ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 99

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
16 april 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/590 van de Commissie van 31 maart 2015 tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Chouriça de carne de Melgaço (BGA))

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/591 van de Commissie van 31 maart 2015 tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Presunto de Melgaço (BGA))

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/592 van de Commissie van 14 april 2015 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Presunto de Barrancos/Paleta de Barrancos (BOB))

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/593 van de Commissie van 14 april 2015 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Reblochon/Reblochon de Savoie (BOB))

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/594 van de Commissie van 14 april 2015 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Jambon sec des Ardennes/Noix de Jambon sec des Ardennes (BGA))

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/595 van de Commissie van 15 april 2015 inzake een in 2016, 2017 en 2018 uit te voeren gecoördineerd meerjarig controleprogramma van de Unie tot naleving van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen en ter beoordeling van de blootstelling van de consument aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op levensmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong ( 1 )

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/596 van de Commissie van 15 april 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 606/2009 wat betreft de verhoging van het totale maximumgehalte aan zwaveldioxide indien de weersomstandigheden zulks noodzakelijk maken

21

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/597 van de Commissie van 15 april 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

23

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2015/598 van de Raad van 15 april 2015 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

25

 

*

Besluit (GBVB) 2015/599 van de Raad van 15 april 2015 houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

29

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2015 van het Speciaal Comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering Cariforum-EU van 10 maart 2015 betreffende een afwijking van de oorsprongsregels die zijn vastgesteld in Protocol I bij de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, in verband met de bijzondere situatie van de Dominicaanse Republiek met betrekking tot bepaalde textielproducten [2015/600]

34

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

16.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/590 VAN DE COMMISSIE

van 31 maart 2015

tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Chouriça de carne de Melgaço (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Portugal ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Chouriça de carne de Melgaço” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Chouriça de carne de Melgaço” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Chouriça de carne de Melgaço” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 1.2. (Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt enz.)) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 maart 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 423 van 26.11.2014, blz. 9.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


16.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/591 VAN DE COMMISSIE

van 31 maart 2015

tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Presunto de Melgaço (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Portugal ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Presunto de Melgaço” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Presunto de Melgaço” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Presunto de Melgaço” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 1.2. (Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt enz.)) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 maart 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 423 van 26.11.2014, blz. 5.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


16.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/592 VAN DE COMMISSIE

van 14 april 2015

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Presunto de Barrancos/Paleta de Barrancos (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Portugal tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Presunto de Barrancos”, die bij Verordening (EG) nr. 2400/96 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier van de benaming „Presunto de Barrancos”/„Paleta de Barrancos” (BOB) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 april 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 2400/96 van de Commissie van 17 december 1996 betreffende de inschrijving van bepaalde benamingen in het „Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen” bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 327 van 18.12.1996, blz. 11).

(3)  PB C 432 van 2.12.2014, blz. 16.


16.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/593 VAN DE COMMISSIE

van 14 april 2015

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Reblochon/Reblochon de Savoie (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de door Frankrijk ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Reblochon”/„Reblochon de Savoie”, die is geregistreerd bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2), als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 828/2003 van de Commissie (3).

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de benaming „Reblochon”/„Reblochon de Savoie” (BOB) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 april 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 828/2003 van de Commissie van 14 mei 2003 tot wijziging van één of meer elementen van de productdossiers van 16 benamingen die zijn opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1107/96 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (Danablu, Monti Iblei, Lesbos, Beaufort, Salers, Reblochon of Reblochon de Savoie, Laguiole, Mont d'Or of Vacherin du Haut-Doubs, Comté, Roquefort, Epoisses de Bourgogne, Brocciu corse of Brocciu, Sainte-Maure de Touraine, Ossau-Iraty, Dinde de Bresse, Huile essentielle de lavande de Haute-Provence) (PB L 120 van 15.5.2003, blz. 3).

(4)  PB C 387 van 1.11.2014, blz. 17.


16.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/594 VAN DE COMMISSIE

van 14 april 2015

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Jambon sec des Ardennes/Noix de Jambon sec des Ardennes (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Frankrijk tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Jambon sec des Ardennes”/„Noix de Jambon sec des Ardennes”, die bij Verordening (EU) nr. 2036/2001 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de benaming „Jambon sec des Ardennes”/„Noix de Jambon sec des Ardennes” (BGA) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 april 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 2036/2001 van de Commissie van 17 oktober 2001 tot aanvulling van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2400/96 betreffende de inschrijving van bepaalde benamingen in het „Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen” bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 275 van 18.10.2001, blz. 9).

(3)  PB C 444 van 12.12.2014, blz. 25.


16.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/595 VAN DE COMMISSIE

van 15 april 2015

inzake een in 2016, 2017 en 2018 uit te voeren gecoördineerd meerjarig controleprogramma van de Unie tot naleving van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen en ter beoordeling van de blootstelling van de consument aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op levensmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 29, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1213/2008 van de Commissie (2) is een eerste gecoördineerd meerjarig communautair programma voor de jaren 2009, 2010 en 2011 vastgesteld. Dat programma is vervolgens bij opeenvolgende verordeningen van de Commissie gecontinueerd. De meest recente was Uitvoeringsverordening (EU) nr. 400/2014 van de Commissie (3).

(2)

Dertig tot veertig voedingsmiddelen vormen het hoofdbestanddeel van de voeding in de Unie. Daar de toepassingen van bestrijdingsmiddelen gedurende een periode van drie jaar aanzienlijke veranderingen ondergaan, moet tijdens een reeks van driejarige cycli toezicht worden gehouden op bestrijdingsmiddelen in die voedingsmiddelen om de blootstelling van de consument en de toepassing van de wetgeving van de Unie te kunnen beoordelen.

(3)

Op grond van een binomiale waarschijnlijkheidsverdeling kan worden berekend dat, wanneer minimaal 1 % van de producten een hoeveelheid residuen boven de bepaalbaarheidsgrens bevat, er bij onderzoek van 654 monsters met een betrouwbaarheid van meer dan 99 % een monster met een hoeveelheid bestrijdingsmiddelenresiduen boven die grens zal worden gevonden (4). Dit aantal monsternemingen moet over de lidstaten worden gespreid op basis van het bevolkingsaantal, met echter een minimum van 12 monsters per product en per jaar.

(4)

De analyseresultaten van de vorige officiële bestrijdingsprogramma's van de Unie zijn in aanmerking genomen om te verzekeren dat de door het bestrijdingsprogramma bestreken bestrijdingsmiddelen representatief zijn voor de gebruikte bestrijdingsmiddelen.

(5)

Op de website van de Commissie zijn richtsnoeren voor analytische kwaliteitscontrole en valideringsprocedures voor de analyse van residuen van bestrijdingsmiddelen in voeding en diervoeders gepubliceerd (5).

(6)

Als andere werkzame stoffen, metabolieten, afbraak- of reactieproducten onder de residudefinitie van een bestrijdingsmiddel vallen, moeten die verbindingen afzonderlijk worden gerapporteerd, voor zover zij afzonderlijk zijn gemeten.

(7)

De lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid zijn onderling uitvoeringsmaatregelen overeengekomen voor de informatieverstrekking door de lidstaten, zoals de standaardmonsterbeschrijving (Standard Sample Description, SSD) (6)  (7) voor het indienen van analyseresultaten betreffende bestrijdingsmiddelenresiduen.

(8)

Voor de bemonsteringprocedures moet Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie (8) van toepassing zijn, waarin de door de Commissie van de Codex Alimentarius aanbevolen bemonsteringsmethoden en -procedures zijn opgenomen.

(9)

Uitsluitend op grond van de residudefinities van Verordening (EG) nr. 396/2005 moet worden beoordeeld of de maximumgehalten aan residuen voor babyvoeding, vastgesteld overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2006/141/EG van de Commissie (9) en artikel 7 van Richtlijn 2006/125/EG van de Commissie (10) worden nageleefd.

(10)

Wat betreft specifieke residumethoden kunnen de lidstaten eventueel aan hun verplichtingen voldoen door een beroep te doen op officiële laboratoria die al over de benodigde gevalideerde methoden beschikken.

(11)

De lidstaten moeten uiterlijk op 31 augustus van elk jaar de informatie met betrekking tot het vorige kalenderjaar overleggen.

(12)

Om elke verwarring als gevolg van een overlapping tussen achtereenvolgende meerjarige programma's te vermijden, moet Uitvoeringsverordening (EU) nr. 400/2014 voor de rechtszekerheid worden ingetrokken. Zij moet echter van toepassing blijven voor in 2015 genomen monsters.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten nemen en analyseren in 2016, 2017 en 2018 monsters van de in bijlage I vermelde combinaties van producten en bestrijdingsmiddelen.

Het aantal monsters van ieder product, met inbegrip van levensmiddelen voor zuigelingen en peuters, en producten die afkomstig zijn uit de biologische landbouw, wordt vastgesteld in bijlage II.

Artikel 2

1.   De te bemonsteren partij wordt aselect gekozen.

De bemonsteringsprocedure, met inbegrip van het aantal eenheden, moet in overeenstemming zijn met Richtlijn 2002/63/EG.

2.   Alle monsters, met inbegrip van levensmiddelen voor zuigelingen en peuters, worden geanalyseerd voor de in bijlage I vermelde bestrijdingsmiddelen overeenkomstig residudefinities van Verordening (EG) nr. 396/2005.

3.   Voor levensmiddelen voor zuigelingen en peuters worden monsters beoordeeld op het product als aangeboden voor gebruik of als gereconstitueerd volgens de aanwijzingen van de fabrikant, rekening houdend met de MRL's die zijn vastgelegd in de Richtlijnen 2006/125/EG en 2006/141/EG. Indien die levensmiddelen zoals verkocht en zoals gereconstitueerd kunnen worden gebruikt, worden de resultaten vermeld op het niet-gereconstitueerde product zoals het wordt verkocht.

Artikel 3

De lidstaten leggen de analyseresultaten van de in 2016, 2017 en 2018 geteste monsters uiterlijk op 31 augustus 2017, 31 augustus 2018 respectievelijk 31 augustus 2019 over. Die resultaten worden verstrekt overeenkomstig de standaardmonsterbeschrijving (Standard Sample Description, SSD).

Wanneer de residudefinitie van een bestrijdingsmiddel meer dan één verbinding (werkzame stof, metaboliet en/of afbraak- of reactieproduct) omvat, melden de lidstaten de analyseresultaten overeenkomstig de volledige residudefinitie. Daarnaast worden de resultaten van alle analyten die deel uitmaken van de residudefinitie afzonderlijk verstrekt, voor zover zij afzonderlijk zijn gemeten.

Artikel 4

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 400/2014 wordt ingetrokken.

Zij blijft echter van toepassing voor in 2015 geteste monsters.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 april 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1213/2008 van de Commissie van 5 december 2008 inzake een in 2009, 2010 en 2011 uit te voeren gecoördineerd meerjarig communautair controleprogramma tot naleving van de maximumgehalten en ter beoordeling van de blootstelling van de consument aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op voeding van plantaardige of dierlijke oorsprong (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 9).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 400/2014 van de Commissie van 22 april 2014 inzake een in 2015, 2016 en 2017 uit te voeren gecoördineerd meerjarig controleprogramma van de Unie tot naleving van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen en ter beoordeling van de blootstelling van de consument aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op levensmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong (PB L 119 van 23.4.2014, blz. 44).

(4)  Codex Alimentarius, Pesticide Residues in Food, Rome 1993, ISBN 92-5-103271-8; Vol. 2, blz. 372.

(5)  Document nr. SANCO/12571/2013 http://ec.europa.eu/food/plant/plant_protection_products/guidance_documents/docs/qualcontrol_en.pdf in zijn meest recente versie.

(6)  Standard sample description for food and feed (EFSA Journal 2010;8(1):1457).

(7)  Use of the EFSA Standard Sample Description for the reporting of data on the control of pesticide residues in food and feed according to Regulation (EC) No 396/2005 (EFSA Journal 2014;12(1):3545).

(8)  Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie van 11 juli 2002 houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG (PB L 187 van 16.7.2002, blz. 30).

(9)  Richtlijn 2006/141/EG van de Commissie van 22 december 2006 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding en tot wijziging van Richtlijn 1999/21/EG (PB L 401 van 30.12.2006, blz. 1).

(10)  Richtlijn 2006/125/EG van de Commissie van 5 december 2006 inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters (PB L 339 van 6.12.2006, blz. 16).


BIJLAGE I

DEEL A

In 2016, 2017 en 2018 te bemonsteren producten van plantaardige oorsprong.

2016

2017

2018

(c)

(a)

(b)

Appelen (1)

Bonen met peul (vers of bevroren) (1)

Aubergines (1)

Sluitkool (1)

Wortelen (1)

Bananen (1)

Prei (1)

Komkommers (1)

Broccoli (1)

Sla (1)

Sinaasappelen (1)

Tafeldruiven (1)

Perziken, inclusief nectarines en soortgelijke kruisingen (1)

Mandarijnen (1)

Sinaasappelsap

Granen van rogge (2)

Peren (1)

Erwten zonder peul (vers of bevroren) (1)

Aardbeien (1)

Aardappelen (1)

Paprika's (1)

Tomaten (1)

Granen van rijst

Granen van tarwe (2)

Wijn (rood of wit) gemaakt van druiven. (Als geen specifieke verwerkingsfactoren voor wijn beschikbaar zijn, kan een standaardfactor van 1 worden toegepast. De lidstaten wordt verzocht de gebruikte wijnverwerkingsfactoren aan te geven in het nationale samenvattende verslag.)

Spinazie (1)

Olijfolie van eerste persing. (Indien geen specifieke olieverwerkingsfactor beschikbaar is, mag een standaardfactor van 5 worden toegepast op vetoplosbare stoffen, uitgaande van een standaardopbrengst aan olijfolie van 20 % van de geoogste olijven; voor niet-vetoplosbare stoffen mag een standaardolieverwerkingsfactor van 1 worden gebruikt. De lidstaten wordt verzocht de gebruikte verwerkingsfactoren aan te geven in het nationale samenvattende verslag.)

DEEL B

In 2016, 2017 en 2018 te bemonsteren producten van dierlijke oorsprong.

2016

2017

2018

(e)

(f)

(d)

Koemelk

Vet van pluimvee

Boter

Vet van varkens

Lever (van runderen en andere herkauwers, varkens en pluimvee)

Kippeneieren

DEEL C

Combinaties bestrijdingsmiddel/product waarop toezicht moet worden gehouden in/op producten van plantaardige oorsprong

 

2016

2017

2018

Opmerkingen

2-Fenylfenol

(c)

(a)

(b)

 

Abamectine

(c)

(a)

(b)

 

Acefaat

(c)

(a)

(b)

 

Acetamiprid

(c)

(a)

(b)

 

Acrinathrin

(c)

(a)

(b)

 

Aldicarb

(c)

(a)

(b)

 

Aldrin en dieldrin

(c)

(a)

(b)

 

Azinfos-methyl

(c)

(a)

(b)

 

Azoxystrobin

(c)

(a)

(b)

 

Bifenthrin

(c)

(a)

(b)

 

Bifenyl

(c)

(a)

(b)

 

Bitertanol

(c)

(a)

(b)

 

Boscalid

(c)

(a)

(b)

 

Bromide-ion

(c)

(a)

(b)

Moet in 2016 alleen geanalyseerd worden op sla en tomaten; in 2017 op granen van rijst; in 2018 op paprika's

Broompropylaat

(c)

(a)

(b)

 

Bupirimaat

(c)

(a)

(b)

 

Buprofezin

(c)

(a)

(b)

 

Captan

(c)

(a)

(b)

 

Carbaryl

(c)

(a)

(b)

 

Carbendazim en benomyl

(c)

(a)

(b)

 

Carbofuran

(c)

(a)

(b)

 

Chlorantraniliprole

(c)

(a)

(b)

 

Chloorfenapyr

(c)

(a)

(b)

 

Chloormequat

(c)

(a)

(b)

Moet in 2016 alleen geanalyseerd worden op granen van rogge, tomaten en wijn; in 2017 op wortelen, peren en granen van rijst; in 2018 op aubergines, tafeldruiven en granen van tarwe

Chloorthalonil

(c)

(a)

(b)

 

Chloorprofam

(c)

(a)

(b)

 

Chloorpyrifos

(c)

(a)

(b)

 

Chloorpyrifos-methyl

(c)

(a)

(b)

 

Clofentezine

(c)

(a)

(b)

Moet geanalyseerd worden in alle vermelde producten behalve granen

Clothianidine

(c)

(a)

(b)

Zie ook thiamethoxam

Cyfluthrin

(c)

(a)

(b)

 

Cymoxanil

(c)

(a)

(b)

 

Cypermethrin

(c)

(a)

(b)

 

Cyproconazool

(c)

(a)

(b)

 

Cyprodinil

(c)

(a)

(b)

 

Deltamethrin

(c)

(a)

(b)

 

Diazinon

(c)

(a)

(b)

 

Dichloorvos

(c)

(a)

(b)

 

Dicloran

(c)

(a)

(b)

 

Dicofol

(c)

(a)

(b)

Moet geanalyseerd worden in alle vermelde producten behalve granen

Diethofencarb

(c)

(a)

(b)

 

Difenoconazool

(c)

(a)

(b)

 

Diflubenzuron

(c)

(a)

(b)

 

Dimethoaat

(c)

(a)

(b)

 

Dimethomorf

(c)

(a)

(b)

Moet geanalyseerd worden in alle vermelde producten behalve granen

Diniconazool

(c)

(a)

(b)

 

Difenylamine

(c)

(a)

(b)

 

Dithianon

(c)

(a)

(b)

Moet in 2016 alleen geanalyseerd worden op appelen en perziken; in 2017 op peren en granen van rijst; in 2018 op tafeldruiven

Dithiocarbamaten

(c)

(a)

(b)

Moet geanalyseerd worden in alle vermelde producten behalve broccoli, sluitkool, sinaasappelsap en olijfolie

Dodine

(c)

(a)

(b)

 

Endosulfan

(c)

(a)

(b)

 

EPN

(c)

(a)

(b)

 

Epoxiconazool

(c)

(a)

(b)

 

Ethefon

(c)

(a)

(b)

Moet in 2016 alleen geanalyseerd worden op appelen, granen van rogge, tomaten en wijn; in 2017 op sinaasappelen, mandarijnen en granen van rijst; in 2018 op sinaasappelsap, paprika's, granen van tarwe en tafeldruiven

Ethion

(c)

(a)

(b)

 

Ethirimol

(c)

(a)

(b)

Moet geanalyseerd worden in alle vermelde producten behalve granen

Etofenprox

(c)

(a)

(b)

 

Famoxadone

(c)

(a)

(b)

 

Fenamidone

(c)

(a)

(b)

 

Fenamifos

(c)

(a)

(b)

 

Fenarimol

(c)

(a)

(b)

Moet geanalyseerd worden in alle vermelde producten behalve granen

Fenazaquin

(c)

(a)

(b)

Moet geanalyseerd worden in alle vermelde producten behalve granen

Fenbuconazool

(c)

(a)

(b)

 

Fenbutatinoxide

(c)

(a)

(b)

Moet in 2016 alleen geanalyseerd worden op appelen, tomaten en wijn; in 2017 op sinaasappelen, mandarijnen en peren; in 2018 op aubergines, paprika's en tafeldruiven

Fenhexamide

(c)

(a)

(b)

 

Fenitrothion

(c)

(a)

(b)

 

Fenoxycarb

(c)

(a)

(b)

 

Fenpropathrin

(c)

(a)

(b)

 

Fenpropidin

(c)

(a)

(b)

 

Fenpropimorf

(c)

(a)

(b)

 

Fenpyroximaat

(c)

(a)

(b)

 

Fenthion

(c)

(a)

(b)

 

Fenvaleraat

(c)

(a)

(b)

 

Fipronil

(c)

(a)

(b)

 

Fludioxonil

(c)

(a)

(b)

 

Flufenoxuron

(c)

(a)

(b)

 

Fluopyram

(c)

(a)

(b)

 

Fluquinconazool

(c)

(a)

(b)

 

Flusilazool

(c)

(a)

(b)

 

Flutriafol

(c)

(a)

(b)

 

Folpet

(c)

(a)

(b)

 

Formetanaat

(c)

(a)

(b)

 

Fosthiazaat

(c)

(a)

(b)

 

Glyfosaat

(c)

(a)

(b)

Moet in 2016 alleen geanalyseerd worden op granen van rogge; in 2017 op granen van rijst; in 2018 op granen van tarwe

Hexaconazool

(c)

(a)

(b)

 

Hexythiazox

(c)

(a)

(b)

Moet geanalyseerd worden in alle vermelde producten behalve granen

Imazalil

(c)

(a)

(b)

 

Imidacloprid

(c)

(a)

(b)

 

Indoxacarb

(c)

(a)

(b)

 

Iprodion

(c)

(a)

(b)

 

Iprovalicarb

(c)

(a)

(b)

 

Isocarbofos

(c)

(a)

(b)

 

Isoprothiolane

 

(a)

 

Moet in 2017 alleen geanalyseerd worden op granen van rijst. Niet relevant voor de producten die in 2016 en 2018 moeten worden geanalyseerd

Kresoxym-methyl

(c)

(a)

(b)

 

Lambda-cyhalothrin

(c)

(a)

(b)

 

Linuron

(c)

(a)

(b)

 

Lufenuron

(c)

(a)

(b)

 

Malathion

(c)

(a)

(b)

 

Mandipropamid

(c)

(a)

(b)

 

Mepanipyrim

(c)

(a)

(b)

 

Mepiquat

(c)

(a)

(b)

Moet in 2016 alleen geanalyseerd worden op granen van rogge en tomaten; in 2017 op peren en granen van rijst; in 2018 op granen van tarwe

Metalaxyl en metalaxyl-M

(c)

(a)

(b)

 

Methamidofos

(c)

(a)

(b)

 

Methidathion

(c)

(a)

(b)

 

Methiocarb

(c)

(a)

(b)

 

Methomyl en thiodicarb

(c)

(a)

(b)

 

Methoxyfenozide

(c)

(a)

(b)

 

Monocrotofos

(c)

(a)

(b)

 

Myclobutanil

(c)

(a)

(b)

 

Oxadixyl

(c)

(a)

(b)

 

Oxamyl

(c)

(a)

(b)

 

Oxydemeton-methyl

(c)

(a)

(b)

 

Paclobutrazool

(c)

(a)

(b)

 

Parathion

(c)

(a)

(b)

 

Parathion-methyl

(c)

(a)

(b)

 

Penconazool

(c)

(a)

(b)

 

Pencycuron

(c)

(a)

(b)

 

Pendimethalin

(c)

(a)

(b)

 

Permethrin

(c)

(a)

(b)

 

Fosmet

(c)

(a)

(b)

 

Pirimicarb

(c)

(a)

(b)

 

Pirimifos-methyl

(c)

(a)

(b)

 

Procymidon

(c)

(a)

(b)

 

Profenofos

(c)

(a)

(b)

 

Propamocarb

(c)

(a)

(b)

Moet in 2016 alleen geanalyseerd worden op appelen, sluitkool, sla, tomaten en wijn; in 2017 op bonen met peul, wortelen, komkommers, sinaasappelen, mandarijnen, aardappelen, spinazie en aardbeien; in 2018 op aubergines, broccoli, erwten zonder peul en paprika's

Propargite

(c)

(a)

(b)

 

Propiconazool

(c)

(a)

(b)

 

Propyzamide

(c)

(a)

(b)

 

Pymetrozine

(c)

(a)

(b)

Moet in 2016 alleen geanalyseerd worden op sluitkool, sla, aardbeien en tomaten; in 2017 op komkommers; in 2018 op aubergines en paprika's

Pyraclostrobine

(c)

(a)

(b)

 

Pyridaben

(c)

(a)

(b)

 

Pyrimethanil

(c)

(a)

(b)

 

Pyriproxyfen

(c)

(a)

(b)

 

Quinoxyfen

(c)

(a)

(b)

 

Spinosad

(c)

(a)

(b)

 

Spirodiclofen

(c)

(a)

(b)

 

Spiromesifen

(c)

(a)

(b)

 

Spiroxamine

(c)

(a)

(b)

 

Tau-fluvalinaat

(c)

(a)

(b)

 

Tebuconazool

(c)

(a)

(b)

 

Tebufenozide

(c)

(a)

(b)

 

Tebufenpyrad

(c)

(a)

(b)

Moet geanalyseerd worden in alle vermelde producten behalve granen

Teflubenzuron

(c)

(a)

(b)

 

Tefluthrin

(c)

(a)

(b)

 

Terbutylazine

(c)

(a)

(b)

 

Tetraconazool

(c)

(a)

(b)

 

Tetradifon

(c)

(a)

(b)

Moet geanalyseerd worden in alle vermelde producten behalve granen

Thiabendazool

(c)

(a)

(b)

 

Thiacloprid

(c)

(a)

(b)

 

Thiamethoxam

(c)

(a)

(b)

 

Thiofanaat-methyl

(c)

(a)

(b)

 

Tolclofos-methyl

(c)

(a)

(b)

 

Tolylfluanide

(c)

(a)

(b)

Moet geanalyseerd worden in alle vermelde producten behalve granen

Triadimefon en triadimenol

(c)

(a)

(b)

 

Triazofos

(c)

(a)

(b)

 

Trifloxystrobin

(c)

(a)

(b)

 

Triflumuron

(c)

(a)

(b)

 

Vinclozolin

(c)

(a)

(b)

 

DEEL D

Combinaties bestrijdingsmiddel/product waarop toezicht moet worden gehouden in/op producten van dierlijke oorsprong

 

2016

2017

2018

Opmerkingen

Aldrin en dieldrin

(e)

(f)

(d)

 

Bifenthrin

(e)

(f)

(d)

 

Chloordaan

(e)

(f)

(d)

 

Chloorpyrifos

(e)

(f)

(d)

 

Chloorpyrifos-methyl

(e)

(f)

(d)

 

Cypermethrin

(e)

(f)

(d)

 

DDT

(e)

(f)

(d)

 

Deltamethrin

(e)

(f)

(d)

 

Diazinon

(e)

(f)

(d)

 

Endosulfan

(e)

(f)

(d)

 

Famoxadone

(e)

(f)

(d)

 

Fenvaleraat

(e)

(f)

(d)

 

Heptachloor

(e)

(f)

(d)

 

Hexachloorbenzeen

(e)

(f)

(d)

 

Hexachloorcyclohexaan (HCH, alfa-isomeer)

(e)

(f)

(d)

 

Hexachloorcyclohexaan (HCH, bèta-isomeer)

(e)

(f)

(d)

 

Indoxacarb

(e)

 

(d)

Moet in 2016 alleen geanalyseerd worden op melk; in 2018 op boter

Lindaan

(e)

(f)

(d)

 

Methoxychloor

(e)

(f)

(d)

 

Parathion

(e)

(f)

(d)

 

Permethrin

(e)

(f)

(d)

 

Pirimifos-methyl

(e)

(f)

(d)

 

Spinosad

 

(f)

 

Moet in 2017 alleen geanalyseerd worden op lever


(1)  Onverwerkte producten (inclusief bevroren producten) moeten worden geanalyseerd.

(2)  Indien onvoldoende monsters van granen van rogge of tarwe beschikbaar zijn, kan ook rogge- of tarwemeel worden geanalyseerd, mits een verwerkingsfactor wordt gerapporteerd. Als geen specifieke verwerkingsfactoren voor rogge- of tarwemeel beschikbaar zijn, kan een standaardfactor van 1 worden toegepast.


BIJLAGE II

Aantal in artikel 1 bedoelde monsters

1.

Het aantal monsters dat elke lidstaat van elk product moet nemen en analyseren voor de in bijlage I vermelde bestrijdingsmiddelen, is opgenomen in de tabel in punt 5.

2.

Naast de vereiste monsters overeenkomstig de tabel in punt 5 neemt en analyseert elke lidstaat in 2016 tien monsters van andere babyvoeding voor zuigelingen en peuters dan volledige zuigelingenvoeding, opvolgzuigelingenvoeding en bewerkte babyvoeding op basis van granen.

Naast de vereiste monsters overeenkomstig die tabel neemt en analyseert elke lidstaat in 2017 tien monsters van volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding.

Naast de vereiste monsters overeenkomstig die tabel neemt en analyseert elke lidstaat in 2018 tien monsters van bewerkte babyvoeding op basis van granen.

3.

Overeenkomstig de tabel in punt 5 moeten de monsters die worden genomen van producten die afkomstig zijn van de biologische landbouw, indien beschikbaar, in verhouding staan tot het marktaandeel van die producten in elke lidstaat, met een minimum van één.

4.

De lidstaten die multiresidumethoden toepassen, mogen gebruikmaken van kwalitatieve screeningmethoden voor maximaal 15 % van de monsters die overeenkomstig de tabel in punt 5 moeten worden genomen en geanalyseerd. Wanneer een lidstaat gebruik maakt van kwalitatieve screeningmethoden, moet het de resterende monsters met multiresidumethoden analyseren.

Wanneer de resultaten van de kwalitatieve screening positief zijn, passen de lidstaten een gebruikelijke doelwitmethode toe om de bevindingen te kwantificeren.

5.

Aantal monsters per lidstaat:

Lidstaat

Monsters

 

Lidstaat

Monsters

BE

12 (1)

 

LU

12 (1)

15 (2)

 

15 (2)

BG

12 (1)

 

HU

12 (1)

15 (2)

 

15 (2)

CZ

12 (1)

 

MT

12 (1)

15 (2)

 

15 (2)

DK

12 (1)

 

NL

17

15 (2)

 

 

DE

93

 

AT

12 (1)

 

 

15 (2)

EE

12 (1)

 

PL

45

15 (2)

 

EL

12 (1)

 

PT

12 (1)

15 (2)

 

15 (2)

ES

45

 

RO

17

 

 

FR

66

 

SI

12 (1)

 

 

15 (2)

IE

12 (1)

 

SK

12 (1)

15 (2)

 

15 (2)

IT

65

 

FI

12 (1)

 

 

15 (2)

CY

12 (1)

 

SE

12 (1)

15 (2)

 

15 (2)

LV

12 (1)

 

UK

66

15 (2)

 

LT

12 (1)

 

HR

12 (1)

15 (2)

 

15 (2)

TOTAAL MINIMUMAANTAL MONSTERS: 654


(1)  Minimumaantal monsters voor iedere toegepaste specifieke residumethode.

(2)  Minimumaantal monsters voor iedere toegepaste multiresidumethode.


16.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/21


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/596 VAN DE COMMISSIE

van 15 april 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 606/2009 wat betreft de verhoging van het totale maximumgehalte aan zwaveldioxide indien de weersomstandigheden zulks noodzakelijk maken

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 91, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 606/2009 van de Commissie (2) is het in wijn toegestane totale maximumgehalte aan zwaveldioxide vastgesteld. Krachtens bijlage I B, punt A.4., van die verordening kan de Commissie besluiten dat de betrokken lidstaten mogen toestaan dat de totale maximumgehalten aan zwaveldioxide van minder dan 300 milligram per liter met maximaal 50 milligram per liter worden verhoogd als de weersomstandigheden zulks noodzakelijk maken.

(2)

Op 1 december 2014 hebben de bevoegde Duitse autoriteiten een officiële aanvraag ingediend om het toegestane totale maximumgehalte aan zwaveldioxide van minder dan 300 milligram per liter met maximaal 50 milligram per liter te mogen verhogen voor wijn die is verkregen uit druiven die in 2014 zijn geoogst in de wijnbouwzones in de Duitse deelstaten Baden-Württemberg, Beieren, Hessen en Rijnland-Palts.

(3)

In de door de bevoegde Duitse autoriteiten verstrekte technische fiche is aangegeven dat de weersomstandigheden, met name warm en vochtig weer tijdens de oogst, de ontwikkeling hebben bevorderd van plagen die tot de productie van pyruvaat, acetaldehyde en alfa-ketoglutaarzuur hebben geleid. Deze stoffen binden zwaveldioxide en verminderen de conserverende werking ervan. Daarom liggen de totale hoeveelheden zwaveldioxide die nodig zijn voor de correcte bereiding en bewaring van wijn, hoger in wijn die met die druiven is bereid. Bijgevolg biedt de in bijlage I B, punt A.4., van Verordening (EG) nr. 606/2009 bedoelde tijdelijke toelating de enige mogelijkheid om de druiven die te lijden hebben gehad onder deze ongunstige weersomstandigheden, te gebruiken voor de productie van wijn die geschikt is om op de markt te worden gebracht.

(4)

Verordening (EG) nr. 606/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aanhangsel 1 van bijlage I B bij Verordening (EG) nr. 606/2009 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 april 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 606/2009 van de Commissie van 10 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad, wat betreft de wijncategorieën, de oenologische procedés en de daarvoor geldende beperkingen (PB L 193 van 24.7.2009, blz. 1).


BIJLAGE

„Aanhangsel I

Verhoging van het totale maximumgehalte aan zwaveldioxide indien de weersomstandigheden zulks noodzakelijk hebben gemaakt

 

Jaar

Lidstaat

Wijnbouwzone(s)

Betrokken wijn

1.

2000

Duitsland

Alle wijnbouwzones van het Duitse grondgebied

Alle wijnen die zijn verkregen uit tijdens het jaar 2000 geoogste druiven

2.

2006

Duitsland

De wijnbouwzones van de regio's Baden-Württemberg, Beieren, Hessen en Rijnland-Palts

Alle wijnen die zijn verkregen uit tijdens het jaar 2006 geoogste druiven

3.

2006

Frankrijk

De wijnbouwzones van de departementen Bas-Rhin en Haut-Rhin

Alle wijnen die zijn verkregen uit tijdens het jaar 2006 geoogste druiven

4.

2013

Duitsland

De wijnbouwzones in het afgebakende gebied van de beschermde oorsprongsbenaming „Mosel” en de beschermde geografische aanduidingen „Landwein der Mosel”, „Landwein der Ruwer”, „Landwein der Saar” en „Saarländischer Landwein”

Alle wijnen die zijn verkregen uit tijdens het jaar 2013 geoogste druiven

5.

2014

Duitsland

De wijnbouwzones van de deelstaten Baden-Württemberg, Beieren, Hessen en Rijnland-Palts

Alle wijnen die zijn verkregen uit tijdens het jaar 2014 geoogste druiven”


16.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/597 VAN DE COMMISSIE

van 15 april 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 april 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

103,8

SN

185,4

TR

120,5

ZZ

136,6

0707 00 05

MA

176,1

TR

139,5

ZZ

157,8

0709 93 10

MA

92,0

TR

164,4

ZZ

128,2

0805 10 20

EG

48,6

IL

72,1

MA

52,4

TN

55,3

TR

67,4

ZZ

59,2

0805 50 10

MA

57,3

TR

45,7

ZZ

51,5

0808 10 80

BR

97,3

CL

113,9

CN

100,9

MK

29,8

NZ

121,0

US

209,2

ZA

122,2

ZZ

113,5

0808 30 90

AR

107,9

CL

151,3

ZA

132,7

ZZ

130,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

16.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/25


BESLUIT (GBVB) 2015/598 VAN DE RAAD

van 15 april 2015

tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 25 juni 2012 Besluit 2012/328/GBVB (1) tot benoeming van mevrouw Patricia FLOR als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Centraal-Azië vastgesteld.

(2)

Een SVEU voor Centraal-Azië zal worden benoemd voor een periode van twaalf maanden.

(3)

De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als neergelegd in artikel 21 van het Verdrag, kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie

De heer Peter BURIAN wordt hierbij benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Centraal-Azië tot en met 30 april 2016. De Raad kan, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), besluiten dat het mandaat van de SVEU eerder wordt beëindigd.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Unie in Centraal-Azië. Deze doelstellingen omvatten:

a)

goede en nauwe betrekkingen bevorderen tussen de Unie en de landen van Centraal-Azië, op basis van gemeenschappelijke waarden en belangen, zoals vermeld in de toepasselijke overeenkomsten;

b)

bijdragen aan het versterken van de stabiliteit en de samenwerking tussen de landen in de regio;

c)

bijdragen aan het versterken van de democratie, de rechtsstaat, goed bestuur en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Centraal-Azië;

d)

grote bedreigingen, in het bijzonder specifieke problemen met rechtstreekse gevolgen voor de Unie, aanpakken;

e)

de doeltreffendheid en de zichtbaarheid van het optreden van de Unie in de regio vergroten, onder meer door nauwere coördinatie met andere betrokken partners en internationale organisaties, zoals de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Verenigde Naties (VN).

Artikel 3

Mandaat

1.   Ter verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

de algemene politieke coördinatie van de Unie in Centraal-Azië te bevorderen en mede te zorgen voor de samenhang in het externe optreden van de Unie in de regio;

b)

namens de HV samen met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de Commissie toezicht te houden op het uitvoeringsproces van de strategie van de Unie voor een nieuw partnerschap met Centraal-Azië, aangevuld door Raadsconclusies ter zake, en vervolgens voortgangsrapporten uit te brengen over de uitvoering van de strategie van de Unie voor Centraal-Azië, aanbevelingen te doen en op gezette tijden te rapporteren aan de bevoegde Raadsorganen;

c)

de Raad te helpen bij de verdere ontwikkeling van een alomvattend beleid voor Centraal-Azië;

d)

de politieke ontwikkelingen in Centraal-Azië op de voet te volgen door nauwe contacten met de regeringen, de parlementen, de rechterlijke macht, de civiele samenleving en de massamedia te ontwikkelen en te onderhouden;

e)

Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan aan te moedigen om samen te werken bij regionale vraagstukken van gemeenschappelijk belang;

f)

de juiste contacten te leggen en samenwerking tot stand te brengen tussen de voornaamste betrokken partijen in de regio, waaronder alle belangrijke regionale en internationale organisaties;

g)

in samenwerking met de SVEU voor de mensenrechten bij te dragen aan de uitvoering van het mensenrechtenbeleid van de Unie in de regio, met inbegrip van de richtsnoeren van de Unie inzake de mensenrechten, met name de richtsnoeren van de Unie over kinderen en gewapende conflicten, alsmede inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen en meisjes, en het beleid van de Unie inzake Resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad met betrekking tot vrouwen, vrede en veiligheid, mede door de ontwikkelingen op dat gebied te volgen, erover verslag uit te brengen en aanbevelingen ter zake te formuleren;

h)

in nauwe samenwerking met de VN en de OVSE bij te dragen tot conflictpreventie en conflictoplossing, door contacten te leggen met de autoriteiten en andere lokale actoren zoals niet-gouvernementele organisaties, politieke partijen, minderheden, religieuze groeperingen en hun leiders;

i)

een bijdrage te leveren aan de vorming van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid ten aanzien van Centraal-Azië inzake energiezekerheid, grensbewaking, bestrijding van zware misdaad zoals drugs- en mensenhandel, alsmede beheer van watervoorraden, milieu en klimaatverandering;

j)

bij te dragen aan de regionale veiligheid binnen de grenzen van Centraal-Azië in het kader van de afbouw van de internationale aanwezigheid in Afghanistan.

2.   De SVEU steunt de werkzaamheden van de HV en houdt zicht op alle activiteiten van de Unie in de regio.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is, onder het gezag van de HV, verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het PVC onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

3.   De SVEU werkt nauw samen met de EDEO en de bevoegde afdelingen ervan.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode tot en met 30 april 2016 beloopt 810 000 EUR.

2.   De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de vorming van een team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU brengt de Raad en de Commissie telkens onmiddellijk op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het gedetacheerde personeel komt ten laste van respectievelijk de betrokken lidstaat, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO. Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal geworven personeel moet de nationaliteit van een lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, van de detacherende instelling van de Unie of van de EDEO en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

4.   Het personeel van de SVEU wordt op dezelfde locatie als de relevante afdeling van de EDEO gevestigd, teneinde te zorgen voor samenhang en consistentie van hun respectieve activiteiten.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn medewerkers

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers, worden met de ontvangende landen naar gelang van het geval overeengekomen. De lidstaten en de EDEO verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie

De SVEU en de leden van het SVEU-team leven de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging na die zijn vastgelegd in Besluit 2013/488/EU van de Raad (2).

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie, de EDEO en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   De delegaties van de Unie in de regio en/of de lidstaten, naar gelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is; met name:

a)

op basis van richtsnoeren van de EDEO een missiespecifiek veiligheidsplan opstellen dat missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een noodplan en een evacuatieplan voor de missie behelst;

b)

ervoor zorgen dat alle naar aanleiding van de geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en aan de HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uitbrengen over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties in het kader van het voortgangsverslag en het verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de HV en het PVC. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de Raadswerkgroepen. De geregelde verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. De SVEU kan de Raad Buitenlandse Zaken verslagen voorleggen. Overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag kan de SVEU worden ingeschakeld bij de informatieverstrekking aan het Europees Parlement.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU draagt bij aan de eenheid, de consistentie en de doeltreffendheid van het optreden van de Unie en helpt ervoor te zorgen dat alle instrumenten van de Unie en alle acties van de lidstaten op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. De activiteiten van de SVEU worden gecoördineerd met de activiteiten van de betrokken geografische dienst van de EDEO en de Commissie, alsmede met die van de SVEU voor Afghanistan. De SVEU houdt regelmatig briefings voor de missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de hoofden van de delegaties van de Unie en met de missiehoofden van de lidstaten. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Evaluatie

De uitvoering van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de HV, de Raad en de Commissie vóór eind september 2015 een voortgangsverslag, en vóór eind januari 2016 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 15 april 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

E. RINKĒVIČS


(1)  Besluit 2012/328/GBVB van de Raad van 25 juni 2012 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië (PB L 165 van 26.6.2012, blz. 59).

(2)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).


16.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/29


BESLUIT (GBVB) 2015/599 VAN DE RAAD

van 15 april 2015

houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict is een strategische prioriteit voor de Unie, en de Unie moet zich hiervoor actief blijven inzetten tot het conflict is geregeld op basis van de tweestatenoplossing.

(2)

Een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten moet worden benoemd voor een periode van twaalf maanden.

(3)

De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de in artikel 21 van het Verdrag uiteengezette doelstellingen van het externe optreden van de Unie kan belemmeren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie

De heer Fernando GENTILINI wordt benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten voor de periode tot en met 30 april 2016. De Raad kan, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), besluiten dat het mandaat van de SVEU eerder wordt beëindigd.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

1.   Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Unie ten aanzien van het vredesproces in het Midden-Oosten.

2.   In het algemeen wordt een alomvattende vrede beoogd die moet worden verwezenlijkt op basis van een oplossing met twee staten, dat wil zeggen Israël en een democratische, aaneengesloten, levensvatbare, vreedzame en soevereine Palestijnse staat, die binnen veilige en erkende grenzen naast elkaar leven en met hun buurlanden normale betrekkingen onderhouden overeenkomstig de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN), de beginselen van Madrid, met inbegrip van „land in ruil voor vrede”, de routekaart, de eerder door de partijen bereikte akkoorden en het Arabisch vredesinitiatief. In het licht van de verschillende aspecten van de Israëlisch-Arabische betrekkingen vormt de regionale dimensie een essentieel onderdeel van een alomvattende vrede.

3.   Ter verwezenlijking van deze doelstelling moet het beleid prioritair gericht zijn op het behoud van de tweestatenoplossing en de hervatting en ondersteuning van het vredesproces. Duidelijke parameters die de basis voor de onderhandelingen bepalen, vormen de sleutel voor een succesvolle afloop en de Unie heeft zijn standpunt ten aanzien van deze parameters geformuleerd in de conclusies van de Raad van december 2009, december 2010 en juli 2014, en zij zal zich hiervoor actief blijven inzetten.

4.   De Unie wil met de partijen en met partners in de internationale gemeenschap blijven samenwerken, onder meer door deel te nemen aan het Midden-Oostenkwartet („het Kwartet”) en actief te blijven ijveren voor passende internationale initiatieven die de onderhandelingen een nieuwe dynamiek moeten geven.

Artikel 3

Mandaat

1.   Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen omvat het mandaat van de SVEU het volgende:

a)

een actieve en efficiënte bijdrage van de Unie leveren tot acties en initiatieven die leiden tot een definitieve regeling van het conflict tussen Israël en Palestina op basis van de tweestatenoplossing en conform de parameters van de Unie;

b)

nauwe contacten vergemakkelijken en onderhouden met alle partijen bij het vredesproces, relevante politieke actoren, andere landen in de regio, de leden van het Kwartet en andere betrokken landen, alsmede met de VN en andere betrokken internationale organisaties zoals de Liga van Arabische Staten, teneinde met hen samen te werken aan de versterking van het vredesproces;

c)

zich op passende wijze inzetten voor en bijdragen tot een mogelijk nieuw onderhandelingskader, in overleg met alle belangrijke stakeholders en de lidstaten van de Unie;

d)

actief steun verlenen aan en bijdragen tot vredesonderhandelingen tussen de partijen, onder meer door namens de Unie voorstellen te doen in het kader van deze onderhandelingen;

e)

zorgen voor de voortdurende aanwezigheid van de Unie in bevoegde internationale fora;

f)

bijdragen tot crisisbeheersing en -preventie, ook wat Gaza betreft;

g)

desgevraagd bijdragen tot de uitvoering van de internationale overeenkomsten die de partijen hebben bereikt, en op het diplomatieke vlak met hen in contact te treden indien de voorwaarden van deze overeenkomsten niet worden nageleefd;

h)

bijdragen tot politieke inspanningen die moeten leiden tot een ommekeer, opdat een duurzame oplossing kan worden uitgewerkt voor de Gazastrook die integraal deel uitmaakt van een toekomstige Palestijnse staat en in de onderhandelingen aan bod moet komen;

i)

bijzondere aandacht schenken aan factoren die gevolgen hebben voor de regionale dimensie van het vredesproces, aan de betrekkingen met de Arabische partners en aan de uitvoering van het Arabische vredesinitiatief;

j)

constructieve gesprekken voeren met de ondertekenaars van overeenkomsten in het kader van het vredesproces, teneinde de inachtneming van de basisnormen van de democratie te bevorderen, waaronder de eerbiediging van het internationaal humanitair recht, de mensenrechten en de rechtsstaat;

k)

voorstellen doen voor interventie van de Unie in het vredesproces, en over de wijze waarop het best uitvoering kan worden gegeven aan de initiatieven van de Unie en de lopende activiteiten van de Unie in verband met het vredesproces, zoals de bijdrage van de Unie aan de Palestijnse hervormingen en met inbegrip van de politieke aspecten van de ontwikkelingsprojecten van de Unie;

l)

de partijen ertoe brengen af te zien van unilaterale acties die de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing bedreigen;

m)

als gezant bij het Kwartet, verslag uitbrengen over de vooruitgang en het verloop van de onderhandelingen en bijdragen aan de voorbereiding van bijeenkomsten van gezanten van het Kwartet op basis van standpunten van de Unie en in coördinatie met andere leden van het Kwartet;

n)

in samenwerking met de SVEU voor de mensenrechten, bijdragen aan de uitvoering van het mensenrechtenbeleid van de Unie, met inbegrip van de richtsnoeren van de Unie inzake de mensenrechten, met name de richtsnoeren van de Unie over kinderen en gewapende conflicten, alsmede inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen en meisjes, en het beleid van de Unie inzake Resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad met betrekking tot vrouwen, vrede en veiligheid, mede door de ontwikkelingen op dat gebied te volgen, er verslag over uit te brengen en aanbevelingen ter zake te formuleren;

o)

bijdragen tot een beter begrip van de rol van de Unie onder de opiniemakers in de regio.

2.   De SVEU steunt de werkzaamheden van de HV en houdt zicht op alle activiteiten van de Unie in de regio die verband houden met het vredesproces.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is, onder het gezag van de HV, verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het PVC onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

3.   De SVEU werkt nauw samen met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de bevoegde afdelingen ervan.

4.   De SVEU werkt nauw samen met het bureau van de vertegenwoordiger van de Unie in Jeruzalem, met de delegatie van de Unie in Tel. Aviv, alsmede met alle andere betrokken Uniedelegaties in de regio.

5.   De SVEU is voornamelijk gestationeerd in de regio, maar is ook regelmatig aanwezig op het hoofdkwartier van de EDEO.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode tot en met 30 april 2016 beloopt 1 980 000 EUR.

2.   De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de vorming van een team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU brengt de Raad en de Commissie steeds onmiddellijk op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het gedetacheerde personeel komt ten laste van respectievelijk de betrokken lidstaat, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO. Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal geworven personeel moet de nationaliteit van een lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, van de detacherende instelling van de Unie of van de EDEO en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en het personeel van de SVEU

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn personeel, worden met de ontvangende landen naar gelang van het geval overeengekomen. De lidstaten en de EDEO verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie

De SVEU en de leden van het team van de SVEU leven de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging na die zijn vastgelegd in Besluit 2013/488/EU van de Raad (1).

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de EDEO, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   De delegaties van de Unie in de regio en/of de lidstaten, naar gelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is; met name:

a)

stelt de SVEU, op basis van richtsnoeren van de EDEO, een missiespecifiek veiligheidsplan op dat missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een noodplan en een evacuatieplan voor de missie behelst;

b)

zorgt hij ervoor dat alle buiten de Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering voor grote risico's;

c)

zorgt hij ervoor dat alle buiten de Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het missiegebied door de EDEO is ingedeeld;

d)

zorgt hij ervoor dat alle naar aanleiding van de geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en brengt hij aan de HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties in het kader van het voortgangsverslag en het verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de HV en de EDEO. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan het PVC, in aanvulling op de minimumvereisten voor rapportage en het bepalen van doelstellingen als omschreven in de richtsnoeren inzake de benoeming, het mandaat en de financiering van speciale vertegenwoordigers van de Unie. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de werkgroepen van de Raad. De geregelde verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. De SVEU kan de Raad Buitenlandse Zaken verslagen voorleggen. Overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag kan de SVEU worden ingeschakeld bij de informatieverstrekking aan het Europees Parlement.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU draagt bij aan de eenheid, de consistentie en de doeltreffendheid van het optreden van de Unie en helpt ervoor te zorgen dat alle instrumenten van de Unie en alle acties van de lidstaten op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. De activiteiten van de SVEU worden gecoördineerd met die van de Commissie. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de hoofden van de delegaties van de Unie, de hoofden van GVDB-missies en de missiehoofden van de lidstaten. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU geeft, in nauwe coördinatie met het hoofd van de delegatie van de Unie in Tel Aviv en het bureau van de vertegenwoordiger van de Unie in Jeruzalem, op lokaal niveau politieke aansturing aan de missiehoofden van de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS) en de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah). De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Evaluatie

De toepassing van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de HV, de Raad en de Commissie vóór eind september 2015 een voortgangsverslag, en vóór eind januari 2016 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 15 april 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

E. RINKĒVIČS


(1)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

16.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/34


BESLUIT Nr. 1/2015 VAN HET SPECIAAL COMITÉ VOOR DOUANESAMENWERKING EN HANDELSBEVORDERING CARIFORUM-EU

van 10 maart 2015

betreffende een afwijking van de oorsprongsregels die zijn vastgesteld in Protocol I bij de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, in verband met de bijzondere situatie van de Dominicaanse Republiek met betrekking tot bepaalde textielproducten [2015/600]

HET SPECIAAL COMITÉ VOOR DOUANESAMENWERKING EN HANDELSBEVORDERING,

Gezien de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, en met name artikel 39, lid 2, van Protocol I,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1) (hierna „de EPO Cariforum-EU” genoemd) is voorlopig van toepassing sinds 29 december 2008 tussen de Europese Unie (EU) en Antigua en Barbuda, de Bahama's, Barbados, Belize, Dominica, de Dominicaanse Republiek, Grenada, Guyana, Jamaica, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Suriname en Trinidad en Tobago.

(2)

Bij Protocol I bij de EPO betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking zijn de oorsprongsregels vastgelegd voor de invoer van producten van oorsprong uit de Cariforum-staten in de EU.

(3)

Overeenkomstig artikel 39, lid 2, van Protocol I bij de EPO kunnen afwijkingen van deze oorsprongsregels worden toegestaan wanneer de ontwikkeling van bestaande industrieën of de oprichting van nieuwe industrieën in de Cariforum-staten dat rechtvaardigen. Voorts is in artikel 39, lid 6, onder b), van dat protocol bepaald dat bij het onderzoek van de verzoeken om afwijking in het bijzonder rekening wordt gehouden met de gevallen waarin de toepassing van de bestaande oorsprongsregels van aanzienlijke invloed zou zijn op het vermogen van een bestaande industrie in een Cariforum-staat of in Cariforum-staten haar uitvoer naar de EU voort te zetten, met name wanneer de toepassing kan leiden tot stopzetting van haar activiteiten.

(4)

Op 14 juli 2014 heeft de voorzitter van het speciaal comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering Cariforum-EU van de Dominicaanse Republiek een verzoek om afwijking ontvangen in verband met de bijzondere situatie met betrekking tot bepaalde textielproducten. Op 8 oktober en 3 november 2014 heeft de voorzitter aanvullende informatie ontvangen als antwoord op zijn verzoeken van 18 juli en 28 oktober 2014.

(5)

Overeenkomstig artikel 13 van Protocol I bij de EPO moet in de Cariforum-staten of in de EU zonder onderbreking aan de in titel II van Protocol I genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprongsstatus zijn voldaan. Haïti heeft de EPO ondertekend maar niet geratificeerd en past deze ook niet voorlopig toe; daarom wordt het niet beschouwd als een Cariforum-staat in het kader van de overeenkomst. Overeenkomstig artikel 8 van Protocol I worden het wassen, strijken of persen van textiel, het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten en beeldmerken, het eenvoudig verpakken in zakken, kratten of dozen, of twee of meer van deze behandelingen tezamen, beschouwd als ontoereikende be- of verwerkingen om de oorsprongsstatus te verlenen. Daarom dient een afwijking van de bepalingen van artikel 8 en artikel 13, lid 1, van het protocol te worden toegestaan om oorsprong te verlenen aan het eindproduct dat wordt uitgevoerd uit de Dominicaanse Republiek naar de EU.

(6)

De Dominicaanse Republiek heeft overeenkomstig artikel 39, lid 2, van Protocol I bij de EPO Cariforum-EU verzocht om afwijking van de in dat protocol vastgestelde oorsprongsregels voor de invoer in de EU van textielproducten van de GS-codes 6203.42, 6107.11 en 6109.10 tussen 1 januari 2012 en 31 december 2016. Aanleiding voor het verzoek is de moeilijke situatie waarin de industrie zich bevindt vanwege het feit dat de be- en verwerkingen die in buurland Haïti plaatsvinden, een ongunstige invloed hebben op de naleving van de oorsprongsregels van de EPO Cariforum-EU. Als de Dominicaanse Republiek goederen niet langer kan laten be- of verwerken in Haïti, zou de uitvoer van de bestaande textielindustrie in de Dominicaanse Republiek naar de EU in de toekomst onder grote druk komen te staan. Een afwijking zou de productie en de ontwikkeling van de industrie helpen te stabiliseren en bijdragen aan het behoud van de werkgelegenheid zowel in de Dominicaanse Republiek als in Haïti.

(7)

Een afwijking moet niet worden toegestaan voor slips van GS-code 6107.11. Deze producten worden gebreid en versneden in de Dominicaanse Republiek en vervolgens genaaid, afgewerkt en verpakt in Haïti. Deze producten worden rechtstreeks vanuit Haïti naar de EU vervoerd via het grondgebied van de Dominicaanse Republiek zonder dat daar een verdere verwerking plaatsvindt. De EPO Cariforum-EU is bijgevolg niet van toepassing omdat de goederen in de Dominicaanse Republiek geen toereikende be- of verwerking hebben ondergaan om de oorsprongsstatus te verkrijgen.

(8)

Het verzoek heeft betrekking op de periode januari 2012 — december 2016. Er wordt gevraagd om de afwijking toe te passen met terugwerkende kracht vanaf 2012. De oorsprongsregels van de EPO Cariforum-EU hadden evenwel juist moeten worden toegepast tot op het moment dat goedkeuring voor afwijking is verleend. Een afwijking van de regels dient daarom te worden toegestaan vanaf de datum waarop het besluit van het speciaal comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering Cariforum-EU tot goedkeuring voor afwijking is vastgesteld. Gelet op de huidige status van Haïti in het kader van de EPO Cariforum-EU moet de afwijking worden toegestaan voor een periode van twee jaar, teneinde de Dominicaanse Republiek in staat te stellen het nodige te doen om zich te conformeren aan de regels voor de verkrijging van de oorsprong en de marktdeelnemers een voorspelbaar ondernemingsklimaat te garanderen.

(9)

De afwijking wordt gevraagd voor een verwachte jaaruitvoer naar de EU van 407 452 broeken van denim vallende onder GS-code 6203.42. Op basis van statistische gegevens voor de periode 2009-2013 vertegenwoordigde de gemiddelde jaarinvoer van denim broeken uit de Dominicaanse Republiek in de Unie ongeveer 63 000 stuks. In 2012 is de invoer sterk toegenomen tot ongeveer 250 000 stuks. In 2013 is de invoer afgenomen tot ongeveer 40 000 stuks. De hoeveelheid waarvoor de afwijking wordt verleend, wordt daarom vastgesteld op het hoogste niveau van de invoer uit de Dominicaanse Republiek, dat werd bereikt in 2012, vermeerderd met een tolerantie van 20 %.

(10)

Het speciaal comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering Cariforum-EU dient een afwijking toe te staan voor de invoer in de Unie van 300 000 denim broeken van GS-code ex ex 6203.42 (GN-code 6203 42 31) en 54 054 T-shirts van GS-code ex ex 6109.10 (GN-code ex 6109 10 00) gedurende een periode van twee jaar vanaf de datum van vaststelling van dit besluit.

(11)

Bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2) zijn regels voor het beheer van tariefcontingenten vastgesteld. Met het oog op een efficiënt beheer van de tariefcontingenten in nauwe samenwerking tussen de autoriteiten van de Dominicaanse Republiek, de douaneautoriteiten in de EU en de Commissie moeten deze regels van overeenkomstige toepassing zijn op de hoeveelheden die in het kader van de bij dit besluit toegestane afwijking worden ingevoerd.

(12)

Om efficiënt toezicht te kunnen uitoefenen op de wijze waarop de afwijking wordt toegepast, moeten de autoriteiten van de Dominicaanse Republiek de Commissie regelmatig nadere informatie over de afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 doen toekomen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In afwijking van Protocol I bij de EPO en in overeenstemming met artikel 39, lid 2, van dat protocol worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de Dominicaanse Republiek overeenkomstig de voorwaarden in de artikelen 2 tot en met 5 van dit besluit:

a)

broeken van denim van GS-code ex ex 6203.42 (GN-code 6203 42 31), vervaardigd uit niet van oorsprong zijnde weefsels van GS-codes 5209.42, 5513.12 en 5513.19 (GN-codes 5209 42 00, 5513 12 00 en 5513 19 00) en versneden in de Dominicaanse Republiek, genaaid buiten het grondgebied van de Cariforum-staten en vervolgens gewassen, gestreken of geperst en verpakt in de Dominicaanse Republiek;

b)

T-shirts van katoen van GS-code ex ex 6109.10 (GN-code ex 6109 10 00), vervaardigd uit niet van oorsprong zijnde garens van GS-code 5205.23 (GN-code 5205 23 00), gebreid, gekleurd, afgewerkt en versneden in de Dominicaanse Republiek, genaaid buiten het grondgebied van de Cariforum-staten en vervolgens bedrukt en verpakt in de Dominicaanse Republiek.

2.   Voor de toepassing van lid 1 worden het wassen, strijken of persen van textiel, het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten en beeldmerken, het eenvoudig verpakken dan wel twee of meer van deze behandelingen tezamen, verricht in de Cariforum-staten, beschouwd als toereikende be- of verwerking om de oorsprongsstatus te verlenen.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde afwijking geldt op jaarbasis voor de in de bijlage bij dit besluit vermelde producten en hoeveelheden die vanaf 10 maart 2015 tot en met 9 maart 2017 vanuit de Dominicaanse Republiek voor het vrije verkeer in de EU worden aangegeven.

Artikel 3

De in de bijlage vermelde hoeveelheden worden beheerd door de Europese Commissie overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 4

De douaneautoriteiten van de Dominicaanse Republiek verrichten kwantitatieve controles op de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten.

Voor het eind van de maand die volgt op elk kwartaal, doen de douaneautoriteiten van de Dominicaanse Republiek de Europese Commissie, via het secretariaat van het speciaal comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering, een overzicht toekomen van de hoeveelheden waarvoor krachtens dit besluit certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 zijn afgegeven, tezamen met de volgnummers van die certificaten.

Artikel 5

In vak 7 van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die krachtens dit besluit worden afgegeven, wordt één van de volgende vermeldingen aangebracht:

„Derogation — Decision No 1/2015 of the CARIFORUM-EU Special Committee on Customs Cooperation and Trade facilitation of 10 March 2015”

,

„Dérogation — Décision no 1/2015 du Comité spécial de coopération douanière et de facilitation des échanges CARIFORUM-UE du 10 mars 2015”

,

„Excepción — Decisión no 1/2015 del Comité Especial CARIFORUM-UE de Cooperación Aduanera y Facilitación del Comercio del 10 de marzo 2015”

.

Artikel 6

Wanneer de EU op basis van objectieve informatie tot de bevinding is gekomen dat er sprake is geweest van onregelmatigheden of fraude of dat de verplichtingen van artikel 4 van dit besluit herhaaldelijk niet zijn nagekomen, kan de EU de in artikel 1 bedoelde afwijking tijdelijk schorsen overeenkomstig de procedure van artikel 22, leden 5 en 6, van de EPO Cariforum-EU.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op 10 maart 2015.

Gedaan te Georgetown en Brussel, 10 maart 2015.

Jameel Ahamad BAKSH

Vertegenwoordiger van het Cariforum

namens de Cariforum-staten

Jean-Michel GRAVE

Europese Commissie

namens de EU


(1)  PB L 289 van 30.10.2008, blz. 3.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).


BIJLAGE

Volgnummer

GS-code

GN-code

Omschrijving

Periode

Hoeveelheden

(aantal stuks)

09.1950

ex ex 6203.42

6203 42 31

Lange broeken, voor heren of voor jongens, van denim

10.3.2015 — 9.3.2016

300 000

10.3.2016 — 9.3.2017

300 000

09.1951

ex ex 6109.10

ex 6109 10 00

T-shirts van brei- of haakwerk, van katoen

10.3.2015 — 9.3.2016

54 054

10.3.2016 — 9.3.2017

54 054