ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 249

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
25 september 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1604 van de Commissie van 12 juni 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 809/2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat met prospectussen en reclame verband houdende elementen betreft ( 1 )

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1605 van de Commissie van 12 juni 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1569/2007 waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast ( 1 )

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1606 van de Commissie van 23 september 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1607 van de Commissie van 24 september 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong ( 1 )

7

 

*

Verordening (EU) 2015/1608 van de Commissie van 24 september 2015 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van caprinezuur, paraffineolie (CAS 64742-46-7), paraffineolie (CAS 72623-86-0), paraffineolie (CAS 8042-47-5), paraffineolie (CAS 97862-82-3), Californische pap en ureum in of op bepaalde producten ( 1 )

14

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1609 van de Commissie van 24 september 2015 tot goedkeuring van propiconazool als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 7 ( 1 )

17

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1610 van de Commissie van 24 september 2015 tot goedkeuring van Pythium oligandrum stam M1 als werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 10 ( 1 )

20

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1611 van de Commissie van 24 september 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

23

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1612 van de Commissie van 23 september 2015 tot wijziging van Beschikking 2008/961/EG betreffende het gebruik door effectenuitgevende instellingen van derde landen van nationale standaarden voor jaarrekeningen van bepaalde derde landen en van de International Financial Reporting Standards voor de opstelling van hun geconsolideerde financiële overzichten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 6369)  ( 1 )

26

 

*

Besluit (EU) 2015/1613 van de Europese Centrale Bank van 10 september 2015 tot wijziging van Besluit (EU) 2015/5 houdende de tenuitvoerlegging van het programma voor de aankoop van effecten op onderpand van activa (ECB/2015/31)

28

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

25.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1604 VAN DE COMMISSIE

van 12 juni 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 809/2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat met prospectussen en reclame verband houdende elementen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (1), en met name artikel 7, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie (2) is bepaald dat uitgevende instellingen van derde landen de historische financiële informatie in prospectussen voor de aanbieding van effecten aan het publiek of de toelating van effecten tot de handel op een gereglementeerde markt moeten opstellen ofwel overeenkomstig International Financial Reporting Standards (IFRS), ofwel overeenkomstig de nationale standaarden voor jaarrekeningen van een derde land die gelijkwaardig zijn aan de IFRS.

(2)

Met het oog op de toetsing van de gelijkwaardigheid van de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving (Generally Accepted Accounting Principles — GAAP) van een derde land met goedgekeurde IFRS voorziet Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie (3) in een definitie van gelijkwaardigheid en in een mechanisme voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van de GAAP van een derde land. Volgens de voorwaarden van het gelijkwaardigheidsmechanisme kan het uitgevende instellingen van derde landen worden toegestaan gebruik te maken van de GAAP van derde landen die hun GAAP op de IFRS afstemmen, dan wel zich ertoe verbonden hebben op de IFRS over te gaan tijdens een overgangsperiode die op 31 december 2014 afloopt. Het is van belang de inspanningen te beoordelen van de landen die stappen hebben ondernomen om hun standaarden voor jaarrekeningen op de IFRS af te stemmen of om op de IFRS over te gaan. Daarom moet Verordening (EG) nr. 1569/2007 worden gewijzigd om die overgangsperiode te verlengen tot 31 maart 2016. De Commissie heeft rekening gehouden met het verslag dat de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) in oktober 2014 heeft uitgebracht over India, waarvoor krachtens de uit hoofde van het gelijkwaardigheidsmechanisme aangenomen Beschikking 2008/961/EG van de Commissie (4) en Verordening (EG) nr. 809/2004 een overgangsperiode geldt.

(3)

De regering van India en het Indian Institute of Chartered Accountants hebben er zich publiekelijk toe verbonden om vóór 31 december 2011 op de IFRS over te gaan, waarbij het de bedoeling was dat de Indiase GAAP aan het einde van het programma volledig met de IFRS in overeenstemming waren. Dit proces heeft vertraging opgelopen. In oktober 2014 heeft de ESMA bij de Commissie een verslag ingediend over de gelijkwaardigheid van de Indiase GAAP. In dat verslag constateerde de ESMA dat de Indiase GAAP ten opzichte van de IFRS een aantal verschillen lijken te vertonen die significant kunnen zijn in de praktijk.

(4)

In maart 2014 heeft het Indiase Institute of Chartered Accountants van India een nieuw stappenplan gepubliceerd om de Indiase GAAP op de IFRS af te stemmen. In januari 2015 heeft het Ministry of Corporate Affairs van India een herzien stappenplan aangekondigd voor de toepassing van de op de IFRS afgestemde Indiase GAAP. Volgens dat stappenplan zullen alle beursgenoteerde ondernemingen verplicht zijn voor boekjaren die op of na 1 april 2016 aanvangen, van de op de IFRS afgestemde Indiase GAAP gebruik te maken. Het tijdschema voor de implementatie van een met de IFRS strokend verslaggevingssysteem en de handhaving van de IFRS blijft echter met onzekerheden omgeven.

(5)

Het verdient derhalve aanbeveling de overgangsperiode uiterlijk tot 1 april 2016 te verlengen, teneinde uitgevende instellingen van derde landen toe te staan in de Unie hun jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële overzichten conform de Indiase GAAP op te stellen. Deze extra periode zou moeten volstaan om de Indiase autoriteiten de gelegenheid te bieden de afstemming van de Indiase GAAP op de IFRS te voltooien.

(6)

Daar de overgangsperiode waarvoor de Commissie voorwaarden voor het gelijkwaardig verklaren van de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving (GAAP) van derde landen had vastgesteld, op 31 december 2014 afliep, moet deze verordening met ingang van 1 januari 2015 van toepassing zijn en onverwijld in werking treden. Dit is noodzakelijk om uitgevende instellingen van de desbetreffende derde landen met een beursnotering in de Unie rechtszekerheid te bieden en het risico te vermijden dat zij zich verplicht zouden kunnen zien hun financiële overzichten aan de IFRS aan te passen. De bepaling betreffende de toepassing met terugwerkende kracht zorgt derhalve voor een verlichting van alle potentiële additionele lasten voor de betrokken uitgevende instellingen.

(7)

Verordening (EG) nr. 809/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 35, lid 5 bis, van Verordening (EG) nr. 809/2004 worden alle verwijzingen naar de datum 1 januari 2015 vervangen door de datum 1 april 2016.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 juni 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64.

(2)  Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft (PB L 149 van 30.4.2004, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie van 21 december 2007 waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 66).

(4)  Beschikking 2008/961/EG van de Commissie van 12 december 2008 betreffende het gebruik door effectenuitgevende instellingen van derde landen van nationale standaarden voor jaarrekeningen van bepaalde derde landen en van de International Financial Reporting Standards voor de opstelling van hun geconsolideerde financiële overzichten (PB L 340 van 19.12.2008, blz. 112).


25.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/3


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1605 VAN DE COMMISSIE

van 12 juni 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1569/2007 waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (1), en met name artikel 20, lid 3, eerste alinea,

Gezien Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (2), en met name artikel 23, lid 4, vierde alinea,

Overwegende:

(1)

Overeenkomstig artikel 23, lid 4, van Richtlijn 2004/109/EG moet de Commissie een mechanisme instellen voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van de informatie die uit hoofde van die richtlijn is vereist. De Commissie moet maatregelen vaststellen met het oog op de vastlegging van algemene criteria voor de toetsing van de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die relevant zijn voor uitgevende instellingen van meer dan één land. Artikel 23, lid 4, van Richtlijn 2004/109/EG schrijft bovendien voor dat de Commissie besluiten neemt inzake de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door uitgevende instellingen van derde landen worden gehanteerd, en biedt de Commissie tevens de gelegenheid toestemming te geven standaarden voor jaarrekeningen van derde landen gedurende een passende overgangsperiode te blijven hanteren. Gezien de nauwe samenhang tussen de krachtens Richtlijn 2004/109/EG te verstrekken informatie en de krachtens Richtlijn 2003/71/EG te verstrekken informatie verdient het aanbeveling dat in het kader van beide richtlijnen dezelfde criteria voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid worden toegepast.

(2)

Daarom werden in Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie (3) de voorwaarden vastgelegd voor de aanvaarding gedurende een beperkte, op 31 december 2014 aflopende periode van standaarden voor jaarrekeningen van een derde land.

(3)

De Commissie heeft het nut en de werking van het gelijkwaardigheidsmechanisme gedurende een beperkte periode beoordeeld en geconcludeerd dat het tot en met 31 maart 2016 moet worden verlengd. Daar de overgangsperiode waarvoor de Commissie de voorwaarden voor het gelijkwaardig verklaren van de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving (Generally Accepted Accounting Principles — GAAP) van derde landen met de International Financial Reporting Standards (IFRS) had vastgesteld, op 31 december 2014 afliep, moet deze verordening met ingang van 1 januari 2015 van toepassing zijn en onverwijld in werking treden. Dit is noodzakelijk om uitgevende instellingen van de desbetreffende derde landen met een beursnotering in de Unie rechtszekerheid te bieden en om het risico te vermijden dat zij zich verplicht zouden kunnen zien hun financiële overzichten aan de IFRS aan te passen. De bepaling betreffende de toepassing met terugwerkende kracht zorgt derhalve voor een verlichting van alle potentiële additionele lasten voor de betrokken uitgevende instellingen.

(4)

Verordening (EG) nr. 1569/2007 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1569/2007 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in artikel 4, lid 1, wordt de datum „31 december 2014” vervangen door de datum „31 maart 2016”;

b)

in artikel 4, lid 1, onder a), wordt de datum „31 december 2014” vervangen door de datum „31 maart 2016”;

c)

in artikel 4, lid 1, onder a), i), wordt de datum „31 december 2014” vervangen door de datum „31 maart 2016”;

d)

in artikel 4, lid 1, onder b), wordt de datum „31 december 2014” vervangen door de datum „31 maart 2016”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 juni 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64.

(2)  PB L 390 van 31.10.2004, blz. 38.

(3)  Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie van 21 december 2007 waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 66).


25.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1606 VAN DE COMMISSIE

van 23 september 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, en voor ovalbumine, bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten, alsmede de representatieve prijzen vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 september 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).


BIJLAGE

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3 bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

127,6

0

AR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

148,8

173,2

0

0

AR

BR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

297,7

210,6

367,3

282,7

1

27

0

5

AR

BR

CL

TH

0207 14 60

Dijen van kippen, bevroren

133,9

3

BR

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

386,3

307,8

0

0

BR

CL

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

434,8

0

AR

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

264,2

7

BR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


25.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1607 VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2015

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 15, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 669/2009 (2) van de Commissie bevat voorschriften voor de meer uitgebreide officiële controles die moeten worden uitgevoerd op de invoer van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die zijn opgenomen in de lijst van bijlage I bij die Verordening („de lijst”) op de punten van binnenkomst op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde grondgebieden.

(2)

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 669/2009 is bepaald dat de lijst regelmatig en ten minste op kwartaalbasis moet worden herzien, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met de in dat artikel vermelde informatiebronnen.

(3)

Uit de frequentie en de relevantie van de recente incidenten met levensmiddelen die via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders zijn gemeld, de bevindingen van de controles door het Voedsel- en Veterinair Bureau in derde landen en de door de lidstaten overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 669/2009 bij de Commissie ingediende driemaandelijkse verslagen over zendingen van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong blijkt dat de lijst moet worden gewijzigd.

(4)

Met name voor zendingen grondnoten en afgeleide producten van oorsprong uit Gambia en frambozen van oorsprong uit Servië blijkt uit de desbetreffende informatiebronnen dat zich nieuwe risico's voordoen die de invoering van meer uitgebreide officiële controles rechtvaardigen. Daarom moeten in de lijst vermeldingen betreffende die zendingen worden opgenomen.

(5)

Bovendien moet de lijst worden gewijzigd door de vermeldingen te schrappen voor goederen die volgens de beschikbare informatie over het algemeen in toereikende mate aan de desbetreffende veiligheidsvoorschriften van de EU-wetgeving voldoen en waarvoor meer uitgebreide officiële controles bijgevolg niet langer nodig zijn. De vermeldingen in de lijst voor gedroogde druiven uit Oezbekistan, betelbladeren uit Thailand en munt uit Marokko moeten derhalve worden geschrapt.

(6)

Met het oog op samenhang en duidelijkheid moet bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

(7)

Verordening (EG) nr. 669/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11).


BIJLAGE

„BIJLAGE I

Diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die aan meer uitgebreide officiële controles op het aangewezen punt van binnenkomst worden onderworpen

Diervoeders en levensmiddelen

(beoogd gebruik)

GN-code (1)

Taric-onderverdeling

Land van oorsprong

Risico

Frequentie van materiële en overeenstemmingscontroles (%)

Gedroogde druiven

0806 20

 

Afghanistan (AF)

Ochratoxine A

50

(Levensmiddelen)

 

 

Amandelen in de dop

0802 11

 

Australië (AU)

Aflatoxinen

20

Amandelen zonder dop

0802 12

 

(Levensmiddelen)

 

 

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Brazilië (BR)

Aflatoxinen

10

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

 

Pindakaas

2008 11 10

 

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91;

2008 11 96;

2008 11 98

 

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

 

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis)

ex 0708 20 00;

ex 0710 22 00

10

10

Cambodja (KH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (3)

50

Aubergines

0709 30 00;

 

ex 0710 80 95

72

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

 

 

Chinese bleekselderij (Apium graveolens)

ex 0709 40 00

20

Cambodja (KH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (4)

50

(Levensmiddelen — verse of gekoelde kruiden)

 

 

Brassica oleracea

(andere eetbare kool van het geslacht Brassica, „Chinese broccoli”) (5)

ex 0704 90 90

40

China (CN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)

50

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

 

 

Thee, ook indien gearomatiseerd

0902

 

China (CN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (6)

10

(Levensmiddelen)

 

 

Aubergines

0709 30 00;

 

Dominicaanse Republiek (DO)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (7)

10

ex 0710 80 95

72

Bittermeloen (Momordica charantia)

ex 0709 99 90;

ex 0710 80 95

70

70

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

 

 

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis)

ex 0708 20 00;

ex 0710 22 00

10

10

Dominicaanse Republiek (DO)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (7)

20

Pepers (niet-scherpsmakende en andere) (Capsicum spp.)

0709 60 10;

 

ex 0709 60 99

20

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

0710 80 51;

 

ex 0710 80 59

20

Aardbeien (vers)

0810 10 00

 

Egypte (EG)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (8)

10

(Levensmiddelen)

 

 

Pepers (niet-scherpsmakende en andere) (Capsicum spp.)

0709 60 10;

 

Egypte (EG)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (9)

10

ex 0709 60 99;

20

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

0710 80 51;

 

ex 0710 80 59

20

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Gambia (GM)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

 

Pindakaas

2008 11 10

 

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91;

2008 11 96;

2008 11 98

 

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

 

Betelbladeren (Piper betle L.)

ex 1404 90 00

10

India (IN)

Salmonella (10)

50

(Levensmiddelen)

 

 

Sesamzaad

1207 40 90

 

India (IN)

Salmonella (10)

20

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

 

 

Capsicum annuum, geheel

0904 21 10

 

India (IN)

Aflatoxinen

20

Capsicum annuum, fijngemaakt of gemalen

ex 0904 22 00

10

Andere gedroogde vruchten van het geslacht Capsicum dan niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum), geheel

0904 21 90

 

Nootmuskaat

(Myristica fragrans)

0908 11 00;

0908 12 00

 

(Levensmiddelen — gedroogde specerijen)

 

 

Enzymen; bereidingen van enzymen

3507

 

India (IN)

Chlooramfenicol

50

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

 

Nootmuskaat

(Myristica fragrans)

0908 11 00;

0908 12 00

 

Indonesië (ID)

Aflatoxinen

20

(Levensmiddelen — gedroogde specerijen)

 

 

Erwten met peul (niet gedopt)

ex 0708 10 00

40

Kenia (KE)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (11)

10

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

 

 

Tafeldruiven

0806 10 10

 

Peru (PE)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (12)

10

(Levensmiddelen — vers)

 

 

Frambozen

0811 20 31;

 

Servië (RS)

Norovirus

10

(Levensmiddelen — bevroren)

ex 0811 20 11;

ex 0811 20 19

10

10

Zaden van watermeloenen (Egusi, Citrullus lanatus) en afgeleide producten

ex 1207 70 00;

ex 1106 30 90;

ex 2008 99 99

10

30

50

Sierra Leone (SL)

Aflatoxinen

50

(Levensmiddelen)

 

 

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Sudan (SD)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

 

Pindakaas

2008 11 10

 

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91;

2008 11 96;

2008 11 98

 

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

 

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99

20

Thailand (TH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (13)

10

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

 

 

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis)

ex 0708 20 00;

ex 0710 22 00

10

10

Thailand (TH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (14)

20

Aubergines

0709 30 00;

 

ex 0710 80 95

72

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

 

 

Gedroogde abrikozen

0813 10 00

 

Turkije (TR)

Sulfieten (15)

10

Abrikozen, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 50 61

 

(Levensmiddelen)

 

 

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

0709 60 10;

0710 80 51

 

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (16)

10

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

 

 

Wijnstokbladeren (druivenbladeren)

ex 2008 99 99

11; 19

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (17)

50

(Levensmiddelen)

 

 

Pistaches in de dop

0802 51 00

 

Verenigde Staten (US)

Aflatoxinen

20

Pistaches zonder dop

0802 52 00

 

(Levensmiddelen)

 

 

Gedroogde abrikozen

0813 10 00

 

Oezbekistan (UZ)

Sulfieten (15)

50

Abrikozen, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 50 61

 

(Levensmiddelen)

 

 

Korianderblad

ex 0709 99 90

72

Vietnam (VN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (18)

50

Basilicum (heilig, zoet)

ex 1211 90 86;

ex 2008 99 99

20

75

Munt

ex 1211 90 86;

ex 2008 99 99

30

70

Peterselie

ex 0709 99 90

40

(Levensmiddelen — verse of gekoelde kruiden)

 

 

Okra's

ex 0709 99 90

20

Vietnam (VN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (18)

50

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99

20

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

 

 

Pitahaya's (drakenvruchten)

ex 0810 90 20

10

Vietnam (VN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen (2)  (18)

20

(Levensmiddelen — vers of gekoeld)

 

 


(1)  Indien slechts bepaalde onder een GN-code vallende producten behoeven te worden onderzocht en geen specifieke onderverdeling voor die code bestaat, wordt de GN-code voorafgegaan door „ex”.

(2)  Residuen van ten minste die bestrijdingsmiddelen die in het overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1) vastgestelde controleprogramma zijn opgenomen en die kunnen worden geanalyseerd met multiresidumethoden op basis van GC-MS en LC-MS (controle op bestrijdingsmiddelen alleen in/op producten van plantaardige oorsprong).

(3)  Residuen van chloorbufam.

(4)  Residuen van fenthoaat.

(5)  Soorten van Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. italica Plenck, cultivar Alboglabra. Ook bekend als „kai lan”, „gai lan”, „gailan”, „kailan”, „Chinese bloemkool”, „jielan”.

(6)  Residuen van trifluralin.

(7)  Residuen van acefaat, aldicarb (som van aldicarb, het sulfoxide en het sulfon daarvan, uitgedrukt als aldicarb), amitraz (amitraz met inbegrip van alle metabolieten die het 2,4-dimethylaniline-gedeelte bevatten, uitgedrukt als amitraz), diafenthiuron, dicofol (som van p,p′- en o,p′-isomeren), dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram) en methiocarb (som van methiocarb en methiocarbsulfoxide en -sulfon, uitgedrukt als methiocarb).

(8)  Residuen van hexaflumuron, methiocarb (som van methiocarb en methiocarbsulfoxide en -sulfon, uitgedrukt als methiocarb), fenthoaat en thiofanaat-methyl.

(9)  Residuen van dicofol (som van p,p′- en o,p′-isomeren), dinotefuran, folpet, prochloraz (som van prochloraz en de metabolieten daarvan die het 2,4,6-trichloorfenolgedeelte bevatten, uitgedrukt als prochloraz), thiofanaat-methyl en triforine.

(10)  Referentiemethode EN/ISO 6579 of een ten opzichte van die methode gevalideerde methode overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1).

(11)  Residuen van acefaat en diafenthiuron.

(12)  Residuen van ethefon.

(13)  Residuen van formetanaat: som van formetanaat en zouten daarvan, uitgedrukt als formetanaat(hydrochloride), prothiofos en triforine.

(14)  Residuen van acefaat, dicrotofos, prothiofos, quinalfos en triforine.

(15)  Referentiemethoden: EN 1988-1:1998, EN 1988-2:1998 of ISO 5522:1981.

(16)  Residuen van diafenthiuron, formetanaat: som van formetanaat en zouten daarvan, uitgedrukt als formetanaat(hydrochloride) en thiofanaat-methyl.

(17)  Residuen van dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram) en metrafenon.

(18)  Residuen van dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram), fenthoaat en quinalfos.”


25.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/14


VERORDENING (EU) 2015/1608 VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2015

tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van caprinezuur, paraffineolie (CAS 64742-46-7), paraffineolie (CAS 72623-86-0), paraffineolie (CAS 8042-47-5), paraffineolie (CAS 97862-82-3), Californische pap en ureum in of op bepaalde producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 5, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor caprinezuur, paraffineolie (CAS 64742-46-7), paraffineolie (CAS 72623-86-0), paraffineolie (CAS 8042-47-5), paraffineolie (CAS 97862-82-3), Californische pap en ureum zijn geen specifieke MRL's vastgesteld en deze stoffen zijn ook niet opgenomen in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005, zodat de standaardwaarde van 0,01 mg/kg als bepaald in artikel 18, lid 1, onder b), van die verordening van toepassing is.

(2)

Caprinezuur is goedgekeurd op grond van Richtlijn 2008/127/EG van de Commissie (2). Er zijn voor die stof geen relevante onzuiverheden geïdentificeerd. Daarnaast is de natuurlijke blootstelling aan caprinezuur veel groter dan de blootstelling die gepaard gaat met het gebruik van die stof als gewasbeschermingsmiddel. Daarom wordt het wenselijk geacht deze stof in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op te nemen.

(3)

Voor paraffineolie (CAS 64742-46-7), paraffineolie (CAS 72623-86-0), paraffineolie (CAS 8042-47-5) en paraffineolie (CAS 97862-82-3) (3)  (4) heeft de EFSA geconcludeerd dat indien kan worden aangetoond dat de zuiverheidsgraad van paraffineoliën hoog is, er geen toxicologisch bezwaar zou worden gemaakt en geen aanvaardbare dagelijkse inname (ADI), aanvaardbaar niveau van blootstelling van de toediener (AOEL) en acute referentiedosis (ARfD) zouden zijn vereist. Op 20 november 2012 heeft het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid nota genomen van een gewijzigde versie van de evaluatieverslagen, waarin wordt aangegeven dat de technische specificaties voldoen aan de farmaceutische kwaliteit (hoge zuiverheidsgraad). Daarom wordt het wenselijk geacht deze stoffen in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op te nemen.

(4)

Voor Californische pap (5) heeft de EFSA geen conclusie kunnen bereiken over de beoordeling van het risico voor de consument via de voeding, aangezien bepaalde informatie over de mogelijke aanwezigheid van residuen van polysulfide ontbrak. De residuen van zwavel en calcium door het gebruik van Californische pap (calciumpolysulfide) komen echter overal in het milieu voor. Daarom wordt het wenselijk geacht deze stof tijdelijk in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op te nemen, totdat de EFSA een met redenen omkleed advies heeft voorgelegd overeenkomstig artikel 12, lid 1.

(5)

Voor ureum (6) was de EFSA van oordeel dat wegens de bijzondere toepassingsmethoden van die stof een kwantitatieve beoordeling van het risico voor de consument via de voeding niet nodig was. Ureum (carbamide) is overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1129/2011 van de Commissie (7) goedgekeurd als levensmiddelenadditief. Daarnaast is de natuurlijke blootstelling aan die stof veel groter dan de blootstelling die gepaard gaat met het gebruik van ureum als gewasbeschermingsmiddel. Daarom wordt het wenselijk geacht deze stof in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op te nemen.

(6)

Op grond van de conclusie van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de wijzigingen van de MRL's aan de toepasselijke vereisten van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

(7)

De in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 opgenomen stoffen moeten mogelijkerwijs ook aan de vereisten van de wetgeving van de Unie inzake levensmiddelen en/of diervoeders voldoen. Daarom is het wenselijk de tekst van voetnoot 2 van die bijlage aan te passen teneinde naar andere specifieke wetgeving van de Unie inzake levensmiddelen en/of diervoeders te verwijzen. Een dergelijke wetgeving kan ook van toepassing worden op een stof nadat zij in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 is opgenomen. Daarom is het wenselijk om die voetnoot op alle in bijlage IV opgenomen stoffen toe te passen.

(8)

Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2008/127/EG van de Commissie van 18 december 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde verscheidene werkzame stoffen op te nemen (PB L 344 van 20.12.2008, blz. 89).

(3)  Conclusion on pesticide peer review regarding the risk assessment of the active substance paraffin oils (CAS 64742-46-7, 72623-86-0 and 97862-82-3). EFSA Scientific Report (2008) 216, 1-59.

(4)  Conclusion on pesticide peer review regarding the risk assessment of the active substance paraffin oil (CAS 8042-47-5, chain lengths C18-C30, reliable boiling point range not available). EFSA Scientific Report (2008) 219, 1-61.

(5)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance lime sulfur. EFSA Journal 2010;8(11):1890. [45 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2010.1890.

(6)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance urea. EFSA Journal 2012;10(1):2523. [35 blz.] doi: 10.2903/j.efsa.2012.2523.

(7)  Verordening (EU) nr. 1129/2011 van de Commissie van 11 november 2011 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad door opstelling van een EU-lijst van levensmiddelenadditieven (PB L 295 van 12.11.2011, blz. 1).


BIJLAGE

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De vermeldingen „caprinezuur”, „paraffineolie (CAS 64742-46-7)”, „paraffineolie (CAS 72623-86-0)”, „paraffineolie (CAS 8042-47-5)”, paraffineolie „(CAS 97862-82-3)”, „Californische pap (1)” en „ureum” worden in alfabetische volgorde ingevoegd.

2)

De tekst in voetnoot 2 wordt vervangen door:

„(2)

In bijlage IV opgenomen stoffen onverminderd andere specifieke wetgeving inzake levensmiddelen en/of diervoeders, zoals levensmiddelenadditieven, toevoegingsmiddelen voor diervoeding, voedingssupplementen, aroma's, enz.”.

3)

De verwijzingen naar voetnoot 2 na de vermeldingen worden geschrapt.

4)

Na de titel wordt een verwijzing naar voetnoot 2 toegevoegd.


25.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1609 VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2015

tot goedkeuring van propiconazool als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 7

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Propiconazool is in die lijst opgenomen.

(2)

Propiconazool is beoordeeld voor gebruik in productsoort 7, filmconserveringsmiddelen, zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012.

(3)

Finland is als beoordelende bevoegde autoriteit aangewezen en heeft op 6 november 2013 de beoordelingsrapporten en zijn aanbevelingen ingediend.

(4)

Overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder b), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie heeft het Comité voor biociden op 4 december 2014 het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen geformuleerd, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit.

(5)

Volgens dat advies kan van biociden die voor productsoort 7 worden gebruikt en propiconazool bevatten, worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 19, lid 1, onder b), van Richtlijn (EU) nr. 528/2012 voldoen, mits bepaalde voorwaarden voor het gebruik ervan in acht worden genomen.

(6)

Bijgevolg moet propiconazool worden goedgekeurd voor gebruik in biociden voor de productsoort 7, mits bepaalde specificaties en voorwaarden in acht worden genomen.

(7)

Aangezien propiconazool voldoet aan de in bijlage XIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) vastgestelde criteria om te worden ingedeeld als zeer persistent (zP) en aan de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4) vastgestelde criteria om te worden ingedeeld als huidallergeen van categorie 1, moeten behandelde voorwerpen die met propiconazool zijn behandeld of deze stof bevatten op passende wijze worden geëtiketteerd wanneer zij in de handel worden gebracht.

(8)

Er moet een redelijke periode verstrijken voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, opdat de betrokken partijen de nodige voorbereidende maatregelen kunnen nemen om aan de nieuwe eisen te voldoen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Propiconazool wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 7, mits de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden in acht worden genomen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).


BIJLAGE

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1)

Datum van goedkeuring

Datum van het verstrijken van de goedkeuring

Productsoort

Specifieke voorwaarden

Propiconazool

IUPAC-benaming:

1-[[2-(2,4-dichloorfenyl)-4-propyl-1,3-dioxolan-2-yl]methyl]-1H-1,2,4-triazool

EG-nr.: 262-104-4

CAS-nr.: 60207-90-1

960 g/kg

1 december 2016

30 november 2026

7

Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie.

Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:

1.

Voor industriële of beroepsmatige gebruikers moeten veilige operationele procedures en passende organisatorische maatregelen worden vastgesteld. Bij de toepassing van de producten moeten passende persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt wanneer de blootstelling niet op andere manieren tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt.

2.

Gezien de risico's voor het bodemcompartiment moet op de etiketten en, indien deze voorhanden zijn, op de veiligheidsinformatiebladen van producten worden aangegeven dat tijdens het buitenshuis aanbrengen van de geconserveerde mengsels bodembeschermende maatregelen nodig zijn om verliezen te voorkomen en emissies in het milieu te beperken, tenzij wordt aangetoond dat de risico's op andere manieren tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden gereduceerd.

3.

Gezien de risico's voor het aquatische compartiment zijn producten niet toegelaten voor de conservering van mengsels voor toepassing buitenshuis op minerale ondergronden, tenzij wordt aangetoond dat de risico's tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden gereduceerd.

Aan het in de handel brengen van behandelde voorwerpen wordt de volgende voorwaarde verbonden:

De persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van een behandeld voorwerp dat is behandeld met propiconazool of deze stof bevat, moet ervoor zorgen dat het etiket van dat behandeld voorwerp de in artikel 58, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 vermelde informatie verstrekt.


(1)  De in deze kolom vermelde zuiverheid was de minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof die voor de overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG uitgevoerde beoordeling is gebruikt. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, voor zover bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.


25.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1610 VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2015

tot goedkeuring van Pythium oligandrum stam M1 als werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 10

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 90, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Tsjechië heeft op 12 juli 2005 overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) een aanvraag ontvangen om de werkzame stof Pythium oligandrum stam M1 in bijlage I bij die richtlijn op te nemen voor gebruik in productsoort 10 (conserveringsmiddelen voor metselwerk), zoals gedefinieerd in bijlage V bij die richtlijn, die overeenstemt met productsoort 10 zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012.

(2)

Pythium oligandrum stam M1 was op 14 mei 2000 niet op de markt als werkzame stof van een biocide.

(3)

Tsjechië heeft op 8 november 2011 overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG het beoordelingsrapport en zijn aanbevelingen bij de Commissie ingediend.

(4)

Op 2 december 2014 heeft het Comité voor biociden het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen geformuleerd, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit.

(5)

Volgens dat advies kan van biociden die voor productsoort 10 worden gebruikt en Pythium oligandrum stam M1 bevatten, worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 19, lid 1, onder b), van Richtlijn (EU) nr. 528/2012 voldoen, mits bepaalde voorwaarden voor het gebruik ervan in acht worden genomen.

(6)

Bijgevolg moet Pythium oligandrum stam M1 worden goedgekeurd voor gebruik in biociden voor de productsoort 10, mits bepaalde specificaties en voorwaarden in acht worden genomen.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Pythium oligandrum stam 1 wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 10, mits de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden in acht worden genomen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).


BIJLAGE

Naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1)

Datum van goedkeuring

Datum van het verstrijken van de goedkeuring

Productsoort

Specifieke voorwaarden

Pythium oligandrum stam M1

Niet van toepassing

Geen relevante verontreinigingen

1 januari 2016

31 december 2025

10

Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie.

Aan toelatingen voor biociden wordt de volgende voorwaarde verbonden:

Voor industriële of beroepsmatige gebruikers moeten veilige operationele procedures en passende organisatorische maatregelen worden vastgesteld. Bij de toepassing van de producten moeten passende persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt wanneer de blootstelling niet op andere manieren tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt.


(1)  De in deze kolom vermelde zuiverheid was de minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof die voor de overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG uitgevoerde beoordeling is gebruikt. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, voor zover bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.


25.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1611 VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

210,4

MK

49,4

TR

81,7

XS

41,5

ZZ

95,8

0707 00 05

MK

46,1

TR

137,2

ZZ

91,7

0709 93 10

TR

138,3

ZZ

138,3

0805 50 10

AG

150,3

AR

137,5

BO

138,3

CL

147,7

UY

118,3

ZA

131,6

ZZ

137,3

0806 10 10

EG

170,2

MK

32,3

TR

121,7

ZZ

108,1

0808 10 80

AR

209,4

CL

164,9

NZ

132,8

US

142,9

ZA

137,8

ZZ

157,6

0808 30 90

AR

88,2

CL

148,3

NZ

175,8

TR

120,2

ZA

172,2

ZZ

140,9

0809 30 10, 0809 30 90

MK

84,1

TR

154,3

ZZ

119,2

0809 40 05

BA

56,0

MK

38,7

XS

61,9

ZZ

52,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

25.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/26


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/1612 VAN DE COMMISSIE

van 23 september 2015

tot wijziging van Beschikking 2008/961/EG betreffende het gebruik door effectenuitgevende instellingen van derde landen van nationale standaarden voor jaarrekeningen van bepaalde derde landen en van de International Financial Reporting Standards voor de opstelling van hun geconsolideerde financiële overzichten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 6369)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (1), en met name artikel 23, lid 4, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 23 van Richtlijn 2004/109/EG kunnen uitgevende instellingen van derde landen worden vrijgesteld van de verplichting om een geconsolideerde jaarrekening conform in de Unie goedgekeurde International Financial Reporting Standards (IFRS) op te stellen, mits de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving (GAAP, Generally Accepted Accounting Principles) van het betrokken derde land gelijkwaardige verplichtingen opleggen. Met het oog op het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van de GAAP van het betrokken derde land met de goedgekeurde IFRS voorziet Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie (2) in een definitie van gelijkwaardigheid en in een mechanisme voor de toetsing van de gelijkwaardigheid van de GAAP van een derde land.

(2)

Het is van belang de inspanningen te beoordelen van de landen die stappen hebben ondernomen om hun standaarden voor jaarrekeningen op de IFRS af te stemmen of om op de IFRS over te stappen. Daarom moet Verordening (EG) nr. 1569/2007 worden gewijzigd om de periode van gelijkwaardigheid voor bepaalde tijd te verlengen tot en met 31 maart 2016.

(3)

In Beschikking 2008/961/EG van de Commissie (3) is bepaald dat uitgevende instellingen van derde landen voor de boekjaren die vóór 1 januari 2015 aanvangen hun geconsolideerde jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële overzichten overeenkomstig de Indiase GAAP mogen opstellen.

(4)

De regering van India en het Indian Institute of Chartered Accountants hebben er zich publiekelijk toe verbonden om vóór 31 december 2011 op de IFRS over te gaan, waarbij het de bedoeling was dat de Indiase GAAP op die datum volledig met de IFRS in overeenstemming waren. Dit proces heeft vertraging opgelopen. In oktober 2014 heeft de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) bij de Commissie een verslag over de gelijkwaardigheid van de Indiase GAAP ingediend. In dit verslag merkte de ESMA op dat de Indiase GAAP ten opzichte van de IFRS een aantal verschillen lijken te vertonen die significant kunnen zijn in de praktijk.

(5)

In maart 2014 heeft het Indian Institute of Chartered Accountants een nieuw stappenplan voor de afstemming van de Indiase GAAP op de IFRS bekendgemaakt. Op 2 januari 2015 heeft het Ministry of Corporate Affairs van India een herzien stappenplan aangekondigd voor de toepassing van de op de IFRS afgestemde Indiase GAAP. Volgens dit stappenplan zullen alle beursgenoteerde ondernemingen verplicht zijn voor boekjaren die op of na 1 april 2016 aanvangen, van de op de IFRS afgestemde Indiase GAAP gebruik te maken. Het tijdschema voor de implementatie van een met de IFRS strokend verslaggevingssysteem en de handhaving van de IFRS blijft evenwel met onzekerheden omgeven.

(6)

Het verdient derhalve aanbeveling de overgangsperiode te verlengen tot en met 31 maart 2016, teneinde uitgevende instellingen van derde landen toe te staan in de Unie hun jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële overzichten conform de Indiase GAAP op te stellen. Deze extra periode zou moeten volstaan om de Indiase autoriteiten de gelegenheid te bieden de afstemming van de Indiase Gaap op de IFRS te voltooien.

(7)

Daar de overgangsperiode gedurende welke de Indiase GAAP krachtens Beschikking 2008/961/EG als gelijkwaardig met de IFRS werden aangemerkt, op 31 december 2014 afliep, dient het onderhavige besluit omwille van de rechtszekerheid met ingang van 1 januari 2015 van toepassing te zijn.

(8)

Beschikking 2008/961/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1, derde alinea, van Beschikking 2008/961/EG wordt de datum 1 januari 2015 vervangen door de datum 1 april 2016.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Gedaan te Brussel, 23 september 2015.

Voor de Commissie

Jonathan HILL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.

(2)  Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie van 21 december 2007 waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 66).

(3)  Beschikking 2008/961/EG van de Commissie van 12 december 2008 betreffende het gebruik door effectenuitgevende instellingen van derde landen van nationale standaarden voor jaarrekeningen van bepaalde derde landen en van de International Financial Reporting Standards voor de opstelling van hun geconsolideerde financiële overzichten (PB L 340 van 19.12.2008, blz. 112).


25.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/28


BESLUIT (EU) 2015/1613 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 10 september 2015

tot wijziging van Besluit (EU) 2015/5 houdende de tenuitvoerlegging van het programma voor de aankoop van effecten op onderpand van activa (ECB/2015/31)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name de tweede alinea van artikel 12.1, in samenhang met het eerste streepje van artikel 3.1, en artikel 18.1,

Overwegende:

(1)

Op 4 september 2014 heeft de Raad van bestuur besloten dat een nieuw programma voor de aankoop van effecten op onderpand van activa (ABSPP) geïnitieerd moest worden. Op 2 oktober 2014 heeft de Raad van bestuur details van het ABSPP aangekondigd en heeft besloten dat de beleenbaarheidscriteria voor gegarandeerde mezzanine-tranches van effecten op onderpand van activa (ABS) later zouden worden gecommuniceerd.

(2)

Op 18 maart 2015 besloot de Raad van bestuur dat mezzanine-tranches van ABS in aanmerking zouden komen voor aankoop uit hoofde van het ABSPP, indien dergelijke mezzanine-tranches door een passende garantie gedekt zijn die voldoet aan de criteria van het onderpandkader van het Eurosysteem. Besluit ECB/2014/45 (1) behelst de tenuitvoerlegging van het ABSPP en deze wijzigingen moeten in dit Besluit opgenomen worden.

(3)

Derhalve moet Besluit ECB/2014/45 dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Besluit ECB/2014/45 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt punt 2 als volgt vervangen:

„2.

In afwijking van het onder punt 1 hierboven en punt 9 hierna bepaalde, voldoen de ABS aan de beleenbaarheidscriteria die van toepassing zijn op ABS die worden aangeboden als onderpand voor monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem, zoals bedoeld in Richtsnoer ECB/2014/60 (2).

(2)  Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (ECB/2014/60) (PB L 91 van 2.4.2015, blz. 3).”."

2)

In artikel 2 wordt het volgende punt 9 toegevoegd:

„9.

De voorschriften zoals bedoeld in artikel 77 van Richtsnoer ECB/2014/60 zijn niet van toepassing op mezzanine-tranches van ABS die slechts in aanmerking komen voor aankoop uit hoofde van het ABSPP indien:

a)

die gedekt zijn door een garantie die:

i)

voldoet aan de vereisten voor garanties van verhandelbare activa zoals bedoeld in artikelen 114, 115, 117 en 118 van deel Vier, titel IV van Richtsnoer ECB/2014/60, en

ii)

is uitgegeven door een garant met een kredietbeoordeling overeenkomstig artikel 83, onder c) van Richtsnoer ECB/2014/60 en die is afgegeven door minstens één aanvaard EKBI-systeem in de vorm van een openbare kredietbeoordeling, minstens overeenkomstig kredietkwaliteitscategorie 3 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem;

b)

die voldoen aan alle overige toepasselijke beleenbaarheidscriteria voor aankoop uit hoofde van het ABSPP.

Binnen het kader van dit besluit wordt verstaan onder „mezzanine-tranches”: een tranche van een ABS-uitgifte overeenkomstig de betalingsprioriteit na handhaving, en indien toepasselijk, de betalingsprioriteit na versnelling van betalingen zoals bepaald in de prospectus:

a)

die een lagere rangorde heeft dan een niet-achtergestelde tranche of subtranche van dezelfde ABS-uitgifte zoals bedoeld in artikel 77 van Richtsnoer ECB/2014/60, en

b)

die een hogere rangorde heeft dan de meest achtergestelde tranche of subtranches die als eerste tranches verliezen dragen op de gesecuritiseerde blootstellingen en aldus protectie biedt voor de tweedeverliestranches en, in voorkomend geval, voor tranches of subtranches met een hogere rangorde.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 10 september 2015.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Besluit (EU) 2015/5 van de Europese Centrale Bank van 19 november 2014 houdende de tenuitvoerlegging van het programma voor de aankoop van effecten op onderpand van activa (ECB/2014/45) (PB L 1 van 6.1.2015, blz. 4).