ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 264 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
58e jaargang |
|
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
|
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
|
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
BESLUITEN
9.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 264/1 |
BESLUIT (EU) 2015/1814 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 oktober 2015
betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) is een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie (EU-ETS) vastgesteld om de emissies van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen. |
(2) |
In de conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014 over het klimaat- en energiebeleidskader 2030 staat dat een goed functionerend en hervormd EU-ETS, mét een instrument gericht op de marktstabilisatie, het belangrijkste Europese instrument is voor het verwezenlijken van de EU-broeikasgasemissiereductiedoelstelling. |
(3) |
In artikel 10, lid 5, van Richtlijn 2003/87/EG is bepaald dat de Commissie elk jaar een verslag bij het Europees Parlement en de Raad indient over de werking van de Europese koolstofmarkt. |
(4) |
In het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toestand van de Europese koolstofmarkt in 2012 werd vastgesteld dat er behoefte is aan maatregelen om de structurele onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod aan te pakken. In de effectbeoordeling van het klimaat- en energiebeleidskader voor 2030 wordt aangegeven dat deze onevenwichtigheid naar verwachting zal voortduren, en niet voldoende wordt aangepakt door aanpassingen aan het lineair traject naar een strengere doelstelling binnen dat kader. Een wijziging van de lineaire factor brengt slechts geleidelijk verandering in de hoeveelheid emissierechten in de gehele Unie (plafond van de EU-ETS). Daardoor zou het overschot slechts geleidelijk afnemen, zodat de markt nog meer dan tien jaar met een overschot van ongeveer 2 miljard emissierechten of meer zou moeten blijven functioneren, waardoor de EU-ETS niet het nodige signaal zou geven aan investeerders om CO2-emissies op een kosteneffectieve manier terug te dringen, en geen drijvende kracht zou zijn achter koolstofarme innovatie die bijdraagt tot economische groei en werkgelegenheid. |
(5) |
Om dit probleem aan te pakken en om de EU-ETS schokbestendiger te maken tegen onevenwichtigheden tussen vraag en aanbod, zodat de EU-ETS in een ordelijk werkende markt kan functioneren, moet in 2018 een marktstabiliteitsreserve („de reserve”) worden ingesteld, die vanaf 2019 operationeel moet zijn. De reserve zal ook de synergie met andere klimaat- en energiebeleidsmaatregelen vergroten. Om de grootst mogelijke voorspelbaarheid te behouden, moeten duidelijke regels worden vastgesteld voor de opname van emissierechten in de reserve en de vrijgave ervan uit de reserve. De reserve moet zodanig werken dat zij aanpassingen van de jaarlijkse veilinghoeveelheden in gang zet. Wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan, moeten elk jaar, vanaf 2019, een aantal emissierechten ter hoogte van 12 % van het aantal emissierechten dat in omloop is, zoals vermeld in de recentste bekendmaking door de Commissie van het totale aantal in omloop zijnde emissierechten, op de veilinghoeveelheden in mindering worden gebracht en in de reserve worden opgenomen. In een bepaald jaar moet een overeenkomstig aantal emissierechten uit de reserve worden vrijgegeven aan de lidstaten in dezelfde verhouding en volgorde als toen zij in de reserve werden opgenomen, en aan de veilinghoeveelheden worden toegevoegd indien het totale aantal emissierechten in omloop lager is dan 400 miljoen EUR. |
(6) |
Daartoe moeten de Commissie en de lidstaten er, nadat de Commissie uiterlijk 15 mei van een bepaald jaar het totale aantal emissierechten in omloop heeft bekendgemaakt, onverwijld voor zorgen dat de veilingkalenders van het gemeenschappelijke veilingplatform en, indien van toepassing, „opt-out”-veilingplatforms, worden aangepast om rekening te houden met de emissierechten die in de reserve zijn opgenomen of uit de reserve moeten worden vrijgegeven. De aanpassing van het aantal te veilen emissierechten moet worden gespreid over een periode van twaalf maanden na de wijziging van de betreffende veilingkalender. Om het veilingproces vlot te laten verlopen, kunnen zo nodig nadere bijzonderheden betreffende de aanpassing worden vermeld in Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie (4). |
(7) |
Naast de instelling van de reserve moet Richtlijn 2003/87/EG ingrijpend worden gewijzigd, zodat de samenhang en een vlotte werking van het EU-ETS worden gewaarborgd. De uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG kan er met name toe leiden dat aan het einde van een handelsperiode grote aantallen emissierechten moeten worden geveild, wat de stabiliteit van de markt kan ondermijnen. Om te voorkomen dat er aan het einde van een handelsperiode en aan het begin van de volgende handelsperiode een onevenwichtige marktsituatie ontstaat wat het aanbod van emissierechten betreft, met eventueel verstorende effecten voor de markt, moet worden bepaald dat een deel van elke grote stijging van het te veilen aanbod aan het einde van een handelsperiode kan worden geveild in de eerste twee jaar van de daaropvolgende handelsperiode. Om de stabiliteit van de Europese koolstofmarkt verder te vergroten en te voorkomen dat het aanbod naar het einde van de in 2013 begonnen handelsperiode toe kunstmatig wordt verhoogd, moeten emissierechten die niet aan installaties zijn toegewezen krachtens artikel 10 bis, lid 7, van Richtlijn 2003/87/EG en emissierechten die niet aan installaties zijn toegewezen wegens de toepassing van artikel 10 bis, leden 19 en 20, van die richtlijn („niet-toegewezen rechten”) in 2020 in de reserve worden opgenomen. Met betrekking tot die niet-toegewezen rechten moet de Commissie Richtlijn 2003/87/EG evalueren en zo nodig bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel indienen met opties voor verdere maatregelen. |
(8) |
De geplande wederopneming van 300 miljoen emissierechten in 2019 en 600 miljoen emissierechten in 2020, als bepaald in Verordening (EU) nr. 176/2014 van de Commissie (5), zou bovendien de doelstelling van de reserve om de structurele onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod aan te pakken, ondermijnen. Daarom mogen de 900 miljoen emissierechten niet in 2019 en 2020 worden geveild, maar moeten ze in de reserve worden opgenomen. |
(9) |
Het is belangrijk dat de EU-ETS aanzet tot koolstofefficiënte groei en dat het concurrentievermogen van de industrieën in de Unie die met een daadwerkelijk risico van koolstoflekkage worden geconfronteerd, wordt beschermd. De eerdergenoemde conclusies van de Europese Raad over het kader voor het klimaat- en energiebeleid 2030 bevatten duidelijke richtsnoeren betreffende de voortzetting van de gratis toewijzing van emissierechten en de bepalingen betreffende koolstoflekkage na 2020. Voortbouwend op deze strategische richtsnoeren moet de Commissie Richtlijn 2003/87/EG, en met name artikel 10 bis daarvan, evalueren, en uiterlijk zes maanden na de vaststelling van dit besluit een voorstel tot herziening van die richtlijn indienen. Rekening houdend met het doel van een gelijk speelveld moet bij die evaluatie ook een geharmoniseerde regeling worden overwogen om indirecte kosten op het niveau van de Unie te compenseren. Bij de evaluatie moet ook worden overwogen of vóór 2021 maximaal 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten moeten worden gebruikt als aanvulling op bestaande middelen ter bevordering van projecten als bedoeld in artikel 10 bis, lid 8, van die richtlijn en koolstofarme projecten voor industriële innovatie, met projecten in alle lidstaten, waaronder kleinschalige projecten. |
(10) |
De Commissie moet de werking van de reserve monitoren in de context van haar jaarlijks verslag over de koolstofmarkt. In dit verslag zou moeten worden gekeken naar relevante effecten op het concurrentievermogen, met name in de industriële sector, waaronder met betrekking tot bbp-, werkgelegenheids- en investeringsindicatoren. Bovendien moet de Commissie uiterlijk drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de reserve en vervolgens op gezette tijden de werking van de reserve evalueren in het licht van de opgedane ervaring met de toepassing ervan. Bij de evaluatie van de werking van de reserve moet met name worden nagegaan of de voorschriften voor het opnemen van emissierechten in de reserve en het vrijgeven van emissierechten geschikt zijn met het oog op het nagestreefde doel, namelijk de structurele onevenwichtigheden tussen vraag en aanbod aanpakken. Daarbij moet een analyse worden verricht van het marktevenwicht, met inbegrip van alle relevante factoren die vraag en aanbod beïnvloeden, van de geschiktheid van de vooraf vastgestelde grenswaarden die aanpassingen van de jaarlijkse veilinghoeveelheden in gang zet, alsook van het percentage dat op het totale aantal emissierechten in omloop wordt toegepast. Als uit de analyse blijkt dat deze grenswaarden niet langer geschikt zijn in het licht van wijzigingen in de marktontwikkelingen en nieuwe informatie die ten tijde van de evaluatie beschikbaar is, moet de Commissie onverwijld een voorstel indienen om dergelijke situatie te verhelpen. Bij de evaluatie moet ook worden gekeken naar de effecten van de reserve op de groei, de werkgelegenheid, het concurrentievermogen van de industrie van de Unie en het risico op koolstoflekkage. De evaluatie van de werking van de reserve moet objectief zijn en rekening houden met de noodzaak om de regelgeving stabiel te houden en voorspelbaarheid op lange termijn te garanderen bij de overgang naar een koolstofarme economie. |
(11) |
Aangezien de doelstellingen van dit besluit, namelijk de instelling en het operationeel maken van een marktstabiliteitsreserve in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(12) |
Richtlijn 2003/87/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Marktstabiliteitsreserve
1. In 2018 wordt een marktstabiliteitsreserve ingesteld en de opname van emissierechten in de reserve treedt met ingang van 1 januari 2019 in werking.
2. De hoeveelheid van 900 miljoen emissierechten die gedurende de periode van 2014 tot 2016 op veilinghoeveelheden in mindering is gebracht, als bepaald bij Verordening (EU) nr. 176/2014 krachtens artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG, wordt niet aan de in 2019 en 2020 te veilen hoeveelheden toegevoegd, maar in de reserve opgenomen.
3. Emissierechten die niet aan installaties zijn toegewezen krachtens artikel 10 bis, lid 7, van Richtlijn 2003/87/EG en emissierechten die niet aan installaties zijn toegewezen wegens de toepassing van artikel 10 bis, leden 19 en 20, van die richtlijn, worden in 2020 in de reserve opgenomen. Met betrekking tot die niet-toegewezen emissierechten evalueert de Commissie Richtlijn 2003/87/EG en dient zij zo nodig een voorstel in bij het Europees Parlement en de Raad.
4. De Commissie publiceert voor elk jaar, uiterlijk 15 mei van het volgende jaar, het totale aantal emissierechten in omloop. Het totale aantal van de in een bepaald jaar in omloop zijnde emissierechten is de som van het aantal in de periode vanaf 1 januari 2008 toegewezen emissierechten, met inbegrip van het aantal rechten dat in die periode overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG is toegewezen, en door installaties uitgeoefende rechten om internationale kredieten te gebruiken uit hoofde van het EU-ETS voor emissies voor 31 december van dat bepaalde jaar, minus het totaal aantal ton geverifieerde emissies van onder de EU-ETS vallende installaties tussen 1 januari 2008 en 31 december van datzelfde bepaalde jaar, de geannuleerde emissierechten overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG en het aantal emissierechten in de reserve. Er wordt geen rekening gehouden met de emissies tijdens de driejarige periode 2005-2007 en de ten aanzien van deze emissies toegewezen emissierechten. De eerste bekendmaking vindt uiterlijk 15 mei 2017 plaats.
5. Elk jaar wordt een aantal emissierechten gelijk aan 12 % van het totale aantal in omloop zijnde rechten, zoals vermeld in de recentste bekendmaking als bedoeld in lid 4 van dit artikel, in mindering gebracht op de hoeveelheid overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG door de lidstaten te veilen emissierechten, en wordt dit aantal gedurende een periode van twaalf maanden vanaf 1 september van dat jaar in de reserve opgenomen, tenzij het aantal in de reserve op te nemen emissierechten lager dan 100 miljoen is. Tijdens het eerste jaar van de werking van de reserve wordt tussen 1 januari en 1 september van dat jaar ook een aantal emissierechten gelijk aan 8 %, hetgeen overeenstemt met 1 % voor elke kalendermaand, van het totale aantal in omloop zijnde rechten, zoals vermeld in de recentste bekendmaking, opgenomen.
Onverminderd het totale aantal overeenkomstig dit lid in mindering te brengen emissierechten, worden emissierechten als bedoeld in artikel 10, lid 2, eerste alinea, onder b), van Richtlijn 2003/87/EG tot 31 december 2025 niet in aanmerking genomen bij de vaststelling van het aandeel van de lidstaten in dat totale aantal.
6. Indien in een jaar in totaal minder dan 400 miljoen emissierechten in omloop zijn, worden 100 miljoen emissierechten uit de reserve vrijgegeven en toegevoegd aan de hoeveelheid overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG door de lidstaten te veilen emissierechten. Indien zich minder dan 100 miljoen emissierechten in de reserve bevinden, worden uit hoofde van dit lid alle emissierechten in de reserve vrijgegeven.
7. Indien in een jaar lid 6 van dit artikel niet van toepassing is en maatregelen uit hoofde van artikel 29 bis van Richtlijn 2003/87/EG worden goedgekeurd, worden 100 miljoen emissierechten uit de reserve vrijgegeven en toegevoegd aan de hoeveelheid overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG door de lidstaten te veilen emissierechten. Indien zich minder dan 100 miljoen emissierechten in de reserve bevinden, worden uit hoofde van dit lid alle emissierechten in de reserve vrijgegeven.
8. Wanneer na de bekendmaking van het totale aantal emissierechten in omloop maatregelen uit hoofde van leden 5, 6 of 7 worden genomen, wordt in de veilingkalenders rekening gehouden met de emissierechten die in de reserve zijn opgenomen of uit de reserve zijn vrijgegeven. De emissierechten worden gedurende een periode van twaalf maanden in de reserve opgenomen of uit de reserve vrijgegeven. Indien er, ongeacht tijdens welke periode, emissierechten worden vrijgegeven overeenkomstig lid 6 of 7, worden deze vrijgegeven volgens de aandelen van de lidstaten die van toepassing waren toen deze in de reserve werden opgenomen en tevens in de volgorde waarin deze in de reserve werden opgenomen.
Artikel 2
Wijziging van Richtlijn 2003/87/EG
Richtlijn 2003/87/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 13, lid 2, tweede alinea, wordt vervangen door: „De lidstaten kunnen personen emissierechten verlenen voor de lopende periode ter vervanging van emissierechten die zij bezaten en welke krachtens de eerste alinea zijn geannuleerd. Voorts kunnen emissierechten die zijn opgenomen in marktstabiliteitsreserve en die niet meer geldig zijn, worden vervangen door emissierechten die voor de lopende periode geldig zijn.”. |
Artikel 3
Evaluatie
De Commissie evalueert de werking van de reserve in de context van het verslag bepaald in artikel 10, lid 5, van Richtlijn 2003/87/EG. In dit verslag zou moeten worden gekeken naar relevante effecten op het concurrentievermogen, met name in de industriële sector, waaronder bbp-, werkgelegenheids- en investeringsindicatoren. Uiterlijk drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de reserve en daarna om de vijf jaar evalueert de Commissie de reserve op basis van een analyse van de ordelijke werking van de Europese koolstofmarkt en dient zij, zo nodig, een voorstel in bij het Europees Parlement en de Raad. Bij elke evaluatie wordt bijzondere aandacht besteed aan het percentage voor de vaststelling van het aantal emissierechten dat in de reserve wordt opgenomen krachtens artikel 1, lid 5, van dit besluit alsook de numerieke waarde van de drempel voor het totale aantal in omloop zijnde emissierechten en het aantal emissierechten dat uit de reserve moet worden vrijgegeven krachtens artikel 1, lid 6 of 7 van dit besluit. Bij haar evaluatie kijkt de Commissie ook naar de effecten van de reserve op de groei, de werkgelegenheid, het concurrentievermogen van de industrie van de Unie en het risico op koolstoflekkage.
Artikel 4
Overgangsbepaling
Artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (7), blijft tot en met 31 december 2018 van toepassing.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 6 oktober 2015.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
N. SCHMIT
(1) PB C 424 van 26.11.2014, blz. 46.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 8 juli 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 september 2015.
(3) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
(4) Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 302 van 18.11.2010, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 176/2014 van de Commissie van 25 februari 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1031/2010 met name met het oog op de vaststelling van de hoeveelheden in 2013-2020 te veilen broeikasgasemissierechten (PB L 56 van 26.2.2014, blz. 11).
(7) Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63).
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
9.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 264/6 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1815 VAN DE COMMISSIE
van 8 oktober 2015
tot 238e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qaida-netwerk
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qaida-netwerk (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, leden 1 en 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren. |
(2) |
Op 28, 29, 30 september en 2 oktober 2015 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties bij vijf besluiten van respectievelijk 28, 29, 30 september en 2 oktober 2015 besloten 18 personen en twee entiteiten toe te voegen aan de lijst van natuurlijke personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren. Op 28 september 2015 heeft het Sanctiecomité besloten twee personen van die lijst te schrappen. |
(3) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient daarom dienovereenkomstig te worden bijgewerkt. |
(4) |
Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, te waarborgen, dient deze verordening onmiddellijk in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 oktober 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid
(1) PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.
BIJLAGE
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De volgende vermeldingen worden toegevoegd aan de lijst „Natuurlijke personen”:
|
2) |
De volgende vermeldingen worden toegevoegd aan de lijst „Rechtspersonen, groepen en entiteiten”:
|
3) |
De volgende vermeldingen worden geschrapt van de lijst „Natuurlijke personen”:
|
9.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 264/11 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1816 VAN DE COMMISSIE
van 8 oktober 2015
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 oktober 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
51,8 |
MA |
163,0 |
|
MK |
31,3 |
|
TR |
81,7 |
|
ZZ |
82,0 |
|
0707 00 05 |
AL |
34,9 |
TR |
107,9 |
|
ZZ |
71,4 |
|
0709 93 10 |
TR |
147,7 |
ZZ |
147,7 |
|
0805 50 10 |
AR |
126,9 |
BO |
160,8 |
|
CL |
149,1 |
|
TR |
112,3 |
|
UY |
86,6 |
|
ZA |
130,7 |
|
ZZ |
127,7 |
|
0806 10 10 |
BR |
257,8 |
EG |
184,4 |
|
MK |
96,2 |
|
TR |
159,9 |
|
ZZ |
174,6 |
|
0808 10 80 |
CL |
130,0 |
MK |
23,1 |
|
NZ |
171,1 |
|
US |
137,2 |
|
ZA |
120,7 |
|
ZZ |
116,4 |
|
0808 30 90 |
AR |
131,8 |
TR |
133,2 |
|
XS |
87,9 |
|
ZA |
149,1 |
|
ZZ |
125,5 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
9.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 264/13 |
BESLUIT (EU) 2015/1817 VAN DE RAAD
van 6 oktober 2015
inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de 66e zitting van het Uitvoerend Comité van het programma van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 78, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Unie speelt een sleutelrol op de gebieden die onder het mandaat vallen van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (United Nations High Commissioner for Refugees — „UNHCR”), door haar activiteiten inzake internationale bescherming, met inbegrip van het hervestigingsbeleid van de Unie en de invoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, en als belangrijke donor van humanitaire en ontwikkelingshulp. De huidige regelingen betreffende de deelname van de Unie aan het uitvoerend comité van het programma van de Hoge Commissaris („uitvoerend comité van de UNHCR”) stemmen evenwel niet overeen met de belangrijke rol van de Unie op die gebieden. |
(2) |
Alle lidstaten, met uitzondering van Litouwen en Malta, zijn lid van het uitvoerend comité van de UNHCR. |
(3) |
Op 25 en 26 september 2014 heeft de Raad overeenstemming bereikt over een standpunt (1) inzake de regelingen voor extra deelnemingsrechten voor de Europese Unie in de formele en informele organen van de UNHCR, waarbij de Commissie wordt verzocht, in nauw overleg met de hoge vertegenwoordiger, contact op te nemen met de UNHCR en de lidstaten als leden van of waarnemers in het uitvoerend comité van de UNHCR voor de ondersteuning van dit initiatief. |
(4) |
Het hoofd van de delegatie van de Europese Unie bij de Verenigde Naties in Genève heeft de voorzitter van het uitvoerend comité van de UNHCR dan ook bij brief van 7 september 2015 verzocht te onderzoeken hoe de regelingen inzake de deelname van de Unie in de bestuursorganen van de UNHCR kunnen worden aangepast, met het oog op de eventuele deelname van de Unie aan informele voorbereidende raadplegingen van de UNHCR. |
(5) |
Bij brief van 11 september 2015 aan de leden van het uitvoerend comité van de UNHCR heeft de voorzitter van het uitvoerend comité van de UNHCR op verzoek van het bureau van dit uitvoerend comité voorgesteld om het reglement van orde van het uitvoerend comité van het programma van de Hoge Commissaris („reglement van orde van de UNHCR”) te wijzigen, teneinde het verzoek van de Unie in te willigen. |
(6) |
Krachtens artikel 46 van het reglement van orde van de UNHCR kunnen deze regels door het uitvoerend comité van de UNHCR worden gewijzigd. |
(7) |
Naar verwachting wordt het uitvoerend comité van de UNHCR op zijn 66e zitting, die plaatsvindt van 5 tot en met 9 oktober 2015, uitgenodigd de voorgestelde wijzigingen aan te nemen. |
(8) |
Daarom dient het standpunt van de Unie over die wijzigingen van het reglement van orde van de UNHCR te worden bepaald. |
(9) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op die lidstaten. |
(10) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit; dit besluit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het namens de Unie in te nemen standpunt over de wijzigingen van het reglement van orde van het Uitvoerend Comité van het programma van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen, dat in het kader van een gezamenlijk optreden in het belang van de Unie moet worden uitgedragen door de lidstaten, is vervat in de bijlage bij dit besluit.
2. Geringe wijzigingen van de wijziging in bijlage kunnen zonder nader besluit van de Raad worden overeengekomen.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 6 oktober 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
P. GRAMEGNA
(1) Document ST 13046/1/14 REV 1, beschikbaar op: http://www.consilium.europa.eu/register/en/content/int/?lang=EN&typ=ADV
BIJLAGE
De lidstaten ondersteunen de aanneming van de volgende wijziging van het reglement van orde van het Uitvoerend Comité van het programma van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen:
„Artikel 33 van het reglement van orde van het Uitvoerend Comité van het programma van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (A/AC.96/187/Rev.7) wordt als volgt gewijzigd:
„De vergaderingen van het comité zijn openbaar, tenzij het comité anders beslist. De voorzitter kan, in overleg met het comité, gespecialiseerde organen, fondsen en programma's van de VN en intergouvernementele organisaties op grond van hun deskundigheid en hun bijdragen aan de werkzaamheden van het comité uitnodigen om aan besloten vergaderingen deel te nemen.”.”
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
9.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 264/15 |
BESLUIT Nr. 1/2015 VAN HET SUBCOMITÉ HANDEL EN DUURZAME ONTWIKKELING EU-REPUBLIEK MOLDAVIË
van 7 juli 2015
tot vaststelling van het reglement van orde van het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling [2015/1818]
HET SUBCOMITÉ HANDEL EN DUURZAME ONTWIKKELING EU-REPUBLIEK MOLDAVIË,
Gezien de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (1) („de overeenkomst”), en met name artikel 376,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 464 van de overeenkomst worden bepaalde onderdelen van de overeenkomst voorlopig toegepast vanaf 1 september 2014. |
(2) |
Artikel 376, lid 3, van de overeenkomst bepaalt dat het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling bijeenkomt om toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van hoofdstuk 13 (Handel en duurzame ontwikkeling) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van de overeenkomst. |
(3) |
Artikel 376, lid 3, van de overeenkomst bepaalt tevens dat het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling zijn reglement van orde dient vast te stellen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het reglement van orde van het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling, opgenomen in de bijlage, wordt hierbij vastgesteld.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Chisinau, 7 juli 2015.
Voor het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling
De voorzitter
Dhr. Octavian CALMÎC
Viceminister voor Economische Zaken van de Republiek Moldavië
Secretarissen
Mevr. Mihaela GORBAN
Hoofd van de afdeling Coördinatie economisch EU-beleid en DCFTA, ministerie van Economische Zaken van de Republiek Moldavië
Dhr. Dániel KRÁMER
Beleidsmedewerker, eenheid Dl. Handel en Duurzame Ontwikkeling, DG TRADE, Europese Commissie
(1) PB L 260 van 30.8.2014, blz. 4.
BIJLAGE
HET REGLEMENT VAN ORDE VAN HET SUBCOMITÉ HANDEL EN DUURZAME ONTWIKKELING EU-REPUBLIEK MOLDAVIË
Artikel 1
Algemene bepalingen
1. Het bij artikel 376 van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds („de overeenkomst”), ingestelde Subcomité handel en duurzame ontwikkeling assisteert het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van de overeenkomst, bij de uitvoering van zijn taken.
2. Het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling voert de in hoofdstuk 13 (Handel en duurzame ontwikkeling) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van de overeenkomst bedoelde taken uit.
3. Het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie en de Republiek Moldavië die verantwoordelijk zijn voor aangelegenheden betreffende handel en duurzame ontwikkeling.
4. Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie of de Republiek Moldavië die verantwoordelijk is voor aangelegenheden betreffende handel en duurzame ontwikkeling, fungeert overeenkomstig artikel 2 als voorzitter van het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling.
5. In dit reglement van orde wordt onder „de partijen” de in artikel 461 van de overeenkomst gedefinieerde partijen verstaan.
Artikel 2
Specifieke bepalingen
1. De artikelen 2 tot en met 14 van het reglement van orde van het Associatiecomité van de EU en de Republiek Moldavië zijn van toepassing, tenzij anders bepaald in dit reglement van orde.
2. De verwijzingen naar de Associatieraad worden gelezen als verwijzingen naar het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken. De verwijzingen naar het Associatiecomité of het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken worden gelezen als verwijzingen naar het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling.
Artikel 3
Bijeenkomsten
Het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling komt bijeen wanneer dit nodig is. De partijen streven ernaar eenmaal per jaar bijeen te komen.
Artikel 4
Wijziging van het reglement van orde
Dit reglement van orde kan overeenkomstig artikel 376 van de overeenkomst worden gewijzigd bij besluit van het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling EU-Republiek Moldavië.
9.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 264/17 |
BESLUIT Nr. 2/2015 VAN HET SUBCOMITÉ HANDEL EN DUURZAME ONTWIKKELING EU-REPUBLIEK MOLDAVIË
van 7 juli 2015
tot vaststelling van de lijst van deskundigen op het gebied van handel en duurzame ontwikkeling overeenkomstig artikel 379, lid 3, van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds [2015/1819]
HET SUBCOMITÉ HANDEL EN DUURZAME ONTWIKKELING EU-REPUBLIEK MOLDAVIË,
Gezien de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (1) („de overeenkomst”), en met name artikel 379,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 464 van de overeenkomst worden bepaalde onderdelen van de overeenkomst voorlopig toegepast vanaf 1 september 2014. |
(2) |
Artikel 379, lid 3, van de overeenkomst bepaalt dat het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling een lijst dient op te stellen van ten minste 15 personen die bereid en in staat zijn als deskundigen op te treden in het kader van panelprocedures, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De lijst van personen die bereid en in staat zijn als deskundigen op te treden in het kader van de in artikel 379 van de overeenkomst bedoelde panelprocedures is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Chișinău, 7 juli 2015.
Voor het Subcomité handel en duurzame ontwikkeling
De voorzitter
Dhr. Octavian CALMÎC
Viceminister voor Economische Zaken van de Republiek Moldavië
Secretarissen
Mw. Mihaela GORBAN
Hoofd van de afdeling Coördinatie economisch EU-beleid en DCFTA, ministerie van Economische Zaken van de Republiek Moldavië
Dhr. Dániel KRÁMER
Beleidsmedewerker, eenheid Dl. Handel en Duurzame Ontwikkeling, DG TRADE, Europese Commissie
(1) PB L 260 van 30.8.2014, blz. 4.
BIJLAGE
LIJST VAN DESKUNDIGEN OP HET GEBIED VAN HANDEL EN DUURZAME ONTWIKKELING
Door de Republiek Moldavië voorgestelde deskundigen
1. |
Iurie BEJAN |
2. |
Maria Ion NEDEALCOV |
3. |
Alexandru STRATAN |
4. |
Dorin JOSANU |
5. |
Nicolae SADOVEI |
Door de EU voorgestelde deskundigen
1. |
Eddy LAURIJSSEN |
2. |
Jorge CARDONA |
3. |
Karin LUKAS |
4. |
Hélène RUIZ FABRI |
5. |
Laurence BOISSON DE CHAZOURNES |
6. |
Geert VAN CALSTER |
7. |
Joost PAUWELYN |
Voorzitters
1. |
Jill MURRAY (Australië) |
2. |
Janice BELLACE (Verenigde Staten) |
3. |
Ross WILSON (Nieuw-Zeeland) |
4. |
Arthur APPLETON (Verenigde Staten) |
5. |
Nathalie BERNASCONI (Zwitserland) |