|
ISSN 1977-0758 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
58e jaargang |
|
|
|
Rectificaties |
|
|
|
* |
||
|
|
* |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
|
28.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84/1 |
VERORDENING (EU) 2015/523 VAN DE RAAD
van 25 maart 2015
tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 43/2014 en (EU) 2015/104 met betrekking tot bepaalde vangstmogelijkheden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (1) zijn geen vangstbeperkingen voor het zeebaarsbestand (Dicentrarchus labrax) in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan opgenomen. |
|
(2) |
In juni 2014 heeft de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) wetenschappelijk advies uitgebracht over het zeebaarsbestand in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en bevestigd dat dit bestand sinds 2012 snel achteruitgaat. Bovendien heeft het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) de geldende nationale maatregelen ter bescherming van zeebaars beoordeeld en deze, over de hele linie, ondoeltreffend bevonden. Zeebaars is een langzaam groeiende soort die laat geslachtsrijp wordt. De visserijsterfte bij het zeebaarsbestand in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan ligt momenteel vier keer zo hoog als het niveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) zou opleveren. |
|
(3) |
De Commissie heeft Uitvoeringsverordening (EU) 2015/111 (2) vastgesteld, op basis van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3), teneinde de visserijsterfte die door bepaalde commerciële visserijen op zeebaars wordt veroorzaakt, te verminderen. De recreatievisserij draagt fors bij tot de visserijsterfte bij dit bestand. Daarom moeten vangstmogelijkheden worden vastgesteld in de vorm van een dagelijkse beperking van het aantal vissen dat een recreatievisser mag houden. Er wordt op verschillende manieren aan recreatievisserij gedaan, bijvoorbeeld van een recreatievaartuig of vanaf de kust. |
|
(4) |
Om problemen bij de uitlegging te voorkomen, moeten de leden 1 en 2 van artikel 7 van Verordening (EU) 2015/104 duidelijker worden geformuleerd, zodat zij overeenkomen met de bewoordingen van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. |
|
(5) |
In afwachting van het advies van de ICES zijn de vangstbeperkingen voor zandspiering in de wateren van de Unie van de ICES-zones IIa, IIIa en IV in bijlage IA bij Verordening (EU) 2015/104 vastgesteld op nul. Aangezien de ICES op 23 februari 2015 advies over het onderhavige bestand heeft uitgebracht, kan nu een totaal toegestane vangst (TAC) voor zandspiering worden bepaald voor dit gebied, dat in zeven beheersgebieden is opgesplitst om plaatselijke uitputting van het betrokken bestand te voorkomen. |
|
(6) |
Er moet een bepaalde flexibiliteit worden toegestaan tussen gebieden voor scharretongen die eenzelfde biologisch bestand vormen voor alle lidstaten met een quotum in het betreffende gebied. |
|
(7) |
Verordening (EU) 2015/104 bevat een fout in de TAC en het quotum voor Noorse garnaal in de Noordzee: daarvoor had de TAC voor 2014 moeten worden verlengd. Bijlage IA bij Verordening (EU) 2015/104 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(8) |
Voor bepaalde visbestanden worden de vangstmogelijkheden en voorwaarden voor toegang tot visbestanden voor vaartuigen in wateren van kuststaten elk jaar vastgesteld in het licht van het visserijoverleg tussen de betrokken kuststaten. Aangezien er voor Atlanto-Scandische haring geen akkoord over de quotaverdeling voor 2015 is bereikt, moet een autonoom quotum worden vastgesteld op basis van de EU-verdeling van dit bestand in de afgelopen jaren. Bijlage IB bij Verordening (EU) 2015/104 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(9) |
Op haar derde jaarvergadering, in 2015, heeft de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) vangstmogelijkheden aangenomen die een totale toegestane vangst („TAC”) voor Chileense horsmakreel behelzen. Deze maatregel moet in Unierecht worden omgezet. |
|
(10) |
In een voetnoot in bijlage III bij Verordening (EU) 2015/104 wordt abusievelijk verwezen naar een verlopen overeenkomst; dat moet worden gecorrigeerd. |
|
(11) |
Voor een juist beeld van de huidige verdeling, voor 2015, van het vistuig tussen de Franse en de Spaanse blauwvintonijnvloot moet bijlage IV bij Verordening (EU) 2015/104, waarin de beperkingen van de vangst-, kweek- en mestcapaciteit voor blauwvintonijn zijn vastgelegd, worden gewijzigd. |
|
(12) |
Er moet een fout worden gecorrigeerd in de TAC-tabel voor makreel (Scomber scombrus) in de gebieden VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; de wateren van de Unie en de internationale wateren van Vb, de internationale wateren van IIa, XII en XIV (MAC/2CX14-). |
|
(13) |
Uit het wetenschappelijk advies van het WTECV van 2 maart 2015 blijkt dat uit voorzorg een klein bijvangstquotum moet worden toegestaan voor golfrog (Raia undulata) in de ICES-gebieden VIa, VIb, VIIa-c, VIId, VIIe-k, VIII en IX. Bijlage IA bij Verordening (EU) 2015/104 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(14) |
De Unie heeft, volgens de procedure in de overeenkomst inzake betrekkingen op visserijgebied met de Faeröer aanvullend overleg gepleegd, met betrekking tot de wederzijdse regelingen, over de vangstmogelijkheden, voor 2015, voor Atlanto-Scandische haring en blauwe wijting; het is daarom dienstig vangstmogelijkheden voor die bestanden vast te stellen. |
|
(15) |
Verordening (EU) 2015/104 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(16) |
Wanneer meer dan 75 % van een bij wijze van voorzorgsmaatregel vastgestelde TAC is gevangen vóór 31 oktober van het jaar waarvoor deze TAC geldt, kan een lidstaat met een quotum voor dat bestand, uit hoofde van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (4), om een verhoging van de TAC verzoeken. De Commissie heeft een verzoek om een verhoging van 10 % voor de TAC van 2014 voor roggen in de Noordzee ontvangen. Deskundigen van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie hebben de bij het verzoek gevoegde relevante biologische informatie onderzocht en gevalideerd. |
|
(17) |
Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad (5) moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(18) |
De reeds in Verordening (EU) 2015/104 vastgestelde vangstbeperkingen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2015. De bepalingen van de onderhavige verordening betreffende vangstbeperkingen moeten derhalve eveneens met ingang van die datum van toepassing zijn. Een dergelijke toepassing met terugwerkende kracht is niet in strijd met de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van gewettigd vertrouwen, aangezien de betrokken vangstmogelijkheden nog niet zijn uitgeput. De nieuwe vangstbeperking voor zeebaars moet echter gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening. Aangezien de wijziging van vangstbeperkingen invloed heeft op de economische activiteiten en de programmering van het visseizoen van de Unievaartuigen, moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Om de redenen die in overweging 16 zijn uiteengezet, zijn de bepalingen voor hogere vangstmogelijkheden voor rog in de Noordzee van toepassing met ingang van 1 januari 2014, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) 2015/104 wordt als volgt gewijzigd:
|
1) |
Artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 Toepassingsgebied 1. Deze verordening is van toepassing op de volgende vaartuigen:
2. Voor de toepassing van artikel 11 bis is de onderhavige verordening tevens van toepassing op recreatievisserijen.” |
|
2) |
In artikel 3 wordt het volgende toegevoegd onder m): „m) „recreatievisserijen”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de mariene levende aquatische rijkdommen worden geëxploiteerd voor doeleinden als vrijetijdsbesteding, toerisme of sport.” . |
|
3) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: „Artikel 7 Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten 1. Vis van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en die is gevangen in visserijen als gespecificeerd in artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, moet worden aangeland op grond van de in artikel 15 van die verordening vastgestelde aanlandingsverplichting („de aanlandingsverplichting”). 2. Vis waarvoor vangstbeperkingen gelden en die is gevangen in visserijen waarvoor geen aanlandingsverplichting geldt, mag alleen aan boord gehouden of aangeland worden, indien:
3. De in artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde bestanden van niet-doelsoorten die zich binnen biologisch veilige grenzen bevinden, worden in bijlage I van deze verordening vastgesteld met het oog op de afwijking van de verplichting om vangsten in mindering te brengen op de betrokken, in dat artikel bedoelde, quota.” |
|
4) |
Het volgende artikel wordt toegevoegd: „Artikel 11 bis Recreatievisserijen op zeebaars in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan In het kader van recreatievisserijen in de ICES-sectoren IVb, IVc, VIIa, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh, VIIj en VIIk mag een visser per dag niet meer dan drie exemplaren zeebaars houden.” |
|
5) |
Bijlage I bij Verordening (EU) 2015/104 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening. |
|
6) |
Bijlage IA bij Verordening (EU) 2015/104 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij de onderhavige verordening. |
|
7) |
Bijlage IB bij Verordening (EU) 2015/104 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij de onderhavige verordening. |
|
8) |
Bijlage IJ bij Verordening (EU) 2015/104 wordt vervangen door bijlage V bij de onderhavige verordening. |
|
9) |
Bijlage III bij Verordening (EU) 2015/104 wordt vervangen door bijlage VI bij de onderhavige verordening. |
|
10) |
Bijlage IV bij Verordening (EU) 2015/104 wordt vervangen door bijlage VII bij de onderhavige verordening. |
|
11) |
Bijlage VIII bij Verordening (EU) 2015/104 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VIII bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Bijlage IA bij Verordening (EU) nr. 43/2014 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De punten 3, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van artikel 1 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
Artikel 2 is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 maart 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
E. RINKĒVIČS
(1) Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor Unievaartuigen, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 van de Raad (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/111 van de Commissie van 26 januari 2015 tot vaststelling van maatregelen ter verlichting van een ernstige bedreiging voor de instandhouding van het zeebaarsbestand (Dicentrarchus labrax) in de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 31).
(3) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en van Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(4) Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).
(5) Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).
BIJLAGE I
Bijlage I bij Verordening (EU) 2015/104 wordt als volgt gewijzigd:
|
1) |
In de eerste tabel (de tabel van de Latijnse namen en de overeenkomstige gewone namen) wordt na „Deania calcea” het volgende ingevoegd:
|
|
2) |
In de tweede tabel (de tabel van de gewone namen en de overeenkomstige Latijnse namen) wordt na „Zandspiering” het volgende ingevoegd:
|
BIJLAGE II
|
Soort: |
Roggen Rajiformes |
Gebied: |
wateren van de Unie van IIa en IV (SRX/2AC4-C) |
|
|
België |
|
|
||
|
Denemarken |
|
|
||
|
Duitsland |
|
|
||
|
Frankrijk |
|
|
||
|
Nederland |
|
|
||
|
Verenigd Koninkrijk |
|
|
||
|
Unie |
|
|
||
|
TAC |
1 382 (3) |
|
Voorzorgs-TAC
|
|
(1) Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/2AC4-C), stekelrog (Raja clavata) (RJC/2AC4-C), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/2AC4-C) en gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/2AC4-C) worden afzonderlijk gemeld.
(2) Bijvangstquotum. Deze soorten mogen per visreis niet meer dan 25 % levend gewicht van de totale aan boord gehouden vangsten uitmaken. Deze voorwaarde geldt enkel voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m.
(3) Niet van toepassing op vleetsoorten-complex (Dipturus-batis-soorten-complex) (Dipturus cf. flossada en Dipturus cf. intermedia) en sterrog (Amblyraja radiata). Als vissen van deze soorten incidenteel worden gevangen, worden zij ongedeerd gelaten. Zij worden onmiddellijk teruggezet. De vissers worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken voor een snelle en behouden terugzetting van deze dieren.
BIJLAGE III
|
Soort: |
Zandspieringen Ammodytes spp. |
Gebied: |
Noorse wateren van IV (SAN/04-N.) |
|
|
Denemarken |
0 |
|
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
0 |
|
|
|
|
Unie |
0 |
|
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing |
|
|
Soort: |
Zandspieringen Ammodytes spp. |
Gebied: |
wateren van de Unie van IIa, IIIa en IV (1) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Denemarken |
336 964 (2) |
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Verenigd Koninkrijk |
7 366 (2) |
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Duitsland |
515 (2) |
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Zweden |
12 374 (2) |
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Unie |
357 219 |
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TAC |
357 219 |
|
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande beheersgebieden voor zandspieringen als bepaald in bijlage IID, niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
Gebied
: wateren van de Unie van de beheersgebieden voor zandspieringen 1 2 3 4 5 6 7 (SAN/234_1) (SAN/234_2) (SAN/234_3) (SAN/234_4) (SAN/234_5) (SAN/234_6) (SAN/234_7) Denemarken 125 459 27 355 179 227 4 717 0 206 0 Verenigd Koninkrijk 2 742 598 3 918 103 0 5 0 Duitsland 192 42 274 7 0 0 0 Zweden 4 607 1 005 6 581 173 0 8 0 Unie 133 000 29 000 190 000 5 000 0 219 0 Totaal 133 000 29 000 190 000 5 000 0 219 0 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Soort: |
Scharretongen Lepidorhombus spp. |
Gebied: |
VII (LEZ/07.) |
|
|
België |
|
|
||
|
Spanje |
|
|
||
|
Frankrijk |
|
|
||
|
Ierland |
|
|
||
|
Verenigd Koninkrijk |
|
|
||
|
Unie |
17 385 |
|
|
|
|
TAC |
17 385 |
|
Analytische TAC Artikel 11 van deze verordening is van toepassing |
|
|
Soort: |
Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Gebied: |
wateren van de Unie en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV (WHB/1X14) |
|
|
Denemarken |
|
|
||
|
Duitsland |
|
|
||
|
Spanje |
|
|
||
|
Frankrijk |
|
|
||
|
Ierland |
|
|
||
|
Nederland |
|
|
||
|
Portugal |
|
|
||
|
Zweden |
|
|
||
|
Verenigd Koninkrijk |
|
|
||
|
Unie |
|
|
||
|
Noorwegen |
102 605 |
|
|
|
|
Faeröer |
15 000 |
|
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Analytische TAC
|
|
|
Soort: |
Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
Gebied: |
wateren van de Unie van II, IVa, V, VI ten noorden van 56° 30′ NB en VII ten westen van 12° WL (WHB/24A567) |
|
|
Noorwegen |
|
|
||
|
Faeröer |
|
|
||
|
TAC |
Niet relevant |
|
Analytische TAC
|
|
|
Soort: |
Noorse garnaal Pandalus borealis |
Gebied: |
wateren van de Unie van IIa en IV (PRA/2AC4-C) |
|
|
Denemarken |
1 818 |
|
|
|
|
Nederland |
17 |
|
|
|
|
Zweden |
73 |
|
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
538 |
|
|
|
|
Unie |
2 446 |
|
|
|
|
TAC |
2 446 |
|
Analytische TAC
|
|
|
Soort: |
Roggen Rajiformes |
Gebied: |
wateren van de Unie van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k (SRX/67AKXD) |
|
|
België |
|
|
||
|
Estland |
|
|
||
|
Frankrijk |
|
|
||
|
Duitsland |
|
|
||
|
Ierland |
|
|
||
|
Litouwen |
|
|
||
|
Nederland |
|
|
||
|
Portugal |
|
|
||
|
Spanje |
|
|
||
|
Verenigd Koninkrijk |
|
|
||
|
Unie |
|
|
||
|
TAC |
8 032 (14) |
|
Voorzorgs-TAC Artikel 11 van deze verordening is van toepassing |
|
|
Soort: |
Roggen Rajiformes |
Gebied: |
wateren van de Unie van VIId (SRX/07D.) |
|
|
België |
|
|
||
|
Frankrijk |
|
|
||
|
Nederland |
|
|
||
|
Verenigd Koninkrijk |
|
|
||
|
Unie |
|
|
||
|
TAC |
798 (17) |
|
Voorzorgs-TAC
|
|
|
Soort: |
Roggen Rajiformes |
Gebied: |
wateren van de Unie van VIII en IX (SRX/89-C.) |
|
|
België |
|
|
||
|
Frankrijk |
|
|
||
|
Portugal |
|
|
||
|
Spanje |
|
|
||
|
Verenigd Koninkrijk |
|
|
||
|
Unie |
|
|
||
|
TAC |
3 420 (20) |
|
Voorzorgs-TAC
|
|
|
Soort: |
Makreel Scomber scombrus |
Gebied: |
VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV (MAC/2CX14-) |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Duitsland |
26 766 |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Spanje |
28 |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Estland |
223 |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Frankrijk |
17 846 |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Ierland |
89 220 |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Letland |
164 |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Litouwen |
164 |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Nederland |
39 033 |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Polen |
1 885 |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Verenigd Koninkrijk |
245 363 |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Unie |
420 692 |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Noorwegen |
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
Faeröer |
39 824 (23) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
TAC |
Niet relevant |
|
Analytische TAC Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden en perioden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
Uniewateren van IIa; Uniewateren en Noorse wateren van IVa. Gedurende de perioden van 1 januari tot en met 15 februari 2015 en van 1 september tot en met 31 december 2015 (MAC/*4A-EN) Noorse wateren van IIa (MAC/*2AN-) Wateren van de Faeröer (MAC/*FRO2) Duitsland 16 154 2 176 2 228 Frankrijk 10 770 1 449 1 485 Ierland 53 847 7 254 7 426 Nederland 23 557 3 172 3 249 Verenigd Koninkrijk 148 087 19 952 20 424 Unie 252 415 34 003 34 812 |
||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) Exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula.
(2) Onverminderd de aanlandingsverplichting, mogen vangsten van schar en wijting voor ten hoogste 2 % in mindering worden gebracht op de quota (OT1/*2A3A4), op voorwaarde dat deze vangsten en bijvangsten van die soorten, zoals geregeld uit hoofde van artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, niet meer dan 9 % van dit quotum voor zandspieringen uitmaken.
(3) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 1 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening.
(4) 5 % van dit quotum mag worden gevangen in VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (LEZ/*8ABDE).
(5) 5 % van dit quotum mag worden gevangen in VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (LEZ/*8ABDE) voor bijvangsten in gerichte visserij op tong.
(6) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag niet meer dan het volgende percentage worden gevangen in de Noorse exclusieve economische zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM1): 0 %
(7) Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. Deze overdrachten worden evenwel vooraf aan de Commissie gemeld.
(8) Bijzondere voorwaarde: met inachtneming van een totale toegangshoeveelheid van 35 000 ton voor de Unie, mogen lidstaten ten hoogste het volgende percentage van hun quota in de wateren van de Faeröer vangen (WHB/*05-F.): 17,7 %
(9) In mindering te brengen op de vangstbeperkingen van Noorwegen die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.
(10) Bijzondere voorwaarde: de vangst in IV bedraagt niet meer dan de volgende hoeveelheid (WHB/*04A-C): 0
Deze vangstbeperking in IV stemt overeen met het volgende percentage van het toegangsquotum van Noorwegen: 0 %
(11) Te verrekenen met de vangstbeperkingen van de Faeröer.
(12) Bijzondere voorwaarden: mag ook in VIb (WHB/*06B-C) worden gevangen. De vangst in IVa mag ten hoogste het volgende aantal ton bedragen (WHB/*04A-C): 6 250
(13) Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/67AKXD), stekelrog (Raja clavata) (RJC/67AKXD), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/67AKXD), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/67AKXD), kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/67AKXD), zandrog (Raja circularis) (RJI/67AKXD) en kaardrog (Raja fullonica) (RJF/67AKXD) worden afzonderlijk gemeld.
(14) Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata). In het gebied waarvoor deze TAC geldt, mag niet gericht op deze soort worden gevist. De bijvangst van golfrog uitsluitend in gebied VIIe mag worden aangeland mits deze niet meer bedraagt dan 20 kg levend gewicht per visreis, en de in de onderstaande tabel vermelde quota niet overschrijdt. Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting. De vorige bepalingen gelden onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 12 en 44 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. De bijvangst van golfrog wordt apart gemeld onder de volgende code: (RJU/67AKXD). Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de volgende gebieden niet meer dan de onderstaande hoeveelheden golfrog worden gevangen:
|
Soort: |
Golfrog Raja undulata |
Gebied: |
wateren van de Unie van VIIe (RJU/67AKXD) |
|
|
België |
9 |
|
|
|
|
Estland |
0 |
|
|
|
|
Frankrijk |
41 |
|
|
|
|
Duitsland |
0 |
|
|
|
|
Ierland |
13 |
|
|
|
|
Litouwen |
0 |
|
|
|
|
Nederland |
0 |
|
|
|
|
Portugal |
0 |
|
|
|
|
Spanje |
11 |
|
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
26 |
|
|
|
|
Unie |
100 |
|
|
|
|
TAC |
100 |
|
|
|
(15) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIId (SRX/*07D.), onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 12 en 44 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/*07D.), stekelrog (Raja clavata) (RJC/*07D.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/*07D.), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/*07D.), kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/*07D.), zandrog (Raja circularis) (RJI/*07D.), kaardrog (Raja fullonica) (RJF/*07D.) en golfrog (Raja undulata) (RJU/*07D.) worden afzonderlijk gemeld.
(16) Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/07D.), stekelrog (Raja clavata) (RJC/07D.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/07D.), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/07D.), kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/07D.) en golfrog (Raja undulata) (RJU/07D.) worden afzonderlijk gemeld.
(17) Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata). In het gebied waarvoor deze TAC geldt, mag niet gericht op deze soort worden gevist. De bijvangst van golfrog in het gebied waarvoor deze TAC geldt, mag worden aangeland, mits deze niet meer bedraagt dan 20 kg levend gewicht per visreis en de in de onderstaande tabel vermelde quota niet overschrijdt. Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting. De vorige bepalingen gelden onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 12 en 44 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. De bijvangst van golfrog wordt apart gemeld onder de volgende code: (RJU/07D.). Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de volgende gebieden niet meer dan de onderstaande hoeveelheden golfrog worden gevangen:
|
Soort: |
Golfrog Raja undulata |
Gebied: |
wateren van de Unie van VIId (RJU/07D.) |
|
|
België |
1 |
|
|
|
|
Frankrijk |
8 |
|
|
|
|
Nederland |
0 |
|
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
2 |
|
|
|
|
Unie |
11 |
|
|
|
|
TAC |
11 |
|
|
|
(18) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k (SRX/*67AKD). Voor golfrog geldt deze bijzondere voorwaarde uitsluitend in VIIe. Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/*67AKD), stekelrog (Raja clavata) (RJC/*67AKD), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/*67AKD), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/*67AKD), kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/*67AKD) en golfrog (Raja undulata) (RJU/*67AKD) worden afzonderlijk gemeld.
(19) Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/89-C.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/89-C.), stekelrog (Raja clavata) (RJC/89-C.) en golfrog (Raja undulata) (RJU/89-C.) worden afzonderlijk gemeld.
(20) Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata). In het gebied waarvoor deze TAC geldt, mag niet gericht op deze soort worden gevist. De bijvangst van golfrog uitsluitend in gebied VIII, mag worden aangeland mits deze niet meer bedraagt dan 20 kg levend gewicht per visreis, en de in de onderstaande tabel vermelde quota niet overschrijdt. Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting. De vorige bepalingen gelden onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 12 en 44 van deze verordening voor de daarin vermelde gebieden. De bijvangst van golfrog wordt apart gemeld onder de volgende code: (RJU/89-C.). Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de volgende gebieden niet meer dan de onderstaande hoeveelheden golfrog worden gevangen:
|
Soort: |
Golfrog Raja undulata |
Gebied: |
wateren van de Unie van VIII (RJU/89-C.) |
|
|
België |
0 |
|
|
|
|
Frankrijk |
9 |
|
|
|
|
Portugal |
8 |
|
|
|
|
Spanje |
8 |
|
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
0 |
|
|
|
|
Unie |
25 |
|
|
|
|
TAC |
25 |
|
|
|
(21) Mag worden gevangen in IIa, VIa ten noorden van 56o 30′ NB, IVa, VIId, VIIe, VIIf en VIIh (MAC/*AX7H).
(22) Noorwegen mag de volgende hoeveelheid (in ton) aan extra toegangsquotum vangen ten noorden van 56o 30′ NB; deze hoeveelheid wordt in mindering gebracht op de vangstbeperking van Noorwegen (MAC/*N6530): 43 680
(23) Dit quotum wordt in mindering gebracht op de vangstbeperking van de Faeröer (toegangsquotum). Mag alleen worden gevangen in VIa ten noorden van 56o 30′ NB (MAC/*6AN56). Van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december mag dit quotum echter ook worden gevangen in IIa, IVa ten noorden van 59o NB (EU-zone) (MAC/*24N59).
BIJLAGE IV
|
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Wateren van de Unie en internationale wateren van I en II (HER/1/2-) |
|||||||||||||||||||||||||||
|
België |
6 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Denemarken |
6 314 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Duitsland |
1 105 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Spanje |
21 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Frankrijk |
272 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Ierland |
1 634 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Nederland |
2 259 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Polen |
319 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Portugal |
21 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Finland |
98 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Zweden |
2 339 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Verenigd Koninkrijk |
4 036 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Unie |
18 424 (1) |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Faeröer |
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
TAC |
Niet vastgesteld |
|
Analytische TAC
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: Noorse wateren ten noorden van 62° NB en de visserijzone rond Jan Mayen (HER/*2AJMN) 0
II, Vb benoorden 62°NB (wateren van de Faeröer) (HER/*2A 5B-F) België 3 Denemarken 3 084 Duitsland 540 Spanje 10 Frankrijk 133 Ierland 798 Nederland 1 104 Polen 156 Portugal 10 Finland 48 Zweden 1 143 Verenigd Koninkrijk 1 971 |
||||||||||||||||||||||||||||||
(1) Bij het rapporteren van vangsten aan de Commissie worden tevens de in elk van de volgende gebieden gevangen hoeveelheden gerapporteerd: gereglementeerd gebied van de NEAFC en wateren van de Unie.
(2) Mag worden gevangen in de EU-wateren ten noorden van 62° NB
(3) Te verrekenen met de vangstbeperkingen van de Faeröer.
BIJLAGE V
„BIJLAGE IJ
SPRFMO-VERDRAGSGEBIED
|
Soort: |
Chileense horsmakreel Trachurus murphyi |
Gebied: |
SPRFMO-verdragsgebied (CJM/SPRFMO) |
|
|
Duitsland |
7 067,15 |
|
|
|
|
Nederland |
7 660,06 |
|
|
|
|
Litouwen |
4 917,5 |
|
|
|
|
Polen |
8 455,29 |
|
|
|
|
Unie |
28 100 |
|
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing” |
|
BIJLAGE VI
„BIJLAGE III
MAXIMUM AANTAL VISMACHTIGINGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE UNIE IN WATEREN VAN DERDE LANDEN
|
Visgebied |
Visserij |
Aantal vismachtigingen |
Verdeling van de vismachtigingen over de lidstaten |
Maximum aantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn |
|
|
Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen |
Haring, ten noorden van 62° 00′ NB |
Nog vast te stellen |
DK |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
|
DE |
Nog vast te stellen |
||||
|
FR |
Nog vast te stellen |
||||
|
IE |
Nog vast te stellen |
||||
|
NL |
Nog vast te stellen |
||||
|
PL |
Nog vast te stellen |
||||
|
SV |
Nog vast te stellen |
||||
|
UK |
Nog vast te stellen |
||||
|
Demersale soorten, ten noorden van 62° 00′ NB |
80 |
DE |
16 |
50 |
|
|
IE |
1 |
||||
|
ES |
20 |
||||
|
FR |
18 |
||||
|
PT |
9 |
||||
|
UK |
14 |
||||
|
Niet toegewezen |
2 |
||||
|
Makreel (1) |
Niet relevant |
Niet relevant |
70 |
||
|
Soorten voor de industrievisserij, ten zuiden van 62° 00′ NB |
480 |
DK |
450 |
150 |
|
|
UK |
30 |
||||
|
Wateren van de Faeröer |
Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer |
26 |
BE |
0 |
13 |
|
DE |
4 |
||||
|
FR |
4 |
||||
|
UK |
18 |
||||
|
Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met mazen niet kleiner dan 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62° 28′ NB en ten oosten van 6° 30′ WL |
8 (2) |
Niet relevant |
4 |
||
|
Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden 1 maart-31 mei en 1 oktober-31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61° 20′ NB en 62° 00′ NB en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen |
70 |
BE |
0 |
26 |
|
|
DE |
10 |
||||
|
FR |
40 |
||||
|
UK |
20 |
||||
|
Trawlvisserij op blauwe leng met netten met mazen niet kleiner dan 100 mm in het gebied ten zuiden van 61° 30′ NB en ten westen van 9° 00′ WL en in het gebied tussen 7° 00′ WL en 9° 00′ WL ten zuiden van 60° 30′ NB en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60° 30′ NB, 7° 00′ WL en 60° 00′ NB, 6° 00′ WL |
70 |
DE (3) |
8 |
20 (4) |
|
|
FR (3) |
12 |
||||
|
Gerichte trawlvisserij op koolvis met netten met mazen niet kleiner dan 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt |
70 |
Niet relevant |
22 (4) |
||
|
Visserij op blauwe wijting. Het totale aantal vismachtigingen kan met vier vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, „main fishing area of blue whiting” genaamd, in te stellen |
34 |
DE |
2 |
20 |
|
|
DK |
5 |
||||
|
FR |
4 |
||||
|
NL |
6 |
||||
|
UK |
7 |
||||
|
SE |
1 |
||||
|
ES |
4 |
||||
|
IE |
4 |
||||
|
PT |
1 |
||||
|
Lijnvisserij |
10 |
UK |
10 |
6 |
|
|
Makreel |
12 |
DK |
1 |
12 |
|
|
BE |
0 |
||||
|
DE |
1 |
||||
|
FR |
1 |
||||
|
IE |
2 |
||||
|
NL |
1 |
||||
|
SE |
1 |
||||
|
UK |
5 |
||||
|
Haring, ten noorden van 62° 00′ NB |
20 |
DK |
5 |
|
|
|
DE |
2 |
||||
|
IE |
2 |
||||
|
FR |
1 |
||||
|
NL |
2 |
||||
|
PL |
1 |
||||
|
SE |
3 |
||||
|
UK |
4 |
||||
(1) Onverminderd de aanvullende vergunningen die naar vaste praktijk door Noorwegen aan Zweden worden toegekend.
(2) Dit aantal is begrepen in het aantal voor alle vormen van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer.
(3) Maximumaantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn.
(4) Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.”
BIJLAGE VII
„BIJLAGE IV
ICCAT-VERDRAGSGEBIED (1)
1. Maximum aantal met de hengel of de sleeplijn vissende Unievaartuigen die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen
|
Spanje |
60 |
|
Frankrijk |
37 |
|
Unie |
97 |
2. Maximum aantal Unievaartuigen die in het kader van de ambachtelijke kustvisserij in de Middellandse Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen
|
Spanje |
151 |
|
Frankrijk |
94 |
|
Italië |
30 |
|
Cyprus |
6 (2) |
|
Malta |
28 (3) |
|
Unie |
309 |
3. Maximum aantal Unievaartuigen die in de Adriatische Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen voor kweekdoeleinden
|
Kroatië |
11 |
|
Italië |
12 |
|
Unie |
23 |
4. Maximum aantal en totale in brutoton uitgedrukte capaciteit van de vissersvaartuigen van elke lidstaat die blauwvintonijn mogen bevissen, aan boord houden, overladen, vervoeren of aanlanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee
Tabel A
|
Aantal vissersvaartuigen (4) |
|||||||
|
|
Cyprus (5) |
Griekenland (6) |
Kroatië |
Italië |
Frankrijk |
Spanje |
Malta (7) |
|
Vaartuigen voor de visserij met de ringzegen |
1 |
1 |
11 |
12 |
17 |
6 |
1 |
|
Vaartuigen voor de visserij met de beug |
6 (8) |
0 |
0 |
30 |
8 |
58 |
28 |
|
Met de hengel vissende vaartuigen |
0 |
0 |
0 |
0 |
8 |
70 |
0 |
|
Vaartuigen voor de visserij met de handlijn |
0 |
0 |
12 |
0 |
29 (9) |
1 |
0 |
|
Trawlers |
0 |
0 |
0 |
0 |
57 |
0 |
0 |
|
Vaartuigen voor andere ambachtelijke visserij (10) |
0 |
21 |
0 |
0 |
94 |
83 |
0 |
Tabel B
|
Totale in brutoton uitgedrukte capaciteit |
|||||||
|
|
Cyprus |
Kroatië |
Griekenland |
Italië |
Frankrijk |
Spanje |
Malta |
|
Vaartuigen voor de visserij met de ringzegen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
|
Vaartuigen voor de visserij met de beug |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
|
Met de hengel vissende vaartuigen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
|
Met de handlijn vissende vaartuigen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
|
Trawlers |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
|
Vaartuigen voor andere ambachtelijke visserij |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
5. Maximumaantal tonnara's dat elke lidstaat in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee mag toestaan voor de visserij op blauwvintonijn
|
|
Aantal tonnara's (11) |
|
Spanje |
5 |
|
Italië |
6 |
|
Portugal |
2 |
6. Maximumcapaciteit voor het kweken en mesten van blauwvintonijn voor elke lidstaat, en maximumhoeveelheid in het wild gevangen blauwvintonijn die elke lidstaat over zijn kweek- en mestbedrijven in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee mag verdelen
Tabel A
|
Maximumcapaciteit voor het kweken en mesten van tonijn |
||
|
|
Aantal bedrijven |
Capaciteit (in ton) |
|
Spanje |
14 |
11 852 |
|
Italië |
15 |
13 000 |
|
Griekenland |
2 |
2 100 |
|
Cyprus |
3 |
3 000 |
|
Kroatië |
7 |
7 880 |
|
Malta |
8 |
12 300 |
Tabel B
|
Maximumhoeveelheid in het wild gevangen blauwvintonijn (in ton) |
|
|
Spanje |
5 855 |
|
Italië |
3 764 |
|
Griekenland |
785 |
|
Cyprus |
2 195 |
|
Kroatië |
2 947 |
|
Malta |
8 768 |
(1) De in de punten 1, 2 en 3 vermelde aantallen kunnen naar beneden worden bijgesteld om aan de internationale verplichtingen van de Unie te voldoen.
(2) Dit aantal kan met 10 worden verhoogd, indien Cyprus beslist het vaartuig voor de visserij met de ringzegen te vervangen door 10 vaartuigen voor de visserij met de beug, als vermeld in voetnoot 5 bij tabel A van punt 4.
(3) Dit aantal kan met 10 worden verhoogd, indien Cyprus beslist het vaartuig voor de visserij met de ringzegen te vervangen door 10 vaartuigen voor de visserij met de beug, als vermeld in voetnoot 7 bij tabel A van punt 4.
(4) De in deze tabel A van punt 4 opgevoerde aantallen kunnen nog worden verhoogd, op voorwaarde dat aan de internationale verplichtingen van de Unie wordt voldaan.
(5) Een middelgroot vaartuig voor de visserij met de ringzegen mag door niet meer dan 10 vaartuigen voor de visserij met de beug worden vervangen.
(6) Eén middelgroot vaartuig voor de visserij met de ringzegen mag door niet meer dan tien vaartuigen voor ambachtelijke visserij of door één klein vaartuig voor de visserij met de ringzegen en drie vaartuigen voor ambachtelijke visserij worden vervangen.
(7) Eén middelgroot vaartuig voor de visserij met de ringzegen mag door niet meer dan tien vaartuigen voor de visserij met de beug worden vervangen.
(8) Polyvalente vaartuigen, die gebruikmaken van verschillende soorten vistuig.
(9) Vaartuigen voor de sleeplijnvisserij die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan vissen.
(10) Polyvalente vaartuigen, die gebruikmaken van verschillende soorten vistuig (beug, handlijn, sleeplijn).
(11) Dit aantal kan nog worden verhoogd, op voorwaarde dat aan de internationale verplichtingen van de Unie wordt voldaan.”
BIJLAGE VIII
„BIJLAGE VIII
KWANTITATIEVE BEPERKINGEN INZAKE VISMACHTIGINGEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN DIE IN DE UNIALE WATEREN VISSEN
|
Vlaggenstaat |
Visserij |
Aantal vismachtigingen |
Maximum aantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn |
|
Noorwegen |
Haring, ten noorden van 62° 00′ NB |
Nog vast te stellen |
Nog vast te stellen |
|
Faeröer |
Makreel, VIa (ten noorden van 56° 30′ NB), IIa, IVa (ten noorden van 59° NB) Horsmakreel, IV, VIa (ten noorden van 56° 30′ NB), VIIe, VIIf, VIIh |
14 |
14 |
|
Haring, ten noorden van 62° 00′ NB |
20 |
|
|
|
Haring, IIIa |
4 |
4 |
|
|
Industriële visserij op kever, IV, VIa (ten noorden van 56° 30′ NB) (inclusief onvermijdbare bijvangsten van blauwe wijting) |
14 |
14 |
|
|
Leng en lom |
20 |
10 |
|
|
Blauwe wijting, II, IVa, V, VIa (ten noorden van 56° 30′ NB), VIb, VII (ten westen van 12° 00′ WL) |
20 |
20 |
|
|
Blauwe leng |
16 |
16” |
|
28.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84/22 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/524 VAN DE COMMISSIE
van 27 maart 2015
tot rectificatie van de Bulgaarse versie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 79/2012 tot vaststelling van nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name de artikelen 14, 32, 48 en 49 en artikel 51, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In de Bulgaarse versie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 79/2012 van de Commissie (2) is een fout geslopen. De woorden „op het grondgebied van de Europese Unie” moeten worden geschrapt uit de artikelen 2 en 3. De Bulgaarse taalversie moet derhalve worden gerectificeerd. Deze fout betreft niet de overige taalversies. |
|
(2) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Betreft alleen de Bulgaarse versie.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
|
28.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84/23 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/525 VAN DE COMMISSIE
van 27 maart 2015
tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 15, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (2) bevat voorschriften voor de meer uitgebreide officiële controles die moeten worden uitgevoerd op de invoer van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die zijn opgenomen in de lijst van bijlage I bij die Verordening („de lijst”) op de punten van binnenkomst op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde grondgebieden. |
|
(2) |
In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 669/2009 is bepaald dat de lijst regelmatig en ten minste op kwartaalbasis moet worden herzien, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met de in dat artikel vermelde informatiebronnen. |
|
(3) |
Uit de frequentie en de relevantie van de recente incidenten met levensmiddelen die via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders zijn gemeld, de bevindingen van controles door het Voedsel- en Veterinair Bureau in derde landen en de door de lidstaten overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 669/2009 bij de Commissie ingediende driemaandelijkse verslagen over zendingen van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong blijkt dat de lijst moet worden gewijzigd. |
|
(4) |
Met name voor zendingen amandelen van oorsprong uit Australië, pistaches van oorsprong uit de Verenigde Staten en gedroogde abrikozen van oorsprong uit Oezbekistan blijkt uit de desbetreffende informatiebronnen dat zich nieuwe risico's voordoen die de invoering van meer uitgebreide officiële controles rechtvaardigen. Daarom moeten in de lijst vermeldingen betreffende die zendingen worden opgenomen. |
|
(5) |
Daarnaast is het noodzakelijk wijzigingen aan te brengen in de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 vermelde eindnoten om te waarborgen dat de door de lidstaten overeenkomstig die verordening uitgevoerde controles zich ten minste richten op de bestrijdingsmiddelen die in het overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005 (3) vastgestelde controleprogramma zijn opgenomen en die kunnen worden geanalyseerd met multiresidumethoden op basis van GC-MS en LC-MS. Ook is het wenselijk afzonderlijke eindnoten te behouden wat bepaalde bestrijdingsmiddelen betreft die niet in dat controleprogramma zijn opgenomen of voor de analyse waarvan, in een of meer lidstaten, een singleresidumethode noodzakelijk is. |
|
(6) |
Met het oog op samenhang en duidelijkheid moet bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening. |
|
(7) |
Verordening (EG) nr. 669/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11).
(3) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).
BIJLAGE
„BIJLAGE I
Diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die aan meer uitgebreide officiële controles op het aangewezen punt van binnenkomst worden onderworpen
|
Diervoeders en levensmiddelen (beoogd gebruik) |
GN-code (1) |
Taric-onderverdeling |
Land van oorsprong |
Risico |
Frequentie van materiële en overeenstemmingscontroles (%) |
||||||
|
Gedroogde druiven |
0806 20 |
|
Afghanistan (AF) |
Ochratoxine A |
50 |
||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
||||||||||
|
|
|
Australië (AU) |
Aflatoxinen |
20 |
||||||
|
|
||||||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
||||||||||
|
|
|
Brazilië (BR) |
Aflatoxinen |
10 |
||||||
|
|
||||||||||
|
|
||||||||||
|
|
||||||||||
|
(Diervoeders en levensmiddelen) |
|
||||||||||
|
|
10 10 |
Cambodja (KH) |
50 |
|||||||
|
|
72 |
|||||||||
|
(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten) |
|
|
|||||||||
|
Chinese bleekselderij (Apium graveolens) |
ex 0709 40 00 |
20 |
Cambodja (KH) |
50 |
|||||||
|
(Levensmiddelen — verse of gekoelde kruiden) |
|
|
|||||||||
|
Brassica oleracea (andere eetbare kool van het geslacht Brassica, „Chinese broccoli”) (5) |
ex 0704 90 90 |
40 |
China (CN) |
Residuen van bestrijdingsmiddelen (2) |
50 |
||||||
|
(Levensmiddelen — vers of gekoeld) |
|
|
|||||||||
|
Thee, ook indien gearomatiseerd |
0902 |
|
China (CN) |
10 |
|||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
||||||||||
|
|
72 |
Dominicaanse Republiek (DO) |
10 |
|||||||
|
|
70 70 |
|||||||||
|
(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten) |
|
|
|||||||||
|
|
10 10 |
Dominicaanse Republiek (DO) |
20 |
|||||||
|
|
20 |
|||||||||
|
(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten) |
|
20 |
|||||||||
|
Aardbeien (vers) |
0810 10 00 |
|
Egypte (EG) |
10 |
|||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
||||||||||
|
Pepers (niet-scherpsmakende en andere) (Capsicum spp.) |
0709 60 10 ; ex 0709 60 99 ; |
20 |
Egypte (EG) |
10 |
|||||||
|
(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren) |
0710 80 51 ; ex 0710 80 59 |
20 |
|||||||||
|
Betelbladeren (Piper betle L.) |
ex 1404 90 00 |
10 |
India (IN) |
Salmonella (10) |
50 |
||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
|
|||||||||
|
Sesamzaad |
1207 40 90 |
|
India (IN) |
Salmonella (10) |
20 |
||||||
|
(Levensmiddelen — vers of gekoeld) |
|
||||||||||
|
|
10 |
India (IN) |
Aflatoxinen |
20 |
||||||
|
|
|
|||||||||
|
|
||||||||||
|
(Levensmiddelen — gedroogde specerijen) |
|
||||||||||
|
Enzymen; bereidingen van enzymen |
3507 |
|
India (IN) |
Chlooramfenicol |
50 |
||||||
|
(Diervoeders en levensmiddelen) |
|
||||||||||
|
|
|
Indonesië (ID) |
Aflatoxinen |
20 |
||||||
|
(Levensmiddelen — gedroogde specerijen) |
|
||||||||||
|
|
40 40 |
Kenia (KE) |
10 |
|||||||
|
|
|
|||||||||
|
(Levensmiddelen — vers of gekoeld) |
|
||||||||||
|
Munt |
ex 1211 90 86 ; |
30 |
Marokko (MA) |
10 |
|||||||
|
(Levensmiddelen — verse of gekoelde kruiden) |
ex 2008 99 99 |
70 |
|||||||||
|
Gedroogde bonen |
0713 39 00 |
|
Nigeria (NG) |
Residuen van bestrijdingsmiddelen (2) |
50 |
||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
||||||||||
|
Tafeldruiven |
0806 10 10 |
|
Peru (PE) |
10 |
|||||||
|
(Levensmiddelen — vers) |
|
||||||||||
|
Zaden van watermeloenen (Egusi, Citrullus lanatus) en afgeleide producten |
ex 1207 70 00 ; ex 1106 30 90 ; ex 2008 99 99 |
10 30 50 |
Sierra Leone (SL) |
Aflatoxinen |
50 |
||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
|
|||||||||
|
|
|
Soedan (SD) |
Aflatoxinen |
50 |
||||||
|
|
||||||||||
|
|
||||||||||
|
|
||||||||||
|
(Diervoeders en levensmiddelen) |
|
||||||||||
|
Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.) |
ex 0709 60 99 |
20 |
Thailand (TH) |
10 |
|||||||
|
(Levensmiddelen — vers of gekoeld) |
|
|
|||||||||
|
Betelbladeren (Piper betle L.) |
ex 1404 90 00 |
10 |
Thailand (TH) |
Salmonella (10) |
50 |
||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
|
|||||||||
|
|
10 10 |
Thailand (TH) |
20 |
|||||||
|
|
72 |
|||||||||
|
(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten) |
|
|
|||||||||
|
|
|
Turkije (TR) |
Sulfieten (16) |
10 |
||||||
|
|
||||||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
||||||||||
|
|
|
Turkije (TR) |
10 |
|||||||
|
(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten) |
|
||||||||||
|
Wijnstokbladeren (druivenbladeren) |
ex 2008 99 99 |
11; 19 |
Turkije (TR) |
20 |
|||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
|
|||||||||
|
|
|
Verenigde Staten (US) |
Aflatoxinen |
20 |
||||||
|
|
||||||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
||||||||||
|
|
|
Oezbekistan (UZ) |
Sulfieten (16) |
50 |
||||||
|
|
||||||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
||||||||||
|
Gedroogde druiven |
0806 20 |
|
Oezbekistan (UZ) |
Ochratoxine A |
50 |
||||||
|
(Levensmiddelen) |
|
||||||||||
|
|
72 |
Vietnam (VN) |
20 |
|||||||
|
|
20 75 |
|||||||||
|
|
30 70 |
|||||||||
|
|
40 |
|||||||||
|
(Levensmiddelen — verse of gekoelde kruiden) |
|
|
|||||||||
|
|
10 |
Vietnam (VN) |
20 |
|||||||
|
|
20 |
|||||||||
|
|
20 |
|||||||||
|
(Levensmiddelen — vers of gekoeld) |
|
|
(1) Indien slechts bepaalde onder een GN-code vallende producten behoeven te worden onderzocht en geen specifieke onderverdeling voor die code bestaat, wordt de GN-code voorafgegaan door „ex”.
(2) Residuen van ten minste die bestrijdingsmiddelen die in het overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1) vastgestelde controleprogramma zijn opgenomen en die kunnen worden geanalyseerd met multiresidumethoden op basis van GC-MS en LC-MS (controle op bestrijdingsmiddelen alleen in/op producten van plantaardige oorsprong).
(3) Residuen van chloorbufam.
(4) Residuen van fenthoaat.
(5) Soorten van Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. italica Plenck, cultivar alboglabra. Ook bekend als „Kai Lan”, „Gai Lan”, „Gailan”, „Kailan”, „Chinese bare Jielan”.
(6) Residuen van trifluraline.
(7) Residuen van acefaat, aldicarb (som van aldicarb, het sulfoxide en het sulfon daarvan, uitgedrukt als aldicarb), amitraz (amitraz met inbegrip van alle metabolieten die de 2,4-dimethylaniline-groep bevatten, uitgedrukt als amitraz), diafenthiuron, dicofol (som van p, p′- en o, p′-isomeer), dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram) en methiocarb (som van methiocarb en methiocarbsulfoxide en -sulfon, uitgedrukt als methiocarb).
(8) Residuen van hexaflumuron, methiocarb (som van methiocarb en methiocarbsulfoxide en -sulfon, uitgedrukt als methiocarb), fenthoaat en thiofanaat-methyl.
(9) Residuen van dicofol (som van p, p′- en o, p′-isomeer), dinotefuran, folpet, prochloraz (som van prochloraz en de metabolieten daarvan die het 2,4,6-trichloorfenolgedeelte bevatten, uitgedrukt als prochloraz), thiofanaat-methyl en triforine.
(10) Referentiemethode EN/ISO 6579 of een ten opzichte van die methode gevalideerde methode overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1).
(11) Residuen van acefaat en diafenthiuron.
(12) Residuen van flubendiamide.
(13) Residuen van ethefon.
(14) Residuen van formetanaat: som van formetanaat en zouten daarvan, uitgedrukt als formetanaat (hydrochloride), prothiofos en triforine.
(15) Residuen van acefaat, dicrotofos, prothiofos, quinalfos en triforine.
(16) Referentiemethoden: EN 1988-1:1998, EN 1988-2:1998 of ISO 5522:1981.
(17) Residuen van diafenthiuron, formetanaat: som van formetanaat en zouten daarvan, uitgedrukt als formetanaat (hydrochloride) en thiofanaat-methyl.
(18) Residuen van dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram) en metrafenon.
(19) Residuen van dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram), fenthoaat en quinalfos.”
|
28.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84/30 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/526 VAN DE COMMISSIE
van 27 maart 2015
tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten op de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met nieuwe uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in dat land
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 8, inleidende zin, artikel 8, punt 1, eerste alinea, artikel 8, punt 4, en artikel 9, lid 4, onder c),
Gezien Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (2), en met name artikel 23, lid 1, artikel 24, lid 2, en artikel 25, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie (3) stelt de voorschriften vast inzake veterinaire certificering voor de invoer in en de doorvoer, met inbegrip van opslag tijdens de doorvoer, door de Unie van pluimvee en pluimveeproducten („de producten”). De verordening bepaalt dat de producten alleen mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie uit de in de kolommen 1 en 3 van de tabel in deel 1 van bijlage I bij de verordening vermelde derde landen, gebieden, zones of compartimenten. |
|
(2) |
Verordening (EG) nr. 798/2008 stelt ook de voorwaarden vast waaronder een derde land, gebied, zone of compartiment als vrij van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) mag worden beschouwd. |
|
(3) |
De Verenigde Staten zijn opgenomen in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 als een derde land waarvoor de invoer in en de doorvoer door de Unie van onder die verordening vallende producten vanuit bepaalde delen van het grondgebied worden toegestaan, afhankelijk van de aanwezigheid van uitbraken van HPAI. Deze regionalisatie is opgenomen in Verordening (EG) nr. 798/2008, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/243 (4) en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/342 (5) naar aanleiding van uitbraken van HPAI in de staten Californië, Idaho, Oregon en Washington. |
|
(4) |
Een overeenkomst tussen de Unie en de Verenigde Staten (6) voorziet in een snelle wederzijdse erkenning van regionalisatiemaatregelen in het geval van een ziekte-uitbraak in de Unie of in de Verenigde Staten („de Overeenkomst”). |
|
(5) |
De Verenigde Staten hebben nieuwe uitbraken bevestigd van HPAI van het subtype H5 in pluimveekoppels in de staten Californië, Oregon, Minnesota en Washington in februari en maart 2015. De veterinaire autoriteiten van de Verenigde Staten hebben onmiddellijk de afgifte van veterinaire certificaten voor zendingen van producten die bestemd zijn voor uitvoer vanuit de getroffen staten naar de Unie opgeschort. De Verenigde Staten hebben eveneens een ruimingsbeleid gehanteerd om HPAI te bestrijden en de verspreiding ervan te beperken. |
|
(6) |
Na deze uitbraken in de staten Californië, Oregon, Minnesota en Washington hebben de Verenigde Staten bijgewerkte informatie verstrekt over de epidemiologische situatie op hun grondgebied en de maatregelen die zij hebben genomen ter voorkoming van de verdere verspreiding van HPAI, en de Commissie heeft deze informatie nu geëvalueerd. Op basis van die evaluatie, alsook van de toezeggingen die in de Overeenkomst zijn vastgesteld en van de door de Verenigde Staten verstrekte garanties, is het passend het verbod op het binnenbrengen van bepaalde producten in de Unie uit te breiden tot de gehele staat Minnesota en die delen van de staten Californië, Oregon en Washington waarvoor door de veterinaire autoriteiten van de Verenigde Staten beperkende maatregelen zijn ingesteld vanwege de huidige uitbraken. |
|
(7) |
De Verenigde Staten hebben voorts de voltooiing gemeld van de reiniging en ontsmetting na ruiming op bedrijven waar uitbraken waren geconstateerd tussen midden december 2014 en midden januari 2015. Het is passend de data te vermelden waarop de delen van het grondgebied die onder veterinaire beperkingen zijn geplaatst vanwege deze uitbraken, opnieuw vrij van HPAI mogen worden beschouwd en de invoer in de Unie van bepaalde pluimveeproducten van oorsprong uit deze gebieden opnieuw moet worden toegestaan. |
|
(8) |
De gegevens voor de Verenigde Staten in de lijst in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 moeten daarom worden gewijzigd om rekening te houden met de huidige epidemiologische situatie in dat derde land. |
|
(9) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.
(2) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74.
(3) Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/243 van de Commissie van 13 februari 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten op de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza (PB L 41 van 17.2.2015, blz. 5).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/342 van de Commissie van 2 maart 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in of doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza naar aanleiding van uitbraken in de staten Idaho en Californië (PB L 60 van 4.3.2015, blz. 31).
(6) Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake sanitaire maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid bij de handel in levende dieren en dierlijke producten, zoals goedgekeurd namens de Europese Gemeenschap bij Besluit 1998/258/EG van de Raad (PB L 118 van 21.4.1998, blz. 1).
BIJLAGE
In deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 worden de gegevens voor de Verenigde Staten van Amerika vervangen door:
|
ISO-code en naam van het derde land of gebied |
Code van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment |
Omschrijving van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment |
Veterinair certificaat |
Bijzondere voorwaarden |
Bijzondere voorwaarden |
Status t.a.v. bewaking aviaire influenza |
Status t.a.v. vaccinatie aviaire influenza |
Status salmonellabestrijding (7) |
|||||||||||||||||
|
Model |
Aanvullende garanties |
Uiterste datum (1) |
Aanvangsdatum (2) |
||||||||||||||||||||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
6A |
6B |
7 |
8 |
9 |
|||||||||||||||
|
„US — Verenigde Staten van Amerika |
US-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
|
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
||||||||||||||||||
|
US-1 |
Het grondgebied van de Verenigde Staten van Amerika, met uitzondering van het gebied US-2 |
BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA |
|
N |
|
|
A |
|
S3, ST1” |
||||||||||||||||
|
WGM |
VIII |
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
|
POU, RAT |
|
N |
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
|
US-2 |
Het grondgebied van de Verenigde Staten van Amerika dat overeenkomt met: |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||
|
US-2.1 |
De staat Washington:
|
WGM |
VIII |
P2 |
19.12.2014 |
7.4.2015 |
|
|
|
||||||||||||||||
|
POU, RAT |
|
N P2 |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
US-2.2 |
De staat Washington: Clallam County |
WGM |
VIII |
P2 |
19.12.2014 |
11.5.2015 |
|
|
|
||||||||||||||||
|
POU, RAT |
|
N P2 |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
US-2.3 |
De staat Washington: Okanogan County (1):
|
WGM |
VIII |
P2 |
29.1.2015 |
|
|
|
|
||||||||||||||||
|
|
POU, RAT |
|
N P2 |
||||||||||||||||||||||
|
US-2.4 |
De staat Washington: Okanogan County (2):
|
WGM |
VIII |
P2 |
3.2.2015 |
|
|
|
|
||||||||||||||||
|
|
POU, RAT |
|
N P2 |
||||||||||||||||||||||
|
US-2.5 |
De staat Oregon: Douglas County |
WGM |
VIII |
P2 |
19.12.2014 |
23.3.2015 |
|
|
|
||||||||||||||||
|
POU, RAT |
|
N P2 |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
US-2.6 |
De staat Oregon: Deschutes County |
WG |
VIII |
P2 |
14.2.2015 |
|
|
|
|
||||||||||||||||
|
POU, RAT |
|
N P2 |
|
|
|
|
|||||||||||||||||||
|
US-2.7 |
De staat Oregon: Malheur County |
WGM |
VIII |
P2 |
20.1.2015 |
11.5.2015 |
|
|
|
||||||||||||||||
|
POU, RAT |
|
N P2 |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
De staat Idaho:
|
WGM |
VIII |
P2 |
|
|
|
|||||||||||||||||||
|
POU, RAT |
|
N P2 |
|
|
|
||||||||||||||||||||
|
US-2.8 |
De staat Californië: Stanislaus County/Tuolumne County: een zone met een straal van 10 km, met de klok mee vanaf de noordelijke grens van de cirkelvormige controlezone:
|
WGM |
VIII |
P2 |
23.1.2015 |
|
|
|
|
||||||||||||||||
|
|
POU, RAT |
|
N P2 |
|
|
|
|
||||||||||||||||||
|
US-2.9 |
De staat Californië: Kings County: een zone met een straal van 10 km, met de klok mee vanaf de noordelijke grens van de cirkelvormige controlezone:
|
WGM |
VIII |
P2 |
12.2.2015 |
|
|
|
|
||||||||||||||||
|
|
POU, RAT |
|
N P2 |
|
|
|
|
||||||||||||||||||
|
US-2.10 |
De staat Minnesota |
WGM |
VIII |
P2 |
5.3.2015 |
|
|
|
|
||||||||||||||||
|
POU, RAT |
|
N P2 |
|
|
|
|
|||||||||||||||||||
|
28.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84/37 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/527 VAN DE COMMISSIE
van 27 maart 2015
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
|
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
|
(EUR/100 kg) |
||
|
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
|
0702 00 00 |
MA |
100,4 |
|
TR |
119,5 |
|
|
ZZ |
110,0 |
|
|
0707 00 05 |
MA |
170,1 |
|
TR |
162,2 |
|
|
ZZ |
166,2 |
|
|
0709 93 10 |
MA |
127,5 |
|
TR |
171,3 |
|
|
ZZ |
149,4 |
|
|
0805 10 20 |
EG |
44,5 |
|
IL |
72,0 |
|
|
MA |
55,7 |
|
|
TN |
55,6 |
|
|
TR |
68,6 |
|
|
ZZ |
59,3 |
|
|
0805 50 10 |
BO |
92,8 |
|
TR |
45,8 |
|
|
ZZ |
69,3 |
|
|
0808 10 80 |
AR |
94,0 |
|
BR |
72,6 |
|
|
CL |
111,8 |
|
|
CN |
105,5 |
|
|
MK |
25,7 |
|
|
US |
212,5 |
|
|
ZA |
188,2 |
|
|
ZZ |
115,8 |
|
|
0808 30 90 |
AR |
109,7 |
|
CL |
122,0 |
|
|
CN |
71,3 |
|
|
ZA |
123,9 |
|
|
ZZ |
106,7 |
|
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
|
28.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84/39 |
BESLUIT (GBVB) 2015/528 VAN DE RAAD
van 27 maart 2015
tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (Athena) en tot intrekking van Besluit 2011/871/GBVB
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 26, lid 2, en artikel 41, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De Europese Raad, te Helsinki bijeen op 10 en 11 december 1999, heeft met name besloten dat de lidstaten, in het kader van vrijwillige samenwerking, bij door de Unie geleide operaties, in 2003 in staat moeten zijn binnen 60 dagen strijdkrachten van 50 000 tot 60 000 manschappen die alle Petersbergtaken kunnen uitvoeren, in te zetten en gedurende ten minste één jaar operationeel te houden. |
|
(2) |
De Raad heeft op 17 juni 2002 zijn goedkeuring gehecht aan de regelingen voor de financiering van door de Unie geleide crisisbeheersingsoperaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied. |
|
(3) |
In zijn conclusies van 14 mei 2003 heeft de Raad bevestigd dat een snellereactievermogen nodig is, in het bijzonder voor humanitaire en reddingstaken. |
|
(4) |
De Europese Raad, te Thessaloniki bijeen op 19 en 20 juni 2003, was ingenomen met de conclusies van de Raad van 19 mei 2003, waarin met name de noodzaak van een militair snellereactievermogen van de Unie wordt bevestigd. |
|
(5) |
De Raad heeft op 22 september 2003 besloten dat de Unie de beschikking moet krijgen over een flexibele capaciteit voor het beheer van de financiering van gemeenschappelijke kosten van militaire operaties van elke mogelijke omvang, complexiteit en urgentie, met name door de instelling, uiterlijk op 1 maart 2004, van een permanent financieringsmechanisme belast met de financiering van de gemeenschappelijke kosten van alle toekomstige militaire operaties van de Unie. |
|
(6) |
De Raad heeft op 23 februari 2004 Besluit 2004/197/GBVB (1) aangenomen tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied. Dat besluit is vervolgens herhaaldelijk gewijzigd en vervangen, meest recentelijk door Besluit 2011/871/GBVB (2). |
|
(7) |
De Unie is in staat militaire snellereactieoperaties uit te voeren in overeenstemming met het door het Militair Comité van de EU gedefinieerde concept. De Unie is in staat gevechtsgroepen in te zetten in overeenstemming met het door het Militair Comité van de EU gedefinieerde concept. |
|
(8) |
Het systeem voor de voorfinanciering is in de eerste plaats bedoeld voor snellereactieoperaties. |
|
(9) |
Oefenoperaties op het politieke en militaire strategische niveau van de bevelvoerings- en controlestructuren en procedures voor militaire operaties van de Unie, via Unie-hoofdkwartieroefenoperaties, zoals goedgekeurd door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC), dragen bij aan een hogere algehele operationele paraatheid van de Unie. |
|
(10) |
De Raad besluit per geval of een operatie gevolgen heeft op militair of defensiegebied in de zin van artikel 41, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). |
|
(11) |
In artikel 41, lid 2, tweede alinea, VEU is bepaald dat lidstaten waarvan de vertegenwoordiger in de Raad een formele verklaring krachtens artikel 31, lid 1, tweede alinea, van dat Verdrag heeft afgelegd, niet verplicht zijn bij te dragen in de financiering van de betrokken operatie die gevolgen heeft op militair of defensiegebied. |
|
(12) |
Overeenkomstig artikel 5 van het aan het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt niet deel aan dit besluit en derhalve ook niet aan de financiering van het mechanisme. |
|
(13) |
Er moeten bepalingen komen die waarborgen dat Athena personen beschermt met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens. |
|
(14) |
Op grond van artikel 43 van Besluit 2011/871/GBVB heeft de Raad het besluit opnieuw bezien, en is hij overeengekomen er wijzigingen in aan te brengen. |
|
(15) |
Ter wille van de duidelijkheid dient Besluit 2011/871/GBVB te worden ingetrokken en door een nieuw besluit te worden vervangen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
a) „deelnemende lidstaten”: de lidstaten van de Unie, met uitzondering van Denemarken;
b) „bijdragende staat”: een lidstaat die bijdraagt in de financiering van de betrokken militaire operatie krachtens artikel 41, lid 2, VEU, en de derde staten die bijdragen in de financiering van de gemeenschappelijke kosten van deze operatie krachtens overeenkomsten tussen hen en de Unie;
c) „operaties”: operaties van de Unie met gevolgen op militair of defensiegebied;
d) „militaire ondersteuningsacties”: operaties van de Unie, of delen daarvan, waartoe de Raad ter ondersteuning van een derde staat of een derde organisatie heeft besloten en die gevolgen heeft op militair of defensiegebied, maar die niet onder het gezag van het hoofdkwartier van de Unie vallen;
e) „dag”: kalenderdag, en niet een werkdag, tenzij anders wordt aangegeven.
HOOFDSTUK 1
MECHANISME
Artikel 2
Instelling van het mechanisme
1. Er wordt een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van operaties ingesteld.
2. Het mechanisme wordt Athena genoemd.
3. Athena treedt op namens de deelnemende lidstaten of, wat betreft de specifieke operaties, de bijdragende staten.
Artikel 3
Handelingsbevoegdheid
Met het oog op het administratieve beheer van de financiering van de operaties van de Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied beschikt Athena over de nodige rechtsbevoegdheid, met name om bankrekeningen te bezitten, goederen te verkrijgen, te bezitten of te vervreemden, contracten of administratieve regelingen af te sluiten en in rechte op te treden. Athena heeft geen winstoogmerk.
Artikel 4
Coördinatie met derden
Voor zover nodig voor de uitvoering van zijn missies en met inachtneming van de doelstellingen en het beleid van de Unie, coördineert Athena zijn activiteiten met de lidstaten, instellingen en organen van de Unie, en internationale organisaties.
HOOFDSTUK 2
ORGANISATIESTRUCTUUR
Artikel 5
Beheersorganen en personeel
1. Athena wordt onder het gezag van het speciaal comité beheerd door:
|
a) |
de beheerder; |
|
b) |
de commandant van elke operatie voor wat betreft de operatie waarover hij het bevel voert (operationeel commandant); |
|
c) |
de rekenplichtige. |
2. Athena maakt zo veel mogelijk gebruik van de bestaande administratieve structuren van de Unie. Athena doet een beroep op personeel dat, voor zover nodig, door de instellingen van de Unie ter beschikking wordt gesteld of door lidstaten wordt gedetacheerd.
3. De secretaris-generaal van de Raad kan aan de beheerder en aan de rekenplichtige het personeel ter beschikking stellen dat voor de uitoefening van hun functie noodzakelijk is, zulks eventueel op voorstel van een deelnemende lidstaat.
4. De organen en het personeel van Athena worden ingezet op basis van de operationele behoeften.
Artikel 6
Speciaal comité
1. Er wordt een speciaal comité opgericht dat is samengesteld uit één vertegenwoordiger van elke deelnemende lidstaat.
Vertegenwoordigers van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en van de Commissie worden uitgenodigd om de vergaderingen van het speciaal comité bij te wonen, zonder aan de stemmingen deel te nemen.
2. Athena wordt onder het gezag van het speciaal comité beheerd.
3. Wanneer het speciaal comité beraadslaagt over de financiering van de gemeenschappelijke kosten van een bepaalde operatie:
|
a) |
bestaat het speciaal comité uit één vertegenwoordiger van elke bijdragende lidstaat; |
|
b) |
nemen de vertegenwoordigers van de bijdragende derde staten deel aan de werkzaamheden van het speciaal comité. Zij nemen niet deel aan de stemmingen, en zijn er evenmin bij aanwezig; |
|
c) |
nemen de operationeel commandant of zijn vertegenwoordiger deel aan de werkzaamheden van het speciaal comité, zonder dat zij aan de stemmingen deelnemen. |
4. Het voorzitterschap van de Raad roept de vergaderingen van het speciaal comité bijeen en zit deze voor. De beheerder neemt het secretariaat van het speciaal comité waar. Hij stelt de notulen met het resultaat van de beraadslagingen van het speciaal comité op. Hij neemt niet deel aan de stemmingen.
5. De rekenplichtige neemt, voor zover nodig, deel aan de werkzaamheden van het speciaal comité zonder dat hij deelneemt aan de stemmingen.
6. Indien een deelnemende lidstaat, de beheerder of de operationeel commandant hierom verzoekt, roept het voorzitterschap het speciaal comité binnen ten hoogste vijftien dagen samen.
7. De beheerder stelt het speciaal comité naar behoren in kennis van elke vordering of betwisting waarbij Athena betrokken is.
8. Het speciaal comité beslist met eenparigheid van stemmen van de leden waaruit het bestaat, met inachtneming van zijn samenstelling zoals omschreven in de leden 1 en 3. De beslissingen van het comité zijn bindend.
9. Het speciaal comité keurt alle begrotingen goed, met inachtneming van de toepasselijke referentiebedragen, en oefent in het algemeen de bevoegdheden krachtens dit besluit uit.
10. Het speciaal comité wordt geïnformeerd door de beheerder, de operationeel commandant en de rekenplichtige zoals in dit besluit is bepaald.
11. De tekst van de handelingen die krachtens dit besluit door het speciaal comité worden goedgekeurd, worden bij hun goedkeuring ondertekend door de voorzitter van het speciaal comité en door de beheerder.
Artikel 7
Beheerder
1. De secretaris-generaal van de Raad benoemt, na het speciaal comité te hebben ingelicht, de beheerder en ten minste één adjunct-beheerder voor een periode van drie jaar.
2. De beheerder oefent zijn bevoegdheden uit namens Athena.
3. De beheerder:
|
a) |
stelt alle ontwerpbegrotingen op en legt deze voor aan het speciaal comité. In elke ontwerpbegroting wordt het gedeelte „uitgaven” voor een operatie opgesteld op voorstel van de operationeel commandant; |
|
b) |
stelt de begrotingen vast nadat deze zijn goedgekeurd door het speciaal comité; |
|
c) |
is de ordonnateur voor de inkomsten, de gemeenschappelijke kosten ter voorbereiding van of in aansluiting op operaties, en de operationele gemeenschappelijke kosten die worden gemaakt buiten de actieve fase van de operatie; |
|
d) |
geeft uitvoering, voor wat betreft de inkomsten, aan de financiële regelingen die met derden zijn gesloten inzake de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de militaire operaties van de Unie; |
|
e) |
opent namens Athena een of meer bankrekeningen. |
4. De beheerder ziet erop toe dat de in dit besluit vastgestelde regels worden geëerbiedigd en dat de besluiten van het speciaal comité worden uitgevoerd.
5. De beheerder is gemachtigd de maatregelen tot uitvoering van de middels Athena gefinancierde uitgaven te nemen die hij nuttig acht. Hij stelt het speciaal comité daarvan in kennis.
6. De beheerder coördineert de werkzaamheden betreffende financiële aangelegenheden in het kader van de militaire operaties van de Unie. De beheerder is voor deze aangelegenheden het contactpunt met nationale overheden en, voor zover nodig, internationale organisaties.
7. De beheerder legt verantwoording af aan het speciaal comité.
Artikel 8
Operationeel commandant
1. De operationeel commandant voert namens Athena zijn taken uit met betrekking tot de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operatie waarover hij het bevel voert.
2. De operationeel commandant verricht voor de operatie waarover hij het bevel voert, de volgende taken:
|
a) |
hij zendt zijn voorstellen voor het gedeelte „uitgaven — operationele gemeenschappelijke kosten” van de ontwerpbegrotingen toe aan de beheerder; |
|
b) |
hij besteedt in de hoedanigheid van ordonnateur de kredieten betreffende de operationele gemeenschappelijke kosten alsmede de uitgaven krachtens artikel 28; hij oefent gezag uit over eenieder die deelneemt aan de besteding van deze kredieten, ook uit hoofde van voorfinanciering; hij kan namens Athena opdrachten plaatsen en contracten sluiten; hij opent namens Athena een bankrekening voor de operatie waarover hij het bevel voert; |
|
c) |
hij besteedt in de hoedanigheid van ordonnateur de kredieten betreffende de uitgaven krachtens artikel 30; hij oefent gezag uit over eenieder die deelneemt aan de besteding van deze kredieten, op basis van de bepalingen ter zake in de ad hoc administratieve regeling met de derde partij. Hij kan namens de derde partij opdrachten plaatsen en contracten sluiten; hij opent een bankrekening voor de bijdrage van iedere derde partij. |
3. De operationeel commandant is gemachtigd om voor de operatie waarover hij het bevel voert, de maatregelen tot uitvoering van de middels Athena gefinancierde uitgaven te nemen die hij nuttig acht. Hij stelt de beheerder en het speciaal comité daarvan in kennis.
4. Behoudens in naar behoren gemotiveerde omstandigheden die door het speciaal comité op voorstel van de beheerder zijn goedgekeurd, gebruikt de operationeel commandant het boekhoud- en vermogensbeheersysteem van Athena. De beheerder deelt het speciaal comité vooraf mee dat hij van oordeel is dat dergelijke omstandigheden bestaan.
Artikel 9
Rekenplichtige
1. De secretaris-generaal van de Raad benoemt de rekenplichtige en ten minste één adjunct-rekenplichtige voor een periode van drie jaar.
2. De rekenplichtige oefent zijn bevoegdheden uit namens Athena.
3. De rekenplichtige is belast met:
|
a) |
de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de vastgestelde schuldvorderingen; |
|
b) |
de jaarlijkse opstelling van de rekeningen van Athena en, na de voltooiing van elke operatie, van de rekeningen van de operatie; |
|
c) |
het verlenen van ondersteuning aan de beheerder wanneer deze de jaarrekeningen of de rekeningen van een operatie ter goedkeuring voorlegt aan het speciaal comité; |
|
d) |
het voeren van de boekhouding van Athena; |
|
e) |
het vaststellen van de boekhoudregels en -methoden en het rekeningstelsel; |
|
f) |
het vaststellen en valideren van de boekhoudsystemen voor de ontvangsten, alsmede, waar van toepassing, het valideren van de door de ordonnateur vastgestelde systemen die tot doel hebben boekhoudkundige gegevens te verstrekken of te motiveren; |
|
g) |
het bewaren van bewijsstukken; |
|
h) |
het beheer van de kasmiddelen, samen met de beheerder. |
4. De beheerder en de operationeel commandant verstrekken de rekenplichtige alle gegevens die nodig zijn voor de opstelling van rekeningen die een getrouw beeld geven van het financiële vermogen van Athena en van de door Athena beheerde uitvoering van de begroting. Zij garanderen de betrouwbaarheid ervan.
5. De rekenplichtige legt verantwoording af aan het speciaal comité.
Artikel 10
Algemene bepalingen die van toepassing zijn op de beheerder, de rekenplichtige en het personeel van Athena
1. De functie van beheerder of adjunct-beheerder is onverenigbaar met die van rekenplichtige of adjunct-rekenplichtige.
2. De adjunct-beheerder handelt onder het gezag van de beheerder. De adjunct-rekenplichtige handelt onder het gezag van de rekenplichtige.
3. Wanneer de beheerder afwezig is, wordt hij vervangen door een adjunct-beheerder. Wanneer de rekenplichtige afwezig is, wordt hij vervangen door een adjunct-rekenplichtige.
4. Bij de uitoefening van taken namens Athena blijven de ambtenaren en andere personeelsleden van de Unie onderworpen aan de op hen toepasselijke regels en voorschriften.
5. Het personeel dat door de lidstaten aan Athena ter beschikking is gesteld, is onderworpen aan dezelfde voorschriften als die welke zijn vervat in het besluit van de Raad betreffende de regeling die van toepassing is op nationale gedetacheerde deskundigen, en aan de voorschriften die zijn overeengekomen door hun nationale overheid en de instelling van de Unie of Athena.
6. De personeelsleden van Athena moeten vóór hun aanstelling gemachtigd zijn om toegang te krijgen tot gerubriceerde gegevens van de Raad van ten minste het niveau SECRET UE/EU SECRET, of zij moeten in het bezit zijn van een soortgelijke machtiging van een lidstaat.
7. De beheerder kan met de lidstaten of instellingen van de Unie onderhandelen en regelingen sluiten teneinde op voorhand de personeelsleden aan te wijzen die indien nodig onverwijld ter beschikking van Athena kunnen worden gesteld.
HOOFDSTUK 3
ADMINISTRATIEVE REGELINGEN EN RAAMOVEREENKOMSTEN
Artikel 11
Administratieve regelingen en raamovereenkomsten
1. Met lidstaten, instellingen en organen van de Unie, derde staten en internationale organisaties kan worden onderhandeld over administratieve regelingen, teneinde op de meest kosteneffectieve wijze aankopen en/of de financiële aspecten van de wederzijdse ondersteuning tijdens operaties te faciliteren.
2. Die regelingen:
|
a) |
worden voor advies voorgelegd aan het speciaal comité, wanneer het regelingen betreft die met lidstaten of instellingen en organen van de Unie worden gesloten; |
|
b) |
worden ter goedkeuring voorgelegd aan het speciaal comité wanneer het regelingen betreft die met derde staten of internationale organisaties worden gesloten. |
3. Die regelingen worden ondertekend door de beheerder, of waar passend, door de respectieve operationeel commandant, die namens Athena handelt, en door de bevoegde administratieve diensten van de andere in lid 1 bedoelde partijen.
4. Er kunnen raamovereenkomsten worden gesloten teneinde op de meest kosteneffectieve wijze aankopen te faciliteren. Die overeenkomsten worden ter goedkeuring voorgelegd aan het speciaal comité voordat zij door de beheerder worden ondertekend, en worden desgewenst ter beschikking gesteld van de lidstaten en de operationele commandanten. Deze bepaling verplicht de lidstaten niet om op basis van een raamovereenkomst goederen of diensten te benutten of te verwerven.
Artikel 12
Permanente en ad hoc administratieve regelingen betreffende de praktische voorwaarden voor de betaling van de bijdragen van derde staten
1. In het kader van de overeenkomsten die zijn gesloten tussen de Unie en derde staten die door de Raad zijn aangewezen als potentiële contribuanten aan operaties van de Unie dan wel als contribuanten aan een specifieke operatie van de Unie, onderhandelt de beheerder met deze derde staten over permanente of ad hoc administratieve regelingen. Die regelingen nemen de vorm aan van een briefwisseling tussen Athena en de bevoegde administratieve diensten van de betrokken derde staten en voorzien in de praktische voorwaarden die nodig zijn om de vlotte betaling van bijdragen te faciliteren.
2. In afwachting van de sluiting van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten, kan de beheerder de nodige maatregelen nemen om betalingen door de bijdragende derde staten te faciliteren.
3. De beheerder stelt het speciaal comité in kennis van de in lid 1 bedoelde voorgenomen regelingen voordat hij die namens Athena ondertekent.
4. Wanneer de Unie een militaire operatie opzet, past de beheerder voor de door de Raad vastgestelde bijdragen de regelingen toe met de aan die operatie bijdragende derde staten.
HOOFDSTUK 4
BANKREKENINGEN
Artikel 13
Opening en bestemming
1. Bankrekeningen worden geopend in een eersteklas kredietinstelling die in een lidstaat gevestigd is, en zijn rekeningen-courant of kortlopende depositorekeningen in euro. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen rekeningen, na goedkeuring door de beheerder, worden geopend in kredietinstellingen die hun zetel buiten de lidstaten hebben.
2. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen rekeningen in andere valuta's dan de euro worden geopend.
3. Op die bankrekeningen worden de bijdragen van de bijdragende staten overgemaakt. Met die rekeningen worden aan de operationeel commandant de kasvoorschotten verstrekt die nodig zijn voor uitgaven in het kader van de gemeenschappelijke kosten van een militaire operatie.
4. De bijdragen uit hoofde van de artikelen 28 en 30 worden op afzonderlijke bankrekeningen overgemaakt. Zij worden gebruikt voor de uitvoering van de uitgaven waarvan het beheer aan Athena is toevertrouwd volgens de specificatie in de respectieve artikelen.
Artikel 14
Beheer van de middelen
1. Voor elke betaling vanaf een rekening van Athena zijn zowel de handtekening van de beheerder of van een adjunct-beheerder als die van de rekenplichtige of van een adjunct-rekenplichtige vereist.
2. Geen enkele bankrekening mag een nadelig saldo vertonen.
HOOFDSTUK 5
GEMEENSCHAPPELIJKE KOSTEN
Artikel 15
Omschrijving van de gemeenschappelijke kosten en de perioden die in aanmerking worden genomen
1. De in bijlage I opgesomde gemeenschappelijke kosten komen systematisch voor rekening van Athena. Wanneer zij worden opgenomen in een begrotingsartikel dat de operatie aangeeft waarop deze kosten het meest betrekking hebben, worden zij beschouwd als operationele kosten van die operatie. In andere gevallen worden deze kosten beschouwd als gemeenschappelijke kosten ter voorbereiding van operaties of in aansluiting daarop.
2. Athena draagt ook de in bijlage II opgesomde operationele gemeenschappelijke kosten vanaf het ogenblik waarop het crisisbeheersingsconcept voor de operatie wordt goedgekeurd tot de datum waarop de operationeel commandant wordt benoemd. In bijzondere omstandigheden kan het speciaal comité, na raadpleging van het PVC, de periode gedurende welke de genoemde kosten door Athena zullen worden gedragen, wijzigen.
3. Tijdens de actieve fase van een operatie, die loopt vanaf de datum waarop de operationeel commandant benoemd wordt tot de dag waarop het operationeel hoofdkwartier zijn activiteiten staakt, draagt Athena de volgende kosten als operationele gemeenschappelijke kosten:
|
a) |
de in deel A van bijlage III opgesomde gemeenschappelijke kosten; |
|
b) |
de in deel B van bijlage III opgesomde gemeenschappelijke kosten, wanneer de Raad daartoe besluit; |
|
c) |
de in deel C van bijlage III opgesomde gemeenschappelijke kosten, indien de operationeel commandant hierom verzoekt en het speciaal comité deze goedkeurt. |
4. Tijdens de actieve fase van een militaire ondersteuningsactie, zoals bepaald door de Raad, neemt Athena de door de Raad per geval onder verwijzing naar bijlage III bepaalde gemeenschappelijke kosten als operationele gemeenschappelijke kosten voor zijn rekening.
5. De operationele gemeenschappelijke kosten van een operatie omvatten tevens de uitgaven die nodig zijn om deze operatie af te wikkelen, zoals opgesomd in bijlage IV.
Een operatie is afgewikkeld wanneer de uitrusting en de infrastructuur die gemeenschappelijk zijn gefinancierd ten behoeve van de operatie, hun eindbestemming hebben gekregen en de rekeningen voor de operatie zijn goedgekeurd.
6. Uitgaven ter dekking van kosten die één of meer bijdragende staten, een instelling van de Unie of een internationale organisatie ook zonder de organisatie van de operatie voor hun rekening zouden hebben genomen, kunnen niet als gemeenschappelijke kosten worden aangemerkt.
7. Het speciaal comité kan in bijzondere omstandigheden per geval beslissen dat bepaalde bijkomende kosten die niet zijn opgenomen in deel B van bijlage III, als gemeenschappelijke kosten worden beschouwd tijdens de actieve fase van een bepaalde operatie.
8. Indien in het speciaal comité geen eenparigheid kan worden bereikt, kan het comité de kwestie op initiatief van het voorzitterschap voorleggen aan de Raad.
Artikel 16
Oefenoperaties
1. De gemeenschappelijke kosten van oefenoperaties van de Unie worden door Athena gefinancierd volgens soortgelijke voorschriften en procedures als die welke gelden voor operaties waaraan alle deelnemende lidstaten bijdragen.
2. Die gemeenschappelijke kosten van oefenoperaties bestaan uit, in de eerste plaats, bijkomende kosten voor mobiele of vaste hoofdkwartieren, en, in de tweede plaats, bijkomende kosten voor de gebruikmaking, door de Unie, van gemeenschappelijke middelen en vermogens van de NAVO die ter beschikking worden gesteld voor een oefenoperatie.
3. De hiernavolgende kosten behoren niet tot de gemeenschappelijke kosten van oefenoperaties:
|
a) |
kosten in verband met de verwerving van kapitaalgoederen, inclusief kosten met betrekking tot gebouwen, infrastructuur en uitrusting; |
|
b) |
kosten in verband met de planningfase en de voorbereidende fase van oefenoperaties, tenzij goedgekeurd door het speciaal comité; |
|
c) |
kosten voor transport, kazernes en onderdak voor de troepenmacht. |
Artikel 17
Referentiebedrag
Voor elk besluit van de Raad waarbij de Raad besluit dat de Unie een militaire operatie uitvoert of deze verlengt, wordt voorzien in een referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van die operatie. De beheerder raamt met de medewerking van met name de Militaire Staf van de Unie en de operationeel commandant, indien deze in functie is, het bedrag dat nodig is om de gemeenschappelijke kosten van de operatie tijdens de voorgenomen periode te dekken. De beheerder stelt dit bedrag via het voorzitterschap voor aan de Raadsinstantie waarin dit ontwerp van besluit moet worden besproken. De leden van het speciaal comité worden uitgenodigd om de besprekingen van deze instantie over het referentiebedrag bij te wonen.
HOOFDSTUK 6
BEGROTING
Artikel 18
Begrotingsbeginselen
1. De in euro opgestelde begroting is de handeling waarbij voor elk begrotingsjaar wordt voorzien in en machtiging gegeven tot alle ontvangsten en uitgaven in verband met de gemeenschappelijke kosten die door Athena worden beheerd.
2. Alle uitgaven worden gekoppeld aan een specifieke operatie, uitgezonderd, waar passend, die voor de in bijlage I opgesomde kosten.
3. De in de begroting opgenomen kredieten worden goedgekeurd voor de periode van een begrotingsjaar dat begint op 1 januari en eindigt op 31 december van datzelfde jaar.
4. De ontvangsten en uitgaven van de begroting moeten in evenwicht zijn.
5. Slechts door aanwijzing op een begrotingsonderdeel en binnen de grenzen van de in dat onderdeel opgenomen kredieten kunnen ontvangsten en uitgaven in verband met gemeenschappelijke kosten worden verricht, behoudens artikel 34, lid 5.
Artikel 19
Jaarlijkse begroting
1. Elk jaar stelt de beheerder, in samenwerking met elke operationeel commandant voor wat betreft diens operatie, een ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar op.
2. Dat ontwerp omvat:
|
a) |
de kredieten die noodzakelijk worden geacht ter dekking van de gemeenschappelijke kosten ter voorbereiding van of in aansluiting op operaties; |
|
b) |
de kredieten die noodzakelijk worden geacht ter dekking van de operationele gemeenschappelijke kosten van lopende of geplande operaties, waaronder waar passend, kredieten om de door een staat of derde partij voorgefinancierde gemeenschappelijke kosten terug te betalen; |
|
c) |
de in artikel 26 bedoelde voorzieningen; |
|
d) |
een raming van de ontvangsten die nodig zijn om de uitgaven te dekken. |
3. De vastleggings- en betalingskredieten worden gespecificeerd per titel en hoofdstuk waarin de uitgaven volgens hun aard of bestemming worden gegroepeerd en voor zover nodig, onderverdeeld in artikelen. Een gedetailleerde toelichting per hoofdstuk of artikel wordt opgenomen in het ontwerp van begroting. Voor elke operatie wordt voorzien in één specifieke titel. Eén specifieke titel is het algemeen gedeelte van de begroting en omvat de gemeenschappelijke kosten ter voorbereiding van of in aansluiting op operaties.
4. Elke titel kan een hoofdstuk „voorzieningen” omvatten. De kredieten worden in dit hoofdstuk opgenomen bij op ernstige gronden berustende onzekerheid over het nodige bedrag van de kredieten of over de mogelijkheid om de opgevoerde kredieten te besteden.
5. De ontvangsten bestaan uit:
|
a) |
bijdragen die verschuldigd zijn door de deelnemende en bijdragende lidstaten en, waar passend, de bijdragende derde staten; |
|
b) |
diverse ontvangsten, onderverdeeld per titel, waaronder ontvangen interest, de verkoopopbrengsten en het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar na vaststelling door het speciaal comité. |
6. De beheerder legt uiterlijk op 31 oktober de ontwerpbegroting aan het speciaal comité voor. Het speciaal comité keurt het ontwerp van begroting uiterlijk op 31 december goed. De beheerder stelt de goedgekeurde begroting vast en stelt de deelnemende lidstaten en de bijdragende derde staten ervan in kennis.
Artikel 20
Gewijzigde begrotingen
1. In geval van niet te vermijden, uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden, onder meer wanneer een operatie in de loop van het begrotingsjaar wordt opgestart, stelt de beheerder een ontwerp van gewijzigde begroting voor. Het ontwerp van gewijzigde begroting wordt opgesteld, voorgelegd, goedgekeurd, vastgesteld en bekendgemaakt volgens dezelfde procedure als voor de jaarlijkse begroting. Het speciaal comité bespreekt het ontwerp en houdt daarbij rekening met de vereiste spoed.
2. Indien dit ontwerp van gewijzigde begroting het gevolg is van het opstarten van een nieuwe operatie of van wijzigingen in de begroting van een lopende operatie, zal de beheerder het speciaal comité in kennis stellen van de totale voor die operatie geplande kosten. Indien deze kosten het betrokken referentiebedrag aanzienlijk overschrijden, kan het speciaal comité de Raad om goedkeuring verzoeken.
3. Het ontwerp van gewijzigde begroting als gevolg van het opstarten van een nieuwe operatie wordt binnen vier maanden na goedkeuring van het referentiebedrag aan het speciaal comité voorgelegd, tenzij het speciaal comité besluit tot een langere termijn.
Artikel 21
Overschrijvingen
1. De beheerder kan, waar passend, op voorstel van de operationeel commandant, kredieten overschrijven. De beheerder stelt het speciaal comité van zijn voornemen in kennis, zulks ten minste één week van tevoren voor zover het dringende karakter dit toelaat. De voorafgaande goedkeuring van het speciaal comité is echter vereist wanneer:
|
a) |
de voorgenomen overschrijving het totaal van de voor een operatie geplande kredieten zal wijzigen; of |
|
b) |
de tijdens het begrotingsjaar voorgenomen overschrijvingen van het ene hoofdstuk naar het andere meer dan 10 % bedragen van de kredieten die zijn opgevoerd in het hoofdstuk waaruit de overgeschreven kredieten afkomstig zijn; dit percentage wordt gebaseerd op de kredieten die zijn opgenomen in de begroting zoals die is vastgesteld op de datum waarop het desbetreffende voorstel voor een overschrijving wordt gedaan. |
2. De operationeel commandant kan, indien hij dit voor het goede verloop van de operatie nodig acht, binnen drie maanden na de datum waarop de operatie van start is gegaan, ten behoeve van de operatie toegekende kredieten overschrijven van het ene artikel naar het andere en van het ene hoofdstuk naar het andere binnen het deel „operationele gemeenschappelijke kosten” van de begroting. Hij stelt de beheerder en het speciaal comité daarvan in kennis.
Artikel 22
Overdracht van kredieten
1. Niet vastgelegde kredieten ter dekking van de gemeenschappelijke kosten ter voorbereiding van operaties of in aansluiting daarop, komen in beginsel aan het einde van het begrotingsjaar te vervallen, behalve als dit anders geregeld is in lid 2.
2. Kredieten ter dekking van de opslagkosten voor door Athena beheerd materieel en beheerde uitrusting kunnen eenmalig naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen indien de vastlegging daartoe vóór 31 december van het lopende begrotingsjaar is geschied. De kredieten ter dekking van de operationele gemeenschappelijke kosten kunnen worden overgedragen indien deze noodzakelijk zijn voor een operatie die niet volledig is afgewikkeld.
3. De beheerder legt uiterlijk op 15 februari de voorstellen voor de overdracht van niet vastgelegde kredieten van het vorige begrotingsjaar voor aan het speciaal comité. De voorstellen worden geacht goedgekeurd te zijn tenzij het speciaal comité uiterlijk op 15 maart anders beslist.
4. De vastgelegde kredieten van het vorige begrotingsjaar worden overgedragen en het speciaal comité wordt daarvan door de beheerder uiterlijk op 15 februari in kennis gesteld.
Artikel 23
Vervroegde uitvoering
Zodra de jaarlijkse begroting is goedgekeurd, kunnen kredieten worden gebruikt voor vastleggingen en betalingen voor zover dat operationeel noodzakelijk is.
HOOFDSTUK 7
BIJDRAGEN EN TERUGBETALINGEN
Artikel 24
Vaststelling van de bijdragen
1. Betalingskredieten ter dekking van de gemeenschappelijke kosten ter voorbereiding van of in aansluiting op operaties die niet worden gedekt door de diverse ontvangsten, worden gefinancierd uit de bijdragen van de deelnemende lidstaten.
2. Betalingskredieten ter dekking van de operationele gemeenschappelijke kosten van een operatie worden gedekt door de bijdragen van de bijdragende staten.
3. De bijdragen voor een operatie die zijn verschuldigd door de bijdragende lidstaten, zijn gelijk aan het bedrag van de in de begroting opgevoerde betalingskredieten ter dekking van de operationele gemeenschappelijke kosten van deze operatie, verminderd met het bedrag van de bijdragen die uit hoofde van artikel 12 door de bijdragende derde landen zijn verschuldigd voor dezelfde operatie.
4. De verdeling van de bijdragen tussen de lidstaten die moeten bijdragen, wordt bepaald volgens de bruto nationaal product-verdeelsleutel als omschreven in artikel 41, lid 2, VEU en in overeenstemming met Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad (3), dan wel elk ander besluit van de Raad dat ervoor in de plaats komt.
5. Voor de berekening van de bijdragen worden de gegevens gebruikt die staan in de kolom „eigen middelen bni” van de tabel „Overzicht van de financiering van de algemene begroting per soort eigen middelen en per lidstaat”, die aan de laatste goedgekeurde algemene begroting van de Unie is gehecht. De bijdrage van elke lidstaat die moet bijdragen is proportioneel aan het aandeel van het bruto nationaal inkomen (bni) van die lidstaat in het totale bni van de lidstaten die moeten bijdragen.
Artikel 25
Schema voor de betaling van de bijdragen
1. Wanneer de Raad een referentiebedrag voor een militaire operatie van de Unie heeft vastgesteld, storten de bijdragende lidstaten hun bijdragen ten belope van 30 % van het referentiebedrag, tenzij de Raad een ander percentage vaststelt. De beheerder vraagt bijdragen overeenkomstig de operationele behoeften van de operatie, tot het overeengekomen niveau.
2. Op voorstel van de beheerder kan het speciaal comité besluiten aanvullende bijdragen te vragen voordat een gewijzigde begroting voor de operatie wordt vastgesteld. Het speciaal comité kan besluiten de kwestie te verwijzen naar de bevoegde voorbereidende instanties van de Raad.
3. Wanneer voor een specifieke operatie een gewijzigde begroting is vastgesteld, storten de lidstaten het saldo van de bijdragen die zij voor deze operatie uit hoofde van artikel 24 van dit besluit verschuldigd zijn. Indien de operatie binnen eenzelfde begrotingsjaar echter meer dan zes maanden zal duren, wordt het saldo van de bijdragen in twee termijnen betaald: de eerste termijn binnen 60 dagen na aanvang van de operatie; de tweede termijn uiterlijk op een datum die door het speciaal comité wordt vastgesteld op voorstel van de beheerder en rekening houdend met de operationele behoeften. Het speciaal comité kan van de bepalingen van dit lid afwijken.
4. De beheerder zendt de desbetreffende verzoeken om een bijdrage per brief toe aan de nationale overheidsdiensten waarvan de gegevens hem zijn medegedeeld, wanneer:
|
a) |
een ontwerpbegroting voor een begrotingsjaar is goedgekeurd door het speciaal comité overeenkomstig artikel 19. Het eerste verzoek om een bijdrage dekt de operationele behoeften voor acht maanden. Het tweede verzoek om een bijdrage betreft het saldo van de bijdragen, rekening houdend met het saldo van de uitvoering van het vorige begrotingsjaar, mits het speciaal comité, na ontvangst van de accountantsverklaring, heeft besloten dat dit saldo in de huidige begroting wordt opgenomen; |
|
b) |
een referentiebedrag is vastgesteld overeenkomstig artikel 25, lid 1; of |
|
c) |
een gewijzigde begroting is goedgekeurd overeenkomstig artikel 20. |
5. Onverminderd de andersluidende bepalingen in dit besluit worden de bijdragen binnen 30 dagen na het verzenden van het desbetreffende verzoek betaald, met uitzondering van het eerste verzoek om een bijdrage voor de begroting van een nieuw begrotingsjaar, in welk geval de termijn voor betaling 40 dagen na het verzenden van het desbetreffende verzoek om een bijdrage is.
6. Wat de lidstaten betreft wiens budgettaire en financiële procedures de betaling van hun bijdrage binnen de gestelde termijnen niet toelaten, kan de beheerder, zodra de totale begroting aan het speciaal comité is voorgelegd, aan de betrokken staat een vervroegd verzoek om een bijdrage voor het eind van het lopende begrotingsjaar overmaken als vooruitbetaling op het verzoek om bijdragen voor de begroting van het volgende begrotingsjaar.
7. Iedere bijdragende staat neemt de bankkosten voor de betaling van zijn bijdrage voor zijn rekening.
8. De beheerder bevestigt de ontvangst van de bijdragen.
Artikel 26
Voorfinanciering
1. In geval van een militaire snellereactieoperatie van de Unie zijn bijdragen van de bijdragende lidstaten verschuldigd ten belope van het referentiebedrag. Onverminderd artikel 25, lid 3, worden de bijdragen betaald volgens onderstaande bepalingen.
2. Voor de voorfinanciering van militaire snellereactieoperaties van de Unie betalen de deelnemende lidstaten:
|
a) |
hun bijdragen vooraf aan Athena, of |
|
b) |
wanneer de Raad besluit een militaire snellereactieoperatie van de Unie uit te voeren tot de financiering waarvan zij bijdragen, hun bijdragen aan de gemeenschappelijke kosten van die operatie binnen vijf dagen na het verzenden van het verzoek ten belope van het referentiebedrag, tenzij de Raad anders besluit. |
3. Voor de toepassing van lid 2 voert het speciaal comité, bestaande uit één vertegenwoordiger van elk van de lidstaten die hun bijdragen vooraf betalen, voorzieningen op in een specifieke titel van de begroting. Deze voorzieningen worden gedekt door bijdragen die de voorafbetalende lidstaten binnen 90 dagen na het verzenden van het verzoek om deze bijdragen betalen.
4. Alle voorzieningen als bedoeld in lid 3 die voor een operatie worden gebruikt, worden binnen 90 dagen na het verzenden van het verzoek aangevuld.
5. Onverminderd lid 1 kan iedere voorafbetalende lidstaat de beheerder in welbepaalde omstandigheden toestaan zijn vooraf betaalde bijdrage te gebruiken ter dekking van zijn bijdrage aan een andere operatie dan een snellereactieoperatie waaraan hij deelneemt. De vooraf betaalde bijdrage wordt door de betrokken lidstaat aangevuld binnen 90 dagen na het verzenden van het verzoek.
6. Wanneer er voor een andere operatie dan een snellereactieoperatie financiële middelen nodig zijn voordat er voldoende bijdragen voor die operatie zijn ontvangen:
|
a) |
mogen bijdragen die vooraf zijn betaald door lidstaten die aan de financiering van die operatie bijdragen, na goedkeuring door de voorafbetalende lidstaten, worden gebruikt voor 75 % van hun waarde ter dekking van voor die operatie verschuldigde bijdragen. De vooraf betaalde bijdragen worden door de voorafbetalende lidstaten aangevuld binnen 90 dagen na het verzenden van het verzoek; |
|
b) |
worden in het onder a) van dit lid bedoelde geval de bijdragen die voor de operatie uit hoofde van artikel 25, lid 1, verschuldigd zijn door lidstaten die hun bijdrage niet vooraf hebben betaald, na goedkeuring door de betrokken lidstaten betaald binnen vijf dagen na het verzenden door de beheerder van het verzoek tot betaling. |
7. De operationeel commandant mag de te zijner beschikking gestelde bedragen vastleggen en betalen, ook uit hoofde van artikel 34, lid 3.
8. Elke lidstaat kan zijn keuze ongedaan maken door de beheerder daarvan ten minste drie maanden van te voren in kennis te stellen.
9. De rente op de voorfinanciering wordt jaarlijks verdeeld over de voorafbetalende lidstaten, en aan hun voorzieningen toegevoegd. De betrokken lidstaten worden van de bedragen in kennis gesteld als onderdeel van de jaarlijkse procedure voor goedkeuring van de begroting.
Artikel 27
Terugbetaling van voorfinanciering
1. Een lidstaat, een derde staat of, in voorkomend geval, een internationale organisatie die door de Raad gemachtigd is een deel van de gemeenschappelijke kosten van een operatie voor te financieren, kan hiervan terugbetaling door Athena verkrijgen; daartoe wordt uiterlijk twee maanden na de einddatum van de betrokken operatie een van de nodige bewijsstukken vergezeld verzoek aan de beheerder gericht.
2. Op een verzoek om terugbetaling kan uitsluitend worden ingegaan als het is goedgekeurd door de operationeel commandant, indien die nog in functie is, en de beheerder.
3. Als een door een bijdragende staat ingediend verzoek om terugbetaling wordt goedgekeurd, mag het bedrag in mindering worden gebracht op het eerstvolgende verzoek om een bijdrage dat de beheerder aan die staat richt.
4. Indien er op het ogenblik van de goedkeuring van het verzoek om terugbetaling geen verzoek om een bijdrage is gepland, of indien het goedgekeurde verzoek om terugbetaling de geplande bijdrage zou overschrijden, gaat de beheerder binnen 30 dagen over tot terugbetaling van het bedrag, rekening houdend met de kasmiddelen van Athena en de behoeften inzake financiering van de gemeenschappelijke kosten van de betrokken operatie.
5. Terugbetaling is verschuldigd overeenkomstig dit besluit, zelfs als de operatie wordt geannuleerd.
6. De terugbetaling omvat de rente die is verdiend op het via voorfinanciering beschikbaar gestelde bedrag.
Artikel 28
Beheer door Athena van uitgaven die niet in de gemeenschappelijke kosten zijn opgenomen
1. Het speciaal comité kan op voorstel van de beheerder, en met medewerking van de operationeel commandant, of van een lidstaat, besluiten dat het administratieve beheer van bepaalde uitgaven voor een operatie („door de staten gedragen kosten”) wordt toevertrouwd aan Athena, hoewel de desbetreffende lidstaat hiervoor verantwoordelijk blijft.
2. Het speciaal comité kan in zijn besluit de operationeel commandant machtigen namens de aan een operatie deelnemende lidstaten, en in voorkomend geval namens derden, contracten af te sluiten voor het verwerven van de diensten en goederen die moeten worden gefinancierd als door de staten gedragen kosten.
3. Het speciaal comité stelt in zijn besluit de nadere bijzonderheden voor de voorfinanciering van door de staten gedragen kosten vast.
4. Athena houdt een boekhouding bij van de door de staten gedragen kosten die door Athena worden beheerd, en die door de afzonderlijke lidstaten, en in voorkomend geval door derde partijen, zijn gemaakt. Athena stuurt elke lidstaat, en in voorkomend geval die derden, maandelijks een overzicht van uitgaven te zijner laste die door hem of zijn personeel de afgelopen maand zijn verricht, en verzoekt om de nodige middelen om deze uitgaven te dekken. Binnen 30 dagen na het versturen van het verzoek om middelen maken de lidstaten, en in voorkomend geval die derden, de gevraagde middelen over aan Athena.
Artikel 29
Beheer door Athena van niet in de gemeenschappelijke kosten inbegrepen voorfinanciering en uitgaven om de eerste inzet van de troepenmacht in het kader van een operatie te faciliteren
Indien bijzondere omstandigheden van de operatie zulks vereisen kan het speciaal comité op voorstel van de beheerder, bijgestaan door de operationeel commandant, of op voorstel van een lidstaat besluiten dat de voorfinanciering en het administratieve beheer van bepaalde uitgaven voor een operatie aan Athena worden toevertrouwd, met dien verstande dat de betrokken lidstaat hiervoor verantwoordelijk blijft, teneinde in afwachting van bevestiging van de deelnemende lidstaten de eerste inzet van de troepenmacht in het kader van een operatie te faciliteren. Voor het beheer van deze initiële kosten, die ten hoogste 20 % van het referentiebedrag bedragen, worden de bestaande middelen aangewend. Het speciaal comité legt in dit geval in zijn besluit de modaliteiten voor de voorfinanciering en de terugbetaling van de voorgefinancierde bedragen door de toekomstige deelnemende lidstaten en derde partijen vast.
Artikel 30
Beheer door Athena van financiële bijdragen van derde partijen
1. In overeenstemming met de bepalingen ter zake van het juridisch kader van de operatie en op basis van een besluit van het PVC om de implementatie of het beheer van een project in het kader van de operatie of van een financiële bijdrage door een derde partij of een lidstaat aan de uitgaven voor de operatie te aanvaarden, kan het speciaal comité toestemming verlenen om het administratieve beheer van de financiering van dat project of van die financiële bijdrage binnen het kader van de bestaande middelen toe te vertrouwen aan Athena. Dit kan door de Unie gefinancierde projecten omvatten. Dit kan projecten omvatten die door de Unie worden gefinancierd.
2. De kosten van het beheer van de bijdrage moeten door de bijdrage zelf worden gedekt. Het speciaal comité kan per geval besluiten dat bepaalde met de bijdrage verbonden kosten die betrekking hebben op de actieve fase van de operatie, als gemeenschappelijke kosten in aanmerking komen.
3. Met het oog op het beheer van een bijdrage van een derde partij, de Unie of een lidstaat, onderhandelt de beheerder, na goedkeuring door het speciaal comité, met die derde partij, de Unie of de lidstaat over ad hoc administratieve regelingen waarin het doel, de kosten die door de bijdrage moeten worden gedekt, en de modaliteiten inzake het beheer van de bijdrage, met inbegrip van de verantwoordingsplicht van de operationeel commandant ten overstaan van het speciaal comité, worden vastgelegd, en ondertekent hij deze regeling. De beheerder zorgt ervoor dat het beheer van de bijdrage strookt met de ad-hoc regelingen en verstrekt de betrokken bijdragende partij, rechtstreeks of via de operationeel commandant, alle nuttige informatie over het beheer van de bijdrage.
Artikel 31
Achterstandsrente
1. Indien een staat zijn financiële verplichtingen niet nakomt, zijn de regels van de Unie inzake achterstandsrente van artikel 78 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (4) van het Europees Parlement en de Raad of van elke andere verordening die daarvoor in de plaats komt met betrekking tot de betaling van de bijdragen aan de begroting van de Unie, van overeenkomstige toepassing.
2. Wanneer niet meer dan 20 dagen te laat betaald wordt, wordt er geen rente aangerekend. Wanneer meer dan 20 dagen te laat betaald wordt, wordt rente aangerekend voor de volledige duur van de achterstand.
HOOFDSTUK 8
UITVOERING VAN DE UITGAVEN
Artikel 32
Beginselen
1. De kredieten van Athena worden besteed overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, namelijk zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid.
2. Ordonnateurs zijn belast met het innen van de ontvangsten en het verrichten van de uitgaven van Athena overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, en staan in voor de wettigheid en regelmatigheid ervan. Voor het verrichten van uitgaven gaan de ordonnateurs vastleggingen en juridische verbintenissen aan, stellen zij de uitgaven betaalbaar, geven zij betalingsopdrachten en verrichten zij de voor de besteding van de kredieten vereiste voorafgaande handelingen. Een ordonnateur kan zijn functies delegeren door middel van een besluit dat voorziet in:
|
a) |
delegatieverkrijgers van het gepaste niveau; |
|
b) |
de omvang van de toegekende bevoegdheden; |
|
c) |
de mogelijkheid voor de delegatieverkrijgers om hun bevoegdheden te subdelegeren. |
3. De besteding van de kredieten geschiedt volgens het beginsel van de scheiding van ordonnateur en rekenplichtige. De ambten van ordonnateur en van rekenplichtige zijn onderling niet verenigbaar. Voor elke betaling die wordt verricht uit de door Athena beheerde middelen zijn zowel de handtekening van een ordonnateur als die van een rekenplichtige vereist.
4. Onverminderd dit besluit passen een lidstaat, een Unie-instelling of, in voorkomend geval, een internationale organisatie bij het verrichten van gemeenschappelijke uitgaven de regels toe die gelden voor het verrichten van de eigen uitgaven. Wanneer de beheerder de uitgaven rechtstreeks verricht, past hij de regels toe die gelden voor de uitvoering van de afdeling „Raad” van de algemene begroting van de Unie.
5. De beheerder kan aan het voorzitterschap echter elementen voorleggen voor een voorstel aan de Raad of het speciaal comité betreffende regels voor het verrichten van gemeenschappelijke uitgaven.
6. Het speciaal comité kan voor de uitvoering van de gemeenschappelijke uitgaven regels goedkeuren die afwijken van lid 4.
Artikel 33
Gemeenschappelijke kosten ter voorbereiding van of in aansluiting op operaties, of die niet direct met een specifieke operatie verband houden
De beheerder oefent de functie uit van ordonnateur van de uitgaven ter dekking van de gemeenschappelijke kosten ter voorbereiding van of in aansluiting op operaties, en van de gemeenschappelijke kosten die niet direct met een specifieke operatie in verband kunnen worden gebracht.
Artikel 34
Operationele gemeenschappelijke kosten
1. De operationeel commandant oefent de functie uit van ordonnateur van de uitgaven ter dekking van de operationele gemeenschappelijke kosten van de operatie waarover hij het bevel voert. Het is echter de beheerder die de functie uitoefent van ordonnateur van de uitgaven ter dekking van de operationele gemeenschappelijke kosten die tijdens de voorbereidende fase van een specifieke operatie worden gemaakt en rechtstreeks door Athena worden betaald, of betrekking hebben op de operatie nadat de actieve fase ervan is beëindigd.
2. De bedragen die nodig zijn voor het verrichten van de uitgaven van een operatie worden door de beheerder van de bankrekening van Athena overgemaakt aan de operationeel commandant, op diens verzoek, en wel op de namens Athena geopende bankrekening waarvan de gegevens door de operationeel commandant aan de beheerder zijn meegedeeld.
3. In afwijking van artikel 18, lid 5, geeft de aanneming van een referentiebedrag de beheerder en de operationeel commandant het recht om, elk op zijn bevoegdheidsgebied, voor de betrokken operatie uitgaven vast te leggen en te betalen ten belope van het percentage van het referentiebedrag dat krachtens artikel 25, lid 1, is vastgesteld, tenzij de Raad besluit het niveau van de vastleggingen te verhogen.
Het speciaal comité kan op voorstel van de beheerder of van de operationeel commandant en rekening houdend met de operationele noodzaak en urgentie, besluiten dat bijkomende uitgaven kunnen worden vastgelegd en, in voorkomend geval, betaald. Het speciaal comité kan besluiten de zaak via het voorzitterschap te verwijzen naar de bevoegde voorbereidende organen van de Raad, tenzij de omstandigheden van de operatie een ander optreden vereisen. Deze afwijking is niet meer van toepassing vanaf de datum waarop een begroting voor de betrokken operatie is aangenomen.
4. Tijdens de periode voorafgaand aan de aanneming van een begroting voor een operatie, leggen de beheerder en de operationeel commandant of zijn vertegenwoordiger elk voor zich elke maand aan het speciaal comité rekening en verantwoording af over de uitvoering van de uitgaven die in aanmerking komen als gemeenschappelijke kosten voor die operatie. Het speciaal comité kan, op voorstel van de beheerder, de operationeel commandant of een lidstaat, richtsnoeren uitvaardigen over de uitvoering van uitgaven tijdens die periode.
5. In afwijking van artikel 18, lid 5, kan de commandant van een operatie, ingeval van dreigend gevaar voor het leven van personeelsleden die aan een militaire operatie van de Unie deelnemen, boven de in de begroting opgevoerde kredieten de uitgaven verrichten die nodig zijn om het leven van deze personeelsleden te redden. Hij stelt de beheerder en het speciaal comité daarvan zo spoedig mogelijk in kennis. In dergelijk geval stelt de beheerder, in samenspraak met de operationeel commandant, de overschrijvingen voor die nodig zijn voor deze onvoorziene uitgaven. Indien het onmogelijk is om door middel van overschrijvingen te voorzien in voldoende financiering voor deze uitgaven, stelt de beheerder een gewijzigde begroting voor.
HOOFDSTUK 9
EINDBESTEMMING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJK GEFINANCIERDE UITRUSTING EN INFRASTRUCTUUR
Artikel 35
Uitrusting en infrastructuur
1. Door de beheerder van het speciaal comité wordt een afschrijvingspercentage voor uitrusting en andere goederen voor alle operaties voorgesteld. Als de operationele omstandigheden zulks vereisen kan de operationeel commandant, mits het speciaal comité dat goedkeurt, een ander afschrijvingspercentage hanteren.
2. Met het oog op de afwikkeling van de operatie onder zijn bevel stelt de operationeel commandant het speciaal comité een eindbestemming voor voor de uitrusting en infrastructuur die voor die operatie gemeenschappelijk zijn gefinancierd.
3. De beheerder beheert de uitrusting en infrastructuur die na de actieve fase van de operatie overblijven, teneinde hieraan eventueel een eindbestemming te geven.
4. De eindbestemming van gemeenschappelijk gefinancierde uitrusting en infrastructuur wordt door het speciaal comité goedgekeurd, met inachtneming van de operationele behoeften en financiële criteria. Wat de eindbestemming betreft:
|
a) |
kan infrastructuur via Athena worden verkocht of afgestaan aan het gastland, een lidstaat of een derde; |
|
b) |
kan uitrusting via Athena worden verkocht aan een lidstaat, het gastland of een derde, dan wel door Athena, een lidstaat of deze derde opgeslagen en onderhouden worden voor een volgende operatie. |
5. In geval van verkoop worden uitrusting en infrastructuur verkocht tegen verkoopwaarde of, wanneer de verkoopwaarde niet kan worden vastgesteld, tegen een billijke en redelijke prijs, rekening houdend met specifieke lokale omstandigheden.
6. De verkoop of de overdracht aan het gastland of aan een derde geschieden overeenkomstig de geldende veiligheidsvoorschriften ter zake.
7. Wanneer wordt besloten dat Athena de naar aanleiding van een operatie gemeenschappelijk gefinancierde uitrusting behoudt, kunnen de bijdragende lidstaten een financiële compensatie vragen aan de andere deelnemende lidstaten. Het speciaal comité, in zijn samenstelling van de vertegenwoordigers van alle deelnemende lidstaten, neemt de toepasselijke besluiten op voorstel van de beheerder.
HOOFDSTUK 10
BOEKHOUDING EN INVENTARIS
Artikel 36
Boekhouding van de operationele gemeenschappelijke kosten
De operationeel commandant houdt een boekhouding van de stortingen die hij ontvangt van Athena, de uitgaven die hij vastlegt en de betalingen die hij verricht, en de inkomsten die hij ontvangt. De operationeel commandant houdt tevens een inventaris bij van de uit de Athena-begroting gefinancierde roerende goederen die gebruikt worden voor de operatie waarover hij het bevel voert.
Artikel 37
Geconsolideerde boekhouding
1. De rekenplichtige houdt een boekhouding van de opgevraagde bijdragen en de verrichte stortingen. Voorts stelt hij de boekhouding op van de gemeenschappelijke kosten ter voorbereiding van of in aansluiting op operaties, alsook van de operationele uitgaven en ontvangsten die zijn uitgevoerd onder de directe verantwoordelijkheid van de beheerder.
2. De rekenplichtige stelt de geconsolideerde boekhouding op van de ontvangsten en uitgaven van Athena. Elke operationeel commandant doet hem daartoe de boekhouding toekomen van de uitgaven die hij heeft vastgelegd, de betalingen die hij heeft verricht en de inkomsten die hij heeft ontvangen.
HOOFDSTUK 11
CONTROLE EN AFLEGGEN VAN REKENING EN VERANTWOORDING
Artikel 38
Geregelde verslaglegging aan het speciaal comité
De beheerder legt aan het speciaal comité om de drie maanden een staat voor van de uitvoering van de ontvangsten en uitgaven sedert het begin van het begrotingsjaar. Elke operationeel commandant bezorgt de beheerder daartoe een staat van de uitgaven met betrekking tot de operationele gemeenschappelijke kosten van de operatie waarover hij het bevel voert.
Artikel 39
Voorwaarden inzake de uitoefening van de controles
1. De personen die belast zijn met de controle van de ontvangsten en uitgaven van Athena moeten voorafgaand aan de uitvoering van hun opdracht gemachtigd zijn om toegang te krijgen tot gerubriceerde gegevens van de Raad van ten minste het niveau „SECRET UE/EU SECRET”, of zij moeten, in voorkomend geval, een soortgelijke machtiging van een lidstaat of van de NAVO hebben. Die personen zorgen ervoor dat zij de vertrouwelijkheid van de gegevens eerbiedigen en de gegevens waarvan zij tijdens hun controle-opdracht kennis nemen, beschermen overeenkomstig de op deze gegevens toepasselijke voorschriften.
2. De personen belast met de controle van de ontvangsten en uitgaven van Athena krijgen onmiddellijk en zonder voorafgaande kennisgeving toegang tot de documenten en de inhoud van elke informatiedrager in verband met deze ontvangsten en uitgaven, alsook tot de ruimten waar deze documenten en informatiedragers worden bewaard. Zij kunnen hiervan kopieën maken. De personen die betrokken zijn bij de uitvoering van de ontvangsten en uitgaven van Athena verlenen de beheerder en de personen belast met de controle van de ontvangsten en uitgaven de medewerking die nodig is voor de uitvoering van hun opdracht.
Artikel 40
Externe controle van de rekeningen
1. Wanneer de uitvoering van de uitgaven van Athena is toevertrouwd aan een lidstaat, een instelling van de Unie of een internationale organisatie, dan past deze staat, instelling of organisatie de regels toe die gelden voor de controle van de eigen uitgaven.
2. De beheerder of de door hem aangewezen personen kunnen echter te allen tijde overgaan tot een controle van de gemeenschappelijke kosten van Athena ter voorbereiding van of in aansluiting op operaties, of de operationele gemeenschappelijke kosten van een operatie. Voorts kan het speciaal comité, op voorstel van de beheerder of van een lidstaat, op elk tijdstip externe controleurs aanstellen van wie de opdrachten en arbeidsvoorwaarden door het comité worden bepaald.
3. Met het oog op externe controles wordt een accountantscollege van zes leden ingesteld. Het speciaal comité benoemt uit de door de lidstaten voorgestelde kandidaten leden voor een periode van drie jaar, die eenmaal kan worden hernieuwd. Het speciaal comité kan het mandaat van een lid met maximaal zes maanden verlengen.
De kandidaten moeten lid zijn van het hoogste nationale controleorgaan van een lidstaat, of door dat orgaan aanbevolen, en bieden voldoende waarborgen inzake veiligheid en onafhankelijkheid. Zij moeten beschikbaar zijn om in voorkomend geval opdrachten namens Athena uit te voeren. Tijdens de uitoefening van deze opdrachten:
|
a) |
blijven de leden van het accountantscollege bezoldigd door hun controleorgaan van oorsprong; draagt Athena hun dienstreiskosten overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op ambtenaren van de Unie met een gelijkwaardige rang; |
|
b) |
mogen de leden geen instructies vragen of ontvangen behoudens van het speciaal comité instructies vragen of ontvangen; zijn het accountantscollege en zijn leden binnen het controlemandaat volledig onafhankelijk en als enige verantwoordelijk voor het verloop van de externe controle; |
|
c) |
rapporteren de leden over hun opdracht enkel aan het speciaal comité; |
|
d) |
gaan de leden, in de loop van het begrotingsjaar evenals erna, door middel van controles ter plaatse alsook op basis van ondersteunende documenten, na of de door Athena gefinancierde of voorgefinancierde uitgaven worden uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en de beginselen van goed financieel beheer, namelijk zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid, en of de interne controles adequaat zijn. |
Elk jaar kiest het accountantscollege uit zijn leden zijn voorzitter, of verlengt het diens mandaat. Het neemt voor de door zijn leden uitgevoerde controles regels aan die met de strengste internationale normen overeenstemmen. Het accountantscollege keurt de door zijn leden opgestelde verslagen goed alvorens ze aan de beheerder en het speciaal comité te doen toekomen.
4. Het speciaal comité kan per geval en op specifieke gronden besluiten een beroep te doen op andere externe organen.
5. De kosten voor de controles die de namens Athena handelende accountants maken, worden beschouwd als gemeenschappelijke kosten ten laste van Athena.
Artikel 41
Interne controle van de rekeningen
1. Op voorstel van de beheerder en na het speciaal comité te hebben ingelicht, benoemt de secretaris-generaal van de Raad voor een periode van vier jaar, die tot maximaal acht jaar kan worden verlengd een interne controleur van Athena, en ten minste één plaatsvervangend interne controleur. De interne controleurs moeten de nodige beroepskwalificaties hebben en voldoende waarborgen bieden inzake veiligheid en onafhankelijkheid. De interne controleur kan noch ordonnateur noch rekenplichtige zijn; hij mag niet deelnemen aan de opstelling van de financiële staten.
2. De interne controleur rapporteert aan de beheerder over het beheersen van de risico's door onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheer- en controlesystemen aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de interne controle bij de operaties, en een goed financieel beheer te bevorderen. De interne controleur is met name belast met het beoordelen van zowel de toereikendheid en doeltreffendheid van de interne beheersystemen als de prestaties van de diensten bij de uitvoering van de beleidsmaatregelen en doelstellingen in relatie met de ermee verbonden risico's.
3. De werkzaamheden van de interne controleur strekken zich uit tot alle diensten die betrokken zijn bij het innen van de ontvangsten van Athena of de uitvoering van de via Athena gefinancierde uitgaven.
4. De interne controleur verricht naar gelang van de behoefte in de loop van het begrotingsjaar één of meer controles. Hij rapporteert aan de beheerder en deelt zijn bevindingen en aanbevelingen mee aan de operationeel commandant. De operationeel commandant en de beheerder zorgen ervoor dat de uit de controles voortvloeiende aanbevelingen worden opgevolgd.
5. De beheerder brengt jaarlijks verslag uit aan het speciaal comité over de interne controle en vermeldt het aantal en de soorten uitgevoerde interne controles, de bevindingen, de gedane aanbevelingen en het gevolg dat aan die aanbevelingen is gegeven.
6. Voorts garandeert elke operationeel commandant de interne controleur volledige toegang tot de operatie waarover hij het bevel voert. De interne controleur gaat na of de financierings- en begrotingssystemen en -procedures goed functioneren en zorgt voor de goede werking van degelijke, doeltreffende systemen voor interne controle.
7. De bevindingen en de verslagen van de interne controleur worden tezamen met de betrokken bewijsstukken ter beschikking gesteld van het accountantscollege.
Artikel 42
Jaarlijkse rekening en sluiting van de rekeningen
1. Alle operationele commandanten verstrekken de rekenplichtige van Athena uiterlijk op 31 maart die volgt op de afsluiting van het begrotingsjaar, of binnen vier maanden na het einde van de operatie waarover zij het bevel voerden, indien dit eerder is, de informatie die nodig is om de jaarrekeningen voor de gemeenschappelijke kosten, de jaarrekeningen voor de uitgaven uit hoofde van artikel 28, en het jaarlijks activiteitenverslag op te stellen.
2. Uiterlijk op 15 mei die volgt op de afsluiting van het begrotingsjaar stelt de beheerder met medewerking van de rekenplichtige en van alle operationele commandanten de financiële staten en het jaarlijks activiteitenverslag op, en dient hij die bij het speciaal comité en het accountantscollege in.
3. Het speciaal comité ontvangt, binnen acht weken na de toezending van de financiële staten, van het accountantscollege een accountantsadvies en van de beheerder, bijgestaan door de rekenplichtige en alle operationele commandanten, de gecontroleerde financiële staten van Athena.
4. Het speciaal comité ontvangt uiterlijk op 30 september na de afsluiting van het begrotingsjaar het accountantsverslag van het accountantscollege, en bespreekt het accountantsverslag, het accountantsadvies en de financiële staten met het oog op het verlenen van kwijting aan de beheerder, de rekenplichtige en alle operationele commandanten.
5. Op een wijze die strookt met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 of elke andere verordening die daarvoor in de plaats komt, bewaren de rekenplichtige, elke operationeel commandant en, indien van toepassing, de beheerder, alle rekeningen, inventarissen en ter zake doende documenten, elk op zijn niveau, gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de desbetreffende kwijting is verleend. Wanneer een operatie is afgerond, zorgt de operationeel commandant ervoor dat alle rekeningen en inventarissen aan de rekenplichtige worden toegezonden.
6. Het speciaal comité besluit om het saldo van de uitvoering van een begrotingsjaar waarvan de rekeningen zijn goedgekeurd, door middel van een gewijzigde begroting in de begroting van het volgende begrotingsjaar op te nemen, naar omstandigheid onder de ontvangsten of onder de uitgaven. Het speciaal comité kan evenwel besluiten om het saldo van bovengenoemde uitvoering van het begrotingsjaar in de begroting van het volgende begrotingsjaar op te nemen, nadat het het accountantsadvies van het accountantscollege heeft ontvangen.
7. Het deel van het saldo van de uitvoering van een begrotingsjaar dat afkomstig is van de besteding van de kredieten ter dekking van de gemeenschappelijke kosten ter voorbereiding van of in aansluiting op operaties wordt toegerekend op de eerstkomende bijdragen van de deelnemende lidstaten.
8. Het deel van het saldo van de uitvoering van een begrotingsjaar dat afkomstig is van de besteding van de kredieten ter dekking van de operationele gemeenschappelijke kosten van een bepaalde operatie wordt toegerekend op de eerstkomende bijdragen van de lidstaten die aan deze operatie hebben bijgedragen.
9. Indien terugbetaling niet kan geschieden door aftrek van de aan Athena verschuldigde bijdragen, wordt het saldo van de uitvoering van het begrotingsjaar aan de betrokken lidstaten terugbetaald volgens de bni-verdeelsleutel van het jaar van terugbetaling.
10. De aan een operatie deelnemende lidstaten kunnen kan elk jaar uiterlijk op 31 maart aan de beheerder, waar passend via de operationeel commandant, informatie verstrekken over de bijkomende kosten die zij in het vorige begrotingsjaar voor de operatie gemaakt hebben. Die informatie wordt uitgesplitst naar de belangrijkste uitgavenposten. De beheerder brengt deze informatie bijeen zodat het speciaal comité een overzicht heeft van de bijkomende kosten van de operatie.
Artikel 43
Sluiting van de rekeningen van een operatie
1. Wanneer een operatie is afgerond, kan het speciaal comité, op voorstel van de beheerder of een lidstaat, besluiten dat de beheerder met de medewerking van de rekenplichtige en de operationeel commandant bij het speciaal comité de financiële staten voor deze operatie indient tot ten minste de datum van voltooiing en, indien mogelijk, de datum van afwikkeling ervan. De aan de beheerder toegekende termijn mag niet korter zijn dan vier maanden te rekenen vanaf de datum van voltooiing van de operatie.
2. Indien de ontvangsten en uitgaven in verband met de afwikkeling van een operatie niet binnen de toegekende termijn in de financiële staten kunnen worden opgenomen, komen deze te staan in de financiële staten van Athena en worden zij in het kader van de procedure van artikel 42 door het speciaal comité nagezien.
3. Het speciaal comité keurt op basis van een advies van het accountantscollege de bij hem ingediende financiële staten voor de operatie goed. Het geeft kwijting aan de beheerder, de rekenplichtige en aan elke operationeel commandant voor de desbetreffende operatie.
4. Indien terugbetaling niet kan geschieden door aftrek van de aan Athena verschuldigde bijdragen, wordt het saldo van de uitvoering van het begrotingsjaar aan de betrokken lidstaten terugbetaald volgens de bni-verdeelsleutel van het jaar van terugbetaling.
HOOFDSTUK 12
DIVERSE BEPALINGEN
Artikel 44
Aansprakelijkheid
1. De voorwaarden waaronder de operationeel commandant, de beheerder en het andere personeel dat met name door de instellingen van de Unie of de lidstaten ter beschikking is gesteld, tucht- en strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor fouten of nalatigheid bij de uitvoering van de begroting, worden geregeld door het statuut of de regelingen die op hen van toepassing zijn. Bovendien kan Athena op eigen initiatief of op verzoek van een bijdragende staat of een derde tegen het bedoelde personeel een burgerlijke procedure instellen.
2. In geen geval kunnen de Unie of de secretaris-generaal van de Raad door een bijdragende staat aansprakelijk worden gesteld voor de wijze waarop de beheerder, de rekenplichtige of het te hunner beschikking gestelde personeel hun functie vervullen.
3. De contractuele aansprakelijkheid die kan ontstaan naar aanleiding van overeenkomsten die bij de uitvoering van de begroting worden gesloten, wordt via Athena door de bijdragende staten of derden gedragen. Zij wordt geregeld door de wetgeving die op de betrokken overeenkomsten van toepassing is.
4. Wat de niet-contractuele aansprakelijkheid betreft, wordt de schade die is veroorzaakt door de operationele hoofdkwartieren, de hoofdkwartieren van de troepenmacht en de deelhoofdkwartieren van de troepenmacht welke deel uitmaken van de crisisstructuur, waarvan de samenstelling wordt vastgesteld door de operationeel commandant, dan wel door het daaraan toegewezen personeel in de uitoefening van zijn functie, via Athena door de bijdragende staten of derde partijen gedekt, in overeenstemming met de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, en met de bepalingen van het statuut van de troepenmacht die van toepassing zijn op het terrein waar deze wordt ingezet.
5. In geen geval kunnen de Unie of de lidstaten door een bijdragende staat aansprakelijk worden gesteld naar aanleiding van overeenkomsten gesloten in het kader van de uitvoering van de begroting of voor schade veroorzaakt door de eenheden en diensten die deel uitmaken van de crisisstructuur, waarvan de samenstelling wordt vastgesteld door de operationeel commandant, dan wel door het daaraan toegewezen personeel in de uitoefening van zijn functie.
Artikel 45
Veiligheid
Besluit 2013/488/EU van de Raad (5) of ieder ander besluit dat daarvoor in de plaats komt, is van toepassing op gerubriceerde gegevens die betrekking hebben op het werk in het kader van Athena.
Artikel 46
Bescherming van persoonsgegevens
Athena beschermt personen op het vlak van de verwerking van hun persoonsgegevens in overeenstemming met de beginselen en procedures in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6). Het speciaal comité stelt daartoe op voorstel van de beheerder de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen vast.
Artikel 47
Toetsing en herziening
Dit besluit, met inbegrip van de bijlagen, wordt, indien nodig, op verzoek van een lidstaat of na elke operatie geheel of gedeeltelijk getoetst. Het besluit wordt tenminste elke drie jaar herzien. Bij de toetsing en de herziening van het besluit kan een beroep worden gedaan op alle deskundigen die een nuttige bijdrage tot de werkzaamheden kunnen leveren, en met name op de beheersorganen van Athena.
Artikel 48
Intrekking
Besluit 2011/871/GBVB wordt ingetrokken.
Artikel 49
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
E. RINKĒVIČS
(1) Besluit 2004/197/GBVB van de Raad van 23 februari 2004 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 68).
(2) Besluit 2011/871/GBVB van de Raad van 19 december 2011 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (Athena) (PB L 343 van 23.12.2011, blz. 35).
(3) Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105).
(4) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(5) Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).
(6) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
BIJLAGE I
GEMEENSCHAPPELIJKE KOSTEN DIE SYSTEMATISCH VOOR REKENING VAN ATHENA KOMEN
Ingeval de onderstaande gemeenschappelijke kosten niet rechtstreeks kunnen worden gekoppeld aan een specifieke operatie, kan het speciaal comité besluiten de overeenkomstige kredieten op te nemen in het algemene gedeelte van de jaarlijkse begroting. Deze kredieten moeten zo veel mogelijk worden opgenomen in begrotingsartikelen die de operatie aangeven waarop zij het meest betrekking hebben.
|
1. |
Missie-uitgaven die zijn gemaakt door de operationeel commandant en zijn personeel om de rekeningen van een operatie in te dienen bij het speciaal comité. |
|
2. |
Via Athena te betalen vergoedingen voor schade en kosten die voortvloeien uit vorderingen en gerechtelijke procedures. |
|
3. |
Kosten ingevolge een besluit om materiaal op te slaan dat ten behoeve van een operatie gemeenschappelijk is verworven. (Wanneer deze kosten worden opgenomen in het algemene gedeelte van de jaarlijkse begroting wordt een verband met een specifieke operatie vermeld). |
Het algemene gedeelte van de jaarlijkse begroting omvat voorts, waar nodig, kredieten om de volgende gemeenschappelijke kosten te dekken in operaties aan de financiering waarvan de deelnemende lidstaten bijdragen:
|
1. |
Bankkosten. |
|
2. |
Kosten voor controle van de rekeningen. |
|
3. |
Gemeenschappelijke kosten met betrekking tot de voorbereidende fase van een operatie zoals gedefinieerd in bijlage II. |
|
4. |
Kosten in verband met de ontwikkeling en het beheer van het boekhoud- en vermogensbeheersysteem van Athena. |
|
5. |
Kosten in verband met de administratieve regelingen en kaderovereenkomsten overeenkomstig artikel 11. |
BIJLAGE II
OPERATIONELE GEMEENSCHAPPELIJKE KOSTEN VAN DE VOORBEREIDENDE FASE VAN EEN OPERATIE DIE VOOR REKENING VAN ATHENA KOMEN
Bijkomende kosten die nodig zijn voor de verkennende missies en de voorbereidingen (met name informatie-opdrachten en verkenning) door militair en burgerpersoneel, ten behoeve van een specifieke militaire operatie van de Unie: vervoer, huisvesting, gebruik van operationele communicatiemiddelen, aanwerving van plaatselijk burgerpersoneel voor de uitvoering van de missie zoals tolken en chauffeurs.
Medische kosten: de kosten van dringende medische evacuatie (Medevac) van personen die deelnemen aan de verkennende missies en de voorbereidingen door militair en burgerpersoneel ten behoeve van een specifieke militaire operatie van de Unie, wanneer in het inzetgebied geen medische behandeling kan worden verstrekt.
BIJLAGE III
DEEL A
OPERATIONELE GEMEENSCHAPPELIJKE KOSTEN VAN DE ACTIEVE FASE VAN OPERATIES DIE ALTIJD VOOR REKENING VAN ATHENA KOMEN
Voor elke militaire operatie van de Unie neemt Athena de hieronder omschreven bijkomende kosten die nodig zijn voor de operatie, als operationele gemeenschappelijke kosten voor zijn rekening.
1. Bijkomende kosten voor (mobiele of vaste) hoofdkwartieren van door de Unie geleide operaties
1.1. Hoofdkwartieren waarvan de bijkomende kosten gemeenschappelijk worden gefinancierd:
a) Hoofdkwartier (HQ): hoofdkwartier (HQ), commando-onderdelen en ondersteunende onderdelen als omschreven in het operatieplan (OPLAN).
b) Operationeel hoofdkwartier (OHQ): het vaste hoofdkwartier van de operationeel commandant buiten het inzetgebied, dat verantwoordelijk is voor het opbouwen, inzetten, ondersteunen en terugtrekken van een troepenmacht van de Unie.
De omschrijving van de voor een operatie op een operationeel hoofdkwartier toepasselijke gemeenschappelijke kosten geldt tevens voor het secretariaat-generaal van de Raad, de Europese Dienst voor extern optreden en Athena voor zover deze rechtstreeks voor die operatie handelen.
c) Hoofdkwartier van de troepenmacht (FHQ): het hoofdkwartier van een in het operatiegebied ingezette troepenmacht van de Unie.
d) Deelhoofdkwartier (CCHQ): het hoofdkwartier van een bevelhebber van een component van een troepenmacht van de Unie die voor de operatie is ingezet (bv. luchtmacht-, landmacht-, zeemachtcommandanten en commandanten van speciale troepen wier aanwijzing naar gelang van de aard van de operatie nodig wordt geacht).
e) Hoofdkwartier van de missie (MHQ): het hoofdkwartier van een operatie van de Unie in het operatiegebied, dat enkele of alle functies overneemt van OHQ en FHQ.
1.2. Gemeenschappelijk gefinancierde bijkomende kosten:
a) Transportkosten: transport naar en vanuit het inzetgebied om FHQ's en CCHQ's op te zetten, te ondersteunen en terug te trekken.
b) Vervoer en logies: vervoer- en logieskosten die door OHQ worden gemaakt voor officiële reizen die voor de operatie noodzakelijk zijn; vervoer- en logieskosten die door personeel van opgezette HQ's worden gemaakt in verband met officiële reizen naar Brussel en/of de plaats van met operaties verband houdende vergaderingen.
c) Transport/vervoer (met uitzondering van dagvergoedingen) van HQ's binnen het inzetgebied: uitgaven in verband met het voertuigtransport alsmede overig vervoer met andere middelen en vrachtkosten, met inbegrip van reizen van versterkingen en bezoekers; bijkomende brandstofkosten bovenop wat normale operaties zouden hebben gekost; huur van extra voertuigen; kosten van de aansprakelijkheidsverzekeringen die door sommige landen worden opgelegd aan internationale organisaties die op hun grondgebied operaties uitvoeren.
d) Administratie: aanvullende benodigdheden voor kantoor en logies, contractuele diensten en voorzieningen, onderhoudskosten van de HQ-gebouwen.
e) Burgerpersoneel dat in de in aanmerking komende HQ's specifiek is aangeworven voor operationele behoeften: voor het uitvoeren van de operatie vereist burgerpersoneel dat in de Unie werkt, internationaal personeel en in het inzetgebied aangeworven personeel bovenop de normale operationele vereisten (met inbegrip van betalingen als vergoeding voor overwerk).
f) Communicatie tussen in aanmerking komende HQ's onderling en tussen in aanmerking komende HQ's en de rechtstreeks ondergeschikte troepenmachten: kapitaaluitgaven voor de aankoop en het gebruik van aanvullende communicatie- en IT-uitrusting en kosten in verband met geleverde diensten (huur en onderhoud van modems, telefoonlijnen, satelliettelefoons, cryptofax, beveiligde lijnen, internettoegang, datalijnen, lokale netwerken).
g) Kazernes en onderkomen/infrastructuur: uitgaven voor het aankopen, huren of opknappen van eventueel benodigde HQ-faciliteiten in het inzetgebied (huur van gebouwen, schuilplaatsen, tenten).
h) Voorlichting van het publiek: kosten in verband met voorlichtingscampagnes en het informeren van de media op het HQ-niveau, overeenkomstig de door het HQ uitgewerkte voorlichtingsstrategie.
i) Representatie en het onderhouden van goede relaties: kosten op HQ-niveau die nodig zijn om een operatie uit te voeren.
2. Bijkomende kosten voor de ondersteuning van de troepenmacht in haar geheel
De hieronder gedefinieerde kosten zijn die welke worden gemaakt voor het inzetten van de troepenmacht op de plaats van de operatie:
a) Werken voor inzet/infrastructuur: uitgaven die voor de gehele troepenmacht absoluut noodzakelijk zijn om haar opdracht te kunnen vervullen (gemeenschappelijk gebruikte luchthaven, spoorwegen, havens, belangrijkste logistieke routes, met inbegrip van landingspunten en verzamelpunten; onderzoek, oppompen, behandeling, distributie en afvoer van water, de water- en elektriciteitsvoorzieningen, grondwerken en statische bescherming van de troepen, opslagplaatsen, met name voor brandstof en munitie, logistieke verzamelpunten; technische ondersteuning voor gemeenschappelijk gefinancierde infrastructuur).
b) Identificatiemiddelen: specifieke identificatiemiddelen zoals identiteitskaarten van de „Europese Unie”, badges, penningen, vlaggen met de kleuren van de Unie of andere tekens ter identificatie van de troepenmacht of het HQ (uitgezonderd kleding, hoofddeksels of uniformen).
c) Medische diensten en voorzieningen: dringende medische evacuatie (Medevac). Installatie van de diensten en voorzieningen 2 en 3 op het niveau van de operationele onderdelen van het inzetgebied, zoals luchthavens en ontschepingshavens, als goedgekeurd in het operatieplan (OPLAN).
d) Aankoop van informatie: satellietbeelden voor inlichtingen zoals goedgekeurd in het operatieplan (OPLAN), indien de financiering niet kan worden verricht uit de begroting van het Satellietcentrum van de Europese Unie (SCEU).
3. Bijkomende kosten voor de gebruikmaking, door de Unie, van gemeenschappelijke middelen en vermogens van de NAVO die ter beschikking worden gesteld aan een door de Unie geleide operatie.
De kosten voor de Unie die voortvloeien uit de toepassing voor een van haar militaire operaties van de regelingen tussen de Unie en de NAVO betreffende het vrijgeven, monitoren, teruggeven of terugroepen van gemeenschappelijke middelen en vermogens van de NAVO die ter beschikking worden gesteld aan een door de Unie geleide operatie. Terugbetalingen door de NAVO aan de Unie.
4. Door de Unie gemaakte bijkomende kosten voor goederen, diensten of werken die zijn opgenomen in de lijst van gemeenschappelijke kosten en in een door de Unie geleide operatie ter beschikking worden gesteld door een lidstaat, een instelling van de Unie, een derde staat of een internationale organisatie overeenkomstig een regeling als bedoeld in artikel 11. Terugbetalingen door een staat, een instelling van de Unie of een internationale organisatie uit hoofde van een dergelijke regeling.
DEEL B
OPERATIONELE GEMEENSCHAPPELIJKE KOSTEN VAN DE ACTIEVE FASE VAN EEN SPECIFIEKE OPERATIE DIE VOOR REKENING VAN ATHENA KOMEN INDIEN DE RAAD HIERTOE BESLUIT
Transportkosten: transport van en naar het inzetgebied om de voor de operatie noodzakelijke troepenmacht te ontplooien, te ondersteunen en terug te trekken.
Multinationaal Taskforce-hoofdkwartier: het multinationale hoofdkwartier van de in het operatiegebied ingezette taskforces van de Unie.
DEEL C
OPERATIONELE GEMEENSCHAPPELIJKE KOSTEN DIE DOOR ATHENA WORDEN GEDRAGEN INGEVAL DE OPERATIONEEL COMMANDANT HIEROM VERZOEKT EN HET SPECIAAL COMITÉ DEZE GOEDKEURT
a) Kazernes en onderkomen/infrastructuur: uitgaven voor het aankopen, huren of opknappen van faciliteiten in het inzetgebied (gebouwen, schuilplaatsen en tenten), voor zover dit noodzakelijk is voor de troepenmacht die voor de operatie wordt ingezet.
b) Noodzakelijke aanvullende uitrusting: huur of aankoop, tijdens de operatie, van niet-voorziene specifieke uitrusting noodzakelijk voor het uitvoeren van de operatie, voor zover de aangekochte uitrusting aan het eind van de missie niet wordt gerepatrieerd.
c) Medische diensten en voorzieningen: installatie van de andere dan in deel A vermelde diensten en voorzieningen 2 in het inzetgebied.
d) Aankoop van informatie: aankoop van informatie (satellietbeelden; inlichtingen op het terrein; verkenning en bewaking (ISR), met inbegrip van lucht/grondbewaking (AGSR); menselijke inlichtingen).
e) Andere essentiële vermogens op het terrein: mijnenopruiming, indien nodig, voor de operatie, chemische, biologische, radiologische en nucleaire bescherming (CBRN); opslag en vernietiging van in het operatiegebied verzamelde wapens en munitie.
BIJLAGE IV
OPERATIONELE GEMEENSCHAPPELIJKE KOSTEN VAN DE AFWIKKELING VAN EEN OPERATIE DIE VOOR REKENING VAN ATHENA KOMEN
Kosten voor het bepalen van de eindbestemming van de uitrusting en infrastructuur die ten behoeve van de operatie gemeenschappelijk zijn gefinancierd.
Bijkomende kosten voor het opstellen van de rekeningen van de operatie. De gemeenschappelijke kosten die uit hoofde hiervan in aanmerking komen, worden bepaald overeenkomstig bijlage III, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat het personeel dat nodig is voor de opstelling van de rekeningen deel uitmaakt van het operationeel hoofdkwartier, zelfs wanneer dit hoofdkwartier zijn activiteiten heeft gestaakt.
|
28.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84/64 |
BESLUIT (EU) 2015/529 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 21 januari 2015
tot wijziging van Besluit ECB/2004/3 inzake de toegang van het publiek tot documenten van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/1)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name artikel 12.3,
Gezien Besluit ECB/2004/2 van 19 februari 2004 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (1), met name artikel 23,
Overwegende:
|
(1) |
Krachtens artikel 127, lid 6 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft de Raad Verordening (EU) nr. 1024/2013 (2) vastgesteld waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, teneinde bij te dragen aan de veiligheid en soliditeit van kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel binnen de Unie en iedere lidstaat, daarbij ten volle rekening houdend met en zorg dragend voor de eenheid en de integriteit van de interne markt. Behalve deze specifieke taken heeft het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) krachtens artikel 127, lid 5, van het Verdrag de taak bij te dragen tot een goede beleidsvoering van de bevoegde autoriteiten ten aanzien van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel. |
|
(2) |
Besluit ECB/2004/3 (3) werd gewijzigd bij Besluit ECB/2011/6 (4) ter vrijwaring van het openbaar belang aangaande de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie en in lidstaten, inzake verzoeken om toegang tot ECB-documenten betreffende ECB-werkzaamheden en beleidsvoering of besluiten die de ECB heeft opgesteld of in haar bezit heeft op het gebied van financiële stabiliteit, waaronder het verlenen van ondersteuning door de ECB aan het Europees Comité voor systeemrisico's. |
|
(3) |
Bij de uitvoering van de in de eerste overweging genoemde taken zal de ECB tevens documenten opstellen of in haar bezit hebben met betrekking tot het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen. Die documenten zullen als ECB-documenten kwalificeren zoals bedoeld in Besluit ECB/2004/3. |
|
(4) |
Vrijwaring van het openbaar belang aangaande het beleid van de Unie of een lidstaat met betrekking tot het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen in de context van verzoeken om de toegang van het publiek tot ECB-documenten, is noodzakelijk. Vrijwaring van het openbaar belang aangaande het doel van toezichtinspecties is eveneens noodzakelijk. |
|
(5) |
Overeenkomstig artikel 23.1 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank, vastgesteld bij Besluit ECB/2004/2, zijn de handelingen van de besluitvormende organen van de ECB en van alle door hen opgerichte comités of groepen, of van de Raad van toezicht, zijn Stuurcomité en al zijn tijdelijke substructuren, vertrouwelijk, tenzij de Raad van bestuur de president van de ECB machtigt om het resultaat van hun beraadslagingen openbaar te maken. Voorafgaande aan het nemen van enig dergelijk besluit met betrekking tot de procedures van de Raad van toezicht, zijn Stuurcomité en ieder van zijn tijdelijke substructuren, zal de president overleggen met de voorzitter van de Raad van toezicht. |
|
(6) |
De toepasselijke Uniewetgeving is relevant, zowel voor openbaarmaking, alsook voor vertrouwelijkheid van informatie die de bevoegde autoriteiten in hun bezit hebben binnen het kader van de uitoefening van bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen, met name Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (6). |
|
(7) |
Ontwikkelingen in de economieën van de lidstaten en op de financiële markten en hun impact op het voeren van het monetaire beleid van de ECB, en/of de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of in een lidstaat, nopen tot meer interactie tussen de ECB en de autoriteiten van de lidstaten, en tussen de ECB en de Europese en internationale instellingen of organen. Het is van cruciaal belang gebleken dat de ECB pertinent en rechtuit boodschappen kan overbrengen aan de Europese autoriteiten en die van de lidstaten, zodat zij bij de vervulling van haar mandaat het openbaar belang optimaal kan dienen. Dat kan inhouden dat effectieve informele en vertrouwelijke communicatie mogelijk moet zijn en niet ondermijnd moet worden door mogelijke openbaarmaking. |
|
(8) |
Met name moet de ECB contact onderhouden met nationale autoriteiten en organen, tot de Unie behorende instellingen, organen en instanties, betrokken internationale organisaties, toezichthouders en overheden van derde landen, zulks met betrekking tot: a) de ondersteuning door het ESCB van het algemene economische beleid van de Unie krachtens artikel 127, lid 1, van het Verdrag; b) de ESCB-bijdrage met betrekking tot een goede beleidsvoering van de bevoegde autoriteiten ten aanzien van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel krachtens artikel 127, lid 5, van het Verdrag, en c) de bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de ECB opgedragen taken. Met name zijn de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten krachtens artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 gehouden tot loyale samenwerking te goeder trouw en tot informatie-uitwisseling. Aangaande ESCB-taken werkt de ECB ook op internationaal niveau samen. Voor een effectieve samenwerking is het essentieel dat er een „ruimte is voor overleg”, en dat die ruimte in stand wordt gehouden, zulks voor vrije en constructieve gedachte- en informatie-uitwisseling tussen de bovengenoemde autoriteiten, instellingen en overige organen. Daarvan uitgaande moet de ECB documenten kunnen beschermen die uitgewisseld werden binnen het kader van haar samenwerking met nationale centrale banken, nationale bevoegde autoriteiten, nationale aangewezen autoriteiten en overige betrokken autoriteiten en organen. |
|
(9) |
Bovendien is het bij de uitvoering van de ESCB-taak om de goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen, met name van belang documenten te beschermen die, indien bekendgemaakt, het openbaar belang zouden ondermijnen aangaande de soliditeit en de veiligheid van financiële marktinfrastructuren, betalingsregelingen en betalingsdienstaanbieders. |
|
(10) |
Besluit ECB/2004/3 moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Besluit ECB/2004/3 wordt als volgt gewijzigd:
|
1) |
In artikel 3 worden de volgende definities toegevoegd:
(*1) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).” " . |
|
2) |
In artikel 4, lid 1, onder a) wordt het eerste streepje als volgt vervangen:
. |
|
3) |
In artikel 4, lid 1, onder a) worden de volgende streepjes toegevoegd:
. |
|
4) |
Artikel 4, lid 3, wordt als volgt vervangen: „3. De toegang tot een document opgesteld of ontvangen door de ECB voor intern gebruik in het kader van beraadslagingen en voorafgaand overleg binnen de ECB, en voor gedachte-uitwisseling tussen de ECB en NCB's, NBA's of NAA's, wordt geweigerd, zelfs nadat het besluit is genomen, tenzij een hoger openbaar belang openbaarmaking gebiedt. Toegang tot documenten die gedachte-uitwisseling omvatten tussen de ECB en overige betrokken autoriteiten en organen wordt geweigerd, zelfs nadat het besluit is genomen, indien openbaarmaking van het document de effectieve uitvoering van de ECB-taken ernstig zou ondermijnen, tenzij een hoger openbaar belang openbaarmaking gebiedt.” |
|
5) |
In artikel 7, lid 1, wordt de verwijzing naar „directeur-generaal van de afdeling Secretariaat en Talendienst” vervangen door „directeur-generaal van de afdeling Secretariaat”. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 21 januari 2015.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 80 van 18.3.2004, blz. 33.
(2) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).
(3) Besluit ECB/2004/3 van 4 maart 2004 inzake de toegang van het publiek tot documenten van de Europese Centrale Bank (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 42).
(4) Besluit ECB/2011/6 van 9 mei 2011 betreffende de jaarrekening van de Europese Centrale Bank (PB L 158 van 16.6.2011, blz. 37).
(5) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
(6) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
|
28.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84/67 |
BESLUIT (EU) 2015/530 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 11 februari 2015
betreffende de methodologie en procedures voor de gegevensvaststelling en -verzameling aangaande voor de berekening van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht toegepaste vergoedingsfactoren (ECB/2015/7)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), met name artikel 4, lid 3, tweede alinea, artikel 30 en artikel 33, lid 2, tweede alinea,
Gezien Verordening (EU) nr. 1163/2014 van de Europese Centrale Bank van 22 oktober 2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2014/41) (2), met name artikel 10, lid 3, onder b) en artikel 10, lid 4 en 5,
Overwegende:
|
(1) |
Overeenkomstig artikel 30, lid 3 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 wordt de aan te rekenen jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor kredietinstellingen, die in de deelnemende lidstaten gevestigd zijn, of voor bijkantoren die een in een niet-deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling heeft gevestigd in een deelnemende lidstaat, berekend op het hoogste consolidatieniveau binnen de deelnemende lidstaten, en gaan uit van objectieve criteria met betrekking tot het belang en het risicoprofiel van de betrokken kredietinstelling, waaronder haar risicogewogen activa. |
|
(2) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 3, onder a) van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) worden de vergoedingsfactoren voor de vaststelling van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht, verschuldigd met betrekking tot iedere onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep, gevormd door het bedrag per jaarultimo van: i) totale activa, en ii) het totaal van de risicoposten. |
|
(3) |
Artikel 10, lid 3, onder b) van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) bepaalt dat de gegevens aangaande de vergoedingsfactoren worden vastgesteld en verzameld overeenkomstig een besluit van de Europese Centrale Bank (ECB) waarin de toepasselijke methodologie en procedures uiteengezet worden. |
|
(4) |
Luidens artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 sluiten onder toezicht staande groepen voor de vergoedingsfactorenberekening doorgaans activa van in niet-deelnemende lidstaten en derde landen gevestigde dochterondernemingen uit. Overeenkomstig artikel 10, lid 3, onder c) van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) kunnen onder toezicht staande groepen voor de vergoedingsfactorenberekening besluiten die activa niet uit te sluiten. De kosten van een dergelijke berekening mogen de verwachte verlaging van de toezichtvergoeding niet te boven gaan. |
|
(5) |
Artikel 10, lid 4 van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) bepaalt dat nationale bevoegde autoriteiten (NBA's) deze gegevens overeenkomstig door de ECB vastgestelde procedures bij de ECB indienen. |
|
(6) |
Artikel 10, lid 5 van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) bepaalt dat indien een schuldenaar van een vergoeding de vergoedingsfactoren niet aanlevert, de ECB de vergoedingsfactoren in overeenstemming met de in het ECB-besluit uiteengezette methodologie bepaalt. |
|
(7) |
Dienovereenkomstig moet dit besluit de methodologie en procedures vaststellen voor het vaststellen en verzameling van de vergoedingsfactorengegevens en vergoedingsfactorenberekening, onder meer wanneer de schuldenaar van een vergoeding de vergoedingsfactoren niet aanlevert, alsook procedures voor vergoedingsfactorenindiening door de NBA's bij de ECB. Nadere uitwerking behoeven met name het formaat, de frequentie en de timing van die indiening, alsook de soorten kwaliteitscontroles die de NBA's voorafgaande aan de indiening van de vergoedingsfactoren bij de ECB moeten uitvoeren. |
|
(8) |
Voor de berekening van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht die is verschuldigd ten aanzien van iedere onder toezicht staande entiteit en onder toezicht staande groep dienen de schuldenaren van een vergoeding op basis van de in bijlage I en II bij dit besluit opgenomen sjablonen vergoedingsfactorengegevens in bij de NBA's. |
|
(9) |
Het is noodzakelijk om een procedure op te zetten om doelmatig technische wijzigingen aan de bijlage bij dit besluit aan te brengen, mits dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast. In deze procedure moet rekening worden gehouden met de standpunten van het Comité statistieken (STC) van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB). NBA's, en overige ESCB-comités, kunnen die technische wijzigingen van de bijlagen derhalve via het STC voorstellen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en werkingssfeer
Dit besluit stelt de in artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) bedoelde methodologie en de procedures vast voor de vaststelling en verzameling van vergoedingsfactorengegevens voor het berekenen van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht die ten aanzien van onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen aangerekend moet worden, en gegevens betreffende het indienen van de vergoedingsfactoren door de schuldenaren van een vergoeding, alsook procedures voor de indiening van die gegevens door de NBA's bij de ECB.
Dit besluit is van toepassing op schuldenaren van een vergoeding en NBA's.
Artikel 2
Definities
Binnen het kader van dit besluit gelden, tenzij anders bepaald, de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) bedoelde definities, en tevens de volgende definitie:
„werkdag”: een dag niet zijnde een zaterdag, zondag of een feestdag in de lidstaat van vestiging van de betrokken NBA.
Artikel 3
Sjablonen voor de rapportage van vergoedingsfactoren aan NBA's door schuldenaren van een vergoeding
De schuldenaren van een vergoeding dienen de vergoedingsfactoren in bij de NBA's middels de in de bijlagen I en II bij dit besluit bedoelde sjablonen. Accountantsverklaringen overeenkomstig artikel 7 worden eveneens bij de NBA's ingediend. Voor een groep van een vergoeding betalende entiteiten met in niet-deelnemende lidstaten of derde landen gevestigde dochterondernemingen, lichten schuldenaren van een vergoeding de methode toe die gebruikt werd voor de vaststelling van de vergoedingsfactoren overeenkomstig artikel 10, lid 3, onder c) van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41), zulks in de voor dit doel in het sjabloon bedoelde ruimte.
Artikel 4
Indieningsdata
1. NBA's dienen vergoedingsfactorengegevens in bij de ECB, zulks uiterlijk aan het einde van de 10e werkdag volgend op de in artikel 10, lid 4 van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) bedoelde indieningsdata. Vervolgens verifieert de ECB de ontvangen gegevens binnen vijf werkdagen na ontvangst. NBA's lichten de gegevens toe, of verduidelijken deze, indien de ECB daarom vraagt. De ECB finaliseert de gegevens op de 15e werkdag volgende op de betrokken indieningsdatum.
2. De ECB finaliseert de gegevens overeenkomstig lid 1 en verschaft schuldenaren van een vergoeding daarbij toegang tot deze gegevens. Schuldenaren van een vergoeding hebben vijf werkdagen de tijd om opmerkingen te maken over door hen onjuist geachte vergoedingsfactorengegevens. Daarna zullen de vergoedingsfactoren toegepast worden voor de berekening van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht.
Artikel 5
Gegevenskwaliteitscontroles
NBA's monitoren en waarborgen de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de bij de ECB ingediende vergoedingsfactorengegevens. NBA's voeren kwaliteitscontroles uit om na te gaan of de vergoedingsfactoren overeenkomstig de in artikel 7 vastgelegde methodologie zijn berekend. De ECB corrigeert noch wijzigt de door schuldenaren van een vergoeding verstrekte vergoedingsfactorengegevens. Schuldenaren van een vergoeding corrigeren of wijzigen de gegevens en dienen die bij de NBA's in. NBA's dienen de door hen ontvangen gecorrigeerde of gewijzigde gegevens in bij de ECB. Wanneer NBA's vergoedingsfactorengegevens indienen: a) verschaffen zij informatie betreffende door die gegevens aangeduide significante ontwikkelingen, en b) communiceren zij aan de ECB waarom de gegevens significant gecorrigeerd of gewijzigd werden.
Artikel 6
Rapportagefrequentie en referentiedatum voor eerste rapportage
Jaarlijks dienen schuldenaren van een vergoeding vergoedingsfactorengegevens in bij de NBA's. De referentiedatum voor de eerste vergoedingsfactorenrapportage is 31 december 2014.
Artikel 7
Methodologie voor de vergoedingsfactorenberekening
1. Het cijfer „totaal van de risicoposten” wordt afgeleid uit de regelmatige rapportage krachtens Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie (3). De volgende specifieke berekeningsvoorschriften zijn van toepassing.
|
a) |
Voor een onder toezicht staande groep zonder in niet-deelnemende lidstaten of derde landen gevestigde dochterondernemingen wordt het totaal van de risicoposten van de groep bepaald op basis van het gemeenschappelijke solvabiliteitsratio (COREP) rapportagesjabloon „eigenvermogensvereisten” zoals bedoeld in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 (hierna het „sjabloon eigenvermogensvereisten”). |
|
b) |
Voor een onder toezicht staande groep met in niet-deelnemende lidstaten of derde landen gevestigde dochterondernemingen wordt het totaal van de risicoposten van de groep bepaald op basis van het sjabloon eigenvermogensvereisten, met een mogelijke aftrek van het aandeel van in niet-deelnemende lidstaten of derde landen gevestigde dochterondernemingen in het totaal van de risicoposten van de groep op basis van het sjabloon COREP „groepssolvabiliteit”: „informatie verbonden partijen”, zoals bedoeld in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014. Indien gegevens inzake het aandeel van in niet-deelnemende lidstaten of derde landen gevestigde dochterondernemingen niet beschikbaar zijn voor de toezichtvergoedingsberekening in het sjabloon COREP „groepssolvabiliteit”: informatie verbonden partijen, mogen schuldenaren van een vergoeding deze gegevens zelf bij NBA's indienen. |
|
c) |
Indien een vergoeding betalende kredietinstelling geen deel uitmaakt van een onder toezicht staande groep, wordt het totaal van de risicoposten van de instelling bepaald op basis van het sjabloon eigenvermogensvereisten. |
2. Het te rapporteren cijfer totale activa moet overeenkomen met het totaalbedrag aan activa, zoals bedoeld in artikel 51 van Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (4). Indien totale activa niet kunnen worden vastgesteld op basis van dat artikel geschiedt die vaststelling op basis van de volgende gegevens.
|
a) |
Voor een onder toezicht staande groep met slechts in de deelnemende lidstaten gevestigde dochterondernemingen worden rapportagepakketten, die de onder toezicht staande entiteiten toepassen voor de opstelling van geconsolideerde rekeningen op groepsniveau, gebruikt ter bepaling van de totale activa. Een accountant certificeert de totale activa van de onder toezicht staande groep door een passende verificatie van de rapportagepakketten. |
|
b) |
Voor een vergoeding betalende kredietinstelling die geen deel uitmaakt van een onder toezicht staande groep, maar een in een niet-deelnemende lidstaat of derde land gevestigde moederonderneming heeft, worden rapportagepakketten, die de een vergoeding betalende kredietinstelling toepast voor de opstelling van geconsolideerde rekeningen op groepsniveau, gebruikt ter bepaling van de totale activa. Een accountant certificeert de totale activa van de een vergoeding betalende kredietinstelling door een passende verificatie van de rapportagepakketten. |
|
c) |
Indien de totale activa van een vergoeding betalend bijkantoor worden berekend op basis van gegevens die werden gerapporteerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1071/2013 van de Europese Centrale Bank (ECB/2013/33) (5), certificeert de accountant de totale activa van het een vergoeding betalend bijkantoor door een passende verificatie van de financiële rekeningen van dat bijkantoor. |
3. Voor een onder toezicht staande groep met in niet-deelnemende lidstaten of derde landen gevestigde dochterondernemingen worden de totale activa overeenkomstig een van de volgende keuzemogelijkheden vastgesteld.
|
a) |
Haar totale activa kunnen vastgesteld worden op basis van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) (met inbegrip van in niet-deelnemende lidstaten of derde landen gevestigde dochterondernemingen). Indien de totale activa niet kunnen worden vastgesteld op basis van dat artikel geschiedt die vaststelling overeenkomstig artikel 7, lid 2, onder a) van dit besluit. |
|
b) |
Haar totale activa kunnen worden vastgesteld door aggregatie van de totale activa die vermeld werden in de wettelijk voorgeschreven jaarrekeningen van alle onder toezicht staande in deelnemende lidstaten gevestigde entiteiten binnen de onder toezicht staande groep, indien beschikbaar, dan wel anderszins door aggregatie van de totale activa die opgenomen zijn in de betrokken rapportagepakketten die de onder toezicht staande entiteiten of een groep van een vergoeding betalende kredietinstellingen toepassen voor de opstelling van geconsolideerde rekeningen op groepsniveau. Ter vermijding van dubbeltelling kan de schuldenaar van de vergoeding in het consolidatieproces ervoor kiezen intragroepposities te elimineren tussen alle onder toezicht staande in deelnemende lidstaten gevestigde entiteiten van de onder toezicht staande groep. Goodwill opgenomen in de geconsolideerde financiële rekeningen van de moederonderneming moet in de aggregatie opgenomen worden; de uitsluiting van goodwill toegerekend aan in niet-deelnemende lidstaten of derde landen gevestigde dochterondernemingen is optioneel. Indien een schuldenaar van de vergoeding wettelijk voorgeschreven jaarrekeningen gebruikt, certificeert een accountant dat de totale activa overeenkomen met de in de wettelijk voorgeschreven jaarrekeningen vermelde totale activa van individuele onder toezicht staande entiteiten. Indien een schuldenaar rapportagepakketten gebruikt, certificeert een accountant de totale activa gebruikt voor de berekening van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht door een passende verificatie van de gebruikte rapportagepakketten. In alle gevallen bevestigt de accountant dat het aggregatieproces niet afwijkt van de in dit besluit vastgelegde procedure en dat de door de schuldenaar van de vergoeding gemaakte berekening strookt met de accountingmethode die werd toegepast voor de consolidatie van de rekeningen van de groep van een vergoeding betalende entiteiten. |
Artikel 8
Vaststelling van de vergoedingsfactoren door de ECB indien vereiste correcties of wijzigingen niet verstrekt of niet ingediend worden
Indien de schuldenaar van de vergoeding een vergoedingsfactor niet rapporteert of vereiste correcties of wijzigingen niet indient, zal de ECB met de beschikbare informatie de ontbrekende vergoedingsfactor vaststellen.
Artikel 9
Vereenvoudigde wijzigingsprocedure
De ECB-directie heeft het recht om met inachtneming van de standpunten van het STC technische wijzigingen in de bijlagen bij dit besluit door te voeren, mits dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast van schuldenaren van de vergoeding. De directie stelt de Raad van bestuur onverwijld in kennis van dergelijke wijzigingen.
Artikel 10
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 11 februari 2015.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.
(2) PB L 311 van 31.10.2014, blz. 23.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1).
(4) Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 1071/2013 van de Europese Centrale Bank van 24 september 2013 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2013/33) (PB L 297 van 7.11.2013, blz. 1).
BIJLAGE I
|
|
VERGOEDINGSBEREKENING |
Referentieperiode |
|
NAAM |
|
|
TOTAAL RISICOPOSTEN |
Datum |
|
MFI-code |
|
|
|
|
LEI-code |
|
|||
|
|
|||||
|
Post |
|
Soort instelling |
Bron voor bedrag risicoposten |
Bedrag risicoposten |
Opmerkingen |
|
|
|
010 |
020 |
030 |
040 |
|
010 |
TOTAAL RISICOPOSTEN |
(1), (2), (3) of (4) |
COREP C 02.00, rij 010 |
|
|
|
020 |
AANDEEL VAN DOCHTERONDERNEMINGEN in niet-deelnemende lidstaten of derde landen |
(4) |
COREP C06.02, kol 250 (TOT) |
|
|
|
021 |
Entiteit 1 |
(4) |
|
|
|
|
. |
Entiteit 2 |
(4) |
|
|
|
|
. |
Entiteit 3 |
(4) |
|
|
|
|
N |
Entiteit N |
(4) |
|
|
|
|
030 |
BEDRAG TOTAAL RISICOPOSTEN van de onder toezicht staande groep die HET AANDEEL VAN DOCHTERONDERNEMINGEN in niet-deelnemende lidstaten of derde landen aftrekken: Post 030 is gelijk aan 010 minus 020 |
(4) |
|
|
|
|
Vul dit sjabloon in overeenkomstig de afzonderlijk verstrekte instructies. |
|||||
BIJLAGE II
|
|
VERGOEDINGSBEREKENING |
Referentieperiode |
|
NAAM |
|
|
TOTALE ACTIVA |
Datum |
|
MFI-code |
|
|
|
|
LEI-code |
|
|||
|
|
|||||
|
Post |
|
Soort instelling |
Bevestiging van accountantverificatie (Ja/Neen) |
Totale activa |
Opmerkingen |
|
|
|
010 |
020 |
030 |
040 |
|
010 |
TOTALE ACTIVA overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) |
(1), (2), (3), (4), (5) |
|
|
|
|
020 |
TOTALE ACTIVA overeenkomstig artikel 7, lid 2, onder a) of b) van dit besluit |
(6) of (7) |
|
|
|
|
030 |
TOTALE ACTIVA overeenkomstig artikel 7, lid 3, onder b) van dit besluit: Post 030 is gelijk aan 031 minus 032 plus 033 minus 034 |
(8) |
|
|
|
|
031 |
Totale activa van alle in deelnemende lidstaten gevestigde groepsentiteiten |
|
|
|
|
|
032 |
Intragroepposities tussen in deelnemende lidstaten gevestigde onder toezicht staande entiteiten (uit rapportagepakketten gebruikt voor de eliminatie van tegoeden voor groeprapportagedoeleinden) — optioneel |
|
|
|
|
|
033 |
Goodwill opgenomen in de geconsolideerde jaarrekeningen van de moederonderneming van een onder toezicht staande groep — verplicht |
|
|
|
|
|
034 |
Goodwill toegerekend aan in niet-deelnemende lidstaten of derde landen gevestigde dochterondernemingen — optioneel |
|
|
|
|
|
040 |
Totale activa voor een onder toezicht staande entiteit of een onder toezicht staande groep die als minder belangrijk is ingedeeld op basis van een ECB-besluit opgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 4 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 in samenhang met artikel artikel 70, lid 1 en artikel 71 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) en artikel 10, lid 3, onder d) van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41). |
(9) |
|
|
|
|
Vul dit sjabloon in overeenkomstig de afzonderlijk verstrekte instructies. |
|||||
Rectificaties
|
28.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84/73 |
Rectificatie van Besluit 2013/462/EU van de Raad van 22 juli 2013 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het tussen de Europese Unie en de Republiek Gabon overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij
( Publicatieblad van de Europese Unie L 250 van 20 september 2013 )
Bladzijde 1, handtekening:
in plaats van:
„ Voor de Raad
De voorzitter
C. ASHTON ”
te lezen:
„ Voor de Raad
De voorzitter
V. JUKNA ”
|
28.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 84/73 |
Rectificatie van Verordening (EU) nr. 897/2013 van de Raad van 22 juli 2013 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden krachtens het tussen de Europese Unie en de Republiek Gabon overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij
( Publicatieblad van de Europese Unie L 250 van 20 september 2013 )
Bladzijde 25, handtekening:
in plaats van:
„ Voor de Raad
De voorzitter
C. ASHTON ”
te lezen:
„ Voor de Raad
De voorzitter
V. JUKNA ”