ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 111

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
30 april 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2015/674 van de Raad van 20 april 2015 betreffende de aanvaarding, namens de Europese Unie, van de Gewijzigde Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee

1

 

 

Gewijzigde Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/675 van de Commissie van 26 februari 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad tot vaststelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

16

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/676 van de Commissie van 23 april 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

18

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/677 van de Commissie van 23 april 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

21

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/678 van de Commissie van 29 april 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wat betreft de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor tomaten, komkommers, tafeldruiven, abrikozen, kersen, andere dan zure kersen, perziken, nectarines daaronder begrepen, en pruimen

24

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/679 van de Commissie van 29 april 2015 houdende schorsing van de indiening van aanvragen voor de in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/360 vastgestelde steun voor de particuliere opslag van varkensvlees

27

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/680 van de Commissie van 29 april 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

28

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/681 van de Commissie van 29 april 2015 betreffende de publicatie van de referenties van norm EN ISO 4210, delen 1-9, voor stads- en toerfietsen, berg- en racefietsen, en van norm EN ISO 8098 voor kinderfietsen in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

30

 

 

AANBEVELINGEN

 

*

Aanbeveling (EU) 2015/682 van de Commissie van 29 april 2015 betreffende de monitoring van de aanwezigheid van perchloraat in levensmiddelen ( 1 )

32

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/1


BESLUIT (EU) 2015/674 VAN DE RAAD

van 20 april 2015

betreffende de aanvaarding, namens de Europese Unie, van de Gewijzigde Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de instemming van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) (de „overeenkomst”) werd vastgesteld en goedgekeurd tijdens de vijfde zitting van de FAO-conferentie in 1949 en is op 20 februari 1952 in werking getreden.

(2)

De Europese Gemeenschap werd overeenkomstsluitende partij bij de GFCM-overeenkomst door de vaststelling door de Raad van Besluit 98/416/EG (1).

(3)

Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is.

(4)

Op 15 november 2013 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Unie te onderhandelen over wijzigingen van de overeenkomst betreffende aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen.

(5)

De lidstaten en de Commissie hebben onderhandelingen gevoerd overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden conform het mandaat en in nauwe onderlinge samenwerking.

(6)

De onderhandelingen werden succesvol afgerond tijdens de GFCM-bijeenkomst van 19 tot en met 24 mei 2014. Tijdens die bijeenkomst heeft de GFCM de tekst van de gewijzigde overeenkomst goedgekeurd.

(7)

Het doel van de wijzigingen van de overeenkomst is de GFCM bij de tijd te brengen en haar rol bij de instandhouding van visbestanden binnen haar bevoegdheidsgebied te versterken.

(8)

De doelstellingen, algemene beginselen en taken van de GFCM zijn herzien en uitgebreid met het oog op de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van de levende mariene rijkdommen en hun milieu.

(9)

De gewijzigde overeenkomst is in overeenstemming met de beginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het is derhalve in het belang van de Unie de gewijzigde overeenkomst te aanvaarden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Gewijzigde Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de gewijzigde overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon aan die bevoegd is om, namens de Unie, de FAO ervan in kennis te stellen dat de Europese Unie de gewijzigde overeenkomst aanvaardt (2).

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 20 april 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

J. DŪKLAVS


(1)  Besluit 98/416/EG van de Raad van 16 juni 1998 betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (PB L 190 van 4.7.1998, blz. 34).

(2)  De datum van inwerkingtreding van de gewijzigde overeenkomst wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/3


GEWIJZIGDE OVEREENKOMST

inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee

De overeenkomstsluitende partijen,

HERINNEREND aan het internationaal recht, zoals weergegeven in de desbetreffende bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982,

VOORTS IN HERINNERING BRENGEND de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende visbestanden en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 december 1995, de overeenkomst om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen van 24 november 1993, alsmede andere relevante internationale instrumenten met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee,

REKENING HOUDENDE met de Gedragscode voor een verantwoorde visserij, die door de Algemene Vergadering van de Voedsel- en Landbouworganisatie (Food and Agriculture Organisation — FAO) is goedgekeurd tijdens haar 28e zitting op 31 oktober 1995, en met gerelateerde instrumenten die door de Algemene Vergadering van de FAO zijn goedgekeurd,

BELANG HEBBEND bij de ontwikkeling en het rationele gebruik van de levende rijkdommen van de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de verbindingswateren (hierna genoemd „het Toepassingsgebied”),

ERKENNENDE de specifieke kenmerken van de verschillende subregio's in het Toepassingsgebied,

VASTBESLOTEN om toe te zien op de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van de levende rijkdommen van de zee en de mariene ecosystemen in het Toepassingsgebied,

ERKENNENDE de economische, sociale en voedingsgerelateerde voordelen die voortvloeien uit het duurzame gebruik van de levende rijkdommen van de zee in het Toepassingsgebied,

VOORTS ERKENNENDE dat krachtens het internationale recht de lidstaten moeten samenwerken bij de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee en de bescherming van de ecosystemen ervan,

BEVESTIGEND dat een verantwoorde aquacultuur de druk op de levende rijkdommen van de zee vermindert en een belangrijke rol speelt bij de bevordering en een beter gebruik van levende aquatische hulpbronnen, met inbegrip van de voedselzekerheid,

BEWUST VAN de noodzaak nadelige effecten op het mariene milieu te voorkomen, de biodiversiteit in stand te houden en het risico op lange termijn van onomkeerbare gevolgen van het gebruik en de exploitatie van levende rijkdommen van de zee tot een minimum te beperken,

INDACHTIG dat een doeltreffende instandhouding en een doeltreffend beheer moeten worden gebaseerd op de beste beschikbare wetenschappelijke informatie en op de toepassing van het voorzorgsbeginsel,

ZICH BEWUST VAN het belang van kustvisserijgemeenschappen en van de noodzaak vissers en relevante beroepsorganisaties en organisaties van het maatschappelijk middenveld in besluitvormingsprocessen te betrekken,

VASTBESLOTEN doeltreffend samen te werken en actie te ondernemen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen,

ERKENNENDE de bijzondere omstandigheden van ontwikkelingslanden teneinde hen te helpen doeltreffend deel te nemen aan de instandhouding, het beheer en de exploitatie van levende rijkdommen van de zee,

ERVAN OVERTUIGD dat de instandhouding en het duurzame gebruik van de levende rijkdommen van de zee in het Toepassingsgebied en de bescherming van de mariene ecosystemen waarin die rijkdommen voorkomen, een belangrijke rol spelen in het kader van blauwe groei en duurzame ontwikkeling,

ERKENNENDE de noodzaak om voor deze doeleinden de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (waarvan „GFCM” het acroniem wordt) op te richten binnen de Voedsel- en Landbouworganisatie, op grond van artikel XIV van haar oprichtingsakte,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

(Gebruik van termen)

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)   „Verdrag van 1982”: het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982;

b)   „Overeenkomst van 1995”: de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 december 1995;

c)   „aquacultuur”: de teelt van levende aquatische hulpbronnen;

d)   „overeenkomstsluitende partij”: alle staten en regionale organisaties voor economische integratie die samen de Commissie vormen overeenkomstig artikel 4;

e)   „medewerkende niet-overeenkomstsluitende partij”: een lid of een geassocieerd lid van de Organisatie en een staat die geen lid is, maar het lidmaatschap bezit van de Verenigde Naties of een van de gespecialiseerde agentschappen ervan, en die niet formeel met de Commissie geassocieerd is als overeenkomstsluitende partij, maar zich houdt aan de maatregelen als bedoeld in artikel 8, onder b);

f)   „visserij”: het opsporen, aantrekken, lokaliseren, vangen, meenemen of oogsten van levende rijkdommen van de zee of een activiteit waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat zij leidt tot het aantrekken, lokaliseren, vangen, meenemen of oogsten van levende rijkdommen van de zee;

g)   „vangstcapaciteit”: de maximale hoeveelheid vis die kan worden gevangen op een visgrond of door een enkele visserijeenheid (bv. een visser, gemeenschap, vaartuig of vloot) over een periode (bv. seizoen, jaar), gelet op de biomassa en leeftijdsstructuur van het visbestand en de huidige stand van de technologie, wanneer er geen gereglementeerde vangstbeperkingen gelden en de beschikbare middelen volledig worden gebruikt;

h)   „visserijinspanning”: de hoeveelheid vistuig van een specifiek type die wordt gebruikt op de visgronden gedurende een bepaalde tijdseenheid (bv. uren gesleept per dag, aantal vastgezette haken per dag of aantal trekken met zegennetten per dag). Wanneer twee of meer soorten vistuig worden gebruikt, moeten de respectieve inspanningen worden aangepast aan een standaardtype alvorens te worden toegevoegd;

i)   „visserijgerelateerde activiteiten”: alle activiteiten ter ondersteuning of voorbereiding van visserijactiviteiten, met inbegrip van het aanlanden, verpakken, verwerken, overladen of vervoeren van vis, alsmede het leveren van personeel, brandstof, vistuig en andere benodigdheden;

j)   „illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij”: de activiteiten die zijn vastgesteld in paragraaf 3 van het uit 2001 daterende internationale actieplan van de FAO om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen;

k)   „maximale duurzame opbrengst”: de hoogste theoretische evenwichtsopbrengst die (gemiddeld) continu uit een visbestand kan worden behaald onder de bestaande (gemiddelde) milieuomstandigheden, zonder effect op het reproductieproces;

l)   „grensoverschrijdende bestanden”: visbestanden die zowel voorkomen binnen de exclusieve economische zones als in gebieden buiten en grenzend aan de exclusieve economische zones;

m)   „vaartuig”: een vaartuig, schip of ander type boot dat wordt gebruikt, is uitgerust om te worden gebruikt of is bedoeld om te worden gebruikt voor visserij of visserijgerelateerde activiteiten.

Artikel 2

(Doel)

1.   De overeenkomstsluitende partijen richten hierbij in het kader van de oprichtingsakte van de Voedsel- en Landbouworganisatie (hierna „de Organisatie” genoemd) een commissie met de naam Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee op (hierna „de Commissie” genoemd), met het oog op de uitoefening van de in deze overeenkomst uiteengezette taken en verantwoordelijkheden.

2.   Het doel van de overeenkomst is het waarborgen van de instandhouding en het duurzaam gebruik, op biologisch, sociaal, economisch en ecologisch niveau, van de levende rijkdommen van de zee, alsmede de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in het Toepassingsgebied.

3.   Het hoofdkwartier van de Commissie is gevestigd in Rome, Italië.

Artikel 3

(Toepassingsgebied)

1.   Het geografische Toepassingsgebied van deze overeenkomst omvat alle mariene wateren van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

2.   Niets in deze overeenkomst, noch enige handeling of activiteit die bij de uitvoering van deze overeenkomst wordt verricht, houdt erkenning in van claims of standpunten van een overeenkomstsluitende partij aangaande de juridische status en de omvang van wateren en zones van de betreffende overeenkomstsluitende partij.

Artikel 4

(Lidmaatschap)

1.   Het lidmaatschap van de Commissie staat open voor alle leden en geassocieerde leden van de Organisatie, alsmede voor de staten welke geen lid van de Organisatie zijn maar het lidmaatschap bezitten van de Verenigde Naties of een van de gespecialiseerde agentschappen ervan,

a)

die de hoedanigheid hebben van:

i)

kuststaat of geassocieerd lid waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk in het Toepassingsgebied ligt;

ii)

staat of geassocieerd lid waarvan de vaartuigen in het Toepassingsgebied vissen, of voornemens zijn dat te doen, op bestanden die onder deze overeenkomst vallen; of

iii)

regionale organisatie voor economische integratie waarvan een van de onder i) of ii) bedoelde staten lid is en waaraan die staat de bevoegdheid voor aangelegenheden die binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst vallen, heeft overgedragen;

b)

en die deze overeenkomst aanvaarden in overeenstemming met in artikel 23 hierna gestelde voorwaarden.

2.   In het kader van deze overeenkomst wordt onder „waarvan de vaartuigen” in relatie tot een regionale organisatie voor economische integratie van een overeenkomstsluitende partij verstaan: vaartuigen van een lidstaat van deze regionale organisatie voor economische integratie van een overeenkomstsluitende partij.

Artikel 5

(Algemene beginselen)

Bij de verwezenlijking van de doelstelling van deze overeenkomst, verricht de Commissie de volgende werkzaamheden:

a)

zij stelt aanbevelingen vast inzake instandhoudings- en beheersmaatregelen die de duurzaamheid op lange termijn van de visserijactiviteiten tot doel hebben, teneinde de levende rijkdommen van de zee, de economische en sociale levensvatbaarheid van de visserij, en aquacultuur in stand te houden; bij het vaststellen van deze aanbevelingen schenkt de Commissie bijzondere aandacht aan maatregelen ter voorkoming van de overbevissing en ter beperking van de teruggooi. De Commissie besteedt eveneens bijzondere aandacht aan de mogelijke gevolgen voor de kleinschalige visserij en de plaatselijke gemeenschappen;

b)

zij formuleert, overeenkomstig artikel 8, onder b), passende maatregelen op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke adviezen en rekening houdend met relevante milieu-, economische en sociale factoren;

c)

zij hanteert de voorzorgsaanpak overeenkomstig de Overeenkomst van 1995 en de FAO-gedragscode voor een verantwoorde visserij;

d)

zij beschouwt aquacultuur, met inbegrip van cultuurgebaseerde visserij, als middel om diversificatie van inkomsten en voeding te bevorderen en er op die manier voor te zorgen dat levende rijkdommen van de zee op verantwoorde wijze worden gebruikt, genetische diversiteit behouden wordt en nadelige effecten op het milieu en de plaatselijke gemeenschappen tot een minimum worden beperkt;

e)

zij bevordert, in voorkomend geval, een subregionale benadering van het visserijbeheer en de ontwikkeling van aquacultuur om beter rekening te kunnen houden met de specifieke kenmerken van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee;

f)

zij treft passende maatregelen teneinde toe te zien op de naleving van haar aanbevelingen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten tegen te gaan en te beëindigen;

g)

zij bevordert transparantie in haar besluitvormingsprocessen en andere activiteiten; en

h)

zij geeft uitvoering aan alle andere relevante activiteiten die nodig zijn om de bovengenoemde beginselen van de Commissie te verwezenlijken.

Artikel 6

(De Commissie)

1.   Elke overeenkomstsluitende partij wordt op de vergaderingen van de Commissie vertegenwoordigd door één afgevaardigde, die mag worden vergezeld door een plaatsvervanger en door deskundigen en adviseurs. De plaatsvervangers, deskundigen en adviseurs die aan de vergaderingen van de Commissie deelnemen, hebben geen stemrecht, met uitzondering van de plaatsvervangers die afwezige afgevaardigden vervangen.

2.   Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 3, heeft elk lid één stem. Tenzij in de overeenkomst anders bepaald, worden de besluiten van de Commissie genomen met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Het quorum wordt gevormd door de meerderheid van de leden van de Commissie.

3.   Regionale organisaties voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie, zijn gerechtigd op de vergaderingen van de Commissie of van de organen ervan een aantal stemmen uit te brengen dat gelijk is aan het aantal lidstaten van die organisatie dat op die vergadering stemgerechtigd is.

4.   Regionale organisaties voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie en de lidstaten van die organisatie die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie oefenen de aan het lidmaatschap verbonden rechten alternerend uit op de gebieden waarvoor zij bevoegd zijn. Wanneer een regionale organisatie voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij is bij de Commissie, haar stemrecht uitoefent, oefenen haar lidstaten dit recht niet uit en vice versa.

5.   Elke overeenkomstsluitende partij bij de Commissie heeft het recht een regionale organisatie voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij is bij de Commissie of de lidstaten ervan die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie te verzoeken mee te delen wie — de organisatie of de lidstaat — bevoegd is voor een bepaalde aangelegenheid. De betrokken regionale organisatie voor economische integratie of de betrokken lidstaten zijn verplicht de verlangde informatie te verstrekken.

6.   Voorafgaand aan elke vergadering van de Commissie of van de organen ervan delen regionale organisaties voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie of de lidstaten van die organisaties die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie mee wie — de organisatie of de lidstaat — bevoegd is voor de aangelegenheden die op de vergadering worden besproken en wie — de organisatie of de lidstaat — het stemrecht voor elk van de agendapunten zal uitoefenen. Niets in dit lid belet regionale organisaties voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie of lidstaten van die organisaties die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie om met betrekking tot het bepaalde in deze alinea een verklaring af te leggen die van toepassing blijft voor de aangelegenheden en agendapunten die op alle volgende vergaderingen worden behandeld, onder voorbehoud van de voorafgaand aan een vergadering gemelde uitzonderingen of wijzigingen.

7.   In gevallen waarin een agendapunt aspecten omvat waarvoor de regionale organisatie voor economische integratie bevoegd is, alsmede aspecten waarvoor de lidstaten ervan bevoegd zijn, mogen zowel de regionale organisatie voor economische integratie als de lidstaten ervan aan de besprekingen deelnemen. In dergelijke gevallen zal de vergadering, wanneer besluiten moeten worden genomen, uitsluitend rekening houden met de interventie van de overeenkomstsluitende partij die stemgerechtigd is.

8.   Voor de bepaling van het quorum op vergaderingen van de Commissie wordt de delegatie van een regionale organisatie voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij is bij de Commissie meegerekend voor zover zij op de vergadering waarvoor het quorum wordt bepaald, stemgerechtigd is.

9.   Het beginsel van kosteneffectiviteit is van toepassing op de frequentie, de duur en de planning van de vergaderingen en andere bijeenkomsten en activiteiten die onder auspiciën van de Commissie worden gehouden.

Artikel 7

(Het bureau)

De Commissie kiest een voorzitter en twee vicevoorzitters met een tweederdemeerderheid van stemmen. De drie vormen het bureau van de Commissie, dat functioneert in overeenstemming met het in het reglement van orde vastgestelde mandaat.

Artikel 8

(Taken van de Commissie)

Overeenkomstig haar doelstellingen en algemene beginselen verricht de Commissie de volgende taken:

a)

het regelmatig herzien en beoordelen van de stand van de levende rijkdommen van de zee;

b)

het opstellen en aanbevelen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, van passende maatregelen, met inbegrip van:

i)

maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee in het Toepassingsgebied;

ii)

maatregelen om de effecten van visserijactiviteiten op de levende rijkdommen en hun ecosystemen tot een minimum te beperken;

iii)

het aannemen van meerjarige beheersplannen die worden toegepast op het geheel van de betrokken subregio's, op basis van een ecosysteembenadering van de visserij om de instandhouding van visbestanden te waarborgen boven niveaus waarop de maximale duurzame opbrengst kan worden geproduceerd, en in overeenstemming met maatregelen die reeds op nationaal niveau worden getroffen;

iv)

het instellen van voor de visserij beperkte gebieden ter bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot broed- en paaiplaatsen, naast of ter aanvulling van vergelijkbare maatregelen die mogelijk al in beheersplannen zijn opgenomen;

v)

het waarborgen, zo mogelijk via elektronische weg, dat gegevens en informatie worden verzameld, ingediend, geverifieerd, opgeslagen en verspreid, met inachtneming van de toepasselijke beleidslijnen en vereisten ten aanzien van vertrouwelijkheid;

vi)

maatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, met inbegrip van mechanismen voor doeltreffende monitoring, controle en bewaking;

vii)

het oplossen van situaties van niet-naleving, onder meer door middel van een passend systeem van maatregelen. De Commissie omschrijft dit systeem van maatregelen en de wijze waarop zij moeten worden uitgevoerd in haar reglement van orde;

c)

het bevorderen van de duurzame ontwikkeling van aquacultuur;

d)

het op gezette tijden beoordelen van de sociaaleconomische aspecten van de visserijsector, onder meer door het verzamelen en evalueren van economische en andere gegevens en informatie die relevant zijn voor de werkzaamheden van de Commissie;

e)

het bevorderen van de ontwikkeling van de institutionele capaciteit en de personele middelen, in het bijzonder via opleiding, training en beroepsactiviteiten binnen bevoegdheidsgebieden van de Commissie;

f)

het verbeteren van de communicatie en het overleg met organisaties in het maatschappelijk middenveld die betrokken zijn bij aquacultuur en visserij;

g)

het aanmoedigen, aanbevelen, coördineren en ontplooien van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, met inbegrip van samenwerkingsprojecten op het gebied van de visserij en de bescherming van de levende rijkdommen van de zee;

h)

het goedkeuren en wijzigen, met een tweederdemeerderheid van de leden, van haar reglement van orde en haar financieel reglement en andere interne administratieve regelingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van haar taken;

i)

het goedkeuren van haar begroting en werkprogramma en het verrichten van alle andere taken die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van deze overeenkomst.

Artikel 9

(Organen van de Commissie)

1.   De Commissie kan, voor zover nodig, tijdelijke, bijzondere en permanente organen in het leven roepen om zaken die verband houden met de taken van de Commissie te bestuderen en daarover te rapporteren, en werkgroepen aanstellen om specifieke technische problemen te behandelen en aanbevelingen te doen. Het mandaat van in het leven geroepen organen wordt beschreven in het reglement van orde, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een subregionale aanpak. De Commissie kan ook specifieke mechanismen instellen voor de Zwarte Zeeregio met het oog op volledige betrokkenheid van alle oeverstaten, overeenkomstig hun status binnen de Commissie, bij besluiten die betrekking hebben op visserijbeheer.

2.   De in lid 1 bedoelde organen en werkgroepen worden, indien nodig, door de voorzitter van de Commissie bijeengeroepen op het tijdstip en de plaats die hij of zij in overleg met de directeur-generaal van de Organisatie vaststelt.

3.   De Commissie kan de in lid 1 bedoelde organen en werkgroepen oprichten voor zover de benodigde middelen beschikbaar zijn, en alvorens besluiten te nemen die uitgaven tot gevolg hebben, laat zij zich door de uitvoerend secretaris van de Organisatie een rapport overleggen betreffende de administratieve en financiële implicaties.

4.   Elke overeenkomstsluitende partij is gerechtigd één vertegenwoordiger aan te wijzen in organen en werkgroepen, die bij vergaderingen kan worden vergezeld door plaatsvervangers, deskundigen en adviseurs.

5.   De overeenkomstsluitende partijen verstrekken beschikbare informatie die relevant is voor het functioneren van elk orgaan en elke werkgroep op een dusdanige wijze dat deze hun verantwoordelijkheden kunnen vervullen.

Artikel 10

(Het secretariaat)

1.   Het secretariaat wordt gevormd door de uitvoerend secretaris en medewerkers die de Commissie ten dienste staan. De uitvoerend secretaris en het personeel van het secretariaat worden benoemd volgens de voorwaarden, voorschriften en procedures die zijn beschreven in het administratieve handboek en de personeelsverordeningen en -regelingen, zoals deze algemeen van toepassing zijn op de andere medewerkers van de Organisatie.

2.   De uitvoerend secretaris van de Commissie wordt benoemd door de directeur-generaal met instemming van de Commissie, of in het geval dat de benoeming plaatsvindt in de periode tussen gewone zittingen van de Commissie, met instemming van de overeenkomstsluitende partijen.

3.   De uitvoerend secretaris is verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van het beleid en de activiteiten van de Commissie en brengt daarover verslag uit aan de Commissie, overeenkomstig het mandaat dat is vastgesteld in het reglement van orde. De uitvoerend secretaris fungeert, waar nodig, tevens als uitvoerend secretaris voor andere organen die de Commissie heeft ingesteld.

Artikel 11

(Financiële regelingen)

1.   Op elke gewone zitting neemt de Commissie haar autonome begroting voor drie jaar aan, die jaarlijks tijdens gewone zittingen kan worden herzien. De begroting wordt aangenomen met eenparigheid van stemmen van de overeenkomstsluitende partijen, met dien verstande evenwel dat wanneer, ondanks alle pogingen daartoe, geen consensus kan worden bereikt in de loop van die zitting, de kwestie in stemming wordt gebracht en de begroting wordt vastgesteld bij een tweederdemeerderheid van de overeenkomstsluitende partijen.

2.   Elk der overeenkomstsluitende partijen verbindt zich ertoe een bijdrage aan de autonome begroting te betalen, volgens een verdeelsleutel die is vastgesteld aan de hand van een regeling die de Commissie met eenparigheid van stemmen goedkeurt of wijzigt. De regeling wordt uiteengezet in het financieel reglement.

3.   Niet-leden van de Organisatie die een overeenkomstsluitende partij worden, zijn verplicht een door de Commissie vast te stellen bijdrage te leveren in de kosten van de Organisatie die verband houden met de activiteiten van de Commissie.

4.   Bijdragen worden betaald in vrij converteerbare valuta, tenzij anders bepaald door de Commissie met instemming van de directeur-generaal van de Organisatie.

5.   De Commissie mag schenkingen en andere vormen van steun van organisaties, personen en andere bronnen aanvaarden voor doeleinden die samenhangen met de uitvoering van haar taken. De Commissie mag ook giften aanvaarden voor de algemene werking of voor specifieke projecten of werkzaamheden van de Commissie die worden uitgevoerd door het secretariaat. Ontvangen vrijwillige bijdragen, giften en andere vormen van steun worden gestort in een trustfonds dat door de Organisatie wordt gecreëerd en wordt beheerd met inachtneming van de voorschriften van haar financieel reglement en haar reglement.

6.   Een overeenkomstsluitende partij die achterstallig is met de betaling van haar financiële bijdragen aan de Commissie heeft geen stem in de Commissie indien het bedrag van de betalingsachterstand gelijk is aan of groter is dan het bedrag van de bijdragen die zij voor de twee voorgaande kalenderjaren verschuldigd is. De Commissie kan echter deze overeenkomstsluitende partij toestaan te stemmen indien zij ervan overtuigd is dat de niet-betaling te wijten was aan omstandigheden waarop de overeenkomstsluitende partij geen invloed had, maar in geen geval verlengt zij het stemrecht met meer dan nog eens twee kalenderjaren.

Artikel 12

(Uitgaven)

1.   De uitgaven van het secretariaat, met inbegrip van publicatie- en communicatiekosten, en de uitgaven van de voorzitter en de vicevoorzitters van de Commissie voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de Commissie in de tijd tussen de vergaderingen, worden vastgesteld en betaald uit de begroting van de Commissie.

2.   De uitgaven voor onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden welke door afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen, hetzij op eigen initiatief hetzij op aanbeveling van de Commissie, zijn ondernomen, worden vastgesteld en betaald door de betreffende overeenkomstsluitende partij.

3.   De uitgaven voor gemeenschappelijke onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden welke zijn ondernomen, worden, tenzij een andere financieringsbron voorhanden is, vastgesteld en betaald door de overeenkomstsluitende partijen in de vorm en de verhouding die zij in onderling overleg overeenkomen.

4.   De uitgaven van deskundigen die worden uitgenodigd om vergaderingen van de Commissie en haar organen op persoonlijke titel bij te wonen, zijn ten laste van de begroting van de Commissie.

5.   De kosten van de Commissie worden betaald uit haar autonome begroting, behalve de kosten die betrekking hebben op medewerkers en faciliteiten die ter beschikking kunnen worden gesteld door de Organisatie. De kosten ten laste van de Organisatie worden vastgesteld en betaald binnen de grenzen van de tweejaarlijkse begroting die wordt opgesteld door de directeur-generaal en wordt goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Organisatie overeenkomstig haar financieel reglement en haar reglement.

6.   De uitgaven van afgevaardigden en hun plaatsvervangers, deskundigen en adviseurs die voortvloeien uit het bijwonen, als regeringsvertegenwoordigers, van de zittingen van de Commissie en haar organen, alsmede de uitgaven van waarnemers bij de zittingen, zijn ten laste van de respectieve regeringen of organisaties. Rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van ontwikkelingslanden die overeenkomstsluitende partij zijn, kunnen de uitgaven, overeenkomstig artikel 17 en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, ten laste komen van de begroting van de Commissie.

Artikel 13

(Besluitvorming)

1.   De in artikel 8, onder b), bedoelde aanbevelingen worden door de Commissie aangenomen met een meerderheid van twee derde van de aanwezige overeenkomstsluitende partijen die hun stem uitbrengen. De tekst van de aanbevelingen wordt door de uitvoerend secretaris aan elke overeenkomstsluitende partij, medewerkende niet-overeenkomstsluitende partij en relevante niet-overeenkomstsluitende partij meegedeeld.

2.   Met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, verbinden de overeenkomstsluitende partijen van de Commissie zich ertoe de door de Commissie op grond van artikel 8, onder b), gedane aanbevelingen ten uitvoer te leggen met ingang van het tijdstip dat door de Commissie is vastgesteld, dat wil zeggen ten vroegste nadat de in dit artikel bepaalde termijn voor het indienen van bezwaren is verstreken.

3.   Elke overeenkomstsluitende partij van de Commissie kan binnen een termijn van honderdtwintig dagen na de datum van kennisgeving van een aanbeveling hiertegen bezwaar aantekenen, in welk geval de betrokken overeenkomstsluitende partij de aanbeveling niet ten uitvoer behoeft te leggen. Het bezwaar moet een schriftelijke toelichting op de redenen voor het bezwaar bevatten en, in voorkomend geval, voorstellen voor alternatieve maatregelen. Alle andere leden kunnen zich te allen tijde binnen een bijkomende termijn van zestig dagen aansluiten bij een bezwaar dat binnen de termijn van honderdtwintig dagen is ingediend. Een overeenkomstsluitende partij kan ook te allen tijde haar bezwaar intrekken en een aanbeveling ten uitvoer leggen.

4.   Indien meer dan één derde van de overeenkomstsluitende partijen van de Commissie bezwaar aantekent tegen een aanbeveling, zijn de overige leden met onmiddellijke ingang ontheven van de verplichting deze ten uitvoer te leggen, wat niet belet dat zij kunnen besluiten de aanbeveling toch in praktijk te brengen.

5.   Alle bezwaren of intrekkingen daarvan worden door de uitvoerend secretaris onmiddellijk na ontvangst ter kennis van de overeenkomstsluitende partijen gebracht.

6.   In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer daarom verzocht wordt door een overeenkomstsluitende partij zoals bepaald door de uitvoerend secretaris in overleg met de voorzitter, kan gebruik worden gemaakt van snelle communicatiemiddelen, waaronder elektronische communicatiemiddelen, indien overeenkomstsluitende partijen in de tijd tussen de zittingen van de Commissie vanwege dringende zaken besluiten moeten nemen over uitsluitend procedurele en administratieve aangelegenheden van de Commissie, met inbegrip van haar organen, waarbij het niet gaat om zaken die verband houden met de interpretatie van de Overeenkomst of het reglement of met de goedkeuring van wijzigingen daarvan.

Artikel 14

(Verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van besluiten door de overeenkomstsluitende partijen)

1.   Met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, verbinden de overeenkomstsluitende partijen van de Commissie zich ertoe de door de Commissie op grond van artikel 8, onder b), gedane aanbevelingen ten uitvoer te leggen met ingang van het tijdstip dat door de Commissie is vastgesteld, dat wil zeggen ten vroegste nadat de in artikel 13 bepaalde termijn voor het indienen van bezwaren is verstreken.

2.   Elke overeenkomstsluitende partij zet, waar van toepassing, aangenomen aanbevelingen om in nationale wetgeving, regelgeving of passende rechtsinstrumenten van de regionale organisatie voor economische integratie. Zij brengt jaarlijks een verslag uit aan de Commissie over de wijze waarop zij de aanbevelingen ten uitvoer heeft gelegd en/of heeft omgezet, en verstrekt daarbij op verzoek van de Commissie de relevante wetgevingsdocumenten in verband met deze aanbevelingen en informatie over het toezicht op en de controle van haar visserij. De Commissie gebruikt deze informatie om te beoordelen of de aanbevelingen op uniforme wijze ten uitvoer worden gelegd.

3.   Elke overeenkomstsluitende partij neemt maatregelen en werkt samen om ervoor te zorgen dat zij haar taken als vlaggenstaat en havenstaat vervult in overeenstemming met de toepasselijke internationale instrumenten waarbij zij partij is en de aanbevelingen van de Commissie.

4.   Door middel van een procedure waarmee gevallen van niet-naleving worden vastgesteld, richt de Commissie zich tot overeenkomstsluitende partijen die de door de Commissie aangenomen aanbevelingen niet naleven, met als doel situaties van niet-naleving te beëindigen.

5.   De Commissie stelt door middel van haar reglement van orde passende maatregelen vast die zij kan nemen wanneer wordt vastgesteld dat overeenkomstsluitende partijen langdurig en zonder gegronde reden haar aanbevelingen niet naleven.

Artikel 15

(Waarnemers)

1.   Overeenkomstig het reglement van de Organisatie kan de Commissie regionale of internationale overheidsorganisaties en regionale, internationale of andere niet-gouvernementele organisaties, ook uit de private sector, die belangen en doelen gemeen hebben met de Commissie of waarvan de activiteiten relevant zijn voor het werk van de Commissie of haar organen, uitnodigen of, op hun verzoek, toelaten als waarnemer.

2.   Een lid of een geassocieerd lid van de Organisatie dat geen overeenkomstsluitende partij is, kan op zijn verzoek worden uitgenodigd als waarnemer bij vergaderingen van de Commissie en haar organen. Het kan memoranda indienen en, zonder stemrecht, deelnemen aan beraadslagingen.

Artikel 16

(Samenwerking met andere organisaties en instellingen)

1.   De Commissie werkt inzake aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn samen met andere internationale organisaties en instellingen.

2.   De Commissie stelt passende regelingen in voor de raadpleging van en samenwerking met andere relevante intergouvernementele organisaties, waaronder het sluiten van memoranda van overeenstemming en partnerschapsovereenkomsten.

Artikel 17

(Erkenning van de bijzondere omstandigheden van overeenkomstsluitende partijen die ontwikkelingslanden zijn)

1.   De Commissie houdt ten volle rekening met de bijzondere omstandigheden van de ontwikkelingslanden die overeenkomstsluitende partij zijn bij deze overeenkomst, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen in de Overeenkomst van 1995.

2.   De overeenkomstsluitende partijen kunnen ofwel rechtstreeks ofwel via de Commissie samenwerken met het oog op de in deze overeenkomst beschreven doeleinden en bijstand bieden voor de vastgestelde behoeften.

Artikel 18

(Niet-overeenkomstsluitende partijen)

1.   De Commissie kan, via het secretariaat, niet-overeenkomstsluitende partijen waarvan de vaartuigen in het Toepassingsgebied vissen, met name kuststaten, uitnodigen volledig mee te werken aan de tenuitvoerlegging van haar aanbevelingen, onder meer door medewerkende niet-overeenkomstsluitende partijen te worden. De Commissie kan met eenparigheid van stemmen van haar overeenkomstsluitende partijen een aanvraag voor de toekenning van de status van medewerkende niet-overeenkomstsluitende partij goedkeuren, met dien verstande evenwel dat wanneer, ondanks alle pogingen daartoe, geen consensus kan worden bereikt, de zaak in stemming wordt gebracht en de status van medewerkende niet-overeenkomstsluitende partij wordt verleend bij een tweederdemeerderheid van de overeenkomstsluitende partijen.

2.   De Commissie wisselt, via het secretariaat, informatie uit over de visserij of de visserijgerelateerde activiteiten van vissersvaartuigen die de vlag voeren van staten die geen overeenkomstsluitende partij zijn bij dit verdrag, maar vissen in het Toepassingsgebied; zij stelt tevens vast wanneer sprake is van activiteiten door niet-overeenkomstsluitende partijen die de verwezenlijking van de doelstelling van de overeenkomst belemmeren en neemt daartegen zo nodig maatregelen, waaronder het opleggen van sancties in overeenstemming met het internationale recht die in het reglement worden beschreven. Sancties kunnen niet-discriminerende, marktgerelateerde maatregelen omvatten.

3.   De Commissie neemt maatregelen in overeenstemming met het internationale recht en met deze overeenkomst om vaartuigen te weerhouden van de activiteiten die de doeltreffendheid van toepasselijke aanbevelingen aantasten, en rapporteert op gezette tijden over maatregelen die zijn ondernomen in verband met de visserij of de visserijgerelateerde activiteiten in het Toepassingsgebied van niet-overeenkomstsluitende partijen.

4.   De Commissie wijst niet-overeenkomstsluitende partijen op activiteiten die, naar de mening van willekeurig welke overeenkomstsluitende partij, de tenuitvoerlegging van de doelstelling van deze overeenkomst negatief beïnvloeden.

Artikel 19

(Beslechting van geschillen over de interpretatie en toepassing van de overeenkomst)

1.   In het geval van een geschil tussen twee of meer van de overeenkomstsluitende partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze overeenkomst, overleggen de betrokken partijen met elkaar om door onderhandelingen, bemiddeling, onderzoek of een andere vreedzame wijze van hun keuze te komen tot oplossingen.

2.   Indien de betrokken partijen geen overeenstemming kunnen bereiken overeenkomstig artikel 19, lid 1, kunnen zij gezamenlijk de zaak voorleggen aan een comité bestaande uit één vertegenwoordiger van elk van de partijen bij het geschil, en daarnaast de voorzitter van de Commissie. Op basis van de aanbevelingen die het comité doet en die niet bindend zijn, plegen de partijen opnieuw overleg over de zaak die de aanleiding voor het geschil vormt.

3.   Geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze overeenkomst die niet zijn beslecht overeenkomstig artikel 19, leden 1 en 2, kunnen, met in alle gevallen de instemming van alle partijen bij het geschil, worden voorgelegd aan een scheidsgerecht. De resultaten van de arbitrageprocedure zijn bindend voor de partijen.

4.   In gevallen waarin het geschil wordt voorgelegd aan een scheidsgerecht, wordt het scheidsgerecht samengesteld overeenkomstig het bepaalde in de bijlage bij deze overeenkomst. De bijlage vormt een integrerend onderdeel van deze overeenkomst.

Artikel 20

(Verhouding tot andere overeenkomsten)

Verwijzingen in deze overeenkomst naar het verdrag van 1982 of naar andere internationale overeenkomsten laten het standpunt van staten met betrekking tot de ondertekening of ratificatie van, of de toetreding tot het verdrag van 1982 of enige andere overeenkomst onverlet, evenals de rechten, de jurisdictie en de plichten van overeenkomstsluitende partijen in het kader van het verdrag van 1982 of de Overeenkomst van 1995.

Artikel 21

(Officiële talen van de Commissie)

De Commissie stelt vast welke van de talen van de Organisatie als officiële talen van de Commissie worden aangehouden. Deze talen kunnen door de delegaties worden gebruikt tijdens de zittingen en in verslagen, rapporten en mededelingen. Het gebruik van de officiële talen voor simultaanvertaling en vertaling van documenten tijdens de statutaire vergaderingen van de Commissie wordt nader geregeld in het reglement van orde.

Artikel 22

(Wijziging)

1.   De Commissie kan wijzigingen op deze overeenkomst aannemen met een meerderheid van twee derde van alle overeenkomstsluitende partijen. Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2, worden de wijzigingen van kracht met ingang van de datum van aanvaarding door de Commissie.

2.   Wijzigingen die nieuwe verplichtingen voor de overeenkomstsluitende partijen inhouden, treden slechts in werking nadat zij door twee derde van de overeenkomstsluitende partijen van de Commissie zijn aanvaard en voor elke betrokken overeenkomstsluitende partij na aanvaarding door die overeenkomstsluitende partij. De akten van aanvaarding van wijzigingen die nieuwe verplichtingen meebrengen, worden nedergelegd bij de directeur-generaal van de Organisatie, die alle leden van de Organisatie en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties in kennis stelt van de ontvangst van de aanvaardingen en de inwerkingtreding van de wijzigingen. De rechten en verplichtingen van overeenkomstsluitende partijen die wijzigingen waaruit bijkomende verplichtingen voortvloeien niet aanvaarden, blijven beheerst worden door de bepalingen van deze overeenkomst zoals zij voorafgaand aan de wijziging luidden.

3.   Wijzigingen op deze overeenkomst worden ter kennis gebracht van de Raad van de Organisatie, die elke wijziging welke hij onverenigbaar acht met de oogmerken en doelstellingen van de Organisatie of met de bepalingen van de akte van oprichting van de Organisatie kan verwerpen. Indien de Raad van de Organisatie zulks wenselijk acht, kan hij de wijziging voorleggen aan de Algemene Vergadering van de Organisatie, die over dezelfde bevoegdheid beschikt.

Artikel 23

(Aanvaarding)

1.   Deze overeenkomst staat open voor aanvaarding door ieder lid of geassocieerd lid van de Organisatie.

2.   Andere staten die lid zijn van de Verenigde Naties of van een van de gespecialiseerde agentschappen of van het Internationale Agentschap voor atoomenergie en een verzoek om toetreding indienen, vergezeld van een in een formele akte vervatte verklaring dat zij deze overeenkomst, zoals van kracht op het tijdstip van toetreding, aanvaarden, kunnen door de Commissie met een meerderheid van twee derde van de leden tot het lidmaatschap worden toegelaten.

3.   De overeenkomstsluitende partijen die geen lid of geassocieerd lid van de Organisatie zijn, kunnen aan de activiteiten van de Commissie deelnemen op voorwaarde dat zij ermee instemmen een overeenkomstig de relevante bepalingen van het financieel reglement en het reglement van de Organisatie vastgestelde bijdrage in de kosten van het secretariaat te betalen.

4.   De aanvaarding van deze overeenkomst door de leden of geassocieerde leden van de Organisatie gebeurt door nederlegging van een akte van aanvaarding bij de directeur-generaal van de Organisatie en wordt van kracht vanaf de ontvangst van de akte door de directeur-generaal.

5.   De aanvaarding van deze overeenkomst door staten die geen lid van de Organisatie zijn, gebeurt door nederlegging van een akte van aanvaarding bij de directeur-generaal van de Organisatie. Het lidmaatschap wordt effectief met ingang van de datum waarop de Commissie het verzoek om toetreding volgens het bepaalde in lid 2 van dit artikel goedkeurt.

6.   De directeur-generaal van de Organisatie stelt alle overeenkomstsluitende partijen van de Commissie, alle leden van de Organisatie en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties in kennis van alle aanvaardingen die effectief zijn geworden.

7.   Aanvaarding van deze overeenkomst door niet-overeenkomstsluitende partijen kan afhankelijk worden gesteld van een voorbehoud, dat slechts geldig wordt na aanvaarding door twee derde van de overeenkomstsluitende partijen. De overeenkomstsluitende partijen waarvan de relevante bevoegde autoriteiten niet binnen drie maanden na de datum van kennisgeving hebben geantwoord, worden geacht het voorbehoud te hebben geaccepteerd. Als het voorbehoud niet wordt geaccepteerd, wordt de staat of de regionale organisatie voor economische integratie die dat voorbehoud maakt, geen partij bij deze overeenkomst. De directeur-generaal van de Organisatie stelt alle overeenkomstsluitende partijen onverwijld in kennis van een voorbehoud.

Artikel 24

(Inwerkingtreding)

Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van de datum waarop de vijfde akte van aanvaarding is nedergelegd.

Artikel 25

(Voorbehouden)

1.   Alle partijen kunnen bij toetreding een voorbehoud maken dat niet onverenigbaar is met de doelstellingen van de overeenkomst en in overeenstemming met de algemene beginselen van het internationaal publiekrecht zoals neergelegd in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (Deel II, Afdeling 2) van 1969.

2.   De Commissie beoordeelt regelmatig of een voorbehoud kan leiden tot gevallen van niet-naleving van de aanbevelingen die uit hoofde van artikel 8, onder b), zijn aangenomen en zij kan passende maatregelen overwegen, zoals bepaald in haar reglement van orde.

Artikel 26

(Opzegging)

1.   Elke overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst op ieder tijdstip na twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst voor deze overeenkomstsluitende partij opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de directeur-generaal van de Organisatie, die alle overeenkomstsluitende partijen en de leden van de Organisatie onmiddellijk in kennis stelt van deze opzegging. De opzegging wordt van kracht drie maanden nadat de directeur-generaal van de Organisatie de opzegging heeft ontvangen.

2.   Een overeenkomstsluitende partij kan de overeenkomst opzeggen voor een of meer van de delen van haar grondgebied die inzake internationale betrekkingen onder haar bevoegdheid vallen. Een overeenkomstsluitende partij die haar eigen lidmaatschap opzegt, dient erbij te vermelden voor welk gebiedsdeel of voor welke gebiedsdelen de opzegging geldt. In het andere geval, behoudens wanneer het om geassocieerde leden gaat, zal worden aangenomen dat de opzegging betrekking heeft op alle territoriale gebiedsdelen die inzake internationale betrekkingen onder de bevoegdheid van de betrokken overeenkomstsluitende partij vallen.

3.   Een overeenkomstsluitende partij die haar lidmaatschap van de Organisatie opzegt, wordt geacht terzelfder tijd terug te treden als lid van de Commissie, en dit voor alle gebiedsdelen die inzake internationale betrekkingen onder haar bevoegdheid vallen, met dien verstande dat dit niet voor geassocieerde leden geldt.

Artikel 27

(Buitenwerkingtreding)

Deze overeenkomst treedt automatisch buiten werking wanneer de Commissie door opzeggingen minder dan vijf overeenkomstsluitende partijen zou tellen, tenzij de overblijvende overeenkomstsluitende partijen eensgezind anders besluiten.

Artikel 28

(Eensluidendverklaring en registratie)

De originele tekst van deze overeenkomst is opgesteld te Rome op de 24e dag van september negentienhonderdnegenenveertig in de Franse taal.

Twee in de Arabische, de Engelse, de Franse en de Spaanse taal gestelde afschriften van deze overeenkomst en van de wijzigingen daarop zullen voor eensluidend worden gewaarmerkt door de voorzitter van de Commissie en door de directeur-generaal van de Organisatie. Eén van de afschriften zal worden nedergelegd in de archieven van de Organisatie. Het andere afschrift wordt voor registratie aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties toegezonden. Voorts zal de directeur-generaal afschriften van de Overeenkomst voor eensluidend waarmerken en één exemplaar ervan doen toekomen aan elk lid van de Organisatie en aan staten die geen lid zijn van de Organisatie welke overeenkomstsluitende partij bij deze overeenkomst zijn of worden.


BIJLAGE INZAKE ARBITRAGE

1.

Het scheidsgerecht als bedoeld in artikel 19, lid 4, is samengesteld uit drie arbiters die als volgt worden aangesteld:

a)

de overeenkomstsluitende partij die het proces aanhangig maakt, deelt de naam van een arbiter mede aan de andere overeenkomstsluitende partij, die op haar beurt binnen veertig dagen na de kennisgeving de naam van de tweede arbiter mededeelt. Bij geschillen tussen meer dan twee overeenkomstsluitende partijen, wijzen de partijen met hetzelfde belang gezamenlijk een arbiter aan. De overeenkomstsluitende partijen stellen binnen zestig dagen na de aanstelling van de tweede arbiter de derde arbiter aan, die geen onderdaan van een van beide partijen mag zijn en niet dezelfde nationaliteit mag hebben als een van de eerste twee arbiters. De derde arbiter zit het scheidsgerecht voor;

b)

Indien de tweede arbiter niet binnen de voorgeschreven termijn is aangesteld, of indien de overeenkomstsluitende partijen niet binnen de voorgeschreven termijn overeenstemming hebben bereikt over de derde arbiter, wordt die arbiter, op verzoek van een van beide partijen, door de directeur-generaal van de Organisatie aangesteld binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek.

2.

Het scheidsgerecht beslist waar zijn zetel zal worden gevestigd en stelt zijn eigen reglement voor de procesvoering vast.

3.

Het scheidsgerecht neemt zijn beslissingen in overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst en het internationale recht.

4.

De uitspraak van het scheidsgerecht wordt gedaan door een meerderheid van zijn leden, die zich niet van stemming mogen onthouden.

5.

Elke overeenkomstsluitende partij die geen partij is bij het geschil mag met instemming van het scheidsgerecht interveniëren.

6.

De uitspraak van het scheidsgerecht is definitief en bindend voor alle overeenkomstsluitende partijen bij het geschil en voor elke overeenkomstsluitende partij die intervenieert en de uitspraak dient onverwijld in acht te worden genomen. Het scheidsgerecht interpreteert de uitspraak op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen bij het geschil of van een interveniërende overeenkomstsluitende partij.

7.

Tenzij het scheidsgerecht gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak anders beslist, komen de proceskosten, met inbegrip van de vergoeding van zijn leden, gelijkelijk ten laste van de overeenkomstsluitende partijen bij het geschil.


VERORDENINGEN

30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/16


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/675 VAN DE COMMISSIE

van 26 februari 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad tot vaststelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad van 25 april 2005 tot vaststelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (1), en met name artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aangezien de Verenigde Staten hun Continued Dumping and Subsidy Offset Act (Wet betreffende compensatie voor voortzetting van dumping en handhaving van subsidie — „CDSOA”) niet in overeenstemming hebben gebracht met hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), wordt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 673/2005 met ingang van 1 mei 2005 een aanvullend ad-valoremrecht van 15 % geheven op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten. Overeenkomstig de door de WTO verleende toestemming om de toepassing van haar tariefconcessies aan de Verenigde Staten te schorsen, moet de Commissie het niveau van de schorsing jaarlijks aanpassen aan de mate waarin de voordelen voor de Europese Unie op dat moment door de CDSOA worden tenietgedaan of uitgehold.

(2)

De CDSOA-uitbetalingen voor het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn, hebben betrekking op de verdeling van antidumping- en antisubsidierechten die in het boekjaar 2014 (1 oktober 2013 — 30 september 2014) werden geïnd. Aan de hand van gegevens die zijn gepubliceerd door de Customs and Border Protection van de Verenigde Staten, is de mate waarin voor de Unie voordelen werden tenietgedaan of uitgehold, vastgesteld op 3 295 333 USD.

(3)

De mate waarin voordelen werden tenietgedaan of uitgehold, is toegenomen en bijgevolg ook het niveau van de schorsing. Het niveau van de schorsing kan echter niet worden aangepast aan de mate waarin voordelen werden tenietgedaan of uitgehold door producten aan de lijst in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 673/2005 toe te voegen of uit die lijst te schrappen. Om het niveau van de schorsing aan te passen aan de mate waarin voordelen werden tenietgedaan of uitgehold, moet de Commissie in overeenstemming met artikel 3, lid 1, onder e), van die verordening bijgevolg de lijst van producten in bijlage I ongewijzigd laten en de hoogte van het aanvullend recht wijzigen. Daarom moeten de vier in bijlage I genoemde producten op de lijst blijven staan en moet de hoogte van het aanvullend invoerrecht worden gewijzigd en worden vastgesteld op 1,5 %.

(4)

Een aanvullend ad-valoremrecht van 1,5 % op uit de Verenigde Staten ingevoerde producten van bijlage I bedraagt, berekend over één jaar, een handelswaarde die het bedrag van 3 295 333 USD niet overschrijdt.

(5)

Om te voorkomen dat de gewijzigde hoogte van het aanvullend invoerrecht laattijdig wordt toegepast, moet deze verordening in werking treden op de dag van haar bekendmaking.

(6)

Verordening (EG) nr. 673/2005 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 673/2005 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Voor de in bijlage I bij deze verordening opgenomen producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika wordt naast de douanerechten op grond van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2) een aanvullend ad-valoremrecht van 1,5 % ingesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 mei 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 110 van 30.4.2005, blz. 1.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

De producten waarop de aanvullende rechten zullen worden toegepast, worden aan de hand van hun achtcijferige GN-code geïdentificeerd. De omschrijving van de producten die onder deze codes zijn ingedeeld, is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1810/2004 van de Commissie (2).

 

0710 40 00

 

9003 19 30

 

8705 10 00

 

6204 62 31



30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/676 VAN DE COMMISSIE

van 23 april 2015

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

1.

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

2.

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

3.

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

4.

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

5.

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 23 april 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal voor Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een artikel in de vorm van een mouw, ongeveer 20 cm lang, vervaardigd uit gebreid textiel met een dunne vulling van schuimrubber aan de handpalmzijde. Het omvat één licht gebogen palmaire spalk van aluminium van ongeveer 2 cm breed, die manueel kan worden vervormd, en twee flexibele dorsale stabilisatoren van kunststof van ongeveer 1 cm breed. De spalk en de stabilisatoren zijn in opgenaaide stroken van contrasterend materiaal geschoven die over de hele lengte van het artikel lopen, en kunnen worden verwijderd.

Aan beide uiteinden van het artikel zijn er twee klittenbandsluitingen van 2 cm breed waarmee het artikel aan de hand en de pols kan worden aangebracht. In het midden van het artikel bevindt zich een bredere textielband van 5 cm breed met een klittenbandsluiting die om de pols wordt gewikkeld om de bewegingsvrijheid van het gewricht in de gewenste mate te beperken.

De textielbandsluitingen en de buigbare spalk van aluminium belemmeren de beweging van de pols. De bewegingsvrijheid van de pols hangt af van hoe strak de sluitingen zijn aangetrokken.

Het artikel wordt aangeboden als een polsbrace.

(Zie foto's A + B) (1)

6307 90 10

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 6307, 6307 90 en 6307 90 10.

Het artikel kan niet aan een specifieke handicap van een patiënt worden aangepast, maar is multifunctioneel. In dat verband vertoont het artikel geen kenmerken die het, door de wijze waarop het wordt gebruikt of waarop het kan worden aangepast aan specifieke handicaps van een patiënt, onderscheiden van gewone ondersteunende artikelen voor algemeen gebruik (zie aantekening 6 op hoofdstuk 90 en het arrest in de gevoegde zaken C-260/00 tot en met C-263/00, Lohmann GmbH & Co. KG en Medi Bayreuth Weihermüller & Voigtmann GmbH & Co. KG v Oberfinanzdirektion Koblenz, ECLI:EU:C:2002:637). Indeling onder post 9021 als orthopedische artikelen en toestellen is daarom uitgesloten.

Het gebreide textiel van de mouw en de sluiting verleent het artikel zijn wezenlijke karakter in de zin van algemene regel 3 b) voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, omdat dat materiaal kwantitatief overheerst en een belangrijke rol speelt in verband met het gebruik van het artikel. Met name de textielbandsluiting in het midden van het artikel is essentieel voor de gewenste beperking van de beweging van de pols.

Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 6307 90 10 als andere geconfectioneerde artikelen.


Image

Image

Foto A

Foto B


(1)  De foto's zijn louter ter informatie.


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/21


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/677 VAN DE COMMISSIE

van 23 april 2015

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

1.

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

2.

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

3.

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

4.

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

5.

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 april 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal voor Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een artikel bestaande uit vier tafelpoten van onedel metaal, bevestigd met schroeven aan vier metalen platen die het geheel samenhouden.

Om verschuiven te voorkomen en de vloer te beschermen is het onderste uiteinde van elke tafelpoot met rubber bekleed.

Het bovenste uiteinde van elke tafelpoot is voorzien van gaten voor schroeven waarmee een tafelblad kan worden bevestigd.

Zie afbeelding (1).

9403 90 10

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 9403, 9403 90 en 9403 90 10.

Indeling als volledige meubelen is uitgesloten omdat een wezenlijk onderdeel ontbreekt, namelijk het tafelblad.

Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 9403 90 10 als metalen delen van meubelen.

Image

(1)  De afbeelding is louter ter informatie.


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/678 VAN DE COMMISSIE

van 29 april 2015

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wat betreft de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor tomaten, komkommers, tafeldruiven, abrikozen, kersen, andere dan zure kersen, perziken, nectarines daaronder begrepen, en pruimen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (2) voorziet in toezicht op de invoer van de in bijlage XVIII bij die verordening vermelde producten. Voor dit toezicht gelden de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (3).

(2)

Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 4, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw (4) en op grond van de meest recente beschikbare gegevens over 2012, 2013 en 2014 moeten de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor komkommers en kersen, andere dan zure kersen, met ingang van 1 mei 2015 worden aangepast, en voor tomaten, tafeldruiven, abrikozen, perziken, nectarines daaronder begrepen, en pruimen met ingang van 1 juni 2015.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd. Met het oog op de leesbaarheid moet bijlage XVIII bij die verordening volledig worden vervangen.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage XVIII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 worden de drempelvolumes voor tomaten, komkommers, tafeldruiven, abrikozen, kersen, andere dan zure kersen, perziken, nectarines daaronder begrepen, en pruimen vervangen door de drempelvolumes die zijn vermeld in de overeenkomstige kolom van de genoemde bijlage als opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 april 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1).

(3)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(4)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.


BIJLAGE

„BIJLAGE XVIII

AANVULLENDE INVOERRECHTEN: TITEL IV, HOOFDSTUK I, SECTIE 2

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de tekst van de omschrijving van de goederen als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de aanvullende rechten wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.

Volgnummer

GN-code

Omschrijving van de goederen

Toepassingsperiode

Drempelvolume (ton)

78.0015

0702 00 00

Tomaten

van 1 oktober tot en met 31 mei

451 045

78.0020

van 1 juni tot en met 30 september

29 768

78.0065

0707 00 05

Komkommers

van 1 mei tot en met 31 oktober

16 093

78.0075

van 1 november tot en met 30 april

13 271

78.0085

0709 91 00

Artisjokken

van 1 november tot en met 30 juni

7 421

78.0100

0709 93 10

Courgettes

van 1 januari tot en met 31 december

263 359

78.0110

0805 10 20

Sinaasappelen

van 1 december tot en met 31 mei

251 798

78.0120

0805 20 10

Clementines

van 1 november tot eind februari

81 399

78.0130

0805 20 30

0805 20 50

0805 20 70

0805 20 90

Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten

van 1 november tot eind februari

101 160

78.0155

0805 50 10

Citroenen

van 1 juni tot en met 31 december

302 950

78.0160

van 1 januari tot en met 31 mei

41 410

78.0170

0806 10 10

Tafeldruiven

van 21 juli tot en met 20 november

68 450

78.0175

0808 10 80

Appelen

van 1 januari tot en met 31 augustus

558 203

78.0180

van 1 september tot en met 31 december

464 902

78.0220

0808 30 90

Peren

van 1 januari tot en met 30 april

184 269

78.0235

van 1 juli tot en met 31 december

235 468

78.0250

0809 10 00

Abrikozen

van 1 juni tot en met 31 juli

5 422

78.0265

0809 29 00

Kersen, andere dan zure kersen

van 21 mei tot en met 10 augustus

29 831

78.0270

0809 30

Perziken, nectarines daaronder begrepen

van 11 juni tot en met 30 september

4 701

78.0280

0809 40 05

Pruimen

van 11 juni tot en met 30 september

17 825”


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/679 VAN DE COMMISSIE

van 29 april 2015

houdende schorsing van de indiening van aanvragen voor de in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/360 vastgestelde steun voor de particuliere opslag van varkensvlees

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 826/2008 van de Commissie van 20 augustus 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de verlening van steun voor de particuliere opslag van bepaalde landbouwproducten (2), en met name artikel 23, lid 3, onder a) en c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gelet op een onderzoek van de situatie op de markt en van het gebruik van de in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/360 van de Commissie (3) vastgestelde regeling inzake steun voor de particuliere opslag van varkensvlees, is het raadzaam te overwegen om de regeling te sluiten. De Commissie is voornemens de desbetreffende verordening tot sluiting voor advies voor te leggen aan het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten. Het voornemen op zich houdt echter al een risico in dat te veel aanvragen zullen worden ingediend in het kader van de steunregeling.

(2)

Daarom is het noodzakelijk de indiening van aanvragen voor de in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/360 vastgestelde steun te schorsen en bepaalde vóór de schorsingsperiode ingediende aanvragen af te wijzen.

(3)

Om speculatie te voorkomen moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De toepassing van artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/360 wordt geschorst voor de periode van 2 mei 2015 tot en met 8 mei 2015. De in de schorsingsperiode ingediende aanvragen om een contract te sluiten, zijn niet ontvankelijk.

2.   Met ingang van 29 april 2015 ingediende aanvragen die in de in lid 1 genoemde periode zouden zijn aanvaard, worden afgewezen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 april 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 223 van 21.8.2008, blz. 3.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/360 van de Commissie van 5 maart 2015 tot opening van de particuliere opslag voor varkensvlees en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag (PB L 62 van 6.3.2015, blz. 16).


30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/680 VAN DE COMMISSIE

van 29 april 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 april 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

153,9

MA

89,6

MK

119,9

TR

96,0

ZZ

114,9

0707 00 05

AL

97,3

TR

136,5

ZZ

116,9

0709 93 10

MA

102,7

TR

144,0

ZZ

123,4

0805 10 20

EG

43,6

IL

76,5

MA

53,3

TR

70,3

ZZ

60,9

0805 50 10

TR

57,0

ZZ

57,0

0808 10 80

AR

146,4

BR

107,2

CL

153,9

CN

167,0

MK

31,3

NZ

163,8

US

238,2

UY

92,0

ZA

128,3

ZZ

136,5

0808 30 90

AR

132,8

CL

114,5

NZ

212,0

ZA

124,3

ZM

112,8

ZZ

139,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/30


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/681 VAN DE COMMISSIE

van 29 april 2015

betreffende de publicatie van de referenties van norm EN ISO 4210, delen 1-9, voor stads- en toerfietsen, berg- en racefietsen, en van norm EN ISO 8098 voor kinderfietsen in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name artikel 4, lid 2, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2001/95/EG verplicht producenten ertoe uitsluitend veilige producten op de markt te brengen.

(2)

Op grond van artikel 3, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2001/95/EG wordt een product verondersteld veilig te zijn, wat de risico's en risicocategorieën betreft die zijn geregeld in de betrokken nationale normen, wanneer het voldoet aan de niet-bindende nationale normen tot omzetting van Europese normen waarvan de referenties door de Commissie overeenkomstig artikel 4 van die richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.

(3)

Krachtens artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2001/95/EG worden Europese normen door Europese normalisatie-instellingen vastgesteld op basis van door de Commissie verleende mandaten.

(4)

Krachtens artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2001/95/EG moet de Commissie de referenties van dergelijke normen bekendmaken.

(5)

Op 29 november 2011 nam de Commissie Besluit 2011/786/EU (2) aan inzake de veiligheidseisen waaraan Europese normen voor fietsen, kinderfietsen en bagagedragers voor fietsen krachtens Richtlijn 2001/95/EG moeten voldoen.

(6)

Op 6 september 2012 gaf de Commissie de Europese normalisatieorganisaties onder nr. M/508 een mandaat voor de opstelling van Europese normen teneinde de belangrijkste risico's aan te pakken die samenhangen met fietsen, kinderfietsen en bagagedragers voor fietsen.

(7)

Ingevolge het mandaat van de Commissie heeft het Europees Comité voor Normalisatie een reeks nieuwe normen vastgesteld: EN ISO 4210, deel 1-9 voor stads- en toerfietsen, berg- en racefietsen en EN ISO 8098 voor kinderfietsen. Deze vervangen de vorige normen EN 14764:2005, EN 14766:2005 en EN 14781:2005.

(8)

De Europese normen EN ISO 4210, delen 1-9, en EN ISO 8098 beantwoorden aan mandaat M/508 en voldoen aan het algemene veiligheidsvereiste dat is vastgesteld in Richtlijn 2001/95/EG. De referenties ervan moeten bijgevolg worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 2001/95/EG opgerichte comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De referenties van de navolgende normen worden bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie:

a)

EN ISO 4210-1:2014 „Rijwielen — Veiligheidseisen voor fietsen — Deel 1: Termen en definities”;

b)

EN ISO 4210-2:2014 „Rijwielen — Veiligheidseisen voor fietsen — Deel 2: Eisen voor stads- en toerfietsen, jeugdfietsen, berg- en racefietsen”;

c)

EN ISO 4210-3:2014 „Rijwielen — Veiligheidseisen voor fietsen — Deel 3: Algemene testmethoden”;

d)

EN ISO 4210-4:2014 „Rijwielen — Veiligheidseisen voor fietsen — Deel 4: Remtestmethoden”;

e)

EN ISO 4210-5:2014 „Rijwielen — Veiligheidseisen voor fietsen — Deel 5: Testmethoden voor sturen”;

f)

EN ISO 4210-6:2014 „Rijwielen — Veiligheidseisen voor fietsen — Deel 6: Testmethoden voor frame en vork”;

g)

EN ISO 4210-7:2014 „Rijwielen — Veiligheidseisen voor fietsen — Deel 7: Testmethoden voor wielen en velgen”;

h)

EN ISO 4210-8:2014 „Rijwielen — Veiligheidseisen voor fietsen — Deel 8: Testmethoden van pedalen en crank”;

i)

EN ISO 4210-9:2014 „Rijwielen — Veiligheidseisen voor fietsen — Deel 9: Testmethoden voor zadels en zadelpennen”;

j)

EN ISO 8098:2014 „Fietsen voor jonge kinderen” — „Veiligheidseisen en testmethoden”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 april 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)  Besluit 2011/786/EU van de Commissie van 29 november 2011 inzake de veiligheidseisen waaraan Europese normen voor fietsen, kinderfietsen en bagagedragers voor fietsen krachtens Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten voldoen (PB L 319 van 2.12.2011, blz. 106).


AANBEVELINGEN

30.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/32


AANBEVELING (EU) 2015/682 VAN DE COMMISSIE

van 29 april 2015

betreffende de monitoring van de aanwezigheid van perchloraat in levensmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Perchloraat is van nature aanwezig in het milieu in nitraatafzettingen en potas; het kan in de atmosfeer worden gevormd, en neerslaan in de bodem en het grondwater. Het komt ook voor als milieuverontreinigende stof ten gevolge van het gebruik van stikstofhoudende meststoffen en ten gevolge van de vervaardiging, het gebruik en de verwijdering van ammoniumperchloraat dat wordt aangewend in brandstoffen voor raketten, explosieven, vuurwerk, vuurpijlen en toestellen voor het opblazen van airbags, alsook in andere industriële procedés. Perchloraat kan ook worden gevormd tijdens de afbraak van natriumhypochloriet dat is gebruikt om water te desinfecteren en kan de waterbevoorrading verontreinigen. Water, bodem en meststoffen worden beschouwd als mogelijke bronnen van perchloraatverontreiniging in levensmiddelen.

(2)

Het Panel voor contaminanten in de voedselketen (Contam-panel) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft een wetenschappelijk advies uitgebracht over de riciso's voor de volksgezondheid met betrekking tot de aanwezigheid van percholoraat in levensmiddelen (1). Het Contam-panel heeft geconcludeerd dat de chronische blootstelling aan perchloraat via voeding mogelijk zorgwekkend is, met name met betrekking tot grote consumenten in de jongere leeftijdsgroepen van de bevolking die een licht tot matig jodiumtekort hebben. Voorts is het mogelijk dat de kortetermijnblootstelling aan perchloraat zorgwekkend kan zijn voor zuigelingen die borstvoeding krijgen en peuters met een lage jodiuminname.

(3)

Het Contam-panel stelt dat er behoefte is aan meer gegevens over de aanwezigheid van perchloraat in levensmiddelen in Europa — in het bijzonder over de aanwezigheid ervan in groenten, zuigelingenvoeding, melk en zuivelproducten — om de onzekerheid in de risicobeoordeling verder te verminderen. Hoge gehalten zijn aangetroffen in Cucurbitaceae en bladgroenten, vooral bij exemplaren die in kassen/onder glas waren gekweekt. Er zijn onvoldoende gegevens over de aanwezigheid van perchloraat in levensmiddelen, met name gegevens uit levensmiddelenmonsters die na 1 september 2013 zijn genomen. De analyse van perchloraat in drinkwater zou indien mogelijk ook drinkwater moeten omvatten dat niet onder de in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (2) bepaalde definitie van een levensmiddel valt. Sinds 1 september 2013 zijn risicobeperkende maatregelen genomen en de gegevens over perchloraat uit latere monsters reflecteren beter het beginsel „zo laag als redelijkerwijs mogelijk” door goede praktijken (bijvoorbeeld het gebruik van meststoffen met lage perchloraatgehalten), en de huidige aanwezigheid van perchloraat in levensmiddelen.

(4)

Daarom moet de monitoring van de aanwezigheid van perchloraat in levensmiddelen worden aanbevolen,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

De lidstaten zouden met de actieve betrokkenheid van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven monitoring van de aanwezigheid van perchloraat in levensmiddelen moeten verrichten en met name in:

a)

fruit, groenten en verwerkte producten daarvan, met inbegrip van vruchtensappen;

b)

voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, bedoeld voor zuigelingen en peuters, zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3);

c)

gedroogde kruiden en specerijen; thee; kruiden- en vruchtenthee;

d)

dranken, met inbegrip van drinkwater.

2.

Om te verzekeren dat de monsters representatief zijn voor de bemonsterde partij, zouden de lidstaten voor bladgroenten de bemonsteringsprocedures moeten volgen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1882/2006 van de Commissie (4), en voor andere levensmiddelen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 333/2007 van de Commissie (5) vallen, die in deel B van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 333/2007.

3.

De volgende analysemethode zorgt voor betrouwbare resultaten:

„Quick Method for the Analysis of Residues of numerous Highly Polar Pesticides in Foods of Plant Origin involving Simultaneous Extraction with Methanol and LC-MS/MS Determination (QuPPe-Method) — Version 7.1” De methode kan op http://www.crl-pesticides.eu/library/docs/srm/meth_QuPPe.pdf worden gedownload.

Voorts zou het artikel „Analysis of Perchlorate in Food Samples of Plant Origin Applying the QuPPe-Method and LC-MS/MS” moeten worden geraadpleegd waarin wordt uitgelegd hoe de milieuverontreinigende stof perchloraat in de bovengenoemde QuPPe-multiresidumethode kan worden geïntegreerd. Het artikel kan op http://www.analytik-news.de/Fachartikel/Volltext/cvuase2.pdf worden gedownload.

De bepaalbaarheidsgrens voor de analyse van perchloraat zou niet hoger mogen zijn dan 2 μg/kg in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters, 10 μg/kg in andere levensmiddelen en 20 μg/kg in gedroogde kruiden, specerijen, thee en kruiden- en vruchtenthee.

4.

De lidstaten zouden met de actieve betrokkenheid van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven onderzoek moeten verrichten naar de factoren die leiden tot de aanwezigheid van perchloraat in levensmiddelen. Met name de analyse van de aanwezigheid van perchloraat in meststof, bodem, en irrigatie- en proceswater is passend in situaties waarin deze factoren van belang zijn.

5.

De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat de EFSA de analyseresultaten regelmatig en uiterlijk eind februari 2016 ontvangt, in het door de EFSA gevraagde formaat voor de indiening van gegevens en in overeenstemming met de richtsnoeren van de EFSA betreffende de standaardmonsterbeschrijving (Standard Sample Description — SSD) voor levensmiddelen en diervoeders (6) en de aanvullende specifieke rapportagevereisten van de EFSA.

Gedaan te Brussel, 29 april 2015.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  Contam-panel van de EFSA (EFSA-panel voor contaminanten in de voedselketen), 2014. Scientific Opinion on the risks to public health related to the presence of perchlorate in food, in particular fruits and vegetables. EFSA Journal 2014;12(10):3869, 106 blz. doi:10.2903/j.efsa.2014.3869.

(2)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing, en tot intrekking van Richtlijn 92/52/EEG van de Raad, Richtlijnen 96/8/EG, 1999/21/EG, 2006/125/EG en 2006/141/EG van de Commissie, Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 41/2009 en (EG) nr. 953/2009 van de Commissie (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 35).

(4)  Verordening (EG) nr. 1882/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle op het nitraatgehalte in bepaalde levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 25).

(5)  Verordening (EG) nr. 333/2007 van de Commissie van 28 maart 2007 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de gehalten aan lood, cadmium, kwik, anorganisch tin, 3-MCPD en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in levensmiddelen (PB L 88 van 29.3.2007, blz. 29).

(6)  http://www.efsa.europa.eu/en/datex/datexsubmitdata.htm