ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 278

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
23 oktober 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2015/1903 van de Commissie van 20 oktober 2015 tot vaststelling van een verbod op de visserij op langoustine in de gebieden VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe door vaartuigen die de vlag van België voeren

1

 

*

Verordening (EU) 2015/1904 van de Commissie van 20 oktober 2015 tot vaststelling van een verbod op de visserij op scharretong in de gebieden VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe door vaartuigen die de vlag van België voeren

3

 

*

Verordening (EU) 2015/1905 van de Commissie van 22 oktober 2015 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat het testen op dioxine van oliën, vetten en daarvan afgeleide producten betreft ( 1 )

5

 

*

Verordening (EU) 2015/1906 van de Commissie van 22 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 282/2008 betreffende materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen ( 1 )

11

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1907 van de Commissie van 22 oktober 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

13

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2015/1908 van de Raad van 22 oktober 2015 ter ondersteuning van een mondiaal rapportagemechanisme inzake illegale handvuurwapens en lichte wapens en andere illegale conventionele wapens en illegale munitie om het risico van illegale handel te beperken (iTrace II)

15

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2015 van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs van 12 oktober 2015 houdende benoeming van een lid van de raad van bestuur van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (TCL) [2015/1909]

26

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van de informatie betreffende de ondertekening van het Protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tunesië over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Tunesië aan EU-programma's ( PB L 104 van 23.4.2015 )

28

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

23.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 278/1


VERORDENING (EU) 2015/1903 VAN DE COMMISSIE

van 20 oktober 2015

tot vaststelling van een verbod op de visserij op langoustine in de gebieden VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe door vaartuigen die de vlag van België voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 oktober 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

51/TQ104

Lidstaat

België

Bestand

NEP/8ABDE.

Soort

Langoustine (Nephrops norvegicus)

Gebied

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

Datum van sluiting

19.9.2015


23.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 278/3


VERORDENING (EU) 2015/1904 VAN DE COMMISSIE

van 20 oktober 2015

tot vaststelling van een verbod op de visserij op scharretong in de gebieden VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe door vaartuigen die de vlag van België voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 oktober 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

50/TQ104

Lidstaat

België

Bestand

LEZ/8ABDE.

Soort

Scharretong (Lepidorhombus spp.)

Gebied

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

Datum van sluiting

19.9.2015


23.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 278/5


VERORDENING (EU) 2015/1905 VAN DE COMMISSIE

van 22 oktober 2015

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat het testen op dioxine van oliën, vetten en daarvan afgeleide producten betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (1), en met name artikel 27,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 183/2005 stelt algemene voorschriften voor diervoederhygiëne, alsmede voorwaarden en regelingen vast om ervoor te zorgen dat de verwerkingsvoorwaarden om mogelijke gevaren tot een minimum te beperken en te bestrijden worden nageleefd. Zij bepaalt ook dat diervoederbedrijven moeten worden geregistreerd bij of worden erkend door de bevoegde autoriteit. Bovendien zijn de exploitanten van diervoederbedrijven die zich lager in de voedselketen bevinden, verplicht om uitsluitend diervoeder van geregistreerde of erkende inrichtingen af te nemen.

(2)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005 bevat voorschriften voor diervoederbedrijven in een ander stadium dan de primaire productie. In het bijzonder moeten de voorschriften voor het testen op dioxine in die bijlage uiterlijk op 16 maart 2014 opnieuw worden bekeken.

(3)

De definitie van van plantaardige oliën afgeleide producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005 moet worden gewijzigd om te verduidelijken dat van geraffineerde olie afgeleide producten alsmede toevoegingsmiddelen die krachtens Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2) zijn toegelaten, niet onder die definitie vallen.

(4)

De definitie van vetmenging in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005 moet eveneens worden gewijzigd om het verschil aan te geven tussen vetmenging en alleen de opslag van achtereenvolgende partijen van vetten en oliën zonder dat deze worden gemengd. Voorts moet worden verduidelijkt wanneer mengvetten worden beschouwd als mengvoeders en wanneer zij voedermiddelen zijn.

(5)

Aangezien het verstandig is producten die duidelijk met dioxine zijn verontreinigd op te sporen op het punt van binnenkomst in de voedselketen, moet worden verduidelijkt dat de voorschriften met betrekking tot dioxinemonitoring in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005 van toepassing zijn op alle exploitanten van diervoederbedrijven die diervoeders in de handel brengen, met inbegrip van importeurs.

(6)

Om de traceerbaarheid en goede informatie over de aard van het voeder te waarborgen, moet de naleving van de etiketteringsvoorschriften die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3), en met name de benamingen, specificaties en cijfers in Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie (4), worden benadrukt.

(7)

Het is noodzakelijk dat het voorschrift van een representatieve analyse per grote hoeveelheid wordt uitgevoerd op basis van een representatieve steekproef. Daarom moeten met regelmatige tussenpozen basismonsters voor het verzamelmonster worden genomen, bijvoorbeeld ten minste één basismonster per 50 ton, hetgeen in overeenstemming is met de bepalingen met betrekking tot bemonstering van Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (5).

(8)

Uit de resultaten van het door Verordening (EG) nr. 183/2005 voorgeschreven testen op dioxine, de verslagen (6) van de audits van het Voedsel- en Veterinair Bureau en het feit dat er geen niet-conforme monsters van van plantaardige oliën afgeleide producten, met uitzondering van uit fysische raffinage verkregen vetzuurdestillaten alsmede deodestillaten, zijn gemeld via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (7), blijkt dat die producten geen groot risico voor dioxineverontreiniging opleveren. Derhalve moeten de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005 opgenomen voorschriften met betrekking tot het 100 % testen op dioxine voor die producten worden versoepeld.

(9)

Om de verantwoordelijkheid voor het testen op dioxine van ingevoerde producten te verduidelijken, moet een specifieke bepaling in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005 worden opgenomen. Dit moet ook waarborgen dat ingevoerde producten dezelfde mate van veiligheid bieden als in de Unie geproduceerde producten.

(10)

Het in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005 vastgestelde systeem om aan de hand van een certificaat aan te tonen dat de verplichte analyse van een specifieke partij heeft plaatsgevonden, moet worden gewijzigd door verschillende specificaties betreffende de taken van de verschillende exploitanten van diervoederbedrijven, om meer duidelijkheid te verschaffen over de verantwoordelijkheden van de diverse actoren in de voederketen.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punt 2, onder h), in punt 3, onder b), van de bijlage bij deze verordening is van toepassing met ingang van 23 april 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 oktober 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 35 van 8.2.2005, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29).

(3)  Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders (PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie van 16 januari 2013 betreffende de catalogus van voedermiddelen (PB L 29 van 30.1.2013, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie van 27 januari 2009 tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1).

(6)  http://ec.europa.eu/food/fvo/audit_reports/index.cfm: Auditnummers 2013-6748, 2013-6749, 2013-6750, 2013-6751, 2013-6752, 2013-6753, 2014-7036, 2014-7037 en 2014-7038

(7)  http://ec.europa.eu/food/safety/rasff/portal/index_en.htm


BIJLAGE

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 183/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de afdeling getiteld „DEFINITIES” worden de punten b) en c) vervangen door de volgende punten b) en c) en wordt het volgende punt d) toegevoegd:

„b)   „van oliën en vetten afgeleide producten”: producten die direct of indirect zijn afgeleid van ruwe of teruggewonnen oliën en vetten door oleochemische of biodieselverwerking of destillatie, chemische of fysische raffinage, met uitzondering van

de geraffineerde olie;

van geraffineerde olie afgeleide producten en

toevoegingsmiddelen;

c)   „vetmenging”: de vervaardiging van mengvoeders of, in geval van alle bestanddelen die behoren tot dezelfde vermelding in deel C van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie (1) die zijn afgeleid van dezelfde planten- of diersoort, van voedermiddelen door het mengen van ruwe oliën, geraffineerde oliën, dierlijke vetten, bij exploitanten van levensmiddelenbedrijven die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 852/2004 vallen teruggewonnen oliën of daarvan afgeleide producten voor de productie van mengolie of mengvet, met uitzondering van

alleen de opslag van achtereenvolgende partijen en

uitsluitend het mengen van geraffineerde oliën;

d)   „geraffineerde olie of geraffineerd vet”: olie die of vet dat het raffineren heeft ondergaan als bedoeld in nr. 53 van het glossarium van procedés in deel B van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 68/2013.

(1)  Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie van 16 januari 2013 betreffende de catalogus van voedermiddelen (PB L 29 van 30.1.2013, blz. 1)”."

2)

In de afdeling getiteld „PRODUCTIE” komt punt 8 als volgt te luiden en wordt het volgende punt 9 toegevoegd:

„8.

De etikettering van de producten moet duidelijk aangeven of zij bestemd zijn voor diervoeders of andere doeleinden. Als van een bepaalde partij van een product wordt verklaard dat deze niet bestemd is voor gebruik in diervoeders, mag deze verklaring achteraf door een exploitant in een later stadium van de keten niet worden gewijzigd.

9.

Bij de etikettering van voedermiddelen overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en deRaad (2), moeten, indien beschikbaar, de benamingen zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 68/2013 worden gebruikt.

(2)  Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders (PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1)”."

3)

De afdeling „DIOXINEMONITORING” wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel van die afdeling komt als volgt te luiden:

„DIOXINEMONITORING VOOR OLIËN, VETTEN EN DAARVAN AFGELEIDE PRODUCTEN”;

b)

punt 2 komt als volgt te luiden:

„2.

Ter aanvulling van het HACCP-systeem van de exploitant van het diervoederbedrijf moeten de in punt 1 bedoelde analysen met ten minste de volgende frequenties worden uitgevoerd (indien niet nader gespecificeerd mag een te analyseren partij producten niet meer dan 1 000 t bedragen:

a)

Exploitanten van diervoederbedrijven die ruwe plantaardige vetten en oliën verwerken:

i)

100 % van de partijen producten die zijn afgeleid van oliën en vetten van plantaardige oorsprong, met uitzondering van:

glycerine,

lecithine,

gommen,

de onder ii) bedoelde producten;

ii)

zure oliën uit chemische raffinage, zepen, gebruikte filtreerstoffen, gebruikte bleekaarde en inkomende partijen ruwe kokosolie worden geanalyseerd en gedocumenteerd als onderdeel van het HACCP-systeem.

b)

Exploitanten van diervoederbedrijven die dierlijke vetten produceren, met inbegrip van verwerkers van dierlijke vetten:

i)

één representatieve analyse per 5 000 ton met een minimum van één representatieve analyse per jaar van dierlijk vet en daarvan afgeleide producten, behorend tot categorie 3-materiaal, als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3), of afkomstig van een inrichting die is erkend overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4).

c)

Exploitanten van diervoederbedrijven die visolie produceren:

i)

100 % van de partijen visolie als zij wordt geproduceerd uit:

producten die zijn afgeleid van visolie, met uitzondering van geraffineerde visolie;

vis zonder monitoringgeschiedenis, van ongespecificeerde oorsprong of afkomstig uit de Oostzee;

bijproducten van vis uit niet door de EU erkende inrichtingen die vis voor menselijke consumptie produceren;

blauwe wijting of menhaden;

ii)

100 % van de uitgaande partijen producten die zijn afgeleid van visolie, met uitzondering van geraffineerde visolie;

iii)

één representatieve analyse per 2 000 ton van niet onder i) bedoelde visolie;

iv)

visolie die is gereinigd met een officieel goedgekeurde behandeling als bedoeld in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 767/2009 en in Verordening (EU) nr. 2015/786 van de Commissie (5) wordt aan de hand van de HACCP-beginselen geanalyseerd en gedocumenteerd.

d)

Oleochemische industrie die diervoeders in de handel brengt:

i)

100 % van de inkomende partijen dierlijke vetten die niet onder b) of h) vallen, visolie die niet onder c) of h) valt, oliën en vetten die zijn teruggewonnen bij exploitanten van levensmiddelenbedrijven die binnen de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 852/2004 vallen, en gemengde vetten en oliën;

ii)

100 % van de partijen producten die zijn afgeleid van als diervoeders in de handel gebrachte oliën en vetten, met uitzondering van:

glycerine,

bij splitsen verkregen zuivere gedestilleerde vetzuren,

de onder iii) bedoelde producten;

iii)

door splitsen verkregen ruwe vetzuren veresterd met glycerol, vetzuren, mono- en diglyceriden van vetzuren, vetzuurzouten en inkomende partijen ruwe kokosolie moeten aan de hand van de HACCP-beginselen worden geanalyseerd en gedocumenteerd.

e)

Biodieselindustrie die diervoeders in de handel brengt:

i)

100 % van de inkomende partijen dierlijke vetten die niet onder b) of h) vallen, visolie die niet onder c) of h) valt, oliën en vetten die zijn teruggewonnen bij exploitanten van levensmiddelenbedrijven die binnen de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 852/2004 vallen, en gemengde vetten en oliën;

ii)

100 % van de partijen producten die zijn afgeleid van als diervoeders in de handel gebrachte oliën en vetten, met uitzondering van:

glycerine,

lecithine,

gommen,

de onder ii) bedoelde producten;

iii)

zure oliën uit chemische raffinage, zepen en ruwe kokosolie moeten aan de hand van de HACCP-beginselen worden geanalyseerd en gedocumenteerd.

f)

Vetmenginrichtingen:

i)

100 % van de inkomende partijen ruwe kokosolie, dierlijke vetten die niet onder b) of h) vallen, visolie die niet onder c) of h) valt, oliën en vetten die zijn teruggewonnen bij exploitanten van levensmiddelenbedrijven die binnen de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 852/2004 vallen, gemengde vetten en oliën en van oliën en vetten afgeleide producten, met uitzondering van:

glycerine,

lecithine,

gommen,

de onder ii) bedoelde producten;

ii)

zure oliën uit chemische raffinage, door splitsen verkregen ruwe vetzuren, door splitsen verkregen zuivere gedestilleerde vetzuren en zepen moeten aan de hand van de HACCP-beginselen worden geanalyseerd en gedocumenteerd.

of

iii)

100 % van de partijen voor diervoeders bestemde gemengde vetten en oliën.

De exploitant van het diervoederbedrijf moet aan de bevoegde autoriteit verklaren welk alternatief hij kiest.

g)

Producenten van mengvoeders wat betreft voedselproducerende dieren, met uitzondering van die welke onder punt f) vallen:

i)

100 % van de inkomende partijen ruwe kokosolie, dierlijke vetten die niet onder b) of h) vallen, visolie die niet onder c) of h) valt, oliën en vetten die zijn teruggewonnen bij exploitanten van levensmiddelenbedrijven die binnen de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 852/2004 vallen, gemengde vetten en oliën en van oliën en vetten afgeleide producten, met uitzondering van:

glycerine,

lecithine,

gommen,

de onder ii) bedoelde producten;

ii)

zure oliën uit chemische raffinage, door splitsen verkregen ruwe vetzuren, door splitsen verkregen zuivere gedestilleerde vetzuren; filtreerstoffen, bleekaarde en zepen moeten aan de hand van de HACCP-beginselen worden geanalyseerd en gedocumenteerd;

iii)

1 % van de partijen voor geproduceerde mengvoeders die de onder i) en ii) bedoelde producten bevatten.

h)

Importeurs die de volgende diervoeders in de handel brengen:

i)

100 % van de ingevoerde partijen ruwe kokosolie, dierlijke vetten, visoliën, bij exploitanten van levensmiddelenbedrijven teruggewonnen oliën en vetten, gemengde vetten en oliën, uit plantaardige olie gewonnen tocoferolen en daaruit vervaardigd tocoferylacetaat en van oliën en vetten afgeleide producten, met uitzondering van: bepalingen:

glycerine,

lecithine,

gommen,

de onder ii) bedoelde producten;

ii)

zure oliën uit chemische raffinage, door splitsen verkregen ruwe vetzuren, door splitsen verkregen zuivere gedestilleerde vetzuren en zepen moeten aan de hand van de HACCP-beginselen worden geanalyseerd en gedocumenteerd.

(3)  Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1)."

(4)  Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55)."

(5)  Verordening (EU) 2015/786 van de Commissie van 19 mei 2015 tot vaststelling van criteria voor de aanvaardbaarheid van zuiveringsprocedés die worden toegepast op producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren, als bedoeld in Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 125 van 21.5.2015, blz. 10).”;"

c)

de punten 4, 5 en 6 komen als volgt te luiden:

„4.

Wanneer een exploitant van een diervoederbedrijf over bewijsstukken beschikt waaruit blijkt dat een partij van een product of alle bestanddelen van een partij van een product als bedoeld in punt 2 die in zijn inrichting binnenkomt, reeds in een eerder stadium van de productie, verwerking of distributie is/zijn geanalyseerd, moet de exploitant van het diervoederbedrijf worden ontslagen van de verplichting om deze partij te analyseren.

5.

Elke partij producten die overeenkomstig punt 2 wordt geanalyseerd, moet vergezeld gaan van een bewijsstuk waaruit blijkt dat deze producten of alle bestanddelen daarvan zijn geanalyseerd of voor analyse naar een erkend laboratorium als bedoeld in punt 1 zijn gestuurd, met uitzondering van de partijen producten als bedoeld in punt 2, onder a), ii), onder b), i), onder c), iii), onder c), iv), onder d), iii), onder e), iii), onder f), ii), onder g), ii), en onder h), ii).

Het bewijs van analyse moet een ondubbelzinnige link leggen tussen de levering en de geteste partij of partijen. Deze link moet worden beschreven in het gedocumenteerde traceerbaarheidssysteem bij de leverancier. Met name wanneer de levering wordt verkregen uit meer dan één partij of bestanddeel, moet het te leveren bewijsstuk betrekking hebben op elk van de bestanddelen van de levering. Wanneer de tests worden uitgevoerd op het uitgaande product, dient het analytische verslag als bewijs dat het product is geanalyseerd.

Bij aflevering moeten de producten als bedoeld in punt 2, onder b), i), of onder c), iii), vergezeld gaan van een bewijsstuk waaruit blijkt dat deze producten voldoen aan de voorschriften van punt 2, onder b), i) of onder c), iii). Indien nodig moet het bewijs van de analyse van de geleverde partij of partijen aan de geadresseerde worden verzonden wanneer de exploitant de analyse van de erkende laboratoria ontvangt.

6.

Als alle in punt 2, onder g), i), bedoelde inkomende partijen producten die voor een productieproces worden gebruikt, overeenkomstig de voorschriften van deze verordening zijn geanalyseerd en als kan worden gegarandeerd dat het productieproces, de hantering en de opslag de dioxineverontreiniging niet vergroten, moet de exploitant van het diervoederbedrijf worden ontslagen van de verplichting om het uitgaande product te analyseren en moet hij het in plaats daarvan aan de hand van de HACCP-beginselen analyseren.”.



23.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 278/11


VERORDENING (EU) 2015/1906 VAN DE COMMISSIE

van 22 oktober 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 282/2008 betreffende materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (1), en met name artikel 5, lid 1, onder n),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig overweging 20 van Verordening (EG) nr. 282/2008 van de Commissie (2) moeten beschikkingen betreffende de toelating van recyclageprocessen voor kunststoffen worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure beschreven in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1935/2004.

(2)

In artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 282/2008, dat betrekking heeft op dergelijke beschikkingen, wordt verwezen naar artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1935/2004.

(3)

Toen Verordening (EG) nr. 282/2008 werd vastgesteld, werd zowel in artikel 11, lid 3, als in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 verwezen naar de regelgevingsprocedure die was vastgesteld in artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van de Raad (3).

(4)

Verordening (EG) nr. 1935/2004 is bij Verordening (EG) nr. 596/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4) gewijzigd door vermelding in artikel 11, lid 3, van de regelgevingsprocedure met toetsing die is vastgesteld in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG, door middel van een verwijzing naar een nieuw lid 4 dat wordt ingevoegd in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1935/2004.

(5)

Aangezien de toelating van een recyclageproces voor kunststoffen een maatregel van individuele strekking is ter uitvoering van artikel 5, lid 1, onder n), van Verordening (EG) nr. 1935/2004, en in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 282/2008 exacte criteria voor de toelating zijn bepaald, dient de regelgevingsprocedure van toepassing te zijn waarnaar in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 wordt verwezen. De regelgevingsprocedure bestaat echter niet meer sinds de vervanging van Besluit 1999/468/EG door Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5). Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 is de onderzoeksprocedure de juiste procedure voor de toelating van recyclageprocessen voor kunststoffen.

(6)

De verwijzing naar de vaststellingsprocedure in Verordening (EG) nr. 282/2008 dient te worden aangepast.

(7)

Verordening (EG) nr. 282/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 282/2008 wordt vervangen door de volgende tekst:

„1.   De Commissie stelt een tot de aanvrager gerichte beschikking vast waarbij het recyclageproces wordt toegelaten of afgewezen.

Artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6) is van toepassing.

De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders ingesteld bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (7). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 oktober 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.

(2)  Verordening (EG) nr. 282/2008 van de Commissie van 27 maart 2008 betreffende materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2023/2006 (PB L 86 van 28.3.2008, blz. 9).

(3)  Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23).

(4)  Verordening (EG) nr. 596/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de Raad van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft. Aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing — Deel vier (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 14).

(5)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).


23.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 278/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1907 VAN DE COMMISSIE

van 22 oktober 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 oktober 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

53,3

MA

101,4

MK

50,7

TR

95,4

ZZ

75,2

0707 00 05

AL

41,5

MK

46,1

TR

120,5

ZZ

69,4

0709 93 10

MA

107,9

TR

143,5

ZZ

125,7

0805 50 10

AR

152,4

TR

111,9

UY

74,0

ZA

148,6

ZZ

121,7

0806 10 10

BR

228,4

EG

209,3

MK

97,7

PE

73,3

TR

167,5

ZZ

155,2

0808 10 80

AR

124,2

CL

106,7

NZ

136,3

US

120,3

ZA

130,8

ZZ

123,7

0808 30 90

TR

132,1

XS

96,6

ZZ

114,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

23.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 278/15


BESLUIT (GBVB) 2015/1908 VAN DE RAAD

van 22 oktober 2015

ter ondersteuning van een mondiaal rapportagemechanisme inzake illegale handvuurwapens en lichte wapens en andere illegale conventionele wapens en illegale munitie om het risico van illegale handel te beperken („iTrace II”)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 26, lid 2, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad heeft op 13 december 2003 de Europese veiligheidsstrategie aangenomen waarin vijf belangrijke uitdagingen worden genoemd waaraan de Unie het hoofd moet bieden: terrorisme, de verspreiding van massavernietigingswapens, regionale conflicten, het falen van staten en georganiseerde criminaliteit. De gevolgen van de illegale productie, overdracht en circulatie van conventionele wapens, met inbegrip van handvuurwapens en lichte wapens (small arms and light weapons — „SALW”), en de buitensporige accumulatie en ongecontroleerde verspreiding ervan vormen een belangrijk aspect van vier van deze vijf uitdagingen. Zij vergroten de onveiligheid in Sub-Saharaans Afrika, het Midden-Oosten en vele andere regio's van de wereld, verergeren conflicten en ondergraven de vredesopbouw na conflicten en vormen derhalve een ernstige bedreiging voor de vrede en veiligheid.

(2)

De Europese Raad heeft op 15 en 16 december 2005 de strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in SALW en munitie („EU-SALW-strategie”) daarvoor aangenomen, waarin de richtsnoeren voor het EU-optreden op het gebied van SALW worden omschreven. In de EU-SALW-strategie wordt benadrukt dat SALW het terrorisme en de georganiseerde misdaad verergeren en een belangrijke rol spelen bij het uitbreken en uitbreiden van conflicten en het instorten van staatsstructuren.

(3)

In de EU-SALW-strategie wordt ook gesteld dat de Unie de sanctieregelingen en de mechanismen voor de monitoring van de naleving ervan moet versterken en ondersteunen, steun zal verlenen aan het versterken van de uitvoercontroles alsook aan het propageren van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (1), onder meer door het bevorderen van maatregelen ter verbetering van de transparantie.

(4)

In het kader van het op 20 juli 2001 aangenomen actieprogramma van de Verenigde Naties ter voorkoming, bestrijding en uitroeiing van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten („VN-actieprogramma”), hebben alle lidstaten van de VN zich ertoe verbonden om de illegale handel in SALW te voorkomen, met inbegrip van de omleiding ervan naar afnemers zonder vergunning, en, in het bijzonder, om bij de beoordeling van aanvragen voor uitvoervergunningen rekening te houden met het risico dat SALW worden omgeleid naar illegale bestemmingen.

(5)

Op 8 december 2005 heeft de Algemene Vergadering van de VN een internationaal instrument aangenomen waarmee staten tijdig en op betrouwbare wijze illegale SALW kunnen identificeren en traceren.

(6)

Tijdens de tweede toetsingsconferentie van het VN-actieprogramma in 2012 hebben alle VN-lidstaten zich opnieuw gecommitteerd aan de voorkoming van de illegale handel in SALW, met inbegrip van omleiding naar afnemers zonder vergunning, en bevestigden zij hun afspraken in het VN-actieprogramma met betrekking tot de beoordeling van aanvragen voor uitvoervergunningen.

(7)

De Algemene Vergadering van de VN heeft de tekst van het Wapenhandelsverdrag („WHV”) op 2 april 2013 goedgekeurd. Doel van het WHV is de hoogst mogelijke gemeenschappelijke internationale standaarden vast te stellen om de internationale handel in conventionele wapens te reglementeren of de reglementering van die handel te verbeteren, de illegale handel in conventionele wapens te voorkomen en uit te bannen en te voorkomen dat conventionele wapens naar andere bestemmingen worden omgeleid. De Unie dient alle VN-lidstaten te steunen bij de uitvoering van effectieve controles van wapenoverdrachten om ervoor te zorgen dat het WHV zo doeltreffend mogelijk is, in het bijzonder wat betreft de toepassing van artikel 11 daarvan.

(8)

De Unie heeft in het verleden steun verleend aan Conflict Armament Research Ltd (CAR) via Besluit 2013/698/GBVB van de Raad (2).

(9)

De Unie wenst de tweede fase van een mondiaal rapportagemechanisme inzake illegale SALW en andere illegale conventionele wapens en munitie te financieren om het gevaar dat deze illegaal worden verhandeld te beperken en om aldus verder bij te dragen tot de verwezenlijking van de bovengenoemde doelstellingen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De door de Unie te steunen projectactiviteiten, waarmee beoogd wordt uitvoering te geven aan de EU-SALW-strategie en de vrede en veiligheid te bevorderen, hebben de volgende specifieke doelstellingen:

het handhaven en verder verbeteren van een toegankelijk en gebruikersvriendelijk mondiaal informatiebeheerssysteem inzake omgeleide of illegaal verhandelde SALW en andere omgeleide of illegaal verhandelde conventionele wapens en munitie („iTrace”), opdat beleidsmakers, deskundigen op het gebied van beheersing van conventionele wapens, alsmede functionarissen die belast zijn met de uitvoercontrole op conventionele wapens, kunnen beschikken over relevante informatie zodat zij doeltreffende, empirisch onderbouwde strategieën en projecten kunnen uitwerken om de illegale verspreiding van SALW en van andere conventionele wapens en munitie tegen te gaan;

het verrichten van veldonderzoek naar SALW en andere conventionele wapens en munitie die in door conflicten getroffen gebieden circuleren, het uploaden van alle vergaarde informatie in het informatiebeheerssysteem, het toezenden van formele traceerverzoeken aan nationale regeringen, indien nodig, en het voor het publiek vrijgeven, na verificatie (onder meer door formele tracering), van informatie in het iTrace-systeem;

het samenbrengen in het mondiaal informatiebeheerssysteem van bestaande beleidsrelevante documentatie over overdrachten van SALW en andere conventionele wapens en munitie, waaronder nationale wapenuitvoerverslagen, landenrapporten ten behoeve van het VN-register van Conventionele Wapens en het VN-actieprogramma betreffende de illegale handel in SALW, de teksten van nationale, regionale en internationale instrumenten, alsmede geverifieerde rapporten over illegale overdrachten van SALW en andere conventionele wapens en munitie, opgesteld door VN-groepen die toezicht houden op de naleving van VN-sancties, maatschappelijke organisaties en de internationale nieuwsmedia;

het geven van ruimere bekendheid aan de bevindingen in het kader van het project, het uitdragen van het doel en de beschikbare capaciteiten van iTrace bij internationale en nationale beleidsmakers, bij deskundigen op het gebied van beheersing van conventionele wapens en bij instanties die belast zijn met de verlening van wapenuitvoervergunningen, alsmede het versterken van het internationale vermogen om toezicht te houden op de illegale verspreiding van SALW en van andere conventionele wapens en munitie, om beleidsmakers bij te staan bij het vaststellen van prioritaire gebieden voor internationale bijstand en samenwerking en om het risico van omleiding van SALW en van andere conventionele wapens en munitie te beperken. Ook zullen er outreach-initiatieven worden opgezet voor het coördineren van informatie-uitwisseling en voor het smeden van duurzame partnerschappen met personen en organisaties die informatie kunnen genereren, welke in het iTrace-systeem kan worden geüpload;

het opstellen van rapporten over belangrijke beleidskwesties, op basis van uit veldonderzoeken gegenereerde gegevens die in het iTrace-systeem worden gepresenteerd, betreffende specifieke gebieden die internationale aandacht verdienen, waaronder belangrijke patronen in de illegale handel in SALW en andere conventionele wapens en munitie, en de regionale distributie van illegaal verhandelde wapens en munitie.

De Unie financiert dit project waarvan een uitvoerige beschrijving in de bijlage bij dit besluit gaat.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid („HV”) is belast met de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van het in artikel 1 beschreven project wordt verricht door Conflict Armament Research Ltd („CAR”).

3.   CAR voert haar taken uit onder de verantwoordelijkheid van de HV. Daartoe treft de HV de nodige regelingen met CAR.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van het in artikel 1 bedoelde project bedraagt 2 530 684 EUR. De totale geraamde begroting voor het gehele project bedraagt 3 020 000 EUR; dit bedrag wordt medegefinancierd door CAR en het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken.

2.   Voor het beheer van de uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, gelden de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van het in lid 1 bedoelde financieel referentiebedrag. Hiertoe sluit zij de nodige overeenkomst met CAR. In de overeenkomst wordt bepaald dat CAR moet zorgen voor de zichtbaarheid van de bijdrage van de Unie in een mate die overeenstemt met de omvang ervan.

4.   De Commissie tracht de in lid 3 bedoelde overeenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden die zich in dat verband voordoen en van de datum van sluiting van de overeenkomst.

Artikel 4

1.   De HV brengt verslag uit aan de Raad over de uitvoering van dit besluit, op basis van driemaandelijkse inhoudelijke verslagen die door CAR worden opgesteld. Deze verslagen vormen de grondslag voor de evaluatie door de Raad. Om de Raad bij te staan bij het beoordelen van de resultaten van dit besluit, wordt het project tevens geëvalueerd door een externe entiteit.

2.   De Commissie brengt verslag uit over de financiële aspecten van het in artikel 1 bedoelde project.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit verstrijkt 24 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde overeenkomst. Het verstrijkt echter zes maanden na de datum van inwerkingtreding indien er binnen die termijn nog geen overeenkomst is gesloten.

Gedaan te Luxemburg, 22 oktober 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. ETGEN


(1)  Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).

(2)  Besluit 2013/698/GBVB van de Raad van 25 november 2013 ter ondersteuning van een mondiaal rapportagemechanisme inzake illegale handvuurwapens en lichte wapens en andere illegale conventionele wapens en illegale munitie om het risico van illegale handel te beperken (PB L 320 van 30.11.2013, blz. 34).


BIJLAGE

Mondiaal rapportagemechanisme inzake SALW en andere conventionele wapens en munitie iTrace

1.   Achtergrond en motivering van de steun in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

1.1.   Besluit 2013/698/GBVB (1) van de Raad, waarbij het mondiaal rapportagemechanisme inzake illegale SALW en andere illegale conventionele wapens en munitie, iTrace, werd ingesteld.

De illegale verspreiding van SALW en van andere conventionele wapens en munitie draagt in belangrijke mate bij tot de ondermijning van de stabiliteit van staten en de verscherping van conflicten, hetgeen een ernstige bedreiging vormt voor de vrede en veiligheid. Zoals in de EU-SALW-strategie werd aangegeven, verergeren illegale wapens en munitie het terrorisme en de georganiseerde misdaad en spelen zij een belangrijke rol bij het uitbreken en uitbreiden van conflicten en het instorten van staatsstructuren.

De activiteiten in het kader van Besluit 2013/698/GBVB hebben geleid tot een aanzienlijke toename in de capaciteit van de internationale gemeenschap voor monitoring en diagnose op het gebied van de bestrijding van de verspreiding van illegale SALW en andere conventionele wapens. In het kader van het Besluit 2013/698/GBVB heeft iTrace meer dan 200 000 conventionele wapens, munitie en bijbehorend materiaal, met inbegrip van geïmproviseerde explosieven (improvised explosive devices — „IED”), gedocumenteerd. Dat overtreft ruimschoots het resultaat van alle voorgaande inspanningen om illegale wapens in kaart te brengen. Er werd plaatselijk iTrace-onderzoek verricht in de Centraal-Afrikaanse Republiek, Tsjaad, de Democratische Republiek Congo, Ivoorkust, Egypte, Irak, Jordanië, Libanon, Mali, Mauritanië, Myanmar, Nepal, Somalië, Somaliland, Zuid-Sudan, Syrië, de Verenigde Arabische Emiraten en Uganda. iTrace heeft tevens aanzienlijke technische steun verleend aan sanctiecomités van de VN-Veiligheidsraad, aan VN-missies (MINUSCA, MINUSMA, MONUSCO, UNMISS, UNOCI, en UNSOM) en aan verschillende regeringen die om iTrace-ondersteuning voor onderzoek hadden gevraagd.

Terwijl de omvang en schaal van onderzoeken werden opgevoerd, is iTrace een steeds belangrijker instrument geworden voor: a) het verzamelen van beleidsondersteunende informatie over illegale wapenoverdrachten naar conflictgebieden, met name in bepaalde gebieden die van belang zijn voor de EU-lidstaten; b) het bieden van real-time inzicht in de mondiale illegale wapenhandel; c) het profileren van omleiding met het oog op een grotere capaciteit van de Europese instanties voor uitvoercontrole om omleidingsrisico's vóór de uitvoer te beoordelen; en d) het bevorderen van informatie-uitwisseling tussen VN-, internationale, regionale en nationale instanties die anders weinig onderlinge contacten onderhouden.

1.2.   Doel van dit besluit is derhalve om de werkzaamheden in het kader van het proefproject overeenkomstig Besluit 2013/698/GBVB voort te zetten door beleidsmakers, wapenbeheersingsdeskundigen en met wapenuitvoercontrole belaste functionarissen verder de beschikking te geven over systematisch vergaarde, relevante informatie, die hen in staat stelt doeltreffende, empirisch onderbouwde antiproliferatiestrategieën tegen de illegale verspreiding van conventionele wapens en de munitie daarvoor te formuleren, ter verhoging van de internationale en regionale veiligheid. Zij blijven dus ondersteuning krijgen teneinde een succesvolle reactiestrategie te combineren met adequate preventieve actie om illegale vormen van vraag en aanbod te bestrijden en een doeltreffende beheersing van conventionele wapens in derde landen te verzekeren.

1.3.   Dit besluit voorziet in de verdere handhaving en verbetering van het openbaar toegankelijk onlinesysteem iTrace voor het traceren van illegale SALW en andere illegale conventionele wapens en illegale munitie, waarbij specifieke wapentypes, leveranciers, overdrachtskanalen en illegale afnemers in kaart worden gebracht. iTrace dient als mondiaal rapportagemechanisme, gericht op door conflicten getroffen gebieden, waarmee nationale regeringen de illegale handel in SALW en in andere conventionele wapens en munitie kunnen volgen en gevallen van omleiding kunnen vaststellen.

2.   Algemene doelstellingen

De hierna beschreven actie zal de internationale gemeenschap verder bijstaan bij de bestrijding van de destabiliserende gevolgen van omleiding van en illegale handel in SALW en andere conventionele wapens en munitie. Dankzij dit besluit zullen beleidsmakers, wapenbeheersingsdeskundigen en met wapenuitvoercontrole belaste functionarissen verder de beschikking hebben over relevante informatie, die hen in staat stelt doeltreffende, empirisch onderbouwde antiproliferatiestrategieën te formuleren tegen de illegale verspreiding van SALW en van andere conventionele wapens en munitie, teneinde de internationale en regionale veiligheid te verbeteren. In het kader van de actie wordt specifiek voorzien in:

a)

concrete informatie over illegale handel in SALW en andere conventionele wapens die nodig is voor een doeltreffender monitoring van de uitvoering van het VN-actieprogramma betreffende de illegale handel in SALW;

b)

concrete informatie ter versterking van de uitvoering van het internationaal traceringsinstrument;

c)

concrete informatie voor het in het oog houden van belangrijke routes en entiteiten die betrokken zijn bij de aanvoer van conventionele wapens en munitie in door conflicten getroffen gebieden of naar internationale terroristische organisaties, en voor het aanleveren van bewijsmateriaal betreffende bij illegale handel betrokken groepen en personen ten behoeve van nationale gerechtelijke procedures;

d)

versterkte samenwerking tussen relevante VN-organen, missies en andere internationale organisaties, op het gebied van het traceren van SALW en andere conventionele wapens en het rechtstreeks leveren van informatie ten behoeve van bestaande monitoringmechanismen, waaronder het INTERPOL-beheersysteem voor het registreren en traceren van illegale vuurwapens („iARMS”), dat complementair is met iTrace en waarmee de verdere coördinatie wordt verzekerd;

e)

informatie die relevant is voor het bepalen van de gebieden die bij voorrang in aanmerking komen voor internationale samenwerking en bijstand bij de doeltreffende bestrijding van omleiding van en illegale handel in SALW en andere conventionele wapens en munitie, zoals financiering van projecten voor voorraadbeveiliging en/of grensbeheer;

f)

een mechanisme dat behulpzaam moet zijn bij de monitoring van de uitvoering van het WHV, met name ten behoeve van het opsporen van omleiding van overgedragen conventionele wapens, en dat regeringen moet helpen bij het inschatten van het omleidingsrisico voorafgaand aan de uitvoer van conventionele wapens, met name het risico op omleiding in het afnemersland of het risico op wederuitvoer in onwenselijke omstandigheden.

3.   Levensvatbaarheid van het project op de lange termijn en resultaten

De actie verbetert een duurzaam kader voor voortdurende monitoring van de illegale verspreiding van SALW en van andere conventionele wapens en munitie. Naar verwacht zal de actie de bestaande hoeveelheid wapengerelateerde informatie aanzienlijk vergroten en aanzienlijke ondersteuning bieden aan de doelgerichte ontwikkeling van doeltreffend beleid inzake beheersing van conventionele wapens en wapenuitvoercontrole. Specifiek zal het project in het volgende voorzien:

a)

het verder ontwikkelen van een informatiebeheerssysteem voor het verzamelen en analyseren op lange termijn van gegevens betreffende illegale conventionele wapens;

b)

beleidsmakers en deskundigen inzake de beheersing van conventionele wapens de beschikking geven over een instrument waarmee doeltreffendere strategieën en bij voorrang voor bijstand en samenwerking in aanmerking komende gebieden kunnen worden bepaald (bijvoorbeeld door te bepalen welke mechanismen voor subregionale of regionale samenwerking, coördinatie en informatie-uitwisseling moeten worden ingesteld of versterkt, door het in kaart brengen van niet goed beveiligde nationale voorraden, gebrekkig voorraadbeheer, routes voor illegale overdrachten, zwakke grenscontroles en ontoereikende rechtshandhavingscapaciteiten);

c)

een ingebouwde flexibiliteit die het mogelijk maakt beleidsrelevante informatie te genereren, ook bij snel wijzigende beleidsbehoeften;

d)

een aanmerkelijke verhoging van de doeltreffendheid van de organisaties en personen die belast zijn met de internationale monitoring van wapens, door een gestaag in omvang toenemend mechanisme voor informatie-uitwisseling aan te bieden.

4.   Beschrijving van de actie

4.1.   Project 1: Verbetering van iTrace, een wereldwijd systeem voor het beheren van opsporingsinformatie en een onlineportaal voor de kartering van illegale conventionele wapens en illegale munitie

4.1.1.   Doel van het project

Het project verbetert de iTrace-software, die oorspronkelijk door CAR werd ontwikkeld voor het overeenkomstig de bepalingen van Besluit 2013/698/GBVB uitgevoerde project, en vergroot de gebruikersvriendelijkheid van het systeem. De verbeteringen omvatten: betere gegevensanalyse; de ontwikkeling van een reeks gebruikersfuncties („user functions suite”), die specifieke gebruikersgroepen duidelijke instructies geven voor de optimale benutting van het systeem; zeer snelle dataopname (met inbegrip van streaming via satellieten); onmiddellijke actualisering van beleidsdocumenten; een mobiele iTrace-applicatie voor iOS® en Android®; de verfijning van de gegevensbank met het oog op een steeds breder scala aan wapens en componenten.

4.1.2.   Projectactiviteiten

In het kader van dit project worden de volgende activiteiten ondernomen:

a)

Het systeem zal worden verbeterd om geavanceerde en meerjarige trendanalyses op het gebied van wapensmokkel mogelijk te maken. Onder meer de capaciteiten op het gebied van visualisering en het opvragen van gegevens zullen worden verbeterd, hetgeen gebruikers in staat zal stellen om ingewikkelde relaties tussen grote datasets te onderzoeken.

b)

De ontwikkeling van een software suite met gebruikersfuncties, die zal zorgen voor een verklarende interface tussen de inlogpagina van iTrace en het portaal zelf. Deze suite zal thematisch worden ingedeeld, gebruikmaken van video-instructies gericht op specifieke gebruikersgroepen (bijvoorbeeld beleidsmakers op het gebied van wapenbeheersing of ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor exportvergunningen), specifieke functies van het systeem tonen (bijvoorbeeld het genereren van omleidingsstatistieken of landenprofilering), en richtsnoeren geven voor geavanceerde zoekopdrachten en het gebruik van de gegevens. Deze suite zal tevens een interactieve helpfunctie bevatten die de vorm van vaak gestelde vragen zal krijgen.

c)

Het systeem zal worden aangepast om te voorzien in de onmiddellijke actualisering van landspecifieke informatie (zoals nationale verslagen, wetgeving en wapenbeheersingsinstrumenten). Het systeem zal in realtime informatie uit een reeks bestaande gegevensbanken trekken, hetgeen op de mobiele toepassing het snel opzoeken en ophalen van beleidsdocumenten mogelijk maakt (zie 4.1.2 e) hieronder).

d)

Het systeem zal worden aangepast om de opname van MS Excel® data en andere op rekenbladen gebaseerde toepassingen mogelijk te maken via satelliet. Naar verwachting zal deze ontwikkeling de invoersnelheid van gegevens vervijfvoudigen. Het verzamelen van grote hoeveelheden gegevens (met name in Irak en Syrië) heeft deze ontwikkeling tot een absolute vereiste gemaakt.

e)

Op basis van de vraag van de gebruikers, zal in dit project een basale versie van iTrace worden ontwikkeld die voor iOS® en Android® toestellen is ontworpen. Het doel van deze toepassing is ervoor te zorgen dat beleidsmakers via iTrace op elk platform en in elk forum toegang hebben tot geospatiale kartering, omleidingsmonitoring en landspecifieke documenten.

f)

Het systeem zal zo worden aangepast dat nieuwe gegevensbanken kunnen worden toegevoegd om rekening te houden met de grotere verscheidenheid aan vuurwapens, munitie, wapenonderdelen en militaire voertuigen die zijn waargenomen tijdens de uitgebreide operaties van CAR in de periode 2013-15.

4.1.3.   Projectresultaten

Het project zal:

a)

elke online gebruiker in staat stellen om op een specifieke plaats, een specifiek land, een specifieke regio of een specifiek werelddeel te zoeken;

b)

visueel bewijsmateriaal inzake omleiding van of illegale handel in SALW en andere conventionele wapens en munitie opsporen en produceren;

c)

op een onlinewereldkaart datums van overdracht, illegale aanvoerroutes en betrokken sluikhandelaren plotten van enig exemplaar uit duizenden illegaal verhandelde SALW en andere conventionele wapens en munitie;

d)

vergelijkbare gevallen (SALW en andere conventionele wapens en munitie van hetzelfde type, uit hetzelfde productieland of dezelfde productieserie) opzoeken en deze exemplaren en hun locaties op een onlinewereldkaart plotten;

e)

verbanden tussen types omgeleide of illegaal verhandelde SALW en andere conventionele wapens en munitie, of van internationale sluikhandelaren opsporen en karteren;

f)

uitvoerige rapporten (bijvoorbeeld over de omvang van de omleiding in een land of over de herkomst van omgeleide conventionele wapens) genereren die in PDF-formaat kunnen worden gedownload;

g)

per land en wereldwijd, plaats bieden aan bestaande beleidsrelevante documentatie over overdrachten van SALW en andere conventionele wapens en munitie, waaronder nationale wapenuitvoerverslagen, landenrapporten ten behoeve van het VN-register van conventionele wapens en het VN-actieprogramma betreffende de illegale handel in SALW, de tekst van relevante nationale, regionale en internationale instrumenten, alsmede geverifieerde rapportages van illegale overdrachten van SALW en andere conventionele wapens en munitie, die zijn opgesteld door VN-groepen die toezicht houden op de naleving van VN-sancties, maatschappelijke organisaties en de internationale nieuwsmedia;

h)

gegevens die compatibel zijn met iARMS van INTERPOL streamen, hetgeen INTERPOL in staat stelt misdaadwapens in iARMS en door iTrace gegenereerde informatie over illegale wapens onderling te vergelijken;

i)

omleidingsstatistieken produceren om deskundigen op het vlak van conventionelewapenbeheersing te helpen bij het bepalen van de gebieden die als eerste in aanmerking komen voor verbetering, bijstand en samenwerking, en om nationale instanties die wapenuitvoervergunningen toekennen bij te staan bij het onderkennen van concrete omleidingsrisico's.

4.1.4.   Uitvoeringsindicatoren van het project

In het kader van het project zal een gratis en openbaar toegankelijk onlinesysteem voor kartering verder worden onderhouden en verbeterd, zonder beperkingen inzake potentiële begunstigden.

4.1.5.   Begunstigden van het project

iTrace zal doorgaan met het leveren van steeds omvangrijkere informatie die expliciet, maar niet uitsluitend, bedoeld is voor nationale beleidsmakers op het gebied van wapenbeheersing, instanties die wapenuitvoervergunningen verlenen, regionale en internationale organisaties (waaronder VN-groepen die toezicht houden op de naleving van VN-sancties, VN-vredeshandhavingsmissies, UNODC, UNODA en INTERPOL), niet-gouvernementele onderzoeksorganisaties (onder meer Bonn International Center for Conversion (BICC), Group for Research and Information on Peace (GRIP), Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) en Small Arms Survey), belangenbehartigingsorganisaties (waaronder Amnesty International en Human Rights Watch) en de internationale nieuwsmedia.

4.2.   Project 2: Voor veldonderzoeken moest het iTrace-systeem verder worden gevoed met realtime bewijsstukken waaruit de omleiding van en de illegale handel in SALW en andere conventionele wapens en munitie blijkt, alsmede met andere relevante informatie.

4.2.1.   Doel van het project

In het kader van het project zal veldonderzoek worden verricht naar SALW en andere conventionele wapens en munitie die in conflictgebieden in omloop zijn. Het project zal gestaag naar andere regio's worden uitgebreid en voorrang verlenen aan een groot aantal landen dat de EU-lidstaten bijzondere zorgen baart, zoals onder andere de Centraal-Afrikaanse Republiek, Irak, Zuid-Sudan, Libië, Mali, Somalië en Syrië. De totstandkoming van formele informatie-uitwisselingsovereenkomsten met een reeks organisaties, waaronder VN-missies, zal het project vergemakkelijken, evenals het gericht sturen van formele opsporingsverzoeken naar nationale regeringen.

In het kader van het project zal ook worden doorgegaan met bureauonderzoek naar, en (ook middels onderzoeken ter plaatse) verificatie van bestaande informatie van organisaties (afgezien van CAR) over relevante overdrachten die in het iTrace-systeem moeten worden verwerkt.

4.2.2.   Projectactiviteiten

In het kader van dit project worden de volgende activiteiten ondernomen:

a)

het inzetten van gekwalificeerde wapenexperts om veldanalyses te verrichten van illegale SALW en van andere conventionele wapens, munitie en bijbehorend materiaal dat gebruikt is in door conflicten getroffen landen;

b)

het analyseren, toetsen en verifiëren van bewijsstukken betreffende illegale SALW en andere illegale conventionele wapens, munitie en de gebruikers ervan, zoals onder andere foto's van wapens, onderdelen ervan en markeringen aan de binnenzijde en op de buitenkant, verpakkingen, de desbetreffende vervoersdocumenten en de bevindingen van veldonderzoeken (gebruikers, leveringen en routes voor overdrachten);

c)

het toetsen en verifiëren van aanvullend recent bewijsmateriaal van relevante overdrachten van SALW en andere conventionele wapens en munitie dat vergaard is door andere organisaties dan CAR, waaronder rapporten van VN-groepen die toezicht houden op de naleving van VN-sancties, maatschappelijke organisaties en de internationale nieuwsmedia;

d)

het uploaden van al het vergaarde en getoetste bewijsmateriaal naar iTrace, het informatiebeheerssysteem en onlineportaal voor kartering;

e)

het vinden en ondersteunen van plaatselijke partners ten behoeve van voortdurende gegevensvergaring ter ondersteuning van iTrace gedurende de looptijd van de voorgestelde actie en daarna;

f)

het blijven onderhouden van contacten met de EU-regeringen om op voorhand nationale contactpunten en een coördinatiemechanisme te bepalen, teneinde voorafgaand aan de onderzoeken van CAR het toepassingsgebied te verduidelijken en eventuele belangenconflicten te beperken.

Het project wordt gedurende de volledige tweejarige projectperiode van iTrace stapsgewijs uitgevoerd.

4.2.3.   Projectresultaten

Het project zal:

a)

ter plaatse materieel bewijsmateriaal van in conflictgebieden omgeleide of illegaal verhandelde conventionele wapens en munitie documenteren;

b)

gevallen van illegale handel verifiëren en ontwikkelen aan de hand van bewijsmateriaal van omgeleide of illegaal verhandelde conventionele wapens en munitie, dat door CAR, door organisaties die met CAR een vaste informatie-uitwisselingsovereenkomst hebben en, in voorkomend geval, door andere organisaties in alle regio's is vergaard;

c)

concreet visueel bewijs leveren van omgeleide of illegaal verhandelde conventionele wapens en munitie, zoals foto's van materiaal, serienummers, fabrieksmerken, dozen, paklijsten, vervoersdocumenten en eindgebruikerscertificering;

d)

schriftelijke rapporten genereren over illegale activiteiten, met inbegrip van smokkelroutes, actoren die betrokken zijn bij omleiding of illegale overdracht en van beoordelingen van bijdragende factoren (zoals ondoeltreffend beheer en ondoeltreffende beveiliging van voorraden en opzettelijk geplande, door de overheid georkestreerde netwerken voor illegale aanvoer);

e)

het bovengenoemde bewijsmateriaal uploaden naar het informatiebeheerssysteem en onlineportaal voor kartering iTrace, met het oog op volledig openbare verspreiding.

4.2.4.   Uitvoeringsindicatoren van het project

Tot 30 gevallen van veldinzet (met inbegrip van verlengde inzet waar nodig) gedurende de tweejarige periode om bewijsmateriaal te genereren dat naar het informatiebeheerssysteem en onlineportaal voor kartering iTrace geüpload kan worden.

4.2.5.   Begunstigden van het project

Zie punt 4.1.5 hierboven voor een volledige lijst van begunstigden, die identiek is voor alle projecten in het kader van dit besluit.

4.3.   Project 3: Benadering van belanghebbenden en internationale coördinatie

4.3.1.   Doel van het project

Het project zal de voordelen van iTrace belichten voor internationale en nationale beleidsmakers, voor deskundigen op het vlak van conventionelewapenbeheersing en voor met de verlening van wapenuitvoervergunningen belaste instanties. Ook zullen er outreach-initiatieven worden opgezet voor het verder coördineren van informatie-uitwisseling en voor het smeden van duurzame partnerschappen met personen en organisaties die informatie kunnen genereren die in het iTrace-systeem kan worden geüpload.

4.3.2.   Projectactiviteiten

In het kader van dit project worden de volgende activiteiten ondernomen:

a)

Presentaties van CAR-personeel tijdens internationale conferenties over de illegale handel in conventionele wapens in al zijn aspecten. De presentaties van het personeel zullen iTrace in de schijnwerper plaatsen, met de nadruk op 1) de concrete voordelen als hulpmiddel bij de monitoring van de uitvoering van het VN-actieprogramma, het WHV en andere relevante internationale instrumenten; 2) het nut ervan bij het bepalen van de gebieden die als eerste voor internationale bijstand en samenwerking in aanmerking komen; en 3) het nut ervan als mechanisme voor het inschatten van risico's voor met de verlening van wapenuitvoervergunningen belaste instanties;

b)

Presentaties van CAR-personeel voor nationale regeringen en vredeshandhavingsoperaties. De presentaties worden opgezet om iTrace onder de aandacht te brengen van relevante afdelingen van missies, om aldus formele informatie-uitwisselingsovereenkomsten aan te moedigen en uit te bouwen die informatie kunnen genereren die in het iTrace-systeem kan worden geüpload, alsmede om beleidsmakers behulpzaam te zijn bij het bepalen van de gebieden die als eerste voor internationale bijstand en samenwerking in aanmerking komen.

Het project wordt uitgevoerd gedurende de volledige projectperiode van iTrace (twee jaar).

4.3.3.   Projectresultaten

Het project zal:

a)

het nut van iTrace aantonen voor nationale en internationale beleidsmakers die zich bezighouden met de uitvoering van de verdragen betreffende conventionelewapenbeheersing en wapenuitvoercontrole (VN-actieprogramma, WHV en andere relevante internationale instrumenten) en met het evalueren van die uitvoering;

b)

relevante informatie voor beleidsmakers en deskundigen op het vlak van conventionelewapenbeheersing opleveren die hen helpt te bepalen welke gebieden als eerste voor internationale bijstand en samenwerking in aanmerking komen, en doeltreffende antiproliferatiestrategieën uit te werken;

c)

uitvoerige informatie over iTrace en het nut ervan voor de risicobeoordeling opleveren voor met de verlening van wapenuitvoervergunningen belaste instanties, en daarnaast een mogelijkheid voor verdere feedback en systeemverbetering creëren;

d)

informatie-uitwisseling tussen nationale regeringen en VN-vredeshandhavingsoperaties bevorderen, met inbegrip van gegevensverwerking en -analyse in het iTrace-systeem;

e)

de verdere vorming bevorderen van een netwerk bestaande uit een groeiende groep deskundigen op het vlak van conventionelewapenbeheersing die betrokken zijn bij het verrichten van onderzoeken ter plaatse naar omleiding van en illegale handel in conventionele wapens en munitie;

f)

meer bekendheid geven aan het traceren van conventionele wapens en munitie als hulpmiddel bij de monitoring van de uitvoering van het VN-actieprogramma, het WHV en andere internationale en regionale instrumenten voor wapenbeheersing en wapenuitvoercontrole.

4.3.4.   Uitvoeringsindicatoren van het project

Het bijwonen van tot 12 outreach-conferenties door CAR-personeel. Het verzorgen van een presentatie van iTrace tijdens al deze conferenties. Het opnemen in het eindverslag van de agenda's en beknopte verslagen van de conferenties.

4.3.5.   Begunstigden van het project

Zie punt 4.1.5 hierboven voor een volledige lijst van begunstigden, die identiek is voor alle projecten in het kader van dit besluit.

4.4.   Project 4: iTrace-beleidsrapporten

4.4.1.   Doel van het project

In het kader van het project zullen rapporten worden opgesteld over belangrijke beleidskwesties, op basis van uit veldonderzoeken gegenereerde gegevens die in het iTrace-systeem worden gepresenteerd. In de rapporten zal de nadruk worden gelegd op specifieke gebieden die aanleiding geven tot internationale bezorgdheid, met inbegrip van belangrijke patronen in de illegale handel in conventionele wapens en munitie, de regionale distributie van illegaal verhandelde wapens en munitie, en gebieden die als eerste internationale aandacht moeten krijgen.

4.4.2.   Projectactiviteiten

Grondige analyses, uitmondend in de samenstelling, toetsing, bewerking en publicatie van tot tien iTrace-beleidsrapporten.

4.4.3.   Projectresultaten

Het project zal:

a)

tot tien rapporten opleveren, elk toegespitst op een afzonderlijk punt van internationale bezorgdheid;

b)

zorgen voor de verspreiding van iTrace-beleidsrapporten onder alle EU-lidstaten;

c)

inhouden dat een gerichte outreach-strategie wordt ontworpen met het oog op maximale mondiale dekking;

d)

de zichtbaarheid van de actie in de beleidsarena en in de internationale nieuwsmedia bevorderen, onder meer door het presenteren van actuele informatie over illegale wapens, door het verstrekken van beleidsrelevante analyses ter ondersteuning van de lopende wapenbeheersingsprocessen en door het zodanig formuleren van rapporten dat maximale belangstelling van de internationale nieuwsmedia wordt gewekt.

4.4.4.   Uitvoeringsindicatoren van het project

Tot tien online beleidsrapporten over iTrace die mondiaal worden verspreid, opgesteld over de hele looptijd van de voorgestelde actie.

4.4.5.   Begunstigden van het project

Zie punt 4.1.5 hierboven voor een volledige lijst van begunstigden, die identiek is voor alle projecten in het kader van dit besluit.

5.   Locaties

De locatie van project 1 is het Verenigd Koninkrijk. In het kader van dit project wordt onderkend dat de vereiste uitkomsten van veldonderzoeken niet op afstand kunnen worden gerepliceerd, en project 2 zal daarom uitgebreide veldinzet van deskundigen op het gebied van conventionele wapens vergen in conflictgebieden. Die operaties zullen afzonderlijk worden beoordeeld op de beveiliging, toegankelijkheid en beschikbaarheid van informatie. CAR heeft in vele van de betrokken landen reeds contacten gelegd of projecten lopen. In overleg met nationale overheden en relevante organisaties zal project 3 worden uitgevoerd om te zorgen voor maximale zichtbaarheid op internationale conferenties over de hele wereld. Project 4 zal in het Verenigd Koninkrijk worden uitgevoerd.

6.   Looptijd

De totale looptijd van de gecombineerde projecten wordt op 24 maanden geraamd.

7.   Uitvoeringsentiteit en zichtbaarheid van de EU

De technische uitvoering van dit besluit wordt aan CAR toevertrouwd. CAR voert haar taak uit onder verantwoordelijkheid van de HV.

CAR is ontstaan uit een groeiend wapenonderzoekersnetwerk, dat sedert 2006 op het gebied van het identificeren en traceren van conventionele wapens baanbrekend werk heeft verricht. CAR richt zich op het plaatselijk identificeren en traceren van wapens. Deze aanpak, waarin gevallen afzonderlijk worden bestudeerd, en de voor de uitvoering ervan benodigde technische capaciteit, zijn essentieel voor het uitvoerig in kaart brengen van de omleiding van conventionele wapens naar en binnen conflictstaten, waarop momenteel onvoldoende monitoring door de internationale gemeenschap wordt uitgeoefend. CAR zendt daartoe kleine onderzoeksteams, waarvan de leden minimaal 10 jaar wapenspecifieke expertise hebben, naar conflictgebieden om op het terrein illegale wapens te onderzoeken en te documenteren.

In mei 2013 werd CAR-personeel uitgezonden naar 18 conflictgebieden, gaf CAR rechtstreekse steun aan zeven VN-groepen die toezicht houden op de naleving van VN-sancties, sloot het formele informatie-uitwisselingsovereenkomsten met twee VN-vredeshandhavingsmissies, en verleende het technische bijstand aan twee GVDB-missies. Zeven nationale regeringen ontvingen ook regelmatig technische ondersteuning van CAR in verband met het identificeren en traceren van wapens aan zeven nationale regeringen. CAR blijft de enige organisatie buiten het VN-systeem die zich uitsluitend wijdt aan het identificeren en traceren van conventionele wapens, munitie en bijbehorend materiaal, ter plaatse, in lopende gewapende conflicten.

Op 25 november 2013 werd CAR bij Besluit 2013/698/GBVB belast met het ontwerpen en uitvoeren van iTrace. iTrace is een mondiaal rapportagemechanisme inzake illegale handvuurwapens en lichte wapens en andere illegale conventionele wapens en munitie. In de proeffase (iTrace I) was het project in de eerste plaats gericht op het documenteren van illegale wapens in Sub-Saharaans Afrika, met daarnaast aandacht voor het Midden-Oosten (Irak en Syrië), en op het uploaden van de bevindingen in het iTrace-systeem. In het kader van het project zijn tot dusver in conflictgebieden meer dan 200 000 voorwerpen gedocumenteerd, waaronder wapens, munitie en aanverwant materiaal.

CAR neemt alle passende maatregelen om bekend te maken dat de Unie beide projecten volledig financiert. Die maatregelen worden getroffen aan de hand van de „Communications and Visibility Manual for European Union External Actions” (Handleiding communicatie en zichtbaarheid voor het externe optreden van de Europese Unie) die de Europese Commissie heeft opgesteld en gepubliceerd.

CAR zal zodoende de zichtbaarheid van de Uniebijdrage verzekeren met passende profilering en publiciteit, waarin de rol van de Unie wordt benadrukt, de transparantie van haar optreden wordt gegarandeerd en bekendheid wordt gegeven aan de redenen voor het besluit, de steun van de Unie voor het besluit en de resultaten van die steun. Op het door het project geproduceerde materiaal zal de vlag van de Unie duidelijk zichtbaar zijn, overeenkomstig de richtsnoeren van de Unie voor het juiste gebruik en de juiste weergave van de vlag.

8.   Rapportage

CAR zal driemaandelijkse inhoudelijke rapporten opstellen.


(1)  Besluit 2013/698/GBVB van de Raad van 25 november 2013 ter ondersteuning van een mondiaal rapportagemechanisme inzake illegale handvuurwapens en lichte wapens en andere illegale conventionele wapens en illegale munitie om het risico van illegale handel te beperken (PB L 320 van 30.11.2013, blz. 34).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

23.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 278/26


BESLUIT Nr. 1/2015 VAN HET ACS-EU-COMITÉ VAN AMBASSADEURS

van 12 oktober 2015

houdende benoeming van een lid van de raad van bestuur van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (TCL) [2015/1909]

HET ACS-EU-COMITÉ VAN AMBASSADEURS,

Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 (1), voor het eerst gewijzigd in Luxemburg op 25 juni 2005 (2) en voor de tweede maal gewijzigd in Ouagadougou op 22 juni 2010 (3), en met name bijlage III, artikel 3, lid 5,

Gezien Besluit nr. 5/2013 van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs van 7 november 2013 inzake de statuten van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (TCLP) (4), en met name artikel 5, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 5, lid 4, van de statuten van het TCLP bepaalt dat de leden van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (TCLP) in de raad van bestuur worden benoemd door het Comité van ambassadeurs volgens de procedures die zijn vastgesteld door de Commissie voor een periode van ten hoogste vijf jaar, afhankelijk van een tussentijdse evaluatie.

(2)

Overeenkomstig Besluit nr. 4/2013 van het ACS-EU-Comité van ambassadeurs van 7 november 2013 houdende benoeming van de leden van de raad van bestuur van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (TCLP) (5), verstrijkt de ambtstermijn van een lid van de raad van bestuur op 6 november 2015.

BESLUIT:

Artikel 1

De ambtstermijn van de heer Eric TOLLENS wordt verlengd voor een periode van één jaar die eindigt op 6 november 2016.

De raad van bestuur van het TCLP is dus als volgt samengesteld:

 

de heer Eric TOLLENS,

wiens ambtstermijn verstrijkt op 6 november 2016, en

 

de heer Baba Y. ABUBAKAR

 

de heer Augusto Manuel CORREIA

 

mevrouw Helena JOHANSSON

 

de heer Faustin R. KAMUZORA

 

de heer Clement K. SANKAT,

wier ambtstermijn verstrijkt op 6 november 2018.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 12 oktober 2015.

Voor het ACS-EU-Comité van ambassadeurs

De voorzitter

C. BRAUN


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27).

(3)  Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3).

(4)  PB L 309 van 19.11.2013, blz. 50.

(5)  PB L 309 van 19.11.2013, blz. 49.


Rectificaties

23.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 278/28


Rectificatie van de informatie betreffende de ondertekening van het Protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tunesië over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Tunesië aan EU-programma's

( Publicatieblad van de Europese Unie L 104 van 23 april 2015 )

Bladzijde 1:

in plaats van:

„Bovengenoemd protocol tussen de Europese Unie en Tunesië is op 14 april 2014 te Luxemburg ondertekend.”,

te lezen:

„Bovengenoemd protocol tussen de Europese Unie en Tunesië is op 17 maart 2015 te Brussel ondertekend.”.