ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 102

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
21 april 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2015/612 van de Raad van 20 april 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 314/2004 inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

1

 

*

Verordening (EU) 2015/613 van de Raad van 20 april 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1183/2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 889/2005

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/614 van de Raad van 20 april 2015 tot uitvoering van artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1183/2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/615 van de Raad van 20 april 2015 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust

29

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/616 van de Commissie van 13 februari 2015 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 wat verwijzingen daarin naar Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreft

33

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/617 van de Commissie van 20 april 2015 tot 230e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qaida-netwerk

35

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/618 van de Commissie van 20 april 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

37

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/619 van de Commissie van 20 april 2015 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten en de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 april 2015 zijn ingediend en tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 616/2007

39

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2015/620 van de Raad van 20 april 2015 houdende wijziging van Besluit 2010/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo

43

 

*

Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2015/621 van de Raad van 20 april 2015 tot uitvoering van Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

63

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Reglement nr. 118 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme technische voorschriften voor het brandgedrag en/of het brandstof- of smeermiddelafstotende vermogen van materialen die bij de constructie van bepaalde categorieën motorvoertuigen worden gebruikt [2015/622]

67

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG ( PB L 347 van 20.12.2013 )

96

 

*

Rectificatie van de definitieve vaststelling (EU, Euratom) 2015/339 van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015 ( PB L 69 van 13.3.2015 )

96

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/1


VERORDENING (EU) 2015/612 VAN DE RAAD

van 20 april 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 314/2004 inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De maatregelen van de Unie tot uitvoering van Besluit 2011/101/GBVB van de Raad (1), waaronder de bevriezing van tegoeden en economische middelen van bepaalde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen, zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 314/2004 (2).

(2)

In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 314/2004 worden de personen en entiteiten vermeld waarvoor de bevriezing van de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden geschorst.

(3)

Op 19 februari 2015 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2015/277 (3) vastgesteld, waarbij de namen van vijf overleden personen worden geschrapt uit de bijlagen I en II bij Besluit 2011/101/GBVB.

(4)

Deze maatregel valt onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om de uniforme toepassing ervan in alle lidstaten te verzekeren.

(5)

Op 19 februari 2015 zijn bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/275 van de Commissie (4) de namen van deze vijf overleden personen geschrapt uit bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004.

(6)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 314/2004 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 314/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 20 april 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Besluit 2011/101/GBVB van 15 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (PB L 42 van 16.2.2011, blz. 6).

(2)  Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad van 19 februari 2004 inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (PB L 55 van 24.2.2004, blz. 1).

(3)  Besluit (GBVB) 2015/277 van de Raad van 19 februari 2015 houdende wijziging van Besluit 2011/101/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (PB L 47 van 20.2.2015, blz. 20).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/275 van de Commissie van 19 februari 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad betreffende bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (PB L 47 van 20.2.2015, blz. 15).


BIJLAGE

In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 314/2004 worden de namen van de volgende natuurlijke personen geschrapt uit het deel „I. Personen”:

I.   Personen

 

Naam (en eventuele aliassen)

 

Chindori-Chininga, Edward Takaruza

 

Karakadzai, Mike Tichafa

 

Sakupwanya, Stanley Urayayi

 

Sekeramayi, Lovemore

 

Shamuyarira, Nathan Marwirakuwa


21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/3


VERORDENING (EU) 2015/613 VAN DE RAAD

van 20 april 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1183/2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 889/2005

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2010/788/GBVB van de Raad van 20 december 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/369/GBVB (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad (2) wordt uitvoering gegeven aan Besluit 2010/788/GBVB en worden bepaalde maatregelen vastgesteld tegen personen die in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo („DRC”) handelen, onder meer de bevriezing van hun tegoeden.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 889/2005 van de Raad (3) worden bepaalde beperkende maatregelen vastgesteld betreffende het verbod op het verstrekken van technische en financiële bijstand in verband met militaire activiteiten in de Democratische Republiek Congo, overeenkomstig Besluit 2010/788/GBVB van de Raad.

(3)

Bij Resolutie 2198 (2015) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zijn de criteria gewijzigd voor de aanwijzing van personen en entiteiten waarvoor de beperkende maatregelen van de punten 9 en 11 van Resolutie 1807 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties gelden. Bij Besluit (GBVB) 2015/620 van de Raad (4) besloot de Raad de reikwijdte van die criteria dienovereenkomstig uit te breiden.

(4)

Deze maatregel valt onder het toepassingsgebied van het Verdrag en regelgeving op het niveau van de Unie is noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, in het bijzonder om te garanderen dat zij in alle lidstaten door de marktdeelnemers uniform wordt toegepast. Bijgevolg dient Verordening (EG) nr. 1183/2005 dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(5)

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 889/2005 moeten worden opgenomen in Verordening (EG) nr. 1183/2005 en Verordening (EG) nr. 889/2005 moet worden ingetrokken.

(6)

Sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1183/2005 dienen tevens in overeenstemming te worden gebracht met standaardformuleringen in recente rechtshandelingen met betrekking tot beperkende maatregelen inzake aansprakelijkheid, voldoening van vorderingen en het omzeilen van verbodsbepalingen.

(7)

Verordening (EG) nr. 1183/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1183/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „vordering”: elke vóór of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingediende vordering, ook wanneer deze de vorm van een rechtsvordering heeft, die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van een contract of transactie, en met name:

i)

een vordering tot nakoming van een verplichting die voortvloeit uit of verband houdt met een contract of transactie;

ii)

een vordering tot verlenging of uitbetaling van obligaties, financiële garanties of contragaranties, ongeacht de vorm;

iii)

een vordering tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie;

iv)

een tegenvordering;

v)

een vordering, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of arbitrale uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak;

b)   „contract of transactie”: elke verrichting, ongeacht de vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dit verband worden onder „contract” tevens begrepen alle — ook de uit juridisch oogpunt op zichzelf staande — met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortvloeiende of daarmee verband houdende bepalingen;

c)   „bevoegde autoriteiten”: de bevoegde autoriteiten van de lidstaten als aangegeven op de websites die zijn vermeld in bijlage II;

d)   „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

e)   „bevriezing van economische middelen”: voorkomen dat economische middelen worden gebruikt om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren;

f)   „bevriezing van tegoeden”: voorkoming van mutatie, overmaking, wijziging, gebruik of inzet van of omgang met tegoeden, op welke wijze ook, met als gevolg wijziging van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk wordt gemaakt;

g)   „tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

i)

contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

ii)

deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

iii)

in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

iv)

rente, dividend of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

v)

krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

vi)

kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven; alsmede

vii)

bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen;

h)   „technische bijstand”: elke technische steun in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, assemblage, beproeving, onderhoud of enige andere technische dienst, in de vorm van instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden of adviesdiensten, met inbegrip van mondelinge vormen van bijstand;

i)   „tussenhandeldiensten”:

i)

het onderhandelen over of regelen van transacties met het oog op de aankoop, verkoop of levering van goederen en technologie, of van financiële en technische diensten, van een derde land aan een ander derde land, of

ii)

het verkopen of aankopen van goederen en technologie, of van financiële en technische diensten, die zich in derde landen bevinden, met het oog op de overbrenging ervan naar een ander derde land;

j)   „grondgebied van de Unie”: het grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.”

.

2)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 1 bis

1.   Er geldt een verbod op het direct of indirect verlenen van:

a)

technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met goederen en technologie die op de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie (*) („gemeenschappelijke lijst van militaire goederen”) worden vermeld, of in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van op die lijst vermelde goederen, aan niet-gouvernementele entiteiten of personen die actief zijn op het grondgebied van de Democratische Republiek Congo („DRC”);

b)

financiering of financiële bijstand in verband met de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van goederen en technologie die op de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen worden vermeld, met inbegrip van in het bijzonder subsidies, leningen en exportkredietverzekering, verzekering en herverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van deze goederen, of voor de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand of tussenhandeldiensten, aan niet-gouvernementele entiteiten of personen die actief zijn op het grondgebied van de Democratische Republiek Congo.

2.   Het verstrekken van technische bijstand, financiering of financiële bijstand, of tussenhandeldiensten aan een niet-gouvernementele of andere persoon, entiteit of orgaan in de Democratische Republiek Congo, of voor het gebruik in de Democratische Republiek Congo — met uitzondering van het verstrekken van dergelijke bijstand aan de Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo („MONUSCO”) of de regionale taskforce van de Afrikaanse Unie overeenkomstig artikel 1 ter, lid 1 — moet vooraf aan het krachtens punt 8 van Resolutie 1533 (2004) van de VN-Veiligheidsraad opgerichte Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties („Sanctiecomité”) worden gemeld. Die kennisgevingen moeten alle relevante gegevens bevatten, waaronder, indien van toepassing, de eindgebruiker, de voorgenomen leveringsdatum en de route van de zending.

Artikel 1 ter

1.   In afwijking van artikel 1 bis kunnen de bevoegde autoriteiten toestemming verlenen voor het verstrekken van:

a)

technische bijstand, financiering of financiële bijstand of tussenhandeldiensten in verband met wapens en aanverwant materieel die uitsluitend bestemd zijn voor ondersteuning van of gebruik door MONUSCO;

b)

technische bijstand, financiering of financiële bijstand of tussenhandeldiensten in verband met niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend bestemd is voor humanitair gebruik of beschermingsdoeleinden, op voorwaarde dat die bijstand of dienstverlening overeenkomstig artikel 1 bis, lid 2, vooraf aan het Sanctiecomité is gemeld;

c)

technische bijstand, financiering of financiële bijstand of tussenhandeldiensten in verband met wapens en aanverwant materieel die uitsluitend bestemd zijn voor ondersteuning van of gebruik door de regionale taskforce van de Afrikaanse Unie.

2.   Er worden geen vergunningen afgegeven voor activiteiten die reeds hebben plaatsgevonden.

(*)  PB C 69 van 18.3.2010, blz. 19.”"

.

3)

Artikel 2, lid 3, wordt geschrapt.

4)

Artikel 2 bis, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Bijlage I omvat natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvoor door het Sanctiecomité is vastgesteld dat zij handelingen verrichten of steunen die de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van de Democratische Republiek Congo ondermijnen. Deze handelingen omvatten onder meer:

a)

handelen in strijd met het wapenembargo of daarmee verband houdende maatregelen, als bedoeld in artikel 1 van Besluit 2010/788/GBVB en artikel 1 bis van deze verordening;

b)

optreden als politieke en militaire leiders van buitenlandse gewapende groeperingen die in de Democratische Republiek Congo actief zijn en de ontwapening en de vrijwillige repatriëring of hervestiging van tot deze groepen behorende strijders belemmeren;

c)

optreden als politieke en militaire leiders van Congolese milities, waaronder degenen die steun van buiten de Democratische Republiek Congo ontvangen, die de deelneming van hun strijders aan het ontwapenings-, demobilisatie- en re-integratieproces belemmeren;

d)

kinderen rekruteren of inzetten in gewapende conflicten, en daarbij de toepasselijke internationale wetgeving overtreden;

e)

betrokken zijn bij het beramen, leiden of plegen van doelgerichte aanvallen op kinderen en vrouwen in gewapende conflicten, waarbij die kinderen en vrouwen worden gedood of verminkt, verkrachting en ander seksueel geweld, ontvoering, gedwongen verplaatsing, of aanvallen op scholen en ziekenhuizen;

f)

de toegang tot of de verdeling van humanitaire hulp in de Democratische Republiek Congo belemmeren;

g)

personen en entiteiten met inbegrip van gewapende groeperingen ondersteunen die betrokken zijn bij destabiliserende activiteiten in de Democratische Republiek Congo door middel van illegale handel in natuurlijke hulpbronnen, waaronder goud of wilde planten en dieren en producten daarvan;

h)

handelen namens of in opdracht van een aangewezen persoon of entiteit, of namens of in opdracht van een entiteit die eigendom is van of gecontroleerd wordt door een aangewezen persoon of entiteit;

i)

beramen, leiden, steunen of plegen van aanvallen tegen de vredeshandhavers van MONUSCO of VN-personeel;

j)

financiële, materiële of technologische ondersteuning verlenen voor, of goederen en diensten leveren aan een aangewezen persoon of entiteit.”

.

5)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

1.   Bevriezing van tegoeden of economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die te goeder trouw wordt uitgevoerd in overeenstemming met deze verordening, mag geen aanleiding geven tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam die deze maatregel implementeert, of van de directeuren of werknemers daarvan, tenzij wordt aangetoond dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren.

2.   Handelingen van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen mogen geen aanleiding geven tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokkenen, indien zij niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun handelingen een inbreuk zouden vormen op de bij deze verordening ingestelde verbodsmaatregelen.”

.

6)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 7 bis

1.   Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van onderhavige verordening zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

a)

de in bijlage I opgenomen natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

b)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die handelen voor rekening of ten behoeve van een van de onder a) bedoelde personen, entiteiten of lichamen.

2.   In de procedure waartoe een vordering aanleiding geeft, wordt het bewijs dat de vordering niet op grond van lid 1 hoort te worden afgewezen, door de eisende natuurlijke persoon, rechtspersoon of entiteit of het eisende lichaam geleverd.

3.   Dit artikel geldt onverminderd het recht van de in lid 1 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen op toetsing door de rechter van de rechtmatigheid van de niet-nakoming van contractuele verplichtingen in overeenstemming met onderhavige verordening.

Artikel 7 ter

Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de in de artikelen 1 bis en 2 opgenomen maatregelen worden omzeild.”

.

7)

Bijlage II wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 889/2005 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 20 april 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 336 van 21.12.2010, blz. 30.

(2)  Verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad van 18 juli 2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo (PB L 193 van 23.7.2005, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 889/2005 van de Raad van 13 juni 2005 tot vaststelling van bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Republiek Congo en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1727/2003 (PB L 152 van 15.6.2005, blz. 1).

(4)  Besluit (GBVB) 2015/620 van de Raad van 20 april 2015 tot wijziging van Besluit 2010/788/GBVB van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo (zie bladzijde 43 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE

„BIJLAGE II

Websites met informatie over de bevoegde autoriteiten en adres voor kennisgeving aan de Europese Commissie

BELGIË

http://www.diplomatie.be/eusanctions

BULGARIJE

http://www.mfa.bg/en/pages/135/index.html

TSJECHIË

http://www.mfcr.cz/mezinarodnisankce

DENEMARKEN

http://um.dk/da/politik-og-diplomati/retsorden/sanktioner/

DUITSLAND

http://www.bmwi.de/DE/Themen/Aussenwirtschaft/aussenwirtschaftsrecht,did=404888.html

ESTLAND

http://www.vm.ee/est/kat_622/

IERLAND

http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id =28519

GRIEKENLAND

http://www.mfa.gr/en/foreign-policy/global-issues/international-sanctions.html

SPANJE

http://www.exteriores.gob.es/Portal/es/PoliticaExteriorCooperacion/GlobalizacionOportunidadesRiesgos/Documents/ORGANISMOS%20COMPETENTES%20SANCIONES%20INTERNACIONALES.pdf

FRANKRIJK

http://www.diplomatie.gouv.fr/autorites-sanctions/

KROATIË

http://www.mvep.hr/sankcije

ITALIË

http://www.esteri.it/MAE/IT/Politica_Europea/Deroghe.htm

CYPRUS

http://www.mfa.gov.cy/sanctions

LETLAND

http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

LITOUWEN

http://www.urm.lt/sanctions

LUXEMBURG

http://www.mae.lu/sanctions

HONGARIJE

http://2010-2014.kormany.hu/download/b/3b/70000/ENSZBT-ET-szankcios-tajekoztato.pdf

MALTA

https://www.gov.mt/en/Government/Government%20of%20Malta/Ministries%20and%20Entities/Officially%20Appointed%20Bodies/Pages/Boards/Sanctions-Monitoring-Board-.aspx

NEDERLAND

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-sancties

OOSTENRIJK

http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id =12750&LNG = en&version=

POLEN

http://www.msz.gov.pl

PORTUGAL

http://www.portugal.gov.pt/pt/os-ministerios/ministerio-dos-negocios-estrangeiros/quero-saber-mais/sobre-o-ministerio/medidas-restritivas/medidas-restritivas.aspx

ROEMENIË

http://www.mae.ro/node/1548

SLOVENIË

http://www.mzz.gov.si/si/omejevalni_ukrepi

SLOWAKIJE

http://www.mzv.sk/sk/europske_zalezitosti/europske_politiky-sankcie_eu

FINLAND

http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

ZWEDEN

http://www.ud.se/sanktioner

VERENIGD KONINKRIJK

https://www.gov.uk/sanctions-embargoes-and-restrictions

Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie:

Europese Commissie

Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid (FPI)

EEAS 02/309

1049 Brussel

BELGIË

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu”


21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/614 VAN DE RAAD

van 20 april 2015

tot uitvoering van artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1183/2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad van 18 juli 2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo (1), en met name artikel 9, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 18 juli 2005 Verordening (EG) nr. 1183/2005 aangenomen.

(2)

Op 5 februari 2015 heeft het comité van de Veiligheidsraad dat is ingesteld krachtens Resolutie 1533 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties betreffende de Democratische Republiek Congo een bijgewerkte lijst uitgebracht van personen en entiteiten die het voorwerp uitmaken van beperkende maatregelen.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1183/2005 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1183/2005 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 20 april 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 193 van 23.7.2005, blz. 1.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

a)

Lijst van de in de artikelen 2 en 2 bis bedoelde personen

1.   Eric BADEGE

Geboortedatum: 1971.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 31 december 2012.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Volgens het door de Groep deskundigen voor de Democratische Republiek Congo op 15 november 2012 uitgebrachte eindverslag „was luitenant-kolonel Eric Badege een contactpunt geworden van M23 in Masisi, en voerde hij het bevel over gezamenlijke acties …”, samen met een andere militaire leider. Daarnaast kon door „een aantal gecoördineerde aanslagen van luitenant-kolonel Badege in augustus [2012] een aanzienlijk deel van het Masisi-gebied door M23 worden gedestabiliseerd …”. Volgens voormalige strijders stond luitenant-kolonel Badege … onder het bevel van kolonel Makenga toen hij de aanvallen orkestreerde. Als militair bevelhebber van M23 is Badege verantwoordelijk voor ernstige schendingen waarbij vrouwen en kinderen het doelwit zijn in gewapende conflicten. Volgens het verslag van de Groep deskundigen van november 2012, hebben zich meerdere grote incidenten van willekeurige moordpartijen van burgers, onder wie vrouwen en kinderen, voorgedaan. Sedert mei 2012 hebben de Raia Mutomboki onder het bevel van M23 tijdens gecoördineerde aanslagen honderden burgers gedood. Badege heeft in augustus gezamenlijke aanslagen gepleegd waarbij burgers willekeurig zijn vermoord. In het verslag van de Groep deskundigen van november 2012 staat dat Badege en kolonel Makoma Semivumbi Jacques deze aanslagen gezamenlijk hebben georganiseerd.

Volgens het verslag van de Groep deskundigen hebben lokale leiders van Masisi verklaard dat Badege het bevel voerde over deze aanvallen van de Raia Mutomboki. Volgens een artikel van Radio Okapi van 28 juli 2012, „heeft de beheerder van Masisi op zaterdag 28 juli medegedeeld dat de bevelhebber van het 2e bataljon van het 410e FARDC-regiment in Nyabiondo — ongeveer dertig kilometer ten noordwesten van Goma in Noord-Kivu — overgelopen is. Naar zijn zeggen was kolonel Eric Badege op vrijdag met meer dan honderd soldaten op weg naar Rubaya, 80 km ten noorden van Nyabiondo. Deze informatie is door meerdere bronnen bevestigd.” Volgens een artikel van de BBC van 23 november 2012, is M23 opgericht toen voormalige leden van het CNDP die in de FARDC geïntegreerd waren, begonnen te protesteren tegen de slechte omstandigheden en de bezoldiging, en tegen het feit dat het vredesakkoord van 23 maart 2009 tussen het CNDP en de DRC, dat tot de integratie van de CNDP in de FARDC leidde, niet volledig was uitgevoerd. Volgens het IPIS-rapport van november 2012, is M23 betrokken geweest bij actieve militaire operaties om de controle te verwerven over het oostelijke deel van de DRC. M23 en de FARDC hebben op 24 en 25 juli 2012 om de controle van verschillende steden en dorpen in Oost-Congo gestreden; M23 heeft de FARDC op 26 juli 2012 in Rumangabo aangevallen; M23 heeft de FARDC op 17 november 2012 uit Kibumba verdreven, en op 20 november 2012 de controle over Goma verworven. Volgens het verslag van de Groep deskundigen van november 2012 beweren meerdere voormalige M23-strijders dat leiders van M23 standrechtelijk tientallen kinderen hebben geëxecuteerd die poogden te ontsnappen nadat zij door M23 als kindsoldaten waren gerekruteerd. Volgens een rapport van Human Rights Watch (HRW) van 11 september 2012 heeft een Rwandese man van 18, die na een gedwongen rekrutering in Rwanda was ontsnapt, HRW meegedeeld dat hij getuige is geweest van de executie van een 16-jarige jongen van zijn eenheid bij M23 die in juni had geprobeerd te vluchten. De jongen werd gevangengenomen en voor de ogen van andere rekruten door strijders van M23 doodgeslagen.

Een bevelhebber van M23 die deze moordpartij had bevolen, zou als verklaring voor deze moord de overige rekruten gezegd hebben dat „hij ons in de steek wilde laten”. Het rapport maakt ook melding van getuigen die beweren dat ten minste 33 nieuwe rekruten en andere M23-strijders bij een ontsnappingspoging standrechtelijk zouden zijn geëxecuteerd. Sommigen werden vastgebonden en voor de ogen van andere rekruten doodgeschoten, als voorbeeld van de straf die hen mogelijk te wachten stond. Een jonge rekruut vertelde HRW het volgende: „toen we bij M23 waren, werd ons gezegd [dat we de keuze hadden] en dat we bij hen konden blijven of sterven. Velen probeerden te ontsnappen. Sommigen werden gepakt, en werden onmiddellijk gedood.”.

2.   Frank Kakolele BWAMBALE

(ook bekend als: a) Frank Kakorere, b) Frank Kakorere Bwambale, c) Aigle Blanc)

Hoedanigheid: Generaal bij de FARDC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Heeft het CNDP in januari 2008 verlaten. Verblijft sinds juni 2011 in Kinshasa. Sinds 2010 lijkt generaal Kakolele betrokken bij activiteiten voor het „Programme de Stabilisation et Reconstruction des Zones Sortant des Conflits Armés” (STAREC) van de regering van de DRC, inclusief deelname aan een missie vanuit dit STAREC naar Goma en Beni in maart 2011. De autoriteiten van de DRC hebben hem in december 2013 in Beni, Noord-Kivu, gearresteerd omdat hij het ontwapenings-, demobilisatie- en reïntegratieproces (DDR) zou blokkeren.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Voormalig leider van RCD-ML, heeft invloed op het beleid van deze organisatie en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van, de strijdkrachten van de RCD-ML, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Generaal bij de FARDC, vanaf juni 2011 zonder militaire functie. Heeft het CNDP in januari 2008 verlaten. Verblijft sinds juni 2011 in Kinshasa. Sinds 2010 lijkt generaal Kakolele betrokken bij activiteiten voor het „Programme de Stabilisation et Reconstruction des Zones Sortant des Conflits Armés” (STAREC) van de regering van de DRC, inclusief deelname aan een missie vanuit dit STAREC naar Goma en Beni in maart 2011.

3.   Gaston IYAMUREMYE

(ook bekend als: a) Byiringiro Victor Rumuli, b) Victor Rumuri, c) Michel Byiringiro, d) Rumuli)

Hoedanigheid: a) voorzitter van de FDLR en b) tweede vicevoorzitter van de FDLR-FOCA.

Adres: Opereert sinds juni 2014 vanuit Kalonge, provincie Noord-Kivu.

Geboortedatum: 1948.

Geboorteplaats: a) Musanze District, Northern Province, Rwanda, b) Ruhengeri, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 december 2010.

Andere informatie: Brigadegeneraal.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Volgens verscheidene bronnen, waaronder de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad, is Gaston Iyamuremye de tweede vicevoorzitter van de FDLR en wordt hij beschouwd als een kernlid van de militaire en politieke leiding van de FDLR. Gaston Iyamuremye leidde tevens het kantoor van Ignace Murwanashyaka (voorzitter van de FDLR) in Kibua (DRC) tot december 2009. FDLR-voorzitter en 2e vicevoorzitter van FDLR-FOCA vanaf juni 2011, opereert vanuit Kalonge, provincie Noord-Kivu.

4.   Innocent KAINA

(ook bekend als: a) Colonel Innocent Kaina, b) India Queen)

Geboorteplaats: Bunagana, gebied Rutshuru, DRC.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 30 november 2012.

Andere informatie: In Rwanda sinds einde 2014.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Innocent Kaina is momenteel een sectorcommandant in de „Mouvement du 23 MARS (M23)”. Hij is verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal recht en heeft zelf ook schendingen begaan. Kaina werd in juli 2007 door het militair tribunaal van het garnizoen Kinshasa schuldig bevonden aan misdrijven tegen de menselijkheid, begaan in het district Ituri tussen mei 2003 en december 2005. Hij werd in 2009 vrijgelaten als onderdeel van het vredesakkoord tussen de Congolese regering en het CNDP. Als lid van de FARDC heeft hij zich in 2009 schuldig gemaakt aan executies, ontvoeringen en verminkingen in het Masisigebied. Als commandant onder het bevel van generaal Ntaganda heeft hij de aanzet gegeven tot de muiterij van de voormalige leden van de CNDP in het Rutshurugebied in april 2012. Hij zorgde ervoor dat de muiters veilig uit het Masisigebied konden ontkomen. Tussen mei en augustus 2012 zag hij toe op de rekrutering en de opleiding van meer dan 150 kinderen voor M23, en schoot hij de jongens die hadden geprobeerd te ontsnappen dood. In juli 2012 reisde hij naar Berunda en Degho met het oog op mobilisatie- en rekruteringsactiviteiten in het kader van M23.

5.   Jérôme KAKWAVU BUKANDE

(ook bekend als: a) Jérôme Kakwavu, b) Commandant Jérôme)

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Heeft sinds december 2004 de rang van generaal bij de FARDC. Sinds juni 2011 in hechtenis in de Makalagevangenis in Kinshasa. Sinds 25 maart 2011 staat de heer Kakwavu voor het hoge militaire gerechtshof te Kinshasa terecht voor oorlogsmisdaden. In november 2014 door een militaire rechtbank van de DRC veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf wegens verkrachting, moord en foltering.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Voormalig voorzitter van de UCD/FAPC. De FAPC beheerst illegale grensovergangen tussen Uganda en de DRC — een belangrijke transitroute voor wapenhandel. Als hoofd van de FAPC had hij invloed op het beleid van die organisatie en voerde hij het commando over, en controleert hij de activiteiten van, de strijdkrachten van de FAPC, die betrokken waren bij wapensmokkel en bijgevolg het wapenembargo schenden. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor de rekrutering en inzet van kinderen in Ituri in 2002. Hij is een van de vijf hoge officieren van de FARDC die werden beschuldigd van ernstige misdrijven met seksueel geweld en wier dossiers door de Veiligheidsraad bij zijn bezoek in 2009 onder de aandacht van de regering zijn gebracht. Heeft sinds december 2004 de rang van generaal bij de FARDC. Sinds juni 2011 in hechtenis in de Makalagevangenis in Kinshasa. Vanaf 25 maart 2011 staat de heer Kakwavu voor het hoge militaire gerechtshof the Kinshasa terecht voor oorlogsmisdaden.

6.   Germain KATANGA

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: In december 2004 benoemd tot generaal bij de FARDC. Op 18 oktober 2007 door de regering van de DRC overgeleverd aan het Internationaal Strafhof. In mei 2014 door het Internationaal Strafhof veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Zit momenteel in de gevangenis in Nederland.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Hoofd van de FRPI. Is betrokken bij wapenhandel en schendt bijgevolg het wapenembargo. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor de rekrutering en inzet van kinderen in Ituri van 2002 tot en met 2003. In december 2004 benoemd tot generaal bij de FARDC. Op 18 oktober 2007 door de regering van de DRC overgeleverd aan het Internationaal Strafhof. Zijn proces is begonnen in november 2009.

7.   Thomas LUBANGA

Geboorteplaats: Ituri, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: In maart 2005 gearresteerd in Kinshasa in verband met de betrokkenheid van de UPC/L bij mensenrechtenschendingen. Op 17 maart 2006 aan het ICC overgedragen. In maart 2012 door het ICC schuldig bevonden en veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf. Op 1 december 2014 hebben de raadsheren van het ICC de veroordeling en het vonnis jegens Lubanga bevestigd. Zit momenteel in de gevangenis in Nederland.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

voorzitter van de UPC/L, een van de gewapende groepen en milities bedoeld in punt 20 van Resolutie 1493 (2003) die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor de rekrutering en inzet van kinderen in Ituri van 2002 tot en met 2003. In maart 2005 gearresteerd in Kinshasa in verband met de betrokkenheid van de UPC/L bij mensenrechtenschendingen. Door de Congolese autoriteiten overgedragen aan het ICC op 17 maart 2006. Zijn proces is begonnen in januari 2009 en wordt naar verwacht in 2011 afgesloten. In maart 2012 door het ICC schuldig bevonden en veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf. Heeft beroep aangetekend tegen het vonnis van het ICC.

8.   Sultani MAKENGA

(ook bekend als: a) Makenga, Colonel Sultani, b) Makenga, Emmanuel Sultani)

Geboortedatum: 25 december 1973.

Geboorteplaats: Rutshuru, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 13 november 2012.

Andere informatie: Een militair leider van de groepering „Mouvement du 23 mars (M23)” die in de Democratische Republiek Congo opereert. In Rwanda sinds einde 2014.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Sultani Makenga is een militair leider van de groepering „Mouvement du 23 mars (M23)” die in de Democratische Republiek Congo (DRC) opereert. Als leider van M23 (ook bekend als het Congolese revolutionaire leger) heeft Sultani Makenga ernstige schendingen van het internationale recht begaan en is hij verantwoordelijk voor dergelijke schendingen, waarbij kinderen en vrouwen het doelwit zijn in gewapende conflicten, worden gedood en verminkt, en het slachtoffer zijn van seksueel geweld, ontvoering en gedwongen verplaatsing. Hij is tevens verantwoordelijk voor schendingen van het internationaal recht in verband met activiteiten van M23 waarbij kinderen worden gerekruteerd of gebruikt in gewapende conflicten in de DRC. M23 heeft onder het bevel van Sultani Makenga op grote schaal wreedheden begaan tegen de burgerbevolking van de DRC. Volgens getuigenissen en rapporten hebben de militanten die onder het bevel van Sultani Makenga opereerden, in het gehele Rutshurugebied vrouwen en kinderen (sommigen slechts 8 jaar oud) verkracht als onderdeel van een strategie om de controle over het Rutshurugebied te consolideren. Onder het bevel van Makenga heeft M23 grootschalige campagnes van gedwongen rekrutering van kinderen in de DRC en in de regio gevoerd, en werden talloze kinderen gedood, verminkt of gewond. Vele van de onder dwang gerekruteerde kinderen waren jonger dan 15 jaar. Makenga zou voorts wapens en aanverwant materiaal hebben ontvangen, wat in strijd is met de maatregelen van de DRC ter handhaving van het wapenembargo, onder meer nationale ordonnanties inzake de invoer en het bezit van wapens en aanverwant materiaal. Bij Makenga's acties als leider van M23 werden onder meer ernstige schendingen van het internationaal recht en wreedheden tegen de burgerbevolking van de DRC begaan, en werd de situatie van onveiligheid, ontheemding en conflict in de regio nog verergerd. Een militair leider van de groepering „Mouvement du 23 mars (M23)” die in de Democratische Republiek Congo opereert.

9.   Khawa Panga MANDRO

(ook bekend als: a) Kawa Panga, b) Kawa Panga Mandro, c) Kawa Mandro, d) Yves Andoul Karim, e) Yves Khawa Panga Mandro, f) Mandro Panga Kahwa, g) „Chief Kahwa”, h) „Kawa”)

Geboortedatum: 20 augustus 1973.

Geboorteplaats: Bunia, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Gevangen te Bunia sinds april 2005 wegens sabotage van het vredesproces van Ituri. Is in oktober 2005 aangehouden door de Congolese autoriteiten, vrijgesproken door het Hof van Beroep in Kisangani, vervolgens overgedragen aan de gerechtelijke autoriteiten in Kinshasa vanwege een nieuwe aanklacht wegens misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden, zware mishandeling. In augustus 2014 heeft een militaire rechtbank van de DRC in Kisangani hem veroordeeld wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, en hem veroordeeld tot 9 jaar gevangenisstraf en tot schadevergoeding van zijn slachtoffers voor ongeveer 85 000 dollar.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Voormalig voorzitter van de UPC/L, een van de gewapende groepen en milities bedoeld in punt 20 van Resolutie 1493 (2003) die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor de rekrutering en inzet van kinderen van 2001 tot en met 2002. Gevangen te Bunia sinds april 2005 wegens sabotage van het vredesproces van Ituri. Is in oktober 2005 aangehouden door de Congolese autoriteiten, vrijgesproken door het Hof van Beroep in Kisangani, vervolgens overgedragen aan de gerechtelijke autoriteiten in Kinshasa vanwege een nieuwe aanklacht wegens misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden, zware mishandeling. Sinds juni 2011 in hechtenis in de centrale Makalagevangenis in Kinshasa.

10.   Callixte MBARUSHIMANA

Geboortedatum: 24 juli 1963.

Geboorteplaats: Ndusu/Ruhengeri, provincie Nord, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 3 maart 2009.

Andere informatie: Gearresteerd te Parijs op 3 oktober 2010 krachtens een arrestatiebevel van het ICC wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid door troepen van de FDLR in de Kivuprovincies in 2009, en op 25 januari 2011 overgebracht naar Den Haag, maar eind 2011 door het ICC vrijgelaten.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Tot zijn aanhouding uitvoerend secretaris van de FDLR en vicevoorzitter van het militaire opperbevel van de FDLR. Politiek/militair aanvoerder van een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de Democratische Republiek Congo, die de ontwapening en de vrijwillige repatriëring en hervestiging van strijders belemmert, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder b). Gearresteerd te Parijs op 3 oktober 2010 krachtens een arrestatiebevel van het ICC wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid door troepen van de FDLR in de Kivuprovincies in 2009, en op 25 januari 2011 overgebracht naar Den Haag.

11.   Iruta Douglas MPAMO

(ook bekend als: a) Doulas Iruta Mpamo, b) Mpano)

Adres: Gisenyi, Rwanda (sinds juni 2011).

Geboortedatum: a) 28 december 1965, b) 29 december 1965.

Geboorteplaats: a) Bashali, Masisi, DRC, b) Goma, DRC, c) Uvira, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Geen beroepsactiviteit bekend sinds het verongelukken van twee van de door de Great Lakes Business Company (GLBC) beheerde vliegtuigen.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Eigenaar/manager van de „Compagnie Aérienne des Grands Lacs” en van de „Great Lakes Business Company”, waarvan vliegtuigen zijn gebruikt om bijstand te verlenen aan gewapende groepen en milities die in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) worden genoemd. Is ook verantwoordelijk voor het achterhouden van vlucht- en ladinggegevens, kennelijk met de bedoeling het wapenembargo te helpen omzeilen. Geen beroepsactiviteit bekend sinds het verongelukken van twee van de door de Great Lakes Business Company (GLBC) beheerde vliegtuigen.

12.   Sylvestre MUDACUMURA

(ook bekend als: a) Mupenzi Bernard, b) General Major Mupenzi, c) General Mudacumura, d) Radja)

Adres: Kikoma-woud, bij Bogoyi, Walikale, Noord-Kivu, DRC (sinds juni 2011).

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Militair bevelhebber van het FDLR-FOCA, en tevens politieke eerste vicevoorzitter en hoofd van het opperbevel van het FOCA, waardoor hij sinds de aanhouding van de leiders van het FOCA in Europa de functies van militair en politiek leider combineerde. Heeft sinds 2014 zijn basis in het hoofdkwartier van de FDLR in Nganga, Noord-Kivu.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Militair bevelhebber van de FDLR, heeft invloed op het beleid van deze organisatie en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van, de strijdkrachten van de FDLR, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Mudacumura (of een lid van zijn staf) voerde telefoongesprekken met FDLR-leider Murwanashyaka in Duitsland, onder meer op het tijdstip van het bloedbad in Busurungi in mei 2009, en met militair commandant majoor Guillaume tijdens de operaties Umoja Wetu en Kimia II in 2009. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor 27 gevallen van rekrutering en inzet van kinderen door troepen onder zijn bevel in Noord-Kivu van 2002 tot en met 2007. Militair bevelhebber van het FDLR-FOCA, en tevens politieke eerste vicevoorzitter en hoofd van het opperbevel van het FOCA, waardoor hij sinds de aanhouding van de leiders van het FOCA in Europa de functies van militair en politiek leider combineerde.

13.   Leodomir MUGARAGU

(ook bekend als: a) Manzi Leon, b) Leo Manzi)

Adres: FDLR-hoofdkwartier in het Kikoma-woud, bij Bogoyi, Walikale, Noord-Kivu, DRC (vanaf juni 2011).

Geboortedatum: a) 1954, b) 1953.

Geboorteplaats: a) Kigali, Rwanda, b) Rushashi, provincie Nord, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 december 2010.

Andere informatie: Chef-staf van het FDLR-FOCA, belast met administratieve aangelegenheden.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Volgens inlichtingen uit open bronnen en officiële rapporten is Leodomir Mugaragu chef-staf van de Forces Combattantes Abucunguzi/Combatant Force for the Liberation of Rwanda (FOCA), de gewapende vleugel van de FDLR. Volgens officiële rapporten is Mugaragu een belangrijk strateeg voor de militaire operaties van de FDLR in het oosten van de DRC. Chef-staf van het FDLR-FOCA, belast met administratieve aangelegenheden.

14.   Leopold MUJYAMBERE

(ook bekend als: a) Musenyeri, b) Achille, c) Frere Petrus Ibrahim)

Adres: Nyakaleke (zuidoosten van Mwenga), Zuid-Kivu, DRC.

Geboortedatum: a) 17 maart 1962, b) Rond 1966.

Geboorteplaats: Kigali, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 3 maart 2009.

Andere informatie: Sinds eind 2014 dienstdoend plaatsvervangend bevelhebber van het FDLR/FOCA, gebaseerd in Nganga, Noord-Kivu.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Commandant van de tweede divisie van de FOCA/de Reservebrigades (een gewapende tak van de FDLR). Militair aanvoerder van een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de Democratische Republiek Congo, belemmert de ontwapening en de vrijwillige repatriëring en hervestiging van strijders, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder b). Uit bewijsmateriaal dat is bijeengebracht door de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad en is opgenomen in haar rapport van 13 februari 2008 blijkt dat uit handen van het FDLR-FOCA bevrijde of ontsnapte vrouwen waren ontvoerd en seksueel misbruikt. Het FDLR-FOCA, dat voorheen jongens van vijftien tot twintig jaar rekruteerde, rekruteert sinds medio 2007 met geweld jongeren vanaf tien jaar. De jongste kinderen worden dan ingezet als escorte en oudere kinderen als frontsoldaten, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder d) en e). Sinds juni 2011 commandant van het FDLR/FOCA-operatiegebied in Zuid-Kivu dat nu „Amazon” wordt genoemd.

15.   Jamil MUKULU

(ook bekend als: a) Steven Alirabaki, b) David Kyagulanyi, c) Musezi Talengelanimiro, d) Mzee Tutu, e) Abdullah Junjuaka, f) Alilabaki Kyagulanyi, g) Hussein Muhammad, h) Nicolas Luumu, i) Professor Musharaf, j) Talengelanimiro)

Hoedanigheid: a) hoofd van de Geallieerde democratische strijdkrachten (ADF), b) commandant van de Geallieerde democratische strijdkrachten.

Geboortedatum: a) 1965, b) 1 januari 1964.

Geboorteplaats: Ntoke, provincie Ntenjeru, district Kayunga, Uganda.

Nationaliteit: Ugandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 12 oktober 2011.

Andere informatie: Sinds eind 2014 onbekend waar hij zich ophoudt, waarschijnlijk in Noord-Kivu, DRC.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Volgens inlichtingen uit open bronnen en officiële rapporten, waaronder de rapporten van de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad, is de heer Jamil Mukulu de militaire aanvoerder van de Alliantie van democratische krachten (ADF), een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de DRC en de ontwapening en vrijwillige repatriëring of hervestiging van ADF-strijders belemmert, zoals beschreven in punt 4 (b) van Resolutie 1857 (2008). De Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad heeft gerapporteerd dat Mukulu leiding en materiële steun heeft gegeven aan de ADF, een gewapende groepering die actief is op het grondgebied van de DRC. Volgens verscheidene bronnen, waaronder de rapporten van de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad, is Jamil Mukulu ook invloed blijven uitoefenen op het beleid; hij heeft de ADF gefinancierd en hij is rechtstreeks het commando blijven voeren over, en de activiteiten blijven controleren van de ADF-strijdkrachten ter plaatse; hij ziet tevens toe op de contacten met internationale terreurnetwerken.

16.   Ignace MURWANASHYAKA

(ook bekend als: Dr. Ignace)

Titel: Dr.

Geboortedatum: 14 mei 1963.

Geboorteplaats: a) Butera, Rwanda, b) Ngoma, Butare, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Aangehouden door de Duitse autoriteiten op 17 november 2009. Als voorzitter van het FDLR-FOCA vervangen door Gaston Iamuremye, ook bekend als „Rumuli”. Murwanashyaka staat sinds 4 mei 2011 in Duitsland terecht voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid die in 2008 en 2009 door troepen van de FDLR in de DRC zijn gepleegd.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

voorzitter van de FDLR, en opperbevelhebber van de strijdkrachten van de FDLR; heeft invloed op het beleid en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van, de strijdkrachten van de FDLR, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Voerde telefoongesprekken met militaire commandanten te velde van de FDLR (onder meer tijdens het bloedbad in Busurungi in mei 2009); gaf militaire bevelen aan het opperbevel; was betrokken bij de coördinatie van de overdracht van wapens en munitie aan FDLR-eenheden en bij het doorgeven van specifieke gebruiksinstructies; beheerde grote geldsommen die werden bijeengebracht door middel van de illegale verkoop van natuurlijke hulpbronnen in gebieden onder controle van de FDLR. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten had hij als voorzitter en militair commandant van de FDLR commando-verantwoordelijkheid voor de rekrutering en inzet van kinderen door de FDLR in Oost-Congo. Aangehouden door de Duitse autoriteiten op 17 november 2009. Als voorzitter van het FDLR-FOCA vervangen door Gaston Iamuremye, ook bekend als „Rumuli”. Murwanashyaka staat sinds 4 mei 2011 in Duitsland terecht voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid die in 2008 en 2009 door troepen van de FDLR in de DRC zijn gepleegd.

17.   Straton MUSONI

(ook bekend als: IO Musoni)

Geboortedatum: a) 6 april 1961, b) 4 juni 1961.

Geboorteplaats: Mugambazi, Kigali, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 29 maart 2007.

Andere informatie: Aangehouden door de Duitse autoriteiten op 17 november 2009. Musoni staat sinds 4 mei 2011 in Duitsland terecht voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid die in 2008 en 2009 door troepen van de FDLR in de DRC zijn gepleegd. Als eerste vicevoorzitter van de FDLR vervangen door Sylvestre Mudacumura.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Als leider van de FDLR, een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de DRC, belemmert Musoni de ontwapening en de vrijwillige repatriëring of hervestiging van tot deze groepen behorende strijders, waarmee hij UNSCR 1649 (2005) schendt. Aangehouden door de Duitse autoriteiten op 17 november 2009. Musoni staat sinds 4 mei 2011 in Duitsland terecht voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid die in 2008 en 2009 door troepen van de FDLR in de DRC zijn gepleegd. Als eerste vicevoorzitter van de FDLR vervangen door Sylvestre Mudacumura.

18.   Jules MUTEBUTSI

(ook bekend als: a) Jules Mutebusi, b) Jules Mutebuzi, c) Colonel Mutebutsi)

Geboortedatum: 1964.

Geboorteplaats: Minembwe, Zuid-Kivu, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Voormalig plaatsvervangend regionaal militair bevelhebber van de FARDC voor de 10e militaire regio in april 2004, ontslagen wegens ongedisciplineerd gedrag. In december 2007 aangehouden door de Rwandese autoriteiten toen hij probeerde de grens met de DRC over te steken. Sindsdien verblijft hij in semi-vrijheid in Kigali (mag het land niet verlaten).

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Heeft zich aangesloten bij andere afvallige elementen van de voormalige RCD-G met wie hij in mei 2004 met geweld de stad Bukavu heeft ingenomen. Is betrokken bij wapenhandel buiten de structuren van de FARDC om en bij de bevoorrading van in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities; schendt bijgevolg het wapenembargo. Voormalig plaatsvervangend regionaal militair bevelhebber van de FARDC voor de 10e militaire regio in april 2004, ontslagen wegens ongedisciplineerd gedrag. In december 2007 aangehouden door de Rwandese autoriteiten toen hij probeerde de grens met de DRC over te steken. Sindsdien verblijft hij in semi-vrijheid in Kigali (mag het land niet verlaten).

19.   Baudoin NGARUYE WA MYAMURO

(ook bekend als: Kolonel Baudouin NGARUYE)

Titel: militair leider van de „Mouvement du 23 mars (M23)”.

Hoedanigheid: Brigadegeneraal.

Adres: Rubavu/Mudende, Rwanda.

Geboortedatum: a) 1 april 1978, b) 1978.

Geboorteplaats: a) Bibwe, DRC 1978, Lusamambo, Luberogebied, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Nationaal identiteitsnr.: FARDC ID 1-78-09-44621-80.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 30 november 2012.

Andere informatie: Kwam op 16 maart 2013 de Republiek Rwanda binnen. Woont sinds eind 2014 in het Ngoma-kamp, Rwanda.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Ngaruye leidde in april 2012 de muiterij van voormalige CNDP-leden, bekend als de „Mouvement du 23 mars (M23)”, onder het bevel van generaal Ntaganda. Hij is momenteel de op twee na hoogste militaire leider in M23. De Groep deskundigen voor de DRC heeft zijn aanwijzing in 2008 en 2009 al aanbevolen. Hij is verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal recht en heeft zelf ook schendingen begaan. Hij heeft voor M23 tussen 2008 en 2009 en naar het einde van 2010 toe honderden kinderen gerekruteerd en opgeleid. Hij heeft mensen gedood, verminkt en ontvoerd, en vaak waren vrouwen daarbij het slachtoffer. Hij is verantwoordelijk voor het executeren en folteren van deserteurs binnen M23. Als lid van de FARDC gaf hij in 2009 het bevel om alle mannen van het dorp Shalio in het Walikalegebied te doden. Hij verstrekte voorts wapens en munitie en betaalde lonen uit in het Masisigebied en het Wakikalegebied, onder rechtstreeks bevel van Ntaganda. Hij organiseerde in 2010 de gedwongen verplaatsing en onteigening van bevolkingsgroepen in het Lukopfugebied. Hij was nauw betrokken bij criminele netwerken in de FARDC die opbrengsten haalden uit de handel in mineralen, wat heeft geleid tot spanningen en gewelddaden waarbij kolonel Innocent Zimurinda in 2011 was betrokken. Kwam op 16 maart 2013 de Republiek Rwanda binnen te Gasizi/Rubavu.

20.   Mathieu, Chui NGUDJOLO

(ook bekend als: Cui Ngudjolo)

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Is in oktober 2003 in Bunia gearresteerd door de MONUC. Op 7 februari 2008 door de regering van de DRC overgeleverd aan het Internationaal Strafhof. Door het ICC in december 2012 van alle beschuldigingen vrijgesproken. Is na zijn vrijlating vastgehouden door de Nederlandse autoriteiten, en heeft in Nederland een asielaanvraag ingediend. De aanklagers gingen in beroep tegen het vonnis van het ICC, hoorzittingen in oktober 2014; uitspraak hangende sinds december 2014.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Chef-staf van de FNI en voormalig chef-staf van de FRPI; had invloed op het beleid van deze organisatie en voerde het commando over, en controleerde de activiteiten van, de strijdkrachten van de FRPI, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor de rekrutering en inzet van kinderen jonger dan 15 jaar in Ituri in 2006. Is in oktober 2003 in Bunia gearresteerd door de MONUC. Op 7 februari 2008 door de regering van de DRC overgeleverd aan het Internationaal Strafhof. Door het ICC in december 2012 van alle beschuldigingen vrijgesproken. Is na zijn vrijlating vastgehouden door de Nederlandse autoriteiten, en heeft in Nederland een asielaanvraag ingediend.

21.   Floribert Ngabu NJABU

(ook bekend als: a) Floribert Njabu Ngabu, b) Floribert Ndjabu, c) Floribert Ngabu Ndjabu).

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Sinds maart 2005 onder huisarrest in Kinshasa in verband met de betrokkenheid van het FNI bij mensenrechtenschendingen. Overgebracht naar Den Haag op 27 maart 2011 om te getuigen tijdens de ICC-processen van Germain Katanga en Mathieu Ngodjolo. Heeft in mei 2011 asiel aangevraagd in Nederland. Een Nederlandse rechter wees zijn asielaanvraag in oktober 2012 af. In juli 2014 van Nederland naar de DRC overgebracht en daar aangehouden.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Voormalig voorzitter van de FNI, een van de gewapende groepen en milities bedoeld in punt 20 van Resolutie 1493 (2003) die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Sinds maart 2005 onder huisarrest in Kinshasa in verband met de betrokkenheid van het FNI bij mensenrechtenschendingen. Overgebracht naar Den Haag op 27 maart 2011 om te getuigen tijdens de ICC-processen van Germain Katanga en Mathieu Ngodjolo. Heeft in mei 2011 asiel aangevraagd in Nederland. Een Nederlandse rechter wees zijn asielaanvraag in oktober 2012 af; er is beroep aangetekend.

22.   Laurent NKUNDA

(ook bekend als: a) Nkunda Mihigo Laurent, b) Laurent Nkunda Bwatare, c) Laurent Nkundabatware, d) Laurent Nkunda Mahoro Batware, e) Laurent Nkunda Batware, f) Chairman, g) General Nkunda, h) Papa Six)

Geboortedatum: a) 6 februari 1967, b) 2 februari 1967.

Geboorteplaats: Rutshuru, Noord-Kivu, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Voormalig generaal van de RCD-G. Oprichter van het Congrès national pour la défense du peuple (CNDP), 2006; Hoge officier van de Rally for Congolese Democracy-Goma (RCD-G), 1998-2006; Officier van het Rwandan Patriotic Front (RPF), 1992-1998. Laurent Nkunda is in januari 2009 in Rwanda door de Rwandese autoriteiten aangehouden en vervangen als de commandant van het Nationaal Congres voor de verdediging van het volk (CNDP). Sindsdien staat hij onder huisarrest te Kigali, Rwanda. Een verzoek van de regering van de DRC om Nkunda uit te wijzen wegens in de oostelijke DRC gepleegde misdrijven is door Rwanda geweigerd. In 2010 is het beroep van de heer Nkunda wegens illegale hechtenis verworpen door een Rwandese rechtbank in Gisenyi, die meende dat de zaak door een militaire rechtbank moet worden behandeld. De advocaten van Nkunda zijn in beroep gegaan bij het militair gerechtshof van Rwanda.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Heeft zich samen met andere afvallige elementen van de voormalige RCD-G aangesloten bij de troepen die in mei 2004 de stad Bukavu met geweld hebben ingenomen. Is betrokken bij wapenhandel buiten de structuren van de FARDC om, en schendt bijgevolg het wapenembargo. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor 264 gevallen van rekrutering en inzet van kinderen door troepen onder zijn bevel in Noord-Kivu van 2002 tot en met 2009. Voormalig generaal van de RCD-G. Oprichter van het Congrès national pour la défense du peuple (CNDP), 2006; Hoge officier van de Rally for Congolese Democracy-Goma (RCD-G), 1998-2006; Officier van het Rwandan Patriotic Front (RPF), 1992-1998. Laurent Nkunda is in januari 2009 in Rwanda door de Rwandese autoriteiten aangehouden en vervangen als de commandant van het Nationaal Congres voor de verdediging van het volk (CNDP). Sindsdien staat hij onder huisarrest te Kigali, Rwanda. Een verzoek van de regering van de DRC om Nkunda uit te wijzen wegens in de oostelijke DRC gepleegde misdrijven is door Rwanda geweigerd. In 2010 is het beroep van de heer Nkunda wegens illegale hechtenis verworpen door een Rwandese rechtbank in Gisenyi, die meende dat de zaak door een militaire rechtbank moet worden behandeld. De advocaten zijn een procedure begonnen voor het militaire gerechtshof van Rwanda. Behoudt enige invloed op bepaalde delen van het Nationaal Congres voor de verdediging van het volk (CNDP).

23.   Felicien NSANZUBUKIRE

(ook bekend als: Fred Irakeza)

Hoedanigheid: Eerste bataljonscommandant bij de FDLR-FOCA, opererend vanuit het Uvira-Sangegebied in Zuid-Kivu.

Adres: Magunda, Mwengagebied, Zuid-Kivu, DRC (sinds juni 2011).

Geboortedatum: 1967.

Geboorteplaats: a) Murama, Kigali, Rwanda, b) Rubungo, Kigali, Rwanda, c) Kinyinya, Kigali, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 december 2010.

Andere informatie: Hij is sinds ten minste 1994 lid van de FDLR en opereert in het oosten van de DRC sinds oktober 1998.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Felicien Nsanzubukire heeft vanaf ten minste november 2008 tot en met april 2009 de smokkel van munitie en wapens van de Verenigde Republiek Tanzania, via het Tanganyikameer naar FDLR-eenheden in de streek van Uvira en Fizi in Zuid-Kivu, gesuperviseerd en gecoördineerd. Eerste bataljonscommandant bij de FDLR-FOCA, opererend vanuit het Uvira-Sangegebied in Zuid-Kivu. Hij is sinds ten minste 1994 lid van de FDLR en opereert in het oosten van de DRC sinds oktober 1998.

24.   Pacifique NTAWUNGUKA

(ook bekend als: a) Pacifique Ntawungula, b) Colonel Omega, c) Nzeri, d) Israel)

Hoedanigheid: Commandant van het operatiegebied SONOKI in Noord-Kivu van de FDLR-FOCA.

Adres: Goma, DRC (sinds juni 2011).

Geboortedatum: a) 1 januari 1964, b) rond 1964.

Geboorteplaats: Gaseke, Gisenyi-provincie, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 3 maart 2009.

Andere informatie: Kreeg een militaire opleiding in Egypte. Opereert sinds eind 2014 vanuit het Tongo-gebied, Noord-Kivu.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Commandant van de eerste divisie van de FOCA (gewapende vleugel van de FDLR). Militair aanvoerder van een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de Democratische Republiek Congo, belemmert de ontwapening en de vrijwillige repatriëring en hervestiging van strijders, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder b). Uit bewijsmateriaal dat is bijeengebracht door de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad en is opgenomen in haar rapport van 13 februari 2008 blijkt dat uit handen van het FDLR-FOCA bevrijde of ontsnapte vrouwen waren ontvoerd en seksueel misbruikt. Het FDLR-FOCA, dat voorheen jongens van vijftien tot twintig jaar rekruteerde, rekruteert sinds medio 2007 met geweld jongeren vanaf tien jaar. De jongste kinderen worden dan ingezet als escorte en oudere kinderen als frontsoldaten, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder d) en e). Kreeg een militaire opleiding in Egypte.

25.   James NYAKUNI

Nationaliteit: Ugandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Zakenrelatie van Jérôme Kakwavu; houdt zich vooral bezig met smokkel over de grens tussen de DRC en Uganda; wordt onder meer verdacht van smokkel van wapens en militair materieel in ongecontroleerde trucks. Schending van het wapenembargo, onder meer door steunverlening aan gewapende groepen en milities genoemd in punt 20 van UNSCR 1493 (2003); met inbegrip van financiële steun waardoor zij militair kunnen opereren.

26.   Stanislas NZEYIMANA

(ook bekend als: a) Deogratias Bigaruka Izabayo, b) Izabayo Deo, c) Jules Mateso Mlamba, d) Bigaruka, e) Bigurura)

Hoedanigheid: Plaatsvervangend commandant van de FDLR-FOCA.

Adres: Mukobervwa, Noord-Kivu, DRC (sinds juni 2011).

Geboortedatum: a) 1 januari 1966, b) 28 augustus 1966, c) 1967.

Geboorteplaats: Mugusa (Butare), Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 3 maart 2009.

Andere informatie: Verdween begin 2013 in Tanzania. Sinds eind 2014 onbekend waar hij zich ophoudt.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Plaatsvervangend commandant van de FOCA (een gewapende tak van de FDLR). Militair aanvoerder van een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de Democratische Republiek Congo, belemmert de ontwapening en de vrijwillige repatriëring en hervestiging van strijders, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder b). Uit bewijsmateriaal dat is bijeengebracht door de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad en is opgenomen in haar rapport van 13 februari 2008 blijkt dat uit handen van het FDLR-FOCA bevrijde of ontsnapte vrouwen waren ontvoerd en seksueel misbruikt. Het FDLR-FOCA, dat voorheen jongens van vijftien tot twintig jaar rekruteerde, rekruteert sinds medio 2007 met geweld jongeren vanaf tien jaar. De jongste kinderen worden dan ingezet als escorte en oudere kinderen als frontsoldaten, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder d) en e).

27.   Dieudonné OZIA MAZIO

(ook bekend als: a) Ozia Mazio, b) Omari, c) Mr Omari)

Geboortedatum: 6 juni 1949.

Geboorteplaats: Ariwara, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Aangenomen wordt dat Dieudonné Ozia Mazio, die toen voorzitter van de Fédération des entreprises congolaises (FEC) in het Aru-gebied was, op 23 september 2008 te Ariwara is gestorven.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Financiële banden met Jérôme Kakwavu en de FAPC; houdt zich bezig met smokkel over de grens tussen de DRC en Uganda, waardoor voorraden en contant geld kunnen worden geleverd aan Jérôme Kakwavu en diens troepen. Schending van het wapenembargo, onder meer door steunverlening aan gewapende groepen en milities genoemd in punt 20 van UNSCR 1493 (2003). Aangenomen wordt dat Dieudonné Ozia Mazio, die toen voorzitter van de Fédération des entreprises congolaises (FEC) in het Aru-gebied was, op 23 september 2008 te Ariwara is gestorven.

28.   Jean-Marie Lugerero RUNIGA

(ook bekend als: Jean-Marie Rugerero)

Hoedanigheid: voorzitter van M23.

Adres: Rubavu/Mudende, Rwanda.

Geboortedatum: a) Rond 1960, b) 9 september 1966.

Geboorteplaats: Bukavu, DRC.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 31 december 2012.

Andere informatie: Kwam op 16 maart 2013 de Republiek Rwanda binnen. Verblijft sinds eind 2014 in Rwanda.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

In een door Sultani Makenga, leider bij M23, ondertekend document van 9 juli 2012, wordt Runiga genoemd als de coördinator van de politieke vleugel van M23. Volgens dat document was de benoeming van Runinga ingegeven door de noodzaak de zichtbaarheid van de zaak van M23 te garanderen. In berichten op de website van M23 wordt Runiga genoemd als de „president” van M23. Zijn leidersrol wordt bevestigd door het rapport van de Groep deskundigen van november 2012, waarin Runiga de „leider van M23” wordt genoemd. Volgens een artikel van Associated Press van 13 december 2012, heeft Runiga Associated Press een lijst van eisen getoond die aan de Congolese regering zal worden voorgelegd. Het ontslag van Kabila en de ontbinding van het nationale parlement zijn daar onderdeel van. Runiga wees erop dat als de kans zich voordoet, M23 Goma opnieuw zou innemen. „En dit keer zullen we ons niet terugtrekken”, aldus Runiga tegenover Associated Press. Hij verklaarde ook dat als voorwaarde voor de onderhandelingen, de politieke tak van M23 de controle van Goma opnieuw moet overnemen. „Ik denk dat onze leden in Kampala ons vertegenwoordigen. Te gelegener tijd zal ik daar ook zijn. Ik wacht nog totdat enkele zaken georganiseerd zijn, en wanneer Kabila daar is, ga ik er ook heen”, aldus Runiga. Volgens een artikel in Le Figaro van 26 november 2012 heeft Runiga president Kabila van de DRC op 24 november 2012 ontmoet om besprekingen te beginnen. Los daarvan verklaarde Runiga in een interview met Le Figaro het volgende „M23 bestaat hoofdzakelijk uit voormalige militaire leden van de FARDC die overgelopen zijn uit protest tegen het feit dat de akkoorden van 23 maart 2009 niet zijn nageleefd.”.

Hij voegde eraan toe: „de soldaten van M23 zijn deserteurs van een leger dat zij met de wapens in de hand ontvlucht zijn. We hebben onlangs een grote hoeveelheid materiaal van een militaire basis in Bunagna buitgemaakt. Daarmee kunnen we voorlopig elke dag terreinwinst boeken en de aanvallen van de FARDC afslaan … Onze revolutie is een Congolese revolutie, onder leiding van de Congolezen en voor het Congolese volk.” Volgens een artikel van Reuters van 22 november 2012, heeft Runiga verklaard dat M23 over het vermogen beschikte om Goma te blijven vasthouden nadat de strijdkrachten van M23 waren versterkt door muitende Congolese militairen van de FARDC: „We beschikken over een gedisciplineerd leger, en over de FARDC-militairen die zich bij ons hebben gevoegd. Zij zijn onze broeders en zullen opnieuw getraind en ingezet worden, zodat we met hen kunnen samenwerken.” Volgens een artikel in The Guardian van 27 november 2012 heeft Runiga verklaard dat M23 geen gehoor zal geven aan de oproep van regionale leiders van de Internationale Conferentie over het gebied van de Grote Meren om Goma te verlaten, en aldus de weg voor vredesgesprekken te effenen. Runiga verklaarde dat, integendeel, de terugtrekking van M23 uit Goma het resultaat van, maar geen voorwaarde voor, onderhandelingen zal zijn. Volgens het eindverslag van de Groep deskundigen van 15 november 2012, heeft Runiga een delegatie geleid die op 29 juli 2012 naar Kampala is gereisd en daar de laatste hand heeft gelegd aan de 21 agendapunten van de beweging M23, ter voorbereiding van vroegtijdige onderhandelingen tijdens de Internationale Conferentie over het gebied van de Grote Meren. Volgens een artikel van de BBC van 23 november 2012, is M23 opgericht toen voormalige leden van het CNDP die in de FARDC geïntegreerd waren, begonnen te protesteren tegen de slechte omstandigheden en de bezoldiging, en tegen het feit dat het vredesakkoord van 23 maart 2009 tussen het CNDP en de DRC, dat tot de integratie van de CNDP in de FARDC leidde, niet volledig was uitgevoerd.

Volgens het IPIS-rapport van november 2012, is M23 betrokken geweest bij actieve militaire operaties om de controle te verwerven over het oostelijke deel van de DRC. M23 en de FARDC hebben op 24 en 25 juli 2012 om de controle van verschillende steden en dorpen in Oost-Congo gestreden; M23 heeft de FARDC op 26 juli 2012 in Rumangabo aangevallen; M23 heeft de FARDC op 17 november 2012 uit Kibumba verdreven, en op 20 november 2012 de controle over Goma verworven. Volgens het verslag van de Groep deskundigen van november 2012 beweren meerdere voormalige M23-strijders dat leiders van M23 standrechtelijk tientallen kinderen hebben geëxecuteerd die poogden te ontsnappen nadat zij door M23 als kindsoldaten waren gerekruteerd. Volgens een rapport van Human Rights Watch (HRW) van 11 september 2012 heeft een Rwandese man van 18, die na een gedwongen rekrutering in Rwanda was ontsnapt, HRW meegedeeld dat hij getuige is geweest van de executie van een 16-jarige jongen van zijn eenheid bij M23 die in juni had geprobeerd te vluchten. De jongen werd gevangengenomen en voor de ogen van andere rekruten door strijders van M23 doodgeslagen. Een bevelhebber van M23 die deze moordpartij had bevolen, zou als verklaring voor deze moord de overige rekruten gezegd hebben dat „hij ons in de steek wilde laten”. Het rapport maakt ook melding van getuigen die beweren dat ten minste 33 nieuwe rekruten en andere M23-strijders bij een ontsnappingspoging standrechtelijk zouden zijn geëxecuteerd. Sommigen werden vastgebonden en voor de ogen van andere rekruten doodgeschoten, als voorbeeld van de straf die hen mogelijk te wachten stond. Een jonge rekruut vertelde HRW het volgende: „toen we bij M23 waren, werd ons gezegd [we konden kiezen en] dat we bij hen konden blijven of sterven. Velen probeerden te ontsnappen. Sommigen werden gevat, en werden onmiddellijk gedood.”. Kwam op 16 maart 2013 de Republiek Rwanda binnen te Gasizi/Rubavu.

29.   Ntabo Ntaberi SHEKA

Hoedanigheid: Opperbevelhebber, Nduma Defensie Congo, Mai Mai Sheka-groepering.

Geboortedatum: 4 april 1976.

Geboorteplaats: gebied Walikale, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 28 november 2011.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Ntabo Ntaberi Sheka, opperbevelhebber van de politieke vleugel van de Mai Mai Sheka, is de politieke leider van een Congolese gewapende groepering die de ontwapening, demobilisatie of herintegratie van strijders belemmert. De Mai Mai Sheka is een in Congo gebaseerde militie die opereert vanuit bases in Walikale, in het oosten van de Democratische Republiek Congo. De Mai Mai Sheka-militie heeft aanvallen uitgevoerd op mijnen in het oosten van de Democratische Republiek Congo; zij heeft de mijnen van Bisiye in handen genomen en perst de lokale bevolking af. Ntabo Ntaberi Sheka heeft ook ernstige schendingen van het internationaal recht begaan waarbij kinderen het doelwit waren. Ntabo Ntaberi Sheka plande en beval een reeks aanvallen van 30 juli tot 2 augustus 2010 in Walikale, om plaatselijke bevolkingsgroepen die van collaboratie met het Congolese regeringsleger waren beschuldigd, te straffen. Tijdens de aanvallen werden kinderen verkracht en ontvoerd; zij moesten dwangarbeid verrichten en moesten een wrede, onmenselijke of onterende behandeling ondergaan. Tevens worden jongens onder dwang door de Mai Mai Sheka-militie gerekruteerd; in haar rangen bevinden zich kinderen uit ronselacties.

30.   Bosco TAGANDA

(ook bekend als: a) Bosco Ntaganda, b) Bosco Ntagenda, c) General Taganda, d) Lydia, e) Terminator, f) Tango Romeo (roepnaam), g) Romeo (roepnaam), h) Major)

Adres: Goma, DRC (sinds juni 2011).

Geboortedatum: In 1973 of 1974.

Geboorteplaats: Bigogwe, Rwanda.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Geboren in Rwanda maar als kind verhuisd naar Nyamitaba, Masisigebied in Noord-Kivu. Na de vredesovereenkomsten van Ituri van 11 december 2004 is hij bij presidentieel decreet tot brigade-generaal van de FARDC benoemd. Nadat hij eerder chef-staf van het CNDP was, werd hij na de arrestatie van Laurent Nkunda opperbevelhebber van het CNDP in januari 2009. Sinds januari 2009 is hij feitelijk plaatsvervangend bevelhebber van de achtereenvolgende tegen de FDLR gerichte operaties „Umoja Wetu”, „Kimia II” en „Amani Leo” in Noord- en Zuid-Kivu. Is Rwanda in maart 2013 binnengekomen en heeft zich op 22 maart vrijwillig overgegeven aan functionarissen van het ICC in Kigali. Is overgebracht naar het ICC in Den Haag. Op 9 juni 2014 heeft het ICC jegens hem 13 aanklachten wegens oorlogsmisdaden en 15 wegens misdaden tegen de menselijkheid bevestigd; het proces zal naar verwachting op 2 juni 2015 van start gaan.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Militair bevelhebber van de FDLR, heeft invloed op het beleid van deze organisatie en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van, de strijdkrachten van de FDLR, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Is in december 2004 tot generaal van de FARDC benoemd, maar weigerde de promotie, waardoor hij thans buiten de FARDC staat. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor de rekrutering en inzet van kinderen in Ituri in 2002 en 2003, en voor 155 gevallen van directe verantwoordelijkheid en/of commando-verantwoordelijkheid voor de rekrutering en inzet van kinderen in Noord-Kivu van 2002 tot en met 2009. Had als chef-staf van het CNDP directe verantwoordelijkheid en commando-verantwoordelijkheid voor het bloedbad in Kiwanja (november 2008). Geboren in Rwanda maar verhuisd naar Nyamitaba, Masisigebied in Noord-Kivu, waar hij zijn jeugd doorbracht. Sinds juni 2011 verblijft hij in Goma; hij bezit grote boerderijen in de streek van Ngungu, in het Masisigebied, Noord-Kivu. Na de vredesovereenkomsten van Ituri van 11 december 2004 is hij bij presidentieel decreet tot brigade-generaal van de FARDC benoemd. Nadat hij eerder chef-staf van het CNDP was, werd hij na de arrestatie van Laurent Nkunda opperbevelhebber van het CNDP in januari 2009. Sinds januari 2009 is hij feitelijk plaatsvervangend bevelhebber van de achtereenvolgende tegen de FDLR gerichte operaties „Umoja Wetu”, „Kimia II” en „Amani Leo” in Noord- en Zuid-Kivu. Is Rwanda in maart 2013 binnengekomen en heeft zich op 22 maart vrijwillig overgegeven aan functionarissen van het ICC in Kigali. Is overgebracht naar het ICC in Den Haag, waar hem tijdens een eerste hoorzitting op 26 maart de aanklachten jegens zijn persoon werden voorgelezen.

31.   Innocent ZIMURINDA

(ook bekend als: Zimulinda)

Hoedanigheid: a) M23, brigadecommandant.

Rang: kolonel, b) Kolonel bij de FARDC.

Adres: Rubavu, Mudende.

Geboortedatum: a) 1 september 1972, b) rond 1975, c) 16 maart 1972.

Geboorteplaats: a) Ngungu, Masisigebied, Noord-Kivu, DRC, b) Masisi, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 december 2010.

Andere informatie: Nadat hij in 2009 als luitenant-kolonel in de FARDC was opgenomen, was hij brigadecommandant tijdens de Kimia II-operaties van de FARDC, met als basis het gebied van Ngungu. In juli 2009 werd Zimurinda bevorderd tot kolonel en werd hij sectorcommandant voor de FARDC in Ngungu en vervolgens in Kitchanga tijdens de operaties Kimia II en Amani Leo van de FARDC. Hoewel kolonel Zimurinda niet voorkomt in het besluit van de president van de DRC van 31 december 2010 tot benoeming van de hoge officieren van de FARDC, heeft hij de facto zijn positie als bevelhebber van de 22e sector van de FARDC in Kitchanga behouden, en draagt hij de nieuwe onderscheidingstekenen en het nieuwe uniform van de FARDC. In december 2010 werden door militairen onder bevel van kolonel Zimurina uitgevoerde rekruteringsactiviteiten aan de kaak gesteld in rapporten uit open bronnen. Kwam op 16 maart 2013 de Republiek Rwanda binnen. Verblijft sinds eind 2014 in het Ngoma-kamp, Rwanda.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Volgens verscheidene bronnen heeft de toenmalige luitenant-kolonel Innocent Zimurinda als een van de bevelhebbers van de 231e brigade van de FARDC bevelen gegeven die hebben geleid tot de afslachting van meer dan 100 Rwandese vluchtelingen, vooral vrouwen en kinderen, tijdens een militaire operatie in de streek van Shalio in april 2009. De Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad heeft gerapporteerd dat luitenant-kolonel Innocent Zimurinda volgens rechtstreekse getuigen op 29 augustus 2009 in Kalehe heeft geweigerd om drie kinderen die onder zijn bevel stonden, vrij te laten. Volgens verscheidene bronnen heeft de toenmalige luitenant-kolonel Innocent Zimurinda, vóór de integratie van het CNDP in de FARDC, deelgenomen aan een operatie van het CNDP in november 2008 waarbij 89 burgers, waaronder vrouwen en kinderen, zijn afgeslacht in de streek van Kiwanja.

In maart 2010 hebben 51 mensenrechtenorganisaties die in het oosten van de DRC actief zijn, kolonel Innocent Zimurinda verantwoordelijk gesteld voor een veelheid aan mensenrechtenschendingen, onder meer de moord op talloze burgers, waaronder vrouwen en kinderen, tussen februari 2007 en augustus 2007. Kolonel Innocent Zimurinda werd er in dezelfde klacht eveneens van beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor de verkrachting van een groot aantal vrouwen en meisjes. Volgens een verklaring van 21 mei 2010 van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten, is Innocent Zimurinda betrokken geweest bij de willekeurige executie van kindsoldaten, onder meer tijdens operatie Kimia II. Volgens dezelfde verklaring heeft hij de VN-missie in de DRC (MONUC) de toegang geweigerd toen deze de troepen wilde controleren op de aanwezigheid van minderjarigen. Volgens de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad, draagt kolonel Zimurinda de individuele verantwoordelijkheid en de commando-verantwoordelijkheid voor de rekrutering van kinderen en voor de inzet van kinderen in troepen onder zijn bevel. Nadat hij in 2009 als luitenant-kolonel in de FARDC was opgenomen, was hij brigadecommandant tijdens de Kimia II-operaties van de FARDC, met als basis het gebied van Ngungu. In juli 2009 werd Zimurinda bevorderd tot kolonel en werd hij sectorcommandant voor de FARDC in Ngungu en vervolgens in Kitchanga tijdens de operaties Kimia II en Amani Leo van de FARDC. Hoewel kolonel Zimurinda niet voorkomt in het besluit van de president van de DRC van 31 december 2010 tot benoeming van de hoge officieren van de FARDC, heeft hij de facto zijn positie als bevelhebber van de 22e sector van de FARDC in Kitchanga behouden, en draagt hij de nieuwe onderscheidingstekenen en het nieuwe uniform van de FARDC. Hij blijft loyaal aan Bosco Ntaganda. In december 2010 werden door militairen onder bevel van kolonel Zimurina uitgevoerde rekruteringsactiviteiten aan de kaak gesteld in rapporten uit open bronnen. Kwam op 16 maart 2013 de Republiek Rwanda binnen. Verblijft sinds eind 2014 in het Ngoma-kamp, Rwanda.

b)

Lijst van de in de artikelen 2 en 2 bis bedoelde entiteiten

1.   ADF

(ook bekend als: a) Allied Democratic Forces b) Forces Démocratiques Alliées-Armée Nationale de Libération de l'Ouganda c) ADF/NALU d) NALU).

Adres: Provincie Noord-Kivu, Democratische Republiek Congo.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 30 juni 2014.

Andere informatie: Sinds december 2014 is ADF opgesplitst in verscheidene kleine groepen. Jamil Mukulu staat aan het hoofd van een groep met verscheidene hoge ADF-leiders, die zich op een onbekende locatie bevindt, vermoedelijk in de provincie Noord-Kivu. Seka Baluku is leider van de andere grote groep, die opereert in het woud ten noordoosten van de stand Beni, in de provincie Noord-Kivu. ADF beschikt ook over een uitgebreid ondersteunend netwerk in de DRC, Uganda, Rwanda en mogelijkerwijs nog andere landen.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

De Geallieerde democratische strijdkrachten („ADF”) zijn in 1995 opgericht en houden zich op in het bergachtige grensgebied tussen DRC en Uganda. Volgens het in 2013 gepubliceerde eindverslag van de VN-deskundigengroep inzake de Democratische Republiek Congo („Groep deskundigen”), waarin Ugandese functionarissen en VN-bronnen worden aangehaald, kon ADF in 2013 rekenen op 1 200 tot 1 500 gewapende strijders in het noordoostelijk Benigebied van de provincie Noord-Kivu, dicht bij de grens met Uganda. Dezelfde bronnen schatten het totaal aantal leden van ADF — met inbegrip van vrouwen en kinderen — op 1 600 tot 2 500. Ten gevolge van militaire operaties van het Congolese leger (FARDC) en de Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUSCO) in 2013 en 2014, heeft ADF zijn strijders verspreid over talrijke kleinere basissen, en zijn de vrouwen en kinderen naar gebieden ten westen van Beni, en naar het gebied langs de grens tussen Ituri en Noord-Kivu overgebracht. De militaire leider van ADF is Hood Lukwago, en de opperbevelhebber ervan is Jamil Mukulu (op de sanctielijst geplaatst).

ADF heeft zware schendingen van het internationaal recht en van UNSCR 2078 (2012) begaan, met inbegrip van de hieronder nader omschreven feiten.

ADF heeft kindsoldaten gerekruteerd en ingezet, en derhalve het toepasselijk internationaal recht (UNSCR, punt 4, onder d)) geschonden.

In het eindverslag van de Groep deskundigen voor 2013 werd vermeld dat de Groep deskundigen drie voormalige, in 2013 ontsnapte, ADF-strijders heeft geïnterviewd, die beschreven hoe de ronselaars van ADF mensen naar Congo lokken met valse beloften in verband met een baan (voor volwassenen) en gratis onderwijs (voor kinderen), en hen vervolgens dwingen om lid te worden van ADF. Eveneens volgens dat eindverslag hebben de ADF-strijders aan de Groep deskundigen gezegd dat de trainingsgroepen van ADF normaal gesproken voor zowel volwassen mannen als jongens bestemd zijn, en twee in 2013 uit het ADF ontsnapte jongens hebben de Groep deskundigen verteld dat zij militaire training van ADF hadden gekregen. In het verslag van de Groep deskundigen staat ook een rapport over de opleiding bij ADF, opgetekend uit de mond van een „voormalig kindsoldaat van ADF”.

Volgens het eindverslag 2012 van de Groep deskundigen zijn er onder de ADF-rekruten ook kinderen, zoals blijkt uit het voorbeeld van een ADF-ronselaar die in juli 2012 door de Ugandese autoriteiten in Kasese werd aangehouden terwijl hij met 6 jongens naar de DRC op weg was.

Een concreet voorbeeld van hoe ADF kinderen rekruteert en inzet staat in een brief die de voormalige directeur voor Afrika van Human Rights Watch, Georgette Gagnon, op 6 januari 2009 richtte aan de toenmalige Ugandese minister van Justitie, Kiddhu Makubuyu, en waarin zij schrijft dat een jongen genaamd Bushobozi Irumba in 2000 op negenjarige leeftijd door ADF werd ontvoerd. Hij moest vervoer en andere diensten voor ADF-strijders regelen.

Voorts worden in het „Afrika-rapport” beweringen aangehaald volgens welke ADF kinderen al vanaf de leeftijd van 10 jaar als kindsoldaten zou rekruteren, en wordt een woordvoerder van de „Uganda People's Defence Force (UPDF)” geciteerd die verklaart dat UPDF 30 kinderen heeft gered uit een trainingskamp op het eiland Buvuma in het Victoriameer.

ADF heeft ook talrijke schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht begaan tegen vrouwen en kinderen, waaronder moordpartijen, verminkingen en seksueel geweld (UNSCR punt 4, onder e)).

Volgens het eindverslag van de Groep deskundigen voor 2013 heeft het ADF in 2013 talrijke dorpen aangevallen, waardoor meer dan 66 000 mensen naar Uganda zijn gevlucht. Deze aanvallen hebben geleid tot de ontvolking van een groot gebied, dat sindsdien door ADF wordt gecontroleerd door middel van het ontvoeren of vermoorden van mensen die naar hun dorpen terugkeren. Tussen juli en september 2013 heeft ADF in het gebied van Kamango minstens 5 mensen onthoofd, verschillende anderen doodgeschoten en nog tientallen meer ontvoerd. Deze acties hebben de lokale bevolking geterroriseerd en mensen afgeschrikt om naar huis terug te keren.

De mondiale horizontale nota („Global Horizontal Note”), een mechanisme voor monitoring van en rapportering over zware schendingen tegen kinderen in gewapende conflicten, heeft aan de Werkgroep van de VN-Veiligheidsraad voor kinderen in gewapende conflicten (Children and Armed Conflict — CAAC) gemeld dat ADF in de periode van oktober tot en met december 2013 verantwoordelijk was voor 14 van de 18 gemelde kinderslachtoffers, onder andere bij een incident in het gebied Beni op 11 december 2013, toen ADF het dorp Musuku heeft aangevallen en 23 mensen, waaronder 11 kinderen (drie meisjes en acht jongens) tussen twee maanden en 17 jaar, heeft vermoord. Alle slachtoffers, waaronder twee kinderen die de aanval overleefd hebben, werden zwaar verminkt met machetes.

Het verslag van de secretaris-generaal van maart 2014 inzake conflictgerelateerd seksueel geweld plaatst de „Allied Democratic Forces — National Army for the Liberation of Uganda” op de lijst van „Partijen waarop de geloofwaardige verdenking rust dat zij in een gewapend conflict verkrachtingen of andere vormen van seksueel geweld hebben gepleegd of daar verantwoordelijk voor zijn”.

ADF heeft ook deelgenomen aan aanvallen tegen MONUSCO-vredeshandhavers (UNSCR punt 4, onder i)).

Tot slot heeft de Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUSCO) gemeld dat ADF ten minste twee aanvallen tegen MONUSCO-vredeshandhavers heeft uitgevoerd. De eerste, op 14 juli 2013, was een aanval op een MONUSCO-patrouille op de weg tussen Mbau en Kamango. Deze aanval wordt nader omschreven in het eindverslag voor 2013 van de Groep deskundigen. De tweede aanval vond plaats op 3 maart 2014. Een MONUSCO-voertuig werd met granaten aangevallen op tien kilometer afstand van de Mavivi-luchthaven in Beni, waarbij vijf vredeshandhavers verwondingen opliepen.

2.   BUTEMBO AIRLINES (BAL)

Adres: Butembo, DRC.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 29 maart 2007.

Andere informatie: Luchtvaartmaatschappij in particuliere eigendom, met als thuisbasis Butembo. BAL heeft sinds december 2008 niet langer een vergunning als vliegtuigexploitant in de DRC.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Kambale Kisoni (overleden op 5 juli 2007, en vervolgens op 24 april 2008 van de lijst geschrapt) gebruikte zijn luchtvaartmaatschappij om goud, rantsoenen en wapens van het FNI te vervoeren tussen Mongbwalu en Butembo. Dat is „verstrekken van bijstand” aan illegale gewapende groeperingen, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) is geschonden. Luchtvaartmaatschappij in particuliere eigendom, met als thuisbasis Butembo. BAL heeft sinds december 2008 niet langer een vergunning als vliegtuigexploitant in de DRC.

3.   COMPAGNIE AERIENNE DES GRANDS LACS (CAGL); GREAT LAKES BUSINESS COMPANY (GLBC)

(ook bekend als: CAGL)

Adres: a) Avenue Président Mobutu, Goma, DRC, b) Gisenyi, Rwanda, c) PO BOX 315, Goma, DRC.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 29 maart 2007.

Andere informatie: Hoewel in 2008 verscheidene van zijn vliegtuigen in strijd met de VN-sancties vluchten bleven uitvoeren, beschikte GLBC in december 2008 niet langer over luchtwaardige vliegtuigen.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

CAGL en GLBC zijn bedrijven in eigendom van Douglas MPAMO, tegen wie al sancties lopen uit hoofde van UNSCR 1596 (2005). CAGL en GLBC zijn gebruikt voor het vervoer van wapens en munitie, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) is geschonden. Hoewel in 2008 verscheidene van zijn vliegtuigen in strijd met de VN-sancties vluchten bleven uitvoeren, beschikte GLBC in december 2008 niet langer over luchtwaardige vliegtuigen.

4.   CONGOMET TRADING HOUSE

Adres: Butembo, Noord-Kivu.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 29 maart 2007.

Andere informatie: Bestaat niet langer als handelsfirma voor goud te Butembo, Noord-Kivu.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Congomet Trading House (eerder in de lijst opgenomen als Congocom) was eigendom van Kambale Kisoni (overleden op 5 juli 2007, en vervolgens op 24 april 2008 van de lijst geschrapt). Kisoni kocht bijna de gehele goudproductie van de regio Mongbwalu op, die in handen was van het FNI. Het FNI had aanzienlijke inkomsten uit belastingen op deze productie. Dat is „verstrekken van bijstand” aan illegale gewapende groeperingen, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) is geschonden. Bestaat niet langer als handelsfirma voor goud te Butembo, Noord-Kivu.

5.   FORCES DEMOCRATIQUES DE LIBERATION DU RWANDA (FDLR)

(ook bekend als: a) FDLR, b) Force Combattante Abacunguzi, c) Combatant Force for the Liberation of Rwanda, d) FOCA)

Adres: a) Noord-Kivu, DRC b) Zuid-Kivu, DRC.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 31 december 2012.

Andere informatie: E-mail: Fdlr@fmx.de; fldrrse@yahoo.fr; fdlr@gmx.net; fdlrsrt@gmail.com; humura2020@gmail.com

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

De FDLR zijn een van de grootste buitenlandse gewapende groepen die actief zijn op het grondgebied van DRC. De groep is opgericht in 2000, en heeft ernstige schendingen van het internationale recht begaan waarbij vrouwen en kinderen het doelwit zijn in gewapende conflicten, onder meer moordpartijen en verminkingen, seksueel geweld en gedwongen verplaatsing. Volgens een rapport van Amnesty International uit 2010 waren de FDLR verantwoordelijk voor de moord op 96 burgers in Busurguni, in het Walikalegebied. Sommige slachtoffers werden in hun huizen levend verbrand. Volgens dezelfde bron heeft in juni 2010 een medisch centrum van een ngo gerapporteerd dat er in het zuiden van het Luberogebied (Noord-Kivu) maandelijks ongeveer zestig gevallen waren van verkrachtingen van meisjes en vrouwen door gewapende groepen, waaronder de FDLR. Volgens een rapport van Human Rights Watch (HRW) van 20 december 2010, is er gedocumenteerd bewijs dat de FDLR actief kinderen rekruteren. HRW heeft minstens 83 Congolese kinderen jonger dan 18 geïdentificeerd die door de FDLR onder dwang zijn gerekruteerd; sommigen daarvan waren amper 14. HRW heeft in januari 2012 gerapporteerd dat FLDR-strijders talloze dorpen in het Masisigebied hebben aangevallen en daarbij zes burgers hebben vermoord, twee vrouwen hebben verkracht en minstens 48 mensen hebben ontvoerd.

Volgens een rapport van juni 2012 van HRW, hebben strijders van de FDLR in mei 2012 burgers aangevallen in Kamananga en Lumenje (provincie Zuid-Kivu) maar ook in Chambucha (Walikalegebied) en in de dorpen in de Ufumanduzone van Masisigebied (provincie Noord-Kivu). Tijdens die aanvallen hebben FDLR-strijders tientallen burgers onder wie talrijke kinderen, met machetes en messen gedood. Volgens het rapport van de Groep deskundigen van juni 2012, hebben de FDLR van 31 december 2011 tot en met 4 januari 2012 verschillende dorpen in Zuid-Kivu aangevallen. Een onderzoek van de Verenigde Naties heeft bevestigd dat tijdens de aanval minstens 33 personen, onder wie 9 kinderen en 6 vrouwen, vermoord, levend verbrand, onthoofd of doodgeschoten zijn. Daarnaast zijn een vrouw en een meisje verkracht. In het rapport van de Groep deskundigen van juni 2012 staat ook dat een onderzoek van de Verenigde Naties heeft bevestigd dat de moordpartij door de FDLR in mei 2012 in Zuid-Kivu minstens het leven heeft gekost aan 14 burgers, onder wie 5 vrouwen en 5 kinderen. Volgens het rapport van de Groep deskundigen van november 2012, hebben de VN minstens 106 gevallen gedocumenteerd van seksueel geweld die de FDLR tussen december 2011 en september 2012 hebben begaan. In het rapport van de Groep deskundigen van november 2012 staat dat, volgens een VN-onderzoek, de FDLR in de nacht van 10 maart 2012 in Kalinganya (Kabaregebied) zeven vrouwen, onder wie een minderjarige, hebben verkracht. De FDLR hebben het dorp op 10 april 2012 opnieuw overvallen en drie van deze vrouwen een tweede keer verkracht. Het rapport van de Groep deskundigen van november 2012 vermeldt ook dat in Bushibwambombo, Kalehe, de FDLR op 6 april 2012 11 mensen hebben vermoord, en dat zij in mei betrokken waren bij 19 moorden in Masisigebied, waarbij vijf minderjarigen en zes vrouwen omkwamen. De Beweging van 23 maart (M23) is een gewapende groep die actief is in DRC en de ontvanger is geweest van wapens en aanverwant materiaal, advies, opleiding en bijstand in verband met militaire activiteiten.

Verschillende ooggetuigen verklaren dat M23 algemene militaire uitrusting ontvangt van de Rwandan Defence Forces (RDF) in de vorm van wapens en munitie, naast materiële ondersteuning voor gevechtsoperaties. M23 is medeplichtig aan en verantwoordelijk voor ernstige schendingen van het internationale recht waarbij vrouwen en kinderen het doelwit zijn in gewapende conflicten, in de DRC, waaronder moordpartijen en verminkingen, seksueel geweld, ontvoering en gedwongen verplaatsing. Op basis van talrijke rapporten, onderzoeken en verklaringen van ooggetuigen is M23 verantwoordelijk voor massamoorden op burgers en voor het verkrachten van vrouwen en kinderen in de verschillende regio's van de DRC. Uit meerdere rapporten blijkt dat M23-strijders 46 verkrachtingen van vrouwen en kinderen hebben gepleegd, van wie het jongste 8 jaar was. Naast de rapporten over seksueel geweld, heeft M23 ook intensieve campagnes doorgevoerd waarbij kinderen onder dwang in de gelederen van groep zijn gerekruteerd. Naar schatting heeft M23 alleen al in het Rutshurugebied (Oost-Congo) sinds juli 2012 146 jonge mannen en jongens onder dwang gerekruteerd. Sommige slachtoffers waren amper 15 jaar. De wreedheden van M23 tegen de burgerbevolking van de DRC en de campagnes voor gedwongen rekrutering, alsook het feit dat M23 de ontvanger is van wapens en militaire bijstand, heeft in aanzienlijke mate bijgedragen tot instabiliteit en conflicten in de regio; de beweging heeft in een aantal gevallen het internationaal recht geschonden.

6.   M23

(ook bekend als: Mouvement du 23 mars)

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 31 december 2012.

Andere informatie: Email: mouvementdu23mars1@gmail.com

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

De Beweging van 23 maart (M23) is een gewapende groep die actief is in DRC en de ontvanger is geweest van wapens en aanverwant materiaal, advies, opleiding en bijstand in verband met militaire activiteiten. Verschillende ooggetuigen verklaren dat M23 algemene militaire uitrusting ontvangt van de Rwandan Defence Forces (RDF) in de vorm van wapens en munitie, naast materiële ondersteuning voor gevechtsoperaties. M23 is medeplichtig aan en verantwoordelijk voor ernstige schendingen van het internationale recht waarbij vrouwen en kinderen het doelwit zijn in gewapende conflicten, in de DRC, waaronder moordpartijen en verminkingen, seksueel geweld, ontvoering en gedwongen verplaatsing. Op basis van talrijke rapporten, onderzoeken en verklaringen van ooggetuigen is M23 verantwoordelijk voor massamoorden op burgers en voor het verkrachten van vrouwen en kinderen in de verschillende regio's van de DRC. Uit meerdere rapporten blijkt dat M23-strijders 46 verkrachtingen van vrouwen en kinderen hebben gepleegd, van wie het jongste 8 jaar was. Naast de rapporten over seksueel geweld, heeft M23 ook intensieve campagnes doorgevoerd waarbij kinderen onder dwang in de gelederen van groep zijn gerekruteerd. Naar schatting heeft M23 alleen al in het Rutshurugebied (Oost-Congo) sinds juli 2012 146 jonge mannen en jongens onder dwang gerekruteerd. Sommige slachtoffers waren amper 15 jaar. De wreedheden van M23 tegen de burgerbevolking van de DRC en de campagnes voor gedwongen rekrutering, alsook het feit dat M23 de ontvanger is van wapens en militaire bijstand, heeft in aanzienlijke mate bijgedragen tot instabiliteit en conflicten in de regio; de beweging heeft in een aantal gevallen het internationaal recht geschonden.

7.   MACHANGA LTD

Adres: Plot 55A, Upper Kololo Terrace, Kampala, Uganda.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 29 maart 2007.

Andere informatie: Gouduitvoerbedrijf (Directie: de heren Rajendra Kumar Vaya en Hirendra M. Vaya). In 2010 werden aan Machanga toebehorende activa die op de rekening van Emirates Gold stonden, door de Bank of Nova Scotia Mocatta (UK) bevroren. De eigenaars van Machanga zijn betrokken gebleven bij het aankopen van goud uit de oostelijke DRC.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Machanga kocht goud via een vaste commerciële relatie die het onderhield met handelaren in de DRC die nauwe banden hadden met milities. Dat is „verstrekken van bijstand” aan illegale gewapende groeperingen, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) is geschonden. Gouduitvoerbedrijf (Directie: de heren Rajendra Kumar Vaya en Hirendra M. Vaya). In 2010 werden aan Machanga toebehorende activa die op de rekening van Emirates Gold stonden, door de Bank of Nova Scotia Mocatta (UK) bevroren. De voormalige eigenaar van Machanga, de heer Rajendra Kumar, en zijn broer Vipul Kumar, zijn betrokken gebleven bij het aankopen van goud uit de oostelijke DRC.

8.   TOUS POUR LA PAIX ET LE DEVELOPPEMENT (ngo)

(ook bekend als: TPD)

Adres: Goma, Noord-Kivu, DRC.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Goma, met provinciale comités in Zuid-Kivu, West- en Oost-Kasai en Maniema. Officieel zijn alle activiteiten sinds 2008 opgeschort. In de praktijk zijn de kantoren van TPD sinds juni 2011 open en betrokken bij aangelegenheden in verband met de terugkeer van ontheemden, verzoeningsinitiatieven binnen de gemeenschap, regeling van grondgeschillen, en dergelijke. voorzitter en vicevoorzitter van de TPD zijn respectievelijk Eugène Serufuli en Saverina Karomba. Belangrijke leden zijn ook de provincieraadsleden van Noord-Kivu Robert Seninga en Bertin Kirivita.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Betrokken bij schendingen van het wapenembargo, in de vorm van steunverlening aan de RCD-G, met name door het beschikbaar stellen van trucks voor het transport van wapens en troepen, alsmede door het vervoer van wapens die worden verdeeld onder delen van de bevolking in Masisi en Rutshuru (Noord-Kivu) (begin 2005). Goma, met provinciale comités in Zuid-Kivu, West- en Oost-Kasai en Maniema. Goma, met provinciale comités in Zuid-Kivu, West- en Oost-Kasai en Maniema. Officieel zijn alle activiteiten sinds 2008 opgeschort. In de praktijk zijn de kantoren van TPD sinds juni 2011 open en betrokken bij aangelegenheden in verband met de terugkeer van ontheemden, verzoeningsinitiatieven binnen de gemeenschap, regeling van grondgeschillen, en dergelijke. voorzitter en vicevoorzitter van de TPD zijn respectievelijk Eugène Serufuli en Saverina Karomba. Belangrijke leden zijn ook de provincieraadsleden van Noord-Kivu Robert Seninga en Bertin Kirivita.

9.   UGANDA COMMERCIAL IMPEX (UCI) LTD

Adres: a) Plot 22, Kanjokya Street, Kamwokya, Kampala, Uganda (Tel. +256 41 533 578/9), b) PO BOX 22709, Kampala, Uganda.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 29 maart 2007.

Andere informatie: Gouduitvoerbedrijf. (Directie: Jamnadas V. LODHIA — bekend als „Chuni” — en zijn zonen Kunal J. LODHIA en Jitendra J. LODHIA). In januari 2011 hebben de Ugandese autoriteiten het Comité ervan in kennis gesteld dat, nadat bepaalde financiële activa van Uganda Commercial Impex (UCI) waren vrijgegeven, Emirates Gold de schuld van dit bedrijf bij Crane Bank in Kampala heeft terugbetaald, waardoor de rekeningen van UCI konden worden afgesloten. De directie van UCI is betrokken gebleven bij het aankopen van goud uit de oostelijke DRC.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

UCI kocht goud via een vaste commerciële relatie die het onderhield met handelaren in de DRC die nauwe banden hadden met milities. Dat is „verstrekken van bijstand” aan illegale gewapende groeperingen, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) is geschonden. Gouduitvoerbedrijf. (Voormalige directie: J.V. LODHIA, bekend als „Chuni”, en zijn zoon Kunal LODHIA). In januari 2011 hebben de Ugandese autoriteiten het Comité ervan in kennis gesteld dat, nadat bepaalde financiële activa van Uganda Commercial Impex (UCI) waren vrijgegeven, Emirates Gold de schuld van dit bedrijf bij Crane Bank in Kampala heeft terugbetaald, waardoor de rekeningen van UCI konden worden afgesloten. De voormalige eigenaar van UCI, J.V. Lodhia, en zijn zoon Kumal Lodhia, zijn betrokken gebleven bij het aankopen van goud uit de oostelijke DRC.”


21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/615 VAN DE RAAD

van 20 april 2015

tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 560/2005 van de Raad van 12 april 2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust (1), en met name artikel 11 bis, leden 5 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 12 april 2005 Verordening (EG) nr. 560/2005 vastgesteld.

(2)

De Raad heeft een evaluatie uitgevoerd van de lijst bedoeld in bijlage I bis bij Verordening (EG) nr. 560/2005, overeenkomstig artikel 11 bis, lid 6, van die verordening.

(3)

De Raad heeft bepaald dat de bij Verordening (EG) nr. 560/2005 opgelegde beperkende maatregelen ten aanzien van de personen op de lijst in bijlage I bis moeten worden gehandhaafd voor vijf personen op de lijst.

(4)

In zijn arrest van 14 januari 2015 in Zaak T-406/13 (2) heeft het Gerecht van de Europese Unie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 479/2014 (3) van de Raad tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 560/2005 nietig verklaard, voor zover zij betrekking had op de heer Marcel Gossio. Als gevolg van die nietigverklaring dient de vermelding betreffende Marcel Gossio eveneens te worden geschrapt uit bijlage I bis bij Verordening (EG) nr. 560/2005.

(5)

Het Sanctiecomité, dat is ingesteld krachtens Resolutie 1572 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) betreffende Ivoorkust, heeft op 26 februari 2015 een persoon geschrapt van de lijst van personen die onderworpen zijn aan de maatregelen welke worden opgelegd op grond van de punten 9 en 12 van die resolutie. De vermelding voor deze persoon dient uit bijlage I bij Verordening (EG) nr. 560/2005 te worden geschrapt.

(6)

Bovendien heeft het Sanctiecomité andere vermeldingen voor de personen die onderworpen zijn aan de maatregelen opgelegd bij de punten 9 en 12 van VN-Resolutie 1572 (2004) geactualiseerd.

(7)

De in de bijlage I en I bis bij Verordening (EG) nr. 560/2005 opgenomen lijst van personen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen, dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 560/2005 wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Bijlage I bis bij Verordening (EG) nr. 560/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 20 april 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 95 van 14.4.2005, blz. 1.

(2)  Arrest van 14 januari 2015 in Zaak T-406/13, Gossio/Raad.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 479/2014 van de Raad van 12 mei 2014 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 3).


BIJLAGE I

„BIJLAGE I

Lijst van personen, bedoeld in de artikelen 2, 4 en 7

1.   Naam: CHARLES BLÉ GOUDÉ

Titel: nvt, Plaatsing op de lijst: nvt, Geboortedatum: 1.1.1972, Geboorteplaats: a) Guibéroua, Gagnoa, Ivoorkust, b) Niagbrahio/Guiberoua, Ivoorkust, c) Guiberoua, Ivoorkust, Zekere alias: a) Génie de kpo, b) Gbapé Zadi, Onzekere alias: Général, Nationaliteit: Ivoriaan, Paspoort nr.: a) 04LE66241, afgegeven op 10.11.2005, afgegeven in Ivoorkust (Vervaldatum: 9.11.2008), b) AE/088 DH 12, afgegeven op 20.12.2002, afgegeven in Ivoorkust (Vervaldatum: 11.12.2005), c) 98LC39292, uitgegeven in Ivoorkust (Vervaldatum: 23 november 2003), Nationaal identificatieummer: nvt, Adres: a) Yopougon Selmer, Bloc P 170, Abidjan, Ivoorkust, b) c/o Hotel Ivoire, Abidjan, Ivoorkust, c) Cocody (voorstad), Abidjan, Ivoorkust (Adres in reisdocument n. C2310421 afgegeven door Zwitserland op 15.11.2005 en geldig tot en met 31.12.2005). Op de lijst geplaatst op: 7.2.2006.

Overige informatie:

Beschrijving van de redenen voor plaatsing op de lijst: Leider van COJEP („Jeunes Patriotes” — „Jonge Patriotten”), herhaalde publieke verklaringen waarin wordt opgeroepen tot geweld tegen installaties en personeel van de Verenigde Naties en tegen buitenlanders; leiding geven bij en deelnemen aan gewelddaden van milities, onder meer afranselingen, verkrachtingen en buitengerechtelijke executies; intimidatie van de Verenigde Naties, de Internationale Werkgroep (IWG), de politieke oppositie en de onafhankelijke pers; sabotage van internationale radiostations; belemmeren van het optreden van de IWG, de operatie van de Verenigde Naties in Ivoorkust (UNOCI), en de Franse strijdkrachten, en van het vredesproces als omschreven in Resolutie 1643 (2005).

3.   Naam: EUGÈNE N'GORAN KOUADIO DJUÉ

Titel: nvt, Plaatsing op de lijst: nvt, Geboortedatum: a) 1.1.1966, b) 20.12.1969, Geboorteplaats: Ivoorkust, Zekere alias: nvt, Onzekere alias: nvt, Nationaliteit: Ivoriaan, Paspoort nr.: 04 LE 017521, afgegeven op 10.2.2005 (Vervaldatum: 10.2.2008), Nationaal identificatienummer: nvt, Adres: nvt, Op de lijst geplaatst op: 7.2.2006.

Overige informatie:

Beschrijving van de redenen voor plaatsing op de lijst: Leider van de Union des Patriotes pour la Libération Totale de la Côte d'Ivoire (UPLTCI) (Unie van patriotten voor de totale bevrijding van Ivoorkust). Herhaalde publieke verklaringen waarin wordt opgeroepen tot geweld tegen installaties en personeel van de Verenigde Naties en tegen buitenlanders; leiding geven bij en deelnemen aan gewelddaden van milities, onder meer afranselingen, verkrachtingen en buitengerechtelijke executies; belemmeren van het optreden van de IWG, UNOCI, en de Franse strijdkrachten, en van het vredesproces als omschreven in Resolutie 1643 (2005).

4.   Naam: MARTIN KOUAKOU FOFIÉ

Titel: nvt, Plaatsing op de lijst: nvt, Geboortedatum: 1.1.1968, Geboorteplaats: Bohi, Ivoorkust, Zekere alias: nvt, Onzekere alias: nvt, Nationaliteit: Ivoriaan, Paspoort nr.: nvt, Nationaal identificatienummer: a) 2096927, afgegeven op 17.3.2005, afgegeven in Burkina Faso, b) CNB N.076, afgegeven op 17.2.2003, afgegeven in Burkina Faso (Burkinees nationaliteitsbewijs), c) 970860100249, afgegeven op 5.8.1997, afgegeven in Ivoorkust (Vervaldatum: 5.8.2007), Adres: nvt, Op de lijst geplaatst op: 7.2.2006.

Overige informatie:

Naam vader: Yao Koffi FOFIE. Naam moeder: Ama Krouama KOSSONOU.

Beschrijving van de redenen voor plaatsing op de lijst: Korporaal-chef „Forces Nouvelles”, commandant sector Korhogo. Strijdkrachten onder zijn commando betrokken bij het ronselen van kindsoldaten, ontvoeringen, dwangarbeid, seksueel misbruik van vrouwen, willekeurige aanhoudingen en buitengerechtelijke executies, in strijd met mensenrechtenverdragen en het internationaal humanitair recht; belemmeren van het optreden van de IWG, de UNOCI en de Franse strijdkrachten, en van het vredesproces als omschreven in Resolutie 1643 (2005).

5.   Naam: Laurent GBAGBO

Titel: nvt, Plaatsing op de lijst: nvt, Geboortedatum: 31.5.1945, Geboorteplaats: Gagnoa, Ivoorkust, Zekere alias: nvt, Onzekere alias: nvt, Nationaliteit: Ivoriaan, Paspoort nr.: nvt, Nationaal identificatienr.: nvt, Adres: nvt, Op de lijst geplaatst op: 30.3.2011.

Overige informatie:

Beschrijving van de redenen voor plaatsing op de lijst: Voormalig president van Ivoorkust: belemmert het proces voor vrede en verzoening en weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

6.   Naam: SIMONE GBAGBO

Titel: nvt, Plaatsing op de lijst: nvt, Geboortedatum: 20.6.1949, Geboorteplaats: Moossou, Grand-Bassam, Ivoorkust, Zekere alias: nvt, Onzekere alias: nvt, Nationaliteit: Ivoriaan, Paspoort nr.: nvt, Nationaal identificatienr.: nvt, Adres: nvt, Op de lijst geplaatst op: 30.3.2011.

Overige informatie:

Beschrijving van de redenen voor plaatsing op de lijst: Voorzitter van de parlementaire fractie van het Front Populaire Ivoirien (FPI): belemmert het proces voor vrede en verzoening; zet publiekelijk aan tot haat en geweld.

8.   Naam: DÉSIRÉ TAGRO

Titel: nvt, Plaatsing op de lijst: nvt, Geboortedatum: 27.1.1959, Geboorteplaats: Issia, Ivoorkust, Zekere alias: nvt, Onzekere alias: nvt, Nationaliteit: Ivoriaan, Paspoort nr.: AE 065FH 08, Nationaal identificatienummer: nvt, Adres: nvt, Op de lijst geplaatst op: 30.3.2011.

Overige informatie:

Overleden op 12.4.2011 te Abidjan.

Beschrijving van de redenen voor plaatsing op de lijst: secretaris-generaal van het zogenaamde „presidentschap” van de heer Gbagbo: deelname aan de onwettige regering van de heer Gbagbo; belemmering van het proces voor vrede en verzoening, weigering de uitslag van de presidentsverkiezingen te erkennen en deelname aan de gewelddadige onderdrukking van volksbewegingen.”


BIJLAGE II

De vermelding in bijlage I bis bij Verordening (EG) nr. 560/2005 voor de hierna genoemde persoon wordt geschrapt:

Marcel GOSSIO.


21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/33


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/616 VAN DE COMMISSIE

van 13 februari 2015

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 wat verwijzingen daarin naar Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (1), en met name artikel 38, lid 4, derde alinea, artikel 68, lid 1, tweede alinea, en artikel 125, lid 8, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie (2) werd vastgesteld vóór Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3).

(2)

Na de vaststelling van Verordening (EU) nr. 508/2014 moeten drie voorlopige verwijzingen in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 naar het toekomstige rechtsinstrument van de Unie inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) worden vervangen door verwijzingen naar de exacte bepalingen van Verordening (EU) nr. 508/2014. De eerste verwijzing, in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014, betreft specifieke bepalingen inzake de rol, de verplichtingen en de verantwoordelijkheid van de instanties die de financieringsinstrumenten ten uitvoer leggen. De tweede verwijzing, in artikel 20 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014, betreft soorten concrete acties of projecten die deel uitmaken van de concrete acties waarvoor indirecte kosten kunnen worden berekend door het toepassen van een vast percentage, vastgesteld overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 (4). De derde verwijzing, in artikel 21 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014, betreft soorten concrete acties of projecten die deel uitmaken van de concrete acties waarvoor de indirecte kosten kunnen worden berekend door het toepassen van het vaste percentage, vastgesteld overeenkomstig artikel 124, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(3)

Aangezien de in Verordening (EU) nr. 1303/2013 vastgestelde voorschriften inzake publiek-private partnerschappen ook van toepassing zijn op het EFMZV, moet bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 worden gewijzigd zodat ook de relevante informatie of de concrete actie op grond van een publiek-private samenwerkingsstructuur wordt uitgevoerd, ook voor het EFMZV in elektronische vorm in het bewakingssysteem wordt bewaard.

(4)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1.

artikel 6, lid 1, onder b), wordt vervangen door:

„b)

eindbegunstigden worden geïnformeerd dat de financiering in het kader van uit hoofde van de ESI-fondsen medegefinancierde programma's wordt verstrekt in overeenstemming met de gestelde eisen in:

i)

artikel 115 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 voor het EFRO, het EFS en het Cohesiefonds,

ii)

artikel 66, lid 1, onder c), i), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*) voor het Elfpo,

iii)

artikel 97, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (**) voor het EFMZV.

(*)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487)."

(**)  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).”"

;

2.

artikel 20, onder d), wordt vervangen door:

„d)

de concrete acties die door het EFMZV worden ondersteund en die geprogrammeerd zijn in overeenstemming met artikel 26, artikel 28, artikel 39 of artikel 47 van Verordening (EU) nr. 508/2014.”

;

3.

artikel 21, onder d), wordt vervangen door:

„d)

concrete acties die door het EFMZV worden ondersteund en die geprogrammeerd zijn in overeenstemming met artikel 38, artikel 40, lid 1, artikel 41, lid 1, artikel 44, lid 6, artikel 48, lid 1, onder e), i), j) of k), of artikel 80, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 508/2014.”

;

(4)

in bijlage III, dataveld 17, „Informatie of de concrete actie op grond van een publiek-private samenwerkingsstructuur wordt uitgevoerd”, wordt in de rechterkolom „Fondsen waarvoor geen gegevens vereist zijn” de volgende tekst geschrapt:

„Niet van toepassing op het EFMZV”

.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie van 3 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 5).

(3)  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van „Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)” en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81).

(5)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).


21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/35


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/617 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2015

tot 230e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qaida-netwerk

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qaida-netwerk (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 10 april 2015 besloten twee personen toe te voegen aan de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient daarom dienovereenkomstig te worden bijgewerkt.

(4)

Om de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgestelde maatregelen te garanderen, dient de verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de volgende vermeldingen aan de lijst „Natuurlijke personen” toegevoegd:

a)

„Ali Ben Taher Ben Faleh Ouni Harzi (ook bekend als Abou Zoubair). Geboortedatum: 9.3.1986. Geboorteplaats: Ariana, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoortnummer: W342058 (Tunesisch paspoort, afgegeven op 14.3.2011, verloopt op 13.3.2016). Nationaal identiteitsnummer: 08705184 (Tunesisch nationaal identiteitskaartnummer, afgegeven op 24.2.2011). Adres: a) 18 Mediterranean Street, Ariana, Tunesië; b) Arabische Republiek Syrië (bevestigd in maart 2015); c) Irak (mogelijk alternatieve verblijfplaats in maart 2015); d) Libië (eerdere verblijfplaats). Overige informatie: a) persoonsbeschrijving: bruine ogen; lengte: 171 cm; b) foto beschikbaar voor opname in de speciale kennisgeving van Interpol/VN-Veiligheidsraad; c) naam vader: Taher Ouni Harzi, naam moeder: Borkana Bedairia. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 10.4.2015.”

b)

„Tarak Ben Taher Ben Faleh Ouni Harzi (ook bekend als Abou Omar Al Tounisi). Geboortedatum: 3.5.1982. Geboorteplaats: Tunis, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoortnummer: Z050399 (Tunesisch paspoort, afgegeven op 9.12.2003, verlopen op 8.12.2008). Nationaal identiteitsnummer: 04711809 (Tunesisch nationaal identiteitskaartnummer, afgegeven op 13.11.2003). Adres: a) 18 Mediterranean Street, Ariana, Tunesië; b) Arabische Republiek Syrië (bevestigd in maart 2015); c) Irak (mogelijk alternatieve verblijfplaats in maart 2015); d) Libië (eerdere verblijfplaats). Overige informatie: a) persoonsbeschrijving: bruine ogen; lengte: 172 cm; b) foto beschikbaar voor opname in de speciale kennisgeving van Interpol/VN-Veiligheidsraad; c) naam vader: Taher Ouni Harzi, naam moeder: Borkana Bedairia. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 10.4.2015.”


21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/37


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/618 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

93,9

SN

185,4

TN

464,3

TR

120,5

ZZ

216,0

0707 00 05

AL

92,7

MA

176,1

TR

134,7

ZZ

134,5

0709 93 10

MA

95,3

TR

145,6

ZZ

120,5

0805 10 20

EG

47,6

IL

73,1

MA

50,1

TN

55,5

TR

70,3

ZZ

59,3

0805 50 10

MA

57,3

ZZ

57,3

0808 10 80

AR

188,7

BR

101,1

CL

111,8

CN

107,2

MK

30,8

NZ

133,2

US

247,4

ZA

264,2

ZZ

148,1

0808 30 90

AR

102,0

CL

134,4

CN

116,0

ZA

116,0

ZZ

117,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/39


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/619 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2015

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten en de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 april 2015 zijn ingediend en tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 616/2007

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 april 2015 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2015 en voor de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3).

(3)

De hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 april 2015 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2015 en voor de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre rechten tot invoer kunnen worden verleend, door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006, in combinatie met artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006.

(4)

De hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten betrekking hebben die van 1 tot en met 7 april 2015 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2015 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid te worden toegevoegd.

(5)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2015 en voor de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend, wordt de in deel A van de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.

2.   De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in deel A van de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Op de hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2015 en voor de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend, wordt de in deel B van de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie van 4 juni 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen (PB L 142 van 5.6.2007, blz. 3).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

DEEL A

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — aanvragen die voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2015 zijn ingediend

(%)

Aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 beschikbare hoeveelheden toe te voegen hoeveelheden waarvoor geen aanvraag is ingediend

(in kg)

1

09.4211

0,390777

2

09.4212

0,827595

4A

09.4214

0,489236

 

09.4251

0,594809

 

09.4252

4 251 500

6A

09.4216

0,401123

 

 

09.4260

0,569476

7

09.4217

9 086 000

8

09.4218

3 478 800


Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — aanvragen die voor de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend

(%)

3

09.4213

3,703703

4B

09.4253

6B

09.4261

 

09.4262

 

09.4263

0,046334

 

09.4264

 

09.4265

DEEL B

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — aanvragen die voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2015 zijn ingediend

(%)

Aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2015 beschikbare hoeveelheden toe te voegen hoeveelheden waarvoor geen aanvraag is ingediend

(in kg)

5A

09.4215

0,607855

 

09.4254

3,655034

 

09.4255

3,558718

 

09.4256

53,394858


Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt -aanvragen die voor de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend

(%)

5B

09.4257

10

 

09.4258

 

09.4259


BESLUITEN

21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/43


BESLUIT (GBVB) 2015/620 VAN DE RAAD

van 20 april 2015

houdende wijziging van Besluit 2010/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 20 december 2010 heeft de Raad Besluit 2010/788/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

Op 29 januari 2015 heeft de VN-Veiligheidsraad Resolutie 2198 (2015) over de Democratische Republiek Congo („DRC”) aangenomen. Die resolutie voorziet in bepaalde wijzigingen van de aanwijzingscriteria voor reisbeperkingen en bevriezing van tegoeden die zijn opgelegd bij Resolutie 1807 (2008) van de VN-Veiligheidsraad.

(3)

Op 5 februari 2015 heeft het comité van de Veiligheidsraad dat is ingesteld krachtens Resolutie 1533 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties betreffende de Democratische Republiek Congo, een bijgewerkte lijst van personen en entiteiten die het voorwerp uitmaken van beperkende maatregelen opgesteld.

(4)

Voor het uitvoeren van die wijzigingen is verder optreden van de Unie nodig,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/788/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 2, lid 1, wordt punt a) vervangen door:

„a)

het leveren, verkopen of overdragen van wapens en aanverwant materieel en het verlenen van technische bijstand, financiering, tussenhandel en andere diensten die verband houden met wapens en aanverwant materieel uitsluitend bestemd ter ondersteuning van of voor gebruik door de Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUSCO);”

.

2.

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

De in artikel 4, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, voorziene beperkende maatregelen worden opgelegd aan personen en entiteiten die door het Sanctiecomité zijn aangewezen als betrokken bij of steun verlenend aan handelingen die de vrede, stabiliteit of veiligheid van de DRC ondermijnen. Dergelijke handelingen omvatten:

a)

het schenden van het wapenembargo en de aanverwante maatregelen als genoemd in artikel 1;

b)

actief zijn als politieke en militaire leiders van buitenlandse gewapende groeperingen die in de DRC opereren en de ontwapening en de vrijwillige repatriëring of hervestiging van tot deze groepen behorende strijders belemmeren;

c)

actief zijn als politieke en militaire leiders van Congolese milities, waaronder degenen die steun van buiten de DRC ontvangen, die de deelneming van hun strijders aan het ontwapenings-, demobilisatie- en reïntegratieproces belemmeren;

d)

het in strijd met het vigerende internationale recht rekruteren of gebruiken van kinderen in gewapende conflicten in de DRC;

e)

betrokken zijn bij de planning en aansturing van of deelname aan acties waarbij kinderen of vrouwen het doelwit zijn in gewapende conflicten en onder meer worden gedood of verminkt of het slachtoffer zijn van verkrachting en ander seksueel geweld, ontvoering of gedwongen verplaatsing, en bij aanvallen op scholen en ziekenhuizen;

f)

het belemmeren van de toegang tot of de verdeling van humanitaire hulp in de DRC;

g)

het steunen van personen of entiteiten, waaronder gewapende groeperingen, die betrokken zijn bij destabiliserende activiteiten in de DRC via illegale handel in natuurlijke bronnen, zoals goud of wilde dieren en van wilde dieren afkomstige producten;

h)

het handelen namens of onder leiding van een op een lijst geplaatste persoon of entiteit, dan wel namens of onder leiding van een entiteit die eigendom is van of onder zeggenschap staat van een aangewezen persoon of entiteit;

i)

het plannen, aansturen of steunen van aanvallen tegen vredeshandhavers van MONUSCO of VN-personeel of aan die aanvallen deelnemen;

j)

het verlenen van financiële, materiële of technologische steun voor of het verstrekken van goederen of diensten aan een aangewezen persoon of entiteit.

De betrokken personen en entiteiten staan in de bijlage.”

.

Artikel 2

De bijlage bij Besluit 2010/788/GBVB wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 20 april 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Besluit 2010/788/GBVB van de Raad van 20 december 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/369/GBVB (PB L 336 van 21.12.2010, blz. 30).


BIJLAGE

„BIJLAGE

a)

Lijst van de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde personen

1.   Eric BADEGE

Geboortedatum: 1971.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 31 december 2012.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Volgens het door de Groep deskundigen voor de Democratische Republiek Congo op 15 november 2012 uitgebrachte eindverslag „was luitenant-kolonel Eric Badege een contactpunt geworden van M23 in Masisi, en voerde hij het bevel over gezamenlijke acties …”, samen met een andere militaire leider. Daarnaast kon door „een aantal gecoördineerde aanslagen van luitenant-kolonel Badege in augustus [2012] een aanzienlijk deel van het Masisi-gebied door M23 worden gedestabiliseerd …”. Volgens voormalige strijders stond luitenant-kolonel Badege … onder het bevel van kolonel Makenga toen hij de aanvallen orkestreerde. Als militair bevelhebber van M23 is Badege verantwoordelijk voor ernstige schendingen waarbij vrouwen en kinderen het doelwit zijn in gewapende conflicten. Volgens het verslag van de Groep deskundigen van november 2012, hebben zich meerdere grote incidenten van willekeurige moordpartijen van burgers, onder wie vrouwen en kinderen, voorgedaan. Sedert mei 2012 hebben de Raia Mutomboki onder het bevel van M23 tijdens gecoördineerde aanslagen honderden burgers gedood. Badege heeft in augustus gezamenlijke aanslagen gepleegd waarbij burgers willekeurig zijn vermoord. In het verslag van de Groep deskundigen van november 2012 staat dat Badege en kolonel Makoma Semivumbi Jacques deze aanslagen gezamenlijk hebben georganiseerd.

Volgens het verslag van de Groep deskundigen hebben lokale leiders van Masisi verklaard dat Badege het bevel voerde over deze aanvallen van de Raia Mutomboki. Volgens een artikel van Radio Okapi van 28 juli 2012, „heeft de beheerder van Masisi op zaterdag 28 juli medegedeeld dat de bevelhebber van het 2e bataljon van het 410e FARDC-regiment in Nyabiondo — ongeveer dertig kilometer ten noordwesten van Goma in Noord-Kivu — overgelopen is. Naar zijn zeggen was kolonel Eric Badege op vrijdag met meer dan honderd soldaten op weg naar Rubaya, 80 km ten noorden van Nyabiondo. Deze informatie is door meerdere bronnen bevestigd.” Volgens een artikel van de BBC van 23 november 2012, is M23 opgericht toen voormalige leden van het CNDP die in de FARDC geïntegreerd waren, begonnen te protesteren tegen de slechte omstandigheden en de bezoldiging, en tegen het feit dat het vredesakkoord van 23 maart 2009 tussen het CNDP en de DRC, dat tot de integratie van de CNDP in de FARDC leidde, niet volledig was uitgevoerd. Volgens het IPIS-rapport van november 2012, is M23 betrokken geweest bij actieve militaire operaties om de controle te verwerven over het oostelijke deel van de DRC. M23 en de FARDC hebben op 24 en 25 juli 2012 om de controle van verschillende steden en dorpen in Oost-Congo gestreden; M23 heeft de FARDC op 26 juli 2012 in Rumangabo aangevallen; M23 heeft de FARDC op 17 november 2012 uit Kibumba verdreven, en op 20 november 2012 de controle over Goma verworven. Volgens het verslag van de Groep deskundigen van november 2012 beweren meerdere voormalige M23-strijders dat leiders van M23 standrechtelijk tientallen kinderen hebben geëxecuteerd die poogden te ontsnappen nadat zij door M23 als kindsoldaten waren gerekruteerd. Volgens een rapport van Human Rights Watch (HRW) van 11 september 2012 heeft een Rwandese man van 18, die na een gedwongen rekrutering in Rwanda was ontsnapt, HRW meegedeeld dat hij getuige is geweest van de executie van een 16-jarige jongen van zijn eenheid bij M23 die in juni had geprobeerd te vluchten. De jongen werd gevangengenomen en voor de ogen van andere rekruten door strijders van M23 doodgeslagen.

Een bevelhebber van M23 die deze moordpartij had bevolen, zou als verklaring voor deze moord de overige rekruten gezegd hebben dat „hij ons in de steek wilde laten”. Het rapport maakt ook melding van getuigen die beweren dat ten minste 33 nieuwe rekruten en andere M23-strijders bij een ontsnappingspoging standrechtelijk zouden zijn geëxecuteerd. Sommigen werden vastgebonden en voor de ogen van andere rekruten doodgeschoten, als voorbeeld van de straf die hen mogelijk te wachten stond. Een jonge rekruut vertelde HRW het volgende: „toen we bij M23 waren, werd ons gezegd [dat we de keuze hadden] en dat we bij hen konden blijven of sterven. Velen probeerden te ontsnappen. Sommigen werden gepakt, en werden onmiddellijk gedood.”.

2.   Frank Kakolele BWAMBALE

(ook bekend als: a) Frank Kakorere, b) Frank Kakorere Bwambale, c) Aigle Blanc)

Hoedanigheid: Generaal bij de FARDC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Heeft het CNDP in januari 2008 verlaten. Verblijft sinds juni 2011 in Kinshasa. Sinds 2010 lijkt generaal Kakolele betrokken bij activiteiten voor het „Programme de Stabilisation et Reconstruction des Zones Sortant des Conflits Armés” (STAREC) van de regering van de DRC, inclusief deelname aan een missie vanuit dit STAREC naar Goma en Beni in maart 2011. De autoriteiten van de DRC hebben hem in december 2013 in Beni, Noord-Kivu, gearresteerd omdat hij het ontwapenings-, demobilisatie- en reïntegratieproces (DDR) zou blokkeren.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Voormalig leider van RCD-ML, heeft invloed op het beleid van deze organisatie en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van, de strijdkrachten van de RCD-ML, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Generaal bij de FARDC, vanaf juni 2011 zonder militaire functie. Heeft het CNDP in januari 2008 verlaten. Verblijft sinds juni 2011 in Kinshasa. Sinds 2010 lijkt generaal Kakolele betrokken bij activiteiten voor het „Programme de Stabilisation et Reconstruction des Zones Sortant des Conflits Armés” (STAREC) van de regering van de DRC, inclusief deelname aan een missie vanuit dit STAREC naar Goma en Beni in maart 2011.

3.   Gaston IYAMUREMYE

(ook bekend als: a) Byiringiro Victor Rumuli, b) Victor Rumuri, c) Michel Byiringiro, d) Rumuli)

Hoedanigheid: a) voorzitter van de FDLR en b) tweede vicevoorzitter van de FDLR-FOCA.

Adres: Opereert sinds juni 2014 vanuit Kalonge, provincie Noord-Kivu.

Geboortedatum: 1948.

Geboorteplaats: a) Musanze District, Northern Province, Rwanda, b) Ruhengeri, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 december 2010.

Andere informatie: Brigadegeneraal.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Volgens verscheidene bronnen, waaronder de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad, is Gaston Iyamuremye de tweede vicevoorzitter van de FDLR en wordt hij beschouwd als een kernlid van de militaire en politieke leiding van de FDLR. Gaston Iyamuremye leidde tevens het kantoor van Ignace Murwanashyaka (voorzitter van de FDLR) in Kibua (DRC) tot december 2009. FDLR-voorzitter en 2e vicevoorzitter van FDLR-FOCA vanaf juni 2011, opereert vanuit Kalonge, provincie Noord-Kivu.

4.   Innocent KAINA

(ook bekend als: a) Colonel Innocent Kaina, b) India Queen)

Geboorteplaats: Bunagana, gebied Rutshuru, DRC.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 30 november 2012.

Andere informatie: In Rwanda sinds einde 2014.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Innocent Kaina is momenteel een sectorcommandant in de „Mouvement du 23 MARS (M23)”. Hij is verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal recht en heeft zelf ook schendingen begaan. Kaina werd in juli 2007 door het militair tribunaal van het garnizoen Kinshasa schuldig bevonden aan misdrijven tegen de menselijkheid, begaan in het district Ituri tussen mei 2003 en december 2005. Hij werd in 2009 vrijgelaten als onderdeel van het vredesakkoord tussen de Congolese regering en het CNDP. Als lid van de FARDC heeft hij zich in 2009 schuldig gemaakt aan executies, ontvoeringen en verminkingen in het Masisigebied. Als commandant onder het bevel van generaal Ntaganda heeft hij de aanzet gegeven tot de muiterij van de voormalige leden van de CNDP in het Rutshurugebied in april 2012. Hij zorgde ervoor dat de muiters veilig uit het Masisigebied konden ontkomen. Tussen mei en augustus 2012 zag hij toe op de rekrutering en de opleiding van meer dan 150 kinderen voor M23, en schoot hij de jongens die hadden geprobeerd te ontsnappen dood. In juli 2012 reisde hij naar Berunda en Degho met het oog op mobilisatie- en rekruteringsactiviteiten in het kader van M23.

5.   Jérôme KAKWAVU BUKANDE

(ook bekend als: a) Jérôme Kakwavu, b) Commandant Jérôme)

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Heeft sinds december 2004 de rang van generaal bij de FARDC. Sinds juni 2011 in hechtenis in de Makalagevangenis in Kinshasa. Sinds 25 maart 2011 staat de heer Kakwavu voor het hoge militaire gerechtshof te Kinshasa terecht voor oorlogsmisdaden. In november 2014 door een militaire rechtbank van de DRC veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf wegens verkrachting, moord en foltering.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Voormalig voorzitter van de UCD/FAPC. De FAPC beheerst illegale grensovergangen tussen Uganda en de DRC — een belangrijke transitroute voor wapenhandel. Als hoofd van de FAPC had hij invloed op het beleid van die organisatie en voerde hij het commando over, en controleert hij de activiteiten van, de strijdkrachten van de FAPC, die betrokken waren bij wapensmokkel en bijgevolg het wapenembargo schenden. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor de rekrutering en inzet van kinderen in Ituri in 2002. Hij is een van de vijf hoge officieren van de FARDC die werden beschuldigd van ernstige misdrijven met seksueel geweld en wier dossiers door de Veiligheidsraad bij zijn bezoek in 2009 onder de aandacht van de regering zijn gebracht. Heeft sinds december 2004 de rang van generaal bij de FARDC. Sinds juni 2011 in hechtenis in de Makalagevangenis in Kinshasa. Vanaf 25 maart 2011 staat de heer Kakwavu voor het hoge militaire gerechtshof the Kinshasa terecht voor oorlogsmisdaden.

6.   Germain KATANGA

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: In december 2004 benoemd tot generaal bij de FARDC. Op 18 oktober 2007 door de regering van de DRC overgeleverd aan het Internationaal Strafhof. In mei 2014 door het Internationaal Strafhof veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Zit momenteel in de gevangenis in Nederland.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Hoofd van de FRPI. Is betrokken bij wapenhandel en schendt bijgevolg het wapenembargo. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor de rekrutering en inzet van kinderen in Ituri van 2002 tot en met 2003. In december 2004 benoemd tot generaal bij de FARDC. Op 18 oktober 2007 door de regering van de DRC overgeleverd aan het Internationaal Strafhof. Zijn proces is begonnen in november 2009.

7.   Thomas LUBANGA

Geboorteplaats: Ituri, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: In maart 2005 gearresteerd in Kinshasa in verband met de betrokkenheid van de UPC/L bij mensenrechtenschendingen. Op 17 maart 2006 aan het ICC overgedragen. In maart 2012 door het ICC schuldig bevonden en veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf. Op 1 december 2014 hebben de raadsheren van het ICC de veroordeling en het vonnis jegens Lubanga bevestigd. Zit momenteel in de gevangenis in Nederland.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

voorzitter van de UPC/L, een van de gewapende groepen en milities bedoeld in punt 20 van Resolutie 1493 (2003) die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor de rekrutering en inzet van kinderen in Ituri van 2002 tot en met 2003. In maart 2005 gearresteerd in Kinshasa in verband met de betrokkenheid van de UPC/L bij mensenrechtenschendingen. Door de Congolese autoriteiten overgedragen aan het ICC op 17 maart 2006. Zijn proces is begonnen in januari 2009 en wordt naar verwacht in 2011 afgesloten. In maart 2012 door het ICC schuldig bevonden en veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf. Heeft beroep aangetekend tegen het vonnis van het ICC.

8.   Sultani MAKENGA

(ook bekend als: a) Makenga, Colonel Sultani, b) Makenga, Emmanuel Sultani)

Geboortedatum: 25 december 1973.

Geboorteplaats: Rutshuru, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 13 november 2012.

Andere informatie: Een militair leider van de groepering „Mouvement du 23 mars (M23)” die in de Democratische Republiek Congo opereert. In Rwanda sinds einde 2014.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Sultani Makenga is een militair leider van de groepering „Mouvement du 23 mars (M23)” die in de Democratische Republiek Congo (DRC) opereert. Als leider van M23 (ook bekend als het Congolese revolutionaire leger) heeft Sultani Makenga ernstige schendingen van het internationale recht begaan en is hij verantwoordelijk voor dergelijke schendingen, waarbij kinderen en vrouwen het doelwit zijn in gewapende conflicten, worden gedood en verminkt, en het slachtoffer zijn van seksueel geweld, ontvoering en gedwongen verplaatsing. Hij is tevens verantwoordelijk voor schendingen van het internationaal recht in verband met activiteiten van M23 waarbij kinderen worden gerekruteerd of gebruikt in gewapende conflicten in de DRC. M23 heeft onder het bevel van Sultani Makenga op grote schaal wreedheden begaan tegen de burgerbevolking van de DRC. Volgens getuigenissen en rapporten hebben de militanten die onder het bevel van Sultani Makenga opereerden, in het gehele Rutshurugebied vrouwen en kinderen (sommigen slechts 8 jaar oud) verkracht als onderdeel van een strategie om de controle over het Rutshurugebied te consolideren. Onder het bevel van Makenga heeft M23 grootschalige campagnes van gedwongen rekrutering van kinderen in de DRC en in de regio gevoerd, en werden talloze kinderen gedood, verminkt of gewond. Vele van de onder dwang gerekruteerde kinderen waren jonger dan 15 jaar. Makenga zou voorts wapens en aanverwant materiaal hebben ontvangen, wat in strijd is met de maatregelen van de DRC ter handhaving van het wapenembargo, onder meer nationale ordonnanties inzake de invoer en het bezit van wapens en aanverwant materiaal. Bij Makenga's acties als leider van M23 werden onder meer ernstige schendingen van het internationaal recht en wreedheden tegen de burgerbevolking van de DRC begaan, en werd de situatie van onveiligheid, ontheemding en conflict in de regio nog verergerd. Een militair leider van de groepering „Mouvement du 23 mars (M23)” die in de Democratische Republiek Congo opereert.

9.   Khawa Panga MANDRO

(ook bekend als: a) Kawa Panga, b) Kawa Panga Mandro, c) Kawa Mandro, d) Yves Andoul Karim, e) Yves Khawa Panga Mandro, f) Mandro Panga Kahwa, g) „Chief Kahwa”, h) „Kawa”)

Geboortedatum: 20 augustus 1973.

Geboorteplaats: Bunia, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Gevangen te Bunia sinds april 2005 wegens sabotage van het vredesproces van Ituri. Is in oktober 2005 aangehouden door de Congolese autoriteiten, vrijgesproken door het Hof van Beroep in Kisangani, vervolgens overgedragen aan de gerechtelijke autoriteiten in Kinshasa vanwege een nieuwe aanklacht wegens misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden, zware mishandeling. In augustus 2014 heeft een militaire rechtbank van de DRC in Kisangani hem veroordeeld wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, en hem veroordeeld tot 9 jaar gevangenisstraf en tot schadevergoeding van zijn slachtoffers voor ongeveer 85 000 dollar.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Voormalig voorzitter van de UPC/L, een van de gewapende groepen en milities bedoeld in punt 20 van Resolutie 1493 (2003) die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor de rekrutering en inzet van kinderen van 2001 tot en met 2002. Gevangen te Bunia sinds april 2005 wegens sabotage van het vredesproces van Ituri. Is in oktober 2005 aangehouden door de Congolese autoriteiten, vrijgesproken door het Hof van Beroep in Kisangani, vervolgens overgedragen aan de gerechtelijke autoriteiten in Kinshasa vanwege een nieuwe aanklacht wegens misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden, zware mishandeling. Sinds juni 2011 in hechtenis in de centrale Makalagevangenis in Kinshasa.

10.   Callixte MBARUSHIMANA

Geboortedatum: 24 juli 1963.

Geboorteplaats: Ndusu/Ruhengeri, provincie Nord, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 3 maart 2009.

Andere informatie: Gearresteerd te Parijs op 3 oktober 2010 krachtens een arrestatiebevel van het ICC wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid door troepen van de FDLR in de Kivuprovincies in 2009, en op 25 januari 2011 overgebracht naar Den Haag, maar eind 2011 door het ICC vrijgelaten.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Tot zijn aanhouding uitvoerend secretaris van de FDLR en vicevoorzitter van het militaire opperbevel van de FDLR. Politiek/militair aanvoerder van een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de Democratische Republiek Congo, die de ontwapening en de vrijwillige repatriëring en hervestiging van strijders belemmert, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder b). Gearresteerd te Parijs op 3 oktober 2010 krachtens een arrestatiebevel van het ICC wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid door troepen van de FDLR in de Kivuprovincies in 2009, en op 25 januari 2011 overgebracht naar Den Haag.

11.   Iruta Douglas MPAMO

(ook bekend als: a) Doulas Iruta Mpamo, b) Mpano)

Adres: Gisenyi, Rwanda (sinds juni 2011).

Geboortedatum: a) 28 december 1965, b) 29 december 1965.

Geboorteplaats: a) Bashali, Masisi, DRC, b) Goma, DRC, c) Uvira, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Geen beroepsactiviteit bekend sinds het verongelukken van twee van de door de Great Lakes Business Company (GLBC) beheerde vliegtuigen.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Eigenaar/manager van de „Compagnie Aérienne des Grands Lacs” en van de „Great Lakes Business Company”, waarvan vliegtuigen zijn gebruikt om bijstand te verlenen aan gewapende groepen en milities die in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) worden genoemd. Is ook verantwoordelijk voor het achterhouden van vlucht- en ladinggegevens, kennelijk met de bedoeling het wapenembargo te helpen omzeilen. Geen beroepsactiviteit bekend sinds het verongelukken van twee van de door de Great Lakes Business Company (GLBC) beheerde vliegtuigen.

12.   Sylvestre MUDACUMURA

(ook bekend als: a) Mupenzi Bernard, b) General Major Mupenzi, c) General Mudacumura, d) Radja)

Adres: Kikoma-woud, bij Bogoyi, Walikale, Noord-Kivu, DRC (sinds juni 2011).

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Militair bevelhebber van het FDLR-FOCA, en tevens politieke eerste vicevoorzitter en hoofd van het opperbevel van het FOCA, waardoor hij sinds de aanhouding van de leiders van het FOCA in Europa de functies van militair en politiek leider combineerde. Heeft sinds 2014 zijn basis in het hoofdkwartier van de FDLR in Nganga, Noord-Kivu.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Militair bevelhebber van de FDLR, heeft invloed op het beleid van deze organisatie en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van, de strijdkrachten van de FDLR, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Mudacumura (of een lid van zijn staf) voerde telefoongesprekken met FDLR-leider Murwanashyaka in Duitsland, onder meer op het tijdstip van het bloedbad in Busurungi in mei 2009, en met militair commandant majoor Guillaume tijdens de operaties Umoja Wetu en Kimia II in 2009. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor 27 gevallen van rekrutering en inzet van kinderen door troepen onder zijn bevel in Noord-Kivu van 2002 tot en met 2007. Militair bevelhebber van het FDLR-FOCA, en tevens politieke eerste vicevoorzitter en hoofd van het opperbevel van het FOCA, waardoor hij sinds de aanhouding van de leiders van het FOCA in Europa de functies van militair en politiek leider combineerde.

13.   Leodomir MUGARAGU

(ook bekend als: a) Manzi Leon, b) Leo Manzi)

Adres: FDLR-hoofdkwartier in het Kikoma-woud, bij Bogoyi, Walikale, Noord-Kivu, DRC (vanaf juni 2011).

Geboortedatum: a) 1954, b) 1953.

Geboorteplaats: a) Kigali, Rwanda, b) Rushashi, provincie Nord, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 december 2010.

Andere informatie: Chef-staf van het FDLR-FOCA, belast met administratieve aangelegenheden.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Volgens inlichtingen uit open bronnen en officiële rapporten is Leodomir Mugaragu chef-staf van de Forces Combattantes Abucunguzi/Combatant Force for the Liberation of Rwanda (FOCA), de gewapende vleugel van de FDLR. Volgens officiële rapporten is Mugaragu een belangrijk strateeg voor de militaire operaties van de FDLR in het oosten van de DRC. Chef-staf van het FDLR-FOCA, belast met administratieve aangelegenheden.

14.   Leopold MUJYAMBERE

(ook bekend als: a) Musenyeri, b) Achille, c) Frere Petrus Ibrahim)

Adres: Nyakaleke (zuidoosten van Mwenga), Zuid-Kivu, DRC.

Geboortedatum: a) 17 maart 1962, b) Rond 1966.

Geboorteplaats: Kigali, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 3 maart 2009.

Andere informatie: Sinds eind 2014 dienstdoend plaatsvervangend bevelhebber van het FDLR/FOCA, gebaseerd in Nganga, Noord-Kivu.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Commandant van de tweede divisie van de FOCA/de Reservebrigades (een gewapende tak van de FDLR). Militair aanvoerder van een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de Democratische Republiek Congo, belemmert de ontwapening en de vrijwillige repatriëring en hervestiging van strijders, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder b). Uit bewijsmateriaal dat is bijeengebracht door de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad en is opgenomen in haar rapport van 13 februari 2008 blijkt dat uit handen van het FDLR-FOCA bevrijde of ontsnapte vrouwen waren ontvoerd en seksueel misbruikt. Het FDLR-FOCA, dat voorheen jongens van vijftien tot twintig jaar rekruteerde, rekruteert sinds medio 2007 met geweld jongeren vanaf tien jaar. De jongste kinderen worden dan ingezet als escorte en oudere kinderen als frontsoldaten, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder d) en e). Sinds juni 2011 commandant van het FDLR/FOCA-operatiegebied in Zuid-Kivu dat nu „Amazon” wordt genoemd.

15.   Jamil MUKULU

(ook bekend als: a) Steven Alirabaki, b) David Kyagulanyi, c) Musezi Talengelanimiro, d) Mzee Tutu, e) Abdullah Junjuaka, f) Alilabaki Kyagulanyi, g) Hussein Muhammad, h) Nicolas Luumu, i) Professor Musharaf, j) Talengelanimiro)

Hoedanigheid: a) hoofd van de Geallieerde democratische strijdkrachten (ADF), b) commandant van de Geallieerde democratische strijdkrachten.

Geboortedatum: a) 1965, b) 1 januari 1964.

Geboorteplaats: Ntoke, provincie Ntenjeru, district Kayunga, Uganda.

Nationaliteit: Ugandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 12 oktober 2011.

Andere informatie: Sinds eind 2014 onbekend waar hij zich ophoudt, waarschijnlijk in Noord-Kivu, DRC.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Volgens inlichtingen uit open bronnen en officiële rapporten, waaronder de rapporten van de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad, is de heer Jamil Mukulu de militaire aanvoerder van de Alliantie van democratische krachten (ADF), een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de DRC en de ontwapening en vrijwillige repatriëring of hervestiging van ADF-strijders belemmert, zoals beschreven in punt 4 (b) van Resolutie 1857 (2008). De Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad heeft gerapporteerd dat Mukulu leiding en materiële steun heeft gegeven aan de ADF, een gewapende groepering die actief is op het grondgebied van de DRC. Volgens verscheidene bronnen, waaronder de rapporten van de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad, is Jamil Mukulu ook invloed blijven uitoefenen op het beleid; hij heeft de ADF gefinancierd en hij is rechtstreeks het commando blijven voeren over, en de activiteiten blijven controleren van de ADF-strijdkrachten ter plaatse; hij ziet tevens toe op de contacten met internationale terreurnetwerken.

16.   Ignace MURWANASHYAKA

(ook bekend als: Dr. Ignace)

Titel: Dr.

Geboortedatum: 14 mei 1963.

Geboorteplaats: a) Butera, Rwanda, b) Ngoma, Butare, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Aangehouden door de Duitse autoriteiten op 17 november 2009. Als voorzitter van het FDLR-FOCA vervangen door Gaston Iamuremye, ook bekend als „Rumuli”. Murwanashyaka staat sinds 4 mei 2011 in Duitsland terecht voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid die in 2008 en 2009 door troepen van de FDLR in de DRC zijn gepleegd.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

voorzitter van de FDLR, en opperbevelhebber van de strijdkrachten van de FDLR; heeft invloed op het beleid en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van, de strijdkrachten van de FDLR, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Voerde telefoongesprekken met militaire commandanten te velde van de FDLR (onder meer tijdens het bloedbad in Busurungi in mei 2009); gaf militaire bevelen aan het opperbevel; was betrokken bij de coördinatie van de overdracht van wapens en munitie aan FDLR-eenheden en bij het doorgeven van specifieke gebruiksinstructies; beheerde grote geldsommen die werden bijeengebracht door middel van de illegale verkoop van natuurlijke hulpbronnen in gebieden onder controle van de FDLR. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten had hij als voorzitter en militair commandant van de FDLR commando-verantwoordelijkheid voor de rekrutering en inzet van kinderen door de FDLR in Oost-Congo. Aangehouden door de Duitse autoriteiten op 17 november 2009. Als voorzitter van het FDLR-FOCA vervangen door Gaston Iamuremye, ook bekend als „Rumuli”. Murwanashyaka staat sinds 4 mei 2011 in Duitsland terecht voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid die in 2008 en 2009 door troepen van de FDLR in de DRC zijn gepleegd.

17.   Straton MUSONI

(ook bekend als: IO Musoni)

Geboortedatum: a) 6 april 1961, b) 4 juni 1961.

Geboorteplaats: Mugambazi, Kigali, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 29 maart 2007.

Andere informatie: Aangehouden door de Duitse autoriteiten op 17 november 2009. Musoni staat sinds 4 mei 2011 in Duitsland terecht voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid die in 2008 en 2009 door troepen van de FDLR in de DRC zijn gepleegd. Als eerste vicevoorzitter van de FDLR vervangen door Sylvestre Mudacumura.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Als leider van de FDLR, een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de DRC, belemmert Musoni de ontwapening en de vrijwillige repatriëring of hervestiging van tot deze groepen behorende strijders, waarmee hij UNSCR 1649 (2005) schendt. Aangehouden door de Duitse autoriteiten op 17 november 2009. Musoni staat sinds 4 mei 2011 in Duitsland terecht voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid die in 2008 en 2009 door troepen van de FDLR in de DRC zijn gepleegd. Als eerste vicevoorzitter van de FDLR vervangen door Sylvestre Mudacumura.

18.   Jules MUTEBUTSI

(ook bekend als: a) Jules Mutebusi, b) Jules Mutebuzi, c) Colonel Mutebutsi)

Geboortedatum: 1964.

Geboorteplaats: Minembwe, Zuid-Kivu, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Voormalig plaatsvervangend regionaal militair bevelhebber van de FARDC voor de 10e militaire regio in april 2004, ontslagen wegens ongedisciplineerd gedrag. In december 2007 aangehouden door de Rwandese autoriteiten toen hij probeerde de grens met de DRC over te steken. Sindsdien verblijft hij in semi-vrijheid in Kigali (mag het land niet verlaten).

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Heeft zich aangesloten bij andere afvallige elementen van de voormalige RCD-G met wie hij in mei 2004 met geweld de stad Bukavu heeft ingenomen. Is betrokken bij wapenhandel buiten de structuren van de FARDC om en bij de bevoorrading van in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities; schendt bijgevolg het wapenembargo. Voormalig plaatsvervangend regionaal militair bevelhebber van de FARDC voor de 10e militaire regio in april 2004, ontslagen wegens ongedisciplineerd gedrag. In december 2007 aangehouden door de Rwandese autoriteiten toen hij probeerde de grens met de DRC over te steken. Sindsdien verblijft hij in semi-vrijheid in Kigali (mag het land niet verlaten).

19.   Baudoin NGARUYE WA MYAMURO

(ook bekend als: Kolonel Baudouin NGARUYE)

Titel: militair leider van de „Mouvement du 23 mars (M23)”.

Hoedanigheid: Brigadegeneraal.

Adres: Rubavu/Mudende, Rwanda.

Geboortedatum: a) 1 april 1978, b) 1978.

Geboorteplaats: a) Bibwe, DRC 1978, Lusamambo, Luberogebied, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Nationaal identiteitsnr.: FARDC ID 178094462180.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 30 november 2012.

Andere informatie: Kwam op 16 maart 2013 de Republiek Rwanda binnen. Woont sinds eind 2014 in het Ngoma-kamp, Rwanda.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Ngaruye leidde in april 2012 de muiterij van voormalige CNDP-leden, bekend als de „Mouvement du 23 mars (M23)”, onder het bevel van generaal Ntaganda. Hij is momenteel de op twee na hoogste militaire leider in M23. De Groep deskundigen voor de DRC heeft zijn aanwijzing in 2008 en 2009 al aanbevolen. Hij is verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal recht en heeft zelf ook schendingen begaan. Hij heeft voor M23 tussen 2008 en 2009 en naar het einde van 2010 toe honderden kinderen gerekruteerd en opgeleid. Hij heeft mensen gedood, verminkt en ontvoerd, en vaak waren vrouwen daarbij het slachtoffer. Hij is verantwoordelijk voor het executeren en folteren van deserteurs binnen M23. Als lid van de FARDC gaf hij in 2009 het bevel om alle mannen van het dorp Shalio in het Walikalegebied te doden. Hij verstrekte voorts wapens en munitie en betaalde lonen uit in het Masisigebied en het Wakikalegebied, onder rechtstreeks bevel van Ntaganda. Hij organiseerde in 2010 de gedwongen verplaatsing en onteigening van bevolkingsgroepen in het Lukopfugebied. Hij was nauw betrokken bij criminele netwerken in de FARDC die opbrengsten haalden uit de handel in mineralen, wat heeft geleid tot spanningen en gewelddaden waarbij kolonel Innocent Zimurinda in 2011 was betrokken. Kwam op 16 maart 2013 de Republiek Rwanda binnen te Gasizi/Rubavu.

20.   Mathieu, Chui NGUDJOLO

(ook bekend als: Cui Ngudjolo)

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Is in oktober 2003 in Bunia gearresteerd door de MONUC. Op 7 februari 2008 door de regering van de DRC overgeleverd aan het Internationaal Strafhof. Door het ICC in december 2012 van alle beschuldigingen vrijgesproken. Is na zijn vrijlating vastgehouden door de Nederlandse autoriteiten, en heeft in Nederland een asielaanvraag ingediend. De aanklagers gingen in beroep tegen het vonnis van het ICC, hoorzittingen in oktober 2014; uitspraak hangende sinds december 2014.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Chef-staf van de FNI en voormalig chef-staf van de FRPI; had invloed op het beleid van deze organisatie en voerde het commando over, en controleerde de activiteiten van, de strijdkrachten van de FRPI, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor de rekrutering en inzet van kinderen jonger dan 15 jaar in Ituri in 2006. Is in oktober 2003 in Bunia gearresteerd door de MONUC. Op 7 februari 2008 door de regering van de DRC overgeleverd aan het Internationaal Strafhof. Door het ICC in december 2012 van alle beschuldigingen vrijgesproken. Is na zijn vrijlating vastgehouden door de Nederlandse autoriteiten, en heeft in Nederland een asielaanvraag ingediend.

21.   Floribert Ngabu NJABU

(ook bekend als: a) Floribert Njabu Ngabu, b) Floribert Ndjabu, c) Floribert Ngabu Ndjabu).

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Sinds maart 2005 onder huisarrest in Kinshasa in verband met de betrokkenheid van het FNI bij mensenrechtenschendingen. Overgebracht naar Den Haag op 27 maart 2011 om te getuigen tijdens de ICC-processen van Germain Katanga en Mathieu Ngodjolo. Heeft in mei 2011 asiel aangevraagd in Nederland. Een Nederlandse rechter wees zijn asielaanvraag in oktober 2012 af. In juli 2014 van Nederland naar de DRC overgebracht en daar aangehouden.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Voormalig voorzitter van de FNI, een van de gewapende groepen en milities bedoeld in punt 20 van Resolutie 1493 (2003) die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Sinds maart 2005 onder huisarrest in Kinshasa in verband met de betrokkenheid van het FNI bij mensenrechtenschendingen. Overgebracht naar Den Haag op 27 maart 2011 om te getuigen tijdens de ICC-processen van Germain Katanga en Mathieu Ngodjolo. Heeft in mei 2011 asiel aangevraagd in Nederland. Een Nederlandse rechter wees zijn asielaanvraag in oktober 2012 af; er is beroep aangetekend.

22.   Laurent NKUNDA

(ook bekend als: a) Nkunda Mihigo Laurent, b) Laurent Nkunda Bwatare, c) Laurent Nkundabatware, d) Laurent Nkunda Mahoro Batware, e) Laurent Nkunda Batware, f) Chairman, g) General Nkunda, h) Papa Six)

Geboortedatum: a) 6 februari 1967, b) 2 februari 1967.

Geboorteplaats: Rutshuru, Noord-Kivu, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Voormalig generaal van de RCD-G. Oprichter van het Congrès national pour la défense du peuple (CNDP), 2006; Hoge officier van de Rally for Congolese Democracy-Goma (RCD-G), 1998-2006; Officier van het Rwandan Patriotic Front (RPF), 1992-1998. Laurent Nkunda is in januari 2009 in Rwanda door de Rwandese autoriteiten aangehouden en vervangen als de commandant van het Nationaal Congres voor de verdediging van het volk (CNDP). Sindsdien staat hij onder huisarrest te Kigali, Rwanda. Een verzoek van de regering van de DRC om Nkunda uit te wijzen wegens in de oostelijke DRC gepleegde misdrijven is door Rwanda geweigerd. In 2010 is het beroep van de heer Nkunda wegens illegale hechtenis verworpen door een Rwandese rechtbank in Gisenyi, die meende dat de zaak door een militaire rechtbank moet worden behandeld. De advocaten van Nkunda zijn in beroep gegaan bij het militair gerechtshof van Rwanda.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Heeft zich samen met andere afvallige elementen van de voormalige RCD-G aangesloten bij de troepen die in mei 2004 de stad Bukavu met geweld hebben ingenomen. Is betrokken bij wapenhandel buiten de structuren van de FARDC om, en schendt bijgevolg het wapenembargo. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor 264 gevallen van rekrutering en inzet van kinderen door troepen onder zijn bevel in Noord-Kivu van 2002 tot en met 2009. Voormalig generaal van de RCD-G. Oprichter van het Congrès national pour la défense du peuple (CNDP), 2006; Hoge officier van de Rally for Congolese Democracy-Goma (RCD-G), 1998-2006; Officier van het Rwandan Patriotic Front (RPF), 1992-1998. Laurent Nkunda is in januari 2009 in Rwanda door de Rwandese autoriteiten aangehouden en vervangen als de commandant van het Nationaal Congres voor de verdediging van het volk (CNDP). Sindsdien staat hij onder huisarrest te Kigali, Rwanda. Een verzoek van de regering van de DRC om Nkunda uit te wijzen wegens in de oostelijke DRC gepleegde misdrijven is door Rwanda geweigerd. In 2010 is het beroep van de heer Nkunda wegens illegale hechtenis verworpen door een Rwandese rechtbank in Gisenyi, die meende dat de zaak door een militaire rechtbank moet worden behandeld. De advocaten zijn een procedure begonnen voor het militaire gerechtshof van Rwanda. Behoudt enige invloed op bepaalde delen van het Nationaal Congres voor de verdediging van het volk (CNDP).

23.   Felicien NSANZUBUKIRE

(ook bekend als: Fred Irakeza)

Hoedanigheid: Eerste bataljonscommandant bij de FDLR-FOCA, opererend vanuit het Uvira-Sangegebied in Zuid-Kivu.

Adres: Magunda, Mwengagebied, Zuid-Kivu, DRC (sinds juni 2011).

Geboortedatum: 1967.

Geboorteplaats: a) Murama, Kigali, Rwanda, b) Rubungo, Kigali, Rwanda, c) Kinyinya, Kigali, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 december 2010.

Andere informatie: Hij is sinds ten minste 1994 lid van de FDLR en opereert in het oosten van de DRC sinds oktober 1998.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Felicien Nsanzubukire heeft vanaf ten minste november 2008 tot en met april 2009 de smokkel van munitie en wapens van de Verenigde Republiek Tanzania, via het Tanganyikameer naar FDLR-eenheden in de streek van Uvira en Fizi in Zuid-Kivu, gesuperviseerd en gecoördineerd. Eerste bataljonscommandant bij de FDLR-FOCA, opererend vanuit het Uvira-Sangegebied in Zuid-Kivu. Hij is sinds ten minste 1994 lid van de FDLR en opereert in het oosten van de DRC sinds oktober 1998.

24.   Pacifique NTAWUNGUKA

(ook bekend als: a) Pacifique Ntawungula, b) Colonel Omega, c) Nzeri, d) Israel)

Hoedanigheid: Commandant van het operatiegebied SONOKI in Noord-Kivu van de FDLR-FOCA.

Adres: Goma, DRC (sinds juni 2011).

Geboortedatum: a) 1 januari 1964, b) rond 1964.

Geboorteplaats: Gaseke, Gisenyi-provincie, Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 3 maart 2009.

Andere informatie: Kreeg een militaire opleiding in Egypte. Opereert sinds eind 2014 vanuit het Tongo-gebied, Noord-Kivu.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Commandant van de eerste divisie van de FOCA (gewapende vleugel van de FDLR). Militair aanvoerder van een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de Democratische Republiek Congo, belemmert de ontwapening en de vrijwillige repatriëring en hervestiging van strijders, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder b). Uit bewijsmateriaal dat is bijeengebracht door de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad en is opgenomen in haar rapport van 13 februari 2008 blijkt dat uit handen van het FDLR-FOCA bevrijde of ontsnapte vrouwen waren ontvoerd en seksueel misbruikt. Het FDLR-FOCA, dat voorheen jongens van vijftien tot twintig jaar rekruteerde, rekruteert sinds medio 2007 met geweld jongeren vanaf tien jaar. De jongste kinderen worden dan ingezet als escorte en oudere kinderen als frontsoldaten, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder d) en e). Kreeg een militaire opleiding in Egypte.

25.   James NYAKUNI

Nationaliteit: Ugandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Zakenrelatie van Jérôme Kakwavu; houdt zich vooral bezig met smokkel over de grens tussen de DRC en Uganda; wordt onder meer verdacht van smokkel van wapens en militair materieel in ongecontroleerde trucks. Schending van het wapenembargo, onder meer door steunverlening aan gewapende groepen en milities genoemd in punt 20 van UNSCR 1493 (2003); met inbegrip van financiële steun waardoor zij militair kunnen opereren.

26.   Stanislas NZEYIMANA

(ook bekend als: a) Deogratias Bigaruka Izabayo, b) Izabayo Deo, c) Jules Mateso Mlamba, d) Bigaruka, e) Bigurura)

Hoedanigheid: Plaatsvervangend commandant van de FDLR-FOCA.

Adres: Mukobervwa, Noord-Kivu, DRC (sinds juni 2011).

Geboortedatum: a) 1 januari 1966, b) 28 augustus 1966, c) 1967.

Geboorteplaats: Mugusa (Butare), Rwanda.

Nationaliteit: Rwandese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 3 maart 2009.

Andere informatie: Verdween begin 2013 in Tanzania. Sinds eind 2014 onbekend waar hij zich ophoudt.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Plaatsvervangend commandant van de FOCA (een gewapende tak van de FDLR). Militair aanvoerder van een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de Democratische Republiek Congo, belemmert de ontwapening en de vrijwillige repatriëring en hervestiging van strijders, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder b). Uit bewijsmateriaal dat is bijeengebracht door de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad en is opgenomen in haar rapport van 13 februari 2008 blijkt dat uit handen van het FDLR-FOCA bevrijde of ontsnapte vrouwen waren ontvoerd en seksueel misbruikt. Het FDLR-FOCA, dat voorheen jongens van vijftien tot twintig jaar rekruteerde, rekruteert sinds medio 2007 met geweld jongeren vanaf tien jaar. De jongste kinderen worden dan ingezet als escorte en oudere kinderen als frontsoldaten, in strijd met Resolutie 1857 (2008) van de Veiligheidsraad, punt 4, onder d) en e).

27.   Dieudonné OZIA MAZIO

(ook bekend als: a) Ozia Mazio, b) Omari, c) Mr Omari)

Geboortedatum: 6 juni 1949.

Geboorteplaats: Ariwara, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Aangenomen wordt dat Dieudonné Ozia Mazio, die toen voorzitter van de Fédération des entreprises congolaises (FEC) in het Aru-gebied was, op 23 september 2008 te Ariwara is gestorven.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Financiële banden met Jérôme Kakwavu en de FAPC; houdt zich bezig met smokkel over de grens tussen de DRC en Uganda, waardoor voorraden en contant geld kunnen worden geleverd aan Jérôme Kakwavu en diens troepen. Schending van het wapenembargo, onder meer door steunverlening aan gewapende groepen en milities genoemd in punt 20 van UNSCR 1493 (2003). Aangenomen wordt dat Dieudonné Ozia Mazio, die toen voorzitter van de Fédération des entreprises congolaises (FEC) in het Aru-gebied was, op 23 september 2008 te Ariwara is gestorven.

28.   Jean-Marie Lugerero RUNIGA

(ook bekend als: Jean-Marie Rugerero)

Hoedanigheid: voorzitter van M23.

Adres: Rubavu/Mudende, Rwanda.

Geboortedatum: a) Rond 1960, b) 9 september 1966.

Geboorteplaats: Bukavu, DRC.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 31 december 2012.

Andere informatie: Kwam op 16 maart 2013 de Republiek Rwanda binnen. Verblijft sinds eind 2014 in Rwanda.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

In een door Sultani Makenga, leider bij M23, ondertekend document van 9 juli 2012, wordt Runiga genoemd als de coördinator van de politieke vleugel van M23. Volgens dat document was de benoeming van Runinga ingegeven door de noodzaak de zichtbaarheid van de zaak van M23 te garanderen. In berichten op de website van M23 wordt Runiga genoemd als de „president” van M23. Zijn leidersrol wordt bevestigd door het rapport van de Groep deskundigen van november 2012, waarin Runiga de „leider van M23” wordt genoemd. Volgens een artikel van Associated Press van 13 december 2012, heeft Runiga Associated Press een lijst van eisen getoond die aan de Congolese regering zal worden voorgelegd. Het ontslag van Kabila en de ontbinding van het nationale parlement zijn daar onderdeel van. Runiga wees erop dat als de kans zich voordoet, M23 Goma opnieuw zou innemen. „En dit keer zullen we ons niet terugtrekken”, aldus Runiga tegenover Associated Press. Hij verklaarde ook dat als voorwaarde voor de onderhandelingen, de politieke tak van M23 de controle van Goma opnieuw moet overnemen. „Ik denk dat onze leden in Kampala ons vertegenwoordigen. Te gelegener tijd zal ik daar ook zijn. Ik wacht nog totdat enkele zaken georganiseerd zijn, en wanneer Kabila daar is, ga ik er ook heen”, aldus Runiga. Volgens een artikel in Le Figaro van 26 november 2012 heeft Runiga president Kabila van de DRC op 24 november 2012 ontmoet om besprekingen te beginnen. Los daarvan verklaarde Runiga in een interview met Le Figaro het volgende „M23 bestaat hoofdzakelijk uit voormalige militaire leden van de FARDC die overgelopen zijn uit protest tegen het feit dat de akkoorden van 23 maart 2009 niet zijn nageleefd.”.

Hij voegde eraan toe: „de soldaten van M23 zijn deserteurs van een leger dat zij met de wapens in de hand ontvlucht zijn. We hebben onlangs een grote hoeveelheid materiaal van een militaire basis in Bunagna buitgemaakt. Daarmee kunnen we voorlopig elke dag terreinwinst boeken en de aanvallen van de FARDC afslaan … Onze revolutie is een Congolese revolutie, onder leiding van de Congolezen en voor het Congolese volk.” Volgens een artikel van Reuters van 22 november 2012, heeft Runiga verklaard dat M23 over het vermogen beschikte om Goma te blijven vasthouden nadat de strijdkrachten van M23 waren versterkt door muitende Congolese militairen van de FARDC: „We beschikken over een gedisciplineerd leger, en over de FARDC-militairen die zich bij ons hebben gevoegd. Zij zijn onze broeders en zullen opnieuw getraind en ingezet worden, zodat we met hen kunnen samenwerken.” Volgens een artikel in The Guardian van 27 november 2012 heeft Runiga verklaard dat M23 geen gehoor zal geven aan de oproep van regionale leiders van de Internationale Conferentie over het gebied van de Grote Meren om Goma te verlaten, en aldus de weg voor vredesgesprekken te effenen. Runiga verklaarde dat, integendeel, de terugtrekking van M23 uit Goma het resultaat van, maar geen voorwaarde voor, onderhandelingen zal zijn. Volgens het eindverslag van de Groep deskundigen van 15 november 2012, heeft Runiga een delegatie geleid die op 29 juli 2012 naar Kampala is gereisd en daar de laatste hand heeft gelegd aan de 21 agendapunten van de beweging M23, ter voorbereiding van vroegtijdige onderhandelingen tijdens de Internationale Conferentie over het gebied van de Grote Meren. Volgens een artikel van de BBC van 23 november 2012, is M23 opgericht toen voormalige leden van het CNDP die in de FARDC geïntegreerd waren, begonnen te protesteren tegen de slechte omstandigheden en de bezoldiging, en tegen het feit dat het vredesakkoord van 23 maart 2009 tussen het CNDP en de DRC, dat tot de integratie van de CNDP in de FARDC leidde, niet volledig was uitgevoerd.

Volgens het IPIS-rapport van november 2012, is M23 betrokken geweest bij actieve militaire operaties om de controle te verwerven over het oostelijke deel van de DRC. M23 en de FARDC hebben op 24 en 25 juli 2012 om de controle van verschillende steden en dorpen in Oost-Congo gestreden; M23 heeft de FARDC op 26 juli 2012 in Rumangabo aangevallen; M23 heeft de FARDC op 17 november 2012 uit Kibumba verdreven, en op 20 november 2012 de controle over Goma verworven. Volgens het verslag van de Groep deskundigen van november 2012 beweren meerdere voormalige M23-strijders dat leiders van M23 standrechtelijk tientallen kinderen hebben geëxecuteerd die poogden te ontsnappen nadat zij door M23 als kindsoldaten waren gerekruteerd. Volgens een rapport van Human Rights Watch (HRW) van 11 september 2012 heeft een Rwandese man van 18, die na een gedwongen rekrutering in Rwanda was ontsnapt, HRW meegedeeld dat hij getuige is geweest van de executie van een 16-jarige jongen van zijn eenheid bij M23 die in juni had geprobeerd te vluchten. De jongen werd gevangengenomen en voor de ogen van andere rekruten door strijders van M23 doodgeslagen. Een bevelhebber van M23 die deze moordpartij had bevolen, zou als verklaring voor deze moord de overige rekruten gezegd hebben dat „hij ons in de steek wilde laten”. Het rapport maakt ook melding van getuigen die beweren dat ten minste 33 nieuwe rekruten en andere M23-strijders bij een ontsnappingspoging standrechtelijk zouden zijn geëxecuteerd. Sommigen werden vastgebonden en voor de ogen van andere rekruten doodgeschoten, als voorbeeld van de straf die hen mogelijk te wachten stond. Een jonge rekruut vertelde HRW het volgende: „toen we bij M23 waren, werd ons gezegd [we konden kiezen en] dat we bij hen konden blijven of sterven. Velen probeerden te ontsnappen. Sommigen werden gevat, en werden onmiddellijk gedood.”. Kwam op 16 maart 2013 de Republiek Rwanda binnen te Gasizi/Rubavu.

29.   Ntabo Ntaberi SHEKA

Hoedanigheid: Opperbevelhebber, Nduma Defensie Congo, Mai Mai Sheka-groepering.

Geboortedatum: 4 april 1976.

Geboorteplaats: gebied Walikale, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 28 november 2011.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Ntabo Ntaberi Sheka, opperbevelhebber van de politieke vleugel van de Mai Mai Sheka, is de politieke leider van een Congolese gewapende groepering die de ontwapening, demobilisatie of herintegratie van strijders belemmert. De Mai Mai Sheka is een in Congo gebaseerde militie die opereert vanuit bases in Walikale, in het oosten van de Democratische Republiek Congo. De Mai Mai Sheka-militie heeft aanvallen uitgevoerd op mijnen in het oosten van de Democratische Republiek Congo; zij heeft de mijnen van Bisiye in handen genomen en perst de lokale bevolking af. Ntabo Ntaberi Sheka heeft ook ernstige schendingen van het internationaal recht begaan waarbij kinderen het doelwit waren. Ntabo Ntaberi Sheka plande en beval een reeks aanvallen van 30 juli tot 2 augustus 2010 in Walikale, om plaatselijke bevolkingsgroepen die van collaboratie met het Congolese regeringsleger waren beschuldigd, te straffen. Tijdens de aanvallen werden kinderen verkracht en ontvoerd; zij moesten dwangarbeid verrichten en moesten een wrede, onmenselijke of onterende behandeling ondergaan. Tevens worden jongens onder dwang door de Mai Mai Sheka-militie gerekruteerd; in haar rangen bevinden zich kinderen uit ronselacties.

30.   Bosco TAGANDA

(ook bekend als: a) Bosco Ntaganda, b) Bosco Ntagenda, c) General Taganda, d) Lydia, e) Terminator, f) Tango Romeo (roepnaam), g) Romeo (roepnaam), h) Major)

Adres: Goma, DRC (sinds juni 2011).

Geboortedatum: In 1973 of 1974.

Geboorteplaats: Bigogwe, Rwanda.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Geboren in Rwanda maar als kind verhuisd naar Nyamitaba, Masisigebied in Noord-Kivu. Na de vredesovereenkomsten van Ituri van 11 december 2004 is hij bij presidentieel decreet tot brigade-generaal van de FARDC benoemd. Nadat hij eerder chef-staf van het CNDP was, werd hij na de arrestatie van Laurent Nkunda opperbevelhebber van het CNDP in januari 2009. Sinds januari 2009 is hij feitelijk plaatsvervangend bevelhebber van de achtereenvolgende tegen de FDLR gerichte operaties „Umoja Wetu”, „Kimia II” en „Amani Leo” in Noord- en Zuid-Kivu. Is Rwanda in maart 2013 binnengekomen en heeft zich op 22 maart vrijwillig overgegeven aan functionarissen van het ICC in Kigali. Is overgebracht naar het ICC in Den Haag. Op 9 juni 2014 heeft het ICC jegens hem 13 aanklachten wegens oorlogsmisdaden en 5 wegens misdaden tegen de menselijkheid bevestigd; het proces zal naar verwachting op 2 juni 2015 van start gaan.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Militair bevelhebber van de FDLR, heeft invloed op het beleid van deze organisatie en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van, de strijdkrachten van de FDLR, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Is in december 2004 tot generaal van de FARDC benoemd, maar weigerde de promotie, waardoor hij thans buiten de FARDC staat. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten was hij verantwoordelijk voor de rekrutering en inzet van kinderen in Ituri in 2002 en 2003, en voor 155 gevallen van directe verantwoordelijkheid en/of commando-verantwoordelijkheid voor de rekrutering en inzet van kinderen in Noord-Kivu van 2002 tot en met 2009. Had als chef-staf van het CNDP directe verantwoordelijkheid en commando-verantwoordelijkheid voor het bloedbad in Kiwanja (november 2008). Geboren in Rwanda maar verhuisd naar Nyamitaba, Masisigebied in Noord-Kivu, waar hij zijn jeugd doorbracht. Sinds juni 2011 verblijft hij in Goma; hij bezit grote boerderijen in de streek van Ngungu, in het Masisigebied, Noord-Kivu. Na de vredesovereenkomsten van Ituri van 11 december 2004 is hij bij presidentieel decreet tot brigade-generaal van de FARDC benoemd. Nadat hij eerder chef-staf van het CNDP was, werd hij na de arrestatie van Laurent Nkunda opperbevelhebber van het CNDP in januari 2009. Sinds januari 2009 is hij feitelijk plaatsvervangend bevelhebber van de achtereenvolgende tegen de FDLR gerichte operaties „Umoja Wetu”, „Kimia II” en „Amani Leo” in Noord- en Zuid-Kivu. Is Rwanda in maart 2013 binnengekomen en heeft zich op 22 maart vrijwillig overgegeven aan functionarissen van het ICC in Kigali. Is overgebracht naar het ICC in Den Haag, waar hem tijdens een eerste hoorzitting op 26 maart de aanklachten jegens zijn persoon werden voorgelezen.

31.   Innocent ZIMURINDA

(ook bekend als: Zimulinda)

Hoedanigheid: a) M23, brigadecommandant.

Rang: kolonel, b) Kolonel bij de FARDC.

Adres: Rubavu, Mudende.

Geboortedatum: a) 1 september 1972, b) rond 1975, c) 16 maart 1972.

Geboorteplaats: a) Ngungu, Masisigebied, Noord-Kivu, DRC, b) Masisi, DRC.

Nationaliteit: Congolese.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 december 2010.

Andere informatie: Nadat hij in 2009 als luitenant-kolonel in de FARDC was opgenomen, was hij brigadecommandant tijdens de Kimia II-operaties van de FARDC, met als basis het gebied van Ngungu. In juli 2009 werd Zimurinda bevorderd tot kolonel en werd hij sectorcommandant voor de FARDC in Ngungu en vervolgens in Kitchanga tijdens de operaties Kimia II en Amani Leo van de FARDC. Hoewel kolonel Zimurinda niet voorkomt in het besluit van de president van de DRC van 31 december 2010 tot benoeming van de hoge officieren van de FARDC, heeft hij de facto zijn positie als bevelhebber van de 22e sector van de FARDC in Kitchanga behouden, en draagt hij de nieuwe onderscheidingstekenen en het nieuwe uniform van de FARDC. In december 2010 werden door militairen onder bevel van kolonel Zimurina uitgevoerde rekruteringsactiviteiten aan de kaak gesteld in rapporten uit open bronnen. Kwam op 16 maart 2013 de Republiek Rwanda binnen. Verblijft sinds eind 2014 in het Ngoma-kamp, Rwanda.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Volgens verscheidene bronnen heeft de toenmalige luitenant-kolonel Innocent Zimurinda als een van de bevelhebbers van de 231e brigade van de FARDC bevelen gegeven die hebben geleid tot de afslachting van meer dan 100 Rwandese vluchtelingen, vooral vrouwen en kinderen, tijdens een militaire operatie in de streek van Shalio in april 2009. De Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad heeft gerapporteerd dat luitenant-kolonel Innocent Zimurinda volgens rechtstreekse getuigen op 29 augustus 2009 in Kalehe heeft geweigerd om drie kinderen die onder zijn bevel stonden, vrij te laten. Volgens verscheidene bronnen heeft de toenmalige luitenant-kolonel Innocent Zimurinda, vóór de integratie van het CNDP in de FARDC, deelgenomen aan een operatie van het CNDP in november 2008 waarbij 89 burgers, waaronder vrouwen en kinderen, zijn afgeslacht in de streek van Kiwanja.

In maart 2010 hebben 51 mensenrechtenorganisaties die in het oosten van de DRC actief zijn, kolonel Innocent Zimurinda verantwoordelijk gesteld voor een veelheid aan mensenrechtenschendingen, onder meer de moord op talloze burgers, waaronder vrouwen en kinderen, tussen februari 2007 en augustus 2007. Kolonel Innocent Zimurinda werd er in dezelfde klacht eveneens van beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor de verkrachting van een groot aantal vrouwen en meisjes. Volgens een verklaring van 21 mei 2010 van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten, is Innocent Zimurinda betrokken geweest bij de willekeurige executie van kindsoldaten, onder meer tijdens operatie Kimia II. Volgens dezelfde verklaring heeft hij de VN-missie in de DRC (MONUC) de toegang geweigerd toen deze de troepen wilde controleren op de aanwezigheid van minderjarigen. Volgens de Groep deskundigen van het Sanctiecomité DRC van de VN-Veiligheidsraad, draagt kolonel Zimurinda de individuele verantwoordelijkheid en de commando-verantwoordelijkheid voor de rekrutering van kinderen en voor de inzet van kinderen in troepen onder zijn bevel. Nadat hij in 2009 als luitenant-kolonel in de FARDC was opgenomen, was hij brigadecommandant tijdens de Kimia II-operaties van de FARDC, met als basis het gebied van Ngungu. In juli 2009 werd Zimurinda bevorderd tot kolonel en werd hij sectorcommandant voor de FARDC in Ngungu en vervolgens in Kitchanga tijdens de operaties Kimia II en Amani Leo van de FARDC. Hoewel kolonel Zimurinda niet voorkomt in het besluit van de president van de DRC van 31 december 2010 tot benoeming van de hoge officieren van de FARDC, heeft hij de facto zijn positie als bevelhebber van de 22e sector van de FARDC in Kitchanga behouden, en draagt hij de nieuwe onderscheidingstekenen en het nieuwe uniform van de FARDC. Hij blijft loyaal aan Bosco Ntaganda. In december 2010 werden door militairen onder bevel van kolonel Zimurina uitgevoerde rekruteringsactiviteiten aan de kaak gesteld in rapporten uit open bronnen. Kwam op 16 maart 2013 de Republiek Rwanda binnen. Verblijft sinds eind 2014 in het Ngoma-kamp, Rwanda.

b)

Lijst van de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde entiteiten

1.   ADF

(ook bekend als: a) Allied Democratic Forces b) Forces Démocratiques Alliées-Armée Nationale de Libération de l'Ouganda c) ADF/NALU d) NALU).

Adres: Provincie Noord-Kivu, Democratische Republiek Congo.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 30 juni 2014.

Andere informatie: Sinds december 2014 is ADF opgesplitst in verscheidene kleine groepen. Jamil Mukulu staat aan het hoofd van een groep met verscheidene hoge ADF-leiders, die zich op een onbekende locatie bevindt, vermoedelijk in de provincie Noord-Kivu. Seka Baluku is leider van de andere grote groep, die opereert in het woud ten noordoosten van de stand Beni, in de provincie Noord-Kivu. ADF beschikt ook over een uitgebreid ondersteunend netwerk in de DRC, Uganda, Rwanda en mogelijkerwijs nog andere landen.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

De Geallieerde democratische strijdkrachten („ADF”) zijn in 1995 opgericht en houden zich op in het bergachtige grensgebied tussen DRC en Uganda. Volgens het in 2013 gepubliceerde eindverslag van de VN-deskundigengroep inzake de Democratische Republiek Congo („Groep deskundigen”), waarin Ugandese functionarissen en VN-bronnen worden aangehaald, kon ADF in 2013 rekenen op 1 200 tot 1 500 gewapende strijders in het noordoostelijk Benigebied van de provincie Noord-Kivu, dicht bij de grens met Uganda. Dezelfde bronnen schatten het totaal aantal leden van ADF — met inbegrip van vrouwen en kinderen — op 1 600 tot 2 500. Ten gevolge van militaire operaties van het Congolese leger (FARDC) en de Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUSCO) in 2013 en 2014, heeft ADF zijn strijders verspreid over talrijke kleinere basissen, en zijn de vrouwen en kinderen naar gebieden ten westen van Beni, en naar het gebied langs de grens tussen Ituri en Noord-Kivu overgebracht. De militaire leider van ADF is Hood Lukwago, en de opperbevelhebber ervan is Jamil Mukulu (op de sanctielijst geplaatst).

ADF heeft zware schendingen van het internationaal recht en van UNSCR 2078 (2012) begaan, met inbegrip van de hieronder nader omschreven feiten.

ADF heeft kindsoldaten gerekruteerd en ingezet, en derhalve het toepasselijk internationaal recht (UNSCR, punt 4, onder d)) geschonden.

In het eindverslag van de Groep deskundigen voor 2013 werd vermeld dat de Groep deskundigen drie voormalige, in 2013 ontsnapte, ADF-strijders heeft geïnterviewd, die beschreven hoe de ronselaars van ADF mensen naar Congo lokken met valse beloften in verband met een baan (voor volwassenen) en gratis onderwijs (voor kinderen), en hen vervolgens dwingen om lid te worden van ADF. Eveneens volgens dat eindverslag hebben de ADF-strijders aan de Groep deskundigen gezegd dat de trainingsgroepen van ADF normaal gesproken voor zowel volwassen mannen als jongens bestemd zijn, en twee in 2013 uit het ADF ontsnapte jongens hebben de Groep deskundigen verteld dat zij militaire training van ADF hadden gekregen. In het verslag van de Groep deskundigen staat ook een rapport over de opleiding bij ADF, opgetekend uit de mond van een „voormalig kindsoldaat van ADF”.

Volgens het eindverslag 2012 van de Groep deskundigen zijn er onder de ADF-rekruten ook kinderen, zoals blijkt uit het voorbeeld van een ADF-ronselaar die in juli 2012 door de Ugandese autoriteiten in Kasese werd aangehouden terwijl hij met 6 jongens naar de DRC op weg was.

Een concreet voorbeeld van hoe ADF kinderen rekruteert en inzet staat in een brief die de voormalige directeur voor Afrika van Human Rights Watch, Georgette Gagnon, op 6 januari 2009 richtte aan de toenmalige Ugandese minister van Justitie, Kiddhu Makubuyu, en waarin zij schrijft dat een jongen genaamd Bushobozi Irumba in 2000 op negenjarige leeftijd door ADF werd ontvoerd. Hij moest vervoer en andere diensten voor ADF-strijders regelen.

Voorts worden in het „Afrika-rapport” beweringen aangehaald volgens welke ADF kinderen al vanaf de leeftijd van 10 jaar als kindsoldaten zou rekruteren, en wordt een woordvoerder van de „Uganda People's Defence Force (UPDF)” geciteerd die verklaart dat UPDF 30 kinderen heeft gered uit een trainingskamp op het eiland Buvuma in het Victoriameer.

ADF heeft ook talrijke schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht begaan tegen vrouwen en kinderen, waaronder moordpartijen, verminkingen en seksueel geweld (UNSCR punt 4, onder e)).

Volgens het eindverslag van de Groep deskundigen voor 2013 heeft het ADF in 2013 talrijke dorpen aangevallen, waardoor meer dan 66 000 mensen naar Uganda zijn gevlucht. Deze aanvallen hebben geleid tot de ontvolking van een groot gebied, dat sindsdien door ADF wordt gecontroleerd door middel van het ontvoeren of vermoorden van mensen die naar hun dorpen terugkeren. Tussen juli en september 2013 heeft ADF in het gebied van Kamango minstens 5 mensen onthoofd, verschillende anderen doodgeschoten en nog tientallen meer ontvoerd. Deze acties hebben de lokale bevolking geterroriseerd en mensen afgeschrikt om naar huis terug te keren.

De mondiale horizontale nota („Global Horizontal Note”), een mechanisme voor monitoring van en rapportering over zware schendingen tegen kinderen in gewapende conflicten, heeft aan de Werkgroep van de VN-Veiligheidsraad voor kinderen in gewapende conflicten (Children and Armed Conflict — CAAC) gemeld dat ADF in de periode van oktober tot en met december 2013 verantwoordelijk was voor 14 van de 18 gemelde kinderslachtoffers, onder andere bij een incident in het gebied Beni op 11 december 2013, toen ADF het dorp Musuku heeft aangevallen en 23 mensen, waaronder 11 kinderen (drie meisjes en acht jongens) tussen twee maanden en 17 jaar, heeft vermoord. Alle slachtoffers, waaronder twee kinderen die de aanval overleefd hebben, werden zwaar verminkt met machetes.

Het verslag van de secretaris-generaal van maart 2014 inzake conflictgerelateerd seksueel geweld plaatst de „Allied Democratic Forces — National Army for the Liberation of Uganda” op de lijst van „Partijen waarop de geloofwaardige verdenking rust dat zij in een gewapend conflict verkrachtingen of andere vormen van seksueel geweld hebben gepleegd of daar verantwoordelijk voor zijn”.

ADF heeft ook deelgenomen aan aanvallen tegen MONUSCO-vredeshandhavers (UNSCR punt 4, onder i)).

Tot slot heeft de Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUSCO) gemeld dat ADF ten minste twee aanvallen tegen MONUSCO-vredeshandhavers heeft uitgevoerd. De eerste, op 14 juli 2013, was een aanval op een MONUSCO-patrouille op de weg tussen Mbau en Kamango. Deze aanval wordt nader omschreven in het eindverslag voor 2013 van de Groep deskundigen. De tweede aanval vond plaats op 3 maart 2014. Een MONUSCO-voertuig werd met granaten aangevallen op tien kilometer afstand van de Mavivi-luchthaven in Beni, waarbij vijf vredeshandhavers verwondingen opliepen.

2.   BUTEMBO AIRLINES (BAL)

Adres: Butembo, DRC.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 29 maart 2007.

Andere informatie: Luchtvaartmaatschappij in particuliere eigendom, met als thuisbasis Butembo. BAL heeft sinds december 2008 niet langer een vergunning als vliegtuigexploitant in de DRC.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Kambale Kisoni (overleden op 5 juli 2007, en vervolgens op 24 april 2008 van de lijst geschrapt) gebruikte zijn luchtvaartmaatschappij om goud, rantsoenen en wapens van het FNI te vervoeren tussen Mongbwalu en Butembo. Dat is „verstrekken van bijstand” aan illegale gewapende groeperingen, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) is geschonden. Luchtvaartmaatschappij in particuliere eigendom, met als thuisbasis Butembo. BAL heeft sinds december 2008 niet langer een vergunning als vliegtuigexploitant in de DRC.

3.   COMPAGNIE AERIENNE DES GRANDS LACS (CAGL); GREAT LAKES BUSINESS COMPANY (GLBC)

(ook bekend als: CAGL)

Adres: a) Avenue Président Mobutu, Goma, DRC, b) Gisenyi, Rwanda, c) PO BOX 315, Goma, DRC.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 29 maart 2007.

Andere informatie: Hoewel in 2008 verscheidene van zijn vliegtuigen in strijd met de VN-sancties vluchten bleven uitvoeren, beschikte GLBC in december 2008 niet langer over luchtwaardige vliegtuigen.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

CAGL en GLBC zijn bedrijven in eigendom van Douglas MPAMO, tegen wie al sancties lopen uit hoofde van UNSCR 1596 (2005). CAGL en GLBC zijn gebruikt voor het vervoer van wapens en munitie, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) is geschonden. Hoewel in 2008 verscheidene van zijn vliegtuigen in strijd met de VN-sancties vluchten bleven uitvoeren, beschikte GLBC in december 2008 niet langer over luchtwaardige vliegtuigen.

4.   CONGOMET TRADING HOUSE

Adres: Butembo, Noord-Kivu.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 29 maart 2007.

Andere informatie: Bestaat niet langer als handelsfirma voor goud te Butembo, Noord-Kivu.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Congomet Trading House (eerder in de lijst opgenomen als Congocom) was eigendom van Kambale Kisoni (overleden op 5 juli 2007, en vervolgens op 24 april 2008 van de lijst geschrapt). Kisoni kocht bijna de gehele goudproductie van de regio Mongbwalu op, die in handen was van het FNI. Het FNI had aanzienlijke inkomsten uit belastingen op deze productie. Dat is „verstrekken van bijstand” aan illegale gewapende groeperingen, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) is geschonden. Bestaat niet langer als handelsfirma voor goud te Butembo, Noord-Kivu.

5.   FORCES DEMOCRATIQUES DE LIBERATION DU RWANDA (FDLR)

(ook bekend als: a) FDLR, b) Force Combattante Abacunguzi, c) Combatant Force for the Liberation of Rwanda, d) FOCA)

Adres: a) Noord-Kivu, DRC b) Zuid-Kivu, DRC.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 31 december 2012.

Andere informatie: E-mail: Fdlr@fmx.de; fldrrse@yahoo.fr; fdlr@gmx.net; fdlrsrt@gmail.com; humura2020@gmail.com

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

De FDLR zijn een van de grootste buitenlandse gewapende groepen die actief zijn op het grondgebied van DRC. De groep is opgericht in 2000, en heeft ernstige schendingen van het internationale recht begaan waarbij vrouwen en kinderen het doelwit zijn in gewapende conflicten, onder meer moordpartijen en verminkingen, seksueel geweld en gedwongen verplaatsing. Volgens een rapport van Amnesty International uit 2010 waren de FDLR verantwoordelijk voor de moord op 96 burgers in Busurguni, in het Walikalegebied. Sommige slachtoffers werden in hun huizen levend verbrand. Volgens dezelfde bron heeft in juni 2010 een medisch centrum van een ngo gerapporteerd dat er in het zuiden van het Luberogebied (Noord-Kivu) maandelijks ongeveer zestig gevallen waren van verkrachtingen van meisjes en vrouwen door gewapende groepen, waaronder de FDLR. Volgens een rapport van Human Rights Watch (HRW) van 20 december 2010, is er gedocumenteerd bewijs dat de FDLR actief kinderen rekruteren. HRW heeft minstens 83 Congolese kinderen jonger dan 18 geïdentificeerd die door de FDLR onder dwang zijn gerekruteerd; sommigen daarvan waren amper 14. HRW heeft in januari 2012 gerapporteerd dat FLDR-strijders talloze dorpen in het Masisigebied hebben aangevallen en daarbij zes burgers hebben vermoord, twee vrouwen hebben verkracht en minstens 48 mensen hebben ontvoerd.

Volgens een rapport van juni 2012 van HRW, hebben strijders van de FDLR in mei 2012 burgers aangevallen in Kamananga en Lumenje (provincie Zuid-Kivu) maar ook in Chambucha (Walikalegebied) en in de dorpen in de Ufumanduzone van Masisigebied (provincie Noord-Kivu). Tijdens die aanvallen hebben FDLR-strijders tientallen burgers onder wie talrijke kinderen, met machetes en messen gedood. Volgens het rapport van de Groep deskundigen van juni 2012, hebben de FDLR van 31 december 2011 tot en met 4 januari 2012 verschillende dorpen in Zuid-Kivu aangevallen. Een onderzoek van de Verenigde Naties heeft bevestigd dat tijdens de aanval minstens 33 personen, onder wie 9 kinderen en 6 vrouwen, vermoord, levend verbrand, onthoofd of doodgeschoten zijn. Daarnaast zijn een vrouw en een meisje verkracht. In het rapport van de Groep deskundigen van juni 2012 staat ook dat een onderzoek van de Verenigde Naties heeft bevestigd dat de moordpartij door de FDLR in mei 2012 in Zuid-Kivu minstens het leven heeft gekost aan 14 burgers, onder wie 5 vrouwen en 5 kinderen. Volgens het rapport van de Groep deskundigen van november 2012, hebben de VN minstens 106 gevallen gedocumenteerd van seksueel geweld die de FDLR tussen december 2011 en september 2012 hebben begaan. In het rapport van de Groep deskundigen van november 2012 staat dat, volgens een VN-onderzoek, de FDLR in de nacht van 10 maart 2012 in Kalinganya (Kabaregebied) zeven vrouwen, onder wie een minderjarige, hebben verkracht. De FDLR hebben het dorp op 10 april 2012 opnieuw overvallen en drie van deze vrouwen een tweede keer verkracht. Het rapport van de Groep deskundigen van november 2012 vermeldt ook dat in Bushibwambombo, Kalehe, de FDLR op 6 april 2012 11 mensen hebben vermoord, en dat zij in mei betrokken waren bij 19 moorden in Masisigebied, waarbij vijf minderjarigen en zes vrouwen omkwamen. De Beweging van 23 maart (M23) is een gewapende groep die actief is in DRC en de ontvanger is geweest van wapens en aanverwant materiaal, advies, opleiding en bijstand in verband met militaire activiteiten.

Verschillende ooggetuigen verklaren dat M23 algemene militaire uitrusting ontvangt van de Rwandan Defence Forces (RDF) in de vorm van wapens en munitie, naast materiële ondersteuning voor gevechtsoperaties. M23 is medeplichtig aan en verantwoordelijk voor ernstige schendingen van het internationale recht waarbij vrouwen en kinderen het doelwit zijn in gewapende conflicten, in de DRC, waaronder moordpartijen en verminkingen, seksueel geweld, ontvoering en gedwongen verplaatsing. Op basis van talrijke rapporten, onderzoeken en verklaringen van ooggetuigen is M23 verantwoordelijk voor massamoorden op burgers en voor het verkrachten van vrouwen en kinderen in de verschillende regio's van de DRC. Uit meerdere rapporten blijkt dat M23-strijders 46 verkrachtingen van vrouwen en kinderen hebben gepleegd, van wie het jongste 8 jaar was. Naast de rapporten over seksueel geweld, heeft M23 ook intensieve campagnes doorgevoerd waarbij kinderen onder dwang in de gelederen van groep zijn gerekruteerd. Naar schatting heeft M23 alleen al in het Rutshurugebied (Oost-Congo) sinds juli 2012 146 jonge mannen en jongens onder dwang gerekruteerd. Sommige slachtoffers waren amper 15 jaar. De wreedheden van M23 tegen de burgerbevolking van de DRC en de campagnes voor gedwongen rekrutering, alsook het feit dat M23 de ontvanger is van wapens en militaire bijstand, heeft in aanzienlijke mate bijgedragen tot instabiliteit en conflicten in de regio; de beweging heeft in een aantal gevallen het internationaal recht geschonden.

6.   M23

(ook bekend als: Mouvement du 23 mars)

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 31 december 2012.

Andere informatie: Email: mouvementdu23mars1@gmail.com

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

De Beweging van 23 maart (M23) is een gewapende groep die actief is in DRC en de ontvanger is geweest van wapens en aanverwant materiaal, advies, opleiding en bijstand in verband met militaire activiteiten. Verschillende ooggetuigen verklaren dat M23 algemene militaire uitrusting ontvangt van de Rwandan Defence Forces (RDF) in de vorm van wapens en munitie, naast materiële ondersteuning voor gevechtsoperaties. M23 is medeplichtig aan en verantwoordelijk voor ernstige schendingen van het internationale recht waarbij vrouwen en kinderen het doelwit zijn in gewapende conflicten, in de DRC, waaronder moordpartijen en verminkingen, seksueel geweld, ontvoering en gedwongen verplaatsing. Op basis van talrijke rapporten, onderzoeken en verklaringen van ooggetuigen is M23 verantwoordelijk voor massamoorden op burgers en voor het verkrachten van vrouwen en kinderen in de verschillende regio's van de DRC. Uit meerdere rapporten blijkt dat M23-strijders 46 verkrachtingen van vrouwen en kinderen hebben gepleegd, van wie het jongste 8 jaar was. Naast de rapporten over seksueel geweld, heeft M23 ook intensieve campagnes doorgevoerd waarbij kinderen onder dwang in de gelederen van groep zijn gerekruteerd. Naar schatting heeft M23 alleen al in het Rutshurugebied (Oost-Congo) sinds juli 2012 146 jonge mannen en jongens onder dwang gerekruteerd. Sommige slachtoffers waren amper 15 jaar. De wreedheden van M23 tegen de burgerbevolking van de DRC en de campagnes voor gedwongen rekrutering, alsook het feit dat M23 de ontvanger is van wapens en militaire bijstand, heeft in aanzienlijke mate bijgedragen tot instabiliteit en conflicten in de regio; de beweging heeft in een aantal gevallen het internationaal recht geschonden.

7.   MACHANGA LTD

Adres: Plot 55A, Upper Kololo Terrace, Kampala, Uganda.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 29 maart 2007.

Andere informatie: Gouduitvoerbedrijf (Directie: de heren Rajendra Kumar Vaya en Hirendra M. Vaya). In 2010 werden aan Machanga toebehorende activa die op de rekening van Emirates Gold stonden, door de Bank of Nova Scotia Mocatta (UK) bevroren. De eigenaars van Machanga zijn betrokken gebleven bij het aankopen van goud uit de oostelijke DRC.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Machanga kocht goud via een vaste commerciële relatie die het onderhield met handelaren in de DRC die nauwe banden hadden met milities. Dat is „verstrekken van bijstand” aan illegale gewapende groeperingen, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) is geschonden. Gouduitvoerbedrijf (Directie: de heren Rajendra Kumar Vaya en Hirendra M. Vaya). In 2010 werden aan Machanga toebehorende activa die op de rekening van Emirates Gold stonden, door de Bank of Nova Scotia Mocatta (UK) bevroren. De voormalige eigenaar van Machanga, de heer Rajendra Kumar, en zijn broer Vipul Kumar, zijn betrokken gebleven bij het aankopen van goud uit de oostelijke DRC.

8.   TOUS POUR LA PAIX ET LE DEVELOPPEMENT (ngo)

(ook bekend als: TPD)

Adres: Goma, Noord-Kivu, DRC.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 november 2005.

Andere informatie: Goma, met provinciale comités in Zuid-Kivu, West- en Oost-Kasai en Maniema. Officieel zijn alle activiteiten sinds 2008 opgeschort. In de praktijk zijn de kantoren van TPD sinds juni 2011 open en betrokken bij aangelegenheden in verband met de terugkeer van ontheemden, verzoeningsinitiatieven binnen de gemeenschap, regeling van grondgeschillen, en dergelijke. voorzitter en vicevoorzitter van de TPD zijn respectievelijk Eugène Serufuli en Saverina Karomba. Belangrijke leden zijn ook de provincieraadsleden van Noord-Kivu Robert Seninga en Bertin Kirivita.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Betrokken bij schendingen van het wapenembargo, in de vorm van steunverlening aan de RCD-G, met name door het beschikbaar stellen van trucks voor het transport van wapens en troepen, alsmede door het vervoer van wapens die worden verdeeld onder delen van de bevolking in Masisi en Rutshuru (Noord-Kivu) (begin 2005). Goma, met provinciale comités in Zuid-Kivu, West- en Oost-Kasai en Maniema. Goma, met provinciale comités in Zuid-Kivu, West- en Oost-Kasai en Maniema. Officieel zijn alle activiteiten sinds 2008 opgeschort. In de praktijk zijn de kantoren van TPD sinds juni 2011 open en betrokken bij aangelegenheden in verband met de terugkeer van ontheemden, verzoeningsinitiatieven binnen de gemeenschap, regeling van grondgeschillen, en dergelijke. voorzitter en vicevoorzitter van de TPD zijn respectievelijk Eugène Serufuli en Saverina Karomba. Belangrijke leden zijn ook de provincieraadsleden van Noord-Kivu Robert Seninga en Bertin Kirivita.

9.   UGANDA COMMERCIAL IMPEX (UCI) LTD

Adres: a) Plot 22, Kanjokya Street, Kamwokya, Kampala, Uganda (Tel. +256 41 533 578/9), b) PO BOX 22709, Kampala, Uganda.

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 29 maart 2007.

Andere informatie: Gouduitvoerbedrijf. (Directie: Jamnadas V. LODHIA — bekend als „Chuni” — en zijn zonen Kunal J. LODHIA en Jitendra J. LODHIA). In januari 2011 hebben de Ugandese autoriteiten het Comité ervan in kennis gesteld dat, nadat bepaalde financiële activa van Uganda Commercial Impex (UCI) waren vrijgegeven, Emirates Gold de schuld van dit bedrijf bij Crane Bank in Kampala heeft terugbetaald, waardoor de rekeningen van UCI konden worden afgesloten. De directie van UCI is betrokken gebleven bij het aankopen van goud uit de oostelijke DRC.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

UCI kocht goud via een vaste commerciële relatie die het onderhield met handelaren in de DRC die nauwe banden hadden met milities. Dat is „verstrekken van bijstand” aan illegale gewapende groeperingen, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) is geschonden. Gouduitvoerbedrijf. (Voormalige directie: J.V. LODHIA, bekend als „Chuni”, en zijn zoon Kunal LODHIA). In januari 2011 hebben de Ugandese autoriteiten het Comité ervan in kennis gesteld dat, nadat bepaalde financiële activa van Uganda Commercial Impex (UCI) waren vrijgegeven, Emirates Gold de schuld van dit bedrijf bij Crane Bank in Kampala heeft terugbetaald, waardoor de rekeningen van UCI konden worden afgesloten. De voormalige eigenaar van UCI, J.V. Lodhia, en zijn zoon Kumal Lodhia, zijn betrokken gebleven bij het aankopen van goud uit de oostelijke DRC.”


21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/63


UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2015/621 VAN DE RAAD

van 20 april 2015

tot uitvoering van Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit 2010/656/GBVB van de Raad van 29 oktober 2010 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (1), en met name artikel 6, leden 1 en 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 oktober 2010 heeft de Raad Besluit 2010/656/GBVB vastgesteld.

(2)

De Raad heeft een evaluatie uitgevoerd van de maatregelen bedoeld in punt b) van artikel 4, lid 1, en in punt b) van artikel 5, lid 1, van Besluit 2010/656/GBVB, in overeenstemming met artikel 10, lid 3.

(3)

De Raad heeft vastgesteld dat de toepassing van de maatregelen bedoeld in punt b) van artikel 4, lid 1, en in punt b) van artikel 5, lid 1, moet worden gehandhaafd voor vijf personen op de lijst.

(4)

In zijn arrest van 14 januari 2015 in Zaak T-406/13 (2) heeft het Gerecht van de Europese Unie Uitvoeringsbesluit 2014/271/GBVB (3) tot uitvoering van Besluit 2010/656/GBVB nietig verklaard, voor zover dit betrekking had op de heer Marcel Gossio. Als gevolg van die nietigverklaring dient de vermelding betreffende Marcel Gossio eveneens te worden geschrapt uit bijlage II bij Besluit 2010/656/GBVB.

(5)

Het Sanctiecomité, dat is ingesteld krachtens Resolutie 1572 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) betreffende Ivoorkust, heeft op 26 februari 2015 een persoon geschrapt van de lijst van personen die onderworpen zijn aan de maatregelen welke worden opgelegd op grond van de punten 9 en 12 van die resolutie. De vermelding voor deze persoon dient uit bijlage I bij Besluit 2010/656/GBVB te worden geschrapt.

(6)

Bovendien heeft het Sanctiecomité andere vermeldingen voor de personen die onderworpen zijn aan de maatregelen opgelegd bij de punten 9 en 12 van VN Resolutie 1572 (2004) geactualiseerd.

(7)

De in de bijlagen I en II bij Besluit 2010/656/GBVB opgenomen lijst van personen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen, dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Besluit 2010/656/GBVB wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij dit besluit.

Artikel 2

Bijlage II bij Besluit 2010/656/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 20 april 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 285 van 30.10.2010, blz. 28.

(2)  Arrest van 14 januari 2015 in Zaak T-406/13, Gossio/Raad.

(3)  Uitvoeringsbesluit 2014/271/GBVB van de Raad van 12 mei 2014 tot uitvoering van Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 108).


BIJLAGE I

„BIJLAGE I

Lijst van personen, bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a), en artikel 5, lid 1, onder a)

1.   Naam: CHARLES BLÉ GOUDÉ

Titel: nvt, Plaatsing op de lijst: nvt, Geboortedatum: 1.1.1972, Geboorteplaats: a) Guibéroua, Gagnoa, Ivoorkust, b) Niagbrahio/Guiberoua, Ivoorkust, c) Guiberoua, Ivoorkust, Zekere alias: a) Génie de kpo, b) Gbapé Zadi, Onzekere alias: Général, Nationaliteit: Ivoriaan, Paspoort nr.: a) 04LE66241, afgegeven op 10.11.2005, afgegeven in Ivoorkust (Vervaldatum: 9.11.2008), b) AE/088 DH 12, afgegeven op 20.12.2002, afgegeven in Ivoorkust (Vervaldatum: 11.12.2005), c) 98LC39292, uitgegeven in Ivoorkust (Vervaldatum: 23 november 2003), Nationaal identificatieummer: nvt, Adres: a) Yopougon Selmer, Bloc P 170, Abidjan, Ivoorkust, b) c/o Hotel Ivoire, Abidjan, Ivoorkust, c) Cocody (voorstad), Abidjan, Ivoorkust (Adres in reisdocument n. C2310421 afgegeven door Zwitserland op 15.11.2005 en geldig tot en met 31.12.2005). Op de lijst geplaatst op: 7.2.2006.

Overige informatie:

Beschrijving van de redenen voor plaatsing op de lijst: Leider van COJEP („Jeunes Patriotes” — „Jonge Patriotten”), herhaalde publieke verklaringen waarin wordt opgeroepen tot geweld tegen installaties en personeel van de Verenigde Naties en tegen buitenlanders; leiding geven bij en deelnemen aan gewelddaden van milities, onder meer afranselingen, verkrachtingen en buitengerechtelijke executies; intimidatie van de Verenigde Naties, de Internationale Werkgroep (IWG), de politieke oppositie en de onafhankelijke pers; sabotage van internationale radiostations; belemmeren van het optreden van de IWG, de operatie van de Verenigde Naties in Ivoorkust (UNOCI), en de Franse strijdkrachten, en van het vredesproces als omschreven in Resolutie 1643 (2005).

3.   Naam: EUGÈNE N'GORAN KOUADIO DJUÉ

Titel: nvt, Plaatsing op de lijst: nvt, Geboortedatum: a) 1.1.1966, b) 20.12.1969, Geboorteplaats: Ivoorkust, Zekere alias: nvt, Onzekere alias: nvt, Nationaliteit: Ivoriaan, Paspoort nr.: 04 LE 017521, afgegeven op 10.2.2005 (Vervaldatum: 10.2.2008), Nationaal identificatienummer: nvt, Adres: nvt, Op de lijst geplaatst op: 7.2.2006.

Overige informatie:

Beschrijving van de redenen voor plaatsing op de lijst: Leider van de Union des Patriotes pour la Libération Totale de la Côte d'Ivoire (UPLTCI) (Unie van patriotten voor de totale bevrijding van Ivoorkust). Herhaalde publieke verklaringen waarin wordt opgeroepen tot geweld tegen installaties en personeel van de Verenigde Naties en tegen buitenlanders; leiding geven bij en deelnemen aan gewelddaden van milities, onder meer afranselingen, verkrachtingen en buitengerechtelijke executies; belemmeren van het optreden van de IWG, UNOCI, en de Franse strijdkrachten, en van het vredesproces als omschreven in Resolutie 1643 (2005).

4.   Naam: MARTIN KOUAKOU FOFIÉ

Titel: nvt, Plaatsing op de lijst: nvt, Geboortedatum: 1.1.1968, Geboorteplaats: Bohi, Ivoorkust, Zekere alias: nvt, Onzekere alias: nvt, Nationaliteit: Ivoriaan, Paspoort nr.: nvt, Nationaal identificatienummer: a) 2096927, afgegeven op 17.3.2005, afgegeven in Burkina Faso, b) CNB N.076, afgegeven op 17.2.2003, afgegeven in Burkina Faso (Burkinees nationaliteitsbewijs), c) 970860100249, afgegeven op 5.8.1997, afgegeven in Ivoorkust (Vervaldatum: 5.8.2007), Adres: nvt, Op de lijst geplaatst op: 7.2.2006.

Overige informatie:

Naam vader: Yao Koffi FOFIE. Naam moeder: Ama Krouama KOSSONOU.

Beschrijving van de redenen voor plaatsing op de lijst: Korporaal-chef „Forces Nouvelles”, commandant sector Korhogo. Strijdkrachten onder zijn commando betrokken bij het ronselen van kindsoldaten, ontvoeringen, dwangarbeid, seksueel misbruik van vrouwen, willekeurige aanhoudingen en buitengerechtelijke executies, in strijd met mensenrechtenverdragen en het internationaal humanitair recht; belemmeren van het optreden van de IWG, de UNOCI en de Franse strijdkrachten, en van het vredesproces als omschreven in Resolutie 1643 (2005).

5.   Naam: Laurent GBAGBO

Titel: nvt, Plaatsing op de lijst: nvt, Geboortedatum: 31.5.1945, Geboorteplaats: Gagnoa, Ivoorkust, Zekere alias: nvt, Onzekere alias: nvt, Nationaliteit: Ivoriaan, Paspoort nr.: nvt, Nationaal identificatienr.: nvt, Adres: nvt, Op de lijst geplaatst op: 30.3.2011.

Overige informatie:

Beschrijving van de redenen voor plaatsing op de lijst: Voormalig president van Ivoorkust: belemmert het proces voor vrede en verzoening en weigert het resultaat van de presidentsverkiezingen te erkennen.

6.   Naam: SIMONE GBAGBO

Titel: nvt, Plaatsing op de lijst: nvt, Geboortedatum: 20.6.1949, Geboorteplaats: Moossou, Grand-Bassam, Ivoorkust, Zekere alias: nvt, Onzekere alias: nvt, Nationaliteit: Ivoriaan, Paspoort nr.: nvt, Nationaal identificatienr.: nvt, Adres: nvt, Op de lijst geplaatst op: 30.3.2011.

Overige informatie:

Beschrijving van de redenen voor plaatsing op de lijst: voorzitter van de parlementaire fractie van het Front Populaire Ivoirien (FPI): belemmert het proces voor vrede en verzoening; zet publiekelijk aan tot haat en geweld.

8.   Naam: DÉSIRÉ TAGRO

Titel: nvt, Plaatsing op de lijst: nvt, Geboortedatum: 27.1.1959, Geboorteplaats: Issia, Ivoorkust, Zekere alias: nvt, Onzekere alias: nvt, Nationaliteit: Ivoriaan, Paspoort nr.: AE 065FH 08, Nationaal identificatienummer: nvt, Adres: nvt, Op de lijst geplaatst op: 30.3.2011.

Overige informatie:

Overleden op 12.4.2011 te Abidjan.

Beschrijving van de redenen voor plaatsing op de lijst: secretaris-generaal van het zogenaamde „presidentschap” van de heer Gbagbo: deelname aan de onwettige regering van de heer Gbagbo; belemmering van het proces voor vrede en verzoening, weigering de uitslag van de presidentsverkiezingen te erkennen en deelname aan de gewelddadige onderdrukking van volksbewegingen.”


BIJLAGE II

De vermelding in bijlage II bij Besluit 2010/656/GBVB voor de hierna genoemde persoon wordt geschrapt:

Marcel GOSSIO.


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/67


Voor het internationaal publiekrecht hebben alleen de originele VN/ECE-teksten rechtsgevolgen. Voor de status en de datum van inwerkingtreding van dit reglement, zie de recentste versie van het VN/ECE-statusdocument TRANS/WP.29/343 op:

http://www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29fdocstts.html.

Reglement nr. 118 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme technische voorschriften voor het brandgedrag en/of het brandstof- of smeermiddelafstotende vermogen van materialen die bij de constructie van bepaalde categorieën motorvoertuigen worden gebruikt [2015/622]

Bevat de volledige geldige tekst tot en met:

Supplement 1 op wijzigingenreeks 02 — Datum van inwerkingtreding: 3 november 2013

INHOUD

REGLEMENT

1.

Toepassingsgebied

2.

Definities: Algemeen

3.

Goedkeuringsaanvraag

4.

Goedkeuring

5.

Deel I: Goedkeuring van een voertuigtype wat het brandgedrag van de in de binnenruimte, de motorruimte en afzonderlijke verwarmingsruimten gebruikte onderdelen betreft en/of wat het brandstof- of smeermiddelafstotende vermogen van de in de motorruimte en in afzonderlijke verwarmingsruimten gebruikte isolatiematerialen betreft

6.

Deel II: Goedkeuring van een onderdeel wat zijn brandgedrag en/of zijn brandstof- of smeermiddelafstotend vermogen betreft

7.

Wijziging van het type en uitbreiding van de goedkeuring

8.

Conformiteit van de productie

9.

Sancties bij non-conformiteit van de productie

10.

Definitieve stopzetting van de productie

11.

Naam en adres van de voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijke technische diensten en van de typegoedkeuringsinstanties

12.

Overgangsbepalingen

BIJLAGEN

1.

Inlichtingenformulier voor een voertuig

2.

Inlichtingenformulier voor een onderdeel

3.

Mededeling betreffende de goedkeuring van een voertuigtype

4.

Mededeling betreffende de goedkeuring van een onderdeeltype

5.

Opstelling van goedkeuringsmerken

6.

Test om de horizontale brandsnelheid van materialen te bepalen

7.

Test om het smeltgedrag van materialen te bepalen

8.

Test om de verticale brandsnelheid van materialen te bepalen

9.

Test om het brandstof- of smeermiddelafstotende vermogen van materialen te bepalen

1.   TOEPASSINGSGEBIED

1.1.   Dit reglement is van toepassing op het brandgedrag (ontbrandbaarheid, brandsnelheid en smeltgedrag) en het brandstof- of smeermiddelafstotende vermogen van materialen die in voertuigen van categorie M3, klassen II en III (1), worden gebruikt.

Typegoedkeuringen worden verleend krachtens:

1.2.

Deel I — Goedkeuring van een voertuigtype wat het brandgedrag en/of het brandstof- of smeermiddelafstotende vermogen van de in de binnenruimte, de motorruimte en afzonderlijke verwarmingsruimten gebruikte onderdelen betreft.

1.3.

Deel I — Goedkeuring van een in de binnenruimte, de motorruimte of een afzonderlijke verwarmingsruimte geïnstalleerd onderdeel wat zijn brandgedrag en/of brandstof- of smeermiddelafstotend vermogen betreft.

2.   DEFINITIES: ALGEMEEN

2.1.   „Fabrikant”: de persoon of instantie die jegens de typegoedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuringsprocedure en voor de conformiteit van de productie. Die persoon of instantie hoeft niet rechtstreeks betrokken te zijn bij alle fasen van de bouw van het voertuig of onderdeel waarvoor goedkeuring wordt aangevraagd.

2.2.   „Binnenruimte”: elke voor passagiers, bestuurders en/of bijrijders bestemde ruimte die wordt begrensd door het naar binnen gerichte oppervlak van:

a)

het plafond;

b)

de vloer;

c)

de voor-, achter- en zijwanden;

d)

de deuren;

e)

de buitenbeglazing.

2.3.   „Motorruimte”: de ruimte waarin de motor is gemonteerd en waarin een verwarmingssysteem op brandstof mag worden geïnstalleerd.

2.4.   „Afzonderlijke verwarmingsruimte”: een ruimte voor een verwarmingssysteem op brandstof die zich buiten de binnenruimte en de motorruimte bevindt.

2.5.   „Productiematerialen”: producten, in de vorm van bulkmaterialen (bv. rollen stoffering) of voorgevormde onderdelen, die worden geleverd aan een fabrikant om te worden geïntegreerd in een voertuig waarvoor krachtens dit reglement typegoedkeuring is verleend, of aan een werkplaats om bij het onderhoud of de reparatie van voertuigen te worden gebruikt.

2.6.   „Stoel”: een structuur die al dan niet integrerend deel uitmaakt van de voertuigstructuur, inclusief bekleding, en die zitplaats moet bieden aan één volwassene. Deze term dekt zowel een afzonderlijke stoel als een deel van een bank dat zitplaats moet bieden aan één volwassene.

2.7.   „Stoelengroep”: een stoel die op een bank lijkt, of naast elkaar geplaatste afzonderlijke stoelen (d.w.z. met de voorste verankeringen van de ene stoel op één lijn met of vóór de achterste verankeringen en op één lijn met of achter de voorste verankeringen van de andere stoel) die zitplaats bieden aan een of meer volwassenen.

2.8.   „Bank”: een structuur, compleet met bekleding, die zitplaats moet bieden aan meer dan een volwassene.

2.9.   „In verticale positie geïnstalleerd materiaal”: materiaal dat in de binnenruimte, de motorruimte of een afzonderlijke verwarmingsruimte van het voertuig zo is geïnstalleerd dat de helling ervan boven de horizontaal meer dan 15 % bedraagt wanneer het voertuig zijn massa heeft in rijklare toestand en op een vlakke en horizontale ondergrond staat.

3.   GOEDKEURINGSAANVRAAG

3.1.   De aanvraag om goedkeuring van een voertuig- of onderdeeltype krachtens dit reglement moet door de fabrikant worden ingediend.

3.2.   Zij moet vergezeld gaan van een inlichtingenformulier volgens het model in bijlage 1 of 2.

3.3.   Aan de technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de typegoedkeuringstests, moet het volgende worden verstrekt:

3.3.1.

Bij goedkeuring van een voertuig: een voertuig dat representatief is voor het goed te keuren type.

3.3.2.

Bij onderdelen waarvoor al typegoedkeuring is verleend: een lijst met de typegoedkeuringsnummers van en de typeaanduidingen van de fabrikant voor de desbetreffende onderdelen moet bij de typegoedkeuringsaanvraag van het voertuig worden gevoegd.

3.3.3.

Bij onderdelen zonder typegoedkeuring:

3.3.3.1.

een in de bijlagen 6 tot en met 9 gespecificeerd aantal monsters van de in de voertuigen gebruikte onderdelen die representatief zijn voor het goed te keuren type;

3.3.3.2.

voorts moet één monster ter beschikking worden gesteld van de technische dienst voor toekomstige referentiedoeleinden;

3.3.3.3.

voor voorzieningen zoals stoelen, gordijnen, scheidingswanden enz., de in punt 3.3.3.1 gespecificeerde monsters, plus een volledige voorziening zoals hierboven vermeld;

3.3.3.4.

de monsters moeten voorzien zijn van een duidelijk en onuitwisbaar opschrift met de handelsnaam of het merk van de aanvrager en de typeaanduiding.

4.   GOEDKEURING

4.1.   Als het type waarvoor krachtens dit reglement goedkeuring wordt aangevraagd, voldoet aan de voorschriften van de relevante delen van dit reglement, wordt voor dat type goedkeuring verleend.

4.2.   Aan elk goedgekeurd type wordt een goedkeuringsnummer toegekend. De eerste twee cijfers ervan (momenteel 02 voor wijzigingenreeks 02) geven de wijzigingenreeks aan met de recentste belangrijke technische wijzigingen van het reglement op de datum van goedkeuring. Dezelfde overeenkomstsluitende partij mag hetzelfde nummer niet toekennen aan een ander type voertuig of onderdeel dat onder dit reglement valt.

4.3.   Van de goedkeuring of de uitbreiding van de goedkeuring van een type krachtens dit reglement wordt aan de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, mededeling gedaan door middel van een van de formulieren volgens de modellen in bijlage 3 of 4 (naargelang het geval).

4.4.   Op elk voertuig dat conform is met een krachtens dit reglement goedgekeurd type, wordt op een opvallende en gemakkelijk bereikbare plaats die op het goedkeuringsformulier is aangegeven, een internationaal goedkeuringsmerk aangebracht, bestaande uit:

4.4.1.

een cirkel met daarin de letter E, gevolgd door het nummer van het land dat de goedkeuring heeft verleend (2);

4.4.2.

het nummer van dit reglement, gevolgd door de letter R, het Romeinse cijfer I voor deel I van dit reglement, een liggend streepje en het goedkeuringsnummer, rechts van de in punt 4.4.1 voorgeschreven cirkel.

4.4.3.

Als het voertuig conform is met een voertuigtype dat op basis van een of meer aan de overeenkomst gehechte reglementen is goedgekeurd in het land dat krachtens dit reglement goedkeuring heeft verleend, hoeft het in punt 4.4.1 voorgeschreven symbool niet te worden herhaald; in dat geval moeten de nummers van alle reglementen op basis waarvan goedkeuring in datzelfde land is verleend, in verticale kolommen rechts van het in punt 4.4.1 voorgeschreven symbool worden geplaatst.

4.4.4.

Het goedkeuringsmerk moet goed leesbaar en onuitwisbaar zijn.

4.4.5.

Het goedkeuringsmerk moet dicht bij of op het door de fabrikant aangebrachte gegevensplaatje van het voertuig worden aangebracht.

4.5.   Productiematerialen hoeven niet individueel te worden gemerkt. De verpakking waarmee zij worden geleverd, moet worden voorzien van een internationaal goedkeuringsmerk, bestaande uit:

4.5.1.

een cirkel met daarin de letter E, gevolgd door het nummer van het land dat de goedkeuring heeft verleend (2);

4.5.2.

het nummer van dit reglement, gevolgd door de letter R, het Romeinse cijfer II voor deel II van dit reglement, een liggend streepje en het goedkeuringsnummer, rechts van de in punt 4.4.1 voorgeschreven cirkel;

4.5.3.

in de nabijheid van de cirkel:

4.5.3.1.

symbolen die aangeven in welke richting het materiaal mag worden geïnstalleerd:

Image

voor de horizontale richting (zie punt 6.2.1);

Image

voor de verticale richting (zie de punten 6.2.3 en 6.2.4);

Image

voor de horizontale en verticale richting (zie de punten 6.2.1, 6.2.3 en 6.2.4);

4.5.3.2.

het symbool V om aan te geven dat het materiaal voldoet aan punt 6.2.2.

4.5.4.

Het goedkeuringsmerk moet goed leesbaar en onuitwisbaar zijn.

4.6.   Onderdelen mogen worden voorzien van het in punt 4.5 voorgeschreven goedkeuringsmerk.

4.6.1.   In dat geval moet de markering van complete onderdelen zoals stoelen, scheidingswanden, bagagerekken enz., het symbool CD omvatten om aan te geven dat het onderdeel als complete voorziening (Complete Device) is goedgekeurd.

4.7.   In bijlage 5 worden voorbeelden gegeven van de opstelling van goedkeuringsmerken.

5.   DEEL I: GOEDKEURING VAN EEN VOERTUIGTYPE WAT HET BRANDGEDRAG VAN DE IN DE BINNENRUIMTE, DE MOTORRUIMTE EN AFZONDERLIJKE VERWARMINGSRUIMTEN GEBRUIKTE ONDERDELEN BETREFT EN/OF WAT HET BRANDSTOF- OF SMEERMIDDELAFSTOTENDE VERMOGEN VAN DE IN DE MOTORRUIMTE EN IN AFZONDERLIJKE VERWARMINGSRUIMTEN GEBRUIKTE ISOLATIEMATERIALEN BETREFT

5.1.   Definitie

Voor de toepassing van deel I van dit reglement wordt verstaan onder:

5.1.1.   „Voertuigtype”: voertuigen die niet van elkaar verschillen op essentiële punten zoals de typeaanduiding van de fabrikant.

5.2.   Specificaties

5.2.1.   De materialen in en niet meer dan 13 mm buiten de binnenruimte, de materialen van de motorruimte en de materialen van afzonderlijke verwarmingsruimten die worden gebruikt in het voertuig waarvoor typegoedkeuring moet worden verleend, moeten voldoen aan de voorschriften van deel II van dit reglement.

5.2.2.   De materialen en/of uitrusting die worden gebruikt in de binnenruimte, in de motorruimte, in afzonderlijke verwarmingsruimten en/of in als onderdelen goedgekeurde voorzieningen, moeten zo worden geïnstalleerd dat het risico van ontvlamming en voortplanting van de vlam zoveel mogelijk wordt beperkt.

5.2.3.   Dergelijke materialen en/of -uitrusting mogen alleen worden geïnstalleerd overeenkomstig hun beoogde bestemming en de tests die zij hebben ondergaan (zie de punten 6.2.1, 6.2.2, 6.2.3, 6.2.4, 6.2.5, 6.2.6 en 6.2.7), met name wat hun brand- en smeltgedrag (horizontale/verticale richting) en/of hun brandstof- of smeermiddelafstotend vermogen betreft.

5.2.4.   Eventuele kleefstof die wordt gebruikt om het interieurmateriaal op zijn draagstructuur te bevestigen, mag voor zover mogelijk geen nadelige invloed hebben op het brandgedrag van het materiaal.

6.   DEEL II: GOEDKEURING VAN EEN ONDERDEEL WAT ZIJN BRANDGEDRAG EN/OF ZIJN BRANDSTOF- OF SMEERMIDDELAFSTOTEND VERMOGEN BETREFT

6.1.   Definities

Voor de toepassing van deel II van dit reglement wordt verstaan onder:

6.1.1.   „Type onderdeel”: onderdelen die niet van elkaar verschillen op essentiële punten zoals:

6.1.1.1.

de typeaanduiding van de fabrikant;

6.1.1.2.

het beoogde gebruik (stoelstoffering, plafondbekleding, isolatie enz.);

6.1.1.3.

het basismateriaal (de basismaterialen) (bv. wol, kunststof, rubber, gemengde materialen);

6.1.1.4.

bij composietmaterialen het aantal lagen, en

6.1.1.5.

andere eigenschappen, voor zover zij een noemenswaardig effect hebben op de in dit reglement voorgeschreven prestaties.

6.1.2.   „Brandsnelheid”: het quotiënt van de verbrande afstand, gemeten volgens bijlage 6 en/of bijlage 8, en de benodigde tijd om die verbrande afstand af te leggen. De brandsnelheid wordt uitgedrukt in millimeters per minuut.

6.1.3.   „Composietmateriaal”: materiaal met meerdere lagen soortgelijke of verschillende materialen die door cementeren, lijmen, bekleden, lassen enz. worden samengehouden. Verschillende materialen die discontinu met elkaar verbonden zijn (bv. door naaien, hoogfrequent lassen en klinken), worden niet als composietmateriaal beschouwd.

6.1.4.   „Blootgestelde kant”: de kant van het materiaal die naar de passagiersruimte, de motorruimte en afzonderlijke verwarmingsruimten is gericht wanneer het materiaal in het voertuig is gemonteerd.

6.1.5.   „Stoffering”: de combinatie van vul- en afwerkingsmaterialen waarmee het stoelframe van kussens wordt voorzien.

6.1.6.   „Binnenbekleding”: het materiaal dat (de materialen die samen) de deklaag en onderlaag van een plafond, wand of vloer vormt (vormen).

6.1.7.   „Isolatiemateriaal”: materiaal dat wordt gebruikt om de warmteoverdracht door geleiding, straling of convectie te beperken en om het geluid in de motorruimte en in afzonderlijke verwarmingsruimten te dempen.

6.1.8.   „Brandstof- of smeermiddelafstotend vermogen”: het vermogen van materialen om brandstof of smeermiddel af te stoten, gemeten overeenkomstig bijlage 9.

6.2.   Specificaties

6.2.1.   De volgende materialen moeten aan de in bijlage 6 beschreven test worden onderworpen:

a)

materialen en composietmaterialen die in horizontale positie in de binnenruimte zijn geïnstalleerd, en

b)

isolatiematerialen die in horizontale positie in de motorruimte en in afzonderlijke verwarmingsruimten zijn geïnstalleerd.

Het resultaat van de test wordt bevredigend geacht als, met inachtneming van de slechtste testresultaten, de horizontale brandsnelheid niet meer dan 100 mm/minuut bedraagt of als de vlam vóór het laatste meetpunt dooft.

Materialen die voldoen aan punt 6.2.3, worden geacht te voldoen aan dit punt.

6.2.2.   De volgende materialen moeten aan de in bijlage 7 beschreven test worden onderworpen:

a)

materialen en composietmaterialen die meer dan 500 mm boven het stoelkussen en in het plafond van het voertuig zijn geïnstalleerd;

b)

isolatiematerialen die in de motorruimte en in afzonderlijke verwarmingsruimten zijn geïnstalleerd.

Het resultaat van de test wordt bevredigend geacht als, met inachtneming van de slechtste testresultaten, geen enkele druppel wordt gevormd die de katoenwol doet ontvlammen.

6.2.3.   De volgende materialen moeten aan de in bijlage 8 beschreven test worden onderworpen:

a)

materialen en composietmaterialen die in verticale positie in de binnenruimte zijn geïnstalleerd;

b)

isolatiematerialen die in verticale positie in de motorruimte en in afzonderlijke verwarmingsruimten zijn geïnstalleerd.

Het resultaat van de test wordt bevredigend geacht als, met inachtneming van de slechtste testresultaten, de verticale brandsnelheid niet meer dan 100 mm/minuut bedraagt of als de vlam vóór de vernietiging van een van de eerste markeringsdraden dooft.

6.2.4.   Materialen die bij tests volgens ISO 5658-2 (3) een gemiddelde CFE-waarde (Critical heat Flux at Extinguishment — kritische warmteflux bij uitdoving) van 20 kW/m2 of meer halen, worden geacht te voldoen aan de punten 6.2.2 en 6.2.3 op voorwaarde dat er, met inachtneming van de slechtste testresultaten, geen brandende druppels worden waargenomen.

6.2.5.   Alle isolatiematerialen die in de motorruimte en in afzonderlijke verwarmingsruimten zijn geïnstalleerd, moeten aan de in bijlage 9 beschreven test worden onderworpen.

Het resultaat van de test moet bevredigend worden geacht als, met inachtneming van de slechtste testresultaten, de gewichtstoename van het testmonster niet meer dan 1 g bedraagt.

Uitsparingen die om technische redenen noodzakelijk zijn, bv. voor leidingen of constructiedelen die door het materiaal moeten gaan, worden toegestaan zolang de bescherming behouden blijft (bv. afdichting, tape enz.).

6.2.6.   Elektrische kabels moeten op hun bestandheid tegen voortplanting van de vlam worden getest volgens ISO-norm 6722:2006, punt 12.

Het resultaat van de test wordt bevredigend geacht als, met inachtneming van de slechtste testresultaten, ontvlamd isolatiemateriaal binnen 70 seconden dooft en er bovenaan het testmonster ten minste 50 mm isolatie onverbrand blijft.

6.2.7.   De volgende materialen hoeven niet aan de in de bijlagen 6 tot en met 8 beschreven tests te worden onderworpen:

6.2.7.1.

van metaal of glas vervaardigde delen;

6.2.7.2.

afzonderlijk stoeltoebehoren met een massa niet-metalen delen van minder dan 200 g. Als de totale massa van die delen echter meer dan 400 g per stoel bedraagt, moet elk materiaal worden getest;

6.2.7.3.

elementen met een oppervlakte of volume van ten hoogste:

6.2.7.3.1.

100 cm2 of 40 cm3 voor elementen die met een individuele zitplaats zijn verbonden;

6.2.7.3.2.

300 cm2 of 120 cm3 per stoelenrij en maximaal per strekkende meter van het interieur van de binnenruimte, voor elementen die in het voertuig zijn verspreid en niet met een individuele zitplaats zijn verbonden;

6.2.7.4.

elementen waarvoor het niet mogelijk is een monster te nemen met de voorgeschreven afmetingen zoals gespecificeerd in punt 3.1 van bijlage 6 en in punt 3 van bijlage 7.

7.   WIJZIGING VAN HET TYPE EN UITBREIDING VAN DE GOEDKEURING

7.1.   Elke wijziging van een voertuig- of onderdeeltype in het kader van dit reglement moet worden meegedeeld aan de typegoedkeuringsinstantie die het voertuig- of onderdeeltype heeft goedgekeurd. Die instantie kan dan:

7.1.1.

oordelen dat de wijzigingen waarschijnlijk geen noemenswaardig nadelig effect zullen hebben en dat de voertuigen of onderdelen in elk geval nog steeds aan de voorschriften voldoen, of

7.1.2.

de voor de uitvoering van de tests verantwoordelijke technische dienst om een aanvullend testrapport verzoeken.

7.2.   De bevestiging of weigering van de goedkeuring, met vermelding van de wijzigingen, moet volgens de procedure van punt 4.3 worden meegedeeld aan de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen.

7.3.   De typegoedkeuringsinstantie die de goedkeuring uitbreidt, moet aan elk mededelingenformulier dat voor een dergelijke uitbreiding wordt opgesteld, een volgnummer toekennen en de andere partijen bij de overeenkomst van 1958 die dit reglement toepassen, daarvan in kennis stellen door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 3 of 4.

8.   CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE

Voor de controle van de conformiteit van de productie gelden de procedures van aanhangsel 2 van de overeenkomst (E/ECE/324-E/ECE/TRANS/505/Rev.2), met inachtneming van de volgende voorschriften:

8.1.

Krachtens dit reglement goedgekeurde voertuigen/onderdelen moeten zo worden vervaardigd dat zij conform zijn met het goedgekeurde type door te voldoen aan de voorschriften van het relevante deel (de relevante delen) van dit reglement.

8.2.

De typegoedkeuringsinstantie die de typegoedkeuring heeft verleend, kan op elk tijdstip de in elke productie-eenheid toegepaste methoden voor de controle van de conformiteit verifiëren. Deze verificaties vinden gewoonlijk om de twee jaar plaats.

9.   SANCTIES BIJ NON-CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE

9.1.   De krachtens dit reglement voor een voertuig-/onderdeeltype verleende goedkeuring kan worden ingetrokken als niet aan bovenstaande voorschriften is voldaan.

9.2.   Als een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast een eerder door haar verleende goedkeuring intrekt, moet zij de andere overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, daarvan onmiddellijk in kennis stellen door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 3 of 4.

10.   DEFINITIEVE STOPZETTING VAN DE PRODUCTIE

Als de houder van de goedkeuring de productie van een krachtens dit reglement goedgekeurd voertuigtype volledig stopzet, moet hij de typegoedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend, daarvan in kennis stellen. Zodra die instantie de kennisgeving heeft ontvangen, moet zij de andere partijen bij de overeenkomst van 1958 die dit reglement toepassen, daarvan in kennis stellen door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 3 of 4.

11.   NAAM EN ADRES VAN DE VOOR DE UITVOERING VAN DE GOEDKEURINGSTESTS VERANTWOORDELIJKE TECHNISCHE DIENSTEN EN VAN DE TYPEGOEDKEURINGSINSTANTIES

De partijen bij de overeenkomst van 1958 die dit reglement toepassen, moeten het secretariaat van de Verenigde Naties de naam en het adres meedelen van de technische diensten die voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijk zijn, en van de typegoedkeuringsinstanties die goedkeuring verlenen en waaraan de in andere landen afgegeven certificaten betreffende de goedkeuring of de uitbreiding, weigering of intrekking van de goedkeuring moeten worden toegezonden.

12.   OVERGANGSBEPALINGEN

12.1.   Vanaf de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 mag een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast, niet weigeren goedkeuring te verlenen krachtens dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01.

12.2.   Vanaf 24 maanden na de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 mogen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, alleen goedkeuringen verlenen als het goed te keuren voertuig- of onderdeeltype voldoet aan de voorschriften van dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01.

12.3.   Vanaf 60 maanden na de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 mogen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, de eerste nationale of regionale registratie (het in het verkeer brengen) weigeren van een voertuig dat niet voldoet aan de voorschriften van dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01.

12.4.   Zelfs na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 van dit reglement blijven goedkeuringen van de onderdelen krachtens de vorige wijzigingenreeks van dit reglement geldig en moeten de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, deze blijven accepteren.

12.5.   De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, mogen niet weigeren uitbreidingen toe te staan van een goedkeuring die krachtens wijzigingenreeks 00 van dit reglement is verleend.

12.6.   Vanaf de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 02 mag een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast, niet weigeren goedkeuring te verlenen krachtens dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 02.

12.7.   Vanaf 48 maanden na de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 02 mogen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, alleen goedkeuringen verlenen als het goed te keuren onderdeeltype voldoet aan de voorschriften van dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 02.

12.8.   Vanaf 60 maanden na de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 02 mogen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, alleen goedkeuringen verlenen als het goed te keuren voertuigtype voldoet aan de voorschriften van dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 02.

12.9.   Vanaf 96 maanden na de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 02 mogen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, de eerste nationale registratie (het in het verkeer brengen) weigeren van een voertuig dat niet voldoet aan de voorschriften van dit reglement zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 02.

12.10.   Zelfs na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 02 blijven goedkeuringen van de onderdelen krachtens de vorige wijzigingenreeks van dit reglement geldig en moeten de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, deze blijven accepteren.


(1)  Zoals gedefinieerd in de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.2, punt 2.

(2)  De nummers van de partijen bij de overeenkomst van 1958 zijn opgenomen in bijlage 3 bij de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.2/Amend.1.

(3)  ISO 5658-2:2006 Reaction to fire tests — spread of flame — Part 2: Lateral spread on building and transport products in vertical configuration.


BIJLAGE 1

INLICHTINGENFORMULIER VOOR EEN VOERTUIG

Overeenkomstig punt 3.2 van dit reglement betreffende de typegoedkeuring van een voertuigtype wat het brandgedrag van de in de binnenruimte, de motorruimte en afzonderlijke verwarmingsruimten gebruikte onderdelen betreft en/of wat het brandstof- of smeermiddelafstotende vermogen van de in de motorruimte en in afzonderlijke verwarmingsruimten gebruikte isolatiematerialen betreft

1.   Algemeen

1.1.   Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

1.2.   Type en algemene handelsbenaming(en): …

1.3.   Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig: …

1.4.   Plaats van dat identificatiemiddel: …

1.5.   Voertuigcategorie (1): …

1.6.   Naam en adres van de fabrikant: …

1.7.   Adres van de assemblagefabriek(en): …

2.   Algemene constructiekenmerken van het voertuig

2.1.   Foto's en/of tekeningen van een representatief voertuig:

3.   Carrosserie

Binnenuitrusting en/of isolatiematerialen

3.1.   Stoelen

3.1.1.   Aantal: …

3.2.   In de binnenruimte gebruikte materialen, met voor elk materiaal opgave van

3.2.1.   Onderdeeltypegoedkeuringsnummer, indien beschikbaar: …

3.2.2.   Merk: …

3.2.3.   Typeaanduiding: …

3.2.4.   Getest overeenkomstig punt 6.2.1, 6.2.2, 6.2.3, 6.2.4 (2): …

3.2.5.   Voor niet-goedgekeurde materialen

3.2.5.1.   Basismateriaal (basismaterialen)/aanduiding: …/… …

3.2.5.2.   Samengesteld/enkelvoudig (2) materiaal, aantal lagen (2): …

3.2.5.3.   Type coating (2): …

3.2.5.4.   Maximum-/minimumdikte … mm

3.3.   Voor isolatie in de motorruimte en/of in een afzonderlijke verwarmingsruimte gebruikte materialen, met voor elke materiaal opgave van:

3.3.1.   Onderdeeltypegoedkeuringsnummer, indien beschikbaar: …

3.3.2.   Merk: …

3.3.3.   Typeaanduiding: …

3.3.4.   Getest overeenkomstig punt 6.2.1, 6.2.2, 6.2.3, 6.2.4, 6.2.5 (2): …

3.3.5.   Voor niet-goedgekeurde materialen

3.3.5.1.   Basismateriaal (basismaterialen)/aanduiding: …/… …

3.3.5.2.   Samengesteld/enkelvoudig (2) materiaal, aantal lagen (2): …

3.3.5.3.   Type coating (2): …

3.3.5.4.   Maximum-/minimumdikte … mm

3.4.   Elektrische kabels, met voor elk type opgave van:

3.4.1.   Onderdeeltypegoedkeuringsnummer(s), indien beschikbaar: …

3.4.2.   Merk: …

3.4.3.   Typeaanduiding: …

3.4.4.   Voor niet-goedgekeurde materialen

3.4.4.1.   Basismateriaal (basismaterialen)/aanduiding: …/… …

3.4.4.2.   Samengesteld/enkelvoudig (2) materiaal, aantal lagen (2): …

3.4.4.3.   Type coating (2): …

3.4.4.4.   Maximum-/minimumdikte … mm


(1)  Zoals gedefinieerd in de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), bijlage 7 (document TRANS/WP.29/78/Rev.2, punt 2).

(2)  Doorhalen wat niet van toepassing is.


BIJLAGE 2

INLICHTINGENFORMULIER VOOR EEN ONDERDEEL

Overeenkomstig punt 3.2 van dit reglement betreffende de typegoedkeuring van een in de binnenruimte, de motorruimte en afzonderlijke verwarmingsruimten gebruikt onderdeel wat het brandgedrag ervan en/of het brandstof- of smeermiddelafstotende vermogen van de in de motorruimte en in afzonderlijke verwarmingsruimten gebruikte isolatiematerialen betreft.

1.   Algemeen

1.1.   Merk (handelsnaam van de fabrikant): …

1.2.   Type en algemene handelsbenaming(en): …

1.3.   Naam en adres van de fabrikant: …

1.4.   Bij onderdelen en technische eenheden, plaats en wijze van aanbrenging van het goedkeuringsmerk: …

1.5.   Adres van de assemblagefabriek(en): …

2.   Interieurmaterialen

2.1.   Voor horizontale/verticale/horizontale en verticale installatie (1) bestemde materialen

Materiaal dat bestemd is voor installatie meer dan 500 mm boven het stoelkussen en/of in het plafond van het voertuig: ja/niet van toepassing (1)

2.2.   Basismateriaal (basismaterialen)/aanduiding: …/… …

2.3.   Samengesteld/enkelvoudig (1) materiaal, aantal lagen (1): …

2.4.   Type coating (1): …

2.5.   Maximum-/minimumdikte … mm

2.6.   Typegoedkeuringsnummer, indien beschikbaar: …

3.   Isolatiematerialen

3.1.   Voor horizontale/verticale/horizontale en verticale installatie (1) bestemde materialen

3.2.   Basismateriaal (basismaterialen)/aanduiding: …/… …

3,3.   Samengesteld/enkelvoudig (1) materiaal, aantal lagen (1): …

3.4.   Type coating (1): …

3,5.   Maximum-/minimumdikte … mm

3.6.   Typegoedkeuringsnummer, indien beschikbaar: …

4.   Elektrische kabels

4.1.   Materiaal (materialen) gebruikt voor: …

4.2.   Basismateriaal (basismaterialen)/aanduiding: …/… …

4,3.   Samengesteld/enkelvoudig (1) materiaal, aantal lagen (1): …

4.4.   Type coating (1): …

4,5.   Maximum-/minimumdikte … mm

4.6.   Typegoedkeuringsnummer, indien beschikbaar: …


(1)  Doorhalen wat niet van toepassing is.


BIJLAGE 3

Image

Tekst van het beeld

BIJLAGE 4

Image

Tekst van het beeld

Aanhangsel 1

Aanhangsel van mededelingenformulier nr. … betreffende de typegoedkeuring van een onderdeeltype krachtens Reglement nr. 118

1.   Aanvullende informatie

1.1.   Interieurmaterialen

1.1.1.   De richting waarin het materiaal mag worden geïnstalleerd: in horizontale/verticale/zowel horizontale als verticale richting (1)

1.1.2.   Voldoet aan de voorschriften van punt 6.6.2: ja/niet van toepassing (1)

1.1.3.   De naleving ervan is gecontroleerd bij onderdelen die als complete voorzieningen zijn goedgekeurd: ja/neen (1)

1.1.4.   Eventuele gebruiksbeperkingen en installatievoorschriften: .

1.2.   Isolatiematerialen

1.2.1.   De richting waarin het onderdeel mag worden geïnstalleerd: in horizontale/verticale/zowel horizontale als verticale richting (1)

1.2.2.   De naleving ervan is gecontroleerd bij onderdelen die als complete voorzieningen zijn goedgekeurd: ja/neen (1)

1.2.3.   Eventuele gebruiksbeperkingen en installatievoorschriften:

1.3.   Elektrische kabels

1.3.1.   Eventuele gebruiksbeperkingen en installatievoorschriften: …

2.   Opmerkingen: …


(1)  Doorhalen wat niet van toepassing is.


BIJLAGE 5

OPSTELLING VAN GOEDKEURINGSMERKEN

Voorbeeld 1

(zie deel I van dit reglement)

Image

Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een voertuig, geeft aan dat het voertuigtype in kwestie in Nederland (E4) krachtens deel I van Reglement nr. 118 is goedgekeurd onder nummer 021234. De eerste twee cijfers (02) van het goedkeuringsnummer geven aan dat de goedkeuring is verleend volgens de voorschriften van wijzigingenreeks 02 van Reglement nr. 118.

Voorbeeld 2

(zie deel II van dit reglement)

Image

Image

Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een onderdeel, geeft aan dat het onderdeeltype in kwestie in Nederland (E4) krachtens deel II van Reglement nr. 118 is goedgekeurd onder nummer 021234. De eerste twee cijfers (02) van het goedkeuringsnummer geven aan dat de goedkeuring is verleend volgens de voorschriften van wijzigingenreeks 02 van Reglement nr. 118.

Het aanvullende symbool Image geeft aan in welke richting het onderdeel mag worden geïnstalleerd.

Het symbool Image geeft aan dat het onderdeel voldoet aan punt 6.2.2.

Het symbool Image wijst op een goedkeuring als een complete voorziening zoals stoelen, scheidingswanden enz.

De aanvullende symbolen worden alleen gebruikt als zij van toepassing zijn.


BIJLAGE 6

TEST OM DE HORIZONTALE BRANDSNELHEID VAN MATERIALEN TE BEPALEN

1.   MONSTERNEMING EN PRINCIPE

1.1.   Bij isotroop materiaal moeten vijf monsters aan de test worden onderworpen, bij anisotroop materiaal tien monsters (vijf voor elke richting).

1.2.   De monsters moeten van het te testen materiaal worden genomen. Bij materialen die in verschillende richtingen een andere brandsnelheid hebben, moet elke richting worden getest. De monsters moeten zo worden genomen en in het testapparaat geplaatst dat de hoogste brandsnelheid zal worden gemeten. Als het materiaal in banen wordt geleverd, moet over de hele breedte een stuk worden gesneden dat ten minste 500 mm lang is. Van dat stuk moeten de monsters dan zo worden genomen dat zij zich ten minste 100 mm van de rand van het materiaal en op dezelfde afstand van elkaar bevinden. Van afgewerkte producten moeten op dezelfde wijze monsters worden genomen, voor zover de vorm van het product dat toelaat. Wanneer het product meer dan 13 mm dik is, moet het tot 13 mm worden gereduceerd door een mechanisch procedé toe te passen op de kant die niet naar de ruimte in kwestie (binnenruimte, motorruimte of afzonderlijke verwarmingsruimte) is gericht. Als dat onmogelijk is, moet de test in overleg met de technische dienst bij de oorspronkelijke dikte van het materiaal worden uitgevoerd; die dikte moet in het testrapport worden vermeld.

Composietmaterialen (zie punt 6.1.3) moeten worden getest alsof zij uit één materiaal bestonden. Bij materialen met meerdere lagen van verschillende samenstelling die geen composietmaterialen zijn, moeten alle materiaallagen tot een diepte van 13 mm vanaf het naar de desbetreffende ruimte gerichte oppervlak afzonderlijk worden getest.

1.3.   Een monster wordt horizontaal in een U-vormige houder geplaatst en in een verbrandingskamer 15 seconden lang blootgesteld aan een welomschreven vlam die op het vrije uiteinde van het monster inwerkt. De test bepaalt of de vlam uitdooft en, zo ja, wanneer, dan wel hoeveel tijd de vlam nodig heeft om een bepaalde afstand af te leggen.

2.   BENODIGDHEDEN

2.1.   Verbrandingskamer (figuur 1), liefst van roestvrij staal, met de in figuur 2 vermelde afmetingen. In de voorkant van de kamer zit een vuurvast kijkvenster, dat de hele voorkant mag beslaan en als toegangsluik kan dienen.

In de bodem van de kamer zitten luchtgaten en aan de bovenkant loopt een luchtspleet over de hele omtrek. De verbrandingskamer wordt geplaatst op vier voeten van 10 mm hoog.

De kamer mag aan één kant een opening hebben om de monsterhouder met het monster in te brengen; aan de andere kant zit een opening voor de gasleiding. Het gesmolten materiaal wordt opgevangen in een bakje (zie figuur 3) dat op de bodem van de kamer tussen de luchtgaten wordt geplaatst, maar deze niet mag afdekken.

Figuur 1

Voorbeeld van een verbrandingskamer met monsterhouder en opvangbakje

Image

Figuur 2

Voorbeeld van een verbrandingskamer

(afmetingen in mm)

Image

Tekst van het beeld

Figuur 3

Voorbeeld van een opvangbakje

(afmetingen in mm)

Image

2.2.   Monsterhouder, bestaande uit twee U-vormige metaalplaten of frames van corrosiebestendig materiaal. De afmetingen zijn aangegeven in figuur 4.

De onderste plaat is voorzien van pennen en in de bovenste plaat zitten overeenkomstige gaten, zodat het monster stevig wordt vastgeklemd. De pennen dienen ook als meetpunten aan het begin en het einde van het brandtraject.

Er wordt voor ondersteuning gezorgd in de vorm van warmtevaste draden met een diameter van 0,25 mm, die op een onderlinge afstand van 25 mm over het onderste U-vormige frame worden gespannen (zie figuur 5).

Het vlak van de onderkant van de monsters moet zich op 178 mm boven de bodemplaat bevinden. De afstand tussen de voorrand van de monsterhouder en de achterkant van de kamer moet 22 mm bedragen; de afstand tussen de zijkanten van de monsterhouder in lengterichting en de zijwanden van de kamer moet 50 mm bedragen (allemaal binnenafmetingen) (zie de figuren 1 en 2).

Figuur 4

Voorbeeld van een monsterhouder

(afmetingen in mm)

Image

Tekst van het beeld

Figuur 5

Voorbeeld van de doorsnede van het onderste U-vormige frame voor de draadondersteuning

(afmetingen in mm)

Image

Tekst van het beeld

2.3.   Gasbrander

De voor de test benodigde kleine vlam wordt geleverd door een bunsenbrander met een binnendiameter van 9,5 ± 0,5 mm. De brander wordt zodanig in de verbrandingskamer opgesteld dat het midden van de pijp zich op 19 mm onder het midden van de onderste rand van de open zijde van het monster bevindt (zie figuur 2).

2.4.   Testgas

Het aan de brander toegevoerde gas moet een calorische waarde hebben van ongeveer 38 MJ/m3 (bv. aardgas).

2.5.   Metalen kam, ten minste 110 mm lang, met zeven tot acht zacht afgeronde tanden per 25 mm.

2.6.   Chronometer, tot op 0,5 s nauwkeurig.

2.7.   Zuurkast. De verbrandingskamer mag in een zuurkast worden geplaatst op voorwaarde dat het binnenvolume van de zuurkast ten minste 20 maal, maar hooguit 110 maal groter is dan het volume van de verbrandingskamer en dat geen van de afmetingen ervan (hoogte, breedte of diepte) meer dan 2,5 maal een van beide andere bedraagt. Vóór de test moet de verticale snelheid van de lucht in de zuurkast worden gemeten 100 mm vóór en achter de plaats waar de verbrandingskamer uiteindelijk zal worden opgesteld. Zij moet tussen 0,10 tot 0,30 m/s liggen om te vermijden dat de bediener door eventuele verbrandingsproducten wordt gehinderd. Het is ook mogelijk een zuurkast met natuurlijke ventilatie en een passende luchtsnelheid te gebruiken.

3.   MONSTERS

3.1.   Vorm en afmetingen

3.1.1.   De vorm en afmetingen van de monsters zijn aangegeven in figuur 6. De dikte van het monster komt overeen met de dikte van het te testen product, maar mag niet meer dan 13 mm bedragen. Als dat bij de monsterneming mogelijk is, moet de doorsnede van het monster over de hele lengte constant zijn.

Figuur 6

Monster

(afmetingen in mm)

Image

3.1.2.   Als het vanwege de vorm en afmetingen van een product niet mogelijk is een monster met de aangegeven maten te nemen, moeten de volgende minimumafmetingen in acht worden genomen:

a)

bij monsters met een breedte tussen 3 en 60 mm moet de lengte 356 mm bedragen. In dit geval wordt het materiaal over de breedte van het product getest;

b)

bij monsters met een breedte tussen 60 en 100 mm moet de lengte ten minste 138 mm bedragen. In dit geval komt de mogelijke verbrandingsafstand overeen met de lengte van het monster en begint de meting bij het eerste meetpunt.

3.2.   Conditionering

De monsters moeten gedurende ten minste 24 uur, maar niet langer dan zeven dagen bij een temperatuur van 23 ± 2°C en een relatieve vochtigheid van 50 ± 5 % worden geconditioneerd en tot vlak vóór de test onder deze omstandigheden worden gehouden.

4.   PROCEDURE

4.1.   Leg monsters met gemoltoneerd of gecapitonneerd oppervlak op een plat vlak en kam ze met de kam (zie punt 2.5) tweemaal tegen de haren in.

4.2.   Plaats het monster in de monsterhouder (zie punt 2.2) met de blootgestelde kant naar beneden in de richting van de vlam.

4.3.   Stel de gasvlam met behulp van het maatstreepje op de kamer in op een hoogte van 38 mm, waarbij de luchtaanvoer van de brander wordt afgesloten. Voordat met de eerste test wordt begonnen, moet de vlam ten minste 1 minuut hebben gebrand om zich te stabiliseren.

4.4.   Duw de monsterhouder in de verbrandingskamer zodat het uiteinde van het monster aan de vlam wordt blootgesteld, en sluit 15 seconden later de gastoevoer af.

4.5.   De meting van de brandtijd begint op het ogenblik dat de voet van de vlam het eerste meetpunt passeert. Observeer de voortplanting van de vlam aan de kant die het snelst brandt (boven- of onderkant).

4.6.   De meting van de brandtijd wordt stopgezet wanneer de vlam het laatste meetpunt bereikt of wanneer zij vóór dat punt uitdooft. Als de vlam het laatste meetpunt niet haalt, meet dan de verbrande afstand tot aan het punt waar de vlam is gedoofd. De verbrande afstand is het vernietigde gedeelte van het monster dat aan de oppervlakte of binnenin door verbranding is verteerd.

4.7.   Wanneer het monster geen vlam vat of wanneer het niet verder brandt nadat de brander is gedoofd, of wanneer de vlam uitdooft voordat zij het eerste meetpunt bereikt zodat er geen brandtijd is gemeten, noteer dan in het testrapport een brandsnelheid van 0 mm/min.

4.8.   Als een serie tests wordt verricht of wanneer een test herhaaldelijk wordt uitgevoerd, zorg er dan voor dat de temperatuur in de verbrandingskamer en die van de monsterhouder vóór het begin van de volgende test maximaal 30°C bedraagt.

5.   BEREKENING

De brandsnelheid B (1) in millimeters per minuut, wordt berekend met de formule:

B = 60 s/t

waarin:

s

=

de verbrande afstand in millimeters;

t

=

de tijd in seconden om de verbrande afstand s af te leggen.


(1)  De brandsnelheid B van een monster wordt alleen berekend als de vlam het laatste meetpunt of het einde van het monster bereikt.


BIJLAGE 7

TEST OM HET SMELTGEDRAG VAN MATERIALEN TE BEPALEN

1.   MONSTERNEMING EN PRINCIPE

1.1.   Vier monsters van beide kanten (als deze niet identiek zijn) moeten aan de test worden onderworpen.

1.2.   Een monster wordt horizontaal geplaatst en aan een elektrische straler blootgesteld. Onder het monster wordt een opvangbakje geplaatst om de gevormde druppels op te vangen. In het opvangbakje worden enkele watten gelegd om te kunnen nagaan of druppels vlam vatten.

2.   APPARAAT

Het apparaat bestaat uit (figuur 1):

a)

een elektrische straler;

b)

een steun voor het monster, met rooster;

c)

een opvangbakje (voor gevormde druppels);

d)

een statief (voor het apparaat).

2.1.   De warmtebron is een elektrische straler met een nuttig vermogen van 500 W. Het stralingsoppervlak moet een transparante kwartsplaat zijn met een diameter van 100 ± 5 mm.

De door het apparaat uitgestraalde warmte, gemeten op een oppervlak dat op 30 mm afstand evenwijdig is aan het oppervlak van de straler, moet 3 W/cm2 bedragen.

2.2.   Kalibratie

Voor het kalibreren van de straler wordt gebruikgemaakt van een warmtefluxmeter (radiometer) van het Gardon-type (folie) met een nominaal meetbereik van ten hoogste 10 W/cm2. Het meetplaatje, dat door straling en mogelijk voor een klein deel door convectie wordt opgewarmd, moet vlak en cirkelvormig zijn, een diameter hebben van niet meer dan 10 mm en met duurzame matzwarte lak zijn gecoat.

Het meetplaatje moet zijn gehuld in een watergekoeld lichaam met een vlakke voorkant van hoogglanzend metaal die in hetzelfde vlak ligt als het meetplaatje, cirkelvormig is en een diameter van ongeveer 25 mm heeft.

De straling mag niet door een venster gaan voordat zij het meetplaatje bereikt.

Het instrument moet robuust zijn, eenvoudig te monteren en te gebruiken, ongevoelig voor tocht en stabiel tijdens het kalibreren. Het instrument moet tot op ± 3 % nauwkeurig zijn en de metingen moeten tot op 0,5 % na reproduceerbaar zijn.

Telkens als de elektrische straler opnieuw wordt gekalibreerd, wordt de kalibratie van de warmtefluxmeter gecontroleerd door vergelijking met een instrument dat als referentiestandaard dient en niet voor andere doeleinden wordt gebruikt.

Het referentiestandaardinstrument wordt jaarlijks volgens een nationale norm volledig geijkt.

2.2.1.   Controle van de kalibratie

De bestralingssterkte bij het ingangsvermogen dat bij de oorspronkelijke kalibratie nodig was voor een bestralingssterkte van 3 W/cm2, moet regelmatig (ten minste elke 50 bedrijfsuren) worden gecontroleerd en het apparaat moet opnieuw worden gekalibreerd als bij een dergelijke controle een afwijking van meer dan 0,06 W/cm2 wordt geconstateerd.

2.2.2.   Kalibratieprocedure

Het apparaat wordt in een nagenoeg tochtvrije ruimte geplaatst (luchtsnelheid maximaal 0,2 m/s).

Zet de warmtefluxmeter zo op de plaats van het monster in het apparaat dat het meetplaatje van de warmtefluxmeter zich in het midden van het stralingsoppervlak van de straler bevindt.

Schakel vervolgens de voeding in en stel het ingangsvermogen van de regelaar zo in dat in het midden van het stralingsoppervlak een bestralingssterkte van 3 W/cm2 wordt geproduceerd. Nadat de voedingsbron is afgesteld om een bestralingssterkte van 3 W/cm2 te registreren, mag in de eerste vijf minuten geen andere aanpassing plaatsvinden om het evenwicht te garanderen.

2.3.   De steun voor de monsters moet een metalen ring zijn (figuur 1). Bovenop deze steunring wordt een rooster van roestvrij staaldraad geplaatst met de volgende afmetingen:

a)

binnendiameter: 118 mm;

b)

afmeting van de openingen: 2,10 mm × 2,10 mm;

c)

diameter van het staaldraad: 0,70 mm.

2.4.   Het opvangbakje moet bestaan uit een cilindrische buis met een binnendiameter van 118 mm en een lengte van 12 mm. Het opvangbakje moet met watten worden gevuld.

2.5.   De in de punten 2.1, 2.3 en 2.4 gespecificeerde items moeten op een verticaal statief worden gemonteerd.

De straler wordt op zodanige wijze aan de bovenkant van het statief bevestigd dat het stralingsoppervlak horizontaal is en de straling naar beneden is gericht.

De kolom van het statief moet worden voorzien van een hendel/pedaal waarmee de elektrische straler langzaam kan worden opgetild. Met een pal moet ervoor worden gezorgd dat de straler in zijn normale positie kan worden teruggebracht.

In de normale positie moeten de assen van de straler, de steunring voor het monster en het opvangbakje samenvallen.

3.   MONSTERS

De testmonsters moeten de volgende afmetingen hebben: 70 mm × 70 mm. Van afgewerkte producten moeten op dezelfde wijze monsters worden genomen voor zover de vorm van het product dat toelaat. Wanneer het product meer dan 13 mm dik is, moet het tot 13 mm worden gereduceerd door een mechanisch procedé toe te passen op de kant die niet naar de ruimte in kwestie (binnenruimte, motorruimte of afzonderlijke verwarmingsruimte) is gericht. Als dat onmogelijk is, moet de test in overleg met de technische dienst bij de oorspronkelijke breedte van het materiaal worden uitgevoerd; die breedte moet in het testrapport worden vermeld.

Composietmaterialen (zie punt 6.1.3 van het reglement) moeten worden getest alsof zij uit één materiaal bestonden.

Bij materialen met meerdere lagen van verschillende samenstelling die geen composietmaterialen zijn, moeten alle materiaallagen tot een diepte van 13 mm vanaf het naar de desbetreffende ruimte (binnenruimte, motorruimte of afzonderlijke verwarmingsruimte) gerichte oppervlak afzonderlijk worden getest.

De totale massa van het testmonster moet ten minste 2 g bedragen. Is de massa van één monster te klein, dan moet een voldoende aantal monsters worden toegevoegd.

Als de onder- en bovenkant van het materiaal verschillend zijn, moeten beide kanten worden getest, d.w.z. dat acht monsters moeten worden getest. De monsters en de watten moeten gedurende ten minste 24 uur bij een temperatuur van 23 ± 2 °C en een relatieve vochtigheid van 50 ± 5 % worden geconditioneerd en tot vlak vóór de test onder deze omstandigheden worden gehouden.

4.   PROCEDURE

Het monster wordt op de steun gelegd en deze steun wordt zo geplaatst dat de afstand tussen het oppervlak van de straler en de bovenkant van het monster 30 mm bedraagt.

Het opvangbakje met de watten wordt 300 mm onder het rooster van de steun geplaatst.

De straler wordt opzij gedraaid zodat hij het monster niet kan bestralen, en vervolgens ingeschakeld. Zodra hij zijn volle vermogen heeft bereikt, wordt hij boven het monster geplaatst en wordt de tijdmeting gestart.

Als het materiaal smelt of vervormt, wordt de hoogte van de straler aangepast zodat de afstand 30 mm blijft.

Als het materiaal vlam vat, wordt de straler na drie seconden weggedraaid. Zodra de vlam is uitgedoofd, wordt hij weer in de oorspronkelijke positie gebracht. Gedurende de eerste vijf minuten van de test wordt deze procedure zo vaak als nodig herhaald.

De straler wordt na de eerste vijf minuten van de test:

i)

als het monster is uitgedoofd (ongeacht of het in de eerste vijf minuten van de test vlam heeft gevat), in de oorspronkelijke positie gelaten, zelfs als het monster opnieuw ontvlamt;

ii)

als het monster brandt, in de oorspronkelijke positie teruggebracht zodra het monster is uitgedoofd.

In beide gevallen moet de test nog eens vijf minuten worden voortgezet.

5.   RESULTATEN

De waargenomen verschijnselen moeten in het testrapport worden genoteerd, zoals bijvoorbeeld:

i)

het vallen van druppels, ongeacht of zij branden of niet;

ii)

of de watten zijn ontvlamd.

Figuur 1

(afmetingen in mm)

Image

Tekst van het beeld

BIJLAGE 8

TEST OM DE VERTICALE BRANDSNELHEID VAN MATERIALEN TE BEPALEN

1.   MONSTERNEMING EN PRINCIPE

1.1.   Bij isotroop materiaal moeten drie monsters aan de test worden onderworpen, bij anisotroop materiaal zes monsters.

1.2.   Deze test bestaat erin monsters die in verticale positie worden gehouden, bloot te stellen aan een vlam en de voortplantingssnelheid van de vlam over het geteste materiaal te bepalen.

2.   APPARAAT

Het apparaat bestaat uit:

a)

een monsterhouder;

b)

een brander;

c)

een ventilatiesysteem om gas en verbrandingsproducten af te voeren;

d)

een mal;

e)

markeringsdraden van wit glanskatoen met een maximale lineaire dichtheid van 50 tex.

2.1.   De monsterhouder moet bestaan uit een rechthoekig 560 mm hoog frame en twee star met elkaar verbonden parallelle staven op 150 mm afstand van elkaar bezitten, waarop pennen moeten worden aangebracht voor het monteren van het testmonster dat zich in een vlak op ten minste 20 mm van het frame bevindt. De bevestigingspennen moeten een diameter van ten hoogste 2 mm hebben en ten minste 27 mm lang zijn. De pennen moeten op de in figuur 1 aangegeven plaatsen op de parallelle staven worden aangebracht. Het frame moet op een geschikte steun worden gemonteerd om de staven tijdens de test in verticale positie te houden (om het monster op de pennen te bevestigen in een vlak op een afstand van het frame, mogen naast de bevestigingspennen afstandhouders met een diameter van 2 mm worden aangebracht).

2.2.   De brander is beschreven in figuur 3.

Aan de brander mag propaan- of butaangas van handelskwaliteit worden toegevoerd.

De brander moet vóór, maar iets lager dan het monster worden geplaatst in een vlak dat door de verticale hartlijn van het monster gaat en loodrecht op het oppervlak ervan staat (zie figuur 2), zodat de lengteas van de brander een hoek van 30° met de verticaal maakt en naar de onderrand van het monster wijst. De afstand tussen het uiteinde van de brander en de onderrand van het monster moet 20 mm bedragen.

2.3.   Het testapparaat mag in een zuurkast worden geplaatst op voorwaarde dat het binnenvolume van de zuurkast ten minste 20 maal, maar hooguit 110 maal groter is dan het volume van het testapparaat en dat geen van de afmetingen ervan (hoogte, breedte of diepte) meer dan 2,5 maal een van beide andere bedraagt. Vóór de test moet de verticale snelheid van de lucht in de zuurkast worden gemeten 100 mm vóór en achter de plaats waar het testapparaat uiteindelijk zal worden opgesteld. Zij moet tussen 0,10 tot 0,30 m/s liggen om te vermijden dat de bediener door eventuele verbrandingsproducten wordt gehinderd. Het is ook mogelijk een zuurkast met natuurlijke ventilatie en een passende luchtsnelheid te gebruiken.

2.4.   Er moet gebruik worden gemaakt van een van geschikt materiaal vervaardigde vlakke onbuigzame mal waarvan de afmetingen overeenkomen met die van het monster. In de mal moeten gaten met een diameter van ongeveer 2 mm worden geboord zodat de afstanden tussen de middelpunten van de gaten overeenstemmen met de afstanden tussen de pennen op de frames (zie figuur 1). De gaten moeten zich op gelijke afstand aan weerszijden van de verticale hartlijn van de mal bevinden.

3.   MONSTERS

3.1.   De monsters hebben de volgende afmetingen: 560 × 170 mm

Als het vanwege de afmetingen van een materiaal niet mogelijk is een monster van bovengenoemde afmetingen te nemen, moet de test in overleg met de technische dienst op het op maat gesneden deel van het materiaal worden uitgevoerd; die maat moet in het testrapport worden vermeld.

3.2.   Wanneer het monster meer dan 13 mm dik is, moet het tot 13 mm worden gereduceerd door een mechanisch procedé toe te passen op de kant die niet naar de ruimte in kwestie (binnenruimte, motorruimte of afzonderlijke verwarmingsruimte) is gericht. Als dat onmogelijk is, moet de test in overleg met de technische dienst bij de oorspronkelijke dikte van het materiaal worden uitgevoerd; die dikte moet in het testrapport worden vermeld. Composietmaterialen (zie punt 6.1.3) moeten worden getest alsof zij uit één materiaal bestonden. Bij materialen met meerdere lagen van verschillende samenstelling die geen composietmaterialen zijn, moeten alle materiaallagen tot een diepte van 13 mm vanaf het naar de desbetreffende ruimte gerichte oppervlak afzonderlijk worden getest.

3.3.   De monsters moeten gedurende ten minste 24 uur bij een temperatuur van 23 ± 2 °C en een relatieve vochtigheid van 50 ± 5 % worden geconditioneerd en tot vlak vóór de test onder deze omstandigheden worden gehouden.

4.   PROCEDURE

4.1.   De test moet worden uitgevoerd bij een omgevingstemperatuur van 10 tot 30 °C en een relatieve vochtigheid van 15 tot 80 %.

4.2.   De brander moet gedurende twee minuten worden voorverwarmd. De vlamhoogte moet worden afgesteld op 40 ± 2 mm, gemeten als de afstand tussen het uiteinde van de branderpijp en de top van het gele deel van de vlam wanneer de brander verticaal staat en de vlam in gedempt licht wordt geobserveerd.

4.3.   Het monster moet (nadat de achterste markeringsdraden zijn aangebracht) op de pennen van het testframe worden geprikt, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de pennen het monster op de met de mal gemerkte punten doorboren en dat het monster ten minste 20 mm van het frame verwijderd blijft. Het frame moet zo op de steun worden gemonteerd dat het monster verticaal staat.

4.4.   De markeringsdraden moeten op de in figuur 1 aangegeven plaatsen horizontaal vóór het monster worden aangebracht. Op de aangegeven plaatsen moet een draadlus worden gespannen waarvan beide helften op 1, respectievelijk 5 mm afstand van de voor-, respectievelijk achterkant van het monster lopen.

Elke lus moet met een geschikte klok worden verbonden. De draden moeten onder zodanige spanning staan dat hun positie ten opzichte van het monster onveranderd blijft.

4.5.   De vlam moet gedurende vijf seconden op het monster worden gericht. Als het monster na verwijdering van de ontstekingsvlam vijf seconden blijft branden, wordt het monster geacht te zijn ontbrand. Als geen ontbranding optreedt, moet een ander geconditioneerd monster gedurende 15 seconden in de vlam worden gehouden.

4.6.   Als bij een reeks van drie monsters ten minste één resultaat het minimumresultaat met 50 % overschrijdt, moet voor die richting of kant een tweede reeks van drie monsters worden getest. Als bij een reeks van drie monsters een of twee monsters niet tot aan de bovenste markeringsdraad verbranden, moet voor die richting of kant een tweede reeks van drie monsters worden getest.

4.7.   De volgende tijden moeten in seconden worden gemeten:

a)

de tijd tussen het begin van de blootstelling aan de ontstekingsvlam en het doorbranden van een van de eerste markeringsdraden (t1);

b)

de tijd tussen het begin van de blootstelling aan de ontstekingsvlam en het doorbranden van een van de tweede markeringsdraden (t2);

c)

de tijd tussen het begin van de blootstelling aan de ontstekingsvlam en het doorbranden van een van de derde markeringsdraden (t3).

4.8.   Als het monster geen vlam vat of als het niet verder brandt nadat de brander is gedoofd, of als de vlam uitdooft voordat een van de eerste markeringsdraden is vernietigd zodat er geen brandtijd is gemeten, wordt de brandsnelheid geacht 0 mm/min te bedragen.

4.9.   Als het monster vlam vat en de vlammen van het brandende monster tot de derde markeringsdraden reiken zonder de eerste en tweede markeringsdraden te vernietigen (bv. vanwege de materiaaleigenschappen van een dun materiaalmonster), wordt de brandsnelheid geacht 100 mm/min te bedragen.

5.   RESULTATEN

De waargenomen verschijnselen moeten in het testrapport worden genoteerd, met inbegrip van:

a)

de verbrandingsduur: t1, t2 en t3 in seconden, en

b)

de overeenkomstige verbrande afstand: d1, d2 en d3 in mm.

De brandsnelheid V1 en, indien van toepassing, de brandsnelheden V2 en V3 moeten (voor elk monster als de vlam ten minste een van de eerste markeringsdraden bereikt) als volgt worden berekend:

Vi = 60 di/ti (mm/min)

De hoogste waarde voor V1, V2 en V3 moet als brandsnelheid worden aangemerkt.

Figuur 1

Monsterhouder

(afmetingen in mm)

Image

Tekst van het beeld

Figuur 2

Plaatsing van de brander

(afmetingen in mm)

Image

Tekst van het beeld

Figuur 3

Gasbrander

(afmetingen in mm)

Image

Tekst van het beeld

BIJLAGE 9

TEST OM HET BRANDSTOF- OF SMEERMIDDELAFSTOTENDE VERMOGEN VAN MATERIALEN TE BEPALEN

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Deze bijlage bevat de voorschriften om het vermogen van de in motorruimten en afzonderlijke verwarmingsruimten gebruikte isolatiematerialen te testen.

2.   MONSTERNEMING EN PRINCIPE

2.1.   De testmonsters moeten de volgende afmetingen hebben: 140 mm × 140 mm.

2.2.   De monsters moeten 5 mm dik zijn. Als het testmonster meer dan 5 mm dik is, moet het tot 5 mm worden gereduceerd door een mechanisch procedé toe te passen op de kant die niet naar de motorruimte of afzonderlijke verwarmingsruimte is gericht.

2.3.   De testvloeistof moet diesel zijn volgens EN-norm 590:1999 (in de handel verkrijgbare brandstoffen) of alternatieve diesel overeenkomstig Reglement nr. 83 (bijlage 10: Specificatie van referentiebrandstoffen).

2.4.   Vier monsters moeten aan de test worden onderworpen.

3.   APPARAAT (ZIE DE FIGUREN 4a EN 4b)

Het apparaat moet bestaan uit:

A

een grondplaat met een hardheid van ten minste 70 Shore D;

B

een absorberend oppervlak op de grondplaat (bv. papier);

C

een metalen cilinder (binnendiameter 120 mm, buitendiameter 130 mm, hoogte 50 mm), gevuld met de testvloeistof;

D-D'

twee schroeven met vleugelmoeren;

E

het testmonster;

F

bovenplaat.

4.   PROCEDURE

4.1.   Het testmonster en het apparaat moeten gedurende ten minste 24 uur bij een temperatuur van 23 ± 2 °C en een relatieve vochtigheid van 50 ± 5 % worden geconditioneerd en moeten tot vlak vóór de test onder deze omstandigheden worden gehouden.

4.2.   Het testmonster moet worden gewogen.

4.3.   Het testmonster moet, met de blootgestelde kant naar boven, op de grondplaat van het apparaat worden geplaatst door de metalen cilinder met voldoende druk op de schroeven in het midden het bevestigen. Er mag geen testvloeistof lekken.

4.4.   Vul de metalen cilinder met testvloeistof tot op een hoogte van 20 mm en laat het geheel 24 uur rusten.

4.5.   Verwijder de testvloeistof en het testmonster uit het apparaat. Als er op het testmonster resten van de testvloeistof worden gevonden, moeten deze worden verwijderd zonder het testmonster samen te drukken.

4.6.   Het testmonster moet worden gewogen.

Figuur 4a

Apparaat om het brandstof- of smeermiddelafstotende vermogen te testen

(afmetingen in millimeters)

Image

Figuur 4b

Apparaat om het brandstof- of smeermiddelafstotende vermogen te testen

(zijaanzicht)

Image

Rectificaties

21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/96


Rectificatie van Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van „Horizon 2020” — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG

( Publicatieblad van de Europese Unie L 347 van 20 december 2013 )

Bladzijde 1038, bijlage II, punt 3 „Onderdeel III Prioriteit „Maatschappelijke uitdagingen””, tweede alinea:

in plaats van:

„Voorts wordt met betrekking tot elke uitdaging de vooruitgang afgemeten aan de hand van de bijdrage die is geleverd aan de specifieke doelstellingen als uiteengezet in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 104/2013”

te lezen:

„Voorts wordt met betrekking tot elke uitdaging de vooruitgang afgemeten aan de hand van de bijdrage die is geleverd aan de specifieke doelstellingen als uiteengezet in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1291/2013.”


21.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/96


Rectificatie van de definitieve vaststelling (EU, Euratom) 2015/339 van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015

( Publicatieblad van de Europese Unie L 69 van 13 maart 2015 )

In afdeling III „Commissie”, worden de volgende begrotingsonderdelen gelezen als gesplitste kredieten:

02 05 11, 04 03 11, 06 02 04, 07 02 05 01, 07 02 05 02, 07 02 06, 09 02 03, 09 02 04, 15 02 12, 18 02 04, 18 02 05, 18 02 06, 32 02 10, 33 02 06, 33 02 07 en 33 03 04.