ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 300

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
17 november 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2043 van de Raad van 16 november 2015 tot uitvoering van artikel 11, leden 1 en 4, van Verordening (EU) nr. 753/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2044 van de Raad van 16 november 2015 tot uitvoering van artikel 13 van Verordening (EU) nr. 356/2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2045 van de Commissie van 13 november 2015 tot inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Jāņu siers (GTS))

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2046 van de Commissie van 16 november 2015 tot niet-goedkeuring van Artemisia absinthium L. als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen ( 1 )

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2047 van de Commissie van 16 november 2015 tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof esfenvaleraat, die in aanmerking komt voor vervanging, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

8

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2048 van de Commissie van 16 november 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

13

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2049 van de Raad van 10 november 2015 betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van dactyloscopische gegevens in Zweden

15

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2050 van de Raad van 10 november 2015 betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van dactyloscopische gegevens in België

17

 

*

Besluit (GBVB) 2015/2051 van de Raad van 16 november 2015 tot wijziging van Besluit 2013/730/GBVB ter ondersteuning van de ontwapenings- en wapenbeheersingsactiviteiten van het SEESAC in Zuidoost-Europa in het kader van de strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor

19

 

*

Besluit (GBVB) 2015/2052 van de Raad van 16 november 2015 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo

22

 

*

Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2015/2053 van de Raad van 16 november 2015 tot uitvoering van Besluit 2010/231/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië

27

 

*

Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2015/2054 van de Raad van 16 november 2015 tot uitvoering van Besluit 2011/486/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan

29

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2055 van de Commissie van 10 november 2015 tot vaststelling van de voorwaarden voor het programma voor noodinenting van runderen tegen nodulaire dermatose in Griekenland en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7671)  ( 1 )

31

 

*

Besluit (EU) 2015/2056 van de Commissie van 13 november 2015 tot wijziging van de Beschikkingen 2009/300/EG, 2009/563/EG en 2009/894/EG en de Besluiten 2011/330/EU en 2011/337/EU teneinde de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan bepaalde producten te verlengen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7781)  ( 1 )

41

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2057 van de Commissie van 13 november 2015 tot verlenging van de geldigheidsduur van Uitvoeringsbesluit 2013/413/EU tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7793)

43

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2058 van de Commissie van 13 november 2015 tot wijziging en rectificatie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/144 van de Commissie tot vaststelling van de voorwaarden voor de indiening van subsidieaanvragen en betalingsverzoeken, en de informatie hieromtrent, ten aanzien van de noodmaatregelen ter bestrijding van dierziekten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7807)

44

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 488/2014 van de Commissie van 12 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat de maximumgehalten voor cadmium in levensmiddelen betreft ( PB L 138 van 13.5.2014 )

49

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2043 VAN DE RAAD

van 16 november 2015

tot uitvoering van artikel 11, leden 1 en 4, van Verordening (EU) nr. 753/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 753/2011 van de Raad van 1 augustus 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan (1), en met name artikel 11, leden 1 en 4,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 1 augustus 2011 Verordening (EU) nr. 753/2011 vastgesteld.

(2)

Het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, ingesteld krachtens punt 30 van Resolutie 1988 (2011) van de VN-Veiligheidsraad, heeft op 2 november 2015 de lijst van personen, groepen, ondernemingen en entiteiten waarvoor beperkende maatregelen gelden, gewijzigd.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 753/2011 dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 753/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 199 van 2.8.2011, blz. 1.


BIJLAGE

De volgende vermelding wordt toegevoegd aan Deel A van de lijst in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 753/2011 (Met de Taliban verbonden personen):

Torek Agha (alias: a) Sayed Mohammed Hashan, b) Torak Agha, c) Toriq Agha, d) Toriq Agha Sayed).

Titel: Hadji. Adres: Pashtunabad, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan. Geboortedatum: a) 1960 b) 1962 c) rond 1965. Geboorteplaats: a) provincie Kandahar, Afghanistan b) Pishin, provincie Baluchistan, Pakistan. Nationaal identiteitsnummer: Pakistaans, 5430312277059 (frauduleus verkregen en ingetrokken door de regering van Pakistan). Overige informatie: Belangrijke commandant van de Militaire Raad van de Taliban, betrokken bij fondsenwerving van donoren in de Golfregio. Foto beschikbaar voor opname in de speciale kennisgeving van INTERPOL/VN-Veiligheidsraad. Datum plaatsing op de VN-lijst: 2.11.2015.


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2044 VAN DE RAAD

van 16 november 2015

tot uitvoering van artikel 13 van Verordening (EU) nr. 356/2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 356/2010 van de Raad van 26 april 2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië (1), en met name artikel 13,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 april 2010 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 356/2010 vastgesteld.

(2)

Het Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, ingesteld krachtens de Resoluties 751 (1992) en 1907 (2009) van de VN-Veiligheidsraad, heeft op 11 maart 2014 één persoon geschrapt van de lijst van personen die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen opgenomen in de punten 1, 3 en 7 van Resolutie 1844 (2008) van de VN-Veiligheidsraad.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 356/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 356/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 1.


BIJLAGE

De vermelding voor de hierna genoemde persoon wordt geschrapt in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 356/2010:

Jim'ale, Ali Ahmed Nur


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2045 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2015

tot inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Jāņu siers (GTS))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Letland ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Jāņu siers” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Jāņu siers” worden ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Jāņu siers” (GTS) wordt ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten.

Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 1.3. Kaas als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 204 van 20.6.2015, blz. 20.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2046 VAN DE COMMISSIE

van 16 november 2015

tot niet-goedkeuring van Artemisia absinthium L. als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 5, in samenhang met artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 april 2013 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Institut Technique de l'Agriculture Biologique (ITAB) een aanvraag ontvangen betreffende de goedkeuring van Artemisia absinthium L. als basisstof. De aanvraag ging vergezeld van de in artikel 23, lid 3, tweede alinea, voorgeschreven informatie.

(2)

De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gevraagd wetenschappelijke bijstand te verlenen. Op 30 september 2014 heeft de EFSA een technisch verslag over de betrokken stof bij de Commissie ingediend (2). Op 20 maart 2015 heeft de Commissie het evaluatieverslag (3) en het ontwerp van deze verordening betreffende de niet-goedkeuring van Artemisia absinthium L. bij het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders ingediend.

(3)

Uit de door de aanvrager verstrekte documentatie blijkt dat Artemisia absinthium L. voldoet aan de criteria van een voedingsmiddel zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4). Alcoholhoudende dranken die van Artemisia-soorten zijn geproduceerd, zijn echter opgenomen in bijlage III, deel B, van Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5), waarin maximumgehalten zijn vastgesteld voor bepaalde stoffen die van nature aanwezig zijn in aroma's en voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen, in bepaalde samengestelde levensmiddelen zoals deze worden geconsumeerd en waaraan aroma's en/of voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen zijn toegevoegd. Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1334/2008 mogen de maximumgehalten in de in dat deel B vermelde samengestelde levensmiddelen niet worden overschreden als gevolg van het gebruik van aroma's en/of voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen. De Artemisia-soorten kunnen daarom niet zonder nadere aanduiding als voedingsmiddel worden gebruikt.

(4)

In het technisch verslag van de EFSA zijn specifieke problemen vermeld met betrekking tot de blootstelling aan thujon, absinthine en ferulazuur waardoor de beoordeling van het risico voor toedieners, werknemers, omstanders, consumenten en niet-doelorganismen niet kon worden voltooid.

(5)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over het technisch verslag van de EFSA en over het ontwerpevaluatieverslag in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(6)

Ondanks de argumenten van de aanvrager blijven de problemen in verband met de stof echter bestaan.

(7)

Bijgevolg en zoals in het evaluatieverslag van de Commissie is vastgesteld, is niet aangetoond dat aan de voorschriften van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is dan ook passend Artemisia absinthium L. niet goed te keuren als basisstof.

(8)

Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor de goedkeuring van Artemisia absinthium L. als basisstof in te dienen overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, onverlet.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Niet-goedkeuring als basisstof

De stof Artemisia absinthium L. wordt niet goedgekeurd als basisstof.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Outcome of the consultation with Member States and EFSA on the basic substance application for Artemisia absinthium for use in plant protection as fungicide in wheat and nematicide and insecticide in vegetables. EFSA supporting publication 2014:EN-665. 37 blz.

(3)  http://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/public/?event=activesubstance.selection&language=NL

(4)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in en op levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34).


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2047 VAN DE COMMISSIE

van 16 november 2015

tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof esfenvaleraat, die in aanmerking komt voor vervanging, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 24, in samenhang met artikel 20, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De goedkeuring van de werkzame stof esfenvaleraat, zoals vermeld in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (2), vervalt op 30 juni 2016.

(2)

Er is een aanvraag ingediend voor verlenging van de opneming van esfenvaleraat in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3); deze aanvraag is in overeenstemming met artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1141/2010 van de Commissie (4) binnen de in dat artikel vermelde termijn ingediend.

(3)

De aanvrager heeft de vereiste aanvullende dossiers overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1141/2010 ingediend. De rapporterende lidstaat heeft vastgesteld dat de aanvraag als volledig kan worden beschouwd.

(4)

De rapporterende lidstaat heeft in overleg met de mederapporterende lidstaat een beoordelingsverslag over de verlenging opgesteld en dit op 30 juli 2013 bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna „de EFSA” genoemd) en de Commissie ingediend.

(5)

De EFSA heeft het beoordelingsverslag over de verlenging voor commentaar aan de aanvrager en de lidstaten toegezonden en de ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. De EFSA heeft het aanvullende beknopte dossier tevens bekendgemaakt.

(6)

Op 22 oktober 2014 deelde de EFSA de Commissie haar conclusie (5) mee met betrekking tot de vraag of esfenvaleraat naar verwachting voldoet aan de goedkeuringscriteria zoals vermeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. De Commissie heeft het ontwerpevaluatieverslag voor esfenvaleraat op 20 maart 2015 aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd.

(7)

Met betrekking tot één of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat, is vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria zoals bedoeld in artikel 4 werd voldaan. Aan deze goedkeuringscriteria wordt dus geacht te zijn voldaan.

(8)

De risicobeoordeling voor de verlenging van de goedkeuring van esfenvaleraat is gebaseerd op een beperkt aantal representatieve gebruiksdoeleinden, die echter geen beperking inhouden van de gebruiksdoeleinden waarvoor gewasbeschermingsmiddelen die esfenvaleraat bevatten, mogen worden toegelaten. Daarom is het passend de beperking tot gebruik als insecticide niet te handhaven.

(9)

De Commissie is echter van mening dat esfenvaleraat overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 in aanmerking komt voor vervanging. Esfenvaleraat is een giftige stof overeenkomstig bijlage II, punten 3.7.2.2 en 3.7.2.3, bij Verordening (EG) nr. 1107/2009, aangezien de bioconcentratiefactor ervan groter is dan 2 000 en de langetermijn-NOEC (no-observed-effect concentration, concentratie waarbij geen effect meer wordt waargenomen) voor zoetwaterorganismen lager is dan 0,01 mg/l. Esfenvaleraat voldoet derhalve aan de in bijlage II, punt 4, tweede streepje, bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 vastgestelde voorwaarde.

(10)

Het is derhalve passend om de goedkeuring van esfenvaleraat, dat in aanmerking komt voor vervanging, te verlengen.

(11)

Overeenkomstig artikel 20, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, in samenhang met artikel 13, lid 4, van die verordening, moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1885 van de Commissie (6) werd de vervaldatum van esfenvaleraat verlengd, zodat de verlengingsprocedure vóór het verstrijken van de goedkeuring van de stof kan worden voltooid. Aangezien vóór de oorspronkelijke vervaldatum een besluit over de verlenging is genomen, treedt deze verordening in werking vanaf de dag na de oorspronkelijke vervaldatum.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof, die in aanmerking komt voor vervanging

De goedkeuring van de actieve stof esfenvaleraat, die in aanmerking komt voor vervanging, wordt overeenkomstig bijlage I verlengd.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 1141/2010 van de Commissie van 7 december 2010 tot vaststelling van de procedure voor de verlenging van de opneming van een tweede groep werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot opstelling van de lijst van die stoffen (PB L 322 van 8.12.2010, blz. 10).

(5)  EFSA Journal (2014);12(11):3873. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1885 van de Commissie van 20 oktober 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur voor de werkzame stoffen 2,4-D, acibenzolar-s-methyl, amitrol, bentazon, cyhalofop-butyl, diquat, esfenvaleraat, famoxadone, flumioxazine, DPX KE 459 (flupyrsulfuron methyl), glyfosaat, iprovalicarb, isoproturon, lambda-cyhalothrin, metalaxyl-M, metsulfuronmethyl, picolinafen, prosulfuron, pymetrozine, pyraflufen-ethyl, thiabendazole, thifensulfuron-methyl en triasulfuron (PB L 276 van 21.10.2015, blz. 48).


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Esfenvaleraat

CAS-nr.: 66230-04-4

CIPAC-nr.: 481

(αS)-α-cyaan-3-fenoxybenzyl-(2S)-2-(4-chloorfenyl)-3-methylbutyraat

830 g/kg

De onzuiverheid tolueen mag niet meer bedragen dan 10 g/kg in het technische materiaal.

1 januari 2016

31 december 2022

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over esfenvaleraat, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

het risico dat esfenvaleraat en het 2SαR-isomeer van fenvaleraat voor waterorganismen vormen, inclusief het risico van bioaccumulatie via de voedselketen;

het risico voor honingbijen en geleedpotigen die niet tot de doelsoorten behoren;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel A wordt nummer 10 over esfenvaleraat geschrapt.

2)

In deel E wordt de volgende vermelding toegevoegd:

 

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„2

Esfenvaleraat

CAS-nr.: 66230-04-4

CIPAC-nr.: 481

(αS)-α-cyaan-3-fenoxybenzyl-(2S)-2-(4-chloorfenyl)-3-methylbutyraat

830 g/kg

De onzuiverheid tolueen mag niet meer bedragen dan 10 g/kg in het technische materiaal.

1 januari 2016

31 december 2022

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over esfenvaleraat, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

het risico dat esfenvaleraat en het 2SαR-isomeer van fenvaleraat voor waterorganismen vormen, inclusief het risico van bioaccumulatie via de voedselketen;

het risico voor honingbijen en geleedpotigen die niet tot de doelsoorten behoren;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.”.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2048 VAN DE COMMISSIE

van 16 november 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

52,3

MA

74,6

MK

43,3

ZZ

56,7

0707 00 05

AL

80,9

TR

142,3

ZZ

111,6

0709 93 10

MA

71,9

TR

166,8

ZZ

119,4

0805 20 10

CL

185,6

MA

86,1

PE

166,7

TR

83,5

ZZ

130,5

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

TR

73,2

ZA

95,1

ZZ

84,2

0805 50 10

TR

91,8

ZZ

91,8

0806 10 10

BR

287,2

EG

228,3

PE

313,9

TR

174,9

ZZ

251,1

0808 10 80

AR

151,8

CL

83,9

MK

29,8

NZ

137,3

US

150,6

ZA

207,0

ZZ

126,7

0808 30 90

BA

97,7

CN

72,7

TR

135,0

ZZ

101,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/15


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2049 VAN DE RAAD

van 10 november 2015

betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van dactyloscopische gegevens in Zweden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (1), en met name artikel 33,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Besluit 2008/615/JBZ, mag met de in dat besluit voorziene verstrekking van persoonsgegevens pas worden begonnen nadat op het grondgebied van de bij de verstrekking betrokken lidstaten de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming vervat in hoofdstuk 6 van dat besluit in het nationale recht zijn verwerkt.

(2)

In artikel 20 van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad (2) is bepaald dat het voldoen aan bovengenoemde voorwaarde met betrekking tot de geautomatiseerde uitwisseling van gegevens overeenkomstig hoofdstuk 2 van Besluit 2008/615/JBZ dient te worden gecontroleerd op basis van een evaluatieverslag dat is gebaseerd op een vragenlijst, een evaluatiebezoek en een serie voorafgaande testen.

(3)

Volgens hoofdstuk 4, punt 1.1, van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ stelt de betrokken Raadsgroep een vragenlijst op voor elke vorm van geautomatiseerde uitwisseling van gegevens, en beantwoordt een lidstaat de desbetreffende vragenlijst zodra hij van oordeel is dat hij aan de voorwaarden voor het uitwisselen van gegevens in een bepaalde gegevenscategorie voldoet.

(4)

Zweden heeft de vragenlijst over gegevensbescherming en de vragenlijst over de uitwisseling van dactyloscopische gegevens ingevuld.

(5)

Zweden heeft met Oostenrijk een serie succesvolle voorafgaande testen uitgevoerd.

(6)

Er is een evaluatiebezoek aan Zweden gebracht, waarover het Oostenrijkse evaluatieteam een verslag heeft opgesteld en aan de betrokken werkgroep van de Raad heeft toegezonden.

(7)

Er is een algemeen evaluatieverslag aan de Raad voorgelegd, waarin de resultaten van de vragenlijst, het evaluatiebezoek en de serie voorafgaande testen betreffende de uitwisseling van dactyloscopische gegevens zijn samengevat.

(8)

Op 13 juli 2015 is de Raad tot de conclusie gekomen dat Zweden de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming vervat in hoofdstuk 6 van Besluit 2008/615/JBZ volledig heeft uitgevoerd.

(9)

Zweden moet derhalve, met het oog op de geautomatiseerde bevraging van dactyloscopische gegevens, overeenkomstig artikel 9 van Besluit 2008/615/JBZ gerechtigd zijn persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

(10)

Besluit 2008/615/JBZ is bindend voor Denemarken, dat derhalve deelneemt aan de vaststelling en toepassing van dit besluit ter uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ.

(11)

Besluit 2008/615/JBZ is bindend voor Ierland, dat derhalve deelneemt aan de vaststelling en toepassing van dit besluit ter uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ.

(12)

Besluit 2008/615/JBZ is niet bindend voor het Verenigd Koninkrijk, dat derhalve niet deelneemt aan de vaststelling en toepassing van dit besluit ter uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Met het oog op de geautomatiseerde bevraging van dactyloscopische gegevens is Zweden gerechtigd, overeenkomstig artikel 9 van Besluit 2008/615/JBZ, met ingang van 15 november 2015 persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 10 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

P. GRAMEGNA


(1)  PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.

(2)  Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/17


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2050 VAN DE RAAD

van 10 november 2015

betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van dactyloscopische gegevens in België

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (1), en met name artikel 33,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Besluit 2008/615/JBZ, mag met de in dat besluit voorziene verstrekking van persoonsgegevens pas worden begonnen nadat op het grondgebied van de bij de verstrekking betrokken lidstaten de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming vervat in hoofdstuk 6 van dat besluit in het nationale recht zijn verwerkt.

(2)

In artikel 20 van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad (2) is bepaald dat het voldoen aan bovengenoemde voorwaarde met betrekking tot de geautomatiseerde uitwisseling van gegevens overeenkomstig hoofdstuk 2 van Besluit 2008/615/JBZ dient te worden gecontroleerd op basis van een evaluatieverslag dat is gebaseerd op een vragenlijst, een evaluatiebezoek en een serie voorafgaande tests.

(3)

Volgens hoofdstuk 4, punt 1.1, van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ stelt de betrokken werkgroep van de Raad een vragenlijst op voor elke vorm van geautomatiseerde uitwisseling van gegevens, en beantwoordt een lidstaat de desbetreffende vragenlijst zodra hij van oordeel is dat hij aan de voorwaarden voor het uitwisselen van gegevens in een bepaalde gegevenscategorie voldoet.

(4)

België heeft de vragenlijst over gegevensbescherming en de vragenlijst over de uitwisseling van dactyloscopische gegevens ingevuld.

(5)

België heeft met Frankrijk en Luxemburg een serie succesvolle voorafgaande tests uitgevoerd.

(6)

Er is een evaluatiebezoek aan België gebracht, waarover het Frans-Luxemburgse evaluatieteam een verslag heeft opgesteld en aan de betrokken werkgroep van de Raad heeft toegezonden.

(7)

Er is een algemeen evaluatieverslag aan de Raad voorgelegd, waarin de resultaten van de vragenlijst, het evaluatiebezoek en de serie voorafgaande tests betreffende de uitwisseling van dactyloscopische gegevens zijn samengevat.

(8)

Op 13 juli 2015 is de Raad tot de conclusie gekomen dat België de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming vervat in hoofdstuk 6 van Besluit 2008/615/JBZ volledig heeft uitgevoerd.

(9)

België moet derhalve, met het oog op de geautomatiseerde bevraging van dactyloscopische gegevens, overeenkomstig artikel 9 van Besluit 2008/615/JBZ gerechtigd zijn persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

(10)

Besluit 2008/615/JBZ is bindend voor Denemarken, dat derhalve deelneemt aan de vaststelling en toepassing van dit besluit ter uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ.

(11)

Besluit 2008/615/JBZ is bindend voor Ierland, dat derhalve deelneemt aan de vaststelling en toepassing van dit besluit ter uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ.

(12)

Besluit 2008/615/JBZ is niet bindend voor het Verenigd Koninkrijk, dat derhalve niet deelneemt aan de vaststelling en toepassing van dit besluit ter uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Met het oog op de geautomatiseerde bevraging van dactyloscopische gegevens is België gerechtigd, overeenkomstig artikel 9 van Besluit 2008/615/JBZ, met ingang van 18 november 2015 persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 10 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

P. GRAMEGNA


(1)  PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.

(2)  Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/19


BESLUIT (GBVB) 2015/2051 VAN DE RAAD

van 16 november 2015

tot wijziging van Besluit 2013/730/GBVB ter ondersteuning van de ontwapenings- en wapenbeheersingsactiviteiten van het SEESAC in Zuidoost-Europa in het kader van de strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 26, lid 2, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2013/730/GBVB van de Raad (1) bepaalt dat de Unie bijdraagt ten behoeve van het project Uitwisselingscentrum voor Zuidoost- en Oost-Europa inzake de beheersing van het aantal handvuurwapens en lichte wapens (South-Eastern and Eastern Europe Clearinghouse for the Control of Small Arms and Light Weapons — SEESAC) ter beperking van het risico op illegale verspreiding van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor in Zuidoost-Europa.

(2)

Het project dat ondersteund wordt door Besluit 2013/730/GBVB, beoogt onder meer het verbeteren van de beveiligingsvoorschriften en het voorraadbeheer voor de opslag van conventionele wapens en munitie (het „project inzake beveiligde opslag”).

(3)

In punt 3.1 van de bijlage bij Besluit 2013/730/GBVB, zijn Bosnië en Herzegovina, Kosovo (2), de Republiek Moldavië, Montenegro, Servië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië) aangewezen als begunstigden van het project inzake beveiligde opslag, Albanië echter niet.

(4)

Volgens het uitvoerend agentschap SEESAC — en met instemming van de Albanese autoriteiten — moet Albanië kunnen profiteren van het project inzake beveiligde opslag, en is daar financiering voor beschikbaar uit hoofde van Besluit 2013/730/GBVB.

(5)

Besluit 2013/730/GBVB moet derhalve worden gewijzigd, teneinde Albanië op te nemen als begunstigde van het project inzake beveiligde opslag,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Punt 3.1. van de bijlage bij Besluit 2013/730/GBVB wordt vervangen door:

„3.1.   Betere beveiliging van voorraden door infrastructurele verbeteringen en capaciteitsopbouw

Doel

Deze activiteit zal de dreiging die uitgaat van de verspreiding van en de illegale handel in SALW en munitie daarvoor verminderen door middel van het verbeteren van de beveiligingsvoorschriften en het voorraadbeheer voor de opslag van conventionele wapens en munitie in Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo (*), de Republiek Moldavië, Montenegro, Servië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

Beschrijving

De succesvolle uitvoering van Besluit 2010/179/GBVB van de Raad door middel van een tweeledige aanpak bestaande uit: 1) de betere beveiliging van opslagplaatsen in drie landen (3), en 2) het opbouwen van de capaciteit van het met voorraadbeheer belaste personeel (4) hebben de beveiligingsvoorschriften aanzienlijk verbeterd en het risico op ongewenste proliferatie van SALW en munitie daarvoor teruggedrongen. Voortbouwend op deze resultaten zal de beveiliging van de wapen- en munitieopslagplaatsen in Zuidoost-Europa in de tweede fase van het project verder worden verbeterd door voortzetting van de specifieke technische en infrastructurele bijstand conform de internationale beste praktijken en normen. De projectactiviteiten zullen steun verlenen aan het ministerie van Defensie van Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Moldavië, Montenegro en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en aan de ministeries van Binnenlandse Zaken van de Republiek Servië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Kosovo door middel van de aanschaf en de installatie van de nodige apparatuur voor de beveiliging van wapen- en munitievoorraden. Waar nodig zal tevens opleiding worden verstrekt aan het personeel dat belast is met het voorraadbeheer. De locaties waar de beveiliging zal worden verbeterd, zullen worden geselecteerd op basis van een beoordeling van de prioriteiten en de daaraan verbonden beveiligingsrisico's.

Specifiek beoogt het project de volgende activiteiten:

Albanië: verbetering van de beveiliging van de opslagplaatsen voor munitie en conventionele wapens van het ministerie van Defensie (tot 2 locaties), onder meer door de installatie en/of vernieuwing van de omheining en de verlichting van het terrein, inbraakalarmsystemen, gesloten televisiecircuit (CCTV) en telecommunicatieapparatuur,

Bosnië en Herzegovina: verbetering van de beveiliging van de opslagplaatsen voor munitie en conventionele wapens van het ministerie van Defensie, onder meer door de installatie en/of vernieuwing van de omheining en de verlichting van het terrein, inbraakalarmsystemen, gesloten televisiecircuit (CCTV) en telecommunicatieapparatuur ter aanvulling van de activiteiten van het UNDP en de OVSE op het gebied van voorraadbeveiliging,

Kosovo (*): verbetering van de capaciteiten inzake voorraadbeheer van de politie door middel van opleiding en evaluatie van de huidige situatie. Vernieuwing van een kleine lokale SALW- en munitieopslagplaats,

de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië: verbetering van de beveiliging van de centrale opslagplaats van het ministerie van Binnenlandse Zaken (Orman) door middel van de aanschaf van beveiligingsapparatuur en verbetering van de infrastructuur, waaronder de vernieuwing van de omheining van het terrein; CCTV-apparatuur en verlichting; en nieuwe veiligheidsdeuren voor opslagloodsen. Verbetering van de beveiliging van de centrale opslagplaats van het leger van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië door de aanschaf en het aanbrengen van videobewaking en verbetering van de beveiliging van het terrein en van de gebouwen door het repareren van de omheiningen, de installatie van nieuwe toegangspoorten en de vernieuwing van de veiligheidsdeuren van het magazijn,

de Republiek Moldavië: verbetering van de beveiliging van het centrale wapen- en munitiedepot (CAMD) van het ministerie van Binnenlandse Zaken, mede door de installatie van een omheining, toegangscontrolesystemen en het verwerven van een elektronisch wapenregister,

Montenegro: fysieke verbeteringen van het munitiedepot van Brezovik, waaronder algemene verbeteringen van de beveiligingsinfrastructuur. Opzetten van een centraal register van opgeslagen wapens en munitie,

Servië: verbetering van de beveiliging van de belangrijkste SALW-opslagplaats van het ministerie van Binnenlandse Zaken, waaronder videobewaking en toegangscontrole,

Regionale opleiding voorraadbeheer: zal op regionaal niveau (jaarlijks) en op nationaal niveau (wanneer nodig) worden georganiseerd.

Projectresultaten en indicatoren betreffende de uitvoering:

Het project zal de veiligheid in Zuidoost-Europa vergroten door het risico op illegale handel te verminderen via:

het verbeteren van de beveiliging van de SALW-opslagplaatsen in Albanië (tot 2), BiH (4), Kosovo (*) (1), de Republiek Moldavië (2), Montenegro (1), Servië (1) en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2) door middel van meetbare beveiligingsgerelateerde infrastructuurverbeteringen.

het verbeteren van de capaciteit van het personeel om de opslagplaatsen te beschermen door het opleiden van tenminste zestig personeelsleden van de begunstigde landen in drie workshops en het verstrekken van gerichte opleiding op nationaal niveau.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 16 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Besluit 2013/730/GBVB van de Raad van 9 december 2013 ter ondersteuning van de ontwapenings- en wapenbeheersingsactiviteiten van het SEESAC in Zuidoost-Europa in het kader van de strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor (PB L 332, 11.12.2013, blz. 19).

(2)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244(1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(3)  In Kroatië is de beveiliging van de centrale wapenopslagplaats van het ministerie van Binnenlandse Zaken „MURAT” verbeterd door de installatie van videobewaking; in Bosnië en Herzegovina zijn 41 veiligheidsdeuren geïnstalleerd en is de beveiliging van 4 SALW- en munitieopslagplaatsen van het ministerie van Defensie verscherpt; de beveiliging van het munitiedepot „TARAS” van het ministerie van Defensie van Montenegro is aangepast aan de internationale beveiligingsnormen.

(4)  Er is een cursus voorraadbeheer opgesteld en in totaal 58 praktijkfunctionarissen van de ministeries van Defensie, de legers en de ministeries van Binnenlandse Zaken van Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië hebben een opleiding voorraadbeheer gevolgd.


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/22


BESLUIT (GBVB) 2015/2052 VAN DE RAAD

van 16 november 2015

houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo (1)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 33 en artikel 31, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 25 januari 2012 heeft de Raad Besluit 2012/39/GBVB (2) vastgesteld, waarbij de heer Samuel ŽBOGAR werd benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Kosovo. Het mandaat van de SVEU werd voor het laatst gewijzigd bij Besluit 2014/400/GBVB van de Raad (3). Het mandaat van de SVEU eindigt op 31 oktober 2015.

(2)

Het mandaat van de SVEU dient met 16 maanden te worden verlengd.

(3)

De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, kan hinderen.

(4)

Alle mogelijke aanpassingen van de taken en doelstellingen van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX Kosovo) die enig gevolg hebben voor de taken en doelstellingen van de SVEU dienen, in verband met het mandaat van de SVEU, te gelegener tijd in overweging te worden genomen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Samuel ŽBOGAR als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Kosovo wordt verlengd tot en met 28 februari 2017. De Raad kan besluiten om het mandaat van de SVEU eerder te beëindigen op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en een voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV).

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Unie in Kosovo. Deze omvatten het spelen van een leidende rol bij het bevorderen van een stabiel, levensvatbaar, vreedzaam, democratisch en multi-etnisch Kosovo; het versterken van de stabiliteit in de regio en het bijdragen tot regionale samenwerking en goede nabuurschapsbetrekkingen in de westelijke Balkan; het bevorderen van een Kosovo dat hecht aan de rechtsstaat en aan de bescherming van minderheden en van het cultureel en religieus erfgoed; het ondersteunen van het Europees perspectief van Kosovo en de toenadering van Kosovo tot de Unie conform het perspectief van de regio en in overeenstemming met de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst en het Raadsbesluit betreffende de ondertekening daarvan, en in overeenstemming met de Raadsconclusies ter zake.

Artikel 3

Mandaat

Ter verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen omvat het mandaat van de SVEU het volgende:

a)

advisering en ondersteuning door de Unie in het politieke proces aanbieden;

b)

de algehele politieke coördinatie van de Unie in Kosovo behartigen;

c)

de aanwezigheid van de Unie in Kosovo versterken en zorgen voor de samenhang en de doeltreffendheid ervan;

d)

zorgen voor plaatselijke politieke aansturing voor het hoofd van EULEX KOSOVO, ook betreffende de politieke aspecten van aangelegenheden in verband met uitvoeringsbevoegdheden;

e)

zorgen voor consistentie en samenhang in het optreden van de Unie in Kosovo, onder meer bij het ter plaatse sturing geven aan de EULEX-overgang;

f)

het Europees perspectief van Kosovo en de toenadering van Kosovo tot de Unie ondersteunen, conform het perspectief van de regio en in overeenstemming met de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst en het Raadsbesluit betreffende de ondertekening daarvan, en in overeenstemming met de Raadsconclusies ter zake via gerichte communicatie met het publiek en outreachactiviteiten van de Unie met het oog op meer begrip en een groter draagvlak bij de bevolking van Kosovo in kwesties die de Unie betreffen, ook met betrekking tot hetgeen EULEX doet;

g)

de vooruitgang met betrekking tot de politieke, de economische en de Europese prioriteiten monitoren, ondersteunen en faciliteren, in overeenstemming met de respectieve institutionele bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

h)

overeenkomstig het mensenrechtenbeleid van de Unie en de richtsnoeren van de Unie inzake mensenrechten bijdragen tot de ontwikkeling en bestendiging van het respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Kosovo, mede ten aanzien van vrouwen en kinderen en de bescherming van minderheden;

i)

de tenuitvoerlegging ondersteunen van de door de Unie gefaciliteerde dialoog tussen Belgrado en Pristina.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag van de HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het PVC onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische adviezen en politieke aansturing ten behoeve van de SVEU.

3.   De SVEU werkt nauw samen met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de bevoegde afdelingen daarvan.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 november 2015 tot en met 28 februari 2017 bedraagt 3 135 000 EUR.

2.   De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie. De deelname aan procedures voor het toekennen van overheidsopdrachten door de SVEU staat zonder beperkingen open voor natuurlijke en rechtspersonen. Bovendien gelden er voor de goederen die door de SVEU worden gekocht geen oorsprongsregels.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Er wordt een speciale staf benoemd die de SVEU moet bijstaan bij de uitvoering van het mandaat en zal bijdragen tot de samenhang, de zichtbaarheid en de doeltreffendheid van het algehele optreden van de Unie in Kosovo. Binnen de grenzen van het mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor het vormen van het team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de Raad en de Commissie voortdurend op de hoogte van de samenstelling van het team.

2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het gedetacheerde personeel komt ten laste van respectievelijk de betrokken lidstaat, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO. Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of instelling van de Unie of de EDEO en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en van de medewerkers van de SVEU

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van de medewerkers van de SVEU, worden naargelang het geval met de ontvangende partijen overeengekomen. De lidstaten en de EDEO verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie

1.   De SVEU en de leden van het team van de SVEU leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2013/488/EU (4) van de Raad.

2.   De HV wordt gemachtigd om gerubriceerde informatie en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL” die ten behoeve van het optreden zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie, vrij te geven aan de NAVO/KFOR.

3.   De HV wordt gemachtigd om, naargelang van de operationele behoeften van de SVEU, gerubriceerde informatie en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „RESTREINT UE/EU RESTRICTED”, die ten behoeve van het optreden zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie vrij te geven aan de Verenigde Naties (VN) en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Daartoe worden plaatselijke regelingen opgesteld.

4.   De HV wordt gemachtigd om niet-gerubriceerde documenten van de Europese Unie betreffende de beraadslagingen van de Raad over het optreden die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (5) vallen, vrij te geven aan derden die bij dit besluit betrokken zijn.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   De delegatie van de Unie en/of de lidstaten, naargelang het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder het gezag van de SVEU staat, in overeenstemming met het mandaat van de SVEU en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, met name door:

a)

het opstellen van een specifiek veiligheidsplan op basis van richtsnoeren van de EDEO, dat onder meer specifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, het beheer van veiligheidsincidenten omvat en het voorzien in een nood- en evacuatieplan;

b)

ervoor te zorgen dat alle buiten de Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is afgestemde verzekering tegen grote risico's;

c)

ervoor te zorgen dat alle buiten de Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is een passende beveiligingsopleiding hebben genoten, gebaseerd op de risicoklasse waarin dat gebied is ingedeeld door de EDEO;

d)

ervoor te zorgen dat alle naar aanleiding van de geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden uitgevoerd, en aan de Raad, de HV en de Commissie schriftelijk verslag uitbrengen over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties in het kader van het voortgangsverslag en het verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Verslag

De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de werkgroepen van de Raad. De geregelde verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. De SVEU kan ook de Raad Buitenlandse Zaken verslagen voorleggen. Overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag kan de SVEU worden ingeschakeld bij de informatieverstrekking aan het Europees Parlement.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU draagt bij aan de eenheid, de samenhang en de doeltreffendheid van het optreden van de Unie en hij helpt ervoor te zorgen dat alle instrumenten van de Unie en alle acties van de lidstaten op coherente wijze worden ingezet teneinde de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. De activiteiten van de SVEU worden, naar gelang het geval, gecoördineerd met die van de Commissie, en met die van de andere SVEU's die actief zijn in de regio. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Unie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de hoofden van de missies van de lidstaten en met de hoofden van de delegaties van de Unie in de regio. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan bij de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU geeft plaatselijke politieke aansturing aan het hoofd van EULEX KOSOVO, ook betreffende de politieke aspecten van aangelegenheden in verband met uitvoeringsbevoegdheden. De SVEU en de civiele operationele commandant plegen, indien nodig, overleg.

3.   De SVEU onderhoudt eveneens contacten met relevante plaatselijke instanties en andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

4.   De SVEU draagt samen met de andere op het terrein aanwezige actoren van de Unie zorg voor de verspreiding en uitwisseling van informatie onder de actoren van de Unie ter plaatse, zodat een in hoge mate gemeenschappelijk situatiebewustzijn en een in hoge mate gemeenschappelijke situatiebeoordeling worden bewerkstelligd.

Artikel 13

Ondersteuning bij vorderingen

De SVEU en het personeel van de SVEU bieden ondersteuning bij het verschaffen van gegevens in reactie op alle vorderingen en verplichtingen die voortvloeien uit de mandaten van de vorige SVEU's in Kosovo, en zij bieden administratieve ondersteuning alsmede toegang tot de dossiers die voor dit doel relevant zijn.

Artikel 14

Evaluatie

De uitvoering van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de Raad, de HV en de Commissie vóór eind juni 2016 een voortgangsverslag, en vóór eind november 2016 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 november 2015.

Gedaan te Brussel, 16 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(2)  Besluit 2012/39/GBVB van de Raad van 25 januari 2012 houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo (PB L 23 van 26.1.2012, blz. 5).

(3)  Besluit 2014/400/GBVB van de Raad van 26 juni 2014 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo (PB L 188 van 27.6.2014, blz. 68).

(4)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).

(5)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/27


UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2015/2053 VAN DE RAAD

van 16 november 2015

tot uitvoering van Besluit 2010/231/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit 2010/231/GBVB van de Raad van 26 april 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2009/138/GBVB (1), en met name artikel 7,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 26 april 2010 Besluit 2010/231/GBVB vastgesteld.

(2)

Het Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, ingesteld krachtens de Resoluties 751 (1992) en 1907 (2009) van de VN-Veiligheidsraad, heeft op 11 maart 2014 één persoon geschrapt van de lijst van personen die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen opgenomen in de punten 1, 3 en 7 van Resolutie 1844 (2008) van de VN-Veiligheidsraad.

(3)

Bijlage I bij Besluit 2010/231/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Besluit 2010/231/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 17.


BIJLAGE

De vermelding voor de hierna genoemde persoon wordt geschrapt in bijlage I bij Besluit 2010/231/GBVB:

Jim'ale, Ali Ahmed Nur


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/29


UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2015/2054 VAN DE RAAD

van 16 november 2015

tot uitvoering van Besluit 2011/486/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit 2011/486/GBVB van de Raad van 1 augustus 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan (1), en met name artikel 5 en artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 1 augustus 2011 Besluit 2011/486/GBVB vastgesteld.

(2)

Het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, ingesteld krachtens punt 30 van Resolutie 1988 (2011) van de VN-Veiligheidsraad, heeft op 2 november 2015 de lijst van personen, groepen, ondernemingen en entiteiten waarvoor beperkende maatregelen gelden, gewijzigd.

(3)

De bijlage bij Besluit 2011/486/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Besluit 2011/486/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 199 van 2.8.2011, blz. 57.


BIJLAGE

De volgende vermelding wordt toegevoegd aan deel A van de lijst in de bijlage bij Besluit 2011/486/GBVB (Met de Taliban verbonden personen):

Torek Agha (alias: a) Sayed Mohammed Hashan, b) Torak Agha, c) Toriq Agha, d) Toriq Agha Sayed).

Titel: Hadji. Adres: Pashtunabad, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan. Geboortedatum: a) 1960 b) 1962 c) rond 1965. Geboorteplaats: a) provincie Kandahar, Afghanistan b) Pishin, provincie Baluchistan, Pakistan. Nationaal identiteitsnummer: Pakistaans, 5430312277059 (frauduleus verkregen en ingetrokken door de regering van Pakistan). Overige informatie: Belangrijke commandant van de Militaire Raad van de Taliban, betrokken bij fondsenwerving van donoren in de Golfregio. Foto beschikbaar voor opname in de speciale kennisgeving van INTERPOL/VN-Veiligheidsraad. Datum plaatsing op de VN-lijst: 2.11.2015.


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/31


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2055 VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2015

tot vaststelling van de voorwaarden voor het programma voor noodinenting van runderen tegen nodulaire dermatose in Griekenland en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7671)

(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Gezien Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (3), en met name artikel 19, lid 1, onder a), lid 3, onder a), en lid 6,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 92/119/EEG van de Raad bevat algemene maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten. Hieronder vallen de maatregelen die moeten worden genomen als nodulaire dermatose in een bedrijf wordt vermoed en bevestigd, de maatregelen die in de beperkingsgebieden moeten worden getroffen en andere extra maatregelen die noodzakelijk zijn om de ziekte te bestrijden. In het geval van een uitbraak van nodulaire dermatose voorzien die maatregelen ook in noodinenting ter aanvulling van andere bestrijdingsmaatregelen.

(2)

Op 20 augustus 2015 hebben de Griekse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van twee uitbraken van nodulaire dermatose in rundveebedrijven met ongeveer 200 dieren in Feres, in de Griekse regionale eenheid Evros. Deze uitbraken vormen de eerste gevallen van nodulaire dermatose in de Unie.

(3)

Om te voorkomen dat nodulaire dermatose zich naar andere delen van Griekenland, naar andere lidstaten en naar derde landen verspreidt, heeft de Commissie Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1423 (5) vastgesteld tot instelling van een verbod op verplaatsingen en verzendingen van runderen en sperma daarvan, alsook op het in de handel brengen van bepaalde dierlijke producten uit de regionale eenheid Evros.

(4)

Op grond van bijkomende informatie over de epidemiologische situatie in Griekenland zijn die tijdelijke beschermende maatregelen vervangen door de meer structurele beschermingsmaatregelen die zijn vastgesteld bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 (6) van de Commissie.

(5)

Voorts heeft Griekenland op 10 september 2015 de Commissie en de lidstaten in kennis gesteld van 24 bevestigde en 17 vermoedelijke uitbraken van nodulaire dermatose in bedrijven die zich bevinden in de vastgestelde beschermings- en toezichtsgebieden in de Griekse regionale eenheid Evros.

(6)

Tevens hebben de Griekse autoriteiten de Commissie op 27 september 2015 in kennis gesteld van een uitbraak van nodulaire dermatose in het zuidoostelijke deel van de regionale eenheid Xanthi, en op 2 oktober 2015 van een nieuwe uitbraak van nodulaire dermatose in de regionale eenheid Kavala, die ten westen van de regionale eenheid Xanthi gelegen is.

(7)

Bovendien hebben de Griekse autoriteiten de Commissie op 7 oktober 2015 in kennis gesteld van een uitbraak van nodulaire dermatose in een rundveebedrijf in de regionale eenheid Limnos.

(8)

In het geval van een uitbraak van nodulaire dermatose voorziet artikel 19 van Richtlijn 92/119/EEG in de mogelijkheid van inenting tegen die ziekte.

(9)

Op 26 augustus 2015 heeft Griekenland bij de Commissie een programma ingediend voor de noodinenting tegen nodulaire dermatose van runderen die worden gehouden op bedrijven in de regionale eenheid Evros in Griekenland. In het programma waren nadere gegevens opgenomen betreffende de geografische en administratieve omschrijving van het inentingsgebied, het aantal bedrijven en het aantal in te enten dieren, het tijdstip waarop het inenten moet worden voltooid en de omstandigheden die aan de basis liggen van het besluit om de maatregelen in te voeren.

(10)

Overeenkomstig het wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) over nodulaire dermatose (7) zijn enkel levende verzwakte vaccins tegen nodulaire dermatose in de handel verkrijgbaar. Het advies omschrijft het Neethling-vaccin op basis van het verzwakte nodulaire dermatose-virus als hoogst doeltreffend om sterfte te voorkomen. Aangezien homologe vaccins tegen nodulaire dermatose doeltreffender zijn dan vaccins gebaseerd op verzwakte schapenpokkenvirussen, is het gebruik van eerstgenoemde vaccins aan te raden, onder voorbehoud van beschikbaarheid bij de producenten ervan, die uitsluitend buiten de Unie actief zijn.

(11)

Er is geen vaccin tegen nodulaire dermatose met vergunning voor het in de handel brengen in de Unie. Bijgevolg kan noodinenting overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 92/119/EEG enkel worden uitgevoerd in overeenstemming met artikel 8 van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad (8), waarbij de lidstaten ingeval van ernstige epizoötische ziekten, zoals nodulaire dermatose, het gebruik van geneesmiddelen zonder vergunning voor het in de handel brengen voorlopig kunnen toestaan.

(12)

Overeenkomstig artikel 19, lid 6, van Richtlijn 92/119/EEG heeft Griekenland de Commissie op 5 september 2015 in kennis gesteld van de aankoop van een toereikend aantal dosissen van het homologe vaccin tegen nodulaire dermatose en van de aanvang van de noodinenting in de beschermings- en toezichtsgebieden in de regionale eenheid Evros volgens het in overweging 9 beschreven inentingsprogramma. Daarnaast hebben de Griekse autoriteiten de Commissie op respectievelijk 27 september en 2 oktober 2015 in kennis gesteld van hun besluit om runderen die worden gehouden op bedrijven in de regionale eenheden Rodopi, Xanthi en Kavala in te enten volgens het op 26 augustus 2015 ingediende inentingsprogramma.

(13)

Dit besluit heeft tot doel de voorwaarden vast te stellen waaronder Griekenland noodinenting moet toepassen. De snelle verspreiding van nodulaire dermatose in Griekenland vormt een risico voor andere delen van het Griekse grondgebied en voor de buurlanden. Bijgevolg heeft dit besluit ook tot doel de in Griekenland toegepaste ziektebestrijdingsmaatregelen, te versterken, door het beperken van de verplaatsing van niet-ingeënte runderen ouder dan drie maanden naar andere bedrijven binnen het gebied waarvoor beperkingen gelden. Deze leeftijdsbeperking laat de nodige verplaatsingen toe van jonge kalveren naar andere bedrijven voor verdere veehouderijactiviteiten gedurende een bepaalde periode na de geboorte wanneer zij niet doeltreffend kunnen worden geïmmuniseerd. Tegelijkertijd is het noodzakelijk de rechtstreekse verplaatsing van niet-ingeënte dieren naar een slachthuis binnen het beperkingsgebied toe te laten.

(14)

Onder het gebied waar inenting tegen nodulaire dermatose zal worden uitgevoerd, kan het hele in Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 bepaalde beperkingsgebied vallen, dat in de bijlage bij dat besluit is vastgesteld.

(15)

De eerste inentingsronde moet zo snel mogelijk en niet later dan 31 oktober 2015 en 30 november 2015 worden voltooid in respectievelijk de regionale eenheid Evros en de regionale eenheden Rodopi, Xanthi en Kavala. Ingeval van nieuwe uitbraken in andere regionale eenheden moet de inenting in de getroffen regionale eenheid, afhankelijk van de beschikbaarheid van vaccins, worden voltooid binnen twee maanden na de bevestiging van de eerste uitbraak van nodulaire dermatose in die regionale eenheid. Aangezien het succes van de bestrijdingsmaatregelen in Griekenland mede wordt bepaald door het succes van de bestrijdingsmaatregelen in een naburig derde land dat melding had gemaakt van uitbraken van nodulaire dermatose in de dichte nabijheid van de in Griekenland gemelde uitbraken, kan het noodzakelijk zijn de nakomelingen van ingeënte runderen in te enten en runderen in het getroffen gebied opnieuw in te enten. De geldigheidsduur van dit besluit inzake de inenting tegen nodulaire dermatose in Griekenland loopt derhalve tot eind 2016.

(16)

Het risico van verspreiding van de ziekte via ingeënte dieren en producten daarvan is anders dan de risico's van verspreiding via niet-ingeënte dieren die de ziekte mogelijk in incubatie hebben. Het is daarom noodzakelijk voorwaarden vast te stellen voor de verplaatsing van ingeënte runderen en voor het in de handel brengen van producten afkomstig van dergelijke dieren.

(17)

De kennis over nodulaire dermatose is onvolledig. Ingeënte runderen zijn beschermd tegen klinische symptomen maar niet noodzakelijkerwijs tegen besmetting en niet alle ingeënte dieren reageren met immuniteit. Daarom mogen dergelijke dieren na een periode van minstens 28 dagen volgend op de inenting rechtstreeks voor onmiddellijke slachting naar slachthuizen op Grieks grondgebied worden verzonden.

(18)

Bijgevolg kunnen daarvan verkregen vers vlees, vleesbereidingen en vleesproducten die een niet-specifieke behandeling hebben ondergaan een niet te verwaarlozen risico vormen van verspreiding van nodulaire dermatose. Daarom is het gerechtvaardigd om het in de handel brengen van daarvan verkregen vers vlees, vleesbereidingen en vleesproducten te beperken tot het grondgebied van Griekenland, op voorwaarde dat op dergelijk vers vlees en op dergelijke vleesbereidingen en vleesproducten een speciaal, niet-ovaal, merk wordt aangebracht dat niet kan worden verward met het gezondheidsmerk voor vers vlees in bijlage I, sectie I, hoofdstuk III bij Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (9), noch met het identificatiemerk voor vleesbereidingen en vleesproducten bestaande uit of bevattende vlees van runderen in bijlage II, sectie I, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (10).

(19)

Een specifieke behandeling van vleesproducten in hermetisch afgesloten recipiënten tot een Fo-waarde van drie of meer, en een behandeling van melk en zuivelproducten als beschreven in bijlage IX, deel A, onder 1.1 tot 1.5, bij Richtlijn 2003/85/EG (11) van de Raad, inactiveren het nodulaire dermatose-virus echter voldoende in dergelijke voor menselijke consumptie bestemde producten; bijgevolg mogen dergelijke melk en zuivelproducten op het hele grondgebied van Griekenland en in de andere lidstaten in de handel worden gebracht en naar derde landen worden verzonden.

(20)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(21)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In aanvulling op de door Griekenland overeenkomstig de artikelen 4, 5 en 10 van Richtlijn 92/119/EEG genomen maatregelen, mag Griekenland onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden overgaan tot de noodinenting tegen nodulaire dermatose van runderen die worden gehouden op bedrijven in het in bijlage I vastgestelde gebied.

2.   Het door Griekenland op 26 augustus 2015 bij de Commissie ingediende programma voor noodinenting tegen nodulaire dermatose van runderen die worden gehouden op bedrijven in het in bijlage I vastgestelde gebied, is goedgekeurd.

3.   Elke verplaatsing van tegen nodulaire dermatose ingeënte runderen naar andere lidstaten is verboden.

4.   Elke verplaatsing naar andere lidstaten van runderen jonger dan zes maanden die niet tegen nodulaire dermatose zijn ingeënt maar die zijn geboren als nakomelingen van tegen nodulaire dermatose ingeënte moederdieren, is verboden.

Artikel 2

Griekenland neemt de nodige maatregelen om aan dit besluit te voldoen en brengt de Commissie en de lidstaten daarvan overeenkomstig artikel 19, lid 5, van Richtlijn 92/119/EEG op de hoogte.

Artikel 3

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 3, wordt geschrapt.

2)

Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   In afwijking van het in artikel 3, lid 1, onder a), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor de verzending van runderen en in gevangenschap levende wilde herkauwers uit bedrijven in het beperkingsgebied naar een in een ander deel van Griekenland gevestigd slachthuis op voorwaarde dat:

a)

de dieren sinds hun geboorte, of sinds de laatste 28 dagen, verbleven op een bedrijf waar tijdens die periode geen officiële meldingen waren van gevallen van nodulaire dermatose;

b)

de dieren klinisch zijn onderzocht bij het laden en geen enkel klinisch symptoom van nodulaire dermatose vertoonden;

c)

de dieren voor onmiddellijke slachting rechtstreeks en zonder stoppen of lossen worden vervoerd;

d)

het slachthuis voor dit doel door de bevoegde autoriteit is aangewezen;

e)

de bevoegde autoriteit van het slachthuis door de bevoegde autoriteit van de plaats van verzending in kennis wordt gesteld van de geplande verzending van dieren en aan de bevoegde autoriteit van de plaats van verzending meedeelt wanneer de dieren zijn aangekomen;

f)

deze dieren bij aankomst in het slachthuis gescheiden van andere dieren worden gehouden en binnen 36 uur worden geslacht.

g)

de dieren die bestemd zijn voor verplaatsing

i)

niet tegen nodulaire dermatose waren ingeënt en werden gehouden op bedrijven

waar geen inenting werd uitgevoerd en die zich buiten de beschermings- en toezichtsgebieden bevinden, of

waar inenting werd uitgevoerd en die zich buiten de beschermings- en toezichtsgebieden bevinden, en er een wachtperiode van minstens zeven dagen na de inenting van het beslag is verstreken, of

die zich in een toezichtsgebied bevinden dat in verband met nieuwe ziektegevallen langer dan dertig dagen werd gehandhaafd, of

ii)

minstens 28 dagen voorafgaand aan de verplaatsing tegen nodulaire dermatose zijn ingeënt en afkomstig zijn van een bedrijf waar alle vatbare dieren minstens 28 dagen voorafgaand aan de geplande verplaatsing waren ingeënt.”.

3)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

Uitzondering op het verbod op het in de handel brengen van vers vlees en vleesbereidingen van runderen en wilde herkauwers

1.   In afwijking van het in artikel 3, lid 2, onder a) en c), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor het in de handel brengen van zendingen vers vlees, met uitzondering van slachtafvallen andere dan levers, van daarvan verkregen vleesbereidingen alsook van verse huiden en vellen, verkregen van runderen en wilde herkauwers:

a)

die zijn gehouden op bedrijven in het beperkingsgebied die niet uit hoofde van Richtlijn 92/119/EEG aan beperkingen onderworpen waren, of

b)

die voor 21 augustus 2015 zijn geslacht of gejaagd, of

c)

die zijn bedoeld in artikel 4, lid 1.

De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat het in de eerste alinea bedoelde verse vlees, met uitzondering van slachtafvallen andere dan levers, de daarvan verkregen vleesbereidingen, alsook de verse huiden en vellen, niet naar andere lidstaten of derde landen worden verzonden.

2.   De bevoegde autoriteit geeft alleen toestemming voor de verzending naar andere lidstaten van zendingen vers vlees en vleesbereidingen verkregen van dergelijk vers vlees van runderen die buiten het beperkingsgebied worden gehouden en geslacht, op voorwaarde dat dergelijk vlees en dergelijke vleesbereidingen zijn geproduceerd, opgeslagen en behandeld zonder in contact te komen met vlees en vleesbereidingen die niet mogen worden verzonden naar andere lidstaten, en dat de zendingen vergezeld gaan van een officieel gezondheidscertificaat zoals vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 599/2004 (12) van de Commissie en waarvan deel II wordt aangevuld met de volgende verklaring:

„Vers vlees dat voldoet of vleesbereidingen die voldoen aan Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 van de Commissie van 7 september 2015 betreffende bepaalde beschermende maatregelen tegen nodulaire dermatose in Griekenland.”.

(12)  Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en producten van dierlijke oorsprong (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 44).”."

4)

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

Uitzondering op het verbod op het in de handel brengen van vleesproducten bestaande uit of bevattende vlees van runderen en wilde herkauwers

1.   In afwijking van het in artikel 3, lid 2, onder a), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor het in de handel brengen van in het beperkingsgebied geproduceerde vleesproducten van vers vlees van runderen en wilde herkauwers:

a)

die worden gehouden op bedrijven in het beperkingsgebied die niet uit hoofde van Richtlijn 92/119/EEG aan beperkingen onderworpen waren, of

b)

die voor 21 augustus 2015 zijn geslacht of gejaagd, of

c)

die zijn bedoeld in artikel 4, lid 1, of

d)

die buiten het beperkingsgebied zijn gehouden en geslacht.

2.   De bevoegde autoriteit geeft toestemming voor het in de handel brengen van de in lid 1 bedoelde vleesproducten die voldoen aan de voorwaarden onder a), b) of c) van dat lid, uitsluitend op het grondgebied van Griekenland, op voorwaarde dat de vleesproducten een niet-specifieke behandeling hebben ondergaan waardoor het snijvlak van de vleesproducten de kenmerken van vers vlees niet meer vertoont.

De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat de in de eerste alinea bedoelde vleesproducten niet naar andere lidstaten of derde landen worden verzonden.

3.   De bevoegde autoriteit geeft alleen toestemming voor de verzending naar andere lidstaten van zendingen vleesproducten, verkregen van vers vlees van de in lid 1, onder a), b) en c) bedoelde dieren, op voorwaarde dat de vleesproducten een specifieke behandeling hebben ondergaan in hermetisch afgesloten recipiënten tot een Fo-waarde van drie of meer, en dat zij vergezeld gaan van een officieel gezondheidscertificaat zoals vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie en waarvan deel II wordt aangevuld met de volgende verklaring:

„Vleesproducten die voldoen aan Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 van de Commissie van 7 september 2015 betreffende bepaalde beschermende maatregelen tegen nodulaire dermatose in Griekenland.”.

4.   De bevoegde autoriteit geeft alleen toestemming voor de verzending naar andere lidstaten van zendingen vleesproducten, verkregen van vers vlees van de in lid 1, onder d), bedoelde dieren, op voorwaarde dat de vleesproducten een niet-specifieke behandeling hebben ondergaan waardoor het snijvlak van de vleesproducten de kenmerken van vers vlees niet meer vertoont en dat zij vergezeld gaan van een officieel gezondheidscertificaat zoals vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie en waarvan deel II wordt aangevuld met de volgende verklaring:

„Vleesproducten die voldoen aan Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 van de Commissie van 7 september 2015 betreffende bepaalde beschermende maatregelen tegen nodulaire dermatose in Griekenland.”.”.

5)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

Uitzondering op het verbod op de verzending en het in de handel brengen van melk en zuivelproducten

1.   In afwijking van het in artikel 3, lid 2, onder b), vastgestelde verbod kan de bevoegde autoriteit toestemming verlenen voor het in de handel brengen van melk bestemd voor menselijke consumptie verkregen van runderen die worden gehouden op bedrijven in het beperkingsgebied, alsmede van zuivelproducten daarvan, op voorwaarde dat de melk en de zuivelproducten een als in de punten 1.1. tot en met 1.5. van deel A van bijlage IX bij Richtlijn 2003/85/EG van de Raad (13) beschreven behandeling hebben ondergaan.

2.   De bevoegde autoriteit geeft alleen toestemming voor de verzending naar andere lidstaten van zendingen melk en zuivelproducten verkregen van runderen die worden gehouden op bedrijven in het beperkingsgebied, op voorwaarde dat de melk en de zuivelproducten bestemd zijn voor menselijke consumptie, de in lid 1 bedoelde behandeling hebben ondergaan en de zendingen vergezeld gaan van een officieel gezondheidscertificaat zoals vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie en waarvan deel II wordt aangevuld met de volgende verklaring:

„Melk of zuivelproducten die voldoen aan Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 van de Commissie van 7 september 2015 betreffende bepaalde beschermende maatregelen tegen nodulaire dermatose in Griekenland.”.

(13)  Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1).”."

6)

De titel van artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

Speciale markering van vers vlees, vleesbereidingen en vleesproducten als bedoeld in artikel 5, lid 1, respectievelijk artikel 6, lid 2”.

7)

De in artikel 12 vermelde datum wordt vervangen door „31 december 2016”.

8)

De bijlage wordt vervangen door de tekst in bijlage III.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 10 november 2015.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69.

(4)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1423 van de Commissie van 21 augustus 2015 betreffende bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen nodulaire dermatose in Griekenland (PB L 222 van 25.8.2015, blz. 7).

(6)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 van de Commissie van 7 september 2015 betreffende bepaalde beschermende maatregelen tegen nodulaire dermatose in Griekenland en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1423 (PB L 234 van 8.9.2015, blz. 19).

(7)  EFSA Journal 2015;13(1):3986 [73 blz.].

(8)  Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1).

(9)  Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206).

(10)  Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

(11)  Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1).


BIJLAGE I

Griekenland:

De volgende regionale eenheden in Griekenland:

Regionale eenheid Evros,

Regionale eenheid Kavala,

Regionale eenheid Limnos,

Regionale eenheid Rodopi,

Regionale eenheid Xanthi.


BIJLAGE II

Voorwaarden voor het uitvoeren van noodinenting ter bestrijding en uitroeiing van nodulaire dermatose uit hoofde van artikel 19 van Richtlijn 92/119/EEG

1.

Omvang van het geografisch gebied waar de noodinenting moet worden uitgevoerd

Het inentingsgebied bevindt zich binnen het in bijlage I vastgestelde gebied.

De in het inentingsgebied toepasselijke beperkingen zijn de beperkingen als bedoeld in dit besluit en in Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500, onverminderd de bepalingen van artikel 10 van Richtlijn 92/119/EEG.

2.

Soort en leeftijd van de in te enten dieren

Alle runderen worden tijdens de eerste inentingsronde als bedoeld in punt 3 ingeënt, ongeacht hun geslacht, leeftijd en status uit een oogpunt van drachtigheid of productie.

Nakomelingen van ingeënte runderen worden overeenkomstig de instructies van de producent ingeënt op de leeftijd van niet minder dan vier maanden.

3.

Duur van de inentingscampagne

De eerste inentingsronde in de regionale eenheid Evros wordt ten laatste op 31 oktober 2015 voltooid.

De eerste inentingsronde in de regionale eenheden Rodopi, Xanthi en Kavala wordt ten laatste op 30 november 2015 voltooid.

De eerste inentingsronde in elk van de andere regionale eenheden in bijlage I wordt zo snel mogelijk voltooid en niet later dan twee maanden na de bevestiging van de eerste uitbraak in de respectievelijke regionale eenheid.

4.

Specifiek verplaatsingsverbod voor dieren en producten daarvan

Ongeacht enige andere dan in Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 beschreven maatregelen die mogelijk in het beperkingsgebied worden toegepast, worden dieren ouder dan 90 dagen niet verplaatst naar andere bedrijven behalve indien zij ten laatste 28 dagen voor de verplaatsing werden ingeënt en regelmatig opnieuw ingeënt.

Na afloop van de 28 dagen na inenting gelden de maatregelen voor de verplaatsing van ingeënte runderen en voor het in de handel brengen van producten verkregen van ingeënte runderen als vastgelegd in Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500, onverminderd de bepalingen van artikel 10 van Richtlijn 92/119/EEG.

Niet-ingeënte dieren mogen voor onmiddellijke slachting naar een slachthuis binnen het beperkingsgebied worden verplaatst. Behalve in het geval van noodslachting wordt na inenting van het beslag een wachtperiode van zeven dagen in acht genomen alvorens niet-ingeënte dieren uit bedrijven waar inenting plaatsvond, voor slachting worden verzonden.

Niet-ingeënte nakomelingen jonger dan zes maanden van moederdieren die ten laatste 28 dagen voor de worp werden ingeënt, mogen naar een ander bedrijf binnen het beperkingsgebied worden verplaatst.

5.

Speciale registratie van de gevaccineerde dieren

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (1) voegt de lokale bevoegde autoriteit voor elk ingeënt rund de vaccinatiegegevens in in het daartoe bestemde online gegevensbestand dat met het centrale gegevensbestand is verbonden.

De opgenomen gegevens moeten het verband aantonen tussen het ingeënte moederdier en de nakomelingen.

6.

Andere aan de noodinenting verbonden aspecten

6.1.

Toezichtsgebied in Griekenland rond het inentingsgebied

Rond het in punt 1 bedoelde inentingsgebied wordt een toezichtsgebied van minstens 10 km ingesteld waarin verscherpt toezicht wordt uitgevoerd, en de bevoegde autoriteit houdt toezicht op de verplaatsing van runderen.

Runderen die niet tegen nodulaire dermatose zijn ingeënt en die worden gehouden op bedrijven in het toezichtsgebied rond het inentingsgebied, verlaten deze bedrijven pas na afloop van een wachtperiode van minstens zeven dagen volgend op de voltooiing van de inenting in bedrijven die zich in het inentingsgebied en op minder dan 10 km afstand bevinden.

6.2.

Periode waarin de maatregelen die gelden in de overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 92/119/EEG en Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1500 afgebakende gebieden worden gehandhaafd

De in het inentingsgebied geldende maatregelen blijven van kracht tot zij worden ingetrokken overeenkomstig artikel 19, lid 6, van Richtlijn 92/119/EEG.

6.3.

Uitvoering van de inentingscampagne

De inenting wordt uitgevoerd door een ambtenaar van de bevoegde autoriteit of door een door een particuliere dierenarts die is aangewezen door en onder toezicht staat van de bevoegde autoriteit.

Voorrang moet worden gegeven aan de inenting van dieren die worden gehouden op bedrijven binnen de beschermings- en toezichtsgebieden en in gebieden die grenzen aan andere lidstaten en aan regionale eenheden in Griekenland die vrij zijn van nodulaire dermatose.

De nodige maatregelen worden getroffen om de verspreiding van het eventueel aanwezige virus te vermijden. Resterende hoeveelheden vaccin, samen met een schriftelijk verslag over het aantal ingeënte dieren en het aantal gebruikte doses, worden teruggebracht naar de plaats waar het vaccin is gedistribueerd.

6.4.

Te gebruiken vaccin

Homoloog levend verzwakt virusvaccin tegen nodulaire dermatose (Neethling-stam), „Lumpy Skin Disease Vaccine For Cattle”, Onderstepoort Biological Products, Zuid-Afrika.

Alternatieve mogelijkheid: levend verzwakt virusvaccin tegen nodulaire dermatose (SIS-type), „Lumpyvax”, MSD Animal Health, Intervet, Zuid-Afrika.

Het vaccin wordt gebruikt overeenkomstig de instructies van de producent en artikel 8 van Richtlijn 2001/82/EG en onder de verantwoordelijkheid van de centrale bevoegde autoriteiten.

6.5.

Voortgangsverslagen en eindverslag

Overeenkomstig artikel 19, lid 5, van Richtlijn 92/119/EEG wordt aan de Commissie en de lidstaten een voortgangsverslag bezorgd over de uitvoering van het programma.

Overeenkomstig artikel 19, lid 5, van Richtlijn 92/119/EEG en alvorens de in punten 6.1 en 6.2 bedoelde beperkingen worden opgeheven, wordt aan de Commissie en de lidstaten een gedetailleerd verslag bezorgd over de voltooiing van het programma.


(1)  Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).


BIJLAGE III

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1500 wordt vervangen door:

„BIJLAGE

Griekenland:

De volgende regionale eenheden in Griekenland:

Regionale eenheid Evros,

Regionale eenheid Kavala,

Regionale eenheid Limnos,

Regionale eenheid Rodopi,

Regionale eenheid Xanthi.”


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/41


BESLUIT (EU) 2015/2056 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2015

tot wijziging van de Beschikkingen 2009/300/EG, 2009/563/EG en 2009/894/EG en de Besluiten 2011/330/EU en 2011/337/EU teneinde de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan bepaalde producten te verlengen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7781)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 3, onder c),

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2009/300/EG van de Commissie (2) vervalt op 31 december 2015.

(2)

Beschikking 2009/563/EG van de Commissie (3) vervalt op 31 december 2015.

(3)

Beschikking 2009/894/EG van de Commissie (4) vervalt op 31 december 2015.

(4)

Besluit 2011/330/EU van de Commissie (5) vervalt op 31 december 2015.

(5)

Besluit 2011/337/EU van de Commissie (6) vervalt op 31 december 2015.

(6)

Er is een beoordeling verricht waarin de relevantie en geschiktheid van de huidige milieucriteria, die bij de Beschikkingen 2009/300/EG, 2009/563/EG en 2009/894/EG en de Besluiten 2011/330/EU en 2011/337/EU zijn vastgesteld, wordt bevestigd, die tevens betrekking heeft op de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en verificatie/controle. Aangezien de herziening van de huidige milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en verificatie/controle, die zijn vastgelegd in die beschikkingen en besluiten, nog niet is afgerond, moet de geldigheidsduur van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en verificatie/controle worden verlengd tot en met 31 december 2016.

(7)

De Beschikkingen 2009/300/EG, 2009/563/EG en 2009/894/EG en de Besluiten 2011/330/EU en 2011/337/EU moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is opgericht bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 3 van Beschikking 2009/300/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „televisietoestellen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2016.”.

Artikel 2

Artikel 3 van Beschikking 2009/563/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productengroep „schoeisel”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en verificatie, zijn geldig tot en met 31 december 2016.”.

Artikel 3

Artikel 3 van Beschikking 2009/894/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „houten meubelen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2016.”.

Artikel 4

Artikel 3 van Besluit 2011/330/EU wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „notebookcomputers”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, blijven geldig tot en met 31 december 2016.”.

Artikel 5

Artikel 4 van Besluit 2011/337/EU wordt vervangen door:

„Artikel 4

De milieucriteria voor de productgroep „personal computers”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, blijven geldig tot en met 31 december 2016.”.

Artikel 6

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 november 2015.

Voor de Commissie

Karmenu VELLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.

(2)  Beschikking 2009/300/EG van de Commissie van 12 maart 2009 tot vaststelling van de herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor televisietoestellen (PB L 82 van 28.3.2009, blz. 3).

(3)  Beschikking 2009/563/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor schoeisel (PB L 196 van 28.7.2009, blz. 27).

(4)  Beschikking 2009/894/EG van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor houten meubelen (PB L 320 van 5.12.2009, blz. 23).

(5)  Besluit 2011/330/EU van de Commissie van 6 juni 2011 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor notebookcomputers (PB L 148 van 7.6.2011, blz. 5).

(6)  Besluit 2011/337/EU van de Commissie van 9 juni 2011 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor personal computers (PB L 151 van 10.6.2011, blz. 5).


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/43


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2057 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2015

tot verlenging van de geldigheidsduur van Uitvoeringsbesluit 2013/413/EU tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7793)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 15, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Uitvoeringsbesluit 2013/413/EU van de Commissie (2) worden de lidstaten voor een beperkte periode onder specifieke voorwaarden gemachtigd om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG.

(2)

Sommige lidstaten hebben verzocht om de geldigheidsduur van de bij Uitvoeringsbesluit 2013/413/EU verleende machtiging tot afwijking te verlengen.

(3)

Aangezien de omstandigheden die deze afwijkingen rechtvaardigen nog steeds van toepassing zijn, er geen nieuwe informatie beschikbaar is die aanleiding geeft tot herziening van de specifieke voorwaarden, en er geen gevaar is voor verspreiding van schadelijke organismen, moet de machtiging tot afwijking met drie jaar worden verlengd.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 11 van Uitvoeringsbesluit 2013/413/EU wordt de datum „31 oktober 2015” vervangen door „31 oktober 2018”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 november 2015.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2013/413/EU van de Commissie van 30 juli 2013 tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (PB L 205 van 1.8.2013, blz. 13).


17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/44


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2058 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2015

tot wijziging en rectificatie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/144 van de Commissie tot vaststelling van de voorwaarden voor de indiening van subsidieaanvragen en betalingsverzoeken, en de informatie hieromtrent, ten aanzien van de noodmaatregelen ter bestrijding van dierziekten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7807)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (1), en met name artikel 36, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/144 van de Commissie (2) worden de voorwaarden vastgesteld voor de indiening van subsidieaanvragen en betalingsverzoeken, en de informatie hieromtrent, ten aanzien van de noodmaatregelen ter bestrijding van dierziekten als vermeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 652/2014.

(2)

In de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse versie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/144 wordt in artikel 1, eerste alinea, verwezen naar „een in bijlage I bij die verordening in een lijst opgenomen ziekte”. Aangezien in die talenversies niet is vermeld bij welke verordening bijlage I hoort, is verduidelijking nodig door te verwijzen naar Verordening (EU) nr. 652/2014. Daarnaast is in de Kroatische versie van die alinea een andere formulering gebruikt die eveneens verwijst naar artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 652/2014. De Kroatische versie moet derhalve worden afgestemd op de andere talenversies.

(3)

Bij artikel 3, onder b), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/144 is vastgesteld dat de lidstaten aan de Commissie de gedetailleerde kosten ter ondersteuning van het betalingsverzoek verstrekken met gedetailleerde informatie over de gemaakte en betaalde kosten voor de verschillende categorieën subsidiabele uitgaven overeenkomstig het model in bijlage IV bij dat uitvoeringsbesluit. Om dat model aan te passen aan dat vereiste is het noodzakelijk in de rubriek met de titel „Operationeel — Aanvraag voor vergoeding” een nieuwe categorie toe te voegen voor de details in verband met de kosten voor de aankoop, opslag, toediening en verspreiding van vaccins en aasvaccins, alsook de kosten voor de inoculatie zelf. Bovendien moet die rubriek de titel „Operationele kosten — betalingsverzoek” krijgen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 652/2014.

(4)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/144 en bijlage IV bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/144 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd.

(5)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Rectificatie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/144

In artikel 1 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/144 wordt de eerste alinea vervangen door:

„De lidstaten verstrekken binnen 30 dagen na de officiële bevestiging van het zich voordoen van een in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 652/2014 in een lijst opgenomen ziekte voorlopige informatie over de categorieën betrokken dieren en producten en de marktprijzen voor elk van deze categorieën, gebruikmakend van een elektronisch dossier overeenkomstig het model in bijlage I bij dit besluit.”.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/144

In bijlage IV bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/144 wordt de rubriek met de titel „Operationeel — Aanvraag voor vergoeding” vervangen door de tekst van de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 november 2015.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/144 van de Commissie van 28 januari 2015 tot vaststelling van de voorwaarden voor de indiening van subsidieaanvragen en betalingsverzoeken, en de informatie hieromtrent, ten aanzien van de noodmaatregelen ter bestrijding van dierziekten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 24 van 30.1.2015, blz. 17).


BIJLAGE

„OPERATIONELE KOSTEN — BETALINGSVERZOEK

 

Indieningstermijn:

Na aanneming van het financieringsbesluit, binnen zes maanden na de einddatum of na de bevestiging van de uitroeiing van de ziekte, indien dit vroeger is.

 

Referentie van de uitbraak

MS/ZIEKTE/JAAR

 

Doding en ruiming

ADNS-nr.

Bedrijfsnr.

Bedrag van de rekening (excl. btw)

Naam van de leverancier

Datum van betaling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 


Reiniging, desinsectie en ontsmetting (bedrijven en apparatuur)

ADNS-nr.

Bedrijfsnr.

Bedrag van de rekening (excl. btw)

Naam van de leverancier

Datum van betaling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 


Vervoer en destructie van besmet diervoeder en besmette apparatuur

ADNS-nr.

Bedrijfsnr.

Bedrag van de rekening (excl. btw)

Naam van de leverancier

Datum van betaling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 


Aankoop, opslag, toediening en verspreiding van vaccins en aasvaccins, alsook de kosten voor de inoculatie zelf

ADNS-nr.

Aankoopkosten

opslagkosten

Beheerskosten

Kosten voor verspreiding van vaccins en aasvaccins

Kosten voor inoculatie

Datum van betaling

Aantal gebruikte vaccindoses

Soort vaccins

Kosten voor vaccindoses

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 


Vervoer en verwijdering van kadavers

ADNS-nr.

Bedrijfsnr.

Bedrag van de rekening (excl. btw)

Naam van de leverancier

Datum van betaling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 


Overige kosten die essentieel zijn voor de uitroeiing van de ziekte

ADNS-nr.

Bedrijfsnr.

Bedrag van de rekening (excl. btw)

Naam van de leverancier

Datum van betaling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 


TOTAAL

Doding en ruiming

 

Reiniging, desinsectie en ontsmetting (bedrijven en apparatuur)

 

Vervoer en destructie van besmet diervoeder en besmette apparatuur

 

Aankoop, opslag, toediening of verspreiding van vaccins

 

Vervoer en verwijdering van kadavers

 

Overige kosten die essentieel zijn voor de uitroeiing van de ziekte (specificeren)

 

Totaal”

 


Rectificaties

17.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/49


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 488/2014 van de Commissie van 12 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat de maximumgehalten voor cadmium in levensmiddelen betreft

( Publicatieblad van de Europese Unie L 138 van 13 mei 2014 )

Bladzijde 78, bijlage, tabel onder 1), tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006, onderafdeling 3.2, punt 3.2.2, tweede kolom:

in plaats van:

„Wortel- en knolgewassen (met uitzondering van knolselderij, pastinaken, schorseneren en mierikswortel), stengelgroenten (met uitzondering van bleekselderij) (27). In het geval van aardappelen is het maximumgehalte van toepassing op geschilde aardappelen”,

te lezen:

„Wortel- en knolgewassen (met uitzondering van knolselderij, pastinaken, schorseneren en mierikswortel), stengelgroenten (met uitzondering van bleekselderij en groene selderij) (27). In het geval van aardappelen is het maximumgehalte van toepassing op geschilde aardappelen”.

Bladzijde 78, bijlage, tabel onder 1), tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006, onderafdeling 3.2, punt 3.2.3, tweede kolom:

in plaats van

„Bladgroenten, verse kruiden, bladkoolachtigen, bleekselderij, knolselderij, pastinaken, schorseneren, mierikswortel en de volgende fungi (27): Agaricus bisporus (champignon), Pleurotus ostreatus (oesterzwam), Lentinula edodes (shiitake)”,

te lezen:

„Bladgroenten, verse kruiden, bladkoolachtigen, bleekselderij en groene selderij, knolselderij, pastinaken, schorseneren, mierikswortel en de volgende fungi (27): Agaricus bisporus (champignon), Pleurotus ostreatus (oesterzwam), Lentinula edodes (shiitake)”.