ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 284

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
30 oktober 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2015/1947 van de Raad van 1 oktober 2015 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie

1

 

 

Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2015/1948 van de Raad van 29 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus

62

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1949 van de Raad van 29 oktober 2015 tot uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus

71

 

*

Verordening (EU) 2015/1950 van de Commissie van 26 oktober 2015 tot vaststelling van een verbod op de visserij op wijting in VI; de wateren van de Unie en internationale wateren van Vb; de internationale wateren van XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Ierland voeren

96

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1951 van de Commissie van 28 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

98

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1952 van de Commissie van 29 oktober 2015 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad ingestelde definitieve antidumpingrecht op de invoer van molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot de invoer van molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

100

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1953 van de Commissie van 29 oktober 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika

109

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1954 van de Commissie van 29 oktober 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

140

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2015/1955 van de Commissie van 29 oktober 2015 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van zaaigranen ( 1 )

142

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1956 van de Raad van 26 oktober 2015 houdende vaststelling van de datum van inwerkingtreding van Besluit 2008/633/JBZ over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten

146

 

*

Besluit (GBVB) 2015/1957 van de Raad van 29 oktober 2015 tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus

149

 

*

Gedelegeerd Besluit (EU) 2015/1958 van de Commissie van 1 juli 2015 betreffende de toepasselijke systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid van geosynthetisch materiaal en aanverwante producten op grond van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

181

 

*

Gedelegeerd Besluit (EU) 2015/1959 van de Commissie van 1 juli 2015 betreffende de toepasselijke systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid van rioleringsproducten op grond van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

184

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1960 van de Commissie van 29 oktober 2015 tot vaststelling van de jaarlijkse prioriteitenlijsten voor 2016 wat betreft de ontwikkeling van netcodes en richtsnoeren ( 1 )

187

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/1


BESLUIT (EU) 2015/1947 VAN DE RAAD

van 1 oktober 2015

betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), v),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Wereldhandelsorganisatie („WTO”) heeft in november 2001 het startschot gegeven voor de Doha-ronde van handelsbesprekingen, de zogeheten ontwikkelingsagenda van Doha. De onderhandelingen over handelsfacilitatie zijn in juli 2004 van start gegaan, op basis van een mandaat om verschillende artikelen van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 („GATT 1994”), te weten artikel V (Vrijheid van doorvoer), artikel VIII (Retributies en formaliteiten bij in- en uitvoer) en artikel X (Bekendmaking en uitvoering van handelsregelingen), te verduidelijken en te verbeteren met als doel het verkeer, de vrijgave en de vrijmaking van goederen, met inbegrip van goederen in doorvoer, verder te bespoedigen. Daarnaast hield het mandaat in het opstellen van regels voor een doeltreffende samenwerking tussen de douaneautoriteiten of alle andere bevoegde autoriteiten op het gebied van handelsfacilitatie en naleving van de douanevoorschriften.

(2)

De onderhandelingen zijn gevoerd door de Commissie in overleg met het uit hoofde van artikel 207, lid 3, van het Verdrag ingestelde speciaal comité.

(3)

Tijdens de 9e Ministeriële Conferentie van de WTO, die van 3 tot en met 6 december 2013 op Bali heeft plaatsgevonden, is het Ministerieel Besluit inzake handelsfacilitatie vastgesteld, waarbij de onderhandelingen over de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie werden afgesloten, onder voorbehoud van inhoudelijke juridische toetsing. Bij het ministerieel besluit is tevens het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie ingesteld en is de Algemene Raad van de WTO opgedragen een protocol aan te nemen waarbij de overeenkomst wordt ingevoegd in bijlage 1A bij de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de WTO alsmede het protocol overeenkomstig zijn interne procedures open te stellen voor aanvaarding door alle WTO-leden.

(4)

Tijdens zijn vergadering van 27 november 2014 heeft de Algemene Raad van de WTO zijn goedkeuring gehecht aan het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie („het protocol”) en het protocol opengesteld voor aanvaarding door de leden van de WTO.

(5)

Het protocol omvat de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie en de verplichtingen voor de ontwikkelingslanden die als bijlage aan die overeenkomst worden gehecht. Een groot aantal ontwikkelingslanden heeft reeds kennis gegeven van de verplichtingen die zij op grond van artikel 15, lid 1, van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie hebben aangewezen voor indeling in categorie A. Het Comité voor handelsfacilitatie neemt de kennisgevingen inzake de verplichtingen van categorie A voor de minst ontwikkelde landen op grond van artikel 15, lid 2, van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie en de kennisgevingen inzake de verplichtingen van categorie B en categorie C voor zowel de ontwikkelingslanden als de minst ontwikkelde landen op grond van artikel 16, lid 5, van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie in ontvangst. De verplichtingen maken integrerend deel uit van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie.

(6)

Het protocol moet worden goedgekeurd namens de Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die bevoegd is (zijn) om namens de Unie de akte van aanvaarding neer te leggen als bedoeld in paragraaf 4 van het protocol (1).

Artikel 3

Dit protocol mag niet aldus worden uitgelegd dat daaraan rechten kunnen worden ontleend of dat het verplichtingen bevat waarop bij rechterlijke instanties van de Unie of de lidstaten rechtstreeks beroep kan worden gedaan.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 1 oktober 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

É. SCHNEIDER


(1)  De datum van inwerkingtreding van het protocol wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie door het secretariaat-generaal van de Raad.


30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/3


VERTALING

PROTOCOL

tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie

DE LEDEN VAN DE WERELDHANDELSORGANISATIE;

ONDER VERWIJZING naar de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie;

GEZIEN het Besluit van de Algemene Raad in document WT/L/940, vastgesteld krachtens artikel X, lid 1, van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie („de WTO-overeenkomst”);

KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:

1.

Bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst wordt, bij de inwerkingtreding van dit protocol krachtens paragraaf 4, gewijzigd door invoeging van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie, als opgenomen in de bijlage bij dit protocol, na de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.

2.

Zonder toestemming van de andere Leden mogen geen voorbehouden worden gemaakt met betrekking tot enige bepaling van dit protocol.

3.

Dit protocol staat open voor aanvaarding door de Leden.

4.

Dit protocol treedt in werking overeenkomstig artikel X, lid 3, van de WTO-overeenkomst (1).

5.

Dit protocol wordt neergelegd bij de directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie, die onverwijld aan elk Lid een gewaarmerkt exemplaar daarvan alsook een kennisgeving van elke aanvaarding krachtens paragraaf 3 doet toekomen.

6.

Dit protocol wordt geregistreerd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

Gedaan te Genève op zevenentwintig november tweeduizend en veertien, in één exemplaar in de Engelse, de Franse en de Spaanse taal, waarbij elke tekst authentiek is.

 


(1)  Voor de berekening van het aantal aanvaardingen uit hoofde van artikel X, lid 3, van de WTO-overeenkomst geldt de akte van aanvaarding namens de Europese Unie zelf en namens haar lidstaten als aanvaarding door eenzelfde aantal Leden als het aantal lidstaten van de Europese Unie die lid zijn van de WTO.


BIJLAGE BIJ HET PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST VAN MARRAKESH TOT OPRICHTING VAN DE WERELDHANDELSORGANISATIE

OVEREENKOMST INZAKE HANDELSFACILITATIE

Preambule

DE LEDEN,

GEZIEN de in het kader van de Ministeriële Verklaring van Doha gevoerde onderhandelingen;

MEMOREREND en bevestigend het mandaat en de beginselen zoals vervat in paragraaf 27 van de Ministeriële Verklaring van Doha (WT/MIN(01)/DEC/1) en in bijlage D bij het op 1 augustus 2004 door de Algemene Raad aangenomen Besluit over het Doha-werkprogramma (WT/L/579), alsmede in paragraaf 33 van en bijlage E bij de Ministeriële Verklaring van Hongkong (WT/MIN(05)/DEC);

GELEID door de wens de ter zake dienende aspecten van de artikelen V, VIII en X van de GATT 1994 te verduidelijken en te verbeteren met als doel het verkeer, de vrijgave en de vrijmaking van goederen, met inbegrip van goederen in doorvoer, verder te bespoedigen;

ERKENNENDE de specifieke behoeften van de Leden die ontwikkelingsland zijn en met name de Leden die minst ontwikkeld land zijn, en geleid door de wens de bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw op dit gebied te verbeteren;

ERKENNENDE de noodzaak van doeltreffende samenwerking tussen de Leden over kwesties in verband met handelsfacilitatie en het naleven van de douanevoorschriften;

KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:

AFDELING I

Artikel 1

Bekendmaking en beschikbaarheid van informatie

1.   Bekendmaking

1.1.   Elk Lid maakt onverwijld de volgende informatie op niet-discriminerende en gemakkelijk toegankelijke wijze bekend, opdat regeringen, handelaren en andere belanghebbenden hiervan kennis kunnen nemen:

a)

de procedures bij invoer, uitvoer en doorvoer (met inbegrip van de procedures bij binnenkomst via havens, luchthavens en andere punten van binnenkomst), en de daarvoor vereiste formulieren en documenten;

b)

de toegepaste tarieven van rechten en belastingen van welke aard ook ter zake van of in verband met de invoer of uitvoer;

c)

de retributies en heffingen die worden opgelegd door of uit naam van overheidsinstanties op of in verband met de invoer, uitvoer of doorvoer;

d)

de voorschriften voor de indeling of waardebepaling van producten voor douanedoeleinden;

e)

de algemeen toepasselijke wetten, regelingen en administratieve uitspraken die betrekking hebben op de oorsprongsregels;

f)

de beperkingen of verboden van invoer, uitvoer of doorvoer;

g)

de sanctiebepalingen voor niet-inachtneming van de invoer-, uitvoer- of doorvoerformaliteiten;

h)

de beroeps- of toetsingsprocedures;

i)

de overeenkomsten of delen van overeenkomsten met welk land of welke landen dan ook in verband met de invoer, uitvoer of doorvoer; en

j)

de procedures voor het beheer van tariefcontingenten.

1.2.   Niets in deze bepalingen mag worden uitgelegd als een verplichting tot bekendmaking of verstrekking van informatie in een andere taal dan de taal van het Lid, behoudens het bepaalde in punt 2.2.

2.   Via internet beschikbare informatie

2.1.   Elk lid stelt via het internet beschikbaar, en draagt voor zover mogelijk en in voorkomend geval zorg voor de actualisering van:

a)

een beschrijving (1) van zijn procedures bij invoer, uitvoer en doorvoer, met inbegrip van de beroeps- of toetsingsprocedures, waarmee de regeringen, handelaren en andere belanghebbenden informatie wordt verschaft over de praktische stappen die nodig zijn voor de invoer, uitvoer en doorvoer;

b)

de formulieren en documenten die nodig zijn voor de invoer op, de uitvoer uit of de doorvoer door zijn grondgebied;

c)

de contactgegevens van zijn informatiepunt(en).

2.2.   Zo mogelijk wordt de beschrijving als bedoeld in punt 2.1, onder a), tevens beschikbaar gesteld in een van de officiële talen van de WTO.

2.3.   De Leden worden ertoe aangemoedigd verdere handelsgerelateerde informatie via het internet beschikbaar te stellen, met inbegrip van relevante handelsgerelateerde wettelijke voorschriften en andere gegevens als bedoeld in punt 1.1.

3.   Informatiepunten

3.1.   Elk lid richt, binnen de grenzen van de hem beschikbare middelen, een of meer informatiepunten op, of houdt deze in stand, voor de beantwoording van redelijke verzoeken van regeringen, handelaren en andere belanghebbenden om inlichtingen over aangelegenheden die vallen onder punt 1.1, en voor de verstrekking van de vereiste formulieren en documenten als bedoeld in punt 1.1, onder a).

3.2.   Om te voldoen aan het vereiste van punt 3.1 wat gemeenschappelijke procedures betreft, kunnen de Leden van een douane-unie of de Leden die betrokken zijn bij een proces van regionale integratie gemeenschappelijke informatiepunten op regionaal niveau oprichten of in stand houden.

3.3.   De Leden worden ertoe aangemoedigd geen retributie te verlangen voor de beantwoording van verzoeken om inlichtingen en voor de verstrekking van de vereiste formulieren en documenten. Ingeval zij wel betaling van retributies en heffingen verlangen, beperken zij het bedrag daarvan tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten.

3.4.   De informatiepunten beantwoorden de verzoeken om inlichtingen en verstrekken de formulieren en documenten binnen een door elk lid vastgestelde redelijke termijn, die kan verschillen naargelang de aard of de ingewikkeldheid van het verzoek.

4.   Kennisgeving

Elk lid stelt het krachtens artikel 23, lid 1, punt 1.1, opgerichte Comité voor handelsfacilitatie (in deze overeenkomst „comité” genoemd) in kennis van:

a)

de officiële plaats(en) waar de gegevens als bedoeld in punt 1.1, onder a) tot en met j), zijn bekendgemaakt;

b)

de URL's van de website(s) als bedoeld in punt 2.1; en

c)

de contactgegevens van de informatiepunten als bedoeld in punt 3.1.

Artikel 2

Gelegenheid om opmerkingen te maken, informatieverstrekking vóór inwerkingtreding en overleg

1.   Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

1.1.   Elk lid biedt, voor zover uitvoerbaar en op een wijze die in overeenstemming is met zijn nationale recht en rechtsstelsel, handelaren en andere belanghebbenden de gelegenheid en een passende termijn om opmerkingen te maken over de voorgestelde invoering of wijziging van algemeen toepasselijke wetten en regelingen betreffende het verkeer, de vrijgave en de vrijmaking van goederen, met inbegrip van goederen in doorvoer.

1.2.   Elk lid draagt er, voor zover uitvoerbaar en op een wijze die in overeenstemming is met zijn nationale recht en rechtsstelsel, zorg voor dat nieuwe of gewijzigde algemeen toepasselijke wetten en regelingen betreffende het verkeer, de vrijgave en de vrijmaking van goederen, met inbegrip van goederen in doorvoer, zo vroeg mogelijk vóór de inwerkingtreding daarvan worden bekendgemaakt of informatie daaromtrent op andere wijze openbaar wordt gemaakt, opdat handelaren en andere belanghebbenden daarvan kennis kunnen nemen.

1.3.   Het bepaalde in de punten 1.1 en 1.2 is niet van toepassing op wijzigingen van rechten of tariefwijzigingen, maatregelen ter verlichting, maatregelen waarvan de doeltreffendheid zou worden ondermijnd door de naleving van de punten 1.1 of 1.2, maatregelen die in dringende omstandigheden worden toegepast of geringe wijzigingen van het nationale recht en rechtsstelsel.

2.   Overleg

Elk lid voorziet in voorkomend geval in regelmatig overleg tussen zijn grensagentschappen en de handelaren of andere belanghebbenden die zich op zijn grondgebied bevinden.

Artikel 3

Voorafgaande besluiten

1.   Elk lid stelt ten aanzien van een aanvrager die een schriftelijk verzoek met alle nodige gegevens heeft ingediend, op passende wijze en tijdig een voorafgaand besluit vast. Wanneer een lid weigert een voorafgaand besluit vast te stellen, stelt het de aanvrager hiervan onverwijld schriftelijk in kennis, met vermelding van de relevante feiten en de redenen daarvoor.

2.   Een lid kan weigeren een voorafgaand besluit ten aanzien van een aanvrager vast te stellen wanneer de in de aanvraag aan de orde gestelde kwestie:

a)

reeds het voorwerp is van een door de aanvrager voor een overheidsorgaan, een beroepscollege of een rechterlijke instantie aanhangige gemaakte zaak; of

b)

reeds is beslist door een beroepscollege of een rechterlijke instantie.

3.   Het voorafgaande besluit is geldig gedurende een redelijke periode nadat het is vastgesteld, tenzij het toepasselijke recht of de aan het besluit ten grondslag liggende feiten of omstandigheden zijn gewijzigd.

4.   Wanneer het lid het voorafgaande besluit intrekt, wijzigt of ongeldig verklaart, stelt het de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis, met vermelding van de relevante feiten en de redenen daarvoor. Een lid kan een voorafgaand besluit alleen met terugwerkende kracht intrekken, wijzigen of ongeldig verklaren wanneer het was gebaseerd op onvolledige, onjuiste, bedrieglijke of misleidende informatie.

5.   Een door een lid vastgesteld voorafgaand besluit is voor dat lid bindend ten aanzien van de aanvrager die om het besluit heeft verzocht. Het lid kan bepalen dat het voorafgaande besluit voor de aanvrager bindend is.

6.   Elk Lid maakt ten minste bekend:

a)

de vereisten voor de aanvraag voor een voorafgaand besluit, met inbegrip van de te verstrekken informatie en het formaat;

b)

de termijn waarbinnen het een voorafgaand besluit zal vaststellen; en

c)

de periode gedurende welke het voorafgaand besluit geldig is.

7.   Elk Lid verricht, op schriftelijk verzoek van een aanvrager, een toetsing van het voorafgaand besluit of de beslissing om het voorafgaand besluit in te trekken, te wijzigen of ongeldig te verklaren (2).

8.   Elk Lid streeft ernaar alle informatie over voorafgaande besluiten die het voor andere belanghebbenden van aanmerkelijk belang acht, openbaar te maken, rekening houdend met de noodzaak commercieel vertrouwelijke informatie te beschermen.

9.   Definities en toepassingsgebied:

a)

Een voorafgaand besluit is een schriftelijk besluit dat een Lid voorafgaand aan de invoer van een goed waarop de aanvraag betrekking heeft, ten aanzien van de aanvrager vaststelt en waarin wordt beschreven welke behandeling het Lid ten tijde van de invoer op het goed zal toepassen wat betreft:

i)

de tariefindeling van het goed; en

ii)

de oorsprong van het goed (3).

b)

De Leden worden ertoe aangemoedigd naast de voorafgaande besluiten als omschreven onder a) voorafgaande besluiten vast te stellen inzake:

i)

de passende methode of de passende criteria, en de toepassing daarvan, die moeten worden gebruikt voor de bepaling van de douanewaarde in het kader van een specifiek feitencomplex;

ii)

de toepasselijkheid van de door het Lid gestelde voorwaarden voor ontheffing of vrijstelling van douanerechten;

iii)

de toepassing van de door het Lid gestelde vereisten voor contingenten, met inbegrip van tariefcontingenten; en

iv)

alle bijkomende kwesties waarvoor een Lid het passend acht een voorafgaand besluit vast te stellen.

c)

Een aanvrager is een exporteur, een importeur of elke persoon met een rechtmatig belang, of diens vertegenwoordiger.

d)

Een Lid kan verlangen dat de aanvrager beschikt over een wettelijke vertegenwoordiging op zijn grondgebied of aldaar wettelijk is geregistreerd. Voor zover mogelijk mogen die vereisten geen beperking inhouden van de categorieën personen die een aanvraag voor een voorafgaand besluit kunnen indienen, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de specifieke behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen. Deze vereisten moeten duidelijk en transparant zijn en mogen geen middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie vormen.

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

1.   Elk Lid bepaalt dat iedere persoon ten aanzien van wie de douaneautoriteiten een administratieve beschikking (4) geven, op zijn grondgebied het recht heeft om:

a)

administratief beroep in te stellen bij of om administratieve toetsing te verzoeken door een hoger bestuursorgaan of een bestuursorgaan dat onafhankelijk is van de functionaris of de dienst die de beschikking heeft gegeven;

en/of

b)

beroep in rechte in te stellen tegen of om rechterlijke toetsing te verzoeken van de beschikking.

2.   Op grond van de wetgeving van een Lid kan worden verlangd dat eerst administratief beroep wordt ingesteld of om administratieve toetsing wordt verzocht alvorens beroep in rechte kan worden ingesteld of om rechterlijke toetsing kan worden verzocht.

3.   Elk Lid ziet erop toe dat zijn beroeps- of toetsingsprocedures op niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd.

4.   Elk Lid ziet erop toe dat ingeval de beslissing op het beroep of de toetsing in het kader van lid 1, onder a), niet:

a)

hetzij binnen de in zijn wet- of regelgeving vastgestelde termijnen;

b)

hetzij onverwijld

wordt genomen, de verzoekende partij het recht heeft om een nieuw administratief beroep of beroep in rechte in te stellen of om een nieuwe administratieve of rechterlijke toetsing te verzoeken dan wel anderszins hiertegen bij de rechter op te komen (5).

5.   Elk Lid ziet erop toe dat de in lid 1 bedoelde persoon in kennis wordt gesteld van de redenen voor de administratieve beschikking, zodat hij indien nodig gebruik kan maken van de beroeps- of toetsingsprocedures.

6.   Elk Lid wordt ertoe aangemoedigd de bepalingen van dit artikel van toepassing te verklaren op een administratieve beschikking die is gegeven door een ander grensagentschap dan de desbetreffende douaneautoriteit.

Artikel 5

Andere maatregelen ter verbetering van onpartijdigheid, non-discriminatie en transparantie

1.   Mededelingen met het oog op versterkte controles of inspecties

Wanneer een Lid een systeem vaststelt of handhaaft voor het uitvaardigen van mededelingen of richtsnoeren voor zijn betrokken autoriteiten inzake het verhogen van het niveau van grenscontroles of -inspecties van door een mededeling of richtsnoer bestreken levensmiddelen, drank of diervoeder met het oog op de bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant op zijn grondgebied, gelden voor de wijze van uitvaardiging, intrekking of schorsing van die mededelingen of richtsnoeren de volgende voorschriften:

a)

het Lid kan indien nodig risicogebaseerde mededelingen of richtsnoeren uitvaardigen;

b)

het Lid kan de mededelingen of richtsnoeren op dusdanige wijze uitvaardigen dat zij uitsluitend uniforme toepassing vinden op die punten van binnenkomst waar de sanitaire en fytosanitaire omstandigheden die aan de mededeling of het richtsnoer ten grondslag liggen, van kracht zijn;

c)

het Lid trekt de mededeling of het richtsnoer onverwijld in of schorst de mededeling of het richtsnoer onverwijld wanneer de daaraan ten grondslag liggende omstandigheden zich niet langer voordoen, of indien gewijzigde omstandigheden het hoofd kan worden geboden door middel van maatregelen die het handelsverkeer minder sterk belemmeren; en

d)

wanneer het Lid besluit de mededeling of het richtsnoer in te trekken of te schorsen, maakt het, naargelang van het geval, de intrekking of schorsing daarvan onverwijld op niet-discriminerende en gemakkelijk toegankelijke wijze bekend, of stelt het het exporterende Lid of de importeur daarvan in kennis.

2.   Vasthouding

Een Lid stelt de vervoerder of importeur onverwijld in kennis wanneer de ten invoer aangegeven goederen voor inspectiedoeleinden door de douane- of andere bevoegde autoriteiten worden vastgehouden.

3.   Testprocedures

3.1.   Een Lid kan, op verzoek, de mogelijkheid van een tweede test bieden ingeval de eerste test van een monster dat is genomen bij aankomst van de ten invoer aangegeven goederen een negatief resultaat te zien geeft.

3.2.   Een Lid maakt de naam en het adres van alle laboratoria waar de test kan worden uitgevoerd op niet-discriminerende en gemakkelijk toegankelijke wijze bekend dan wel verstrekt deze informatie aan de importeur wanneer deze de mogelijkheid van een tweede test als bedoeld in punt 3.1 wordt geboden.

3.3.   Een Lid houdt rekening met het resultaat van de eventueel op grond van punt 3.1 uitgevoerde tweede test met het oog op de vrijgave en vrijmaking van de goederen, en kan in voorkomend geval de resultaten van deze test aanvaarden.

Artikel 6

Voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer alsmede sancties

1.   Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

1.1.   De bepalingen van lid 1 zijn van toepassing op alle retributies en heffingen, niet zijnde invoer- en uitvoerrechten en belastingen in de zin van artikel III van de GATT 1994, die door de Leden worden opgelegd ter zake van of in verband met de in- of uitvoer van goederen.

1.2.   Informatie over retributies en heffingen wordt bekendgemaakt in overeenstemming met artikel 1. Deze informatie bestrijkt de retributies en heffingen die zullen worden toegepast, de reden voor dergelijke retributies en heffingen, de bevoegde autoriteit alsmede het tijdstip en de wijze van betaling.

1.3.   Er wordt, behoudens in dringende omstandigheden, voorzien in een voldoende lange periode tussen het tijdstip waarop nieuwe of gewijzigde retributies en heffingen worden bekendgemaakt en het tijdstip met ingang waarvan zij van kracht worden. Dergelijke retributies en heffingen worden pas toegepast nadat de informatie daarover is bekendgemaakt.

1.4.   Elk Lid herziet, waar uitvoerbaar, op gezette tijden zijn retributies en heffingen, met het doel om het aantal en de diversiteit daarvan te beperken.

2.   Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer

De retributies en heffingen voor douanebehandeling:

i)

worden beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten ter zake van of in verband met de specifieke invoer- of uitvoertransactie in kwestie; en

ii)

behoeven niet verband te houden met een specifieke invoer- of uitvoertransactie, mits zij worden toegepast voor diensten die nauw verbonden zijn met de douanebehandeling van de goederen.

3.   Voorschriften inzake sancties

3.1.   Voor de toepassing van lid 3 wordt onder „sancties” verstaan die sancties die door de douaneautoriteiten van een Lid worden opgelegd wegens overtreding van de wetten, regelingen of procedurevoorschriften van het Lid op douanegebied.

3.2.   Elk Lid ziet erop toe dat de sancties wegens overtreding van de wetten, regelingen of procedurevoorschriften op douanegebied uitsluitend worden opgelegd aan de persoon/personen die ingevolge zijn wetgeving voor de overtreding verantwoordelijk is/zijn.

3.3.   Welke sanctie wordt opgelegd, hangt af van de feiten en omstandigheden van het geval, en de sanctie is evenredig aan de omvang en de ernst van de overtreding.

3.4.   Elk Lid ziet erop toe dat het maatregelen handhaaft om te vermijden dat:

a)

belangenconflicten ontstaan bij de vaststelling en de invordering van sancties en rechten; en

b)

de vaststelling of invordering wordt gestimuleerd van een sanctie die niet in overeenstemming is met punt 3.3.

3.5.   Elk Lid ziet erop toe dat wanneer een sanctie wordt opgelegd wegens overtreding van de wetten, regelingen of procedurevoorschriften op douanegebied, een schriftelijke toelichting wordt verstrekt aan de persoon/personen aan wie de sanctie wordt opgelegd, met vermelding van de aard van de overtreding en de toepasselijke wet, de toepasselijke regeling of de toepasselijke procedure krachtens welke het bedrag of de duur van de sanctie wegens overtreding is vastgesteld.

3.6.   Wanneer een persoon uit eigen beweging de douaneautoriteiten van een Lid informatie verstrekt over de omstandigheden waaronder een overtreding van de wetten, regelingen of procedurevoorschriften op douanegebied heeft plaatsgevonden vóórdat de overtreding door de douaneautoriteiten wordt ontdekt, wordt het Lid ertoe aangemoedigd, waar passend, dit feit als een mogelijke verzachtende omstandigheid bij de vaststelling van een aan die persoon op te leggen sanctie aan te merken.

3.7.   De bepalingen van dit lid zijn van toepassing op sancties in het transitoverkeer als bedoeld in punt 3.1.

Artikel 7

Vrijgave en vrijmaking van goederen

1.   Verwerking vóór aankomst

1.1.   Elk Lid stelt procedures in, of handhaaft deze, die het mogelijk maken invoerdocumenten en andere vereiste informatie, met inbegrip van ladinglijsten, te verstrekken, teneinde vóór de aankomst van de goederen te beginnen met de verwerking daarvan om de vrijgave van de goederen bij aankomst te bespoedigen.

1.2.   Elk Lid voorziet, waar passend, in voorafgaande indiening van documenten in elektronische vorm met het oog op de verwerking van dergelijke documenten vóór aankomst.

2.   Elektronische betaling

Elk Lid stelt, voor zover uitvoerbaar, procedures in, of handhaaft deze, die elektronische betaling van de door de douaneautoriteiten geïnde rechten, belastingen, retributies en heffingen die bij in- en uitvoer verschuldigd worden, mogelijk maken.

3.   Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

3.1.   Elk Lid stelt procedures in, of handhaaft deze, die het mogelijk maken goederen vóór de definitieve vaststelling van de douanerechten, belastingen, retributies en heffingen vrij te geven, wanneer die vaststelling niet vóór of bij dan wel zo spoedig mogelijk na aankomst geschiedt en mits aan alle overige regelgevingsvereisten is voldaan.

3.2.   Als voorwaarde voor dergelijke vrijgave kan een Lid verlangen dat:

a)

de vóór of bij aankomst van de goederen vastgestelde douanerechten, belastingen, retributies en heffingen zijn betaald en voor alle nog niet vastgestelde douanerechten, belastingen, retributies en heffingen garantie is gesteld in de vorm van een zekerheid, een borgsom of een ander passend instrument waarin zijn wetten en regelingen voorzien; of

b)

garantie is gesteld in de vorm van een zekerheid, een borgsom of een ander passend instrument waarin zijn wetten en regelingen voorzien.

3.3.   Een dergelijke garantie mag niet uitgaan boven het bedrag dat het Lid verlangt ter verzekering van de betaling van de douanerechten, belastingen, retributies en heffingen die uiteindelijk worden verschuldigd voor de goederen waarvoor garantie is gesteld.

3.4.   In gevallen waarin een overtreding is vastgesteld ter zake waarvan een financiële sanctie of een boete kan worden opgelegd, kan worden verlangd dat garantie wordt gesteld voor de sanctie of boete die kan worden opgelegd.

3.5.   De garantie als bedoeld in de punten 3.2 en 3.4 wordt vrijgemaakt wanneer die niet langer verlangd wordt.

3.6.   Niets in deze bepalingen doet afbreuk aan het recht van een Lid om de goederen te onderzoeken, vast te houden, in beslag te nemen of verbeurd te verklaren dan wel de goederen te behandelen op een wijze die niet anderszins in strijd is met de rechten en verplichtingen van het Lid in het kader van de WTO.

4.   Risicobeheer

4.1.   Elk Lid zet, voor zover mogelijk, een risicobeheersysteem voor douanecontrole op of handhaaft dit.

4.2.   Elk Lid ontwerpt en past het risicobeheer toe op zodanige wijze dat willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte beperking van de internationale handel wordt vermeden.

4.3.   Elk Lid spits de douanecontrole en, voor zover mogelijk, andere relevante grenscontroles toe op hoogrisicozendingen en zorgt ervoor dat laagrisicozendingen snel worden vrijgegeven. Een Lid kan als onderdeel van zijn risicobeheer ook op willekeurige basis zendingen voor dergelijke controles selecteren.

4.4.   Elk Lid baseert zijn risicobeheer op een beoordeling van de risico's aan de hand van passende selectiviteitscriteria. Dergelijke selectiviteitscriteria zijn onder meer de code van het Geharmoniseerd Systeem, de aard en beschrijving van de goederen, het land van oorsprong, het land waar de goederen zijn verzonden, de waarde van de goederen, de staat van dienst van de handelaren op het gebied van het naleven van de voorschriften en het type vervoermiddel.

5.   Controle na douaneafhandeling

5.1.   Ter bespoediging van de vrijgave van de goederen voorziet elk Lid in een controle na douaneafhandeling, of handhaaft deze, teneinde de naleving van de douane- en andere daarmee verband houdende wetten en regelingen te verzekeren.

5.2.   Elk Lid selecteert een persoon of een zending voor de controle na douaneafhandeling op risicogebaseerde wijze, waarbij ook gebruik kan worden gemaakt van passende selectiviteitscriteria. Elk Lid voert de controles na douaneafhandeling op transparante wijze uit. Wanneer de persoon bij het controleproces betrokken is en de controle uitsluitsel heeft gegeven, stelt het Lid de persoon wiens administratie het voorwerp van de controle is, onverwijld in kennis van de resultaten, zijn rechten en plichten alsmede de redenen voor de resultaten.

5.3.   De bij de controle na douaneafhandeling verkregen informatie kan worden gebruikt in verdere administratieve of gerechtelijke procedures.

5.4.   De Leden gebruiken, voor zover praktisch uitvoerbaar, het resultaat van de controle na douaneafhandeling bij de toepassing van het risicobeheer.

6.   Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen

6.1.   De Leden worden ertoe aangemoedigd hun gemiddelde vrijgavetermijn voor goederen op gezette tijden en op consistente wijze te meten en bekend te maken, met gebruikmaking van instrumenten zoals onder meer de Time Release Study van de Werelddouaneorganisatie (in deze overeenkomst „WDO” genoemd) (6).

6.2.   De Leden worden ertoe aangemoedigd het comité in kennis te stellen van hun ervaringen met het meten van de gemiddelde vrijgavetermijnen, met inbegrip van de gehanteerde methoden, de vastgestelde knelpunten en mogelijke daaruit voortvloeiende gevolgen voor de doeltreffendheid.

7.   Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeelnemers

7.1.   Elk Lid voorziet ten behoeve van marktdeelnemers die aan nader bepaalde criteria voldoen, hierna erkende marktdeelnemers genoemd, in aanvullende handelsfacilitatiemaatregelen in verband met de invoer-, uitvoer- of doorvoerformaliteiten en -procedures als bedoeld in punt 7.3. De Leden kunnen er ook voor kiezen dergelijke handelsfacilitatiemaatregelen door middel van voor alle marktdeelnemers algemeen beschikbare douaneprocedures aan te bieden, zonder dat zij daarvoor een afzonderlijke regeling in het leven moeten roepen.

7.2.   De nader bepaalde criteria om als erkende marktdeelnemer te worden aangemerkt, moeten verband houden met de naleving, of het risico van niet-naleving, van de in de wetten, regelingen of procedures van een Lid gespecificeerde voorschriften.

a)

Dergelijke criteria, die moeten worden bekendgemaakt, zijn onder meer:

i)

een passende staat van dienst op het gebied van het naleven van de douane- en andere daarmee verband houdende wetten en regelingen;

ii)

een systeem voor het bijhouden van de administratie dat de nodige interne controles mogelijk maakt;

iii)

financiële solvabiliteit, met inbegrip van, waar van toepassing, het stellen van voldoende zekerheid of garantie; en

iv)

beveiliging van de toeleveringsketen.

b)

Dergelijke criteria mogen:

i)

niet zodanig worden ontworpen of toegepast dat zij in gelijke omstandigheden willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen marktdeelnemers in de hand werken of meebrengen; en

ii)

voor zover mogelijk, de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen niet beperken.

7.3.   De handelsfacilitatiemaatregelen waarin wordt voorzien ingevolge het bepaalde in punt 7.1, moeten ten minste drie van de volgende maatregelen omvatten (7):

a)

lage eisen aan documenten en gegevens, naargelang van het geval;

b)

laag percentage fysieke controles en onderzoeken, naargelang van het geval;

c)

korte vrijgavetermijn, naargelang van het geval;

d)

uitgestelde betaling van rechten, belastingen, retributies en heffingen;

e)

gebruikmaking van doorlopende garanties of garanties met korte looptijd;

f)

één enkele douaneaangifte voor alle in- en uitvoer in een bepaalde periode; en

g)

vrijmaking van de goederen in de bedrijfsruimten van de erkende marktdeelnemer of op enige andere door de douane goedgekeurde plaats.

7.4.   De Leden worden ertoe aangemoedigd regelingen voor erkende marktdeelnemers op te zetten op basis van internationale normen, indien dergelijke normen bestaan, tenzij die normen niet passend of doeltreffend voor het bereiken van de nagestreefde legitieme doelstellingen zijn.

7.5.   Ter versterking van de handelsfacilitatiemaatregelen waarin ten behoeve van de marktdeelnemers wordt voorzien, stellen de Leden andere Leden in de gelegenheid te onderhandelen over wederzijdse erkenning van de regelingen voor erkende marktdeelnemers.

7.6.   De Leden wisselen binnen het comité relevante informatie uit over de geldende regelingen voor erkende marktdeelnemers.

8.   Versnelde zendingen

8.1.   Elk Lid stelt procedures in, of handhaaft deze, die het mogelijk maken ten minste die goederen die via luchtvrachtfaciliteiten zijn binnengekomen versneld vrij te geven ten behoeve van de personen die om een dergelijke behandeling verzoeken, met behoud van de douanecontroles (8). Indien een Lid criteria (9) hanteert op grond waarvan de categorieën marktdeelnemers die om deze behandeling kunnen verzoeken, worden beperkt, kan het Lid door middel van bekendgemaakte criteria verlangen dat de aanvrager enkel in aanmerking komt voor toepassing van de in punt 8.2 beschreven behandeling op zijn versnelde zendingen als:

a)

hij toereikende infrastructuur biedt en instaat voor de betaling van de douanekosten in verband met de verwerking van versnelde zendingen, in de gevallen waarin de aanvrager voldoet aan de voorschriften van het Lid inzake het uitvoeren van een dergelijke verwerking in een specifieke faciliteit;

b)

hij vóór de aankomst van een versnelde zending de voor de vrijgave benodigde informatie indient;

c)

hem retributies worden opgelegd waarvan het bedrag is beperkt tot, bij benadering, de kosten van de diensten die worden verleend bij het toekennen van de in punt 8.2 beschreven behandeling;

d)

hij een hoge mate van controle op de versnelde zendingen blijft uitoefenen door gebruikmaking van technologie op het gebied van interne beveiliging, interne logistiek en het intern traceren van de zendingen vanaf de ophaling tot de aflevering;

e)

hij voorziet in versnelde verzending vanaf de ophaling tot de aflevering;

f)

hij de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de betaling aan de douaneautoriteiten van alle douanerechten, belastingen, retributies en heffingen met betrekking tot de goederen;

g)

hij een goede staat van dienst heeft op het gebied van het naleven van de douane- en andere daarmee verband houdende wetten en regelingen;

h)

hij voldoet aan de overige voorwaarden die rechtstreeks verband houden met de doeltreffende handhaving van de wetten, regelingen en procedurevoorschriften van het Lid die specifiek betrekking hebben op het toekennen van de in punt 8.2 beschreven behandeling.

8.2.   Behoudens het bepaalde in de punten 8.1 en 8.3:

a)

houden de Leden in overeenstemming met artikel 10, lid 1, de voor de vrijgave van versnelde zendingen vereiste documenten zo beperkt mogelijk, en voorzien zij, voor zover mogelijk, in de vrijgave op basis van gegevens over bepaalde zendingen die slechts één keer behoeven te worden ingediend;

b)

bepalen de Leden dat versnelde zendingen onder normale omstandigheden zo spoedig mogelijk na aankomst worden vrijgegeven, op voorwaarde dat de voor de vrijgave benodigde gegevens zijn ingediend;

c)

streven de Leden ernaar de behandeling als bedoeld onder a) en b) toe te passen op zendingen met welk gewicht of van welke waarde dan ook, waarbij zij erkennen dat het een Lid is toegestaan aanvullende procedures bij binnenbrengen voor te schrijven, waaronder aangiften en bewijsstukken daarvan alsmede de betaling van rechten en belastingen, en beperkingen te stellen aan deze op het soort goed gebaseerde behandeling, op voorwaarde dat de behandeling niet beperkt is tot goederen met een geringe waarde zoals documenten; en

d)

voorzien de Leden, voor zover mogelijk, in een drempelwaarde voor zendingen of een belastbaar minimumbedrag waarbij geen douanerechten en belastingen worden geheven, behalve voor bepaalde voorgeschreven goederen. Dit geldt niet voor binnenlandse belastingen, zoals belastingen op de toegevoegde waarde en accijnzen, die in overeenstemming met artikel III van de GATT 1994 op de invoer worden geheven.

8.3.   Niets in het bepaalde in de punten 8.1 en 8.2 doet afbreuk aan het recht van een Lid om de goederen te onderzoeken, vast te houden, in beslag te nemen, verbeurd te verklaren of de binnenkomst daarvan te weigeren, dan wel om controles na douaneafhandeling uit te voeren, ook in verband met het gebruik van risicobeheersystemen. Voorts belet niets in het bepaalde in de punten 8.1 en 8.2 een Lid om als voorwaarde voor de vrijgave te verlangen dat aanvullende gegevens worden ingediend en aan niet-automatische vergunningsvereisten wordt voldaan.

9.   Aan bederf onderhevige goederen (10)

9.1.   Ter voorkoming van het vermijdbare verlies of de vermijdbare kwaliteitsvermindering van aan bederf onderhevige goederen, en op voorwaarde dat aan alle regelgevingsvereisten is voldaan, voorziet elk Lid in de vrijgave van aan bederf onderhevige goederen:

a)

in normale omstandigheden, op een zo kort mogelijke termijn; en

b)

in uitzonderlijke omstandigheden waarin dat gepast is, buiten de kantooruren van de douane- en andere relevante autoriteiten.

9.2.   Elk Lid kent bij het vaststellen van het tijdschema voor eventueel vereiste onderzoeken passende prioriteit toe aan aan bederf onderhevige goederen.

9.3.   Elk Lid treft voorzieningen of staat een importeur toe voorzieningen te treffen voor de juiste opslag van aan bederf onderhevige goederen tot de vrijgave daarvan. Het Lid kan verlangen dat alle door de importeur geregelde opslagfaciliteiten door zijn relevante autoriteiten zijn goedgekeurd of aangewezen. Het verplaatsen van de goederen naar die opslagfaciliteiten, daaronder begrepen de machtigingen voor de marktdeelnemer die de goederen verplaatst, kan zo nodig afhankelijk worden gesteld van de goedkeuring door de relevante autoriteiten. Het Lid voorziet, waar uitvoerbaar en in overeenstemming met de nationale wetgeving, op verzoek van de importeur in de nodige procedures voor de vrijgave in die opslaginstallaties.

9.4.   In geval van aanzienlijke vertraging bij de vrijgave van aan bederf onderhevige goederen, en op schriftelijk verzoek, deelt het importerende Lid, voor zover uitvoerbaar, de redenen voor de vertraging mede.

Artikel 8

Samenwerking tussen grensagentschappen

1.   Elk Lid ziet erop toe dat zijn autoriteiten en agentschappen die belast zijn met de grenscontroles en de procedures voor invoer, uitvoer en doorvoer van goederen met elkaar samenwerken en hun activiteiten coördineren teneinde de handel te vergemakkelijken.

2.   Elk Lid werkt, voor zover mogelijk en uitvoerbaar, op grond van onderling overeengekomen voorwaarden samen met andere Leden waarmee het een gemeenschappelijke grens deelt, met het oog op de coördinatie van de procedures aan de grensovergangen teneinde de grensoverschrijdende handel te vergemakkelijken. Die samenwerking en coördinatie kunnen onder meer omvatten:

a)

de onderlinge afstemming van werkdagen en werktijden;

b)

de onderlinge afstemming van procedures en formaliteiten;

c)

het opzetten en delen van gemeenschappelijke faciliteiten;

d)

gezamenlijke controles;

e)

de invoering van een one-stop-controle aan grensposten.

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Elk Lid staat, voor zover uitvoerbaar en op voorwaarde dat aan alle regelgevingsvereisten wordt voldaan, toe dat voor invoer bestemde goederen op zijn grondgebied onder douanetoezicht worden verplaatst van een douanekantoor van binnenkomst naar een ander douanekantoor op zijn grondgebied waar de goederen worden vrijgegeven of vrijgemaakt.

Artikel 10

Formaliteiten in verband met invoer, uitvoer en doorvoer

1.   Formaliteiten en documentatievereisten

1.1.   Om de omvang en de ingewikkeldheid van de invoer-, uitvoer- en doorvoerformaliteiten te beperken en de documentatievereisten bij invoer, uitvoer en doorvoer te verlichten en te vereenvoudigen, en rekening houdend met legitieme beleidsdoelstellingen en andere factoren zoals gewijzigde omstandigheden, relevante nieuwe informatie, zakelijke praktijken, beschikbaarheid van technieken en technologie, internationale beste praktijken en input van belanghebbenden, evalueert elk Lid deze formaliteiten en documentatievereisten, en ziet het er, op basis van de resultaten van de evaluatie, in voorkomend geval op toe dat dergelijke formaliteiten en documentatievereisten:

a)

worden vastgesteld en/of toegepast met het oog op een snelle vrijgave en vrijmaking van goederen, met name van aan bederf onderhevige goederen;

b)

zodanig worden vastgesteld en/of toegepast dat de voor het naleven van de voorschriften benodigde tijd en de daarmee verbonden kosten voor handelaren en marktdeelnemers worden verminderd;

c)

de minst handelsbeperkende maatregel zijn die wordt gekozen wanneer twee of meer alternatieve maatregelen redelijkerwijs beschikbaar zijn om aan de betrokken beleidsdoelstelling(en) te voldoen; en

d)

niet worden gehandhaafd wanneer zij niet langer nodig zijn, ook wat onderdelen daarvan betreft.

1.2.   Het comité stelt procedures op voor de uitwisseling door de Leden van relevante informatie en beste praktijken, naargelang van het geval.

2.   Aanvaarding van afschriften

2.1.   Elk Lid streeft er, waar passend, naar papieren of elektronische afschriften te aanvaarden van de bewijsstukken die vereist zijn voor de invoer-, uitvoer- of doorvoerformaliteiten.

2.2.   Wanneer een overheidsorgaan van een Lid reeds in het bezit is van het origineel van een dergelijk document, aanvaardt elk ander overheidsorgaan van dat Lid in voorkomend geval in plaats van het originele document een papieren of elektronisch afschrift dat wordt afgegeven door het overheidsorgaan dat in het bezit is van het origineel.

2.3.   Een Lid mag als voorwaarde voor de invoer niet verlangen dat het origineel of een afschrift van de bij de douaneautoriteiten van het uitvoerende Lid ingediende aangiften ten uitvoer wordt overgelegd (11).

3.   Gebruik van internationale normen

3.1.   De Leden worden ertoe aangemoedigd gebruik te maken van de toepasselijke internationale normen of onderdelen daarvan als grondslag voor hun invoer-, uitvoer- of doorvoerformaliteiten en -procedures, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald.

3.2.   De Leden worden ertoe aangemoedigd, binnen de grenzen van hun middelen, deel te nemen aan de opstelling en periodieke herziening door de bevoegde internationale organisaties van de toepasselijke internationale normen.

3.3.   Het comité stelt, waar passend, procedures op voor de uitwisseling door de Leden van relevante informatie en beste praktijken inzake de toepassing van internationale normen. Het comité kan ook de bevoegde internationale organisaties uitnodigen om van gedachten te wisselen over hun werkzaamheden met betrekking tot internationale normen. Zo nodig kan het comité specifieke normen aanwijzen die voor de Leden van bijzonder belang zijn.

4.   Éénloketsysteem

4.1.   De Leden streven ernaar één loket op te zetten of te handhaven, waardoor het de handelaren mogelijk is de voor de invoer, uitvoer of doorvoer van goederen vereiste documenten en/of gegevens via één toegangspunt bij de deelnemende autoriteiten of organen in te dienen. Nadat de documenten en/of gegevens door de deelnemende autoriteiten of organen zijn onderzocht, worden de resultaten daarvan via het éénloketsysteem tijdig aan de aanvragers meegedeeld.

4.2.   Wanneer de vereiste documenten en/of gegevens reeds via het éénloketsysteem zijn ontvangen, mogen deze door de deelnemende autoriteiten of organen niet opnieuw worden verlangd, behoudens in dringende omstandigheden en andere specifieke uitzonderingsgevallen die worden bekendgemaakt.

4.3.   De Leden stellen het comité in kennis van de bijzonderheden van de werking van het éénloketsysteem.

4.4.   De Leden maken, voor zover mogelijk en uitvoerbaar, gebruik van de informatietechnologie ter ondersteuning van het éénloketsysteem.

5.   Inspectie vóór verzending

5.1.   De Leden mogen niet verlangen dat inspecties vóór verzending worden uitgevoerd met betrekking tot de tariefindeling en de vaststelling van de douanewaarde.

5.2.   Onverminderd de rechten van de Leden om gebruik te maken van andere soorten inspecties vóór verzending die niet onder punt 5.1 vallen, worden zij ertoe aangemoedigd geen nieuwe voorschriften met betrekking tot de gebruikmaking van dergelijke inspecties in te voeren of toe te passen (12).

6.   Inschakeling van douane-expediteurs

6.1.   Onverminderd de belangrijke beleidsoverwegingen van bepaalde Leden die momenteel een bijzondere rol voor douane-expediteurs handhaven, mogen de Leden met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst de inschakeling van douane-expediteurs niet verplicht stellen.

6.2.   Elk Lid stelt het comité in kennis van zijn maatregelen betreffende de inschakeling van douane-expediteurs en maakt deze bekend. Alle latere wijzigingen daarvan worden onverwijld ter kennis gebracht en bekendgemaakt.

6.3.   De Leden passen met betrekking tot het verlenen van licenties aan douane-expediteurs transparante en objectieve voorschriften toe.

7.   Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

7.1.   Elk Lid past, behoudens het bepaalde in punt 7.2, op zijn gehele grondgebied gemeenschappelijke douaneprocedures en uniforme documentatievereisten voor de vrijgave en vrijmaking van goederen toe.

7.2.   Niets in dit artikel belet een Lid:

a)

zijn procedures en documentatievereisten te differentiëren naargelang de aard van en het soort goederen of het respectieve vervoermiddel;

b)

zijn procedures en documentatievereisten voor goederen te differentiëren op basis van risicobeheer;

c)

zijn procedures en documentatievereisten te differentiëren met het oog op volledige of gedeeltelijke vrijstelling van rechten of belastingen bij invoer;

d)

gebruik te maken van indiening of verwerking langs elektronische weg; of

e)

zijn procedures en documentatievereisten te differentiëren op een manier die in overeenstemming is met de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen.

8.   Geweigerde goederen

8.1.   Indien voor invoer aangeboden goederen door de bevoegde autoriteit van een Lid worden geweigerd op grond dat zij niet voldoen aan de voorgeschreven sanitaire of fytosanitaire regelingen of technische regelingen, staat het Lid, met inachtneming van en in overeenstemming met zijn wetten en regelingen, de importeur toe de geweigerde goederen opnieuw te verzenden of terug te zenden naar de exporteur of een andere door de exporteur aangewezen persoon.

8.2.   Wanneer de in punt 8.1 bedoelde mogelijkheid wordt geboden en de importeur verzuimt daarvan binnen een redelijke termijn gebruik te maken, kan de bevoegde autoriteit andere maatregelen voor de omgang met dergelijke niet-conforme goederen vaststellen.

9.   Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

9.1.   Tijdelijke invoer van goederen

Elk Lid staat overeenkomstig zijn wetten en regelingen toe dat goederen met, gehele of gedeeltelijke, voorwaardelijke vrijstelling van rechten en belastingen bij invoer tot zijn douanegebied worden toegelaten, indien deze goederen voor een bepaald doel tot zijn douanegebied worden toegelaten, zijn bestemd voor wederuitvoer binnen een vastgestelde termijn en geen verandering hebben ondergaan, met uitzondering van de normale waardevermindering en slijtage door gebruik.

9.2.   Actieve en passieve veredeling

a)

Elk Lid staat overeenkomstig zijn wetten en regelingen actieve en passieve veredeling van goederen toe. Goederen waarvan passieve veredeling wordt toegestaan, kunnen worden heringevoerd met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten en belastingen bij invoer overeenkomstig de wetten en regelingen van het Lid.

b)

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „actieve veredeling” verstaan: de douaneregeling krachtens welke bepaalde goederen met, gehele of gedeeltelijke, voorwaardelijke vrijstelling van rechten en belastingen bij invoer tot het douanegebied van een Lid kunnen worden toegelaten of in aanmerking kunnen komen voor de teruggave van rechten, op grond dat deze goederen bestemd zijn voor verwerking, bewerking of herstelling en daaropvolgende uitvoer.

c)

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „passieve veredeling” verstaan: de douaneregeling krachtens welke goederen die zich in het vrije verkeer in het douanegebied van een Lid bevinden, tijdelijk mogen worden uitgevoerd teneinde in het buitenland een verwerking, bewerking of herstelling te ondergaan om vervolgens te worden heringevoerd.

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer

1.   De door een Lid voorgeschreven regelingen of formaliteiten in verband met het transitoverkeer:

a)

worden niet gehandhaafd wanneer de omstandigheden op grond waarvan of de doelstellingen met het oog waarop zij zijn vastgesteld niet langer aanwezig zijn of wanneer de door de gewijzigde omstandigheden of doelstellingen ontstane problemen kunnen worden opgelost door middel van redelijkerwijs beschikbare maatregelen die het handelsverkeer minder sterk belemmeren;

b)

worden niet zodanig toegepast dat zij een verkapte beperking van het transitoverkeer vormen.

2.   Het transitoverkeer mag niet afhankelijk worden gesteld van de inning van retributies of heffingen in verband met de doorvoer, met uitzondering van vervoerskosten of andere kosten die evenredig zijn aan de administratieve uitgaven verband houdende met de doorvoer of aan de waarde van de verleende diensten.

3.   De Leden mogen geen vrijwillige beperkingen of andere soortgelijke maatregelen met betrekking tot het transitoverkeer nastreven, nemen of handhaven. Dit laat bestaande en toekomstige nationale voorschriften en bilaterale of multilaterale overeenkomsten met betrekking tot de regeling van het vervoer die in overeenstemming zijn met de WTO-regels, onverlet.

4.   Elk Lid behandelt de producten die door het grondgebied van een ander Lid worden vervoerd niet minder gunstig dan wanneer zij van hun plaats van oorsprong naar hun plaats van bestemming zouden worden vervoerd zonder doorvoer door het grondgebied van dat andere Lid.

5.   De Leden worden ertoe aangemoedigd, waar uitvoerbaar, fysiek gescheiden infrastructuur (zoals rijstroken, aanlegplaatsen en dergelijke) voor het transitoverkeer beschikbaar te stellen.

6.   De formaliteiten, documentatievereisten en douanecontroles in verband met het transitoverkeer mogen niet belastender zijn dan nodig is om:

a)

de goederen te kunnen identificeren; en

b)

de nakoming van de doorvoervoorschriften te verzekeren.

7.   Zodra de goederen onder een regeling douanevervoer zijn geplaatst en toestemming is verleend om de goederen vanuit de plaats van oorsprong op het grondgebied van een Lid te verzenden, worden hierover geen douanerechten geheven en zijn zij niet aan onnodige vertraging of beperking onderhevig totdat de doorvoer op de plaats van bestemming op het grondgebied van het Lid is afgesloten.

8.   De Leden passen op goederen in doorvoer geen technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures in de zin van de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen toe.

9.   De Leden bieden de mogelijkheid van en treffen voorzieningen voor de voorafgaande indiening en verwerking van documenten en gegevens inzake doorvoer, dat wil zeggen vóór de aankomst van de goederen.

10.   Zodra het transitoverkeer het douanekantoor bereikt waar het het grondgebied van een Lid verlaat, beëindigt dit kantoor onverwijld de doorvoer wanneer aan de doorvoervoorschriften is voldaan.

11.   Wanneer een Lid voor het transitoverkeer een garantie in de vorm van een zekerheid, een borgsom of een ander passend monetair of niet-monetair (13) instrument verlangt, heeft die garantie enkel tot doel te verzekeren dat wordt voldaan aan de uit dat transitoverkeer voortvloeiende vereisten.

12.   Zodra het Lid heeft vastgesteld dat aan zijn doorvoervoorschriften is voldaan, wordt de garantie onverwijld vrijgemaakt.

13.   Elk lid staat, op een wijze die in overeenstemming is met zijn wetten en regelingen, toe dat doorlopende garanties worden afgegeven die meerdere transacties voor een en dezelfde marktdeelnemer afdekken dan wel dat de garanties zonder vrijmaking voor latere zendingen worden vernieuwd.

14.   Elk Lid maakt de relevante informatie openbaar die het gebruikt om de garantie, met inbegrip van de garantie voor één enkele transactie en, in voorkomend geval, de garantie voor meerdere transacties, vast te stellen.

15.   Elk Lid kan uitsluitend in geval van hoge risico's of wanneer de naleving van de wetten en regelingen op douanegebied niet door middel van garanties kan worden verzekerd, verlangen dat voor het transitoverkeer gebruik wordt gemaakt van douanekonvooien of douanebegeleiding. De algemene voorschriften die van toepassing zijn op douanekonvooien of douanebegeleiding, worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 1.

16.   De Leden streven ernaar samen te werken en hun activiteiten te coördineren met het oog op het versterken van de vrijheid van doorvoer. Deze samenwerking en coördinatie omvatten, maar zijn niet beperkt tot, overeenstemming over:

a)

de heffingen;

b)

de formaliteiten en wettelijke vereisten; en

c)

de praktische werking van de regelingen voor douanevervoer.

17.   Elk Lid streeft ernaar een nationale douanevervoercoördinator aan te wijzen aan wie alle verzoeken om inlichtingen en voorstellen van andere Leden in verband met de goede werking van het douanevervoer kunnen worden gericht.

Artikel 12

Douanesamenwerking

1.   Maatregelen ter bevordering van naleving van voorschriften en van samenwerking

1.1.   De Leden komen overeen dat het van belang is ervoor te zorgen dat de handelaren op de hoogte zijn van hun nalevingsverplichtingen, dat vrijwillige naleving wordt aangemoedigd om de importeurs, in de passende omstandigheden, in staat te stellen zichzelf te corrigeren zonder dat sancties worden opgelegd, en dat nalevingsmaatregelen worden toegepast teneinde strengere maatregelen te kunnen treffen ten aanzien van handelaren die zich niet aan de voorschriften houden (14).

1.2.   De Leden worden ertoe aangemoedigd informatie uit te wisselen over beste praktijken op het gebied van het beheer van de naleving van de douanevoorschriften, ook via het comité. De Leden worden ertoe aangemoedigd samen te werken op het gebied van technische richtsnoeren of bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw ten behoeve van de toepassing van de nalevingsmaatregelen en de verbetering van de doeltreffendheid daarvan.

2.   Uitwisseling van informatie

2.1.   De Leden wisselen, op verzoek en met inachtneming van de bepalingen van dit artikel, de informatie als bedoeld in punt 6.1, onder b) en/of c), uit met het oog op de verificatie van een invoer- of uitvoeraangifte in specifieke gevallen waarin gegronde redenen bestaan om te twijfelen aan de juistheid of de echtheid van de aangifte.

2.2.   Elk Lid stelt het comité in kennis van de gegevens van zijn contactpunt voor de uitwisseling van deze informatie.

3.   Verificatie

Een Lid dient enkel een verzoek om informatie in nadat het toereikende procedures voor de verificatie van een invoer- of uitvoeraangifte heeft uitgevoerd en de beschikbare ter zake dienende documentatie heeft ingezien.

4.   Verzoek

4.1.   Het verzoekende Lid legt het aangezochte Lid een schriftelijk verzoek voor, op papier of in elektronische vorm, in een onderling overeengekomen officiële taal van de WTO of een andere onderling overeengekomen taal, met vermelding van:

a)

de aangelegenheid in kwestie, met inbegrip van, waar passend en beschikbaar, het identificatienummer van de uitvoeraangifte die overeenstemt met de invoeraangifte in kwestie;

b)

het doel waarvoor het verzoekende Lid om de informatie of de documenten verzoekt, samen met de namen en contactgegevens van de personen op wie het verzoek betrekking heeft, indien bekend;

c)

indien vereist door het aangezochte Lid, de bevestiging (15) van de verificatie, waar passend;

d)

de specifieke informatie of documenten waarom wordt verzocht;

e)

het kantoor waarvan het verzoek afkomstig is;

f)

een verwijzing naar de voorschriften van het nationale recht en rechtsstelsel van het verzoekende Lid inzake de verzameling, de bescherming, het gebruik, de vrijgave, de bewaring en de verwijdering van vertrouwelijke informatie en persoonsgegevens.

4.2.   Indien het verzoekende Lid niet in staat is te voldoen aan een of meer van de in punt 4.1 vastgestelde vereisten, vermeldt het dit in zijn verzoek.

5.   Bescherming en vertrouwelijkheid

5.1.   Onverminderd het bepaalde in punt 5.2:

a)

behandelt het verzoekende Lid alle door het aangezochte Lid verstrekte informatie of documenten strikt vertrouwelijk en kent het daaraan ten minste hetzelfde niveau van bescherming en vertrouwelijkheid toe als wordt geboden op grond van het nationale recht en rechtsstelsel van het aangezochte Lid, zoals door dit Lid beschreven overeenkomstig het bepaalde in punt 6.1, onder b) of c);

b)

verstrekt het verzoekende Lid de informatie of documenten uitsluitend aan de douaneautoriteiten die belast zijn met de aangelegenheid in kwestie en gebruikt het de informatie of documenten uitsluitend voor het in het verzoek vermelde doel, tenzij schriftelijk anders overeengekomen met het aangezochte Lid;

c)

maakt het verzoekende Lid de informatie of documenten niet openbaar zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van het aangezochte Lid;

d)

maakt het verzoekende Lid geen gebruik van niet-geverifieerde informatie of documenten van het aangezochte Lid als doorslaggevende factor voor het wegnemen van de twijfel in bepaalde omstandigheden;

e)

voldoet het verzoekende Lid aan alle gevalsgebonden voorwaarden die het aangezochte Lid heeft gesteld met betrekking tot de bewaring en verwijdering van vertrouwelijke informatie of documenten en persoonsgegevens; en

f)

informeert het verzoekende Lid, op verzoek, het aangezochte Lid over alle besluiten en maatregelen die inzake de aangelegenheid zijn genomen op basis van de verstrekte informatie of documenten.

5.2.   Een verzoekend Lid kan op grond van zijn nationale recht en rechtsstelsel niet in staat zijn te voldoen aan een of meer van de in punt 5.1 vastgestelde vereisten. Indien dat het geval is, vermeldt het verzoekende Lid dit in zijn verzoek.

5.3.   Het aangezochte Lid behandelt alle uit hoofde van lid 4 ontvangen verzoeken en verificatie-informatie met ten minste hetzelfde niveau van bescherming en vertrouwelijkheid als het zijn eigen vergelijkbare informatie biedt.

6.   Informatieverstrekking

6.1.   Onverminderd het bepaalde in dit artikel:

a)

geeft het aangezochte Lid onverwijld schriftelijk antwoord, op papier of in elektronische vorm;

b)

verstrekt het aangezochte Lid onverwijld de specifieke informatie zoals bedoeld in de invoer- of uitvoeraangifte, of de aangifte, voor zover beschikbaar, samen met een beschrijving van het van het verzoekende Lid vereiste niveau van bescherming en vertrouwelijkheid;

c)

verstrekt het aangezochte Lid, op verzoek, onverwijld de specifieke informatie zoals bedoeld in de volgende documenten, of de documenten, die zijn ingediend ter ondersteuning van de invoer- of uitvoeraangifte, voor zover beschikbaar: handelsfactuur, paklijst, certificaat van oorsprong en vrachtbrief, in de vorm waarin zij zijn ingediend, op papier of in elektronische vorm, samen met een beschrijving van het van het verzoekende Lid vereiste niveau van bescherming en vertrouwelijkheid;

d)

bevestigt het aangezochte Lid onverwijld dat de verstrekte documenten gelijkluidende afschriften zijn;

e)

verstrekt het aangezochte Lid de informatie of antwoordt het anderszins op het verzoek, voor zover mogelijk, binnen 90 dagen na de datum van het verzoek.

6.2.   Het aangezochte Lid kan op grond van zijn nationale recht en rechtsstelsel verlangen dat vooraleer de informatie wordt verstrekt, wordt verzekerd dat de specifieke informatie zonder zijn uitdrukkelijke schriftelijke toestemming niet als bewijsmateriaal in strafrechtelijke onderzoeken of ten behoeve van gerechtelijke procedures of andere procedures dan douaneprocedures zal worden gebruikt. Indien het verzoekende Lid niet in staat is aan dit vereiste te voldoen, dient het dit mee te delen aan het aangezochte Lid.

7.   Uitstel van antwoord of weigering op verzoek te antwoorden

7.1.   Een aangezocht Lid kan zijn antwoord op een verzoek om informatieverstrekking of een deel daarvan uitstellen of kan weigeren op een dergelijk verzoek of een deel daarvan te antwoorden, en informeert het verzoekende Lid over de redenen daarvoor, wanneer:

a)

het antwoord in strijd zou zijn met het algemeen belang, zoals neergelegd in het nationale recht en rechtsstelsel van het aangezochte Lid;

b)

zijn nationale recht en rechtsstelsel beletten dat de informatie wordt bekendgemaakt. In dat geval verstrekt het het verzoekende Lid een afschrift van de relevante specifieke referentie;

c)

de verstrekking van de informatie de handhaving van de wetten zou belemmeren of anderszins een lopend administratief of gerechtelijk onderzoek, een lopende strafvervolging of een lopende procedure zou verstoren;

d)

de toestemming van de importeur of de exporteur vereist is op grond van de voorschriften van zijn nationale recht en rechtsstelsel inzake de verzameling, de bescherming, het gebruik, de vrijgave, de bewaring en de verwijdering van vertrouwelijke informatie en persoonsgegevens, en die toestemming niet wordt gegeven; of

e)

het verzoek om informatie is ontvangen na het verstrijken van de termijn gedurende welke het aangezochte Lid wettelijk verplicht is documenten te bewaren.

7.2.   In de omstandigheden als bedoeld in de punten 4.2, 5.2 of 6.2 staat de uitvoering van een dergelijk verzoek ter beoordeling van het aangezochte Lid.

8.   Wederkerigheid

Indien het verzoekende Lid van mening is dat het niet in staat zou zijn te voldoen aan een soortgelijk verzoek van het aangezochte Lid, of indien het dit artikel nog niet ten uitvoer heeft gelegd, maakt het daarvan melding in zijn verzoek. De uitvoering van een dergelijk verzoek staat ter beoordeling van het aangezochte Lid.

9.   Administratieve lasten

9.1.   Het verzoekende Lid houdt rekening met de gevolgen qua middelen en kosten die voor het aangezochte Lid voortvloeien uit de beantwoording van verzoeken om informatie. Het verzoekende Lid gaat na of het financiële belang dat het heeft bij het indienen van zijn verzoek in verhouding staat tot de inspanningen die het aangezochte Lid moet leveren om de informatie te verstrekken.

9.2.   Indien een aangezocht Lid een onwerkbaar aantal verzoeken om informatie of een verzoek om informatie van onwerkbare omvang ontvangt van een of meer verzoekende Leden en niet in staat is die verzoeken binnen een redelijke termijn te beantwoorden, kan het een of meer van de verzoekende Leden verzoeken een volgorde van prioriteiten aan te geven teneinde overeenstemming te bereiken over een werkbaar aantal verzoeken of een werkbare omvang, gelet op de aan zijn middelen gestelde beperkingen. Wordt geen overeenstemming over een gemeenschappelijke aanpak bereikt, dan staat de uitvoering van dergelijke verzoeken ter beoordeling van het aangezochte Lid op basis van de volgorde van prioriteiten die het zelf heeft vastgesteld.

10.   Beperkingen

Een aangezocht Lid is niet verplicht:

a)

het formaat van zijn invoer- of uitvoeraangiften of -procedures te wijzigen;

b)

andere documenten te verlangen dan die welke tezamen met de invoer- of uitvoeraangifte zijn ingediend, als bedoeld in punt 6.1, onder c);

c)

een onderzoek in te stellen om de informatie te verkrijgen;

d)

de termijn voor bewaring van die informatie te wijzigen;

e)

papieren documenten te gebruiken wanneer reeds een elektronisch formaat is ingevoerd;

f)

de informatie te vertalen;

g)

de juistheid van de informatie na te gaan; of

h)

informatie te verstrekken die de rechtmatige commerciële belangen van bepaalde publieke of particuliere ondernemingen zou kunnen schaden.

11.   Ongeoorloofd gebruik of ongeoorloofde vrijgave

11.1.   Bij overtreding van de voorwaarden voor het gebruik of de vrijgave van de in het kader van dit artikel uitgewisselde informatie deelt het verzoekende Lid dat de informatie heeft ontvangen, de bijzonderheden van dergelijk ongeoorloofd gebruik of dergelijke ongeoorloofde vrijgave onverwijld mee aan het aangezochte Lid dat de informatie heeft verstrekt, en:

a)

neemt het de nodige maatregelen om de overtreding ongedaan te maken;

b)

neemt het de nodige maatregelen om toekomstige overtredingen te voorkomen; en

c)

stelt het het aangezochte Lid in kennis van de uit hoofde van a) en b) genomen maatregelen.

11.2.   Het aangezochte Lid kan zijn verplichtingen jegens het verzoekende Lid op grond van dit artikel opschorten totdat de maatregelen als bedoeld in punt 11.1 zijn genomen.

12.   Bilaterale en regionale overeenkomsten

12.1.   Niets in dit artikel belet een Lid een bilaterale, plurilaterale of regionale overeenkomst te sluiten of te handhaven voor het delen of uitwisselen van informatie en gegevens op douanegebied, ook met behulp van veilige en snelle middelen, zoals op automatische wijze of vóór de aankomst van de zending.

12.2.   Niets in dit artikel mag aldus worden uitgelegd dat daardoor de rechten of verplichtingen van een Lid in het kader van dergelijke bilaterale, plurilaterale of regionale overeenkomsten worden gewijzigd of aangetast, of de uitwisseling van informatie en gegevens op douanegebied in het kader van andere soortgelijke overeenkomsten wordt geregeld.

AFDELING II

BEPALINGEN INZAKE SPECIALE EN GEDIFFERENTIEERDE BEHANDELING VOOR LEDEN DIE ONTWIKKELINGSLAND ZIJN EN LEDEN DIE MINST ONTWIKKELD LAND ZIJN

Artikel 13

Algemene beginselen

1.   De bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van deze overeenkomst worden door de Leden die ontwikkelingsland zijn en de Leden die minst ontwikkeld land zijn uitgevoerd overeenkomstig deze afdeling, die is gebaseerd op de modaliteiten die zijn overeengekomen in bijlage D bij de Kaderovereenkomst van juli 2004 (WT/L/579) en in paragraaf 33 van en bijlage E bij de Ministeriële Verklaring van Hongkong (WT/MIN(05)/DEC).

2.   Er moeten bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw (16) worden verstrekt teneinde de Leden die ontwikkelingsland zijn en de Leden die minst ontwikkeld land zijn te helpen bij de uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst, overeenkomstig de aard en draagwijdte daarvan. De omvang van en het tijdschema voor de uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst worden gerelateerd aan de uitvoeringscapaciteiten van de Leden die ontwikkelingsland zijn en de Leden die minst ontwikkeld land zijn. Ingeval het een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is nog steeds aan de nodige capaciteit ontbreekt, behoeft het de betrokken bepaling(en) pas uit te voeren wanneer het over deze uitvoeringscapaciteit beschikt.

3.   De Leden die minst ontwikkeld land zijn behoeven alleen verplichtingen aan te gaan voor zover deze verenigbaar zijn met hun individuele ontwikkeling, hun individuele financiële en commerciële behoeften, of hun administratieve en institutionele capaciteiten.

4.   Deze beginselen worden toegepast door middel van de bepalingen van afdeling II.

Artikel 14

Categorieën bepalingen

1.   Er zijn drie categorieën bepalingen:

a)

Categorie A bevat de bepalingen die een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is aanwijst voor uitvoering bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst of, in geval van een Lid dat minst ontwikkeld land is, binnen één jaar na de inwerkingtreding, zoals bepaald in artikel 15.

b)

Categorie B bevat de bepalingen die een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is aanwijst voor uitvoering op een tijdstip na afloop van een overgangsperiode die volgt op de inwerkingtreding van deze overeenkomst, zoals bepaald in artikel 16.

c)

Categorie C bevat de bepalingen die een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is aanwijst voor uitvoering op een tijdstip na afloop van een overgangsperiode die volgt op de inwerkingtreding van deze overeenkomst en waarin uitvoeringscapaciteit moet zijn verworven door middel van de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw, zoals bepaald in artikel 16.

2.   Elk Lid dat ontwikkelingsland is en elk Lid dat minst ontwikkeld land is wijst zelf op individuele basis de bepalingen aan die het opneemt in elk van de categorieën A, B en C.

Artikel 15

Kennisgeving en uitvoering van categorie a

1.   Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst komt elk Lid dat ontwikkelingsland is zijn verplichtingen van categorie A na. Deze uit hoofde van categorie A aangewezen verplichtingen maken daardoor integrerend deel van deze overeenkomst uit.

2.   Een Lid dat minst ontwikkeld land is kan het comité tot één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in kennis stellen van de bepalingen die het heeft aangewezen voor indeling in categorie A. De uit hoofde van categorie A aangewezen verplichtingen van elk Lid dat minst ontwikkeld land is maken daardoor integrerend deel van deze overeenkomst uit.

Artikel 16

Kennisgeving van definitieve data voor uitvoering van categorie b en categorie c

1.   Een Lid dat ontwikkelingsland is kan de bepalingen die het niet voor indeling in categorie A heeft aangewezen, op een later tijdstip uitvoeren in overeenstemming met de in dit artikel beschreven procedure.

Leden die ontwikkelingsland zijn: Categorie B

a)

Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt elk Lid dat ontwikkelingsland is het comité in kennis van de bepalingen die het heeft aangewezen voor indeling in categorie B en van de bijbehorende indicatieve data voor de uitvoering daarvan (17).

b)

Uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt elk Lid dat ontwikkelingsland is het comité in kennis van zijn definitieve data voor de uitvoering van de bepalingen die het heeft aangewezen voor indeling in categorie B. Indien een Lid dat ontwikkelingsland is vóór het verstrijken van deze termijn van mening is dat het meer tijd nodig heeft voor de kennisgeving van zijn definitieve data, kan het het comité verzoeken die termijn voor kennisgeving van de data met een voldoende lange periode te verlengen.

Leden die ontwikkelingsland zijn: Categorie C

c)

Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt elk Lid dat ontwikkelingsland is het comité in kennis van de bepalingen die het heeft aangewezen voor indeling in categorie C en van de bijbehorende indicatieve data voor de uitvoering daarvan. Omwille van de transparantie omvatten de kennisgevingen informatie over de bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw die het Lid met het oog op de uitvoering nodig heeft (18).

d)

Binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst verstrekken de Leden die ontwikkelingsland zijn en de desbetreffende donor-Leden, rekening houdend met alle reeds bestaande regelingen, de kennisgevingen op grond van artikel 22, lid 1, en de overeenkomstig punt c) hierboven voorgelegde informatie, het comité informatie over de gehandhaafde of gesloten regelingen die noodzakelijk zijn voor het verstrekken van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw teneinde de uitvoering van categorie C mogelijk te maken (19). Het deelnemende Lid dat ontwikkelingsland is brengt het comité onverwijld op de hoogte van dergelijke regelingen. Het comité nodigt tevens de donoren die geen Lid zijn uit om informatie over de bestaande of gesloten regelingen te verstrekken.

e)

Binnen 18 maanden te rekenen vanaf de in punt d) vermelde datum van informatieverstrekking informeren de donor-Leden en de respectieve Leden die ontwikkelingsland zijn het comité over de vorderingen bij de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw. Elk Lid dat ontwikkelingsland is maakt tegelijkertijd zijn lijst met definitieve data voor de uitvoering bekend.

2.   Een Lid dat minst ontwikkeld land is kan de bepalingen die het niet voor indeling in categorie A heeft aangewezen, op een later tijdstip uitvoeren in overeenstemming met de in dit artikel beschreven procedure.

Leden die minst ontwikkeld land zijn: Categorie B

a)

Uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt een Lid dat minst ontwikkeld land is het comité in kennis van zijn bepalingen van categorie B en kan het het comité in kennis stellen van de bijbehorende indicatieve data voor de uitvoering van deze bepalingen, rekening houdend met de maximale flexibiliteit voor de Leden die minst ontwikkeld land zijn.

b)

Uiterlijk twee jaar na de in punt a) hierboven vermelde datum van kennisgeving richt elk Lid dat minst ontwikkeld land is een kennisgeving aan het comité waarin het de bepalingen die het heeft aangewezen bevestigt en zijn data voor de uitvoering daarvan bekendmaakt. Indien een Lid dat minst ontwikkeld land is vóór het verstrijken van deze termijn van mening is dat het meer tijd nodig heeft voor de kennisgeving van zijn definitieve data, kan het het comité verzoeken die termijn voor kennisgeving van de data met een voldoende lange periode te verlengen.

Leden die minst ontwikkeld land zijn: Categorie C

c)

Omwille van de transparantie en ter vergemakkelijking van de regelingen met donoren stelt elk Lid dat minst ontwikkeld land is één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst het comité in kennis van de bepalingen die het heeft aangewezen voor indeling in categorie C, rekening houdend met de maximale flexibiliteit voor de Leden die minst ontwikkeld land zijn.

d)

Eén jaar na de in punt c) hierboven vermelde datum verstrekken de Leden die minst ontwikkeld land zijn informatie over de bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw die het Lid met het oog op de uitvoering nodig heeft (20).

e)

Uiterlijk twee jaar na de in punt d) hierboven bedoelde kennisgeving verstrekken de Leden die minst ontwikkeld land zijn en de desbetreffende donor-Leden, rekening houdend met de overeenkomstig punt d) hierboven voorgelegde informatie, het comité informatie over de gehandhaafde of gesloten regelingen die noodzakelijk zijn voor het verstrekken van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw teneinde de uitvoering van categorie C mogelijk te maken (21). Het deelnemende Lid dat minst ontwikkeld land is brengt het comité onverwijld op de hoogte van dergelijke regelingen. Het Lid dat minst ontwikkeld land is maakt tegelijkertijd indicatieve data bekend voor de uitvoering van de overeenkomstige verplichtingen van categorie C die onder de regelingen inzake bijstand en ondersteuning vallen. Het comité nodigt tevens de donoren die geen Lid zijn uit om informatie over de bestaande of gesloten regelingen te verstrekken.

f)

Uiterlijk 18 maanden te rekenen vanaf de in punt e) vermelde datum van informatieverstrekking informeren de desbetreffende donor-Leden en de respectieve Leden die minst ontwikkeld land zijn het comité over de vorderingen bij de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw. Elk Lid dat minst ontwikkeld land is maakt tegelijkertijd zijn lijst met definitieve data voor de uitvoering aan het comité bekend.

3.   De Leden die ontwikkelingsland zijn en de Leden die minst ontwikkeld land zijn, die wegens een gebrek aan donorsteun of een gebrek aan vorderingen bij de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw moeilijkheden ondervinden om binnen de in de leden 1 en 2 vermelde termijnen de definitieve data voor de uitvoering in te dienen, dienen het comité hiervan zo spoedig mogelijk vóór het verstrijken van die termijnen in kennis te stellen. De Leden komen overeen samen te werken teneinde hulp te bieden bij het oplossen van die moeilijkheden, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden en speciale problemen waarmee het betrokken Lid te maken heeft. Het comité neemt in voorkomend geval maatregelen om de moeilijkheden op te lossen, onder meer door waar nodig de termijnen voor bekendmaking van de definitieve data door het betrokken Lid te verlengen.

4.   Drie maanden vóór het verstrijken van de in lid 1, onder b) of e), of, in geval van een Lid dat minst ontwikkeld land is, in lid 2, onder b) of f), vermelde termijn stuurt het secretariaat het Lid een herinnering wanneer het Lid geen definitieve datum heeft meegedeeld voor de uitvoering van de bepalingen die het heeft aangewezen voor indeling in categorie B of C. Indien het Lid niet met een beroep op lid 3 of, in geval van een Lid dat ontwikkelingsland is, lid 1, onder b), of, in geval van een Lid dat minst ontwikkeld land is, lid 2, onder b), om verlenging van de termijn verzoekt en nog steeds geen definitieve datum voor de uitvoering meedeelt, voert het de bepalingen uit binnen één jaar na het verstrijken van de in lid 1, onder b) of e), of, in geval van een Lid dat minst ontwikkeld land is, in lid 2, onder b) of f), vermelde termijn of de op grond van lid 3 verlengde termijn.

5.   Uiterlijk 60 dagen na het verstrijken van de termijnen voor mededeling van de definitieve data voor de uitvoering van de bepalingen van categorie B en categorie C overeenkomstig de leden 1, 2 en 3, neemt het comité kennis van de bijlagen met de definitieve data van elk Lid voor de uitvoering van de bepalingen van categorie B en categorie C, met inbegrip van alle op grond van lid 4 vastgestelde data, waardoor deze bijlagen integrerend deel van deze overeenkomst uitmaken.

Artikel 17

Mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing: verlenging van termijnen voor uitvoering van bepalingen van categorieën b en c

a)

Een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is, dat van mening is dat het moeilijkheden ondervindt om een bepaling die het heeft aangewezen voor indeling in categorie B of categorie C uiterlijk op de in artikel 16, lid 1, onder b) of e), of, in geval van een Lid dat minst ontwikkeld land is, in artikel 16, lid 2, onder b) of f), bedoelde definitieve datum uit te voeren, dient het comité hiervan in kennis te stellen. De Leden die ontwikkelingsland zijn stellen het comité hiervan uiterlijk 120 dagen vóór het verstrijken van de termijn voor uitvoering in kennis. De Leden die minst ontwikkeld land zijn stellen het comité hiervan uiterlijk 90 dagen vóór het verstrijken van deze termijn in kennis.

b)

De kennisgeving aan het comité vermeldt de nieuwe datum waarop het Lid dat ontwikkelingsland is of het Lid dat minst ontwikkeld land is verwacht in staat te zijn de betrokken bepaling uit te voeren. De kennisgeving vermeldt tevens de redenen voor de verwachte vertraging bij de uitvoering. Dergelijke redenen kunnen onder meer zijn een niet eerder voorziene behoefte aan bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw of een behoefte aan aanvullende bijstand en ondersteuning als hulp bij capaciteitsopbouw.

2.   Wanneer de aanvullende termijn voor uitvoering waarom een Lid dat ontwikkelingsland is verzoekt, niet meer dan 18 maanden bedraagt, of de aanvullende termijn waarom een Lid dat minst ontwikkeld land is verzoekt, niet meer dan 3 jaar bedraagt, heeft het verzoekende Lid recht op die aanvullende termijn zonder dat verdere maatregelen van het comité nodig zijn.

3.   Wanneer een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is van mening is dat het een eerste aanvullende termijn nodig heeft die langer is dan die welke is voorzien in lid 2 dan wel dat het een tweede of verdere aanvullende termijn nodig heeft, dient het Lid dat ontwikkelingsland is uiterlijk 120 dagen en het Lid dat minst ontwikkeld land is uiterlijk 90 dagen vóór het verstrijken van de oorspronkelijke definitieve termijn voor uitvoering dan wel de nadien verlengde termijn voor uitvoering bij het comité een verzoek om een aanvullende termijn in dat de in lid 1, onder b), bedoelde informatie bevat.

4.   Het comité neemt de verzoeken om een aanvullende termijn in welwillende overweging, met inachtneming van de specifieke omstandigheden van het Lid dat het verzoek indient. Die omstandigheden kunnen onder meer zijn moeilijkheden en vertragingen bij het verkrijgen van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw.

Artikel 18

Uitvoering van categorie b en categorie c

1.   In overeenstemming met artikel 13, lid 2, geldt dat wanneer een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is aan de in artikel 16, leden 1 of 2, en artikel 17 beschreven procedures heeft voldaan en een aanvullende termijn waarom is verzocht niet is verleend of het Lid dat ontwikkelingsland is of het Lid dat minst ontwikkeld land is anderszins wordt geconfronteerd met onvoorziene omstandigheden die eraan in de weg staan dat een aanvullende termijn op grond van artikel 17 wordt verleend, dit Lid, ingeval het zelf vaststelt dat het nog steeds niet over de capaciteit beschikt om een bepaling van categorie C uit te voeren, het comité ervan in kennis stelt dat het niet in staat is de desbetreffende bepaling uit te voeren.

2.   Het comité stelt onmiddellijk en in elk geval uiterlijk 60 dagen na ontvangst van de kennisgeving van het desbetreffende Lid dat ontwikkelingsland is of Lid dat minst ontwikkeld land is een deskundigengroep in. De deskundigengroep zal de aangelegenheid onderzoeken en het comité binnen 120 dagen nadat zij is samengesteld een aanbeveling doen.

3.   De deskundigengroep bestaat uit vijf onafhankelijke personen die hooggekwalificeerd zijn op het gebied van handelsfacilitatie en bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw. Bij de samenstelling van de deskundigengroep wordt gezorgd voor evenwicht tussen onderdanen van Leden die ontwikkelingsland zijn en Leden die ontwikkeld land zijn. In geval van betrokkenheid van een Lid dat minst ontwikkeld land is omvat de deskundigengroep ten minste één onderdaan van een Lid dat minst ontwikkeld land is. Indien het comité binnen 20 dagen nadat de deskundigengroep is ingesteld geen overeenstemming kan bereiken over de samenstelling daarvan, bepaalt de directeur-generaal, in overleg met de voorzitter van het comité, de samenstelling van de deskundigengroep overeenkomstig dit lid.

4.   De deskundigengroep onderzoekt de eigen vaststelling van het Lid inzake het gebrek aan capaciteit en doet een aanbeveling aan het comité. Bij het onderzoek van de aanbeveling van de deskundigengroep betreffende een Lid dat minst ontwikkeld land is neemt het comité in voorkomend geval maatregelen die de verwerving van duurzame uitvoeringscapaciteit vergemakkelijken.

5.   Het Lid dat ontwikkelingsland is wordt tussen het tijdstip waarop het het comité ervan in kennis stelt dat het niet in staat is de desbetreffende bepaling uit te voeren en de eerste bijeenkomst van het comité na ontvangst van de aanbeveling van de deskundigengroep ter zake van deze aangelegenheid niet onderworpen aan de procedures in het kader van het Memorandum inzake geschillenbeslechting. Op de bedoelde bijeenkomst onderzoekt het comité de aanbeveling van de deskundigengroep. Voor een Lid dat minst ontwikkeld land is vinden de procedures in het kader van het Memorandum inzake geschillenbeslechting tussen het tijdstip waarop het het comité ervan in kennis stelt dat het niet in staat is de bepaling uit te voeren en het tijdstip waarop het comité een beslissing over de aangelegenheid neemt, dan wel binnen 24 maanden na het tijdstip van de hierboven bedoelde eerste bijeenkomst van het comité, indien dit vroeger is, geen toepassing op de betrokken bepaling.

6.   Wanneer een Lid dat minst ontwikkeld land is niet langer in staat is een verplichting van categorie C uit te voeren, kan het het comité hiervan op de hoogte brengen en de in dit artikel beschreven procedures volgen.

Artikel 19

Verschuiving tussen categorieën b en c

1.   De Leden die ontwikkelingsland zijn en de Leden die minst ontwikkeld land zijn, die bepalingen in het kader van de categorieën B en C hebben aangemeld, kunnen bepalingen van de ene naar de andere categorie verschuiven door middel van indiening van een kennisgeving bij het comité. Wanneer een Lid voorstelt een bepaling van categorie B naar categorie C te verschuiven, verstrekt het informatie over de voor capaciteitsopbouw vereiste bijstand en ondersteuning.

2.   Ingeval meer tijd nodig is voor de uitvoering van een van categorie B naar categorie C verschoven bepaling:

a)

kan het Lid de bepalingen van artikel 17 toepassen, waaronder de mogelijkheid van automatische verlenging; of

b)

kan het Lid het comité verzoeken om een onderzoek van zijn verzoek om meer tijd voor de uitvoering van de bepaling en, indien nodig, om bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw, waaronder de mogelijkheid van toetsing door en een aanbeveling van de deskundigengroep overeenkomstig artikel 18; of

c)

moet het Lid, ingeval het minst ontwikkeld land is, voor elke nieuwe uitvoeringsdatum die meer dan vier jaar is gelegen na de oorspronkelijke datum die voor categorie B is meegedeeld, de goedkeuring van het comité vragen. Daarnaast kan een Lid dat minst ontwikkeld land is beroep blijven doen op artikel 17. Er bestaat overeenstemming dat bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw nodig zijn voor een Lid dat minst ontwikkeld land is en dat een dergelijke verschuiving verricht.

Artikel 20

Respijtperiode voor toepassing van memorandum van overeenstemming inzake regels en procedures betreffende beslechting van geschillen

1.   Gedurende een periode van twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst vinden de bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994, zoals uitgewerkt en toegepast bij het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, geen toepassing op de beslechting van geschillen met een Lid dat ontwikkelingsland is met betrekking tot alle bepalingen die het Lid heeft aangewezen voor indeling in categorie A.

2.   Gedurende een periode van zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst vinden de bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994, zoals uitgewerkt en toegepast bij het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, geen toepassing op de beslechting van geschillen met een Lid dat minst ontwikkeld land is met betrekking tot alle bepalingen die het Lid heeft aangewezen voor indeling in categorie A.

3.   Gedurende een periode van acht jaar na de uitvoering van een bepaling van categorie B of C door een Lid dat minst ontwikkeld land is, vinden de bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994, zoals uitgewerkt en toegepast bij het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, geen toepassing op de beslechting van geschillen met dat Lid dat minst ontwikkeld land is met betrekking tot die bepaling.

4.   Niettegenstaande de respijtperiode voor de toepassing van het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen houdt een Lid, alvorens een verzoek om overleg overeenkomstig de artikelen XXII of XXIII van de GATT 1994 in te dienen en in alle stadia van een geschillenbeslechtingsprocedure met betrekking tot een maatregel van een Lid dat minst ontwikkeld land is, terdege rekening met de specifieke situatie van de Leden die minst ontwikkeld land zijn. In dit opzicht handelen de Leden met de nodige terughoudendheid bij het aanhangig maken van kwesties overeenkomstig het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, waarbij een Lid betrokken is dat minst ontwikkeld land is.

5.   Elk Lid biedt de overige Leden, op verzoek, gedurende de uit hoofde van dit artikel toegestane respijtperiode voldoende gelegenheid om elke kwestie in verband met de uitvoering van deze overeenkomst te bespreken.

Artikel 21

Verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw

1.   De donor-Leden komen overeen de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw aan Leden die ontwikkelingsland zijn en Leden die minst ontwikkeld land zijn op basis van onderling overeengekomen voorwaarden te vergemakkelijken, bilateraal of via relevante internationale organisaties. Het doel is om Leden die ontwikkelingsland zijn en Leden die minst ontwikkeld land zijn te helpen bij de uitvoering van de bepalingen van afdeling I van deze overeenkomst.

2.   Gezien hun bijzondere behoeften moet de Leden die minst ontwikkeld land zijn gerichte bijstand en ondersteuning worden verstrekt om hen te helpen duurzame capaciteit voor de uitvoering van hun verplichtingen op te bouwen. De ontwikkelingspartners streven er, door middel van relevante mechanismen voor ontwikkelingssamenwerking en in overeenstemming met de beginselen van technische bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw als bedoeld in lid 3, naar op dit gebied bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw te verstrekken zonder dat aan de bestaande ontwikkelingsprioriteiten afbreuk wordt gedaan.

3.   De Leden streven ernaar de volgende beginselen voor de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw met het oog op de uitvoering van deze overeenkomst toe te passen:

a)

rekening houden met het algemene ontwikkelingskader van de ontvangende landen en regio's en, in voorkomend geval en waar passend, met de lopende programma's voor hervorming en technische bijstand;

b)

in voorkomend geval en waar passend, activiteiten opnemen met het doel om regionale en subregionale problemen aan te pakken en regionale en subregionale integratie te bevorderen;

c)

ervoor zorgen dat de lopende activiteiten van de private sector voor de hervorming van de handelsfacilitatie deel uitmaken van de activiteiten op het gebied van bijstand;

d)

de coördinatie tussen de Leden onderling alsmede tussen de Leden en andere relevante instellingen, met inbegrip van regionale economische gemeenschappen, bevorderen met het doel om ervoor te zorgen dat deze bijstand zo doeltreffend mogelijk is en optimale resultaten oplevert. Daartoe:

i)

moet de coördinatie, in de eerste plaats in het land of de regio waar de bijstand moet worden verstrekt, tussen partnerleden en donoren en tussen bilaterale en multilaterale donoren tot doel hebben overlappingen en herhalingen in de bijstandprogramma's en gebrek aan samenhang bij de hervormingsactiviteiten te vermijden door middel van nauwe coördinatie van de maatregelen op het gebied van technische bijstand en capaciteitsopbouw;

ii)

moet voor de Leden die minst ontwikkeld land zijn het versterkte geïntegreerde kader voor handelsgerelateerde bijstand voor de minst ontwikkelde landen deel uitmaken van dit coördinatieproces; en

iii)

moeten de Leden tevens de interne coördinatie tussen hun met handel en ontwikkeling belaste functionarissen, zowel in de hoofdsteden als in Genève, bij de uitvoering van deze overeenkomst en de technische bijstand bevorderen.

e)

het gebruik van bestaande binnenlandse en regionale coördinatiestructuren, zoals rondetafelgesprekken en adviesgroepen, bevorderen met het doel om de uitvoeringsactiviteiten te coördineren en te monitoren; en

f)

de Leden die ontwikkelingsland zijn ertoe aanmoedigen capaciteitsopbouw te verstrekken aan andere Leden die ontwikkelingsland zijn en Leden die minst ontwikkeld land zijn, en de ondersteuning van dergelijke activiteiten overwegen, waar mogelijk.

4.   Het comité houdt ten minste één speciale zitting per jaar om:

a)

alle problemen in verband met de uitvoering van bepalingen van deze overeenkomst of onderdelen daarvan te bespreken;

b)

de vorderingen bij de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw te evalueren met het doel om de uitvoering van de overeenkomst te ondersteunen, ook met betrekking tot alle Leden die ontwikkelingsland zijn en Leden die minst ontwikkeld land zijn, die niet voldoende bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw ontvangen;

c)

ervaringen en informatie over lopende programma's voor bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw en uitvoeringsprogramma's uit te wisselen, met inbegrip van de desbetreffende problemen en successen;

d)

de kennisgevingen door donoren als bedoeld in artikel 22 te onderzoeken; en

e)

de toepassing van lid 2 te evalueren.

Artikel 22

Bij comité in te dienen informatie over bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw

1.   Om voor de Leden die ontwikkelingsland zijn en de Leden die minst ontwikkeld land zijn transparantie te waarborgen wat betreft de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw met het oog op de uitvoering van afdeling I, dient elk donor-Lid dat de Leden die ontwikkelingsland zijn en de Leden die minst ontwikkeld land zijn bijstand verstrekt voor de uitvoering van deze overeenkomst, bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst en daarna jaarlijks bij het comité de volgende informatie in over zijn bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw die in de voorafgaande twaalf maanden is uitbetaald en, voor zover beschikbaar, waarvoor voor de komende twaalf maanden betalingsverplichtingen zijn aangegaan (22):

a)

een beschrijving van de bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw;

b)

de status en het bedrag waarvoor betalingsverplichtingen zijn aangegaan/het uitbetaalde bedrag;

c)

de procedures voor de uitbetaling van de bijstand en ondersteuning;

d)

het begunstigde Lid of, indien nodig, de begunstigde regio; en

e)

het uitvoerende agentschap van het Lid dat de bijstand en ondersteuning verstrekt.

De informatie wordt verstrekt in het formaat zoals omschreven in bijlage I. In het geval van leden van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (in deze overeenkomst „OESO” genoemd) kan de ingediende informatie worden gebaseerd op ter zake dienende informatie van het crediteurenrapportagesysteem van de OESO (OECD Creditor Reporting System). De Leden die ontwikkelingsland zijn, die verklaren zelf in staat te zijn bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw te verstrekken, worden ertoe aangemoedigd de bovenbedoelde informatie te verstrekken.

2.   Donor-Leden die de Leden die ontwikkelingsland zijn en de Leden die minst ontwikkeld land zijn bijstand verstrekken, delen aan het comité mee:

a)

de contactpunten bij hun agentschappen die belast zijn met het verstrekken van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw in verband met de uitvoering van afdeling I van deze overeenkomst, met inbegrip van, waar uitvoerbaar, informatie over dergelijke contactpunten in het land of de regio waar de bijstand en ondersteuning moeten worden verstrekt; en

b)

informatie over de procedure en de mechanismen voor het verzoeken om bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw.

De Leden die ontwikkelingsland zijn, die verklaren zelf in staat te zijn bijstand en ondersteuning te verstrekken, worden ertoe aangemoedigd de bovenbedoelde informatie te verstrekken.

3.   De Leden die ontwikkelingsland zijn en de Leden die minst ontwikkeld land zijn, die voornemens zijn om in verband met handelsfacilitatie gebruik te maken van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw, dienen bij het comité informatie in over het contactpunt/de contactpunten bij de dienst die belast is/de diensten die belast zijn met het coördineren en prioriteren van die bijstand en ondersteuning.

4.   De Leden kunnen de in de leden 2 en 3 bedoelde informatie verstrekken door middel van verwijzingen naar internetsites, en actualiseren de informatie waar nodig. Het secretariaat maakt al deze informatie openbaar.

5.   Het comité nodigt de relevante internationale en regionale organisaties (zoals het Internationaal Monetair Fonds, de OESO, de Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling, de WDO, de Regionale Economische Commissies van de Verenigde Naties, de Wereldbank of de daaronder vallende organen, alsmede de regionale ontwikkelingsbanken) en andere samenwerkingsagentschappen uit om de in de leden 1, 2 en 4 bedoelde informatie te verstrekken.

AFDELING III

INSTITUTIONELE REGELINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

Institutionele regelingen

1.   Comité voor handelsfacilitatie

1.1.   Er wordt een Comité voor handelsfacilitatie opgericht.

1.2.   Het comité staat open voor deelname door alle Leden en kiest zijn eigen voorzitter. Het comité komt bijeen zo dikwijls als noodzakelijk is en zoals vastgelegd in de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomst, doch ten minste éénmaal per jaar, teneinde de Leden gelegenheid te geven tot overleg over alle zaken die verband houden met de toepassing van deze overeenkomst of de bevordering van de doelstellingen ervan. Het comité vervult de taken waarmee het uit hoofde van deze overeenkomst of door de Leden wordt belast. Het comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.

1.3.   Het comité kan voor zover nodig nevenorganen instellen. Deze organen brengen verslag uit aan het comité.

1.4.   Het comité stelt procedures op voor de uitwisseling door de Leden van relevante informatie en beste praktijken, naargelang van het geval.

1.5.   Het comité onderhoudt nauwe contacten met andere internationale organisaties op het gebied van handelsfacilitatie, zoals de WDO, teneinde zich met het oog op de uitvoering en het beheer van deze overeenkomst te verzekeren van de beste adviezen die beschikbaar zijn en ervoor te zorgen dat dubbel werk wordt voorkomen. Daartoe kan het comité vertegenwoordigers van die organisaties of de daaronder vallende organen uitnodigen om:

a)

de bijeenkomsten van het comité bij te wonen; en

b)

specifieke aangelegenheden met betrekking tot de uitvoering van deze overeenkomst te bespreken.

1.6.   Het comité evalueert de werking en de uitvoering van deze overeenkomst vier jaar na de inwerkingtreding ervan en vervolgens op gezette tijden.

1.7.   De Leden worden ertoe aangemoedigd aan het comité vraagstukken voor te leggen met betrekking tot de uitvoering en de toepassing van deze overeenkomst.

1.8.   Het comité stimuleert en bevordert ad-hocbesprekingen tussen de Leden over specifieke kwesties in het kader van deze overeenkomst teneinde zo spoedig mogelijk een voor alle Leden bevredigende oplossing te bereiken.

2.   Nationaal comité voor handelsfacilitatie

Elk Lid richt een nationaal comité voor handelsfacilitatie op en/of handhaaft dit, of wijst een bestaand mechanisme aan, om zowel de binnenlandse coördinatie als de binnenlandse uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst te vergemakkelijken.

Artikel 24

slotbepalingen

1.   Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de term „Lid” geacht ook de bevoegde autoriteit van het Lid te omvatten.

2.   Alle bepalingen van deze overeenkomst zijn voor alle Leden bindend.

3.   De Leden voeren deze overeenkomst uit vanaf het tijdstip van de inwerkingtreding ervan. De Leden die ontwikkelingsland zijn en de Leden die minst ontwikkeld land zijn, die ervoor kiezen gebruik te maken van de bepalingen van afdeling II, voeren deze overeenkomst uit in overeenstemming met afdeling II.

4.   Voor een Lid dat deze overeenkomst na de inwerkingtreding ervan aanvaardt, beginnen de termijnen voor de uitvoering van zijn verplichtingen van de categorieën B en C te lopen met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze overeenkomst.

5.   De Leden die deel uitmaken van een douane-unie of die zijn aangesloten bij een regionaal economisch akkoord kunnen een regionale aanpak volgen ter ondersteuning van de uitvoering van hun verplichtingen in het kader van deze overeenkomst, onder meer door regionale organen op te richten en daarop een beroep te doen.

6.   Niettegenstaande de algemene noot voor de interpretatie betreffende bijlage 1A bij de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie mag niets in deze overeenkomst op zodanige wijze worden uitgelegd dat de verplichtingen van de Leden in het kader van de GATT 1994 erdoor worden verminderd. Bovendien mag niets in deze overeenkomst op zodanige wijze worden uitgelegd dat de rechten en verplichtingen van de Leden in het kader van de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen en de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen erdoor worden verminderd.

7.   Alle uitzonderingen en vrijstellingen (23) in het kader van de GATT 1994 zijn van toepassing op de bepalingen van deze overeenkomst. Voor de GATT 1994 of een deel daarvan geldende ontheffingen, die met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden toegekend overeenkomstig artikel IX, leden 3 en 4, van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie en eventuele wijzigingen daarvan, zijn van toepassing op de bepalingen van deze overeenkomst.

8.   De bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994, zoals uitgewerkt en toegepast bij het Memorandum inzake geschillenbeslechting, zijn van toepassing op het overleg en de beslechting van geschillen in het kader van deze overeenkomst, tenzij in deze overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald.

9.   Zonder toestemming van de andere Leden mogen geen voorbehouden worden gemaakt met betrekking tot enige bepaling van deze overeenkomst.

10.   De verplichtingen van categorie A van Leden die ontwikkelingsland zijn en Leden die minst ontwikkeld land zijn, die overeenkomstig artikel 15, leden 1 en 2, aan deze overeenkomst zijn gehecht, maken integrerend deel van deze overeenkomst uit.

11.   De verplichtingen van de categorieën B en C van Leden die ontwikkelingsland zijn en Leden die minst ontwikkeld land zijn, waarvan het comité kennis heeft genomen en die overeenkomstig artikel 16, lid 5, aan deze overeenkomst zijn gehecht, maken integrerend deel van deze overeenkomst uit.


(1)  Het staat elk Lid vrij op zijn website de wettelijke beperkingen van deze beschrijving te vermelden.

(2)  In het kader van dit punt: a) kan het besluit hetzij vóór hetzij nadat daaraan uitvoering is gegeven, worden getoetst door de functionaris, de dienst of de autoriteit die het besluit heeft vastgesteld, een hogere of onafhankelijke bestuursrechtelijke instantie of een rechterlijke instantie; en b) is een Lid niet verplicht de aanvrager in staat te stellen een beroep te doen op artikel 4, lid 1.

(3)  Er bestaat overeenstemming dat het bij een voorafgaand besluit over de oorsprong van een goed kan gaan om een vaststelling van de oorsprong met het oog op de toepassing van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, wanneer het besluit voldoet aan de voorschriften van deze overeenkomst en de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels. Evenzo kan het bij een vaststelling van de oorsprong in het kader van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels gaan om een voorafgaand besluit over de oorsprong van een goed met het oog op de toepassing van deze overeenkomst, wanneer het besluit voldoet aan de voorschriften van beide Overeenkomsten. De Leden zijn niet verplicht op grond van deze bepaling naast de ingevolge de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels vastgestelde regelingen afzonderlijke regelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van de oorsprong, mits aan de voorschriften van dit artikel wordt voldaan.

(4)  In dit artikel wordt onder „administratieve beschikking” verstaan een besluit met rechtsgevolgen dat de rechten en verplichtingen van een specifieke persoon in een individueel geval raakt. Er bestaat overeenstemming dat een administratieve beschikking als bedoeld in dit artikel betrekking heeft op een administratieve maatregel in de zin van artikel X van de GATT 1994 of het verzuim om een administratieve maatregel of een administratieve beschikking op grond van het nationale recht en rechtsstelsel van een Lid vast te stellen. Om tegen een dergelijk verzuim op te treden, kunnen de Leden in plaats van het in lid 1, onder a), bedoelde recht van beroep of van toetsing een alternatief administratief mechanisme of een alternatieve gerechtelijke procedure handhaven om de douaneautoriteiten te kunnen gelasten onverwijld een administratieve beschikking te geven.

(5)  Niets in dit lid belet een Lid het administratief stilzwijgen over een beroep of toetsing aan te merken als een voor de verzoekende partij gunstige beslissing in de zin van zijn wet- en regelgeving.

(6)  Elk Lid kan de omvang en de methode van dergelijke meting van de gemiddelde vrijgavetermijn bepalen in overeenstemming met zijn behoeften en capaciteit.

(7)  Een in punt 7.3, onder a) tot en met g), genoemde maatregel wordt geacht ten behoeve van erkende marktdeelnemers te worden getroffen wanneer hij voor alle marktdeelnemers algemeen beschikbaar is.

(8)  Wanneer een Lid over een procedure beschikt die voorziet in de behandeling als bedoeld in punt 8.2, behoeft dit Lid op grond van deze bepaling geen afzonderlijke procedures voor versnelde vrijgave in te voeren.

(9)  Dergelijke toepassingscriteria vormen in voorkomend geval een aanvulling op de voorschriften van het Lid inzake de behandeling met betrekking tot alle goederen of zendingen die via luchtvrachtfaciliteiten zijn binnengekomen.

(10)  Aan bederf onderhevige goederen in de zin van deze bepaling zijn goederen die vanwege hun natuurlijke kenmerken snel vergaan, met name wanneer zij niet onder de juiste voorwaarden worden opgeslagen.

(11)  Niets in dit lid belet een Lid als voorwaarde voor de invoer van gecontroleerde of gereguleerde goederen te verlangen dat documenten zoals certificaten, vergunningen of licenties worden overgelegd.

(12)  Hiermee worden de inspecties vóór verzending bedoeld die vallen onder de Overeenkomst inzake inspectie vóór verzending, en worden voor sanitaire en fytosanitaire doeleinden uitgevoerde inspecties vóór verzending niet uitgesloten.

(13)  Niets in deze bepaling belet een Lid bestaande procedures te handhaven op grond waarvan het vervoermiddel als garantie voor het transitoverkeer kan dienen.

(14)  Hierdoor moet in het algemeen de frequentie van niet-naleving worden verlaagd en bijgevolg de noodzaak van uitwisseling van informatie met het oog op de handhaving worden beperkt.

(15)  Hierbij kan het onder meer gaan om relevante informatie over de op grond van lid 3 uitgevoerde verificatie. Voor deze informatie geldt het niveau van bescherming en vertrouwelijkheid dat is vastgesteld door het Lid dat de verificatie uitvoert.

(16)  Voor de toepassing van deze overeenkomst kunnen „bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw” de vorm van technische, financiële of elke andere onderling overeengekomen bijstand aannemen.

(17)  De kennisgevingen kunnen ook alle nadere informatie omvatten die het kennisgevende Lid passend acht. De Leden worden ertoe aangemoedigd om informatie te verstrekken over het binnenlandse agentschap dat of de binnenlandse entiteit die met de uitvoering is belast.

(18)  De leden kunnen ook informatie opnemen over nationale plannen of projecten voor de uitvoering van handelsfacilitatie, het binnenlandse agentschap dat of de binnenlandse entiteit die met de uitvoering is belast, en de donoren waarmee het Lid eventueel een regeling voor de verstrekking van bijstand heeft getroffen.

(19)  Dergelijke regelingen worden gesloten op basis van onderling overeengekomen voorwaarden, bilateraal of via relevante internationale organisaties, in overeenstemming met artikel 21, lid 3.

(20)  De leden kunnen ook informatie opnemen over nationale plannen of projecten voor de uitvoering van handelsfacilitatie, het binnenlandse agentschap dat of de binnenlandse entiteit die met de uitvoering is belast, en de donoren waarmee het Lid eventueel een regeling voor de verstrekking van bijstand heeft getroffen.

(21)  Dergelijke regelingen worden gesloten op basis van onderling overeengekomen voorwaarden, bilateraal of via relevante internationale organisaties, in overeenstemming met artikel 21, lid 3.

(22)  De verstrekte informatie weerspiegelt de vraaggerichte aard van de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw.

(23)  Hieronder vallen ook artikel V, lid 7, en artikel X, lid 1, van de GATT 1994 alsmede de aanvullende noot bij artikel VIII van de GATT 1994.


BIJLAGE 1

FORMAAT VOOR KENNISGEVING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 22, LID 1

Donor-Lid:

Door de kennisgeving bestreken periode:

 

 

 

Beschrijving van middelen voor technische en financiële bijstand en voor capaciteitsopbouw

Status en bedrag waarvoor betalingsverplichtingen zijn aangegaan/uitbetaald bedrag

Begunstigd land/begunstigde regio (indien nodig)

Uitvoerend agentschap van Lid dat bijstand verstrekt

Procedures voor uitbetaling van bijstand


BIJLAGE BIJ DE OVEREENKOMST INZAKE HANDELSFACILITATIE

KENNISGEVING VAN VERPLICHTINGEN VAN CATEGORIE A IN HET KADER VAN DE OVEREENKOMST INZAKE HANDELSFACILITATIE

ALBANIË

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Albanië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij de volgende bepalingen van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Artikel 1, lid 1

Bekendmaking

Artikel 1, lid 2

Via internet beschikbare informatie

 

 

Artikel 1, lid 4

Kennisgeving

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

Artikel 2, lid 2

Overleg

 

 

Artikel 4, lid 1

Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

 

 

Artikel 6, lid 1

Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 2

Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

 

 

Artikel 7, lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 7, lid 4

Risicobeheer

Artikel 7, lid 6

Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen

 

 

Artikel 7, lid 8

Versnelde zendingen

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

Artikel 8

Samenwerking tussen grensagentschappen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 1

Formaliteiten en documentatievereisten

Artikel 10, lid 2

Aanvaarding van afschriften

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11, lid 3

Heffingen, regelingen en formaliteiten in verband met doorvoer

Artikel 11, lid 4

Versterkte non-discriminatie in verband met doorvoer

Artikel 11, leden 11 tot en met 15

Garanties in verband met doorvoer

Artikel 11, leden 12 en 13

Samenwerking en coördinatie in verband met doorvoer

Artikel 12

Douanesamenwerking

BOTSWANA

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Republiek Botswana de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Republiek Botswana de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst als verplichtingen van categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

Artikel 2, lid 2

Overleg

Artikel 5, lid 1

Mededelingen met het oog op versterkte controles of inspecties

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 7, lid 2

Elektronische betaling

Artikel 7, lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 7, lid 4

Risicobeheer

Artikel 7, lid 5

Controle na douaneafhandeling

Artikel 7, lid 6

Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen

Artikel 7, lid 8

Versnelde zendingen

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

BRAZILIË

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de missie van Brazilië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst als verplichtingen van categorie A, met uitzondering van de volgende bepalingen:

artikel 3, lid 6, onder b)

artikel 3, lid 9, onder a), ii)

artikel 7, lid 1

artikel 7, lid 7, punt 7.3

artikel 11, lid 9

BRUNEI DARUSSALAM

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de overeenkomst indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld („het voorbereidend comité”).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Brunei Darussalam de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Brunei Darussalam alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A, met uitzondering van de volgende bepalingen:

Artikel 1, lid 2

Via internet beschikbare informatie: punt 2.1, onder a) en b)

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

Artikel 7, lid 6

Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen: punt 6.2

Artikel 7, lid 7

Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeelnemers

Artikel 10, lid 4

Eénloketsysteem

CHILI

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie („de overeenkomst”) deelt Chili mee dat alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst zijn aangewezen als verplichtingen van categorie A voor uitvoering bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uitzondering van artikel 7, lid 7, betreffende erkende marktdeelnemers.

CHINA

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Volksrepubliek China de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Volksrepubliek China alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst als verplichtingen van categorie A, met uitzondering van de volgende bepalingen:

Artikel 7, lid 6

Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen

Artikel 10, lid 4

Eénloketsysteem

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling, en

Artikel 12

Douanesamenwerking

COLOMBIA

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie („de overeenkomst”) deelt Colombia mee dat alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst zijn aangewezen als verplichtingen van categorie A voor uitvoering bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uitzondering van de volgende bepalingen:

Artikel 5, lid 3

Testprocedures

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

CONGO

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie heeft de regering van de Republiek Congo de eer kennisgeving te doen van haar verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:

Artikel 3, lid 1

Voorafgaande besluiten

Artikel 4, lid 1

Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken

Artikel 5, lid 1

Mededelingen met het oog op versterkte controles of inspecties

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 5, lid 3

Testprocedures

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

COSTA RICA

Krachtens de paragrafen 2 en 3 van het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie („de overeenkomst”) deelt Costa Rica mee dat alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst zijn aangewezen als verplichtingen van categorie A, met uitzondering van de volgende bepalingen:

Artikel 10, lid 1, punt 1.1

Formaliteiten en documentatievereisten

Artikel 10, lid 2, punt 2.2

Aanvaarding van afschriften

IVOORKUST

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie doet de Republiek Ivoorkust kennisgeving van haar verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:

Artikel 4, lid 1

Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken

Artikel 5, lid 1

Mededelingen met het oog op versterkte controles of inspecties

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 5, lid 3

Testprocedures

Artikel 7, lid 4

Risicobeheer

Artikel 7, lid 5

Controle na douaneafhandeling

Artikel 7, lid 8

Versnelde zendingen

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer

DOMINICAANSE REPUBLIEK

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Dominicaanse Republiek de eer het voorbereidend comité in kennis te stellen van de bepalingen van afdeling I van de overeenkomst die voor indeling in categorie A zijn aangewezen.

Artikel 1, lid 2

Via internet beschikbare informatie

Artikel 1, lid 3

Informatiepunten

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

Artikel 2, lid 2

Overleg

Artikel 3

Voorafgaande besluiten

Artikel 4, lid 1

Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 6, lid 1

Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 7, lid 2

Elektronische betaling

Artikel 7, lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 7, lid 5

Controle na douaneafhandeling

Artikel 7, lid 7

Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeelnemers

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 1

Formaliteiten en documentatievereisten

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer

Artikel 12

Douanesamenwerking

Artikel 13, lid 2

Nationaal comité voor handelsfacilitatie

ECUADOR

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie doet de Republiek Ecuador kennisgeving van haar verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:

Artikel/Lid (1)

Omschrijving

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 7, lid 6

Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11, lid 1

Vrijheid van doorvoer

Artikel 11, lid 2

Vrijheid van doorvoer

Artikel 11, lid 3

Vrijheid van doorvoer

Artikel 11, lid 4

Vrijheid van doorvoer

Artikel 11, lid 5

Vrijheid van doorvoer

Artikel 11, lid 6

Vrijheid van doorvoer

Artikel 11, lid 16

Vrijheid van doorvoer

Artikel 11, lid 17

Vrijheid van doorvoer

EGYPTE

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie doet Egypte kennisgeving van zijn verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:

Artikel

Omschrijving

Artikel 4, leden 1, 3, 4 en 5

Beroeps- of toetsingsprocedures

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 6, lid 2

Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 3, punten 3.2, 3.4, 3.5 en 3.6

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 3, punten 3.1 tot en met 3.5

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 5, punt 5.1

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11, leden 2 en 3 en leden 11 tot en met 16

Vrijheid van doorvoer

EL SALVADOR

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) doet El Salvador kennisgeving van zijn verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:

Artikel 1

Bekendmaking en beschikbaarheid van informatie

Artikel 2

Gelegenheid om opmerkingen te maken, informatieverstrekking vóór inwerkingtreding en overleg

Artikel 3

Voorafgaande besluiten

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures: de leden 1 tot en met 5

Artikel 5

Andere maatregelen ter verbetering van onpartijdigheid, non-discriminatie en transparantie

Artikel 6

Voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer alsmede sancties: de leden 1 en 3

Artikel 7

Vrijgave en vrijmaking van goederen: de leden 1 tot en met 6, lid 7, punten 7.3 tot en met 7.6, en de leden 8 en 9

Artikel 8

Samenwerking tussen grensagentschappen: lid 1

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10

Formaliteiten in verband met invoer, uitvoer en doorvoer: lid 1, lid 2, punten 2.2 en 2.3, lid 3, lid 5, punt 5.1, en de leden 6 tot en met 9

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer: de leden 1 tot en met 6, de leden 8 tot en met 11, en de leden 14 tot en met 17

Artikel 12

Douanesamenwerking: de leden 1, 3 en 4, lid 5, punten 5.1 en 5.2, en lid 12

GABON

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie doet de Republiek Gabon kennisgeving van haar verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 7, lid 8

Versnelde zendingen

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

GUATEMALA

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst”) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité”).

Met betrekking tot het bovenstaande wenst de regering van Guatemala het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst zijn aangewezen als verplichtingen van categorie A overeenkomstig het WTO-document WT/PCTF/W/27 van 7 juli 2014, met uitzondering van de volgende bepalingen:

 

Artikel 1, lid 1, punt 1.1, onder d) en f)

 

Artikel 1, lid 2, punt 2.1, onder a) en b)

 

Artikel 1, lid 3, punt 3.1

 

Artikel 1, lid 3, punt 3.2

 

Artikel 1, lid 4, onder b) en c)

 

Artikel 2, lid 1, punt 1.1

 

Artikel 3, lid 9, onder b), iii)

 

Artikel 5

 

Artikel 6, lid 1, punt 1.4

 

Artikel 7, lid 1, punt 1.2

 

Artikel 7, lid 4, punt 4.3

 

Artikel 7, lid 6, punt 6.1

 

Artikel 7, lid 6, punt 6.2

 

Artikel 7, lid 7, punt 7.3, onder a) en d) tot en met g)

 

Artikel 7, lid 8, punt 8.2, onder c) en d)

 

Artikel 7, lid 9, punt 9.3

 

Artikel 8, lid 1

 

Artikel 8, lid 2, onder d) en e)

 

Artikel 10, lid 1, punt 1.1

 

Artikel 10, lid 2, punt 2.3

 

Artikel 10, lid 4, punt 4.1

 

Artikel 10, lid 4, punt 4.2

 

Artikel 11, lid 17

 

Artikel 12, lid 2, punt 2.1

 

Artikel 12, lid 3

 

Artikel 12, lid 4

 

Artikel 12, lid 5

 

Artikel 12, lid 6

 

Artikel 12, lid 7

 

Artikel 12, lid 8

 

Artikel 12, lid 9

 

Artikel 12, lid 10

 

Artikel 12, lid 11

HONDURAS

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie („de overeenkomst”) doet Honduras kennisgeving van zijn verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:

Artikel 1, lid 1

Bekendmaking

Artikel 1, lid 2

Via internet beschikbare informatie

Artikel 1, lid 3

Informatiepunten

Artikel 1, lid 4

Kennisgeving

Artikel 3

Voorafgaande besluiten

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

Artikel 6, lid 1

Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer (met uitzondering van artikel 6, lid 1, punten 1.3 en 1.4)

Artikel 6, lid 2

Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 7, lid 2

Elektronische betaling

Artikel 7, lid 4

Risicobeheer

Artikel 7, lid 5

Controle na douaneafhandeling

Artikel 7, lid 8

Versnelde zendingen (met uitzondering van artikel 7, lid 8, punt 8.2, onder d))

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen (met uitzondering van artikel 7, lid 9, punt 9.3)

Artikel 8

Samenwerking tussen grensagentschappen (met uitzondering van artikel 8, lid 2, onder c), d) en e))

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 1

Formaliteiten en documentatievereisten

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer

Artikel 12, lid 12

Bilaterale en regionale overeenkomsten

HONGKONG, CHINA

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Hongkong, China, de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Hongkong, China, alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd.

INDONESIË

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36,WT/L/911) moeten de Ledenonder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Republiek Indonesië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Indonesië de volgende bepalingen van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

ISRAËL

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld.

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de Staat Israël de eer het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie ervan in kennis te stellen dat de Staat Israël alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A.

JORDANIË

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Jordanië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A met het oog op de volledige uitvoering ervan bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uitzondering van de volgende bepalingen:

Artikel 1, lid 1

Bekendmaking

Artikel 1, lid 2

Via internet beschikbare informatie

Artikel 1, lid 3

Informatiepunten

Artikel 3, lid 1

Voorafgaande besluiten

Artikel 6, lid 1

Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 10, lid 1

Formaliteiten en documentatievereisten

Artikel 10, lid 2

Aanvaarding van afschriften

Artikel 10, lid 4

Eénloketsysteem

Artikel 11, leden 5 tot en met 10

Procedures en controles in verband met doorvoer

KOREA

Ik heb de eer erop te wijzen dat krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) moeten indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Voorts heb ik de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de regering van de Republiek Korea heeft besloten alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst aan te wijzen voor indeling in categorie A.

KOEWEIT

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de Staat Koeweit de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Staat Koeweit de bepalingen van bijlage I aanwijst voor indeling in categorie A, met uitzondering van de volgende bepalingen:

Artikel 3, lid 1

Voorafgaande besluiten

Artikel 6, lid 2

Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 7, lid 4

Risicobeheer

Artikel 7, lid 5

Controle na douaneafhandeling

Artikel 7, lid 7

Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeelnemers

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

Artikel 8

Samenwerking tussen grensagentschappen

Artikel 10, lid 4

Eénloketsysteem

Artikel 11, leden 11 tot en met 15

Garanties in verband met doorvoer

Artikel 12

Douanesamenwerking

KIRGIZISCHE REPUBLIEK

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande stellen wij, namens het Ministerie van Economie van de Kirgizische Republiek, het voorbereidend comité met genoegen ervan in kennis dat de Kirgizische Republiek de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst als verplichtingen van categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Artikel 4

Alle bepalingen (Beroeps- of toetsingsprocedures)

Artikel 5

Lid 2 (Vasthouding)

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10

Lid 5 (Inspectie vóór verzending)

Artikel 11

Leden 1 tot en met 4 (heffingen, regelingen, formaliteiten en non-discriminatie in verband met doorvoer)

MACAU, CHINA

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Macau, China, de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Macau, China, alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd, met uitzondering van de volgende bepalingen:

Artikel 7

Lid 4 — Risicobeheer

Artikel 7

Lid 5 — Controle na douaneafhandeling

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10

Lid 4 — Eénloketsysteem

MALEISIË

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Maleisië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Maleisië alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A, met uitzondering van de volgende bepalingen:

Artikel 7, lid 8

(Versnelde zendingen)

Artikel 11, lid 9

(Voorafgaande indiening en verwerking van documenten en gegevens inzake doorvoer, dat wil zeggen vóór de aankomst van de goederen)

MAURITIUS

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Republiek Mauritius de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Republiek Mauritius de volgende bepalingen van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Artikel 1, lid 1

Bekendmaking

Artikel 1, lid 2

Via internet beschikbare informatie

Artikel 1, lid 4

Kennisgeving

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

Artikel 2, lid 2

Overleg

Artikel 3

Voorafgaande besluiten

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

Artikel 5, lid 1

Mededelingen met het oog op versterkte controles of inspecties

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 6, lid 1

Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 2

Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 7, lid 2

Elektronische betaling

Artikel 7, lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 7, lid 5

Controle na douaneafhandeling

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 1

Formaliteiten en documentatievereisten

Artikel 10, lid 2

Aanvaarding van afschriften

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9, punt 9.1

Tijdelijke invoer van goederen

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer

Artikel 23, lid 2

Nationaal comité voor handelsfacilitatie

MEXICO

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Mexico de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A met het oog op de volledige uitvoering ervan bij de inwerkingtreding van de overeenkomst.

MOLDAVIË

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Republiek Moldavië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Republiek Moldavië de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst als verplichtingen van categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Artikel 1

De leden 1 en 4 (Bekendmaking, Kennisgeving)

Artikel 3

(VOORAFGAANDE BESLUITEN)

Artikel 4

(BEROEPS- OF TOETSINGSPROCEDURES)

Artikel 5

Lid 2 (Vasthouding)

Artikel 6

Lid 2 (Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer)

Artikel 7

De leden 2, 4 en 5 (Elektronische betaling, Risicobeheer, Controle na douaneafhandeling)

Artikel 8

(SAMENWERKING TUSSEN GRENSAGENTSCHAPPEN)

Artikel 9

(VERPLAATSING ONDER DOUANETOEZICHT VAN VOOR INVOER BESTEMDE GOEDEREN)

Artikel 10

De leden 3 en 5 tot en met 9 (Gebruik van internationale normen, Inspectie vóór verzending, Inschakeling van douane-expediteurs, Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten, Geweigerde goederen, Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling)

Artikel 12

Alle bepalingen

MONGOLIË

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Mongolië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Mongolië de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst als verplichtingen van categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Artikel 1, lid 4

Kennisgeving

Artikel 2, lid 2

Overleg

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 6, lid 1

Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 2

Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 10, lid 1

Formaliteiten en documentatievereisten

Artikel 10, lid 2

Aanvaarding van afschriften

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer

MONTENEGRO

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Montenegro de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Montenegro de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Artikel 1, lid 1

Bekendmaking

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

Artikel 2, lid 2

Overleg

Artikel 3, lid 1

Voorafgaande besluiten

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 5, lid 3

Testprocedures

Artikel 6, lid 2

Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 2

Elektronische betaling

Artikel 7, lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 7, lid 7

Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeelnemers

Artikel 8

Samenwerking tussen grensagentschappen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 1

Formaliteiten en documentatievereisten

Artikel 10, lid 2

Aanvaarding van afschriften

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11, leden 1, 2 en 3

Heffingen, regelingen en formaliteiten in verband met doorvoer

Artikel 11, lid 4

Versterkte non-discriminatie in verband met doorvoer

Artikel 11, leden 11 tot en met 15

Garanties in verband met doorvoer

Artikel 11, leden 16 en 17

Samenwerking en coördinatie in verband met doorvoer

Artikel 12

Douanesamenwerking

KONINKRIJK MAROKKO

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft het Koninkrijk Marokko de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat het de volgende bepalingen aanwijst voor indeling in categorie A:

Artikel 1, lid 1

Bekendmaking

Artikel 1, lid 2

Via internet beschikbare informatie

Artikel 1, lid 3

Informatiepunten

Artikel 1, lid 4

Kennisgeving

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

Artikel 2, lid 2

Overleg

Artikel 3

Voorafgaande besluiten

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 5, lid 3

Testprocedures

Artikel 6, lid 1

Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 2

Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 2

Elektronische betaling

Artikel 7, lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 7, lid 5

Controle na douaneafhandeling

Artikel 7, lid 6

Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen

Artikel 7, lid 7

Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeelnemers

Artikel 7, lid 8

Versnelde zendingen

Artikel 8

Samenwerking tussen grensagentschappen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 1

Formaliteiten en documentatievereisten

Artikel 10, lid 2

Aanvaarding van afschriften

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer

Artikel 12

Douanesamenwerking

Artikel 13, lid 2

Nationaal comité voor handelsfacilitatie

NICARAGUA

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Nicaragua de eer het voorbereidend comité in kennis te stellen van de bepalingen van afdeling I van de overeenkomst die voor indeling in categorie A zijn aangewezen.

Artikel 1, lid 2

Via internet beschikbare informatie

Artikel 1, lid 4

Kennisgeving

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

Artikel 2, lid 2

Overleg

Artikel 3

Voorafgaande besluiten

Artikel 4, lid 1

Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 6, lid 1

Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 7, lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 7, lid 4

Risicobeheer

Artikel 7, lid 5

Controle na douaneafhandeling

Artikel 7, lid 8

Versnelde zendingen

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 1

Formaliteiten en documentatievereisten

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer

Artikel 12, lid 1

Maatregelen ter bevordering van naleving van voorschriften en van samenwerking

Artikel 12, lid 2

Uitwisseling van informatie

Artikel 12, lid 3

Verificatie

Artikel 12, lid 4

Verzoek

Artikel 12, lid 5

Bescherming en vertrouwelijkheid

Artikel 12, lid 6

Informatieverstrekking

Artikel 12, lid 7

Uitstel van antwoord of weigering op verzoek te antwoorden

Artikel 12, lid 8

Wederkerigheid

Artikel 12, lid 9

Administratieve lasten

Artikel 12, lid 10

Beperkingen

Artikel 12, lid 11

Ongeoorloofd gebruik of ongeoorloofde vrijgave

Artikel 12, lid 12

Bilaterale en regionale overeenkomsten

Artikel 13, lid 2

Nationaal comité voor handelsfacilitatie

NIGERIA

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Federale Republiek Nigeria de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Nigeria de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 7, lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11, lid 3

Vrijwillige beperkingen

Artikel 11, lid 4

Non-discriminatie

Artikel 11, lid 6

Documentatievereisten

Artikel 11, lid 8

Niet-toepassing van technische handelsbelemmeringen

Artikel 11, lid 9

Voorafgaande indiening en verwerking van documenten inzake doorvoer

Artikel 11, lid 10

Onverwijlde beëindiging van de doorvoer

Artikel 11, lid 11

Garanties in verband met doorvoer

OMAN

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van het Sultanaat Oman de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Oman de volgende bepalingen van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Artikel 1

Bekendmaking

Lid 1

Via internet beschikbare informatie

Lid 4

Kennisgeving

Artikel 2:

Gelegenheid om opmerkingen te maken, informatieverstrekking vóór inwerkingtreding en overleg

Lid 2

Overleg

Artikel 4:

Beroeps- of toetsingsprocedures

Lid 1

Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken

Artikel 5:

Andere maatregelen ter verbetering van onpartijdigheid, non-discriminatie en transparantie

Lid 1

Mededelingen met het oog op versterkte controles of inspecties

Lid 2

Vasthouding

Lid 3

Testprocedures

Artikel 6:

Voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Lid 1

Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Lid 2

Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 7:

Vrijgave en vrijmaking van goederen

Lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 9:

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10:

Formaliteiten in verband met invoer, uitvoer en doorvoer

Lid 3

Gebruik van internationale normen

Lid 5

Inspectie vóór verzending

Lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Lid 8

Geweigerde goederen

Lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11:

Vrijheid van doorvoer

Leden 1, 2 en 3

Heffingen, regelingen en formaliteiten in verband met doorvoer

Lid 4

Versterkte non-discriminatie in verband met doorvoer

Lid 11

Garanties in verband met doorvoer

Artikel 13:

Institutionele regelingen

Lid 2

Nationaal comité voor handelsfacilitatie

PANAMA

Krachtens de paragrafen 2 en 3 van het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) deelt Panama mee dat de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst zijn aangewezen als verplichtingen van categorie A voor uitvoering bij de inwerkingtreding van de overeenkomst:

Artikel 1, lid 3

Informatiepunten

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

Artikel 5, lid 1

Mededelingen met het oog op versterkte controles of inspecties

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 6, lid 1

Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 2

Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 7, lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 7, lid 4

Risicobeheer

Artikel 7, lid 5

Controle na douaneafhandeling

Artikel 7, lid 6

Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen

Artikel 7, lid 7

Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeelnemers

Artikel 7, lid 8

Versnelde zendingen

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 1

Formaliteiten en documentatievereisten

Artikel 10, lid 2

Aanvaarding van afschriften

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer

Artikel 12, lid 1

Maatregelen ter bevordering van naleving van voorschriften en van samenwerking

Artikel 12, lid 2

Uitwisseling van informatie

Artikel 12, lid 3

Verificatie

Artikel 12, lid 4

Verzoek

Artikel 12, lid 5

Bescherming en vertrouwelijkheid

Artikel 12, lid 6

Informatieverstrekking

Artikel 12, lid 7

Uitstel van antwoord of weigering op verzoek te antwoorden

Artikel 12, lid 8

Wederkerigheid

Artikel 12, lid 9

Administratieve lasten

Artikel 12, lid 10

Beperkingen

Artikel 12, lid 11

Ongeoorloofd gebruik of ongeoorloofde vrijgave

Artikel 12, lid 12

Bilaterale en regionale overeenkomsten

PARAGUAY

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie doet de Republiek Paraguay kennisgeving van haar verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:

Artikel/Lid (2)

Omschrijving

Artikel 3

Voorafgaande besluiten

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 7, lid 2

Elektronische betaling

Artikel 7, lid 4

Risicobeheer

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 2

Aanvaarding van afschriften

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

Artikel 10, lid 4

Eénloketsysteem

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer

Artikel 12

Douanesamenwerking

PERU

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en overeenkomstig artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie („de overeenkomst”) deelt Peru mee dat alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst zijn aangewezen als verplichtingen van categorie A voor uitvoering bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uitzondering van de volgende bepalingen:

Artikel 3

Voorafgaande besluiten

Artikel 5, lid 1

Mededelingen met het oog op versterkte controles of inspecties

Artikel 5, lid 3

Testprocedures

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 8

Samenwerking tussen grensagentschappen

Artikel 10, lid 4

Eénloketsysteem

Artikel 12

Douanesamenwerking

FILIPIJNEN

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Filipijnen de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A:

Artikel 1, lid 1

Bekendmaking

Artikel 1, lid 2

Via internet beschikbare informatie

Artikel 1, lid 3

Informatiepunten

Artikel 1, lid 4

Kennisgeving

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

Artikel 3

Voorafgaande besluiten

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 5, lid 3

Testprocedures

Artikel 6, lid 1

Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 2

Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 7, lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 7, lid 4

Risicobeheer

Artikel 7, lid 6

Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen

Artikel 7, lid 7

Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeelnemers

Artikel 7, lid 8

Versnelde zendingen

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 2

Aanvaarding van afschriften

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer

Artikel 12

Douanesamenwerking

QATAR

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Staat Qatar het voorrecht het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Staat Qatar alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst als verplichtingen van categorie A, met uitzondering van de volgende bepaling:

Artikel 7, lid 7

Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeelnemers

KONINKRIJK SAUDI-ARABIË

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van het Koninkrijk Saudi-Arabië de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A met het oog op de volledige uitvoering ervan bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uitzondering van de volgende bepalingen:

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

Artikel 10, lid 4

Eénloketsysteem

SENEGAL

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) betreffende de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie doet Senegal kennisgeving van zijn verplichtingen van categorie A overeenkomstig de onderstaande bepalingen:

 

ARTIKEL/LID

OMSCHRIJVING

1

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

2

Artikel 2, lid 2

Overleg

3

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

4

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

5

Artikel 5, lid 3

Testprocedures

6

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

7

Artikel 7, lid 2

Elektronische betaling

8

Artikel 7, lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

9

Artikel 7, lid 4

Risicobeheer

10

Artikel 7, lid 6

Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen

11

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

12

Artikel 10, lid 2

Aanvaarding van afschriften

13

Artikel 10, lid 3

Gebruik van internationale normen

14

Artikel 10, lid 4

Eénloketsysteem

15

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

16

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

17

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

18

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

19

Artikel 12

Douanesamenwerking

SINGAPORE

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Republiek Singapore de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat de Republiek Singapore alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd.

SRI LANKA

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Sri Lanka de volgende bepalingen van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Bepalingen

Titel

Artikel 4, lid 1

Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 2

Elektronische betaling

Artikel 7, lid 8

Versnelde zendingen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer

AFZONDERLIJK DOUANEGEBIED TAIWAN, PENGHU, KINMEN EN MATSU

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft het afzonderlijk douanegebied Taiwan, Penghu, Kinmen en Matsu de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat het alle bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A met het oog op de volledige uitvoering ervan bij de inwerkingtreding van de overeenkomst.

TADZJIKISTAN

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) is het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld, onder meer gemachtigd de kennisgevingen van de lidstaten betreffende verplichtingen van categorie A uit hoofde van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie te ontvangen.

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Tadzjikistan de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A met het oog op de volledige uitvoering ervan bij de inwerkingtreding van de overeenkomst:

Artikel 1

Lid 1

Bekendmaking

Lid 2

Via internet beschikbare informatie

Artikel 4

Alle bepalingen

Artikel 5

Lid 2

Vasthouding

Lid 3

Testprocedures

Artikel 6

Alle bepalingen

Artikel 7

Lid 1

Verwerking vóór aankomst

Lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Lid 4

Risicobeheer

Lid 5

Controle na douaneafhandeling

Lid 6

Vaststelling en bekendmaking van gemiddelde vrijgavetermijnen

Lid 8

Versnelde zendingen

Lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

Artikel 8

Lid 1

Artikel 9

Alle bepalingen

Artikel 10

Lid 1

Formaliteiten en documentatievereisten

Lid 2

Aanvaarding van afschriften

Lid 3

Gebruik van internationale normen

Lid 5

Inspectie vóór verzending

Lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Lid 8

Geweigerde goederen

Lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11

Alle bepalingen

THAILAND

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de Koninklijke Thaise Regering de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Thailand alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd, met uitzondering van de volgende bepalingen:

Artikel 3

Voorafgaande besluiten: de leden 5 en 6

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures: lid 4

Artikel 5

Andere maatregelen: lid 1, Mededelingen, en lid 3, Testprocedures

Artikel 6

Voorschriften inzake retributies en heffingen: lid 3, punten 3.4 en 3.7, Voorschriften inzake sancties

Artikel 7

Vrijgave en vrijmaking van goederen: lid 1, punt 1.1, Verwerking vóór aankomst

Artikel 10

Formaliteiten: lid 8, Geweigerde goederen, en lid 9, Tijdelijke invoer

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer: de leden 1, 8 en 9

Artikel 12

Douanesamenwerking: lid 2, Uitwisseling van informatie, lid 5, punt 5.1, onder c) tot en met f), en lid 6, punt 6.1, Informatieverstrekking

TUNESIË

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) en artikel 15 van afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie deelt de regering van de Republiek Tunesië mee dat de volgende bepalingen van die overeenkomst in categorie A worden ingedeeld:

Artikel of lid (3)

Omschrijving

Artikel 1, lid 1

Bekendmaking

Artikel 1, lid 2

Via internet beschikbare informatie

Artikel 1, lid 3

Informatiepunten

Artikel 1, lid 4

Kennisgeving

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

Artikel 4

Beroeps- of toetsingsprocedures

Artikel 5, lid 2

Vasthouding

Artikel 6, lid 3

Voorschriften inzake sancties

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 7, lid 3

Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 2

Aanvaarding van afschriften

Artikel 10, lid 5

Inspectie vóór verzending

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11, met uitzondering van lid 5

Vrijheid van doorvoer, met uitzondering van de beschikbaarstelling van fysiek gescheiden infrastructuur voor het transitoverkeer

Artikel 12

Douanesamenwerking

Artikel 23, lid 2

Nationaal comité voor handelsfacilitatie

TURKIJE

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Turkije de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat zij alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst (als bijlage bij het bovenvermelde ministerieel besluit gevoegd) aanwijst voor indeling in categorie A met het oog op de volledige uitvoering ervan bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uitzondering van de volgende bepaling:

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen

OEKRAÏNE

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van Oekraïne de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Oekraïne de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Artikel 1, lid 1

Bekendmaking

Artikel 1, lid 2

Via internet beschikbare informatie

Artikel 7, lid 1

Verwerking vóór aankomst

Artikel 7, lid 4

Risicobeheer (met uitzondering van de punten 4.1, 4.2 en 4.3)

Artikel 7, lid 7

Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeelnemers

Artikel 7, lid 8

Versnelde zendingen

Artikel 7, lid 9

Aan bederf onderhevige goederen (met uitzondering van de punten 9.1 en 9.2)

Artikel 8

Samenwerking tussen grensagentschappen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 8

Geweigerde goederen (met uitzondering van punt 8.2)

Artikel 10, lid 9

Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

Artikel 11

Vrijheid van doorvoer (met uitzondering van de leden 3 tot en met 8 en lid 10)

URUGUAY

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36) en overeenkomstig artikel 15 in afdeling II van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie („de overeenkomst”) wijst de Republiek ten oosten van de Uruguay alle bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aan als verplichtingen van categorie A bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, met uitzondering van artikel 7, lid 3, Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen, dat zal worden aangewezen als verplichtingen van categorie B.

VIETNAM

Krachtens het Ministerieel Besluit van 7 december 2013 (WT/MIN(13)/36, WT/L/911) moeten de Leden onder meer hun kennisgeving betreffende de verplichtingen van categorie A in het kader van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (hierna „de overeenkomst” genoemd) indienen bij het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie dat onder de Algemene Raad is ingesteld (hierna „het voorbereidend comité” genoemd).

Met betrekking tot het bovenstaande heeft de regering van de Socialistische Republiek Vietnam de eer het voorbereidend comité ervan in kennis te stellen dat Vietnam de volgende bepalingen van afdeling I van de overeenkomst aanwijst voor indeling in categorie A; die bepalingen zullen bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden uitgevoerd:

Artikel 1, lid 3

Informatiepunten

Artikel 1, lid 4

Kennisgeving

Artikel 2, lid 1

Gelegenheid om opmerkingen te maken en informatieverstrekking vóór inwerkingtreding

Artikel 2, lid 2

Overleg

Artikel 4, lid 1

Recht om beroep in te stellen of om toetsing te verzoeken

Artikel 6, lid 1

Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 6, lid 2

Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

Artikel 7, lid 8

Versnelde zendingen

Artikel 9

Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Artikel 10, lid 1

Formaliteiten en documentatievereisten

Artikel 10, lid 2

Aanvaarding van afschriften

Artikel 10, lid 6

Inschakeling van douane-expediteurs

Artikel 10, lid 7

Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

Artikel 11, leden 1, 2 en 3

Heffingen, regelingen en formaliteiten in verband met doorvoer

Artikel 11, lid 4

Versterkte non-discriminatie in verband met doorvoer


(1)  Wanneer naar specifieke leden wordt verwezen, is de door de Republiek Ecuador aangegane verplichting beperkt tot de inhoud van die specifieke leden en betreft zij niet de inhoud van het artikel in zijn geheel.

(2)  Wanneer naar specifieke leden wordt verwezen, is de door de Republiek Paraguay aangegane verplichting beperkt tot de inhoud van die specifieke leden en betreft zij niet de inhoud van het artikel in zijn geheel.

(3)  Wanneer een specifiek lid van een artikel wordt vermeld, is de door Tunesië aangegane verplichting beperkt tot de inhoud van dat specifieke lid en betreft zij niet de overige bepalingen van het artikel.


VERORDENINGEN

30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/62


VERORDENING (EU) 2015/1948 VAN DE RAAD

van 29 oktober 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (1),

Gezien het gezamenlijk voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad (2) geeft uitvoering aan de bij Besluit 2012/642/GBVB vastgestelde maatregelen.

(2)

Op 29 oktober 2015 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2015/1957 (3) tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB vastgesteld, waarbij de beperkende maatregelen werden opgeheven die krachtens dat besluit golden ten aanzien van bepaalde personen en entiteiten.

(3)

Regelgeving op het niveau van de Unie is dan ook noodzakelijk om uitvoering te geven aan de schorsing van de beperkende maatregelen, met name om te garanderen dat deze in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers wordt toegepast.

(4)

Gezien de politieke situatie in Belarus moet de bevoegdheid om de lijst in Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 765/2006 te wijzigen, door de Raad worden uitgeoefend, om de samenhang te garanderen met het proces tot wijziging van Bijlage II bij Besluit 2012/642/GBVB.

(5)

Verordening (EG) nr. 765/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 765/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd:

„6.   De toepassing van de verbodsbepalingen van de leden 1 en 2 wordt geschorst wat betreft de personen en entiteiten die in bijlage IV worden vermeld.”.

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 8 ter

De Raad wijzigt bijlage IV op grond van besluiten die zijn genomen in overeenstemming met bijlage II bij Besluit 2012/642/GBVB.”.

3)

De tekst van de bijlage bij deze verordening wordt als bijlage IV aan Verordening (EG) nr. 765/2006 toegevoegd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ASSELBORN


(1)  PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus (PB L 134 van 20.5.2006, blz. 1).

(3)  Besluit (GBVB) 2015/1957 van de Raad van 29 oktober 2015 tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (zie bladzijde 149 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE

Tekst van Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 765/2006.

„BIJLAGE IV

Personen en entiteiten bedoeld in artikel 2, lid 6

A.   Personen

1.

Alinikau Siarhei Aliaksandravich

2.

Ananich, Liliia Stanislavauna

3.

Arlau Aliaksey

4.

Atabekau, Khazalbek Bakhtibekavich

5.

Badak Ala Mikalaeuna

6.

Bakhmatau, Ihar Andreevich

7.

Bandarenka Siarhei Uladzimiravich

8.

Barouski Aliaksandr Genadzevich

9.

Barsukou, Aliaksandr Piatrovich

10.

Barysionak, Anatol Uladzimiravich

11.

Bazanau, Aliaksandr Viktaravich

12.

Bileichyk, Aliaksandr Uladzimiravich

13.

Bortnik, Siarhei Aliaksandrovich

14.

Brysina, Zhanna Leanidauna

15.

Bulash, Ala Biukbalauna

16.

Bushchyk, Vasil Vasilievich

17.

Busko, Ihar Iauhenavich

18.

Bychko, Aliaksei Viktaravich

19.

Charhinets, Mikalai Ivanavich

20.

Charkas, Tatsiana Stanislavauna

21.

Charnyshou, Aleh Anatolievich

22.

Chatviartkova, Natallia Alexeeuna

23.

Chubkavets Kiryl Chubkovets Kirill

24.

Chyzh, Iury Aliaksandravich

25.

Davydzka, Henadz Branislavavich

26.

Dysko, Henadz Iosifavich

27.

Dzemiantsei, Vasil Ivanavich

28.

Dziadkou, Leanid Mikalaevich

29.

Esman, Valery Aliaksandravich

30.

Farmahei, Leanid Kanstantsinavich

31.

Haidukevich Valery Uladzimiravich

32.

Halavanau, Viktar Ryhoravich

33.

Harbatouski, Yury Aliaksandravich

34.

Herasimenka, Henadz Anatolievich

35.

Herasimovich, Volha Ivanauna

36.

Hermanovich, Siarhei Mikhailavich

37.

Hihin, Vadzim Frantsavich

38.

Hrachova, Liudmila Andreeuna

39.

Hureeu Siarhei Viktaravich

40.

Iakubovich, Pavel Izotavich

41.

Iancheuski, Usevalad Viachaslavavich

42.

Iarmoshyna, Lidziia Mikhailauna

43.

Iaruta, Viktar Heorhevich

44.

Iasianovich, Leanid Stanislavavich

45.

Iauseev, Ihar Uladzimiravich

46.

Ihnatovich-Mishneva, Liudmila

47.

Ipatau, Vadzim Dzmitryevich

48.

Ivanou, Siarhei

49.

Kachanau Uladzimir Uladzimiravich

50.

Kadzin, Raman Viktaravich

51.

Kakunin, Aliaksandr Aliaksandravich

52.

Kalach, Uladzimir Viktaravich

53.

Kamarouskaya, Volha Paulauna

54.

Kamisarau, Valery Mikalayevich

55.

Kanapliou, Uladzimir Mikalaevich

56.

Karovina, Natallia Uladzimirauna

57.

Karpenka, Ihar Vasilievich

58.

Katsuba, Sviatlana Piatrouna

59.

Kavaliou, Aliaksandr Mikhailavich

60.

Kazak, Viktar Uladzimiravich

61.

Kazheunikau Andrey

62.

Kaziiatka, Iury Vasilievich

63.

Kharyton, Aliaksandr

64.

Khatkevich, Iauhen Viktaravich

65.

Khmaruk, Siargei Konstantinovich

66.

Khrobastau, Uladzimir Ivanavich

67.

Khrypach, Siarhei Fiodaravich

68.

Khvainitskaya, Zhanna Anatolyeuna

69.

Kisialiou, Anatol Siamionavich

70.

Kochyk, Aliaksandr Vasilyevich

71.

Kolas, Alena Piatrovna

72.

Konan, Viktar Aliaksandravich

73.

Kornau, Uladzimir Uladzimiravich

74.

Korzh, Ivan Aliakseevich

75.

Krasheuski, Viktar

76.

Krasouskaya, Zinaida Uladzimirauna

77.

Kryshtapovich, Leu Eustafievich

78.

Kuklis, Mikalai Ivanovich

79.

Kuliashou, Anatol Nilavich

80.

Kuzniatsou, Ihar Nikonavich

81.

Lapko, Maksim Fiodaravich

82.

Lapo, Liudmila Ivanauna

83.

Laptsionak, Ihar Mikalaevich

84.

Lashyn, Aliaksandr Mikhailavich

85.

Lazavik, Mikalai Ivanavich

86.

Lemiashonak, Anatol Ivanavich

87.

Liabedzik, Mikhail Piatrovich

88.

Liaskouski, Ivan Anatolievich

89.

Liushtyk, Siarhei Anatolievich

90.

Lomats, Zianon Kuzmich

91.

Lapatka, Aliaksandr Aliaksandravich

92.

Lukashenka, Aliaksandr Ryhoravich

93.

Lukashenka, Dzmitry Aliaksandravich

94.

Lukashenka, Viktar Aliaksandravich

95.

Lukomski, Aliaksandr Valiantsinavich

96.

Lutau Dzmitry Mikhailavich

97.

Makei, Uladzimir Uladzimiravich

98.

Maladtsova, Tatsiana

99.

Maslakou, Valery Anatolievich

100.

Mazouka Anzhalika Mikhailauna

101.

Mazouka, Kiryl Viktaravich

102.

Miklashevich, Piotr Piatrovich

103.

Mitrakhovich, Iryna Aliakseeuna

104.

Morozau, Viktar Mikalaevich

105.

Motyl, Tatsiana Iaraslavauna

106.

Nazaranka, Vasil Andreyevich

107.

Niakrasava, Alena Tsimafeeuna

108.

Padabed, Iury Mikalaevich

109.

Piakarski, Aleh Anatolievich

110.

Praliaskouski, Aleh Vitoldavich

111.

Pratasavitskaia, Natallia Uladzimirauna

112.

Putsyla, Uladzimir Ryhoravich

113.

Pykina, Natallia Mikhailauna

114.

Radzkou, Aliaksandr Mikhailavich

115.

Rakhmanava, Maryna Iurievna

116.

Ravinskaia, Tatsiana Uladzimirauna

117.

Rusak, Viktar Uladzimiravich

118.

Rybakou, Aliaksei Vasilievich

119.

Saikouski Valeri Yosifavich

120.

Sanko Ivan Ivanavich

121.

Sauko, Valery Iosifavich

122.

Shaeu, Valiantsin Piatrovich

123.

Shahrai, Ryta Piatrouna

124.

Shamionau Vadzim Iharavich

125.

Shastakou Maksim Aliaksandravich

126.

Shchurok, Ivan Antonavich

127.

Shastakou, Iury Valerievich

128.

Shuhaeu, Siarhei Mikhailavich

129.

Shved, Andrei Ivanavich

130.

Shykarou, Uladzislau Aleksandravich

131.

Shylko, Alena Mikalaeuna

132.

Siankevich, Eduard Aliaksandravich

133.

Siarheenka, Ihar Piatrovich

134.

Simakhina, Liubou Siarheeuna

135.

Simanau Aliaksandr Anatolievich

136.

Simanouski Dmitri Valerevich

137.

Sirenka, Viktar Ivanavich

138.

Slizheuski, Aleh Leanidavich

139.

Smalenski, Mikalai Zinouevich

140.

Stsiapurka, Uladzimir Mikhailavich

141.

Stuk, Aliaksei Kanstantsinavich

142.

Sukharenka, Stsiapan Mikalaevich

143.

Sukhau Dzmitri Viachaslavavich

144.

Svistunova, Valiantsina Mikalaeuna

145.

Talstashou, Aliaksandr Alehavich

146.

Traulka Pavel

147.

Trutka, Iury Igorevich

148.

Tsertsel, Ivan Stanislavavich

149.

Tupik, Vera Mikhailauna

150.

Tushynski Ihar Heraninavich

151.

Unukevich, Tamara Vasileuna

152.

Utsiuryn, Andrei Aliaksandravich

153.

Vakulchyk, Valery Paulavich

154.

Valchkova, Maryiana Leanidauna

155.

Vasilevich, Ryhor Aliakseevich

156.

Vehera, Viktar Paulavich

157.

Volkau, Siarhei Mikhailavich

158.

Yakunchykhin, Aliaksandr Anatolyevich

159.

Yarmalitski, Siarhei Uladzimiravich

160.

Zaharouski, Anton Uladzimiravich

161.

Zaitsau, Vadzim Iurievich

162.

Zaitsava, Viktoryia Henadzeuna

163.

Zakharau, Aliaksei Ivanavich

164.

Zapasnik, Maryna Sviataslavauna

165.

Zhadobin, Iury Viktaravich

166.

Zhuk, Alena Siamionauna

167.

Zhuk, Dzmitry Aliaksandravich

168.

Zhukouskaia, Zhanna Aliakseeuna

169.

Zhukouski, Siarhei Kanstantsinavich

170.

Zimouski Aliaksandr Leanidavich

171.

Volkau, Vitaliy Mikalaevic

B.   Entiteiten

1.

Beltechexport

2.

Beltech Holding

3.

Spetspriborservice

4.

LLC Triple

5.

JSC Berezovsky KSI

6.

JCJSC QuartzMelProm

7.

CJSC Prostor-Trade

8.

JLLC AquaTriple

9.

LLC Rakowski browar

10.

CJSC Dinamo-Minsk”


30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/71


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1949 VAN DE RAAD

van 29 oktober 2015

tot uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus (1), en met name artikel 8 bis, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 18 mei 2006 Verordening (EG) nr. 765/2006 vastgesteld.

(2)

Op grond van het arrest van het Gerecht van 6 oktober 2015 in zaak T-276/12, Y. Chyzh e.a./Raad  (2) zijn er niet langer redenen om vier entiteiten te handhaven op de lijst van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen, zoals vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006.

(3)

De informatie over bepaalde personen en entiteiten op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten de bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006 moet worden geactualiseerd.

(4)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ASSELBORN


(1)  PB L 134 van 20.5.2006, blz. 1.

(2)  Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 6 oktober 2015. Yury Aleksandrovich Chyzh/Raad, T-276/12, ECLI:EU:T:2015:748 (nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie).


BIJLAGE

I.

De volgende entiteiten worden geschrapt van de lijst in deel B (Entiteiten) van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006:

8.

LLC Triple Metal Trade

10.

JV LLC Triple-Techno

18.

MSSFC Logoysk

19.

Triple-Agro ACC

II.

De vermeldingen voor de volgende personen in deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006 worden vervangen door de onderstaande vermeldingen:

 

Naam

Engelse transcriptie van Belarussische spelling

Engelse transcriptie van Russische spelling

Naam

(Belarussische spelling)

Naam

(Russische spelling)

Informatie ter identificatie

Redenen voor plaatsing op de lijst

4.

Alinikau Siarhei Aliaksandravich (Alinikau Siarhey Alyaksandravich) Aleinikov Sergei Aleksandrovich

АЛИНИКАЎ, Сяргей Аляксандравич

АЛEЙНИКOВ, Сергей Aлександрович

Adres:

Исправительное учреждение „Исправительная колония № 17” управления Департамента исполнения наказаний МВД Республики Беларусь по Могилевской области, г. Шклов, Могилевская область

Majoor, hoofd van een operationele eenheid van strafkolonie IK-17 in Shklov. Hij heeft politieke gevangenen onder druk gezet door hun het recht op correspondentie en vergadering te ontzeggen. Hij heeft het bevel gegeven hen aan een strenger strafregime te onderwerpen en hen te fouilleren. Hij heeft bedreigingen tegen hen geuit om bekentenissen af te dwingen. Hij was rechtstreeks verantwoordelijk voor het schenden van de mensenrechten van politieke gevangenen en activisten van de oppositie in 2011-2012, doordat hij buitensporig geweld tegen hen heeft gebruikt. Zijn optreden vormde een directe schending van de internationale verbintenissen van Belarus op mensenrechtengebied.

7.

Ananich, Liliia Stanislavauna

(Ananich, Lilia Stanislavauna; Ananich, Liliya Stanislavauna)

Ananich, Liliia Stanislavovna

(Ananich, Lilia Stanislavovna; Ananich, Liliya Stanislavovna)

АНАНIЧ, Лiлiя Станiславаўна

АНАНИЧ, Лилия Станиславовна

Geboortedatum: 1960

Geboorteplaats: Leonovo, district Borisov, regio Minsk

ID: 4020160A013PB7

Adres:

220004, г. Минск, пр. Победителей, 11 Министерствo информации Belarus

Sinds 30.6.2014 minister van Informatie, voormalig eerste viceminister van Informatie. Zij speelt sedert 2003 een belangrijke rol bij de verspreiding van overheidspropaganda, die de repressie van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld uitlokt, steunt en rechtvaardigt, alsmede bij de afschaffing van de vrijheid van de media. Van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld wordt stelselmatig een negatief en denigrerend beeld gegeven door het verspreiden van valse informatie.

10.

Atabekau, Khazalbek Bakhtibekavich

Atabekov Khazalbek Bakhtibekovich

АТАБЕКАЎ, Хазалбек Бактiбекавiч

АТАБЕКОВ, Хазалбек Баxтибекович (АТАБЕКОВ, Кхазалбек Баxтибекович)

Adres:

Главное Управление Командующего Внутренними Войсками

220028, г. Минск, ул.Маяковского, 97

Kolonel, plaatsvervangend hoofd van de afdeling gevechtstraining van de troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, voormalig bevelhebber van een speciale brigade van de troepen van het ministerie van Binnenlandse Zaken in de voorstad Uruchie van Minsk. Hij stond aan het hoofd van zijn eenheid tijdens het neerslaan van de protestbetoging na afloop van de verkiezingen op 19 december 2010 in Minsk, waar buitensporig geweld is gebruikt. Zijn optreden vormde een directe schending van de internationale verbintenissen van Belarus op mensenrechtengebied.

11.

Badak Ala Mikalaeuna

Bodak Alla Nikolaevna

БАДАК, Ала Мiкалаеўна

БОДАК, Алла Николаевна

Geboortedatum: 30.8.1967

Paspoortnummer: SP0013023

Adres:

220004, г.Минск, ул. Коллекторная, 10 Министерство юстиции

(10 Kollektornaya str.)

BELARUS

Viceminister van Justitie, belast met het toezicht en de controle op de Orde van advocaten, voorheen belast met de juridische ondersteuning van de instellingen die wet- en regelgeving opstellen.

Zij was verantwoordelijk voor de rol en het optreden van het Ministerie van Justitie en de rechterlijke macht van Belarus, die belangrijke instrumenten zijn voor de repressie van de bevolking, door de opstelling van wetten die het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie aan banden leggen.

12.

Bakhmatau, Ihar Andreevich

Bakhmatov, Igor Andreevich

БАХМАТАЎ, Irap Андрэевiч

БАХМАТОВ, Игорь Андреевич

 

Was actief betrokken bij de repressie van het maatschappelijk middenveld in Belarus. Als voormalig plaatsvervangend hoofd van de KGB, belast met personeelszaken en de organisatie van hun werkzaamheden, was hij verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. Maakt sedert mei 2012 opnieuw deel uit van de reservetroepen.

16.

Barovski Aliaksandr Genadzevich

Borovski Aleksandr Gennadievich

БАРОЎСКI, Аляксандр Генадзевiч

БОРОВСКИЙ, Александр Геннадиевич

Adres:

Прокуратура Октябрьского района220039 г.Минск, ул.Авакяна, 32

Plaatsvervangend aanklager bij de rechtbank van het district Oktiabrski (Kastrichnitski) van Minsk. Hij heeft de zaak tegen Pavel Vinogradov, Dmitri Drozd, Ales Kirkjevich en Vladimir Homichenko behandeld. De door hem aangevoerde beschuldiging was duidelijk politiek geïnspireerd en vormde een flagrante inbreuk op het Wetboek van Strafvordering. De aanklacht was gebaseerd op een verkeerde classificatie van de gebeurtenissen van 19 december 2010 en niet gestaafd door bewijsmateriaal, bewijsstukken of getuigenissen.

17.

Barsukou, Aliaksandr Piatrovich

Barsukov, Aleksandr Petrovich

БАРСУКОЎ, Аляксандр Пятровiч

БАРСУКОВ, Александр Петрович

Geboortedatum: 29.4.1965

Adres:

Беларусь, 220007 г. Минск, переулок Добромысленский, 5

ГУВД Минского Горисполкома

Generaal, hoofd van de politie van Minsk. Sedert zijn benoeming tot hoofd van de politie van Minsk, op 21 oktober 2011, werd onder zijn bevel hardhandig opgetreden tegen ongeveer een dozijn vreedzame demonstranten in Minsk; deze werden later veroordeeld wegens het overtreden van de wet op massa-evenementen. Gedurende verscheidene jaren voerde hij het bevel tijdens het politie-optreden tegen de straatprotesten van de oppositie.

22.

Bileichyk, Aliaksandr Uladzimiravich Bileichik, Aleksandr Vladimirovich (Bileychik, Aleksandr Vladimirovich)

БIЛЕЙЧЫК, Аляксандр Уладзiмiравiч

БИЛЕЙЧИК, Александр Владимирович

Geboortedatum: 1964

Voormalig eerste viceminister van Justitie (tot december 2014), belast met de gerechtelijke diensten, de burgerlijke stand en de notariële diensten. Hij is onder meer bevoegd voor het toezicht en de controle op de Orde van advocaten. Hij heeft actief meegewerkt aan het bijna stelselmatig royeren van advocaten die politieke gevangenen hadden verdedigd.

25.

Bulash, Ala Biukbalauna

Bulash, Alla Biukbalovna

БУЛАШ, Ала Бюкбалаўнa

БУЛАШ, Алла Бюкбаловнa

 

Voormalig vicepresident van de rechtbank van het district Kastrichnitski van Minsk belast met strafzaken en voormalig rechter van de rechtbank van het district Oktiabrski (Kastrichnitski) van Minsk. Zij was belast met de zaak tegen Pavel Vinogradov, Dmitri Drozd, Ales Kirkjevich, Andrei Protasenia en Vladimir Homitsjenko. De manier waarop zij het proces voerde, was duidelijk in strijd met het Wetboek van Strafvordering. Zij stond toe dat er bewijsmateriaal en getuigenverklaringen werden gebruikt die niets met de beklaagden te maken hadden.

28.

Busko, Ihar Iauhenavich (Busko, Ihar Yauhenavich Busko, Igor Evgenievich (Busko, Igor Yevgenyevich)

БУСЬКО, Irap Яўгенавiч

БУСЬКО, Игорь Евгеньевич

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Adjunct-hoofd van de KGB, voormalig hoofd van de KGB van de regio Brest. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in de regio Brest en in Belarus.

31.

Charkas, Tatsiana Stanislavauna

(Cherkas, Tatsiana Stanislavauna)

Cherkas, Tatiana Stanislavovna

ЧАРКАС, (ЧЭРКАС) Таццяна Станiславаўна

ЧЕРКАС, Татьяна Станиславовна

Adres:

Суд Партизанского района г. Минска

220027, г. Минск, ул. Семашко, 33

President van de rechtbank van het district Partizanski van Minsk, voormalig vicepresident van de rechtbank van het district Frunzenski van Minsk, voormalig rechter bij de rechtbank van het district Frunzenski van de stad Minsk, behandelt de zaken van de betogers Aleksandr Otroshchenkov (veroordeeld tot 4 jaar opsluiting onder een streng gevangenisregime), Aleksandr Molchanov (3 jaar) en Dmitri Novik (3,5 jaar opsluiting onder een streng gevangenisregime). Verantwoordelijk voor de uitvoering van de politiek gemotiveerde administratieve en strafrechtelijke sancties tegen vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

38.

Davydzka, Henadz Branislavavich

Davydko, Gennadi Bronislavovich

ДАВИДЗЬКА, Генадзь Бранiслававiч

ДАВЫДЬКО, Геннадий Брониславович

Geboortedatum: 29.9.1955, Senno, regio Vitebsk.

Adres:

Белтеле-радиокомпания,

ул. Макаенка, 9, Минск, 220807, Беларусь

President van de openbare omroep sinds 28 december 2010. Beschrijft zichzelf als een autoritaire democraat. Was verantwoordelijk voor het verspreiden van overheidspropaganda op de televisie. Het betreft propaganda waarin de repressie van de democratische oppositie en van het maatschappelijk middenveld in de nasleep van de verkiezingen in december 2010 worden gesteund en gerechtvaardigd. Van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld wordt stelselmatig een negatief en denigrerend beeld gegeven door het verspreiden van valse informatie.

40.

Dysko, Henadz Iosifavich

Dysko, Gennadi Iosifovich

ДЫСКО, Генадзь Iосiфавiч

ДЫСКО, Генадий Иосифович

Geboortedatum: 22.3.1964

Geboorteplaats: Oshmiany, regio Hrodna

Adres:

210601 г.Витебск, ул. Жесткова, 14а

(ul. Zhestkova, 14a Vitebsk)

Sinds oktober 2006 hoofdprocureur van de regio Vitebsk. Verantwoordelijk voor de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld na de verkiezingen van december 2010. Was onder meer verantwoordelijk voor de zaken tegen Siarhei Kavalenka en Andrei Haidukow.

41.

Dzemiantsei, Vasil Ivanavich (Dzemyantsey, Vasil Ivanovich)

Dementei, Vasili Ivanovich

(Dementey, Vasili Ivanovich)

ДЗЕМЯНЦЕЙ, Васiль Iванавiч

ДЕМЕНТЕЙ, Василий Иванович

Geboortedatum: 20.9.1954

Geboorteplaats: District Chashniki, regio Vitebsk

ID: 3200954E045PB4

Adres:

Гродненская региональная таможня

230003, г. Гродно, ул. Карского, 53

Hoofd van de regionale douanecommissie van Hrodna, voormalig eerste vicevoorzitter van de KGB (2005-2007), voormalig adjunct-hoofd van de douanecommissie van de Staat (2007-2011).

Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, met name in 2006-2007.

42.

Dziadkou, Leanid Mikalaevich

Dedkov, Leonid Nikolaevich

ДЗЯДКОЎ, Леанiд Мiкалаевiч

ДЕДКОВ, Леонид Николаевич

Geboortedatum: 10.1964

ID: 3271064M000PB3

Voormalig adjunct-hoofd van de KGB (2010-juli 2013), verantwoordelijk voor de dienst buitenlandse inlichtingen. Hij is mede verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

48.

Halavanau, Viktar Ryhoravich

Golovanov, Viktor Grigorievich

ГАЛАВАНАЎ, Biктap Pыгopaвiч

ГОЛОВАНОВ, Виктор Григорьевич

Geboortedatum: 15.12.1952, Borisov

Adres:

ul. Oktyabrskaya, 5

Minsk

Rector van het private „Belarussische Instituut voor rechtsgeleerdheid”. Hij is voormalig minister van Justitie; zijn diensten hebben wetten opgesteld die het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie aan banden leggen. Hij heeft tevens de registratie van ngo's en politieke partijen geweigerd of ingetrokken en hij heeft de onwettige handelingen van de veiligheidsdiensten jegens de bevolking door de vingers gezien.

50.

Herasimenka, Henadz Anatolievich Gerasimenko, Gennadi Anatolievich

ГЕРАСIМЕНКА, Генадзь Анатольевiч

ГЕРАСИМЕНКО, Геннадий Анатольевич

Adres:

„Институт национальной безопасности Республики Беларусь”

220034, г.Минск, ул.З.Бядули, 2

Plaatsvervangend hoofd van het Instituut voor de Nationale Veiligheid (KGB-school) en voormalig hoofd van de KGB van het district Vitebsk.

Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in de regio Vitebsk.

54.

Hrachova, Liudmila Andreeuna

(Hrachova, Lyudmila Andreyeuna)

Gracheva, Liudmila Andreevna

(Grachova, Lyudmila Andreyevna;

Grachiova, Ludmila Andreevna)

ГРАЧОВА, Людмiла Андрэеўна

ГРАЧЕВА, Людмила Андреевна

Adres:

Суд Ленинского района города Минска

ул. Семашко, 33

220027, г. Минск

Voormalig rechter bij en vicepresident van de rechtbank van Minsk, district Leninski. Zij behandelde de zaak van de voormalige presidentskandidaten Nikolai Statkevich en Dmitri Uss, en van de politieke en maatschappelijke activisten Andrei Pozniak, Aleksandr Klaskovski, Aleksandr Kvetkevich, Artiom Gribkov en Dmitri Bulanov. De manier waarop zij het proces voerde, was duidelijk in strijd met het Wetboek van Strafvordering. Zij stond toe dat er bewijsmateriaal en getuigenverklaringen werden gebruikt die niets met de beklaagden te maken hadden.

55.

Hureeu Siarhei Viktaravich

(Hureyeu Siarhey Viktaravich)

Gureev Sergei Viktorovich,

(Gureyev Sergey Viktorovich)

ГУРЭЕЎ, Сяргей Biктapaвiч

ГУРЕЕВ, Сергей Викторович

 

Is actief betrokken geweest bij de repressie van het maatschappelijk middenveld in Belarus. Als voormalig viceminister van Binnenlandse Zaken en hoofd preliminaire onderzoeken was hij verantwoordelijk voor de gewelddadige onderdrukking van protesten en voor schendingen van de mensenrechten in het kader van de onderzoeksprocedures betreffende de verkiezingen van december 2010. Maakt sedert februari 2012 deel uit van de reservetroepen. Is daar op dit ogenblik generaal.

60.

Iaruta, Viktar Heorhevich

(Yaruta, Viktar Heorhevich) Iaruta, Viktor Gueorguievich (Yaruta, Viktor Gueorguievich)

ЯРУТА, Вiктар Георгіевіч

ЯРУТА, Виктор Георгиевич

 

Hoofd van afdeling Staatscommunicatie van de KGB. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

61.

Iasianovich, Leanid Stanislavavich (Yasianovich, Leanid Stanislavavich)

Iasenovich, Leonid Stanislavovich (Yasenovich, Leonid Stanislavovich)

ЯСЯНОВIЧ, Леанiд Станiслававiч

ЯСЕНОВИЧ, Леонид Станиславович

Geboortedatum: 26.11.1961

Geboorteplaats: Buchani, district Vitebsk

Adres:

Glavnoye Upravlenie Yustitsy Mingorispolkoma

220030 Minsk

Prospekt Nezavisimosti 8

Paspoortnummer: MP0515811

Eerste plaatsvervangend hoofd van de afdeling Justitie bij de administratie van de stad Minsk. Voormalig vicepresident van de centrale districtrechtbank van Minsk, voormalig rechter bij de centrale districtrechtbank van Minsk. Op 6 augustus 2006 heeft hij de maatschappelijke activisten van het burgerinitiatief „Partnerschap” veroordeeld tot een gevangenisstraf omdat zij hadden toegezien op het correcte verloop van de presidentsverkiezingen in 2006. Nikolai Astreiko werd veroordeeld tot 2 jaar gevangenis, Timofei Dranchuk tot 1 jaar, Aleksandr Shalaiko en Enira Bronitskaya tot zes maanden. In 2007, 2010, 2011 en 2012 heeft hij verscheidene activisten tot een aantal dagen gevangenisstraf veroordeeld; met name heeft hij op 20 december 2010 Andrei Luhin, Serhey Krauchanka en Stanislau Fedorau tot 10 dagen gevangenisstraf en Volha Chernyk tot 12 dagen gevangenisstraf veroordeeld. Op 21 december 2010 heeft hij Mykalai Dzemidenka tot 15 dagen gevangenisstraf veroordeeld. Op 20 december 2011 heeft hij twee activisten die hadden deelgenomen aan een actie voor de verjaardag van de gebeurtenissen van 19 december 2010, Vassil Parfenkau en Siarhey Pavel, respectievelijk tot 15 en 12 dagen gevangenisstraf veroordeeld.

Op 6 september 2012 heeft hij Aliaksey Tseply tot 5 dagen gevangenisstraf veroordeeld op beschuldiging van verzet tegen een politieman, terwijl hij een oppositiekrant aan het uitdelen was in het centrum van Minsk.

De wijze waarop hij de processen heeft gevoerd, vormde een duidelijke inbreuk op het Wetboek van Strafvordering.

62.

Iauseev, Ihar Uladzimiravich

(Yauseev, Ihar Uladzimiravich; Yauseyev, Ihar Uladzimiravich)

Evseev, Igor Vladimirovich (Yevseev, Igor Vladimirovich; Yevseyev, Igor Vladimirovich)

ЯЎСЕЕЎ, Irap Уладзiмiравiч

ЕВСЕЕВ, Игорь Владимирович

Geboortedatum: 1968

Adres:

Minsk 220073 Kalvariiskaya 29

Hoofd van de regionale politie van Minsk (sinds maart of april 2015), voormalig hoofd van de regionale politie van Vitebsk, politiegeneraal (sinds 2013). Voormalig plaatsvervangend hoofd van de politie van Minsk en hoofd van het interventieteam voor oproerbestrijding (OMON). Hij voerde het bevel over de troepen die de vreedzame demonstratie op 19 december 2010 hebben neergeslagen en heeft persoonlijk deelgenomen aan de wreedheden, waarvoor hij in februari 2011 een onderscheiding en een aanbevelingsbrief van president Loekasjenko heeft gekregen. In 2011 stond hij tevens aan het hoofd van de troepen die verscheidene andere protesten van politieke activisten en vreedzame burgers in Minsk hebben onderdrukt.

63.

Ihnatovich-Mishneva, Liudmila

Ignatovich-Mishneva, Liudmila

IГНАТОВIЧ-МIШНЕВА Людмiла

ИГНАТОВИЧ-МИШНЕВА Людмила

 

Aanklager in Minsk die in 2011 de verwerping van het beroep tegen de veroordeling van Dmitri Dashkevich en Eduard Lobov, activisten van het Molodoi Front (Jong Front), heeft behandeld. Het proces was flagrant in strijd met het Wetboek van Strafvordering.

66.

Kachanau Uladzimir Uladzimiravich Kachanov Vladimir Vladimirovich

КАЧАНАУ, Уладзiмiр Уладзiмiравiч

КАЧАНОВ, Владимир Владимирович

Adres:

220004, г.Минск, ул. Коллекторная, 10 Министерство юстиции

(10 Kollektornaya Str.)

BELARUS

Assistent/adviseur van de minister van Justitie. Als assistent van de minister van Justitie was hij mede verantwoordelijk voor de rol en het optreden van het Ministerie van Justitie en de rechterlijke macht van Belarus door het opstellen van wetten die het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie aan banden leggen, door toezicht uit te oefenen op het werk van rechters en officieren van justitie, door het weigeren of nalaten van de registratie van ngo's en politieke partijen, door besluiten te nemen ten detrimente van advocaten die politieke gevangenen verdedigen alsmede door onrechtmatige daden van de veiligheidsdiensten jegens de bevolking bewust door de vingers te zien.

67.

Kadzin, Raman Viktaravich

Kadin, Roman Viktorovich

КАДЗIН, Раман Вiктаравiч

КАДИН, Роман Викторович

Geboortedatum: 17.7.1977

Huidig paspoort: MP3260350

Commandant verantwoordelijk voor de wapens en technische uitrusting van de gemotoriseerde patrouilledienst.

In februari 2011 ontving hij een onderscheiding en een schriftelijke erkentelijkheidsbetuiging van president Loekasjenko wegens zijn actieve deelname aan en de uitvoering van orders tijdens de onderdrukking van de betogingen van 19 december 2010.

68.

Kakunin, Aliaksandr Aliaksandravich

(Kakunin, Aliaxandr Aliaxandravich)

Kakunin, Aleksandr Aleksandravich

(Kakunin, Alexandr Alexandrovich)

Alexander Aleksandrovich Kakunin

Alexander Aleksandrovich Kakunin

(Александр Александрович Какунин, Аляксандр, Аляксандровіч Какунін)

КАКУНИН Александр Александрович

КАКУНІН Аляксандр, Аляксандровіч

Adres:

Исправительная колония № 2

213800, г. Бобруйск, ул. Сикорского, 1

Hoofd van de strafkolonie IK-2 in Bobruisk, verantwoordelijk voor de onmenselijke behandeling van de politieke gevangenen A. Sannikau en A. Beliatski in strafkolonie IK-2 in Bobruisk. Activisten van de oppositie werden gemarteld, kregen geen toegang tot een advocaat en werden in de strafkolonie onder zijn toezicht in eenzame opsluiting geplaatst. Kakunin heeft A. Beliatski en A. Sannikau onder druk gezet om een gratieverzoek te ondertekenen.

69.

Kalach, Uladzimir Viktaravich

Kalach, Vladimir Viktorovich

КАЛАЧ, Уладзiмiр Вiктаравiч

КАЛАЧ, Владимир Викторович

 

Hoofd van de KGB van de regio en de stad Minsk en voormalig plaatsvervangend hoofd van de KGB voor Minsk. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in Minsk.

73.

Kanapliou, Uladzimir Mikalaevich

Konoplev, Vladimir Nikolaevich

КАНАПЛЕЎ, Уладзiмiр Мiкалаевiч

КОНОПЛЕВ, Владимир Николаевич

Geboortedatum: 3.1.1954

Geboorteplaats: Akulintsi, regio Mohilev

ID: 3030154A124PB9

Adres:

220114, Filimonova Str., 55/2, Minsk, Belarus 220020

Hij heeft nauwe banden met president Loekasjenko, met wie hij nauw heeft samengewerkt in de jaren '80 en vooral de jaren '90. Adjunct-hoofd van het nationaal Olympisch Comité (het hoofd is Alexander Loekasjenko). Hoofd van de Handball Federation, herkozen in 2014. Voormalig voorzitter van het lagerhuis. Hij was een van de voornaamste actoren van de frauduleuze presidentsverkiezingen in 2006.

80.

Kazheunikau Andrey Kozhevnikov Andrey

КАЖЭЎНIКАЎ, Андрэйу

КОЖЕВНИКОВ, Андрей

 

Hoofd van de onderzoekscommissie van het district Oktiabrsky in Minsk, voormalig openbaar aanklager in de zaak tegen de voormalige presidentskandidaten Vladimir Neklyaev, Vitaly Rimashevski, leden van Neklyaev's campagneteam, Andrei Dmitriev, Aleksandr Feduta en Sergei Vozniak, en vicevoorzitter van Jong Front Anastasia Polozhanka. De door hem aangevoerde beschuldiging was duidelijk politiek geïnspireerd en flagrant in strijd met het Wetboek van Strafvordering. De aanklacht was gebaseerd op een verkeerde classificatie van de gebeurtenissen van 19 december 2010 en niet gestaafd door bewijsmateriaal, bewijsstukken of getuigenissen.

83.

Kharyton, Aliaksandr Khariton, Aleksandr

ХАРЫТОН, Аляксандр

ХАРИТОН, Александр

Adres:

220004, г.Минск, ул. Коллекторная, 10 Министерство юстиции

(10 Kollektornaya Str.)

BELARUS

Hoofdadviseur van de afdeling Sociale organisaties, sociale partners en ngo's van het Ministerie van Justitie. Hij heeft vanaf 2001 actief deelgenomen aan de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, door persoonlijk de registratie van ngo's en politieke partijen te weigeren, hetgeen in vele gevallen tot hun afschaffing heeft geleid.

89.

Kisialiou, Anatol Siamionavich

Kiselev, Anatoli Semenovich

(Kiselyov, Anatoli Semyonovich)

КИСЯЛЕЎ, Анатоль Сяменавiч

КИСЕЛЕВ, Анатолий Семенович

Adres:

Брестский областной комитет профсоюза работников государственных учреждений

224005, г. Брест,

ул. К. Маркса, 19

Voormalig hoofd van de regionale kiescommissie van de regio Brest voor de presidentsverkiezingen van 2010. Hoofd van de regionale kiescommissie van de regio Brest voor de lokale verkiezingen in maart 2014. Hoofd van de regionale vakbondsorganisatie, die het regime gunstig gezind is. Als voorzitter van deze regionale kiescommissie was hij verantwoordelijk voor de schending van internationale verkiezingsnormen tijdens de presidentsverkiezingen op 19 december 2010 en voor de vervalsing van de lokale verkiezingen van maart 2014 in de regio Brest.

94.

Kornau, Uladzimir Uladzimiravich

Kornov, Vladimir Vladimirovich

КОРНАЎ, Уладзiмiр Уладзiмiравiч

КОРНОВ, Владимир Владимирович

Adres:

Суд Советского района г. Минска

220113, г. Минск, Логойский тракт, 3

Hoofd van de rechtbank van het district Sovetski in Minsk, voormalig rechter bij de hoofdstedelijke rechtbank van Minsk, die de verwerping van het beroep van Byalyatski heeft toegestaan. Byalyatski was actief in het verdedigen van en het verlenen van bijstand aan personen die het slachtoffer waren van de repressie waarmee de verkiezingen van 19 december 2010 gepaard gingen en bij het politie-optreden tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

95.

Korzh, Ivan Aliakseevich

Korzh, Ivan Alekseevich

КОРЖ, Iван Аляксеевiч

КОРЖ, Иван Алексеевич

Adres:

Opleidingscentrum van de KGB Бядули 2, 220034, Минск

Generaal-majoor, hoofd van het opleidingscentrum van de KGB, voormalig hoofd van de KGB van de regio Hrodna. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in de regio Hrodna.

101.

Kryshtapovich, Leu Eustafievich

(Kryshtapovich, Leu Yeustafievich)

Krishtapovich, Lev Evstafievich

(Krishtapovich, Lev Yevstafievich)

КРЫШТАПОВIЧ, Леў Еўстафьевiч

КРИШТАПОВИЧ, Лев Евстафьевич

Geboortedatum: 1949

Geboorteplaats: Pekalin, disctrict Smolevichi, regio Minsk

Adres:

Научно-исследовательский отдел Белорусского государственного университета культуры

Minsk

Hoofd van de dienst wetenschappelijk onderzoek van de Staatsuniversiteit voor kunst en cultuur (sinds september 2014). Voormalig adjunct-directeur van het Informatie- en Analysecentrum van het kabinet van de president, dat als een van de voornaamste bronnen van staatspropaganda fungeert, waarmee de repressie van de democratische oppositie en van het maatschappelijk middenveld gesteund en gerechtvaardigd wordt.

104.

Kuliashou, Anatol Nilavich

Kuleshov, Anatoli Nilovich

КУЛЯШОЎ, Анатоль Нiлавiч

КУЛЕШОВ, Анатолий Нилович

Geboortedatum: 25.7.1959

Geboorteplaats: Ali-Bairamly, Azerbaijan

ID: 3250759A066PB3

Adres:

220030 Minsk, K. Marx st. 3

Adviseur bij het departement voor de strijd tegen georganiseerde criminaliteit, terrorisme en drugs, samenwerking op het gebied van veiligheid en nieuwe uitdagingen en bedreigingen van het uitvoerend comité van het GOS. Is actief betrokken geweest bij de repressie van het maatschappelijk middenveld in Belarus. In zijn voormalige functie van minister van Binnenlandse Zaken voerde hij het bevel over de troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken die de vreedzame demonstraties op 19 december 2010 hard hebben neergeslagen, en was daar enigszins trots op. Maakt sedert januari 2012 deel uit van de reservetroepen.

105.

Kuzniatsou, Ihar Nikonavich

Kuznetsov, Igor Nikonovich

КУЗНЯЦОЎ, Irap Нiконaвiч

КУЗНЕЦОВ, Игорь Никонович

 

Generaal-majoor, hoofd van het opleidingscentrum van de KGB, voormalig hoofd van de KGB in de regio en de stad Minsk, naar de reservetroepen gestuurd. Als verantwoordelijke voor de instructie en opleiding van het KGB-personeel was hij verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de oppositie. In verband met zijn eerdere functies was hij belast met dezelfde repressieactiviteiten van de KGB in de stad Minsk en in de regio Minsk.

110.

Laptsionak, Ihar Mikalaevich

Laptionok, Igor Nikolaevich

ЛАПЦЕНАК, Irap Мiкалаевiч

ЛАПТЕНОК, Игорь Николаевич

Geboortedatum: 31.8.1947

Geboorteplaats: Minsk

Adres:

220034, г. Минск, ул. Фрунзе, 5

Lid van het bestuur van de Unie van schrijvers, die het regime gunstig gezind is. Zit achter de verspreiding van valse informatie via de door de staat gecontroleerde media. Als voormalig plaatsvervangend minister van Informatie speelde hij een belangrijke rol bij de verspreiding van overheidspropaganda, waarin de onderdrukking van de democratische oppositie en van het maatschappelijk middenveld wordt gesteund en gerechtvaardigd. Van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld wordt stelselmatig een negatief en denigrerend beeld gegeven door het verspreiden van valse en onjuiste informatie.

112.

Lazavik, Mikalai Ivanavich Lozovik, Nikolai Ivanovich

ЛАЗАВIК, Мiкалай Iванавiч

ЛОЗОВИК, Николай Иванович

Geboortedatum: 18.1.1951

Nevinyany, Minsk region (Невинянн Вилейского р-на Минской обл)

ID: 3180151H004PB2

Adres:

220010, г.Минск, ул.Советская, 11

Secretaris van de centrale kiescommissie van Belarus.

Sinds 2000 is hij een van de voornaamste betrokkenen bij de vervalsing van verkiezingsresultaten en fraude bij verkiezingen en referenda, met name in 2004, 2006, 2008, 2010, 2012 en 2014.

113.

Lemiashonak, Anatol Ivanavich

Lemeshenok, Anatoli Ivanovich

ЛЕМЯШОНАК, Анатоль Iванавiч

ЛЕМЕШЕНОК, Анатолий Иванович

Geboortedatum: 14.5.1947

Adres:

220013, г. Минск, ул. Б. Хмельницкого 10а

Voorzitter van de Belarussische Unie van journalisten, die het regime gunstig gezind is. Hoofdredacteur van „Respublika”, de krant van de Ministerraad. In die positie is hij een van de meest vooraanstaande en invloedrijke leden van de overheidspropagandamachine in de geschreven pers. Hij heeft de onderdrukking van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld, waarvan stelselmatig een negatief en denigrerend beeld wordt gegeven door het verspreiden van valse informatie, met name na de presidentsverkiezingen van 2010, gesteund en gerechtvaardigd.

116.

Liushtyk, Siarhei Anatolievich

(Lyushtyk, Siarhey Anatolyevich)

Liushtyk, Sergei Anatolievich

(Lyushtyk, Sergey Anatolyevich)

ЛЮШТЫК, Сяргей Анатольевiч

ЛЮШТЫК, Сергей Анатольевич

Adres:

Суд Первомайского района г. Минска

220012, г. Минск, ул. Толбухина, 9

Rechter bij de rechtbank van het district Pervomaiski in Minsk. Heeft in 2010-2011 aan de volgende vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld boetes of veroordelingen opgelegd wegens hun vreedzame protest: a) 14.7.2011, Struy Vitali, 10 eenheden op dagbasis (35 000 BLR); b) 4.7.2011, Shalamitski Paval, 10 dagen gevangenis; c) 20.12.2010, Sikirytskaya Tatsyana, 10 dagen gevangenis; d) 20.12.2010, Dranchuk Yuliya, 13 dagen gevangenis; e) 20.12.2010, Lapko Mikalay, 12 dagen gevangenis; f) 20.12.2010, Pramatoraw Vadzim, 12 dagen gevangenis.

Heeft herhaaldelijk gevangenisstraffen en hoge geldboetes opgelegd aan vreedzame demonstranten en was dus verantwoordelijk voor de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in Belarus. Op 24 juli 2012 heeft hij, zelfs na zijn opneming in de sanctielijst, een boete wegens opzettelijk „hooliganisme” opgelegd aan oppositieactivist Andrej Molchan, die door twee politieagenten zwaar was afgeranseld.

117.

Lomats, Zianon Kuzmich

Lomat, Zenon Kuzmich

ЛОМАЦЬ, Зянон Кузьмiч

ЛОМАТЬ, Зенон Кузьмич

Geboortedatum: 27.1.1944, Karabani, regio Minsk

Heeft de democratie in Belarus actief ondermijnd. In zijn vroegere functie van voorzitter van het staatscontrolecomité (tot 28 december 2010) was hij een van de belangrijkste betrokkenen in de zaak Ales Byalyatski, een van de meest prominente mensenrechtenactivisten, hoofd van het Belarussische Mensenrechtencentrum „Vyasna”, vice-voorzitter van de IFRM. A. Byalyatski was actief in het verdedigen van en het verlenen van bijstand aan personen die het slachtoffer waren van de repressie waarmee de verkiezingen van 19 december 2010 gepaard gingen en bij het onderdrukken van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in Belarus.

118.

Lapatka, Aliaksandr Aliaksandravich

(Lapatka, Aliaxandr Aliaxandravich)

Lopatko, Aleksandr Aleksandrovich

(Lopatko, Alexandr Alexandrovich)

ЛОПАТКО Александр Александрович

ЛАПАТКА Аляксандр Аляксандровіч

Adres:

Исправительная колония № 9

213410, г. Горки, ул. Добролюбова, 16

Hoofd van de strafkolonie IK-9 in Horki, verantwoordelijk voor de onmenselijke behandeling van D. Dashkevich, waaronder folteringen en ontzegging van de toegang tot vertegenwoordiging in rechte. Lopatko bekleedde een sleutelpositie in de strafkolonie waar Dashekevich vastzat en waar politieke gevangenen, waaronder Dashekevich, werden blootgesteld aan psychische druk, onder meer slaapdeprivatie en isoleercel.

119.

Lukashenka, Aliaksandr Ryhoravich Lukashenko, Aleksandr Grigorievich

ЛУКАШЭНКА, Аляксандр Pыгopaвiч

ЛУКАШЕНКО, Александр Григорьевич

Geboortedatum: 30.8.1954

Geboorteplaats: Kopys, district Vitebsk

Adres:

Резиденция Президента Республики Беларусь

г. Минск, ул.Кирова, д.43

President van de Republiek Belarus.

121.

Lukashenka, Viktar Aliaksandravich

Lukashenko, Viktor Aleksandrovich

ЛУКАШЭНКА, Biктap Аляксандравiч

ЛУКАШЕНКО, Виктор Александрович

Geboortedatum: 28.11.1975

Adres:

Администрация президента Республики Беларусь

220016, Минск, Маркса 38

Assistent van de president voor nationale veiligheidsaangelegenheden. In mei 2013 door zijn vader benoemd tot medetoezichthouder van de Belarussisch-Russische Commissie voor de export van kaliumcarbonaat. Als een van de nauwste medewerkers van zijn vader speelt hij een sleutelrol bij de uitvoering van de repressieve maatregelen tegen de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld. Als spilfiguur van de nationale veiligheidsraad was hij verantwoordelijk voor het coördineren van de repressieve maatregelen tegen de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld, en met name voor het neerslaan van de demonstratie van 19 december 2010.

122.

Lukomski, Aliaksandr Valiantsinavich Lukomski, Aleksandr Valentinovich

ЛУКОМСКI, Аляксандр Валянцiнавiч

ЛУКОМСКИЙ, Александр Валентинович

Geboortedatum: 12.8.1971

ID: 3120871A074PB7

Commandant van het speciale regiment van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de stad Minsk.

Hij voerde het bevel over de troepen die op 19 december 2010 een vreedzame demonstratie hebben neergeslagen, waarvoor hij een onderscheiding en een aanbevelingsbrief van president Loekasjenko heeft gekregen in februari 2011. In juni 2011 stond hij tevens aan het hoofd van troepen die vreedzame burgers in Minsk hebben onderdrukt. Op 7 mei 2014 heeft het regiment onzer zijn bevel een bijzondere erkenningsvlag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken ontvangen.

124.

Makei, Uladzimir Uladzimiravich

(Makey, Uladzimir Uladzimiravich)

Makei, Vladimir Vladimirovich

(Makey, Vladimir Vladimirovich)

МАКЕЙ, Уладзiмiр Уладзiмiравiч

МАКЕЙ, Владимир Владимирович

Geboortedatum: 5.8.1958

regio Hrodna

ID: 3050858A060PB5

Adres:

Ministerie van Buitenlandse Zaken

ул.Ленина, 19, Минск 220030

Minister van Buitenlandse Zaken, voormalig kabinetschef van de president.

Als kabinetschef van de president werd hij beschouwd als de op een na machtigste persoon van het regime; in die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor het organiseren van de frauduleuze verkiezingen in 2008 en 2010 en voor de daaropvolgende onderdrukking van vreedzame betogingen.

127.

Maslakou, Valery Anatolievich

Maslakov, Valeri Anatolievich

МАСЛАКОЎ, Валерый Анатольевiч

МАСЛАКОВ, Валерий Анатольевич

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Hoofd van de afdeling militaire contraspionage van de KGB. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

133.

Miklashevich, Piotr Piatrovich Miklashevich, Petr Petrovich

МIКЛАШЭВIЧ, Пётр Пятровiч

МИКЛАШЕВИЧ, Петр Петрович

Geboortedatum: 18.10.1954

Geboorteplaats: Kosuta, regio Minsk

Adres:

ul. Gvardeiskaya, 16-17

President van het Grondwettelijk Hof en voormalig procureur-generaal, die een actieve rol heeft gespeeld in de repressie van het maatschappelijk middenveld en van de democratische oppositie. In zijn voormalige hoedanigheid was hij een van de voornaamste betrokkenen bij de onderdrukking van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld van 2004 tot 2008. Sinds zijn benoeming in het Grondwettelijk Hof in 2008 heeft hij het repressieve beleid van het regime trouw uitgevoerd en heeft hij repressieve wetten geldig verklaard, zelfs indien deze inhoudelijk een schending van de Grondwet vormden.

135.

Morozau, Viktar Mikalaevich

Morozov, Viktor Nikolaevich

МАРОЗАЎ, Biктap Мiкалаевiч

МОРОЗОВ, Виктор Николаевич

Adres:

Прокуратурa Гродненской области

г.Гродно, 230012, ул.Доватора, 2а

Procureur van de regio Hrodna. Verantwoordelijk voor de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld na de verkiezingen van december 2010.

136.

Motyl, Tatsiana Iaraslavauna

(Motyl, Tatsiana Yaraslavauna)

Motyl, Tatiana Iaroslavovna (Motyl, Tatyana Yaroslavovna)

МОТЫЛЬ, Таццяна Яраславаўна

МОТЫЛЬ, Татьяна Ярославовна

Adres:

Суд Московского района г. Минска

220042, г. Минск, Проспект газеты „Правда”, 27

Rechter bij de rechtbank van het district Moskovski van de stad Minsk.

Zij was rechtstreeks betrokken bij de justitiële repressie van de vreedzame betogers op 19 december 2010. Op 10 januari 2011 heeft zij de activist van het Jong Front Yulian Misiukevich tot 12 dagen gevangenisstraf veroordeeld, en, respectievelijk op 21 januari 2011 en 31 januari 2011, de politiek activist Usevalad Shasharin en de maatschappelijk activist Tsimafei Atranschankau tot 9 dagen gevangenisstraf.

Ook heeft zij, respectievelijk op 27 december 2010 en op 20 januari 2011, de verdediger van de mensenrechten Mikhail Matskevich en de maatschappelijk activist Valer Siadou veroordeeld tot 10 en tot 12 dagen gevangenisstraf, wegens hun deelname aan een actie ter ondersteuning van politieke gevangenen. Ook was zij rechtstreeks betrokken bij de justitiële repressie van maatschappelijke activisten in 2011. Op 4 en 7 juli 2011 heeft zij Anton Glinisty en Andrei Ignatchyk veroordeeld tot 10 dagen gevangenisstraf. Tevens was zij rechtstreeks betrokken bij de repressie van de politieke activisten in 2012.

Op 22 februari 2012 heeft zij de prominente politieke activist Pavel Vinagradau tot 10 dagen gevangenisstraf veroordeeld; op 10 april 2012 heeft zij hem bovendien voor twee jaar onder preventief politietoezicht gesteld. Op 23 maart 2012 heeft zij de politieke activisten Mikhas Kostka en Anasatsia Shuleika van „Revolutie door middel van sociale netwerken” veroordeeld tot 5 dagen gevangenisstraf.

Op 21 april 2012 heeft zij laatstgenoemde opnieuw veroordeeld, nu tot 10 dagen gevangenisstraf.

Op 24, 25 en 26 mei 2012 heeft zij de activisten van Jong Front Uladzimir Yaromenak, Zmitser Kremenetski en Raman Vasiliev respectievelijk veroordeeld tot 10, 10 en 12 dagen gevangenisstraf.

Op 22 juni 2012 heeft zij de journalist Pavel Sverdlou, verbonden aan Euroradio, veroordeeld tot 15 dagen gevangenisstraf. Op 18 juli 2012 heeft zij de activiste Katsiarina Halitskaya tot 10 dagen gevangenisstraf veroordeeld. Op 8 en 9 november 2012 heeft zij de activisten van Jong Front Uladzimir Yaromenak en Raman Vasiliev nogmaals tot 15 dagen gevangenisstraf veroordeeld. Op 7 mei 2013 heeft zij de activist Aliaksandr Yarashevich tot 12 dagen gevangenisstraf veroordeeld. De manier waarop zij het proces voerde, was duidelijk in strijd met het Wetboek van Strafvordering. Zij stond toe dat er bewijsmateriaal en getuigenverklaringen werden gebruikt die niets met de beklaagden te maken hadden. Op 6 augustus 2014 veroordeelde zij de activist Oleg Korol tot 10 dagen administratieve hechtenis zonder hem tijdens het proces aan het woord te laten; in plaats daarvan verklaarde zij: „Ik weet dat u schuld bekent”.

137.

Navumau, Uladzimir Uladzimiravich

Naumov, Vladimir Vladimirovich

НАВУМАЎ, Уладзiмiр Уладзiмiравiч

НАУМОВ, Владимир Владимирович

Geboortedatum: 7.2.1956

Geboorteplaats: Smolensk (Rusland)

Heeft geen actie ondernomen om de onopgeloste verdwijningen van Yuri Zakharenko, Viktor Gonchar, Anatoly Krasovski en Dmitri Zavadski in Belarus in 1999-2000 te onderzoeken. Voormalig minister van Binnenlandse Zaken en ook voormalig hoofd van de veiligheidsdienst van de president. Tot zijn pensionering om gezondheidsredenen op 6 april 2009 was hij als minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de repressie tegen vreedzame demonstraties.

Kreeg van de presidentiële staf een woning in Drozdy, de nomenklatoerawijk van Minsk. Ontving in oktober 2014 de orde „van verdienste” niveau III van president Loekasjenko.

142.

Padabed, Iury Mikalaevich

(Padabed, Yury Mikalaevich)

Podobed, Iuri Nikolaevich

(Podobed, Yuri Nikolaevich)

ПАДАБЕД, Юрый Мiкалаевiч

ПОДОБЕД, Юрий Николаевич

Geboortedatum: 5.3.1962

Geboorteplaats: Slutsk (regio Minsk)

Adres:

ul. Beruta, 15-62 (2 korp)

ID: 3050362A050PB2

Paspoort: MP 2272582

Hoofd van de veiligheidsdienst van de holding Triple van Yuri Chizh, voormalig hoofd van de eenheid voor speciale opdrachten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Als bevelhebber van de binnenlandse oproerbestrijdingstroepen draagt hij directe verantwoordelijkheid voor de gewelddadige repressie van vreedzame demonstraties, met name in 2004 en 2008.

148.

Piakarski, Aleh Anatolievich

Pekarski, Oleg Anatolievich

ПЯКАРСКI, Алег Анатольевiч

ПЕКАРСКИЙ, Олег Анатольевич

ID: 3130564A041PB9

Is actief betrokken geweest bij de repressie van het maatschappelijk middenveld in Belarus. Als voormalig eerste viceminister van Binnenlandse Zaken (tot december 2012) was hij verantwoordelijk voor het onderdrukken van het maatschappelijk middenveld na de verkiezingen van december 2010. Kolonel bij de reservetroepen.

152.

Praliaskouski, Aleh Vitoldavich Proleskovski, Oleg Vitoldovich (Proleskovsky, Oleg Vitoldovich)

ПРАЛЯСКОЎСКI, Алег Вiтольдавiч

ПРОЛЕСКОВСКИЙ, Олег Витольдович

Geboortedatum: 1.10.1963

Geboorteplaats: Zagorsk

(Sergijev Posad/ Rusland)

Voormalig minister van Informatie (heeft de functie in juni 2014 neergelegd), voormalig adjunct-kabinetschef van het kabinet van de president, voormalig hoofd van het directoraat-generaal voor Ideologie van het kabinet van de president, voormalig directeur van het Informatie- en Analysecentrum van het kabinet van de president.

Hij is een van de voornaamste bronnen en verspreiders van staatspropaganda en ideologische ondersteuning van het regime geweest. Hij is bevorderd tot minister, en is sindsdien propaganda ten gunste van het regime blijven verspreiden; voorts blijft hij het beleid van het regime verdedigen ten aanzien van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld.

156.

Radzkou, Aliaksandr Mikhailavich

Radkov, Aleksandr Mikhailovich

РАДЗЬКОЎ, Аляксандр Мiхайлавiч

РАДЬКОВ, Александр Михайлович

Geboortedatum: 1.7.1951

Geboorteplaats: Votnia, regio Mohilev

ID: 3010751M102PB0

Voormalig adviseur van president Loekasjenko (sinds 18 mei 2015), voormalig eerste adjunct-kabinetschef van de president, voormalig minister van Onderwijs.

Hij heeft de Europese Universiteit van Menswetenschappen gesloten, heeft de repressie van de studenten van de oppositie bevolen en heeft studenten lid gemaakt van organisaties om hen te dwingen hun stem uit te brengen voor het regime. Hij speelde een actieve rol in het organiseren van frauduleuze verkiezingen in 2008, 2010 en 2012, alsook in de daaropvolgende repressie van vreedzame demonstranten in 2008 en 2010. Hij staat dicht bij president Loekasjenko; hij staat aan het hoofd van „Belaya Rus”, de voornaamste ideologische en politieke organisatie van het regime.

161.

Rusak, Viktar Uladzimiravich

Rusak, Viktor Vladimirovich

РУСАК, Вiктар Уладзiмiравiч

РУСАК, Виктор Владимирович

Geboortedatum: 4.5.1955

Geboorteplaats: Minsk

Adres:

Палата представителей Национального собрания Республики Беларусь

220010, Республика Беларусь, г. Минск, ул. Советская, 11

Lid van het lagerhuis, vicevoorzitter van de Vaste commissie voor nationale veiligheid, plaatsvervangend hoofd van het Comité voor nationale veiligheid. Voormalig hoofd van de Raad Economische veiligheid van de KGB.

Hij was verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

163.

Saikouski Valeri Yosifavich

Saikovski Valeri Yosifovich

САЙКОЎСКI, Валерый Iосiфавiч

САЙКОВСКИЙ, Валерий Иосифович

Geboortedatum: 1977

Adres:

220035 Minsk, ul. Saperov. 7

In januari 2012 benoemd tot plaatsvervangend hoofd van de afdeling Minsk van de onderzoekscommissie. Als openbaar aanklager in het district Pervomaiski van Minsk was hij betrokken bij het proces tegen Ales Byalyatski, een van de meest prominente mensenrechtenverdedigers, hoofd van het Belarussische mensenrechtencentrum „Vjasna”, vice-voorzitter van de IFRM. Het requisitoir van de openbare aanklager was duidelijk en rechtstreeks ingegeven door politieke motieven en vormde een duidelijke schending van het Wetboek van Strafvordering. Byalyatski was actief in het verdedigen van en het verlenen van bijstand aan personen die het slachtoffer waren van de repressie waarmee de verkiezingen van 19 december 2010 gepaard gingen en bij het politie-optreden tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

166.

Sauko, Valery Iosifavich

Savko, Valeri Iosifovich

САЎКО, Валерый Iосiфавiч

САВКО, Валерий Иосифович

Adres:

230023 Hrodna,

vul. Ozheshko, 1

Hoofd van de afdeling Hrodna van de vakbond die het regime gunstig gezind is. Voormalig voorzitter van de regionale kiescommissie (REC) van de regio Hrodna voor de presidentsverkiezingen van 2010 en de lokale verkiezingen van maart 2014. Als voorzitter van deze regionale kiescommissie was hij verantwoordelijk voor de schending van internationale verkiezingsnormen tijdens de presidentsverkiezingen op 19 december 2010 en voor de vervalsing van de lokale verkiezingen van maart 2014 in de regio Hrodna.

167.

Shaeu, Valiantsin Piatrovich

(Shayeu, Valyantsin Piatrovich)

Shaev, Valentin Petrovich (Shayev, Valentin Petrovich)

ШАЕЎ Валянцiн Пятровiч

ШАЕВ, Валентин Петрович

Adres:

220034 Minsk, vul. Frunze, 19

Lid van de veiligheidsraad, hoofd van de onderzoekscommissie, voormalig plaatsvervangend hoofd van de onderzoekscommissie en voormalig procureur van de regio Homel. Verantwoordelijk voor de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld na de verkiezingen van december 2010.

168.

Shahrai, Ryta Piatrouna

Shagrai, Rita Petrovna

ШАГРАЙ, Рнта Пятроўна

ШАГРАЙ, Рита Петровна

Adres:

Суд Заводского района г. Минска

220107, г. Минск, пр. Партизанский, 75А

President van de rechtbank van het district Zavodskoy van de stad Minsk (sinds 2014), voormalig vicepresident van de rechtbank van het district Partizanski van de stad Minsk, voormalig rechter bij de rechtbank van het district Oktiabrski van de stad Minsk.

Zij was rechtstreeks betrokken bij de justitiële repressie van de vreedzame betogers op 19 december 2010. Op 20 december 2010 heeft zij de maatschappelijke activisten Ales Sobal, Maksim Hrishel en Kastantsin Chufistau veroordeeld tot 10 dagen gevangenschap en Siarhei Kardymon tot 15 dagen gevangenschap. Op 7 juli 2011 heeft zij de activist Artur Zauharodny tot 13 dagen gevangenisstraf veroordeeld. Op 12 oktober 2012 heeft zij de activisten Aleh Korban en Uladzimir Siarheeu tot 5 dagen gevangenisstraf veroordeeld. De manier waarop zij het proces voerde, was duidelijk in strijd met het Wetboek van Strafvordering. Zij stond toe dat er bewijsmateriaal en getuigenverklaringen werden gebruikt die niets met de beklaagden te maken hadden.

169.

Shamionau Vadzim Iharavich Shamenov Vadim Igorevich (Shamyonov Vadim Igorevich)

ШАМЁНАЎ, Вадзiм Iгаравiч

ШАМЁНОВ, Вадим Игоревич

Adres:

Исправительная колония № 17

213004, г. Шклов, ул. 1-я заводская Д. 8

Kapitein, hoofd van een operationele eenheid van strafkolonie IK-17 in Shklov. Hij heeft politieke gevangenen onder druk gezet door hun het recht op correspondentie te ontzeggen, en heeft bedreigingen tegen hen geuit om bekentenissen af te dwingen. Hij is rechtstreeks verantwoordelijk voor het schenden van de mensenrechten van politieke gevangenen en activisten van de oppositie door wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing. Zijn optreden vormde een directe schending van de internationale verbintenissen van Belarus op mensenrechtengebied.

173.

Sheiman, Viktar Uladzimiravich (Sheyman, Viktar Uladzimiravich) Sheiman, Viktor Vladimirovich (Sheyman, Viktor Vladimirovich)

ШЭЙМАН, Biктap Уладзiмiравiч

ШЕЙМАН, Виктор Владимирович

Geboortedatum: 26.5.1958

Geboorteplaats: regio Hrodna

Adres:

Управлениe Делами Президента

ул. К.Маркса, 38

220016, г. Минск

Hoofd van de afdeling beheer van het kabinet van de president. Is verantwoordelijk voor de onopgeloste verdwijning van Viktor Gonchar, Anatoly Krasovski en Dmitri Zavadski in Belarus in 1999-2000. Voormalig secretaris van de veiligheidsraad. Sheiman is nog steeds bijzonder assistent/adviseur van de president.

174.

Shastakou, Iury Valerievich

(Shastakou, Yury Valerievich)

Shestakov, Iuri Valerievich

(Shestakov, Yuri Valerievich)

ШАСТАКОЎ, Юрый Валер'евiч

ШЕСТАКОВ, Юрий Валерьевич

Adres:

Суд Московского района г. Минска

220042, г. Минск, Проспект газеты „Правда”, 27

Rechter bij en vicepresident van de rechtbank van het district Moskovski van de stad Minsk.

Hij was rechtstreeks betrokken bij de justitiële repressie van de vreedzame demonstranten op 19 december 2010. Op 20 en 27 december 2010 heeft hij de maatschappelijke activisten Illya Vasilievich, Nadzeya Chayukhova, Tatsiana Radzetskaya, Siarhei Kanapatski en Volha Damarad veroordeeld tot 10 dagen gevangenisstraf. Op 20 december 2011 heeft hij de activist Siarhei Kanapatski veroordeeld voor de herdenking van de repressie van 19 december 2010. De wijze waarop hij de processen heeft gevoerd, vormde een duidelijke inbreuk op het Wetboek van Strafvordering. Hij stond toe dat er bewijsmateriaal en getuigenverklaringen werden gebruikt die niets met de beklaagde te maken hadden.

175.

Shuhaeu, Siarhei Mikhailavich

(Shuhayeu, Siarhei Mikhailavich)

Shugaev, Sergei Mikhailovich

(Shugayev, Sergey Mikhailovich))

ШУГАЕЎ, Сяргей Михайлaвiч

ШУГАЕВ, Сергей Михайлович

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Hoofd van de Afdeling Contraspionage van de KGB en voormalig plaatsvervangend hoofd van de KGB-contraspionageraad. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

177.

Shykarou, Uladzislau Aleksandravich

Shikarov, Vladislav Aleksandrovich

ШЫКАРОЎ, Уладiзлаў Александравiч

ШИКАРОВ, Владислав Александрович

Adres:

Суд Железнодорожного района города Витебска

210001, г. Витебск, ул. Кирова,16

Rechter bij de rechtbank van het district Zjeleznodorozhny van Vitebsk. Hij veroordeelde verschillende betogers in beroep, hoewel zij in eerste aanleg niet schuldig waren bevonden. Verantwoordelijk voor de uitvoering van de politiek gemotiveerde administratieve en strafrechtelijke sancties tegen vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, waaronder de politieke activist Siarhei Kavalenka.

179.

Siankevich, Eduard Aliaksandravich

Senkevich, Eduard Aleksandrovich

СЯНЬКЕВIЧ, Эдуард Аляксандравiч

СЕНЬКЕВИЧ, Эдуард Александрович

Geboortedatum: 15.4.1952

Geboorteplaats: Slonim, regio Hrodna

Adres:

Палата представителей Национального собрания Республики Беларусь

220010, Республика Беларусь, г. Минск, ул. Советская, 11

Lid van het lagerhuis, adjunct-hoofd van de Vaste Wetgevingscommissie, voormalig procureur van de regio Mohilev. Verantwoordelijk voor de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld na de verkiezingen van december 2010.

180.

Siarheenka, Ihar Piatrovich

Sergeenko, Igor Petrovich

(Sergeyenko, Igor Petrovich)

СЯРГЕЕНКА, Iгар Пятровiч

СЕРГЕЕНКО, Игорь Петрович

Geboortedatum: 14.1.1963

Geboorteplaats: Stolitsa, regio Vitebsk

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Eerste adjunct-hoofd van de KGB, voormalig hoofd van de KGB van de regio Mohilev. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in de regio Mohilev en in Belarus.

184.

Sirenka, Viktar Ivanavich

Sirenko, Viktor Ivanovich

CIРЭНКА, Biктap Iванавiч

СИРЕНКО, Виктор Иванович

Geboortedatum: 4.3.1962

Geboorteplaats: Borisov, regio Minsk

ID: 3040362B062PB7

Paspoortnummer: MP 2249974 (afgegeven op 30.3.2007)

Adres:

ул. Лобанка, 81, кв. 19, 220000, г. Минск

Plaatsvervangend gouverneur van de regio Minsk (sinds januari 2015), voormalig hoofd van het Comité voor gezondheidszorg van de stad Minsk en voormalig hoofdchirurg van het Minsk Emergency Hospital. Hij verzette zich niet tegen de ontvoering van presidentskandidaat Nekliayev, die op 19 december 2010 naar zijn ziekenhuis werd gebracht na ernstig te zijn mishandeld, en heeft, door de politie niet te waarschuwen, samengewerkt met de onbekende daders. Dit heeft hem een bevordering opgeleverd. Was als hoofd van het Comité gezondheidszorg van de stad Minsk verantwoordelijk voor het toezicht op het gebruik van instellingen voor arbeidsgeneeskunde bij het onderdrukken van de mensenrechten.

187.

Slizheuski, Aleh Leanidavich

Slizhevski, Oleg Leonidovich

СЛIЖЭЎСКI, Алег Леанідавіч

СЛИЖЕВСКИЙ, Олег Леонидович

Geboortedatum: 16.8.1972

Geboorteplaats: Hrodna

Adres:

220004, г.Минск, ул. Коллекторная, 10 Министерство юстиции

(10 Kollektornaya Str.) 220004 Minsk

BELARUS

Minister van Justitie, lid van de Centrale kiescommissie (CEC); voormalig afdelingshoofd van sociale organisaties en politieke partijen in het Ministerie van Justitie. Als lid van de centrale kiescommissie was hij verantwoordelijk voor de schendingen van internationale verkiezingsnormen die zich sedert 2007 bij verkiezingen hebben voorgedaan. Gebruik makend van zijn functies in het Ministerie van Justitie en zijn controle over de rechterlijke macht heeft hij actief deelgenomen aan de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en van de democratische oppositie, door de registratie te weigeren van ngo's en politieke partijen, hetgeen in vele gevallen tot hun opheffing heeft geleid.

188.

Smalenski, Mikalai Zinouevich

Smolenski, Nikolai Zinovievich

СМАЛЕНСКI, Мiкалай 3iноўeвiч

СМОЛЕНСКИЙ, Николай Зиновьевич

 

Plaatsvervangend hoofd van het centrum voor terreurbestrijding en voormalig plaatsvervangend hoofd van de KGB, bevoegd voor personeel en organisatie van de werkzaamheden. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

196.

Talstashou, Aliaksandr Alehavich

Tolstashov, Aleksandr Olegovich

ТАЛСТАШОЎ, Аляксандр Алегавiч

ТОЛСТАШОВ, Александр Олегович

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Hoofd van de afdeling Bescherming van de grondwettelijke orde en terrorismebestrijding van de KGB.

Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

201.

Traulka Pavel

Traulko, Pavel

ТРАУЛЬКА, Павел

ТРАУЛЬКО, Павел

Adres:

220034, г. Минск, ул. Фрунзе, 5

Luitenant-kolonel, voormalig medewerker van de militaire contraspionagedienst van de KGB (thans hoofd van de persdienst van de Onderzoekscommissie van Belarus). Hij heeft bewijsmateriaal vervalst en bedreigingen geuit om bekentenissen van activisten van de oppositie af te dwingen in het KGB-detentiecentrum van Minsk na het neerslaan van de protestbetoging na afloop van de verkiezingen op 19 december 2010 in Minsk. Hij was rechtstreeks verantwoordelijk voor het gebruik van wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing en voor het ontzeggen van het recht op een eerlijk proces aan de beklaagden. Zijn optreden vormde een directe schending van de internationale verbintenissen van Belarus op mensenrechtengebied.

202.

Trutka, Iury Igorevich

(Trutka, Yury Igorevich)

Trutko, Iury (Yurij, Yuri) Igorevich

ТРУТКA, Юрый Iгаравич

ТРУТКО, Юрий Игоревич

Adres:

Исправительная колония № 2

213800, г. Бобруйск, ул. Сикорского, 1

Ul. Sikorskogo 1

213800 Bobruisk

Plaatsvervangend hoofd van de strafkolonie IK-2 in Bobruisk, verantwoordelijk voor de onmenselijke behandeling van de politieke gevangenen A. Sannikau en A. Beliatski in strafkolonie IK-2 in Bobruisk. Activisten van de oppositie werden gemarteld, kregen geen rechtsbijstand en werden in de strafkolonie onder zijn toezicht in eenzame opsluiting geplaatst. Trutko heeft A. Beliatski en A. Sannikau onder druk gezet om een gratieverzoek te ondertekenen.

204.

Tsertsel, Ivan Stanislavavich

Tertel, Ivan Stanislavovich

ЦЕРЦЕЛЬ, Iван Станiслававiч

ТЕРТЕЛЬ, Иван Станиславович

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Plaatsvervangend hoofd van de KGB, belast met economische misdrijven en corruptiebestrijding.

Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

207.

Tushynski Ihar Heraninavich

Tushinski Igor Geroninovich

ТУШЫНСКИЙ, Irap Геранiнавiч

ТУШИНСКИЙ, Игорь Геронинович

Adres:

220004, г. Минск, ул. Коллекторная, 10 Министерство юстиции

(10 Kollektornaya str. 220004 Minsk

BELARUS

Viceminister van Justitie, belast met de juridische ondersteuning van de instellingen die wet- en regelgeving opstellen inzake economische vraagstukken en tevens belast met de registratie van juridische entiteiten.

Verantwoordelijk voor de rol en het optreden van het Belarussische Ministerie van Justitie en de rechterlijke macht, die belangrijke instrumenten zijn ten behoeve van de repressie van de bevolking, door staatspropaganda op te leggen aan de rechterlijke macht, hetgeen leidt tot repressie van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld en de rechtvaardiging daarvan, door het weigeren of nalaten van registratie van ngo's en politieke partijen.

209.

Utsiuryn, Andrei Aliaksandravich

(Utsiuryn, Andrey Aliaksandravich; Utsyuryn, Andrei Aliaksandravich) Vtiurin, Andrei Aleksandrovich

(Vtiurin, Andrey Aleksandrovich; Vtyurin, Andrei Aleksandrovich)

УЦЮРЫН, Андрэй Аляксандравiч

ВТЮРИН, Андрей Александрович

Geboortedatum: 1971,

Penza (Rusland)

Plaatsvervangend hoofd van de veiligheidsraad van de Republiek Belarus (sinds 2014).

Hoofd van het veiligheidsdetachement van de president.

Onder zijn toezicht hebben verscheidene leden van zijn dienst deelgenomen aan ondervragingen van politieke activisten na de demonstraties op 19 december 2010.

210.

Vakulchyk, Valery Paulavich

Vakulchik, Valeri Pavlovich

ВАКУЛЬЧЫК, Валерый Паўлавiч

ВАКУЛЬЧИК, Валерий Павлович

Geboortedatum: 19.6.1964,

regio Brest

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Hoofd van de KGB, voormalig hoofd van het Onderzoekscomité, voormalig hoofd van het operationeel en analysecentrum van het kabinet van de president, verantwoordelijk voor telecommunicatie, inclusief het monitoren, filteren, controleren van en ingrijpen in verschillende communicatiekanalen, zoals internet. Als hoofd van de KGB is hij verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

216.

Vehera, Viktar Paulavich

Vegera, Viktor Pavlovich

BEГEPA, Biктap Паўлавiч

ВЕГЕРА, Виктор Павлович

 

Voormalig eerste adjunct-hoofd van de KGB, belast met contraspionage. Sedert 1 april 2013 met pensioen en naar de reservetroepen gestuurd.

Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. Hij gaf de aanzet tot de zaak van politiek gevangene Ales Byaliatski, een van de meest prominente mensenrechtenactivisten, hoofd van het Belarussische Mensenrechtencentrum „Vyasna”, vice-voorzitter van de IFRM. A. Byalyatski was actief in het verdedigen van en het verlenen van bijstand aan personen die het slachtoffer waren van de repressie waarmee de verkiezingen van 19 december 2010 gepaard gingen en bij het onderdrukken van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.


30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/96


VERORDENING (EU) 2015/1950 VAN DE COMMISSIE

van 26 oktober 2015

tot vaststelling van een verbod op de visserij op wijting in VI; de wateren van de Unie en internationale wateren van Vb; de internationale wateren van XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Ierland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand, die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 oktober 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

52/TQ104

Lidstaat

Ierland

Bestand

WHG/56-14.

Soort

Wijting (Merlangius merlangus)

Gebied

VI; wateren van de Unie en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

Datum van sluiting

1.10.2015


30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/98


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1951 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, en voor ovalbumine, bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten, alsmede de representatieve prijzen vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).


BIJLAGE

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3 bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

126,2

0

AR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

143,7

155,8

0

0

AR

BR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

283,7

208,1

358,9

274,3

5

28

0

8

AR

BR

CL

TH

0207 14 60

Dijen van kippen, bevroren

133,9

3

BR

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

344,3

295,5

0

0

BR

CL

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

422,6

0

AR

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

229,9

17

BR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/100


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1952 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2015

tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad ingestelde definitieve antidumpingrecht op de invoer van molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot de invoer van molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), en met name artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Bestaande maatregelen

(1)

In juni 2010 heeft de Raad overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 („de basisverordening”) bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 (2) („de geldende maatregelen”; „het oorspronkelijke onderzoek”) een definitief antidumpingrecht van 64,3 % ingesteld op de invoer van molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”).

(2)

Naar aanleiding van een antiontwijkingsonderzoek overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening heeft de Raad de geldende maatregelen in januari 2012 bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 14/2012 (3) („het eerste antiontwijkingsonderzoek”) uitgebreid tot invoer van hetzelfde product verzonden uit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië.

(3)

Naar aanleiding van een tweede antiontwijkingsonderzoek overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening heeft de Raad de geldende maatregelen in september 2013 bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2013 (4) („het tweede antiontwijkingsonderzoek”) uitgebreid tot invoer van molybdeendraad met 97 of meer doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de VRC.

1.2.   Verzoek

(4)

Op 26 januari 2015 heeft de Commissie een verzoek op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening ontvangen om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de geldende maatregelen en om de invoer van molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm, van oorsprong uit de VRC, aan registratie te onderwerpen.

(5)

Het verzoek was ingediend door Plansee SE, een producent in de Unie van bepaald molybdeendraad („de indiener van het verzoek”).

1.3.   Opening van het onderzoek

(6)

Nadat zij, na de lidstaten te hebben geïnformeerd, had vastgesteld dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal was om op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening een onderzoek te openen, heeft de Commissie besloten een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de geldende maatregelen en de invoer van molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm, van oorsprong uit de VRC, aan registratie te onderwerpen.

(7)

Het onderzoek is geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/395 van de Commissie van 10 maart 2015 (5) („de openingsverordening”).

1.4.   Onderzoek

(8)

De Commissie heeft de autoriteiten van de VRC, de producenten-exporteurs in dat land, de haar bekende betrokken importeurs in de Unie en de bedrijfstak van de Unie officieel in kennis gesteld van de opening van het onderzoek.

(9)

Zij heeft formulieren om vrijstelling aan te vragen toegestuurd aan de producenten-exporteurs in de VRC en aan de haar bekende importeurs in de Unie.

(10)

Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om binnen de bij de openingsverordening vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle partijen werden ervan op de hoogte gesteld dat niet-medewerking kan leiden tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening en tot bevindingen die op beschikbare gegevens zijn gebaseerd.

(11)

Eén producent-exporteur in de VRC en zijn verbonden importeur in de Unie hebben een ingevuld formulier om vrijstelling aan te vragen ingediend bij de Commissie en zijn gehoord.

(12)

Twee importeurs hebben een ingevuld formulier om vrijstelling aan te vragen ingediend bij de Commissie. Slechts één van hen voerde tijdens het onderzoektijdvak kleine hoeveelheden molybdeendraad in (zie overweging 15).

(13)

Eén handelaar heeft een opmerking ingediend en is gehoord.

(14)

De Commissie heeft bij de volgende ondernemingen een controle ter plaatse uitgevoerd:

a)

producent-exporteur in de VRC:

Luoyang Hi-tech Metals Co., Ltd, West Lichun Road, Jianxi District, Luoyang, VRC;

b)

verbonden importeur in de Unie:

CM Chemiemetall GmbH, Niels-Bohr-Str. 5, 06749 Bitterfeld, Duitsland;

c)

producent in de Unie:

Plansee SE, Metallwerk Plansee Strasse 71, 6600 Reutte, Oostenrijk.

1.5.   Onderzoektijdvak en verslagperiode

(15)

Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014. Er zijn gegevens verzameld voor het onderzoektijdvak, onder meer om na te gaan of zich na de instelling van de maatregelen en de uitbreiding daarvan, eerst tot Maleisië in 2012 (zie overweging 2) en vervolgens tot de invoer van een enigszins gewijzigd product in 2013 (zie overweging 3), inderdaad een verandering in de structuur van het handelsverkeer had voorgedaan en of er sprake was van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestond.

(16)

Voor de verslagperiode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 zijn meer gedetailleerde gegevens verzameld, teneinde te onderzoeken of de invoer de corrigerende werking van de geldende maatregelen, gezien de prijzen en/of de hoeveelheden, heeft ondermijnd en of dumping heeft plaatsgevonden.

2.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

2.1.   Algemene overwegingen

(17)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening werd onderzocht of er sprake was van mogelijke ontwijking door achtereenvolgens na te gaan:

of zich een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen de VRC, Maleisië en de Unie had voorgedaan;

of die verandering het gevolg was van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestond;

of was bewezen dat er sprake was van schade of dat de corrigerende werking van het recht, gezien de prijzen en/of de hoeveelheden van het onderzochte product, werd ondermijnd, en

of was bewezen dat dumping plaatsvond ten aanzien van de eerder vastgestelde normale waarden, eventueel overeenkomstig artikel 2 van de basisverordening.

2.2.   Betrokken product en onderzocht product

(18)

Het product waar het bij de mogelijke ontwijking om gaat, is het product dat aan de geldende maatregelen is onderworpen, zoals hierboven in overweging 1 beschreven. Het valt onder GN-code ex 8102 96 00. Zoals tijdens het oorspronkelijke onderzoek is vastgesteld, wordt het betrokken product hoofdzakelijk gebruikt in de automobielindustrie voor het thermisch opspuiten van een metaallaag op motoronderdelen die aan sterke slijtage onderhevig zijn, zoals zuigerveren, synchronisatieringen of transmissieonderdelen, ter versterking van hun slijtvastheid.

(19)

Het onderzochte product is het in artikel 1 van de openingsverordening omschreven product, namelijk i) molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een maximale dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm in diameter, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (Taric-code 8102960020) en ii) molybdeendraad met ten minste 97 maar minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een maximale dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm in diameter, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (Taric-code 8102960040). Het onderzochte product is van oorsprong uit de VRC en wordt ook molybdeendraad genoemd, met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een maximale dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm in diameter.

2.3.   Mate van medewerking

(20)

Slechts één Chinese producent-exporteur, de onderneming Luoyang Hi-tech Metals Co. Ltd („LHTM”), en zijn verbonden importeur in de Unie Chemiemetall („CM”) hebben zich kenbaar gemaakt en hebben verzocht om vrijstelling van elke eventuele uitbreiding van de geldende maatregelen. LHTM en CM hebben beide hun volledige medewerking aan het onderzoek verleend. Het volume van hun invoer vertegenwoordigde ongeveer 55 % van de totale Chinese invoer in de Unie tijdens de verslagperiode.

(21)

Ongeveer 40 % van de totale Chinese invoer in de Unie was afkomstig van niet-medewerkende producenten. Met name Chinese producenten-exporteurs die hun medewerking aan het tweede antiontwijkingsonderzoek hadden verleend, maar niet van de geldende maatregelen werden vrijgesteld, hebben niet meegewerkt.

2.4.   Verandering in de structuur van het handelsverkeer

(22)

De onderstaande tabel bevat gegevens afkomstig van het tweede antiontwijkingsonderzoek, het verzoek, Comext, de overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening samengestelde databank en informatie afkomstig van LHTM.

(23)

Daar slechts één producent-exporteur zijn medewerking aan het onderzoek heeft verleend, moesten alle cijfers betreffende gevoelige gegevens met het oog op de vertrouwelijkheid in geïndexeerde vorm of als orde van grootte worden gepresenteerd.

(24)

De totale opgegeven hoeveelheid molybdeendraad om te spuiten is de som van:

de invoer van het betrokken product;

de tijdens het tweede antiontwijkingsonderzoek vastgestelde invoer waarbij sprake is van ontwijking;

de invoer van het onderzochte product.

Invoer in de Unie (ton)

2010

2011

2012

2013

VP = 2014

Totale invoer van molybdeendraad om te spuiten (geïndexeerde ton)

100

463

365

273

362

Totale invoer van molybdeendraad om te spuiten (%)

100

100

100

100

100

Betrokken product onderworpen aan de geldende maatregelen

8

0

0

1

5

Tijdens het tweede antiontwijkingsonderzoek vastgestelde invoer waarbij sprake is van ontwijking

92

100

99

1

0

Onderzocht product (OP)

0

0

1

99

95

waarvan OP van LHTM

0

0

1

36

55

waarvan OP van niet-medewerkende producenten-exporteurs van de VRC

0

0

0

63

40

(25)

Overeenkomstig de bevindingen van het tweede antiontwijkingsonderzoek is de invoer van het betrokken product sinds 2010, nadat de voorlopige maatregelen van het oorspronkelijke onderzoek (6) waren ingesteld, nagenoeg volledig gestaakt. Er was nagenoeg geen invoer in 2011, 2012 en 2013 en tijdens de verslagperiode, het jaar 2014, vertegenwoordigde die invoer slechts ongeveer 5 % van de totale invoer. De invoer werd vervangen door de invoer waarbij sprake is van ontwijking die tijdens het tweede antiontwijkingsonderzoek, van 2010 tot en met 2012, is vastgesteld. Sinds de inleiding van het tweede antiontwijkingsonderzoek en de daaraan verbonden registratie van de invoer sinds december 2012 (7) is die invoer, waarbij sprake is van ontwijking in 2013 en in de verslagperiode, nagenoeg volledig gestaakt.

(26)

Tegelijkertijd is de invoer van het onderzochte product, die in de voorafgaande jaren onbestaande of onbeduidend was, in 2013 en in de verslagperiode aanzienlijk toegenomen. In oktober 2013, tijdens het onderzoektijdvak, hebben de Italiaanse douaneautoriteiten een Bindende Tariefinlichting (BTI) vastgesteld voor de indeling van molybdeendraad met een diameter van 4,1 mm en 4,2 mm, met een kleine toevoeging van lanthaan (tussen 0,22 % en 0,28 %) en meer dan 97 doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen. In januari 2014 hebben de Duitse douaneautoriteiten vervolgens een BTI vastgesteld voor de indeling van molybdeendraad met meer dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen met een diameter van ongeveer 4,1 mm. Die BTI's bevestigen dat het onderzochte product, varianten van zuiverder en minder zuiver molybdeendraad met een diameter tussen 4,0 mm en 11,0 mm, beschikbaar is gekomen. De invoer van het onderzochte product vertegenwoordigde in 2013 (ongeveer 99 %) en in de verslagperiode (ongeveer 95 %) nagenoeg de gehele invoer van molybdeendraad om te spuiten uit de VRC.

(27)

Het veelvuldig vóórkomen sinds 2013 van voorheen onbestaande of onbeduidende invoer van het onderzochte product, die de invoer waarbij sprake is van ontwijking en die aan het tweede antiontwijkingsonderzoek is onderworpen, duidelijk heeft vervangen, en de parallelle verdwijning van het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak vormen een beduidende verandering in de structuur van het handelsverkeer, zoals vereist op grond van artikel 13, lid 1, van de basisverordening.

2.5.   Bestaan van ontwijkingspraktijken

(28)

De activiteiten van de medewerkende producent-exporteur en zijn verbonden importeur zijn geanalyseerd. De medewerkende producent-exporteur voert niet het betrokken product uit, maar molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm. Die uitvoer wordt naar zijn verbonden importeur in Duitsland verzonden. Die uitvoer is momenteel niet aan de geldende antidumpingrechten onderworpen.

(29)

Vervolgens trekt de verbonden importeur het ingevoerde molybdeendraad opnieuw fijn tot een diameter van minder dan 4,0 mm en die bewerking zet het draad precies om in het betrokken product dat aan de geldende maatregelen is onderworpen. De verbonden importeur verkoopt het aan eindafnemers in de Unie, met name in de automobielindustrie. Het opnieuw fijntrekken wordt door de verbonden importeur gedaan met behulp van apparatuur die van de medewerkende producent-exporteur is aangekocht. In feite is uit het onderzoek gebleken dat de bewerking van het opnieuw fijntrekken eenvoudigweg van de VRC naar Duitsland is overgebracht.

(30)

De verbonden importeur is eind 2012/begin 2013 met het opnieuw fijntrekken begonnen, opvallend genoeg op het tijdstip waarop de invoer van het onderzochte product begon voor te komen (zie de overwegingen 24 tot en met 26). Het marktonderzoek dat heeft geleid tot het investeren in deze soort operatie, is in 2010 uitgevoerd op verzoek van de eigenaar van de groep waartoe de medewerkende producent-exporteur en zijn verbonden importeur behoren, nadat de voorlopige maatregelen van het oorspronkelijke onderzoek waren ingesteld.

(31)

Tijdens het onderzoek is geen verschil vastgesteld tussen het productieproces van het onderzochte product en dat van het betrokken product, behalve het feit dat de laatste stap van de productie, die bestaat uit het opnieuw fijntrekken van het draad tot een diameter kleiner dan 4,0 mm, voor het betrokken product in de VRC wordt uitgevoerd en voor het onderzochte product in Duitsland.

(32)

Uit het onderzoek is ook gebleken dat gebruikers in de Unie het onderzochte product niet voor het opspuiten van een laag kunnen gebruiken omdat de diameter te groot is om op de bestaande spuitapparatuur te passen. Het kan slechts worden gebruikt nadat het opnieuw is fijngetrokken tot een kleinere diameter, dus nadat het in het betrokken product is omgezet, zodat het op de spuitapparatuur past en voor zijn normale bestemming kan worden gebruikt, namelijk het opspuiten van een metaallaag (zie overweging 18).

(33)

Verder zijn de productiekosten van het betrokken product en het onderzochte product vrijwel vergelijkbaar. De stap van het opnieuw fijntrekken is echter duurder (meer dan dubbel zo duur) indien hij in Duitsland in plaats van in de VRC wordt uitgevoerd. Anderzijds bedragen de kosten van de bewerking van het opnieuw fijntrekken in Duitsland ongeveer 15 tot 20 % van de geldende maatregelen. Daarom is het goedkoper om het opnieuw fijntrekken in Duitsland uit te voeren dan om het recht te betalen. Aangezien het eindproduct hetzelfde is, wordt de praktijk gezien als een vermijding van het recht.

(34)

Tijdens de gezamenlijke hoorzitting met LHTM en CM was hun voornaamste argument dat de huidige invoer van het onderzochte product een essentiële stap van hun bedrijfsmodel is en is ontwikkeld om molybdeendraad tegen een concurrerende prijs te kunnen aanbieden. Er werd ook vermeld dat een investeringsplan voor de verhoging van de productiecapaciteit is opgeschort en afhankelijk is van de uitkomst van dit onderzoek, dat naar verluidt ernstige gevolgen voor hun bedrijfsmodel kan hebben.

(35)

Wat betreft de economische rechtvaardiging van de invoer van het onderzochte product en het daaropvolgende opnieuw fijntrekken ervan tot het betrokken product, waardoor de geldende maatregelen worden ontweken, hebben de producent-exporteur en de verbonden importeur aangevoerd dat door de bewerking van het opnieuw fijntrekken nieuwe banen worden geschapen in de Unie; dat de verwerkende industrie dankzij lagekostenproducten efficiënter kan zijn en haar activiteiten in de Unie kan handhaven; dat Plansee, de producent in de Unie, te machtig is op de markt van de Unie, met een groot marktaandeel, en dat de bewerking van het opnieuw fijntrekken kan bijdragen tot de beperking van de dominante positie van Plansee.

(36)

Geen van die argumenten rechtvaardigt dat de invoer van het onderzochte product en het daaropvolgende opnieuw fijntrekken ervan tot het betrokken product om andere redenen dan de ontwijking van het geldende antidumpingrecht geschiedt.

(37)

Wat werkgelegenheid betreft, is uit het onderzoek gebleken dat de stap van het opnieuw fijntrekken de laatste fase van het productieproces is en grotendeels is geautomatiseerd. Er zijn werknemers nodig om de spoel met draad te vervangen, toe te zien op het proces van het opnieuw fijntrekken en het draad te spoelen. De werklast is dan ook zeer beperkt. Het aantal voor de bewerking van het opnieuw fijntrekken geschapen banen in de Unie is in ieder geval te laag om op een passende wijze tegemoet te komen aan het gebrek aan banen op de markt van de Unie. Anderzijds is het, zelfs al zou het scheppen van banen worden erkend als een gepland gevolg van de overbrenging van het opnieuw fijntrekken naar de Unie, niet vol te houden als economische rechtvaardiging, aangezien het gepaard gaat met de ontwijking van de geldende maatregelen. Dit argument wordt derhalve afgewezen.

(38)

Wat betreft de argumenten over het belang van de gebruikers om goedkoper, in de Unie opnieuw fijngetrokken draad te gebruiken en over de concurrentie op de markt van de Unie, wordt eraan herinnerd dat het huidige onderzoek overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening wordt uitgevoerd. Het doel van een antiontwijkingsonderzoek is zorgen voor een adequate bescherming van de geldende maatregelen die zijn opgelegd nadat alle belangen in het kader van het oorspronkelijke onderzoek, met inbegrip van die van de importeurs en de gebruikers, naar behoren zijn afgewogen. Het opnieuw onderzoeken van dergelijke aspecten valt derhalve buiten het toepassingsgebied van het huidige antiontwijkingsonderzoek. Anderzijds kunnen die argumenten geen afdoende reden of geldige economische rechtvaardiging voor de praktijk vormen. Indien het aan gebruikers verkochte molybdeendraad na opnieuw fijntrekken in Duitsland goedkoper is, is dat immers zo omdat het antidumpingrecht niet van toepassing is op de invoer van het onderzochte product (zie overweging 36). De argumenten worden derhalve afgewezen.

(39)

Om die redenen wordt geconcludeerd dat er, afgezien van het instellen van de geldende maatregelen, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging is voor het invoeren van het onderzochte product en het daaropvolgende opnieuw fijntrekken ervan in de Unie. De door de verbonden importeur uitgevoerde bewerking van het opnieuw fijntrekken is specifiek ontworpen en in de praktijk gebracht als een gevolg van het instellen van het antidumpingrecht.

(40)

Bovendien is uit het tweede antiontwijkingsonderzoek gebleken dat molybdeendraad met 97 of meer doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen met toevoeging van lanthaan en andere chemische elementen („gedoopt molybdeendraad”) en een diameter van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, uitwisselbaar is met zuiverder molybdeendraad met meer dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen en dezelfde diameter, aangezien zij geen relevante fysieke verschillen vertonen en dezelfde toepassing hebben, namelijk voor het opspuiten van een laag (8).

(41)

Zoals uiteengezet in overweging 26, is verder uit het onderzoek gebleken dat de Italiaanse douaneautoriteiten in oktober 2013, tijdens het onderzoektijdvak, een Bindende Tariefinlichting (BTI) hebben vastgesteld voor de indeling van molybdeendraad met een diameter van 4,1 mm en 4,2 mm, met een kleine toevoeging van lanthaan (tussen 0,22 % en 0,28 %) en meer dan 97 doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen. Die BTI bevestigt dat het gedoopte molybdeendraad met een diameter tussen 4,0 mm en 11,0 mm beschikbaar is gekomen.

(42)

Zoals uiteengezet in overweging 32, kan spuitapparatuur enkel werken met molybdeendraad (zowel gedoopt als zuiverder) met een diameter van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm. Daaruit volgt dat molybdeendraad van gedoopt molybdeen met een diameter tussen 4,0 mm en 11,0 mm net zoals molybdeendraad met meer dan 99,95 % molybdeen en een diameter tussen 4,0 mm en 11,0 mm enkel kan worden gebruikt nadat het opnieuw is fijngetrokken tot een diameter van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm.

(43)

Geen van de andere producenten-exporteurs die in 2014 meer dan 40 % van de totale invoer van het onderzochte product vertegenwoordigden, heeft zich gemeld en heeft meegewerkt. Overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening zijn op basis daarvan de bevindingen met betrekking tot de activiteiten van andere producenten-exporteurs gebaseerd op de beschikbare gegevens. In dat verband zijn de beschikbare gegevens de volgende: i) er waren geen aanwijzingen dat het gedoopte molybdeendraad met een diameter tussen 4,0 mm en 11,0 mm met het oog op een specifiek doel beschikbaar is gekomen of een specifieke toepassing heeft die verschillend is van die van het molybdeendraad met een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen; ii) uit de bevindingen van het tweede antiontwijkingsonderzoek (overweging 40) en de bevindingen van het huidige onderzoek (overweging 42) blijkt integendeel dat het gedoopte molybdeendraad met een diameter tussen 4,0 mm en 11,0 mm enkel voor het spuiten van een laag kan worden gebruikt nadat het opnieuw is fijngetrokken tot een diameter van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm; iii) het onderzoek bij de medewerkende producent-exporteur en zijn verbonden exporteur bevestigt dat het opnieuw fijntrekken van het onderzochte product noodzakelijk is om het betrokken product te vervaardigen; iv) het feit dat het door de medewerkende importeur uitgevoerde opnieuw fijntrekken, dat ongeveer 15 tot 20 % van de geldende maatregelen vertegenwoordigt (zie overweging 33), door iedere exploitant in de Unie met de nodige apparatuur kan worden uitgevoerd.

(44)

Op basis van het bovenstaande is derhalve vastgesteld dat de praktijk van het invoeren van molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm, van oorsprong uit de VRC, zonder commercieel bestaansrecht, en het daaropvolgende opnieuw fijntrekken ervan in de Unie, afgezien van het instellen van de geldende maatregelen, geen passende reden of economische rechtvaardiging heeft.

(45)

Op basis van de bevindingen met betrekking tot de medewerkende producent-exporteur en op basis van de voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs beschikbare feiten is het bestaan van een ontwijkingspraktijk in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening vastgesteld op nationaal niveau en voor alle invoer van het onderzochte product uit de VRC. De ontwijkingspraktijk betreft het enigszins wijzigen van het betrokken product om het te laten vallen onder douanecodes waarop normaliter geen maatregelen van toepassing zijn, namelijk het onderzochte product, mits de wijziging de wezenlijke kenmerken van het product niet aantast, zoals vastgesteld in artikel 13, lid 1, tweede alinea, van de basisverordening, alsmede de noodzaak om het onderzochte product in de Unie opnieuw fijn te trekken tot het betrokken product.

2.6.   Ondermijning van de corrigerende werking van het recht wat betreft prijs en/of hoeveelheden van het soortgelijk product

(46)

Zoals uiteengezet in overweging 26 was de toename van de invoer van het onderzochte product wat betreft hoeveelheden, aanzienlijk en vertegenwoordigde die invoer in 2013 en in de verslagperiode nagenoeg de totale invoer van molybdeendraad om het spuiten uit de VRC.

(47)

De uitvoerprijs van het onderzochte product, naar behoren aangepast aan de extra kosten voor het opnieuw fijntrekken, is vergeleken met de bij het oorspronkelijk onderzoek vastgestelde schademarge.

(48)

Wat de medewerkende producent-exporteur betreft, is de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de tijdens het onderzoek geverifieerde informatie. Voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs is de uitvoerprijs vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat, na aftrek van de uitvoer van de medewerkende producent-exporteur. De marge met betrekking tot de productiekosten van de stap van het opnieuw fijntrekken is gebaseerd op geverifieerde informatie afkomstig van de medewerkende verbonden importeur.

(49)

Uit de hierboven beschreven vergelijking van de schademarge en de uitvoerprijs van zowel de medewerkende producent-exporteur als de niet-medewerkende producenten-exporteurs blijkt een aanzienlijk prijsbederf.

(50)

De corrigerende werking van de van kracht zijnde maatregelen wordt derhalve wat betreft zowel hoeveelheden als prijs geacht te worden ondermijnd.

2.7.   Bewijs van dumping ten aanzien van de voor het soortgelijke product eerder vastgestelde normale waarde

(51)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening en om vast te stellen of het onderzochte product met dumping werd verkocht, is zoals beschreven in de overwegingen 47 en 48 de uitvoerprijs van zowel de medewerkende producent-exporteur als de niet-medewerkende producenten-exporteurs vastgesteld en vergeleken met de normale waarde die tijdens het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld.

(52)

Uit de vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs blijkt dat het onderzochte product tijdens de verslagperiode zowel door medewerkende als niet-medewerkende producenten-exporteurs tegen dumpingprijzen in de Unie is ingevoerd.

3.   MAATREGELEN

(53)

In het licht van de bovenstaande bevindingen is geconcludeerd dat het definitieve antidumpingrecht op de invoer van molybdeendraad van oorsprong uit de VRC door invoer van molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm, van oorsprong uit de VRC, wordt ontweken.

(54)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, eerste zin, van de basisverordening moeten de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van invoer van het betrokken product, van oorsprong uit de VRC, derhalve worden uitgebreid tot invoer van molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm, van oorsprong uit de VRC.

(55)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening, die bepalen dat uitgebreide maatregelen moeten worden toegepast op goederen waarvan de invoer in de Unie overeenkomstig de openingsverordening is geregistreerd, moet het antidumpingrecht worden geïnd op die invoer in de Unie van molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm, van oorsprong uit de VRC.

4.   VERZOEKEN OM VRIJSTELLING

(56)

De medewerkende producent-exporteur in de VRC en zijn verbonden importeur hebben overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening om vrijstelling van de eventuele uitgebreide maatregelen verzocht en hebben een formulier om vrijstelling aan te vragen ingevuld.

(57)

Zoals vermeld in overweging 39, bleken de producent-exporteur en zijn verbonden importeur bij de ontwijkingspraktijken betrokken te zijn. Derhalve kan op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening aan deze ondernemingen geen vrijstelling worden verleend.

5.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(58)

Alle belanghebbenden zijn op de hoogte gebracht van de belangrijkste feiten en overwegingen die tot voornoemde conclusies hebben geleid, en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

(59)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op de invoer van molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt uitgebreid tot de invoer van molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 4,0 mm doch niet meer dan 11,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (Taric-codes 8102960020 en 8102960040).

2.   Het bij lid 1 van dit artikel uitgebreide recht wordt geïnd op de invoer in de Unie van molybdeendraad die overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/395 en artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 is geregistreerd.

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 1 uitgebreide recht moeten schriftelijk worden ingediend in een van de officiële talen van de Europese Unie en zijn ondertekend door een persoon die gemachtigd is om de entiteit die om de vrijstelling verzoekt, te vertegenwoordigen. Het verzoek moet aan het onderstaande adres worden gestuurd:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer CHAR 04/039

1049 Brussel

BELGIË

2.   Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kan de Commissie de invoer van ondernemingen die de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde antidumpingmaatregelen niet ontwijken, bij besluit vrijstellen van het bij artikel 1 van deze verordening uitgebreide recht.

Artikel 3

De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 2 van Verordening (EU) 2015/395 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad van 14 juni 2010 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 150 van 16.6.2010, blz. 17).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 14/2012 van de Raad van 9 januari 2012 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaald molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot bepaald molybdeendraad verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, en tot beëindiging van het onderzoek betreffende de invoer van molybdeendraad verzonden vanuit Zwitserland (PB L 8 van 12.1.2012, blz. 22).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2013 van de Raad van 2 september 2013 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 243 van 12.9.2013, blz. 2).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/395 van de Commissie van 10 maart 2015 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaald molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China door de invoer van bepaald enigszins gewijzigd molybdeendraad, en tot registratie van deze invoer (PB L 66 van 11.3.2015, blz. 4).

(6)  Verordening (EU) nr. 1247/2009 van de Commissie van 17 december 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 336 van 18.12.2009, blz. 16).

(7)  Verordening (EU) nr. 1236/2012 van de Commissie van 19 december 2012 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China door de invoer van bepaald enigszins gewijzigd molybdeendraad, bevattende 97 of meer doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot onderwerping van deze invoer aan een registratieplicht (PB L 350 van 20.12.2012, blz. 51).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2013 van de Raad van 2 september 2013 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 243 van 12.9.2013, blz. 2), overweging 36.


30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/109


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1953 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2015

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Voorlopige maatregelen

(1)

Op 13 mei 2015 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/763 („de voorlopige verordening”) (2) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal (grain oriented electrical sheets, „GOES”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China („VRC”), Japan, de Republiek Korea („Korea”), de Russische Federatie („Rusland”) en de Verenigde Staten van Amerika („de VS”) (tezamen „de betrokken landen”).

(2)

De procedure is op 14 augustus 2014 ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 30 juni 2014 door de European Steel Association („Eurofer” of „de klager”) was ingediend namens producenten die samen meer dan 25 % van de totale productie van GOES in de Unie voor hun rekening nemen.

(3)

Zoals in overweging 15 van de voorlopige verordening is uiteengezet, had het onderzoek naar dumping en schade betrekking op de periode van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014 („het onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

2.   Vervolg van de procedure

(4)

Na de mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan is besloten een voorlopig antidumpingrecht in te stellen („mededeling van de voorlopige bevindingen”), maakten meerdere belanghebbenden schriftelijke opmerkingen waarin zij hun standpunt ten aanzien van de voorlopige bevindingen kenbaar maakten. De partijen die daartoe een verzoek indienden, werden gehoord. De Japanse producenten-exporteurs JFE Steel Corporation en Nippon Steel & Sumitoma Metal Corporation hebben deelgenomen aan hoorzittingen met de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

(5)

Zoals in de overwegingen 27, 224 en 239 van de voorlopige verordening is uiteengezet, is de Commissie voortgegaan met het verzamelen en controleren van alle informatie die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte. Na de instelling van de voorlopige maatregelen zijn bij de volgende gebruikers in de Europese Unie vijf aanvullende controlebezoeken gebracht:

Siemens Aktiengesellschaft, München, Duitsland

ABB AB, Brussel, België

SGB-Smit Group, Regensburg, Duitsland

Končar — Distribution and Special Transformers, Inc., Zagreb, Kroatië

Schneider Electric SA, Metz, Frankrijk

(6)

Daarnaast werd bij de volgende producenten in de Unie ter plaatse een controle verricht:

ThyssenKrupp Electrical Steel UGO SAS, Isbergues, Frankrijk

ThyssenKrupp Electrical Steel GmbH, Gelsenkirchen, Duitsland

Tata Steel UK Limited (Orb Electrical Steels), Newport, Verenigd Koninkrijk

(7)

Alle betrokken partijen werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie definitieve antidumpingmaatregelen wilde instellen. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Een vereniging van gebruikers heeft deelgenomen aan een hoorzitting met de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

(8)

De Commissie heeft de mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de belanghebbenden in overweging genomen en heeft in voorkomend geval de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(9)

Zoals is uiteengezet in overweging 16 van de voorlopige verordening, gaat het bij het betrokken product om gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal met een dikte van meer dan 0,16 mm van oorsprong uit de VRC, Japan, Korea, Rusland en de VS, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7225 11 00 en ex 7226 11 00 („het betrokken product”).

(10)

Sommige belanghebbenden betoogden dat het betrokken product, zoals omschreven in overweging 16 van de voorlopige verordening, en het soortgelijke product niet soortgelijk zijn zoals in overweging 22 van de voorlopige verordening wordt verklaard, aangezien zij niet dezelfde fysische en chemische eigenschappen hebben en niet voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Drie producenten-exporteurs, een vereniging van gebruikers en twee individuele gebruikers voerden aan dat de soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit en/of van de kwaliteit „domain refined” van het onderzoek moesten worden uitgesloten omdat zij in de Unie niet of niet in voldoende hoeveelheden worden geproduceerd. Een van die producenten-exporteurs preciseerde dat het hierbij zou moeten gaan om soorten van het betrokken product met een maximaal kernverlies van 0,90 W/kg of minder en een magnetische polarisatie van meer dan 1,88 T. Een andere producent-exporteur verzocht om uitsluiting van soorten met een maximaal kernverlies van 0,95 W/kg of minder, omdat er slechts een beperkte concurrentieoverlapping bestaat met producten die de bedrijfstak van de Unie aanbiedt. Een andere producent-exporteur stelde dat soorten van het betrokken product met een maximaal kernverlies van 0,90 W/kg bij 1,7 T/50 Hz of minder en een permeabiliteit (inductie) van 1,88 T of meer, en soorten met een maximaal kernverlies van 1,05 W/kg bij 1,7 T/50 Hz of minder en een permeabiliteit (inductie) van 1,91 T of meer, moesten worden uitgesloten. Voorts voerde één gebruiker aan dat soorten van het betrokken product met een maximaal kernverlies van 0,80 W/kg bij 1,7 T/50 Hz of minder en geluidsarme soorten met een B800-factor van 1,9 T of meer moesten worden uitgesloten. Sommigen van hen voerden ook aan dat de productsoorten met de laagste kernverliezen wezenlijk andere eigenschappen en gebruiksdoelen hebben, en derhalve niet door dezelfde afnemers worden gekocht en niet concurreren met andere soorten van het betrokken product. Verder stelde een andere gebruiker dat twee afzonderlijke analyses van de schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie moesten worden uitgevoerd. Ten slotte verzocht een andere gebruiker om intrekking van de voorlopige maatregelen, en, als dat niet mogelijk zou zijn, om ten minste de soorten met hoge permeabiliteit (dus soorten met een maximaal kernverlies van 0,90 W/kg en minder) van de productomschrijving uit te sluiten.

(11)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen hebben verschillende belanghebbenden dit verzoek herhaald. Eén gebruiker stelde dat het feit dat de Commissie drie verschillende minimuminvoerprijzen voor verschillende categorieën GOES heeft vastgesteld, aantoonde dat het relevant is de verschillende categorieën afzonderlijk te bekijken en derhalve de uitsluiting rechtvaardigt.

(12)

De Commissie overwoog dat het betrokken product, ongeacht het kernverlies of het geluidsniveau, en ongeacht of het conventionele producten zijn dan wel producten met hoge permeabiliteit, gewalste platte producten van gelegeerd staal zijn met een georiënteerdekorrelstructuur waardoor het product een magnetisch veld kan geleiden. De korreloriëntatie beperkt de technische en fysische eigenschappen van het staal tot een uniek product met een buitengewoon grote korrelstructuur. De productomschrijving omvat dus een welomschreven productgroep. Ook werd vastgesteld dat alle soorten van het betrokken product dezelfde chemische eigenschappen hebben en vooral voor één doel worden gebruikt, namelijk bij de productie van transformatoren. Bovendien is er een zekere mate van substitueerbaarheid tussen de verschillende soorten van het betrokken product.

(13)

Aangaande het argument dat een uitsluiting gerechtvaardigd zou zijn wegens de ontoereikende productie van bepaalde soorten van het betrokken product door producenten in de Unie, zij er eerst aan herinnerd dat geen enkele bepaling van de basisverordening eist dat alle soorten van het betrokken product door de bedrijfstak van de Unie op commerciële schaal worden geproduceerd. Bovendien produceerde de bedrijfstak van de Unie in het OT verschillende productsoorten met hoge permeabiliteit. Zoals in overweging 131 wordt vermeld, is bij de verificatie ook gebleken dat de producenten in de Unie hebben geïnvesteerd in de productie van soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit, waardoor zij de productie van GOES met hoge permeabiliteit zullen kunnen vergroten. Zoals gezegd in overweging 12 is de definitie van het onderzochte product bovendien gebaseerd op de technische eigenschappen van de GOES. De verlangde uitsluiting kan leiden tot een vermindering van het niveau van bescherming van die soorten met hoge permeabiliteit tegen schade veroorzakende dumping, en dus het huidige niveau van productie ervan door de bedrijfstak van de Unie negatief beïnvloeden. In die omstandigheden volstaat het feit dat bepaalde soorten GOES met hoge permeabiliteit niet door de bedrijfstak van de Unie worden geproduceerd, niet om ze uit te sluiten van de productomschrijving.

(14)

Aangaande het betoog dat de verdeling in drie verschillende categorieën GOES (zie overweging 11) aantoont dat een uitsluiting gerechtvaardigd is, zij eraan herinnerd dat het onderzoek slaat op het betrokken product zoals het is omschreven in overweging 9, en dat derhalve één alomvattende analyse van de schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie is verricht. Dat de Commissie heeft erkend dat er kwaliteitsverschillen zijn tussen de verschillende productsoorten en dat deze kwaliteitsverschillen in aanmerking zijn genomen bij de beslissing over de vorm van de maatregelen in het kader van de beoordeling van het belang van de Unie, zoals uiteengezet in overweging 172, kan geen reden zijn om de werkingssfeer van de maatregelen te wijzigen.

(15)

Derhalve verwierp de Commissie de verzoeken om die productsoorten uit te sluiten van de productomschrijving. De Commissie heeft de kwaliteitsverschillen evenwel in aanmerking genomen bij de vaststelling van de vorm van de maatregel (zie overweging 172)

(16)

Eén Russische producent-exporteur stelde dat de door hem uitgevoerde betrokken producten van de eerste keuze (die vlakker zijn en minder lasnaden hebben) en die van de tweede en de derde keuze (die meer gebreken vertonen, naden hebben en minder vlak zijn) in de Russische industrie in de praktijk volstrekt niet onderling uitwisselbaar zijn (in geen van beide richtingen) en verschillende producten vormen. Hij voerde daarom aan dat materiaal van de tweede en de derde keuze moet worden uitgesloten van de productomschrijving.

(17)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalde de Russische producent-exporteur zijn argument en betoogde hij dat deze uitgevoerde soorten van de tweede en de derde keuze in de transformatorindustrie alleen kunnen worden gebruikt in een beperkt aantal toepassingen indien zij verder worden verwerkt in staalservicebedrijven, zodat zij moeten worden uitgesloten.

(18)

De huidige omschrijving en de GN-code van het betrokken product kunnen vanuit het oogpunt van de kwaliteit een grote verscheidenheid aan soorten omvatten. De productie van een product van lagere kwaliteit door de producenten in de Unie en door de producenten-exporteurs is echter inherent aan het productieproces, en soorten van lagere kwaliteit worden vervaardigd van hetzelfde basismateriaal en met dezelfde productie-installaties. De uitgevoerde soorten van de zogenoemde „tweede” en „derde keuze” worden ook verkocht voor gebruik in de transformatorindustrie, en voldoen volledig aan de omschrijving van het betrokken product. Dat verdere verwerking nodig is, is niet ongebruikelijk en mag geen reden zijn om een soort uit te sluiten. Daarom heeft de Commissie dit verzoek verworpen.

(19)

In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat het betrokken product dat wordt vervaardigd en verkocht in de betrokken landen en het product dat wordt vervaardigd en verkocht door de bedrijfstak van de Unie soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. De overwegingen 16 tot en met 21 van de voorlopige verordening worden bevestigd.

C.   DUMPING

1.   Algemene werkwijze

(20)

Aangezien geen opmerkingen werden ontvangen over de algemene werkwijze van de Commissie voor de berekening van de dumping, worden de overwegingen 33 tot en met 45 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Republiek Korea

2.1.   Normale waarde

(21)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen voerde de enige producent-exporteur aan dat zijn kosten voor binnenlands vervoer en op- en overslag hadden moeten worden afgetrokken van de normale waarde. Bovendien hadden de kosten voor de conversie van hele coils in geslitte coils moeten worden aangepast. Overeenkomstig de in overweging 56 van de voorlopige verordening uiteengezette algemene werkwijze werd dit argument aanvaard en werden de berekeningen dienovereenkomstig gewijzigd. Bijgevolg worden de bevindingen in overweging 46 van de voorlopige verordening ten aanzien van de producent-exporteur gewijzigd.

2.2.   Uitvoerprijs

(22)

De producent-exporteur stelde dat hij één economische eenheid vormde met zijn handelsondernemingen en de verbonden ondernemingen in de Unie en dat daarom voor de bepaling van de uitvoerprijs geen correctie overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening had mogen worden verricht.

(23)

Vaststaat dat de producent-exporteur en de verbonden importeurs tot dezelfde groep van ondernemingen behoren. Derhalve wordt een associatie geacht tussen hen te bestaan. In die omstandigheden moet de Commissie de uitvoerprijs berekenen overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening. Derhalve wordt het argument afgewezen en worden de overwegingen 50 tot en met 54 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.3.   Vergelijking

(24)

De producent-exporteur verzocht krachtens artikel 2, lid 10, van de basisverordening ook om een correctie voor verschillen in handelsstadium, op grond dat de binnenlandse verkoop plaatsvond tussen de verbonden ondernemingen en eindgebruikers, terwijl de uitvoerprijzen de facto als een prijs aan distributeurs werden geconstrueerd omdat de Commissie de VAA-kosten en de winstmarges van de verbonden handelaren in de Unie overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening had afgetrokken.

(25)

Het feit dat de uitvoerprijs is berekend overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening betekent niet dat het handelsstadium waarin de uitvoerprijs is vastgesteld, gewijzigd is. De grondslag voor de samengestelde uitvoerprijs blijft de prijs die wordt aangerekend aan eindgebruikers. Een correctie voor verschil in handelsstadium is in dit geval niet gerechtvaardigd, nu de producent-exporteur op de binnenlandse markt en op de markt van de Unie verkocht in hetzelfde handelsstadium. De producent-exporteur heeft hoe dan ook niet aangetoond dat het gestelde verschil in handelsstadium gevolgen had voor de vergelijkbaarheid van de prijzen, zoals blijkt uit permanente en duidelijke verschillen in de functies en prijzen van de verkoper in de verschillende handelsstadia op de binnenlandse markt van het land van uitvoer. Hij stelde integendeel enkel dat de correctie gelijk moest zijn aan de correctie voor de berekening van de uitvoerprijs op grond van artikel 2, lid 9, van de basisverordening. Dit argument werd dan ook afgewezen.

2.4.   Dumpingmarges

(26)

Als gevolg van de wijzigingen van de normale waarde overeenkomstig overweging 21 worden de definitieve dumpingmarges voor Korea vastgesteld als volgt:

Land

Onderneming

Definitieve dumpingmarge

Republiek Korea

POSCO, Seoul

22,5 %

Alle andere ondernemingen

22,5 %

3.   Volksrepubliek China

3.1.   Referentieland

(27)

Er werden geen verdere opmerkingen ontvangen over het gebruik van de Republiek Korea als referentieland. De Commissie bevestigt de bevindingen in de overwegingen 65 tot en met 71 van de voorlopige verordening.

3.2.   Normale waarde

(28)

De normale waarde voor de twee producenten-exporteurs in de VRC werd overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijs of de door berekening vastgestelde normale waarde in het referentieland, in dit geval Korea.

(29)

De normale waarde voor de Chinese ondernemingen werd gewijzigd overeenkomstig de wijziging van de normale waarde voor Korea, zoals uiteengezet in overweging 21.

3.3.   Uitvoerprijs

(30)

Daar geen andere opmerkingen over de uitvoerprijs werden ontvangen, worden de overwegingen 73 en 74 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.4.   Vergelijking

(31)

Aangezien geen opmerkingen over de vergelijking van de normale waarde en de uitvoerprijs werden ontvangen, worden de overwegingen 75 tot en met 78 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.5.   Dumpingmarges

(32)

Op basis van hun antwoorden op de vragenlijst stelde de Commissie in overweging 80 van de voorlopige verordening vast dat de twee medewerkende producenten-exporteurs verbonden waren door een gemeenschappelijke eigenaar. Daarom werd voor de twee ondernemingen voorlopig één enkele dumpingmarge vastgesteld op basis van het gewogen gemiddelde van hun individuele dumpingmarges.

(33)

Beide medewerkende Chinese producenten-exporteurs (Baosteel en WISCO) betwistten het besluit van de Commissie om hen als verbonden ondernemingen te behandelen en derhalve één gewogen gemiddeld antidumpingrecht vast te stellen. Zij stelden dat zij zowel op de binnenlandse markt als op exportmarkten concurreren.

(34)

De Commissie herhaalt dat de twee medewerkende producenten-exporteurs verbonden waren door een gemeenschappelijke eigenaar, de staat. In de gegeven omstandigheden hebben deze ondernemingen er echter weinig belang bij om na de instelling van de maatregelen hun exportactiviteiten te coördineren, aangezien die maatregelen, zoals in de overwegingen 175 en 176 wordt uiteengezet, bestaan uit een variabel recht op basis van een zelfde minimuminvoerprijs voor alle producenten-exporteurs. Daarom was de Commissie in het definitieve stadium van mening dat het niet nodig is te bepalen of de twee ondernemingen op grond van artikel 9, lid 5, van de basisverordening als één enkele entiteit moesten worden behandeld. In het kader van dit onderzoek zijn daarom twee verschillende dumpingmarges vastgesteld.

(35)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen stelde de klager dat de vaststelling van twee individuele rechten voor de twee Chinese producenten-exporteurs kan leiden tot gecoördineerde exportactiviteiten wanneer de prijzen tot onder de minimuminvoerprijs („MIP”) vallen. Hij betoogde dat voor beide één enkel recht moest worden vastgesteld. Zoals hiervoor reeds gezegd, beschikt de Commissie in de bijzondere omstandigheden van deze zaak echter over aanwijzingen dat de internationale prijzen op middellange tot lange termijn vermoedelijk hoger zullen blijven dan de minimuminvoerprijzen. Derhalve acht zij het risico van coördinatie tussen de twee producenten-exporteurs onbeduidend, en meent zij dat de mogelijkheid van een tussentijds nieuw onderzoek in geval van gewijzigde omstandigheden een meer evenredige manier is om dit risico aan te pakken. Dit argument werd dan ook afgewezen.

(36)

De mate van medewerking was hoog, aangezien de invoer van de twee medewerkende producenten-exporteurs goed was voor 100 % van de totale uitvoer van de VRC naar de Unie tijdens het OT. Op deze basis heeft de Commissie de dumpingmarge voor het hele land vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge voor de medewerkende onderneming met de hoogste dumpingmarge.

(37)

Op grond hiervan worden de definitieve dumpingmarges voor de Volksrepubliek China vastgesteld als volgt:

Land

Onderneming

Definitieve dumpingmarge

Volksrepubliek China

Baoshan Iron & Steel Co., Ltd., Shanghai

21,5 %

Wuhan Iron & Steel Co., Ltd., Wuhan

54,9 %

Alle andere ondernemingen

54,9 %

4.   Japan

4.1.   Normale waarde

(38)

Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen, wordt de vaststelling van de normale waarde in de overwegingen 84 en 85 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.2.   Uitvoerprijs

(39)

Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen, wordt de vaststelling van de uitvoerprijs in de overwegingen 86 tot en met 88 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.3.   Vergelijking

(40)

Aangezien geen opmerkingen over de vergelijking van de normale waarde en de uitvoerprijs werden ontvangen, worden de overwegingen 89 tot en met 92 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.4.   Dumpingmarges

(41)

Aangezien er geen verdere opmerkingen over de dumpingmarges werden ontvangen, worden de overwegingen 93 tot en met 95 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.   Russische Federatie

5.1.   Normale waarde

(42)

De volledige productie van het betrokken product in Rusland bestaat uit conventionele GOES, en zowel producten van eerste als van andere kwaliteiten werden verkocht op de markt van de Unie. De Russische producent-exporteur stelde dat de normale waarde moest worden gecorrigeerd om rekening te houden met het feit dat producten van andere dan eerste kwaliteit naar de markt van de Unie werden uitgevoerd tegen lagere prijzen dan producten van eerste kwaliteit.

(43)

De Commissie heeft overwogen of het mogelijk was om voor producten van andere dan eerste kwaliteit de normale waarde te corrigeren. Opgemerkt zij dat, op verzoek van de producent-exporteur, in het voorlopige stadium een onderscheid is gemaakt tussen producten van eerste kwaliteit en andere, waarbij met het oog op een billijke vergelijking de prijzen en kosten van elke soort werden gedifferentieerd. Dit onderscheid met het oog op een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs moet worden gehandhaafd.

(44)

Een correctie van de normale waarde zelf, in de zin van een verlaging van de productiekosten van producten van andere dan eerste kwaliteit, is echter niet gerechtvaardigd. Een dergelijke correctie zou ertoe leiden dat een aanzienlijk deel van de kosten niet wordt toegewezen aan het betrokken product, terwijl zij met betrekking tot dat product wel zijn gedragen. De normale waarde voor alle productsoorten is berekend op basis van feitelijke gegevens die door de producent-exporteur zijn verstrekt en ter plaatse zijn gecontroleerd. De Commissie heeft de verdeling van de kosten onderzocht, en er is geen reden voor een kunstmatige verdeling van deze kosten of voor andere correcties. Eventuele prijsverschillen tussen de verschillende productsoorten zijn noodzakelijkerwijs gerechtvaardigd, aangezien de normale waarde wordt vastgesteld per productsoort. Dit argument moet dan ook worden afgewezen.

(45)

Volgens de onderneming staafden de verschillende dumpingmarges voor producten van eerste kwaliteit en andere producten haar betoog. Het is echter volstrekt normaal dat voor verschillende productsoorten verschillende dumpingmarges gelden. Een verschillende dumpingmarge kan geen rechtvaardiging zijn voor een correctie van de normale waarde. Ook dit argument moet dus worden afgewezen.

(46)

De bedrijfstak van de Unie stelde dat de Commissie een fout heeft gemaakt door de productiekosten van de Russische producenten niet overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening te corrigeren. Hij stelde voorts dat zelfs indien de Commissie tot de conclusie zou komen dat de Russische producenten vergelijkbare prijzen aanrekenen binnen de groep en voor externe verkoop, het de vraag is of de transactieprijzen binnen de groep een redelijk beeld geven van de volledige kosten die het product in kwestie genereert. De Commissie vergeleek die prijzen met de prijzen voor derden en stelde op basis daarvan vast dat de aankoopprijzen van grondstoffen van de twee verbonden Russische producenten in het onderzoektijdvak marktprijzen waren en dus de normale kosten weerspiegelden. Voorts wees niets in het onderzoek erop dat de volledige kosten niet tot uiting kwamen in de prijsstelling. Derhalve werd een correctie niet nodig geacht.

(47)

Aangezien geen verdere opmerkingen over de normale waarde werden ontvangen, worden de overwegingen 98 en 99 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.2.   Uitvoerprijs

(48)

De Russische producent-exporteur stelde dat de uitvoer van producten van derde kwaliteit moest worden uitgesloten van de berekening van de dumping. Aangezien ook producten van derde kwaliteit een vorm van het betrokken product zijn, is er geen reden om deze producten uit te sluiten. Dit argument moet dan ook worden afgewezen.

(49)

De Russische producent voerde aan dat de correcties voor de winst en de VAA-kosten van de verbonden importeur (Novex) niet gerechtvaardigd zijn en stelde het niet eens te zijn met de uitlegging van de artikelen 2, leden 8 en 9, van de basisverordening door de Commissie.

(50)

De Russische producent-exporteur betoogde dat een correctie voor VAA-kosten en winst overeenkomstig artikel 2, lid 9, slechts gerechtvaardigd is wanneer de verkoopvoorwaarden verlangen dat bij de levering van een product de invoerrechten zijn betaald. Wanneer producten worden verkocht vóór inklaring, is daarentegen artikel 2, lid 8, van toepassing, dat wil zeggen dat VAA-kosten en winst niet mogen worden afgetrokken. De producent-exporteur stelde voorts dat Novex fungeerde als „export-arm” van de NLMK-groep, geen invoer verrichtte en geen kosten droeg die „gewoonlijk door een importeur worden gedragen”.

(51)

Zoals in de voorlopige verordening is uiteengezet en anders dan wordt betoogd, is bij het onderzoek gebleken dat Novex in het onderzoektijdvak wel degelijk dezelfde invoerfuncties vervulde voor alle verkopen van het betrokken product. Novex verrichtte die functies zelfs voor een veel groter aantal ijzer- en staalproducten dan uitsluitend voor het betrokken product. De verschillende Incoterms (ddp, dap of cif) doen niet af aan het feit dat Novex voor alle transacties actief was als verbonden importeur op de markt van de Unie. Er is niets aangevoerd dat die bevinding ontkracht. Daarom wordt bevestigd dat overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening correcties voor VAA-kosten en winst moeten worden toegepast.

(52)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalde de Russische producent-exporteur zijn argument dat de correctie op grond van artikel 2, lid 9, niet gerechtvaardigd is voor verkopen op ddu/dap-basis. Er werden echter geen nieuwe argumenten aangevoerd om deze bewering te staven. De Commissie blijft van mening dat voor alle verkopen een correctie overeenkomstig artikel 2, lid 9, moet worden toegepast, omdat Novex, zoals in de voorlopige verordening is uiteengezet, bij alle transacties optrad als invoerder en de prijzen die de Russische producenten-exporteurs aan Novex aanrekenden, wegens de tussen hen bestaande band onbetrouwbaar waren.

(53)

Aangezien geen verdere opmerkingen over de uitvoerprijs werden ontvangen, wordt overweging 100 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.3.   Vergelijking

(54)

Aangezien geen verdere opmerkingen over de vergelijking werden ontvangen, worden de overwegingen 101 en 102 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.4.   Dumpingmarges

(55)

Aangezien geen verdere opmerkingen over de dumpingmarges werden ontvangen, worden de overwegingen 103 tot en met 105 van de voorlopige verordening bevestigd.

6.   Verenigde Staten van Amerika

6.1.   Normale waarde

(56)

Aangezien geen opmerkingen over de normale waarde in de Verenigde Staten van Amerika werden ontvangen, worden de bevindingen in overweging 107 van de voorlopige verordening bevestigd.

6.2.   Uitvoerprijs

(57)

Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen, wordt de vaststelling van de uitvoerprijs in de overwegingen 108 tot en met 111 van de voorlopige verordening bevestigd.

6.3.   Vergelijking

(58)

Aangezien geen opmerkingen over de vergelijking van de normale waarde en de uitvoerprijs werden ontvangen, worden de overwegingen 112 en 113 van de voorlopige verordening bevestigd.

6.4.   Dumpingmarges

(59)

Er zijn geen opmerkingen gemaakt over de voorlopige bevindingen van de Commissie betreffende de medewerkende producent-exporteur. Daarom worden de dumpingmarges, zoals vastgesteld in de overwegingen 114 tot en met 116 van de voorlopige verordening, bevestigd.

7.   Dumpingmarges voor alle betrokken landen

(60)

Op basis van het bovenstaande bedragen de definitieve dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring:

Land

Onderneming

Definitieve dumpingmarge

Volksrepubliek China

Baoshan Iron & Steel Co., Ltd., Shanghai

21,5 %

Wuhan Iron & Steel Co., Ltd., Wuhan

54,9 %

Alle andere ondernemingen

54,9 %

Japan

JFE Steel Corporation, Tokyo

47,1 %

Nippon Steel & Sumitomo Metal Corporation, Tokyo

52,2 %

Alle andere ondernemingen

52,2 %

Republiek Korea

POSCO, Seoul

22,5 %

Alle andere ondernemingen

22,5 %

Russische Federatie

OJSC Novolipetsk Steel, Lipetsk; VIZ Steel, Ekaterinburg

29,0 %

Alle andere ondernemingen

29,0 %

Verenigde Staten van Amerika

AK Steel Corporation, Ohio

60,1 %

Alle andere ondernemingen

60,1 %

D.   SCHADE

1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(61)

Aangezien er geen opmerkingen over de definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie werden ontvangen, worden de bevindingen in de overwegingen 117 en 118 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Verbruik in de Unie

(62)

Een Japanse producent-exporteur betoogde dat het gebruik van marges bij gegevens over het verbruik in de Unie niet correct is, aangezien dergelijke gegevens in beginsel niet vertrouwelijk mogen blijven.

(63)

Zoals vermeld in overweging 134 van de voorlopige verordening, is gedurende de beoordelingsperiode de invoer van het betrokken product uit Japan in Nederland vermeld onder een vertrouwelijke GN-code. De marges zijn gebruikt om het vertrouwelijke karakter van de door de belanghebbenden verstrekte gegevens te beschermen. Indien voor het verbruik in de Unie geen marges, maar precieze cijfers waren verstrekt, zou dit één Japanse producent-exporteur in staat hebben gesteld de invoer van de andere Japanse producent-exporteur te berekenen. Bovendien boden de in de voorlopige verordening gebruikte marges de betrokken partijen bruikbare informatie. De cijfers inzake het verbruik in de Unie geven trouwens ook een goed inzicht in de trends van het verbruik in de Unie.

(64)

Aangezien er geen andere opmerkingen aangaande het verbruik in de Unie werden ontvangen, worden de bevindingen in de overwegingen 119 tot en met 124 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.   Invoer uit de betrokken landen

3.1.   Cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer uit de betrokken landen

(65)

Twee producenten-exporteurs stelden dat de cumulatieve beoordeling van de invoer uit hun land en die uit de andere betrokken landen niet gerechtvaardigd was: één van de Japanse producenten-exporteurs voerde aan dat hij enkel hoogwaardige soorten van het betrokken product uitvoert en dat aangezien zijn uitvoer afneemt, deze geen druk uitoefent op de prijzen op de markt van de Unie. De Amerikaanse producent-exporteur voerde aan dat de invoer uit de VS in de beoordelingsperiode met 400 % is gedaald en dat hij zijn prijzen altijd heeft vastgesteld op veel hogere niveaus dan andere producenten. Voorts stelde één gebruiker dat een dergelijke cumulatieve beoordeling niet gerechtvaardigd is wegens de daling van de invoer en het verschillende prijsbeleid, naast het feit dat één producent-exporteur soorten van het betrokken product verkoopt die de producenten in de Unie en andere producenten in de betrokken landen niet verkopen.

(66)

Zoals uiteengezet in overweging 132 van de voorlopige verordening, is de invoer uit Japan en de VS in de beoordelingsperiode gedaald. Ook die invoer heeft echter bijgedragen aan de prijsdruk op het betrokken product op de markt van de Unie. De invoer uit Japan en de VS geschiedde met dumping en de producten in kwestie staan duidelijk in rechtstreekse concurrentie met EU-producten en met producten van andere producenten-exporteurs. Alle soorten van het betrokken product, met inbegrip van de door de Japanse en Amerikaanse producenten-exporteurs verkochte soorten, worden verkocht voor gebruik bij de productie van transformatorkernen en aan dezelfde, relatief kleine groep van afnemers. Daarom heeft de Commissie het verzoek tot decumulatie afgewezen.

(67)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalde de Amerikaanse producent-exporteur zijn verzoek om decumulatie en beweerde hij dat de door hem geproduceerde soorten van het betrokken product niet concurreren met de producten van de bedrijfstak van de Unie, nu ze op de markt van de Unie slechts worden verkocht omdat ze van betere kwaliteit zijn dan de producten van de bedrijfstak van de Unie.

(68)

Naast de argumenten die in overweging 66 zijn vermeld betreffende de invoer uit de VS in het algemeen, moet worden opgemerkt dat een cumulatieve beoordeling echter wordt verricht voor het gehele land en alle soorten van het betrokken product, en niet voor een specifiek bedrijf en bepaalde soorten van het betrokken product. Het argument werd daarom van de hand gewezen.

(69)

De Commissie concludeerde dat aan alle criteria van artikel 3, lid 4, van de basisverordening is voldaan en de invoer uit de betrokken landen werd voor de schadevaststelling dan ook cumulatief beoordeeld. Bijgevolg worden de conclusies van de overwegingen 125 tot en met 132 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.2.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen

(70)

Aangezien geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de conclusies in de overwegingen 133 tot en met 136 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.3.   Prijzen van de ingevoerde producten uit de betrokken landen en prijsonderbieding

(71)

Bij gebreke van opmerkingen worden de bevindingen in de overwegingen 137 tot en met 148 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.1.   Algemene opmerkingen

(72)

Een Koreaanse producent-exporteur stelde dat de voornaamste schade-indicatoren een verstoord beeld geven, omdat zij niet voldoende rekening houden met de evolutie van de productmix, waardoor het betrokken product en het soortgelijke product tijdens de beoordelingsperiode dunner zijn geworden. Hij betoogde dat, om een eerlijk en correct beeld te geven, bij de bedrijfstak van de Unie gegevens moeten worden opgevraagd die de productie in lengte weergeven, hetzij in absolute zin of althans door de vervaardigde lengte te berekenen aan de hand van de productmix.

(73)

De Commissie is van oordeel dat de producent-exporteur geen gegevens heeft verstrekt waaruit blijkt dat een benadering op basis van de lengte een van de schadefactoren zou wijzigen. Bovendien is tonnage de standaardmaat voor de productie, de aankoop en de verkoop van het betrokken product en het soortgelijke product. Ook de Eurostat-gegevens over het betrokken product en het soortgelijke product zijn in tonnages uitgedrukt. Daarom werd de analyse van de tonnages als een accurate methode beschouwd en is het argument van de belanghebbende afgewezen.

(74)

Op basis van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat het gebruik van de schade-indicatoren een correct beeld gaf.

4.2.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(75)

Dezelfde belanghebbende en een gebruiker stelden dat een aantal bevindingen van de Commissie in de voorlopige verordening elkaar tegenspreken. In de overwegingen 220 en 222 van de voorlopige verordening heeft de Commissie enerzijds uiteengezet dat de bedrijfstak van de Unie overschakelt van de productie van conventionele soorten van het soortgelijke product naar soorten met hoge permeabiliteit. Anderzijds nam de productiecapaciteit in de beoordelingsperiode volgens de tabel in overweging 150 van de voorlopige verordening toe (van 486 600 tot 492 650 ton). Volgens deze belanghebbenden is het algemeen bekend dat een grotere nadruk op dunnere producten (met hoge permeabiliteit) automatisch leidt tot een vermindering van de productiecapaciteit.

(76)

De Commissie wijst deze argumenten af. Om te beginnen was de capaciteitsverhoging hoofdzakelijk het gevolg van een stijging van de capaciteit van één van de producenten in de Unie gedurende de beoordelingsperiode. Die producent in de Unie produceert thans alleen conventionele soorten van het betrokken product. Bovendien is in overweging 222 van de voorlopige verordening vooral sprake van de toekomst, en niet uitsluitend van de beoordelingsperiode. Dit wordt gestaafd doordat in overweging 196 van de voorlopige verordening wordt verklaard dat de producenten in de Unie overschakelen naar een productmix met geringere kernverliezen.

(77)

Op grond daarvan worden de conclusies in de overwegingen 150 tot en met 154 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.3.   Omvang van de verkoop en marktaandeel

(78)

Aangezien geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de conclusies in de overwegingen 155 tot en met 158 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.4.   Andere schade-indicatoren

(79)

Aangezien er geen opmerkingen over de ontwikkeling van de andere schade-indicatoren in de beoordelingsperiode werden ontvangen, worden de conclusies in de overwegingen 159 tot en met 174 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.5.   Conclusie inzake schade

(80)

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de basisverordening is de conclusie over de schade getrokken op basis van geverifieerde gegevens uit het OT. De gegevens over de periode na het OT zijn daarentegen verzameld en geverifieerd in het kader van de analyse van het belang van de Unie (zie ook de overwegingen 110 en 111). Uit de tabel in overweging 170 van de voorlopige verordening blijken de uitzonderlijk hoge verliezen en de negatieve kasstromen sinds 2012. De conclusie dat de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT schade leed, wordt derhalve bevestigd.

(81)

Zelfs indien gegevens van na het OT in aanmerking werden genomen voor sommige schade-indicatoren, met name de kleine winst in de periode januari-mei 2015, zou dit niet afdoen aan de conclusie dat de bedrijfstak van de Unie schade lijdt.

(82)

Gezien het bovenstaande en bij ontbreken van andere opmerkingen wordt de conclusie in de overwegingen 175 tot en met 179 van de voorlopige verordening, dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening, bevestigd.

E.   OORZAKELIJK VERBAND

5.   Gevolgen van de invoer met dumping

(83)

Verschillende belanghebbenden voerden aan dat de invoer uit de betrokken landen niet de oorzaak kan zijn van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, vooral omdat er geen sprake is van prijsonderbieding. Voorts werd aangevoerd dat de producenten in de Unie in veel gevallen zelf het voortouw hebben genomen bij prijsdalingen, zowel in de Unie als op andere grote markten. Eén Japanse producent-exporteur voegde daaraan toe dat er geen aanzienlijke toename van de invoer met dumping is, en dat de invoer de prijzen niet in significante mate doet dalen. Die invoer kan dan ook niet de oorzaak zijn van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, aangezien hij geen prijsdruk op de markt van de Unie kan hebben uitgeoefend. Na de mededeling van de definitieve bevindingen stelde een Japanse producent-exporteur dat de verklaring van de Commissie dat deze invoer de prijzen op de markt van de Unie in aanzienlijke mate drukte, niet volstaat om vast te stellen dat de druk op de prijzen door de invoer is veroorzaakt. De vaststelling dat de prijzen dalen, bevestigt enkel een wereldwijde tendens, hetgeen niet betekent dat de invoer de prijsdaling op de markt van de Unie heeft veroorzaakt.

(84)

Ook werd gesteld dat de Commissie de werkelijke schade moet ramen die is veroorzaakt door de invoer met dumping en de schade die is veroorzaakt door andere bekende factoren, en dat het niveau van de rechten niet hoger mag zijn dan wat nodig is om de door de invoer met dumping berokkende schade weg te nemen. Deze opmerkingen werden na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaald.

(85)

De bewering dat de invoer uit de betrokken landen niet de oorzaak kan zijn van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, werd niet gestaafd door de onderzochte feiten. Zoals in de overwegingen 137 tot en met 164 van de voorlopige verordening is vermeld, is de gemiddelde prijs per eenheid van de met dumping ingevoerde producten tijdens de beoordelingsperiode met ongeveer 30 % gedaald. Daardoor oefende deze invoer een significante druk uit op de prijzen op de markt van de Unie, zodat de producenten in de Unie zelfs gedwongen werden hun verkoopprijzen tot beneden de kostprijs te verlagen om ze af te stemmen op de prijzen van de invoer uit de betrokken landen. Zoals uiteengezet in de overwegingen 181 tot en met 183 van de voorlopige verordening is er bovendien een duidelijk vastgesteld tijdsverband tussen enerzijds de omvang van de invoer met dumping tegen steeds lagere prijzen en anderzijds het dalende verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie en de prijsdaling die resulteerden in een verlieslijdende situatie.

(86)

Het argument dat de prijsdaling enkel een wereldwijde tendens bevestigt, wordt om de volgende redenen afgewezen. In de eerste plaats bestaat er, anders dan voor bepaalde andere goederen, voor het betrokken product geen wereldmarktprijs. In de tweede plaats bleek uit de bevindingen inzake dumping dat verschillende dumpingmarges worden toegepast, hetgeen erop wijst dat op de verschillende markten verschillende prijsniveaus bestaan. In de derde plaats is uit het onderzoek gebleken dat de prijzen en de geraamde prijsverhogingen in verschillende delen van de wereld (voor 2014 tot het eerste kwartaal van 2015) niet gelijk lopen. In de vierde plaats, ook al zijn er aanwijzingen dat de prijzen in verschillende delen van de wereld in het onderzoektijdvak zijn gedaald, varieert die daling van regio tot regio, waarbij met name de prijzen op de markt van de Unie, die een open markt is, zoals in overweging 85 is uiteengezet, sterk zijn gedaald.

(87)

Zelfs als er geen sprake was geweest van de in de voorlopige verordening vastgestelde onderbieding, konden de producenten in de Unie hun prijzen niet hoger stellen dan hun kosten, hetgeen resulteerde in zware verliezen in de beoordelingsperiode. Het ontbreken van prijsonderbieding — slechts één van de factoren die in aanmerking moeten worden genomen bij de analyse van de schade — impliceert dus niet dat de invoer met dumping geen schade kan hebben veroorzaakt. De prijzen van de bedrijfstak van de Unie waren het gevolg van de sterke prijsdruk als gevolg van de goedkope invoer met dumping. Zonder die sterke prijsdruk zou de bedrijfstak van de Unie geen reden hebben gehad om zijn prijzen tot een dergelijk laag niveau te verlagen. Wegens de sterke prijsdruk van de invoer met dumping op hun verkoopprijzen hadden de producenten in de Unie, wilden zij hun marktaandeel verdedigen en een economisch productieniveau handhaven, geen andere keuze dan onder de kostprijs te verkopen. Daarom worden deze argumenten verworpen. Aangaande het argument dat de Commissie de werkelijke schade moet kwantificeren die is veroorzaakt door de invoer met dumping en de schade die is veroorzaakt door andere bekende factoren, meent de Commissie dat, zoals reeds uiteengezet in overweging 201 van de voorlopige verordening, alle andere factoren, zelfs indien zij tezamen worden genomen, het oorzakelijke verband tussen de schade en de invoer met dumping niet verbreken.

(88)

Met betrekking tot de prijzen en de prijsstelling in de beoordelingsperiode voerde een Chinese producent-exporteur aan dat de bedrijfstak van de Unie bij het begin van de beoordelingsperiode het initiatief nam voor de prijsdalingen. Eén gebruiker voerde ook aan dat de intensieve prijsconcurrentie veeleer het rechtstreekse gevolg was van het feit dat de producenten van de Unie en de producenten-exporteurs poogden de afzet te handhaven of te verhogen in het licht van de krimpende vraag.

(89)

Zoals uiteengezet in overweging 158 van de voorlopige verordening, worden deze argumenten afgewezen. In de eerste plaats wijst niets erop dat de bedrijfstak van de Unie het initiatief voor deze prijsdalingen heeft genomen. In de tweede plaats heeft de bedrijfstak van de Unie er economisch geen belang bij om producten met groot verlies te gaan verkopen als hij daar niet toe gedwongen wordt. Ten slotte zij eraan herinnerd dat de omvang van de invoer met dumping tegen steeds dalende prijzen duidelijk samenviel met de daling van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie en de prijsdalingen, hetgeen voor de producenten van de Unie resulteerde in grotere verliezen.

(90)

Voorts stelde de Chinese producent-exporteur dat moeilijk valt in te zien hoe hogere prijzen van de producenten-exporteurs tot een prijsdaling kunnen leiden. Een Japanse producent voerde aan dat de Commissie geen verband heeft aangetoond tussen de prijsdalingen in de Unie en de invoer van het betrokken product uit de betrokken landen. Een gebruiker had zijn twijfels over de geldigheid van de voornaamste argumenten van de Commissie, aangezien zij geen rekening heeft gehouden met het ontbreken van prijsonderbieding. In dezelfde context merkte één gebruiker op dat het vermogen van een producent om een langdurige prijzenoorlog te voeren, behalve van de omvang, de sterkte en de strategie van het concern waartoe de producent behoort, afhankelijk is van een aantal factoren zoals efficiëntie, de kosten van de productiemiddelen en de kwaliteit van het product.

(91)

De argumenten van de belanghebbenden worden om de volgende redenen afgewezen. Los van de opmerkingen in overweging 87, kunnen agressieve prijsstrategieën in het bijzonder op de markt van de Unie om de volgende reden langer worden volgehouden door de producenten-exporteurs dan door de producenten in de Unie: de producenten-exporteurs hebben een veel groter marktaandeel op hun binnenlandse markt dan de producenten in de Unie in de Unie. De markt van de Unie is ook een open markt, terwijl de binnenlandse markten van de producenten-exporteurs uit de betrokken landen niet gemakkelijk toegankelijk zijn voor andere concurrenten, inclusief producenten in de Unie. Door de overcapaciteit op de wereldmarkt als gevolg van de groei van de markt in de jaren 2003-2010, gingen de producenten van de Unie en de producenten-exporteurs tijdens de beoordelingsperiode over tot een agressieve prijsstelling. In dit verband merkte de Commissie op dat alle producenten-exporteurs behalve één een hogere productiecapaciteit hebben dan de daadwerkelijke productie in het OT. Wat ten slotte het verband tussen de prijsdalingen in de Unie en de invoer van het betrokken product betreft: er is een rechtstreeks verband met de prijsdalingen, maar niet evenredig aan het invoervolume.

(92)

Om alle deze redenen meent de Commissie dat de schade, zoals uiteengezet in overweging 145 van de voorlopige verordening, vooral blijkt uit de beperkingen die de producenten in de Unie ondervonden als gevolg van de sterke prijsdruk op hun verkoopprijzen. Die druk dwong hen onder de kostprijs te verkopen om hun marktaandeel op de markt van de Unie te behouden, waardoor zij een duurzaam productieniveau konden handhaven.

(93)

Aangezien er geen andere opmerkingen over de gevolgen van de invoer met dumping werden ontvangen, worden de conclusies in de overwegingen 181 tot en met 183 van de voorlopige verordening bevestigd.

6.   Gevolgen van andere factoren

6.1.   De economische crisis

(94)

Eén belanghebbende stelde dat, anders dan in overweging 185 van de voorlopige verordening is geconcludeerd, de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode ondermaats presteerde, met name wegens de dalende vraag naar conventionele soorten van het betrokken product op de markt van de Unie. Een andere belanghebbende stelde dat de daling van het verbruik in de Unie met ongeveer 11 % de cruciale factor is die verklaart waarom de bedrijfstak van de Unie door de invoer van producten van de producenten-exporteurs geen aanmerkelijke schade heeft geleden. Hij betoogde dat de trend in de prestaties van de bedrijfstak van de Unie wat verkoopvolume betreft, parallel loopt met de daling van het verbruik in de Unie, en dus de meest cruciale factor is voor de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden.

(95)

Uit de overwegingen 121 en 156 van de voorlopige verordening blijkt dat de ontwikkeling van het verbruik in de Unie en van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie inderdaad parallel liep, hoewel de daling van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie iets groter was dan de daling van het verbruik. Zoals hiervoor reeds is overwogen, was de beslissende factor voor de vaststelling van de schade echter dat de producenten in de Unie gedwongen waren onder de kostprijs te verkopen. De desbetreffende argumenten van de belanghebbende moeten dan ook worden afgewezen. Verder blijft de Commissie erbij dat de economische crisis heeft geleid tot een daling van de vraag in de Unie, zoals in overweging 184 van de voorlopige verordening is erkend, maar dat dit niet de belangrijkste oorzaak van de schade was. Hoewel het verbruik in de Unie tussen 2011 en 2012 daalde, was het verbruik in 2012 ongeveer hetzelfde als in 2010. In 2010 maakte de bedrijfstak van de Unie echter een winst van 14 %, terwijl hij in 2012 een verlies van bijna 10 % noteerde. Ook als de economische crisis tot de schade heeft bijgedragen, kan derhalve niet worden geconcludeerd dat zij het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie verbreekt.

(96)

De conclusies in de overwegingen 184 en 185 van de voorlopige verordening worden dan ook bevestigd.

6.2.   De producenten in de Unie zijn niet voldoende concurrerend

(97)

De Chinese producent-exporteur stelde dat vele andere factoren dan de invoer met dumping de uitdagingen voor de producenten in de Unie verklaren, zoals de hoge prijzen van grondstoffen, de handel in CO2-emissierechten, en misschien vooral, de economische onzekerheid en het sterk gedaalde verbruik, met name in Zuid-Europa.

(98)

Mogelijkerwijs hebben de producenten in de Unie een comparatief nadeel wanneer vele andere factoren (inclusief de kosten voor grondstoffen enz.) worden vergeleken met die van de producenten-exporteurs, zoals die in Rusland, China en de VS.

(99)

Deze argumenten kunnen echter niet voldoende verklaren waarom de bedrijfstak van de Unie in 2010 en de jaren daarvoor nog ongeveer 14 % winst kon boeken, aangezien dit mogelijke comparatieve nadeel wat kosten betreft in 2010 en de jaren daarvoor niet anders was.

(100)

Dit argument wordt bijgevolg afgewezen.

6.3.   Invoer uit derde landen

(101)

Aangezien er geen opmerkingen over de invoer uit derde landen werden ontvangen, worden de bevindingen in de overwegingen 189 en 190 van de voorlopige verordening bevestigd.

6.4.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(102)

Twee producenten-exporteurs stelden dat de gegevens over de uitvoer van de producenten in de Unie hun agressieve prijsbeleid aantonen, aangezien deze prijzen aanzienlijk lager zijn dan de gewogen gemiddelde verkoopprijzen op de markt van de Unie en zelfs onder hun kostprijs liggen. Een andere producent-exporteur stelde dat de Commissie duidelijk onderscheid moet maken tussen de schadelijke gevolgen van de economische crisis en de slechte uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie. Een andere gebruiker stelde dat de conclusie van de Commissie dat de uitvoerprestaties op een hoog peil gehandhaafd bleven en niet doorslaggevend waren voor de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, niet door de feiten wordt gestaafd, aangezien de uitvoer in de beoordelingsperiode daalde met 22,7 % en de binnenlandse verkoop met 11 %.

(103)

Deze argumenten worden om de volgende redenen afgewezen. De lagere eenheidsprijs die de producenten in de Unie aanrekenden in vergelijking met de eenheidsprijs op de markt van de Unie moet worden gezien in het licht van het feit dat de uitvoer voor een groot deel bestaat uit GOES van tweede kwaliteit, die hoofdzakelijk wordt uitgevoerd en verkocht met korting. Bovendien is in overweging 193 van de voorlopige verordening reeds erkend dat de uitvoerprestaties hebben bijgedragen tot de schade, maar dat zij het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet hebben verbroken.

(104)

Aangezien er geen andere opmerkingen over de gevolgen van de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie werden ontvangen, worden de conclusies in de overwegingen 191 tot en met 193 van de voorlopige verordening bevestigd.

6.5.   Overcapaciteit van de bedrijfstak van de Unie

(105)

Een andere belanghebbende vermeldde dat de bedrijfstak van de Unie te kampen heeft met een enorme overcapaciteit en dat de daling van de productie van de producenten in de Unie hoofdzakelijk toe te schrijven is aan de daling van het verbruik in de Unie en de sterke daling van de uitvoer van de producenten in de Unie, met name tussen 2012 en 2013.

(106)

Dit argument werd afgewezen omdat de vermeende overcapaciteit, zoals vermeld in de overwegingen 194 tot en met 197 van de voorlopige verordening, eerder een gevolg van de invoer met dumping is dan een oorzaak van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

(107)

Aangezien dienaangaande geen andere opmerkingen zijn ontvangen, wordt de conclusie in de overwegingen 194 tot en met 197 van de voorlopige verordening bevestigd.

6.6.   De invoer uit Rusland betreft de conventionele soorten

(108)

Aangezien dienaangaande geen opmerkingen zijn ontvangen, wordt de conclusie in de overwegingen 198 en 199 van de voorlopige verordening bevestigd.

7.   Conclusie inzake oorzakelijk verband

(109)

Aangezien er geen andere opmerkingen over het oorzakelijk verband werden ontvangen, worden de conclusies in de overwegingen 200 tot en met 202 van de voorlopige verordening bevestigd.

F.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Voorafgaande opmerkingen

(110)

Volgens artikel 6, lid 1, van de basisverordening wordt informatie die betrekking heeft op de tijd na het onderzoektijdvak normaliter niet in aanmerking genomen. Bij de beoordeling of er een belang van de Unie bestaat zoals bedoeld in artikel 21, lid 1, van de basisverordening, kan echter rekening gehouden worden met informatie die betrekking heeft op een recentere periode dan het onderzoektijdvak (3).

(111)

Zowel van gebruikers als van producenten-exporteurs zijn opmerkingen ontvangen over de noodzaak om rekening te houden met belangrijke ontwikkelingen na het onderzoektijdvak. De meeste opmerkingen en bezwaren die na de instelling van de voorlopige maatregelen zijn ontvangen, betroffen de volgende ontwikkelingen na het onderzoektijdvak. Soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit worden steeds schaarser op de markt van de Unie, vooral gelet op de inwerkingtreding van fase 1 van de verordening inzake ecologisch ontwerp (zoals reeds vermeld in overweging 233 van de voorlopige verordening), maar ook omdat de producenten in de Unie niet in staat zouden zijn de vereiste kwaliteit van deze productsoorten met hoge permeabiliteit op de markt te brengen. Bovendien is de prijs van het betrokken product en het soortgelijke product na het OT sterk gestegen. De betrokken partijen stelden ook dat de Commissie de impact van de voorlopige maatregelen op de transformatorproducenten had onderschat, met name doordat zij het aandeel van het betrokken product in de totale productiekosten van de gebruikers onderschatte. Tot slot werd aangevoerd dat de producenten in de Unie opnieuw winstgevend waren, zodat zij niet langer bescherming behoefden.

(112)

Deze gestelde ontwikkelingen na het OT, met name de combinatie van een verandering in de regelgeving, een sterke stijging van de prijzen en een tekort aan bepaalde productsoorten op de markt, zijn, als ze bevestigd worden, gezien de specifieke omstandigheden van de zaak relevant voor de beoordeling van het belang van de Unie bij het opleggen van passende maatregelen. Daarom heeft de Commissie, bij wijze van uitzondering, beslist verder onderzoek te doen naar deze ontwikkelingen na het OT in de periode tussen juli 2014 en mei 2015. Zoals reeds vermeld in overweging 5 en gelet op de overwegingen 27, 224 en 239 van de voorlopige verordening, is aanvullende informatie verzameld over de ontwikkelingen na het OT, en is na de instelling van de voorlopige maatregelen een controlebezoek gebracht aan een aantal gebruikers en producenten in de Unie.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(113)

Enkele belanghebbenden voerden aan dat er geen maatregelen hoefden te worden opgelegd omdat de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de aanzienlijk gestegen prijzen na het OT een hoog niveau had bereikt, en dat de markt zichzelf had gereguleerd. Bijgevolg zou de bedrijfstak van de Unie na het OT niet langer schade lijden.

(114)

Zoals vermeld in overweging 5, zijn acht aanvullende controlebezoeken ter plaatse uitgevoerd om deze beweringen te verifiëren. Uit die verificaties is gebleken dat de rentabiliteit van de verschillende producenten in de Unie varieert, maar dat de producenten in de Unie in de periode juli-december 2014 gemiddeld verliezen van – 16,6 % boekten en in de periode januari-mei 2015 weer een winst van 1,1 %. Daarom werd geconcludeerd dat het herstel van de bedrijfstak van de Unie na het OT bescheiden was. Deze percentages geven de gewogen gemiddelde winstgevendheid vóór belasting van alle producenten in de Unie weer, zoals die voortvloeit uit hun resultatenrekeningen voor de periode januari-mei 2015, uitgedrukt als percentage van hun verkopen aan niet-verbonden afnemers in de Unie.

(115)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen stelde een vereniging van gebruikers dat de producenten in de Unie niet langer schade lijden, aangezien zij op volle kracht draaien en nauwelijks in staat zijn te voldoen aan de vraag. Een gebruiker maakte een soortgelijke opmerking, namelijk dat hij als gevolg van de voortdurende prijsstijgingen verwacht dat de winstmarges al in het voorjaar van 2015 meer dan 5 % zullen bedragen.

(116)

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de basisverordening is de conclusie over de schade echter getrokken op basis van geverifieerde gegevens over het OT. De gegevens over de periode na het OT zijn daarentegen verzameld en geverifieerd in het kader van de analyse van het belang van de Unie. Uit de tabel in overweging 170 van de voorlopige verordening blijken de uitzonderlijk hoge verliezen en de negatieve kasstromen sinds 2012.

Zelfs wanneer rekening wordt gehouden met gegevens van na het OT, lijdt de bedrijfstak van de Unie nog steeds schade: de geringe winst tijdens de periode januari-mei 2015 weegt niet op tegen de vier opeenvolgende jaren met grote verliezen. Bovendien is de schadeanalyse gebaseerd op een aantal factoren, waarvan de winstgevendheid slechts één van de vele is.

(117)

De conclusie dat de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT schade leed, wordt derhalve bevestigd. Aangezien er geen andere opmerkingen over het belang van de bedrijfstak van de Unie werden ontvangen, wordt geconcludeerd dat de instelling van antidumpingrechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie is, nu dit de bedrijfstak van de Unie in staat zal stellen te herstellen van de gevolgen van de vastgestelde schadelijke dumping.

3.   Belang van de niet-verbonden importeurs

(118)

Aangezien er geen opmerkingen over het belang van de niet-verbonden importeurs en handelaren werden ontvangen, worden de overwegingen 208 tot en met 212 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.   Belang van de gebruikers

4.1.   Inleiding

(119)

Zoals in de overwegingen 5 en 6 in detail is uiteengezet, is bij gebruikers aanvullende informatie over de ontwikkelingen na het OT ingewonnen en zijn controlebezoeken verricht bij vijf grote gebruikers die na de instelling van de voorlopige maatregelen uitgebreide informatie hebben verstrekt.

(120)

Een van de belanghebbenden stelde dat hij een zeer groot aandeel vertegenwoordigt in de bedrijfstak transformatoren in de Unie, die bestaat uit kleine, middelgrote en grote producenten in de meeste lidstaten van de Unie. Hij voerde aan dat er vele kleine en middelgrote bedrijven zijn, die door de maatregelen het hardst zullen worden getroffen. In dit verband stelde de vereniging van Italiaanse transformatorondernemingen dat 60 % van de omzet in Italië wordt gerealiseerd door de kleine en middelgrote Italiaanse ondernemingen.

(121)

Het argument dat er veel kleine en middelgrote transformatorproducerende ondernemingen (kmo's) zijn die door de maatregelen het hardst zullen worden getroffen, kon door het ontbreken van bewijsstukken niet systematisch worden onderzocht. In het licht van de informatie die is ingewonnen bij de vijf gecontroleerde gebruikers, waarvan één een kmo is, lijkt deze stelling echter plausibel.

4.2.   Ontoereikend aanbod en verschillen in kwaliteit

(122)

Na de instelling van de voorlopige maatregelen stelden verschillende gebruikers dat de soorten met hoge permeabiliteit in de Unie slechts beperkt beschikbaar zijn, en dat de situatie na het OT nog slechter geworden is. Die beperkte beschikbaarheid zou te wijten zijn aan een groeiend onevenwicht tussen het aanbod en de toenemende vraag van de gebruikers naar deze specifieke soorten van het betrokken product. In dit verband stelden zij voorts dat de capaciteit van de bedrijfstak van de Unie niet volstaat om aan de toenemende vraag op de markt van de Unie te voldoen en dat geen andere bronnen dan de producenten-exporteurs beschikbaar zijn. Voorts betoogden zij dat, ondanks de strategische keuze van de producenten in de Unie om naar verhouding meer producten met hoge permeabiliteit dan conventionele soorten van het betrokken product te gaan produceren, die omschakeling tijd zal vergen omdat de nodige technische expertise moet worden opgebouwd en verder verdiept. Bovendien stelden sommige gebruikers dat eventuele antidumpingmaatregelen ten aanzien van invoer uit de betrokken landen de beschikbaarheid van soorten met hoge permeabiliteit in de Unie nog verder zou verminderen nu de productiecapaciteit en de hoogtechnologische vaardigheden van de producenten in de Unie ontoereikend zijn. In dit verband voerde de bedrijfstak van de Unie aan dat zij juridisch geenszins verplicht zijn aan de gehele vraag naar bepaalde soorten in de Unie te voldoen.

(123)

Uit de gegevens van na het OT blijkt dat de producenten in de Unie nog steeds niet aan de totale vraag naar alle soorten GOES met hoge permeabiliteit kunnen voldoen, met name wat productsoorten met een maximaal kernverlies van 0,90 W/kg en minder betreft. Bovendien werden voor deze soorten ondanks eerder overeengekomen leveringsvoorwaarden productieachterstanden en vertragingen bij de levering vastgesteld, met name na het OT. Eén Koreaanse producent-exporteur, die in het OT vooral soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit exporteerde, heeft na het OT zijn uitvoer naar de Unie stopgezet. De redenen daarvoor zijn niet bekend. Voorts wordt verwacht dat de vraag naar de superieure soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit blijft toenemen als gevolg van de uitvoering van de eerste fase van de verordening inzake ecologisch ontwerp die in juli 2015 in werking is getreden, zoals in overweging 140 en volgende wordt uiteengezet.

(124)

Aangaande de technische expertise en kwaliteit stelden verschillende gebruikers dat zelfs in gevallen waarin de bedrijfstak van de Unie GOES produceert met de vereiste gegarandeerde lage kernverliezen, het bij de producenten-exporteurs betrokken product met soortgelijke kernverliezen over het geheel genomen van hogere kwaliteit is wat maximale kernverliezen en geluidsemissies betreft.

(125)

Door de gebruikers verstrekt bewijsmateriaal betreffende de periode na het OT wees op problemen die zij hebben ondervonden, vooral met producenten in de Unie. Die gebruikers konden hun beweringen onderbouwen met bewijzen, gebaseerd op interne statistieken en technische controles.

(126)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen stelde één gebruiker dat het tekort aan soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit een rechtstreeks gevolg is van het gebrek aan investeringen door de producenten in de Unie. Hij betoogde dat het louter speculatief is of de GOES-bedrijven in de EU al dan niet gaan investeren in de productie van hoogwaardige GOES. Een andere gebruiker stelde dat het niet geloofwaardig is dat de producenten in de Unie nu de capaciteit zouden hebben en de kwaliteit zouden kunnen leveren om op korte of middellange termijn te voldoen aan de behoeften van de gebruikers in de Unie.

(127)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen stelde één gebruiker dat in de zaak betreffende stapelvezels van polyesters de tekorten — anders dan in de huidige procedure — een van de dwingende redenen vormden om bij de beoordeling van het belang van de Unie geen maatregelen in te stellen, omdat de bedrijfstak van de Unie niet in staat was aan de vraag van de Unie te voldoen (4).

(128)

De zaak van de polyester stapelvezels en de onderhavige zaak kunnen om twee redenen niet met elkaar worden vergeleken. Anders dan in deze procedure was de klacht in de zaak van de polyester stapelvezels ingetrokken. De beoordeling van het belang van de Unie was bijgevolg verschillend. Artikel 9, lid 1, van de basisverordening bepaalt dat de procedure kan worden beëindigd wanneer de klacht wordt ingetrokken, tenzij dit strijdig is met het belang van de Unie. In de onderhavige zaak is artikel 21, lid 1, van toepassing, volgens hetwelk maatregelen niet mogen worden toegepast indien de autoriteiten, op grond van alle voorgelegde informatie, tot de duidelijke gevolgtrekking kunnen komen dat toepassing van deze maatregelen niet in het belang van de Unie is.

(129)

Een ander verschil met de zaak van de polyester stapelvezels is dat de producenten in de Unie in die zaak het betrokken product (5) omzetten in andere producten (niet het betrokken product). In het onderhavige geval pogen de producenten in de Unie daarentegen bij te benen door meer en meer de soorten met hogere permeabiliteit te produceren.

(130)

De Commissie kan niet voorzien of de producenten in de EU de capaciteit zullen hebben en de kwaliteit zullen kunnen leveren om in de nabije toekomst te voldoen aan de behoeften van de gebruikers in de Unie, met name wat de beschikbaarheid van een aantal soorten GOES met hoge permeabiliteit betreft. Een antidumpingonderzoek heeft evenwel niet tot doel een industriebeleid te voeren; het beoogt slechts de eerlijke mededingingsvoorwaarden tussen de producenten in de Unie en de producenten-exporteurs te herstellen.

(131)

Tijdens het onderzoek is echter gebleken dat de producenten in de Unie hebben geïnvesteerd in de productie van soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit, hoe moeilijk dit als gevolg van de moeilijke economische situatie van de producenten in de Unie gedurende de hele beoordelingsperiode ook is geweest. Eén producent heeft bewijsmateriaal overgelegd over een nieuwe productielijn van hoogwaardige GOES die in augustus 2015 in bedrijf is gesteld.

(132)

In het licht van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de soorten met hoge permeabiliteit tijdens het OT in de Unie slechts beperkt beschikbaar waren, en dat de situatie na het OT verslechterde, vooral gelet op de toenemende vraag ten gevolge van de inwerkingtreding van fase 1 van de verordening inzake ecologisch ontwerp.

4.3.   Prijsstijgingen

(133)

Een producent-exporteur stelde dat de prijs van het betrokken product na het OT met 50 tot 70 % was gestegen ten opzichte van de gemiddelde verkoopprijs van het betrokken product tijdens de beoordelingsperiode. Volgens een andere producent-exporteur stegen de prijzen blijkens publieke indexcijfers tussen maart 2014 en maart 2015 met ongeveer 30 %. Van vele gebruikers werden soortgelijke opmerkingen ontvangen. Zo stelde één gebruiker bijvoorbeeld dat de prijzen bij een vergelijking van de prijzen in de tweede helft van 2014 en de eerste helft van 2015 met de prijzen tijdens de beoordelingsperiode met ongeveer 8 en 25 % waren gestegen. Een andere gebruiker stelde bijvoorbeeld dat van juni 2014 tot april 2015 de prijsstijging meer dan 45 % bedroeg voor soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit en meer dan 25 % voor conventionele soorten. Hij stelde ook dat deze ontwikkeling van de prijzen duurzaam is en op de korte, middellange en lange termijn zal voortduren. Veel gebruikers voerden ook aan dat al deze prijsstijgingen uiteindelijk zullen leiden tot bedrijfssluitingen, het verlies van werkgelegenheid in de Unie en de verplaatsing van bepaalde activiteiten naar buiten de Unie.

(134)

Anderzijds stelde één belanghebbende, die weliswaar de prijsstijgingen na het onderzoektijdvak erkende, dat de prijzen ook met deze stijgingen na het onderzoektijdvak nog steeds niet boven de prijzen van 2010 en 2011 uitkwamen.

(135)

Uit het onderzoek is gebleken dat de gestelde prijsverhogingen in de periode na het OT inderdaad hebben plaatsgevonden. In de eerste plaats zijn de prijzen van het soortgelijke product in vergelijking met de reële gemiddelde prijzen in het onderzoektijdvak volgens gegevens van de producenten in de Unie in de periode juli-december 2014 gemiddeld gestegen met 3 % en in de periode januari-mei 2015 met 14 %. Verder zijn blijkens de beschikbare gegevens van de medewerkende gebruikers in de periode na het OT tot aan mei 2015 prijsstijgingen van het betrokken product van ongeveer 30 % — en voor sommige productsoorten zelfs meer — waargenomen.

(136)

Vastgesteld werd dat de prijzen begonnen te stijgen in de tweede helft van 2014, met verdere stijgingen in de eerste helft van 2015. Deze prijsstijgingen zijn vastgesteld voor zowel soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit als voor conventionele soorten, en voor het soortgelijke product. Bovendien wordt op basis van steekproeven van contracten tussen gebruikers en producenten voor de tweede helft van 2015 verwacht dat de prijzen voor deze bestellingen tussen 22 % en 53,5 % hoger zullen liggen dan in het onderzoektijdvak.

(137)

In het licht van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat in de periode na het OT (tot mei 2015) prijsverhogingen zijn waargenomen, zowel voor soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit als voor conventionele soorten, en voor het soortgelijke product. Zoals reeds uiteengezet in overweging 133, zullen de prijzen in de tweede helft van 2015 bovendien naar verwachting verder stijgen.

4.4.   Concurrentievermogen van de gebruikers in de Unie

(138)

Zoals in overweging 228 van de voorlopige verordening is uiteengezet, maken GOES als grondstof volgens gegevens uit en prijzen in het OT ongeveer 6-13 % van de totale kosten voor de bouw van een transformator uit. Eén producent-exporteur en enkele gebruikers hebben deze percentages betwist en gesteld dat zij aanzienlijk lijken te zijn onderschat, zelfs voor het OT, toen de prijzen van GOES veel lager waren dan in de periode na het OT. Bovendien stelden alle gebruikers dat de prijzen na het einde van het onderzoektijdvak sterk begonnen te stijgen. Het cijfer van 6-13 % is gebaseerd op gegevens die zijn verstrekt door de medewerkende gebruikers, die vervolgens zijn geverifieerd en die dus terecht zijn vermeld in de voorlopige verordening. De Commissie erkent evenwel dat, hoewel het precieze percentage dat de prijs van GOES uitmaakt, afhankelijk is van de soort transformator, de stijging van de prijs van GOES na het OT logischerwijs leidt tot een stijging van de kosten voor de constructie van een transformator, hetgeen gevolgen zal hebben voor de concurrentiepositie van de transformatorproducenten in de Unie. Zoals in de markt van de Unie, wordt het concurrentievermogen van de producenten van transformatoren buiten de Unie echter ook beïnvloed door dezelfde trend van stijgende prijzen vanaf de tweede helft van 2014 voor GOES op markten zoals de VRC, India en Noord-Amerika.

4.5.   Conclusie over het belang van de gebruikers

(139)

De Commissie aanvaardt het argument dat de instelling van maatregelen zou leiden tot een prijsverhoging van GOES, ten nadele van de gebruikers. Zij concludeert ook dat het concurrentievermogen van de gebruikers, in het licht van de aanzienlijke prijsverhogingen na het onderzoektijdvak, nog meer zou lijden indien maatregelen werden ingesteld in de vorm van een ad-valoremrecht.

4.6.   Andere factoren

(140)

Zoals uiteengezet in overweging 233 van de voorlopige verordening, is fase 1 van de verordening inzake ecologisch ontwerp, die betrekking heeft op de nieuwe eisen inzake ecologisch ontwerp voor kleine, middelgrote en grote vermogenstransformatoren ter verbetering van hun energie-efficiëntie, sinds 1 juli 2015 van toepassing.

(141)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen hebben verschillende gebruikers de volgende opmerkingen gemaakt. In de eerste plaats leidt de uitvoering van fase 1 binnen de Unie tot een hogere vraag naar soorten GOES met hoge permeabiliteit, met name naar soorten GOES met een maximaal kernverlies van 0,90 W/kg en minder. In de tweede plaats is de tendens om soorten met hoge permeabiliteit en de laagste kernverliezen aan te kopen, hoogstwaarschijnlijk onomkeerbaar, aangezien fase 2 (met vanaf 2021 nog strengere eisen) zal leiden tot nog meer vraag naar soorten met hoge permeabiliteit. In de derde plaats voeren ook andere landen overal ter wereld (zoals de VRC, India, enz.) soortgelijke eisen inzake energie-efficiëntie in, wat op mondiaal niveau heeft geleid tot een grote vraag naar soorten GOES met hoge permeabiliteit. In de vierde plaats is het weliswaar zo dat aan fase 1 in zekere mate kan worden voldaan door het gebruik van conventionele soorten GOES, maar dit zou dit leiden tot extra kosten voor de gebruikers, aangezien een andere, grotere transformator moet worden ontwikkeld, die een aanzienlijk grotere inzet van engineering, arbeid en materiaal vergt. In sommige gevallen maakt het productdossier voor een bepaalde transformator het in het geheel niet mogelijk om conventionele soorten GOES te gebruiken.

(142)

Volgens de Commissie zal deze toenemende vraag, niet alleen in de Unie, maar in de hele wereld, zeer waarschijnlijk verdere negatieve gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van soorten met hoge permeabiliteit, met name die met een maximaal kernverlies van 0,90 W/kg en minder, en zeer waarschijnlijk tot verdere prijsstijgingen leiden. Het is dan ook in het algemeen belang van de Europese Unie zoals het zijn weerslag vindt in juridisch bindende productnormen, om voor de productie en het op de markt brengen van transformatoren in de Unie te zorgen voor een voldoende aanbod van soorten met hoge permeabiliteit, ongeacht de oorsprong ervan.

(143)

Daarom wordt geconcludeerd dat maatregelen zouden leiden tot een aanzienlijke verdere toename van de invoerprijzen boven die welke reeds in de periode na het OT is vastgesteld.

5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(144)

Geconcludeerd wordt dat definitieve maatregelen de producenten in de Unie in staat zouden stellen terug te keren naar duurzame winstniveaus. Indien geen maatregelen worden ingesteld, zou onzeker zijn of de bedrijfstak van de Unie de noodzakelijke investeringen zou kunnen verrichten om de soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit, die de gebruikers vragen en die daadwerkelijk nodig zijn om transformatoren in overeenstemming te brengen met de verordening inzake ecologisch ontwerp, verder te ontwikkelen.

(145)

Wat het belang van de gebruikers betreft, zou de instelling van de voorgestelde maatregelen een negatief effect hebben op de prijzen van transformatoren en op de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de gebruikers, maar dit kan onder marktomstandigheden zoals die in het onderzoektijdvak zijn waargenomen, niet als onevenredig worden beschouwd.

(146)

Op grond van een gezamenlijke beoordeling van alle verschillende belangen wordt dan ook geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn die pleiten tegen de instelling van definitieve antidumpingrechten op het betrokken product van oorsprong uit de vijf betrokken landen.

(147)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen merkten verschillende belanghebbenden op dat de Commissie onder meer had gewezen op de gestage en aanzienlijke stijging van de prijzen van alle soorten tijdens de periode na het OT en dat de producenten in de Unie in de periode januari-mei 2015 weer een winst van 1,1 % hadden behaald. Daarom werd beweerd dat de instelling van maatregelen indruist tegen het belang van de Unie. Een andere gebruiker stelde dat wegens de prijsstijging grote delen van de transformatorproductie, en met name de kleine en middelgrote ondernemingen, momenteel verliesgevend zijn, terwijl de GOES-bedrijven in de EU comfortabele winsten boeken.

(148)

Aangaande de winstgevendheid van de producenten in de Unie wordt verwezen naar overweging 116. Zoals in de overwegingen 149 en 169 uitvoerig wordt uiteengezet, heeft de aanzienlijke stijging van de prijzen de Commissie er onder meer toe gebracht de vorm van de maatregelen te veranderen om een evenwicht te vinden tussen de belangen van alle partijen. Zoals reeds vermeld, herinnert de Commissie er verder aan dat de schade is beoordeeld op basis van geverifieerde gegevens over het OT, en dat gegevens van na het OT alleen zijn gebruikt bij de analyse van het belang van de Unie.

(149)

Gelet op de ontwikkelingen na het OT en om de eventuele ernstige gevolgen te beperken voor de gebruikers die erg afhankelijk zijn van het aanbod van het betrokken product, met name van het topsegment met hoge permeabiliteit, achtte de Commissie het in overeenstemming met het belang van de Unie om de vorm van de maatregelen te veranderen, en geen ad-valorem- maar variabele rechten in te stellen. Indien een recht in de vorm van een ad-valoremrecht zou worden opgelegd bovenop de prijsstijgingen in het OT, zouden de gebruikers onevenredig worden geschaad, wat in het licht van de stijgende vraag naar en de tekorten op de markt van met name soorten met hoge permeabiliteit negatieve gevolgen zou hebben voor hun concurrentievermogen ten opzichte van hun concurrenten buiten de Unie. Bovendien zou de doelstelling van de verordening inzake ecologisch ontwerp, te zorgen voor een toereikende aanvoer van productsoorten met hoge permeabiliteit, gelet op de toegenomen vraag naar met name de productsoorten met hoge permeabiliteit, worden ondermijnd door de oplegging van maatregelen in de vorm van een ad-valoremrecht.

G.   DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schade opheffend prijsniveau (schademarge)

(150)

Na de mededeling van de voorlopige en de definitieve bevindingen betwistte de bedrijfstak van de Unie de streefwinst die werd gebruikt voor het bepalen van de schademarge zoals beschreven in overweging 245 van de voorlopige verordening. Hij stelde opnieuw dat op basis van de netto winstmarge vóór belasting van de bedrijfstak van de Unie in 2010, een winstmarge vóór belasting van 14 % een redelijke en marktgerelateerde winst zou zijn.

(151)

Zoals uiteengezet in overweging 243 van de voorlopige verordening, stemde de winstmarge die is gebruikt om de schademarge te bepalen overeen met de winstmarge die de bedrijfstak van de Unie redelijkerwijs zou kunnen behalen onder normale concurrentievoorwaarden en zonder invoer met dumping. Dat is het percentage dat is gebruikt tijdens het vorige onderzoek, toen de verkoop van de bedrijfstak van de Unie winstgevend was. Zoals vermeld in overweging 242 van de voorlopige verordening werd de gemiddelde winstmarge in 2010 als uitzonderlijk hoog beschouwd, rekening houdend met de geleden verliezen vanaf 2011 en de exploderende prijzen, zelfs in 2010, voor GOES op de wereldmarkt. Derhalve wordt het redelijk geacht de winstmarge vast te stellen op 5 %.

(152)

Een Japanse producent-exporteur verzocht om te worden gehoord door de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. Hij betwistte de toepassing van artikel 2, lid 9, voor de berekening van de schade door de Commissie, op grond van het argument dat artikel 2, lid 9, tot de bepalingen van de basisverordening over dumping behoort en niet naar analogie kan worden toegepast voor de schadeberekening. Hij voerde ook aan dat de behandelingskosten als gevolg van het slitten van hele coils door een verbonden partij op de markt van de Unie niet hadden mogen worden afgetrokken en dat de kosten na invoer waren onderschat. Deze opmerking werd na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaald. Een Koreaanse producent-exporteur had een soortgelijk verzoek, stellende dat de prijs in het vrije verkeer moet worden gebaseerd op de prijs die zijn verbonden importeurs in de Unie aanrekenden aan de eerste onafhankelijke afnemers in de Unie.

(153)

De berekening van een schademarge heeft tot doel te bepalen of de toepassing op de uitvoerprijs van de invoer met dumping van een lager recht dan het recht op basis van de dumpingmarge volstaat om de door de invoer met dumping veroorzaakte schade op te heffen. Deze beoordeling moet worden gebaseerd op de uitvoerprijs aan de grens van de Unie, daar deze zich bevindt op een niveau dat vergelijkbaar wordt geacht met de prijs af fabriek van de bedrijfstak van de Unie. In het geval van uitvoer via verbonden importeurs, wordt de uitvoerprijs naar analogie met de aanpak die wordt gevolgd voor de berekening van de dumpingmarge berekend op basis van de wederverkoopprijs aan de eerste onafhankelijke afnemer en terdege gecorrigeerd overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening. Aangezien de uitvoerprijs een onmisbaar element is in de berekening van de schademarge, en aangezien dit artikel het enige artikel van de basisverordening is met aanwijzingen over de berekening van de uitvoerprijs, is de analoge toepassing van dit artikel gerechtvaardigd. Artikel 2, lid 9, vormt ook een basis voor de aftrek van verwerkingskosten, daar correcties worden toegepast voor alle tussen invoer en wederverkoop gemaakte kosten. Derhalve meende de Commissie dat de gevolgde aanpak correct was en verwierp zij deze argumenten.

(154)

Een andere Japanse producent-exporteur stelde dat de gegevens in de mededeling van de voorlopige bevindingen het niet mogelijk maken opmerkingen in te dienen over de juistheid en de relevantie van de door de Commissie geconstateerde schade. In dat verband verzocht hij op 27 mei 2015 om een toelichting op en de openbaarmaking van bepaalde weggelaten gegevens. Hij stelde ook dat de Commissie in haar antwoord van 4 juni 2015 niet naar behoren was ingegaan op het verzoek en dat zij de onderneming niet in staat had gesteld opmerkingen te maken over de juistheid en de relevantie van de bevindingen met betrekking tot schade. Na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalde deze Japanse producent-exporteur zijn argumenten en stelde hij dat de raadadviseur-auditeur had aanbevolen verdere gegevens openbaar te maken. In de tweede plaats stelde de onderneming dat voor sommige van de producten die zij uitvoerde in de vorm van een volledige, niet-getrimde coil waarvoor de uitvoerprijzen gelijk waren aan de waarde van de volledige coil met getrimde randen, dat de correcties voor fysieke verschillen die met het oog op de berekening van de schademarge waren aangebracht aan haar uitvoerprijzen, niet ten volle rekening werd gehouden met de marktwaarde van getrimde coils (vergeleken met niet-getrimde coils) en derhalve niet beantwoorden aan de toepasselijke voorschriften en de desbetreffende rechtspraak. Een Koreaanse producent-exporteur voerde ook aan dat zijn recht van verdediging was geschonden omdat in de mededeling van de voorlopige bevindingen onvoldoende toelichting is gegeven over de vergelijking van de verschillende productsoorten.

(155)

Wat in de eerste plaats het verzoek om openbaarmaking van meer gegevens betreft, meende de Commissie dat zij daarop niet volledig kon ingaan, aangezien zij de andere belanghebbenden, in dit geval de producenten in de Unie, vertrouwelijkheid moet garanderen. Aangezien er geen andere middelen zijn om de vertrouwelijkheid te garanderen en tegelijkertijd de betrokken partijen relevante informatie te verstrekken, achtte de Commissie de in de voorlopige mededeling van de definitieve bevindingen gehanteerde marges adequaat. De bekendmaking verstrekte bijgevolg alle nodige informatie, waarbij het recht op relevante informatie enerzijds en de bescherming van vertrouwelijkheid anderzijds met elkaar in evenwicht waren.

(156)

Wat de specifieke opmerkingen van de Japanse producent-exporteur na de mededeling van de definitieve bevindingen betreft, is in de notulen van de hoorzitting met de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures sprake van de uiteenlopende standpunten van de Japanse producent-exporteur en van de diensten van de Commissie, op grond waarvan de raadadviseur-auditeur aanbeval om de besprekingen voort te zetten. De raadadviseur-auditeur in handelsprocedures stelde als alternatief voor de bekendmaking van onder de geheimhoudingsplicht vallende gegevens tevens voor, de berekeningen van de Commissie te controleren. Op 30 juli 2015 vond een follow-upvergadering met de Japanse producent-exporteur plaats, met als doel verduidelijking te geven en aanvullende informatie te verstrekken. Bovendien is in de definitieve mededeling aan deze Japanse producent-exporteur extra informatie verstrekt (zoals de streefprijs voor een bepaalde productsoort, en de totale waarde en omvang van de verkoop in de Unie). Ten slotte heeft de raadadviseur-auditeur ook de schadeberekeningen gecontroleerd en heeft hij geen onregelmatigheden of fouten ontdekt. Dit heeft de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan de Japanse producent-exporteur meegedeeld.

(157)

Wat in de tweede plaats de correcties voor het trimmen betreft, kon een redelijke correctie worden verricht op basis van een correctie van het gewicht (volledige niet-getrimde coils tegenover volledige coils met getrimde randen). Na de instelling van de voorlopige antidumpingmaatregelen is het niveau van deze correctie echter aangepast omdat in het voorlopige stadium de voor de correctie van het gewicht gehanteerde percentages niet geheel accuraat waren. Het voor de correctie gebruikte verliespercentage was gebaseerd op de gegevens die werden verzameld tijdens het onderzoek ter plaatse bij de Japanse producent-exporteur. Na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalde de Japanse producent-exporteur zijn opmerkingen.

(158)

De Commissie was van mening dat de aangepaste correctie een accurate weerspiegeling was van het verschil in marktwaarde tussen getrimde en niet-getrimde coils. De berekening van de Japanse producent-exporteur werd niet accuraat geacht omdat bij de berekening van het verschil tussen de gemiddelde prijzen van getrimde en niet-getrimde coils geen rekening was gehouden met het netto gewicht van getrimde producten.

(159)

Dezelfde Japanse producent-exporteur stelde ook dat de mededeling van de voorlopige bevindingen een aantal fouten bevatte. In de mededeling van de voorlopige bevindingen zijn inderdaad enkele kleine berekeningsfouten vastgesteld die werden gecorrigeerd. Als gevolg van deze correcties en de correctie waarover in de vorige overweging uitleg is gegeven, werd de schademarge voor deze onderneming gewijzigd en vastgesteld op 39,0 %. Zoals hierboven is vermeld, zijn de berekeningen bezien door de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

(160)

De Russische producent-exporteur stelde dat de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie die werden gebruikt voor de berekening van de prijsonderbieding voor sommige productsoorten onrealistisch hoog waren in vergelijking met nagenoeg identieke productsoorten. Na de mededeling van de definitieve bevindingen werd dit argument herhaald, waarbij werd gesteld dat er bij de berekening van de prijsonderbieding en het prijsbederf door de Commissie onregelmatigheden waren begaan en werd gewezen op de zeer verschillende productiekosten voor twee vergelijkbare soorten van het betrokken product.

(161)

De Commissie stelde echter vast dat de gegevens over de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie juist waren. Met name zijn de twee door de Russische producent-exporteur genoemde vergelijkbare soorten onderzocht, en de productiekosten ervan zijn vergeleken met de productiekosten van andere productsoorten. De verschillen in de productiekosten van sommige productsoorten in vergelijking met nagenoeg identieke productsoorten kunnen worden verklaard door de verschillende mix van producenten in de Unie die deze soorten produceren.

(162)

Bovendien stelde de Russische producent-exporteur dat er bij producten van andere dan eerste kwaliteit sprake is van een gebrek aan symmetrie tussen de berekening van de dumping en van de schade. Dit argument sloeg op het feit dat, zoals in overweging 147 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, de Russische producten van de „tweede en derde keuze” niet werden vergeleken met producten van de bedrijfstak van de Unie van de „eerste en tweede keuze”.

(163)

Volgens de Commissie had het feit dat met het oog op een billijke vergelijking van productsoorten de producten van andere dan eerste kwaliteit niet zijn vergeleken met producten van de bedrijfstak van de Unie, geen invloed op de juistheid van de berekening van de dumping noch van de berekening van de schade. Integendeel, teneinde een billijke vergelijking te garanderen, werden in het laatste geval alleen vergelijkbare productsoorten vergeleken. Dit argument werd dan ook afgewezen.

(164)

De Chinese producenten-exporteurs stelden dat de berekening van het prijsbederf in de voorlopige bevindingen onjuist was, met name omdat zij zou zijn gebaseerd op de gemiddelde prijzen in de Unie die waren opgenomen in de voorlopige verordening.

(165)

Dit argument werd afgewezen. De Chinese producent-exporteur produceerde en verkocht in de Unie slechts een deel van de productsoorten, die vervolgens voor de berekening van de prijsonderbieding werden vergeleken met dezelfde productsoorten die worden vervaardigd en verkocht door de producenten in de Unie. Bij deze berekeningen zijn geen gemiddelde prijzen in de Unie gebruikt.

(166)

Aangezien er geen andere opmerkingen over het schade opheffend prijsniveau werden ontvangen, en afgezien van de wijziging van de schademarge voor één Japanse producent van 34,2 % tot 39 %, zoals uiteengezet in overweging 159, worden de conclusies in de overwegingen 241 tot en met 246 van de voorlopige verordening bevestigd.

Land

Onderneming

Definitieve schademarge

Volksrepubliek China

Baoshan Iron & Steel Co., Ltd., Shanghai;

32,9 %

Wuhan Iron & Steel Co., Ltd., Wuhan

36,6 %

Japan

JFE Steel Corporation, Tokyo

39,0 %

Nippon Steel & Sumitomo Metal Corporation, Tokyo

35,9 %

Republiek Korea

POSCO, Seoul

37,2 %

Russische Federatie

OJSC Novolipetsk Steel, Lipetsk; VIZ Steel, Ekaterinburg

21,6 %

Verenigde Staten van Amerika

AK Steel Corporation, Ohio

22,0 %

2.   Definitieve maatregelen

(167)

Gelet op de definitieve conclusies inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie dienen antidumpingmaatregelen te worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door invoer met dumping.

(168)

Antidumpingmaatregelen kunnen verschillende vormen aannemen. Hoewel de Commissie over veel vrijheid beschikt wat de keuze van de vorm van de maatregelen betreft, bestaat het doel er steeds in de gevolgen van schade veroorzakende dumping te neutraliseren. Overeenkomstig de regel van het laagste recht is het volgende ad-valoremrecht vastgesteld, dat varieert van 21,5 % tot 39 %:

Land

Onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Ad-valoremantidumpingrecht

VRC

Baoshan Iron & Steel Co., Ltd, Shanghai

21,5 %

32,9 %

21,5 %

Wuhan Iron & Steel Co., Ltd., Wuhan

54,9 %

36,6 %

36,6 %

Alle andere ondernemingen

 

36,6 %

36,6 %

Japan

JFE Steel Corporation, Tokyo

47,1 %

39,0 %

39,0 %

Nippon Steel & Sumitomo Metal Corporation, Tokyo

52,2 %

35,9 %

35,9 %

Alle andere ondernemingen

 

39,0 %

39,0 %

Korea

POSCO, Seoul

22,5 %

37,2 %

22,5 %

Alle andere ondernemingen

 

37,2 %

22,5 %

Rusland

OJSC Novolipetsk Steel, Lipetsk

VIZ Steel, Ekaterinburg

29,0 %

21,6 %

21,6 %

Alle andere ondernemingen

 

21,6 %

21,6 %

Verenigde Staten

AK Steel Corporation, Ohio

60,1 %

22,0 %

22,0 %

Alle andere ondernemingen

 

22,0 %

22,0 %

(169)

Zoals in overweging 149 is uiteengezet, is het passend de vorm van de maatregelen te veranderen. In de gegeven omstandigheden is de Commissie van mening dat een variabel recht in de vorm van een minimuminvoerprijs („MIP”) in dit geval de meest passende maatregel is. Enerzijds zou een MIP de producenten in de Unie in staat stellen te herstellen van de gevolgen van de schadelijke dumping. Hij zou een vangnet bieden om hen in staat te stellen terug te keren naar een duurzame winstgevendheid en hij zou hen ertoe aanzetten de nodige investeringen te doen om verhoudingsgewijs meer van de soortgelijke producten met hoge permeabiliteit te produceren. Anderzijds moet een MIP ook de eventuele negatieve gevolgen voorkomen van ongerechtvaardigde prijsstijgingen na het onderzoektijdvak, die voor de zaken van de gebruikers significante negatieve gevolgen kunnen hebben. Hij zou ook tegemoetkomen aan de zorgen van de gebruikers, die vrezen voor een tekort aan het betrokken product, met name soorten met een maximaal kernverlies van 0,90 W/kg en minder, waaraan voor het bereiken van de voor fase 1 gestelde energie-efficiëntiedoelstellingen van de verordening inzake ecologisch ontwerp grote nood bestaat. Meer in het algemeen zou hij ernstige verstoringen in de bevoorrading van de markt van de Unie voorkomen.

(170)

Vindt de invoer plaats tegen een cif-prijs grens Unie die gelijk is aan of hoger dan de MIP, dan behoeft geen recht te worden betaald. Vindt de invoer plaats tegen een prijs die lager is dan de MIP, dan moet het definitieve antidumpingrecht gelijk zijn aan het verschil tussen de toepasselijke MIP en de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring. In geen geval mag het recht hoger zijn dan de ad-valoremrechten die zijn vastgesteld in overweging 168 en artikel 1 van deze verordening.

(171)

Vindt de invoer plaats tegen een prijs die lager is dan de MIP, dan moet het laagste van de twee volgende bedragen worden betaald: het verschil tussen de MIP en de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, of het ad-valoremrecht dat is vermeld in de laatste kolom van de tabel in overweging 168.

(172)

Zoals in detail is uiteengezet in overweging 19, betrof het onderzoek het betrokken product zoals het is omschreven in overweging 9, en is derhalve één alomvattende analyse van de schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie verricht. Bij de beslissing over de vorm van de maatregelen hield de Commissie tegelijkertijd als volgt rekening met de verschillen in kwaliteit. Met het oog op een doeltreffende toepassing van de MIP en aan de hand van de tijdens het onderzoek verzamelde informatie besliste de Commissie om op grond van hun maximale kernverliezen onderscheid te maken tussen drie categorieën van het betrokken product. Voor elke categorie is een afzonderlijke minimuminvoerprijs berekend. De drie categorieën zijn:

soorten met een maximaal kernverlies van niet meer dan 0,90 W/kg;

soorten met een maximaal kernverlies van meer dan 0,90 W/kg maar niet meer dan 1,05 W/kg;

soorten met een maximaal kernverlies van meer dan 1,05 W/kg.

(173)

Soorten met een maximaal kernverlies van 0,90 W/kg en minder zijn het topsegment van de soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit. Soorten met een kernverlies van meer dan 0,90 W/kg tot en met 1,05 W/kg zijn niet het topsegment, maar zijn nog steeds soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit, die voornamelijk worden geproduceerd met een maximaal kernverlies van 1,05 W/kg. Daartoe behoort ook een deel van de conventionele soorten van het betrokken product van betere kwaliteit. Soorten met een maximaal kernverlies van meer dan 1,05 W/kg zijn vooral de conventionele soorten van het betrokken product. De kernverliezen moeten worden gemeten in watt per kilogram bij een frequentie van 50 Hz en een magnetische inductie van 1,7 tesla.

(174)

Om deze regel te kunnen toepassen, moest een geen schade veroorzakende prijs of een geen schade veroorzakende MIP worden vastgesteld. Voor de berekening van de geen schade veroorzakende prijs is zowel rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarges als met het bedrag van het recht dat nodig is om een einde te maken aan de schade die de bedrijfstak van de Unie lijdt, zoals beschreven in de voorlopige verordening.

(175)

De MIP's zijn gelijk aan het gewogen gemiddelde van:

wanneer de rechten zijn gebaseerd op de schademarge: de productiekosten tijdens het onderzoektijdvak van de producenten in de Unie plus winst (5 %) voor de Amerikaanse, Japanse en Russische producenten-exporteurs en één Chinese producent-exporteur en;

wanneer de rechten zijn gebaseerd op de dumpingmarge: de normale waarde, inclusief vervoer (om te komen tot een cif-prijs grens Unie), voor de Koreaanse producenten-exporteurs en één Chinese producent-exporteur.

(176)

Op basis van deze methode worden de MIP's vastgesteld op:

Betrokken landen

Assortiment

Minimuminvoerprijs

(EUR/t nettoproductgewicht)

Volksrepubliek China, Japan, Verenigde Staten van Amerika, Russische Federatie, Republiek Korea

Producten met een maximaal kernverlies van niet meer dan 0,9 W/kg

EUR 2 043

Producten met een maximaal kernverlies van meer dan 0,9 W/kg maar niet meer dan 1,05 W/kg

EUR 1 873

Producten met een maximaal kernverlies van meer dan 1,05 W/kg

EUR 1 536

(177)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen dienden belanghebbenden de volgende opmerkingen in.

(178)

In de eerste plaats stelde een vereniging van gebruikers dat de MIP de markt verstoort doordat de prijzen in de Unie worden losgekoppeld van de wereldmarktprijzen. Zij stelde dat de Commissie de prijzen van alle soorten GOES fixeert op een aanzienlijk hoger niveau dan de gemiddelde prijzen die de Commissie heeft berekend voor het OT plus de rechten die zijn vastgesteld in de voorlopige verordening. Deze vereniging zag voor maatregelen geen legitieme behoefte. Zij voerde ook aan dat de MIP's te hoog waren, en derhalve moesten worden aangepast door ze elk jaar met 5 % te verlagen.

(179)

In de tweede plaats verheugde de Koreaanse producent-exporteur zich over het voorstel voor een MIP, die passender werd geacht dan ad-valoremrechten. Hij stelde echter dat de Commissie haar methodologie moest herzien en voor elke producent-exporteur een MIP moest opleggen die niet hoger is dan nodig om de schade veroorzakende dumping door de (Koreaanse) producent-exporteur weg te nemen.

(180)

In de derde plaats stelde een andere gebruiker dat de voorgestelde MIP's te hoog zijn, en in elk geval hoger dan de invoerprijzen tijdens het OT plus de ad-valoremrechten die zijn vastgesteld in de mededeling van definitieve bevindingen, althans voor twee betrokken landen (Korea en Rusland). Verder stelde hij dat de Commissie niet alle productiekosten mag gebruiken als basis voor de berekening van het geen schade veroorzakende niveau, maar dat zij veeleer alle kosten moet aanvaarden die een goed functionerende en concurrerende GOES-producent moet dragen.

(181)

In de vierde plaats merkte een andere gebruiker op dat hij de keuze van een minimuminvoerprijs in plaats van ad-valoremrechten waardeerde. Hij verzocht de Commissie echter na te denken over de vaststelling van een of twee MIP's. Als twee prijzen worden vastgesteld, moet de scheiding redelijkerwijs nagenoeg samenvallen met de grens tussen conventionele GOES en soorten met hoge permeabiliteit.

(182)

In de vijfde plaats steunde de bedrijfstak van de Unie een stelsel van MIP's gebaseerd op de drie productcategorieën. Hij verzette zich echter tegen de methode die is gebruikt voor de berekening van de MIP's, aangezien de door de Commissie gehanteerde methode van gewogen gemiddelden erin resulteerde dat de voorgestelde MIP's lager zijn dan de schademarge en dus te laag zijn vastgesteld. Hij betoogde ook dat de thans voorgestelde MIP's momenteel ver onder de huidige marktprijzen in de EU en derde landen liggen. De Commissie moet daarom haar berekening van de MIP herzien, en die uitsluitend baseren op de schademarges voor alle producenten-exporteurs, vermeerderd met een redelijke winst (voor elke relevante soort van het betrokken product). Voorts herhaalde de bedrijfstak van de Unie zijn opmerking dat de Commissie een streefwinst van 14 % zou moeten hanteren, de winst van het jaar 2010.

(183)

In de zesde plaats uitte de Amerikaanse producent-exporteur ernstige twijfel over het nut en de geschiktheid van het voorstel van de Commissie voor MIP's, aangezien de marktprijzen van het betrokken product momenteel veel hoger zijn dan de MIP's.

(184)

In de zevende plaats stelde een andere gebruiker dat hij voorstander was van de instelling van een minimuminvoerprijs ten aanzien van de gehele productomschrijving, als een compromisoplossing om de tegenstrijdige behoeften van de GOES- en de transformatorindustrie te verzoenen. Hij stelde echter dat de MIP's te hoog zijn (vooral voor de tweede en derde categorie, in vergelijking met de verkoopprijzen in het OT, waaraan de ad-valoremrechten werden toegevoegd) en voor de transformatorproducenten in de Unie het concrete gevaar opleveren dat zij rechten zullen moeten betalen vóór de bedrijfstak van de Unie aan hun behoeften kan voldoen.

(185)

In de achtste plaats was de Russische producent-exporteur ingenomen met het voorstel van de Commissie om in plaats van ad-valoremrechten een variabel antidumpingrecht in de vorm van een MIP vast te stellen. Hij betoogde echter dat de thans voorgestelde methode van berekening van drie verschillende MIP's (uitsluitend op basis van verschillende maximale kernverliezen), zonder onderscheid te maken tussen de verschillende producenten-exporteurs of tussen landen van oorsprong, in strijd is met artikel 9, lid 5, van de basisverordening. Daarom stelde hij dat deze methode de antidumpingrechten niet vaststelt op een „passend percentage” en leidt tot discriminatie van de invoer uit Rusland. De Russische producent-exporteur verzocht de Commissie ook om voor de berekening van de minimuminvoerprijs een vierde categorie producten te creëren die uitsluitend soorten van het betrokken product van mindere of de laagste kwaliteit zou bevatten, met fysieke kenmerken die vergelijkbaar zijn met die van de uitgevoerde soorten van de „tweede” en de „derde keuze”. Hij stelde dat de MIP's, die uitsluitend zijn gebaseerd op maximale kernverliezen, de Russische producent, en uiteindelijk Rusland als enige bron van uitgevoerde soorten van de „tweede” en de „derde keuze”, in een wezenlijk andere situatie zou brengen dan eender welk ander betrokken land van uitvoer.

(186)

De Commissie heeft alle opmerkingen grondig onderzocht; hieronder zet zij uiteen welke methodologie zij in het licht van deze opmerkingen heeft gebruikt. Zij kwam tot de volgende conclusies.

(187)

Voor de berekening van de drie MIP's heeft de Commissie de volgende methodologie gebruikt. Zoals bij elk antidumpingonderzoek heeft de Commissie gegevens verzameld voor het OT, welke zijn geverifieerd met het oog op de vaststelling van de normale waarde per productsoort en van de geen schade veroorzakende streefprijzen voor de bedrijfstak van de Unie, ook per productsoort. De streefprijzen voor de bedrijfstak van de Unie bestonden uit de productiekosten plus een redelijke winst. Op basis van deze gegevens werd de in overweging 169 en volgende omschreven methodologie toegepast. De MIP's zijn derhalve rechtstreeks gebaseerd op geverifieerde gegevens over het OT. Tevens is rekening gehouden met de regel van het laagste recht. Wanneer de ad-valoremrechten waren gebaseerd op de dumpingmarges, zijn voor de berekening van de MIP's de normale waarden gebruikt, waar de vervoerskosten zijn bijgeteld teneinde te komen tot een cif-prijs, grens Unie. Wanneer de ad valoremrechten waren gebaseerd op de schademarge, is de voor de bedrijfstak van de Unie geen schade veroorzakende streefprijs gebruikt. De MIP's werden vervolgens berekend als een gewogen gemiddelde van de normale waarden en de geen schade veroorzakende streefprijzen. De wegingsfactor is vastgesteld op basis van de verhouding tussen de omvang van de invoer in de Unie uit de bedrijven waarvoor het ad-valoremrecht is gebaseerd op de dumpingmarge en de omvang van de invoer uit de bedrijven waarvoor het ad-valoremrecht is gebaseerd op de schademarge. Elke MIP is een gewogen gemiddelde van de prijzen (normale waarde en streefprijzen) van de verschillende productsoorten binnen elk van de drie productcategorieën.

(188)

De drie MIP's voor de drie verschillende productcategorieën gelden voor alle producenten-exporteurs en alle betrokken landen indien de cif-prijs grens Unie gelijk is aan of hoger dan de MIP (in welk geval geen recht verschuldigd is). Wanneer rechten verschuldigd zijn, dus wanneer de prijzen lager zijn dan de MIP, is het toepasselijke recht gelijk aan het verschil tussen de MIP en de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, en de ad-valoremrechten. Dienovereenkomstig geldt voor elke producent-exporteur een individueel recht. In geen geval mag het recht hoger zijn dan het ad-valoremrecht dat specifiek is vastgesteld voor elke producent-exporteur van elk betrokken land. Een door verschillende belanghebbenden voorgesteld alternatief zou de invoering van verschillende MIP's per producent-exporteur zijn geweest. Dit zou echter leiden tot ten minste 21 verschillende MIP's (namelijk drie MIP's voor de drie categorieën maal zeven medewerkende producenten-exporteurs), hetgeen de uitvoering van de maatregelen voor de autoriteiten zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, zou maken.

(189)

De MIP's zijn vervolgens vergeleken met de verkoopprijzen op de markt van de Unie tijdens de periode na het OT. De gegevens over deze prijzen zijn tijdens het onderzoek na de mededeling van de voorlopige bevindingen verkregen van de gebruikers en van de bedrijfstak van de Unie, zoals beschreven in de overwegingen 5 en 6. Uit dat onderzoek is gebleken dat de voorgestelde MIP's, met name die voor de hoogwaardige soorten, voor de drie productcategorieën onder de verkoopprijzen na het OT liggen, in welk geval geen recht verschuldigd is. Zoals in de overwegingen 182 en 183 reeds is vermeld, werd deze bevinding van het onderzoek bevestigd door verklaringen van de bedrijfstak van de Unie, verschillende gebruikers en de Amerikaanse producent-exporteur.

(190)

In het licht daarvan heeft de Commissie alle argumenten met betrekking tot de gebruikte methode en de hoogte van de MIP's verworpen.

(191)

Aangaande de bewering dat de Commissie de prijzen fixeert, herinnert de Commissie eraan dat zij drie MIP's heeft vastgesteld voor drie verschillende productcategorieën, teneinde de gevolgen weg te nemen van schade veroorzakende dumping en gebruikers te vrijwaren van de eventuele schadelijke gevolgen van ongerechtvaardigde prijsstijgingen na het onderzoektijdvak, zoals vermeld in overweging 169. De Commissie creëert geen verstoring van de markt voor de marktprijzen in de Unie, die doorgaans boven de voorgestelde MIP's liggen, zoals is uiteengezet in overweging 189. Bovendien zijn de MIP's geen bodemprijzen, zodat producenten-exporteurs die dat wensen, nog kunnen verkopen tegen lagere prijzen dan de MIP's. Ongeacht de MIP's kunnen de producenten-exporteurs en de producenten in de Unie dus nog steeds met elkaar concurreren door hun prijzen te differentiëren.

(192)

Aangaande de bewering dat (een of) twee MIP's geschikter zouden zijn geweest dan de drie voorgestelde MIP's, wees de Commissie op het objectieve prijsverschil (ongeveer 170 euro per ton, zie overweging 176) voor de eerste en de tweede productcategorie, die beide bestaan uit soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit. Indien er maar twee MIP's zouden zijn met een grens tussen conventionele soorten van het betrokken product en soorten met hoge permeabiliteit, zou de prijs van de eerste productcategorie (dat wil zeggen productsoorten met een maximaal kernverlies van niet meer dan 0,9 W/kg) in feite worden gecombineerd met de prijs van de tweede productcategorie, die ook grotendeels bestaat uit soorten van het betrokken product met hoge permeabiliteit, maar met hogere maximale kernverliezen. Indien die methode zou zijn gevolgd, zou de MIP van de superieure productsoorten met hoge permeabiliteit proportioneel worden onderschat. Aangaande de bewering dat er geen individuele rechten gelden voor iedere producent-exporteur wordt verwezen naar overweging 187, waarin de methode wordt beschreven op grond waarvan individuele rechten gelden wanneer een ad-valoremrecht verschuldigd is.

(193)

Aangaande de bewering dat de Commissie niet alle productiekosten mag gebruiken als basis voor de berekening van het geen schade veroorzakende niveau, maar veeleer de kosten die worden gedragen door een goed functionerende en concurrerende producent, zij eraan herinnerd dat de berekening was gebaseerd op gecontroleerde gegevens. De Commissie verwierp dit argument, omdat het ook niet door bewijsmateriaal werd gestaafd en niet werd aangegeven met welke alternatieve methode een dergelijke aanpassing van de productiekosten moet worden verricht.

(194)

Het voorstel om de MIP elk jaar met 5 % te verminderen zou niet stroken met het doel de schadelijke dumping weg te nemen. Bovendien werd geen bewijsmateriaal verstrekt dat een dergelijke vermindering van 5 % per jaar zou rechtvaardigen.

(195)

Aangaande het verzoek om een vierde productcategorie in te voeren, met uitsluitend soorten van het betrokken product van mindere of de laagste kwaliteit, meent de Commissie dat er geen duidelijk ijkpunt is om een dergelijk nader onderscheid te maken. Ook zijn de MIP's gebaseerd op een combinatie van productsoorten, ongeacht of zij bijvoorbeeld al dan niet bijgesneden zijn, en ook ongeacht of zij van mindere kwaliteit zijn. De drie verschillende productcategorieën zijn gebaseerd op maximale kernverliezen, een objectief, niet-discriminerend criterium.

(196)

Twee gebruikers vroegen ook om de duur van de maatregelen te beperken tot een periode van minder dan vijf jaar, op grond dat een vangnet van meer dan twee tot drie jaar niet nodig is om de GOES-producenten in de EU een voldoende stimulans te geven om te investeren in de productie van GOES van hoogwaardige kwaliteit.

(197)

De gebruikers hebben echter geen bewijzen aangevoerd voor hun bewering dat een relatief korte periode van 2-3 jaar zou volstaan om te investeren en ten minste enig rendement op investeringen te behalen. Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening vervalt een definitief antidumpingrecht vijf jaar nadat het is ingesteld.

(198)

De basisverordening voorziet in verschillende mogelijkheden voor het geval dat de marktverhoudingen zijn gewijzigd. Indien de wijziging duurzaam is, bepaalt artikel 11, lid 3, van de basisverordening dat kan worden verzocht om de noodzaak tot handhaving van maatregelen te onderzoeken, op voorwaarde dat sedert de instelling van de definitieve maatregel een redelijke termijn van ten minste één jaar is verstreken. Indien de wijziging tijdelijk is, kunnen maatregelen overeenkomstig artikel 14, lid 4, van de basisverordening worden geschorst als de marktverhoudingen tijdelijk zodanig zijn gewijzigd dat het onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade ontstaat. De Commissie zal de merites van enig uit hoofde van een van deze twee bepalingen ingediend en naar behoren met redenen omkleed verzoek met bekwame spoed onderzoeken, zodat een evenwichtig niveau van bescherming tegen schade veroorzakende dumping wordt gehandhaafd.

(199)

Ten slotte is het argument van de Russische producent-exporteur dat de MIP niet uitsluitend mag worden gebaseerd op kernverliezen, om de volgende reden niet aanvaard. Het maximale kernverlies is een objectief criterium om onderscheid te maken tussen verschillende soorten van het betrokken product, terwijl het verschil tussen soorten van eerste of tweede kwaliteit van het betrokken product zeer subjectief is, hetgeen de monitoring van de uitvoering van de maatregelen zou bemoeilijken. Zoals in overweging 187 in detail is uiteengezet, maakt de MIP bovendien een onderscheid tussen de individuele producenten-exporteurs en de betrokken landen.

(200)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingmaatregelen zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze maatregelen zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de betrokken landen en vervaardigd door de genoemde rechtspersonen. Op de invoer van het betrokken product dat is vervaardigd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet specifiek worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, zijn de maatregelen van toepassing die voor „alle andere ondernemingen” gelden. Zij mogen niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingmaatregelen.

(201)

Een bedrijf kan om de toepassing van deze individuele antidumpingmaatregelen verzoeken indien het de naam van zijn entiteit verandert of een nieuwe productie- of verkoopentiteit vestigt. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (6). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten, waaronder wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van de productie, verkoop in binnen- en buitenland in verband met, bijvoorbeeld, de naamsverandering of de verandering in de productie-en verkoopentiteiten. De Commissie zal de lijst van ondernemingen met individuele antidumpingmaatregelen bijwerken, indien dit gerechtvaardigd is.

(202)

Om het gevaar van ontwijking zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om een goede toepassing van de antidumpingmaatregelen te garanderen. De bijzondere maatregelen omvatten onder meer de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur en een geldig fabriekscertificaat, die voldoen aan de eisen die zijn vermeld in de artikelen van deze verordening. Voor invoer die niet vergezeld gaat van een dergelijke factuur en een fabriekscertificaat, geldt het ad-valoremrecht voor alle andere ondernemingen, zonder verwijzing naar de minimuminvoerprijzen.

(203)

Mocht als gevolg van de instelling van maatregelen een verandering in de structuur van het handelsverkeer in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening optreden, dan kan een onderzoek naar ontwijking van de maatregelen worden geopend en kunnen, mits aan de voorwaarden is voldaan, ad-valoremrechten worden ingesteld.

(204)

Om zich te wapenen tegen een mogelijke absorptie van de maatregelen, met name tussen verbonden bedrijven, zal de Commissie ook onverwijld een nieuw onderzoek openen overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de basisverordening, en kan zij de invoer aan registratie onderwerpen overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening, mochten er aanwijzingen voor een dergelijke absorptie bestaan.

3.   Geen inning van het voorlopige recht

(205)

Het voorlopige recht in de vorm van ad-valoremrechten tussen 21,6 % en 35,9 % dat in de periode van 13 mei 2015 tot en met 13 november 2015 van toepassing was op de invoer van het betrokken product, wordt niet geïnd. De Commissie is van mening dat de inning van het voorlopige recht, dat een andere vorm had dan de definitieve rechten, in de gegeven omstandigheden niet in het belang van de Unie is, aangezien de prijzen tijdens die periode doorgaans hoger waren dan de vastgestelde MIP's.

(206)

De Commissie heeft alle partijen in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was de instelling van definitieve antidumpingrechten aan te bevelen. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn na de mededeling opmerkingen maken. De door andere partijen gemaakte opmerkingen werden terdege overwogen, maar waren niet van dien aard dat de conclusies erdoor werden gewijzigd.

H.   VERBINTENISSEN

(207)

De Russische en de Koreaanse producent-exporteur boden een prijsverbintenis aan overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening De Koreaanse producent-exporteur trok dat aanbod naderhand weer in.

(208)

De Russische producent-exporteur voert twee soorten GOES uit („topkwaliteit” en „gewone kwaliteit”, in het laatste geval met bijvoorbeeld oppervlaktedefecten) die alle tot de onderkant van het assortiment behoren (producten met een maximaal kernverlies van meer dan 1,05 W/kg). Hij verzocht om in deze productcategorie twee MIP's in te stellen bovenop die welke zijn vastgesteld voor het recht, teneinde een onderscheid te maken tussen de twee soorten van het betrokken product die hij naar de Unie uitvoert. De Russische producent-exporteur heeft een aantal verbonden ondernemingen in de Unie, maar tot dusver verkocht hij het betrokken product uitsluitend via zijn verbonden handelaar in Zwitserland.

(209)

De Commissie heeft dit aanbod onderzocht tegen de achtergrond van de vorm van de maatregelen, namelijk MIP's die zijn vastgesteld voor drie categorieën van productsoorten en die van toepassing zijn op alle producenten-exporteurs uit alle betrokken landen, zoals uiteengezet in de overwegingen 175 en 176. Het aanbod verschilt sterk van deze aanpak en vereist een maatregel die specifiek is voor de onderneming.

(210)

Het onderscheid tussen producten die al dan niet van topkwaliteit zijn, leek voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen erg subjectief te zijn nu wordt voorgesteld om het onderscheid tussen deze twee productsoorten te baseren op een Russische norm. Volgens de Commissie wordt de verbintenis hierdoor onuitvoerbaar, zeker als die norm komt bovenop het onderscheid tussen productsoorten op basis van kernverliezen.

(211)

Bovendien maakt het grote aantal productsoorten (zijn gehele assortiment van het betrokken product) die hij in de Unie verkoopt en de structuur van de onderneming het voor de diensten van de Commissie moeilijk het aanbod te controleren, met name tegen de achtergrond van de vorm van de maatregelen, namelijk algemene MIP's die voor de drie categorieën van productsoorten zijn vastgesteld in plaats van de meer gebruikelijke ad-valoremrechten. Ten slotte zijn het algemeen belang van de Unie en het effect op de gebruikers in het onderhavige geval reeds in aanmerking genomen door de algemene MIP's, zoals in detail is uiteengezet in de overwegingen 149 en 169. Dit is een andere reden om de aangeboden prijsverbintenis af te wijzen.

(212)

Op grond van het voorgaande, en om redenen van algemeen beleid, wees de Commissie het aanbod van een verbintenis van de Russische producent-exporteur af.

(213)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal met een dikte van meer dan 0,16 mm, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7225 11 00 (Taric-codes 7225110011, 7225110015 en 7225110019) en ex 7226 11 00 (Taric-codes 7226110012, 7226110014, 7226110016, 7226110092, 7226110094 en 7226110096), van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika.

2.   Het bedrag van het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op het in lid 1 omschreven product, geproduceerd door de in lid 4 genoemde rechtspersonen, is gelijk aan het verschil tussen de in lid 3 vastgestelde minimuminvoerprijs en de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, indien deze laatste lager is dan de minimuminvoerprijs. Er wordt geen recht geïnd wanneer de nettoprijs, franco grens Unie, gelijk is aan of hoger is dan de overeenkomstige in lid 3 vastgestelde minimuminvoerprijs. In geen geval mag het recht hoger zijn dan de ad-valoremrechten die zijn vastgesteld in lid 4.

3.   Voor de toepassing van lid 2 geldt de in de tabel hieronder vastgestelde minimuminvoerprijs. Indien bij controle na invoer blijkt dat de nettoprijs, franco grens Unie, die daadwerkelijk is betaald door de eerste onafhankelijke afnemer in de Unie (de prijs na invoer), lager is dan de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, zoals deze blijkt uit de douaneaangifte, en de prijs na invoer lager is dan de minimuminvoerprijs, geldt een recht dat gelijk is aan het verschil tussen de in de onderstaande tabel opgenomen minimuminvoerprijs en de prijs na invoer, tenzij de toepassing van het in lid 4 opgenomen ad-valoremrecht plus de prijs na invoer leidt tot een bedrag (de daadwerkelijk betaalde prijs plus het ad-valoremrecht) dat lager is dan de in de onderstaande tabel opgenomen minimuminvoerprijs.

Betrokken landen

Assortiment

Minimuminvoerprijs

(EUR/t nettoproductgewicht)

Volksrepubliek China, Japan, Verenigde Staten van Amerika, Russische Federatie, Republiek Korea

Producten met een maximaal kernverlies van niet meer dan 0,9 W/kg

EUR 2 043

Producten met een maximaal kernverlies van meer dan 0,9 W/kg maar niet meer dan 1,05 W/kg

EUR 1 873

Producten met een maximaal kernverlies van meer dan 1,05 W/kg

EUR 1 536

4.   Voor de toepassing van lid 2 gelden de in de tabel hieronder vastgestelde ad-valoremrechten.

Onderneming

Ad-valoremrecht

Aanvullende Taric-code

Baoshan Iron & Steel Co., Ltd., Shanghai, VRC

21,5 %

C039

Wuhan Iron & Steel Co., Ltd., Wuhan, VRC

36,6 %

C056

JFE Steel Corporation, Tokyo, Japan

39,0 %

C040

Nippon Steel & Sumitomo Metal Corporation, Tokyo, Japan

35,9 %

C041

POSCO, Seoul, Republiek Korea

22,5 %

C042

OJSC Novolipetsk Steel, Lipetsk; VIZ Steel, Ekaterinburg, Russische Federatie

21,6 %

C043

AK Steel Corporation, Ohio, Verenigde Staten van Amerika

22,0 %

C044

5.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op het in lid 1 omschreven product, vervaardigd door andere ondernemingen die niet specifiek worden genoemd in lid 4, is het ad-valoremrecht dat is opgenomen in de onderstaande tabel.

Onderneming

Ad-valoremrecht

Aanvullende Taric-code

Alle andere Chinese ondernemingen

36,6 %

C999

Alle andere Japanse ondernemingen

39,0 %

C999

Alle andere Koreaanse ondernemingen

22,5 %

C999

Alle andere Russische ondernemingen

21,6 %

C999

Alle andere Amerikaanse ondernemingen

22,0 %

C999

6.   De maatregelen voor de in lid 4 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur en een fabriekscertificaat, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlagen I en II, wordt overgelegd. Wanneer het fabriekscertificaat of de factuur niet worden overgelegd, wordt het recht toegepast dat geldt voor alle andere ondernemingen. Het fabriekscertificaat vermeldt de daadwerkelijke kernverliezen voor elke coil in watt per kilogram bij een frequentie van 50 Hz en een magnetische inductie van 1,7 tesla.

7.   Voor de specifiek genoemde producenten geldt dat wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs dientengevolge overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1) voor het bepalen van de douanewaarde verhoudingsgewijs wordt verlaagd, bovenbedoelde minimuminvoerprijs wordt verlaagd met hetzelfde percentage als de verlaagde werkelijk betaalde of te betalen prijs. Het te betalen recht is dan gelijk aan het verschil tussen de verlaagde minimuminvoerprijs en de verlaagde nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring.

8.   Voor alle andere ondernemingen geldt dat wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs dientengevolge overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 voor het bepalen van de douanewaarde verhoudingsgewijs wordt verlaagd, het op basis van lid 2 berekende antidumpingrecht wordt verlaagd met hetzelfde percentage als de verlaagde werkelijk betaalde of te betalen prijs.

9.   Tenzij anders vermeld zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

De bedragen die als zekerheid werden gesteld uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht dat bij Verordening (EU) nr. 763/2015 werd vastgesteld, worden vrijgegeven.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/763 van de Commissie van 12 mei 2015 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika (PB L 120 van 13.5.2015, blz. 10).

(3)  Arrest van het Gerecht van 25 oktober 2011 in zaak T-192/08, Transnational Company „Kazchrome”, punt 221.

(4)  PB L 160 van 19.6.2007, blz. 32, overweging 20.

(5)  PB L 160 van 19.6.2007, blz. 31, overweging 15.

(6)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, België.


BIJLAGE I

De in artikel 1, lid 6, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

de naam en de functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

de volgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) siliciumstaal met georiënteerde korrel met een kernverlies van (kernverlies) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”

Datum en handtekening


BIJLAGE II

Het in artikel 1, lid 6, bedoelde geldige fabriekscertificaat moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die het certificaat uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

de naam en de functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

de volgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat het siliciumstaal met georiënteerde korrel dat naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop dit certificaat, waarin het gemeten maximale kernverlies in watt per kilogram bij een frequentie van 50Hz en een magnetische inductie van 1,7 tesla alsmede de dikte in mm is vermeld, betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in dit fabriekscertificaat verstrekte informatie juist en volledig is.”

Datum en handtekening


30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/140


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1954 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

48,7

MA

91,4

MK

57,3

TR

96,8

ZZ

73,6

0707 00 05

AL

52,3

TR

103,7

ZZ

78,0

0709 93 10

MA

98,1

TR

144,0

ZZ

121,1

0805 50 10

AR

130,2

TR

107,6

UY

83,2

ZA

133,8

ZZ

113,7

0806 10 10

BR

277,9

EG

218,0

LB

234,5

MK

68,5

PE

75,0

TR

176,6

ZZ

175,1

0808 10 80

AL

23,1

AR

137,9

CL

93,3

NZ

159,6

ZA

123,1

ZZ

107,4

0808 30 90

TR

136,2

ZZ

136,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/142


UITVOERINGSRICHTLIJN (EU) 2015/1955 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2015

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van zaaigranen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (1), en met name artikel 21 ter,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de afgelopen jaren is een groeiend aantal hybriderassen van gerst die door middel van de techniek van cytoplasmatische mannelijke steriliteit zijn geteeld, overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad (2) opgenomen in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen.

(2)

Cytoplasmatische mannelijke steriliteit (CMS) is wereldwijd aanvaard als kweektechniek voor de teelt van hybriderassen van gerst. Deze techniek betreft een genetische eigenschap die van nature in het cytoplasma van planten voorkomt. Die eigenschap kan door kruising in planten worden geïntroduceerd. Op basis van deze techniek kan de genetische diversiteit van twee of meer ouderlijnen worden gecombineerd. Derhalve kan de prestatie van die rassen, wat bijvoorbeeld ziekteresistentie en opbrengst betreft, worden verbeterd. Gezien deze technische ontwikkeling is het wenselijk om specifieke voorwaarden voor hybriderassen van gerst vast te stellen.

(3)

Gezien de technische overeenkomsten met de productie van zaaizaad van hybriden van rogge en de behoeften van de gebruikers van zaaizaad van hybriden van gerst, is het wenselijk om voor dit zaaizaad voorwaarden vast te stellen die vergelijkbaar zijn met de voorwaarden voor zaaizaad van hybriden van rogge.

(4)

Uit ervaring is gebleken dat, wanneer de CMS-techniek wordt toegepast, voor het specifieke mengteeltsysteem dat in het veld wordt toegepast, in combinatie met de weergerelateerde risico's tijdens de bloeiperiode, een verlaging van de raszuiverheidsnorm tot 85 % noodzakelijk is om in minder gunstige weersomstandigheden een stabiele zaadproductie mogelijk te maken. Derhalve is het wenselijk een lager niveau van raszuiverheid toe te staan dan voor andere hybriden vereist is.

(5)

De bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 66/402/EEG

De bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2016 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2016.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66.

(2)  Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 5, eerste zin, wordt vervangen door: „Gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta en zelfbestuivende xTriticosecale en gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Hordeum vulgare door middel van een andere techniek dan cytoplasmatische mannelijke steriliteit (CMS)”;

b)

na punt 5 wordt het volgende punt ingevoegd:

„5 bis.

Gewassen voor de productie van basiszaad en gecertificeerd zaad van hybriden van Hordeum vulgare door middel van de CMS-techniek:

a)

Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden:

Gewassen

Minimumafstand

Voor de productie van basiszaad

100 m

Voor de productie van gecertificeerd zaad

50 m

b)

Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de kenmerken van de kruisingspartners betreft.

Het gewas moet in het bijzonder voldoen aan de volgende normen:

i)

Het percentage aan planten die duidelijk rasafwijkend zijn, mag niet meer bedragen dan:

voor de gewassen voor de productie van basiszaad: 0,1 % voor de instandhouder en de hersteller en 0,2 % voor de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS);

voor de gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad: 0,3 % voor de hersteller en de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) en 0,5 % voor het geval de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) een enkele hybride is.

ii)

De mannelijke steriliteit van de vrouwelijke kruisingspartner bedraagt ten minste:

99,7 % voor gewassen voor de productie van basiszaad;

99,5 % voor gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad.

iii)

De eisen van de punten i) en ii) worden via officiële nacontroles onderzocht.

c)

Gecertificeerd zaad mag in gemengde teelt worden geproduceerd van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de fertiliteit herstelt.”.

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1.C wordt vervangen door:

„C.   Hybriden van Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta en zelfbestuivende xTriticosecale.

De minimale raszuiverheid van zaad van de categorie „gecertificeerd zaad” moet 90 % bedragen.

Voor Hordeum vulgare die met CMS is geproduceerd, bedraagt deze 85 %. Andere onzuiverheden dan de hersteller mogen niet meer dan 2 % bedragen.

De minimale raszuiverheid wordt gecontroleerd via officiële nacontroles op een adequaat gedeelte van de zaadmonsters.”;

b)

de titel van bijlage II, punt 1.E, wordt vervangen door:

„E.   

Hybriden van Secale cereale en CMS-hybriden van Hordeum vulgare ”.


BESLUITEN

30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/146


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/1956 VAN DE RAAD

van 26 oktober 2015

houdende vaststelling van de datum van inwerkingtreding van Besluit 2008/633/JBZ over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit 2008/633/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten (1), en met name artikel 18, lid 2,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Besluit 2008/633/JBZ is bepaald dat het van toepassing wordt vanaf een datum die door de Raad wordt bepaald zodra de Commissie aan de Raad heeft meegedeeld dat Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) in werking is getreden en volledig van toepassing is.

(2)

De Commissie heeft de Raad bij brief van 2 juli 2013 meegedeeld dat Verordening (EG) nr. 767/2008 in werking was getreden en volledig van toepassing was sinds 27 september 2011.

(3)

Er is voldaan aan de voorwaarden om een aanvang te maken met de uitoefening door de Raad van zijn uitvoeringsbevoegdheden krachtens Besluit 2008/633/JBZ; er dient derhalve een uitvoeringsbesluit te worden vastgesteld om de datum van inwerkingtreding van Besluit 2008/633/JBZ vast te stellen.

(4)

Dit besluit vervangt Besluit 2013/392/EU van de Raad (3) dat door een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie („het Hof”) (4) nietig is verklaard. Bij dat arrest handhaaft het Hof de gevolgen van Besluit 2013/392/EU totdat een nieuwe handeling ter vervanging van het besluit in werking is getreden. Vanaf de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit houdt Besluit 2013/392/EU derhalve op gevolgen te hebben.

(5)

Om te zorgen voor de continuïteit van de toegangsrechten voor raadpleging van het VIS door de aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten, moet de datum van inwerkingtreding van Besluit 2008/633/JBZ worden gehandhaafd, zoals vastgesteld in artikel 1 van Besluit 2013/392/EU.

(6)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5), die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (6).

(7)

Wat Zwitserland betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7), die vallen binnen het gebied bedoeld in artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (8).

(8)

Wat Liechtenstein betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen binnen het gebied bedoeld in artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (10).

(9)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor noch van toepassing is op deze lidstaat. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad dit besluit heeft vastgesteld, of het dit besluit in nationale wetgeving zal omzetten.

(10)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (11). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor noch van toepassing is op deze lidstaat.

(11)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (12). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor noch van toepassing is op deze lidstaat.

(12)

Dit besluit mag niet van invloed zijn op de lidstaten te welker aanzien Verordening (EG) nr. 767/2008 nog niet in werking is getreden. In het bijzonder mag het niet van invloed zijn op de toepassing van artikel 6 van Besluit 2008/633/JBZ ten aanzien van die lidstaten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2008/633/JBZ is van toepassing met ingang van 1 september 2013, zoals bepaald in artikel 1 van Besluit 2013/392/EU.

Artikel 2

Besluit 2013/392/EU houdt op gevolgen te hebben vanaf 31 oktober 2015, onverminderd de datum van toepassing van Besluit 2008/633/JBZ, als bepaald in artikel 1 van Besluit 2013/392/EU.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 26 oktober 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

C. DIESCHBOURG


(1)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 129.

(2)  Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).

(3)  Besluit 2013/392/EU van de Raad van 22 juli 2013 houdende vaststelling van de datum van inwerkingtreding van Besluit 2008/633/JBZ over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten (PB L 198 van 23.7.2013, blz. 45).

(4)  Arrest van het Hof van Justitie van 16 april 2015, Parlement/Raad, zaak C-540/13, ECLI:EU:C:2015:224.

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(6)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(7)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(8)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(9)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(10)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).

(11)  Besluit 2000/365/EG van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(12)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).


30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/149


BESLUIT (GBVB) 2015/1957 VAN DE RAAD

van 29 oktober 2015

tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 oktober 2012 heeft de Raad Besluit 2012/642/GBVB vastgesteld (1).

(2)

Op basis van een evaluatie van Besluit 2012/642/GBVB moeten de beperkende maatregelen tegen Belarus worden verlengd tot en met 29 februari 2016.

(3)

De informatie over bepaalde personen en entiteiten op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in de bijlage bij Besluit 2012/642/GBVB moet worden geactualiseerd.

(4)

Op grond van het arrest van het Gerecht van 6 oktober 2015 in zaak T-276/12, Y. Chyzh e.a./Raad  (2) zijn er niet langer redenen om vier entiteiten te handhaven op de lijst van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen, zoals vermeld in de bijlage bij Besluit 2012/642/GBVB.

(5)

Voorts is de Raad van oordeel dat de beperkende maatregelen jegens bepaalde personen en entiteiten die zijn aangewezen op grond van Besluit 2012/642/GBVB moeten worden geschorst tot en met 29 februari 2016.

(6)

Besluit 2012/642/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2012/642/GBVB van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

1.   Dit besluit is van toepassing tot en met 29 februari 2016.

2.   De maatregelen in artikel 3, lid 1, en in artikel 4, voor zover van toepassing op de personen en entiteiten in bijlage II, worden tot en met 29 februari 2016 geschorst.

3.   Het besluit wordt voortdurend geëvalueerd en zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.”.

2)

De bijlage bij Besluit 2012/642/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit, en het woord „bijlage” wordt in het gehele Besluit 2012/642/GBVB vervangen door „bijlage I”, behalve in artikel 6, lid 1, waar de woorden „de bijlage” worden vervangen door de woorden „bijlagen I en II”;

3)

De tekst van bijlage II bij dit besluit wordt als bijlage II bij Besluit 2012/642/GBVB gevoegd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ASSELBORN


(1)  Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1).

(2)  Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 6 oktober 2015. Yury Aleksandrovich Chyzh/Raad, T-276/12, ECLI:EU:T:2015:748 (nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie).


BIJLAGE I

I.

De volgende entiteiten worden geschrapt van de lijst in deel B (Entiteiten) van de bijlage bij Besluit 2012/642/GBVB:

8.

LLC Triple Metal Trade

10.

JV LLC Triple-Techno

18.

MSSFC Logoysk

19.

Triple-Agro ACC

II.

De vermeldingen voor de volgende personen in deel A van de bijlage bij Besluit 2012/642/GBVB worden vervangen door de onderstaande vermeldingen:

 

Naam

Engelse transcriptie van Belarussische spelling

Engelse transcriptie van Russische spelling

Naam

(Belarussische spelling)

Naam

(Russische spelling)

Informatie ter identificatie

Redenen voor plaatsing op de lijst

4.

Alinikau Siarhei Aliaksandravich (Alinikau Siarhey Alyaksandravich) Aleinikov Sergei Aleksandrovich

АЛИНИКАЎ, Сяргей Аляксандравич

АЛEЙНИКOВ, Сергей Aлександрович

Adres:

Исправительное учреждение „Исправительная колония № 17” управления Департамента исполнения наказаний МВД Республики Беларусь по Могилевской области, г. Шклов, Могилевская область

Majoor, hoofd van een operationele eenheid van strafkolonie IK-17 in Shklov. Hij heeft politieke gevangenen onder druk gezet door hun het recht op correspondentie en vergadering te ontzeggen. Hij heeft het bevel gegeven hen aan een strenger strafregime te onderwerpen en hen te fouilleren. Hij heeft bedreigingen tegen hen geuit om bekentenissen af te dwingen. Hij was rechtstreeks verantwoordelijk voor het schenden van de mensenrechten van politieke gevangenen en activisten van de oppositie in 2011-2012, doordat hij buitensporig geweld tegen hen heeft gebruikt. Zijn optreden vormde een directe schending van de internationale verbintenissen van Belarus op mensenrechtengebied.

7.

Ananich, Liliia Stanislavauna

(Ananich, Lilia Stanislavauna; Ananich, Liliya Stanislavauna)

Ananich, Liliia Stanislavovna

(Ananich, Lilia Stanislavovna; Ananich, Liliya Stanislavovna)

АНАНIЧ, Лiлiя Станiславаўна

АНАНИЧ, Лилия Станиславовна

Geboortedatum: 1960

Geboorteplaats: Leonovo, district Borisov, regio Minsk

ID: 4020160A013PB7

Adres:

220004, г. Минск, пр. Победителей, 11 Министерствo информации Belarus

Sinds 30.6.2014 minister van Informatie, voormalig eerste viceminister van Informatie. Zij speelt sedert 2003 een belangrijke rol bij de verspreiding van overheidspropaganda, die de repressie van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld uitlokt, steunt en rechtvaardigt, alsmede bij de afschaffing van de vrijheid van de media. Van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld wordt stelselmatig een negatief en denigrerend beeld gegeven door het verspreiden van valse informatie.

10.

Atabekau, Khazalbek Bakhtibekavich

Atabekov Khazalbek Bakhtibekovich

АТАБЕКАЎ, Хазалбек Бактiбекавiч

АТАБЕКОВ, Хазалбек Баxтибекович (АТАБЕКОВ, Кхазалбек Баxтибекович)

Adres:

Главное Управление Командующего Внутренними Войсками

220028, г. Минск, ул.Маяковского, 97

Kolonel, plaatsvervangend hoofd van de afdeling gevechtstraining van de troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, voormalig bevelhebber van een speciale brigade van de troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in de voorstad Uruchie van Minsk. Hij stond aan het hoofd van zijn eenheid tijdens het neerslaan van de protestbetoging na afloop van de verkiezingen op 19 december 2010 in Minsk, waar buitensporig geweld is gebruikt. Zijn optreden vormde een directe schending van de internationale verbintenissen van Belarus op mensenrechtengebied.

11.

Badak Ala Mikalaeuna

Bodak Alla Nikolaevna

БАДАК, Ала Мiкалаеўна

БОДАК, Алла Николаевна

Geboortedatum: 30.8.1967

Paspoortnummer: SP0013023

Adres:

220004, г.Минск, ул. Коллекторная, 10 Министерство юстиции

(10 Kollektornaya str.)

BELARUS

Viceminister van Justitie, belast met het toezicht en de controle op de Orde van advocaten, voorheen belast met de juridische ondersteuning van de instellingen die wet- en regelgeving opstellen.

Zij was verantwoordelijk voor de rol en het optreden van het Ministerie van Justitie en de rechterlijke macht van Belarus, die belangrijke instrumenten zijn voor de repressie van de bevolking, door de opstelling van wetten die het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie aan banden leggen.

12.

Bakhmatau, Ihar Andreevich

Bakhmatov, Igor Andreevich

БАХМАТАЎ, Irap Андрэевiч

БАХМАТОВ, Игорь Андреевич

 

Was actief betrokken bij de repressie van het maatschappelijk middenveld in Belarus. Als voormalig plaatsvervangend hoofd van de KGB, belast met personeelszaken en de organisatie van hun werkzaamheden, was hij verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. Maakt sedert mei 2012 opnieuw deel uit van de reservetroepen.

16.

Barovski Aliaksandr Genadzevich

Borovski Aleksandr Gennadievich

БАРОЎСКI, Аляксандр Генадзевiч

БОРОВСКИЙ, Александр Геннадиевич

Adres:

Прокуратура Октябрьского района220039 г.Минск, ул.Авакяна, 32

Plaatsvervangend aanklager bij de rechtbank van het district Oktiabrski (Kastrichnitski) van Minsk. Hij heeft de zaak tegen Pavel Vinogradov, Dmitri Drozd, Ales Kirkjevich en Vladimir Homichenko behandeld. De door hem aangevoerde beschuldiging was duidelijk politiek geïnspireerd en vormde een flagrante inbreuk op het Wetboek van Strafvordering. De aanklacht was gebaseerd op een verkeerde classificatie van de gebeurtenissen van 19 december 2010 en niet gestaafd door bewijsmateriaal, bewijsstukken of getuigenissen.

17.

Barsukou, Aliaksandr Piatrovich

Barsukov, Aleksandr Petrovich

БАРСУКОЎ, Аляксандр Пятровiч

БАРСУКОВ, Александр Петрович

Geboortedatum: 29.4.1965

Adres:

Беларусь, 220007 г. Минск, переулок Добромысленский, 5

ГУВД Минского Горисполкома

Generaal, hoofd van de politie van Minsk. Sedert zijn benoeming tot hoofd van de politie van Minsk, op 21 oktober 2011, werd onder zijn bevel hardhandig opgetreden tegen ongeveer een dozijn vreedzame demonstranten in Minsk; deze werden later veroordeeld wegens het overtreden van de wet op massa-evenementen. Gedurende verscheidene jaren voerde hij het bevel tijdens het politie-optreden tegen de straatprotesten van de oppositie.

22.

Bileichyk, Aliaksandr Uladzimiravich Bileichik, Aleksandr Vladimirovich (Bileychik, Aleksandr Vladimirovich)

БIЛЕЙЧЫК, Аляксандр Уладзiмiравiч

БИЛЕЙЧИК, Александр Владимирович

Geboortedatum: 1964

Voormalig eerste viceminister van Justitie (tot december 2014), belast met de gerechtelijke diensten, de burgerlijke stand en de notariële diensten. Hij is onder meer bevoegd voor het toezicht en de controle op de Orde van advocaten. Hij heeft actief meegewerkt aan het bijna stelselmatig royeren van advocaten die politieke gevangenen hadden verdedigd.

25.

Bulash, Ala Biukbalauna

Bulash, Alla Biukbalovna

БУЛАШ, Ала Бюкбалаўнa

БУЛАШ, Алла Бюкбаловнa

 

Voormalig vicepresident van de rechtbank van het district Kastrichnitski van Minsk belast met strafzaken en voormalig rechter van de rechtbank van het district Oktiabrski (Kastrichnitski) van Minsk. Zij was belast met de zaak tegen Pavel Vinogradov, Dmitri Drozd, Ales Kirkjevich, Andrei Protasenia en Vladimir Homitsjenko. De manier waarop zij het proces voerde, was duidelijk in strijd met het Wetboek van Strafvordering. Zij stond toe dat er bewijsmateriaal en getuigenverklaringen werden gebruikt die niets met de beklaagden te maken hadden.

28.

Busko, Ihar Iauhenavich (Busko, Ihar Yauhenavich Busko, Igor Evgenievich (Busko, Igor Yevgenyevich)

БУСЬКО, Irap Яўгенавiч

БУСЬКО, Игорь Евгеньевич

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Adjunct-hoofd van de KGB, voormalig hoofd van de KGB van de regio Brest. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in de regio Brest en in Belarus.

31.

Charkas, Tatsiana Stanislavauna

(Cherkas, Tatsiana Stanislavauna)

Cherkas, Tatiana Stanislavovna

ЧАРКАС, (ЧЭРКАС) Таццяна Станiславаўна

ЧЕРКАС, Татьяна Станиславовна

Adres:

Суд Партизанского района г. Минска

220027, г. Минск, ул. Семашко, 33

President van de rechtbank van het district Partizanski van Minsk, voormalig vicepresident van de rechtbank van het district Frunzenski van Minsk, voormalig rechter bij de rechtbank van het district Frunzenski van de stad Minsk, behandelt de zaken van de betogers Aleksandr Otroshchenkov (veroordeeld tot 4 jaar opsluiting onder een streng gevangenisregime), Aleksandr Molchanov (3 jaar) en Dmitri Novik (3,5 jaar opsluiting onder een streng gevangenisregime). Verantwoordelijk voor de uitvoering van de politiek gemotiveerde administratieve en strafrechtelijke sancties tegen vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

38.

Davydzka, Henadz Branislavavich

Davydko, Gennadi Bronislavovich

ДАВИДЗЬКА, Генадзь Бранiслававiч

ДАВЫДЬКО, Геннадий Брониславович

Geboortedatum: 29.9.1955, Senno, regio Vitebsk.

Adres:

Белтеле-радиокомпания,

ул. Макаенка, 9, Минск, 220807, Беларусь

President van de openbare omroep sinds 28 december 2010. Beschrijft zichzelf als een autoritaire democraat. Was verantwoordelijk voor het verspreiden van overheidspropaganda op de televisie. Het betreft propaganda waarin de repressie van de democratische oppositie en van het maatschappelijk middenveld in de nasleep van de verkiezingen in december 2010 worden gesteund en gerechtvaardigd. Van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld wordt stelselmatig een negatief en denigrerend beeld gegeven door het verspreiden van valse informatie.

40.

Dysko, Henadz Iosifavich

Dysko, Gennadi Iosifovich

ДЫСКО, Генадзь Iосiфавiч

ДЫСКО, Генадий Иосифович

Geboortedatum: 22.3.1964

Geboorteplaats: Oshmiany, regio Hrodna

Adres:

210601 г.Витебск, ул. Жесткова, 14а

(ul. Zhestkova, 14a Vitebsk)

Sinds oktober 2006 hoofdprocureur van de regio Vitebsk. Verantwoordelijk voor de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld na de verkiezingen van december 2010. Was onder meer verantwoordelijk voor de zaken tegen Siarhei Kavalenka en Andrei Haidukow.

41.

Dzemiantsei, Vasil Ivanavich (Dzemyantsey, Vasil Ivanovich)

Dementei, Vasili Ivanovich

(Dementey, Vasili Ivanovich)

ДЗЕМЯНЦЕЙ, Васiль Iванавiч

ДЕМЕНТЕЙ, Василий Иванович

Geboortedatum: 20.9.1954

Geboorteplaats: District Chashniki, regio Vitebsk

ID: 3200954E045PB4

Adres:

Гродненская региональная таможня

230003, г. Гродно, ул. Карского, 53

Hoofd van de regionale douanecommissie van Hrodna, voormalig eerste vicevoorzitter van de KGB (2005-2007), voormalig adjunct-hoofd van de douanecommissie van de Staat (2007-2011).

Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, met name in 2006-2007.

42.

Dziadkou, Leanid Mikalaevich

Dedkov, Leonid Nikolaevich

ДЗЯДКОЎ, Леанiд Мiкалаевiч

ДЕДКОВ, Леонид Николаевич

Geboortedatum: 10.1964

ID: 3271064M000PB3

Voormalig adjunct-hoofd van de KGB (2010-juli 2013), verantwoordelijk voor de dienst buitenlandse inlichtingen. Hij is mede verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

48.

Halavanau, Viktar Ryhoravich

Golovanov, Viktor Grigorievich

ГАЛАВАНАЎ, Biктap Pыгopaвiч

ГОЛОВАНОВ, Виктор Григорьевич

Geboortedatum: 15.12.1952, Borisov

Adres:

ul. Oktyabrskaya, 5

Minsk

Rector van het private „Belarussische Instituut voor rechtsgeleerdheid”. Hij is voormalig minister van Justitie; zijn diensten hebben wetten opgesteld die het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie aan banden leggen. Hij heeft tevens de registratie van ngo's en politieke partijen geweigerd of ingetrokken en hij heeft de onwettige handelingen van de veiligheidsdiensten jegens de bevolking door de vingers gezien.

50.

Herasimenka, Henadz Anatolievich Gerasimenko, Gennadi Anatolievich

ГЕРАСIМЕНКА, Генадзь Анатольевiч

ГЕРАСИМЕНКО, Геннадий Анатольевич

Adres:

„Институт национальной безопасности Республики Беларусь”

220034, г.Минск, ул.З.Бядули, 2

Plaatsvervangend hoofd van het Instituut voor de Nationale Veiligheid (KGB-school) en voormalig hoofd van de KGB van het district Vitebsk.

Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in de regio Vitebsk.

54.

Hrachova, Liudmila Andreeuna

(Hrachova, Lyudmila Andreyeuna)

Gracheva, Liudmila Andreevna

(Grachova, Lyudmila Andreyevna;

Grachiova, Ludmila Andreevna)

ГРАЧОВА, Людмiла Андрэеўна

ГРАЧЕВА, Людмила Андреевна

Adres:

Суд Ленинского района города Минска

ул. Семашко, 33

220027, г. Минск

Voormalig rechter bij en vicepresident van de rechtbank van Minsk, district Leninski. Zij behandelde de zaak van de voormalige presidentskandidaten Nikolai Statkevich en Dmitri Uss, en van de politieke en maatschappelijke activisten Andrei Pozniak, Aleksandr Klaskovski, Aleksandr Kvetkevich, Artiom Gribkov en Dmitri Bulanov. De manier waarop zij het proces voerde, was duidelijk in strijd met het Wetboek van Strafvordering. Zij stond toe dat er bewijsmateriaal en getuigenverklaringen werden gebruikt die niets met de beklaagden te maken hadden.

55.

Hureeu Siarhei Viktaravich

(Hureyeu Siarhey Viktaravich)

Gureev Sergei Viktorovich,

(Gureyev Sergey Viktorovich)

ГУРЭЕЎ, Сяргей Biктapaвiч

ГУРЕЕВ, Сергей Викторович

 

Is actief betrokken geweest bij de repressie van het maatschappelijk middenveld in Belarus. Als voormalig viceminister van Binnenlandse Zaken en hoofd preliminaire onderzoeken was hij verantwoordelijk voor de gewelddadige onderdrukking van protesten en voor schendingen van de mensenrechten in het kader van de onderzoeksprocedures betreffende de verkiezingen van december 2010. Maakt sedert februari 2012 deel uit van de reservetroepen. Is daar op dit ogenblik generaal.

60.

Iaruta, Viktar Heorhevich

(Yaruta, Viktar Heorhevich) Iaruta, Viktor Gueorguievich (Yaruta, Viktor Gueorguievich)

ЯРУТА, Вiктар Георгіевіч

ЯРУТА, Виктор Георгиевич

 

Hoofd van afdeling Staatscommunicatie van de KGB. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

61.

Iasianovich, Leanid Stanislavavich (Yasianovich, Leanid Stanislavavich)

Iasenovich, Leonid Stanislavovich (Yasenovich, Leonid Stanislavovich)

ЯСЯНОВIЧ, Леанiд Станiслававiч

ЯСЕНОВИЧ, Леонид Станиславович

Geboortedatum: 26.11.1961

Geboorteplaats: Buchani, district Vitebsk

Adres:

Glavnoye Upravlenie Yustitsy Mingorispolkoma

220030 Minsk

Prospekt Nezavisimosti 8

Paspoortnummer: MP0515811

Eerste plaatsvervangend hoofd van de afdeling Justitie bij de administratie van de stad Minsk. Voormalig vicepresident van de centrale districtrechtbank van Minsk, voormalig rechter bij de centrale districtrechtbank van Minsk. Op 6 augustus 2006 heeft hij de maatschappelijke activisten van het burgerinitiatief „Partnerschap” veroordeeld tot een gevangenisstraf omdat zij hadden toegezien op het correcte verloop van de presidentsverkiezingen in 2006. Nikolai Astreiko werd veroordeeld tot 2 jaar gevangenis, Timofei Dranchuk tot 1 jaar, Aleksandr Shalaiko en Enira Bronitskaya tot zes maanden. In 2007, 2010, 2011 en 2012 heeft hij verscheidene activisten tot een aantal dagen gevangenisstraf veroordeeld; met name heeft hij op 20 december 2010 Andrei Luhin, Serhey Krauchanka en Stanislau Fedorau tot 10 dagen gevangenisstraf en Volha Chernyk tot 12 dagen gevangenisstraf veroordeeld. Op 21 december 2010 heeft hij Mykalai Dzemidenka tot 15 dagen gevangenisstraf veroordeeld. Op 20 december 2011 heeft hij twee activisten die hadden deelgenomen aan een actie voor de verjaardag van de gebeurtenissen van 19 december 2010, Vassil Parfenkau en Siarhey Pavel, respectievelijk tot 15 en 12 dagen gevangenisstraf veroordeeld.

Op 6 september 2012 heeft hij Aliaksey Tseply tot 5 dagen gevangenisstraf veroordeeld op beschuldiging van verzet tegen een politieman, terwijl hij een oppositiekrant aan het uitdelen was in het centrum van Minsk.

De wijze waarop hij de processen heeft gevoerd, vormde een duidelijke inbreuk op het Wetboek van Strafvordering.

62.

Iauseev, Ihar Uladzimiravich

(Yauseev, Ihar Uladzimiravich; Yauseyev, Ihar Uladzimiravich)

Evseev, Igor Vladimirovich (Yevseev, Igor Vladimirovich; Yevseyev, Igor Vladimirovich)

ЯЎСЕЕЎ, Irap Уладзiмiравiч

ЕВСЕЕВ, Игорь Владимирович

Geboortedatum: 1968

Adres:

Minsk 220073 Kalvariiskaya 29

Hoofd van de regionale politie van Minsk (sinds maart of april 2015), voormalig hoofd van de regionale politie van Vitebsk, politiegeneraal (sinds 2013). Voormalig plaatsvervangend hoofd van de politie van Minsk en hoofd van het interventieteam voor oproerbestrijding (OMON). Hij voerde het bevel over de troepen die de vreedzame demonstratie op 19 december 2010 hebben neergeslagen en heeft persoonlijk deelgenomen aan de wreedheden, waarvoor hij in februari 2011 een onderscheiding en een aanbevelingsbrief van president Loekasjenko heeft gekregen. In 2011 stond hij tevens aan het hoofd van de troepen die verscheidene andere protesten van politieke activisten en vreedzame burgers in Minsk hebben onderdrukt.

63.

Ihnatovich-Mishneva, Liudmila

Ignatovich-Mishneva, Liudmila

IГНАТОВIЧ-МIШНЕВА Людмiла

ИГНАТОВИЧ-МИШНЕВА Людмила

 

Aanklager in Minsk die in 2011 de verwerping van het beroep tegen de veroordeling van Dmitri Dashkevich en Eduard Lobov, activisten van het Molodoi Front (Jong Front), heeft behandeld. Het proces was flagrant in strijd met het Wetboek van Strafvordering.

66.

Kachanau Uladzimir Uladzimiravich Kachanov Vladimir Vladimirovich

КАЧАНАУ, Уладзiмiр Уладзiмiравiч

КАЧАНОВ, Владимир Владимирович

Adres:

220004, г.Минск, ул. Коллекторная, 10 Министерство юстиции

(10 Kollektornaya Str.)

BELARUS

Assistent/adviseur van de minister van Justitie. Als assistent van de minister van Justitie was hij mede verantwoordelijk voor de rol en het optreden van het Ministerie van Justitie en de rechterlijke macht van Belarus door het opstellen van wetten die het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie aan banden leggen, door toezicht uit te oefenen op het werk van rechters en officieren van justitie, door het weigeren of nalaten van de registratie van ngo's en politieke partijen, door besluiten te nemen ten detrimente van advocaten die politieke gevangenen verdedigen alsmede door onrechtmatige daden van de veiligheidsdiensten jegens de bevolking bewust door de vingers te zien.

67.

Kadzin, Raman Viktaravich

Kadin, Roman Viktorovich

КАДЗIН, Раман Вiктаравiч

КАДИН, Роман Викторович

Geboortedatum: 17.7.1977

Huidig paspoort: MP3260350

Commandant verantwoordelijk voor de wapens en technische uitrusting van de gemotoriseerde patrouilledienst.

In februari 2011 ontving hij een onderscheiding en een schriftelijke erkentelijkheidsbetuiging van president Loekasjenko wegens zijn actieve deelname aan en de uitvoering van orders tijdens de onderdrukking van de betogingen van 19 december 2010.

68.

Kakunin, Aliaksandr Aliaksandravich

(Kakunin, Aliaxandr Aliaxandravich)

Kakunin, Aleksandr Aleksandravich

(Kakunin, Alexandr Alexandrovich)

Alexander Aleksandrovich Kakunin

Alexander Aleksandrovich Kakunin

(Александр Александрович Какунин, Аляксандр, Аляксандровіч Какунін)

КАКУНИН Александр Александрович

КАКУНІН Аляксандр, Аляксандровіч

Adres:

Исправительная колония № 2

213800, г. Бобруйск, ул. Сикорского, 1

Hoofd van de strafkolonie IK-2 in Bobruisk, verantwoordelijk voor de onmenselijke behandeling van de politieke gevangenen A. Sannikau en A. Beliatski in strafkolonie IK-2 in Bobruisk. Activisten van de oppositie werden gemarteld, kregen geen toegang tot een advocaat en werden in de strafkolonie onder zijn toezicht in eenzame opsluiting geplaatst. Kakunin heeft A. Beliatski en A. Sannikau onder druk gezet om een gratieverzoek te ondertekenen.

69.

Kalach, Uladzimir Viktaravich

Kalach, Vladimir Viktorovich

КАЛАЧ, Уладзiмiр Вiктаравiч

КАЛАЧ, Владимир Викторович

 

Hoofd van de KGB van de regio en de stad Minsk en voormalig plaatsvervangend hoofd van de KGB voor Minsk. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in Minsk.

73.

Kanapliou, Uladzimir Mikalaevich

Konoplev, Vladimir Nikolaevich

КАНАПЛЕЎ, Уладзiмiр Мiкалаевiч

КОНОПЛЕВ, Владимир Николаевич

Geboortedatum: 3.1.1954

Geboorteplaats: Akulintsi, regio Mohilev

ID: 3030154A124PB9

Adres:

220114, Filimonova Str., 55/2, Minsk, Belarus 220020

Hij heeft nauwe banden met president Loekasjenko, met wie hij nauw heeft samengewerkt in de jaren '80 en vooral de jaren '90. Adjunct-hoofd van het nationaal Olympisch Comité (het hoofd is Alexander Loekasjenko). Hoofd van de Handball Federation, herkozen in 2014. Voormalig voorzitter van het lagerhuis. Hij was een van de voornaamste actoren van de frauduleuze presidentsverkiezingen in 2006.

80.

Kazheunikau Andrey Kozhevnikov Andrey

КАЖЭЎНIКАЎ, Андрэйу

КОЖЕВНИКОВ, Андрей

 

Hoofd van de onderzoekscommissie van het district Oktiabrsky in Minsk, voormalig openbaar aanklager in de zaak tegen de voormalige presidentskandidaten Vladimir Neklyaev, Vitaly Rimashevski, leden van Neklyaev's campagneteam, Andrei Dmitriev, Aleksandr Feduta en Sergei Vozniak, en vicevoorzitter van Jong Front Anastasia Polozhanka. De door hem aangevoerde beschuldiging was duidelijk politiek geïnspireerd en flagrant in strijd met het Wetboek van Strafvordering. De aanklacht was gebaseerd op een verkeerde classificatie van de gebeurtenissen van 19 december 2010 en niet gestaafd door bewijsmateriaal, bewijsstukken of getuigenissen.

83.

Kharyton, Aliaksandr Khariton, Aleksandr

ХАРЫТОН, Аляксандр

ХАРИТОН, Александр

Adres:

220004, г.Минск, ул. Коллекторная, 10 Министерство юстиции

(10 Kollektornaya Str.)

BELARUS

Hoofdadviseur van de afdeling Sociale organisaties, sociale partners en ngo's van het Ministerie van Justitie. Hij heeft vanaf 2001 actief deelgenomen aan de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, door persoonlijk de registratie van ngo's en politieke partijen te weigeren, hetgeen in vele gevallen tot hun afschaffing heeft geleid.

89.

Kisialiou, Anatol Siamionavich

Kiselev, Anatoli Semenovich

(Kiselyov, Anatoli Semyonovich)

КИСЯЛЕЎ, Анатоль Сяменавiч

КИСЕЛЕВ, Анатолий Семенович

Adres:

Брестский областной комитет профсоюза работников государственных учреждений

224005, г. Брест,

ул. К. Маркса, 19

Voormalig hoofd van de regionale kiescommissie van de regio Brest voor de presidentsverkiezingen van 2010. Hoofd van de regionale kiescommissie van de regio Brest voor de lokale verkiezingen in maart 2014. Hoofd van de regionale vakbondsorganisatie, die het regime gunstig gezind is. Als voorzitter van deze regionale kiescommissie was hij verantwoordelijk voor de schending van internationale verkiezingsnormen tijdens de presidentsverkiezingen op 19 december 2010 en voor de vervalsing van de lokale verkiezingen van maart 2014 in de regio Brest.

94.

Kornau, Uladzimir Uladzimiravich

Kornov, Vladimir Vladimirovich

КОРНАЎ, Уладзiмiр Уладзiмiравiч

КОРНОВ, Владимир Владимирович

Adres:

Суд Советского района г. Минска

220113, г. Минск, Логойский тракт, 3

Hoofd van de rechtbank van het district Sovetski in Minsk, voormalig rechter bij de hoofdstedelijke rechtbank van Minsk, die de verwerping van het beroep van Byalyatski heeft toegestaan. Byalyatski was actief in het verdedigen van en het verlenen van bijstand aan personen die het slachtoffer waren van de repressie waarmee de verkiezingen van 19 december 2010 gepaard gingen en bij het politie-optreden tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

95.

Korzh, Ivan Aliakseevich

Korzh, Ivan Alekseevich

КОРЖ, Iван Аляксеевiч

КОРЖ, Иван Алексеевич

Adres:

Opleidingscentrum van de KGB Бядули 2, 220034, Минск

Generaal-majoor, hoofd van het opleidingscentrum van de KGB, voormalig hoofd van de KGB van de regio Hrodna. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in de regio Hrodna.

101.

Kryshtapovich, Leu Eustafievich

(Kryshtapovich, Leu Yeustafievich)

Krishtapovich, Lev Evstafievich

(Krishtapovich, Lev Yevstafievich)

КРЫШТАПОВIЧ, Леў Еўстафьевiч

КРИШТАПОВИЧ, Лев Евстафьевич

Geboortedatum: 1949

Geboorteplaats: Pekalin, disctrict Smolevichi, regio Minsk

Adres:

Научно-исследовательский отдел Белорусского государственного университета культуры

Minsk

Hoofd van de dienst wetenschappelijk onderzoek van de Staatsuniversiteit voor kunst en cultuur (sinds september 2014). Voormalig adjunct-directeur van het Informatie- en Analysecentrum van het kabinet van de president, dat als een van de voornaamste bronnen van staatspropaganda fungeert, waarmee de repressie van de democratische oppositie en van het maatschappelijk middenveld gesteund en gerechtvaardigd wordt.

104.

Kuliashou, Anatol Nilavich

Kuleshov, Anatoli Nilovich

КУЛЯШОЎ, Анатоль Нiлавiч

КУЛЕШОВ, Анатолий Нилович

Geboortedatum: 25.7.1959

Geboorteplaats: Ali-Bairamly, Azerbaijan

ID: 3250759A066PB3

Adres:

220030 Minsk, K. Marx st. 3

Adviseur bij het departement voor de strijd tegen georganiseerde criminaliteit, terrorisme en drugs, samenwerking op het gebied van veiligheid en nieuwe uitdagingen en bedreigingen van het uitvoerend comité van het GOS. Is actief betrokken geweest bij de repressie van het maatschappelijk middenveld in Belarus. In zijn voormalige functie van minister van Binnenlandse Zaken voerde hij het bevel over de troepen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken die de vreedzame demonstraties op 19 december 2010 hard hebben neergeslagen, en was daar enigszins trots op. Maakt sedert januari 2012 deel uit van de reservetroepen.

105.

Kuzniatsou, Ihar Nikonavich

Kuznetsov, Igor Nikonovich

КУЗНЯЦОЎ, Irap Нiконaвiч

КУЗНЕЦОВ, Игорь Никонович

 

Generaal-majoor, hoofd van het opleidingscentrum van de KGB, voormalig hoofd van de KGB in de regio en de stad Minsk, naar de reservetroepen gestuurd. Als verantwoordelijke voor de instructie en opleiding van het KGB-personeel was hij verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de oppositie. In verband met zijn eerdere functies was hij belast met dezelfde repressieactiviteiten van de KGB in de stad Minsk en in de regio Minsk.

110.

Laptsionak, Ihar Mikalaevich

Laptionok, Igor Nikolaevich

ЛАПЦЕНАК, Irap Мiкалаевiч

ЛАПТЕНОК, Игорь Николаевич

Geboortedatum: 31.8.1947

Geboorteplaats: Minsk

Adres:

220034, г. Минск, ул. Фрунзе, 5

Lid van het bestuur van de Unie van schrijvers, die het regime gunstig gezind is. Zit achter de verspreiding van valse informatie via de door de staat gecontroleerde media. Als voormalig plaatsvervangend minister van Informatie speelde hij een belangrijke rol bij de verspreiding van overheidspropaganda, waarin de onderdrukking van de democratische oppositie en van het maatschappelijk middenveld wordt gesteund en gerechtvaardigd. Van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld wordt stelselmatig een negatief en denigrerend beeld gegeven door het verspreiden van valse en onjuiste informatie.

112.

Lazavik, Mikalai Ivanavich Lozovik, Nikolai Ivanovich

ЛАЗАВIК, Мiкалай Iванавiч

ЛОЗОВИК, Николай Иванович

Geboortedatum: 18.1.1951

Nevinyany, Minsk region (Невинянн Вилейского р-на Минской обл)

ID: 3180151H004PB2

Adres:

220010, г.Минск, ул.Советская, 11

Secretaris van de centrale kiescommissie van Belarus.

Sinds 2000 is hij een van de voornaamste betrokkenen bij de vervalsing van verkiezingsresultaten en fraude bij verkiezingen en referenda, met name in 2004, 2006, 2008, 2010, 2012 en 2014.

113.

Lemiashonak, Anatol Ivanavich

Lemeshenok, Anatoli Ivanovich

ЛЕМЯШОНАК, Анатоль Iванавiч

ЛЕМЕШЕНОК, Анатолий Иванович

Geboortedatum: 14.5.1947

Adres:

220013, г. Минск, ул. Б. Хмельницкого 10а

Voorzitter van de Belarussische Unie van journalisten, die het regime gunstig gezind is. Hoofdredacteur van „Respublika”, de krant van de Ministerraad. In die positie is hij een van de meest vooraanstaande en invloedrijke leden van de overheidspropagandamachine in de geschreven pers. Hij heeft de onderdrukking van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld, waarvan stelselmatig een negatief en denigrerend beeld wordt gegeven door het verspreiden van valse informatie, met name na de presidentsverkiezingen van 2010, gesteund en gerechtvaardigd.

116.

Liushtyk, Siarhei Anatolievich

(Lyushtyk, Siarhey Anatolyevich)

Liushtyk, Sergei Anatolievich

(Lyushtyk, Sergey Anatolyevich)

ЛЮШТЫК, Сяргей Анатольевiч

ЛЮШТЫК, Сергей Анатольевич

Adres:

Суд Первомайского района г. Минска

220012, г. Минск, ул. Толбухина, 9

Rechter bij de rechtbank van het district Pervomaiski in Minsk. Heeft in 2010-2011 aan de volgende vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld boetes of veroordelingen opgelegd wegens hun vreedzame protest: a) 14.7.2011, Struy Vitali, 10 eenheden op dagbasis (35 000 BLR); b) 4.7.2011, Shalamitski Paval, 10 dagen gevangenis; c) 20.12.2010, Sikirytskaya Tatsyana, 10 dagen gevangenis; d) 20.12.2010, Dranchuk Yuliya, 13 dagen gevangenis; e) 20.12.2010, Lapko Mikalay, 12 dagen gevangenis; f) 20.12.2010, Pramatoraw Vadzim, 12 dagen gevangenis.

Heeft herhaaldelijk gevangenisstraffen en hoge geldboetes opgelegd aan vreedzame demonstranten en was dus verantwoordelijk voor de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in Belarus. Op 24 juli 2012 heeft hij, zelfs na zijn opneming in de sanctielijst, een boete wegens opzettelijk „hooliganisme” opgelegd aan oppositieactivist Andrej Molchan, die door twee politieagenten zwaar was afgeranseld.

117.

Lomats, Zianon Kuzmich

Lomat, Zenon Kuzmich

ЛОМАЦЬ, Зянон Кузьмiч

ЛОМАТЬ, Зенон Кузьмич

Geboortedatum: 27.1.1944, Karabani, regio Minsk

Heeft de democratie in Belarus actief ondermijnd. In zijn vroegere functie van voorzitter van het staatscontrolecomité (tot 28 december 2010) was hij een van de belangrijkste betrokkenen in de zaak Ales Byalyatski, een van de meest prominente mensenrechtenactivisten, hoofd van het Belarussische Mensenrechtencentrum „Vyasna”, vice-voorzitter van de IFRM. A. Byalyatski was actief in het verdedigen van en het verlenen van bijstand aan personen die het slachtoffer waren van de repressie waarmee de verkiezingen van 19 december 2010 gepaard gingen en bij het onderdrukken van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in Belarus.

118.

Lapatka, Aliaksandr Aliaksandravich

(Lapatka, Aliaxandr Aliaxandravich)

Lopatko, Aleksandr Aleksandrovich

(Lopatko, Alexandr Alexandrovich)

ЛОПАТКО Александр Александрович

ЛАПАТКА Аляксандр Аляксандровіч

Adres:

Исправительная колония № 9

213410, г. Горки, ул. Добролюбова, 16

Hoofd van de strafkolonie IK-9 in Horki, verantwoordelijk voor de onmenselijke behandeling van D. Dashkevich, waaronder folteringen en ontzegging van de toegang tot vertegenwoordiging in rechte. Lopatko bekleedde een sleutelpositie in de strafkolonie waar Dashekevich vastzat en waar politieke gevangenen, waaronder Dashekevich, werden blootgesteld aan psychische druk, onder meer slaapdeprivatie en isoleercel.

119.

Lukashenka, Aliaksandr Ryhoravich Lukashenko, Aleksandr Grigorievich

ЛУКАШЭНКА, Аляксандр Pыгopaвiч

ЛУКАШЕНКО, Александр Григорьевич

Geboortedatum: 30.8.1954

Geboorteplaats: Kopys, district Vitebsk

Adres:

Резиденция Президента Республики Беларусь

г. Минск, ул.Кирова, д.43

President van de Republiek Belarus.

121.

Lukashenka, Viktar Aliaksandravich

Lukashenko, Viktor Aleksandrovich

ЛУКАШЭНКА, Biктap Аляксандравiч

ЛУКАШЕНКО, Виктор Александрович

Geboortedatum: 28.11.1975

Adres:

Администрация президента Республики Беларусь

220016, Минск, Маркса 38

Assistent van de president voor nationale veiligheidsaangelegenheden. In mei 2013 door zijn vader benoemd tot medetoezichthouder van de Belarussisch-Russische Commissie voor de export van kaliumcarbonaat. Als een van de nauwste medewerkers van zijn vader speelt hij een sleutelrol bij de uitvoering van de repressieve maatregelen tegen de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld. Als spilfiguur van de nationale veiligheidsraad was hij verantwoordelijk voor het coördineren van de repressieve maatregelen tegen de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld, en met name voor het neerslaan van de demonstratie van 19 december 2010.

122.

Lukomski, Aliaksandr Valiantsinavich Lukomski, Aleksandr Valentinovich

ЛУКОМСКI, Аляксандр Валянцiнавiч

ЛУКОМСКИЙ, Александр Валентинович

Geboortedatum: 12.8.1971

ID: 3120871A074PB7

Commandant van het speciale regiment van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de stad Minsk.

Hij voerde het bevel over de troepen die op 19 december 2010 een vreedzame demonstratie hebben neergeslagen, waarvoor hij een onderscheiding en een aanbevelingsbrief van president Loekasjenko heeft gekregen in februari 2011. In juni 2011 stond hij tevens aan het hoofd van troepen die vreedzame burgers in Minsk hebben onderdrukt. Op 7 mei 2014 heeft het regiment onzer zijn bevel een bijzondere erkenningsvlag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken ontvangen.

124.

Makei, Uladzimir Uladzimiravich

(Makey, Uladzimir Uladzimiravich)

Makei, Vladimir Vladimirovich

(Makey, Vladimir Vladimirovich)

МАКЕЙ, Уладзiмiр Уладзiмiравiч

МАКЕЙ, Владимир Владимирович

Geboortedatum: 5.8.1958

regio Hrodna

ID: 3050858A060PB5

Adres:

Ministerie van Buitenlandse Zaken

ул.Ленина, 19, Минск 220030

Minister van Buitenlandse Zaken, voormalig kabinetschef van de president.

Als kabinetschef van de president werd hij beschouwd als de op een na machtigste persoon van het regime; in die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor het organiseren van de frauduleuze verkiezingen in 2008 en 2010 en voor de daaropvolgende onderdrukking van vreedzame betogingen.

127.

Maslakou, Valery Anatolievich

Maslakov, Valeri Anatolievich

МАСЛАКОЎ, Валерый Анатольевiч

МАСЛАКОВ, Валерий Анатольевич

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Hoofd van de afdeling militaire contraspionage van de KGB. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

133.

Miklashevich, Piotr Piatrovich Miklashevich, Petr Petrovich

МIКЛАШЭВIЧ, Пётр Пятровiч

МИКЛАШЕВИЧ, Петр Петрович

Geboortedatum: 18.10.1954

Geboorteplaats: Kosuta, regio Minsk

Adres:

ul. Gvardeiskaya, 16-17

President van het Grondwettelijk Hof en voormalig procureur-generaal, die een actieve rol heeft gespeeld in de repressie van het maatschappelijk middenveld en van de democratische oppositie. In zijn voormalige hoedanigheid was hij een van de voornaamste betrokkenen bij de onderdrukking van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld van 2004 tot 2008. Sinds zijn benoeming in het Grondwettelijk Hof in 2008 heeft hij het repressieve beleid van het regime trouw uitgevoerd en heeft hij repressieve wetten geldig verklaard, zelfs indien deze inhoudelijk een schending van de Grondwet vormden.

135.

Morozau, Viktar Mikalaevich

Morozov, Viktor Nikolaevich

МАРОЗАЎ, Biктap Мiкалаевiч

МОРОЗОВ, Виктор Николаевич

Adres:

Прокуратурa Гродненской области

г.Гродно, 230012, ул.Доватора, 2а

Procureur van de regio Hrodna. Verantwoordelijk voor de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld na de verkiezingen van december 2010.

136.

Motyl, Tatsiana Iaraslavauna

(Motyl, Tatsiana Yaraslavauna)

Motyl, Tatiana Iaroslavovna (Motyl, Tatyana Yaroslavovna)

МОТЫЛЬ, Таццяна Яраславаўна

МОТЫЛЬ, Татьяна Ярославовна

Adres:

Суд Московского района г. Минска

220042, г. Минск, Проспект газеты „Правда”, 27

Rechter bij de rechtbank van het district Moskovski van de stad Minsk.

Zij was rechtstreeks betrokken bij de justitiële repressie van de vreedzame betogers op 19 december 2010. Op 10 januari 2011 heeft zij de activist van het Jong Front Yulian Misiukevich tot 12 dagen gevangenisstraf veroordeeld, en, respectievelijk op 21 januari 2011 en 31 januari 2011, de politiek activist Usevalad Shasharin en de maatschappelijk activist Tsimafei Atranschankau tot 9 dagen gevangenisstraf.

Ook heeft zij, respectievelijk op 27 december 2010 en op 20 januari 2011, de verdediger van de mensenrechten Mikhail Matskevich en de maatschappelijk activist Valer Siadou veroordeeld tot 10 en tot 12 dagen gevangenisstraf, wegens hun deelname aan een actie ter ondersteuning van politieke gevangenen. Ook was zij rechtstreeks betrokken bij de justitiële repressie van maatschappelijke activisten in 2011. Op 4 en 7 juli 2011 heeft zij Anton Glinisty en Andrei Ignatchyk veroordeeld tot 10 dagen gevangenisstraf. Tevens was zij rechtstreeks betrokken bij de repressie van de politieke activisten in 2012.

Op 22 februari 2012 heeft zij de prominente politieke activist Pavel Vinagradau tot 10 dagen gevangenisstraf veroordeeld; op 10 april 2012 heeft zij hem bovendien voor twee jaar onder preventief politietoezicht gesteld. Op 23 maart 2012 heeft zij de politieke activisten Mikhas Kostka en Anasatsia Shuleika van „Revolutie door middel van sociale netwerken” veroordeeld tot 5 dagen gevangenisstraf.

Op 21 april 2012 heeft zij laatstgenoemde opnieuw veroordeeld, nu tot 10 dagen gevangenisstraf.

Op 24, 25 en 26 mei 2012 heeft zij de activisten van Jong Front Uladzimir Yaromenak, Zmitser Kremenetski en Raman Vasiliev respectievelijk veroordeeld tot 10, 10 en 12 dagen gevangenisstraf.

Op 22 juni 2012 heeft zij de journalist Pavel Sverdlou, verbonden aan Euroradio, veroordeeld tot 15 dagen gevangenisstraf. Op 18 juli 2012 heeft zij de activiste Katsiarina Halitskaya tot 10 dagen gevangenisstraf veroordeeld. Op 8 en 9 november 2012 heeft zij de activisten van Jong Front Uladzimir Yaromenak en Raman Vasiliev nogmaals tot 15 dagen gevangenisstraf veroordeeld. Op 7 mei 2013 heeft zij de activist Aliaksandr Yarashevich tot 12 dagen gevangenisstraf veroordeeld. De manier waarop zij het proces voerde, was duidelijk in strijd met het Wetboek van Strafvordering. Zij stond toe dat er bewijsmateriaal en getuigenverklaringen werden gebruikt die niets met de beklaagden te maken hadden. Op 6 augustus 2014 veroordeelde zij de activist Oleg Korol tot 10 dagen administratieve hechtenis zonder hem tijdens het proces aan het woord te laten; in plaats daarvan verklaarde zij: „Ik weet dat u schuld bekent”.

137.

Navumau, Uladzimir Uladzimiravich

Naumov, Vladimir Vladimirovich

НАВУМАЎ, Уладзiмiр Уладзiмiравiч

НАУМОВ, Владимир Владимирович

Geboortedatum: 7.2.1956

Geboorteplaats: Smolensk (Rusland)

Heeft geen actie ondernomen om de onopgeloste verdwijningen van Yuri Zakharenko, Viktor Gonchar, Anatoly Krasovski en Dmitri Zavadski in Belarus in 1999-2000 te onderzoeken. Voormalig minister van Binnenlandse Zaken en ook voormalig hoofd van de veiligheidsdienst van de president. Tot zijn pensionering om gezondheidsredenen op 6 april 2009 was hij als minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de repressie tegen vreedzame demonstraties.

Kreeg van de presidentiële staf een woning in Drozdy, de nomenklatoerawijk van Minsk. Ontving in oktober 2014 de orde „van verdienste” niveau III van president Loekasjenko.

142.

Padabed, Iury Mikalaevich

(Padabed, Yury Mikalaevich)

Podobed, Iuri Nikolaevich

(Podobed, Yuri Nikolaevich)

ПАДАБЕД, Юрый Мiкалаевiч

ПОДОБЕД, Юрий Николаевич

Geboortedatum: 5.3.1962

Geboorteplaats: Slutsk (regio Minsk)

Adres:

ul. Beruta, 15-62 (2 korp)

ID: 3050362A050PB2

Paspoort: MP 2272582

Hoofd van de veiligheidsdienst van de holding Triple van Yuri Chizh, voormalig hoofd van de eenheid voor speciale opdrachten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Als bevelhebber van de binnenlandse oproerbestrijdingstroepen draagt hij directe verantwoordelijkheid voor de gewelddadige repressie van vreedzame demonstraties, met name in 2004 en 2008.

148.

Piakarski, Aleh Anatolievich

Pekarski, Oleg Anatolievich

ПЯКАРСКI, Алег Анатольевiч

ПЕКАРСКИЙ, Олег Анатольевич

ID: 3130564A041PB9

Is actief betrokken geweest bij de repressie van het maatschappelijk middenveld in Belarus. Als voormalig eerste viceminister van Binnenlandse Zaken (tot december 2012) was hij verantwoordelijk voor het onderdrukken van het maatschappelijk middenveld na de verkiezingen van december 2010. Kolonel bij de reservetroepen.

152.

Praliaskouski, Aleh Vitoldavich Proleskovski, Oleg Vitoldovich (Proleskovsky, Oleg Vitoldovich)

ПРАЛЯСКОЎСКI, Алег Вiтольдавiч

ПРОЛЕСКОВСКИЙ, Олег Витольдович

Geboortedatum: 1.10.1963

Geboorteplaats: Zagorsk

(Sergijev Posad/ Rusland)

Voormalig minister van Informatie (heeft de functie in juni 2014 neergelegd), voormalig adjunct-kabinetschef van het kabinet van de president, voormalig hoofd van het directoraat-generaal voor Ideologie van het kabinet van de president, voormalig directeur van het Informatie- en Analysecentrum van het kabinet van de president.

Hij is een van de voornaamste bronnen en verspreiders van staatspropaganda en ideologische ondersteuning van het regime geweest. Hij is bevorderd tot minister, en is sindsdien propaganda ten gunste van het regime blijven verspreiden; voorts blijft hij het beleid van het regime verdedigen ten aanzien van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld.

156.

Radzkou, Aliaksandr Mikhailavich

Radkov, Aleksandr Mikhailovich

РАДЗЬКОЎ, Аляксандр Мiхайлавiч

РАДЬКОВ, Александр Михайлович

Geboortedatum: 1.7.1951

Geboorteplaats: Votnia, regio Mohilev

ID: 3010751M102PB0

Voormalig adviseur van president Loekasjenko (sinds 18 mei 2015), voormalig eerste adjunct-kabinetschef van de president, voormalig minister van Onderwijs.

Hij heeft de Europese Universiteit van Menswetenschappen gesloten, heeft de repressie van de studenten van de oppositie bevolen en heeft studenten lid gemaakt van organisaties om hen te dwingen hun stem uit te brengen voor het regime. Hij speelde een actieve rol in het organiseren van frauduleuze verkiezingen in 2008, 2010 en 2012, alsook in de daaropvolgende repressie van vreedzame demonstranten in 2008 en 2010. Hij staat dicht bij president Loekasjenko; hij staat aan het hoofd van „Belaya Rus”, de voornaamste ideologische en politieke organisatie van het regime.

161.

Rusak, Viktar Uladzimiravich

Rusak, Viktor Vladimirovich

РУСАК, Вiктар Уладзiмiравiч

РУСАК, Виктор Владимирович

Geboortedatum: 4.5.1955

Geboorteplaats: Minsk

Adres:

Палата представителей Национального собрания Республики Беларусь

220010, Республика Беларусь, г. Минск, ул. Советская, 11

Lid van het lagerhuis, vicevoorzitter van de Vaste commissie voor nationale veiligheid, plaatsvervangend hoofd van het Comité voor nationale veiligheid. Voormalig hoofd van de Raad Economische veiligheid van de KGB.

Hij was verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

163.

Saikouski Valeri Yosifavich

Saikovski Valeri Yosifovich

САЙКОЎСКI, Валерый Iосiфавiч

САЙКОВСКИЙ, Валерий Иосифович

Geboortedatum: 1977

Adres:

220035 Minsk, ul. Saperov. 7

In januari 2012 benoemd tot plaatsvervangend hoofd van de afdeling Minsk van de onderzoekscommissie. Als openbaar aanklager in het district Pervomaiski van Minsk was hij betrokken bij het proces tegen Ales Byalyatski, een van de meest prominente mensenrechtenverdedigers, hoofd van het Belarussische mensenrechtencentrum „Vjasna”, vice-voorzitter van de IFRM. Het requisitoir van de openbare aanklager was duidelijk en rechtstreeks ingegeven door politieke motieven en vormde een duidelijke schending van het Wetboek van Strafvordering. Byalyatski was actief in het verdedigen van en het verlenen van bijstand aan personen die het slachtoffer waren van de repressie waarmee de verkiezingen van 19 december 2010 gepaard gingen en bij het politie-optreden tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

166.

Sauko, Valery Iosifavich

Savko, Valeri Iosifovich

САЎКО, Валерый Iосiфавiч

САВКО, Валерий Иосифович

Adres:

230023 Hrodna,

vul. Ozheshko, 1

Hoofd van de afdeling Hrodna van de vakbond die het regime gunstig gezind is. Voormalig voorzitter van de regionale kiescommissie (REC) van de regio Hrodna voor de presidentsverkiezingen van 2010 en de lokale verkiezingen van maart 2014. Als voorzitter van deze regionale kiescommissie was hij verantwoordelijk voor de schending van internationale verkiezingsnormen tijdens de presidentsverkiezingen op 19 december 2010 en voor de vervalsing van de lokale verkiezingen van maart 2014 in de regio Hrodna.

167.

Shaeu, Valiantsin Piatrovich

(Shayeu, Valyantsin Piatrovich)

Shaev, Valentin Petrovich (Shayev, Valentin Petrovich)

ШАЕЎ Валянцiн Пятровiч

ШАЕВ, Валентин Петрович

Adres:

220034 Minsk, vul. Frunze, 19

Lid van de veiligheidsraad, hoofd van de onderzoekscommissie, voormalig plaatsvervangend hoofd van de onderzoekscommissie en voormalig procureur van de regio Homel. Verantwoordelijk voor de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld na de verkiezingen van december 2010.

168.

Shahrai, Ryta Piatrouna

Shagrai, Rita Petrovna

ШАГРАЙ, Рнта Пятроўна

ШАГРАЙ, Рита Петровна

Adres:

Суд Заводского района г. Минска

220107, г. Минск, пр. Партизанский, 75А

President van de rechtbank van het district Zavodskoy van de stad Minsk (sinds 2014), voormalig vicepresident van de rechtbank van het district Partizanski van de stad Minsk, voormalig rechter bij de rechtbank van het district Oktiabrski van de stad Minsk.

Zij was rechtstreeks betrokken bij de justitiële repressie van de vreedzame betogers op 19 december 2010. Op 20 december 2010 heeft zij de maatschappelijke activisten Ales Sobal, Maksim Hrishel en Kastantsin Chufistau veroordeeld tot 10 dagen gevangenschap en Siarhei Kardymon tot 15 dagen gevangenschap. Op 7 juli 2011 heeft zij de activist Artur Zauharodny tot 13 dagen gevangenisstraf veroordeeld. Op 12 oktober 2012 heeft zij de activisten Aleh Korban en Uladzimir Siarheeu tot 5 dagen gevangenisstraf veroordeeld. De manier waarop zij het proces voerde, was duidelijk in strijd met het Wetboek van Strafvordering. Zij stond toe dat er bewijsmateriaal en getuigenverklaringen werden gebruikt die niets met de beklaagden te maken hadden.

169.

Shamionau Vadzim Iharavich Shamenov Vadim Igorevich (Shamyonov Vadim Igorevich)

ШАМЁНАЎ, Вадзiм Iгаравiч

ШАМЁНОВ, Вадим Игоревич

Adres:

Исправительная колония № 17

213004, г. Шклов, ул. 1-я заводская Д. 8

Kapitein, hoofd van een operationele eenheid van strafkolonie IK-17 in Shklov. Hij heeft politieke gevangenen onder druk gezet door hun het recht op correspondentie te ontzeggen, en heeft bedreigingen tegen hen geuit om bekentenissen af te dwingen. Hij is rechtstreeks verantwoordelijk voor het schenden van de mensenrechten van politieke gevangenen en activisten van de oppositie door wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing. Zijn optreden vormde een directe schending van de internationale verbintenissen van Belarus op mensenrechtengebied.

173.

Sheiman, Viktar Uladzimiravich (Sheyman, Viktar Uladzimiravich) Sheiman, Viktor Vladimirovich (Sheyman, Viktor Vladimirovich)

ШЭЙМАН, Biктap Уладзiмiравiч

ШЕЙМАН, Виктор Владимирович

Geboortedatum: 26.5.1958

Geboorteplaats: regio Hrodna

Adres:

Управлениe Делами Президента

ул. К.Маркса, 38

220016, г. Минск

Hoofd van de afdeling beheer van het kabinet van de president. Is verantwoordelijk voor de onopgeloste verdwijning van Viktor Gonchar, Anatoly Krasovski en Dmitri Zavadski in Belarus in 1999-2000. Voormalig secretaris van de veiligheidsraad. Sheiman is nog steeds bijzonder assistent/adviseur van de president.

174.

Shastakou, Iury Valerievich

(Shastakou, Yury Valerievich)

Shestakov, Iuri Valerievich

(Shestakov, Yuri Valerievich)

ШАСТАКОЎ, Юрый Валер'евiч

ШЕСТАКОВ, Юрий Валерьевич

Adres:

Суд Московского района г. Минска

220042, г. Минск, Проспект газеты „Правда”, 27

Rechter bij en vicepresident van de rechtbank van het district Moskovski van de stad Minsk.

Hij was rechtstreeks betrokken bij de justitiële repressie van de vreedzame demonstranten op 19 december 2010. Op 20 en 27 december 2010 heeft hij de maatschappelijke activisten Illya Vasilievich, Nadzeya Chayukhova, Tatsiana Radzetskaya, Siarhei Kanapatski en Volha Damarad veroordeeld tot 10 dagen gevangenisstraf. Op 20 december 2011 heeft hij de activist Siarhei Kanapatski veroordeeld voor de herdenking van de repressie van 19 december 2010. De wijze waarop hij de processen heeft gevoerd, vormde een duidelijke inbreuk op het Wetboek van Strafvordering. Hij stond toe dat er bewijsmateriaal en getuigenverklaringen werden gebruikt die niets met de beklaagde te maken hadden.

175.

Shuhaeu, Siarhei Mikhailavich

(Shuhayeu, Siarhei Mikhailavich)

Shugaev, Sergei Mikhailovich

(Shugayev, Sergey Mikhailovich))

ШУГАЕЎ, Сяргей Михайлaвiч

ШУГАЕВ, Сергей Михайлович

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Hoofd van de Afdeling Contraspionage van de KGB en voormalig plaatsvervangend hoofd van de KGB-contraspionageraad. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

177.

Shykarou, Uladzislau Aleksandravich

Shikarov, Vladislav Aleksandrovich

ШЫКАРОЎ, Уладiзлаў Александравiч

ШИКАРОВ, Владислав Александрович

Adres:

Суд Железнодорожного района города Витебска

210001, г. Витебск, ул. Кирова,16

Rechter bij de rechtbank van het district Zjeleznodorozhny van Vitebsk. Hij veroordeelde verschillende betogers in beroep, hoewel zij in eerste aanleg niet schuldig waren bevonden. Verantwoordelijk voor de uitvoering van de politiek gemotiveerde administratieve en strafrechtelijke sancties tegen vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, waaronder de politieke activist Siarhei Kavalenka.

179.

Siankevich, Eduard Aliaksandravich

Senkevich, Eduard Aleksandrovich

СЯНЬКЕВIЧ, Эдуард Аляксандравiч

СЕНЬКЕВИЧ, Эдуард Александрович

Geboortedatum: 15.4.1952

Geboorteplaats: Slonim, regio Hrodna

Adres:

Палата представителей Национального собрания Республики Беларусь

220010, Республика Беларусь, г. Минск, ул. Советская, 11

Lid van het lagerhuis, adjunct-hoofd van de Vaste Wetgevingscommissie, voormalig procureur van de regio Mohilev. Verantwoordelijk voor de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld na de verkiezingen van december 2010.

180.

Siarheenka, Ihar Piatrovich

Sergeenko, Igor Petrovich

(Sergeyenko, Igor Petrovich)

СЯРГЕЕНКА, Iгар Пятровiч

СЕРГЕЕНКО, Игорь Петрович

Geboortedatum: 14.1.1963

Geboorteplaats: Stolitsa, regio Vitebsk

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Eerste adjunct-hoofd van de KGB, voormalig hoofd van de KGB van de regio Mohilev. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in de regio Mohilev en in Belarus.

184.

Sirenka, Viktar Ivanavich

Sirenko, Viktor Ivanovich

CIРЭНКА, Biктap Iванавiч

СИРЕНКО, Виктор Иванович

Geboortedatum: 4.3.1962

Geboorteplaats: Borisov, regio Minsk

ID: 3040362B062PB7

Paspoortnummer: MP 2249974 (afgegeven op 30.3.2007)

Adres:

ул. Лобанка, 81, кв. 19, 220000, г. Минск

Plaatsvervangend gouverneur van de regio Minsk (sinds januari 2015), voormalig hoofd van het Comité voor gezondheidszorg van de stad Minsk en voormalig hoofdchirurg van het Minsk Emergency Hospital. Hij verzette zich niet tegen de ontvoering van presidentskandidaat Nekliayev, die op 19 december 2010 naar zijn ziekenhuis werd gebracht na ernstig te zijn mishandeld, en heeft, door de politie niet te waarschuwen, samengewerkt met de onbekende daders. Dit heeft hem een bevordering opgeleverd. Was als hoofd van het Comité gezondheidszorg van de stad Minsk verantwoordelijk voor het toezicht op het gebruik van instellingen voor arbeidsgeneeskunde bij het onderdrukken van de mensenrechten.

187.

Slizheuski, Aleh Leanidavich

Slizhevski, Oleg Leonidovich

СЛIЖЭЎСКI, Алег Леанідавіч

СЛИЖЕВСКИЙ, Олег Леонидович

Geboortedatum: 16.8.1972

Geboorteplaats: Hrodna

Adres:

220004, г.Минск, ул. Коллекторная, 10 Министерство юстиции

(10 Kollektornaya Str.) 220004 Minsk

BELARUS

Minister van Justitie, lid van de Centrale kiescommissie (CEC); voormalig afdelingshoofd van sociale organisaties en politieke partijen in het Ministerie van Justitie. Als lid van de centrale kiescommissie was hij verantwoordelijk voor de schendingen van internationale verkiezingsnormen die zich sedert 2007 bij verkiezingen hebben voorgedaan. Gebruik makend van zijn functies in het Ministerie van Justitie en zijn controle over de rechterlijke macht heeft hij actief deelgenomen aan de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld en van de democratische oppositie, door de registratie te weigeren van ngo's en politieke partijen, hetgeen in vele gevallen tot hun opheffing heeft geleid.

188.

Smalenski, Mikalai Zinouevich

Smolenski, Nikolai Zinovievich

СМАЛЕНСКI, Мiкалай 3iноўeвiч

СМОЛЕНСКИЙ, Николай Зиновьевич

 

Plaatsvervangend hoofd van het centrum voor terreurbestrijding en voormalig plaatsvervangend hoofd van de KGB, bevoegd voor personeel en organisatie van de werkzaamheden. Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

196.

Talstashou, Aliaksandr Alehavich

Tolstashov, Aleksandr Olegovich

ТАЛСТАШОЎ, Аляксандр Алегавiч

ТОЛСТАШОВ, Александр Олегович

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Hoofd van de afdeling Bescherming van de grondwettelijke orde en terrorismebestrijding van de KGB.

Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

201.

Traulka Pavel

Traulko, Pavel

ТРАУЛЬКА, Павел

ТРАУЛЬКО, Павел

Adres:

220034, г. Минск, ул. Фрунзе, 5

Luitenant-kolonel, voormalig medewerker van de militaire contraspionagedienst van de KGB (thans hoofd van de persdienst van de Onderzoekscommissie van Belarus). Hij heeft bewijsmateriaal vervalst en bedreigingen geuit om bekentenissen van activisten van de oppositie af te dwingen in het KGB-detentiecentrum van Minsk na het neerslaan van de protestbetoging na afloop van de verkiezingen op 19 december 2010 in Minsk. Hij was rechtstreeks verantwoordelijk voor het gebruik van wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing en voor het ontzeggen van het recht op een eerlijk proces aan de beklaagden. Zijn optreden vormde een directe schending van de internationale verbintenissen van Belarus op mensenrechtengebied.

202.

Trutka, Iury Igorevich

(Trutka, Yury Igorevich)

Trutko, Iury (Yurij, Yuri) Igorevich

ТРУТКA, Юрый Iгаравич

ТРУТКО, Юрий Игоревич

Adres:

Исправительная колония № 2

213800, г. Бобруйск, ул. Сикорского, 1

Ul. Sikorskogo 1

213800 Bobruisk

Plaatsvervangend hoofd van de strafkolonie IK-2 in Bobruisk, verantwoordelijk voor de onmenselijke behandeling van de politieke gevangenen A. Sannikau en A. Beliatski in strafkolonie IK-2 in Bobruisk. Activisten van de oppositie werden gemarteld, kregen geen rechtsbijstand en werden in de strafkolonie onder zijn toezicht in eenzame opsluiting geplaatst. Trutko heeft A. Beliatski en A. Sannikau onder druk gezet om een gratieverzoek te ondertekenen.

204.

Tsertsel, Ivan Stanislavavich

Tertel, Ivan Stanislavovich

ЦЕРЦЕЛЬ, Iван Станiслававiч

ТЕРТЕЛЬ, Иван Станиславович

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Plaatsvervangend hoofd van de KGB, belast met economische misdrijven en corruptiebestrijding.

Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

207.

Tushynski Ihar Heraninavich

Tushinski Igor Geroninovich

ТУШЫНСКИЙ, Irap Геранiнавiч

ТУШИНСКИЙ, Игорь Геронинович

Adres:

220004, г. Минск, ул. Коллекторная, 10 Министерство юстиции

(10 Kollektornaya str. 220004 Minsk

BELARUS

Viceminister van Justitie, belast met de juridische ondersteuning van de instellingen die wet- en regelgeving opstellen inzake economische vraagstukken en tevens belast met de registratie van juridische entiteiten.

Verantwoordelijk voor de rol en het optreden van het Belarussische Ministerie van Justitie en de rechterlijke macht, die belangrijke instrumenten zijn ten behoeve van de repressie van de bevolking, door staatspropaganda op te leggen aan de rechterlijke macht, hetgeen leidt tot repressie van de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld en de rechtvaardiging daarvan, door het weigeren of nalaten van registratie van ngo's en politieke partijen.

209.

Utsiuryn, Andrei Aliaksandravich

(Utsiuryn, Andrey Aliaksandravich; Utsyuryn, Andrei Aliaksandravich) Vtiurin, Andrei Aleksandrovich

(Vtiurin, Andrey Aleksandrovich; Vtyurin, Andrei Aleksandrovich)

УЦЮРЫН, Андрэй Аляксандравiч

ВТЮРИН, Андрей Александрович

Geboortedatum: 1971,

Penza (Rusland)

Plaatsvervangend hoofd van de veiligheidsraad van de Republiek Belarus (sinds 2014).

Hoofd van het veiligheidsdetachement van de president.

Onder zijn toezicht hebben verscheidene leden van zijn dienst deelgenomen aan ondervragingen van politieke activisten na de demonstraties op 19 december 2010.

210.

Vakulchyk, Valery Paulavich

Vakulchik, Valeri Pavlovich

ВАКУЛЬЧЫК, Валерый Паўлавiч

ВАКУЛЬЧИК, Валерий Павлович

Geboortedatum: 19.6.1964,

regio Brest

Adres:

КГБ 210623, г. Минск, проспект Независимости, 17

Hoofd van de KGB, voormalig hoofd van het Onderzoekscomité, voormalig hoofd van het operationeel en analysecentrum van het kabinet van de president, verantwoordelijk voor telecommunicatie, inclusief het monitoren, filteren, controleren van en ingrijpen in verschillende communicatiekanalen, zoals internet. Als hoofd van de KGB is hij verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

216.

Vehera, Viktar Paulavich

Vegera, Viktor Pavlovich

BEГEPA, Biктap Паўлавiч

ВЕГЕРА, Виктор Павлович

 

Voormalig eerste adjunct-hoofd van de KGB, belast met contraspionage. Sedert 1 april 2013 met pensioen en naar de reservetroepen gestuurd.

Verantwoordelijk voor de repressieactiviteiten van de KGB tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie. Hij gaf de aanzet tot de zaak van politiek gevangene Ales Byaliatski, een van de meest prominente mensenrechtenactivisten, hoofd van het Belarussische Mensenrechtencentrum „Vyasna”, vice-voorzitter van de IFRM. A. Byalyatski was actief in het verdedigen van en het verlenen van bijstand aan personen die het slachtoffer waren van de repressie waarmee de verkiezingen van 19 december 2010 gepaard gingen en bij het onderdrukken van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.


BIJLAGE II

Personen en entiteiten bedoeld in artikel 8, lid 2

A.   Personen

1.

Alinikau Siarhei Aliaksandravich

2.

Ananich, Liliia Stanislavauna

3.

Arlau Aliaksey

4.

Atabekau, Khazalbek Bakhtibekavich

5.

Badak Ala Mikalaeuna

6.

Bakhmatau, Ihar Andreevich

7.

Bandarenka Siarhei Uladzimiravich

8.

Barovski Aliaksandr Genadzevich

9.

Barsukou, Aliaksandr Piatrovich

10.

Barysionak, Anatol Uladzimiravich

11.

Bazanau, Aliaksandr Viktaravich

12.

Bileichyk, Aliaksandr Uladzimiravich

13.

Bortnik, Siarhei Aliaksandrovich

14.

Brysina, Zhanna Leanidauna

15.

Bulash, Ala Biukbalauna

16.

Bushchyk, Vasil Vasilievich

17.

Busko, Ihar Iauhenavich

18.

Bychko, Aliaksei Viktaravich

19.

Charhinets, Mikalai Ivanavich

20.

Charkas, Tatsiana Stanislavauna

21.

Charnyshou, Aleh Anatolievich

22.

Chatviartkova, Natallia Alexeeuna

23.

Chubkavets Kiryl Chubkovets Kirill

24.

Davydzka, Henadz Branislavavich

25.

Dysko, Henadz Iosifavich

26.

Dzemiantsei, Vasil Ivanavich

27.

Dziadkou, Leanid Mikalaevich

28.

Esman, Valery Aliaksandravich

29.

Farmahei, Leanid Kanstantsinavich

30.

Haidukevich Valery Uladzimiravich

31.

Halavanau, Viktar Ryhoravich

32.

Harbatouski, Yury Aliaksandravich

33.

Herasimenka, Henadz Anatolievich

34.

Herasimovich, Volha Ivanauna

35.

Hermanovich, Siarhei Mikhailavich

36.

Hihin, Vadzim Frantsavich

37.

Hrachova, Liudmila Andreeuna

38.

Hureeu Siarhei Viktaravich

39.

Iakubovich, Pavel Izotavich

40.

Iancheuski, Usevalad Viachaslavavich

41.

Iarmoshyna, Lidziia Mikhailauna

42.

Iaruta, Viktar Heorhevich

43.

Iasianovich, Leanid Stanislavavich

44.

Iauseev, Ihar Uladzimiravich

45.

Ihnatovich-Mishneva, Liudmila

46.

Ipatau, Vadzim Dzmitryevich

47.

Ivanou, Siarhei

48.

Kachanau Uladzimir Uladzimiravich

49.

Kadzin, Raman Viktaravich

50.

Kakunin, Aliaksandr Aliaksandravich

51.

Kalach, Uladzimir Viktaravich

52.

Kamarouskaya, Volha Paulauna

53.

Kamisarau, Valery Mikalayevich

54.

Kanapliou, Uladzimir Mikalaevich

55.

Karovina, Natallia Uladzimirauna

56.

Karpenka, Ihar Vasilievich

57.

Katsuba, Sviatlana Piatrouna

58.

Kavaliou, Aliaksandr Mikhailavich

59.

Kazak, Viktar Uladzimiravich

60.

Kazheunikau Andrey

61.

Kaziiatka, Iury Vasilievich

62.

Kharyton, Aliaksandr

63.

Khatkevich, Iauhen Viktaravich

64.

Khmaruk, Siargei Konstantinovich

65.

Khrobastau, Uladzimir Ivanavich

66.

Khrypach, Siarhei Fiodaravich

67.

Khvainitskaya, Zhanna Anatolyeuna

68.

Kisialiou, Anatol Siamionavich

69.

Kochyk, Aliaksandr Vasilyevich

70.

Kolas, Alena Piatrovna

71.

Konan, Viktar Aliaksandravich

72.

Kornau, Uladzimir Uladzimiravich

73.

Korzh, Ivan Aliakseevich

74.

Krasheuski, Viktar

75.

Krasouskaya, Zinaida Uladzimirauna

76.

Kryshtapovich, Leu Eustafievich

77.

Kuklis, Mikalai Ivanovich

78.

Kuliashou, Anatol Nilavich

79.

Kuzniatsou, Ihar Nikonavich

80.

Lapko, Maksim Fiodaravich

81.

Lapo, Liudmila Ivanauna

82.

Laptsionak, Ihar Mikalaevich

83.

Lashyn, Aliaksandr Mikhailavich

84.

Lazavik, Mikalai Ivanavich

85.

Lemiashonak, Anatol Ivanavich

86.

Liabedzik, Mikhail Piatrovich

87.

Liaskouski, Ivan Anatolievich

88.

Liushtyk, Siarhei Anatolievich

89.

Lomats, Zianon Kuzmich

90.

Lapatka, Aliaksandr Aliaksandravich

91.

Lukashenka, Aliaksandr Ryhoravich

92.

Lukashenka, Dzmitry Aliaksandravich

93.

Lukashenka, Viktar Aliaksandravich

94.

Lukomski, Aliaksandr Valiantsinavich

95.

Lutau Dzmitry Mikhailavich

96.

Makei, Uladzimir Uladzimiravich

97.

Maladtsova, Tatsiana

98.

Maslakou, Valery Anatolievich

99.

Mazouka Anzhalika Mikhailauna

100.

Mazouka, Kiryl Viktaravich

101.

Miklashevich, Piotr Piatrovich

102.

Mitrakhovich, Iryna Aliakseeuna

103.

Morozau, Viktar Mikalaevich

104.

Motyl, Tatsiana Iaraslavauna

105.

Nazaranka, Vasil Andreyevich

106.

Niakrasava, Alena Tsimafeeuna

107.

Padabed, Iury Mikalaevich

108.

Piakarski, Aleh Anatolievich

109.

Praliaskouski, Aleh Vitoldavich

110.

Pratasavitskaia, Natallia Uladzimirauna

111.

Putsyla, Uladzimir Ryhoravich

112.

Pykina, Natallia Mikhailauna

113.

Radzkou, Aliaksandr Mikhailavich

114.

Rakhmanava, Maryna Iurievna

115.

Ravinskaia, Tatsiana Uladzimirauna

116.

Rusak, Viktar Uladzimiravich

117.

Rybakou, Aliaksei Vasilievich

118.

Saikouski Valeri Yosifavich

119.

Sanko Ivan Ivanavich

120.

Sauko, Valery Iosifavich

121.

Shaeu, Valiantsin Piatrovich

122.

Shahrai, Ryta Piatrouna

123.

Shamionau Vadzim Iharavich

124.

Shastakou Maksim Aliaksandravich

125.

Shchurok, Ivan Antonavich

126.

Shastakou, Iury Valerievich

127.

Shuhaeu, Siarhei Mikhailavich

128.

Shved, Andrei Ivanavich

129.

Shykarou, Uladzislau Aleksandravich

130.

Shylko, Alena Mikalaeuna

131.

Siankevich, Eduard Aliaksandravich

132.

Siarheenka, Ihar Piatrovich

133.

Simakhina, Liubou Siarheeuna

134.

Simanau Aliaksandr Anatolievich

135.

Simanouski Dmitri Valerevich

136.

Sirenka, Viktar Ivanavich

137.

Slizheuski, Aleh Leanidavich

138.

Smalenski, Mikalai Zinouevich

139.

Stsiapurka, Uladzimir Mikhailavich

140.

Stuk, Aliaksei Kanstantsinavich

141.

Sukharenka, Stsiapan Mikalaevich

142.

Sukhau Dzmitri Viachaslavavich

143.

Svistunova, Valiantsina Mikalaeuna

144.

Talstashou, Aliaksandr Alehavich

145.

Traulka Pavel

146.

Trutka, Iury Igorevich

147.

Tsertsel, Ivan Stanislavavich

148.

Tupik, Vera Mikhailauna

149.

Tushynski Ihar Heraninavich

150.

Unukevich, Tamara Vasileuna

151.

Utsiuryn, Andrei Aliaksandravich

152.

Vakulchyk, Valery Paulavich

153.

Valchkova, Maryiana Leanidauna

154.

Vasilevich, Ryhor Aliakseevich

155.

Vehera, Viktar Paulavich

156.

Volkau, Siarhei Mikhailavich

157.

Yakunchykhin, Aliaksandr Anatolyevich

158.

Yarmalitski, Siarhei Uladzimiravich

159.

Zaharouski, Anton Uladzimiravich

160.

Zaitsau, Vadzim Iurievich

161.

Zaitsava, Viktoryia Henadzeuna

162.

Zakharau, Aliaksei Ivanavich

163.

Zapasnik, Maryna Sviataslavauna

164.

Zhadobin, Iury Viktaravich

165.

Zhuk, Alena Siamionauna

166.

Zhuk, Dzmitry Aliaksandravich

167.

Zhukouskaia, Zhanna Aliakseeuna

168.

Zhukouski, Siarhei Kanstantsinavich

169.

Zimouski Aliaksandr Leanidavich

170.

Volkau, Vitaliy Mikalaevic

B.   Entiteiten

1.

Beltechexport

2.

Beltech Holding

3.

Spetspriborservice


30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/181


GEDELEGEERD BESLUIT (EU) 2015/1958 VAN DE COMMISSIE

van 1 juli 2015

betreffende de toepasselijke systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid van geosynthetisch materiaal en aanverwante producten op grond van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (1), en met name artikel 60, onder h),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedure om te verklaren dat geosynthetisch materiaal en aanverwante producten conform de toepasselijke technische specificaties zijn, is vastgesteld in Beschikking 96/581/EG van de Commissie (2).

(2)

In Beschikking 96/581/EG zijn geen gedetailleerde criteria vastgesteld voor de keuze van systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid wat het brandgedrag van geosynthetisch materiaal en aanverwante producten betreft.

(3)

De in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 305/2011 vastgestelde systemen zijn geschikter om de prestaties van geosynthetisch materiaal en aanverwante producten te beoordelen. Dit moet fabrikanten een efficiëntere toegang tot de interne markt bieden, wat het concurrentievermogen van de hele bouwindustrie bevordert.

(4)

Omwille van de duidelijkheid en de transparantie moet Beschikking 96/581/EG worden ingetrokken en vervangen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op het in bijlage I genoemde geosynthetisch materiaal en aanverwante producten.

Artikel 2

De prestatiebestendigheid van het in artikel 1 bedoelde geosynthetisch materiaal en aanverwante producten wordt met betrekking tot de essentiële kenmerken ervan overeenkomstig de in bijlage II vastgestelde systemen beoordeeld en geverifieerd.

Artikel 3

Beschikking 96/581/EG wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken beschikking worden gelezen als verwijzingen naar dit besluit.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 1 juli 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5.

(2)  Beschikking 96/581/EG van de Commissie van 24 juni 1996 betreffende de procedure voor de conformiteitsverklaring van voor de bouw bestemde producten overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad voor geotextiel (PB L 254 van 8.10.1996, blz. 59).


BIJLAGE I

BETROKKEN PRODUCTEN

Dit besluit is van toepassing op:

1.

Geosynthetisch materiaal (membranen en textiel) dat wordt gebruikt voor scheiding, bescherming, afwatering, filtratie of grondwapening

2.

Geocomposietmaterialen die worden gebruikt voor scheiding, bescherming, afwatering, filtratie of grondwapening

3.

Geomatten die worden gebruikt voor scheiding, bescherming, afwatering, filtratie of grondwapening

4.

Geomembranen die worden gebruikt voor scheiding, bescherming, afwatering, filtratie of grondwapening

5.

Geonetten die worden gebruikt voor scheiding, bescherming, afwatering, filtratie of grondwapening


BIJLAGE II

SYSTEMEN VOOR DE BEOORDELING EN VERIFICATIE VAN DE PRESTATIEBESTENDIGHEID

De systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid zijn als volgt van toepassing op de onder dit besluit vallende producten, rekening houdend met hun essentiële kenmerken:

Tabel 1

Voor alle essentiële kenmerken met uitzondering van brandgedrag

Producten

Essentiële kenmerken

Toepasselijk systeem voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid zoals vastgesteld in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 305/2011

Geosynthetisch materiaal (membranen en textiel), geocomposietmaterialen, geomatten, geomembranen en geonetten die worden gebruikt voor scheiding, bescherming, afwatering, filtratie of grondwapening

Voor alle essentiële kenmerken met uitzondering van brandgedrag

2+


Tabel 2

Uitsluitend voor brandgedrag

De systemen voor beoordeling en verificatie van prestatiebestendigheid zijn als volgt bepaald voor alle in de eerste kolom van tabel 1 genoemde producten, afhankelijk van hun subfamilies:


Subfamilies van producten

Toepasselijke systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid zoals vastgesteld in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 305/2011

Producten waarbij in een duidelijk identificeerbare fase van het productieproces een verbetering van hun materiaalgedrag bij brand wordt bewerkstelligd (bv. door toevoeging van brandvertragende middelen of beperking van de organische stoffen)

1

Producten waarvoor een toepasselijke Europese rechtsgrondslag bestaat om hun materiaalgedrag bij brand te classificeren zonder het te testen

4

Producten die niet behoren tot de in de rijen 1 en 2 genoemde subfamilies

3


30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/184


GEDELEGEERD BESLUIT (EU) 2015/1959 VAN DE COMMISSIE

van 1 juli 2015

betreffende de toepasselijke systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid van rioleringsproducten op grond van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (1), en met name artikel 60, onder h),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedure om te verklaren dat rioleringsproducten conform de toepasselijke technische specificaties zijn, is vastgesteld in Beschikking 97/464/EG van de Commissie (2).

(2)

In Beschikking 97/464/EG zijn geen gedetailleerde criteria vastgesteld voor de keuze van systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid wat het brandgedrag van rioleringsproducten, met name deksels voor mangaten en rioolgaten, betreft.

(3)

De in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 305/2011 vastgestelde systemen zijn geschikter om de prestaties van rioleringsproducten te beoordelen. Dit moet fabrikanten een efficiëntere toegang tot de interne markt bieden, wat het concurrentievermogen van de hele bouwindustrie bevordert.

(4)

Omwille van de duidelijkheid en de transparantie moet Beschikking 97/464/EG worden ingetrokken en vervangen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op de in bijlage I genoemde rioleringsproducten.

Artikel 2

De prestatiebestendigheid van de in artikel 1 bedoelde rioleringsproducten wordt met betrekking tot de essentiële kenmerken van de producten overeenkomstig de in bijlage II vastgestelde systemen beoordeeld en geverifieerd.

Artikel 3

Beschikking 97/464/EG wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken beschikking worden gelezen als verwijzingen naar dit besluit.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 1 juli 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5.

(2)  Beschikking 97/464/EG van de Commissie van 27 juni 1997 betreffende de procedure voor de conformiteitsverklaring van voor de bouw bestemde producten overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad voor rioleringsproducten (PB L 198 van 25.7.1997, blz. 33).


BIJLAGE I

BETROKKEN PRODUCTEN

Dit besluit is van toepassing op:

1.

Terugstroominrichtingen: beluchtingsventielen voor ventilatie van pijpwerk;

2.

Kits voor installaties voor het oppompen van afvalwater en effluenten;

3.

Kits en onderdelen voor afvalwaterbehandelingsinstallaties en in-situbehandelingsapparatuur;

4.

Septische tanks;

5.

Geprefabriceerde afvoerleidingen;

6.

Mangaten en inspectieputten;

7.

Voetsteunen, ladders en leuningen voor mangaten en inspectieputten;

8.

Afscheiders;

9.

Mangatdeksels en rioolgatdeksels.


BIJLAGE II

SYSTEMEN VOOR DE BEOORDELING EN VERIFICATIE VAN DE PRESTATIEBESTENDIGHEID

De systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid zijn als volgt van toepassing op de onder dit besluit vallende producten, rekening houdend met hun essentiële kenmerken:

Tabel 1

Voor alle essentiële kenmerken met uitzondering van brandgedrag

Producten

Essentiële kenmerken

Toepasselijke systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid zoals vastgesteld in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 305/2011

Terugstroominrichtingen: beluchtingsventielen voor ventilatie van pijpwerk

Voor alle essentiële kenmerken met uitzondering van brandgedrag

4

Kits voor installaties voor het oppompen van afvalwater en effluenten

3

Kits en onderdelen voor afvalwaterbehandelingsinstallaties en in-situbehandelingsapparatuur

3

Septische tanks

3

Geprefabriceerde afvoerleidingen

3

Mangaten en inspectieputten

4

Voetsteunen, ladders en leuningen voor mangaten en inspectieputten

4

Afscheiders

4

Mangatdeksels en rioolgatdeksels

1


Tabel 2

Uitsluitend voor brandgedrag

De systemen voor beoordeling en verificatie van prestatiebestendigheid zijn als volgt bepaald voor alle in de eerste kolom van tabel 1 genoemde producten, afhankelijk van hun subfamilies:


Subfamilies van producten

Toepasselijke systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid zoals vastgesteld in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 305/2011

Producten waarbij in een duidelijk identificeerbare fase van het productieproces een verbetering van hun materiaalgedrag bij brand wordt bewerkstelligd (bv. door toevoeging van brandvertragende middelen of beperking van de organische stoffen)

1

Producten waarvoor een toepasselijke Europese rechtsgrondslag bestaat om hun materiaalgedrag bij brand te classificeren zonder het te testen

4

Producten die niet behoren tot de in de rijen 1 en 2 genoemde subfamilies

3


30.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/187


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/1960 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2015

tot vaststelling van de jaarlijkse prioriteitenlijsten voor 2016 wat betreft de ontwikkeling van netcodes en richtsnoeren

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003 (1) („de elektriciteitsverordening”), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (2) („de gasverordening”), en met name artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De ontwikkeling en tenuitvoerlegging van netcodes en richtsnoeren is een belangrijke stap met het oog op volledige integratie van de interne energiemarkt. Het derde energiepakket (3) heeft een institutioneel kader gecreëerd voor de ontwikkeling van netcodes met het oog op harmonisering, waar nodig, van de technische, operationele en marktregels die de elektriciteits- en gasnetten beheersen. Daartoe werken het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators („ACER”), het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders („ENTSB”) en de Europese Commissie nauw samen met alle betrokken partijen.

(2)

De gebieden waarop netcodes kunnen worden ontwikkeld, zijn vastgesteld in artikel 8, lid 6, van zowel de elektriciteitsverordening als de gasverordening. De Commissie beschikt niet alleen over mogelijkheden om netcodes te ontwikkelen, maar kan ook besluiten richtsnoeren te ontwikkelen met betrekking tot de in artikel 18, leden 1, 2 en 3, van de elektriciteitsverordening en artikel 23, lid 1, van de gasverordening genoemde gebieden. Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van zowel de elektriciteitsverordening als de gasverordening dient de Commissie jaarlijks een prioriteitenlijst vast te stellen met de terreinen waarmee bij de ontwikkeling van netcodes rekening moet worden gehouden.

(3)

De afgelopen drie jaar zijn er al geharmoniseerde gasregels vastgesteld en gepubliceerd op het gebied van congestiebeheersprocedures, capaciteitstoewijzing, balancering alsmede interoperabiliteit en gegevensuitwisseling. Verder zijn er geharmoniseerde elektriciteitsregels op het gebied van capaciteitstoewijzing en congestiebeheer vastgesteld en in juli 2015 gepubliceerd.

(4)

Tijdens de openbare raadpleging (4) hebben de meeste betrokken partijen de prioritering van de reeds gestarte werkzaamheden onderschreven en hebben zij het belang onderstreept van een behoorlijke en goed gecoördineerde tenuitvoerlegging van de vastgestelde netcodes en richtsnoeren op basis waarvan de betrokkenheid van de betrokken partijen op gestructureerde wijze wordt gewaarborgd.

(5)

Rekening houdend met de reacties van de betrokken partijen, gelet op de verschillende acties die vereist zijn om een volledige integratie van de interne energiemarkt te waarborgen en gezien het feit dat de tenuitvoerlegging van de netcodes en richtsnoeren aanzienlijke inspanningen en middelen zal vergen van alle betrokken partijen, waaronder de Commissie, ACER, het ENTSB en de belanghebbenden, zijn er geen nieuwe gebieden aan de jaarlijkse prioriteitenlijsten toegevoegd. Teneinde de aanstaande CEN-norm betreffende de kwaliteit van H-gas te integreren in de netcode betreffende interoperabiliteit en gegevensuitwisseling, is de wijziging van die netcode opgenomen in de jaarlijkse prioriteitenlijst betreffende gas voor 2016. Aan de jaarlijkse prioriteitenlijst betreffende elektriciteit voor 2016 zijn opnieuw geharmoniseerde voorschriften betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net toegevoegd, aangezien deze netcode begin 2016 definitief zal worden aangenomen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij dit besluit worden de jaarlijkse prioriteitenlijsten voor de ontwikkeling van netcodes en richtsnoeren betreffende elektriciteit en gas voor 2016 vastgesteld.

Artikel 2

De jaarlijkse prioriteitenlijst voor 2016 betreffende de ontwikkeling van geharmoniseerde voorschriften op het gebied van elektriciteit luidt als volgt:

voorschriften voor koppeling aan het net:

voorschriften inzake de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net (voortzetting van de fase van vaststelling door de Commissie na de stemming in het comité in 2015);

verbruikskoppeling (voortzetting van de fase van vaststelling door de Commissie na de stemming in het comité in 2015);

voorschriften inzake de HVDC-transmissiesysteemaansluiting (voortzetting van de fase van vaststelling door de Commissie na de stemming in het comité in 2015);

voorschriften inzake systeembeheer (voortzetting van de fase van vaststelling door de Commissie na de stemming in het comité in 2015);

voorschriften inzake capaciteitstoewijzing op de langere termijn (voortzetting van de fase van vaststelling door de Commissie na de stemming in het comité in 2015);

voorschriften inzake balancering, waaronder voorschriften inzake netgerelateerd reservevermogen (afronding netcode en begin van de fase van vaststelling door de Commissie);

voorschriften inzake noodgevallen en systeemherstel (afronding netcode en begin van de fase van vaststelling door de Commissie);

voorschriften inzake geharmoniseerde transmissietariefstructuren (voorbereiding van kaderrichtsnoer door ACER op basis van de resultaten van onderzoek door ACER en van genomen besluiten in het kader van het initiatief betreffende de structuur van de energiemarkt).

Artikel 3

De jaarlijkse prioriteitenlijst voor 2016 betreffende de ontwikkeling van geharmoniseerde voorschriften op het gebied van gas is als volgt:

voorschriften inzake geharmoniseerde transmissietariefstructuren (begin van de fase van vaststelling door de Commissie);

voorschriften inzake een EU-brede marktgebaseerde aanpak van de toewijzing van „nieuw gebouwde” gastransmissiecapaciteit (begin van de fase van vaststelling door de Commissie);

voorschriften inzake de aanstaande CEN-norm betreffende de kwaliteit van H-gas (opstellen van voorstel tot wijziging van de netcode betreffende voorschriften inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling en begin van de fase van vaststelling door de Commissie).

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 15.

(2)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36.

(3)  Het derde energiepakket bestaat uit Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55), Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94), Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57), Verordening (EG) nr. 714/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009 en Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1).

(4)  De antwoorden zijn gepubliceerd op de volgende website: http://ec.europa.eu/energy/en/consultations/consultation-establishment-annual-priority-lists-development-network-codes-and