|
ISSN 1977-0758
|
Publicatieblad
van de Europese Unie
|
L 82
|
|
|
Uitgave in de Nederlandse taal
|
Wetgeving
|
58e jaargang 27 maart 2015
|
Inhoud
|
|
II Niet-wetgevingshandelingen
|
Bladzijde
|
|
|
VERORDENINGEN
|
|
|
*
|
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/513 van de Raad van 26 maart 2015 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 790/2014
|
1
|
|
*
|
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/514 van de Commissie van 18 december 2014 betreffende de overeenkomstig artikel 67, lid 3, van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad door de bevoegde autoriteiten aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten te verstrekken informatie (
1
)
|
5
|
|
*
|
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/515 van de Commissie van 25 maart 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine
|
12
|
|
*
|
Verordening (EU) 2015/516 van de Commissie van 26 maart 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 874/2004 tot vaststelling van regels met betrekking tot het overheidsbeleid voor de toepassing en werking van het .eu-topniveaudomein en de beginselen inzake registratie (
2
)
|
14
|
|
*
|
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/517 van de Commissie van 26 maart 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten
|
73
|
|
*
|
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/518 van de Commissie van 26 maart 2015 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Enterococcus faecium NCIMB 10415 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor opfokleghennen en voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 361/2011 wat de verenigbaarheid ervan met coccidiostatica betreft (vergunninghouder DSM Nutritional Products Ltd vertegenwoordigd door DSM Nutritional Products Sp. Z o.o) (
2
)
|
75
|
|
*
|
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/519 van de Commissie van 26 maart 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot bepaalde soorten uit Maleisië verzonden ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009
|
78
|
|
|
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/520 van de Commissie van 26 maart 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
|
105
|
|
|
BESLUITEN
|
|
|
*
|
Besluit (GBVB) 2015/521 van de Raad van 26 maart 2015 inzake de actualisering en wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en tot intrekking van Besluit 2014/483/GBVB
|
107
|
|
*
|
Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/522 van de Commissie van 25 maart 2015 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in Hongarije
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 1711)
|
111
|
|
|
|
(1) (Voor de EER relevante tekst)
|
|
(2) Voor de EER relevante tekst
|
NL
|
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.
Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.
|
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
27.3.2015
|
NL
|
Publicatieblad van de Europese Unie
|
L 82/1
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/513 VAN DE RAAD
van 26 maart 2015
tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 790/2014
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (1), en met name artikel 2, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
|
De Raad heeft op 22 juli 2014 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 790/2014 (2) tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 vastgesteld, waarbij een bijgewerkte lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is („de lijst”) wordt vastgesteld.
|
(2)
|
De Raad heeft, wanneer dit praktisch mogelijk was, aan alle personen, groepen en entiteiten motiveringen verstrekt, waarin wordt toegelicht waarom zij op de lijst zijn opgenomen.
|
(3)
|
Via een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte kennisgeving heeft de Raad aan de op de lijst opgenomen personen, groepen en entiteiten meegedeeld dat hij besloten heeft hen daarop te handhaven. Tevens heeft hij de betrokken personen, groepen en entiteiten meegedeeld dat het mogelijk is de Raad om de motivering voor hun opneming op de lijst te verzoeken voor zover deze niet reeds aan hen is meegedeeld.
|
(4)
|
De Raad heeft de lijst herzien, hetgeen ingevolge artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 vereist is. Daarbij heeft hij rekening gehouden met de opmerkingen die door betrokkenen aan de Raad zijn voorgelegd.
|
(5)
|
De Raad heeft zich ervan vergewist dat bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 1, lid 4, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB (3) ten aanzien van elke persoon, groep en entiteit op de lijst een beslissing hebben gegeven betreffende hun betrokkenheid bij terroristische daden in de zin van artikel 1, leden 2 en 3, van het gemeenschappelijk standpunt. De Raad is tevens tot de conclusie gekomen dat de personen, groepen en entiteiten waarop de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing zijn, onderworpen moeten blijven aan de in Verordening (EG) nr. 2580/2001 vastgestelde specifieke beperkende maatregelen.
|
(6)
|
De Raad heeft besloten dat er niet langer redenen zijn om twee entiteiten te handhaven op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarop de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing zijn.
|
(7)
|
De lijst moet dienovereenkomstig worden bijgewerkt en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 790/2014 moet worden ingetrokken,
|
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 bedoelde lijst is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 790/2014 wordt ingetrokken.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 maart 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
E. RINKĒVIČS
(1) PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 790/2014 van de Raad van 22 juli 2014 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 125/2014 (PB L 217 van 23.7.2014, blz. 1).
(3) Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93).
BIJLAGE
Lijst van personen, groepen en entiteiten, bedoeld in artikel 1
I. PERSONEN
1.
|
ABDOLLAHI Hamed (alias Mustafa Abdullahi), geboren op 11.8.1960 in Iran. Paspoort: D9004878.
|
2.
|
AL-NASSER, Abdelkarim Hussein Mohamed, geboren in Al Ihsa, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan.
|
3.
|
AL YACOUB, Ibrahim Salih Mohammed, geboren op 16.10.1966 in Tarut, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan.
|
4.
|
ARBABSIAR Manssor (alias Mansour Arbabsiar), geboren op 6 of 15.3.1955 in Iran. Iraans en Amerikaans onderdaan. Paspoort: C2002515 (Iran); Paspoort: 477845448 (VS). Nationaal identiteitsbewijs nr.: 07442833, vervaldatum 15 maart 2016 (Amerikaans rijbewijs).
|
5.
|
BOUYERI, Mohamed (alias Abu ZUBAIR; alias SOBIAR; alias Abu ZOUBAIR), geboren op 8.3.1978 in Amsterdam (Nederland) — lid van de „Hofstadgroep”.
|
6.
|
IZZ-AL-DIN, Hasan (alias GARBAYA, Ahmed; alias SA-ID; alias SALWWAN, Samir), Libanon, geboren in 1963 in Libanon, Libanees onderdaan.
|
7.
|
MOHAMMED, Khalid Shaikh (alias ALI, Salem; alias BIN KHALID, Fahd Bin Adballah; alias HENIN, Ashraf Refaat Nabith; alias WADOOD, Khalid Adbul), geboren op 14.4.1965 of 1.3.1964 in Pakistan, paspoort nr. 488555.
|
8.
|
SHAHLAI Abdul Reza (alias Abdol Reza Shala'i, alias Abd-al Reza Shalai, alias Abdorreza Shahlai, alias Abdolreza Shahla'i, alias Abdul-Reza Shahlaee, alias Hajj Yusef, alias Haji Yusif, alias Hajji Yasir, alias Hajji Yusif, alias Yusuf Abu-al-Karkh), geboren rond 1957 in Iran. Adressen: 1) Kermanshah, Iran, 2) legerbasis Mehran, provincie Ilam, Iran.
|
9.
|
SHAKURI Ali Gholam, geboren rond 1965 in Teheran, Iran.
|
10.
|
SOLEIMANI Qasem (alias Ghasem Soleymani, alias Qasmi Sulayman, alias Qasem Soleymani, alias Qasem Solaimani, alias Qasem Salimani, alias Qasem Solemani, alias Qasem Sulaimani, alias Qasem Sulemani), geboren op 11.3.1957 in Iran. Iraans onderdaan. Paspoort: 008827 (Iraans diplomatiek paspoort), afgegeven in 1999. Titel: generaal-majoor
|
II. GROEPEN EN ENTITEITEN
1.
|
Abu Nidal Organisation — (ANO), (alias Fatah Revolutionaire Raad, Arabische Revolutionaire Brigades, Zwarte September, en Revolutionaire Organisatie van Socialistische Moslims).
|
2.
|
Al-Aqsa Martelarenbrigade.
|
5.
|
Communist Party of the Philippines, inclusief New People's Army — (NPA), Filipijnen.
|
6.
|
Gama'a al-Islamiyya (Islamitische Groep), (alias Al-Gama'a al-Islamiyya, — IG).
|
7.
|
İslami Büyük Doğu Akıncılar — Cephe — (IBDA/C) (Front van Voorvechters voor het Grote Islamitische Oosten).
|
8.
|
Hamas (inbegrepen Hamas-Izz al-Din al-Qassem).
|
9.
|
„Militaire vleugel van Hizballah” (ook bekend als „Militaire vleugel van (respectievelijk) Hezbollah, Hizbullah, Hizbollah, Hezballah, Hisbollah, Hizbu'llah, Hizb Allah” en „Raad van de Jihad”) (en alle daaraan rapporterende eenheden, waaronder de Externe Veiligheidsorganisatie).
|
10.
|
Hizbul Mujahideen — (HM).
|
12.
|
International Sikh Youth Federation — ISYF (Internationale federatie van sikh-jongeren).
|
13.
|
Khalistan Zindabad Force — (KZF).
|
14.
|
Koerdische Arbeiderspartij — (PKK), (alias KADEK; alias KONGRA-GEL).
|
15.
|
Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam — (LTTE).
|
16.
|
Ejército de Liberación Nacional (Nationaal Bevrijdingsleger).
|
17.
|
Palestina Islamic Jihad — (PIJ) (Palestijnse Islamitische Jihad).
|
18.
|
Popular Front for the Liberation of Palestina — (PFLP) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina).
|
19.
|
Popular Front for the Liberation of Palestine — General Command (alias PFLP-General Command, PFLP-GC) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina — Algemeen Commando).
|
20.
|
„Fuerzas armadas revolucionarias de Colombia” — Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia — (FARC) (Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia).
|
21.
|
Devrimci Halk Kurtuluș Partisi-Cephesi — (DHKP/C), (alias Devrimci Sol (Revolutionair Links); alias Dev Sol) (Revolutionair Volksbevrijdingsleger/front/partij).
|
22.
|
Sendero Luminoso — (SL) (Lichtend Pad).
|
23.
|
Teyrbazen Azadiya Kurdistan — (TAK) (alias Kurdistan Freedom Falcons (Koerdische Vrijheidsvalken); alias Kurdistan Freedom Hawks (Koerdische Vrijheidshaviken).
|
27.3.2015
|
NL
|
Publicatieblad van de Europese Unie
|
L 82/5
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/514 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2014
betreffende de overeenkomstig artikel 67, lid 3, van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad door de bevoegde autoriteiten aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten te verstrekken informatie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (1), en met name artikel 67, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
|
Het is nodig de inhoud te preciseren van de informatie die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig artikel 67, lid 3, van Richtlijn 2011/61/EU elk kwartaal aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Market Authority) moeten verstrekken om haar in staat te stellen een beoordeling uit te voeren van de werking van het paspoort voor EU-beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (EU-abi-beheerders) die alternatieve beleggingsinstellingen uit de EU (EU-abi's) binnen de Unie beheren of verhandelen, van de voor abi's en de beheerders ervan geldende voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, alsook van de mogelijke gevolgen van een uitbreiding van het paspoort.
|
(2)
|
Het is van belang te waarborgen dat de door de bevoegde autoriteiten verstrekte informatie pertinent is en een onderbouwde beoordeling mogelijk kan maken. Alle bevoegde autoriteiten dienen derhalve informatie te verstrekken die het mogelijk maakt een voor de gehele Unie consistente beoordeling te verrichten, waarbij hun tegelijkertijd ook de mogelijkheid wordt geboden alle aanvullende inlichtingen te verstrekken die zij eventueel nuttig achten voor de beoordeling van de algemene werking van het EU-paspoort, van de nationale regels voor onderhandse plaatsingen, alsook van de mogelijke gevolgen van de uitbreiding van het paspoort tot instellingen en beheerders uit derde landen. Om ervoor te zorgen dat een eenvormige reeks rapportageverplichtingen rechtstreeks op alle bevoegde autoriteiten van toepassing is, is het noodzakelijk de voorschriften betreffende de aan de ESMA te verstrekken informatie vast te stellen in de vorm van een verordening.
|
(3)
|
Teneinde het van het EU-paspoort gemaakte gebruik te beoordelen, is het van belang kwantitatieve gegevens te verzamelen over abi-beheerders en abi's die gebruikmaken van de paspoorten waarin de artikelen 32 en artikel 33 van Richtlijn 2011/61/EU voorzien, alsook gegevens over de rechtsgebieden waar grensoverschrijdende activiteiten plaatsvinden en gegevens over de soorten grensoverschrijdende activiteiten.
|
(4)
|
Doeltreffende samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten is een essentieel aspect van de algemene werking van het EU-paspoort. Om de doeltreffendheid te kunnen beoordelen, is het van essentieel belang informatie te verzamelen over de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van hun verantwoordelijkheden overeenkomstig de artikelen 45 en 50 van Richtlijn 2011/61/EU. Dit houdt in dat tot een beoordeling moet worden overgegaan van de gevallen waarin van de verschillende bevoegdheden is gebruikgemaakt, van de reactieve maatregelen, alsook van de doeltreffendheid van de samenwerking wat timing, relevantie en mate van detail betreft.
|
(5)
|
Het EU-paspoort is gebaseerd op het kennisgevingssysteem waarin de artikelen 32 en 33 van Richtlijn 2011/61/EU voorzien. De bevoegde autoriteiten dienen derhalve informatie te verstrekken over de werking van dit systeem, met name wat betreft de timing, soepelheid en kwaliteit van de informatie waarvan kennis is gegeven en de potentiële verschillen die uit de toepassing van het systeem kunnen voortvloeien.
|
(6)
|
Om een objectieve beoordeling te garanderen, moet van de bevoegde autoriteiten worden verlangd dat zij ook informatie over de werking van het paspoort uit het oogpunt van de beleggers verschaffen, met name wat het effect op de beleggersbescherming betreft. De bevoegde autoriteiten dienen ook informatie te verstrekken over klachten van beleggers met betrekking tot abi-beheerders en abi's die in andere lidstaten zijn gevestigd dan die waar de belegger zijn verblijfplaats heeft, vragen van beleggers in verband met de bevoegdheidsverdeling tussen de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten, alsook andere aan de orde gestelde kwesties met betrekking tot verhandelingsregelingen.
|
(7)
|
Bij de beoordeling van de werking van het paspoort moet ook naar behoren rekening worden gehouden met de rol van de ESMA bij het oplossen van meningsverschillen tussen bevoegde autoriteiten ten aanzien van grensoverschrijdend beheer of grensoverschrijdende verhandeling. Daarom dienen de bevoegde autoriteiten mee te delen wat zij vinden van het nut, de timing en de kwaliteit van de betrokkenheid van de ESMA, dan wel enigerlei andere kwesties die daarmee verband houden.
|
(8)
|
Om de werking van de huidige nationale regelingen te beoordelen op grond waarvan niet-EU-abi-beheerders en niet-EU-abi's in individuele lidstaten actief mogen zijn, is het noodzakelijk een volledig beeld te hebben van de rechtskaders van de individuele lidstaten, de specifieke kenmerken ervan en de verschillen tussen deze rechtskaders en de voorschriften die op EU-abi-beheerders en EU-abi's van toepassing zijn. Het is ook van belang kwantitatieve informatie te verzamelen over het aantal niet-EU-abi's dat in de lidstaten wordt verhandeld en over het aantal niet-EU-abi-beheerders dat abi's in de lidstaten beheert of verhandelt. Die informatie moet ook gegevens bevatten over handhavings- en toezichtmaatregelen, alsook over aanvullende inlichtingen die van toezichthoudende autoriteiten van buiten de EU zijn ontvangen nadat daarom was verzocht.
|
(9)
|
De bevoegde autoriteiten dienen informatie mee te delen over alle samenwerkingsregelingen met toezichthoudende autoriteiten van derde landen waarvan de ESMA nog niet op de hoogte is als gevolg van haar betrokkenheid bij de onderhandelingen over multilaterale memoranda van overeenstemming. Om de werking van de samenwerkingsregelingen te kunnen beoordelen, is het van belang dat informatie over de doeltreffendheid van de samenwerkingsregelingen in kwestie wordt verzameld, zoals kwantitatieve en kwalitatieve informatie over het gebruik dat is gemaakt van de diverse bevoegdheden waarin deze regelingen voorzien. Daaronder vallen ook verzoeken om informatie, bezoeken ter plaatse en informatie-uitwisseling. De doeltreffendheid van de samenwerking moet worden beoordeeld in termen van relevantie, mate van detail, timing en volledigheid van de ontvangen bijstand.
|
(10)
|
De bevoegde autoriteiten dienen informatie te verstrekken over alle kenmerken van de regeling van een derde land die de uitoefening van toezichtfuncties door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat of de directe ontvangst van informatie van niet-EU-entiteiten de facto of de jure beperken of bemoeilijken. Bovendien moet informatie worden verzameld over zowel klachten van beleggers, als over de maatregelen die de bevoegde autoriteiten in reactie op die klachten hebben genomen.
|
(11)
|
De beoordeling van de interactie tussen de twee systemen die voor het beheer of de verhandeling van abi's zijn opgezet, moet zijn gebaseerd op concrete gegevens die de algemene situatie op de interne markt weergeven, alsook op kortetermijn- en langetermijnevaluaties van de ontwikkeling van de markt, met inbegrip van mogelijke markt- of concurrentieverstoringen. De beoordelingen moeten zijn gebaseerd op concrete informatie betreffende de vraag of er van gelijke concurrentieverhoudingen tussen de lidstaten en individuele derde landen sprake is, bijvoorbeeld op het gebied van regeldruk en toezicht- en mededingingsvoorwaarden. De bevoegde autoriteiten dienen ook concrete informatie te verstrekken over met individuele derde landen verband houdende algemene of specifieke problemen en de oorzaak van die problemen aan te geven.
|
(12)
|
Bij de indiening van informatie over mogelijke markt- en concurrentieverstoringen dienen de bevoegde autoriteiten rekening te houden met alle instellingen voor collectieve belegging en de beheerders daarvan. Het is van belang te bepalen of, en zo ja in welke mate, de invoering van het derdelandenpaspoort eventueel effect heeft gehad op zowel EU-abi's en instellingen voor collectieve belegging die op grond van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) zijn opgericht, als op de beheerders daarvan. Dit is vooral van belang omdat de in Richtlijn 2011/61/EU vervatte definitie van niet-EU-abi-beheerders betrekking heeft op alle instellingen voor collectieve belegging die in derde landen zijn gevestigd, met inbegrip van die welke onder Richtlijn 2009/65/EG zouden vallen mochten zij in een lidstaat zijn gevestigd. Om het totale effect op de markt te kunnen inschatten, is het bovendien noodzakelijk te bepalen welk effect er op andere intermediairs die in de sector van het vermogensbeheer actief zijn, zoals bewaarders of dienstverrichters, kan uitgaan,
|
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Overeenkomstig artikel 67, lid 3, van Richtlijn 2011/61/EU verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende informatie aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority):
a)
|
de in de artikelen 2 tot en met 7 beschreven informatie over de werking van het EU-paspoort voor EU-beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerders) die alternatieve beleggingsinstellingen (abi's) uit de EU beheren en/of verhandelen;
|
b)
|
de in de artikelen 8 tot en met 13 beschreven informatie over de werking van de verhandeling van niet-EU-abi's door EU-abi-beheerders in de lidstaten en het beheer en/of de verhandeling van abi's door niet-EU-abi-beheerders in de lidstaten overeenkomstig de toepasselijke nationale regelingen;
|
c)
|
de in artikel 14 beschreven informatie over het effect van de werking van de onder a) en b) van deze alinea bedoelde systemen.
|
Artikel 2
Wat het gebruik betreft dat van het paspoort wordt gemaakt, verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende inlichtingen:
a)
|
het aantal EU-abi-beheerders aan wie overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2011/61/EU vergunning is verleend;
|
b)
|
het aantal EU-abi-beheerders dat overeenkomstig artikel 32 van Richtlijn 2011/61/EU rechten van deelneming of aandelen in EU-abi's verhandelt, het aantal EU-abi's en abi-compartimenten dat overeenkomstig artikel 32 van Richtlijn 2011/61/EU wordt verhandeld, en de uitsplitsing daarvan per lidstaat van herkomst en lidstaat van ontvangst;
|
c)
|
het aantal EU-abi-beheerders dat overeenkomstig artikel 33 van Richtlijn 2011/61/EU EU-abi's beheert, het aantal EU-abi's dat overeenkomstig artikel 33 van Richtlijn 2011/61/EU wordt beheerd, en de uitsplitsing daarvan per lidstaat van herkomst en lidstaat van ontvangst;
|
d)
|
het aantal EU-abi-beheerders dat overeenkomstig artikel 33 van Richtlijn 2011/61/EU in andere lidstaten gevestigde EU-abi's middels vestiging van een bijkantoor beheert, en het aantal EU-abi-beheerders dat overeenkomstig artikel 33 van Richtlijn 2011/61/EU rechtstreeks in andere lidstaten gevestigde EU-abi's beheert.
|
Artikel 3
Wat de problemen betreft die met betrekking tot de effectieve samenwerking tussen bevoegde autoriteiten opduiken, verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende inlichtingen:
a)
|
het aantal gevallen waarin een bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van een abi-beheerder in kennis heeft gesteld van een situatie als beschreven in artikel 45, lid 5, van Richtlijn 2011/61/EU, met vermelding van de aard van de situatie;
|
b)
|
het aantal gevallen waarin een bevoegde autoriteit, na door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst overeenkomstig artikel 45, lid 5, van Richtlijn 2011/61/EU in kennis te zijn gesteld, de in artikel 45, lid 5, van genoemde richtlijn beschreven maatregelen heeft genomen, met vermelding van de aard van de genomen maatregelen;
|
c)
|
het aantal gevallen waarin een bevoegde autoriteit, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van een abi-beheerder in kennis te hebben gesteld van een situatie als beschreven in artikel 45, lid 5, van Richtlijn 2011/61/EU, de in artikel 45, lid 6, van genoemde richtlijn beschreven maatregelen heeft genomen, met vermelding van de aard van de genomen maatregelen;
|
d)
|
het aantal gevallen waarin een bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van een abi-beheerder in kennis heeft gesteld van een situatie als beschreven in artikel 45, lid 7, van Richtlijn 2011/61/EU, met vermelding van de aard van de situatie;
|
e)
|
het aantal gevallen waarin een bevoegde autoriteit, na door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst overeenkomstig artikel 45, lid 7, van Richtlijn 2011/61/EU in kennis te zijn gesteld, overeenkomstig artikel 45, lid 7, van genoemde richtlijn maatregelen heeft genomen, met vermelding van de aard van de genomen maatregelen;
|
f)
|
het aantal gevallen waarin een bevoegde autoriteit, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van een abi-beheerder in kennis te hebben gesteld van een situatie als beschreven in artikel 45, lid 7, van Richtlijn 2011/61/EU, de in artikel 45, lid 8, van genoemde richtlijn beschreven maatregelen heeft genomen, met vermelding van de aard van de genomen maatregelen;
|
g)
|
het aantal uit hoofde van artikel 50, lid 5, van Richtlijn 2011/61/EU gezonden en ontvangen kennisgevingen, met vermelding van de actie die als gevolg van de kennisgevingen is ondernomen;
|
h)
|
wat de door de bevoegde autoriteit gedane bijstandsverzoeken betreft:
—
|
het aantal en type verzoeken,
|
—
|
het aantal afgewezen verzoeken en de redenen voor de afwijzing,
|
—
|
de mate van tevredenheid met de ontvangen bijstand en de ondervonden moeilijkheden,
|
—
|
de gemiddelde reactietijd;
|
|
i)
|
wat de door de bevoegde autoriteit van bevoegde autoriteiten van andere lidstaten ontvangen bijstandsverzoeken betreft:
—
|
het aantal en type verzoeken,
|
—
|
het aantal afgewezen verzoeken en de redenen voor de afwijzing,
|
—
|
de gemiddelde reactietijd;
|
|
j)
|
het aantal verificaties of onderzoeken ter plaatse dat de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 54, lid 1, van Richtlijn 2011/61/EU in een andere lidstaat heeft uitgevoerd, en het aantal verzoeken om verificaties of onderzoeken ter plaatse in een andere lidstaat dat is afgewezen.
|
Artikel 4
Wat de problemen betreft die opduiken met betrekking tot de effectieve werking van het kennisgevingssysteem waarin de artikelen 32 en 33 van Richtlijn 2011/61/EU voorzien, verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende inlichtingen:
a)
|
de gemiddelde tijd die verstrijkt tussen de ontvangst van het volledige kennisgevingsdossier van een abi-beheerder en het moment waarop de ontvangende bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst in kennis stelt;
|
b)
|
de gemiddelde tijd die verstrijkt totdat de abi-beheerder er door de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst van in kennis wordt gesteld dat hij grensoverschrijdende activiteiten kan ontplooien, berekend vanaf de datum van doorzending van het kennisgevingsdossier naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst;
|
c)
|
het aantal door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst gedane verzoeken om verduidelijking in verband met de kennisgeving;
|
d)
|
het aantal geschillen in verband met het kennisgevingsproces waarbij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst betrokken zijn geweest.
|
Artikel 5
Wat de problemen betreft die met betrekking tot de bescherming van beleggers opduiken in verband met vanuit een andere lidstaat verhandelde of beheerde abi's, alsook in verband met op grond van artikel 43 van Richtlijn 2011/61/EU verhandelde abi's, verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende inlichtingen:
a)
|
het aantal en type tot de bevoegde autoriteit gerichte klachten van beleggers in verband met abi's die worden verhandeld of beheerd door een abi-beheerder die in een andere lidstaat is gevestigd, de aangehaalde redenen en de wijze waarop deze klachten zijn afgehandeld;
|
b)
|
concrete aanwijzingen dat onduidelijkheid onder de beleggers bestaat omtrent de verdeling van de toezichttaken tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst;
|
c)
|
alle kwesties die verband houden met de werking van de door de abi-beheerder getroffen regelingen voor de verhandeling van abi's en de regelingen die zijn opgezet om te beletten dat rechten van deelneming of aandelen in de abi aan kleine beleggers worden verhandeld, zoals bij bijlage IV, onder h), van Richtlijn 2011/61/EU wordt voorgeschreven.
|
Artikel 6
Wat de bemiddeling door de ESMA betreft, verstrekken de bevoegde autoriteiten inlichtingen over de mate van tevredenheid met de bemiddeling door de ESMA in aangelegenheden die verband houden met de werking van het paspoort voor EU-abi-beheerders die EU-abi's beheren en/of verhandelen.
Artikel 7
Wat de doeltreffendheid van de verzameling en terbeschikkingstelling van de informatie met betrekking tot het toezicht op de systeemrisico's betreft, verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende inlichtingen:
a)
|
het aantal gelegenheden waarbij de bevoegde autoriteit van een andere bevoegde autoriteit informatie over het toezicht op systeemrisico's heeft ontvangen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen:
—
|
terugkerende informatie die overeenkomstig de eerste zin van artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2011/61/EU ter beschikking is gesteld,
|
—
|
bilaterale informatie over belangrijke bronnen van tegenpartijrisico welke overeenkomstig de tweede zin van artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2011/61/EU is doorgegeven,
|
—
|
overeenkomstig artikel 53 van Richtlijn 2011/61/EU bilateraal uitgewisselde ad-hocinformatie;
|
|
b)
|
het aantal gelegenheden waarbij de bevoegde autoriteit aan een andere bevoegde autoriteit informatie over het toezicht op systeemrisico's ter beschikking heeft gesteld, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen:
—
|
overeenkomstig artikel 25 van Richtlijn 2011/61/EU regelmatig gerapporteerde informatie,
|
—
|
overeenkomstig artikel 53 van Richtlijn 2011/61/EU bilateraal uitgewisselde ad-hocinformatie.
|
|
Artikel 8
Wat de verhandeling van niet-EU-abi's door EU-abi-beheerders in overeenstemming met artikel 36, lid 1, van Richtlijn 2011/61/EU betreft, verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende inlichtingen:
a)
|
de wettelijke bepalingen op grond waarvan deze verhandeling is toegestaan, met een beschrijving van de toepasselijke specifieke voorwaarden;
|
b)
|
het aantal EU-abi-beheerders aan wie de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2011/61/EU vergunning heeft verleend om niet-EU-abi's in haar rechtsgebied te verhandelen en het aantal verhandelde niet-EU-abi's;
|
c)
|
het aantal verzoeken om informatie dat de bevoegde autoriteit tot EU-abi-beheerders heeft gericht in verband met de verhandeling van niet-EU-abi's;
|
d)
|
de handhavings- of toezichtmaatregelen, dan wel de sancties die aan EU-abi-beheerders zijn opgelegd in verband met de verhandeling van niet-EU-abi's.
|
Artikel 9
Wat de verhandeling van abi's door niet-EU-abi-beheerders in overeenstemming met artikel 42, lid 1, van Richtlijn 2011/61/EU betreft, verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende inlichtingen:
a)
|
de wettelijke bepalingen op grond waarvan deze verhandeling is toegestaan, met een beschrijving van de toepasselijke specifieke voorwaarden;
|
b)
|
het aantal niet-EU-abi-beheerders dat in overeenstemming met artikel 42, lid 1, van Richtlijn 2011/61/EU abi's in het rechtsgebied van de bevoegde autoriteit verhandelt, en het aantal verhandelde abi's;
|
c)
|
het aantal verzoeken om informatie dat de bevoegde autoriteit tot niet-EU-abi-beheerders heeft gericht in verband met de verhandeling van abi's overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Richtlijn 2011/61/EU;
|
d)
|
de handhavings- of toezichtmaatregelen, dan wel de sancties die de bevoegde autoriteit aan niet-EU-abi-beheerders heeft opgelegd in verband met de in de artikelen 22, 23, 24 en 26 tot en met 30 van Richtlijn 2011/61/EU neergelegde verplichtingen.
|
Artikel 10
Wat het beheer van EU-abi's door niet-EU-abi-beheerders in overeenstemming met toepasselijke nationale regelingen betreft, verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende inlichtingen:
a)
|
de wettelijke bepalingen op grond waarvan dit beheer is toegestaan, met een beschrijving van de toepasselijke specifieke voorwaarden;
|
b)
|
het aantal niet-EU-abi-beheerders dat EU-abi's in het rechtsgebied van de bevoegde autoriteit beheert, en het aantal beheerde EU-abi's;
|
c)
|
het aantal verzoeken om informatie dat de bevoegde autoriteit tot niet-EU-abi-beheerders heeft gericht in verband met het beheer van EU-abi's.
|
Artikel 11
Wat het bestaan en de doeltreffendheid van samenwerkingsregelingen voor toezicht op systeemrisico's tussen de bevoegde autoriteit van een lidstaat en de toezichthoudende autoriteit van een derde land betreft, verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende inlichtingen:
a)
|
welke andere bilaterale samenwerkingsregelingen er tussen de bevoegde autoriteit en de toezichthoudende autoriteiten van derde landen bestaan dan die waarover onder auspiciën van de ESMA en de betrokken derde landen is onderhandeld en overeenstemming is bereikt;
|
b)
|
wat de verzoeken om informatie of bijstand betreft die de bevoegde autoriteit uit hoofde van samenwerkingsregelingen tot autoriteiten van een derde land heeft gericht;
—
|
het aantal en type verzoeken,
|
—
|
het aantal afgewezen verzoeken en de redenen voor de afwijzing,
|
—
|
de mate van tevredenheid met de ontvangen bijstand, met vermelding van de ondervonden moeilijkheden,
|
—
|
de gemiddelde reactietijd;
|
|
c)
|
het aantal bezoeken ter plaatse dat de bevoegde autoriteit de toezichthoudende autoriteiten van een derde land uit hoofde van samenwerkingsregelingen heeft verzocht in haar naam te verrichten, alsook het aantal afgewezen verzoeken om bezoeken ter plaatse te verrichten;
|
d)
|
het aantal gelegenheden waarbij uit hoofde van samenwerkingsregelingen van de toezichthoudende autoriteit van een derde land ongevraagde informatie is ontvangen over:
—
|
elk bekend belangrijk feit dat nadelige gevolgen kan hebben voor een onder toezicht staande entiteit,
|
—
|
de handhavings- of toezichtmaatregelen, dan wel sancties, met inbegrip van de intrekking, opschorting of wijziging van de relevante vergunningen of registratie, welke betrekking hebben op of verband houden met niet-EU-abi-beheerders die abi's in het rechtsgebied van de bevoegde autoriteit verhandelen of beheren;
|
|
e)
|
het aantal gevallen waarin de bevoegde autoriteit uit hoofde van samenwerkingsregelingen met andere bevoegde autoriteiten van toezichthoudende autoriteiten van derde landen ontvangen gegevens heeft uitgewisseld voor het toezicht op systeemrisico's.
|
Artikel 12
Wat betreft kwesties op het gebied van beleggersbescherming die met de verhandeling en het beheer overeenkomstig de toepasselijke nationale regelingen verband houden, verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende inlichtingen:
a)
|
het aantal en type tot de bevoegde autoriteit gerichte klachten van beleggers in verband met abi's die op basis van de toepasselijke nationale regeling in het betrokken rechtsgebied worden verhandeld;
|
b)
|
de door de bevoegde autoriteit opgelegde handhavings- of toezichtmaatregelen, dan wel sancties, met inbegrip van de intrekking, opschorting of wijziging van de relevante vergunningen of registratie, welke betrekking hebben op of verband houden met niet-EU-abi-beheerders die abi's in het betrokken rechtsgebied verhandelen of beheren, dan wel met niet-EU-abi's die in het betrokken rechtsgebied door EU-abi-beheerders worden verhandeld.
|
Artikel 13
Wat de kenmerken van het toezicht- en regelgevingskader van een derde land betreft die de effectieve uitoefening door de bevoegde autoriteit van haar toezichtfuncties kunnen verhinderen, verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende inlichtingen:
a)
|
de problemen of belemmeringen die de bevoegde autoriteit bij de toepassing van het toezicht- en regelgevingskader heeft ondervonden bij de uitoefening van toezichtfuncties ten aanzien van niet-EU-abi-beheerders of niet-EU-abi's;
|
b)
|
ondervonden problemen om rechtstreeks van niet-EU-abi-beheerders informatie te ontvangen.
|
Artikel 14
Wat het effect van de werking van de in artikel 1, onder a) en b), bedoelde systemen betreft, verstrekken de bevoegde autoriteiten de volgende inlichtingen:
a)
|
gegevens waaruit blijkt dat abi-beheerders die in hun rechtsgebied waren gevestigd, naar derde landen zijn verhuisd, met vermelding van de geaggregeerde cijfers voor het aantal abi's en de activa onder beheer per derde land en de redenen voor een dergelijke verhuizing;
|
b)
|
gedetailleerde informatie over elke geconstateerde of verwachte markt- of concurrentieverstoring tussen EU- en niet-EU-instellingen voor collectieve belegging, alsook tussen EU- en niet-EU-beheerders van instellingen voor collectieve belegging;
|
c)
|
gegevens waaruit blijkt dat EU-beheerders van instellingen voor collectieve belegging aan wie in hun rechtsgebied vergunning is verleend, in een derde land moeilijkheden of beperkingen hebben ondervonden bij hun vestiging of bij de verhandeling van door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging, met vermelding van het derde land in kwestie;
|
d)
|
gegevens waaruit blijkt dat er in derde landen sprake is van moeilijkheden of beperkingen die EU-beheerders van instellingen voor collectieve belegging aan wie in hun rechtsgebied vergunning is verleend, ervan weerhouden zich in een derde land te vestigen of door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging aldaar te verhandelen, met vermelding van het derde land in kwestie;
|
e)
|
informatie die duidt op het bestaan van enigerlei andere algemene of specifieke moeilijkheid die EU-beheerders van instellingen voor collectieve belegging in derde landen ondervinden bij hun vestiging of bij de verhandeling van door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging, met vermelding van het derde land in kwestie.
|
Artikel 15
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1.
(2) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
27.3.2015
|
NL
|
Publicatieblad van de Europese Unie
|
L 82/12
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/515 VAN DE COMMISSIE
van 25 maart 2015
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),
Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
|
Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, vastgesteld.
|
(2)
|
Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.
|
(3)
|
Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.
|
(4)
|
Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,
|
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 maart 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.
(3) Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).
BIJLAGE
„BIJLAGE I
GN-code
|
Omschrijving
|
Representatieve prijs
(EUR/100 kg)
|
In artikel 3 bedoelde zekerheid
(EUR/100 kg)
|
Oorsprong (1)
|
0207 12 10
|
Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren
|
129,2
|
0
|
AR
|
0207 12 90
|
Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren
|
150,9
|
0
|
AR
|
172,0
|
0
|
BR
|
0207 14 10
|
Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren
|
322,8
|
0
|
AR
|
233,7
|
20
|
BR
|
352,4
|
0
|
CL
|
309,2
|
0
|
TH
|
0207 14 50
|
Borsten van kippen, bevroren
|
218,8
|
0
|
BR
|
0207 14 60
|
Dijen van kippen, bevroren
|
134,7
|
3
|
BR
|
0207 27 10
|
Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren
|
370,9
|
0
|
BR
|
352,3
|
0
|
CL
|
1602 32 11
|
Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken
|
266,7
|
6
|
BR
|
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”
27.3.2015
|
NL
|
Publicatieblad van de Europese Unie
|
L 82/14
|
VERORDENING (EU) 2015/516 VAN DE COMMISSIE
van 26 maart 2015
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 874/2004 tot vaststelling van regels met betrekking tot het overheidsbeleid voor de toepassing en werking van het .eu-topniveaudomein en de beginselen inzake registratie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 733/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 22 april 2002 betreffende de invoering van het .eu-topniveaudomein (1), en met name artikel 5, lid 1,
Na raadpleging van het register in overeenstemming met artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 733/2002,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
|
Door de invoering van geïnternationaliseerde domeinnamen (IDN's) kan verwarring ontstaan met betrekking tot domeinnamen die in verschillende schriftsystemen zijn geregistreerd, maar die visueel voor verwarring kunnen zorgen. Dit kan met name het gevolg zijn van de visuele gelijkenis tussen de tekens waaruit zij bestaan (bijvoorbeeld tussen de cyrillische kleine letter „п” en de Latijnse kleine letter „n”). Om dergelijke verwarring tot een minimum te beperken, dient het register technische controles uit te voeren op basis waarvan het register kan besluiten dat de desbetreffende IDN's niet voor registratie in aanmerking komen. Dergelijke technische controles moeten in overeenstemming met internationale normen zijn en kunnen indien nodig worden bijgewerkt.
|
(2)
|
Om ervoor te zorgen dat de controles van .eu-domeinnamen met betrekking tot de veiligheid en eventueel misbruik worden uitgebreid, moet worden gewaarborgd dat het register de geldigheid van de aanvragen voor registratie van tevoren en niet uitsluitend na afloop van de registratie onderzoekt. Dit onderzoek dient plaats te vinden op initiatief van het register of naar aanleiding van een geschil over de registratie van de desbetreffende domeinnaam.
|
(3)
|
De huidige registerbeheerder van het .eu-topniveaudomein (.eu-TLD) heeft de Commissie meegedeeld dat de domeinnamen „eurethix.eu”, „eurethics.eu” en „euthics.eu”, die het register overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 874/2004 van de Commissie (2) had gereserveerd, niet zullen worden gebruikt en daarom uit het bovengenoemde artikel dienen te worden verwijderd en vrijgegeven zodra de gewijzigde verordening is gepubliceerd.
|
(4)
|
Speciale tekens, waaronder het Duitse teken „ß” en de Grieks eindsigma (ς), waren niet beschikbaar toen de IDN's met het topniveaudomein .eu werden ingevoerd. Aangezien deze tekens overeenkomstig het IDNA2008-protocol mogen worden gebruikt, wordt het passend geacht deze beschikbaar te stellen ter ondersteuning van de officiële EU-talen. Naar aanleiding van overleg met de EU-lidstaten, kandidaat-lidstaten en EER-lidstaten is de bijlage bijgewerkt om er domeinnamen met deze nieuwe tekens in op te nemen.
|
(5)
|
Op 1 juli 2013 is Kroatië toegetreden tot de Europese Unie. Kroatië dient daarom de mogelijkheid te krijgen om de overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 874/2004 en de wijzigingen van die verordening voor Kroatië gereserveerde domeinnamen te registeren.
|
(6)
|
De opname van de .eu-regelingen in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte geeft ondernemingen die hun statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging in IJsland, Noorwegen en Liechtenstein hebben, alsmede in IJsland, Noorwegen en Liechtenstein gevestigde organisaties en ingezetenen van IJsland, Noorwegen en Liechtenstein de mogelijkheid om namen onder het .eu-TLD te registreren.
|
(7)
|
De tot nu in punt 2 van de bijlage opgenomen lijst met namen die respectievelijk door IJsland, Noorwegen en Liechtenstein kunnen worden gereserveerd, moet worden verplaatst naar punt 1 van de bijlage.
|
(8)
|
De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië kunnen in hun hoedanigheid van kandidaat-lidstaat algemeen erkende namen reserveren die verband houden met geografische en/of geopolitieke concepten die van invloed zijn op hun politieke of territoriale organisatie, zodat deze op een later tijdstip kunnen worden geregistreerd.
|
(9)
|
Om die reden, en om te zorgen voor juridische duidelijkheid ten aanzien van de rechten van de lidstaten en toekomstige lidstaten, moeten de lijsten in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 874/2004 (als gewijzigd) worden bijgewerkt, waarbij rekening moet worden gehouden met namen die voorheen niet-beschikbare tekens bevatten, namen die kunnen worden gereserveerd en namen die kunnen worden geregistreerd.
|
(10)
|
Verordening (EG) nr. 874/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
|
(11)
|
Het .eu-register EURid is in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 733/2002 geraadpleegd over de maatregelen die in deze verordening zijn vastgelegd.
|
(12)
|
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor communicatie (3),
|
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 874/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1)
|
In artikel 3 wordt de derde alinea vervangen door:
„Controles op de geldigheid van de aanvragen voor registratie door het register gebeuren voorafgaand aan de registratie op initiatief van het register of na de registratie op initiatief van het register of naar aanleiding van een geschil over de registratie van de desbetreffende domeinnaam.” . |
2)
|
Het volgende artikel 6 bis wordt ingevoegd:
„Artikel 6 bis
Aanvullende controle op tekenniveau
1. Het register neemt technische maatregelen om eventuele visuele verwarring door het gebruik van de tekens in alle in artikel 6, lid 4, genoemde officiële talen zo veel mogelijk te beperken. Deze technische maatregelen maken deel uit van de controle op de geldigheid van aanvragen voor registratie en kunnen tot gevolg hebben dat wordt besloten dat de aangevraagde domeinnaam niet voor registratie in aanmerking komt.
2. De in lid 1 genoemde technische maatregelen worden vastgesteld door het register en zijn redelijk, transparant en niet-discriminerend.
3. De in lid 1 genoemde technische maatregelen (met inbegrip van alle van tijd tot tijd uitgevoerde wijzigingen) worden door het register in een gemakkelijk toegankelijke vorm openbaar gemaakt en zijn van toepassing zodra zij zijn gepubliceerd.
4. Voorafgaand aan de uitvoering van de in lid 1 genoemde technische maatregelen en van van tijd tot tijd uitgevoerde wijzigingen voert het register overleg met de sector, vraagt het goedkeuring aan de Commissie en houdt het daarbij rekening met internationaal beproefde methoden.” . |
3)
|
In artikel 17 wordt de tweede alinea vervangen door:
„eurid.eu, registry.eu, nic.eu, dns.eu, internic.eu, whois.eu, das.eu, coc.eu” . |
4)
|
De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 maart 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 113 van 30.4.2002, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 874/2004 van de Commissie van 28 april 2004 tot vaststelling van regels met betrekking tot het overheidsbeleid voor de toepassing en werking van het .eu-topniveaudomein en de beginselen inzake registratie (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 40).
(3) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
BIJLAGE
„BIJLAGE
1.
|
Lijst van namen per land en de landen die deze kunnen registeren:
OOSTENRIJK
62.
|
δημοκρατία-της-αυστρίας
|
63.
|
δημοκρατίατηςαυστρίας
|
BELGIË
17.
|
duitstalige-gemeenschap
|
20.
|
brussels-hoofdstedelijk-gewest
|
27.
|
communaute-germanophone
|
28.
|
communauté-germanophone
|
33.
|
région-de-bruxelles-capitale
|
34.
|
region-de-bruxelles-capitale
|
39.
|
flaemische-gemeinschaft
|
40.
|
flämische-gemeinschaft
|
41.
|
franzoesische-gemeinschaft
|
42.
|
französische-gemeinschaft
|
43.
|
deutschsprachige-gemeinschaft
|
47.
|
region-bruessel-hauptstadt
|
48.
|
region-brüssel-hauptstadt
|
54.
|
german-speaking-community
|
57.
|
brussels-capital-region
|
63.
|
comunidad-germanófona
|
64.
|
comunidad-germanofona
|
69.
|
region-de-bruselas-capital
|
70.
|
región-de-bruselas-capital
|
77.
|
communita-di-lingua-tedesca
|
78.
|
communità-di-lingua-tedesca
|
81.
|
regione-di-bruxelles-capitale
|
85.
|
comunidade-francofona
|
86.
|
comunidade-germanofona
|
91.
|
regiao-de-bruxelas-capital
|
92.
|
região-de-bruxelas-capital
|
95.
|
flamlaendskt-spraakomraade
|
96.
|
fransktalande-spraakomraade
|
97.
|
tysktalande-spraakomraade
|
98.
|
flamlaendska-regionen
|
101.
|
det-flamske-sprogsamfund
|
102.
|
det-franske-sprogsamfund
|
103.
|
det-tysktalende-sprogsamfund
|
105.
|
den-vallonske-region
|
106.
|
regionen-bruxelles-hovedstadsomraadet
|
108.
|
flaaminkielinen-yhteiso
|
109.
|
ranskankielinen-yhteiso
|
110.
|
saksankielinen-yhteiso
|
117.
|
vlamske-spolecenstvi
|
118.
|
francouzske-spolecenstvi
|
119.
|
germanofonni-spolecenstvi
|
127.
|
frankofonska-skupnost
|
128.
|
germanofonska-skupnost
|
BULGARIJE
12.
|
the-republic-of-bulgaria
|
13.
|
the_republic_of_bulgaria
|
20.
|
repubblica-di-bulgaria
|
21.
|
repubblica_di_bulgaria
|
31.
|
δημοκρατιατησβουλγαριας
|
32.
|
δημοκρατια-της-βουλγαριας
|
33.
|
δημοκρατια_της_βουλγαριας
|
CYPRUS
51.
|
ayinikola-lefkoșa-solya
|
59.
|
ayyanni-lefkoșa-malunda
|
60.
|
ayyorgi-lefkoșa-solya
|
61.
|
ayyorgi-mağusa-spathariko
|
76.
|
kalohoryo-lefkoșa-solya
|
115.
|
șehirselağaçlandırma
|
136.
|
αγία-βαρβάρα-λευκωσίας
|
138.
|
αγία-ειρήνη-κερύνειας
|
139.
|
αγία-ειρήνη-λευκωσίας
|
140.
|
αγία-μαρίνα-κελοκεδάρων
|
141.
|
αγία-μαρίνα-ξυλιάτου
|
142.
|
αγία-μαρίνα-σκυλλούρας
|
143.
|
αγία-μαρίνα-χρυσοχούς
|
153.
|
άγιος-αμβρόσιος-κερύνειας
|
154.
|
άγιος-αμβρόσιος-λεμεσού
|
155.
|
άγιος-ανδρόνικος-καρπασίας
|
156.
|
άγιος-ανδρόνικος-τρικώμου
|
158.
|
άγιος-γεώργιος-αμμοχώστου
|
159.
|
άγιος-γεώργιος-καυκάλλου
|
160.
|
άγιος-γεώργιος-κερύνειας
|
161.
|
άγιος-γεώργιος-λεμεσού
|
162.
|
άγιος-γεώργιοςλευκωσίας-σολέας
|
163.
|
άγιος-γεώργιος-πάφου
|
168.
|
άγιος-επιφάνιος-ορεινής
|
169.
|
άγιος-επιφάνιος-σολέας
|
173.
|
άγιος-θεόδωρος-αμμοχώστου
|
174.
|
άγιος-θεόδωρος-λάρνακας
|
175.
|
άγιος-θεόδωρος-λεμεσού
|
176.
|
άγιος-θεόδωρος-σολέας
|
177.
|
άγιος-θεόδωρος-τιλλιρίας
|
182.
|
άγιος-ιωάννης-λεμεσού
|
183.
|
άγιος-ιωάννης-μαλούντας-λευκωσίας
|
185.
|
άγιος-ιωάννης-σελέμανη
|
189.
|
άγιος-νικόλαος-αμμοχώστου
|
190.
|
άγιος-νικόλαος-λευκωσίας-σολέας
|
191.
|
άγιος-νικόλαος-πάφου
|
294.
|
βουνιπαναγιας-αμπελιτης
|
295.
|
βουνιπαναγιάς-αμπελίτης
|
329.
|
δημοκρατία-της-κύπρου
|
346.
|
ενωμένηκυπριακήδημοκρατία
|
347.
|
ενωμένη-κυπριακή-δημοκρατία
|
384.
|
καλό-χωριό-λευκωσίας-σολέας
|
479.
|
κυβέρνηση-της-κύπρου
|
620.
|
ομόσπονδηκυπριακήδημοκρατία
|
621.
|
ομόσπονδη-κυπριακή-δημοκρατία
|
670.
|
περιστερώνα-αμμοχώστου
|
671.
|
περιστερώνα-λευκωσίας
|
700.
|
πραστιό-λεμεσού-αυδήμου
|
701.
|
πραστιό-λεμεσού-κελλακίου
|
705.
|
πρόεδροςτηςδημοκρατίας
|
706.
|
πρόεδρος-της-δημοκρατίας
|
707.
|
πρόεδροςτηςκυπριακήςδημοκρατίας
|
708.
|
πρόεδρος-της-κυπριακής-δημοκρατίας
|
759.
|
τουρκικήδημοκρατίαβόρειαςκύπρου
|
760.
|
τουρκική-δημοκρατία-βόρειας-κύπρου
|
761.
|
τουρκοκυπριακό-ομόσπονδο-κράτος
|
TSJECHIË
2.
|
den-tjekkiske-republik
|
14.
|
tsjechische-republiek
|
KROATIË
DENEMARKEN
ESTLAND
FINLAND
FRANKRIJK
26.
|
französische-republik
|
27.
|
französische_republik
|
29.
|
franzosische-republik
|
30.
|
franzosische_republik
|
31.
|
franzoesischerepublik
|
32.
|
franzoesische-republik
|
33.
|
franzoesische_republik
|
85.
|
provence-alpes-cote-d-azur
|
86.
|
provence-alpes-côte-d-azur
|
87.
|
provencealpescotedazur
|
88.
|
provencealpescôtedazur
|
99.
|
saint-pierre-et-miquelon
|
100.
|
saintpierreetmiquelon
|
115.
|
terres-australes-et-antarctiques-françaises
|
116.
|
terres-australes-et-antarctiques-françaises
|
117.
|
terresaustralesetantarctiquesfrançaises
|
118.
|
terresaustralesetantarctique-françaises
|
DUITSLAND
2.
|
federalrepublicofgermany
|
3.
|
bundesrepublik-deutschland
|
4.
|
bundesrepublikdeutschland
|
6.
|
republiquefederaled'allemagne
|
8.
|
repúblicafederaldealemania
|
10.
|
repubblicafederaledigermania
|
12.
|
federalrepublicofgermany
|
14.
|
forbundsrepublikkentyskland
|
16.
|
bondsrepubliekduitsland
|
18.
|
spolkovárepublikanemecko
|
20.
|
republicafederaldaalemanha
|
22.
|
republikafederalnaniemiec
|
24.
|
németországiszövetségiköztársaság
|
26.
|
vokietijosfederacinerespublika
|
28.
|
vacijasfederativarepublika
|
30.
|
bundesrepublikdäitschland
|
32.
|
repubblikafederalitagermanja
|
34.
|
poblachtchnaidhmenagearmaine
|
38.
|
zweznarepublikanemcija
|
41.
|
saksanliittotasavalta
|
51.
|
Mecklenburg-Western-Pomerania
|
52.
|
Mecklenburg-Vorpommern
|
55.
|
northrhine-Westphalia
|
79.
|
Free-State-of-Bavaria
|
80.
|
Stato-Libero-di-Baviera
|
85.
|
freieundhansestadthamburg
|
86.
|
freie-und-hansestadt-hamburg
|
87.
|
freiehansestadthamburg
|
88.
|
freie-hansestadt-hamburg
|
110.
|
northrhinewestphalia
|
111.
|
northrhine-westfalia
|
113.
|
rhenanie-du-nord-westphalie
|
114.
|
rhenaniedunordwestphalie
|
GRIEKENLAND
HONGARIJE
IJSLAND
24.
|
larepubblicadiislanda
|
25.
|
larepúblicadeislandia
|
42.
|
ΔημοκρατίατηςΙσλανδίας
|
58.
|
bolungarvíkurkaupstaâur
|
91.
|
grímsnes-oggrafningshreppur
|
95.
|
hafnarfjarâarkaupstaâur
|
146.
|
seltjamarneskaupstaâur
|
147.
|
seyâisfjarâarkaupstaâur
|
153.
|
skeiâa-oggnúpverjahreppur
|
168.
|
svalbarâsstrandarhreppur
|
169.
|
sveitarfélagiâálftanes
|
170.
|
sveitarfélagiâárborg
|
171.
|
sveitarfélagiâgarâur
|
172.
|
sveitarfélagiâhornafjörâur
|
173.
|
sveitarfélagiâskagafjörâur
|
174.
|
sveitarfélagiâskagaströnd
|
177.
|
tálknafjarâarhreppur
|
IERLAND
ITALIË
LETLAND
19.
|
Latvijskajarespublika
|
34.
|
δημοκρατίατησλετονιας
|
35.
|
δημοκρατίατησλετονίας
|
LIECHTENSTEIN
1.
|
fyrstendømmetliechtenstein
|
2.
|
fürstentumliechtenstein
|
3.
|
principalityofliechtenstein
|
4.
|
liechtensteinivürstiriiki
|
5.
|
liechtensteininruhtinaskunta
|
6.
|
principautédeliechtenstein
|
7.
|
πριγκιπάτοτουλιχτενστάιν
|
8.
|
furstadæmisinsliechtensteins
|
9.
|
principatodelliechtenstein
|
10.
|
lichtenšteinokunigaikštystė
|
11.
|
lihtenšteinasfirstiste
|
12.
|
prinċipalitàtal-liechtenstein
|
13.
|
vorstendomliechtenstein
|
14.
|
fyrstedømmetliechtenstein
|
15.
|
księstwoliechtenstein
|
16.
|
principadodoliechtenstein
|
17.
|
furstendömetliechtenstein
|
18.
|
lichtenštajnskékniežatstvo
|
20.
|
principadodeliechtenstein
|
21.
|
lichtenštejnskéknížectví
|
22.
|
lichtensteinihercegség
|
LITOUWEN
29.
|
republic-of-lithuania
|
30.
|
republic_of_lithuania
|
33.
|
republique-de-lituanie
|
34.
|
republique_de_lituanie
|
37.
|
republica-de-lituania
|
38.
|
republica_de_lituania
|
42.
|
litovskaja-respublika
|
43.
|
litovskaja_respublika
|
50.
|
δημοκρατιατησλιθουανιας
|
51.
|
δημοκρατια-της-λιθουανιας
|
52.
|
δημοκρατια_της_λιθουανιας
|
53.
|
δημοκρατίατηςΛιθουανίας
|
54.
|
δημοκρατία-της-Λιθουανίας
|
55.
|
δημοκρατία_της_Λιθουανίας
|
57.
|
repubblica-di-lituania
|
58.
|
repubblica_di_lituania
|
63.
|
republica-da-lituania
|
64.
|
republica_da_lituania
|
83.
|
repubblikatallitwanja
|
84.
|
repubblika-tal-litwanja
|
85.
|
repubblika_tal_litwanja
|
101.
|
литовская-республика
|
LUXEMBURG
4.
|
großherzogtum-luxemburg
|
5.
|
großherzogtumluxemburg
|
7.
|
groußherzogtum-lëtzebuerg
|
8.
|
groußherzogtum-letzebuerg
|
MALTA
NEDERLAND
NOORWEGEN
POLEN
PORTUGAL
48.
|
tras-os-montes-e-alto-douro
|
ROEMENIË
SLOWAKIJE
14.
|
slovakijos-respublika
|
21.
|
slovakiska-republiken
|
63.
|
slovākijos-respublika
|
SLOVENIË
16.
|
repubblica-di-slovenia
|
SPANJE
56.
|
generalitatdecatalunya
|
57.
|
generalitatdecataluña
|
71.
|
comunidadautonomadeextremadura
|
72.
|
comunidadautónomadeextremadura
|
74.
|
comunidadautonomadegalicia
|
75.
|
comunidaautónomadegalicia
|
76.
|
comunidadeautonomadegalicia
|
77.
|
comunidadeautónomadegalicia
|
97.
|
navarracomunidadforal
|
98.
|
nafarroaforukomunitatea
|
99.
|
nafarroaforuerkidegoa
|
100.
|
communauteforaledenavarre
|
101.
|
communautéforaledenavarre
|
102.
|
foralcommunityofnavarra
|
123.
|
comunidad-valenciana
|
125.
|
comunitat-valenciana
|
ZWEDEN
VERENIGD KONINKRIJK
|
2.
|
Lijst van namen per land en de landen die deze kunnen reserveren:
DE VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REPUBLIEK MACEDONIË
127.
|
cheshinovo-obleshevo
|
244.
|
североисточен-регион
|
MONTENEGRO
16.
|
presidentofmontenegro
|
17.
|
president-of-montenegro
|
20.
|
predsjednik-crne-gore
|
24.
|
governmentofmontenegro
|
28.
|
government-of-montenegro
|
29.
|
montenegro-government
|
32.
|
parliamentofmontenegro
|
33.
|
parliament-of-montenegro
|
34.
|
montenegro-parliament
|
SERVIË
10.
|
the-republic-of-serbia
|
TURKIJE
18.
|
la-république-de-turquie
|
19.
|
larépubliquedeturquie
|
20.
|
république-de-turquie
|
29.
|
la-república-de-turquía
|
|
27.3.2015
|
NL
|
Publicatieblad van de Europese Unie
|
L 82/73
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/517 VAN DE COMMISSIE
van 26 maart 2015
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 81, lid 1, en artikel 83, lid 4, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
|
Verordening (EG) nr. 1234/2007 is met ingang van 1 januari 2014 bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) ingetrokken en daardoor vervangen. In artikel 230, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is evenwel bepaald dat, wat de regeling voor de beperking van de melkproductie betreft, deel II, titel I, hoofdstuk III, sectie III, en de artikelen 55 en 85 van, alsmede de bijlagen IX en X bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 tot 31 maart 2015 van toepassing blijven.
|
(2)
|
In een context van lage melkprijzen en financiële moeilijkheden in de melksector, is het aangewezen de financiële lasten te verlichten van de producenten die een overschotheffing moeten betalen voor het melkquotumjaar 2014/2015, als bedoeld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie (3). Het is dan ook passend dat de lidstaten de mogelijkheid krijgen om, rekening houdend met de uiteenlopende nationale omstandigheden, het verschuldigde bedrag te innen via een termijnregeling. Termijnregelingen zonder rente zouden echter staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, tenzij de uitgestelde tranches in overeenstemming zijn met de voorwaarden die zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie (4).
|
(3)
|
Wanneer termijnregelingen worden toegepast, moeten de uiterste termijnen voor de controles en de kennisgevingen zodanig worden aangepast dat de uitgestelde betalingen onder de laatste controles en kennisgevingen vallen. De lidstaten moet worden verzocht informatie te verstrekken over het aantal begunstigden dat gebruikmaakt van de termijnregeling en over het niet geïnde bedrag voor elk jaar van de termijnregeling. Die informatie moet uiterlijk op 30 november 2015 vermeld worden in kolom (d) van de tabel in deel 2 van het verslag waarvan een model is opgenomen in bijlage II bis bij Verordening (EG) nr. 595/2004. Uiterlijk op 30 november 2016 en 30 november 2017 moet die informatie worden opgenomen in kolom (i) van die tabel, met als commentaar „termijnregeling”.
|
(4)
|
Verordening (EG) nr. 595/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
|
(5)
|
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,
|
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 595/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1)
|
In artikel 15 wordt lid 1 vervangen door:
„1. Vóór 1 oktober van elk jaar maken de heffingplichtige kopers en, in het geval van rechtstreekse verkopen, producenten het verschuldigde bedrag aan de bevoegde autoriteit over volgens de door de lidstaat vastgestelde regels, waarbij de kopers overeenkomstig artikel 81, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 verantwoordelijk zijn voor de inning van de overschotheffing voor leveringen die de producenten verschuldigd zijn op grond van artikel 79 van die verordening.
Onverminderd de toepassing van de artikelen 107 tot en met 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie mogen de lidstaten besluiten dat het verschuldigde bedrag voor de termijn van twaalf maanden die ingaat op 1 april 2014, in drie jaarlijkse termijnen zonder rente wordt betaald.
De eerste jaarlijkse betaling, die ten minste 1/3 van het totale verschuldigde bedrag vertegenwoordigt, vindt uiterlijk op 30 september 2015 plaats. Uiterlijk op 30 september 2016 is ten minste 2/3 van het totale verschuldigde bedrag betaald. Het totale bedrag wordt uiterlijk op 30 september 2017 voldaan.
De lidstaten zorgen ervoor dat een dergelijke termijnregeling ten gunste komt van de producenten.” . |
2)
|
In artikel 19, lid 3, wordt de volgende alinea ingevoegd na de tweede alinea:
„In afwijking van de tweede alinea ronden de lidstaten die de in artikel 15, lid 1, bedoelde termijnregeling toepassen, de controleverslagen uiterlijk 42 maanden na afloop van het betrokken tijdvak van twaalf maanden af.” . |
3)
|
Aan artikel 27 wordt het volgende lid 7 toegevoegd:
„7. De lidstaten die de termijnregeling als bedoeld in artikel 15, lid 1, toepassen, stellen de Commissie uiterlijk op 30 november 2016 en 30 november 2017 in kennis van het aantal begunstigden dat van de regeling gebruikmaakt en van het nog niet bij hen geïnde bedrag in verband met elke jaarlijkse betaling, door die gegevens op te nemen in kolom (i) van de tabel in deel 2 van het verslag waarvan een model is opgenomen in bijlage II bis, met als commentaar „termijnregeling”.” . |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 maart 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
(3) Verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 22).
(4) Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9).
27.3.2015
|
NL
|
Publicatieblad van de Europese Unie
|
L 82/75
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/518 VAN DE COMMISSIE
van 26 maart 2015
tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Enterococcus faecium NCIMB 10415 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor opfokleghennen en voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 361/2011 wat de verenigbaarheid ervan met coccidiostatica betreft (vergunninghouder DSM Nutritional Products Ltd vertegenwoordigd door DSM Nutritional Products Sp. Z o.o)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
|
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.
|
(2)
|
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor een nieuwe toepassing van een preparaat van Enterococcus faecium NCIMB 10415, evenals een verzoek tot wijziging van de voorwaarden van de vergunning voor mestkippen verleend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 361/2011 van de Commissie (2). Bij de aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten gevoegd, evenals de relevante gegevens ter ondersteuning van het wijzigingsverzoek.
|
(3)
|
De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van het preparaat van Enterococcus faecium NCIMB 10415 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor opfokleghennen en voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen”, evenals de wijziging van de voorwaarden van de vergunning voor mestkippen zodat een gelijktijdig gebruik met de aanvullende coccidiostatica lasalocide A natrium, maduramicineammonium, narasin, narasin/nicarbazine en salinomycine-natrium mogelijk wordt.
|
(4)
|
Het gebruik van dat preparaat was voor een periode van tien jaar toegestaan bij mestkippen bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 361/2011 en bij kalveren, geitenlammeren, katten en honden bij Verordening (EG) nr. 1061/2013 van de Commissie (3).
|
(5)
|
Het gebruik van dat preparaat werd overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (4) zonder tijdslimiet toegestaan bij zeugen bij Verordening (EG) nr. 1200/2005 van de Commissie (5), bij biggen bij Verordening (EG) nr. 252/2006 van de Commissie (6), en bij mestvarkens bij Verordening (EG) nr. 943/2005 van de Commissie (7).
|
(6)
|
In haar advies van 30 oktober 2014 (8) heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid („de autoriteit”) geconcludeerd dat het preparaat van Enterococcus faecium NCIMB 10415 onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft. Aangezien het potentieel van het toevoegingsmiddel doeltreffend is aangetoond bij mestkippen, wordt deze conclusie uitgebreid tot opfokleghennen. Deze conclusie kan worden geëxtrapoleerd tot alle minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden. De autoriteit heeft ook geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel verenigbaar is met lasalocide A natrium, maduramicineammonium, narasin, narasin/nicarbazine en salinomycine-natrium. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de autoriteit niet nodig. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.
|
(7)
|
Uit de beoordeling van het preparaat van Enterococcus faecium NCIMB 10415 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.
|
(8)
|
Om ervoor te zorgen dat het gebruik van coccidiostatica verenigbaar is met het preparaat van Enterococcus faecium NCIMB 10415 bij mestkippen is het passend Uitvoeringsverordening (EU) nr. 361/2011 te wijzigen.
|
(9)
|
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,
|
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „darmflorastabilisatoren”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
In de negende kolom („Overige bepalingen”) van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 361/2011 wordt punt 2 vervangen door:
„2.
|
Het gebruik is toegestaan in diervoeding die de volgende toegelaten coccidiostatica bevat: decoquinaat, monensin-natrium, robenidinehydrochloride, diclazuril, semduramicin, lasalocide A natrium, maduramicineammonium, narasin, narasin/nicarbazine of salinomycine-natrium.”
|
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 maart 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 361/2011 van de Commissie van 13 april 2011 tot verlening van een vergunning voor Enterococcus faecium NCIMB 10415 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder DSM Nutritional products Ltd, vertegenwoordigd door DSM Nutritional Products Sp. z o.o) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 943/2005 (PB L 100 van 14.4.2011, blz. 22).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1061/2013 van de Commissie van 29 oktober 2013 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Enterococcus faecium NCIMB 10415 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor kalveren, geitenlammeren, katten en honden en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1288/2004 (vergunninghouder DSM Nutritional Products Ltd vertegenwoordigd door DSM Nutritional Products Sp. Z o.o) (PB L 289 van 31.10.2013, blz. 38).
(4) Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 1200/2005 van de Commissie van 26 juli 2005 tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen en een voorlopige vergunning voor een nieuwe toepassing van een al toegelaten toevoegingsmiddel in de diervoeding (PB L 195 van 27.7.2005, blz. 6).
(6) Verordening (EG) nr. 252/2006 van de Commissie van 14 februari 2006 betreffende de permanente vergunningen voor bepaalde toevoegingsmiddelen in diervoeding en de voorlopige vergunningen voor nieuwe toepassingen van bepaalde al in diervoeding toegelaten toevoegingsmiddelen (PB L 44 van 15.2.2006, blz. 3).
(7) Verordening (EG) nr. 943/2005 van de Commissie van 21 juni 2005 tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen in diervoeding (PB L 159 van 22.6.2005, blz. 6).
(8) EFSA Journal 2014; 12(11):3906.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel
|
Naam van de vergunninghouder
|
Toevoegingsmiddel
|
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode
|
Diersoort of -categorie
|
Maximumleeftijd
|
Minimumgehalte
|
Maximumgehalte
|
Overige bepalingen
|
Einde van de vergunningsperiode
|
CFU/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %
|
Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: darmflorastabilisatoren.
|
4b1705
|
DSM Nutritional Products Ltd vertegen-woordigd door DSM Nutritional Products Sp. Z.o.o
|
Enterococcus faecium
NCIMB 10415
|
Samenstelling van het toevoegingsmiddel
Preparaat van Enterococcus faecium NCIMB 10415 met minimaal:
|
gecoat (met schellak):
2 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel;
|
|
andere microcapsules:
1 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel.
|
Karakterisering van de werkzame stof
Levensvatbare cellen van Enterococcus faecium NCIMB 10415
Analysemethode
(1)
Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van gal-esculineazideagar (EN 15788)
Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE)
|
opfokleghennen
|
—
|
3 × 108
|
—
|
1.
|
In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.
|
2.
|
Het gebruik is toegestaan in diervoeding die de volgende toegelaten coccidiostatica bevat: monensin-natrium, diclazuril, lasalocide A natrium of salinomycine-natrium.
|
|
16 april 2025
|
Minder gangbare pluimvee-soorten voor mest- en legdoeleinden
|
3 × 108
|
1.
|
In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.
|
2.
|
Het gebruik is toegestaan in diervoeding die de volgende toegelaten coccidiostatica bevat: diclazuril of lasalocide A natrium.
|
|
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium van de Europese Unie voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports
27.3.2015
|
NL
|
Publicatieblad van de Europese Unie
|
L 82/78
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/519 VAN DE COMMISSIE
van 26 maart 2015
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot bepaalde soorten uit Maleisië verzonden ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Geldende maatregelen
(1)
|
De Raad heeft na een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) bij Verordening (EG) nr. 91/2009 (2), zoals laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 924/2012 (3), een definitief antidumpingrecht ingesteld („de oorspronkelijke maatregelen”) op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen („ISB”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”).
|
(2)
|
De maatregelen namen na wijziging bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 924/2012 de vorm aan van een ad valorem-recht dat voor individuele in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs werd vastgesteld op een niveau dat varieert van 0,0 % tot 69,7 %. Tegelijkertijd werd het antidumpingrecht voor de medewerkende, niet in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs vastgesteld op 54,1 %, terwijl het residuele recht voor niet-medewerkende Chinese producenten-exporteurs 74,1 % bedroeg („de geldende rechten”).
|
(3)
|
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 723/2011 van de Raad (4), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 693/2012 (5), zijn de oorspronkelijke maatregelen uitgebreid tot de invoer van uit Maleisië verzonden ISB, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië.
|
2. Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen
(4)
|
Na de bekendmaking van een bericht dat de definitieve antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden vervallen (6), ontving de Commissie op 1 oktober 2013 een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Het verzoek werd ingediend door European Industrial Fasteners Institute („de indiener van het verzoek”) namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie van ISB in de Unie vertegenwoordigen.
|
(5)
|
Het verzoek was gebaseerd op de overweging dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie.
|
3. Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen
(6)
|
Nadat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 30 januari 2014 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie
(7) („het bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.
|
4. Onderzoek
4.1. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode
(7)
|
Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 („de beoordelingsperiode”).
|
4.2. Bij het onderzoek betrokken partijen
(8)
|
De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de overige bekende producenten in de Unie, de producenten-exporteurs in de VRC en de vertegenwoordigers van de VRC officieel van de opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.
|
(9)
|
Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.
|
(10)
|
Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in de VRC en producenten en niet-verbonden importeurs in de Unie dat bij het onderzoek betrokken was, werd in het bericht van opening vermeld dat werd overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd bovengenoemde partijen verzocht zich binnen vijftien dagen na de opening van het nieuwe onderzoek bij haar kenbaar te maken en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken.
|
(11)
|
Van de 325 bekende Chinese producenten hebben er 24 de vragenlijst met het oog op de samenstelling van de steekproef beantwoord. 13 van hen deelden echter mee dat zij niet naar de EU uitvoerden, terwijl voor drie andere in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld, zodat de geldende maatregel op hen niet van toepassing is. De overige acht ondernemingen gaven een uitvoer van 11 800 ton naar de EU aan, wat volgens Eurostat overeenkwam met 132 % van de totale Chinese uitvoer naar de EU in het TNO. Er werd een steekproef van de drie grootste exporteurs voorgesteld. Een van de in de steekproef opgenomen ondernemingen voerde echter aan dat zij in het steekproefformulier verkeerdelijk uitvoer naar de EU had aangegeven en eigenlijk had moeten vermelden dat zij niet naar de EU uitvoerde.
|
(12)
|
De steekproef werd daarom vastgesteld aan de hand van de drie grootste resterende exporteurs. Alle drie in de steekproef opgenomen ondernemingen zegden hun samenwerking in verschillende stadia van de procedure op doordat zij ervoor kozen niet te antwoorden op vragenlijsten of een controle ter plaatse weigerden. Bijgevolg werd elk van de drie ondernemingen per brief medegedeeld dat de Commissie voornemens was artikel 18 van de basisverordening toe te passen. Er werd geen reactie ontvangen van deze producenten-exporteurs.
|
(13)
|
De Commissie onderzocht de situatie van de overige vier producenten-exporteurs die de steekproefvragenlijst hebben beantwoord. Hun uitvoer naar de Unie was zo gering, namelijk minder dan 1 % van de totale uitvoer, dat het niet passend of representatief werd geacht een nieuwe steekproef samen te stellen en de bevindingen van het onderzoek op hun situatie te baseren. Vanwege de niet-medewerking van de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs werd het passender geacht de bevindingen van het onderzoek te baseren op een bredere en representatievere basis, namelijk op de beschikbare gegevens. De vier resterende ondernemingen werden in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om gebruik te maken van de beschikbare gegevens.
|
(14)
|
Gezien de onvoldoende medewerking werden de Chinese autoriteiten ook op de hoogte gebracht van het voornemen van de Commissie om artikel 18 toe te passen. De Commissie heeft naar aanleiding van de respectieve brieven aan de ondernemingen en de Chinese autoriteiten geen opmerkingen ontvangen noch verzoeken om de raadadviseur-auditeur in te schakelen.
|
(15)
|
In het voorlopige stadium van het onderzoek kon de Commissie rekenen op de medewerking van 91 producenten/groepen producenten in de Unie, die ongeveer 50 % van de productie van ISB in de Unie vertegenwoordigden. Gezien het grote aantal medewerkende producenten heeft de Commissie gebruikgemaakt van een steekproef. De samengestelde steekproef bestond oorspronkelijk uit negen ondernemingen/groepen ondernemingen die behoorden tot de meest representatieve qua productievolume, grootte, mix van productsoorten en geografische ligging in de Unie. Een van de in de steekproef opgenomen ondernemingen zegde haar medewerking op en verkoos de vragenlijst niet te beantwoorden. De Commissie heeft de onderneming dan ook medegedeeld dat zij wegens niet-medewerking uit de steekproef werd verwijderd. De tot de overige acht ondernemingen/groepen ondernemingen gereduceerde steekproef werd niettemin representatief geacht omdat zij 24 % van de geraamde totale productie van ISB in de Unie tijdens het TNO vertegenwoordigde.
|
(16)
|
De vragenlijst werd door twee importeurs in de Unie beantwoord. Gezien het relatief beperkte aantal ondernemingen was het niet nodig een steekproef samen te stellen.
|
(17)
|
Van de gebruikers heeft niemand zich binnen de in het bericht van opening vermelde termijn of later in de procedure kenbaar gemaakt. Daarom wordt aangenomen dat geen enkele gebruiker aan het onderzoek heeft meegewerkt.
|
(18)
|
Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:
a)
|
producenten in de Unie:
elf ondernemingen (ten minste één die deel uitmaakt van elk van de acht in de steekproef opgenomen groepen ondernemingen) werden bezocht. Deze producenten in de Unie verzochten om geheimhouding van hun identiteit op grond van artikel 19 van de basisverordening. Zij stelden dat de bekendmaking van hun identiteit aanzienlijke nadelige gevolgen voor hun zakelijke activiteiten zou kunnen hebben. Hun verzoek werd onderzocht en bleek gegrond te zijn. Bijgevolg worden de namen van deze ondernemingen niet vermeld;
|
b)
|
importeurs in de Unie:
|
Adolf Würth GmbH & Co — Duitsland;
|
|
c)
|
producenten in de landen met een markteconomie:
|
ACKU Metal Industries (M) Sdn. Bhd., Penang, Maleisië;
|
|
Sofasco Industries (M) Sdn. Bhd., Penang, Maleisië;
|
|
Kalisma Steel Pvt Ltd, Mumbai, India.
|
|
|
5. Mededeling van feiten en overwegingen
(19)
|
Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen die hebben geleid tot de conclusies van dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken (mededeling van de definitieve bevindingen). Zij konden hierover ook binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Er zijn opmerkingen ingediend door de indiener van het verzoek, de Chinese kamer van koophandel voor de in- en uitvoer van machines en elektronische producten, twee importeurs/producenten in de Unie en hun verbonden Chinese producent, en twee verenigingen van distributeurs in de Unie. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden.
|
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
1. Betrokken product
(20)
|
Bij het betrokken product gaat het om bepaalde soorten ijzeren of stalen (met uitzondering van roestvrijstalen) bevestigingsmiddelen, d.w.z. houtschroeven (met uitzondering van kraagschroeven), zelftappende schroeven, andere schroeven en bouten met kop (ook indien met bijbehorende moeren of sluitringen, maar met uitzondering van schroeven, gedraaid of gedecolleteerd uit massief materiaal en waarvan de dikte van de schacht niet meer bedraagt dan 6 mm en met uitzondering van schroeven en bouten voor het bevestigen van bestanddelen van spoorbanen) alsmede sluitringen, van oorsprong uit de VRC, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7318 12 90, 7318 14 91, 7318 14 99, 7318 15 59, 7318 15 69, 7318 15 81, 7318 15 89, ex 7318 15 90, ex 7318 21 00 en ex 7318 22 00.
|
2. Soortgelijk product
(21)
|
Het betrokken product en de ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen die in de Unie door de bedrijfstak van de Unie werden geproduceerd en verkocht, en de ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen die op de binnenlandse markt van Maleisië („het referentieland”) werden geproduceerd en verkocht, bleken in wezen dezelfde fysische en chemische eigenschappen te hebben en voor dezelfde doeleinden te worden gebruikt als de ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen die in de VRC werden geproduceerd en naar de Unie uitgevoerd. Daarom worden zij beschouwd als gelijk in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.
|
C. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING
(22)
|
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC waarschijnlijk is indien de bestaande maatregelen komen te vervallen.
|
1. Voorafgaande opmerkingen
(23)
|
Zoals vermeld in de overwegingen 11 tot en met 14 hebben de Chinese producenten-exporteurs die waren geselecteerd om in een steekproef te worden opgenomen, niet aan het onderzoek meegewerkt. Bij gebrek aan voldoende medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC werd bijgevolg de algemene analyse, met inbegrip van de berekening van de dumpingmarge, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens gebaseerd.
|
(24)
|
De waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping werd beoordeeld aan de hand van het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, in combinatie met andere informatiebronnen zoals handelsstatistieken over in- en uitvoer (Eurostat en uitvoergegevens van China) en andere algemeen beschikbare informatie (zoals een verklaring van de Chinese Fastener Industry Association).
|
(25)
|
Het gebrek aan medewerking had gevolgen voor de vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs doordat niet bekend was hoe de door de Chinese producenten naar de Unie uitgevoerde productmix juist was samengesteld.
|
2. Invoer met dumping in het TNO
2.1. Keuze van het referentieland en berekening van de normale waarde
(26)
|
In het bericht van opening had de Commissie alle belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken over haar voorstel om India voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC als derde land met een markteconomie te gebruiken. India was in het oorspronkelijke onderzoek ook als referentieland gebruikt.
|
(27)
|
Naast India had de indiener van het verzoek de VS als mogelijk referentieland voorgesteld. Andere belanghebbenden maakten bezwaar tegen het voorstel om India als referentieland te gebruiken en stelden in plaats daarvan Maleisië, Taiwan, Thailand en Vietnam voor.
|
(28)
|
Naast de door de belanghebbenden voorgestelde landen heeft de Commissie zelf een geschikt referentieland gezocht. Zij wees ook Japan als mogelijk referentieland aan vanwege de grote omvang van zijn productie van bevestigingsmiddelen, die vergelijkbaar is met die van de VRC.
|
(29)
|
Er werden verzoeken om samenwerking gericht tot de bekende producenten in India, Japan, Maleisië (echte producenten waarbij geen sprake is van ontwijking (8)), Taiwan, Thailand en de VS. Met Vietnamese producenten werd geen contact opgenomen omdat Vietnam niet als een land met een markteconomie wordt beschouwd. Er werd medewerking verleend door producenten-exporteurs in India en Maleisië en er werden in deze twee landen controlebezoeken uitgevoerd.
|
(30)
|
Er werd vastgesteld dat één van de medewerkende Indiase ondernemingen geen producent was, maar een handelsmaatschappij, en dat de tweede medewerkende Indiase onderneming pas na het TNO haar activiteiten had opgestart. Daarom kon geen gebruik worden gemaakt van de gegevens uit India over verkoop en kosten. De twee Maleisische medewerkende ondernemingen bleken producenten-exporteurs te zijn die over volledige gegevens betreffende het TNO beschikten. Daarom werd Maleisië als referentieland gekozen voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening.
|
(31)
|
In overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd eerst onderzocht of de totale omvang van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers door de medewerkende producenten in Maleisië representatief was in vergelijking met de totale omvang van de uitvoer naar de Unie, d.w.z. of de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % van de totale naar de Unie uitgevoerde hoeveelheid van het betrokken product bedroeg. Op basis daarvan werd vastgesteld dat de binnenlandse verkoop in het referentieland representatief was.
|
(32)
|
Ook werd onderzocht of kon worden aangenomen dat de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Hiertoe werd het aandeel van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het TNO vastgesteld. De binnenlandse verkoop van een van de producenten bleek te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties, terwijl dit niet het geval was voor de tweede producent.
|
(33)
|
De normale waarde van de eerste producent werd bijgevolg gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, die werd berekend als een gewogen gemiddelde prijs van de winstgevende binnenlandse verkoop in het TNO. De normale waarde van de tweede producent werd berekend overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening.
|
(34)
|
Na mededeling van de definitieve bevindingen hebben twee belanghebbenden opmerkingen gemaakt over de keuze van het referentieland. Beide partijen voerden aan dat Japan niet had mogen worden beschouwd als een mogelijk referentieland omdat het zich toelegt op hoogwaardige producten en hoge kosten heeft. Een van deze partijen merkte ook op dat Taiwan als referentieland had moeten worden gekozen vanwege het grote aantal producenten, de met China vergelijkbare kosten en de omvangrijke uitvoer naar Europa en Noord-Amerika.
|
(35)
|
De Commissie wijst erop dat de keuze van het referentieland werd gemaakt nadat zes potentiële referentielanden in overweging werden genomen. Deze zes landen werd om medewerking verzocht. Er werd alleen van Maleisië en India medewerking verkregen; er werd geen medewerking verkregen van Taiwan en Japan. Om de in overweging 30 uiteengezette redenen werd besloten Maleisië te kiezen.
|
2.2. Vaststelling van de uitvoerprijs
(36)
|
Daar de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs geen medewerking verleenden en bijgevolg geen specifieke informatie over de Chinese prijzen werd verkregen, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. Daartoe werd gebruikgemaakt van statistische bronnen (Eurostat).
|
2.3. Vergelijking en correcties
(37)
|
De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening zijn waar nodig enkele correcties toegepast op de uitvoerprijs. Om de uitvoerprijs in het stadium af fabriek te bepalen, heeft de Commissie de op Eurostatgegevens gebaseerde cif-prijs gecorrigeerd voor vervoers-, verzekerings-, verladings- en kredietkosten.
|
2.4. Dumping in het TNO
(38)
|
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs. Uit een vergelijking van de gemiddelde invoerprijzen van Eurostat met de normale waarden van het referentieland bleek niet dat er sprake was van dumping.
|
(39)
|
In het TNO werd echter slechts een verwaarloosbare hoeveelheid van 9 000 ton ISB (voor een waarde van 23 miljoen EUR) uit de VRC in de Unie ingevoerd; in die hoeveelheid zijn niet de ISB begrepen die werden geproduceerd door de producenten-exporteurs waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld. Bovendien was er, gezien het gebrek aan medewerking van de in de steekproef opgenomen Chinese exporteurs, geen informatie beschikbaar over de productmix van de Chinese uitvoer en bijgevolg kon de vergelijking met de normale waarde in het referentieland slechts op geaggregeerde basis worden gemaakt.
|
(40)
|
Daarom wordt de constatering dat er in het TNO geen dumping heeft plaatsgevonden, beschouwd als van beperkt belang gezien de geringe ingevoerde hoeveelheden en het ontbreken van informatie over de ingevoerde productmix, rekening houdend met de grote verscheidenheid van geproduceerde en verhandelde bevestigingsmiddelen.
|
(41)
|
Na mededeling van de definitieve bevindingen hebben drie belanghebbenden opgemerkt dat de maatregelen zouden moeten worden ingetrokken daar in het TNO geen dumping is geconstateerd. Zij waren van oordeel dat ondanks de kleine hoeveelheden die uit de VRC werden uitgevoerd, het feit dat geen dumping werd geconstateerd van aanzienlijk belang was.
|
(42)
|
De Commissie merkt op dat, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de bevindingen gebaseerd zijn op de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping en niet op de vaststelling van het bestaan van dumping in het TNO.
|
3. Bewijsmateriaal waaruit blijkt dat herhaling van dumping waarschijnlijk is
(43)
|
In het licht van de overwegingen 38, 39 en 40 ging de Commissie verder na of herhaling van dumping waarschijnlijk was als de maatregelen zouden vervallen. Daarbij werden de volgende elementen onderzocht: de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de VRC, de prijs bij uitvoer uit de VRC naar andere markten, ontwijkingspraktijken, en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie.
|
3.1. Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC
(44)
|
De VRC is volgens ramingen de grootste producent ter wereld van ISB. Volgens de gegevens van de China Fastener Industry Association (9) („CFIA”) werd de productiecapaciteit in 2012 geraamd op 6,6 miljoen ton. De bezettingsgraad werd geraamd op 75 %, waardoor een aanzienlijke reservecapaciteit overbleef, die vergelijkbaar is met het totale verbruik in de Unie.
|
(45)
|
De CFIA raamt ook dat in 2012 40 %-50 % van de productie van ISB (2,5 miljoen ton) is uitgevoerd. Het is duidelijk dat de uitvoer een belangrijk deel uitmaakt van de activiteiten van de Chinese producenten van ISB. De Chinese uitvoer was dus ruim 40 % hoger dan het totale verbruik in de Unie in dezelfde periode.
|
3.2. De prijs bij uitvoer uit de VRC naar derde landen
(46)
|
Het verzoek bevat voorlopig bewijsmateriaal over de Chinese prijzen bij uitvoer naar andere markten zoals de VS en Tunesië. Het bewijsmateriaal was gebaseerd op prijsoffertes die de bedrijfstak van de Unie had ontvangen. Deze uitvoerprijzen bleken lager te zijn dan de normale waarde zoals deze hierboven werd vastgesteld. Bovendien kan, op basis van de Chinese prijzen bij uitvoer naar Kroatië in 2012 en het eerste kwartaal van 2013, d.w.z. vóór de toetreding van Kroatië tot de EU en de uitbreiding van de beschermende maatregelen van de EU tot dit land, worden geconcludeerd dat het niveau van de Chinese uitvoerprijzen dat in het oorspronkelijke onderzoek leidde tot de instelling van maatregelen, nog steeds zeer vergelijkbaar is, d.w.z. onder de normale waarde zoals hierboven vastgesteld.
|
(47)
|
In verschillende derde landen (bv. Canada (10), Colombia (11), Mexico (12), Zuid-Afrika (13) en de VS (14)) zijn antidumpingmaatregelen ten aanzien van bevestigingsmiddelen uit de VRC vastgesteld. Deze maatregelen hebben betrekking op diverse subcategorieën bevestigingsmiddelen, waaronder het betrokken product. Deze antidumpingmaatregelen werden beschouwd als een extra aanwijzing voor het bestaan van dumping bij uitvoer naar de markten van derde landen.
|
(48)
|
In het licht van deze overwegingen concludeert de Commissie dat de producenten-exporteurs uit de VRC tegen dumpingprijzen ISB verkochten en thans nog steeds verkopen aan de in de overwegingen 46 en 47 vermelde derde landen. Daarom acht de Commissie het waarschijnlijk dat, indien de bestaande maatregelen zouden worden ingetrokken, de producenten-exporteurs in de VRC het betrokken product ook op de markt van de Unie tegen dumpingprijzen zouden verkopen.
|
3.3. Ontwijkingspraktijken
(49)
|
Uit een onderzoek naar ontwijking (15) was geconcludeerd dat de voor bevestigingsmiddelen uit de VRC geldende maatregelen via Maleisië werden ontweken. Daarom waren de maatregelen uitgebreid tot Maleisië, behalve voor negen Maleisische producenten die echte producenten bleken te zijn waarbij geen sprake was van ontwijking, en die van de maatregelen werden vrijgesteld. Ontwijkingspraktijken wijzen erop dat met dumping uitvoerende exporteurs eropuit zijn om op de markt van de Unie tegen dumpingprijzen te verkopen zonder rechten te hoeven betalen. Daarom is het waarschijnlijk dat, als de maatregelen komen te vervallen, zij zouden trachten uitvoer met dumping rechtstreeks naar de markt van de Unie te sturen zonder dat zij hun toevlucht hoeven te nemen tot ontwijking.
|
(50)
|
Na mededeling van de definitieve bevindingen hebben twee belanghebbenden opgemerkt dat lagere antidumpingrechten het risico van ontwijking zouden verkleinen. Deze belanghebbenden voerden ook aan dat de in overweging 129 uiteengezette bijzondere maatregelen waarbij de Chinese exporteurs met individuele antidumpingrechten wordt verzocht facturen over te leggen, een teken waren dat de rechten te hoog waren en ontwijking aanmoedigden.
|
(51)
|
De Commissie wijst erop dat de hoogte van de geldende rechten niet kan worden gewijzigd in de context van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Bovendien zijn de bijzondere maatregelen voor Chinese exporteurs bedoeld om het potentiële risico van ontwijking door Chinese producenten als gevolg van verschillen in individuele rechten tegen te gaan. De ontwijkingspraktijken waarbij via Maleisië wordt uitgevoerd, zijn daarentegen onderzocht als indicator voor de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC naar de Unie. De Commissie is van oordeel dat er geen rechtstreeks verband is tussen deze twee kwesties: het verzoek aan Chinese producenten om facturen over te leggen, verandert niets aan de bevinding dat ontwijkingspraktijken waarbij via andere landen wordt uitgevoerd, een aanwijzing zijn voor de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping als de maatregelen komen te vervallen.
|
3.4. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(52)
|
De ontwijkingspraktijken via Maleisië wijzen erop dat de markt van de Unie door de hogere prijzen op deze markt aantrekkelijk blijft voor de Chinese producenten. Doordat op de andere exportmarkten antidumpingmaatregelen gelden, wordt de markt van de Unie nog aantrekkelijker als de maatregelen van de Unie worden ingetrokken. Daarom kan redelijkerwijs worden verwacht dat, als de maatregelen worden ingetrokken, een aanzienlijk deel van de huidige Chinese uitvoer zou worden verlegd naar de Unie. Er zij aan herinnerd dat voordat de oorspronkelijke maatregelen werden ingesteld, het Chinese aandeel in de markt van de Unie 26 % bedroeg. Er wordt dan ook verwacht dat, als de maatregelen komen te vervallen, de Chinese uitvoer, die momenteel 0,5 % van de markt van de Unie uitmaakt, aanzienlijk zal toenemen door onderbieding van de prijzen van de Unie.
|
3.5. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping
(53)
|
Uit het onderzoek is gebleken dat de uitvoer van bevestigingsmiddelen uit de VRC naar diverse derde landen tegen dumpingprijzen plaatsvond en dat sommige van die derde landen antidumpingmaatregelen hadden vastgesteld die op Chinese bevestigingsmiddelen van toepassing waren. Uit de prijsstelling voor de Chinese uitvoer naar derde markten blijkt dat herhaling van dumping bij uitvoer naar de markt van de Unie waarschijnlijk is als de maatregelen zouden vervallen.
|
(54)
|
Het bestaan van ontwijkingspraktijken werd beschouwd als een bijkomende aanwijzing voor de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping.
|
(55)
|
Bovendien wijzen de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en het feit dat andere markten als gevolg van antidumpingmaatregelen afgesloten blijven, erop dat het risico bestaat dat de Chinese uitvoer naar de markt van de Unie zou worden verlegd als de maatregelen zouden vervallen.
|
(56)
|
Bovendien is de reservecapaciteit voor de productie van het betrokken product in de VRC aanzienlijk in vergelijking met het verbruik in de Unie tijdens het TNO. Indien deze capaciteit zou worden gebruikt om naar de Unie uit te voeren en op prijs te concurreren met de producenten in de Unie, is het zeer waarschijnlijk dat die uitvoer tegen dumpingprijzen zou plaatsvinden vanwege de overtollige productie die haar weg naar exportmarkten zou moeten vinden, hetgeen een stimulans is voor dumping.
|
(57)
|
Gezien het voorgaande is het waarschijnlijk dat dumping zich opnieuw zou voordoen als de maatregelen zouden vervallen.
|
D. DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE
(58)
|
Bij het onderzoek werd vastgesteld dat het soortgelijke product wordt vervaardigd door een groot aantal producenten in de Unie, waaronder veel kleine en middelgrote ondernemingen en enkele grotere ondernemingen. De producenten in de Unie namens wie het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen werd ingediend, werkten aan het onderzoek mee, met uitzondering van één onderneming zoals uitgelegd in overweging 15. Een aantal andere producenten, die het verzoek steunden of er bezwaar tegen maakten, verstrekten algemene gegevens over de door hen geproduceerde en verkochte hoeveelheid. Aangezien veel producenten in de Unie, meestal kleine ondernemingen, niet meewerkten aan het onderzoek, was het niet mogelijk om de totale omvang van de productie in de Unie en het aantal producenten precies vast te stellen op basis van de gegevens van individuele bedrijven.
|
(59)
|
Bijgevolg is de omvang van de productie in de Unie geschat aan de hand van gegevens die in het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen zijn verstrekt op basis van Eurostatgegevens over de industriële productie. Op basis van het bovenstaande wordt de totale productie in de Unie tijdens het TNO geschat op ongeveer 1,2 miljoen ton.
|
(60)
|
Bovendien kan uit het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en de tijdens het onderzoek verzamelde gegevens worden afgeleid dat het soortgelijke product in het TNO naar schatting door 378 producenten in de Unie werd vervaardigd. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening en worden hierna „de bedrijfstak van de Unie” genoemd.
|
(61)
|
Acht producenten/groepen producenten in de Unie zijn in de steekproef opgenomen en hebben de gevraagde informatie verstrekt, zoals vermeld in overweging 15. De ondernemingen in de steekproef vertegenwoordigen naar schatting ongeveer 24 % van de totale productie in de Unie; hun situatie wordt representatief geacht voor de bedrijfstak van de Unie.
|
E. SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE
1. Voorafgaande opmerkingen
(62)
|
Voor de schadeanalyse heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro- en micro-economische schade-indicatoren. De macro-economische indicatoren voor de beoordelingsperiode werden vastgesteld, geanalyseerd en gecontroleerd op basis van de door de bedrijfstak van de Unie verstrekte gegevens. De micro-economische indicatoren werden vastgesteld op basis van de gegevens die voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werden verzameld en gecontroleerd.
|
(63)
|
In de volgende punten zijn de macro-economische indicatoren: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, voorraden, verkoopvolume, marktaandeel en groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de werkelijke dumpingmarge, en herstel van eerdere dumping. De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde prijzen per eenheid, productiekosten, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen, vermogen om kapitaal aan te trekken, en arbeidskosten.
|
2. Verbruik in de Unie
(64)
|
Het verbruik in de Unie werd vastgesteld op basis van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie, met een raming voor de niet-medewerkende producenten, en invoergegevens van Eurostat, op het niveau van de Taric-code.
|
(65)
|
Tijdens de beoordelingsperiode is het verbruik in de Unie met 3 % toegenomen. Het verbruik in de Unie is in 2011 aanzienlijk gestegen, maar is nog ver verwijderd van het niveau in het OT van het oorspronkelijke onderzoek, toen het meer dan 2,2 miljoen ton bedroeg.
Tabel 1
Verbruik
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
Verbruik (ton)
|
1 761 591
|
1 978 967
|
1 779 434
|
1 808 139
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
112
|
101
|
103
|
Bron: antwoorden op de vragenlijst, verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en Eurostat.
|
|
3. Omvang, prijs en marktaandeel van de invoer uit de VRC
(66)
|
De omvang en het marktaandeel van de invoer uit de VRC werden geanalyseerd op basis van Eurostatgegevens en de gegevens die zijn verzameld overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening.
|
a) Omvang en marktaandeel van de betrokken invoer
(67)
|
Tijdens de beoordelingsperiode bleek de invoer van het betrokken product uit de VRC in de Unie zich wat omvang en marktaandeel betreft als volgt te hebben ontwikkeld:
Tabel 2
Omvang en marktaandeel van de betrokken invoer
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
VRC
|
Omvang van de invoer (ton)
|
11 108
|
9 628
|
6 839
|
8 214
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
87
|
62
|
74
|
Marktaandeel (%)
|
0,6
|
0,5
|
0,4
|
0,5
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
77
|
61
|
72
|
Bron: Eurostat.
|
|
(68)
|
De uit de VRC ingevoerde hoeveelheden zijn aanzienlijk gedaald ten opzichte van het niveau dat in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek („het TOO”) werd genoteerd (met meer dan 98 % bij vergelijking van het TOO met het TNO). Dienovereenkomstig is ook het Chinese marktaandeel gedaald van 26 % in het TOO tot 0,5 % in het TNO. Als gevolg daarvan verdween de officiële Chinese uitvoer bijna volledig van de markt van de Unie. De in deze tabel en de volgende tabel vermelde gegevens bevatten niet de hoeveelheden die werden uitgevoerd door de drie Chinese producenten-exporteurs waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld. De omvang van hun uitvoer bedroeg in de beoordelingsperiode gemiddeld ongeveer 30 % van de totale Chinese uitvoer van het betrokken product naar de Unie.
|
b) Invoerprijs en prijsonderbieding
(69)
|
In de tabel hierna wordt gemiddelde prijs van de Chinese invoer weergegeven. Tijdens de beoordelingsperiode is de gemiddelde prijs bij invoer uit de VRC met 28 % gestegen. Er zijn echter redenen om aan te nemen dat deze prijs (die meer dan 250 % hoger is dan de gemiddelde prijs van de Chinese uitvoer tijdens het TOO) niet als een zinvolle indicator kon worden beschouwd vanwege de zeer geringe hoeveelheden die uit de VRC werden ingevoerd. Het ziet er immers naar uit dat, rekening houdend met de hoge antidumpingrechten, de geringe omvang van de invoer en het bij de medewerkende importeurs verzamelde bewijsmateriaal, de door de Chinese producenten in het TNO uitgevoerde hoeveelheden zeer kleine bestellingen en/of zeer specifieke productsoorten betroffen, en daardoor tot hogere prijzen leidden.
Tabel 3
Gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
VRC
|
Gemiddelde prijs (EUR/ton)
|
1 975
|
2 158
|
3 137
|
2 524
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
109
|
159
|
128
|
Bron: Eurostat.
|
|
(70)
|
Aangezien geen enkele in de steekproef opgenomen Chinese producent-exporteur aan het nieuwe onderzoek heeft meegewerkt, en gezien de beperkte gegevens die van andere Chinese producenten-exporteurs werden verkregen, werd de prijsonderbieding in het TNO vastgesteld door de gemiddelde gewogen prijzen van de producenten in de Unie bij verkoop aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, af fabriek, te vergelijken met de van Eurostat verkregen gemiddelde cif-prijzen van de Chinese uitvoer, met passende correcties voor douanerechten.
|
(71)
|
Het resultaat van de vergelijking, uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het TNO, was een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge op de markt van de Unie van 12 %. Om de in overweging 69 hierboven uiteengezette redenen moet worden aangenomen dat de prijzen die voor de Chinese uitvoer van het betrokken product in de beoordelingsperiode werden genoteerd, veel hoger zijn dan zonder maatregelen het geval zou zijn. Op grond daarvan kan worden aangenomen dat, indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, de uitvoer van het betrokken product uit de VRC nog steeds een aanzienlijke prijsdruk op de producenten in de Unie zou kunnen uitoefenen.
|
4. Niet aan maatregelen onderworpen invoer uit andere derde landen
Tabel 4
Invoer uit andere derde landen
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
Taiwan
|
Omvang van de invoer (ton)
|
266 795
|
351 067
|
323 405
|
319 326
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
132
|
121
|
120
|
Prijs (EUR/ton)
|
1 805
|
1 905
|
2 003
|
1 895
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
106
|
111
|
105
|
Marktaandeel (%)
|
15,1
|
17,7
|
18,2
|
17,7
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
117
|
120
|
117
|
Vietnam
|
Omvang van de invoer (ton)
|
41 981
|
59 270
|
57 704
|
74 764
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
141
|
137
|
178
|
Prijs (EUR/ton)
|
1 349
|
1 496
|
1 528
|
1 365
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
111
|
113
|
101
|
Marktaandeel (%)
|
2,4
|
3,0
|
3,2
|
4,1
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
126
|
136
|
174
|
Thailand
|
Omvang van de invoer (ton)
|
27 232
|
59 979
|
50 226
|
45 759
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
220
|
184
|
168
|
Prijs (EUR/ton)
|
1 259
|
1 325
|
1 362
|
1 246
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
105
|
108
|
99
|
Marktaandeel (%)
|
1,5
|
3,0
|
2,8
|
2,5
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
196
|
183
|
164
|
Totaal andere derde landen
(16)
|
Omvang van de invoer (ton)
|
228 589
|
202 362
|
165 618
|
165 659
|
Index (2009 = 100)
|
100
|
89
|
72
|
72
|
Prijs (EUR/ton)
|
2 816
|
3 232
|
3 729
|
3 751
|
Index (2009 = 100)
|
100
|
115
|
132
|
133
|
Marktaandeel (%)
|
13,0
|
10,2
|
9,3
|
9,2
|
Index (2009 = 100)
|
100
|
79
|
72
|
71
|
Totaal derde landen
(16)
|
Omvang van de invoer (ton)
|
564 597
|
672 679
|
596 954
|
605 509
|
Index (2009 = 100)
|
100
|
119
|
106
|
107
|
Prijs (EUR/ton)
|
2 154
|
2 217
|
2 382
|
2 288
|
Index (2009 = 100)
|
100
|
103
|
111
|
106
|
Marktaandeel (%)
|
32,1
|
34,0
|
33,5
|
33,5
|
Index (2009 = 100)
|
100
|
106
|
105
|
104
|
|
(72)
|
De omvang van de invoer uit derde landen op de markt van de Unie vertoonde tijdens de beoordelingsperiode een licht stijgende trend en volgde aldus de trend van het verbruik. Het marktaandeel van de invoer van ISB uit alle derde landen bleef tijdens de beoordelingsperiode relatief stabiel en bedroeg ongeveer een derde van het verbruik in de Unie.
|
(73)
|
De gemiddelde prijzen van de invoer uit derde landen bleven tijdens de beoordelingsperiode in het algemeen stabiel en zij bleven onder het niveau van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Niettemin zijn de prijzen van de invoer uit derde landen aanzienlijk hoger dan de prijzen die tijdens het oorspronkelijke onderzoek voor de invoer uit de VRC werden genoteerd. Om de in overweging 69 genoemde redenen kunnen de prijzen van de in het TNO in de Unie ingevoerde Chinese ISB, ook al zijn zij hoger dan de gemiddelde prijzen van de invoer uit derde landen, niet als representatief worden beschouwd.
|
(74)
|
Als de derde landen individueel worden bekeken, is het duidelijk dat Taiwan nu de belangrijkste buitenlandse speler op de markt van de Unie is. De omvang van de uitvoer uit dat land is in de beoordelingsperiode met 20 % toegenomen en is op zich al goed voor bijna de helft van de invoer op de markt van de Unie. Als in aanmerking wordt genomen dat de omvang van de uitvoer uit Taiwan in het TNO 70 % hoger is dan in het TOO (en dit niettegenstaande het verbruik in het TNO lager is), is het duidelijk dat een aanzienlijk deel van de uitvoer uit China is vervangen door Taiwanese producten. Niettemin moet worden opgemerkt dat de uit Taiwan ingevoerde hoeveelheden in het TNO slechts de helft uitmaakten van de hoeveelheden die in het TOO uit China werden uitgevoerd, en dat de gemiddelde prijzen van Taiwan in het TNO bijna dubbel zo hoog waren (+ 97.8 %) als de gemiddelde prijzen van de Chinese uitvoer in het TOO. Voorts wordt erop gewezen dat de Chinese exporteurs tegen vergelijkbaar lage prijzen zijn blijven verkopen op de markten in Europa waar geen antidumpingmaatregelen golden, zoals Kroatië vóór de toetreding van dit land tot de EU.
|
(75)
|
Bovendien konden Vietnam en Thailand worden aangemerkt als landen die profiteerden van het verdwijnen van de Chinese uitvoer; zij zagen hun uitvoer immers aanzienlijk toenemen (70 à 80 %), hoewel zij veel kleinere hoeveelheden als uitgangssituatie hadden.
|
(76)
|
Bovendien moet rekening worden gehouden met het feit dat het assortiment van ingevoerde producten naar verluidt meer op standaardproducten gericht is dan het geval is voor de producten van de bedrijfstak van de Unie.
|
(77)
|
Na mededeling van de definitieve bevindingen werd door vier belanghebbenden betoogd dat de bevindingen van de Commissie betreffende de gedeeltelijke vervanging op de markt van de Unie van de Chinese invoer door invoer uit Taiwan, Thailand en Vietnam, zouden moeten leiden tot de conclusie dat de producten die waarschijnlijk uit China zullen worden ingevoerd, standaardproducten zijn en bijgevolg niet rechtstreeks zullen concurreren met meer geavanceerde producten die door de bedrijfstak van de Unie worden vervaardigd.
|
(78)
|
In antwoord op dit argument wordt erop gewezen dat het feit dat invoer uit derde landen inderdaad de plaats lijkt in te nemen van het marktaandeel dat de Chinese exporteurs hebben verloren, niet betekent dat de toekomstige invoer uit China waarschijnlijk geen schade zou berokkenen. Ten eerste bestaat de bedrijfstak van de Unie, zoals uitvoeriger wordt uiteengezet in overweging 115, uit producenten die zowel standaard- als speciale bevestigingsmiddelen vervaardigen. Ten tweede zijn er aanwijzingen dat de uitvoer uit China in de toekomst ook meer gespecialiseerde en hoogwaardiger producten zou omvatten. Uit de beschikbare informatie over de ontwikkelingsplannen, zoals de toespraak van de voorzitter van de CFIA (17), blijkt duidelijk dat de Chinese bevestigingsmiddelensector voornemens is meer gevarieerde, complexere en hoogwaardiger producten te ontwikkelen. Het bovenstaande argument moet derhalve worden afgewezen.
|
5. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
(79)
|
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn.
|
(80)
|
Met het oog op de schadeanalyse wordt de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie beoordeeld op basis van indicatoren zoals productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, volume van de verkoop, marktaandeel en groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de werkelijke dumpingmarge en herstel van eerdere dumping, gemiddelde prijzen per eenheid, kosten per eenheid, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken, voorraden en arbeidskosten.
|
a) Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(81)
|
De productie van de bedrijfstak van de Unie bleef tijdens de beoordelingsperiode in het algemeen stabiel. Er wordt aan herinnerd dat de vraag naar het betrokken product grotendeels afhankelijk is van sectoren zoals de auto-industrie en de bouw, alsook van andere consumptiegoederen. In weerwil van een kleine stijging in 2011 bleef de productie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode immers in het algemeen stabiel, in lijn met een langzaam groeiende vraag in de Europese economie.
Tabel 5
Totale productie van de bedrijfstak van de Unie
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
Productie (ton)
|
1 204 336
|
1 376 855
|
1 208 232
|
1 197 189
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
114
|
100
|
99
|
Bron: antwoorden op de vragenlijst en verzoek om een nieuw onderzoek.
|
|
(82)
|
Ook de productiecapaciteit bleef tijdens de beoordelingsperiode relatief stabiel, met een lichte stijging in 2011 en in het TNO. In overeenstemming met het feit dat de productie in de periode 2010-2013 stabiel bleef, bleef ook de bezettingsgraad in wezen stabiel, met een relatieve piek in 2011.
Tabel 6
Productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
Productiecapaciteit (ton)
|
2 510 509
|
2 527 863
|
2 497 078
|
2 535 889
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
101
|
99
|
101
|
Bezettingsgraad (%)
|
48
|
54
|
48
|
47
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
114
|
101
|
98
|
Bron: antwoorden op de vragenlijst en verzoek om een nieuw onderzoek.
|
|
b) Verkoopvolume, marktaandeel en groei
Tabel 7
Verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
Volume (ton)
|
914 869
|
1 031 862
|
931 956
|
939 395
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
113
|
102
|
103
|
Bron: antwoorden op de vragenlijst en verzoek om een nieuw onderzoek.
|
(83)
|
De omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie aan niet-verbonden afnemers volgde de trend van het verbruik en de productie in de periode van 2010 tot 2013, met een lichte groei tijdens de beoordelingsperiode, niettegenstaande een aanzienlijke stijging tussen 2010 en 2011.
Tabel 8
Marktaandeel en groei van de bedrijfstak van de Unie
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
Marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie (%)
|
67
|
66
|
66
|
66
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
97
|
98
|
98
|
Bron: antwoorden op vragenlijst en Eurostat.
|
|
(84)
|
Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie was in de beoordelingsperiode stabiel (bij de berekening daarvan wordt ook rekening gehouden met de verkoop aan verbonden partijen) en was goed voor ongeveer twee derde van de markt. Dit resultaat strookt zowel met de daling van het verbruik in de Unie in vergelijking met het TOO als met de vervanging van de Chinese invoer door invoer uit andere bronnen.
|
c) Werkgelegenheid en productiviteit
(85)
|
De aan het betrokken product gerelateerde werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie bleef in de beoordelingsperiode in het algemeen stabiel. De in 2011 genoteerde kleine toename strookt met de hogere productie in dat jaar. Het feit dat in 2011 ook de productiviteit hoger is, wijst erop dat de bedrijfstak van de Unie op de grotere vraag reageerde door enerzijds extra personeel in dienst te nemen en anderzijds de productie van het bestaande personeel te verhogen (overuren). Toen de productievolumes in de daaropvolgende jaren weer verminderden, verdwenen beide effecten en keerde de situatie terug naar het niveau van 2010.
Tabel 9
Werkgelegenheid en productiviteit
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
Aantal werknemers
|
20 036
|
20 854
|
20 238
|
19 950
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
104
|
101
|
100
|
Productiviteit (eenheden per werknemer)
|
60
|
66
|
60
|
60
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
110
|
99
|
100
|
Bron: antwoorden op de vragenlijst, verzoek om een nieuw onderzoek.
|
|
d) Hoogte van de werkelijke dumpingmarge en herstel van eerdere dumping
(86)
|
Zoals vermeld in overweging 36 konden, vanwege het gebrek aan medewerking van de kant van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC, de dumpingmarges voor de VRC niet met voldoende nauwkeurigheid worden berekend; daarom wordt de constatering dat er in het TNO geen dumping heeft plaatsgevonden, slechts in beperkte mate relevant geacht. Uit onderzoek van de schade-indicatoren is gebleken dat de bedrijfstak zich van eerdere dumping herstelt. Het herstel werd echter vertraagd door een stagnerende vraag in de belangrijkste downstreamsectoren. Voorts zij opgemerkt dat de relatief stabiele situatie in de beoordelingsperiode verband houdt met de door de huidige antidumpingmaatregelen geboden bescherming. Indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, zou de invoer met dumping uit de VRC naar verwachting aanzienlijke gevolgen hebben voor de bedrijfstak van de Unie.
|
e) Gemiddelde verkoopprijzen per eenheid op de markt van de Unie en productiekosten per eenheid
(87)
|
De gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie zijn in de periode 2010-2013 met 8 % gestegen, met een relatieve piek in 2012. De gemiddelde verkoopprijs is in het algemeen hoog genoeg om de productiekosten te dekken en de bedrijfstak van de Unie een kleine winst op te leveren.
Tabel 10
Verkoopprijzen en kosten
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie voor niet-verbonden afnemers (EUR/ton)
|
2 748
|
2 953
|
3 049
|
2 974
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
107
|
111
|
108
|
Productiekosten per eenheid (EUR/ton)
|
2 528
|
2 811
|
2 937
|
2 765
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
111
|
116
|
109
|
Bron: antwoorden op de vragenlijst.
|
|
f) Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken
(88)
|
Tijdens de beoordelingsperiode ontwikkelden de kasstroom, de investeringen, het rendement van investeringen en het vermogen om kapitaal aan te trekken zich als volgt:
Tabel 11
Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van de omzet)
|
1,5
|
1,1
|
2,0
|
3,6
|
Kasstroom (EUR)
|
39 046 890
|
30 835 484
|
68 050 584
|
56 369 460
|
Investeringen (EUR)
|
48 809 766
|
58 881 586
|
38 561 986
|
39 453 739
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
121
|
79
|
81
|
Rendement van investeringen (%)
|
1,0
|
2,6
|
5,3
|
7,5
|
Bron: antwoorden op de vragenlijst.
|
|
(89)
|
De winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werd vastgesteld door de winst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de desbetreffende omzet. Gedurende de hele beoordelingsperiode bleef de winstmarge klein, terwijl sommige producenten in de Unie ook verliezen boekten; met name vermeldenswaard is dat de winstmarge in geen enkel jaar van de beoordelingsperiode het niveau bereikte dat in het TOO werd gehaald (4,4 %). Niettegenstaande de verkoop en de productie een stabiele trend te zien geven en de bedrijfstak van de Unie over een aanzienlijk marktaandeel beschikt, zijn de winstmarges voor deze bedrijfstak nog steeds relatief laag. Er moet met name worden opgemerkt dat de winstmarge in 2011 zeer klein was ondanks het feit dat de verkoopvolumes van de bedrijfstak van de Unie in dat jaar van de beoordelingsperiode hun hoogste niveau bereikten. Dat wekt bezorgdheid over de toekomstige ontwikkeling van de winstmarges van de bedrijfstak van de EU, als de economische situatie verder stagneert. Er moet ook worden opgemerkt dat de winstmarge in de beoordelingsperiode ook steeds onder de in het oorspronkelijke onderzoek aangegeven streefwinst (5 %) bleef.
|
(90)
|
De kasstroom, d.w.z. het vermogen van de bedrijfstak om zijn activiteiten zelf te financieren, was gedurende de hele beoordelingsperiode positief. Deze indicator verbeterde echter pas in 2012, terwijl zich in het TNO een aanzienlijke daling voordeed, met 17 %. Dat doet vragen rijzen bij het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om verder te voorzien in de nodige zelffinanciering van zijn activiteiten.
|
(91)
|
Het niveau van de investeringen blijft tijdens de beoordelingsperiode relatief hoog en stabiel, met een piek in 2011. Het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen, volgt eenzelfde trend als de winstmarge. Deze indicator bereikt dan ook zijn hoogste punt in het TNO. Dit signaal kan op twee manieren worden geïnterpreteerd: aan de ene kant weerspiegelt het het hoogste punt dat de winstmarge tijdens de beoordelingsperiode heeft bereikt, maar aan de andere kant weerspiegelt het ook een laag investeringsniveau, hetgeen erop wijst dat de bedrijfstak nog steeds onzeker is wat de economische vooruitzichten van de sector betreft.
|
(92)
|
In het licht van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat, ofschoon de financiële prestaties van de producenten in de Unie gedurende de hele beoordelingsperiode stabiel bleven, zij met uitzondering van de investeringen nog steeds niet de niveaus van het TOO bereikten.
|
g) Voorraden
(93)
|
Het niveau van de eindvoorraden van de medewerkende producenten in de Unie volgde zowat dezelfde trend als die van de productie en de verkoop, d.w.z. vrij stabiel met een relatieve piek in 2011. Bovendien is het voorraadpeil, aangezien het soortgelijke product in de Unie hoofdzakelijk op bestelling wordt geproduceerd, niet als een zeer betekenisvolle indicator te beschouwen.
Tabel 12
Eindvoorraad
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
Eindvoorraad (ton)
|
283 330
|
321 795
|
315 784
|
292 740
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
114
|
111
|
103
|
Bron: antwoorden op de vragenlijst.
|
|
h) Arbeidskosten
(94)
|
Het gemiddelde loon van de werknemers is in de beoordelingsperiode elk jaar continu met 4 % gestegen. Deze stijging is te verklaren door aanpassingen aan de inflatie en, in mindere mate, doordat gebruik is gemaakt van overwerken (zoals te merken is aan de toename van de productiviteit per werknemer in 2011).
Tabel 13
Arbeidskosten
|
2010
|
2011
|
2012
|
TNO
|
Gemiddelde arbeidskosten per werknemer (EUR)
|
41 604
|
43 300
|
45 006
|
46 742
|
Index (2010 = 100)
|
100
|
104
|
108
|
112
|
Bron: antwoorden op de vragenlijst.
|
|
6. Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie
(95)
|
Uit het onderzoek is gebleken dat de invoer van producten uit de VRC op de markt van de Unie nagenoeg is verdwenen na de instelling van de oorspronkelijke maatregelen in 2009. Hierdoor kon de bedrijfstak van de Unie zijn productie, verkoopvolume en marktaandeel op een goed en stabiel niveau brengen. Anderzijds ligt de winstgevendheid nog steeds onder de niveaus die in het TOO werden bereikt, en onder de streefwinst voor de sector.
|
(96)
|
Daarom wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het TNO geen aanmerkelijke schade heeft geleden. Gezien echter de langzame groei van het verbruik en het feit dat de winstmarges nog steeds lager liggen dan wat nodig is voor levensvatbaarheid op lange termijn, kan de situatie van de bedrijfstak van de Unie nog steeds als kwetsbaar worden beschouwd.
|
(97)
|
Na mededeling van de definitieve bevindingen voerden drie belanghebbenden aan dat het feit dat de Commissie tot de conclusie is gekomen dat de bedrijfstak van de Unie in het TNO geen aanmerkelijke schade heeft geleden, zou moeten leiden tot beëindiging van de maatregelen. De Commissie heeft inderdaad vastgesteld dat er geen sprake is van aanmerkelijke schade in het TNO. Het besluit tot verlenging van de maatregelen is echter niet gebaseerd op aanmerkelijke schade in het TNO, maar op bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van herhaling van schade overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Dit argument moest dan ook worden afgewezen.
|
F. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE
1. Voorafgaande opmerkingen
(98)
|
Om te beoordelen of het waarschijnlijk is dat opnieuw schade zal worden toegebracht indien de maatregelen zouden komen te vervallen, werden de mogelijke gevolgen van de uitvoer uit de VRC voor de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening geanalyseerd.
|
(99)
|
In de analyse werd met name aandacht besteed aan de trend van het verbruik op de markt van de Unie, de reservecapaciteit, de handelsstromen en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, alsook het prijsbeleid van de VRC. Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs is de analyse gebaseerd op de beschikbare gegevens, waaronder statistieken (Eurostat en Chinese handelsstatistieken) en documenten betreffende de bedrijfstak (zoals de in overweging 78 bedoelde toespraak van de voorzitter van de CFIA) die zijn verstrekt in het verzoek om opening van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen.
|
2. Verbruik in de Unie
(100)
|
Zoals vermeld in de overwegingen 64 en 65 volgde het verbruik van het betrokken product in de Unie in de beoordelingsperiode over het algemeen een stabiele trend. Tegelijkertijd ligt het verbruik in het TNO nog steeds bijna 20 % onder het in het TOO bereikte niveau van vóór de crisis. De daling van het verbruik van het betrokken product is te wijten aan een daling van de productie in de auto-industrie en de bouwsector in de Unie, alsmede in andere sectoren van consumptiegoederen die in aanzienlijke mate gebruikmaken van het betrokken product (elektronische en huishoudelijke apparatuur, meubilair, enz.). In deze omstandigheden wordt bijgevolg aangenomen dat, als de invoer van uitermate laaggeprijsde producten uit China zich opnieuw voordoet mochten de maatregelen komen te vervallen, dit plotselinge en dramatische gevolgen voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie zou hebben. Verwacht wordt dat deze invoer de prijzen van de Unie zal onderbieden en in ieder geval een neerwaartse druk op die prijzen zal uitoefenen en de concurrentie op de markt zal verstoren. Bijgevolg is het waarschijnlijk dat, indien de maatregelen zouden komen te vervallen, de bedrijfstak van de Unie opnieuw schade zou lijden.
|
3. Reservecapaciteit, handelsstromen en aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, en prijsbeleid van de VRC
(101)
|
Zoals beschreven in overweging 44 bedroeg de Chinese productiecapaciteit voor ISB in 2012 6,6 miljoen ton. Opgemerkt moet worden dat 2012 door de Chinese bedrijfstak van bevestigingsmiddelen als een moeilijk jaar werd beschouwd; vanwege het nadelige effect van diverse economische factoren (inflatie, vertraging van de Chinese economie en de crisis in de eurozone) was het sinds 2000 immers het eerste jaar dat de Chinese productiecapaciteit een daling te zien gaf (vergeleken met 6,8 miljoen ton in 2011).
|
(102)
|
Niettemin moet er, ongeacht de toekomstscenario's (stagnatie of groei), in elk geval op worden gewezen dat zelfs de huidige Chinese productiecapaciteit van 6,6 à 6,8 miljoen ton in de jaren 2010-2012 slechts voor 75 % werd benut. Daardoor blijft er in China een reservecapaciteit (1,6-1,7 miljoen ton) die reeds buitengewoon groot is, en precies in dezelfde orde van grootte ligt als het gehele verbruik dat in diezelfde jaren op de markt van de Unie werd genoteerd.
|
(103)
|
Tijdens de beoordelingsperiode was de Chinese wereldwijde uitvoer betrekkelijk stabiel op een niveau van 2,2 à 2,6 miljoen ton, wat neerkwam op 40 à 50 % van de Chinese verkoop. Het is dan ook duidelijk dat de uitvoer een belangrijk deel uitmaakt van de activiteiten van de Chinese producenten van ISB. Volgens de door de CFIA voor de sector aangekondigde plannen zal een verwachte stijging van de vraag op de binnenlandse markt waarschijnlijk tot gevolg hebben dat het aandeel van de uitvoer zal teruglopen tot 30 à 40 % van de productie. Deze daling moet echter worden gezien tegen de achtergrond van een algemene stijging van de productiecapaciteit, zoals uiteengezet in overweging 101, en het feit dat deze reservecapaciteit in elk geval zo groot is als het totale verbruik in de Unie. Bovendien staat in de CFIA-prognose geen tijdschema voor de vermindering van het aandeel van de Chinese uitvoer, noch een concrete aanwijzing dat deze verschuiving reeds op gang zou zijn gekomen. Bijgevolg moet het door de CFIA vermelde ontwikkelingsplan worden beschouwd als een te vaag en onbepaald programma, vooral als daartegenover het eventuele vervallen van de maatregelen wordt geplaatst, dat een onmiddellijk effect zou hebben. Daarom kan het bestaan van dit plan in dit stadium geen afbreuk doen aan de conclusies met betrekking tot de waarschijnlijke herhaling van schade, mochten de maatregelen komen te vervallen.
|
(104)
|
Momenteel is de Chinese aanwezigheid op de markt van de Unie zeer beperkt: zij vertegenwoordigt niet meer dan 0,5 % van het marktaandeel uitgedrukt in volume. Niettemin blijft de markt van de Unie aantrekkelijk voor de Chinese producenten vanwege de hogere prijzen op deze markt. Dit kan worden aangetoond aan de hand van pogingen van de Chinese producenten-exporteurs om de antidumpingmaatregelen van de Unie te ontwijken. Zoals vermeld in overweging 3 heeft deze praktijk er reeds toe geleid dat de maatregelen werden uitgebreid tot de Chinese uitvoer via Maleisië.
|
(105)
|
Bovendien heeft de exportgerichte Chinese bedrijfstak het steeds moeilijker om afzetkanalen naar zijn gebruikelijke exportmarkten te vinden, daar een steeds groter aantal daarvan recentelijk antidumpingmaatregelen heeft ingesteld ten aanzien van de uitvoer van verschillende soorten ISB uit China, zoals uiteengezet in overweging 47.
|
(106)
|
Daarom kan redelijkerwijs worden verwacht dat, aangezien de markt van de Unie door zijn omvang en prijsniveaus aantrekkelijk blijft, een aanzienlijk deel van de huidige Chinese uitvoer zou worden verlegd naar de Unie als de maatregelen zouden worden ingetrokken. Er zij aan herinnerd dat voordat de oorspronkelijke maatregelen werden ingesteld, het Chinese aandeel in de markt van de Unie 26 % bedroeg.
|
(107)
|
Ten slotte wordt er met betrekking tot het niveau van de Chinese uitvoerprijzen aan herinnerd dat in het oorspronkelijke onderzoek zeer hoge dumping- en schademarges werden vastgesteld, waarbij de berekening gebeurde op basis van de uitvoerprijzen van de Chinese exporteurs. Op basis van de Chinese prijzen bij uitvoer naar Kroatië in 2012 en het eerste kwartaal van 2013, d.w.z. vóór de toetreding van Kroatië tot de EU en de uitbreiding van de beschermende maatregelen van de EU tot dit land, kan worden geconcludeerd dat het niveau van de Chinese uitvoerprijzen dat in het oorspronkelijke onderzoek leidde tot de instelling van maatregelen, nog steeds zeer vergelijkbaar is. Bovendien wordt door handelsbeschermende maatregelen van andere derde landen tegen de uitvoer van Chinese ISB bevestigd dat het oneerlijke prijsgedrag van de Chinese producenten-exporteurs wordt voortgezet en niet beperkt blijft tot de markt van de Unie.
|
4. Conclusie
(108)
|
De bevindingen van het onderzoek hebben de aandacht gevestigd op verscheidene punten van bezorgdheid, onder meer de grote reservecapaciteit die in de VRC beschikbaar is, de voortzetting van dumping- en onderbiedingspraktijken overal in de wereld, de geplande ontwikkeling van productiecapaciteit, het productassortiment en de productcomplexiteit in de VRC, alsook de toenemende handelsbelemmeringen op andere belangrijke markten van derde landen. Anderzijds stagneert het verbruik in de Unie de laatste vijf jaar als gevolg van de geringe vraag in veel downstreamsectoren. Dit heeft geleid tot een situatie van kwetsbaarheid van de bedrijfstak van de Unie die wordt gekenmerkt door een zekere mate van reservecapaciteit, lage winsten en bedrijfsonzekerheid (zoals met name blijkt uit de afnemende investeringen). In dit scenario wordt ervan uitgegaan dat de intrekking van de maatregelen er naar alle waarschijnlijkheid toe zou leiden dat er ineens weer met dumping uit de VRC wordt ingevoerd, en dat dit de positie van de bedrijfstak van de Unie op zijn kernmarkt zou verzwakken, waardoor de bedrijfstak van de Unie weer in een situatie zou worden gedrongen waarin hij schade lijdt.
|
(109)
|
Sommige partijen voerden aan dat de bedrijfstak van de Unie zijn winst en kasstroom heeft verdubbeld ten opzichte van 2010 en dat daarom zijn winst niet als laag kan worden aangemerkt. Voorts wordt opgemerkt dat de bedrijfstak van de Unie geen verdere investeringen hoeft te doen daar hij in het verleden al aanzienlijk heeft geïnvesteerd.
|
(110)
|
Hoewel de bedrijfstak van de Unie zijn winst inderdaad verdubbelde, bleef deze nog steeds zowel onder de in het TOO geboekte winst (4,4 %) als onder de streefwinst van 5 %. Dezelfde redenering geldt voor de kasstroom, die 14 % onder het niveau van het TOO bleef. Ten slotte hangt de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie af van voortdurende investeringen in moderne machines en een breder productassortiment. De argumenten worden derhalve afgewezen.
|
(111)
|
Indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, is het in de huidige marktsituatie waarschijnlijk dat de prestaties van de bedrijfstak van de Unie, die een tijdlang zijn verbeterd, snel achteruit zullen gaan. Zoals reeds eerder vermeld zouden de voorwaarden buitengewoon gunstig zijn voor een toename van de invoer uit de VRC naar de markt van de Unie tegen dumpingprijzen en in aanzienlijke hoeveelheden. Dat zou waarschijnlijk ten koste gaan van de positieve ontwikkelingen op de markt van de Unie die in de beoordelingsperiode tot stand zijn gebracht. De invoer met dumping die zich waarschijnlijk zou voordoen, zou druk kunnen uitoefenen op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en ervoor kunnen zorgen dat hij marktaandeel verliest, wat een negatieve invloed zou hebben op de financiële prestaties van deze bedrijfstak, die nog steeds kwetsbaar is. Er wordt aan herinnerd dat in de beoordelingsperiode van het oorspronkelijke onderzoek (1 januari 2003 tot en met 30 september 2007), d.w.z. vóór de instelling van de antidumpingmaatregelen, de bedrijfstak van de Unie de productie in bepaalde segmenten van het betrokken product moest beperken als gevolg van de massale invoer uit China (18). Dit had een aanzienlijk negatief effect op de bezettingsgraad en de winstgevendheid.
|
(112)
|
Na mededeling van de definitieve bevindingen voerde één belanghebbende aan dat de Commissie in haar analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade heeft nagelaten het effect van de omvang van de Chinese uitvoer en het verband tussen dat effect en de maatregelen te bepalen. De belanghebbende voerde aan dat:
i)
|
de invoer uit andere bronnen in de plaats kwam van de invoer uit China; die invoer wordt verkocht tegen prijzen die lager zijn dan die van de bedrijfstak van de Unie en toch heeft de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade geleden;
|
ii)
|
de verlaging van het niveau van de maatregelen na de uitvoering van de WTO-aanbevelingen niet leidde tot de invoer van grotere hoeveelheden uit China op de markt van de Unie;
|
iii)
|
de invoer van andere soorten bevestigingsmiddelen uit China waarop de antidumpingmaatregelen niet van toepassing zijn, vanaf 2009, toen de oorspronkelijke maatregelen werden ingesteld, in omvang ook snel is afgenomen;
|
iv)
|
rekening houdend met de groeiende vraag op de Chinese binnenlandse markt het weinig waarschijnlijk is dat de Chinese uitvoer naar de Unie in de toekomst zal toenemen, en
|
v)
|
de vraag naar bevestigingsmiddelen zal blijven toenemen in China en ook op andere Aziatische markten, waardoor het minder waarschijnlijk zal worden dat de uitvoer naar de Unie aanzienlijk toeneemt.
|
|
(113)
|
In antwoord op deze argumenten zij erop gewezen dat:
i)
|
het waarschijnlijke schadelijke effect van de invoer uit China niet kan worden vergeleken met het effect van de invoer uit derde landen, zoals Taiwan, Vietnam en Thailand. Zoals vermeld in overweging 74 zijn er immers aanwijzingen dat de Chinese exporteurs op de Kroatische markt (vóór de toetreding van Kroatië tot de EU) nog steeds verkochten tegen prijzen die vergelijkbaar zijn met die welke in het oorspronkelijke onderzoek werden genoteerd; deze prijzen zijn dan ook veel lager dan de prijzen die in het TNO uit deze derde landen werden medegedeeld. Bovendien verkoopt de bedrijfstak van de Unie, zoals vermeld in overweging 115, aanzienlijke hoeveelheden van zowel standaard- als speciale producten, en daarom is het waarschijnlijk dat de Chinese uitvoer (die zowel standaard- als speciale producten omvat) schade kan veroorzaken als de geldende rechten zouden worden opgeheven;
|
ii)
|
rekening houdend met de beperkte verlaging van de geldende rechten na de uitvoering van de WTO-aanbevelingen, namelijk van 85 % vóór de wijziging tot 74,1 % erna, geen sterke toename van de invoer uit China te verwachten was;
|
iii)
|
de beweerde daling van de omvang van de invoer van bevestigingsmiddelen waarop de maatregelen niet van toepassing zijn, niet door de beschikbare statistische gegevens wordt gestaafd. In de periode 2009-2013 bleef de maandelijkse hoeveelheid immers stabiel op 20 000 à 30 000 ton, terwijl de ingevoerde hoeveelheid bevestigingsmiddelen waarop de maatregelen van toepassing waren, in februari 2009 onmiddellijk verminderde van ruim 60 000 ton per maand tot een te verwaarlozen hoeveelheid;
|
iv)
|
de verwachte verandering in de verhouding van de omvang van de Chinese binnenlandse verkoop tot de omvang van de uitvoer, waarin de groei van de Chinese binnenlandse vraag tot uiting zal komen, zal worden gecompenseerd door een stijging van de totale Chinese productiecapaciteit en verkoopomvang, zoals uiteengezet in overweging 101, en
|
v)
|
het argument dat de Aziatische vraag naar bevestigingsmiddelen stijgt, is gebaseerd op een verouderde bron, waar wordt voorspeld dat de wereldvraag naar bevestigingsmiddelen in 2016 in de orde van grootte van 83 miljard USD zal liggen. In nieuw marktonderzoek dat in december 2014 is gepubliceerd door Fastener Industry News Inc. (19), wordt de vraag op de wereldmarkt vastgesteld op 81 miljard USD in 2018, zodat gedurende een langere periode een kleinere groei in het vooruitzicht wordt gesteld. Bovendien gaat de groei van de vraag in het Aziatisch-Pacifisch gebied gepaard met de groei van de productiecapaciteit in verscheidene andere landen dan China (bv. Indonesië, Maleisië, Thailand en Vietnam). Voorts zijn de toegangsbelemmeringen voor de installatie van extra capaciteit voor de productie van bevestigingsmiddelen relatief gering (wat tijd, kapitaal en knowhow betreft), zodat het aanbod vrij snel kan reageren op de groeiende vraag.
|
Bovenstaande argumenten moeten daarom worden afgewezen.
|
(114)
|
Dezelfde belanghebbende voerde aan dat in de door de Commissie gemaakte analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade geen rekening werd gehouden met het feit dat de uit China ingevoerde laagwaardige producten geen prijsdruk kunnen uitoefenen op hoogwaardige producten, die hoofdzakelijk door producenten in de Unie worden vervaardigd.
|
(115)
|
In antwoord op dit argument moet eraan worden herinnerd dat de productie in de Unie het volledige gamma bevestigingsmiddelen omvat, waarbij sommige ondernemingen zich toeleggen op specifieke soorten (standaard- of speciale bevestigingsmiddelen), terwijl andere het volledige gamma aanbieden. Meer bepaald bij de in de steekproef opgenomen ondernemingen bestaat een aanzienlijk deel van de verkoop uit standaardbevestigingsmiddelen en voor drie van die ondernemingen bestaat de verkoop in het TNO grotendeels uit standaardproducten. Daarom is de bewering dat de Europese bedrijfstak enkel speciale of hoogwaardige bevestigingsmiddelen zou produceren en bijgevolg zou beschermd zijn tegen schade veroorzakende invoer uit China, klaarblijkelijk onjuist, daar zij wordt weerlegd door het tijdens het onderzoek verzamelde en gecontroleerde bewijsmateriaal. Bovendien is ook bekend dat de Chinese bevestigingsmiddelensector voornemens is hoogwaardiger producten te ontwikkelen, zoals uiteengezet in overweging 78. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat de productmix van de Chinese uitvoer in de toekomst eveneens zal bestaan uit het volledige gamma van laag- tot hoogwaardige producten, en dat de prijsdruk zal worden gevoeld door de bedrijfstak van de Unie in zijn geheel, wat een nadelige invloed op de benutting van de productiecapaciteit zal hebben. Dit argument moest dan ook worden afgewezen.
|
(116)
|
Ten slotte betoogden twee andere belanghebbenden dat de Commissie in haar analyse ten onrechte aannam dat de prijzen van de producten uit China even laag zullen zijn als in het oorspronkelijke onderzoek. Volgens de partijen in kwestie zou dit niet het geval zijn omdat zich in China een aanzienlijke prijsstijging voordeed, hoofdzakelijk als gevolg van de stijging van de grondstoffen- en de arbeidskosten en de ontwikkeling van milieunormen. Bijgevolg zal de eventuele prijsonderbieding lager zijn en zal deze de verlenging van de maatregelen op een dergelijk hoog niveau niet rechtvaardigen.
|
(117)
|
Onverminderd het feit dat het niveau van de maatregelen niet kon worden gewijzigd in de context van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en de Chinese binnenlandse prijzen en kosten in het oorspronkelijke onderzoek als onbetrouwbaar werden beschouwd omdat aan de Chinese producenten geen behandeling als marktgerichte onderneming kon worden toegekend, moet het volgende worden opgemerkt. Ten eerste was de Commissie, door het gebrek aan medewerking van de kant van de Chinese producenten, niet in staat om hun kosten en de veranderingen die beweerdelijk in China plaatsvonden, te controleren. De belanghebbenden in kwestie hebben in hun opmerkingen geen bewijsmateriaal of onderbouwde gegevens verstrekt. Ten tweede wordt verwezen naar het prijsniveau dat in Kroatië vóór de toetreding van dat land tot de Unie werd waargenomen; daaruit bleek duidelijk dat de Chinese exporteurs prijzen zijn blijven hanteren die zeer vergelijkbaar waren met die in het oorspronkelijke onderzoek (zie overweging 74). Dit argument moest daarom worden afgewezen.
|
G. BELANG VAN DE UNIE
1. Inleiding
(118)
|
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie als geheel. Het belang van de Unie werd bepaald aan de hand van een afweging van de belangen van de betrokkenen, namelijk die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. De belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.
|
(119)
|
Aangezien het bij dit onderzoek om een nieuw onderzoek met betrekking tot de bestaande maatregelen gaat, kon in het kader daarvan worden nagegaan of de bestaande antidumpingmaatregelen ongewenste negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben.
|
2. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(120)
|
In overweging 108 werd geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ernstig zou verslechteren indien de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen. De voortzetting van de maatregelen zou ten goede komen aan de bedrijfstak van de Unie, aangezien de producenten in de Unie in dat geval hun verkoopvolume, hun marktaandeel, de winstgevendheid en hun algemene economische positie zouden kunnen handhaven. De opheffing van de maatregelen zou daarentegen een ernstige bedreiging vormen voor de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie, daar het aannemelijk is dat in dat geval een hervatting van de invoer tegen dumpingprijzen van grote hoeveelheden van het betrokken product vanuit de VRC naar de Unie zou plaatsvinden, waardoor opnieuw schade aan de bedrijfstak van de Unie zou worden toegebracht.
|
3. Belang van de importeurs
(121)
|
Alle bekende importeurs zijn van de opening van het nieuwe onderzoek op de hoogte gesteld. Er hebben echter maar twee importeurs aan het onderzoek meegewerkt en de vragenlijst van de Commissie beantwoord. Het onderzoek wees uit dat de importeurs het product gemakkelijk uit verschillende bronnen kunnen betrekken die momenteel op de markt beschikbaar zijn, met name van de bedrijfstak van de Unie en van exporteurs uit belangrijke derde landen die het product zonder dumping verkopen. Ook heeft geen van de twee medewerkende importeurs bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de huidige antidumpingmaatregelen, hoewel zij de hoogte van de rechten ter discussie stelden. In dit verband zij opgemerkt dat een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening niet kan leiden tot wijziging van het niveau van de maatregelen. Rekening houdend met het bovenstaande en wegens het gebrek aan belangstelling bij de importeurs in het algemeen werd geconcludeerd dat het niet in strijd met hun belang zou zijn om de maatregelen te handhaven.
|
(122)
|
Na mededeling van de definitieve bevindingen hebben twee belanghebbenden, namelijk twee verenigingen van distributeurs van bevestigingsmiddelen in de Unie, aangevoerd dat de instelling van de geldende rechten op een dergelijk hoog niveau niet heeft geleid tot het herstel van de eerlijke concurrentie op de markt van de Unie, maar veeleer heeft verhinderd dat Chinese producten in de Unie werden ingevoerd. Deze belanghebbenden stelden dat een eventuele verlenging van de maatregelen ertoe zal leiden dat de voor de gebruikers en importeurs in de Unie beschikbare mogelijkheden om internationaal producten te betrekken verder worden beperkt. In antwoord op dit argument wordt ten eerste opgemerkt dat antidumpingmaatregelen niet worden ingesteld om de invoer uit een bepaald land te belemmeren of tegen te houden, maar hoofdzakelijk om de eerlijke concurrentie op de markt te herstellen. Het niveau van de geldende rechten is het resultaat van de berekeningen van de dumping- en schademarges die werden vastgesteld op basis van de bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek. Ten tweede is de Commissie het niet eens met het argument dat de geldende rechten de voorzieningsbronnen op de markt van de Unie beperken. Uit de beschikbare invoerstatistieken blijkt dat de invoer uit derde landen is toegenomen nadat de maatregelen ten aanzien van China werden ingesteld. Het onderzoek heeft geen elementen aan het licht gebracht die erop wijzen dat deze trends in de toekomst niet zullen aanhouden. Deze argumenten moesten dan ook worden afgewezen.
|
(123)
|
Bovendien stelde een van deze verenigingen dat, hoewel zij van oordeel is dat de oorspronkelijke maatregelen niet geheel adequaat zijn en een radicale en onnodige verstoring van de markt voor bevestigingsmiddelen hebben veroorzaakt, het een even grondige verstoring zou teweegbrengen als zij nu ineens zouden worden opgeheven. Dit wijst erop dat de distributeurs van bevestigingsmiddelen erin zijn geslaagd om, rekening houdend met de geldende maatregelen, hun voorzieningsketens aan te passen.
|
4. Belang van de gebruikers
(124)
|
Hoewel de gebruikers niet meewerkten, was het toch mogelijk om de meningen en het standpunt van de gebruikers af te leiden uit de informatie die door de bedrijfstak van de Unie en de importeurs werd verstrekt. Daaruit blijkt dat de gebruikers in twee categorieën zijn in te delen: gebruikers in het hogere marktsegment, die behoefte hebben aan bevestigingsmiddelen die aan zeer hoge kwaliteitsnormen voldoen, en andere gebruikers. De gebruikers in het hogere marktsegment vinden de benodigde producten bij producenten in de Unie en bij enkele hooggespecialiseerde producenten-exporteurs. De categorie van de andere gebruikers daarentegen (die ook gebruikers uit het hogere marktsegment kan omvatten die goedkopere producten voor minder veeleisende toepassingen nodig hebben) is de categorie gebruikers die gewoonlijk koos voor Chinese producten. Deze categorie gebruikers wordt normaal gesproken bediend door importeurs, en volgens de meningen die werden vernomen tijdens bezoeken aan medewerkende importeurs, wordt deze categorie gebruikers nu in voldoende mate voorzien van producten door invoer uit andere landen, waaronder Taiwan, Thailand en Vietnam. Op basis van deze reconstructie, en ook gelet op het feit dat geen van de gebruikers heeft besloten een bijdrage te leveren tot het onderhavige onderzoek, wordt geconcludeerd dat de verlenging van de maatregelen niet in strijd zou zijn met het belang van de gebruikers, die zich goed en zonder gevolgen leken aan te passen aan de toepassing van maatregelen ten aanzien van ISB uit de VRC.
|
5. Conclusie inzake het belang van de Unie
(125)
|
Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen niet te handhaven.
|
H. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(126)
|
Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wilde aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven. Zij konden hierover ook binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden.
|
(127)
|
Uit het voorgaande vloeit voort dat de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 91/2009, zoals laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 924/2012, werden ingesteld met betrekking tot de invoer van bepaalde ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de VRC, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd.
|
(128)
|
Zoals vermeld in overweging 3 zijn de geldende antidumpingrechten op het betrokken product uit de VRC uitgebreid tot hetzelfde product verzonden uit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië. Het te handhaven antidumpingrecht op het betrokken product moet ook blijven gelden voor ISB verzonden uit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië. De producenten-exporteurs die werden vrijgesteld van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 723/2011 uitgebreide maatregelen, moeten ook worden vrijgesteld van de bij deze verordening vastgestelde maatregelen.
|
(129)
|
Om, gelet op het grote verschil in de hoogte van de voor de Chinese exporteurs geldende rechten, het gevaar van ontwijking zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om een goede toepassing van de antidumpingrechten te garanderen. Deze bijzondere maatregelen, die alleen van toepassing zijn op ondernemingen waarvoor een individueel recht is vastgesteld, omvatten: overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de vereisten die zijn vermeld in bijlage II bij deze verordening. Voor invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, geldt het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle andere producenten.
|
(130)
|
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening opgerichte comité,
|
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde soorten ijzeren of stalen (met uitzondering van roestvrijstalen) bevestigingsmiddelen, d.w.z. houtschroeven (met uitzondering van kraagschroeven), zelftappende schroeven, andere schroeven en bouten met kop (ook indien met bijbehorende moeren of sluitringen, maar met uitzondering van schroeven, gedraaid of gedecolleteerd uit massief materiaal en waarvan de dikte van de schacht niet meer bedraagt dan 6 mm en met uitzondering van schroeven en bouten voor het bevestigen van bestanddelen van spoorbanen) alsmede sluitringen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7318 12 90, 7318 14 91, 7318 14 99, 7318 15 59, 7318 15 69, 7318 15 81, 7318 15 89, ex 7318 15 90, ex 7318 21 00 and ex 7318 22 00 (Taric-codes 7318159021, 7318159029, 7318159071, 7318159079, 7318159091, 7318159098, 7318210031, 7318210039, 7318210095, 7318210098, 7318220031, 7318220039, 7318220095 en 7318220098).
2. De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:
Onderneming
|
Recht (%)
|
Aanvullende Taric-code
|
Biao Wu Tensile Fasteners Co., Ltd, Shanghai
|
43,4
|
A924
|
CELO Suzhou Precision Fasteners Co., Ltd, Suzhou
|
0,0
|
A918
|
Changshu City Standard Parts Factory en Changshu British Shanghai International Fastener Co., Ltd, Changshu
|
38,3
|
A919
|
Golden Horse (Dong Guan) Metal Manufactory Co., Ltd, Dongguan City
|
22,9
|
A920
|
Kunshan Chenghe Standard Components Co., Ltd, Kunshan
|
63,7
|
A921
|
Ningbo Jinding Fastener Co., Ltd, Ningbo City
|
64,3
|
A922
|
Ningbo Yonghong Fasteners Co., Ltd, Jiangshan Town
|
69,7
|
A923
|
Yantai Agrati Fasteners Co., Ltd, Yantai
|
0,0
|
A925
|
Bulten Fasteners (China) Co., Ltd, Beijing
|
0,0
|
A997
|
In bijlage I vermelde ondernemingen
|
54,1
|
A928
|
Alle andere ondernemingen
|
74,1
|
A999
|
3. De toepassing van de individuele antidumpingrechten die werden vastgesteld voor de ondernemingen die in lid 2 zijn vermeld, is afhankelijk van de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de in bijlage II vermelde vereisten. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht dat voor „alle andere ondernemingen” geldt, toegepast.
4. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”, zoals vermeld in lid 2, wordt uitgebreid tot dezelfde ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen verzonden uit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië (Taric-codes 7318129011, 7318129091, 7318149111, 7318149191, 7318149911, 7318149920, 7318149992, 7318155911, 7318155961, 7318155981, 7318156911, 7318156961, 7318156981, 7318158111, 7318158161, 7318158181, 7318158911, 7318158961, 7318158981, 7318159021, 7318159071, 7318159091, 7318210031, 7318210095, 7318220031 en 7318220095), met uitzondering van die welke door onderstaande ondernemingen zijn vervaardigd:
Onderneming
|
Aanvullende Taric-code
|
Acku Metal Industries (M) Sdn. Bhd
|
B123
|
Chin Well Fasteners Company Sdn. Bhd
|
B124
|
Jinfast Industries Sdn. Bhd
|
B125
|
Power Steel and Electroplating Sdn. Bhd
|
B126
|
Sofasco Industries (M) Sdn. Bhd
|
B127
|
Tigges Fastener Technology (M) Sdn. Bhd
|
B128
|
TI Metal Forgings Sdn. Bhd
|
B129
|
United Bolt and Nut Sdn. Bhd
|
B130
|
Andfast Malaysia Sdn. Bhd.
|
B265
|
5. De toepassing van de vrijstellingen die aan de specifiek in lid 4 van dit artikel vermelde ondernemingen worden verleend, is afhankelijk van de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de in bijlage II vermelde vereisten. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het bij lid 4 van dit artikel ingestelde antidumpingrecht toegepast.
6. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 maart 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) PB L 29 van 31.1.2009, blz. 1.
(3) PB L 275 van 10.10.2012, blz. 1.
(4) PB L 194 van 26.7.2011, blz. 6.
(5) PB L 203 van 31.7.2012, blz. 23.
(6) PB C 148 van 28.5.2013, blz. 8.
(7) PB C 27 van 30.1.2014, blz. 15.
(8) PB L 194 van 26.7.2011, blz. 6.
(9) China Fastener World, nummer 38, juni 2013, blz. 124-125. http://www.fastener-world.com.tw/0_magazine/ebook/web/page.php?sect=CFW_38_W&p=124
(10) WTO-Commissie antidumpingpraktijken — halfjaarlijks verslag op grond van artikel 16, lid 4, van de overeenkomst — Canada, 22.8.2014, G/ADP/N/259/CAN.
(11) WTO-Commissie antidumpingpraktijken — halfjaarlijks verslag op grond van artikel 16, lid 4, van de overeenkomst — Colombia, 21.3.2014, G/ADP/N/252/COL.
(12) WTO-Commissie antidumpingpraktijken — halfjaarlijks verslag op grond van artikel 16, lid 4, van de overeenkomst — Mexico, 9.9.2014, G/ADP/N/259/MEX.
(13) WTO-Commissie antidumpingpraktijken — halfjaarlijks verslag op grond van artikel 16, lid 4, van de overeenkomst — Zuid-Afrika, 27.8.2014, G/ADP/N/259/ZAF.
(14) WTO-Commissie antidumpingpraktijken — halfjaarlijks verslag op grond van artikel 16, lid 4, van de overeenkomst — Verenigde Staten, 5.9.2014, G/ADP/N/259/USA.
(15) PB L 194 van 26.7.2011, blz. 6.
(16) Met inbegrip van de invoer van Chinese ondernemingen waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld.
Bron: Eurostat.
(17) China Fastener World, nummer 38, juni 2013, blz. 124-125. http://www.fastener-world.com.tw/0_magazine/ebook/web/page.php?sect=CFW_38_W&p=124
(18) Verordening (EG) nr. 91/2009, overweging 160.
(19) De volledige tekst van het artikel is te vinden op internet: http://globalfastenernews.com/main.asp?SectionID=31&SubSectionID=42&ArticleID=11630
BIJLAGE I
NIET IN DE STEEKPROEF OPGENOMEN MEDEWERKENDE PRODUCENTEN-EXPORTEURS
Aanvullende Taric-code A928
Abel Manufacturing Co., Ltd
|
Shanghai
|
Autocraft Industrial (Shanghai) Ltd
|
Shanghai
|
Changshu Fuxin Fasteners Manufacturing Co., Ltd
|
Changshu
|
Changshu Shining Sun Fasteners Manufacturing Co., Ltd
|
Changshu
|
Changzhou Oread Fasteners Co., Ltd
|
Changzhou
|
Chun Yu (Dongguan) Metal Products Co., Ltd
|
Dongguan
|
Cixi Zhencheng Machinery Co., Ltd
|
Cixi
|
Dongguan Danny & Kuen Metal & Co., Ltd
|
Dongguan
|
Foshan Nanhai Gubang Metal Goods Co., Ltd
|
Foshan
|
Gem-year industrial Co., Ltd
|
Jiashan
|
Guangzhou Tianhe District Zhonggu Hardware Screw Manufacture
|
Guangzhou
|
Haining Xinxin Hardware Standard Tools Co., Ltd
|
Haining
|
Haiyan Flymetal Hardware Co., Ltd
|
Jiaxing
|
Haiyan Haitang Fasteners Factory
|
Jiaxing
|
Haiyan Hardware Standard Parts Co., Ltd
|
Jiaxing
|
Haiyan Lianxiang Hardware Products Co., Ltd
|
Jiaxing
|
Haiyan Mengshi Screws Co., Ltd
|
Jiaxing
|
Haiyan Self-tapping Screws Co., Ltd
|
Jiaxing
|
Haiyan Sun's Jianxin Fasteners Co., Ltd
|
Jiaxing
|
Haiyan Xinan Standard Fastener Co., Ltd
|
Jiaxing
|
Haiyan Xinglong Fastener Co., Ltd
|
Jiaxing
|
Hangzhou Everbright Metal Products Co., Ltd
|
Hangzhou
|
Hangzhou Spring Washer Co., Ltd
|
Hangzhou
|
Hott Metal Part and Fasteners Inc.
|
Changshu
|
J. C. Grand (China) Corporation
|
Jiaxing
|
Jiangsu Jiangyu Metal Work Co., Ltd
|
Dongtai
|
Jiashan Yongda Screw Co., Ltd
|
Jiashan
|
Jiaxiang Triumph Hardware Co., Ltd
|
Haining
|
Jiaxing Victor Screw Co., Ltd
|
Jiaxing
|
Jinan Star Fastener Co., Ltd
|
Jinan
|
Jin-Well Auto-parts (zhejiang) Co., Ltd
|
Jiashan
|
Kinfast Hardware Co., Ltd
|
Haining
|
Ningbo Alliance Screws and Fasteners Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Anchor Fasteners Industrial Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Dafeng Machinery Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Development Zone Yonggang Fasteners Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Fastener Factory
|
Ningbo
|
Ningbo Haixin Hardware Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Haixin Railroad Material Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Jinhui Gaoqiang Fastener Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Jinpeng High Strength Fastener Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Jintai Fastener Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Jinwei Standard Parts Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Jiulong Fasteners Manufacture Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Londex Industrial Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Minda Machinery & Electronics Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Ningli High-Strength Fastener Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Qunli Fastener Manufacture Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Special — Wind — Fasteners (China) Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Xinxing Fasteners Manufacture Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Yonggang Fasteners Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Zhenhai Xingyi Fasteners Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Zhongbin Fastener Manufacture Co., Ltd
|
Ningbo
|
Ningbo Zhongjiang High Strength Bolt Co., Ltd
|
Ningbo
|
Robertson Inc. (Jiaxing)
|
Jiashan
|
Shanghai Boxed Screw Manufacturing Company Limited
|
Shanghai
|
Shanghai Fenggang Precision Inc.
|
Shanghai
|
Shanghai Foreign Trade Xiasha No. 2 Woodscrew Factory Co., Ltd
|
Shanghai
|
Shanghai Great Diamond Fastener Co., Ltd
|
Shanghai
|
Shanghai Hang Hong Metal Products Co., Ltd
|
Shanghai
|
Shanghai Hangtou Fasteners Co., Ltd
|
Shanghai
|
Shanghai Huaming Hardware Products Co., Ltd
|
Shanghai
|
Shanghai Moregood C&F Fastener Co., Ltd
|
Shanghai
|
Shanghai Moresun Fasteners Co., Ltd
|
Shanghai
|
Shanghai Qingpu Ben Yuan Metal Products Co., Ltd
|
Shanghai
|
Shanghai Ren Sheng Standardized Item Manufacture Ltd, Co
|
Shanghai
|
Shanghai Shuyuan Woodscrews Factory
|
Shanghai
|
Shanghai SQB Automotive Fasteners Company Ltd
|
Shanghai
|
Shanghai Tapoo Hardware Co., Ltd
|
Shanghai
|
Shanghai Yifan High-Intensity Fasteners Co., Ltd
|
Shanghai
|
Shanxi Jiaocheng Zhicheng Foundry Ltd
|
Jiaocheng
|
Shenzhen Top United Steel Co., Ltd
|
Shenzhen
|
Sundram Fasteners (Zhejiang) Limited
|
Jiaxing
|
Sunfast (Jiaxing) Enterprise Co., Ltd
|
Jiaxing
|
Suzhou Escort Hardware Manufacturing Co., Ltd
|
Suzhou
|
Taicang Rongtong Metal Products Co., Ltd
|
Taicang
|
Tangshan Huifeng Standard Component Make Co., Ltd
|
Tangshan
|
Tangshan Xingfeng Screws Co., Ltd
|
Tangshan
|
Tapoo Metal Products (Shanghai) Co., Ltd
|
Shanghai
|
Tianjin Jiuri Manufacture & Trading Co., Ltd
|
Tianjin
|
Wenzhou Excellent Hardware Apparatus Packing Co., Ltd
|
Wenzhou
|
Wenzhou Junhao Industry Co., Ltd
|
Wenzhou
|
Wenzhou Tian Xiang Metal Products Co., Ltd
|
Wenzhou
|
Wenzhou Yili Machinery Development Co., Ltd
|
Wenzhou
|
Wenzhou Yonggu Fasteners Co., Ltd
|
Wenzhou
|
Wuxi Huacheng Fastener Co., Ltd
|
Wuxi
|
Wuxi Qianfeng Screw Factory
|
Wuxi
|
Xingtai City Ningbo Fasteners Co., Ltd
|
Xingtai
|
Yueqing Quintessence Fastener Co., Ltd
|
Yueqing
|
Zhejiang Jingyi Standard Components Co., Ltd
|
Yueqing
|
Zhejiang New Oriental Fastener Co., Ltd
|
Jiaxing
|
Zhejiang Qifeng Hardware Make Co., Ltd
|
Jiaxing
|
Zhejiang Rising Fasteners Co., Ltd
|
Hangzhou
|
Zhejiang Yonghua Fasteners Co., Ltd
|
Rui' An
|
Zhejiang Zhongtong Motorkits Co., Ltd
|
Shamen
|
Zhongshan City Jinzhong Fastener Co., Ltd
|
Zhongshan
|
BIJLAGE II
De in artikel 1, leden 3 en 5, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:
1.
|
de naam en functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;
|
2.
|
de volgende verklaring:
„Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) bevestigingsmiddelen die naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (het betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.
Datum en handtekening”
|
27.3.2015
|
NL
|
Publicatieblad van de Europese Unie
|
L 82/105
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/520 VAN DE COMMISSIE
van 26 maart 2015
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
|
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.
|
(2)
|
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,
|
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 maart 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg)
|
GN-code
|
Code derde landen (1)
|
Forfaitaire invoerwaarde
|
0702 00 00
|
MA
|
87,7
|
TR
|
123,7
|
ZZ
|
105,7
|
0707 00 05
|
JO
|
206,0
|
MA
|
176,1
|
TR
|
161,2
|
ZZ
|
181,1
|
0709 93 10
|
MA
|
124,7
|
TR
|
161,7
|
ZZ
|
143,2
|
0805 10 20
|
EG
|
48,1
|
IL
|
72,8
|
MA
|
44,0
|
TN
|
62,9
|
TR
|
65,2
|
ZZ
|
58,6
|
0805 50 10
|
BO
|
92,8
|
TR
|
46,6
|
ZZ
|
69,7
|
0808 10 80
|
AR
|
94,0
|
BR
|
92,1
|
CL
|
108,5
|
CN
|
105,5
|
MK
|
25,2
|
US
|
212,5
|
ZA
|
122,6
|
ZZ
|
108,6
|
0808 30 90
|
AR
|
109,5
|
CL
|
134,6
|
CN
|
71,3
|
ZA
|
114,5
|
ZZ
|
107,5
|
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
27.3.2015
|
NL
|
Publicatieblad van de Europese Unie
|
L 82/107
|
BESLUIT (GBVB) 2015/521 VAN DE RAAD
van 26 maart 2015
inzake de actualisering en wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en tot intrekking van Besluit 2014/483/GBVB
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
|
Op 27 december 2001 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB (1) vastgesteld.
|
(2)
|
Op 22 juli 2014 heeft de Raad Besluit 2014/483/GBVB (2) inzake de actualisering en wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB („de lijst”) vastgesteld.
|
(3)
|
Overeenkomstig artikel 1, lid 6, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB dienen de namen van de personen, groepen en entiteiten op de lijst regelmatig te worden bezien om er zeker van te zijn dat er redenen zijn om hen op de lijst te handhaven.
|
(4)
|
Dit besluit bevat de resultaten van de evaluatie die de Raad heeft verricht ten aanzien van personen, groepen en entiteiten waarop de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing zijn.
|
(5)
|
De Raad heeft zich ervan vergewist dat bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 1, lid 4, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB ten aanzien van elke persoon, groep en entiteit op de lijst een beslissing hebben gegeven betreffende hun betrokkenheid bij terroristische daden in de zin van artikel 1, leden 2 en 3, van het gemeenschappelijk standpunt. De Raad is tevens tot de conclusie gekomen dat de personen, groepen en entiteiten waarop de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing zijn, onderworpen moeten blijven aan de daarin vastgestelde specifieke beperkende maatregelen.
|
(6)
|
De Raad heeft besloten dat er niet langer redenen zijn om twee entiteiten te handhaven op de lijst.
|
(7)
|
De lijst moet dienovereenkomstig worden geactualiseerd, en Besluit 2014/483/GBVB moet worden ingetrokken,
|
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De lijst van personen, groepen en entiteiten waarop de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing zijn, is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Besluit 2014/483/GBVB wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 26 maart 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
E. RINKĒVIČS
(1) Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93).
(2) Besluit 2014/483/GBVB van de Raad van 22 juli 2014 inzake de actualisering en wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en tot intrekking van Besluit 2014/72/GBVB (PB L 217 van 23.7.2014, blz. 35).
BIJLAGE
Lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in artikel 1
I. PERSONEN
1.
|
ABDOLLAHI Hamed (alias Mustafa Abdullahi), geboren op 11.8.1960 in Iran. Paspoort: D9004878.
|
2.
|
AL-NASSER, Abdelkarim Hussein Mohamed, geboren in Al Ihsa, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan.
|
3.
|
AL YACOUB, Ibrahim Salih Mohammed, geboren op 16.10.1966 in Tarut, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan.
|
4.
|
ARBABSIAR Manssor (alias Mansour Arbabsiar), geboren op 6 of 15.3.1955 in Iran. Iraans en Amerikaans onderdaan. Paspoort: C2002515 (Iran); Paspoort: 477845448 (VS). Nationaal identiteitsbewijs nr.: 07442833, vervaldatum 15 maart 2016 (Amerikaans rijbewijs).
|
5.
|
BOUYERI, Mohamed (alias Abu ZUBAIR; alias SOBIAR; alias Abu ZOUBAIR), geboren op 8.3.1978 in Amsterdam (Nederland) — lid van de „Hofstadgroep”.
|
6.
|
IZZ-AL-DIN, Hasan (alias GARBAYA, Ahmed; alias SA-ID; alias SALWWAN, Samir), Libanon, geboren in 1963 in Libanon, Libanees onderdaan.
|
7.
|
MOHAMMED, Khalid Shaikh (alias ALI, Salem; alias BIN KHALID, Fahd Bin Adballah; alias HENIN, Ashraf Refaat Nabith; alias WADOOD, Khalid Adbul), geboren op 14.4.1965 of 1.3.1964 in Pakistan, paspoort nr. 488555.
|
8.
|
SHAHLAI Abdul Reza (alias Abdol Reza Shala'i, alias Abd-al Reza Shalai, alias Abdorreza Shahlai, alias Abdolreza Shahla'i, alias Abdul-Reza Shahlaee, alias Hajj Yusef, alias Haji Yusif, alias Hajji Yasir, alias Hajji Yusif, alias Yusuf Abu-al-Karkh), geboren rond 1957 in Iran. Adressen: 1) Kermanshah, Iran, 2) legerbasis Mehran, provincie Ilam, Iran.
|
9.
|
SHAKURI Ali Gholam, geboren rond 1965 in Teheran, Iran.
|
10.
|
SOLEIMANI Qasem (alias Ghasem Soleymani, alias Qasmi Sulayman, alias Qasem Soleymani, alias Qasem Solaimani, alias Qasem Salimani, alias Qasem Solemani, alias Qasem Sulaimani, alias Qasem Sulemani), geboren op 11.3.1957 in Iran. Iraans onderdaan. Paspoort: 008827 (Iraans diplomatiek paspoort), afgegeven in 1999. Titel: generaal-majoor.
|
II. GROEPEN EN ENTITEITEN
1.
|
Abu Nidal Organisation — (ANO), (alias Fatah Revolutionaire Raad, Arabische Revolutionaire Brigades, Zwarte September, en Revolutionaire Organisatie van Socialistische Moslims).
|
2.
|
Al-Aqsa Martelarenbrigade.
|
5.
|
Communist Party of the Philippines, inclusief New People's Army — (NPA), Filipijnen.
|
6.
|
Gama'a al-Islamiyya (Islamitische Groep), (alias Al-Gama'a al-Islamiyya, — IG).
|
7.
|
İslami Büyük Doğu Akıncılar Cephesi — (IBDA/C) (Front van Voorvechters voor het Grote Islamitische Oosten).
|
8.
|
Hamas (inbegrepen Hamas-Izz al-Din al-Qassem).
|
9.
|
Militaire vleugel van Hizballah (ook bekend als Militaire vleugel van (respectievelijk) Hezbollah, Hizbullah, Hizbollah, Hezballah, Hisbollah, Hizbu'llah, Hizb Allah en Raad van de Jihad) (en alle daaraan rapporterende eenheden, waaronder de Externe Veiligheidsorganisatie).
|
10.
|
Hizbul Mujahideen — (HM).
|
12.
|
International Sikh Youth Federation — (ISYF) (Internationale federatie van sikh-jongeren).
|
13.
|
Khalistan Zindabad Force — (KZF).
|
14.
|
Koerdische Arbeiderspartij — (PKK), (alias KADEK; alias KONGRA-GEL).
|
15.
|
Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam — (LTTE).
|
16.
|
Ejército de Liberación Nacional (Nationaal Bevrijdingsleger).
|
17.
|
Palestina Islamic Jihad — (PIJ) (Palestijnse Islamitische Jihad).
|
18.
|
Popular Front for the Liberation of Palestina — (PFLP) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina).
|
19.
|
Popular Front for the Liberation of Palestine — General Command (alias PFLP-General Command, PFLP-GC) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina — Algemeen Commando).
|
20.
|
Fuerzas armadas revolucionarias de Colombia — (FARC) (Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia).
|
21.
|
Devrimci Halk Kurtuluș Partisi-Cephesi — (DHKP/C), (alias Devrimci Sol (Revolutionair Links); alias Dev Sol) (Revolutionair Volksbevrijdingsleger/front/partij).
|
22.
|
Sendero Luminoso — (SL) (Lichtend Pad).
|
23.
|
Teyrbazen Azadiya Kurdistan — (TAK) (alias Kurdistan Freedom Falcons (Koerdische Vrijheidsvalken); alias Kurdistan Freedom Hawks (Koerdische Vrijheidshaviken).
|
27.3.2015
|
NL
|
Publicatieblad van de Europese Unie
|
L 82/111
|
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/522 VAN DE COMMISSIE
van 25 maart 2015
tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in Hongarije
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 1711)
(Slechts de tekst in de Hongaarse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,
Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
|
Aviaire influenza is een virale infectieziekte bij vogels, waaronder pluimvee. Infecties met aviaire-influenzavirussen bij gedomesticeerd pluimvee veroorzaken twee hoofdvormen van de ziekte met een verschillende virulentie. De laagpathogene vorm leidt in de regel slechts tot milde symptomen, terwijl de hoogpathogene vorm bij de meeste pluimveesoorten een zeer hoge sterfte veroorzaakt. Die ziekte kan ernstige gevolgen hebben voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij.
|
(2)
|
Aviaire influenza wordt vooral bij vogels aangetroffen, maar onder bepaalde omstandigheden kan de infectie ook bij mensen voorkomen, al is die kans in de regel erg klein.
|
(3)
|
Bij een uitbraak van aviaire influenza bestaat het risico dat de ziekteverwekker wordt verspreid naar andere bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden. Dan kan de ziekte zich ook van de ene lidstaat naar de andere of naar derde landen verspreiden door de handel in levende vogels en producten daarvan.
|
(4)
|
Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (3) bevat bepaalde preventieve maatregelen inzake het toezicht op en de vroegtijdige detectie van aviaire influenza alsook de minimale bestrijdingsmaatregelen die bij een uitbraak van aviaire influenza onder pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels moeten worden genomen. Die richtlijn voorziet in de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden bij een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza.
|
(5)
|
Na de kennisgeving door Hongarije van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in een eendenbedrijf in het comitaat Békés, Hongarije, op 24 februari 2015, werd Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/338 van de Commissie (4) vastgesteld.
|
(6)
|
Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/338 bepaalt dat de door Hongarije overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden ten minste de gebieden omvatten die in de lijst van de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit als beschermings- en toezichtsgebieden zijn opgenomen. Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/338 is van toepassing tot en met 26 maart 2015.
|
(7)
|
De tijdelijke beschermende maatregelen die na de uitbraak in Hongarije zijn vastgesteld, zijn nu onderzocht door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders waardoor de gebieden waarvoor beperkingen moeten gelden, nu nauwkeuriger kunnen worden omschreven.
|
(8)
|
Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moeten de in Hongarije ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden in samenwerking met die lidstaat op EU-niveau worden vastgesteld en moet de duur van die regionalisatie worden vastgelegd.
|
(9)
|
Duidelijkheidshalve dient Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/338 te worden ingetrokken.
|
(10)
|
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,
|
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Hongarije ziet erop toe dat de overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden ten minste de gebieden omvatten die in de lijst van de delen A en B van de bijlage bij dit besluit als beschermings- en toezichtsgebieden zijn opgenomen.
Artikel 2
Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/338 wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot Hongarije.
Gedaan te Brussel, 25 maart 2015.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.
(3) Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).
(4) Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/338 van de Commissie van 27 februari 2015 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in Hongarije (PB L 58 van 3.3.2015, blz. 83).
BIJLAGE
DEEL A
Beschermingsgebied als bedoeld in artikel 1:
ISO-landencode
|
Lidstaat
|
Code
(indien beschikbaar)
|
Naam
|
Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 2005/94/EG
|
HU
|
Hongarije
|
Postcode
|
Gebied omvattende:
|
27.3.2015
|
|
|
5525
|
Het deel van de gemeente Füzesgyarmat (gelegen in het comitaat Békés) binnen een straal van 3 km rond het punt met als coördinaten breedtegraad 47.1256 en lengtegraad 21.1875.
Daarnaast het deel van de gemeente Füzesgyarmat ten westen van de Kossuthstraat en de Árpádstraat, en ten noorden van de Mátyásstraat.
|
|
DEEL B
Toezichtsgebied als bedoeld in artikel 1:
ISO-landencode
|
Lidstaat
|
Code
(indien beschikbaar)
|
Naam
|
Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG
|
HU
|
Hongarije
|
Postcode
|
Gebied omvattende:
|
5.4.2015
|
|
|
4172
5520
5525
5526
|
Het deel van de comitaten Békés en Hajdú-Bihar binnen een straal van 10 km rond het punt met als coördinaten breedtegraad 47.1256 en lengtegraad 21.1875, dat het hele grondgebied van de gemeenten Füzesgyarmat en Töviskes omvat, alsook:
—
|
het deel van de gemeente Szeghalom ten noorden van de Arany Jánosstraat en Kinizsistraat,
|
—
|
het hele grondgebied van de gemeente Kertészsziget,
|
—
|
het deel van de gemeente Biharnagybajom ten zuiden van de Kossuthstraat en Rákóczistraat.
|
|
|