ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
58e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1176 van de Commissie van 17 juli 2015 tot goedkeuring van de werkzame stof pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 ) |
|
|
|
||
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
AANBEVELINGEN |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
18.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1176 VAN DE COMMISSIE
van 17 juli 2015
tot goedkeuring van de werkzame stof pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 22, lid 1, in samenhang met artikel 13, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 30 juli 2012 heeft België overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van De Ceuster NV een aanvraag voor goedkeuring van de werkzame stof pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, ontvangen. Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van die verordening heeft België, als rapporterende lidstaat, de Commissie op 10 januari 2013 op de hoogte gebracht van de ontvankelijkheid van de aanvraag. |
(2) |
Op 8 januari 2014 heeft de rapporterende lidstaat een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend bij de Commissie, met kopie aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), waarin wordt beoordeeld of de werkzame stof naar verwachting beantwoordt aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. |
(3) |
De EFSA heeft zich aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 gehouden. Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft zij de aanvrager verzocht de lidstaten, de Commissie en de EFSA aanvullende informatie te verstrekken. De beoordeling van de aanvullende informatie door de rapporterende lidstaat is in oktober 2014 bij de EFSA ingediend in de vorm van een bijgewerkt ontwerpbeoordelingsverslag. |
(4) |
Op 19 december 2014 heeft de EFSA aan de aanvrager, de lidstaten en de Commissie haar conclusie meegedeeld waarin zij vermeldt of de werkzame stof pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, naar verwachting aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 (2) beantwoordt. De EFSA heeft haar conclusie ter beschikking gesteld van het publiek. |
(5) |
Op 20 maart 2015 heeft de Commissie het evaluatieverslag voor pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, en een ontwerpverordening betreffende de goedkeuring van pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, bij het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders ingediend. |
(6) |
De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen op het evaluatieverslag in te dienen. |
(7) |
Voor één of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat, en met name voor de gebruiksdoeleinden die zijn onderzocht en zijn opgenomen in het evaluatieverslag, is vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Aan deze goedkeuringscriteria wordt dus geacht te zijn voldaan. Daarom moet pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, worden goedgekeurd. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, in samenhang met artikel 6 daarvan, en in het licht van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis, is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen. |
(9) |
De Commissie is voorts van oordeel dat pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, een werkzame stof met een laag risico is in de zin van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. Pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, is geen tot bezorgdheid aanleiding gevende stof en voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage II, punt 5, bij Verordening (EG) nr. 1107/2009. Pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, is een van nature in planten voorkomende virusstam. Een plantenvirus vermeerdert zich niet buiten de plantencel en het virus heeft geen cellulaire structuur en produceert geen metabolieten. Het is niet pathogeen voor mens of dier. De extra blootstelling van mensen, dieren en het milieu door de krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 goedgekeurde toepassingen is waarschijnlijk verwaarloosbaar in vergelijking met de verwachte blootstelling in realistische natuurlijke omstandigheden. |
(10) |
Daarom moet pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, worden goedgekeurd als stof met een laag risico. Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (3) dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring van de werkzame stof
De in bijlage I gespecificeerde werkzame stof pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden goedgekeurd.
Artikel 2
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 juli 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) EFSA Journal 2015;13(1):3977. Online beschikbaar op www.efsa.europa.eu
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
BIJLAGE I
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Geldigheidsduur |
Specifieke bepalingen |
Pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906 GenBank-volgnummer JN835466 CIPAC-nr.: niet toegewezen |
Niet van toepassing |
Minimumconcentratie: 5 × 105 kopieën van het virale genoom per μl |
7 augustus 2015 |
7 augustus 2030 |
Enkel het gebruik in kassen mag worden toegestaan. Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, en met name met de aanhangsels I en II daarvan. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van gebruikers en werknemers, waarbij zij er rekening mee moeten houden dat pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, als een mogelijk sensibiliserende stof moet worden beschouwd. De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. Tijdens het productieproces moet de producent de beheersing van de omgevingsomstandigheden en het kwaliteitscontroleproces door middel van analyses strikt waarborgen. |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
BIJLAGE II
Aan deel D van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:
|
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Geldigheidsduur |
Specifieke bepalingen |
„4 |
Pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906 GenBank-volgnummer JN835466 CIPAC-nr.: niet toegewezen |
Niet van toepassing |
Minimumconcentratie: 5 × 105 kopieën van het virale genoom per μl |
7 augustus 2015 |
7 augustus 2030 |
Enkel het gebruik in kassen mag worden toegestaan. Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, en met name met de aanhangsels I en II daarvan. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van gebruikers en werknemers, waarbij zij er rekening mee moeten houden dat pepinomozaïekvirus, stam CH2, isolaat 1906, als een mogelijk sensibiliserende stof moet worden beschouwd. De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. Tijdens het productieproces moet de producent de beheersing van de omgevingsomstandigheden en het kwaliteitscontroleproces door middel van analyses strikt waarborgen.”. |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
18.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/6 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1177 VAN DE COMMISSIE
van 17 juli 2015
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 juli 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
211,3 |
MK |
39,0 |
|
ZZ |
125,2 |
|
0707 00 05 |
TR |
137,2 |
ZZ |
137,2 |
|
0709 93 10 |
TR |
113,5 |
ZZ |
113,5 |
|
0805 50 10 |
AR |
111,5 |
LB |
87,7 |
|
TR |
109,0 |
|
UY |
130,6 |
|
ZA |
133,8 |
|
ZZ |
114,5 |
|
0808 10 80 |
AR |
95,4 |
BR |
111,0 |
|
CH |
142,8 |
|
CL |
118,3 |
|
NZ |
157,6 |
|
US |
165,6 |
|
UY |
155,7 |
|
ZA |
124,9 |
|
ZZ |
133,9 |
|
0808 30 90 |
AR |
109,3 |
CL |
146,8 |
|
NZ |
307,3 |
|
ZA |
128,9 |
|
ZZ |
173,1 |
|
0809 10 00 |
TR |
247,3 |
ZZ |
247,3 |
|
0809 29 00 |
CA |
1 187,7 |
TR |
228,2 |
|
US |
493,3 |
|
ZZ |
636,4 |
|
0809 30 10, 0809 30 90 |
TR |
142,5 |
ZZ |
142,5 |
|
0809 40 05 |
BA |
80,6 |
IL |
133,1 |
|
ZZ |
106,9 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
18.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/8 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1178 VAN DE COMMISSIE
van 17 juli 2015
tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten en de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juli 2015 zijn ingediend en tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2016 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 616/2007
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand, en andere derde landen. |
(2) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juli 2015 voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3). |
(3) |
De hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juli 2015 voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre rechten tot invoer kunnen worden verleend, door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006, in combinatie met artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006. |
(4) |
De hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten en de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juli 2015 voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid te worden toegevoegd. |
(5) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 zijn ingediend, wordt de in deel A van de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.
2. De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 en die aan de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2016 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in deel A van de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
1. Op de hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 zijn ingediend, wordt de in deel B van de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.
2. De hoeveelheden waarvoor geen aanvragen om rechten zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 en die aan de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2016 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in deel B van de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 juli 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie van 4 juni 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen (PB L 142 van 5.6.2007, blz. 3).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BIJLAGE
DEEL A
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt — aanvragen die voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 zijn ingediend (%) |
Aan de voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2016 beschikbare hoeveelheden toe te voegen hoeveelheden waarvoor geen aanvraag is ingediend (in kg) |
1 |
09.4211 |
0,362538 |
— |
2 |
09.4212 |
0,734532 |
— |
4A |
09.4214 |
0,696278 |
— |
09.4251 |
0,792129 |
— |
|
09.4252 |
— |
7 224 290 |
|
6A |
09.4216 |
0,371886 |
— |
09.4260 |
0,458718 |
— |
|
7 |
09.4217 |
— |
22 177 600 |
8 |
09.4218 |
— |
6 957 600 |
DEEL B
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt — aanvragen die voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 zijn ingediend (%) |
Aan de voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2016 beschikbare hoeveelheden toe te voegen hoeveelheden waarvoor geen aanvraag is ingediend (in kg) |
5A |
09.4215 |
0,567537 |
— |
09.4254 |
1,460433 |
— |
|
09.4255 |
6,211209 |
— |
|
09.4256 |
— |
3 050 002 |
BESLUITEN
18.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/11 |
BESLUIT (EU) 2015/1179 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 8 juli 2015
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EGF/2015/000 TA 2015 — Technische bijstand op initiatief van de Commissie)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (1), en met name artikel 11, lid 2,
Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (2), en met name punt 13,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) heeft tot doel steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van uit de globalisering voortvloeiende grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, doordat de wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt, of door een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis, en hen te helpen om op de arbeidsmarkt terug te keren. |
(2) |
Zoals vastgesteld in artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (3), mag het EFG het jaarlijkse maximumbedrag van 150 miljoen EUR (in prijzen van 2011) niet overschrijden. |
(3) |
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1309/2013 kan op initiatief van de Commissie maximaal 0,5 % van het jaarlijkse maximumbedrag voor het EFG voor technische bijstand worden gebruikt. |
(4) |
Daarom moet een bedrag van 630 000 EUR uit het EFG beschikbaar worden gesteld voor technische bijstand op initiatief van de Commissie, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015 wordt een bedrag van 630 000 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 8 juli 2015.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
N. SCHMIT
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855.
(2) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(3) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
18.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/13 |
BESLUIT (EU) 2015/1180 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 8 juli 2015
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU (overstromingen in Roemenië, Bulgarije en Italië)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (1), en met name artikel 4, lid 3,
Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (2), en met name punt 11,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (hierna „het fonds” genoemd) heeft tot doel de Unie in staat te stellen snel, doeltreffend en soepel te reageren op noodsituaties en solidariteit te betonen met de bevolking van door rampen getroffen regio's. |
(2) |
Zoals vastgesteld in artikel 10 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (3), mag het fonds het jaarlijkse maximumbedrag van 500 miljoen EUR (in prijzen van 2011) niet overschrijden. |
(3) |
Roemenië heeft twee aanvragen voor steun uit het fonds ingediend in verband met overstromingen. |
(4) |
Bulgarije heeft een aanvraag voor steun uit het fonds ingediend in verband met overstromingen. |
(5) |
Italië heeft een aanvraag voor steun uit het fonds ingediend in verband met overstromingen. |
(6) |
Er moeten derhalve middelen uit het fonds ter beschikking worden gesteld om te voorzien in een financiële bijdrage van 66 505 850 EUR voor de aanvragen die zijn ingediend door Roemenië, Bulgarije en Italië. |
(7) |
Ter beperking van de tijd die nodig is om middelen uit het fonds ter beschikking te stellen, dient dit besluit van toepassing te zijn vanaf de datum waarop het wordt vastgesteld, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015 wordt uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie 66 505 850 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten ter beschikking gesteld.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing met ingang van 8 juli 2015.
Gedaan te Straatsburg, 8 juli 2015.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
N. SCHMIT
(1) PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.
(2) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(3) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
18.7.2015 |
EN |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/15 |
COUNCIL IMPLEMENTING DECISION (EU) 2015/1181
of 17 July 2015
on granting short-term Union financial assistance to Greece
THE COUNCIL OF THE EUROPEAN UNION,
Having regard to the Treaty on the Functioning of the European Union,
Having regard to Council Regulation (EU) No 407/2010 of 11 May 2010 establishing a European financial stabilisation mechanism (1), and in particular Article 3(2) thereof,
Having regard to the proposal from the European Commission,
Whereas:
(1) |
Greece has requested new financial assistance from the European Stability Mechanism („ESM”) and there is an agreement in principle to provide the requested assistance. |
(2) |
However, Greece needs bridge financing until such assistance can be put into place, in order to preserve the integrity of the euro area, preserve financial stability and avoid further default on its repayment obligations. In view of the severe economic and financial disturbance caused by exceptional circumstances beyond the control of the Government, Greece officially requested some urgent financial assistance from the Union on 15 July 2015 with a view to safeguarding financial stability in Greece, the euro area and the Union. The assistance to be granted to Greece by the ESM will be used to repay the loan received by Greece under the European Financial Stability Mechanism („EFSM”). |
(3) |
The draft economic and financial adjustment programme (the „Programme”) submitted by Greece to the Commission and to the Council aims to ensure the adoption of a set of reforms needed to improve the sustainability of public finances and the regulatory environment. |
(4) |
The assessment by the Commission, in liaison with the European Central Bank („ECB”), is that Greece needs financing of a total amount of EUR 7 160 million over the month of July 2015. The detailed financial terms should be laid down in a Loan Facility Agreement. |
(5) |
The Union financial assistance should be managed by the Commission. |
(6) |
Greece submitted to the Commission and to the Council the Programme aiming to ensure the adoption of a set of reforms needed to improve the sustainability of public finances and the regulatory environment. On 15 July 2015, an agreement was reached at services level between the Government and the Commission in respect of the Programme, to be laid down in a Memorandum of Understanding on Specific Economic Policy Conditionality (the „Memorandum of Understanding”). |
(7) |
The Commission should verify at regular intervals that the economic policy conditions attached to the assistance are fulfilled, through missions and regular reporting by the Greek authorities. |
(8) |
The assistance should be provided with a view to supporting the successful implementation of the Programme. |
(9) |
The euro area Member States have communicated their commitment to reimburse jointly and promptly through a dedicated arrangement each non euro area Member State for the amount that that non euro area Member State has paid in own resources corresponding to the use of the general budget of the Union in cases of losses stemming from a Union financial assistance to a euro area Member State under Regulation (EU) No 407/2010. Appropriate arrangements will also be put in place so as to ensure the absence of over-compensation of non euro area Member States, when instruments to protect the general budget of the Union, including the recovery of debt, where necessary by offsetting amounts receivable and payments over time, are activated. |
(10) |
The EFSM loan is guaranteed by the general budget of the Union. In case of default under this loan, the Commission can call additional funds in excess of its assets taking into account any surplus cash balances, to service the Union's debt. Regulation (EU, Euratom) No 966/2012 of the European Parliament and of the Council (2) (the „Financial Regulation”) applicable to the general budget of the Union and its detailed rules foresee instruments to protect the Union budget including the recovery of debt, where necessary by offsetting amounts receivable and payments over time. The Commission will apply these instruments, |
HAS ADOPTED THIS DECISION:
Article 1
1. The Union shall make available to Greece a loan amounting to a maximum of EUR 7 160 million, with a maximum maturity of three months.
2. Union financial assistance under this Decision shall not be made available unless liquid collateral amounting to their exposure has been provided to those Member States whose currency is not the euro under legally binding arrangements such that it is immediately payable to them to the extent required to cover any liability they may incur as a result of any failure by Greece to repay the financial assistance in accordance with its terms.
3. The financial assistance shall be made available immediately after the entry into force of this Decision.
4. The Union financial assistance shall be made available by the Commission to Greece in up to two instalments.
5. The instalments shall be released subject to the entry into force of the Loan Agreement and the Memorandum of Understanding, and compliance by Greece with the relevant policy conditionality, in accordance with Article 3.
6. Greece shall pay the cost of funding of the Union, with a mark-up of ten basis points.
7. The costs referred to in Article 7 of Regulation (EU) No 407/2010 shall be charged to Greece.
8. If required, in order to finance the loan in time, the Commission shall be allowed to borrow via a private placement of notes or via any other appropriate financial arrangement that allows it to raise funds at very short term.
Article 2
1. The assistance shall be managed by the Commission in a manner consistent with Greece's undertakings.
2. The Commission, in consultation with the ECB, shall agree with the Greek authorities the specific economic policy conditions attached to the financial assistance as set out in Article 3. Those conditions shall be laid down in the Memorandum of Understanding, which shall be signed by the Commission and the Greek authorities consistent with the undertakings referred to in paragraph 1 of this Article. The detailed financial terms shall be laid down in a Loan Facility Agreement to be concluded with the Commission.
3. The Commission shall verify at regular intervals that the economic policy conditions attached to the assistance are fulfilled, and report to the Economic and Financial Committee. To this end, the Greek authorities shall cooperate in full with the Commission and the ECB, and shall place all the necessary information at their disposal. The Commission shall keep the Economic and Financial Committee informed of all relevant developments.
Article 3
1. The economic and financial adjustment programme (the „Programme”) prepared by the Greek authorities is hereby approved.
2. The disbursement of the assistance shall be conditioned on Greece's:
(i) |
adopting the measures mentioned in the Programme as having 15 July 2015 as the deadline for adoption; |
(ii) |
taking unambiguous steps to prepare the implementation of the other policy conditions listed in the Programme; and |
(iii) |
obtaining the agreement in principle from ESM members under Article 13(2) of the Treaty establishing the European Stability Mechanism to provide financial assistance to Greece. |
3. Greece shall adopt in a timely manner the measures indicated below:
|
VAT system
|
|
Pensions
|
|
Statistical governance
|
|
Implementation of the Treaty on Stability, Coordination and Governance (TSCG) in the EMU
|
Article 4
Greece shall open a special account with the Bank of Greece for the management of the Union financial assistance.
Article 5
This Decision shall take effect upon notification.
Article 6
This Decision is addressed to the Hellenic Republic.
Article 7
This Decision shall be published in the Official Journal of the European Union.
Done at Brussels, 17 July 2015.
For the Council
The President
J. ASSELBORN
(1) OJ L 118, 12.5.2010, p. 1.
(2) Regulation (EU, Euratom) No 966/2012 of the European Parliament and of the Council of 25 October 2012 on the financial rules applicable to the general budget of the Union and repealing Council Regulation (EC, Euratom) No 1605/2002 (OJ L 298, 26.10.2012, p. 1).
18.7.2015 |
EN |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/19 |
COUNCIL IMPLEMENTING DECISION (EU) 2015/1182
of 17 July 2015
approving the adjustment programme of Greece
THE COUNCIL OF THE EUROPEAN UNION,
Having regard to the Treaty on the Functioning of the European Union,
Having regard to Regulation (EU) No 472/2013 of the European Parliament and of the Council of 21 May 2013 on the strengthening of economic and budgetary surveillance of Member States in the euro area experiencing or threatened with serious difficulties with respect to their financial stability (1), and in particular Article 7(2) thereof,
Having regard to the proposal from the European Commission,
Whereas:
(1) |
Regulation (EU) No 472/2013 sets rules for the approval of a macro-economic adjustment programme for a Member State in receipt of financial assistance, including from the European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM). These rules need to be consistent with the provisions of Council Regulation (EU) No 407/2010 (2) establishing the EFSM. |
(2) |
Greece has been granted financial assistance from the EFSM by Council Implementing Decision (EU) 2015/1181 (3) on granting short-term Union financial assistance to Greece. |
(3) |
For reasons of consistency, the approval of the macroeconomic adjustment programme for Greece under Regulation (EU) No 472/2013 should be done by reference to the relevant provisions of Implementing Decision (EU) 2015/1181, |
HAS ADOPTED THIS DECISION:
Article 1
The measures specified in Article 3(3) of Implementing Decision (EU) 2015/1181 to be taken by Greece as part of its adjustment programme are hereby approved.
Article 2
This Decision shall take effect upon the date of its notification.
Article 3
This Decision is addressed to the Hellenic Republic.
Article 4
This Decision shall be published in the Official Journal of the European Union.
Done at Brussels, 17 July 2015.
For the Council
The President
J. ASSELBORN
(1) OJ L 140, 27.5.2013, p. 1.
(2) Council Regulation (EU) No 407/2010 of 11 May 2010 establishing a European financial stabilisation mechanism (OJ L 118, 12.5.2010, p. 1).
(3) See page 15 of this Official Journal.
18.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/20 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/1183 VAN DE COMMISSIE
van 17 juli 2015
tot vaststelling van de noodzakelijke technische en operationele specificaties voor de uitvoering van versie 3 van het Egnos-systeem
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende de uitvoering en exploitatie van de Europese satellietnavigatiesystemen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 876/2002 van de Raad en Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 12, lid 3, onder d),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Ingevolge artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1285/2013 heeft de Commissie algemene verantwoordelijkheid voor het Egnos-programma en beschikt zij over uitvoeringsbevoegdheden voor het vaststellen van de technische en operationele specificaties die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van het Egnos-systeem. |
(2) |
Het Egnos-systeem heeft zich al eerder ontwikkeld, aangezien versie 1 in de jaren 2000 werd geïntroduceerd en in 2009 door versie 2 werd opgevolgd. De drie diensten die het systeem aanbiedt, te weten de open dienst, de dienst voor de verspreiding van commerciële gegevens (EDAS) en de dienst beveiliging van levens (SoL), vastgesteld in artikel 2, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1285/2013, werden op respectievelijk 30 oktober 2009, 26 juli 2012 en 12 maart 2011 operationeel. |
(3) |
Teneinde te kunnen voldoen aan de eigenschappen en de specifieke doelstellingen van het Egnos-programma zoals vermeld in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1285/2013 te kunnen vervullen, is het nu van belang om de technische en operationele specificaties van versie 3 van het systeem vast te stellen. Deze derde versie moet in de jaren 2020 in gebruik worden genomen en zou een verbetering van versie 2 moeten betekenen omdat deze versie, technisch gezien, aan de ene kant voorziet in toezicht op en correctie van de signalen van de open dienst die wordt aangeboden door het in het kader van het Galileo-programma opgerichte systeem, en aan de andere kant het gebruik van dubbele frequentie omvat, zowel voor het gps-systeem als voor dat van het Galileo-programma. |
(4) |
De technische ontwikkeling van versie 2 naar versie 3 zou de geografische dekking en prestaties van de drie door het systeem aangeboden diensten verbeteren. |
(5) |
Met betrekking tot de geografische dekking zou de ontwikkeling van het systeem in de eerste plaats zijn gericht op een gegarandeerde dekking van het binnen Europa gelegen grondgebied van de lidstaten van de EU, met inbegrip van de Azoren, de Canarische eilanden en Madeira. Uitbreiding van deze dekking buiten de grenzen van de EU-lidstaten, zodat de kandidaat-lidstaten en landen die deel uitmaken van het Europees nabuurschapsbeleid ook gedekt zijn, zou eveneens mogelijk kunnen zijn, voor zover technisch uitvoerbaar en op basis van internationale overeenkomsten, onder de voorwaarden van de laatste alinea van artikel 2, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1285/2013. |
(6) |
Vergeleken met versie 2 moeten de prestaties, met name die van de SoL-dienst, in versie 3 van het systeem worden verbeterd. |
(7) |
Een prestatieverbetering van de open dienst zou het verstrekken van nauwkeurige gegevens wat betreft tijdsmeting inhouden, zoals verschillen tussen de door Egnos gebruikte tijd aan de ene kant en de UTC-tijd en de tijd van het gps-systeem aan de andere kant. |
(8) |
Voor de EDAS-dienst zou bij een prestatieverbetering bovenal de duur van de gegevensoverdracht naar twee seconden worden verminderd en zou de tijdsperiode waarin de dienst niet beschikbaar is, eveneens worden verkort. |
(9) |
De prestatieverbetering door versie 3 van het Egnos-systeem moet echter vooral betrekking hebben op de SoL-dienst, in het bijzonder voor de sectoren burgerluchtvaart en zeevervoer. |
(10) |
Voor de burgerluchtvaart en teneinde op adequate wijze te voldoen aan de luchtvaartnavigatiebehoeften, in het bijzonder wat de optimalisering van de verkeersstroom tussen verschillende geografische locaties betreft, moet versie 3 voorzien in een nieuwe „Cat I-precisienaderingsdienst” in aanvulling op de drie diensten die al in versie 2 worden aangeboden, te weten: „En-route — niet-precisienadering”, „Nadering met verticale begeleiding APV-I” en „LPV 200-nadering”. Voorts zou de beschikbaarheid van de „LPV 200-naderingsdienst” aanzienlijk worden vergroot aangezien de tijdsperiode waarbinnen deze dienst beschikbaar is, tussen de 0,99 en 0,999 moet vallen. |
(11) |
Voor de burgerluchtvaart is het eveneens van belang dat naleving door de SoL-dienst van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 van de Commissie (2) gewaarborgd blijft. Zoals vastgesteld in overweging 14 van die verordening, moeten de verleners van luchtvaartnavigatiediensten handelen overeenkomstig de relevante normen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, tot de normen van die internationale organisatie volledig zijn omgezet in de wetgeving van de EU. |
(12) |
Voor zeevervoer moet met versie 3 van het Egnos-systeem de „SoL-dienst” worden geïntroduceerd overeenkomstig de door de Internationale Maritieme Organisatie vastgestelde internationale normen, zodat nieuwe toepassingen van Egnos mogelijk zijn die, dankzij hun grotere precisie, voordelen voor deze sector zouden betekenen op het gebied van doeltreffendheid en veiligheid. Daartoe, en rekening houdend met de beperkingen die inherent zijn aan navigatie dicht bij de kust en bij nadering en binnenkomst van havens, moet de uitbreiding van de „SoL-dienst” naar de maritieme sector in het bijzonder voorzien in een zeer hoge mate van beschikbaarheid, boven 0,998 op een schaal van 0 tot 1, zodat de integriteit van de dienst kan worden gegarandeerd in een interval van minder dan tien seconden en een laterale precisie van minder dan 10 m. |
(13) |
Om te voorkomen dat gebruikers van Egnos worden gehinderd of dat de huidige commerciële toepassingen worden geschaad, moeten voorts de technische en operationele specificaties van versie 3 van het Egnos-systeem compatibel zijn met die van versie 2 om te vermijden dat de tot nog toe bereikte resultaten teniet worden gedaan of de huidige mogelijke gebruiken worden verstoord, ten nadele van de gebruikers. |
(14) |
Teneinde de technische ontwikkeling van het systeem van versie 2 naar versie 3 te voltooien, moeten de technische en operationele specificaties in de bijlage worden vastgesteld. |
(15) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 36, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1285/2013 ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De technische en operationele specificaties van versie 3 van het Egnos-systeem zijn vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 17 juli 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 van de Commissie van 17 oktober 2011 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 482/2008 en (EU) nr. 691/2010 (PB L 271 van 18.10.2011, blz. 23).
BIJLAGE
TECHNISCHE EN OPERATIONELE SPECIFICATIES
1. Belangrijkste eigenschappen van Egnos v3 die zijn behouden of verbeterd of toegevoegd aan Egnos v2
|
Egnos v2 |
Egnos v3 |
||||||||||||||
Ontvangersmodi |
|
|
||||||||||||||
Specifieke diensten voor de luchtvaart |
|
|
||||||||||||||
Specifieke diensten voor zeevervoer |
n.v.t. |
|
||||||||||||||
Replicatiecapaciteit van het systeem |
ja |
ja |
||||||||||||||
Compatibiliteit van dienstprestatie op gebruikersniveau vergeleken met vorige versie |
n.v.t. |
ja |
||||||||||||||
Beperking van diensten (1) |
|
geen (2) |
2. Technische en operationele specificaties van de open dienst
|
Open dienst |
||||
Laterale nauwkeurigheid (95 %) |
3 m |
||||
Verticale nauwkeurigheid (95 %) |
4 m |
||||
OS-beschikbaarheid |
0,99 |
||||
Dienstgebied |
EU-LS + Noorwegen en Zwitserland |
||||
Dienst gegarandeerd |
Neen |
||||
Toegankelijkheid |
|
|
Timing van de dienst |
||||
Nauwkeurigheid van de tijd van het Egnos-netwerk t.o.v. de tijd van het UTC-systeem |
20 ns 3sigma |
||||
Nauwkeurigheid van de tijd van het Egnos-netwerk t.o.v. de tijd van het GPS-systeem |
Maximaal 50 ns |
||||
Beschikbaarheid van timingsdienst |
99 % |
||||
Dienst gegarandeerd |
Neen |
||||
Toegankelijkheid |
|
3. Technische en operationele specificaties van de EDAS-dienst
|
EDAS |
|
Specificaties van de dienst |
Rechtstreeks door het systeem geleverde producten |
Ruwe gegevens RIMS |
Gegevens Egnos-mededeling |
||
Gegevens Egnos-gezondheidsstatus |
||
Latentietijd (3) |
2 sec. |
|
Beschikbaarheid |
0,999 |
|
Toegankelijkheid |
Middels specifieke aan de Egnos-server verbonden dienstverleners verstrekte producten voor eindgebruikers |
|
Serverspecificaties |
Beveiligde structuur voor wereldwijde toegang Voldoende aansluitingen met bandbreedte |
4. Technische en operationele specificaties van de SoL-dienst
4.1. Luchtvaartdienst (4)
|
En-route — niet-precisienadering |
Nadering met verticale begeleiding APV-I (legacydienst) |
LPV 200-nadering |
CAT-I precisienadering |
Normen |
Punt 3, onder a), van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011, voor zover van toepassing |
|||
Laterale nauwkeurigheid |
220 m |
16 m |
16 m |
16 m |
Verticale nauwkeurigheid |
N.v.t. |
20 m |
4 m |
4 m |
VNSE — voorwaarden voor foutloze werking |
N.v.t. |
N.v.t. |
10 m met een waarschijnlijkheid van 10– 7/150 s |
N.v.t. |
VNSE — voorwaarden voor systeemstoring |
N.v.t. |
N.v.t. |
15 m met een waarschijnlijkheid van 10– 5/150 s |
N.v.t. |
Integriteitsrisico |
1,10– 7 uur |
2,10– 7/150 s |
2,10– 7/150 s |
2,10– 7/150 s |
Tijd tot alarm |
10 s |
10 s |
6 s |
6 s |
HAL |
556 m |
40 m |
40 m |
40 m |
VAL |
N.v.t. |
50 m |
35 m |
10 m |
Continuïteitsrisico |
1,10– 5/uur |
8,10– 6/15 s |
8,10– 6/15 s |
8,10– 6/15 s |
Beschikbaarheid van de SoL-dienst (5) |
0,999 |
0,99 |
0,99 tot 0,999 |
0,99 |
Dienstbereik |
Vluchtinformatiegebieden (FIR's) van de EU-LS + Noorwegen en Zwitserland |
Grondgebied (6) van EU-lidstaten + Noorwegen en Zwitserland |
Grondgebied van EU-LS + Noorwegen en Zwitserland |
Grondgebied van EU-LS + Noorwegen en Zwitserland |
Uitbreiding van het doelbereik |
Artikel 2, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1285/2013 |
|||
Prestatie van reversiemodi |
Egnos v3 zal voorzien in een LPV 200-dienstniveau (7) in het dienstbereik met 99 % beschikbaarheid wanneer wordt teruggevallen op het gebruik van alleen de Galileoconstellatie. Egnos v3 zal voorzien in een LPV 200-dienstniveau in het grondgebied van het dienstbereik met 99 % beschikbaarheid bij volledig uitvallen van de L5/E5a-frequentie op gebruikersniveau. |
|||
Dienst gegarandeerd |
Ja |
|||
Toegankelijkheid |
Middels SBAS-compatibele ontvangers |
4.2. Maritieme dienst (8)
|
Navigatie bij nadering en binnenkomst van havens en kustwateren |
Normen |
IMO-resoluties A.915(22) en A.1046(27) |
Laterale nauwkeurigheid |
10 m |
Verticale nauwkeurigheid |
N.v.t. |
Integriteitsrisico |
1,10– 5/3 uur |
Tijd tot alarm |
10 s |
HAL |
25 m |
VAL |
N.v.t. |
Continuïteitsrisico |
3,10– 4/15 minuten |
Beschikbaarheid van de SoL-dienst |
0,998 |
Dienstgebied |
Nationale wateren (9) van EU-LS + Noorwegen en Zwitserland |
Dienst gegarandeerd |
Ja |
Toegankelijkheid |
Middels SBAS-compatibele ontvangers |
(1) Toegang voor gebruikers tot open dienst en SoL-diensten beperkt tot voor geostationaire satellieten zichtbare gebied.
(2) Door het ontbreken van beperkingen kunnen aanvullende stations in het ontwerp van Egnos v3 worden opgenomen teneinde het bereik van Egnos overeenkomstig artikel 2, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1285/2013 doorlopend uit te kunnen breiden.
(3) De latentietijd is de tijd van het verzenden van de laatste bit van de navigatieboodschap van het ruimtesegment (Egnos- en GPS/Galileo-satellieten) totdat de gegevens de Egnos-server verlaten.
(4) De prestatiespecificaties in deze tabel hebben alleen betrekking op bijdragen van het signaal in de ruimte.
(5) Er wordt een bereik gegeven voor de beschikbaarheid van de dienst voor de naderingsprocedure. Het laagste bereik komt overeen met de voor de GPS L1-dienst verwachte beschikbaarheid. Het hoogste bereik wordt beschikbaar gemaakt voor gebruikers die beschikken over een GPS L1-L5-ontvanger met duale frequentie of een gecombineerde GPS/Galileo-ontvanger met duale frequentie.
(6) „Grondgebied van een gebied” betekent al het grondgebied, met inbegrip van eilanden, in het FIR van dat gebied met uitzondering van de CAT I-dienst, waarvoor de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden buiten het bereik vallen.
(7) Tot een voldoende prestatie van Galileo is aangetoond, wordt APV-I-dienstniveau aanvaard.
(8) De prestatiespecificaties in deze tabel hebben alleen betrekking op bijdragen van het signaal in de ruimte.
(9) Nationale (of territoriale) wateren zijn gedefinieerd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 als wateren die zich tot maximaal 12 zeemijlen van de kustlijn uitstrekken.
Aanhangsel
ACRONIEMEN
APV |
Naderingsprocedure met verticale begeleiding |
CAT |
Categorie |
EDAS |
EGNOS Data Access Service |
Egnos |
European Geostationary Navigation Overlay Service (Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie) |
EU-LS |
De lidstaten van de Europese Unie |
FIR |
Flight Information Region (Vluchtinformatiegebied) |
Galileo E1 |
E1-frequentie van het Galileo-systeem die overeenkomt met 1 575,42 MHz |
Galileo E5a |
E5a-frequentie van het Galileo-systeem die overeenkomt met 1 176,45 MHz |
GPS |
Satellietplaatsbepalingssysteem |
GPS L1 |
L1-frequentie van het gps-systeem die overeenkomt met 1 575,42 MHz |
GPS L5 |
L5-frequentie van het gps-systeem die overeenkomt met 1 176,45 MHz |
HAL |
Horizontale waarschuwingsgrens |
ICAO |
Internationale Burgerluchtvaartorganisatie |
IMO |
Internationale Maritieme Organisatie |
LPV |
Localisatorprestatie met verticale begeleiding |
OS |
Open dienst |
RIMS |
Station voor afstandsbepaling en integriteitsbewaking |
SARPs |
Normen en aanbevolen praktijken |
SBAS |
Satellietaugmentatiesysteem |
SoL |
Beveiliging van mensenlevens |
UTC |
Gecoördineerde universele tijd |
VAL |
Verticale waarschuwingsgrens |
VNSE |
Verticale-navigatiesysteemfout |
AANBEVELINGEN
18.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/27 |
AANBEVELING (EU) 2015/1184 VAN DE RAAD
van 14 juli 2015
betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Europese Unie
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de conclusies van de Europese Raad,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In het Verdrag is bepaald dat de lidstaten hun economisch beleid dienen te beschouwen als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en het in het kader van de Raad dienen te coördineren. In het Verdrag is voorts bepaald dat de Raad ten behoeve van de aansturing van het beleid van de lidstaten en de Unie globale richtsnoeren en werkgelegenheidsrichtsnoeren voor het economisch beleid dient vast te stellen. |
(2) |
In overeenstemming met het Verdrag heeft de Unie coördinatie-instrumenten voor het begrotingsbeleid en het macrostructurele beleid ontwikkeld en ingevoerd. In het Europees semester worden de verschillende instrumenten gecombineerd in een overkoepelend kader voor geïntegreerd, multilateraal economisch en budgettair toezicht. Met de stroomlijning en versterking van het Europees semester, zoals uiteengezet in de jaarlijkse groeianalyse 2015 van de Commissie, zou de werking ervan verder moeten verbeteren. |
(3) |
Door de financiële en economische crisis zijn belangrijke tekortkomingen in de economie van de Unie en haar lidstaten aan het licht gekomen en uitvergroot. De crisis heeft ook laten zien dat de economieën en arbeidsmarkten van de lidstaten onderling nauw vervlochten zijn. Voorts zijn er door de sterke toename van de overheidsschulden risico's ontstaan voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Het stimuleren van slimme, duurzame en inclusieve groei en het scheppen van banen in de Unie is de belangrijkste uitdaging van vandaag. Hiervoor zijn gecoördineerde en ambitieuze beleidsmaatregelen nodig op zowel Unie- als nationaal niveau, in overeenstemming met het Verdrag en het economisch bestuur van de Unie. Deze beleidsmaatregelen moeten activiteiten aan vraag- en aanbodzijde combineren en ervoor zorgen dat investeringen worden gestimuleerd, dat opnieuw op structurele hervormingen wordt ingezet en dat er een verantwoord begrotingsbeleid wordt gevoerd. |
(4) |
Daarnaast moeten de lidstaten en de Unie de sociale gevolgen van de crisis aanpakken en ernaar streven een hechte samenleving te ontwikkelen waarin mensen de kans krijgen om zich voor te bereiden op en om te gaan met veranderingen, en waarin zij actief kunnen deelnemen aan de samenleving en de economie. Iedereen moet kansen en mogelijkheden krijgen en armoede en sociale uitsluiting moeten worden verminderd, met name door ervoor te zorgen dat de arbeidsmarkten en de socialezekerheidsstelsels doeltreffend functioneren en door belemmeringen voor arbeidsparticipatie weg te nemen. Ook moeten de lidstaten verzekeren dat economische groei ten goede komt aan alle burgers en alle regio's. |
(5) |
Maatregelen overeenkomstig de geïntegreerde richtsnoeren voor het economisch en werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vormen een belangrijke bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei („Europa 2020-strategie”). De Europa 2020-strategie moet worden onderbouwd door een geïntegreerde reeks Europese en nationale beleidslijnen die de lidstaten en de Unie ten uitvoer dienen te leggen ter verwezenlijking van de positieve overloopeffecten van gecoördineerde structurele hervormingen, van een passende algehele mix van economisch beleid en van een consistentere bijdrage van Europees beleid aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Tenuitvoerlegging van de richtsnoeren is tevens benodigd ter waarborging van de soepele werking van de economische en monetaire unie. De globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Europese Unie, opgenomen als bijlage bij deze aanbeveling, en de ter zake doende richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid vormen samen de geïntegreerde richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie („geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020”). |
(6) |
Hoewel de geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020 gericht zijn tot de lidstaten en de Unie, moeten zij ten uitvoer worden gelegd in partnerschap met alle nationale, regionale en lokale autoriteiten, dit in nauwe samenwerking met de parlementen, de sociale partners en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. |
(7) |
De lidstaten kunnen aan de hand van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid hervormingen doorvoeren, als afspiegeling van hun onderlinge afhankelijkheid. De richtsnoeren zijn in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact. Deze richtsnoeren moeten de basis vormen voor landenspecifieke aanbevelingen die de Raad tot de lidstaten kan richten, |
BEVEELT AAN dat de lidstaten en, indien nodig, de Unie, bij hun economisch beleid rekening houden met de in de bijlage opgenomen richtsnoeren die deel uitmaken van de geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020.
Gedaan te Brussel, 14 juli 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
P. GRAMEGNA
BIJLAGE
Globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Europese Unie
Deel I van de geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020
Richtsnoer 1: Stimulering van de investeringen
Verhoging van de productieve investeringen in Europa is van essentieel belang voor stimulering van de vraag en voor verbetering van het Europese concurrentievermogen en groeipotentieel op de lange termijn. De inspanningen moeten gericht worden op mobilisering van kapitaal voor levensvatbare investeringsprojecten, op toevloeiing van financiële middelen naar de reële economie en op verbetering van het investeringsklimaat. Macro-economische en financiële stabiliteit, voorspelbaarheid van de regelgeving, alsmede een open en transparante financiële sector zijn de sleutel tot een blijvend aantrekkelijke Unie voor al dan niet buitenlandse particuliere investeringen.
Het potentieel van Uniefondsen — waaronder het Europees Fonds voor strategische investeringen en de structuurfondsen — en van nationale fondsen om groeibevorderende investeringen op belangrijke gebieden te financieren, moet ten volle worden benut. In dit verband is het van cruciaal belang dat de fondsen in voorkomende gevallen resultaatgericht worden beheerd en dat het gebruik van innovatieve financiële instrumenten wordt uitgebreid.
Teneinde financiële middelen ten goede te laten komen aan de reële economie, moeten de transparantie en de informatievoorziening worden vergroot, met name door middel van oprichting van een Europees investeringsadviescentrum onder auspiciën van de Europese Investeringsbank en door de totstandbrenging van een transparante pijplijn van projecten. Nauwe samenwerking met alle relevante belanghebbenden is essentieel voor een soepele uitvoering van acties, een verantwoord nemen van risico's en een maximale toegevoegde waarde.
Richtsnoer 2: Stimuleren van groei door middel van de implementatie van structurele hervormingen door de lidstaten
Het is van essentieel belang dat de lidstaten de product- en arbeidsmarkten en socialezekerheids- en pensioenstelsels op ambitieuze wijze structureel hervormen, teneinde het economisch herstel te versterken en te ondersteunen en de publieke financiën houdbaar te maken, het concurrentievermogen te verbeteren, schadelijke macro-economische onevenwichtigheden overeenkomstig de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden te voorkomen en te corrigeren, en het groeipotentieel van de economieën van de Unie te doen toenemen. Dit zou ook helpen bij de verwezenlijking van grotere economische en sociale cohesie. Concurrentiebevorderende hervormingen, met name in de sector van de niet-verhandelbare goederen, een betere werking van de arbeidsmarkten en een beter ondernemingsklimaat helpen belemmeringen voor groei en investeringen op te heffen en het aanpassingsvermogen van de economie te vergroten. De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een zaak van gemeenschappelijk belang en coördineren dit om positieve synergieën te versterken en negatieve overloopeffecten te voorkomen.
De hervormingen van de arbeidsmarkt en het sociaal stelsel moeten worden voortgezet om groei en werkgelegenheid te bevorderen, waarbij gezorgd moet worden dat iedereen toegang heeft tot hoogwaardige, betaalbare en duurzame sociale dienstverlening en verrichtingen. De maatregelen ter hervorming van de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld op het vlak van loonvormingsmechanismen en ten behoeve van verhoging van de arbeidsparticipatie, moeten worden voortgezet in overeenstemming met de nadere aanwijzingen in de richtsnoeren inzake werkgelegenheid.
Er moet nog meer gedaan worden om van de Unie een aantrekkelijke bestemming voor talent en vaardigheden te maken. Het proces inzake de hervorming en verdere integratie van productmarkten moet worden voortgezet om ervoor te zorgen dat de consumenten en bedrijven in de Unie kunnen profiteren van lagere prijzen en een ruimere keuze aan goederen en diensten. Dankzij beter geïntegreerde markten krijgen ondernemingen toegang tot een veel grotere markt dan hun nationale markt, waardoor zij meer mogelijkheden hebben om uit te breiden. Beter concurrerende en beter geïntegreerde productmarkten zullen voor meer innovatie zorgen en kunnen bijdragen tot een hogere aanpassingssnelheid en grotere veerkracht bij economische schokken in de afzonderlijke lidstaten en de Unie als geheel.
De inspanningen ten behoeve van verbetering van het regelgevingskader waarin het bedrijfsleven opereert, moeten doorgaan, met name om kleine en middelgrote ondernemingen te ondersteunen; het moet hierbij gaan om zaken als modernisering van overheidsdiensten, vermindering van de administratieve lasten, grotere transparantie, de bestrijding van corruptie, belastingontduiking en zwartwerk, verbetering van de onafhankelijkheid, kwaliteit en efficiëntie van de rechtsstelsels, alsmede om handhaving van contracten en goed werkende insolventieprocedures.
Informatie- en communicatietechnologieën en de digitale economie zijn in alle sectoren van de economie belangrijke aanjagers van innovatie, productiviteit en groei. Het bevorderen van particuliere investeringen in onderzoek en innovatie moet vergezeld gaan van diepgaande hervormingen ten behoeve van de modernisering van de systemen voor onderzoek en innovatie, de versterking van de samenwerking tussen overheidsinstellingen en de particuliere sector, alsmede van verbetering van de bredere raamvoorwaarden voor bedrijven om kennisintensiever te worden. Verbetering van zowel kwaliteit als efficiëntie van publieke investeringen in onderzoek en innovatie zal de kwaliteit van de overheidsfinanciën verder verbeteren en kan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn vergroten.
Richtsnoer 3: Wegnemen van de belangrijkste belemmeringen voor duurzame groei en banen op Unieniveau
Verdere integratie van de eengemaakte markt, onder meer middels het wegnemen van nog bestaande belemmeringen, vergroting van de concurrentie en verbetering van het ondernemingsklimaat zijn cruciaal om Europa aantrekkelijk te houden voor zowel binnenlandse als buitenlandse bedrijven. Om Europa's productiviteitsgrens te verleggen, is het noodzakelijk om innovatie en de schepping van menselijk kapitaal te bevorderen en te zorgen voor een geïntegreerde en goed functionerende digitale eengemaakte markt. Bevordering van de toepassing van informatie- en communicatietechnologieën door zowel consumenten als bedrijven kan bijdragen tot het creëren van een digitaal Europa zonder grenzen en tot productiviteitsverhoging.
Een goed functionerende financiële sector is van cruciaal belang voor een goede werking van de economie. De aangescherpte wettelijke regels, toezichtbepalingen en consumentenbescherming op het gebied van de financiële markten en financiële instellingen moeten volledig ten uitvoer worden gelegd. Er moeten maatregelen worden genomen om een duurzame securitisatiemarkt te ontwikkelen in Europa, teneinde de daadwerkelijke financieringscapaciteit van banken van de Unie te helpen verbeteren. Voortbouwend op de verworvenheden van de eengemaakte markt voor financiële diensten en kapitaal, moet er een echte kapitaalmarktenunie worden opgericht.
De verwezenlijking van een sterke energie-unie moet zorgen voor betaalbare, zekere en duurzame energie voor bedrijven en huishoudens. Het klimaat- en energiekader 2030 moet kosteneffectief ten uitvoer worden gelegd en er moet worden overgeschakeld op een concurrerende, hulpbronnenefficiënte, koolstofarme economie, onder meer met hervormingen aan zowel vraag- als aanbodzijde, waarbij groene banen, groene technologieën en innovatieve oplossingen worden bevorderd. In dit verband blijven de energie- en vervoersector bijzondere aandacht vragen, onder meer wat betreft interconnecties en infrastructuur.
De wetgeving van de Unie moet gericht zijn op de kwesties die het best op Europees niveau kunnen worden behandeld, en moet worden ontworpen met inachtneming van de gevolgen voor economie, samenleving en milieu. Als er een gelijk speelveld wordt gecreëerd over de grenzen heen, met een grotere mate van voorspelbaarheid van regelgeving en volledige inachtneming van de mededingingsregels, zullen er verdere investeringen toevloeien. Een beter en voorspelbaarder ondernemingsklimaat is met name belangrijk in netwerkindustrieën die worden gekenmerkt door een lange investeringshorizon en grootschalige initiële investeringen. De externe dimensie van de interne markt moet verder worden ontwikkeld.
Richtsnoer 4: Verbeteren van de duurzaamheid en groeivriendelijkheid van overheidsfinanciën
Gezonde overheidsfinanciën zijn van essentieel belang voor de groei en het scheppen van werkgelegenheid. Houdbare begrotingen zijn essentieel voor het investeerdersvertrouwen en voor veiligstelling van de begrotingsruimte die nodig is om enerzijds het hoofd te bieden aan onverwachte ontwikkelingen en anderzijds de positieve bijdrage van de overheidsfinanciën aan de economie te maximaliseren. Ook scheppen zij de juiste voorwaarden voor meer groei en investeringen. De lidstaten moeten de langetermijncontrole op de tekort- en schuldniveaus veiligstellen. Het begrotingsbeleid moet worden uitgevoerd in overeenstemming met het op Unieregels gebaseerde kader — het groei- en stabiliteitspact in het bijzonder — aangevuld met degelijke nationale begrotingsregelingen. Het begrotingsbeleid moet een weerspiegeling zijn van de economische omstandigheden en de risico's met betrekking tot duurzaamheid op lidstaatniveau, en moet tegelijkertijd zorgen voor een goede coördinatie van het economisch beleid. De lidstaten van de eurozone wordt verzocht de algehele begrotingstoestand van de eurozone, waaronder de begrotingskoers, van nabij te blijven volgen en bespreken.
In de strategieën voor de vaststelling en uitvoering van begrotingsconsolidatie moet prioriteit worden gegeven aan categorieën groeibevorderende uitgaven op het vlak van onder meer onderwijs, vaardigheden en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, onderzoek, ontwikkeling, innovatie en investeringen in netwerken met positieve gevolgen voor de productiviteit. Hervormingen van de uitgaven moeten gericht zijn op efficiëntiewinst in overheidsdiensten; deze hervormingen kunnen met name door uitgaventoetsingen worden voorbereid, teneinde de houdbaarheid op lange termijn veilig te stellen.
Hervormingen van de uitgaven ter bevordering van een efficiënte toewijzing van middelen gericht op ondersteuning van groei en werkgelegenheid moeten, met oog voor behoud van rechtvaardigheid, waar nodig gepaard gaan met modernisering van de inkomstenstelsels. Er moet verder gekeken worden naar de mogelijkheden voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. Een grotere verscheidenheid aan groeibevorderende vormen van belasting — die compatibel zijn met het stabiliteits- en groeipact — kan marktinefficiënties helpen corrigeren en mede de basis leggen voor duurzame groei en nieuwe werkgelegenheid. Bij elke belastingwijziging dient evenwel oog te zijn voor de inkomensverdelingseffecten. De efficiëntie van het belastingstelsel zou kunnen worden verbeterd door de belastinggrondslagen te verbreden, bijvoorbeeld door het gebruik en de generositeit van vrijstellingen en preferentiële regelingen op te heffen of te verminderen, door de omvang en doeltreffendheid van een aftrekregeling te verifiëren en door de belastingautoriteiten te versterken, het belastingstelsel te vereenvoudigen en belastingfraude en agressieve fiscale planning te bestrijden.
Rectificaties
18.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/32 |
Proces–verbaal van verbetering van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, ondertekend te Brussel op 21 maart en 27 juni 2014
( Publicatieblad van de Europese Unie L 161 van 29 mei 2014 )
Deze verbetering werd uitgevoerd bij proces-verbaal van verbetering dat op 16 juni 2015 te Brussel werd ondertekend en waarvan de Raad depositaris is.
1. |
In de inhoudsopgave en in de titel op bladzijde 3: |
in plaats van:
„ASSOCIATIE-OVEREENKOMST tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds”,
te lezen:
„ASSOCIATIEOVEREENKOMST tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds”.
2. |
Bladzijde 1994 en volgende, Protocol I bij de associatieovereenkomst en bijlagen bij dat protocol:
|
3. |
Bladzijde 2009, Protocol I bij de associatieovereenkomst, artikel 32, lid 2: |
in plaats van:
„2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Europese Unie en Oekraïne elkaar via de bevoegde douaneautoriteiten bijsten bij de controle van de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of de factuurverklaringen en de juistheid van de in die documenten verstrekte inlichtingen.”,
te lezen:
„2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Europese Unie en Oekraïne elkaar via de bevoegde douaneautoriteiten bijstand bij de controle van de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of de factuurverklaringen en de juistheid van de in die documenten verstrekte inlichtingen.”.
4. |
Bladzijde 2122 en bladzijde 2126, Protocol II bij de associatieovereenkomst, artikel 5 en artikel 15: De aanduiding „verben” wordt in de artikelen 5 en 15 van Protocol II vervangen door „verband”. |