ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 231

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
4 september 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1489 van de Commissie van 3 september 2015 tot verlening van een vergunning voor de preparaten Lactobacillus plantarum NCIMB 30238, en Pediococcus pentosaceus NCIMB 30237 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1490 van de Commissie van 3 september 2015 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van carvacrol, kaneelaldehyde en capsicum oleoharsen als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder Pancosma France SAS) ( 1 )

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1491 van de Commissie van 3 september 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 wat de stof virginiamycine betreft ( 1 )

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1492 van de Commissie van 3 september 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 wat de stof tylvalosine betreft ( 1 )

10

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1493 van de Commissie van 3 september 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

13

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG ( PB L 293 van 5.11.2013 )

16

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

4.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1489 VAN DE COMMISSIE

van 3 september 2015

tot verlening van een vergunning voor de preparaten Lactobacillus plantarum NCIMB 30238, en Pediococcus pentosaceus NCIMB 30237 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 10, leden 1 tot en met 4, van die verordening stelt specifieke bepalingen vast voor de evaluatie van in de Unie als inkuiltoevoegingsmiddelen gebruikte producten.

(2)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1831/2003 zijn de preparaten van Lactobacillus plantarum MBS-LP-01 (NCIMB 30238) en Pediococcus pentosaceus MBS-PP-01 (NCIMB 30237) in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding opgenomen als bestaande producten, behorende tot de functionele groep inkuiltoevoegingsmiddelen voor alle diersoorten.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 van die verordening zijn twee aanvragen ingediend voor de verlening van een vergunning voor deze preparaten als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten, waarbij is verzocht om die toevoegingsmiddelen in te delen in de categorie „technologische toevoegingsmiddelen” en in de functionele groep „inkuiltoevoegingsmiddelen”. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten waren bij deze aanvragen gevoegd.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) concludeerde in haar adviezen van 23 mei 2012 (2) en 11 september 2014 (3) dat de desbetreffende preparaten onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu hebben. De EFSA concludeerde tevens dat het mengsel van de preparaten van Pediococcus pentosaceus NCIMB 30237 en Lactobacillus plantarum NCIMB 30238 bij gebruik in een verhouding van 8:2, de conservering van nutriënten in kuilvoer van gemakkelijk, middelmatig moeilijk en moeilijk in te kuilen materiaal kan verbeteren. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethoden voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding gecontroleerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Twee aanvragen werden afzonderlijk beoordeeld voor wat betreft de veiligheid en de werkzaamheid, maar de EFSA heeft geconcludeerd dat de werkzaamheid alleen werd aangetoond bij het mengsel in de precieze verhouding tussen beide. Daarom wordt voorgesteld slechts één preparaat toe te laten. Uit de beoordeling van het preparaat Lactobacillus plantarum NCIMB 30238 en Pediococcus pentosaceus NCIMB 30237) blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor het verlenen van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dit preparaat zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verlening van de vergunning

Voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat, dat behoort tot de categorie „technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „inkuiltoevoegingsmiddelen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Overgangsmaatregelen

Het in de bijlage gespecificeerde preparaat en de diervoeding die dit preparaat bevat, die vóór 24 maart 2016 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 24 september 2015 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt tot de bestaande voorraden zijn uitgeput.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 september 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2012; 10(6):2732 en 2733.

(3)  EFSA Journal 2014; 12(9):3829.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

CFU/kg vers materiaal

Categorie technologische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: inkuiltoevoegingsmiddelen

1k21008

Lactobacillus plantarum

NCIMB 30238

Pediococcus pentosaceus

NCIMB 30237

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Preparaat van Lactobacillus plantarum NCIMB 30238 met minimaal 2,0 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel en Pediococcus pentosaceus NCIMB 30237 met minimaal 2,6 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel.

Karakterisering van de werkzame stof

Levensvatbare cellen van Lactobacillus plantarum NCIMB 30238 and Pediococcus pentosaceus NCIMB 30237.

Analysemethode  (1)

Kwantificering in het toevoegingsmiddel voor diervoeding van Lactobacillus plantarum NCIMB 30238: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MRS-agar (EN 15787).

Identificatie van Lactobacillus plantarum NCIMB 30238: pulsed-field-gelelektroforese (PFGE)

Kwantificering in het toevoegingsmiddel voor diervoeding van Pediococcus pentosaceus NCIMB 30237: spreidplaatmethode (EN 15786).

Identificatie van Pediococcus pentosaceus NCIMB 30237: pulsed-field-gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

1.

In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagvoorwaarden aangeven.

2.

Minimumgehalte van Lactobacillus plantarum NCIMB 30238 en Pediococcus pentosaceus NCIMB 30237: 1 × 108 CFU (verhouding 1:4) per kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalings- en oogbescherming en handschoenen.

24 september 2025


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende internetadres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


4.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1490 VAN DE COMMISSIE

van 3 september 2015

tot verlening van een vergunning voor een preparaat van carvacrol, kaneelaldehyde en capsicum oleoharsen als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder Pancosma France SAS)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor vergunning voor een preparaat van carvacrol, kaneelaldehyde en capsicum oleoharsen ingediend. Bij die aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten gevoegd.

(3)

Die aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een preparaat van carvacrol, kaneelaldehyde en capsicum oleoharsen als toevoegingsmiddel voor diervoeding in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor mestkippen.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 27 januari 2015 (2) geconcludeerd dat het preparaat van carvacrol, kaneelaldehyde en capsicum oleoharsen, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen nadelige effecten voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft en dat het gebruik ervan de voederconversie bij mestkippen kan verbeteren. Specifieke voorschriften voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding gecontroleerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het preparaat van carvacrol, kaneelaldehyde en capsicum oleoharsen blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „andere zoötechnische toevoegingsmiddelen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 september 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2015; 13(2):4011.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: andere zoötechnische toevoegingsmiddelen (verbetering van zoötechnische parameters)

4d11

Pancosma France SAS

Preparaat van carvacrol, kaneelaldehyde en capsicum oleoharsen

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Preparaat van carvacrol, kaneelaldehyde en capsicum oleoharsen met een gehalte aan:

carvacrol 4,6 % -5,3 %

kaneelaldehyde 2,6 % -3,2 %

capsicum oleoharsen ≥ 2 % (met een gehalte van de som van capsaïcine en dihydrocapsaïcine 0,06 %-0,21 %)

Karakterisering van de werkzame stoffen

carvacrol (1) (≥ 98 % zuiverheid)

C10H14O CAS-nummer: 499-75-2

kaneelaldehyde (1) (≥ 98 % zuiverheid)

C9H8O CAS-nummer: 104-55-2

capsicum oleoharsen met een minimaal gehalte van de som van capsaïcine en dihydrocapsaïcine 6 %-7 %

Analysemethode  (2)

Voor de kwantificering van carvacrol, kaneelaldehyde, capsaïcine en dihydrocapsaïcine in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

gaschromatografie met vlamionisatiedetectie (GC-FID)

Mestkippen

100

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Het toevoegingsmiddel mag niet gebruikt worden met andere bronnen van carvacrol, kaneelaldehyde, capsaïcine en dihydrocapsaïcine.

3.

Voor de veiligheid: tijdens hantering moeten ademhalingsbescherming, bril en handschoenen worden gebruikt.

4.

Aanbevolen minimumdosis: 100 mg/kg volledig diervoeder.

24 september 2025


(1)  JECFA, Online Edition: „Specifications for Flavourings”. http://www.fao.org/ag/agn/jecfa-flav/index.html#T

(2)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


4.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1491 VAN DE COMMISSIE

van 3 september 2015

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 wat de stof „virginiamycine” betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moeten de maximumwaarden voor residuen (MRL's) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om binnen de Unie in diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren of in biociden voor de veehouderij te worden gebruikt, in een verordening worden vastgesteld.

(2)

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (2) zijn de farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL's in levensmiddelen van dierlijke oorsprong opgenomen.

(3)

Virginiamycine is nog niet opgenomen in die tabel.

(4)

Er is bij het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) een aanvraag ingediend voor het vaststellen van MRL's van virginiamycine in kippen.

(5)

Het EMA heeft op basis van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik de vaststelling aanbevolen van een MRL van virginiamycine in spier, huid, vetweefsel, lever en nieren van kippen voor zover de stof niet wordt gebruikt voor dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren.

(6)

Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het EMA de toepassing overwegen van MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of van MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld op andere diersoorten.

(7)

Het EMA heeft geoordeeld dat de MRL van virginiamycine in kippen moet worden geëxtrapoleerd naar pluimvee.

(8)

Verordening (EU) nr. 37/2010 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De belanghebbenden moet een redelijke termijn worden geboden om eventuele maatregelen te nemen om aan deze nieuwe MRL te voldoen.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 3 november 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 september 2015

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(2)  Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1).


BIJLAGE

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt de volgende stof in alfabetische volgorde ingevoegd:

Farmacologisch werkzame stof

Indicatorresidu

Diersoort

MRL's

Te onderzoeken weefsels

Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009)

Therapeutische klassen

„Virginiamycine

Virginiamycine-factor S1

Pluimvee

10 μg/kg

30 μg/kg

10 μg/kg

60 μg/kg

Spier

Huid en vetweefsel

Lever

Nieren

Niet te gebruiken bij dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren

Infectiewerende middelen/Antibiotica”


4.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1492 VAN DE COMMISSIE

van 3 september 2015

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 wat de stof „tylvalosine” betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet de maximumwaarde voor residuen (MRL) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt in een verordening worden vastgesteld.

(2)

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (2) zijn de farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL's in levensmiddelen van dierlijke oorsprong opgenomen.

(3)

Tylvalosine is momenteel in die tabel opgenomen als toegestane stof in spier, huid, vetweefsel, lever en nieren van varkens en in huid, vetweefsel en lever van pluimvee, met uitzondering van dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren.

(4)

Bij het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) is een aanvraag tot uitbreiding van de huidige vermelding van tylvalosine tot kippeneieren ingediend.

(5)

Het EMA heeft op basis van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik de vaststelling aanbevolen van een MRL in kippeneieren.

(6)

Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het EMA de toepassing overwegen van MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of van MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld op andere diersoorten.

(7)

Het EMA heeft geoordeeld dat de MRL van tylvalosine in kippeneieren moet worden geëxtrapoleerd naar eieren van andere pluimveesoorten.

(8)

Verordening (EU) nr. 37/2010 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De belanghebbenden moet een redelijke termijn worden geboden om eventuele maatregelen te nemen om aan de nieuwe MRL te voldoen.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 3 november 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 september 2015

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(2)  Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1).


BIJLAGE

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt de vermelding voor „tylvalosine” vervangen door:

Farmacologisch werkzame stof

Indicatorresidu

Diersoort

MRL's

Te onderzoeken weefsels

Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009)

Therapeutische klassen

„Tylvalosine

Tylvalosine

Varkens

50 μg/kg

50 μg/kg

50 μg/kg

50 μg/kg

Spier

Huid en vetweefsel

Lever

Nieren

GEEN

Infectiewerende middelen/Antibiotica”

Pluimvee

200 μg/kg

Eieren

Som van tylvalosine en 3-0-acetyltylosine

Pluimvee

50 μg/kg

50 μg/kg

Huid en vetweefsel

Lever


4.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1493 VAN DE COMMISSIE

van 3 september 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 september 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

175,1

MK

41,5

XS

34,4

ZZ

83,7

0707 00 05

TR

116,3

ZZ

116,3

0709 93 10

TR

116,3

ZZ

116,3

0805 50 10

AR

137,9

BO

147,4

CL

131,9

UY

133,8

ZA

133,7

ZZ

136,9

0806 10 10

BA

74,4

EG

243,0

MA

201,0

MK

63,9

TR

136,2

ZZ

143,7

0808 10 80

AR

119,1

BR

99,5

CL

135,5

NZ

123,8

US

168,2

UY

110,5

ZA

112,3

ZZ

124,1

0808 30 90

AR

87,1

CL

110,6

CN

88,6

TR

133,4

ZA

113,1

ZZ

106,6

0809 30 10, 0809 30 90

MK

68,9

TR

147,4

ZZ

108,2

0809 40 05

BA

57,0

IL

336,8

MK

47,2

XS

70,3

ZZ

127,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


Rectificaties

4.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/16


Rectificatie van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG

( Publicatieblad van de Europese Unie L 293 van 5 november 2013 )

Bladzijde 12, artikel 15, lid 3:

in plaats van:

„De Commissie stelt de geactualiseerde lijst van de overeenkomstig lid 1, punten a) en c), aangewezen autoriteiten, …”,

te lezen:

„De Commissie stelt de geactualiseerde lijst van de overeenkomstig lid 1, punten a) en b), aangewezen autoriteiten, …”.