van internationale veiligheidsnormen. Volgens de ICAO komt het door de burgerluchtvaartautoriteit van Nepal opgestelde correctieve actieplan volledig tegemoet aan de bevindingen, inclusief de bevindingen die tot het SSC van de ICAO hebben geleid. De tenuitvoerlegging van de acties kon echter niet worden geverifieerd tijdens het bezoek ter plaatse. Het SSC met betrekking tot vluchtuitvoering is nog steeds van kracht. De burgerluchtvaartautoriteit van Nepal plant een bezoek van het Regional Office Safety Team van de ICAO in december 2015, om de tenuitvoerlegging van correctieve acties te laten beoordelen en met het oog op een mogelijke ICVM in het eerste kwartaal van 2016. Tijdens deze ICVM moet de ICAO de effectieve tenuitvoerlegging van de correctieve acties controleren. De burgerluchtvaartautoriteit van Nepal past een periodiek auditprogramma toe op alle luchtvaartmaatschappijen en andere dienstverleners die onder haar toezicht staan. Het inspectieprogramma moet echter nog verder worden ontwikkeld.

(83)

Tijdens een ontmoeting met de Nepalese minister van toerisme, cultuur en burgerluchtvaart werd benadrukt dat de burgerluchtvaartautoriteit van Nepal volledig onafhankelijk van het politieke niveau moet kunnen functioneren bij de uitvoering van haar veiligheidsgerelateerde functies en over voldoende en gekwalificeerd personeel moet beschikken om het systeem van toezicht op de veiligheid in Nepal te kunnen verbeteren. De minister heeft meegedeeld dat verdere wijzigingen van de Nepalese burgerluchtvaartwet in voorbereiding zijn om de institutionele problemen op te lossen en te garanderen dat de veiligheidstoezichtsfunctie onafhankelijk is van de dienstverleners; de minister deelde ook mee dat de burgerluchtvaartautoriteit van Nepal de nodige steun krijgt om alle bevindingen te verhelpen.

(84)

Op 7 en 8 oktober 2015 hebben de Commissie en het EASA een bezoek gebracht aan de in Nepal geregistreerde luchtvaartmaatschappijen Buddha Air, Yeti Airlines, Tara Air en Nepal Airlines Corporation, om een evaluatie uit te voeren van de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden sinds het laatste bezoek in februari 2014. Deze vier luchtvaartmaatschappijen zijn allemaal gehercertificeerd volgens de aanpak in vijf fasen en de burgerluchtvaartautoriteit van Nepal houdt regelmatig toezicht op deze maatschappijen. De maturiteit van de systemen voor veiligheidsbeheer en van de veiligheidscultuur verschilt van de ene luchtvaartmaatschappij tot de andere; sommige staan duidelijk verder dan andere, maar geen enkele voldoet momenteel aan de toepasselijke internationale veiligheidsnormen.

(85)

De burgerluchtvaartautoriteit van Nepal heeft ook meegedeeld dat twee nieuwe luchtvaartmaatschappijen zijn gecertificeerd. Saurya Airlines heeft op 13 november 2014 het AOC gekregen met nummer 083/2014 en Himalaya Airlines heeft op 9 maart 2015 het AOC gekregen met nummer 084/2015. De burgerluchtvaartautoriteit van Nepal kon echter geen bewijzen voorleggen waaruit blijkt dat het veiligheidstoezicht op die luchtvaartmaatschappijen plaatsvindt overeenkomstig de internationale veiligheidsnormen.

(86)

Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt dan ook geoordeeld dat de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie moet worden gewijzigd teneinde Saurya Airlines en Himalaya Airlines op te nemen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 474/2006.

Luchtvaartmaatschappijen uit de Filipijnen

(87)

De Commissie, het EASA en de lidstaten hebben de veiligheidsprestaties van luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn in de Filipijnen en die vluchten uitvoeren in de Unie van nabij gevolgd, onder meer door prioriteit te geven aan Filipijnse luchtvaartmaatschappijen bij het uitvoeren van platforminspecties overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012.

(88)

Voorafgaand aan de vergadering van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart heeft de burgerluchtvaartautoriteit van de Filipijnen de Commissie bepaalde technische informatie verstrekt over het veiligheidstoezicht dat zij uitoefent op in de Filipijnen gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen. Uit de verstrekte informatie blijkt dat er momenteel 38 actieve houders van een Air Operator Certificate zijn in de Filipijnen. Het managementteam van de burgerluchtvaartautoriteit van de Filipijnen, dat tot dusver heeft bijgedragen tot de verbeteringen binnen de burgerluchtvaartautoriteit van de Filipijnen, blijft in functie en blijft vast voornemens om zijn programma van continue verbeteringen verder uit te voeren. Uit informatie die de burgerluchtvaartautoriteit van de Filipijnen heeft verstrekt en analyse van de beschikbare informatie over ongevallen en incidenten, blijkt dat er geen verontrustende tendensen zijn met betrekking tot luchtvaartmaatschappijen die in de Filipijnen zijn gecertificeerd.

(89)

Recentelijk zijn SAFA-platforminspecties uitgevoerd van zowel Philippine Airlines, Air Philippines' Corporation als Cebu Pacific Air. Deze SAFA-platforminspecties hebben geen negatieve tendensen aan het licht gebracht.

(90)

Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om luchtvaartmaatschappijen uit de Filipijnen op te nemen in de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie.

(91)

De lidstaten zullen echter blijven nagaan of de luchtvaartmaatschappijen uit de Filipijnen voldoen aan de relevante veiligheidsnormen door bij platforminspecties prioriteit te geven aan deze luchtvaartmaatschappijen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012.

Luchtvaartmaatschappijen uit de Russische Federatie

(92)

De Commissie, het EASA en de lidstaten zijn van nabij de veiligheidsprestaties blijven volgen van luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn in de Russische Federatie en vluchten uitvoeren in de Unie, onder meer door prioriteit te geven aan bepaalde Russische luchtvaartmaatschappijen bij het uitvoeren van platforminspecties overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012.

(93)

Op 23 oktober 2015 heeft een ontmoeting plaatsgehad tussen de Commissie, bijgestaan door het EASA en een lidstaat, en vertegenwoordigers van het Russische federale agentschap voor luchtvervoer. Het doel van deze ontmoeting was de veiligheidsprestaties te bekijken van Russische luchtvaartmaatschappijen op basis van verslagen van SAFA-platforminspecties voor de periode tussen 20 september 2014 en 19 oktober 2015 en na te gaan welke gevallen speciale aandacht verdienen.

(94)

Tijdens die ontmoeting heeft de Commissie er op gewezen dat sommige exploitanten met een SAFA-verhouding 2 of hoger de onderliggende oorzaken van de problemen onvoldoende hebben geanalyseerd. Het Russische federale agentschap voor luchtvervoer heeft verklaard dat bevindingen die aan het licht zijn gekomen tijdens SAFA-controles regelmatig worden geanalyseerd en dat permanent toezicht wordt gehouden op de effectiviteit van de correctieve acties van de exploitanten. Het Russische federale agentschap voor luchtvervoer zich ertoe verbonden de gevallen van niet-naleving die nog niet zijn rechtgezet te volgen en de Commissie updates te verstrekken over de status van deze gevallen. Het Russische federale agentschap voor luchtvervoer heeft voorts ook een update gegeven van de laatste opschortingen en intrekkingen van AOC's van luchtvaartmaatschappijen die onder zijn toezicht staan.

(95)

Op basis van de beschikbare informatie werd geconcludeerd dat het niet nodig is dat de Russische luchtvaartautoriteiten of luchtvaartmaatschappijen die in de Russische Federatie zijn gecertificeerd, voor het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart hoeven te verschijnen. Desondanks werd besloten dat de regelmatige vergaderingen van veiligheidsdeskundigen van de Commissie en de Russische autoriteiten, die minstens één keer voor elke vergadering van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart plaatsvinden, moeten worden voortgezet.

(96)

Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om luchtvaartmaatschappijen uit de Russische Federatie op te nemen in de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie.

(97)

De lidstaten zullen echter blijven nagaan of de luchtvaartmaatschappijen uit de Russische Federatie voldoen aan de relevante veiligheidsnormen door bij platforminspecties prioriteit te geven aan deze luchtvaartmaatschappijen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012.

(98)

Als uit deze controles blijkt dat er een dreigend veiligheidsrisico bestaat ten gevolge van de niet-naleving van de relevante veiligheidsnormen, kan de Commissie genoodzaakt zijn maatregelen te nemen tegen luchtvaartmaatschappijen uit de Russische Federatie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005.

Luchtvaartmaatschappijen uit Sudan

(99)

De burgerluchtvaartautoriteit van Sudan heeft regelmatig contact gehouden met de Commissie, met name wat de beoordeling van in Sudan geregistreerde luchtvaartmaatschappijen betreft. Het toezicht van de burgerluchtvaartautoriteit van Sudan op een aantal luchtvaartmaatschappijen is verbeterd. Hoewel de burgerluchtvaartautoriteit van Sudan had bevestigd bereid te zijn een veiligheidsbeoordelingsbezoek te ontvangen in oktober 2015, heeft zij vervolgens gevraagd dit bezoek uit te stellen tot 2016, zodat zij en de luchtvaartmaatschappijen meer tijd hebben om de internationale veiligheidsnormen toe te passen.

(100)

Er moet een veiligheidsbeoordelingsbezoek van de Unie worden uitgevoerd om na te gaan of de burgerluchtvaartautoriteit van Sudan en de in Sudan gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen de internationale veiligheidsnormen naleven.

(101)

Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie te wijzigen voor wat luchtvaartmaatschappijen uit Sudan betreft.

Luchtvaartmaatschappijen uit Taiwan

(102)

Naar aanleiding van de twee dodelijke ongevallen met luchtvaartuigen van de maatschappij TransAsia Airways („TNA”) in de laatste 18 maanden, heeft de Commissie formeel overleg opgestart met de burgerluchtvaartautoriteit van Taiwan, overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 473/2006 van de Commissie. In deze context werden de burgerluchtvaartautoriteit van Taiwan en de luchtvaartmaatschappij TNA uitgenodigd om op 19 oktober 2015 deel te nemen aan een technische vergadering met de Commissie en het EASA in Brussel, teneinde het systeem voor veiligheidstoezicht van de burgerluchtvaartautoriteit van Taiwan en de veiligheidsprestaties van TNA te bespreken.

(103)

Tijdens die vergadering heeft de burgerluchtvaartautoriteit van Taiwan meegedeeld dat haar systeem voor veiligheidstoezicht gebaseerd is op de normen en aanbevolen praktijken van de ICAO; zij heeft verwezen naar 8 kritieke elementen van de ICAO om uit te leggen hoe zij zich kwijt van haar verantwoordelijkheden op het gebied van veiligheidstoezicht. De burgerluchtvaartautoriteit van Taiwan heeft nadere informatie verstrekt over de maatregelen die zijn genomen na de incidenten en ongevallen met de luchtvaartmaatschappij TNA tijdens de voorbije twee jaar. In overeenstemming met de regelgeving van Taiwan heeft de burgerluchtvaartautoriteit van Taiwan ook het activiteitenniveau van TNA bevroren gedurende één jaar vanaf de datum van het tweede ongeval. Ten slotte heeft de burgerluchtvaartautoriteit van Taiwan benadrukt dat zij vast voornemens is bijlage 19 van de ICAO ten uitvoer te leggen, en heeft zij aangekondigd dat zij tegen eind 2017 in het kader van het veiligheidsbeheersysteem een evaluatie zal uitvoeren van alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn in Taiwan.

(104)

Tijdens die vergadering heeft de luchtvaartmaatschappij TNA de Commissie meegedeeld dat zij, na de dodelijke ongevallen van 2014 en 2015, een actieplan voor de verbetering van de vliegveiligheid heeft opgesteld en toegepast; dit plan heeft betrekking op de volgende gebieden: verbetering van de bedrijfscultuur, organisatie-ontwikkeling, toepassing van een systeem voor veiligheidsbeheer, opleiding en meting. De luchtvaartmaatschappij heeft meegedeeld dat in de loop van 2015 significante wijzigingen zijn doorgevoerd in de organisatie van de luchtvaartmaatschappij, met inbegrip van nieuwe topmanagers, de oprichting van een afdeling kwaliteitsborging, de oprichting van een comité voor de vliegveiligheid, dat verantwoordelijk is voor de opstelling en bevordering van veiligheidsbeleid en de vernieuwing van de vloot, zodat de gemiddelde leeftijd van de vloot in 2016 vier jaar zal bedragen. Er werden ook specifieke acties ondernomen om de opleiding van cockpitbemanningen te verbeteren. Naast de toezichtsactiviteiten van de burgerluchtvaartautoriteit van Taiwan zijn in 2015 ook evaluatiebezoeken uitgevoerd door ATR en de Flight Safety Foundation, bijgestaan door Airbus en Bureau Veritas. Beide beoordelingsbezoeken ter plaatse hebben geleid tot een reeks aanbevelingen, waaraan tegemoet is gekomen met een correctief actieplan dat door de luchtvaartmaatschappij TNA is opgesteld.

(105)

Aan het einde van de vergadering herhaalde de burgerluchtvaartautoriteit van Taiwan dat alle aspecten van de luchtvaartsector in Taiwan in de lijn liggen van de internationale normen van de ICAO; zij verbond zich ertoe van nabij toezicht te blijven houden op de veiligheidsprestaties van de luchtvaartmaatschappij TNA en op de uitvoering van de correctieve en preventieve actieplannen.

(106)

Op basis van de informatie waar de Commissie over beschikt, werd geoordeeld dat de burgerluchtvaartautoriteit van Taiwan en de luchtvaartmaatschappij TNA niet hoefden te verschijnen voor het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart, en dat een exploitatieverbod voor luchtvaartmaatschappijen uit Taiwan niet noodzakelijk was. De burgerluchtvaartautoriteit van Taiwan en de luchtvaartmaatschappij TNA hebben ingestemd met verder technisch overleg teneinde de Commissie in staat te stellen om de toepassing van de correctieve en preventieve actieplannen te volgen en het mogelijk te maken dat veiligheidsgerelateerde kwesties op permanente basis kunnen worden besproken.

(107)

Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie te wijzigen voor wat luchtvaartmaatschappijen uit Taiwan betreft.

(108)

De lidstaten moeten de effectieve naleving van de relevante veiligheidsnormen blijven controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van in Taiwan gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012.

Luchtvaartmaatschappijen uit Thailand

(109)

Bij brief van 14 oktober 2015 heeft de burgerluchtvaartautoriteit van Thailand de Commissie informatie verstrekt over de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van de correctieve maatregelen om het SSC en andere bevindingen van de ICAO en de Federal Aviation Administration te verhelpen. Er zij op gewezen dat de regering van Thailand erin geslaagd is op enkele maanden tijd het voormalige directoraat voor de burgerluchtvaart om te vormen tot een autonome burgerluchtvaartautoriteit van Thailand. De burgerluchtvaartautoriteit van Thailand heeft nieuwe technische specialisten en extra inspectiepersoneel in dienst genomen en is bezig haar personeelsbestand nog verder te versterken.

(110)

Van 9 tot en met 12 november 2015 heeft het EASA een bezoek gebracht aan Thailand en aan de burgerluchtvaartautoriteit van Thailand, teneinde de door de ICAO vastgestelde gevallen van niet-naleving te onderzoeken in het licht van de TCO-aanvragen van twee Thaise luchtvaartmaatschappijen. De waarnemingen van het EASA stemmen overeen met de bevindingen van de ICAO. Het EASA heeft vastgesteld dat burgerluchtvaartautoriteit van Thailand relatief zwak en overbelast is, maar heeft ook bemoedigende ontwikkelingen gezien. Voor verdere ontwikkelingen is politieke steun en een voldoende en realistische termijn nodig om correctieve maatregelen op duurzame wijze te kunnen uitvoeren.

(111)

Op verzoek van de regering van Thailand is op 23 november 2015 een technische vergadering georganiseerd; deze vergadering werd bijgewoond door de Commissie, het EASA, hoge ambtenaren van de Thaise regering, ambtenaren van de burgerluchtvaartautoriteit van Thailand en vertegenwoordigers van de luchtvaartmaatschappij Thai Airways International. De informatie die tijdens die vergadering werd verstrekt met betrekking tot de verbetering van het burgerluchtvaartsysteem van Thailand werden ook significant geacht voor het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart.

(112)

De delegatie van Thailand werd dan ook uitgenodigd op een hoorzitting van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart op 25 november 2015. De burgerluchtvaartautoriteit van Thailand heeft een presentatie gegeven van de organisatorische verbeteringen en de actieplannen op korte, middellange en lange termijn die moeten leiden tot het verhelpen van de ICAO-bevindingen en het oplossen van het SSC. Wat de termijnen betreft, heeft de burgerluchtvaartautoriteit van Thailand uitgelegd dat zij het belangrijker acht een luchtvaartveiligheidssysteem van goede kwaliteit op te zetten dan onrealistische termijnen vast te stellen. De burgerluchtvaartautoriteit van Thailand is voornemens de Europese regels inzake veiligheid van de luchtvaart toe te passen en sluit contracten met het EASA en andere Europese partners ter ondersteuning daarvan. Thai Airways heeft een presentatie gegeven over de ontwikkeling van de luchtvaartmaatschappij, de tenuitvoerlegging van internationale veiligheidsnormen en het veiligheidsbeheer van haar activiteiten.

(113)

Hoewel de effectieve graad van naleving van internationale veiligheidsnormen laag is, zoals blijkt uit de resultaten van de ICAO-audit van februari 2015, tonen de regering en de burgerluchtvaartautoriteit van Thailand dat zij vast voornemens zijn het systeem voor veiligheidstoezicht in Thailand te verbeteren; zij hebben ook bewijzen ingediend van het feit dat in een korte tijdspanne al relevante vooruitgang is geboekt. Op basis van de beschikbare veiligheidsinformatie over luchtvaartmaatschappijen uit Thailand kan bovendien geen beslissing worden genomen om een verbod of exploitatiebeperkingen op te leggen. Om van nabij toezicht te houden op de situatie, zal het overleg met de autoriteiten van Thailand worden voortgezet overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 473/2006.

(114)

Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie te wijzigen voor wat luchtvaartmaatschappijen uit Thailand betreft.

(115)

De lidstaten moeten de effectieve naleving van de relevante veiligheidsnormen blijven controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van in Thailand gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012.

(116)

Als uit relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat ten gevolge van het niet-naleven van internationale veiligheidsnormen acute veiligheidsrisico's ontstaan, kan de Commissie genoodzaakt zijn verdere actie te ondernemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005.

Luchtvaartmaatschappijen uit Zambia

(117)

Op 4 september 2015 heeft de burgerluchtvaartautoriteit van Zambia de Commissie een update verstrekt over de werkzaamheden met betrekking tot het veiligheidsactieplan van Zambia. Uit deze update blijkt dat aanzienlijke vooruitgang is geboekt. Bepaalde acties bevinden zich echter nog in de eindfase en zijn nog niet voltooid. De Commissie en de burgerluchtvaartautoriteit van Zambia zijn overeengekomen een EU-beoordelingsbezoek uit te stellen tot begin 2016.

(118)

Van de burgerluchtvaartautoriteit van Zambia wordt verwacht dat zij zal blijven voortwerken aan de tenuitvoerlegging van de internationale veiligheidsnormen. De Commissie is voornemens verdere voorbereidingen te treffen om begin 2016 een beoordelingsbezoek ter plaatse te brengen om de toepassing van die normen in Zambia te verifiëren.

(119)

Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie te wijzigen voor wat luchtvaartmaatschappijen uit Zambia betreft.

(120)

Verordening (EG) nr. 474/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(121)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 474/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage A wordt vervangen door bijlage A bij deze verordening.

2)

Bijlage B wordt vervangen door bijlage B bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Violeta BULC

Lid van de Commissie


(1)  PB L 344 van 27.12.2005, blz. 15.

(2)  Bij Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 is de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst opgesteld van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap (PB L 84 van 23.3.2006, blz. 14).

(3)  Verordening (EEG) nr. 3922/1991 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4).

(4)  Verordening (EG) nr. 473/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap (PB L 84 van 23.3.2006, blz. 8).

(5)  Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1.

(6)  Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering door exploitanten uit derde landen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 133 van 6.5.2014, blz. 12).


BIJLAGE A

LIJST VAN LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJEN WAARAAN EEN VERBOD IS OPGELEGD OM VLUCHTEN UIT TE VOEREN IN DE UNIE, MET UITZONDERINGEN  (1)

Naam van de juridische entiteit van de luchtvaartmaatschappij, zoals vermeld op het AOC (en handelsnaam, indien verschillend)

Nummer van het Air Operator Certificate (AOC) of van de exploitatievergunning

ICAO-identificatienummer van de luchtvaartmaatschappij

Land van de exploitant

BLUE WING AIRLINES

SRBWA-01/2002

BWI

Suriname

IRAQI AIRWAYS

001

IAW

Irak

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Afghanistan welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Islamitische Republiek Afghanistan

ARIANA AFGHAN AIRLINES

AOC 009

AFG

Islamitische Republiek Afghanistan

KAM AIR

AOC 001

KMF

Islamitische Republiek Afghanistan

PAMIR AIRLINES

Onbekend

PIR

Islamitische Republiek Afghanistan

SAFI AIRWAYS

AOC 181

SFW

Islamitische Republiek Afghanistan

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Angola welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van TAAG Angola Airlines, dat in bijlage B wordt geplaatst

 

 

Republiek Angola

AEROJET

AO 008-01/11

TEJ

Republiek Angola

AIR GICANGO

009

Onbekend

Republiek Angola

AIR JET

AO 006-01/11-MBC

MBC

Republiek Angola

AIR NAVE

017

Onbekend

Republiek Angola

AIR26

AO 003-01/11-DCD

DCD

Republiek Angola

ANGOLA AIR SERVICES

006

Onbekend

Republiek Angola

DIEXIM

007

Onbekend

Republiek Angola

FLY540

AO 004-01 FLYA

Onbekend

Republiek Angola

GIRA GLOBO

008

GGL

Republiek Angola

HELIANG

010

Onbekend

Republiek Angola

HELIMALONGO

AO 005-01/11

Onbekend

Republiek Angola

MAVEWA

016

Onbekend

Republiek Angola

SONAIR

AO 002-01/10-SOR

SOR

Republiek Angola

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Benin welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Republiek Benin

AERO BENIN

PEA nr. 014/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS

AEB

Republiek Benin

AFRICA AIRWAYS

Onbekend

AFF

Republiek Benin

ALAFIA JET

PEA nr. 014/ANAC/MDCTTTATP-PR/DEA/SCS

Onbekend

Republiek Benin

BENIN GOLF AIR

PEA nr. 012/MDCTTP-PR/ANAC/DEA/SCS.

BGL

Republiek Benin

BENIN LITTORAL AIRWAYS

PEA nr. 013/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS.

LTL

Republiek Benin

COTAIR

PEA nr. 015/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS.

COB

Republiek Benin

ROYAL AIR

PEA nr. 11/ANAC/MDCTTP-PR/DEA/SCS

BNR

Republiek Benin

TRANS AIR BENIN

PEA nr. 016/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS

TNB

Republiek Benin

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van de Republiek Congo welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Republiek Congo

AERO SERVICE

RAC06-002

RSR

Republiek Congo

CANADIAN AIRWAYS CONGO

RAC06-012

Onbekend

Republiek Congo

EMERAUDE

RAC06-008

Onbekend

Republiek Congo

EQUAFLIGHT SERVICES

RAC 06-003

EKA

Republiek Congo

EQUAJET

RAC06-007

EKJ

Republiek Congo

EQUATORIAL CONGO AIRLINES S.A.

RAC 06-014

Onbekend

Republiek Congo

MISTRAL AVIATION

RAC06-011

Onbekend

Republiek Congo

TRANS AIR CONGO

RAC 06-001

TSG

Republiek Congo

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van de Democratische Republiek Congo (RDC) welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Democratische Republiek Congo (RDC)

AIR FAST CONGO

409/CAB/MIN/TVC/0112/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

AIR KASAI

409/CAB/MIN/TVC/0053/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

AIR KATANGA

409/CAB/MIN/TVC/0056/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

AIR TROPIQUES

409/CAB/MIN/TVC/00625/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

BLUE AIRLINES

106/CAB/MIN/TVC/2012

BUL

Democratische Republiek Congo (RDC)

BLUE SKY

409/CAB/MIN/TVC/0028/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

BUSY BEE CONGO

409/CAB/MIN/TVC/0064/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

COMPAGNIE AFRICAINE D'AVIATION (CAA)

409/CAB/MIN/TVC/0050/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

CONGO AIRWAYS

019/CAB/MIN/TVC/2015

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

DAKOTA SPRL

409/CAB/MIN/TVC/071/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

DOREN AIR CONGO

102/CAB/MIN/TVC/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

GOMAIR

409/CAB/MIN/TVC/011/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

KIN AVIA

409/CAB/MIN/TVC/0059/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

KORONGO AIRLINES

409/CAB/MIN/TVC/001/2011

KGO

Democratische Republiek Congo (RDC)

MALU AVIATION

098/CAB/MIN/TVC/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

MANGO AIRLINES

409/CAB/MIN/TVC/009/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

SERVE AIR

004/CAB/MIN/TVC/2015

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

SERVICES AIR

103/CAB/MIN/TVC/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

SWALA AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/0084/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

TRANSAIR CARGO SERVICES

409/CAB/MIN/TVC/073/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

WILL AIRLIFT

409/CAB/MIN/TVC/0247/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Djibouti welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Djibouti

DAALLO AIRLINES

Onbekend

DAO

Djibouti

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Equatoriaal Guinea welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Equatoriaal Guinea

CEIBA INTERCONTINENTAL

2011/0001/MTTCT/DGAC/SOPS

CEL

Equatoriaal Guinea

CRONOS AIRLINES

2011/0004/MTTCT/DGAC/SOPS

Onbekend

Equatoriaal Guinea

PUNTO AZUL

2012/0006/MTTCT/DGAC/SOPS

Onbekend

Equatoriaal Guinea

TANGO AIRWAYS

Onbekend

Onbekend

Equatoriaal Guinea

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Eritrea welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Eritrea

ERITREAN AIRLINES

AOC nr. 004

ERT

Eritrea

NASAIR ERITREA

AOC nr. 005

NAS

Eritrea

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van de Republiek Gabon welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van Afrijet en SN2AG, die in bijlage B worden geplaatst

 

 

Republiek Gabon

AFRIC AVIATION

010/MTAC/ANAC-G/DSA

EKG

Republiek Gabon

ALLEGIANCE AIR TOURIST

007/MTAC/ANAC-G/DSA

LGE

Republiek Gabon

NATIONALE REGIONALE TRANSPORT (N.R.T)

008/MTAC/ANAC-G/DSA

NRG

Republiek Gabon

SKY GABON

009/MTAC/ANAC-G/DSA

SKG

Republiek Gabon

SOLENTA AVIATION GABON

006/MTAC/ANAC-G/DSA

SVG

Republiek Gabon

TROPICAL AIR-GABON

011/MTAC/ANAC-G/DSA

Onbekend

Republiek Gabon

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Indonesië welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van Garuda Indonesia, Airfast Indonesia, Ekspres Transportasi Antarbenua en Indonesia Air Asia

 

 

Republiek Indonesië

AIR BORN INDONESIA

135-055

Onbekend

Republiek Indonesië

AIR PACIFIC UTAMA

135-020

Onbekend

Republiek Indonesië

ALDA TRANS PAPUA

135-056

Onbekend

Republiek Indonesië

ALFA TRANS DIRGANTATA

135-012

Onbekend

Republiek Indonesië

ANGKASA SUPER SERVICES

135-050

LBZ

Republiek Indonesië

ASI PUDJIASTUTI

135-028

SQS

Republiek Indonesië

AVIASTAR MANDIRI

121-043

Onbekend

Republiek Indonesië

AVIASTAR MANDIRI

135-029

VIT

Republiek Indonesië

BATIK AIR

121-050

BTK

Republiek Indonesië

CITILINK INDONESIA

121-046

CTV

Republiek Indonesië

DABI AIR NUSANTARA

135-030

Onbekend

Republiek Indonesië

DERAYA AIR TAXI

135-013

DRY

Republiek Indonesië

DERAZONA AIR SERVICE

135-010

DRZ

Republiek Indonesië

DIRGANTARA AIR SERVICE

135-014

DIR

Republiek Indonesië

EASTINDO

135-038

ESD

Republiek Indonesië

ELANG LINTAS INDONESIA

135-052

Onbekend

Republiek Indonesië

ELANG NUSANTARA AIR

135-053

Onbekend

Republiek Indonesië

ENGGANG AIR SERVICE

135-045

Onbekend

Republiek Indonesië

ERSA EASTERN AVIATION

135-047

Onbekend

Republiek Indonesië

GATARI AIR SERVICE

135-018

GHS

Republiek Indonesië

HEAVY LIFT

135-042

Onbekend

Republiek Indonesië

INDONESIA AIR ASIA EXTRA

121-054

Onbekend

Republiek Indonesië

INDONESIA AIR TRANSPORT

121-034

IDA

Republiek Indonesië

INTAN ANGKASA AIR SERVICE

135-019

Onbekend

Republiek Indonesië

JAYAWIJAYA DIRGANTARA

121-044

JWD

Republiek Indonesië

JOHNLIN AIR TRANSPORT

135-043

JLB

Republiek Indonesië

KAL STAR

121-037

KLS

Republiek Indonesië

KARTIKA AIRLINES

121-003

KAE

Republiek Indonesië

KOMALA INDONESIA

135-051

Onbekend

Republiek Indonesië

KURA-KURA AVIATION

135-016

KUR

Republiek Indonesië

LION MENTARI AIRLINES

121-010

LNI

Republiek Indonesië

MARTABUANA ABADION

135-049

Onbekend

Republiek Indonesië

MATTHEW AIR NUSANTARA

135-048

Onbekend

Republiek Indonesië

MIMIKA AIR

135-007

Onbekend

Republiek Indonesië

MY INDO AIRLINES

121-042

Onbekend

Republiek Indonesië

NAM AIR

121-058

Onbekend

Republiek Indonesië

NATIONAL UTILITY HELICOPTER

135-011

Onbekend

Republiek Indonesië

NUSANTARA AIR CHARTER

121-022

SJK

Republiek Indonesië

PEGASUS AIR SERVICES

135-036

Onbekend

Republiek Indonesië

PELITA AIR SERVICE

121-008

PAS

Republiek Indonesië

PENERBANGAN ANGKASA SEMESTA

135-026

Onbekend

Republiek Indonesië

PURA WISATA BARUNA

135-025

Onbekend

Republiek Indonesië

RIAU AIRLINES

121-016

RIU

Republiek Indonesië

SAYAP GARUDA INDAH

135-004

Onbekend

Republiek Indonesië

SMAC

135-015

SMC

Republiek Indonesië

SRIWIJAYA AIR

121-035

SJY

Republiek Indonesië

SURYA AIR

135-046

Onbekend

Republiek Indonesië

TRANSNUSA AVIATION MANDIRI

121-048

TNU

Republiek Indonesië

TRANSWISATA PRIMA AVIATION

135-021

TWT

Republiek Indonesië

TRAVEL EXPRESS AVIATION SERVICE

121-038

XAR

Republiek Indonesië

TRAVIRA UTAMA

135-009

TVV

Republiek Indonesië

TRI MG INTRA ASIA AIRLINES

121-018

TMG

Republiek Indonesië

TRIGANA AIR SERVICE

121-006

TGN

Republiek Indonesië

UNINDO

135-040

Onbekend

Republiek Indonesië

WESTSTAR AVIATION INDONESIA

135-059

Onbekend

Republiek Indonesië

WING ABADI AIRLINES

121-012

WON

Republiek Indonesië

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Kazachstan welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van Air Astana

 

 

Republiek Kazachstan

AIR ALMATY

AK-0483-13

LMY

Republiek Kazachstan

ATMA AIRLINES

AK-0469-12

AMA

Republiek Kazachstan

AVIA-JAYNAR / AVIA-ZHAYNAR

AK-0467-12

SAP

Republiek Kazachstan

BEK AIR

AK-0463-12

BEK

Republiek Kazachstan

BEYBARS AIRCOMPANY

AK-0473-13

BBS

Republiek Kazachstan

BURUNDAYAVIA AIRLINES

KZ-01/001

BRY

Republiek Kazachstan

COMLUX-KZ

KZ-01/002

KAZ

Republiek Kazachstan

EAST WING

KZ-01/007

EWZ

Republiek Kazachstan

EURO-ASIA AIR

AK-0472-13

EAK

Republiek Kazachstan

FLY JET KZ

AK-0477-13

FJK

Republiek Kazachstan

INVESTAVIA

AK-0479-13

TLG

Republiek Kazachstan

IRTYSH AIR

AK-0468-13

MZA

Republiek Kazachstan

JET AIRLINES

KZ-01/003

SOZ

Republiek Kazachstan

KAZAIR JET

AK-0474-13

KEJ

Republiek Kazachstan

KAZAIRTRANS AIRLINE

AK-0466-12

KUY

Republiek Kazachstan

KAZAVIASPAS

AK-0484-13

KZS

Republiek Kazachstan

PRIME AVIATION

AK-0478-13

PKZ

Republiek Kazachstan

SCAT

KZ-01/004

VSV

Republiek Kazachstan

ZHETYSU AIRCOMPANY

AK-0470-12

JTU

Republiek Kazachstan

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Kirgizië welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Kirgizië

AIR BISHKEK (voorheen EASTOK AVIA)

15

EAA

Kirgizië

AIR MANAS

17

MBB

Kirgizië

AVIA TRAFFIC COMPANY

23

AVJ

Kirgizië

CENTRAL ASIAN AVIATION SERVICES (CAAS)

13

CBK

Kirgizië

HELI SKY

47

HAC

Kirgizië

AIR KYRGYZSTAN

03

LYN

Kirgizië

MANAS AIRWAYS

42

BAM

Kirgizië

S GROUP INTERNATIONAL

(voorheen S GROUP AVIATION)

45

IND

Kirgizië

SKY BISHKEK

43

BIS

Kirgizië

SKY KG AIRLINES

41

KGK

Kirgizië

SKY WAY AIR

39

SAB

Kirgizië

TEZ JET

46

TEZ

Kirgizië

VALOR AIR

07

VAC

Kirgizië

Alle luchtvaartmaatschappijen die zijn gecertificeerd door de autoriteiten van Liberia die verantwoordelijk zijn voor de controle op de naleving van de regelgeving

 

 

Liberia

Alle luchtvaartmaatschappijen die zijn gecertificeerd door de autoriteiten van Libië die verantwoordelijk zijn voor de controle op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Libië

AFRIQIYAH AIRWAYS

007/01

AAW

Libië

AIR LIBYA

004/01

TLR

Libië

BURAQ AIR

002/01

BRQ

Libië

GHADAMES AIR TRANSPORT

012/05

GHT

Libië

GLOBAL AVIATION AND SERVICES

008/05

GAK

Libië

LIBYAN AIRLINES

001/01

LAA

Libië

PETRO AIR

025/08

PEO

Libië

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Mozambique welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Republiek Mozambique

AMBASSADOR LDA

MOZ-21

Onbekend

Republiek Mozambique

CFM — TRABALHOS E TRANSPORTES AÉREOS LDA

MOZ-07

Onbekend

Republiek Mozambique

COA — COASTAL AVIATION

MOZ-15

Onbekend

Republiek Mozambique

CPY — CROPSPRAYERS

MOZ-06

Onbekend

Republiek Mozambique

CRA — CR AVIATION LDA

MOZ-14

Onbekend

Republiek Mozambique

ETA — EMPRESA DE TRANSPORTES AÉREOS LDA

MOZ-04

Onbekend

Republiek Mozambique

EVERETT AVIATION LDA

MOZ-18

Onbekend

Republiek Mozambique

HCP — HELICÓPTEROS CAPITAL LDA

MOZ-11

Onbekend

Republiek Mozambique

INAER AVIATION MOZAMBIQUE LDA

MOZ-19

Onbekend

Republiek Mozambique

KAY — KAYA AIRLINES, LDA

MOZ-09

KYY

Republiek Mozambique

LAM — LINHAS AEREAS DE MOÇAMBIQUE LAM S.A.

MOZ-01

LAM

Republiek Mozambique

MAKOND, LDA

MOZ-20

Onbekend

Republiek Mozambique

MEX — MOÇAMBIQUE EXPRESSO, SARL MEX

MOZ-02

MXE

Republiek Mozambique

OHI — OMNI HELICÓPTEROS INTERNATIONAL LDA

MOZ-17

Onbekend

Republiek Mozambique

SAF — SAFARI AIR LDA

MOZ-12

Onbekend

Republiek Mozambique

SAM — SOLENTA AVIATION MOZAMBIQUE, SA

MOZ-10

Onbekend

Republiek Mozambique

TTA — TRABALHOS E TRANSPORTES AÉREOS LDA

MOZ-16

TTA

Republiek Mozambique

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Nepal welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Republiek Nepal

AIR DYNASTY HELI. S.

035/2001

Onbekend

Republiek Nepal

AIR KASTHAMANDAP

051/2009

Onbekend

Republiek Nepal

BUDDHA AIR

014/1996

BHA

Republiek Nepal

FISHTAIL AIR

017/2001

Onbekend

Republiek Nepal

GOMA AIR

064/2010

Onbekend

Republiek Nepal

HIMALAYA AIRLINES

084/2015

Onbekend

Republiek Nepal

MAKALU AIR

057A/2009

Onbekend

Republiek Nepal

MANANG AIR PVT LTD

082/2014

Onbekend

Republiek Nepal

MOUNTAIN HELICOPTERS

055/2009

Onbekend

Republiek Nepal

MUKTINATH AIRLINES

081/2013

Onbekend

Republiek Nepal

NEPAL AIRLINES CORPORATION

003/2000

RNA

Republiek Nepal

SAURYA AIRLINES

083/2014

Onbekend

Republiek Nepal

SHREE AIRLINES

030/2002

SHA

Republiek Nepal

SIMRIK AIR

034/2000

Onbekend

Republiek Nepal

SIMRIK AIRLINES

052/2009

RMK

Republiek Nepal

SITA AIR

033/2000

Onbekend

Republiek Nepal

TARA AIR

053/2009

Onbekend

Republiek Nepal

YETI AIRLINES DOMESTIC

037/2004

NYT

Republiek Nepal

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Sao Tomé en Principe welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Sao Tomé en Principe

AFRICA'S CONNECTION

10/AOC/2008

ACH

Sao Tomé en Principe

STP AIRWAYS

03/AOC/2006

STP

Sao Tomé en Principe

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Sierra Leone welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Sierra Leone

AIR RUM, LTD

ONBEKEND

RUM

Sierra Leone

DESTINY AIR SERVICES, LTD

ONBEKEND

DTY

Sierra Leone

HEAVYLIFT CARGO

ONBEKEND

Onbekend

Sierra Leone

ORANGE AIR SIERRA LEONE LTD

ONBEKEND

ORJ

Sierra Leone

PARAMOUNT AIRLINES, LTD

ONBEKEND

PRR

Sierra Leone

SEVEN FOUR EIGHT AIR SERVICES LTD

ONBEKEND

SVT

Sierra Leone

TEEBAH AIRWAYS

ONBEKEND

Onbekend

Sierra Leone

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Sudan welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Republiek Sudan

ALFA AIRLINES

54

AAJ

Republiek Sudan

ALMAJAL AVIATION SERVICE

15

MGG

Republiek Sudan

BADR AIRLINES

35

BDR

Republiek Sudan

BENTIU AIR TRANSPORT

29

BNT

Republiek Sudan

BLUE BIRD AVIATION

11

BLB

Republiek Sudan

DOVE AIRLINES

52

DOV

Republiek Sudan

ELIDINER AVIATION

8

DND

Republiek Sudan

FOURTY EIGHT AVIATION

53

WHB

Republiek Sudan

GREEN FLAG AVIATION

17

Onbekend

Republiek Sudan

HELEJETIC AIR

57

HJT

Republiek Sudan

KATA AIR TRANSPORT

9

KTV

Republiek Sudan

KUSH AVIATION

60

KUH

Republiek Sudan

MARSLAND COMPANY

40

MSL

Republiek Sudan

MID AIRLINES

25

NYL

Republiek Sudan

NOVA AIRLINES

46

NOV

Republiek Sudan

SUDAN AIRWAYS

1

SUD

Republiek Sudan

SUN AIR COMPANY

51

SNR

Republiek Sudan

TARCO AIRLINES

56

TRQ

Republiek Sudan

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Zambia welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Zambia

ZAMBEZI AIRLINES

Z/AOC/001/2009

ZMA

Zambia


(1)  De in bijlage A vermelde luchtvaartmaatschappijen kunnen toestemming krijgen om verkeersrechten uit te oefenen door luchtvaartuigen met bemanning te huren („wet lease”) van luchtvaartmaatschappijen waaraan geen exploitatieverbod is opgelegd, voor zover de geldende veiligheidsvoorschriften worden nageleefd.


BIJLAGE B

LIJST VAN LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJEN WAARAAN EXPLOITATIEBEPERKINGEN ZIJN OPGELEGD IN DE UNIE  (1)

Naam van de juridische entiteit van de luchtvaartmaatschappij, zoals vermeld op het AOC (en handelsnaam, indien verschillend)

Nummer van het Air Operator Certificate (AOC)

ICAO-identificatienummer van de luchtvaartmaatschappij

Land van de exploitant

Type luchtvaartuig waaraan beperkingen worden opgelegd

Registratiemerkteken(s) en, voor zover beschikbaar, constructieserienummer(s) van luchtvaartuigen waaraan beperkingen zijn opgelegd

Land van registratie

TAAG ANGOLA AIRLINES

001

DTA

Republiek Angola

De volledige vloot, met uitzondering van: 6 luchtvaartuigen van het type Boeing B777 en 4 luchtvaartuigen van het type Boeing B737-700.

De volledige vloot, met uitzondering van: D2-TED, D2-TEE, D2-TEF, D2-TEG, D2-TEH, D2-TEI, D2-TBF, D2-TBG, D2-TBH, D2-TBJ.

Republiek Angola

AIR SERVICE COMORES

06-819/TA-15/DGACM

KMD

Comoren

De volledige vloot, met uitzondering van: LET 410 UVP.

De volledige vloot, met uitzondering van: D6-CAM (851336).

Comoren

AFRIJET BUSINESS SERVICE  (2)

002/MTAC/ANAC-G/DSA

ABS

Republiek Gabon

De volledige vloot, met uitzondering van: 2 luchtvaartuigen van het type Falcon 50, 2 luchtvaartuigen van het type Falcon 900.

De volledige vloot, met uitzondering van: TR-LGV; TR-LGY; TR-AFJ; TR-AFR.

Republiek Gabon

NOUVELLE AIR AFFAIRES GABON (SN2AG)

003/MTAC/ANAC-G/DSA

NVS

Republiek Gabon

De volledige vloot, met uitzondering van: 1 luchtvaartuig van het type Challenger CL-601, 1 luchtvaartuig van het type HS-125-800.

De volledige vloot, met uitzondering van: TR-AAG, ZS-AFG.

Republiek Gabon; Republiek Zuid-Afrika

IRAN AIR  (3)

FS100

IRA

Islamitische Republiek Iran

De volledige vloot, met uitzondering van:

10 luchtvaartuigen van het type Airbus A300 en 2 luchtvaartuigen van het type Airbus A310.

De volledige vloot, met uitzondering van:

 

EP-IBA,

 

EP-IBB,

 

EP-IBC,

 

EP-IBD,

 

EP-IBG,

 

EP-IBI,

 

EP-IBJ,

 

EP-IBS,

 

EP-ICE,

 

EP-ICF,

 

EP-IBK,

 

EP-IBL.

Islamitische Republiek Iran

AIR KORYO

GAC-AOC/KOR-01

KOR

Democratische Volksrepubliek Korea

De volledige vloot, met uitzondering van: 2 luchtvaartuigen van het type TU- 204.

De volledige vloot, met uitzondering van: P-632, P-633.

Democratische Volksrepubliek Korea

AIR MADAGASCAR

5R-M01/2009

MDG

Madagascar

De volledige vloot, met uitzondering van: luchtvaartuigen van het type Boeing B737, luchtvaartuigen van het type ATR 72/ 42 en 3 luchtvaartuigen an het type DHC 6-300.

De volledige vloot, met uitzondering van: luchtvaartuigen van het type Boeing 737, zoals vermeld op het AOC, luchtvaartuigen van het type ATR 72/42, zoals vermeld op het AOC; 5R-MGC, 5R-MGD, 5R-MGF.

Republiek Madagascar


(1)  De in bijlage B vermelde luchtvaartmaatschappijen kunnen toestemming krijgen om verkeersrechten uit te oefenen door luchtvaartuigen met bemanning te huren („wet lease”) van luchtvaartmaatschappijen waaraan geen exploitatieverbod is opgelegd, voor zover de geldende veiligheidsvoorschriften worden nageleefd.

(2)  Afrijet mag voor zijn huidige activiteiten in de Europese Unie alleen gebruikmaken van de vermelde luchtvaartuigen.

(3)  Iran Air mag naar de Europese Unie vliegen met bepaalde luchtvaartuigen, onder de voorwaarden die zijn uiteengezet in overweging 69 van Verordening (EU) nr. 590/2010, PB L 170 van 6.7.2010, blz. 15.


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/97


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2323 VAN DE COMMISSIE

van 11 december 2015

houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie (1), en met name artikel 5 bis, leden 2 en 4, artikel 8, lid 3, derde alinea, en artikel 19, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 van de Commissie (2) is het aantal bedrijven met boekhouding per lidstaat en per ILB-streek (informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen) vastgesteld. Aangezien het aantal bedrijven in Finland door structurele wijzigingen in de landbouw is afgenomen, is het dienstig het in die bijlage vastgelegde aantal bedrijven met boekhouding voor Finland dienovereenkomstig te verlagen.

(2)

Overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1217/2009 vormt Kroatië gedurende drie jaar na zijn toetreding tot de Unie één enkele ILB-streek. Aangezien die periode binnenkort verstrijkt, moet in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 het aantal bedrijven met boekhouding per ILB-streek voor die lidstaat worden vastgesteld.

(3)

In het licht van de in deze verordening vervatte wijzigingen moet het Finland en Kroatië worden toegestaan hun respectieve keuzeplan voor het boekjaar 2016 te herzien.

(4)

In bijlage VIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 zijn de vorm en opmaak van het bedrijfsformulier vastgesteld. Ter wille van de duidelijkheid moet in die bijlage aanvullende informatie met betrekking tot bepaalde instructies en definities worden opgenomen.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 3, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Finland en Kroatië kunnen de respectieve keuzeplannen die zij voor het boekjaar 2016 hebben meegedeeld, herzien. Zij stellen de Commissie uiterlijk op 31 maart 2016 in kennis van hun herziene keuzeplan voor dat boekjaar.”

2)

De bijlagen II en VIII worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van het boekjaar 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 328 van 15.12.2009, blz. 27.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 van de Commissie van 3 februari 2015 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie (PB L 46 van 19.2.2015, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen II en VIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

de rij betreffende Kroatië wordt vervangen door:

„KROATIË

861

Jadranska Hrvatska

329

862

Kontinentalna Hrvatska

922

Totaal Kroatië

1 251”;

b)

de rijen betreffende Finland worden vervangen door:

„FINLAND

670

Etelä-Suomi

403

680

Sisä-Suomi

229

690

Pohjanmaa

208

700

Pohjois-Suomi

110

Totaal Finland

950”.

2)

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de zevende alinea wordt het derde streepje betreffende de wijze waarop de gegevens op het bedrijfsformulier worden aangegeven, vervangen door:

„—

oppervlakten: in aren (1 are = 100 m2), behalve in het geval van paddenstoelen, waarvoor de in totaal beteelde oppervlakte in vierkante meter wordt vermeld, en behalve in tabel M „Subsidies”, waar basiseenheden in ha worden vermeld,”;

b)

onder tabel A, onderdeel „A.CL. Klassen”, wordt de eerste zin betreffende categorie A.CL.180.C. vervangen door:

„A.CL.180.C. Onder de structuurfondsen vallende zone: hier moet worden vermeld in welke van de regio's als bedoeld in artikel 90, lid 2, onder a), b) en c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt.

(1)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).”;"

c)

onder tabel B, onderdeel „B.UT. OCG in pacht”, wordt de eerste alinea van de categorie B.UT.20.A vervangen door:

„B.UT.20.A OCG Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) die door iemand anders dan de eigenaar, de vruchtgebruiker of de erfpachter wordt gebruikt overeenkomstig een pachtcontract (de pacht wordt voldaan in geld en/of in natura, wordt in het algemeen vooraf vastgesteld en wisselt gewoonlijk niet naargelang van de bedrijfsresultaten) en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt bebouwd.”;

d)

in tabel H wordt de rij van categorie 5062 vervangen door:

„5062

FO

Belastingen en andere heffingen op grond en gebouwen

 

—”

e)

in de eerste alinea onder tabel H wordt de eerste zin vervangen door:

„Voor de lidstaten die in het verleden hebben gebruikgemaakt van de bij artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 van de Commissie (2) geboden mogelijkheid, is het verstrekken van de onder de codes 3031-3033 bedoelde gegevens voor de boekjaren 2014, 2015 en 2016 facultatief.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 van de Commissie van 30 april 2012 betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven (PB L 127 van 15.5.2012, blz. 1).”;"

f)

onder de titel „INFORMATIEGROEPEN IN TABEL K” wordt, na de derde alinea, de tweede zin onder de vermelding „Hoeveelheid (kolom Q)” vervangen door:

„Voor andere producten van de bijenteelt dan honing (code 700) wordt de hoeveelheid uitgedrukt in kwintalen honingequivalent.”;

g)

onder de titel „INFORMATIEGROEPEN IN TABEL L”, afdeling „L.SA Verkopen”, wordt de laatste alinea vervangen door:

„Tijdens het boekjaar ontvangen premies en subsidies voor producten zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900). Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden die niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”, in de desbetreffende categorie van specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden (de codes 4010 tot en met 4090).”.



12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/101


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2324 VAN DE COMMISSIE

van 11 december 2015

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad, wat het definiëren van vistuigcategorieën in bepaalde geografische gebieden betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (1), en met name artikel 31,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een van de belangrijkste doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid bestaat erin een einde te maken aan de verspilling die gepaard gaat met het overboord gooien van vis. De aanlandingsverplichting zal met ingang van 2016 tot uiterlijk 2019 gestaffeld in werking treden voor bepaalde demersale visserijen die momenteel onder de visserijinspanningsregeling van Verordening (EG) nr. 1342/2008 vallen.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1342/2008 worden visserijinspanningsbeperkingen opgelegd aan inspanningsgroepen die worden gedefinieerd aan de hand van vistuigcategorieën en geografische gebieden als opgenomen in bijlage I bij die verordening.

(3)

In het licht van de tenuitvoerlegging van de aanlandingsverplichting is er behoefte aan meer flexibiliteit in de huidige visserijinspanningsregeling, teneinde de vissers in staat te stellen gebruik te maken van selectiever vistuig met een grotere maaswijdte. In dit verband leek het noodzakelijk na te gaan of de huidige structuur van inspanningsgroepen nog kosteneffectief is uit het oogpunt van de verhouding tussen de administratieve lasten en de instandhoudingsbehoeften.

(4)

Daarom is aan het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) gevraagd advies uit te brengen over de mogelijkheid de vistuigcategorieën TR1 en TR2, die worden gebruikt om inspanningsgroepen te definiëren, samen te voegen. Het WTECV komt tot de slotsom (2) dat de samenvoeging van de vistuigcategorieën TR1 en TR2 tot een grotere visserijsterfte voor kabeljauw kan leiden en bovendien aanleiding zou geven tot inconsistenties met andere beheersgebieden indien zij alleen wordt toegepast in de Noordzee, het Skagerrak en het oostelijke deel van het Kanaal. Voorts concludeert het WTECV dat de nieuwe samengevoegde groep uit het oogpunt van gevangen biologische bestanden heterogener zou zijn dan de afzonderlijke groepen TR1 en TR2 en dat de kosteneffectiviteit waarschijnlijk niet zal verbeteren omdat immers extra maatregelen moeten worden genomen tegen een mogelijke stijging van de visserijsterfte bij kabeljauw. Daartegenover staat, aldus de conclusies van het WTECV, dat als gevolg van de samenvoeging selectiever zou kunnen worden gevist.

(5)

Volgens een in 2011 door het WTECV verrichte evaluatie van Verordening (EG) nr. 1342/2008 (3) lag de visserijsterfte voor kabeljauw in de Noordzee in 2010 slechts 3 % lager dan in 2008. Het WTECV concludeerde daaruit dat het inspanningsbeheer voor het kabeljauwbestand in de Noordzee er niet in geslaagd was de onttrekkingen aan het bestand te beperken.

(6)

De aan de vistuigcategorieën TR1 en TR2 toegewezen inspanning is aanzienlijk gereduceerd sinds de invoering van de huidige visserijinspanningsregeling in 2008. Hierdoor zou de eventuele negatieve impact van de samenvoeging op de visserijsterfte voor kabeljauw veel beperkter zijn dan in het verleden het geval zou zijn geweest.

(7)

De beheerskosten zouden door een samenvoeging fors worden gedrukt. Een verlaging van het aantal vistuigcategorieën zou de administratieve kosten voor nationale autoriteiten en vissers reduceren. Veel vissers zetten namelijk meerdere vistuigen in en behoren dus tot verschillende inspanningsgroepen, wat de berekening van de toewijzing van visserijinspanning aan deze vissers tot een complexe aangelegenheid maakt. Bovendien zal de tenuitvoerlegging van de pas ingevoerde verplichting om alle vangsten aan te landen, beslag leggen op een aanzienlijk aandeel van de personele middelen bij de overheidsinstanties van de lidstaten. In het geval van een toename van de visserijsterfte bij kabeljauw zouden aanvullende beschermingsmaatregelen volgens de Commissie trouwens geen substantiële administratieve kosten met zich brengen.

(8)

Volgens het ICES-advies (4) is de instandhoudingsstatus van het kabeljauwbestand in de Noordzee in ICES-deelgebied IV, ICES-sector VIId en het westelijke deel van ICES-sector IIIa (Skagerrak) sterk verbeterd.

(9)

Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de snellere invoering van de aanlandingsverplichting voor kabeljauw, in vergelijking met het behoud van het momenteel bindende systeem voor inspanningsbeheer, een grotere toegevoegde waarde zou opleveren voor het reduceren van door ongewenste vangsten veroorzaakte visserijsterfte bij kabeljauw.

(10)

Daarom is het niet dienstig om de afzonderlijke vistuigcategorieën TR1 en TR2 te handhaven in de volgende gebieden: Skagerrak, het gedeelte van ICES-sector IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort; ICES-deelgebied IV en de EU-wateren van ICES-sector IIa, en ICES-sector VIId. Gezien de slechte toestand van de kabeljauwbestanden in het Kattegat, ICES-sector VIIa, ICES-sector VIa en de EU-wateren van ICES-sector Vb mag de samenvoeging van de vistuigcategorieën niet van toepassing zijn op die gebieden.

(11)

De Commissie zal het effect van de samenvoeging van de vistuigcategorieën TR1 en TR2 op de visserijsterfte bij kabeljauw zorgvuldig monitoren, teneinde de structuur van de vistuigcategorieën overeenkomstig aan te passen indien de visserijsterfte bij kabeljauw als gevolg van teruggooi toeneemt.

(12)

Om de Commissie en de lidstaten in staat te stellen zonder extra administratieve kosten te monitoren hoe de situatie evolueert, is het raadzaam het huidige rapportagesysteem niet te wijzigen.

(13)

Verordening (EG) nr. 1342/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 wordt het volgende punt 3 toegevoegd:

„3.

Voor het beheer van de visserijinspanning in het in punt 2, onder b), bedoelde gebied, worden de vistuigcategorieën TR1 en TR2, in afwijking van het bepaalde in punt 1, beschouwd als één enkele vistuigcategorie met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm. De lidstaten blijven voor de vistuigcategorieën TR1 en TR2 afzonderlijk verslag over het inspanningsgebruik uitbrengen overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (5).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 348 van 24.12.2008, blz. 20.

(2)  Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij — Verslag van de 49e voltallige zitting (PLEN-15-02).

(3)  Evaluatie van meerjarenplannen voor kabeljauw in de Ierse Zee, het Kattegat, de Noordzee en het gebied ten westen van Schotland (STECF-11-07).

(4)  ICES Advice on fishing opportunities, catch, and effort Greater North Sea and Celtic Seas Ecoregions: 6.3.4 Cod (Gadus morhua) in Subarea IV and Divisions VIId and IIIa West (North Sea, Eastern English Channel, Skagerrak).


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/104


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2325 VAN DE COMMISSIE

van 11 december 2015

tot onderwerping van de invoer van bepaalde koudgewalste platte staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Russische Federatie aan registratie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 14, lid 5,

Na kennisgeving aan de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 14 mei 2015 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) in een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) de inleiding bekendgemaakt van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde koudgewalste platte staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (de „VRC”) en de Russische Federatie („Rusland”); zij deed dit naar aanleiding van een klacht die op 1 april 2015 door EUROFER („de klager”) was ingediend namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie van bepaalde koudgewalste platte staalproducten in de Unie voor hun rekening nemen.

1.   BETROKKEN PRODUCT

(2)

De producten waarvan de invoer aan registratie wordt onderworpen („het betrokken product”), zijn gewalste platte producten van ijzer of niet-gelegeerd staal, of van ander gelegeerd staal, met uitzondering van roestvrij staal, van alle breedten, koudgewalst, niet geplateerd noch bekleed en enkel koudgewalst, met uitzondering van:

gewalste platte producten van ijzer of niet-gelegeerd staal, van alle breedten, koudgewalst, niet geplateerd noch bekleed, enkel koudgewalst, ook indien opgerold, van alle dikten, elektrisch,

gewalste platte producten van ijzer of niet-gelegeerd staal, van alle breedten, koudgewalst, niet geplateerd noch bekleed, opgerold, met een dikte van minder dan 0,35 mm, gegloeid (bekend als „onvertind blik”),

gewalste platte producten van ander gelegeerd staal, van alle breedten, van siliciumstaal, en

gewalste platte producten van gelegeerd staal, enkel koudgewalst, van sneldraaistaal,

van oorsprong uit de VRC en Rusland („de betrokken landen”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7209 15 00, 7209 16 90, 7209 17 90, 7209 18 91, ex 7209 18 99, ex 7209 25 00, 7209 26 90, 7209 27 90, 7209 28 90, 7211 23 30, ex 7211 23 80, ex 7211 29 00, 7225 50 80, 7226 92 00. De GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.

2.   VERZOEK

(3)

De klager heeft op 12 november 2015 een registratieverzoek op grond van artikel 14, lid 5, van de basisverordening ingediend. Hierin verzoekt hij om de onderwerping van de invoer van het betrokken product aan registratie, zodat vervolgens met ingang van de datum van registratie op de betrokken producten maatregelen kunnen worden toegepast.

3.   MOTIVERING VAN DE REGISTRATIE

(4)

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening kan de Commissie de douaneautoriteiten opdracht geven passende maatregelen te nemen om de invoer te registreren, zodat vervolgens op de betrokken producten maatregelen kunnen worden toegepast. Tot registratie van de invoer kan worden overgegaan naar aanleiding van een door de bedrijfstak van de Unie ingediend verzoek dat voldoende bewijsmateriaal bevat om een dergelijke maatregel te rechtvaardigen.

(5)

De klager voert aan dat registratie gerechtvaardigd is, aangezien de invoer met dumping van het betrokken product wordt voortgezet en aangezien de importeurs goed op de hoogte waren van de dumpingpraktijken, die over een langere periode plaatsvonden en die schade veroorzaakten voor de bedrijfstak van de Unie. De klager voert verder aan dat de invoer vanuit Rusland en de VRC schade veroorzaakt voor de bedrijfstak van de Unie en dat deze invoer aanzienlijk is toegenomen, zelfs na het verstrijken van het onderzoektijdvak, waardoor het corrigerende effect van het antidumpingrecht, bij toepassing ervan, aanzienlijk zou worden ondermijnd.

(6)

De Commissie is van mening dat de importeurs op de hoogte waren van de dumpingpraktijken van de exporteurs of hiervan op de hoogte hadden moeten zijn. De klacht bevat in dit opzicht voldoende voorlopig bewijsmateriaal en dit staat vermeld in het bericht van inleiding van deze procedure (3). In de niet-vertrouwelijke versie van de klacht zijn de dumpingmarges op 28 % geraamd wat betreft de invoer vanuit de VRC en op 20 tot 25 % wat betreft de invoer vanuit Rusland. Gezien de omvang van de vermeende dumping kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de importeurs van de situatie op de hoogte waren of hadden moeten zijn.

(7)

Wat de VRC betreft, heeft de klager in de klacht bewijsmateriaal verstrekt over de normale waarde, die is berekend op basis van prijsinformatie van een Canadese producent, waarbij Canada is gekozen als referentieland. Wat Rusland betreft, heeft de klager bewijsmateriaal verstrekt over een door berekening vastgestelde normale waarde (geraamde productiekosten, VA&A en winst). Het bewijsmateriaal voor invoer met dumping is gebaseerd op een vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarden met de prijs bij uitvoer (af fabriek) van het betrokken product naar de Unie. De prijs bij uitvoer vanuit de VRC is bepaald op basis van negen facturen voor uitvoer vanuit de VRC naar de Unie, terwijl de prijs bij uitvoer vanuit Rusland is bepaald aan de hand van Eurostat-gegevens.

(8)

Daarnaast heeft de klager in zowel de klacht als het verzoek om registratie voldoende bewijsmateriaal verstrekt in de vorm van persmededelingen waarin de dumpingpraktijken door exporteurs uit de VRC en uit Rusland staan beschreven en die importeurs op het eerste gezicht niet hadden kunnen of mogen negeren.

(9)

Uit een vergelijking van de invoervolumes van de betrokken landen tijdens de periode van mei tot september 2014 met dezelfde periode in 2015 (d.w.z. de periode na de inleiding) blijkt dat deze sinds de inleiding van de procedure in mei 2015 verder zijn toegenomen met circa 33 % wat de VRC betreft en met circa 45 % wat Rusland betreft. In het verzoek om registratie heeft de klager voor het betrokken product ook de gecombineerde volumes van de invoer vanuit de VRC en vanuit Rusland in de periode januari 2014-september 2014 vergeleken met de periode januari 2015-september 2015. Uit deze vergelijking is gebleken dat het invoervolume vanuit de twee betrokken landen met 24 % is toegenomen. Hieruit blijkt dat, in de eerste helft van 2015, maar des te meer na opening van het huidige onderzoek, de invoer van het betrokken product vanuit Rusland en vanuit de VRC aanzienlijk is toegenomen.

(10)

De klager heeft in de klacht en in het verzoek om registratie ook voorlopig bewijsmateriaal verstrekt voor de neerwaartse trend met betrekking tot de prijzen van de invoer vanuit de betrokken landen. In de klacht staat vermeld dat tussen 2010 en september 2014 de gemiddelde prijs bij uitvoer vanuit de VRC naar de Unie met 16 % is gedaald en de gemiddelde prijs bij uitvoer vanuit Rusland naar de Unie met 7 %. In het verzoek om registratie worden de invoerprijzen in de periode 2011 tot de eerste helft van 2015 vergeleken, waaruit blijkt dat de gemiddelde invoerprijs vanuit de VRC tijdens die periode met 21 % is gedaald en de gemiddelde invoerprijs vanuit Rusland met 26 %. Algemeen genomen en gezien de omvang van de vermeende dumpingmarges wijst het bewijsmateriaal er in dit stadium in voldoende mate op dat de exporteurs in de VRC en Rusland zich schuldig maken aan dumping. Wat betreft de evolutie van de invoerprijzen na de inleiding van de procedure in mei 2015 werd aan de hand van Eurostat-cijfers van september 2015 een verdere daling met 5 % vastgesteld voor elk van de betrokken landen.

(11)

Daarnaast bevat de klacht voldoende voorlopig bewijsmateriaal dat er schade wordt veroorzaakt en wordt in de in het kader van dit onderzoek geformuleerde opmerkingen, met inbegrip van het verzoek om registratie, bewezen dat er bijkomende schade zou worden veroorzaakt indien deze invoer blijft toenemen en de prijzen verder dalen. Gezien het tijdstip van de invoer, de toename van de hoeveelheden die met dumping worden ingevoerd en andere omstandigheden (zoals de overcapaciteit in de VRC en het prijsbeleid van de exporteurs uit de VRC en Rusland) ziet het ernaar uit dat het compenserende effect van definitieve rechten aanzienlijk zal worden ondermijnd, tenzij deze rechten met terugwerkende kracht worden geheven. Met het oog op de inleiding van de huidige procedure en rekening houdend met de evolutie tot nu toe van de invoer vanuit Rusland en de VRC met betrekking tot prijzen en volumes, kan bovendien redelijkerwijs worden aangenomen dat de invoer van het betrokken product nog verder kan toenemen vóór de goedkeuring van voorlopige maatregelen en dat de importeurs snel voorraden kunnen aanleggen.

4.   PROCEDURE

(12)

Gezien bovenstaande overwegingen is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de klager voldoende voorlopig bewijsmateriaal heeft verstrekt om registratie van de invoer van het betrokken product overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening te rechtvaardigen.

(13)

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en bewijsmateriaal te verstrekken. Voorts kan de Commissie belanghebbenden horen, mits zij daar schriftelijk om verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

5.   REGISTRATIE

(14)

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening moet de invoer van het betrokken product worden geregistreerd zodat, indien het onderzoek leidt tot de instelling van antidumpingrechten, deze rechten overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de basisverordening met terugwerkende kracht op de geregistreerde invoer kunnen worden geheven indien aan de nodige voorwaarden is voldaan.

(15)

Wat het betrokken product uit de VRC betreft, schat de klager de gemiddelde dumpingmarge in zijn klacht op 28 % en de prijsbederfmarge op 19 tot 22 %. Wat Rusland betreft, schat de klager de gemiddelde dumpingmarge voor het betrokken product op 15 tot 20 %. De gemiddelde prijsbederfmarge voor het betrokken product varieert wat Rusland betreft van 23 tot 27 %. Wat de VRC betreft, wordt het bedrag van de mogelijke toekomstige rechten geraamd op de op basis van de klacht geschatte prijsbederfmarge, d.w.z. op 19 tot 22 % ad valorem op de cif-waarde bij invoer van het betrokken product. Wat Rusland betreft, wordt het bedrag van de mogelijke toekomstige rechten geraamd op het niveau van de op basis van de klacht geschatte gemiddelde dumpingmarge, d.w.z. op 15 tot 20 % ad valorem op de cif-waarde bij invoer van het betrokken product.

6.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(16)

Persoonsgegevens die in het kader van deze registratie worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De douaneautoriteiten wordt hierbij opgedragen krachtens artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 passende maatregelen te nemen om de invoer in de Unie te registreren van gewalste platte producten van ijzer of niet-gelegeerd staal, of van ander gelegeerd staal, met uitzondering van roestvrij staal, van alle breedten, koudgewalst, niet geplateerd noch bekleed en enkel koudgewalst, met uitzondering van:

gewalste platte producten van ijzer of niet-gelegeerd staal, van alle breedten, koudgewalst, niet geplateerd noch bekleed, enkel koudgewalst, ook indien opgerold, van alle dikten, elektrisch,

gewalste platte producten van ijzer of niet-gelegeerd staal, van alle breedten, koudgewalst, niet geplateerd noch bekleed, opgerold, met een dikte van minder dan 0,35 mm, gegloeid (bekend als „onvertind blik”),

gewalste platte producten van ander gelegeerd staal, van alle breedten, van siliciumstaal, en

gewalste platte producten van gelegeerd staal, enkel koudgewalst, van sneldraaistaal,

van oorsprong uit de VRC en Rusland („de betrokken landen”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7209 15 00 (Taric-code 7209150090), 7209 16 90, 7209 17 90, 7209 18 91, ex 7209 18 99 (Taric-code 7209189990), ex 7209 25 00 (Taric-code 7209250090), 7209 26 90, 7209 27 90, 7209 28 90, 7211 23 30, ex 7211 23 80 (Taric-codes 7211238019, 7211238095 en 7211238099), ex 7211 29 00 (Taric-codes 7211290019 en 7211290099), 7225 50 80 en 7226 92 00.

De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

2.   Alle belanghebbenden wordt verzocht uiterlijk twintig dagen na de bekendmaking van deze verordening hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken, bewijsmateriaal te verstrekken of te verzoeken te worden gehoord.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 161 van 14.5.2015, blz. 9.

(3)  PB C 161 van 14.5.2015, blz. 9 (punt 3 van het bericht van inleiding).

(4)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/108


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2326 VAN DE COMMISSIE

van 11 december 2015

betreffende de verlenging van de overgangsperioden in verband met de eigenvermogensvereisten voor blootstellingen met betrekking tot centrale tegenpartijen in Verordening (EU) nr. 575/2013 en Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 497, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde verstoringen op internationale financiële markten te voorkomen en te vermijden dat instellingen nadeel ondervinden doordat hun tijdens het proces van vergunningverlening aan en erkenning van bestaande centrale tegenpartijen (hierna „CTP's” genoemd) hogere eigenvermogensvereisten worden opgelegd, voorziet artikel 497, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 in een overgangsperiode waarin alle CTP's waarmee in de Unie gevestigde instellingen transacties clearen als gekwalificeerde CTP's worden beschouwd.

(2)

Bij Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2) gewijzigd wat betreft bepaalde inputs voor de berekening van de eigenvermogensvereisten van instellingen voor blootstellingen met betrekking tot CTP's. Overeenkomstig artikel 89, lid 5 bis, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten bepaalde CTP's daarom gedurende een beperkte periode het totale bedrag rapporteren van de initiële marge die zij van hun clearingleden hebben ontvangen. Die overgangsperiode stemt overeen met de periode die is vastgelegd in artikel 497 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(3)

Zowel de in artikel 497, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vastgelegde overgangsperiode in verband met de eigenvermogensvereisten als de in artikel 89, lid 5 bis, eerste en tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgelegde overgangsperiode voor de rapportage van de initiële marge zou op 15 juni 2014 aflopen.

(4)

Krachtens artikel 497, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 is de Commissie in uitzonderlijke omstandigheden gemachtigd een uitvoeringshandeling vast te stellen tot verlenging van de overgangsperiode met zes maanden. Deze verlenging moet ook gelden voor de in artikel 89, lid 5 bis, van Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgelegde termijnen. Die overgangsperioden zijn verlengd tot 15 december 2015 bij Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 591/2014 (3), (EU) nr. 1317/2014 (4) en (EU) 2015/880 (5) van de Commissie.

(5)

Het proces van vergunningverlening aan bestaande CTP's die in de Unie zijn gevestigd, is volop aan de gang maar zal op 15 december 2015 nog niet zijn voltooid. Wat betreft bestaande CTP's die in derde landen zijn gevestigd en reeds om erkenning hebben verzocht, zijn verschillende in derde landen gevestigde CTP's reeds door de ESMA erkend en kunnen sommige andere worden erkend op basis van de gelijkwaardigheidsbesluiten op grond van artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 die de Commissie op 13 november 2015 heeft aangenomen. Het erkenningsproces zal echter niet tegen 15 december 2015 voltooid zijn. De noodzaak om verstoringen op de internationale financiële markten te voorkomen, die eerder al tot de verlenging van de in artikel 497, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vastgelegde overgangsperiode voor in derde landen gevestigde CTP's heeft geleid, blijft derhalve bestaan na het aflopen van de verlenging van de overgangsperiode waarin was voorzien in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/880. Met een verdere verlenging van de overgangsperiode zou bijgevolg worden vermeden dat in de Unie gevestigde instellingen (of hun buiten de Unie gevestigde dochterondernemingen) met een aanzienlijke stijging van hun eigenvermogensvereisten te maken krijgen omdat er niet in elk van de derde landen in kwestie erkende CTP's zijn gevestigd die op een levensvatbare en toegankelijke manier het specifieke type clearingdiensten aanbieden die in de Unie gevestigde instellingen vereisen. Hoewel een dergelijke toename mogelijk maar tijdelijk is, zou deze er immers toe kunnen leiden dat die instellingen zich terugtrekken als directe deelnemers aan die CTP's en de markten waarop deze CTP's actief zijn, zouden kunnen worden verstoord. Het verdient derhalve aanbeveling de overgangsperioden met nog eens zes maanden te verlengen.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het bankwezen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De termijnen van 15 maanden in respectievelijk artikel 497, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 89, lid 5 bis, eerste en tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 648/2012, zoals verlengd ingevolge artikel 1 van Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 591/2014, (EU) nr. 1317/2014 en (EU) 2015/880, worden met nog eens zes maanden verlengd tot en met 15 juni 2016.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1)

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 591/2014 van de Commissie van 3 juni 2014 betreffende de verlenging van de overgangsperioden in verband met de eigenvermogensvereisten voor blootstellingen met betrekking tot centrale tegenpartijen in Verordening (EU) nr. 575/2013 en Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 165 van 4.6.2014, blz. 31).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1317/2014 van de Commissie van 11 december 2014 betreffende de verlenging van de overgangsperioden in verband met de eigenvermogensvereisten voor blootstellingen met betrekking tot centrale tegenpartijen in Verordeningen (EU) nr. 575/2013 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 355 van 12.12.2014, blz. 6).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/880 van de Commissie van 4 juni 2015 betreffende de verlenging van de overgangsperioden in verband met de eigenvermogensvereisten voor blootstellingen met betrekking tot centrale tegenpartijen in de Verordeningen (EU) nr. 575/2013 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 143 van 9.6.2015, blz. 7).


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/110


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2327 VAN DE COMMISSIE

van 11 december 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

90,2

TR

91,2

ZZ

90,7

0707 00 05

MA

90,5

TR

155,3

ZZ

122,9

0709 93 10

MA

64,5

TR

134,6

ZZ

99,6

0805 10 20

MA

71,7

TR

62,0

ZA

34,0

ZW

32,0

ZZ

49,9

0805 20 10

MA

70,6

ZZ

70,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

113,8

TR

85,4

ZZ

99,6

0805 50 10

TR

96,2

ZZ

96,2

0808 10 80

CL

81,9

US

110,2

ZA

187,8

ZZ

126,6

0808 30 90

CN

58,1

TR

130,9

ZZ

94,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/112


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2328 VAN DE COMMISSIE

van 11 december 2015

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 20 november 2015 tot en met 30 november 2015 zijn ingediend en tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de hoeveelheid die voor de deelperiode van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016 is vastgesteld in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 geopende tariefcontingenten voor de sector melk en zuivelproducten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten uit de sector melk en zuivelproducten.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 20 november 2015 tot en met 30 november 2015 voor de deelperiode van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend, zijn voor bepaalde contingenten groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre invoercertificaten kunnen worden afgegeven, door de overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3) berekende toewijzingscoëfficiënt vast te stellen die moet worden toegepast op de gevraagde hoeveelheden.

(3)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 20 november 2015 tot en met 30 november 2015 voor de deelperiode van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend, zijn voor bepaalde contingenten kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid.

(4)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt wordt toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 2535/2001 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016.

2.   In de bijlage bij de onderhavige verordening zijn de hoeveelheden vastgesteld waarvoor geen invoercertificaataanvragen op grond van Verordening (EG) nr. 2535/2001 zijn ingediend en die aan de deelperiode van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016 moeten worden toegevoegd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

I.A

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1.1.2016 tot en met 30.6.2016 ingediende aanvragen

(%)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.7.2016 tot en met 31.12.2016 beschikbare hoeveelheden

(kg)

09.4590

09.4599

09.4591

09.4592

09.4593

09.4594

09.4595

09.4596

I.F

Producten van oorsprong uit Zwitserland

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1.1.2016 tot en met 30.6.2016 ingediende aanvragen

(%)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.7.2016 tot en met 31.12.2016 beschikbare hoeveelheden

(kg)

09.4155

9,899845

I.H

Producten van oorsprong uit Noorwegen

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1.1.2016 tot en met 30.6.2016 ingediende aanvragen

(%)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.7.2016 tot en met 31.12.2016 beschikbare hoeveelheden

(kg)

09.4179

2 575 203

I.I

Producten van oorsprong uit IJsland

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1.1.2016 tot en met 30.6.2016 ingediende aanvragen

(%)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.7.2016 tot en met 31.12.2016 beschikbare hoeveelheden

(kg)

09.4205

09.4206

I.K

Producten van oorsprong uit Nieuw-Zeeland

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1.1.2016 tot en met 30.6.2016 ingediende aanvragen

(%)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.7.2016 tot en met 31.12.2016 beschikbare hoeveelheden

(kg)

09.4514

7 000 000

09.4515

4 000 000

09.4182

16 806 000

09.4195

20 540 500

I.L

Producten van oorsprong uit Oekraïne

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1.1.2016 tot en met 30.6.2016 ingediende aanvragen

(%)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.7.2016 tot en met 31.12.2016 beschikbare hoeveelheden

(kg)

09.4600

4 000 000

09.4601

750 000

09.4602

750 000


BESLUITEN

12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/116


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2329 VAN DE COMMISSIE

van 11 december 2015

waarbij wordt bepaald dat de opschorting van het preferentiële douanerecht dat is vastgesteld in het kader van het stabilisatiemechanisme voor bananen in de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds, en in het kader van het stabilisatiemechanisme voor bananen in de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds, niet passend is voor de invoer van bananen van oorsprong uit respectievelijk Peru en Guatemala voor het jaar 2015

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 19/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds (1), en met name artikel 15,

Gezien Verordening (EU) nr. 20/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds (2), en met name artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Door de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds, die met betrekking tot Colombia en Peru op respectievelijk 1 augustus 2013 en 1 maart 2013 voorlopig in werking is getreden, is een stabilisatiemechanisme voor bananen ingesteld.

(2)

Door de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds, die in de loop van 2013 voorlopig in werking is getreden in de Midden-Amerikaanse landen, meest recentelijk in Guatemala op 1 december 2013, is een soortgelijk mechanisme voor bananen ingesteld.

(3)

Volgens deze mechanismen, en krachtens artikel 15, lid 2, van de Verordeningen (EU) nr. 19/2013 en (EU) nr. 20/2013, stelt de Commissie, zodra het vastgestelde drempelvolume voor de invoer van verse bananen (code 0803 90 10 van de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie van 1 januari 2012) uit een van de betrokken landen wordt overschreden, een uitvoeringshandeling vast waarbij zij, hetzij het preferentiële douanerecht dat wordt toegepast op verse bananen uit dat land opschort, hetzij bepaalt dat een dergelijke opschorting niet passend is.

(4)

Het besluit van de Commissie moet worden vastgesteld overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3), in samenhang met artikel 4 van die verordening.

(5)

In oktober 2015 overschreed de invoer van verse bananen van oorsprong uit Guatemala in de Europese Unie de in de bovengenoemde handelsovereenkomst vastgestelde drempel van 62 500 ton. In november 2015 overschreed ook de invoer van verse bananen van oorsprong uit Peru in de Europese Unie de vastgestelde drempel van 86 250 ton.

(6)

In verband hiermee heeft de Commissie overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de Verordeningen (EU) nr. 19/2013 en (EU) nr. 20/2013 de gevolgen van de betreffende invoer voor de situatie van de bananenmarkt in de Unie in aanmerking genomen om te kunnen beslissen of het preferentiële douanerecht al dan niet moet worden opgeschort. Daartoe heeft de Commissie de gevolgen van de betreffende invoer voor het prijspeil in de Unie, de ontwikkeling van de invoer uit overige bronnen en de algehele stabiliteit van de markt voor verse bananen in de Unie onderzocht.

(7)

Op het moment dat de invoer van verse bananen uit Peru de vastgestelde drempel voor 2015 overschreed, vertegenwoordigde deze iets minder dan 2 % van de totale invoer van verse bananen in de Europese Unie. Op basis van een prognose van de invoer tot eind 2015 en rekening houdend met de maandelijkse invoer in 2015 en met het feit dat de invoer uit Peru in 2014 onder 2 % van de totale invoer voor het hele kalenderjaar is gebleven, zijn er geen aanwijzingen dat, in het hele jaar 2015, het aandeel van de invoer uit Peru in de totale invoer wezenlijk zou verschillen.

(8)

Op het moment dat de invoer van verse bananen uit Guatemala de drempel voor 2015 overschreed, vertegenwoordigde deze iets minder dan 1,5 % van de totale invoer van verse bananen in de Europese Unie. Hoewel dit, in absolute cijfers, het dubbele van de invoer van 2014 bedraagt, is het, op basis van een prognose van de invoer tot eind 2015 en rekening houdend met de maandelijkse invoer in 2015, onwaarschijnlijk dat, in het hele jaar 2015, de invoer van bananen uit Guatemala meer dan 1,5 % van de totale invoer zal vertegenwoordigen.

(9)

Terwijl de prijs bij invoer uit Peru gemiddeld 670 EUR/ton bedroeg in de eerste negen maanden van 2015, wat 4 % hoger is dan de gemiddelde prijzen van andere invoer, bedroeg de prijs bij invoer uit Guatemala gemiddeld 621 EUR/ton voor dezelfde periode, wat 3,5 % lager is dan de gemiddelde prijzen van andere ingevoerde verse bananen in de Unie.

(10)

De gecombineerde invoer uit Peru en Guatemala wat heel 2015 betreft, zal naar verwachting onder 3,5 % van de totale invoer blijven, en hun gecombineerde gemiddelde prijs is vergelijkbaar met het prijsniveau van andere invoer.

(11)

De invoer van verse bananen uit andere traditionele grote uitvoerlanden waarmee de EU eveneens een vrijhandelsovereenkomst heeft gesloten, met name Colombia, Costa Rica en Panama, bleef ver onder de daarvoor in vergelijkbare stabilisatiemechanismen vastgestelde drempels en heeft in de afgelopen drie jaar dezelfde ontwikkelingen en eenheidswaarden vertoond. Zo lag in oktober 2015 de invoer uit Colombia en Costa Rica respectievelijk 627 000 ton en 516 000 ton onder de vastgestelde drempels, wat aanzienlijk hoger is dan de totale invoer voor een heel jaar uit Peru en Guatemala tezamen.

(12)

De gemiddelde groothandelsprijs van bananen op de markt van de Unie in oktober 2015 (960 EUR/ton) week niet noemenswaardig af van de gemiddelde bananenprijzen in de voorafgaande maanden.

(13)

Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat de invoer van verse bananen uit Peru en Guatemala boven het vastgestelde jaarlijkse drempelvolume de stabiliteit van de markt van de Unie heeft verstoord, noch dat deze invoer enige significante gevolgen voor de situatie van producenten in de EU heeft gehad. Evenmin wordt verwacht dat deze situatie nog zal veranderen in de rest van 2015.

(14)

Tot slot zijn er, eveneens zoals vereist door de Verordeningen (EU) nr. 19/2013 en (EU) nr. 20/2013, geen aanwijzingen van dreiging van ernstige schade of ernstige verslechtering voor producenten in de ultraperifere gebieden van de EU wat betreft het jaar 2015.

(15)

Op basis van het bovengenoemde onderzoek is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de opschorting van het preferentiële douanerecht op bananen van oorsprong uit Peru niet passend is. De Commissie is tevens tot de conclusie gekomen dat de opschorting van het preferentiële douanerecht op bananen van oorsprong uit Guatemala niet passend is. De Commissie zal nauwlettend blijven toezien op de invoer van bananen uit deze twee landen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het jaar 2015 is de opschorting van het preferentiële douanerecht op verse bananen, ingedeeld onder code 0803 90 10 van de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie, van oorsprong uit Peru en Guatemala, niet passend.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 11 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 17 van 19.1.2013, blz. 1.

(2)  PB L 17 van 19.1.2013, blz. 13.

(3)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/119


BESLUIT (EU) 2015/2330 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 4 december 2015

tot wijziging van Besluit ECB/2014/53 inzake de goedkeuring met betrekking tot de omvang van de muntenuitgifte in 2015 (ECB/2015/41)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 128, lid 2,

Overwegende:

(1)

De Europese Centrale Bank (ECB) heeft vanaf 1 januari 1999 het alleenrecht de omvang van de muntenuitgifte door de eurogebiedlidstaten goed te keuren.

(2)

Uitgaande van door de eurogebiedlidstaten aan de ECB voorgelegde schattingen van de euromuntenvraag in 2015 heeft de ECB in Besluit ECB/2014/53 (1) de totale omvang van eurocirculatiemunten en niet voor circulatie bestemde euroverzamelaarsmunten in 2015 goedgekeurd.

(3)

Op donderdag 1 oktober 2015 verzocht het Griekse ministerie van Financiën om een verhoging van de omvang van euromunten die Griekenland in 2015 mag uitgeven, en wel van 13,3 miljoen EUR naar 52,7 miljoen EUR om te kunnen voldoen aan een onverwachte muntenvraagstijging.

(4)

De ECB keurt het bovengenoemde verzoek om een verhoging van de omvang van de eurocirculatiemunten die Griekenland in 2015 mag uitgeven, goed.

(5)

Op donderdag 2 oktober 2015 verzocht het Belgische ministerie van Financiën om een verhoging van de omvang van euromunten die België in 2015 mag uitgeven, en wel van 0,8 miljoen EUR naar 65,8 miljoen EUR om te kunnen voldoen aan een onverwachte muntenvraagstijging.

(6)

De ECB keurt het bovengenoemde verzoek om een verhoging van de omvang van de eurocirculatiemunten die België in 2015 mag uitgeven, goed.

(7)

Besluit ECB/2014/53 moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging

De tabel in artikel 1 van Besluit ECB/2014/53 wordt als volgt vervangen:

(EUR miljoen)

 

Uitgifte van circulatiemunten en verzamelaarsmunten (niet bestemd voor circulatie) in 2015

België

65,8

Duitsland

529,0

Estland

10,3

Ierland

39,0

Griekenland

52,7

Spanje

301,4

Frankrijk

230,0

Italië

41,5

Cyprus

10,0

Litouwen

120,7

Luxemburg

45,0

Malta

8,7

Nederland

52,5

Letland

30,6

Oostenrijk

248,0

Portugal

30,0

Slovenië

13,0

Slowakije

13,4

Finland

60,0”

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt op de dag van notificatie aan de geadresseerden in werking.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit besluit is gericht tot de eurogebiedlidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 4 december 2015.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Besluit ECB/2014/53 van 11 december 2014 houdende de goedkeuring van de omvang van in 2015 uit te geven munten (PB L 365 van 19.12.2014, blz. 163).


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/121


BESLUIT (EU) 2015/2331 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 4 december 2015

houdende de goedkeuring van de muntenuitgifteomvang in 2016 (ECB/2015/42)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 128, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Centrale Bank (ECB) heeft vanaf 1 januari 1999 het alleenrecht de omvang van de muntenuitgifte door de eurogebiedlidstaten goed te keuren.

(2)

De 19 eurogebiedlidstaten hebben hun schattingen van de euromuntenuitgifteomvang in 2016, met een toelichting betreffende de gevolgde schattingsmethodologie, ter goedkeuring aan de ECB voorgelegd.

(3)

Aangezien de ECB aangaande het recht van de lidstaten om euromunten uit te geven de uitgifteomvang moet goedkeuren, mogen de lidstaten de door de ECB goedgekeurde omvang niet overschrijden zonder voorafgaande goedkeuring door de ECB,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de euromuntenuitgifteomvang in 2016

De ECB keurt hierbij de omvang van de muntenuitgifte door de eurogebiedlidstaten, zoals in onderstaande tabel beschreven, goed:

(in miljoen EUR)

 

Uitgifte van circulatiemunten en verzamelaarsmunten (niet bestemd voor circulatie) in 2016

België

80,6

Duitsland

667,5

Estland

10,3

Ierland

38,8

Griekenland

79,5

Spanje

276,4

Frankrijk

266,0

Italië

35,0

Cyprus

12,1

Letland

20,0

Litouwen

32,3

Luxemburg

19,1

Malta

9,9

Nederland

52,5

Oostenrijk

260,0

Portugal

53,4

Slovenië

30,0

Slowakije

17,0

Finland

45,0

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt op de dag van notificatie aan de geadresseerden in werking.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit besluit is gericht tot de eurogebiedlidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 4 december 2015.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/123


BESLUIT (EU) 2015/2332 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 4 december 2015

betreffende het procedurele kader voor de goedkeuring van de euromuntenuitgifteomvang (ECB/2015/43)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name het eerste streepje van artikel 128, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „de eurogebiedlidstaten”), kunnen euromunten uitgeven na goedkeuring door de Europese Centrale Bank (ECB) van de uitgifteomvang.

(2)

Indien een derogatie ten gunste van een lidstaat wordt ingetrokken, moet die lidstaat het recht hebben deel te nemen aan de goedkeuringsprocedure in het jaar voorafgaand aan de omschakeling naar de chartale euro, zodat die lidstaat zijn recht kan uitoefenen euromunten uit te geven met ingang van de dag waarop die lidstaat een eurogebiedlidstaat wordt.

(3)

Zoals artikel 5, lid 4 van Verordening (EU) nr. 651/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) vereist, moeten de uitgiften van munten voor verzamelaars worden verantwoord op basis van de geaggregeerde door de Europese Centrale Bank goed te keuren muntenuitgifteomvang.

(4)

Regels met betrekking tot het procedurele kader voor de goedkeuring van de muntenuitgifteomvang moeten worden opgesteld.

(5)

Ter verkrijging van de goedkeuring van de ECB moeten de eurogebiedlidstaten goedkeuringsverzoeken indienen bij de ECB.

(6)

Enerzijds kunnen muntenvraagschattingsmethodologieën in de eurogebiedlidstaten tot op zekere hoogte verschillen, anderzijds heeft de ECB een minimuminformatieniveau nodig ter verificatie van de vraag betreffende de muntenuitgifteomvang waarvoor goedkeuring wordt verzocht.

(7)

De goedgekeurde muntenuitgifteomvang mag niet worden overschreden zonder de voorafgaande goedkeuring van de ECB.

(8)

Om de eurogebiedlidstaten voldoende tijd te gunnen voor de samenstelling van de verlangde gegevens, moet dit besluit pas met ingang van 1 januari 2016 in werking treden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Binnen het kader van dit besluit gelden de volgende definities:

1)   „circulatiemunten” en „herdenkingsmunten”: hebben dezelfde betekenis als in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 729/2014 van de Raad (2);

2)   „munten voor verzamelaars”: heeft dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 651/2012;

3)   „muntenuitgifteomvang”: in termen van nominale waarde betreft dit het nettoverschil tussen de cumulatieve omvang van door een eurogebiedlidstaat uitgegeven euromunten en de cumulatieve omvang van gedurende het betrokken kalenderjaar aan die eurogebiedlidstaat geretourneerde euromunten.

Artikel 2

Jaarlijks goedkeuringsverzoek

1.   Elke eurogebiedlidstaat dient jaarlijks bij de ECB een goedkeuringsverzoek in betreffende de aan die lidstaat in het volgende jaar toe te rekenen muntenuitgifteomvang. Het verzoek wordt uiterlijk ingediend op 30 september van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor het verzoek ingediend wordt.

2.   Het verzoek is gebaseerd op de geschatte muntvraag in de verzoekende eurogebiedlidstaat en onderscheidt tussen circulatiemunten en munten voor verzamelaars. Elk verzoek omvat een algemene uitleg van de gebruikte vraagschattingsmethodologie.

3.   Voor circulatiemunten mag de verzochte omvang een de geschatte hoeveelheid overschrijdende hoeveelheid omvatten om een redelijke veiligheidsmarge te hebben.

4.   Voor circulatiemunten omvat het verzoek de volgende informatie:

a)

het circulatiecijfer per 30 juni van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor het verzoek ingediend wordt, of een alternatieve datum, welk cijfer wordt gebruikt om de muntvraag te schatten voor het jaar waarvoor het verzoek ingediend wordt, zulks overeenkomstig de door de verzoekende eurogebiedlidstaat gekozen methodologie;

b)

enige andere relevante gegevens vereist voor de beoordeling van het verzoek van de eurogebiedlidstaat, dat de verzoekende eurogebiedlidstaat overeenkomstig de door haar geselecteerde methodologie heeft ingediend.

c)

of en in hoeverre de verzochte omvang een in lid 3 bedoelde aanvullende hoeveelheid omvat, en

d)

de muntenuitgifteomvang waarvoor goedkeuring wordt verzocht.

5.   Met betrekking tot circulatiemunten te verstrekken aanvullende informatie kan worden opgenomen, indien beschikbaar en indien de verzoekende eurogebiedlidstaat die belangrijk acht om het goedkeuringsverzoek te onderbouwen:

a)

kernfactoren die de muntenvraag op nationaal niveau beïnvloeden;

b)

gedetailleerdere naar denominatie opgesplitste muntvraaginformatie, en

c)

of en in hoeverre de muntvraag uit andere eurogebiedlidstaten de muntvraag op nationaal niveau beïnvloedt.

6.   Voor munten voor verzamelaars omvat het verzoek de volgende informatie:

a)

gemeten op basis van de geaggregeerde nominale waarde, de globale uitgifteomvang van munten voor verzamelaars, waaronder een lijst van denominaties van de munten voor verzamelaars, en

b)

of het verzoek een veiligheidsmarge omvat om het hoofd te kunnen bieden aan thans onbekende gebeurtenissen die middels euromunten voor verzamelaars herdacht moeten worden.

7.   Indien tussen de Europese Unie en een staat of grondgebied die geen lidstaat van de Europese Unie is, een overeenkomst werd gesloten aangaande het recht van de staat of het grondgebied om de euro als zijn officiële munteenheid te gebruiken (hierna een „monetaire overeenkomst”), en die monetaire overeenkomst de staat of het grondgebied het recht verleent euromunten uit te geven, wordt de muntenuitgifteomvang van die staat of dat grondgebied toegevoegd aan het jaarlijkse verzoek van de in de monetaire overeenkomst genoemde eurogebiedlidstaat.

8.   Indien een derogatie ten gunste van een lidstaat wordt ingetrokken, verwerkt de ECB in het jaar voorafgaand aan de omschakeling naar de chartale euro een vrijwillig overeenkomstig de vereisten van dit artikel door die lidstaat ingediend verzoek voor de goedkeuring van de na de omschakeling naar de chartale euro aan die lidstaat toe te rekenen muntenuitgifteomvang.

9.   Voor het einde van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de goedkeuringsverzoeken worden ingediend, stelt de Raad van bestuur een besluit vast betreffende de goedkeuring van de jaarlijkse muntenuitgifteomvang voor het eurogebied.

Artikel 3

Kennisgeving en ad-hocgoedkeuringsverzoek

1.   De door de ECB voor elke eurogebiedlidstaat in een kalenderjaar goedgekeurde muntenuitgifteomvang wordt zonder voorafgaande goedkeuring van de ECB gedurende dat kalenderjaar niet overschreden.

2.   Eurogebiedlidstaten monitoren de muntenvraag voortdurend. Indien de werkelijke euromuntenvraag in een eurogebiedlidstaat de voor dat kalenderjaar goedgekeurde muntenuitgifteomvang waarschijnlijk zal overschrijden, dan stelt die lidstaat de ECB daarvan onverwijld in kennis.

3.   De kennisgeving bevat de volgende informatie:

a)

de muntdenominatie of -denominaties waarvoor de vraag hoger is dan verwacht, en

b)

een gedetailleerde beschrijving van de kernfactoren die de onverwachte stijging van de muntenvraag veroorzaken.

4.   Binnen tien ECB-werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de kennisgeving, kan de ECB op operationeel niveau dat geen betrokkenheid van de besluitvormende ECB-organen vereist, de kennisgeving voorlopig beoordelen en niet-bindende instructies geven aan de kennisgevende eurogebiedlidstaat. Met name kan de ECB aanbevelen de aanvullende muntenuitgifteomvang te verhogen indien de genotificeerde hogere muntenvraag niet toereikend lijkt om aan de werkelijke vraag te voldoen, waardoor mogelijkerwijze de in lid 1 bedoelde verplichting wordt geschonden.

5.   Indien de gestegen muntenvraag aanhoudt na de in lid 4 bedoelde periode, dient de eurogebiedlidstaat bij de ECB onverwijld een ad-hocgoedkeuringsverzoek in voor een aanvullende muntenuitgifteomvang.

6.   Het ad-hocgoedkeuringsverzoek vermeldt de voorgestelde verhoging van de muntenuitgifteomvang en verschaft gedetailleerde informatie over de kernfactoren die de onverwachte stijging van de muntenvraag veroorzaken, die in het jaarlijkse goedkeuringsverzoek niet werd voorzien.

7.   De Raad van bestuur stelt een afzonderlijk besluit aangaande het ad-hocgoedkeuringsverzoek vast.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt op 1 januari 2016 in werking.

Artikel 5

Geadresseerden

Dit besluit is gericht tot de eurogebiedlidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 4 december 2015.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Verordening (EU) nr. 651/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de uitgifte van euromunten (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 135).

(2)  Verordening (EU) nr. 729/2014 van de Raad van 24 juni 2014 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 194 van 2.7.2014, blz. 1).


Rectificaties

12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/126


Rectificatie van Gedelegeerd Besluit (EU) 2015/2290 van de Commissie van 12 juni 2015 betreffende de voorlopige gelijkwaardigheid van de solvabiliteitsstelsels die van kracht zijn in Australië, Bermuda, Brazilië, Canada, Mexico en de Verenigde Staten en van toepassing zijn op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met hoofdkantoor in derde landen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 323 van 9 december 2015 )

In de inhoudsopgave, op bladzijde 22 in de titel, en op bladzijde 26 in de slotformule:

in plaats van:

„12 juni 2015”,

lezen:

„5 juni 2015”.


12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/126


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 189 van 27 juni 2014 )

Bladzijde 10, artikel 8, lid 1, onder f):

in plaats van:

„f)

kosten voor de aankoop, opslag, toediening of distributie van vaccins en aasvaccins, alsook de kosten voor de inoculatie zelf, als de Commissie daartoe besluit of dat toestaat;”,

lezen:

„f)

kosten voor de aankoop, de opslag, het beheer of de distributie van vaccins en aasvaccins, alsook de kosten voor de inoculatie zelf, als de Commissie daartoe besluit of dat toestaat;”.

Bladzijde 11, artikel 11, eerste alinea, onder f):

in plaats van:

„f)

kosten voor de aankoop, opslag, inoculatie, toediening of distributie van voor de programma's gebruikte vaccindoses of aasvaccins;”,

lezen:

„f)

kosten voor de aankoop, de opslag, de inoculatie, het beheer of de distributie van voor de programma's gebruikte vaccindoses of aasvaccins;”.