ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 80

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
25 maart 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2015/454 van de Commissie van 9 juli 2014 betreffende de steunmaatregelen SA.34823 (2012/C), SA.36004 (2013/NN), SA.37965 (2013/N), SA.37966 (2013/N), SA.37967 (2013/N) door Griekenland ten uitvoer gelegd ten gunste van de groep Alpha Bank in verband met: de herkapitalisatie en herstructurering van Alpha Bank SA; — de afwikkeling van Cooperative Bank of Western Macedonia via een bevel tot overdracht aan Alpha Bank SA; — de afwikkeling van Evia Cooperative Bank via een bevel tot overdracht aan Alpha Bank SA; — de afwikkeling van Cooperative Bank of Dodecanese via een bevel tot overdracht aan Alpha Bank SA (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 4662)  ( 1 )

1

 

*

Besluit (EU) 2015/455 van de Commissie van 23 juli 2014 betreffende staatssteun SA.34826 (2012/C), SA.36005 (2013/NN) ten uitvoer gelegd door Griekenland ten gunste van Piraeus Bank Group in verband met de herkapitalisatie en herstructurering van Piraeus Bank SA (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5217)  ( 1 )

49

 

*

Besluit (EU) 2015/456 van de Commissie van 5 september 2014 betreffende de door de Republiek Bulgarije ten uitvoer gelegde steunregeling SA.26212 (11/C) (ex 11/NN — ex CP 176/A/08) en SA.26217 (11/C) (ex 11/NN — ex CP 176/B/08) in het kader van de ruil van bosgronden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 6207)  ( 1 )

100

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds ( PB L 261 van 30.8.2014 )

128

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

BESLUITEN

25.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/1


BESLUIT (EU) 2015/454 VAN DE COMMISSIE

van 9 juli 2014

betreffende de steunmaatregelen SA.34823 (2012/C), SA.36004 (2013/NN), SA.37965 (2013/N), SA.37966 (2013/N), SA.37967 (2013/N) door Griekenland ten uitvoer gelegd ten gunste van de groep Alpha Bank in verband met:

de herkapitalisatie en herstructurering van Alpha Bank SA;

de afwikkeling van Cooperative Bank of Western Macedonia via een bevel tot overdracht aan Alpha Bank SA;

de afwikkeling van Evia Cooperative Bank via een bevel tot overdracht aan Alpha Bank SA;

de afwikkeling van Cooperative Bank of Dodecanese via een bevel tot overdracht aan Alpha Bank SA

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 4662)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Na de lidstaten en andere belanghebbenden overeenkomstig de voornoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   PROCEDURE MET BETREKKING TOT ALPHA BANK

(1)

Bij besluit van 19 november 2008 heeft de Commissie een regeling goedgekeurd met de naam „Steunmaatregelen voor de kredietinstellingen in Griekenland” (hierna de „steunregeling voor Griekse banken” genoemd), die is opgesteld om de stabiliteit van het Griekse financiële stelsel te waarborgen. De steunregeling voor Griekse banken zorgt voor steun die wordt verleend op grond van de drie maatregelen die ten grondslag liggen aan de regeling: een herkapitalisatiemaatregel, een garantiemaatregel en een maatregel voor staatsobligatieleningen (1). In mei 2009 heeft Griekenland de groep Alpha Bank (hierna „de Bank” genoemd) geherkapitaliseerd op grond van de herkapitalisatiemaatregel.

(2)

In overweging 14 van het besluit van 19 november 2008 werd vastgelegd dat er een herstructureringsplan betreffende de begunstigden van de herkapitalisatiemaatregel aan de Commissie zou worden meegedeeld.

(3)

Op 2 augustus 2010 hebben de Griekse autoriteiten een herstructureringsplan betreffende de Bank bij de Commissie ingediend. De Commissie heeft dat plan en daaropvolgende actualiseringen, alsmede aanvullende informatie die door de Griekse autoriteiten is ingediend, geregistreerd onder nummer SA.30342 (PN 26/2010) en vervolgens onder nummer SA.32786 (2011/PN).

(4)

De Bank heeft herhaaldelijk gebruikgemaakt van staatsgaranties op schuldinstrumenten en overheidsobligatieleningen op grond van de steunregeling voor Griekse banken (2). Zij heeft ook gebruikgemaakt van noodliquiditeitssteun (Emergency Liquidity Assistance, ELA) met staatsgarantie (hierna „door de staat gegarandeerde ELA” genoemd).

(5)

Op 20 april 2012 heeft het Griekse fonds voor financiële stabiliteit (Hellenic Financial Stability Fund, hierna „HFSF” genoemd) een toezeggingsbrief aan de Bank gezonden waarin het toezegt te zullen deelnemen aan de geplande verhoging van het aandelenkapitaal van de Bank. Op 28 mei 2012 heeft het HFSF de Bank een overbruggingsherkapitalisatie van 1 900 miljoen EUR verleend (hierna de „eerste overbruggingsherkapitalisatie” genoemd).

(6)

In mei 2012 hebben de Griekse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van de toezeggingsbrief die het HFSF aan de Bank had verzonden. Aangezien de maatregel al was uitgevoerd heeft de Commissie deze als een niet-aangemelde steun ingeschreven (nummer SA.34823 (2012/NN)).

(7)

Bij besluit van 27 juli 2012 heeft de Commissie een formele onderzoeksprocedure ingeleid met betrekking tot de eerste overbruggingsherkapitalisatie (hierna „het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank” genoemd) (3).

(8)

Op 12 oktober 2012 heeft het HFSF de Bank toestemming gegeven om Emporiki Bank over te nemen van Crédit Agricole SA (hierna „Crédit Agricole” genoemd). Op 16 oktober 2012 hebben Crédit Agricole en de Bank een overeenkomst betreffende de aankoop van aandelen ondertekend.

(9)

Vóór die datum hadden de Griekse autoriteiten de diensten van de Commissie op de hoogte gebracht van de evolutie van het proces en de voorwaarden voor de mogelijke overname van Emporiki Bank.

(10)

Op 23 november 2012 hebben de diensten van de Commissie een brief gezonden aan de Griekse autoriteiten met daarin de voorlopige beoordeling van de overname.

(11)

In december 2012 heeft het HFSF de Bank een tweede overbruggingsherkapitalisatie van 1 042 miljoen EUR verleend (hierna de „tweede overbruggingsherkapitalisatie” genoemd). Op 21 december 2012 heeft het HFSF de Bank ook een toezeggingsbrief verstrekt betreffende haar deelname aan een verhoging van het aandelenkapitaal van de Bank en aan uit te geven converteerbare kapitaalinstrumenten, voor een totaalbedrag van maximaal 1 629 miljoen EUR (4). De Griekse autoriteiten hebben deze maatregelen op 27 december 2012 bij de Commissie aangemeld (5).

(12)

In mei 2013 heeft de Bank aangekondigd dat de rechtenuitgifte ten bedrage van 457,1 miljoen EUR en de toewijzing van alle aangeboden aandelen in een bijkomende particuliere plaatsing van 92,9 miljoen EUR met succes waren afgerond. Op 3 juni 2013 heeft het HFSF de eerste en tweede overbruggingsherkapitalisatie omgezet in eigen vermogen en heeft het nog eens 1 079 miljoen EUR aan kapitaal in de Bank geïnjecteerd (hierna de „herkapitalisatie van voorjaar 2013” genoemd).

(13)

Op 19 december 2013 hebben de Griekse autoriteiten aan de Commissie informatie verstrekt over de voorwaarden van de herkapitalisatie van voorjaar 2013.

(14)

Op 12 juni 2014 hebben de Griekse autoriteiten een definitief herstructureringsplan voor de Bank (hierna het „herstructureringsplan” genoemd) ingediend bij de Commissie. Op dezelfde datum werd informatie verstrekt over de door de staat gegarandeerde ELA. Zij gaven aan verder te willen gaan met het verstrekken van deze liquiditeitssteun aan de Bank, alsook van staatsgaranties op schuldinstrumenten en overheidsobligatieleningen op grond van de steunregeling voor Griekse banken (6).

(15)

De Commissie had talrijke vergaderingen, teleconferenties en elektronische briefwisselingen met vertegenwoordigers van de Griekse autoriteiten en de Bank.

(16)

Griekenland accepteert dat dit besluit bij wijze van uitzondering alleen in de Engelse taal wordt vastgesteld.

1.2.   PROCEDURE BETREFFENDE DE AAN DE DRIE COÖPERATIEVE BANKEN VERSTREKTE STAATSSTEUN

(17)

Op 3 december 2013 heeft Griekenland de Commissie op de hoogte gebracht van de verwachte afwikkeling van drie coöperatieve banken (hierna „de drie coöperatieve banken” genoemd), namelijk Co-operative Bank of Dodecanese (hierna „Dodecanese Bank” genoemd), Co-operative Bank of Evia (hierna „Evia Bank” genoemd) en Co-operative Bank of Western Macedonia (hierna „Western Macedonia Bank” genoemd).

(18)

Op 4 december 2013 hebben de diensten van de Commissie Griekenland om informatie verzocht betreffende de verwachte afwikkeling van de drie coöperatieve banken.

(19)

Op 5 december 2013 heeft Griekenland de gevraagde informatie bezorgd aan de diensten van de Commissie.

(20)

Op 8 december 2013 heeft de Bank van Griekenland de afwikkeling van de drie coöperatieve banken opgestart evenals de overdracht van bepaalde passiva van de drie coöperatieve banken aan de Bank.

(21)

Op 17 december 2013 heeft Griekenland de staatssteun aangemeld die werd verstrekt in het kader van de afwikkeling van de drie coöperatieve banken.

2.   BESCHRIJVING

2.1.   DE BANK EN HAAR PROBLEMEN

2.1.1.   Algemene context van het Griekse bankwezen

(22)

Het reëel bruto binnenlands product (bbp) in Griekenland is tussen 2008 en 2012 met 20 % gedaald, zoals aangegeven in tabel 1. Daardoor hadden de Griekse banken te kampen met een snel stijgend wanbetalingspercentage bij leningen aan Griekse huishoudens en bedrijven (7). Deze ontwikkelingen hadden een negatieve invloed op de resultaten van de activa van Griekse banken en deden kapitaalbehoeften ontstaan.

Tabel 1

Reële bbp-groei in Griekenland, 2008-2013

Griekenland

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Reële bbp-groei, %

–0,2

–3,1

–4,9

–7,1

–7,0

–3,9

Bron:

Eurostat, online beschikbaar op http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?tab=table&init=1&plugin=1&language=en&pcode=tec00115

(23)

Bovendien heeft Griekenland in februari 2012 een obligatieruil met de particuliere sector uitgevoerd, onder de naam „Inbreng van de particuliere sector” (hierna het „PSI-programma” genoemd). Griekse banken waren betrokken bij het PSI-programma, waarbij de Griekse regering bestaande particuliere obligatiehouders nieuwe effecten aanbood (waaronder nieuwe Griekse staatsobligaties (Greek Government Bonds, hierna „GGB’s” genoemd), aan het bbp gekoppelde effecten en PSI-promesses uitgegeven door het Europees Financieel Stabiliteitsfonds (hierna „EFSF” genoemd)) in ruil voor bestaande GGB’s, met een nominale korting van 53,5 % en langere looptijden (8). De Griekse autoriteiten kondigden de resultaten van die obligatieruil op 9 maart 2012 aan (9). De ruil resulteerde in zware verliezen voor de obligatiehouders (door de Bank van Griekenland geschat op gemiddeld 78 % van het nominale bedrag van de oude GGB’s voor de Griekse banken) en kapitaalbehoeften die met terugwerkende kracht op de jaarrekening van 2011 van de Griekse banken werden geboekt.

Tabel 2

Totale PSI-verliezen van de belangrijkste Griekse banken (in miljoen EUR)

Banken

Nominale waarde van GGB’s (1)

Nominale waarde van staatsgerelateerde leningen (2)

Totale nominale waarde (3) = (1) + (2)

PSI-verlies van GGB’s (4)

PSI-verlies van staatsgerelateerde leningen (5)

Totaal bruto PSI-verlies (6) = (4) + (5)

Totaal bruto PSI-verlies /tier 1-kernkapitaal (10) (dec 2011) %

Totaal bruto PSI-verlies /Totaal activa (dec 2011) %

NBG

13 748

1 001

14 749

10 985

751

11 735

161,0

11,0

Eurobank

7 001

335

7 336

5 517

264

5 781

164,5

7,5

Alpha

3 898

2 145

6 043

3 087

1 699

4 786

105,7

8,1

Piraeus

7 063

280

7 343

5 686

225

5 911

226,0

12,0

Emporiki

351

415

766

270

320

590

40,3

2,7

Bron:

Bank van Griekenland, Report on the Recapitalisation and the Restructuring of the Greek Banking Sector, december 2012, blz. 14.

(24)

Aangezien de Griekse banken werden geconfronteerd met aanzienlijke kapitaaltekorten als gevolg van het PSI-programma en de aanhoudende recessie, stelde het Memorandum betreffende het economische en financiële beleid (hierna „MEFP” genoemd) van het tweede aanpassingsprogramma voor Griekenland van de Griekse regering, de Europese Unie, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Europese Centrale Bank (ECB) van 11 maart 2012 fondsen beschikbaar voor de herkapitalisatie van die banken. De Griekse autoriteiten schatten de totale bancaire herkapitalisatiebehoeften en afwikkelingskosten ten laste van dit programma op 50 miljard EUR geraamd (11). Dat bedrag werd berekend op basis van een stresstest, uitgevoerd door de Bank van Griekenland, voor de periode van december 2011 tot december 2014 (hierna de „stresstest van 2012” genoemd), die gebruik maakte van de prognose voor kredietverliezen uitgevoerd door Blackrock (12). De middelen voor de herkapitalisatie van de Griekse banken zijn beschikbaar via het HFSF. Tabel 3 geeft een overzicht van de berekening van de kapitaalbehoeften voor de belangrijkste Griekse banken, zoals deze uit de stresstest van 2012 naar voren zijn gekomen.

Tabel 3

Stresstest van 2012: Kapitaalbehoeften van de belangrijkste Griekse banken (in miljoen EUR)

Banken

Referentie tier 1-kernkapitaal (dec 2011) (1)

Totaal bruto PSI-verlies (dec 2011) (2)

Voorzieningen met betrekking tot PSI (juni 2011) (3)

Cumulatief brutoverlies Prognoses voor kredietrisico (4)

Reserves voor leningverliezen (dec 2011) (5)

Interne kapitaalopbouw (6)

Doelstelling tier 1-kernkapitaal (dec 2014) (7)

Kapitaalbehoeften (8) = (7) – [(1) + (2) + (3) + (4) + (5) + (6)]

NBG

7 287

–11 735

1 646

–8 366

5 390

4 681

8 657

9 756

Eurobank

3 515

–5 781

830

–8 226

3 514

2 904

2 595

5 839

Alpha

4 526

–4 786

673

–8 493

3 115

2 428

2 033

4 571

Piraeus

2 615

–5 911

1 005

–6 281

2 565

1 080

2 408

7 335

Emporiki

1 462

– 590

71

–6 351

3 969

114

1 151

2 475

Postbank (TT Bank)

557

–3 444

566

–1 482

1 284

– 315

903

3 737

Bron:

Bank van Griekenland, Report on the Recapitalisation and the Restructuring of the Greek Banking Sector, december 2012, blz. 8.

(25)

Volgens het MEFP „wordt aan banken die levensvatbare plannen voor kapitaalopbouw indienen de mogelijkheid geboden om overheidssteun aan te vragen en te ontvangen op een zodanige wijze dat de particuliere sector wordt gestimuleerd tot kapitaalinjectie, zodat de lasten voor de belastingbetaler worden beperkt” (13). De Bank van Griekenland was van mening dat alleen de vier grootste banken (Eurobank, National Bank van Griekenland, Piraeus bank en Alpha Bank) haalbare kapitaalverhogingsplannen indienden (14). In mei 2012 hebben zij een eerste overbruggingsherkapitalisatie van het HFSF ontvangen.

(26)

De binnenlandse deposito’s bij banken in Griekenland namen in totaal met 37 % af tussen eind 2009 en juni 2012 als gevolg van de recessie en de politieke onzekerheid. Deze banken moesten een hogere rente betalen om hun deposito’s te behouden. De kosten van de deposito’s stegen, waardoor de netto rentemarge van de banken afnam. Aangezien Griekse banken werden uitgesloten van de markten voor wholesalefinanciering werden zij volledig afhankelijk van Eurosysteem (15)-financiering, waarvan een groeiend deel de vorm had van door de staat gegarandeerde ELA, verleend door de Bank van Griekenland.

(27)

Op 3 december 2012 startte Griekenland een terugkoopprogramma voor de nieuwe GGB’s die door investeerders waren ontvangen in het kader van het PSI-programma tegen prijzen die varieerden van 30,2 % tot 40,1 % van de nominale waarde (16). De Griekse banken namen deel aan dat terugkoopprogramma, hetgeen leidde tot verdere verliezen op hun balansen, aangezien het grootste gedeelte van het boekhoudkundige verlies (dat is het verschil tussen de marktwaarde en de nominale waarde) dat ten tijde van het PSI-programma op deze nieuwe GGB’s werd geboekt definitief en onomkeerbaar werd (17).

(28)

In december 2012 ontvingen de vier grootste Griekse banken een tweede overbruggingsherkapitalisatie van het HFSF.

(29)

In het voorjaar van 2013 werd de overbruggingsherkapitalisatie van de vier banken omgezet in een permanente herkapitalisatie in normale aandelen, waarbij het HFSF meer dan 80 % van de aandelen van elk van de vier banken bezit. Voor de banken die in staat waren een vooraf vastgesteld bedrag aan privaat kapitaal aan te trekken (de Bank, Piraeus Bank SA en Nationale Bank van Griekenland SA) ontving het HFSF aandelen zonder stemrecht en kregen particuliere beleggers warrants voor de aandelen van het HFSF.

(30)

In juli 2013 gaf de Bank van Griekenland aan een adviseur opdracht tot het uitvoeren van een diagnostische studie betreffende de kredietportefeuilles van alle Griekse banken. Deze adviseur stelde prognoses voor kredietverliezen (credit loss projections, hierna „CLP’s” genoemd) op voor alle binnenlandse kredietportefeuilles van de Griekse banken, alsook voor leningen met Grieks risico bij buitenlandse bijkantoren en dochterondernemingen, uitgaande van een termijn van drieënhalf jaar en de levensduur van de lening. De analyse leverde CLP’s op bij twee macro-economische scenario’s: een basisscenario en een ongunstig scenario. De Bank van Griekenland maakte een schatting van de CLP’s voor buitenlandse kredietportefeuilles, met enige inhoudelijke inbreng van de adviseur.

(31)

Op basis van de beoordeling van de CLP’s door de adviseur startte de Bank van Griekenland in het najaar van 2013 een nieuwe stresstest (hierna de „stresstest van 2013” genoemd) ter beoordeling van de robuustheid van de kapitaalpositie van de Griekse banken op grond van een basisscenario en een ongunstig scenario. De Bank van Griekenland heeft de beoordeling van de kapitaalbehoeften uitgevoerd met technische ondersteuning van een tweede adviseur.

(32)

De belangrijkste onderdelen van de beoordeling van de kapitaalbehoeften op grond van de stresstest van 2013 waren i) de CLP’s (18) over kredietportefeuilles van banken op een geconsolideerde basis voor Grieks risico en buitenlands risico, na aftrek van de bestaande kredietreserves, en ii) de geschatte operationele rentabiliteit van de banken voor de periode van juni 2013 tot december 2016, op basis van een conservatieve aanpassing van de herstructureringsplannen die in het vierde kwartaal van 2013 aan de Bank van Griekenland waren voorgelegd. Tabel 4 geeft een overzicht van de berekening van de kapitaalbehoeften voor de belangrijkste Griekse banken, op een geconsolideerde basis voor het basisscenario van die stresstest van 2013.

Tabel 4

Stresstest van 2013: Kapitaalbehoeften van de Griekse banken op geconsolideerde basis bij het basisscenario (in miljoen EUR)

Banken

Referentie tier 1-kernkapitaal (juni 2013) (1)

Reserves kredietverliezen (juni 2013) (2)

CLP’s voor Grieks risico (3)

CLP’s voor buitenlands risico (19) (4)

Interne kapitaalopbouw (5)

Stresstest tier 1-kernkapitaalratio (december 2016) (6)

Kapitaalbehoeften (7)=(6)-(1)-(2)-(3)-(4)-(5)

NBG (20)

4 821

8 134

–8 745

–3 100

1 451

4 743

2 183

Eurobank (21)

2 228

7 000

–9 519

–1 628

2 106

3 133

2 945

Alpha

7 380

10 416

–14 720

–2 936

4 047

4 450

262

Piraeus

8 294

12 362

–16 132

–2 342

2 658

5 265

425

Attica

225

403

– 888

0

106

243

397

Panellinia

61

66

– 237

0

–26

31

169

Bron:

Bank van Griekenland, 2013 Stress Test of the Greek Banking Sector, maart 2014, blz. 42.

(33)

Op 6 maart 2014 kondigde de Bank van Griekenland de resultaten aan van de stresstest van 2013 en verzocht de banken om medio april 2014 hun plannen voor het aantrekken van kapitaal ter dekking van de kapitaalbehoeften op grond van het basisscenario in te dienen.

(34)

Tussen eind maart 2013 en begin mei 2014 hebben de banken kapitaalverhogingen verricht.

2.1.2.   De begunstigde

(35)

De Bank biedt universele bankdiensten aan, voornamelijk in Griekenland en Zuidoost-Europa (Cyprus, Roemenië, Bulgarije, Servië, Albanië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië) evenals in het Verenigd Koninkrijk. Zij biedt huishoudens en bedrijven een volledig assortiment bancaire en financiële producten en diensten aan. Zij is actief in detailhandels-, zakelijke en private bankactiviteiten, vermogensbeheer, schatkist- en zakenbankieren. De Bank is als rechtspersoon opgericht in Griekenland en haar aandelen noteren op de effectenbeurs van Athene. Op 30 september 2012 waren er bij de Bank in totaal 17 119 werknemers in dienst, waarvan ongeveer een derde in Zuidoost-Europa en in het Verenigd Koninkrijk, terwijl twee derde van de werknemers in Griekenland werkte (22).

(36)

De Bank nam aan het PSI-programma deel met de uitruil van GGB’s en staatsgerelateerde leningen met een nominale waarde van 6 043 miljoen EUR. De totale PSI-gerelateerde kosten bedroegen ongeveer 4 786 miljoen EUR vóór belastingen en werden volledig geboekt op de jaarrekening van 2011 (23). De Bank verkocht tijdens het terugkoopprogramma van december 2012 de nieuwe GGB’s die zij had ontvangen in het kader van het PSI met een groot disagio ten opzichte van de nominale waarde. Deze verkoop maakte haar verliezen op de nieuwe GGB’s definitief.

(37)

De kerngetallen van de Bank per december 2010, december 2011, december 2012 en december 2013 (geconsolideerde gegevens) worden in tabel 5 weergegeven.

Tabel 5

Kerngetallen van Alpha Bank over 2010, 2011, 2012 en 2013

Winst en verlies

(miljoen EUR)

2010

2011

2012

Pro forma 2012

(inclusief Emporiki)

2013

(inclusief Emporiki)

Netto rentebaten

1 819

1 784

1 397

1 755

1 658

Totale bedrijfsopbrengsten

2 249

2 283

1 506

1 826

2 344

Totale bedrijfslasten

–1 148

–1 096

–1 179

–1 746

–1 426

Opbrengsten voor voorzieningen

1 101

1 187

327

80

918

Bijzondere waardevermindering ter dekking van kredietrisico

– 885

–1 130

–1 669

–2 802

–1 923

Bijzondere waardevermindering voor GGB’s en leningen die in aanmerking komen voor het PSI-programma

–4 789

Negatieve goodwill

 

 

 

 

3 283

Nettowinst/-verlies

86

–3 810

–1 086

N.v.t.

2 922

Geselecteerde volumegegevens

(in miljoen EUR)

2010

2011

2012

Pro forma 2012

(inclusief Emporiki)

2013

(inclusief Emporiki)

Totaal leningen en voorschotten aan klanten (netto)

49 305

44 876

40 495

55 459

51 678

Deposito’s

38 293

29 399

28 451

41 348

42 485

Totaal activa

66 798

59 148

58 357

76 518

73 697

Totaal eigen vermogen (24)

5 784

1 966

773

3 423

8 312

Bronnen:

2013: http://www.alpha.gr/files/investorrelations/Deltio_Typou_20140310EN.pdf

Pro forma 2012: „Restructuring Plan of Alpha Bank”, juni 2014, blz. 24

2012 en 2011: Financiële resultaten 2012 — Geconsolideerde jaarrekening: http://www.alpha.gr/files/investorrelations/IFRS_Alphagroup_FY_2012_en.pdf

2010: Financiële resultaten 2011 — Geconsolideerde jaarrekening: http://www.alpha.gr/files/investorrelations/IFRS_Alphagroup_FY_2011_en.pdf

(38)

Uit tabel 5 blijkt dat, naast de enorme verliezen die in 2011 als gevolg van het PSI-programma (4 786 miljoen EUR (25)) zijn geboekt, de Bank te kampen had met afnemende inkomsten (onder andere vanwege de hogere kosten van deposito’s) en met hoge en stijgende bijzondere waardeverminderingsverliezen op haar kredietportefeuilles in Griekenland en in het buitenland. De liquiditeitspositie van de Bank werd zwaar getroffen door de uitstroom van deposito’s en de krediet/deposito-ratio bereikte op 31 december 2011 het niveau van 152 % (26), terwijl op die datum 34 % van haar balans werd gefinancierd door het Eurosysteem (27).

(39)

Op grond van de stresstest van 2013 werden de kapitaalbehoeften van de Bank door de Bank van Griekenland geraamd op 262 miljoen EUR voor het basisscenario.

(40)

In maart 2014 heeft de Bank haar kapitaal met 1,2 miljard EUR verhoogd om de in overweging 39 vermelde kapitaalbehoeften te kunnen dekken en de voor een bedrag van 940 miljoen EUR door Griekenland aangehouden preferente aandelen te kunnen terugbetalen (28). In tegenstelling tot de kapitaalverhoging van Eurobank in april 2014 heeft het HFSF de Bank geen toezegging gedaan om kapitaal te injecteren in het kader van de kapitaalverhoging in geval van onvoldoende particuliere vraag. De kapitaalverhoging van de Bank is bereikt door middel van een voorkeurvrij eigenvermogensaanbod (dat wil zeggen een kapitaalverhoging waarbij de voorkeurrechten van de aandeelhouders zijn geannuleerd) voor internationale beleggers en een openbare emissie in Griekenland. De inschrijfprijs werd vastgesteld op 0,66 EUR per aandeel.

(41)

Na de kapitaalverhoging kondigde de Bank op 17 april 2014 aan dat zij de preferente aandelen had afgelost aan Griekenland voor een totaalbedrag van 940 miljoen EUR.

2.2.   OVERNAMES DOOR DE BANK VAN GRIEKSE BANCAIRE ACTIVITEITEN

2.2.1.   Overname van Emporiki Bank

(42)

Emporiki Bank werd opgericht in 1882.

(43)

In 2000 heeft de groep Crédit Agricole aanvankelijk een participatie van 6,7 % in Emporiki Bank verworven. In 2006 werd Emporiki Bank een dochtermaatschappij van Crédit Agricole toen deze een meerderheidsbelang verwierf. Crédit Agricole heeft toen haar aandelenbezit in Emporiki Bank tot 94,99 % verhoogd.

(44)

Emporiki Bank verrichte alle bankactiviteiten (detailhandels- en zakelijke bankactiviteiten) en was eveneens actief op het gebied van zakenbankieren, vermogensbeheer, portefeuillebeheer en algemene financiële diensten. Zij bood haar diensten aan in Griekenland via een netwerk van 323 bijkantoren en in het buitenland via haar bijkantoor op Cyprus en via dochterondernemingen op Cyprus, in Bulgarije, Albanië en Roemenië (29). Op 31 december 2012 telde zij 4 230 werknemers.

(45)

De Bank nam aan het PSI-programma deel met de uitruil van GGB’s en andere in aanmerking komende effecten met een nominale waarde van 766 miljoen EUR. Zoals weergegeven in tabel 2, bedroegen de totale PSI-gerelateerde kosten ongeveer 590 miljoen EUR vóór belastingen en werden deze volledig op de jaarrekening van 2011 geboekt. Zoals aangegeven in tabel 3 werden de kapitaalbehoeften van Emporiki Bank op 2 475 miljoen EUR geraamd en werden ze berekend op basis van een stresstest van 2012 uitgevoerd door de Bank van Griekenland voor de periode van 31 december 2011 tot en met 31 december 2014, waarbij werd uitgegaan van de door Blackrock uitgevoerde raming van de verliezen op leningen.

(46)

Op 12 oktober 2012 heeft het HFSF de Bank toestemming gegeven om Emporiki Bank van Crédit Agricole over te nemen.

(47)

Op 16 oktober 2012 hebben Crédit Agricole en de Bank een overeenkomst voor de aankoop van aandelen gesloten, de „Share Purchase Agreement dated 16 October 2012 between Crédit Agricole SA and Alpha Bank SA for the sale and purchase of Emporiki Bank of Greece SA”. Na de afronding van de financiële due diligence, heeft Crédit Agricole kapitaal ingebracht voor een totaalbedrag van 2 893 miljoen EUR, en heeft het bovendien ingeschreven op alle door de Bank uitgegeven converteerbare obligaties voor een bedrag van 150 miljoen EUR (30). De Bank zou vervolgens de volledig geherkapitaliseerde Emporiki Bank overnemen voor één euro. In het kader van de overeenkomst voor de aankoop van aandelen heeft de Bank geen buitenlandse dochterondernemingen van Emporiki Bank overgenomen. Deze bleven in het bezit van Crédit Agricole, met uitzondering van het Cypriotische bijkantoor van Emporiki Bank, dat 0,5 miljard EUR aan activa meebracht en deel uitmaakte van de omvang die door de Bank was verworven.

(48)

Op 31 december 2012, na de herkapitalisatie door Crédit Agricole, bedroeg de kapitaalratio van Emporiki Bank 17,6 % terwijl haar tier 1-kapitaalratio 13,5 % bedroeg.

(49)

Op 1 februari 2013 heeft de Bank aangekondigd dat de overdracht van het volledige aandelenkapitaal van Emporiki Bank naar de Bank voltooid was (31).

(50)

De kerngetallen van Emporiki Bank voor december 2010, december 2011, december 2012 en januari 2013 zijn weergegeven in tabel 6.

Tabel 6

Kerngetallen van Emporiki Bank, 2010, 2011, 2012 en januari 2013

In miljard EUR

31 december 2010

(geconsolideerd)

31 december 2011

(geconsolideerd)

December 2012

(door de Bank verworven omvang)

Januari 2013

(door de Bank verworven omvang)

Totaal activa

26,78

21,7

19,5

18,2

Brutototaal leningen en voorschotten aan klanten

24

23,48

19,85

19,8

Voorzieningen

2,8

4,4

5

5

Verschuldigd aan klanten

12,2

11,3

12,68

12,9

Financiering via het Eurosysteem

0,3

1,77

1,2

1,2

Totaal eigen vermogen

0,9

0,9

1,73

2,3

Verlies na belastingen

–0,87

–1,76

–1,5

 

Netto leningen/deposito’s

173,8  %

169,1  %

117,2  %

114,1  %

Bronnen:

Januari 2013: resultaten boekjaar 2012 Alpha Bank, presentatie van 27 maart 2013 (online beschikbaar op: http://www.alpha.gr/files/investorrelations/2012_FY_Financial_Report1.pdf)

December 2012: kernindicatoren van Alpha Bank en Emporiki Bank, online beschikbaar op: http://www.alpha.gr/page/default.asp?id=9&la=2

2011 en 2010: geconsolideerde jaarrekening per 31 december 2011 van Emporiki Bank.

2.2.2.   Overname van bepaalde passiva van de drie coöperatieve banken

(51)

Op 8 december 2013 heeft de Bank van Griekenland besloten om de drie coöperatieve banken, namelijk Dodecanese Bank, Evia Bank en Western Macedonia Bank, af te wikkelen.

(52)

De Bank van Griekenland is overgegaan tot een„purchase and assumption”-procedure (32) waarbij alle deposito’s, ook interbancaire deposito’s, en de vorderingen en passiva ten aanzien van het Griekse deposito- en investeringsgarantiefonds, maar geen leningen, aan een overnemer zouden worden overgedragen. De Bank van Griekenland heeft contact opgenomen met de vier Griekse systeembanken aangezien de deposito’s, volgens de Bank van Griekenland, aan volledig geherkapitaliseerde instellingen moesten worden overgedragen. Alleen de Bank en Eurobank hebben op 5 december 2013 een bindend bod uitgebracht. De Bank van Griekenland heeft de voorkeur gegeven aan het bod van de Bank. De Bank heeft een bedrag geboden dat gelijk was aan 2,1 % van de overgedragen deposito’s.

2.2.2.1.   Dodecanese Bank

(53)

Dodecanese Bank werd in 1994 opgericht.

(54)

Op 22 juli 2013 heeft de Bank van Griekenland Dodecanese Bank verzocht om haar tier 1-kernkapitaalratio te herstellen. Dodecanese Bank heeft daarop haar kapitaal verhoogd via een openbaar aanbod van coöperatieve aandelen. Volgens het prospectus werd de tier 1-kernkapitaalratio van Dodecanese Bank, berekend op basis van de financiële gegevens van die bank per 30 juni 2013, geraamd op 3,5 % en lag die bijgevolg onder de door de Bank van Griekenland gestelde minimumeisen op het gebied van kapitaaltoereikendheid. De kapitaalverhoging kon echter niet voldoende vraag bij de beleggers doen ontstaan.

(55)

Daarom is de Bank van Griekenland op 8 december 2013 overgegaan tot de afwikkeling van Dodecanese Bank. De vergunning van Dodecanese Bank werd ingetrokken en de bank moest tot liquidatie overgaan (33). Bepaalde passiva van Dodecanese Bank werden aan Alpha Bank overgedragen (34). Volgens de Bank van Griekenland (35) bedroeg de reële waarde van de overgedragen activa ongeveer 6 miljoen EUR, terwijl de reële waarde van de overgedragen passiva 255 miljoen EUR bedroeg, waarbij het verschil het financieringstekort (36) van 249 miljoen EUR is. Het financieringstekort werd aangezuiverd door het HFSF krachtens artikel 63, onder D), punt 13, van Wet 3601/2007. In december 2013 heeft het HFSF twee derde van het totale financieringstekort, namelijk 166 miljoen EUR, uitbetaald in EFSF-obligaties met de toezegging dat het resterende bedrag van 83 miljoen EUR zou worden uitbetaald bij de definitieve vaststelling van het financieringstekort. Op 16 juni 2014 heeft de Bank van Griekenland het definitieve financieringstekort van Dodecanese Bank op een bedrag van 258,5 miljoen EUR vastgesteld. Het HFSF zal het nog niet uitbetaalde gedeelte van het financieringstekort dekken.

(56)

Op 30 september 2013 had Dodecanese Bank 132 werknemers in dienst en beschikte zij over een netwerk van 11 bijkantoren. In het kader van de afwikkeling heeft de Bank geen bijkantoren van Dodecanese Bank overgenomen, maar heeft zij wel aangegeven dat zij fysiek aanwezig zou blijven in regio’s waar er geen netwerkoverlappingen waren (namelijk op vier eilanden waar er geen andere banken waren) door de vier kleine, door de curator beheerde bijkantoren te huren. De werknemers van Dodecanese Bank werden ontslagen en selectief terug in dienst genomen door Alpha Bank.

2.2.2.2.   Evia Bank

(57)

Evia Bank werd in 1995 opgericht.

(58)

Op 22 juli 2013 heeft de Bank van Griekenland Evia Bank verzocht om haar tier 1-kernkapitaalratio te herstellen. Evia Bank heeft daarop haar kapitaal verhoogd via een openbaar aanbod van coöperatieve aandelen. Volgens het prospectus werd de tier 1-kernkapitaalratio van Evia Bank, berekend op basis van de financiële gegevens van die bank per 30 juni 2013, geraamd op 1,8 % en lag die bijgevolg onder de door de Bank van Griekenland gestelde minimumeisen op het gebied van kapitaaltoereikendheid. De kapitaalverhoging kon echter niet voldoende vraag bij de beleggers doen ontstaan.

(59)

Daarom is de Bank van Griekenland op 8 december 2013 overgegaan tot de afwikkeling van Evia Bank. De vergunning van Evia Bank werd ingetrokken en Evia Bank moest tot liquidatie overgaan (37). Bepaalde passiva van Evia Bank werden aan Alpha Bank overgedragen (38). Volgens de Bank van Griekenland (39) bedroeg de reële waarde van de overgedragen activa ongeveer 2 miljoen EUR, terwijl de reële waarde van de overgedragen passiva 98 miljoen EUR bedroeg, waarbij het verschil het financieringstekort van 96 miljoen EUR is. Het financieringstekort werd aangezuiverd door het HFSF krachtens artikel 63, onder D), punt 13, van Wet 3601/2007. In december 2013 heeft het HFSF twee derde van het totale financieringstekort, namelijk 64 miljoen EUR, uitbetaald in EFSF-obligaties met de toezegging dat het resterende bedrag van 32 miljoen EUR zou worden uitbetaald bij de definitieve vaststelling van het financieringstekort. Op 16 juni 2014 heeft de Bank van Griekenland het definitieve financieringstekort van Evia Bank op een bedrag van 105 miljoen EUR vastgesteld. Het HFSF zal het nog niet uitbetaalde gedeelte van het financieringstekort dekken.

Op 30 september 2013 had Evia Bank 59 werknemers in dienst en beschikte zij over een netwerk van 4 bijkantoren. De Bank heeft geen bijkantoren van Evia Bank overgenomen. De werknemers van Evia Bank werden ontslagen en selectief terug in dienst genomen door Alpha Bank.

2.2.2.3.   Western Macedonia Bank

(60)

In 1995 werd de Development Credit Cooperative Society of Prefecture of Kozani opgericht. In 2008 werd de coöperatieve bank actief onder de nieuwe naam „Cooperative Bank of Western Macedonia”.

(61)

Op 22 juli 2013 heeft de Bank van Griekenland Western Macedonia Bank verzocht om haar tier 1-kernkapitaalratio te herstellen. Western Macedonia Bank heeft daarop haar kapitaal verhoogd via een openbaar aanbod van coöperatieve aandelen. Volgens het prospectus werd de tier 1-kernkapitaalratio van Western Macedonia Bank geraamd op – 11 %, berekend op basis van de financiële gegevens van die bank per 30 september 2013, en lag die bijgevolg onder de door de Bank van Griekenland gestelde minimumeisen op het gebied van kapitaaltoereikendheid. De kapitaalverhoging kon echter niet voldoende vraag bij de beleggers doen ontstaan.

(62)

Daarom is de Bank van Griekenland op 8 december 2013 overgegaan tot de afwikkeling van Western Macedonia Bank. De vergunning van Western Macedonia Bank werd ingetrokken en de bank moest tot liquidatie overgaan (40). Bepaalde passiva van Western Macedonia Bank werden aan de Bank overgedragen (41). Volgens de Bank van Griekenland (42) bedroeg de reële waarde van de overgedragen activa ongeveer 2 miljoen EUR, terwijl de reële waarde van de overgedragen passiva 84 miljoen EUR bedroeg, waarbij het verschil het financieringstekort van 82 miljoen EUR is. Het financieringstekort werd aangezuiverd door het HFSF krachtens artikel 63, onder D), punt 13, van Wet 3601/2007. In december 2013 heeft het HFSF twee derde van het totale financieringstekort, namelijk 55 miljoen EUR, uitbetaald in EFSF-obligaties met de toezegging dat het resterende bedrag van 27 miljoen EUR zou worden uitbetaald bij de definitieve vaststelling van het financieringstekort.

(63)

Op 30 september 2013 had Western Macedonia Bank 36 werknemers in dienst en beschikte zij over een netwerk van 3 bijkantoren. De Bank heeft geen bijkantoren van Western Macedonia Bank overgenomen. De werknemers van Western Macedonia Bank werden ontslagen en selectief terug in dienst genomen door de Bank.

(64)

De kerngetallen van de drie coöperatieve banken worden vermeld in tabel 7.

Tabel 7

Kerngegevens van de drie coöperatieve banken (in miljoen EUR)

 

(A)

(B)

(C)

(D) = (B) – (A)

(E) = 2,1 %* (C)

 

Reële waarde van overgedragen activa

Reële waarde van overgedragen passiva

Waarvan overgedragen deposito’s

Aanvankelijk financierings-tekort

Vergoeding

(2,1 % van overgedragen deposito’s)

Dodecanese Bank

6

255

255

249

5

Evia Bank

2

98

95

96

2

Western Macedonia Bank

2

84

82

82

2

Totaal

 

 

 

427

9

Bronnen:

Besluiten 97/1, 97/2, 97/3 van 8.2.2013 van de Commissie Kredieten en Verzekeringen van de Bank van Griekenland.

Besluiten 14/1, 14/2, 14/3, 14/4, 14/5 14/6, 14/7, 14/8 van 8.12.2013 van de Commissie Afwikkelingsmaatregelen van de Bank van Griekenland.

2.2.3.   Overname van Citibank Greece

(65)

Citibank International werd in 1812 opgericht. Citibank werd in Griekenland in 1964 opgericht, voornamelijk om diensten te verlenen aan de maritieme sector en het bedrijfsleven. In 1980 breidde Citibank uit naar de sector detailhandelsbankieren. Citibank Greece is momenteel actief op het gebied van zowel particulier als zakelijk bankieren en beschikt over een netwerk van 20 bijkantoren in het hele land.

(66)

Op 29 mei 2014 heeft het HFSF een aanvraag ontvangen van de Bank waarin deze toestemming vroeg voor de overname van Citibank Greece, inclusief Diners Club Greece (hierna „Diners” genoemd) (43).

(67)

De Bank sprak haar voornemen uit om de activiteiten van Citibank Greece over te nemen, met inbegrip van de klantenleningen (voor een netto totaalbedrag van 442 miljoen EUR en 1 115 miljoen EUR aan oninbare leningen die volledig waren afgeschreven), klantendeposito’s (in totaal 1 067 miljoen EUR), activa onder beheer (1 186 miljoen EUR), de retailkantoren, het geldautomatennetwerk (44) en de werknemers (45). Bovendien sprak de Bank haar voornemen uit om 100 % van het gewone aandelenkapitaal van Diners te verwerven.

(68)

De prijs werd vastgesteld op 2 miljoen EUR.

(69)

Op 5 juni 2014 heeft het HFSF zijn toestemming gegeven voor de overname van Citibank Greece door de Bank.

2.3.   STEUNMAATREGELEN

2.3.1.   Aan de Bank verleende steunmaatregelen op grond van de steunregeling voor Griekse banken (maatregelen L1 en A)

(70)

De Bank heeft verschillende vormen van steun gekregen krachtens de steunregeling voor Griekse banken, de maatregel tot herkapitalisatie, de garantiemaatregel en maatregel voor staatsobligatieleningen.

2.3.1.1.   Liquiditeitssteun die door de staat is verleend op grond van de garantiemaatregel en de maatregel voor staatsobligatieleningen (maatregel L1)

(71)

De Bank heeft gebruikgemaakt en blijft gebruikmaken van steun op grond van de garantiemaatregel en de maatregel voor staatsobligatieleningen. Die steun zal in dit besluit worden omschreven als „maatregel L1”. Op 30 november 2011 bedroegen de aan de Bank verleende garanties ongeveer 14,0 miljard EUR. Op 30 september 2011 had de Bank staatsobligatieleningen voor een bedrag van 1,6 miljard EUR gekregen (46).

(72)

In het herstructureringsplan voor de Bank dat op 12 juni 2014 door de Griekse autoriteiten bij de Commissie werd ingediend, hebben de Griekse autoriteiten hun voornemen kenbaar gemaakt om tijdens de herstructureringsperiode op grond van de steunregeling voor Griekse banken garanties en staatsobligatieleningen te blijven verstrekken.

2.3.1.2.   Herkapitalisatie die door de staat is verstrekt op grond van de herkapitalisatiemaatregel (maatregel A)

(73)

In mei 2009 ontving de Bank een kapitaalinjectie van 940 miljoen EUR (maatregel A) op grond van de herkapitalisatiemaatregel van de steunregeling voor Griekse banken. Die kapitaalinjectie was het equivalent van ongeveer 2 % van de risicogewogen activa (47) (risk weighted assets, RWA) van de Bank op dat ogenblik.

(74)

De herkapitalisatie vond plaats in de vorm van preferente aandelen waarop Griekenland zich had ingeschreven met een coupon van 10 % en een looptijd van vijf jaar.

(75)

De bank heeft de preferente aandelen op 17 april 2014 afgelost, zoals beschreven in overweging 41.

2.3.2.   Door de staat gegarandeerde ELA (maatregel L2)

(76)

ELA is een uitzonderlijke maatregel waarmee een solvabele financiële instelling die met tijdelijke liquiditeitsproblemen te kampen heeft, Eurosysteemfinanciering kan ontvangen zonder dat deze transactie deel uitmaakt van het gemeenschappelijke monetaire beleid. De rente die door een financiële instelling voor ELA wordt betaald is […] (*1) basispunten hoger dan de reguliere herfinancieringsrente van een centrale bank.

(77)

De Bank van Griekenland is verantwoordelijk voor het ELA-programma, wat betekent dat alle kosten en de risico’s die voortvloeien uit de ELA-voorziening door de Bank van Griekenland gedragen worden. Griekenland heeft de Bank van Griekenland een staatsgarantie verleend die geldt voor de totale hoeveelheid ELA die door de Bank van Griekenland wordt toegekend (48). Door de goedkeuring van artikel 50, lid 7, van Wet 3943/2011, waarmee artikel 65, lid 1, van Wet 2362/1995 werd gewijzigd, werd het de minister van Financiën toegestaan om namens de staat garanties toe te kennen aan de Bank van Griekenland, ter waarborging van de vorderingen van de Bank van Griekenland op kredietinstellingen. De banken die gebruikmaken van ELA moeten aan de staat een garantievergoeding betalen ten bedrage van […] basispunten.

(78)

Op 31 december 2011 had de Bank gebruikgemaakt van 6,7 miljard EUR aan door de staat gegarandeerde ELA (49), terwijl de Bank per 31 december 2012 gebruik had gemaakt van 23,6 miljard EUR aan door de staat gegarandeerde ELA (50).

2.3.3.   Aan de Bank verleende steunmaatregelen via het HFSF (maatregelen B1, B2, B3 en B4)

(79)

De Bank heeft vanaf 2012 gebruikgemaakt van verschillende kapitaalsteunmaatregelen van het HFSF. Tabel 8 geeft een overzicht van die steunmaatregelen.

Tabel 8

Aan de Bank verleende steunmaatregelen via het HFSF

 

1e overbruggings-herkapitalisatie — mei 2012

2e overbruggings-herkapitalisatie — dec 2012

Toezeggings-brief — dec 2012

Participatie van het HFSF in de herkapitalisatie van voorjaar 2013 — mei 2013

Maatregel

B1

B2

B3

B4

Bedrag

(in miljoen EUR)

1 900

1 042

1 629

4 021

2.3.3.1.   De eerste overbruggingsherkapitalisatie (maatregel B1)

(80)

In de overwegingen 14 tot en met 32 van het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank (51) werd de eerste overbruggingsherkapitalisatie van mei 2012 (maatregel B1) uitvoerig beschreven. De achtergrond en de belangrijkste kenmerken van die maatregel worden in dit deel uiteengezet.

(81)

Op 20 april 2012 heeft het HFSF aan de Bank een brief verzonden met toezegging van deelname aan een geplande verhoging van het aandelenkapitaal van de Bank voor een bedrag tot 1,9 miljard EUR.

(82)

In het kader van maatregel B1 heeft het HFSF op 28 mei 2012 1,9 miljard EUR aan EFSF-obligaties aan de Bank overgedragen, overeenkomstig de bepalingen betreffende overbruggingsherkapitalisaties die zijn vastgelegd in Wet 3864/2010 tot oprichting van het HFSF (hierna de „HFSF-wet” genoemd). De EFSF-obligaties die aan de Bank zijn overgedragen, waren floating notes met looptijden van zes en tien jaar en hadden als uitgiftedatum 19 april 2012. In overweging 48 van het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank stelde de Commissie het volgende vast: „De overbruggingsherkapitalisatie die op 28 mei 2012 werd voltooid, vormt de nakoming van een verplichting uit de toezeggingsbrief en daarmee een voortzetting van dezelfde steun”. Zowel de bedragen van de toezeggingsbrief als die van de eerste overbruggingsherkapitalisatie werden berekend door de Bank van Griekenland om ervoor te zorgen dat de Bank een totale kapitaalratio van 8 % zou bereiken per 31 december 2011, de datum waarop de overbruggingsherkapitalisatie met terugwerkende kracht door de Bank werd geboekt. Zoals blijkt uit tabel 3 dekt maatregel B1 slechts een beperkt gedeelte van de totale kapitaalbehoeften die bij de stresstest van 2012 werden vastgesteld. De Bank werd geacht meer kapitaal door middel van een toekomstige kapitaalverhoging op te halen; de overbruggingsherkapitalisatie was alleen bedoeld om ervoor te zorgen dat de Bank voor ECB-financiering in aanmerking zou blijven komen totdat die kapitaalverhoging had plaatsgevonden.

(83)

Voor de periode tussen de datum van de eerste overbruggingsherkapitalisatie en de datum van de omzetting van de eerste overbruggingsherkapitalisatie in gewone aandelen en andere converteerbare financiële instrumenten is in de voorinschrijvingsovereenkomst tussen de Bank en het HFSF bepaald dat de Bank aan het HFSF een jaarlijkse vergoeding van 1 % van de nominale waarde van de EFSF-obligaties zou betalen en dat alle couponbetalingen en lopende rente op de EFSF-obligaties voor die periode zouden gelden als een aanvullende kapitaalinjectie door het HFSF aan de Bank (52).

2.3.3.2.   De tweede overbruggingsherkapitalisatie (maatregel B2)

(84)

De Bank boekte in de herfst van 2012 nog meer verliezen. Het kapitaal daalde daarom opnieuw onder de minimumkapitaalvereisten om in aanmerking te blijven komen voor herfinanciering door de ECB.

(85)

Een tweede overbruggingsherkapitalisatie werd daardoor noodzakelijk. Op 21 december 2012 voerde het HFSF een tweede overbruggingsherkapitalisatie van 1 042 miljoen EUR uit (maatregel B2), die weer werd betaald door de overdracht van EFSF-obligaties aan de Bank.

2.3.3.3.   De toezeggingsbrief van 21 december 2012 (maatregel B3)

(86)

Naast de tweede overbruggingsherkapitalisatie zond het HFSF op 21 december 2012 aan de Bank ook een toezeggingsbrief betreffende zijn deelname aan de verhoging van het aandelenkapitaal van de Bank en aan de uit te geven converteerbare instrumenten, voor een totaalbedrag van maximaal 1 629 miljoen EUR (maatregel B3).

(87)

Het totaal van de twee overbruggingsherkapitalisaties (maatregelenB1 enB2) en het aanvullende bedrag dat in december 2012 werd toegezegd (maatregel B3) betekende dat het HFSF de totale kapitaalbehoeften die op grond van de stresstest van 2012 werden vastgesteld (4 571 miljoen EUR (53)) had toegezegd.

2.3.3.4.   Participatie van het HFSF in de herkapitalisatie van voorjaar 2013 (maatregel B4)

(88)

Op 16 april 2013 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van de Bank een verhoging van het aandelenkapitaal van de Bank goedgekeurd. Op 1 mei 2013 heeft de Bank aangekondigd dat zij een volledige uitgiftegarantie zou verstrekken voor de rechtenuitgifte ten bedrage van 457 miljoen EUR en de lancering van een particuliere plaatsing ten bedrage van 93 miljoen EUR, tegen een prijs van 0,44 EUR per nieuw aandeel (54).

(89)

Op 3 juni 2013 heeft de Bank aangekondigd dat de rechtenuitgifte volledig was afgerond en dat de particuliere plaatsing volledig was toegewezen (55). De totale particuliere participatie in de verhoging van het aandelenkapitaal van de Bank bedroeg dus 550 miljoen EUR.

(90)

Op diezelfde datum heeft de Bank ook aangekondigd dat het HFSF zou inschrijven op 9 138 636 364 aandelen tegen een prijs van 0,44 EUR per aandeel. Bijgevolg bedroeg de kapitaalinjectie van het HFSF tegen de herkapitalisatie van voorjaar 2013 in de Bank in totaal 4 021 miljoen EUR in de vorm van gewone aandelen (maatregel B4). Dat bedrag is gelijk aan de som van de maatregelen B1, B2 en B3, na aftrek van het bedrag van de particuliere participatie. De door het HFSF aangehouden aandelen gaven het fonds beperkt stemrecht aangezien de particuliere participatie intussen in totaal 12 % van de kapitaalverhoging bedroeg. De HFSF-wet bepaalde dat particuliere beleggers zeggenschap over de Bank zouden behouden als zij meer dan 10 % van het door de Bank benodigde kapitaal inbrachten. Het HFSF behoudt echter volledig stemrecht voor belangrijke bedrijfsbeslissingen.

(91)

Door middel van de verhoging van het aandelenkapitaal van de Bank (maatregel B4) werden de eerste en de tweede overbruggingsherkapitalisatie (de maatregelen B1 en B2) omgezet in een permanente herkapitalisatie en werd de toezegging om extra financiële steun te verlenen (maatregel B3) gedeeltelijk nagekomen.

(92)

De prijs van de nieuwe aandelen werd vastgesteld op 50 % van de naar volume gewogen gemiddelde aandelenkoers over de 50 handelsdagen voorafgaand aan de vaststelling van de biedprijs. Als gevolg van een omgekeerde aandelensplitsing (56) waartoe door de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders op 16 april 2012 werd besloten (57), werd de prijs van de nieuwe aandelen vastgesteld op 0,44 EUR per aandeel.

(93)

Onmiddellijk na de herkapitalisatie van voorjaar 2013 werd het HFSF de grootste aandeelhouder van de Bank met een belang van 83,66 % (58). Het HFSF gaf 1 233 503 482 warrants uit en verstrekte aan particuliere beleggers één warrant voor elk aandeel waarop was ingeschreven, zonder tegenprestatie (59). Elke warrant geeft het recht om 7,40 aandelen van het HFSF te kopen, met bepaalde intervallen en tegen uitoefenprijzen. De eerste afloopdatum was 10 december 2013 en de warrants kunnen vervolgens tweemaal per jaar worden uitgeoefend tot 10 december 2017. De uitoefenprijs is gelijk aan de inschrijfprijs van 0,44 EUR vermeerderd met een jaarlijkse rente (4 % voor jaar één, 5 % voor jaar twee, 6 % voor jaar drie, 7 % voor jaar vier en vervolgens 8 % geannualiseerd voor de laatste zes maanden) (60).

(94)

De HFSF-wet als gewijzigd in 2014 bepaalt dat bij een rechtenuitgifte alleen de uitoefenprijzen van de warrants mogen worden aangepast. Daarnaast vindt een dergelijke aanpassing pas plaats na afloop en uitsluitend tot het bedrag van de gerealiseerde opbrengsten van de verkoop van de voorkeurrechten van het HFSF. Er is niet voorzien in een aanpassing in geval van een verhoging van het aandelenkapitaal zonder voorkeurrechten.

2.3.4.   Staatssteunmaatregelen voor de drie coöperatieve banken

(95)

Zoals reeds vermeld in punt 2.2.2 werden de financieringstekorten van Dodecanese Bank, Evia Bank en Western Macedonia Bank door de Bank van Griekenland geraamd op respectievelijk 249 miljoen EUR, 96 miljoen EUR en 82 miljoen EUR. Het totaalbedrag aan financieringstekorten werd dus geraamd op 427 miljoen EUR. Deze tekorten werden gedekt door het HFSF dat eenzelfde bedrag aan EFSF-obligaties verstrekte aan de Bank.

2.4.   HET HERSTRUCTURERINGSPLAN

(96)

Op 12 juni 2014 heeft Griekenland het herstructureringsplan van de Bank ingediend, waarin wordt uitgelegd hoe de Bank, als een gecombineerde entiteit die is ontstaan door de overname van Emporiki Bank en de deposito’s van de drie coöperatieve banken, van plan is om op lange termijn weer levensvatbaar te worden.

2.4.1.   Binnenlandse activiteiten

(97)

Middels het herstructureringsplan zal de Bank zich richten op haar kernactiviteiten op bancair gebied in Griekenland. Terwijl haar internationale activiteiten in december 2009 meer dan 20 % van de totale activa en in juni 2013 15 % van de totale activa uitmaakten (61), moet dat percentage tegen eind 2018 tot ongeveer […] gedaald zijn (62).

(98)

De belangrijkste prioriteit van de Bank is om haar Griekse bankactiviteiten weer winstgevend en levensvatbaar te maken. Daarom bevat het herstructureringsplan een aantal maatregelen ter verbetering van de operationele efficiëntie en de netto rentemarge van de Bank, alsmede maatregelen ter verbetering van de kapitaalpositie en de balansstructuur.

(99)

Wat betreft de operationele efficiëntie was de Bank al begonnen met een omvangrijk rationaliseringsprogramma, ruim vóór de overnames van Emporiki Bank en de drie coöperatieve banken. Van 31 december 2010 tot 30 september 2012 heeft de Bank haar fysieke voetafdruk in Griekenland verminderd. Zij heeft haar aantal bijkantoren teruggebracht van 458 in 2010 tot 426 in 2012 (63) en ook het personeelsbestand in de Griekse bancaire en niet-bancaire activiteiten gedurende dezelfde periode met enkele honderden werknemers doen afnemen (64).

(100)

Van december 2012 tot december 2017 is de Bank van plan om het aantal bijkantoren in Griekenland verder te verlagen van 739 naar […]. Het aantal werknemers in de bancaire en niet-bancaire activiteiten in Griekenland zal dalen van 11 435 naar […] (65).

(101)

De grotere efficiëntie wat betreft bijkantoren en personeel zal helpen om de totale kosten van de Griekse activiteiten van de Bank met […] % terug te brengen, van 1 345 miljoen EUR op pro-formabasis in 2012 tot […] miljoen EUR in 2017 (66). Daardoor zal de verwachte kosten-inkomstenratio van haar Griekse bankactiviteiten aan het einde van de herstructureringsperiode onder […] % komen.

(102)

In het herstructureringsplan wordt ook beschreven hoe de Bank haar financieringskosten zal verlagen, wat belangrijk is om weer levensvatbaar te worden. De Bank verwacht dat zij lagere rente over haar deposito’s kan betalen vanwege de meer stabiele omstandigheden en met name vanwege de verwachte stabilisatie en het verwachte herstel van de Griekse economie, die naar verwachting vanaf 2014 opnieuw zal groeien. De rente op deposito’s (gemiddelde van termijndeposito’s, zichtdeposito’s en spaarrente) zal naar verwachting dalen in Griekenland. Die daling wordt voornamelijk bereikt door veel lagere rente uit te keren over termijndeposito’s. Ook zal de Bank in mindere mate een beroep hoeven te doen op de door de staat gegarandeerde ELA en bredere financiering van het Eurosysteem: die steun zal dalen van 32 % van haar totale activa in 2012 naar slechts […] % in 2017 (67).

(103)

In het herstructureringsplan wordt ervan uitgegaan dat de Bank ook haar balans zal versterken. De netto krediet/deposito-ratio in Griekenland neemt af tot […] % in 2018 (in 2012 was dat nog 131 % (68)), terwijl haar kapitaaltoereikendheid zal blijven verbeteren.

(104)

Een andere prioriteit van de Bank is het beheer van de oninbare leningen. De bank verbetert haar kredietprocessen met betrekking tot zowel de oorsprong van leningen (betere zekerheidsdekking en verlaagde limieten) en het beheer van oninbare leningen. Het percentage oninbare leningen komt in 2014 in de buurt van […] % en neemt vervolgens af, met een verwacht percentage van […] % aan het einde van de herstructureringsperiode (69). De kosten voor het dekken van de risico’s (waardeverminderingen) zullen van 2 799 miljoen EUR in 2012 op pro-formabasis (d.w.z. inclusief Emporiki Bank) dalen naar […] miljoen EUR in 2018 (70), dankzij het herstel van de Griekse economie.

(105)

Door de verbetering van de operationele efficiëntie, de toename van de netto rentemarge en de dalende risicokosten zal de Bank in Griekenland vanaf 2015 winstgevend kunnen zijn. […]. In 2018 zal haar rendement op het eigen vermogen in Griekenland […] % bedragen (71).

2.4.2.   Internationale bankactiviteiten

(106)

De Bank is al begonnen met het afbouwen en herstructureren van haar internationale netwerk. In augustus 2013 heeft zij haar dochteronderneming in Oekraïne verkocht. Het aantal bijkantoren in Zuidoost-Europa werd verlaagd van 622 in 2009 naar 488 in 2012 (72).

(107)

De Bank zal haar internationale netwerk blijven herstructureren en afbouwen. Zij is voornemens de omvang van haar internationale activa te beperken tot […] miljard EUR. Om die doelstelling te kunnen behalen, zal de Bank een combinatie van desinvesteringen of afbouwingen van haar portefeuille overwegen. De voorgenomen omvang van de internationale activa van de Bank betekent een verlaging met […] % van haar buitenlandse activa op 31 december 2012 […].

(108)

In het herstructureringsplan wordt gewezen op de noodzaak om de afhankelijkheid van de buitenlandse dochterondernemingen van hun Griekse moederbedrijf te verminderen voor wat betreft hun liquiditeitspositie. De interne financiering aan buitenlandse dochterondernemingen binnen de groep zal van 2013 tot 2017 dalen van 4 172 miljoen EUR naar […] miljoen EUR (73).

(109)

Om de winstgevendheid van haar buitenlandse activiteiten te verbeteren, is de Bank van plan om een belangrijk kostenbesparingsprogramma toe te passen in het internationale netwerk, met een verlaging van het aantal bijkantoren en werknemers. Zo worden in […] […] van de […] bijkantoren gesloten terwijl het personeelsbestand van 2012 tot 2018 met […] werknemers zal inkrimpen (– […]) (74).

(110)

Als gevolg hiervan zal het rendement op het eigen vermogen […] bedragen (75).

2.4.3.   Aantrekken van privaat kapitaal en bijdrage van bestaande aandeelhouders en houders van achtergestelde schuld

(111)

De Bank is erin geslaagd op de markt een aanzienlijke hoeveelheid kapitaal aan te trekken en heeft daardoor de hoeveelheid staatssteun die de Bank nodig had verminderd.

(112)

Eerst heeft de Bank in 2009 privaat kapitaal ingezameld met een rechtenuitgifte van 986 miljoen EUR (76). Zoals vermeld in overweging 89, is de Bank er ook in geslaagd om via de herkapitalisatie van voorjaar 2013 kapitaal van particuliere beleggers in te zamelen. De verwatering van de bestaande aandeelhouders was ook enorm door de herkapitalisatie van voorjaar 2013, aangezien het HFSF 83,66 % van de aandelen van de Bank heeft ontvangen na de herkapitalisatie van voorjaar 2013, zodat zij nog slechts 4,9 % van de aandelen in handen hadden. Sinds 2008 is geen dividend in contanten uitbetaald.

(113)

De Bank heeft in maart 2014 1,2 miljard EUR aan kapitaal ingezameld op de markt om haar bijkomende kapitaalbehoeften te dekken en de door Griekenland aangehouden preferente aandelen terug te kopen. Deze nieuwe aandelen waren uitgegeven tegen een hogere prijs per aandeel dan de prijs die het HFSF tijdens de herkapitalisatie van voorjaar 2013 had betaald.

(114)

Op 20 april 2012 heeft de Bank aangeboden om tier 1-effecten, upper tier 2-effecten en lower tier 2-effecten terug te kopen tegen een prijs die respectievelijk 40 %, 60 % en 60 % van hun nominale waarde in contanten bedroeg. Die terugkoopprijs werd vastgesteld op basis van de marktwaarde van de instrumenten en bevatte een premie van niet meer dan tien procentpunten, die werd toegevoegd om beleggers aan te moedigen aan de terugkoop deel te nemen. Op 7 mei 2012 heeft de Bank de resultaten van de terugkoop bekendgemaakt (77). De totale participatie bedroeg 66 % met een algemene kapitaalwinst van 333 miljoen EUR. Op 19 april 2013 heeft de Bank een andere ingreep op het passivabeheer aangekondigd voor een uitstaande nominale waarde van 316 miljoen EUR. De Bank bood aan om tier 1-effecten, upper tier 2-effecten en lower tier 2-effecten terug te kopen tegen een prijs die respectievelijk 35 %, 55 % en 55 % van hun nominale waarde in contanten bedroeg. De terugkoopprijs werd vastgesteld op basis van de marktwaarde van de instrumenten en bevatte een premie van niet meer dan tien procentpunten, die werd toegevoegd om beleggers aan te moedigen aan de terugkoop deel te nemen. Het aanvaardingspercentage bedroeg 58 % en de kapitaalwinst bedroeg 103 miljoen EUR.

(115)

Door de twee terugkoopacties daalde het uitstaande bedrag van achtergestelde en hybride schulden van 985 miljoen EUR naar 134 miljoen EUR.

2.5.   TOEZEGGINGEN VAN DE GRIEKSE AUTORITEITEN

(116)

Op 12 juni 2014 deed Griekenland de toezegging dat de Bank en haar bijkantoren het herstructureringsplan dat op die datum werd ingediend zullen uitvoeren en deed het verdere toezeggingen met betrekking tot de uitvoering van het herstructureringsplan. Die andere toezeggingen, die in de bijlage zijn opgenomen, worden in dit deel samengevat.

(117)

Allereerst deed Griekenland de toezegging dat de Bank haar commerciële activiteiten in Griekenland zal herstructureren, waarbij een maximumaantal bijkantoren en medewerkers en een maximumbedrag aan totale kosten zal worden vastgesteld, waaraan tegen 31 december 2017 moet zijn voldaan (78).

(118)

Griekenland heeft ook toegezegd dat de Bank de kosten van de deposito’s die in Griekenland zijn aangetrokken zal verlagen en tegen 31 december 2017 aan een maximale netto krediet/deposito-ratio zal voldoen (79).

(119)

Met betrekking tot de buitenlandse dochters van de Bank heeft Griekenland de toezegging gedaan dat de Bank geen aanvullende kapitaalsteun zal verstrekken, tenzij aan vooraf gestelde voorwaarden is voldaan. Griekenland heeft ook toegezegd dat de Bank tegen 30 juni 2018 haar internationale activa significant zal afbouwen (80).

(120)

Griekenland heeft de toezegging gedaan dat de Bank een aantal effecten zal afstoten en de omvang van haar private-equityportefeuille zal verlagen. Bovendien zal de Bank geen „non-investment grade”-effecten kopen, met beperkte uitzonderingen (81).

(121)

Griekenland deed een aantal toezeggingen wat betreft de corporate governance van de Bank. Het deed de toezegging dat de beloning van de werknemers en managers van de Bank zal worden beperkt, waarmee de Bank zal voldoen aan de Griekse wetgeving inzake corporate governance, en dat er een efficiënte en toereikende organisatiestructuur zal worden opgezet (82).

(122)

Griekenland heeft ook de toezegging gedaan dat de Bank een hoogwaardig kredietbeleid zou afdwingen, om te garanderen dat besluiten over de toekenning en herstructurering van leningen gericht zijn op een maximale levensvatbaarheid en winstgevendheid voor de Bank. Griekenland heeft toegezegd dat de Bank zal voldoen aan strenge normen betreffende de bewaking van het kredietrisico en de herstructurering van leningen (83).

(123)

Een aantal toezeggingen heeft betrekking op de activiteiten van de Bank met verbonden kredietnemers. Die toezeggingen beogen te waarborgen dat de Bank niet van de voorzichtige bankpraktijken afwijkt bij het verlenen of herstructureren van leningen aan haar werknemers, managers en aandeelhouders, alsook aan overheidsentiteiten, politieke partijen en mediabedrijven (84).

(124)

Tot slot heeft Griekenland de toezegging gedaan dat de Bank zal voldoen aan enkele beperkingen op haar gedrag, zoals een verbod op coupon- en dividenduitkeringen, een overnameverbod en een verbod op reclame waarin wordt verwezen naar de staatssteun (85).

(125)

Tot 31 december2018 zullen deze toezeggingen door een monitoring trustee worden gemonitord.

(126)

Los daarvan heeft Griekenland aangegeven dat het de Commissie toestemming zal vragen vóór een eventuele terugkoop van de warrants door de Bank of een overheidsentiteit met inbegrip van het HFSF (86).

3.   REDENEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE MET BETREKKING TOT DE EERSTE OVERBRUGGINGSHERKAPITALISATIE

(127)

Op 27 juli 2012 heeft de Commissie de formele onderzoeksprocedure ingeleid om na te gaan of aan de voorwaarden van de Bankenmededeling van 2008 (87) werd voldaan met betrekking tot de geschiktheid, noodzaak en evenredigheid van de eerste overbruggingsherkapitalisatie die door het HFSF werd verstrekt ten gunste van de Bank (maatregel B1).

(128)

Wat betreft de geschiktheid van de maatregel, gezien het feit dat de steun na eerdere herkapitalisatie- en liquiditeitssteun werd verleend en gezien de langdurige reddingsperiode, sprak de Commissie haar twijfels uit of de Bank alle mogelijke stappen had ondernomen om de noodzaak van hulp in de toekomst te voorkomen (88). Bovendien was het de Commissie niet duidelijk wie zeggenschap over de Bank zou uitoefenen wanneer de eerste overbruggingsherkapitalisatie werd vervangen door een permanente herkapitalisatie (89), aangezien de Bank onder zeggenschap van de staat of van particuliere minderheidseigenaars zou komen te staan. De Commissie merkte op dat zij wilde voorkomen dat het bestuur van de Bank, en met name het kredietverleningsproces, aan kwaliteit zou inboeten.

(129)

Wat betreft de noodzaak van de eerste overbruggingsherkapitalisatie heeft de Commissie in overweging 66 van het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank gevraagd of alle mogelijke maatregelen waren genomen om te voorkomen dat de Bank in de toekomst opnieuw steun nodig zou hebben. Bovendien kon de Commissie, aangezien de duur van de overbruggingsherkapitalisatieperiode onzeker was, niet bepalen of deze toereikend was en voldeed aan de beginselen voor beloning en deling in de lasten op basis van de regels inzake staatssteun. Verder kon de Commissie, aangezien de voorwaarden voor de omzetting van de eerste overbruggingsherkapitalisatie in een permanente herkapitalisatie niet bekend waren op het moment dat het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank werd vastgesteld, deze niet beoordelen.

(130)

Wat betreft de evenredigheid van de maatregel heeft de Commissie twijfels geuit over de vraag of de waarborgen (verbod op reclame waarin wordt verwezen naar staatssteun, verbod op coupon- en dividenduitkeringen, call-optieverbod en verbod op terugkoop, zoals beschreven in overweging 71 van het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank) voldoende waren met betrekking tot de eerste overbruggingsherkapitalisatie. Bovendien gaf de Commissie in overweging 72 van het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank aan dat de mededinging zou kunnen worden verstoord door het ontbreken van regels om te voorkomen dat het HFSF de vier grootste Griekse banken (namelijk de Bank, Eurobank, de Nationale Bank van Griekenland en Pireaus Bank) zou coördineren en door het ontbreken van voldoende waarborgen om te vermijden dat zij commercieel gevoelige informatie zouden delen. De Commissie stelde daarom voor om een monitoring trustee te benoemen, die fysiek in de Bank aanwezig zou zijn.

4.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN OVER DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE BETREFFENDE DE EERSTE OVERBRUGGINGSHERKAPITALISATIE

4.1.   OPMERKINGEN VAN DE BANK

(131)

Op 30 augustus 2012 heeft de Commissie opmerkingen van de Bank ontvangen over het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank.

(132)

Wat de geschiktheid van de maatregel betreft, merkte de Bank op dat zij een belangrijke systeembank is in Griekenland en in de bankmarkten waarop zij actief is. Zij voegde daaraan toe dat haar bedrijfsmodel levensvatbaar is en dat dit is aangetoond gedurende haar lange, gerenommeerde bestaan.

(133)

De Bank merkte ook op dat beide herkapitalisatiegolven een nevenproduct waren van een ernstig verzwakkend economisch klimaat en dat de aanvullende steunmaatregelen het gevolg waren van de verergerende financiële crisis. Zij verklaarde dat zij van alle grote Griekse banken tot dusver in verhouding het laagste staatssteunbedrag had gekregen. De Bank merkte op dat in verband met de vraag of meteen alle mogelijke maatregelen getroffen waren om te voorkomen dat de Bank in de toekomst opnieuw steun nodig zou hebben, in het herstructureringsplan uitvoerige gegevens zouden worden verstrekt over reeds uitgevoerde, in uitvoering zijnde en geplande lastenverdelingsmaatregelen. De Bank merkte ook op dat die maatregelen ervoor zorgden dat geen enkele aandeelhouder aan de gevolgen ontkwam. Ze zouden er, samen met de bestaande sterke zakelijke basis en de robuustheid van het kapitaalbeoordelingsproces, voor zorgen dat de Bank voorzien wordt van toereikend kapitaal, wat zou leiden tot een hernieuwde levensvatbaarheid en uiteindelijk een toestand waarin geen staatssteun meer nodig zou zijn.

(134)

Bovendien kreeg de Bank duidelijkheid over de voorwaarden van de permanente herkapitalisatie, die volgens haar de redenen waarom zij staatssteun nodig had volledig moesten weerspiegelen. Zij merkte ook op dat de herkapitalisatie bedoeld was voor het kapitaalverlies dat het gevolg was van haar deelname aan het PSI-programma, een zeer buitengewone en onvoorspelbare gebeurtenis. Zij verdedigde het standpunt dat zij volgens de Griekse en Europese normen geen buitensporige risico’s had genomen bij de verwerving van staatsschuld. Zij beweerde dat zij zonder het PSI-programma geen behoefte zou hebben gehad aan herkapitalisatie in 2012 en dat zij dan zeker in staat was geweest om de preferente aandelen terug te betalen volgens de contractuele voorwaarden. Bovendien merkte zij op dat zij nog altijd een positieve netto-inventariswaarde had, zelfs nadat zij forse kapitaalverliezen had geboekt ten gevolge van haar deelname aan het PSI-programma.

(135)

De Bank voegde hieraan toe dat zij op een zeer sterke basis actief is en dat zij zeer proactief is geweest bij de uitvoering van maatregelen om een uiterst moeilijke periode met succes te boven te komen. Zij merkte op dat zij sinds het begin van de crisis geen agressief commercieel beleid heeft gevoerd of te hoge risico’s heeft genomen bij het beheer van het kredietrisico, dat zij onevenwichtigheden in haar financieringsprofiel aanpakte door een ordelijke schuldafbouw en dat zij haar kosten actief beheerde door het operationeel platform te rationaliseren en de aankoopkosten te optimaliseren.

(136)

Bovendien wees zij uitdrukkelijk op haar aanzienlijke lastenverdeling over de aandeelhouders. Zij wees ook op de essentiële voorzorgsmaatregelen die de openbare sector kan treffen om te voorkomen dat geherkapitaliseerde banken buitensporige risico’s nemen en om nauwlettend toezicht te houden op de correcte uitvoering van de herstructureringsplannen, zoals de benoeming van vertegenwoordigers van het ministerie van Financiën en het HFSF in de raad van bestuur en respectieve comités van de Bank. Zij onderstreepte voorts dat het HFSF toezicht zou uitoefenen op de uitvoering van het herstructureringsplan en dat de opschorting van de stemrechten van het HFSF bij ernstige tekortkomingen ongedaan zou worden gemaakt.

(137)

Om al die redenen was de Bank van mening dat de architectuur en voorwaarden van de permanente herkapitalisatie bestaande en nieuwe aandeelhouders sterke stimulansen zouden geven om deel te nemen aan toekomstige kapitaalverhogingen.

(138)

Wat betreft de noodzaak van de maatregel merkte de Bank op dat de steunmaatregel bedoeld was om het door het PSI-programma veroorzaakte kapitaaltekort te delgen zodat de Bank kon voldoen aan de minimale kapitaalratio’s die door de Bank van Griekenland zijn opgelegd, zodat zij verder toegang zou hebben tot herfinancieringsoperaties van de ECB en zodat zij haar klanten en de Griekse economie in moeilijke omstandigheden zou kunnen steunen.

(139)

Wat de evenredigheid van de maatregel betreft, verklaarde de Bank dat zij voornemens was om de steun niet te gebruiken om de mededinging te verstoren. Zij beklemtoonde ook dat zij sinds de ontvangst van de staatssteun geen agressief commercieel beleid had gevoerd. Zij merkte eveneens op dat, aangezien alle grote Griekse banken steun hadden gekregen en aangezien buitenlandse marktdeelnemers op de Griekse markt steeds minder risicobereidheid vertoonden, het voor elke ontvanger van steun zeer moeilijk zou zijn om de mededinging te verstoren ten nadele van iemand die geen steun ontving.

4.2.   OPMERKINGEN VAN EEN ANDERE GRIEKSE BANK

(140)

Op 3 januari 2013 ontving de Commissie opmerkingen van een Griekse bank over het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank. Die Griekse bank merkte op dat de herkapitalisatie van Griekse banken door het HFSF in principe een welkome stap was op weg naar een gezonder en meer levensvatbaar bancair systeem. Zij had geen bezwaar tegen de herkapitalisatie van de Bank.

(141)

Hoewel zij haar volledige steun uitsprak voor het beginsel van herkapitalisatie van Griekse banken door het HFSF, verduidelijkte die Griekse bank echter dat zij, om de verstoringen van de mededinging te minimaliseren en om discriminatie te vermijden, verwachtte dat de herkapitalisatie door het HFSF beschikbaar zou zijn voor alle banken die in Griekenland onder vergelijkbare omstandigheden actief zijn.

5.   OPMERKINGEN VAN GRIEKENLAND OVER DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE MET BETREKKING TOT DE EERSTE OVERBRUGGINGSHERKAPITALISATIE

(142)

Op 5 september 2012 diende Griekenland opmerkingen in over het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank, die door de Bank van Griekenland en het HFSF waren opgesteld.

5.1.   OPMERKINGEN VAN DE BANK VAN GRIEKENLAND

(143)

Wat de geschiktheid van de eerste overbruggingsherkapitalisatie betreft, merkte de Bank van Griekenland op dat de eerste overbruggingsherkapitalisatie tijdelijk was, aangezien het herkapitalisatieproces door deze vier banken zou worden uitgevoerd met verhogingen van het aandeelkapitaal.

(144)

De Bank van Griekenland merkte ook op dat de herkapitalisatie van de grootste Griekse banken deel uitmaakt van de herstructurering op langere termijn van het Griekse bankwezen. Zij merkte op dat indien een bank in particuliere handen bleef, het management waarschijnlijk hetzelfde zou blijven, terwijl als een bank een staatsbedrijf werd (dat wil zeggen, eigendom van het HFSF), het HFSF een nieuwe directie kon benoemen, die in ieder geval door de Bank van Griekenland zou worden beoordeeld. De Bank van Griekenland wees erop dat zij het kader voor corporate governance, de toereikendheid van het management en het risicoprofiel van iedere bank doorlopend beoordeelt om ervoor te zorgen dat er geen buitensporige risico’s worden genomen. Zij wees er ook op dat het HFSF al vertegenwoordigers in de raden van bestuur van de geherkapitaliseerde banken had benoemd.

(145)

Wat betreft de noodzaak van de eerste overbruggingsherkapitalisatie constateerde de Bank van Griekenland dat de herkapitalisatie van de Bank beperkt was om ervoor te zorgen dat aan de op dat moment geldende minimumkapitaalvereisten (8 %) werd voldaan. Zij gaf ook aan dat de langdurige periode voorafgaand aan de herkapitalisaties te wijten was aan de sterke verslechtering van het ondernemingsklimaat in Griekenland en de effecten van het PSI-programma, aan de complexiteit van het hele project en aan de noodzaak om de deelname van particuliere beleggers aan de verhogingen van het aandelenkapitaal te maximaliseren.

(146)

Wat betreft de evenredigheid van de eerste overbruggingsherkapitalisatie wees de Bank van Griekenland erop dat de volledige uitvoering van het bij de Commissie in te dienen herstructureringsplan werd gewaarborgd door het feit dat de opschorting van de stemrechten van het HFSF zou worden opgeheven indien het herstructureringsplan op wezenlijke punten niet werd gevolgd. De Bank van Griekenland merkte tevens op dat de problemen van de Bank niet te wijten waren aan een onderschatting van de risico’s door het management van de Bank of aan commercieel agressieve acties.

5.2.   OPMERKINGEN VAN HET HFSF

(147)

Wat betreft de geschiktheid van de eerste overbruggingsherkapitalisatie gaf het HFSF met betrekking tot de kwestie van mogelijke staatsinmenging als de staat hoge bedragen aan staatssteun verleent via het HFSF en het HFSF volledig stemrecht heeft, aan dat de door het HFSF gefinancierde banken niet beschouwd worden als publieke of door de staat gecontroleerde entiteiten, en dat zij ook niet onder zeggenschap van de staat zullen komen nadat zij permanent door het HFSF zijn geherkapitaliseerd. Het HFSF wees erop dat het een volledig onafhankelijke privaatrechtelijke entiteit is met zelfstandige beslissingsbevoegdheid. Het staat niet onder zeggenschap van de overheid, overeenkomstig artikel 16C, lid 2, van de HFSF-wet, volgens welke de kredietinstellingen waaraan het HFSF kapitaalsteun heeft verstrekt geen deel uitmaken van de publieke sector in ruime zin. Het wees ook op de bestuursstructuur van het HFSF.

(148)

Met betrekking tot de inmenging van het HFSF in het management van de Bank, merkte het HFSF op dat het de autonomie van de Bank zou respecteren en zich niet in het dagelijkse management zou mengen, aangezien zijn rol beperkt is tot de activiteiten die in de HFSF-wet zijn vastgesteld. Het gaf aan dat er geen inmenging of coördinatie door de staat zou plaatsvinden en dat de beslissingen van de Bank met betrekking tot het kredietverleningsproces (o.a. over zekerheden, prijzen en solvabiliteit van kredietnemers) op basis van commerciële criteria genomen zouden worden.

(149)

Het HFSF wees erop dat de HFSF-wet en de voorinschrijvingsovereenkomst toereikende waarborgen bevatten om te voorkomen dat bestaande particuliere aandeelhouders buitensporige risico’s nemen. Het wees op aspecten als i) de benoeming van vertegenwoordigers van het HFSF als onafhankelijke niet-uitvoerende leden van de raad van bestuur van de Bank en hun aanwezigheid in de commissies, ii) de uitvoering van due diligence bij de Bank door HFSF, en iii) het feit dat na de laatste herkapitalisatie zijn stemrecht slechts beperkt zou zijn zolang de Bank aan de voorwaarden van het herstructureringsplan voldeed.

(150)

Het HFSF stelde dat er geschikte maatregelen zijn ingevoerd om ervoor te zorgen dat de banken waarin het HFSF deelneemt geen commercieel gevoelige informatie uitwisselen. Deze maatregelen omvatten de benoeming van verschillende vertegenwoordigers van het HFSF bij deze banken, de mandaten van deze vertegenwoordigers die specifiek de doorgifte van informatie van één vertegenwoordiger aan een andere moeten voorkomen, alsook duidelijke interne instructies aan deze vertegenwoordigers om geen commercieel gevoelige informatie van de banken door te geven. Het HFSF stelde bovendien dat het zijn rechten met betrekking tot de banken niet zal uitoefenen op een wijze die daadwerkelijke concurrentie kan voorkomen, beperken, verstoren of aanzienlijk verminderen of belemmeren. Ten slotte wees het HFSF erop dat de leden van zijn raad van bestuur en zijn werknemers gehouden zijn aan strenge geheimhoudingsregels en fiduciaire verplichtingen en gebonden zijn door de bepalingen inzake het beroepsgeheim betreffende hun activiteiten.

6.   BEOORDELING VAN DE STAATSSTEUN BETREFFENDE DE OVERNAME VAN BEPAALDE PASSIVA VAN DE DRIE COÖPERATIEVE BANKEN

(151)

De Commissie moet eerst beoordelen of de staatssteun in verband met de afwikkeling van de drie coöperatieve banken (namelijk de aanzuivering van de financieringstekorten waardoor het mogelijk werd de deposito’s, inclusief de interbancaire passiva, en de vorderingen en passiva ten opzichte van het HDIGF over te dragen) staatssteun is in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag. Volgens deze bepaling wordt staatssteun gevormd door alle steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen vervalsen of dreigen te vervalsen, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(152)

De Commissie zal eerst beoordelen of de volgende eventuele begunstigden al dan niet een voordeel hebben genoten: i) de coöperatieve banken en de eventueel aan de Bank overgedragen „activiteiten”, en ii) de Bank.

i)   Het bestaan van staatssteun aan de coöperatieve banken en de eventueel aan de Bank overgedragen „activiteiten”

(153)

Met betrekking tot de coöperatieve banken merkt de Commissie op dat Dodecanese Bank, Evia Bank en Western Macedonia Bank in liquidatie zijn gebracht en dat hun bankvergunningen zijn ingetrokken. Daardoor verrichten zij niet langer economische activiteiten op de bancaire markt.

(154)

De staatssteun, dit wil zeggen de aanzuivering van de financieringstekorten, zou staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag zijn voor de overgedragen vorderingen en passiva, op voorwaarde dat zij samen een onderneming zouden vormen. Een onderneming is elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Onder economische activiteit wordt verstaan elke activiteit bestaande in het aanbieden van goederen of diensten op een bepaalde markt. Om dus te kunnen besluiten of er steun wordt verleend aan een onderneming, moet worden beoordeeld of de overdracht van de vorderingen en passiva de overdracht van een economische activiteit met zich meebrengt.

(155)

Zoals vermeld in punt 2.2.2 werden, na de afwikkeling van de coöperatieve banken, uitsluitend de deposito’s, de interbancaire passiva en de vorderingen en passiva ten aanzien van het HDIGF aan de Bank overgedragen. De drie coöperatieve banken hadden 227 werknemers in dienst en bezaten in totaal 18 bijkantoren. Op te merken valt dat er geen automatische overdracht van bijkantoren, arbeidsovereenkomsten of leningen plaatsvond tussen de drie coöperatieve banken en de Bank. Het feit dat er geen leningen werden overgedragen aan de Bank maar dat die bij de drie coöperatieve banken in liquidatie bleven, het feit dat er geen bijkantoren werden overgedragen en het feit dat er geen automatische overdracht van arbeidsovereenkomsten plaatsvond, dragen daarom bij (90) tot de conclusie dat er geen economische activiteit werd overgedragen. De overgedragen passiva (namelijk de deposito’s) kunnen niet worden aangemerkt als de begunstigde van de staatssteun aangezien zij geen „onderneming” vormen.

(156)

Kortom, de drie bestaande rechtspersonen waren in liquidatie gebracht en voerden niet langer bankactiviteiten uit. Tegelijkertijd vormen de overgedragen activa en passiva geen economische activiteit.

(157)

Daaruit wordt besloten dat de verstrekking van EFSF-obligaties door het HFSF aan de Bank ter aanzuivering van het financieringstekort van de activa en passiva die van de drie coöperatieve banken werden overgenomen, deze drie coöperatieve banken niet in staat stelden om hun economische activiteiten voort te zetten. Daarom vormt de HFSF-steunmaatregel geen steun aan de entiteiten in liquidatie, noch steun aan de overgedragen activa en passiva.

ii)   Het bestaan van staatssteun aan de Bank

(158)

Met betrekking tot de vraag of de verkoop van de activa en passiva van de drie coöperatieve banken staatssteun vormt voor de Bank, moet de Commissie beoordelen of aan bepaalde vereisten is voldaan en met name of i) de verkoopprocedure open, onvoorwaardelijk en niet-discriminerend is; ii) de verkoop tegen marktvoorwaarden plaatsvindt, en iii) de overheid de verkoopprijs voor de betrokken activa en passiva maximaliseert (91).

(159)

Zoals vermeld in overweging 52 heeft de Bank van Griekenland alleen contact opgenomen met de vier Griekse systeembanken om bepaalde activa en passiva van de drie coöperatieve banken te veilen, aangezien zij van mening was dat de deposito’s aan volledig geherkapitaliseerde instellingen moesten worden overgedragen. Alleen de Bank en Eurobank hebben een bindend bod uitgebracht. Alpha Bank werd als beste inschrijver geselecteerd in een door de afwikkelingsautoriteit georganiseerde openbare aanbesteding, die rekening hield met de voorgestelde prijs en de capaciteit om de aangekochte deposito’s snel en vlot over te nemen en te integreren.

(160)

Het pakket dat te koop werd aangeboden omvatte uitsluitend deposito’s, geen infrastructuur. De koper kon daarom alleen een bank met een eigen infrastructuur en een netwerk van bijkantoren in Griekenland zijn om ten dienste te kunnen staan van de depositohouders.

(161)

Aangezien de Commissie geen redenen heeft om aan te nemen dat de verkoop niet plaatsvond tegen marktvoorwaarden, besluit zij dat kan worden uitgesloten dat er sprake is van steun aan de Bank, in overeenstemming met punt 80 van de Bankenmededeling van 2013, punt 20 van de Herstructureringsmededeling en de besluitvormingspraktijk van de Commissie (92).

iii)   Conclusie over het bestaan van steun

(162)

De staatssteun bij de verkoop van de drie coöperatieve banken begunstigt geen economische activiteit en geen onderneming. Daarom vormt de maatregel geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

7.   BEOORDELING VAN DE AAN DE BANK VERLEENDE STEUN

7.1.   BESTAAN EN HOOGTE VAN DE STEUN

(163)

De Commissie moet het bestaan van staatssteun aan de Bank in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag vaststellen.

7.1.1.   Aanwezigheid van steun in de maatregelen die zijn genomen op grond van de steunregeling voor Griekse banken (de maatregelen L1 en A)

7.1.1.1.   Liquiditeitssteun die door de staat is verleend op grond van de garantiemaatregel en de maatregel voor staatsobligatieleningen (maatregel L1)

(164)

De Commissie heeft reeds in de besluiten ter goedkeuring en verlenging van de steunregeling voor Griekse banken (93) vastgesteld dat liquiditeitssteun op grond van deze regeling staatssteun vormt. Eventuele toekomstige liquiditeitssteun die op grond van deze regeling wordt verleend, zou ook staatssteun zijn.

7.1.1.2.   Herkapitalisatie die door de staat is verstrekt op grond van de herkapitalisatiemaatregel (maatregel A)

(165)

De Commissie stelde al in het besluit van 19 november 2008 betreffende de steunregeling voor Griekse banken vast dat herkapitalisaties die op grond van de herkapitalisatiemaatregel worden verleend staatssteun vormen. De Bank heeft 940 miljoen EUR ontvangen in de vorm van preferente aandelen, wat op dat ogenblik overeenkwam met 2 % van de RWA van de Bank.

7.1.2.   Aanwezigheid van steun in door de staat gegarandeerde ELA (maatregel L2)

(166)

De Commissie verduidelijkte in punt 51 van de Bankenmededeling van 2008 dat de verstrekking van fondsen van centrale banken aan financiële instellingen geen staatssteun vormt indien aan vier cumulatieve voorwaarden wordt voldaan betreffende de solvabiliteit van de financiële instelling, de zekerheidsstelling voor de voorziening, de rentevoet die de financiële instelling in rekening wordt gebracht en het ontbreken van een tegengarantie van de staat. Aangezien door de staat gegarandeerde ELA aan de Bank niet aan de vier cumulatieve voorwaarden voldoet, met name omdat zij door de staat wordt gegarandeerd en in combinatie met andere steunmaatregelen wordt verleend, vormt het staatssteun.

(167)

De door de staat gegarandeerde ELA voldoet aan de vereisten die in artikel 107, lid 1, van het Verdrag zijn vastgelegd. Ten eerste omdat die maatregel een staatsgarantie ten gunste van de Bank van Griekenland bevat, waardoor alle verliezen worden gedragen door de staat. De maatregel betreft dus staatsmiddelen. Met de ELA kunnen banken financiering krijgen op een moment dat zij geen toegang hebben tot de markt voor wholesalefinanciering en tot de reguliere herfinancieringstransacties van het Eurosysteem. Met de door de staat gegarandeerde ELA heeft de Bank dus een voordeel. Aangezien de ELA zich beperkt tot het bankwezen is de maatregel selectief. Aangezien de door de staat gegarandeerde ELA het voor de Bank mogelijk maakt om op de markt te blijven opereren en voorkomt dat zij haar verplichtingen niet kan nakomen en de markt moet verlaten, verstoort dit de mededinging. Aangezien de Bank actief is in andere lidstaten en aangezien financiële instellingen uit andere lidstaten in Griekenland actief of potentieel geïnteresseerd zouden zijn om daar actief te zijn, beïnvloedt het aan de Bank verleende voordeel het handelsverkeer tussen de lidstaten.

(168)

De door de staat gegarandeerde ELA (maatregel L2) is staatssteun. Het bedrag van de door de staat gegarandeerde ELA varieerde in de loop der tijd. Op 31 december 2012 bedroeg het ongeveer 23,6 miljard EUR.

7.1.3.   Aanwezigheid van steun in de maatregelen die zijn genomen via het HFSF (de maatregelen B1, B2, B3 en B4)

7.1.3.1.   Eerste overbruggingsherkapitalisatie (maatregel B1)

(169)

In punt 5.1 van het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank concludeerde de Commissie al dat de eerste overbruggingsherkapitalisatie staatssteun vormt. Het ontvangen kapitaal bedroeg 1,9 miljard EUR.

7.1.3.2.   Tweede overbruggingsherkapitalisatie (maatregel B2)

(170)

Maatregel B2 werd uitgevoerd met HFSF-middelen, waarbij het, zoals uiteengezet in overweging 47 van het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank, staatsmiddelen betreft.

(171)

Wat betreft het bestaan van een voordeel, deed maatregel B2 de kapitaalratio van de Bank toenemen tot een niveau waarop zij op de markt kon blijven functioneren en toegang kon krijgen tot financiering van het Eurosysteem. Bovendien bestond de vergoeding van maatregel B2 uit de opgebouwde rente op EFSF-obligaties en een aanvullend tarief van 1 %. Omdat deze vergoeding duidelijk lager is dan de vergoeding van soortgelijke kapitaalinstrumenten op de markt, zou de Bank zeker niet in staat zijn geweest om op dergelijke voorwaarden op de markt kapitaal aan te trekken. Daarom heeft maatregel B2 aan de Bank een voordeel verleend met gebruik van staatsmiddelen. Aangezien de maatregel alleen voor de Bank beschikbaar was, was deze selectief van aard.

(172)

Als gevolg van maatregel B2 werd de positie van de Bank versterkt, aangezien de Bank werd voorzien van de noodzakelijke financiële middelen om te blijven voldoen aan de kapitaalvereisten, hetgeen derhalve leidt tot mededingingsvervalsing. Aangezien de Bank ook op andere Europese bancaire markten actief is en financiële instellingen uit andere lidstaten in Griekenland actief zijn, is het waarschijnlijk dat maatregel B2 de handel tussen lidstaten beïnvloedt.

(173)

De Commissie is van mening dat maatregel B2 staatssteun is. Hij werd door de nationale autoriteiten als steun aangemeld. Het ontvangen kapitaal bedroeg 1 042 miljoen EUR.

7.1.3.3.   Toezeggingsbrief (maatregel B3)

(174)

Met maatregel B3 zegde het HFSF toe het benodigde aanvullende kapitaal te verstrekken voor de herkapitalisatie van de Bank, tot maximaal het bedrag waarom door de Bank van Griekenland werd gevraagd in het kader van de stresstest van 2012. Het HFSF ontvangt zijn middelen van de staat. De Commissie concludeert derhalve dat de brief staatsmiddelen toezegt. De omstandigheden waaronder het HFSF steun aan financiële instellingen kan verlenen, zijn nauwkeurig vastgesteld en zijn wettelijk beperkt. Daardoor is het gebruik van deze staatsmiddelen toerekenbaar aan de staat. Het HFSF deed een toezegging om maximaal 1 629 miljoen EUR aan aanvullend kapitaal te verstrekken.

(175)

De toezeggingsbrief verleende de Bank een voordeel omdat het depositohouders de zekerheid bood dat de Bank in staat zou zijn om het gehele benodigde kapitaal aan te trekken, dat wil zeggen dat het HFSF het kapitaal zou verstrekken indien de Bank er niet in slaagde om het op de markt bijeen te brengen. Die toezegging maakte het ook gemakkelijker om privaat kapitaal aan te trekken op de markt, aangezien de beleggers de zekerheid hadden dat, als de Bank een deel van het kapitaal niet op de markt kon vinden, het door het HFSF zou worden verstrekt. Geen enkele particuliere belegger zou anders bereid zijn geweest om kapitaal in te brengen voordat de voorwaarden van de herkapitalisatie bekend waren, en de Bank had op dat moment geen toegang tot de kapitaalmarkt. Dat voordeel is selectief omdat het aan alle in Griekenland actieve banken niet werd toegekend.

(176)

Aangezien de Bank ook op andere Europese bancaire markten actief is en financiële instellingen uit andere lidstaten in Griekenland actief zijn, is het waarschijnlijk dat maatregel B3 de handel tussen de lidstaten beïnvloedt en de mededinging verstoort.

(177)

Maatregel B3 is daarom staatssteun en werd door de Griekse autoriteiten op 27 december 2012 als zodanig aangemeld.

7.1.3.4.   Participatie van het HFSF in de herkapitalisatie van voorjaar 2013 (maatregel B4)

(178)

De participatie van het HFSF aan de herkapitalisatie van voorjaar 2013 (maatregel B4) betreft de omzetting van de eerste en de tweede overbruggingsherkapitalisatie (maatregelen B1 en B2) en de gedeeltelijke uitvoering van de toezeggingsbrief (maatregelB3) in een permanente herkapitalisatie van 4 021 miljoen EUR in gewone aandelen. Het feit dat niet het volledige kapitaalbedrag dat was toegezegd met maatregel B3 daadwerkelijk moest worden ingebracht, is te danken aan de inzameling van 550 miljoen EUR aan kapitaal van particuliere beleggers. Aangezien maatregel B4 de omzetting van reeds toegekende steun betreft, gaat het nog steeds om staatsmiddelen, maar wordt het nominale bedrag van de steun niet verhoogd. Het vergroot echter wel het voordeel van de Bank (en daarmee de mededingingsvervalsing), omdat het een permanente herkapitalisatie is en geen tijdelijke herkapitalisatie, zoals het geval was bij maatregelenB1 en B2. Vergeleken met maatregel B3, die slechts een toezegging en geen werkelijke herkapitalisatie is, deed maatregel B4 de solvabiliteit van de Bank toenemen en is deze daarmee gunstiger.

(179)

De Commissie merkt op dat een dergelijke steun niet aan alle banken die in Griekenland opereren verleend werd. Daarom is het aan de Bank verleende voordeel selectief. Wat betreft mededingingsvervalsing en het effect op de handel constateert de Commissie bijvoorbeeld dat de steun de Bank in staat heeft gesteld om haar activiteiten in andere lidstaten te ontplooien. Een liquidatie van de Bank zou hebben geleid tot de beëindiging van haar activiteiten in het buitenland, door liquidatie van die activiteiten of de verkoop ervan. De maatregel verstoort derhalve de concurrentie en heeft een invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten. De maatregel vormt staatssteun.

7.1.3.5.   Conclusie over de maatregelen B1, B2, B3 en B4

(180)

Maatregelen B1, B2, B3 en B4 vormen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag. De hoogte van het steunbedrag uit de maatregelen B1, B2, B3 en B4 bedraagt 4 571 miljoen EUR. Zoals aangegeven in punt 7.1.3.4 werd slechts een gedeelte van het in december 2012 toegezegde bedrag (maatregel B3) daadwerkelijk omgezet in een kapitaalinjectie (maatregel B4). De daadwerkelijk uitbetaalde staatssteun bedroeg dus slechts 4 021 miljoen EUR.

(181)

Punt 31 van de Herstructureringsmededeling geeft aan dat de Commissie, naast het absolute bedrag aan steun, ook de steun beoordeelt „ten opzichte van de risicogewogen activa van de bank”. De maatregelen B1, B2, B3 en B4 zijn genomen tijdens een periode van één jaar, van april 2012 tot mei 2013. Tijdens die periode stegen de RWA van de Bank na de overname van Emporiki Bank. Bijgevolg doet zich de vraag voor welk RWA-niveau moet worden gebruikt, en in het bijzonder of de staatssteun moet worden beoordeeld onder verwijzing naar de RWA zoals deze bestonden aan het begin van de periode of aan het einde van de periode. De maatregelen B1, B2, B3 en B4 beogen aan een kapitaalbehoefte te voldoen die door de Bank van Griekenland in maart 2012 werd vastgesteld (de stresstest van 2012). Met andere woorden, de kapitaalbehoeften waarin door deze staatssteunmaatregelen werd voorzien, bestonden al in maart 2012. De Commissie is daarom van mening dat het steunbedrag dat deel uitmaakt van de maatregelen B1, B2, B3 en B4 moet worden afgezet tegen de RWA van de Bank op 31 maart 2012. Het feit dat de Bank geruime tijd na maart 2012 Emporiki Bank heeft overgenomen, mag niet leiden tot een verkleining van de verhouding tussen steun en RWA. De steun is immers niet minder verstorend omdat de Bank een overname heeft verricht waardoor haar RWA gestegen zijn. Er wordt ook aan herinnerd dat de Bank van Griekenland, na maart 2012 en tot de herkapitalisatie van voorjaar 2013, geen rekening heeft gehouden met overnames door Griekse banken om hun kapitaalbehoeften naar boven of naar beneden bij te stellen. Dit aspect toont verder aan dat de maatregelen B1, B2, B3 en B4 steunmaatregelen waren die afgestemd waren op de toestand van de Bank per 31 maart 2012.

(182)

De eerste en de tweede overbruggingsherkapitalisatie en de toezeggingsbrief waren samen goed voor 4 571 miljoen EUR. Dat bedrag vertegenwoordigt 10,3 % van de RWA van de Bank op 31 maart 2012 (94).

(183)

Aangezien de Bank erin slaagde privaat kapitaal aan te trekken, bedroeg het feitelijke bedrag dat het HFSF in de Bank injecteerde slechts 4 021 miljoen EUR, wat 9,1 % van de RWA van de Bank per 31 maart 2012 vertegenwoordigt.

7.1.4.   Conclusie inzake het bestaan en het totaalbedrag van de ontvangen steun

(184)

Maatregelen A, B1, B2, B3 en B4 vormen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

Ref.

Maatregel

Soort maatregel

Steunbedrag

Herkapitalisatiesteun/RWA

A

Preferente aandelen

Kapitaalsteun

940 miljoen EUR

2  %

B1 B2 B3 B4

Eerste overbruggingsherkapitalisatie

Tweede overbruggingsherkapitalisatie

Toezeggingsbrief

Participatie van het HFSF aan de herkapitalisatie van voorjaar 2013

Kapitaalsteun

4 571 miljoen EUR

(door het HFSF uitbetaald bedrag: 4 021 miljoen EUR)

10,3  %

(door het HFSF uitbetaald bedrag: 9,1 %)

Totale aan de Bank toegekende kapitaalsteun

5 511 miljoen EUR

(door het HFSF uitbetaald bedrag: 4 961 miljoen EUR)

12,3  %

(door het HFSF uitbetaald bedrag: 11,1 %)

Ref.

Maatregel

Soort maatregel

Nominaal steunbedrag

L1

Liquiditeitssteun

Garantie

obligatielening

Garanties: 14 miljard EUR per 30 november 2011

Obligatielening: 1,6 miljard EUR per 30 september 2011

L2

Door de staat gegarandeerde ELA

Financiering en garantie

23,6 miljard EUR per 31 december 2012

Totale aan de Bank toegekende liquiditeitssteun

39,2 miljard EUR

7.2.   RECHTSGRONDSLAG VOOR DE VERENIGBAARHEIDSBEOORDELING

(185)

Artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag machtigt de Commissie om steun als verenigbaar met de interne markt te beschouwen als deze bedoeld is om „een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen”.

(186)

De Commissie heeft erkend dat de wereldwijde financiële crisis een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat kan veroorzaken en dat maatregelen ter ondersteuning van banken die verstoring kunnen verhelpen. Dit werd bevestigd in de Bankenmededeling van 2008, de Herkapitalisatiemededeling en de Herstructureringsmededeling. De Commissie is nog steeds van mening dat is voldaan aan de eisen voor goedkeuring van staatssteun overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag, gezien de terugkeer van spanningen op de financiële markten. De Commissie heeft dat standpunt bevestigd door het aannemen van de Verlengingsmededeling van 2011 (95) en de Bankenmededeling van 2013.

(187)

Met betrekking tot de Griekse economie heeft de Commissie in haar besluiten ter goedkeuring en verlenging van de steunregeling voor Griekse banken en in haar goedkeuringen van de maatregelen voor staatssteun van Griekenland t.b.v. afzonderlijke banken (96) erkend dat er een ernstige verstoring van de Griekse economie dreigt en dat staatssteun voor banken een geschikt middel is om die verstoring te verhelpen. De rechtsgrondslag voor de beoordeling van de steunmaatregelen moet daarom artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag zijn.

(188)

De Commissie heeft tijdens de financiële crisis verenigbaarheidscriteria voor verschillende soorten steunmaatregelen ontwikkeld. De beginselen voor de beoordeling van steunmaatregelen werden voor het eerst vastgelegd in de Bankenmededeling van 2008.

(189)

In overeenstemming met punt 15 van de Bankenmededeling van 2008 moet de steun voldoen aan de criteria voor verenigbaarheid om verenigbaar te zijn op grond van artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag:

a)

geschiktheid: de steun moet doelgericht zijn, zodat daarmee daadwerkelijk de doelstelling van het opheffen van een ernstige verstoring in de economie kan worden behaald. Dit is niet het geval indien de maatregel niet geschikt is om deze verstoring op te heffen;

b)

noodzaak: de steunmaatregel moet, wat bedrag en vorm betreft, noodzakelijk zijn om de doelstelling te behalen. De maatregel moet dan ook een bedrag vertegenwoordigen dat minimaal vereist is om de doelstelling te verwezenlijken, en in de meest geschikte vorm worden gegoten om de verstoring op te heffen;

c)

evenredigheid: de positieve effecten van de maatregel moeten naar behoren worden afgewogen tegen de concurrentieverstoringen, opdat de verstoringen worden beperkt tot het noodzakelijke minimum om de doelstellingen van de maatregel te verwezenlijken.

(190)

Richtsnoeren voor herkapitalisatiemaatregelen zijn te vinden in de Herkapitalisatiemededeling en de Verlengingsmededeling van 2011.

(191)

De Herstructureringsmededeling stelt de aanpak van de Commissie met betrekking tot de beoordeling van herstructureringsplannen vast, in het bijzonder de noodzaak om de levensvatbaarheid te herstellen, een goede bijdrage van de begunstigde te waarborgen en mededingingsverstoringen te beperken.

(192)

Dat kader werd aangevuld met de Bankenmededeling van 2013, die van toepassing is op steunmaatregelen die na 31 juli 2013 zijn aangemeld.

7.2.1.   Rechtsgrondslag voor de verenigbaarheidsbeoordeling van de liquiditeitssteun aan de Bank (maatregel L1)

(193)

De liquiditeitssteun die al door de Bank is ontvangen is definitief goedgekeurd door de opeenvolgende besluiten ter goedkeuring van de maatregelen op grond van de steunregeling voor Griekse banken en de wijzigingen en verlengingen daarvan (97). Alle toekomstige liquiditeitssteun voor de Bank zal moeten worden verleend op grond van een regeling die naar behoren is goedgekeurd door de Commissie. De voorwaarden voor dergelijke steun moeten door de Commissie worden goedgekeurd voordat deze wordt toegekend en hoeven daarom in dit besluit niet verder te worden beoordeeld.

7.2.2.   Rechtsgrondslag voor de verenigbaarheidsbeoordeling van de preferente aandelen (maatregel A)

(194)

De herkapitalisatie in 2009 in de vorm van preferente aandelen (maatregel A) werd toegekend op grond van de herkapitalisatiemaatregel die in 2008 werd goedgekeurd als onderdeel van de steunregeling voor Griekse banken op grond van de Bankenmededeling van 2008. Deze hoeft daarom niet opnieuw op grond van de Bankenmededeling van 2008 te worden beoordeeld, maar moet alleen op grond van de Herstructureringsmededeling worden beoordeeld.

7.2.3.   Rechtsgrondslag voor de verenigbaarheidsbeoordeling van de door de staat gegarandeerde ELA (maatregel L2)

(195)

De verenigbaarheid van de door de staat gegarandeerde ELA (maatregel L2) moet eerst worden beoordeeld op basis van de Bankenmededeling van 2008 en de Verlengingsmededeling van 2011. Elke door de staat gegarandeerde ELA die na 1 augustus 2013 is toegekend, valt onder de Bankenmededeling van 2013.

7.2.4.   Rechtsgrondslag voor de verenigbaarheidsbeoordeling van de herkapitalisaties van het HFSF (maatregelen B1, B2, B3 en B4)

(196)

De verenigbaarheid van de herkapitalisaties door het HFSF (maatregelen B1, B2, B3 en B4) moet, vooral ten aanzien van de vergoeding, eerst worden beoordeeld op basis van de Bankenmededeling van 2008, de Herkapitalisatiemededeling en de Verlengingsmededeling van 2011. In het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank uitte de Commissie twijfels over de verenigbaarheid van maatregel B1 met deze mededelingen. Aangezien zij vóór 31 juli 2013 werden uitgevoerd, vallen deze maatregelen niet onder de Bankenmededeling van 2013. De verenigbaarheid van de herkapitalisaties van het HFSF (maatregelen B1, B2, B3 en B4) moet ook worden beoordeeld op basis van de Herstructureringsmededeling.

7.3.   OVEREENSTEMMING VAN MAATREGEL L2 MET DE BANKENMEDEDELING VAN 2008, DE VERLENGINGSMEDEDELING VAN 2011 EN DE BANKENMEDEDELING VAN 2013

(197)

Om verenigbaar te zijn op grond van artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag moet de steun voldoen aan de algemene criteria voor verenigbaarheid: geschiktheid, noodzaak en evenredigheid.

(198)

Omdat de Griekse banken van de wholesalemarkten waren uitgesloten en volledig afhankelijk werden van financiering van de centrale bank, zoals aangegeven in overweging 26, en aangezien de Bank niet voldoende financiële middelen via de normale herfinancieringstransacties kon lenen, had de Bank door de staat gegarandeerde ELA nodig om voldoende liquiditeit te verkrijgen en wanbetaling te voorkomen. De Commissie is van mening dat maatregel L2 een geschikt mechanisme is voor het verhelpen van een ernstige verstoring, die door de wanbetaling van de Bank zou zijn veroorzaakt.

(199)

Aangezien de door de staat gegarandeerde ELA voor de Bank relatief hoge financieringskosten met zich meebrengt, heeft de Bank voldoende prikkels om voor de ontwikkeling van haar activiteiten niet op die bron van financiering te steunen. De Bank moest een rentevoet betalen die […] basispunten hoger was dan bij de normale herfinancieringstransacties met het Eurosysteem. Bovendien moest de Bank een garantievergoeding van […] basispunten aan de staat betalen. Daardoor zijn de totale kosten van door de staat gegarandeerde ELA voor de Bank veel hoger dan de normale kosten voor herfinanciering door de ECB. Meer specifiek is het verschil tussen de eerste en de laatste hoger dan de garantievergoeding die door de Verlengingsmededeling van 2011 wordt gevraagd. Daarom kan de totale vergoeding die door de staat in rekening wordt gebracht als voldoende worden beschouwd. Wat betreft de hoogte van de door de staat gegarandeerde ELA: deze wordt regelmatig herzien door de Bank van Griekenland en de ECB, op basis van de werkelijke behoeften van de Bank. Zij houden nauwlettend toezicht op het gebruik ervan en zorgen ervoor dat deze tot het noodzakelijke minimum beperkt blijft. Maatregel L2 voorziet de Bank daarom niet van liquiditeitsoverschotten, die gebruikt kunnen worden voor de financiering van activiteiten die de mededinging vervalsen. Hij blijft beperkt tot het minimaal noodzakelijke bedrag.

(200)

Een dergelijke strikte controle op het gebruik van door de staat gegarandeerde ELA en regelmatige verificatie dat het gebruik ervan tot het minimum beperkt blijft, zorgt er ook voor dat deze liquiditeit evenredig is en niet tot overmatige mededingingsverstoring leidt. De Commissie merkt tevens op dat Griekenland heeft toegezegd dat de Bank herstructureringsmaatregelen zal uitvoeren waardoor zij minder afhankelijk zal worden van financiering door de centrale bank en dat de Bank zich zal houden aan gedragsbeperkingen, zoals uitgelegd in punt 7.6. Deze factoren verzekeren dat de afhankelijkheid van liquiditeitssteun zo snel mogelijk zal eindigen en dat deze steun evenredig is.

(201)

Maatregel L2 is derhalve in overeenstemming met de Bankenmededeling van 2008 en de Verlengingsmededeling van 2011. Aangezien de Bankenmededeling van 2013 geen verdere eisen met betrekking tot garanties heeft ingesteld, is maatregel L2 ook in overeenstemming met de Bankenmededeling van 2013.

7.4.   OVEREENSTEMMING VAN MAATREGELEN B1, B2, B3 EN B4 MET DE BANKENMEDEDELING VAN 2008, DE HERKAPITALISATIEMEDEDELING EN DE VERLENGINGSMEDEDELING VAN 2011

(202)

Zoals aangegeven in overweging 189 en in overeenstemming met punt 15 van de Bankenmededeling van 2008, moet steun om verenigbaar te zijn op grond van artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag voldoen aan de algemene verenigbaarheidscriteria (98): geschiktheid, noodzaak en evenredigheid.

(203)

De Herkapitalisatiemededeling en de Verlengingsmededeling van 2011 weiden verder uit over de hoogte van de vereiste vergoeding voor kapitaalinjecties van de staat.

7.4.1.   Geschiktheid van de maatregelen

(204)

Wat de geschiktheid van de HFSF-herkapitalisaties (de maatregelen B1, B2, B3, en B4) betreft, is de Commissie van mening dat deze geschikt zijn omdat ze de Bank in staat stellen te voldoen aan haar kapitaalvereisten. Zonder de HFSF-herkapitalisaties zou de bank niet in staat zijn geweest haar activiteiten voort te zetten en zou zij de toegang tot ECB-herfinancieringsactiviteiten hebben verloren.

(205)

In dat verband merkte de Commissie in het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank op dat de Bank een van de grootste bankinstellingen in Griekenland is, wat betreft kredietverlening en de omvang van de deposito’s. Als zodanig is de Bank een systeemrelevante bank voor Griekenland. Daarom zou een wanbetaling van de Bank een ernstige verstoring van de Griekse economie teweeg hebben gebracht. Onder de toen heersende omstandigheden hadden financiële instellingen in Griekenland moeilijkheden om toegang te krijgen tot financiering. Dat gebrek aan financiering beperkte hun vermogen om krediet aan de Griekse economie te verstrekken. In dat verband zou de verstoring van de economie zijn verergerd door de wanbetaling van de Bank. Bovendien kwamen maatregelen B1, B2, B3 en B4 voornamelijk voort uit het PSI-programma, een zeer uitzonderlijke en onvoorspelbare gebeurtenis, en niet uit wanbeheer of het nemen van buitensporige risico’s door de Bank. De maatregelen houden voornamelijk verband met de resultaten van het PSI-programma en dragen bij aan de handhaving van de financiële stabiliteit in Griekenland.

(206)

In het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank betwijfelde de Commissie of onmiddellijk alle mogelijke maatregelen waren genomen om te voorkomen dat de Bank in de toekomst opnieuw hulp nodig zou hebben. Zoals aangegeven in de overwegingen 121 en 122 van dit besluit, heeft Griekenland de toezegging gedaan een aantal acties uit te voeren met betrekking tot de corporate governance en de commerciële activiteiten van de Bank. Zoals beschreven in de overwegingen 99 en 106, heeft de Bank haar activiteiten ook ingrijpend geherstructureerd, waarbij ze reeds tal van kostenbesparingen heeft uitgevoerd. Derhalve zijn de twijfels van de Commissie weggenomen.

(207)

In het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank uitte de Commissie ook twijfels of er voldoende waarborgen bestonden in het geval dat de Bank onder controle van de staat kwam, of ingeval particuliere aandeelhouders de zeggenschap behielden terwijl de meerderheid van de aandelen in handen van de staat bleef. De in de overwegingen 121 en 122 van dit besluit beschreven toezeggingen zorgen ervoor dat de krediettransacties van de Bank op commerciële basis worden uitgevoerd en dat de dagelijkse bedrijfsvoering tegen staatsinmenging wordt beschermd. Het kader voor onderlinge verhoudingen dat tussen het HFSF en de Bank is overeengekomen, zorgt er ook voor dat de belangen van de staat als hoofdaandeelhouder worden beschermd tegen het nemen van buitensporige risico’s door het management van de Bank.

(208)

Maatregelen B1, B2, B3 en B4 zorgen er daarom voor dat de financiële stabiliteit in Griekenland wordt gehandhaafd. Er zijn belangrijke maatregelen genomen om de toekomstige verliezen tot een minimum te beperken en om ervoor te zorgen dat de activiteiten van de Bank niet in gevaar worden gebracht door ongepast beleid. Op grond hiervan is de Commissie van oordeel dat maatregelen B1, B2, B3 en B4 geschikt zijn.

7.4.2.   Noodzaak — beperking van de steun tot het minimum

(209)

Volgens de Bankenmededeling van 2008 moet de steunmaatregel wat bedrag en vorm betreft noodzakelijk zijn voor het bereiken van de doelstelling. Dit betekent dat een kapitaalinjectie het minimumbedrag moet zijn dat noodzakelijk is om de doelstelling te behalen.

(210)

Het bedrag aan kapitaalsteun werd berekend door de Bank van Griekenland in het kader van een stresstest, om ervoor te zorgen dat het tier 1-kernkapitaal in de periode 2012-2014 boven een bepaald niveau bleef, zoals blijkt uit tabel 3. Het levert de Bank daarom geen kapitaaloverschot op. Zoals uiteengezet in overweging 206, zijn er maatregelen genomen om het risico te beperken dat de Bank in de toekomst aanvullende steun nodig heeft.

(211)

Wat betreft de vergoeding van de eerste en de tweede overbruggingsherkapitalisaties (maatregelen B1 en B2), herinnert de Commissie eraan dat zij in mei 2012 en december 2012 werden toegekend en in natura werden betaald in de vorm van EFSF-obligaties. Het HFSF heeft als vergoeding de opgebouwde rente op de EFSF-obligaties ontvangen, vermeerderd met een vergoeding van 1 %, vanaf het moment van uitbetaling van de EFSF-obligaties tot het moment van de herkapitalisatie voorjaar 2013 (99). Zoals benadrukt in het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank ligt die vergoeding lager dan de bandbreedte van 7 % tot 9 %, zoals bepaald in de Herkapitalisatiemededeling. De lage vergoedingsperiode was echter beperkt tot één jaar voor maatregel B1 en vijf maanden voor maatregel B2 (dat wil zeggen, tot de omzetting van de overbruggingsherkapitalisatie in een standaard herkapitalisatie in gewone aandelen, te weten maatregel B4). Terwijl de eerste en de tweede overbruggingsherkapitalisatie niet tot een verwatering van de bestaande aandeelhouders hebben geleid, heeft de herkapitalisatie van voorjaar 2013, die de omzetting van de eerste en de tweede overbruggingsherkapitalisatie inhield, de bestaande aandeelhouders sterk verwaterd, aangezien hun aandeel in het eigen vermogen van de Bank is gedaald tot 4,9 %. De abnormale situatie die vanaf het moment van de eerste overbruggingsherkapitalisatie heerste, werd daarmee beëindigd. Daardoor zijn de in het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank verwoorde twijfels weggenomen.

(212)

Ten tweede kan de Commissie, gezien de atypische bron van de moeilijkheden van de Bank, waar de verliezen voornamelijk voortkwamen uit een kwijtschelding van schulden ten gunste van de staat (het PSI-programma en de terugkoop van schulden, die de staat een aanzienlijk voordeel opleveren, te weten een schuldvermindering) en uit de gevolgen van een langdurige recessie in de binnenlandse economie, akkoord gaan met een dergelijke tijdelijke afwijking van de eisen voor standaardvergoeding, zoals vastgesteld in de Herkapitalisatiemededeling (100).

(213)

Wat maatregel B3 betreft, was dat een toezegging om kapitaal te verstrekken. Deze in december 2012 gedane toezegging werd uitgevoerd door middel van een daadwerkelijke kapitaalinjectie in mei-juni 2013, slechts vijf maanden later. Om die reden en om de redenen die in overweging 212 zijn uiteengezet, is het aanvaardbaar dat er voor deze toezegging geen vergoeding werd betaald.

(214)

Wat betreft maatregel B4 moet overeenkomstig punt 8 van de Verlengingsmededeling van 2011 op kapitaalinjecties worden ingeschreven met een voldoende korting ten opzichte van de aandelenkoers, na correctie voor het verwateringseffect, zodat er een redelijke zekerheid is dat de staat een toereikende vergoeding ontvangt. Hoewel er bij deze herkapitalisatie geen sprake was van een aanzienlijke korting op de aandelenkoers na correctie voor het verwateringseffect, was het in feite onmogelijk om een aanzienlijke korting toe te passen op de theoretische ex-rechtenprijs (101). Vóór de herkapitalisatie van voorjaar 2013 bedroeg de marktkapitalisatie van de Bank slechts enkele honderden miljoenen euro. In dergelijke omstandigheden rijst de vraag of de bestaande aandeelhouders alles hadden moeten verliezen. De Commissie merkt op dat de uitgifteprijs werd vastgesteld met een korting van 50 % op de gemiddelde marktprijs gedurende de vijftig dagen voorafgaand aan de vaststelling van de uitgifteprijs. De Commissie merkt ook op dat de verwatering van de bestaande aandeelhouders enorm was, want na die herkapitalisatie bezaten zij slechts 4,9 % van de aandelen van de Bank. Daardoor zou het toepassen van een verdere korting op de marktprijs een klein effect hebben gehad op de vergoeding van het HFSF. Gezien de specifieke situatie van de Griekse banken, uiteengezet in overweging 212, en gezien het feit dat de noodzaak van steun voortvloeit uit een kwijtschelding van schulden ten gunste van de staat, is de Commissie van mening dat de uitgifteprijs van de aandelen waarop de staat inschreef laag genoeg was.

(215)

Het HFSF gaf ook warrants uit en kende één warrant toe voor elk nieuw aandeel waarop werd ingeschreven door een particuliere belegger die deelnam aan de herkapitalisatie van voorjaar 2013. Het HFSF heeft deze warrants verstrekt zonder daarvoor een tegenprestatie te ontvangen. Zoals toegelicht in overweging 93 omvatte elke warrant het recht om 7,40 aandelen van het HFSF te kopen met bepaalde intervallen en tegen uitoefenprijzen. De uitoefenprijs is gelijk aan de inschrijfprijs van het HFSF verhoogd met een jaarlijkse en cumulatieve marge (4 % voor het eerste jaar, 5 % voor het tweede jaar, 6 % voor het derde jaar, 7 % voor het vierde jaar en vervolgens 8 % geannualiseerd voor de laatste zes maanden). De vergoeding die het HFSF ontvangt voor de aandelen die het bezit, wordt feitelijk gemaximaliseerd op die niveaus. Die vergoeding ligt lager dan de bandbreedte van 7 % tot 9 %, zoals bepaald in de Herkapitalisatiemededeling. Omdat die warrants echter een belangrijke factor waren voor het succes van de rechtenuitgifte en de particuliere plaatsing die door de Bank gelanceerd was vóór de herkapitalisatie van voorjaar 2013, meent de Commissie dat zij de Bank in staat stelden om het steunbedrag met 550 miljoen EUR te verminderen. Als gevolg van de lage kapitaalratio van de bank voorafgaand aan de herkapitalisatie en de grote onzekerheid die destijds heerste, bleek uit de simulaties die toen beschikbaar waren dat particuliere beleggers zonder deze warrants geen voldoende rendement zouden hebben behaald en niet hadden deelgenomen. Gelet op de analyse in de overwegingen 205 en 212, aangezien het HFSF een minimale positieve vergoeding zou ontvangen indien de warrants zouden worden uitgeoefend en omdat het een doelstelling van het MEFP was om particuliere beleggers aan te trekken om enkele banken onder particulier beheer te laten en situaties te voorkomen waarbij de gehele bankensector onder zeggenschap van het HFSF zou staan, kan de Commissie een dergelijke afwijking van de in de Herkapitalisatiemededeling vastgestelde standaard vergoedingsvereisten accepteren. Dat de Commissie dit aanvaardt, is mede gebaseerd op het feit dat de HFSF-wet, zoals in maart 2014 gewijzigd, niet voorziet in een aanpassing van de warrants in geval van een verhoging van het aandelenkapitaal zonder voorkeurrechten en dat in het geval van een rechtenuitgifte alleen de uitoefenprijs van de warrants mag worden aangepast en deze aanpassing uitsluitend achteraf mag plaatsvinden tot maximaal het bedrag van de als gevolg van de verkoop van de voorkeurrechten van het HFSF gerealiseerde opbrengsten. Bovendien kan de Commissie, door de door Griekenland gedane toezegging dat het de goedkeuring van de Commissie zou vragen voorafgaand aan het terugkopen van de door het HFSF verstrekte warrants, garanderen dat een toekomstige terugkoop de vergoeding van het HFSF niet verder verlaagt en de vergoeding van de warranthouders verhoogt.

(216)

Met betrekking tot het feit dat aan de aandelen van het HFSF geen stemrecht is gekoppeld, wijst de Commissie er nogmaals op dat de noodzaak voor steun niet voornamelijk het gevolg is van het nemen van buitensporige risico’s. Daarnaast was het een doelstelling van het MEFP om enkele banken in particulier beheer te laten. Bovendien bieden het kader voor onderlinge verhoudingen en de automatische herintroductie van stemrechten in geval van het niet uitvoeren van het herstructureringsplan voldoende bescherming tegen het nemen van buitensporige risico’s door de particuliere beheerders in de toekomst. Tot slot zijn het PSI-programma en de terugkoop van december 2012 een soort vergoeding aan de staat, aangezien de schuld van de staat jegens de bank met miljarden euro werd verlaagd. Gelet op al deze redenen kan de Commissie accepteren dat het HFSF aandelen zonder stemrecht ontvangt. De Commissie concludeert derhalve dat maatregel B4 noodzakelijk was.

Tot besluit, maatregelen B1, B2, B3 en B4 zijn wat bedrag en vorm betreft noodzakelijk als reddingssteun.

7.4.3.   Evenredigheid — maatregelen ter beperking van negatieve overloopeffecten

(217)

De Commissie merkt op dat de Bank een zeer groot bedrag aan staatssteun heeft ontvangen. Die situatie kan daarom leiden tot ernstige mededingingsvervalsing. Griekenland heeft echter de toezegging gedaan om een aantal maatregelen uit te voeren die gericht zijn op beperking van de negatieve overloopeffecten. De toezeggingen bepalen specifiek dat de activiteiten van de Bank op commerciële basis uitgevoerd blijven worden, zoals uiteengezet in de overwegingen 121 en 122; Griekenland heeft zich ook verbonden tot een overnameverbod, alsmede tot een aantal desinvesteringen, zoals beschreven in de overwegingen 123 en 124. De beperkingen op mededingingsvervalsing zullen verder worden beoordeeld in punt 7.6.

(218)

Er is ook een monitoring trustee bij de Bank benoemd om toezicht te houden op de correcte uitvoering van de toezeggingen inzake corporate governance en commerciële activiteiten. Hiermee worden nadelige wijzigingen in de commerciële praktijk van de Bank voorkomen en mogelijke negatieve overloopeffecten verminderd.

(219)

Tot slot werd er op 12 juni 2014 een nieuw uitgebreid herstructureringsplan bij de Commissie ingediend. Dit herstructureringsplan zal worden beoordeeld in punt 7.6.

(220)

Om te besluiten, de twijfels als geformuleerd in het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank zijn weggenomen. De maatregelen B1, B2, B3 en B4 zijn evenredig gezien punt 15 van de Bankenmededeling van 2008.

7.4.4.   Conclusie inzake de overeenstemming van de herkapitalisaties door het HFSF met de Bankenmededeling van 2008, de Herkapitalisatiemededeling en de Verlengingsmededeling van 2011

(221)

Hieruit wordt besloten dat de herkapitalisaties door het HFSF (maatregelen B1, B2, B3 en B4) geschikt, noodzakelijk en evenredig zijn gezien punt 15 van de Bankenmededeling van 2008, de Herkapitalisatiemededeling en de Verlengingsmededeling van 2011.

7.5.   OVEREENSTEMMING VAN DE OVERNAMES MET DE HERSTRUCTURERINGSMEDEDELING

(222)

In punt 23 van de Herstructureringsmededeling wordt verklaard dat overnames van ondernemingen door banken die staatssteun ontvangen niet mogen worden gefinancierd met staatssteun, tenzij dat van essentieel belang is om de levensvatbaarheid van een onderneming te herstellen. Voorts bepalen de punten 40 en 41 van de Herstructureringsmededeling dat banken staatssteun niet mogen gebruiken voor de acquisitie van concurrerende activiteiten, tenzij die acquisitie een onderdeel vormt van een consolidatieproces dat nodig is om de financiële stabiliteit te herstellen of een daadwerkelijke mededinging te garanderen. Bovendien kunnen overnames het herstel van de levensvatbaarheid in gevaar brengen of compliceren. De Commissie moet dan ook nagaan of de overnames door de Bank met de Herstructureringsmededeling in overeenstemming kunnen worden gebracht.

7.5.1.   Overeenstemming van de overname van Emporiki Bank met de Herstructureringsmededeling

7.5.1.1.   Effect van de overname van Emporiki Bank op de levensvatbaarheid op lange termijn van de Bank

(223)

Voor wat betreft de operationele winstgevendheid zal de overname van Emporiki Bank het herstel van de levensvatbaarheid van de Bank op lange termijn bevorderen, aangezien het samenvoegen van twee banken in dezelfde geografische markt de Bank de mogelijkheid geeft zinvolle synergieën tot stand te brengen, bijvoorbeeld in de vorm van personeelsinkrimping, sluiting van bijkantoren en lagere overheadkosten. De Bank neemt klanten en deposito’s over, terwijl de distributiekosten aanzienlijk lager worden. Zij sluit een groot aantal bijkantoren van de gefuseerde entiteit en voert bovendien een stroomlijning van de functies in het hoofdkantoor uit.

(224)

Wat betreft de liquiditeitsposities heeft de overname positieve gevolgen voor de Bank. De krediet/deposito-ratio van de overgenomen entiteit bedroeg immers ongeveer 115 %, wat veel lager ligt dan de zeer hoge krediet/deposito-ratio van de Bank (102). Daarom draagt zij bij tot de sterke verbetering van de krediet/deposito-ratio van de Bank.

(225)

Vanuit statisch oogpunt heeft de transactie ook een positieve invloed op de kapitaalratio van de Bank aangezien de Bank voor één euro een sterk gekapitaliseerde bank verwerft. Op 31 maart 2012 bedroeg de pro forma kapitaalratio van de gefuseerde entiteit 11,8 % terwijl de kapitaalratio van de Bank slechts 8,8 % bedroeg. Evenzo bedroeg de pro forma tier 1-kernkapitaalratio van de gefuseerde entiteit 11,1 % terwijl de tier 1-kernkapitaalratio van de Bank 7,9 % bedroeg. Het hoge kapitaal van Emporiki Bank geeft bescherming tegen toekomstige verliezen die in de stresstest naar voren kunnen komen, zoals vermeld in tabel 3. De statische waarneming van de verhoging in de kapitaalratio van de Bank overschatte het positieve effect op de kapitaalpositie op lange termijn van de Bank. De overname is daarom positief is voor het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn van de Bank.

7.5.1.2.   Effect van de overnames op het steunbedrag dat de Bank nodig heeft

(226)

In overeenstemming met punt 23 van de Herstructureringsmededeling mag herstructureringssteun niet worden gebruikt voor de overname van andere bedrijven, maar alleen voor de dekking van herstructureringskosten die noodzakelijk zijn voor het herstel van de levensvatbaarheid van de Bank. Hoewel er positieve gevolgen zijn voor de levensvatbaarheid van de Bank, is de overname in dit geval niet essentieel voor de levensvatbaarheid van de Bank in de betekenis van punt 23 van de Herstructureringsmededeling.

(227)

De Bank betaalde een vergoeding van slechts één euro voor de overname van Emporiki Bank. De aankoop werd bijgevolg niet gefinancierd met staatssteun. Dat feit impliceert ook dat de betaling van de aankoopprijs geen kapitaalbehoefte voor de Bank met zich meebracht. Bovendien was Emporiki Bank voldoende gekapitaliseerd (d.w.z. tot het niveau dat vereist was volgens de stresstest van 2012 zoals aangetoond in tabel 3). Het was dus niet waarschijnlijk dat de overname zou leiden tot toekomstige kapitaalbehoeften voor de Bank.

(228)

Om te besluiten, gezien de atypische situatie (aankoop van een volledig gekapitaliseerde bank om te voldoen aan de stresstestvereisten voor een bedrag van 1 EUR) druist de overname van Emporiki Bank bij uitzondering niet in tegen de vereiste om de steun zo laag mogelijk te houden.

7.5.1.3.   Verstorend effect van de overnames op de mededinging

(229)

In overeenstemming met de punten 39 en 40 van de Herstructureringsmededeling mag staatssteun niet ten koste van niet-gesteunde bedrijven worden gebruikt, zeker niet voor de overname van concurrerende bedrijven. Punt 41 van de Herstructureringsmededeling bepaalt ook dat overnames kunnen worden toegestaan wanneer deze een onderdeel vormen van een consolidatieproces dat nodig is om de financiële stabiliteit te herstellen of een daadwerkelijke mededinging te garanderen. In dergelijke omstandigheden moet het overnameproces eerlijk verlopen en moet de overname de omstandigheden van een daadwerkelijke mededinging op de betrokken markt verzekeren.

(230)

Volgens een beoordeling van de levensvatbaarheid die begin 2012 werd verricht door een externe adviseur, werd Emporiki Bank op zelfstandige basis door de Bank van Griekenland niet levensvatbaar geacht. Zij genereerde forse verliezen voor Crédit Agricole, die haar daarom wenste te verkopen. Indien verkoop niet mogelijk was, zou Crédit Agricole hebben kunnen overwegen hoe zij haar in gebreke had kunnen laten blijven. De transactie kan daarom worden gezien als onderdeel van een consolidatieproces dat noodzakelijk is voor het herstel van het soort financiële stabiliteit dat beschreven wordt in punt 41 van de Herstructureringsmededeling.

(231)

Er heeft geen enkele niet-gesteunde bieder een geldig bod voor de overname van Emporiki Bank uitgebracht en het verkoopproces was open, transparant en niet-discriminerend. Er was dus geen sprake van verdringing van een niet-gesteunde bieder door de Bank. Aangezien deze overname door de Griekse mededingingsautoriteit werd toegestaan, waarborgen de resultaten van het verkoopproces de voorwaarden voor daadwerkelijke mededinging in Griekenland.

(232)

Bovendien is de behoefte van de Bank aan steun niet toe te schrijven aan wanbeheer of het nemen van buitensporige risico’s. Tot slot werd er, zoals aangegeven in overweging 227, geen staatssteun gebruikt om deze overname te financieren (aankoop van een bank die gekapitaliseerd was tot het niveau dat vereist was om te slagen voor de stresstest van de Bank van Griekenland, voor een bedrag van 1 EUR).

(233)

Tegen die achtergrond kan worden geconcludeerd dat de overname van Emporiki Bank verenigbaar is met deel 4 van de Herstructureringsmededeling.

7.5.1.4.   Conclusie betreffende de overname van Emporiki Bank

(234)

Gezien de unieke situatie van Griekse banken en de specifieke kenmerken van de overname van Emporiki Bank, wordt geconcludeerd dat die overname verenigbaar is met de vereisten als vastgesteld in de Herstructureringsmededeling.

7.5.2.   Overeenstemming van de overname van bepaalde activa en passiva van de drie coöperatieve banken met de Herstructureringsmededeling

7.5.2.1.   Effect van de overnames op de levensvatbaarheid op lange termijn van de Bank

(235)

De overname van bepaalde activa en passiva van de drie coöperatieve banken zal de levensvatbaarheid op lange termijn van de Bank versterken.

(236)

Meer bepaald de integratie van de deposito’s van de drie coöperatieve banken in de balans van de Bank verbeterde haar liquiditeitsprofiel. De netto krediet/deposito-ratio van Alpha Bank SA daalde met ongeveer 1,5 % en de Bank werd minder afhankelijk van het Eurosysteem.

(237)

Bovendien boden de overnames de Bank de mogelijkheid om haar inkomsten te verbeteren door haar clientèle in verschillende geografische gebieden uit te breiden. De Bank nam geen dure infrastructuur of geen duur kantorennetwerk over. De Bank nam ook geen leningen over. Daarom verhoogde zij haar risico of kapitaalvereisten niet.

7.5.2.2.   Effect van de overname op het steunbedrag dat de Bank nodig heeft

(238)

In overeenstemming met punt 23 van de Herstructureringsmededeling mag herstructureringssteun niet worden gebruikt voor de overname van andere bedrijven, maar alleen voor de dekking van herstructureringskosten die noodzakelijk zijn voor het herstel van de levensvatbaarheid van de Bank. Hoewel er positieve gevolgen zijn voor de levensvatbaarheid van de Bank, is de overname in dit geval niet essentieel voor de levensvatbaarheid van de Bank in de betekenis van punt 23 van de Herstructureringsmededeling.

(239)

De vergoeding die de Bank betaald heeft voor de overname van de overgedragen activa en passiva van de drie coöperatieve banken werd vastgesteld op 2,1 % van de waarde van de overgedragen deposito’s en bedroeg ongeveer 9 miljoen EUR, wat gelijk is aan 0,01 % van de totale balans van de Bank op het ogenblik van de overname. Die vergoeding kan daarom zeer laag worden geacht. Bovendien had de Bank tijdens de herkapitalisatie van voorjaar 2013 reeds 550 miljoen EUR aan privaat kapitaal ingezameld.

(240)

Er wordt geconcludeerd dat de overnameprijs van de overgedragen activa en passiva (voornamelijk deposito’s) van de drie coöperatieve banken zo laag was dat deze er niet toe heeft geleid dat de steun niet werd beperkt tot het minimaal benodigde bedrag.

7.5.2.3.   Verstorend effect van de overnames op de mededinging

(241)

Zoals aangegeven in overweging 229, mag staatssteun in overeenstemming met de punten 39 en 40 van de Herstructureringsmededeling niet worden gebruikt ten koste van niet-gesteunde bedrijven en in het bijzonder niet voor de overname van concurrerende bedrijven, behalve onder specifieke omstandigheden.

(242)

De Bank van Griekenland was van mening dat de drie coöperatieve banken niet levensvatbaar waren en dat de afwikkelingsmaatregelen moesten worden vastgesteld om de financiële stabiliteit te bewaren. De overnames kunnen daarom worden gezien als onderdeel van een consolidatieproces, dat noodzakelijk is voor het herstel van het soort financiële stabiliteit dat beschreven wordt in punt 41 van de Herstructureringsmededeling.

(243)

Voorts bracht geen enkele niet-gesteunde bieder een geldig overnamebod voor de activa en passiva van de drie coöperatieve banken uit en was het enige andere bod afkomstig van een bank die zelfs nog meer steun ontvangen had. Bovendien was de omvang van de overgenomen activa en passiva klein zodat de marktstructuur er niet door werd gewijzigd (103).

(244)

Tot besluit is de Commissie van mening dat deze uitzonderlijke omstandigheden de goedkeuring van de overnames rechtvaardigen, in overeenstemming met punt 41 van de Herstructureringsmededeling.

7.5.2.4.   Conclusie betreffende de overname van bepaalde activa en passiva van de drie coöperatieve banken.

(245)

Er wordt geconcludeerd dat, gezien de specifieke kenmerken van de overnames van bepaalde activa en passiva van de drie coöperatieve banken, die overnames in overeenstemming zijn met de vereisten van de Herstructureringsmededeling.

7.5.3.   Overeenstemming van de overname van Citibank Greece met de Herstructureringsmededeling

7.5.3.1.   Effect van de overname op de levensvatbaarheid op lange termijn van de Bank

(246)

De overname van Citibank Greece, met inbegrip van Diners, zal de levensvatbaarheid op lange termijn van de Bank verbeteren. De Bank heeft een kredietbank verworven die over grote reserves beschikte. Daarnaast was de nettokredietportefeuille veel kleiner dan de verworven deposito’s.

(247)

De integratie van de deposito’s van Citibank Greece in de balans van de Bank zal het financieringsprofiel op middellange en lange termijn van de Bank verbeteren, en tegelijkertijd de winstgevendheid van de Bank verhogen.

(248)

Bovendien zal de Bank dankzij de overname haar concessie voor en vermogen tot het vergaren van deposito’s verbeteren en op die manier tot een evenwichtig en duurzaam bedrijfsmodel komen.

(249)

Tot slot zullen de verwachte belangrijke synergieën — wat betreft centrale functies, IT-diensten en bedrijfskosten — bijdragen tot de levensvatbaarheid op lange termijn van de Bank.

(250)

De overname is dus positief voor het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn van de Bank.

7.5.3.2.   Effect van de overname op het steunbedrag dat de Bank nodig heeft

(251)

In overeenstemming met punt 23 van de Herstructureringsmededeling mag herstructureringssteun niet worden gebruikt voor de overname van andere bedrijven, maar alleen voor de dekking van herstructureringskosten die noodzakelijk zijn voor het herstel van de levensvatbaarheid van de Bank. Hoewel er positieve gevolgen zijn voor de levensvatbaarheid van de Bank, is de overname in dit geval niet essentieel voor de levensvatbaarheid van de Bank in de betekenis van punt 23 van de Herstructureringsmededeling.

(252)

De Bank betaalde een vergoeding van slechts 2 miljoen EUR (104) voor de overname van Citibank Greece en Diners.

(253)

De overgenomen portefeuille omvat tal van leningen die volledig afgeschreven zijn. De waardering van die nieuwe leningenportefeuille zou een compensatie kunnen vormen voor de beperkte kapitaalbehoefte die voortvloeit uit de opname ervan in de balans van de Bank.

(254)

Bovendien heeft de Bank 1,2 miljard EUR aan privaat kapitaal bij elkaar gebracht tegen een aandelenkoers die hoger is dan de aandelenkoers waartegen het HFSF tijdens de herkapitalisatie van voorjaar 2013 inschreef.

(255)

In die specifieke omstandigheden kan niet worden beweerd dat de overname met staatssteun werd gefinancierd. De overname zal de behoefte aan steun niet verhogen noch de vergoeding van de bestaande steun verlagen.

7.5.3.3.   Verstorend effect van de overname op de mededinging

(256)

Zoals aangegeven in overweging 241, mag staatssteun niet worden gebruikt ten koste van niet-gesteunde bedrijven en in het bijzonder niet voor de overname van concurrerende bedrijven.

(257)

De voor Citibank Greece betaalde aankoopprijs was bijzonder laag en de Bank bracht een groot bedrag aan privaat kapitaal bij elkaar tegen een hoge prijs per aandeel. Daarom mag niet worden aangenomen dat de steun werd gebruikt om die overname te financieren.

(258)

Voorts bracht geen enkele niet-gesteunde bieder een bod voor de door de Bank verworven activiteitenperimeter uit. Er werden dus geen niet-gesteunde beleggers uitgesloten.

(259)

Tot besluit, gezien de elementen in de overwegingen 257 en 258 valt de overname niet onder het verbod in de punten 39 en 40 van de Herstructureringsmededeling. Bovendien herinnert de Commissie eraan dat de behoefte van de Bank aan steun niet toe te schrijven is aan wanbeheer of het nemen van buitensporige risico’s.

7.5.3.4.   Conclusie betreffende de overname van Citibank Greece

(260)

Er wordt geconcludeerd dat, gelet op de unieke situatie van de Bank (105) en de specifieke kenmerken van de overname van Citibank Greece, de overname voldoet aan de in de Herstructureringsmededeling vastgestelde vereisten.

7.6.   OVEREENSTEMMING VAN DE MAATREGELEN A, B1, B2, B3 EN B4 MET DE HERSTRUCTURERINGSMEDEDELING

7.6.1.   Bronnen van moeilijkheden en gevolgen voor de beoordeling op grond van de Herstructureringsmededeling

(261)

Zoals aangegeven in de punten 2.1.1 en 2.1.2 komen de moeilijkheden die de Bank het hoofd moet bieden hoofdzakelijk voort uit de Griekse staatsschuldencrisis en de diepe recessie in Griekenland en Zuid-Europa. Wat betreft de eerste factor, raakte de Griekse regering de toegang tot de financiële markten kwijt en moest zij uiteindelijk een akkoord met haar binnenlandse en buitenlandse crediteuren afsluiten, het PSI-programma, wat resulteerde in een afwaardering van de vorderingen op de staat met 53,3 %. Bovendien werd 31,5 % van de vorderingen omgeruild voor nieuwe GGB’s met lagere rentes en langere looptijden. Die nieuwe GGB’s werden in december 2012 door de staat van de Griekse banken teruggekocht voor een prijs die tussen 30,2 % en 40,1 % van hun nominale waarde lag, wat resulteerde in een verder verlies voor de Griekse banken. Naast de impact van het PSI-programma en de schuldterugkoop op de kapitaalpositie van de Bank, kende de Bank tussen 2010 en medio 2012 ook enorme deposito-uitstromen vanwege het risico dat Griekenland uit de eurozone zou treden als gevolg van een onhoudbare staatsschuld en de economische recessie.

(262)

Maatregelen B1, B2, B3 en B4 bedragen 4 571 miljoen EUR, wat minder is dan het bedrag van het geboekte verlies na het PSI-programma (4 786 miljoen EUR). In een dergelijk geval, en indien de problemen niet hoofdzakelijk uit het nemen van buitensporige risico’s voortkomen, bepaalt punt 14 van de Verlengingsmededeling van 2011 dat de Commissie haar eisen zal versoepelen.

(263)

Het grootste deel van de kapitaalbehoeften vloeit voort uit regelmatige blootstelling van een financiële instelling aan het overheidsrisico van het land van vestiging. In de overwegingen 58 en 69 van het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank werd ook op dit feit gewezen. De Commissie wijst er ook op dat de blootstelling van de Bank aan het Griekse overheidsrisico kleiner was dan die van de andere belangrijkste banken in Griekenland, dus kan er niet van worden uitgegaan dat zij een buitensporige blootstelling aan overheidsrisico heeft opgebouwd. Daarom moet de Bank minder dan andere gesteunde financiële instellingen die overmatige risico’s hebben opgebouwd kwesties i.v.m. moreel risico aanpakken. Aangezien de steunmaatregelen minder verstorend zijn, moeten de genomen maatregelen ter beperking van de mededingingsvervalsing derhalve naar verhouding worden afgezwakt. Aangezien het PSI-programma en de terugkoop van schuld een kwijtschelding van schulden ten gunste van de staat vormen, kan de vergoeding van de staat bij herkapitalisering van banken lager zijn.

(264)

Aangezien de Griekse economie echter sinds 2008 met ongeveer 25 % is gekrompen en aangezien de Bank met Emporiki Bank een minder levensvatbare bank heeft overgenomen, moet de Bank haar organisatie, kostenstructuur en commerciële netwerk aan deze nieuwe context aanpassen om de winstgevendheid te herstellen. Daarom moet de Bank, ondanks het ontbreken van een moreelrisicoprobleem, haar activiteiten in Griekenland rationaliseren om haar levensvatbaarheid op lange termijn veilig te stellen.

(265)

Een tweede belangrijke bron van verliezen voor de Bank waren haar kredieten aan Griekse huishoudens en ondernemingen. De Commissie is van mening dat deze verliezen voornamelijk aan de uitzonderlijk sterke en langdurige inkrimping van het bbp van circa 25 % gedurende vijf jaar, en niet aan riskante kredietpraktijken van de Bank toe te schrijven zijn. Daarom creëert de steun die is verleend ter dekking van deze verliezen geen moreel risico, wat wel het geval is wanneer steun een bank afschermt van de gevolgen van risicogedrag uit het verleden. De steun is daarom minder verstorend (106).

(266)

Een deel van de kapitaalbehoeften en kredietverliezen van de Bank is echter afkomstig van een aantal internationale dochterondernemingen. In 2012 bijvoorbeeld waren activiteiten in Cyprus, Roemenië, Servië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Bulgarije verlieslatend, terwijl de activiteiten in Albanië slechts de kosten dekten. De in 2012 uitgevoerde stresstests om de kapitaalbehoeften van de Bank vast te stellen, wezen uit dat kredietverliesprognoses voor buitenlandse kredieten 921 miljoen EUR bedroegen in het basisscenario en 1 201 miljoen EUR in het ongunstige scenario. De buitenlandse activa verslechterden ook de liquiditeit omdat de financiering binnen de groep verschillende miljarden euro bedroeg.

(267)

Tot besluit, aangezien de Bank van de vier grootste Griekse banken op het ogenblik van het PSI-programma het laagste aantal GGB’s aanhield en aangezien het verlies ten gevolge van het PSI-programma groter was dan de steun die de Bank ontving via de maatregelen B1, B2, B3 en B4, kan worden besloten dat de meeste verliezen en de behoefte aan steun onder punt 14 van de Verlengingsmededeling van 2011 vallen, op basis waarvan de Commissie haar vereisten mag versoepelen. Een deel van de behoefte aan steun vloeit voort uit de Griekse kredietverliezen ten gevolge van de uitzonderlijk zware en lange recessie en niet uit riskante kredietverstrekking. Dergelijke steun schept geen moreel risico en is daarom minder verstorend.

(268)

Tot slot is een beperkt deel van de behoefte aan steun het resultaat van de door de Bank zelf genomen risico’s wat betreft haar buitenlandse dochterondernemingen.

7.6.2.   Levensvatbaarheid

(269)

Een herstructureringsplan moet ervoor zorgen dat de financiële instelling in staat is om tegen het einde van de herstructureringsperiode haar levensvatbaarheid op lange termijn te herstellen (punt 2 van de Herstructureringsmededeling). In het onderhavige geval geldt als herstructureringsperiode de periode tussen de datum van aanneming van dit besluit en 31 december 2018.

(270)

In overeenstemming met de punten 9, 10 en 11 van de Herstructureringsmededeling heeft Griekenland een uitgebreid en gedetailleerd herstructureringsplan ingediend dat volledige informatie geeft over het ondernemingsmodel van de Bank. Het plan stelt ook de oorzaken vast van de problemen waarmee de Bank te kampen heeft en de maatregelen die zijn genomen om alle levensvatbaarheidskwesties waarmee zij werd geconfronteerd aan te pakken. Het herstructureringsplan beschrijft vooral de strategie die is gekozen voor het behoud van de operationele efficiëntie van de Bank en het aanpakken van het hoge niveau van oninbare leningen, de kwetsbare liquiditeits- en kapitaalpositie, en haar buitenlandse bedrijven, die de voorbije jaren voor hun financiering en kapitaal afhankelijk waren van het moederbedrijf.

7.6.2.1.   Griekse bancaire activiteiten

(271)

Wat betreft de liquiditeit en de afhankelijkheid van de Bank van Eurosysteem-financiering voorziet het herstructureringsplan in een beperkte groei van de balans in Griekenland, terwijl de depositobasis weer moet groeien. De afhankelijkheid van door de staat gegarandeerde ELA, die al is gedaald, zal blijven dalen, wat de Bank ook zal helpen om haar financieringskosten te verlagen.

(272)

De in overweging 118 beschreven toezegging betreffende de krediet/deposito-ratio zorgt ervoor dat de balansstructuur van de Bank aan het einde van de herstructureringsperiode houdbaar zal zijn. De verkoop van effecten en andere niet-kernactiviteiten zal ook de liquiditeitspositie van de Bank versterken. Als gevolg van de nog steeds krappe liquiditeitspositie van de Bank kan de Commissie het verzoek van de Griekse autoriteiten accepteren om liquiditeit aan de Bank te mogen verschaffen op grond van de garantiemaatregel en de maatregel voor staatsobligatieleningen in het kader van de steunregeling voor Griekse banken en van de door de staat gegarandeerde ELA.

(273)

Om haar financieringskosten te verlagen, heeft Griekenland ook toegezegd dat de Bank haar rentes die zij op deposito’s in Griekenland betaalt, zal blijven verlagen, zoals beschreven in overweging 118. Een dergelijke daling van de kosten van deposito’s vormt een zeer belangrijke bijdrage aan de verbetering van de winstgevendheid van de Bank vóór voorzieningen.

(274)

Sinds het begin van de crisis is de Bank gestart haar commerciële netwerk in Griekenland aanzienlijk te rationaliseren door een vermindering van het aantal bijkantoren en medewerkers (107). Tegen 2017 zullen de totale kosten van de Bank verder zijn gedaald met […] % ten opzichte van 2013. Om dat doel te bereiken, heeft Griekenland toegezegd dat de Bank haar bijkantoren en medewerkers in Griekenland tegen 31 december 2017 zal verminderen tot respectievelijk […] en […], waarbij de maximale totale kosten (108) in Griekenland […] miljoen EUR zullen bedragen. De verwachte kosten-inkomstenverhouding zal aan het einde van de herstructureringsperiode minder dan […] % zijn. De Commissie is van mening dat de efficiëntie van de Bank in de nieuwe marktomgeving door het herstructureringsplan behouden zal blijven.

(275)

Een ander belangrijk gebied is de afhandeling van oninbare leningen, aangezien die op 31 december 2013 32,4 % van de portefeuille bedroegen (109). De Bank is voornemens haar kredietbeleid (limieten, dekking in de vorm van zekerheden) te verbeteren en zich te richten op de kernactiviteit om haar verliezen te minimaliseren. Griekenland heeft de toezegging gedaan dat de Bank aan strikte normen zal voldoen met betrekking tot haar kredietbeleid om de risico’s te kunnen beheersen en de waarde voor de Bank in elk stadium van het kredietproces te maximaliseren, zoals beschreven in overweging 122.

7.6.2.2.   Corporate governance

(276)

Een ander punt van aandacht is de governance van de Bank, gezien het feit dat het HFSF na de aandelenkapitaalverhoging van 2014 69,9 % (110) van de aandelen van de Bank in handen heeft, zij het met beperkt stemrecht. Daarnaast zijn enkele van de particuliere beleggers die de Bank controleren tevens in het bezit van warrants en zouden zij dus ten volste profiteren indien de aandelenkoers zou stijgen tijdens de herstructureringsperiode. Aangezien deze situatie zou kunnen leiden tot moreel risico, is er in 2013 een specifiek kader voor onderlinge verhoudingen overeengekomen tussen de Bank en het HFSF. Dat akkoord beschermt de dagelijkse bedrijfsvoering van de Bank tegen inmenging van haar belangrijkste aandeelhouders, en garandeert door middel van geschikte overlegprocedures dat het HFSF kan toezien op de uitvoering van het herstructureringsplan en kan voorkomen dat het management van de Bank buitensporige risico’s neemt. De Bank heeft ook toegezegd haar blootstelling aan verbonden kredietnemers nauwlettend te zullen bewaken. De Commissie staat positief tegenover het feit dat het HFSF automatisch zijn stemrechten terugkrijgt als de Bank haar herstructureringsplan niet uitvoert.

7.6.2.3.   Internationale activiteiten

(277)

Een aantal van de internationale activiteiten van de Bank hebben haar kapitaal, liquiditeit en winstgevendheid in het verleden doen verdwijnen, zoals werd uiteengezet in overweging 266.

(278)

In het herstructureringsplan wordt ervan uitgegaan dat de Bank zich zal blijven toespitsen op de binnenlandse markt. De Bank heeft haar niet-winstgevende dochteronderneming in Oekraïne al verkocht. Zij is ook begonnen met het rationaliseren van de andere dochterondernemingen, om het kredietverleningsproces te versterken en het financieringstekort bij de dochterondernemingen te verkleinen. De Bank plant een verdere rationalisering van haar netwerk in de dochterondernemingen die behouden blijven, zoals beschreven in overweging 109.

(279)

Het totaalbedrag aan buitenlandse activa zal tegen 31 december 2017 verder krimpen met ten minste […] % (in vergelijking met 31 december 2012).

(280)

De totale winstgevendheid van de internationale activiteiten zal met ingang van […] zijn hersteld.

(281)

De Commissie is derhalve van mening dat de Bank die buitenlandse vestigingen voldoende zal hebben geherstructureerd en verminderd om te voorkomen dat zij in de toekomst te maken krijgt met aanvullende kapitaalbehoeften en liquiditeitstekorten. De in overweging 119 beschreven toezegging om zich te onthouden van het injecteren van grote bedragen aan kapitaal in de internationale dochterondernemingen van de Bank zorgt er ook voor dat buitenlandse dochterondernemingen geen bedreiging voor het kapitaal of de liquiditeit zullen vormen.

7.6.2.4.   Conclusie inzake levensvatbaarheid

(282)

Het basisscenario zoals beschreven in punt 2.4 toont aan dat de Bank aan het einde van de herstructureringsperiode in staat zal zijn een rendement te behalen waarmee zij al haar kosten kan dekken en een geschikt rendement op eigen vermogen kan bieden, gelet op haar risicoprofiel. Tegelijkertijd is de verwachting dat de kapitaalpositie van de Bank op een bevredigend niveau blijft.

(283)

Tot slot neemt de Commissie nota van het ongunstige scenario, dat is beschreven in het herstructureringsplan van de Bank, zoals voorgelegd door de Griekse autoriteiten. Dat ongunstige scenario is gebaseerd op een aantal veronderstellingen die met het HFSF zijn overeengekomen. Het houdt rekening met een langere en zwaardere recessie, evenals een ernstigere deflatie van de vastgoedprijzen (111). Uit het herstructureringsplan blijkt dat de Bank in staat is een redelijke hoeveelheid stress te weerstaan, aangezien de Bank, in het ongunstige scenario, winstgevend en voldoende gekapitaliseerd blijft aan het einde van de herstructureringsperiode.

(284)

Het bedrag aan aanvullend kapitaal dat in 2014 bijeen is gebracht, namelijk 1,2 miljard EUR, is voldoende om tijdens de herstructureringsperiode het basisscenario van de stresstest van 2013 te weerstaan en om de preferente aandelen terug te betalen, zoals de Bank in april 2014 heeft gedaan (112). De Bank zal ook een noodplan indienen bij de Bank van Griekenland, dat maatregelen bevat die zullen worden uitgevoerd als het economische klimaat nog verder verslechtert. De Commissie wijst erop dat de Bank van Griekenland in de beoordeling van de kapitaalbehoeften op grond van het basisscenario al tot verschillende bijstellingen kwam die resulteerden in een toename van de geraamde kapitaalbehoeften in vergelijking met de kapitaalbehoeften die door de Bank in haar eigen basisscenario waren geraamd. De Commissie is derhalve van oordeel dat de door de Bank van Griekenland geraamde kapitaalbehoeften in het basisscenario uitgaan van een zekere mate van stress. Om te concluderen dat de Bank levensvatbaar is, eist de Commissie niet dat de Bank vooraf voldoende kapitaal heeft om de kapitaalbehoeften volgens het tegenvallende scenario te dekken die door de Bank van Griekenland werden geraamd, aangezien die laatste schattingen een hoog stressniveau impliceren en de kapitaalopbrengst van maart 2014 aantoont dat de Bank opnieuw toegang heeft tot de kapitaalmarkten.

(285)

Bovendien is het positief dat de Bank geen aanvullende beleggingen in „non-investment grade”-papier zal doen, wat zal bijdragen aan het behoud van haar kapitaal- en liquiditeitspositie.

(286)

Bijgevolg wordt geconcludeerd dat de Bank voldoende maatregelen heeft getroffen om haar levensvatbaarheid op lange termijn te herstellen.

7.6.3.   Eigen bijdrage en deling in de lasten

(287)

Zoals vermeld in de Herstructureringsmededeling is het nodig dat banken en hun belanghebbenden zo veel mogelijk bijdragen aan de herstructurering om ervoor te zorgen dat de steun tot het noodzakelijke minimum beperkt blijft. Banken moeten derhalve hun eigen middelen voor de financiering van de herstructurering gebruiken, bijvoorbeeld door de verkoop van activa, terwijl de belanghebbenden de verliezen van de bank daar waar mogelijk op moeten vangen.

7.6.3.1.   Eigen bijdrage van de Bank: desinvesteringen en kostenbeperking

(288)

De Bank heeft reeds kleine buitenlandse ondernemingen afgestoten (in Oekraïne) en een deel van haar portefeuille afgebouwd om zowel de kapitaaltoereikendheid als de liquiditeitspositie te verbeteren. De Bank heeft van 2009 tot 2013 (113) bijvoorbeeld 1,9 miljard EUR aan buitenlandse activa afgebouwd.

(289)

Het herstructureringsplan voorziet in de verkoop van bijkomende activa in Zuidoost-Europa, zoals beschreven in overweging 107. Gezien de al uitgevoerde schuldafbouw en desinvesteringen zal de geografische voetafdruk van de Bank in Zuidoost-Europa na de uitvoering van deze toezeggingen aanzienlijk zijn teruggebracht. Door het inkrimpen van de internationale activa van de Bank zal ook het latente risico dat steun in de toekomst nodig zal zijn aanzienlijk worden verminderd. Dit helpt derhalve bij het verminderen van het steunbedrag tot het minimaal benodigde bedrag.

(290)

In 2007 heeft de Bank haar verzekeringsactiviteiten verkocht. Zij heeft daarom geen belangrijke activiteiten op die markt die verkocht zouden kunnen worden om middelen voort te brengen.

(291)

Ter beperking van haar kapitaalbehoeften zal de Bank geen kapitaal gebruiken voor het ondersteunen of vergroten van haar buitenlandse dochterondernemingen, zoals beschreven in overweging 119. Bovendien zal op grond van de toezeggingen van Griekenland de Bank geen verdere overnames doen.

(292)

De Bank heeft ook een vergaand kostenbesparingsprogramma in gang gezet, zoals aangegeven in punt 2.4.2. De kosten zullen tot 2017 verder afnemen. Het personeelsbestand wordt teruggebracht en salarissen worden naar beneden bijgesteld. Griekenland heeft tevens toegezegd de vergoeding van de bankmanagers te beperken, […].

7.6.3.2.   Deling in de lasten door de historische aandeelhouders en op de markt aangetrokken nieuw kapitaal

(293)

De historische aandeelhouders van de Bank zijn verwaterd als gevolg van de in 2009 voltooide rechtenuitgifte (114) en vervolgens opnieuw als gevolg van de herkapitalisatie door het HFSF (maatregel B4) en het bijeenbrengen van particulier kapitaal in 2013 en maart 2014. Het aandeel dat aandeelhouders van de Bank, die op dat moment tevens beleggers omvatte die in 2009 geld hadden geïnjecteerd, werd bijvoorbeeld teruggebracht van 100 % vóór de herkapitalisatie in het voorjaar van 2013 tot slechts 4,9 % na deze herkapitalisatie. Bovendien heeft de Bank sinds 2008 geen dividend uitbetaald in contanten. Naast de lastenverdeling door de historische aandeelhouders heeft de Bank een aanzienlijk bedrag aan particulier kapitaal bijeengebracht sinds de crisis in 2008 is begonnen, namelijk 986 miljoen EUR in 2009, 550 miljoen in 2013 en 1 200 miljoen in 2014.

7.6.3.3.   Deling in de lasten door de houders van achtergestelde schuld

(294)

De houders van achtergestelde schuld van de Bank hebben bijgedragen aan de herstructureringskosten van de Bank. De Bank heeft verscheidene maatregelen voor passivabeheer uitgevoerd om kapitaal te genereren. Het totale bedrag aan omgewisselde passiva bedroeg 828 miljoen EUR, met een kapitaalswinst van 436 miljoen EUR, zoals beschreven in overweging 114.

(295)

De nog uitstaande instrumenten zijn onderworpen aan het in overweging 124 beschreven couponverbod. Daarom is de Commissie van oordeel dat voor een gepaste deling in de lasten door de particuliere hybride beleggers van de bank is gezorgd en dat in dat opzicht aan de eisen van de Herstructureringsmededeling is voldaan.

7.6.3.4.   Conclusie inzake eigen bijdrage en deling in de lasten

(296)

In vergelijking met de totale van de staat ontvangen herkapitalisatie zijn de eigen bijdrage en de deling in de lasten, voornamelijk door de verkoop van activa en de inkrimping van de kredietportefeuille, veel lager dan de niveaus die de Commissie normaal gesproken toereikend zou achten. De inkrimping betreft uitsluitend de buitenlandse activiteiten (115), die slechts een beperkt onderdeel van de Bank vormen (116), en de herstructurering voorziet niet in een vermindering van de omvang van de lening- en depositoportefeuilles in Griekenland. Gezien echter de in punt 7.6.1 besproken elementen en in het bijzonder de feiten dat Alpha Bank van de grote Griekse banken de minste steun heeft ontvangen en dat de ontvangen steun volledig in aanmerking komt voor de in punt 14 van de Verlengingsmededeling van 2011 vastgestelde vrijstelling waaronder de Commissie een lagere eigen bijdrage en deling in de lasten kan accepteren, kan van het herstructureringsplan worden aangenomen dat het voorziet in toereikende maatregelen inzake eigen bijdrage en deling in de lasten.

7.6.4.   Maatregelen ter beperking van de mededingingsvervalsing

(297)

De Herstructureringsmededeling vereist een herstructureringsplan met maatregelen ter beperking van de mededingingsvervalsing en ter waarborging van een concurrerend bankwezen. Bovendien moeten deze maatregelen ook morelerisicokwesties aanpakken en ervoor zorgen dat staatssteun niet wordt gebruikt voor de financiering van concurrentiebeperkend gedrag.

(298)

Punt 31 van de Herstructureringsmededeling stelt dat de Commissie bij de beoordeling van het steunbedrag en de daaruit voortvloeiende mededingingsvervalsing rekening dient te houden met het absolute en relatieve bedrag van de ontvangen staatssteun en met de mate van deling in de lasten en de positie van de financiële instelling op de markt na de herstructurering. In dat opzicht herinnert de Commissie eraan dat de Bank kapitaal van de staat ter hoogte van 12 % van haar RWA heeft ontvangen (117). Bovendien heeft de Bank liquiditeitsgaranties ontvangen die op 30 november 2011 14 miljard EUR en staatsobligatieleningen die op 30 september 2011 1,6 miljard EUR bedroegen, wat op dat moment 25 % van de balans van de Bank vertegenwoordigde. Bovendien heeft de Bank door de staat gegarandeerde ELA ontvangen. De maatregelen ter beperking van mogelijke mededingingsvervalsing zijn dus gerechtvaardigd gezien het grote steunbedrag. Bovendien is het marktaandeel van de Bank in Griekenland groot, met een marktaandeel van 15 % voor kredieten en 13 % voor deposito’s op 31 december 2012. De overname van Emporiki Bank en, in veel mindere mate, van de drie coöperatieve banken en van de Griekse activiteiten van Citibank hebben het marktaandeel van de Bank vergroot. Na de overname van Emporiki Bank bedroeg het marktaandeel van de Bank voor deposito’s in Griekenland 21 % per 30 juni 2013, terwijl haar marktaandeel voor woninghypotheken, consumentenkredieten en bedrijfskredieten respectievelijk 23 %, 20 % en 21 % bedroeg (118). Na de overname van de Griekse activiteiten van Citibank is het marktaandeel van de Bank voor deposito’s met minder dan 1 % toegenomen.

(299)

De Commissie herinnert eraan dat de moeilijkheden van de Bank voornamelijk door externe schokken zijn veroorzaakt, zoals de Griekse staatsschuldencrisis en de langdurige recessie die de Griekse economie sinds 2008 hebben ontwricht, zoals al in punt 69 van het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank werd geconstateerd. De noodzaak om morelerisicokwesties aan te pakken wordt minder, aangezien de Bank geen buitensporige risico’s heeft genomen. Zoals besproken in punt 7.6.1 van dit besluit is het verstorende effect van de steunmaatregelen gezien deze factoren lager en is dus de noodzaak voor maatregelen tot beperking van concurrentieverstoringen ook minder. Om die redenen kan de Commissie bij wijze van uitzondering aanvaarden dat het herstructureringsplan, ondanks het hoge steunbedrag en het hoge marktaandeel, niet voorziet in een verlaging van de balans en de kredieten in Griekenland.

(300)

De Commissie merkt echter op dat de Bank door de herkapitalisaties door de staat in de mogelijkheid was haar bancaire activiteiten op buitenlandse markten voort te zetten.

(301)

In dat verband wijst de Commissie op de toezegging van de Bank om, naast de al uitgevoerde schuldafbouw en herstructurering, haar buitenlandse activa tegen 30 juni 2018 verder te herstructureren en af te bouwen (119), en dat zij daarnaast heeft toegezegd om geen gebruik te maken van steun voor het financieren van de groei van deze activiteiten. De steun zal derhalve niet worden gebruikt om de mededinging op deze buitenlandse markten te vervalsen.

(302)

Griekenland heeft ook een overnameverbod toegezegd dat ervoor moet zorgen dat de Bank de ontvangen staatssteun niet zal gebruiken voor de overname van nieuwe activiteiten. Dat verbod draagt ertoe bij dat de steun strikt wordt gebruikt ter ondersteuning van het herstel van de levensvatbaarheid van de Griekse bancaire activiteiten en niet, bijvoorbeeld, voor groei op buitenlandse markten.

(303)

De toezegging tot het verlagen van de onhoudbaar hoge rente die werd betaald op Griekse deposito’s zorgt er ook voor dat de steun niet zal worden gebruikt voor de financiering van niet-houdbare strategieën voor het aantrekken van deposito’s, die de concurrentie op de Griekse markt verstoren. Ook de toezegging tot het uitvoeren van strikte richtsnoeren met betrekking tot de prijsstelling van nieuwe kredieten op basis van een goede kredietrisicobeoordeling, zal voorkomen dat de Bank de mededinging op de Griekse markt verstoort met ongepaste prijsstellingen voor leningen aan klanten.

(304)

Rekening houdend met de specifieke situatie die wordt beschreven in punt 7.6.1 en de maatregelen in het herstructureringsplan, is de Commissie van mening dat er voldoende waarborgen zijn voor beperking van de mededingingsvervalsing.

7.7.   TOEZICHT

(305)

Overeenkomstig punt 5 van de Herstructureringsmededeling zijn er periodieke verslagen vereist, zodat de Commissie kan verifiëren of het herstructureringsplan naar behoren wordt uitgevoerd. Zoals aangegeven in de door Griekenland gedane toezeggingen (120), zal Griekenland ervoor zorgen dat de monitoring trustee, die al door de Bank is benoemd met goedkeuring van de Commissie, tot het einde van de herstructureringsperiode, namelijk 31 december 2018, toezicht zal houden op de door Griekenland gedane toezeggingen betreffende de herstructurering van de activiteiten in Griekenland en in het buitenland, alsook betreffende corporate governance en commerciële activiteiten. Daaruit kan worden geconcludeerd dat passend toezicht op de uitvoering van het herstructureringsplan is gewaarborgd.

8.   CONCLUSIE

(306)

Er wordt geconcludeerd dat Griekenland onrechtmatig de steunmaatregelen B1, B2, B3 en B4 ten uitvoer heeft gelegd in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag, aangezien ze ten uitvoer zijn gelegd voordat ze formeel door de Commissie werden goedgekeurd. De Commissie is echter van mening dat het herstructureringsplan, bezien in samenhang met de toezeggingen in de bijlage, zorgt voor het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn van de Bank, volstaat met betrekking tot de deling in de lasten en de eigen bijdrage, en geschikt en evenredig is voor de neutralisatie van de verstorende effecten op de mededinging van de steunmaatregelen die in dit besluit zijn onderzocht. Het herstructureringsplan en de ingediende toezeggingen voldoen aan de criteria van de Herstructureringsmededeling. De steunmaatregelen kunnen daarom als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De volgende door Griekenland uitgevoerde maatregelen vormen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag:

a)

de noodliquiditeitssteun die is verstrekt aan Alpha Bank SA door de Bank van Griekenland en gegarandeerd door Griekenland (maatregel L2);

b)

de tweede overbruggingsherkapitalisatie van 1 042 miljoen EUR die door het Griekse fonds voor financiële stabiliteit (hierna „HFSF” genoemd) in december 2012 aan Alpha Bank SA is toegekend (maatregel B2);

c)

de toezeggingsbrief van 1 629 miljoen EUR die op 21 december 2012 door het HFSF aan Alpha Bank SA is toegekend (maatregel B3);

d)

de herkapitalisatie van 4 021 miljoen EUR die in het voorjaar van 2013 door het HFSF aan Alpha Bank SA is toegekend (maatrege B4).

2.   De financiering door het HFSF van het totale financieringstekort van 427 miljoen EUR, in het kader van de overdracht van bepaalde activa en passiva van Cooperative Bank of Dodecanese, Evia Cooperative Bank en Cooperative Bank of Western Macedonia aan Alpha Bank SA in december 2013 vormt geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

3.   Gezien het herstructureringsplan betreffende de groep Alpha Bank (Alpha Bank en al haar dochterondernemingen en bijkantoren) ingediend op 12 juni 2014 en de toezeggingen van Griekenland op die datum, is de volgende staatssteun verenigbaar met de interne markt:

a)

de kapitaalinjectie van 940 miljoen EUR die in mei 2009 door Griekenland aan Alpha Bank SA werd toegekend op grond van de herkapitalisatiemaatregel (maatregel A);

b)

de noodliquiditeitssteun die door de Bank van Griekenland aan Alpha Bank SA werd verstrekt en sinds juli 2011 door Griekenland werd gegarandeerd voor een bedrag van 23,6 miljard EUR, met ingang van 31 december 2012 (maatregel L2);

c)

de eerste overbruggingsherkapitalisatie van 1 900 miljoen EUR die door het HFSF in mei 2012 aan Alpha Bank SA werd toegekend (maatregel B1);

d)

de tweede overbruggingsherkapitalisatie van 1 042 miljoen EUR die in december 2012 door het HFSF aan Alpha Bank SA werd toegekend (maatregel B2);

e)

de toezeggingsbrief van 1 629 miljoen EUR die op 21 december 2012 door het HFSF aan Alpha Bank SA is toegekend (maatregel B3);

f)

de herkapitalisatie van 4 021 miljoen EUR die in mei 2013 door het HFSF aan Alpha Bank SA is toegekend (maatregel B4).

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2014.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Vicevoorzitter


(1)  Besluit van de Commissie van 19 november 2008 betreffende steunmaatregel N 560/2008 — Steunmaatregelen voor de kredietinstellingen in Griekenland (PB C 125 van 5.6.2009, blz. 6). De zaak werd geregistreerd onder nummer SA.26678 (N 560/2008). Deze regeling werd vervolgens verlengd en gewijzigd, zoals beschreven in voetnoot 2.

(2)  Op 2 september 2009 heeft Griekenland een aantal wijzigingen van de steunmaatregelen en een verlenging tot en met 31 december 2009 aangemeld, die op 18 september 2009 werden goedgekeurd (zie het Besluit van de Commissie van 18 september 2009 betreffende steunmaatregel N 504/2009 — Verlenging en wijziging van de steunmaatregelen voor de kredietinstellingen in Griekenland (PB C 264 van 6.11.2009, blz. 5). Op 25 januari 2010 keurde de Commissie een tweede verlenging van de steunmaatregelen tot 30 juni 2010 goed (zie het Besluit van de Commissie van 25 januari 2010 betreffende steunmaatregel N 690/2009 — Verlenging van de steunmaatregelen voor de kredietinstellingen in Griekenland (PB C 57 van 9.3.2010, blz. 6). Op 30 juni 2010 keurde de Commissie een aantal wijzigingen van de steunmaatregelen en een verlenging tot 31 december 2010 goed (zie het Besluit van de Commissie van 30 juni 2010 betreffende steunmaatregel N 260/2010 — Uitbreiding van de steunmaatregelen voor de kredietinstellingen in Griekenland (PB C 238 van 3.9.2010, blz. 3). Op 21 december 2010 keurde de Commissie een verlenging van de steunmaatregelen tot 30 juni 2011 goed (zie het Besluit van de Commissie van 21 december 2010 betreffende steunmaatregel SA.31998 (2010/N) — Vierde uitbreiding van de steunmaatregelen voor de kredietinstellingen in Griekenland (PB C 53 van 19.2.2011, blz. 2). Op 4 april 2011 keurde de Commissie een wijziging goed (zie het Besluit van de Commissie van 4 april 2011 betreffende steunmaatregel SA.32767 (2011/N) — Wijziging van de steunmaatregelen voor de kredietinstellingen in Griekenland (PB C 164 van 2.6.2011, blz. 8). Op 27 juni 2011 keurde de Commissie een verlenging van de steunmaatregelen tot 31 december 2011 goed (zie het Besluit van de Commissie van 27 juni 2011 betreffende steunmaatregel SA.33153 (2011/N) — Vijfde verlenging van de steunmaatregelen voor de kredietinstellingen in Griekenland (PB C 274 van 17.9.2011, blz. 6). Op 6 februari 2012 keurde de Commissie een verlenging van de steunmaatregelen tot 30 juni 2012 goed (zie het Besluit van de Commissie van 6 februari 2012 betreffende steunmaatregel SA.34149 (2011/N) — Zesde verlenging van de steunmaatregelen voor de kredietinstellingen in Griekenland (PB C 101 van 4.4.2012, blz. 2). Op 6 juli 2012 keurde de Commissie een verlenging van de steunmaatregelen tot 31 december 2012 goed (zie het Besluit van de Commissie van 6 juli 2012 betreffende steunmaatregel nummer SA.35002 (2012/N) — Griekenland — Verlenging van de steunmaatregelen voor de kredietinstellingen in Griekenland (PB C 77 van 15.3.2013, blz. 14). Op 22 januari 2013 keurde de Commissie een verlenging van de garantieregeling en de obligatieleningsregeling tot 30 juni 2013 goed (zie het Besluit van de Commissie van 22 januari 2013 betreffende steunmaatregel nummer SA.35999 (2012/N) — Griekenland — Verlenging van de garantieregeling en de obligatieleningsregeling voor de kredietinstellingen in Griekenland (PB C 162 van 7.6.2013, blz. 6). Op 25 juli 2013 keurde de Commissie een verlenging van de garantieregeling en de obligatieleningsregeling tot 31 december 2013 goed (zie besluit van de Commissie van 25 juli 2013 betreffende steunmaatregel nummer SA.36956 (2013/N) — Griekenland — Verlenging van de garantieregeling en de obligatieleningsregeling voor de kredietinstellingen in Griekenland (PB C 141 van 9.5.2014, blz. 3). Op 14 januari 2014 keurde de Commissie een verlenging van de garantieregeling en de obligatieleningsregeling tot 30 juni 2014 goed (zie het Besluit van de Commissie van 14 januari 2014 betreffende steunmaatregel nummer SA. 37958 (2013/N) — Griekenland — Verlenging van de garantieregeling en de obligatieleningsregeling voor de kredietinstellingen in Griekenland, nog niet gepubliceerd).

(3)  Zie het Besluit van de Commissie van 27 juli 2012 betreffende steunmaatregel SA.34823 (2012/C) (ex2012 NN) — Herkapitalisatie van Alpha Bank door het Griekse fonds voor financiële stabiliteit (PB C 357 van 20.11.2012, blz. 36.

(4)  Persbericht van het HFSF van 24 december 2012, online beschikbaar op: http://www.hfsf.gr/files/press_release_20121224_en.pdf

(5)  Deze maatregelen zijn door de Commissie ingeschreven onder nummer SA.36004 (2013/NN).

(6)  De kennisgeving werd ingeschreven onder nummer SA.34823 (2012/C) (ex2012 NN).

(7)  Europese Commissie — directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken. The Second Economic Adjustment Programme for Greece — March 2012, blz. 17, online beschikbaar op: http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/occasional_paper/2012/pdf/ocp94_en.pdf

(8)  Zie deel II „The restructuring of the Greek Sovereign Debt” in het Report on the Recapitalisation and Restructuring of the Greek Banking Sector, Bank van Griekenland, december 2012, online beschikbaar op: http://www.bankofgreece.gr/BogEkdoseis/Report_on_the_recapitalisation_and_restructuring.pdf

(9)  Persbericht van het ministerie van Financiën van 9 maart 2012, online beschikbaar op: http://www.pdma.gr/attachments/article/80/9%20MARCH%202012%20-%20RESULTS.pdf

(10)  De tier 1-kernkapitaalratio van een bank is één van de kapitaalratio’s op basis van de regelgeving die door de bankentoezichthouder in het kader van de kapitaalvereistenrichtlijn worden bewaakt.

(11)  Zie voetnoot 7, blz. 106.

(12)  Zie voetnoot 8.

(13)  Zie voetnoot 7, blz. 104.

(14)  Zie voetnoot 8.

(15)  De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken vormen samen het Eurosysteem, het systeem van centrale banken in de eurozone.

(16)  Persbericht van het ministerie van Financiën van 3 december 2012, online beschikbaar op: http://www.pdma.gr/attachments/article/248/Press%20Release%20-%20December%2003.pdf

Die terugkoop van haar eigen schuld tegen een prijs fors onder de nominale waarde, heeft tot een aanzienlijke schuldvermindering voor Griekenland geleid.

(17)  Als een dergelijke terugkoop niet had plaatsgevonden, had de marktwaarde van deze nieuwe GGB’s toe kunnen nemen, afhankelijk van de evolutie van de marktparameters, zoals de rentevoeten en de kans op in gebreke blijven van Griekenland.

(18)  Inclusief het verwachte verlies van de nieuw af te sluiten kredieten in Griekenland over de periode juni 2013 tot december 2016.

(19)  Het effect van de CLP’s voor buitenlandse risico’s werd berekend na buitenlandse belastingen en rekening houdend met de op dat moment aan het directoraat-generaal Concurrentie verstrekte toezeggingen tot afstoting.

(20)  Reserves voor kredietverliezen van NBG op 30 juni 2013, pro forma voor de voorzieningen van First Business Bank en Probank.

(21)  Reserves voor kredietverliezen van Eurobank op 30 juni 2013, pro forma voor de voorzieningen van New Hellenic Postbank en New Proton Bank, die in augustus 2013 zijn verworven.

(22)  http://www.alpha.gr/files/investorrelations/IFRS_Alphagroup_Q3_2013_en.pdf

(23)  Zie tabel 2.

(24)  Het eigen vermogen voor 2010, 2011 en 2012 is inclusief 940 miljoen EUR aan preferente aandelen die in 2009 door Griekenland werden toegekend; voor 2012 zijn die bedragen exclusief de twee overbruggingsherkapitalisaties die de Bank in 2012 heeft ontvangen, voor een bedrag van 2 942 miljoen EUR. Het eigen vermogen voor 2013 omvat de volledige herkapitalisatie van 2012 en 2013 van het HFSF en de particuliere herkapitalisatie die in totaal 4 571 miljoen EUR bedroegen.

(25)  Zie tabel 2.

(26)  Door Alpha Bank aan de Commissie verstrekte inlichtingen van 25 juni 2013.

(27)  Jaarrekening 2011, http://www.alpha.gr/files/investorrelations/GROUP_IAS_FY_2011_en1.pdf

(28)  Zie punt 2.3.1.2 Herkapitalisatie door de staat verleend op grond van de herkapitalisatiemaatregel.

(29)  Geconsolideerde jaarrekeningen per 31 december 2011 van Emporiki Bank, blz. 9.

(30)  Financieel jaarverslag van het HFSF voor de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012, blz. 8, online beschikbaar op: http://www.hfsf.gr/files/hfsf_annual_report_2012_en.pdf

(31)  http://www.alpha.gr/files/deltia_typou/Deltio_Typou_20130201EN.pdf

(32)  Een „purchase and assumption”-procedure is een afwikkelingsprocedure die inhoudt dat van een rechtspersoon in liquidatie hoogwaardige activa en passiva worden geïdentificeerd en geveild om ze over te dragen aan een levensvatbare onderneming.

(33)  Zie besluit 97/3/8.2.2013 van de Commissie Kredieten en Verzekeringen van de Bank van Griekenland.

(34)  Zie besluit 14/4/8.12.2013 van de Commissie Afwikkelingsmaatregelen van de Bank van Griekenland.

(35)  Zie besluit 14/5/8.12.2013 van de Commissie Afwikkelingsmaatregelen van de Bank van Griekenland.

(36)  De term „financieringstekort” kan daarom misleidend zijn omdat hierbij geen sprake is van liquiditeitssteun, maar wel van kapitaalsteun.

(37)  Zie besluit 97/2/8.2.2013 van de Commissie Kredieten en Verzekeringen van de Bank van Griekenland.

(38)  Zie besluit 14/1/8.12.2013 van de Commissie Afwikkelingsmaatregelen van de Bank van Griekenland.

(39)  Zie besluit 14/2/8.12.2013 van de Commissie Afwikkelingsmaatregelen van de Bank van Griekenland.

(40)  Zie besluit 97/1/8.2.2013 van de Commissie Kredieten en Verzekeringen van de Bank van Griekenland.

(41)  Zie besluit 14/7/8.12.2013 van de Commissie Afwikkelingsmaatregelen van de Bank van Griekenland.

(42)  Zie besluit 14/8/8.12.2013 van de Commissie Afwikkelingsmaatregelen van de Bank van Griekenland.

(43)  Diners Club International is een kredietkaartonderneming die werd opgericht in 1950 en in 1959 een vestiging kreeg in Griekenland. Diners Club Greece is in handen van Citibank International en Citibank Oversees Investment Corporation.

(44)  Een geldautomaat is een punt waar de klant elektronisch kan bankieren door basistransacties, bv. contanten opnemen, te verrichten zonder hulp van een bankkantoormedewerker.

(45)  Door de Griekse autoriteiten verstrekte inlichtingen van 24 juni 2014.

(46)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, blz. 64.

(47)  De term „risicogewogen activa” is een regelgevingsgrootheid die de risicoblootstelling van een financiële instelling meet, en die wordt gebruikt door toezichthouders voor het bewaken van de solvabiliteit van financiële instellingen.

(*1)  Zakengeheim

(48)  Volgens de brief van de Bank van Griekenland van 7 november 2011 zijn er garanties van toepassing op het totale bedrag van de noodliquiditeitssteun (ELA).

(49)  Informatie die op 7 april 2014 door de Bank van Griekenland werd verstrekt.

(50)  Financiële prognoses als bijlage bij het herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014.

(51)  Zie voetnoot 4.

(52)  In de voorinschrijvingsovereenkomst wordt het volgende bepaald: „Het daadwerkelijke aan de Bank te betalen risico omvat mede de EFSF-obligaties en alle couponbetalingen en lopende rente op de EFSF-obligaties voor de periode vanaf de uitgifte van de obligaties tot de omzetting van het voorschot in aandelenkapitaal en andere converteerbare financiële instrumenten, zoals voorgeschreven in deze overeenkomst”.

(53)  Zie tabel 3.

(54)  http://www.alpha.gr/files/investorrelations/deltio_typou_20130501EN.pdf

(55)  http://www.alpha.gr/files/investorrelations/Deltio_Typou_20130603EN.pdf

(56)  Een aandelensplitsing is een maatregel die door een onderneming wordt genomen waarbij zij elk van haar bestaande aandelen opsplitst in verschillende aandelen.

(57)  http://www.alpha.gr/files/investorrelations/EA20130416EN.pdf

(58)  http://www.hfsf.gr/files/HFSF_activities_Jan_2013_Jun_2013_en.pdf

(59)  http://www.alpha.gr/files/investorrelations/1306010_Warrants_en.pdf

(60)  Zie voetnoot 38. Zo was de uitoefenprijs op 10 december 2013 bijvoorbeeld 0,4488 EUR, op 10 juni 2014 is dat 0,4576 EUR, op 10 december 2014 0,4686 EUR, op 10 juni 2015 zal het 0,4796 EUR zijn enz. Zie de aankondiging van Alpha Bank van 10 juni 2013, „Final Terms of Listing and Characteristics of the Titles representing shares ownership rights (Warrants) that resulted from the concluded share capital increase”, online beschikbaar op: http://www.alpha.gr/files/investorrelations/1306010_Warrants_en.pdf

(61)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, blz. 22.

(62)  De Bank heeft zich ertoe verbonden het bedrag aan buitenlandse activa te beperken tot […] miljard EUR, terwijl de totale activa van de Bank volgens de financiële prognoses in 2018 […] miljard EUR zullen bedragen.

(63)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, blz. 132, vóór de overname van Emporiki Bank.

(64)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, blz. 129.

(65)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, blz. 102-103. De toename van het aantal bijkantoren en werknemers van september 2012 tot december 2013 is toe te schrijven aan de overname van Emporiki Bank.

(66)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, blz. 103.

(67)  Financiële prognoses als bijlage bij het herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, cijfer voor Alpha Bank Griekenland.

(68)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, blz. 105.

(69)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, blz. 96.

(70)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, blz. 96.

(71)  Financiële prognoses als bijlage bij het herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, cijfers voor activiteiten in Griekenland.

(72)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, blz. 132.

(73)  Financiële prognoses als bijlage bij het herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014.

(74)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, punt 5.4.2.

(75)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, punt 5.4.2.

(76)  http://www.alpha.gr/files/investorrelations/EA20091130EN.pdf

(77)  http://www.alpha.gr/files/investorrelations/EA20120507EN.pdf

(78)  Zie bijlage, hoofdstuk II.

(79)  Zie bijlage, hoofdstuk II.

(80)  Zie bijlage, hoofdstuk II.

(81)  Zie bijlage, hoofdstuk II.

(82)  Zie bijlage, hoofdstuk III, afdeling A.

(83)  Zie bijlage, hoofdstuk III, afdeling A.

(84)  Zie bijlage, hoofdstuk III, afdeling A.

(85)  Zie bijlage, hoofdstuk III, afdeling C.

(86)   „Tot slot moet, met betrekking tot de door het HFSF uitgegeven warrants, worden verduidelijkt dat Griekenland goedkeuring zal vragen aan de Europese Commissie, voorafgaand aan het terugkopen van de warrants door Alpha Bank of door een overheidsentiteit (waaronder het HFSF), zodat de Europese Commissie kan verifiëren dat de beoogde terugkoping van de warrants niet indruist tegen de vereisten betreffende overheidsvergoedingen overeenkomstig de staatssteunregels.”

(87)  Mededeling van de Commissie — De toepassing van de staatssteunregels op maatregelen in het kader van de huidige wereldwijde financiële crisis genomen met betrekking tot financiële instellingen (PB C 270 van 25.10.2008, blz. 2).

(88)  Overweging 59 van het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank.

(89)  Overweging 63 van het besluit tot inleiding van de procedure inzake Alpha Bank.

(90)  Zie punt 146 van het Besluit van de Commissie van 12 november 2008 betreffende steunmaatregel N510/2008 — Italië — Verkoop van de activa van Alitalia (PB C 46 van 25.2.2009, blz. 6).

(91)  Zie punt 80 van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis („Bankenmededeling”) (PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1).

(92)  Zie het besluit van de Commissie van 25 januari 2010 betreffende steunmaatregel NN 19/2009 — Redding en herstructurering van Dunfermline Building Society, punt 47; besluit van de Commissie van 25 oktober 2010 betreffende steunmaatregel N 560/2009 — Steun voor de liquidatie van Fionia Bank, punt 55; besluit van de Commissie van 8 november 2010 betreffende steunmaatregel N 392/2010 — Herstructurering van CajaSur, punt 52.

(93)  Zie voetnoten 1 en 2.

(94)  Per 31 maart 2012 bedroegen de RWA van de Bank 44,2 miljard EUR.

(95)  Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 januari 2012 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis (hierna de „Verlengingsmededeling van 2011” genoemd) (PB C 356 van 6.12.2011, blz. 7).

(96)  Zie voetnoot 6.

(97)  Zie voetnoot 6.

(98)  Zie punt 41 van het besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel NN 51/2008 — Garantieregeling voor banken in Denemarken (PB C 273 van 28.10.2008, blz. 2).

(99)  Zie overweging 83: de opgebouwde rente telt mee als aanvullende bijdrage van het HFSF en verminderde derhalve de betaling die het HFSF aan de Bank moest doen voor de herkapitalisatie van voorjaar 2013.

(100)  Zie ook punt 7.5.1.

(101)  De theoretische ex-rechtenprijs (theoretical ex-right price, TERP) is een algemeen aanvaarde marktmethode om het verwateringseffect van de verhoging van het aandelenkapitaal te kwantificeren.

(102)  Zie tabel 5.

(103)  De overname van de overgedragen activa en passiva van Western Macedonia Bank en Evia Bank werd niet aangemeld bij de Griekse mededingingsautoriteit omdat de omzet van het overgedragen gedeelte van elke coöperatieve bank niet hoger was dan de drempel van 15 miljoen EUR, zoals vastgesteld bij artikel 6, lid 1, van Wet 3959/2011 in combinatie met artikel 10, lid 3, onder a), van dezelfde wet.

(104)  De vergoeding werd berekend in de veronderstelling dat er tussen de ondertekening en sluiting van de transactie een depositoverloop van 30 % zou plaatsvinden. De vergoeding zal ex post worden aangepast op grond van het feitelijke verloop vóór de sluiting.

(105)  Zie ook punten 7.5.1 en 7.5.2.

(106)  Zie punt 28 van de Herstructureringsmededeling en overweging 320 van besluit 2011/823/EU van de Commissie van 5 april 2011 betreffende de steunmaatregelen C 11/2009 (ex NN 53b/2008, NN 2/2010 en N 19/2010) die door Nederland ten uitvoer zijn gelegd ten gunste van ABN AMRO Group NV (opgericht na de fusie tussen Fortis Bank Nederland en ABN AMRO N) (PB L 333 van 15.12.2011, blz. 1).

(107)  Zie overweging 99.

(108)  Inclusief bijdragen aan het deposito- en beleggingsgarantiefonds (hierna „TEKE” genoemd).

(109)  Financiële prognoses als bijlage bij het herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, cijfers voor Alpha Bank SA.

(110)  HFSF, Annual financial report for the year ended 31 december 2013, blz. 68, beschikbaar op: http://www.hfsf.gr/files/hfsf_annual_report_2013_en.pdf

(111)  De financiële prognoses die in het herstructureringsplan zijn vermeld, wijken af van het resultaat van de stresstest die door de Bank van Griekenland werd uitgevoerd, aangezien laatstgenoemde niet was gebaseerd op dezelfde reeks aannamen en rekening hield met aanvullende bijstellingen door de Bank van Griekenland.

(112)  http://www.alpha.gr/files/deltia_typou/deltio_typou_170414EN.pdf

(113)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, blz. 107.

(114)  Zie overweging 116.

(115)  Zoals aangegeven in de toezeggingen (zie bijlage, hoofdstuk 2, punt 7) dat inkrimping kan worden bereikt via de beperking van de balansen van de behouden buitenlandse entiteiten en/of via de verkoop van buitenlandse entiteiten.

(116)  De omvang van de voorgestelde maatregel betreffende eigen bijdrage moet, gelet op de in punt 7.1.3.5 toegelichte reden, worden vergeleken met de omvang van de bank voorafgaand aan de overname van Emporiki Bank, de deposito’s van de drie coöperatieve banken en Citibank Greece.

(117)  Uitsluitend rekening houdend met de daadwerkelijk uitbetaalde steun, die het meest tot voordeel strekt en derhalve het meest verstorend voor de mededinging is, wordt het steunbedrag verminderd tot 11 % van de RWA van de Bank.

(118)  Herstructureringsplan van Alpha Bank, juni 2014, blz. 36.

(119)  Zie bijlage, hoofdstuk II.

(120)  Zie overweging 129.


BIJLAGE

ALPHA BANK — TOEZEGGINGEN VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK

De Helleense Republiek zorgt ervoor dat Alpha Bank (hierna „de Bank” genoemd) het in juni 2014 ingediende herstructureringsplan uitvoert. Het herstructureringsplan is gebaseerd op de macro-economische aannames als verstrekt door de Europese Commissie (hierna de „Commissie” genoemd) in het aanhangsel, alsmede op aannames op basis van de regelgeving.

De Helleense Republiek doet hierbij de volgende toezeggingen (hierna de „toezeggingen” genoemd), die een integrerend onderdeel uitmaken van het herstructureringsplan. De toezeggingen omvatten de toezeggingen met betrekking tot de uitvoering van het herstructureringsplan en de toezeggingen inzake corporate governance en commerciële activiteiten.

De toezeggingen worden van kracht op de datum van vaststelling van het besluit van de Commissie houdende goedkeuring van het herstructureringsplan (hierna het „besluit” genoemd).

De herstructureringsperiode eindigt op 31 december 2018. De toezeggingen zijn van toepassing gedurende de herstructureringsperiode, tenzij in een afzonderlijke toezegging anders wordt bepaald.

Deze tekst moet worden uitgelegd in het licht van het besluit in het algemene kader van het Unierecht, en op basis van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad (1).

HOOFDSTUK I.   DEFINITIES

Voor de toepassing van de toezeggingen wordt verstaan onder:

(1)   Bank: Alpha Bank SA en al haar dochterondernemingen. Zij omvat derhalve de gehele groep Alpha Bank met al haar Griekse en niet-Griekse bancaire en niet-bancaire dochterondernemingen en bijkantoren.

(2)   Kapitaalverhogend bod in het bankwezen: een bod dat tot een toename van de kapitaalratio op basis van de regelgeving van de Bank leidt, rekening houdend met alle relevante elementen, in het bijzonder de winst/het verlies die/dat op de transactie wordt geboekt en de afname van de RWA als gevolg van de verkoop (indien nodig gecorrigeerd voor de toename van de RWA die voortvloeit uit de resterende financieringsverbanden).

(3)   Sluiting: de datum van overdracht van het wettelijk eigendomsrecht van de afgestoten activiteiten aan de koper.

(4)   Afgestoten activiteiten: alle activiteiten en activa die de Bank toezegt te verkopen.

(5)   Ingangsdatum: de datum waarop het besluit wordt aangenomen.

(6)   Einde van de herstructureringsperiode: 31 december 2018.

(7)   Buitenlandse activa of niet-Griekse activa: activa die verband houden met de activiteiten van klanten buiten Griekenland, onafhankelijk van het land waar de activa worden geboekt. Activa geboekt in Luxemburg maar gerelateerd aan de activiteiten van klanten in Griekenland, vallen bijvoorbeeld niet binnen het toepassingsgebied van deze definitie. Omgekeerd worden activa die in Luxemburg of in Griekenland worden geboekt, maar gerelateerd zijn aan de activiteiten van klanten in andere landen in Zuidoost-Europa als buitenlandse activa beschouwd en vallen deze binnen het toepassingsgebied van deze definitie.

(8)   Buitenlandse bedrijven: buitenlandse bancaire en niet-bancaire dochterondernemingen en bijkantoren van de Bank.

(9)   Buitenlandse dochterondernemingen: alle bancaire en niet-bancaire dochterondernemingen van de Bank buiten Griekenland.

(10)   Griekse bancaire activiteiten: de Griekse bancaire activiteiten van de Bank, ongeacht waar de activa geboekt worden.

(11)   Griekse niet-bancaire activiteiten: de Griekse niet-bancaire activiteiten van de Bank, ongeacht waar de activa geboekt worden.

(12)   Griekse dochterondernemingen: alle Griekse bancaire en niet-bancaire dochterondernemingen van de Bank.

(13)   Monitoring trustee: één of meer natuurlijke personen of rechtspersonen, onafhankelijk van de Bank, goedgekeurd door de Commissie en benoemd door de Bank; de monitoring trustee heeft als taak toezicht te houden op de naleving van de toezeggingen door de Bank.

(14)   Koper: één of meer natuurlijke personen of rechtspersonen die geheel of gedeeltelijk de afgestoten activiteiten overneemt (overnemen).

(15)   Verkoop: de verkoop van 100 % van de door de Bank gehouden aandelen, tenzij in een afzonderlijke toezegging anders wordt bepaald.

Voor de toepassing van de toezeggingen impliceert het enkelvoud van die termen ook het meervoud daarvan (en andersom), tenzij in de toezeggingen anders wordt bepaald.

HOOFDSTUK II.   TOEZEGGINGEN TOT HERSTRUCTURERING

(1)

Aantal bijkantoren in Griekenland: het aantal bijkantoren in Griekenland bedraagt op 31 december 2017 maximaal […].

(2)

Aantal werknemers in Griekenland: het aantal voltijdequivalenten (vte’s) in Griekenland (Griekse bancaire en niet-bancaire activiteiten) bedraagt op 31 december 2017 maximaal […].

(3)

Totale kosten in Griekenland: de totale kosten in Griekenland (Griekse bancaire en niet-bancaire activiteiten) bedragen op 31 december 2017 maximaal […] miljoen EUR.

(4)

Kosten van deposito’s in Griekenland: om de winstgevendheid vóór voorzieningen op de Griekse markt te herstellen, verlaagt de Bank de financieringskosten door verlaging van de kosten van de deposito’s die in Griekenland zijn aangetrokken (met inbegrip van spaarproducten, zicht- en termijndeposito’s en andere vergelijkbare producten die aan klanten worden aangeboden en waarvan de kosten worden gedragen door de Bank) […].

(5)

Verhouding tussen netto kredieten en deposito’s in Griekenland: voor de Griekse bankactiviteiten bedraagt de verhouding tussen netto kredieten en deposito’s op 31 december 2017 maximaal 119 %. […]

(6)

Steun aan buitenlandse dochterondernemingen: de Bank verstrekt, cumulatief vanaf de ingangsdatum tot 30 juni 2018, aan elke buitenlandse dochteronderneming geen aanvullend eigen vermogen of achtergesteld kapitaal voor een bedrag dat hoger is dan i) […] % van de RWA van die dochteronderneming op 31 december 2012 of ii) […] miljoen EUR als dat bedrag hoger is. Indien de Bank voornemens is om eigen vermogen of achtergestelde schuld bij de buitenlandse dochteronderneming te injecteren voor een bedrag dat hoger is dan de opgegeven drempelwaarde moet zij de Griekse autoriteiten vragen om een besluit van de Commissie tot wijziging van het herstructureringsplan te verzoeken.

[…]:

a)

[…];

b)

[…];

c)

[…];

d)

[…];

e)

[…];

f)

[…].

[…]

(7)

Afbouwen van niet-Griekse activa tegen 30 juni 2018: de totale omvang van de portefeuille buitenlandse activa moet tegen 30 juni 2018 worden verminderd tot een maximumbedrag van […] miljard EUR (maximum aan buitenlandse activa).

(7.1) […]

(7.2) […]

(8)

Verkoop van effecten: de portefeuille van genoteerde effecten, die als volgt is gedefinieerd, zal tegen […] zijn afgestoten, terwijl de portefeuille van niet-genoteerde effecten zal zijn afgestoten tegen […]: deze portefeuilles omvatten alle aandeleninvesteringen groter dan […] miljoen EUR, evenals alle investeringen in achtergestelde obligaties en hybride obligaties. Deze toezegging geldt niet voor de […] aandelen ([…] miljoen EUR). Voor dochterondernemingen die geen deel uitmaken van de kernactiviteiten en verbonden ondernemingen ([…]) geldt dat, als de Bank tegen […] actief heeft gezocht naar potentiële kopers en er geen transactie kan plaatsvinden met neutrale gevolgen voor het kapitaal of met aangroei van het kapitaal, de uiterste termijn voor de verkoop van die participaties zal worden uitgesteld tot […].

(9)

Omvang van de private-equityportefeuille tegen 31 december 2017 wordt de private-equityportefeuille in omvang beperkt tot […] miljoen EUR.

(10)

Voor iedere verkoop doet de Helleense Republiek de toezegging dat:

a)

de koper onafhankelijk van en niet verbonden met de Bank is;

b)

de koper voor de overname van de af te stoten activiteiten niet direct of indirect gefinancierd wordt door de Bank. Dit is niet van toepassing op de verkoop van onroerend goed; in dat geval kan de Bank financiering verstrekken aan de koper indien deze nieuwe lening overeenkomstig behoedzame kredietverleningspraktijken wordt uitgevoerd. Ten behoeve van de verificatie van de naleving van de toezegging betreffende de afbouw van niet-Griekse activa, wordt rekening gehouden met elke nieuwe kredietverlening die onder de definitie van niet-Griekse activa valt;

c)

de Bank gedurende een periode van vijf jaar na het sluiten van de verkoop geen directe of indirecte invloed krijgt op het geheel of een deel van de af te stoten activiteiten zonder voorafgaande goedkeuring van de Commissie.

(11)

Beleggingsbeleid: tot 30 juni 2017 koopt de bank geen risicovolle („non-investment grade”) effecten.

Deze toezegging is niet van toepassing op de volgende effecten (hierna „de vrijgestelde effecten” genoemd):

i)

[…];

ii)

[…];

iii)

[…];

iv)

[…];

v)

[…];

vi)

[…].

(12)

Salarisplafond: tot […] betaalt de Bank aan geen enkele werknemer of manager een totale jaarlijkse vergoeding (loon, pensioenbijdrage, bonus) van meer dan […]. In het geval van een kapitaalinjectie van het HFSF wordt de beloningslimiet opnieuw beoordeeld volgens de Europese Bankenmededeling van 1 augustus 2013.

HOOFDSTUK III.   TOEZEGGINGEN INZAKE CORPORATE GOVERNANCE EN COMMERCIËLE ACTIVITEITEN — VERLENGING EN WIJZIGINGEN

(1)

De Bank gaat tot 30 juni 2018 door met het uitvoeren van de toezeggingen inzake corporate governance en commerciële activiteiten die op 20 november 2012 door de Helleense Republiek zijn ingediend, met de daaropvolgende wijzigingen als bepaald in hoofdstuk III van de toezeggingen.

(2)

In het geval dat een afzonderlijke toezegging niet van toepassing is op het niveau van de Bank mag de Bank niet van dochterondernemingen of activiteiten die niet onder die afzonderlijke toezegging vallen, gebruikmaken om de toezegging te omzeilen.

Afdeling A.   Opzetten van een efficiënte en toereikende interne organisatie

(3)

De Bank houdt zich, met uitzondering van haar buitenlandse dochterondernemingen, te allen tijde aan het geheel van de bepalingen van Wet 3016/2002 betreffende corporate governance en Wet 2190/1920 betreffende de sociétés anonymes en met name de bepalingen die betrekking hebben op de functies van ondernemingsorganen zoals de aandeelhoudersvergadering en de raad van bestuur, om een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden en transparantie te waarborgen. De bevoegdheden van de aandeelhoudersvergadering worden beperkt tot de taken van een algemene vergadering overeenkomstig het vennootschapsrecht, in het bijzonder met betrekking tot informatiegerelateerde rechten. Meer uitgebreide bevoegdheden, die tot ongepaste invloed op het management zouden kunnen leiden, worden ingetrokken. De verantwoordelijkheid voor de dagelijkse bedrijfsvoering berust duidelijk bij de uitvoerende bestuurders van de Bank.

(4)

De Bank voldoet, met uitzondering van haar buitenlandse dochterondernemingen, te allen tijde aan het kader voor onderlinge verhoudingen van het Griekse fonds voor financiële stabiliteit (hierna het „HFSF” genoemd).

(5)

De Bank houdt zich aan de bepalingen van Verordening 2577/9.3.2006 van de gouverneur, zoals van kracht, om zowel bij individuele bedrijven als bij de groep een doeltreffende organisatorische structuur en een toereikend intern controlesysteem in stand te houden, inclusief de drie sleutelpijlers, te weten de functies interne controle, risicobeheer en compliance, en beste internationale praktijken op het gebied van corporate governance.

(6)

De Bank beschikt over een efficiënte organisatiestructuur die ervoor zorgt dat de afdelingen Interne Controle en Risicobeheer volledig onafhankelijk van de commerciële netwerken zijn en rechtstreeks aan de raad van bestuur rapporteren. Een auditcommissie en een risicocommissie (opgericht binnen de raad van bestuur) beoordeelt alle kwesties die door die afdelingen worden aangedragen. In toereikende reglementen betreffende de interne controle en het risicobeheer worden de rollen, verantwoordelijkheden en middelen van die afdelingen gespecificeerd. Deze reglementen voldoen aan de internationale normen en staan garant voor een volledige onafhankelijkheid van de afdelingen. Een kredietbeleid behelst richtsnoeren en instructies met betrekking tot de toekenning van kredieten, alsook de prijsstelling en de herstructurering daarvan.

(7)

De Bank stelt aan de bevoegde autoriteiten de lijst ter beschikking van de aandeelhouders die ten minste 1 % van de gewone aandelen in bezit hebben.

Afdeling B.   Commerciële praktijken en risicotoezicht

Algemene beginselen

(8)

In het kader van het kredietbeleid wordt bepaald dat alle klanten eerlijk moeten worden behandeld door middel van niet-discriminerende procedures behalve die welke betrekking hebben op kredietrisico en betalingsvermogen. In het kader van het kredietbeleid worden de drempels vastgesteld waarboven de toekenning van kredieten door de hogere managementniveaus moet worden goedgekeurd. Er worden vergelijkbare drempelwaarden vastgesteld met betrekking tot de herstructurering van leningen en de afhandeling van vorderingen en geschillen. In het kader van het kredietbeleid wordt het besluitvormingsproces op nationaal niveau in geselecteerde centra gecentraliseerd en worden duidelijke garanties gegeven om te zorgen voor een consequente uitvoering van de betrokken instructies binnen alle Griekse bankactiviteiten.

(9)

Voor alle Griekse bankactiviteiten integreert de Bank de regels van het kredietbeleid volledig in de workflow van de productie en herfinanciering van leningen en de uitbetalingssystemen.

Specifieke bepalingen

(10)

De specifieke bepalingen die worden genoemd in de punten 11 tot en met 18 van hoofdstuk III van de toezeggingen zijn op de Griekse bancaire activiteiten van toepassing, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.

(11)

Het kredietbeleid schrijft voor dat de prijsstelling van leningen en hypotheken aan strikte richtsnoeren voldoet. Deze richtsnoeren omvatten de verplichting tot strikte eerbiediging van de standaardtabellen van rentebanden (bandbreedtes) zoals vastgesteld in het kredietbeleid, afhankelijk van de looptijd van de lening, de kredietrisicobeoordeling van de klant, de verwachte verhaalbaarheid van de gestelde zekerheden (inclusief de termijn voor een mogelijke vereffening), de algehele relatie met de Bank (bv. niveau en stabiliteit van deposito’s, tariefstructuur en andere „cross-sales”-activiteiten) en de financieringskosten van de Bank. Er worden specifieke kredietactivaklassen ontwikkeld (bv. commerciële lening, hypotheek, gedekt/ongedekt enz.) en het prijsstellingskader daarvoor wordt getabelleerd in een geschikte kredietbeleidtabel, die regelmatig door de kredietcommissie wordt bijgewerkt. Elke uitzondering moet door de kredietcommissie of op een lager hiërarchisch niveau naar behoren worden geautoriseerd wanneer het kredietbeleid dit toelaat. Voor maatwerktransacties zoals syndicaatsleningen of projectfinanciering worden dezelfde beginselen geëerbiedigd, rekening houdend met het feit dat zij mogelijk niet in gestandaardiseerde kredietbeleidtabellen passen. Schendingen van dat prijsbeleid worden aan de monitoring trustee gerapporteerd.

(12)

De afdeling Risicobeheer is verantwoordelijk voor de beoordeling van kredietrisico en de waardering van de zekerheden. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de lening handelt de afdeling Risicobeheer onafhankelijk en geeft zij schriftelijk advies, om te waarborgen dat de bij de beoordeling gehanteerde criteria consistent in de tijd en ten aanzien van alle klanten worden toegepast, onder inachtneming van het kredietbeleid van de Bank.

(13)

Met betrekking tot leningen aan particulieren en rechtspersonen past de Bank voor alle Griekse bancaire activiteiten, op basis van de beste internationale praktijken, strikte individuele en geaggregeerde limieten toe betreffende het maximale leningsbedrag dat aan één enkel kredietrisico kan worden toegekend (indien überhaupt toegestaan volgens Grieks recht en EU-recht). Voor deze beperkingen wordt rekening gehouden met de looptijd van de lening en de kwaliteit van het geboden onderpand/de geboden zekerheid en zij worden bepaald op grond van belangrijke benchmarks, waaronder kapitaal.

(14)

Het verstrekken van leningen (2) zodat kredietnemers aandelen of hybride instrumenten kunnen kopen van de Bank en andere banken (3) is verboden, ongeacht wie deze kredietnemers zijn (4). De toepassing van en het toezicht op deze bepaling gebeurt op het niveau van de Bank.

(15)

Alle aanvragen voor leningen door niet-verbonden kredietnemers groter dan [[…] % van de RWA van de Bank] of een lening waarbij de blootstelling tot één groep beperkt is (gedefinieerd als een groep van verbonden kredietnemers die één enkel kredietrisico vertegenwoordigen) groter dan [[…] % van de RWA van de Bank] worden gemeld bij de monitoring trustee, die, als de vastgestelde voorwaarden niet at arm’s length lijken te zijn of als er geen voldoende informatie aan de monitoring trustee is verstrekt, de toekenning van de kredietlijn of de lening met […] werkdagen kan uitstellen. In noodgevallen kan die periode worden verkort tot […] werkdagen, mits er voldoende informatie aan de monitoring trustee is verstrekt. In die periode kan de monitoring trustee het geval aan de Commissie en het HFSF melden, voordat er een definitief besluit wordt genomen door de Bank.

(16)

Het kredietbeleid behelst duidelijke instructies over de herstructurering van leningen. Er wordt duidelijk omschreven welke leningen in aanmerking komen, onder welke omstandigheden, en het omvat de voorwaarden die aan in aanmerking komende klanten kunnen worden voorgesteld. De Bank zorgt er bij alle Griekse bancaire activiteiten voor dat alle herstructureringen gericht zijn op een verbetering van de toekomstige terugvorderingen door de Bank, waardoor het belang van de Bank wordt gewaarborgd. In geen geval brengt het herstructureringsbeleid de toekomstige rentabiliteit van de Bank in gevaar. Met het oog hierop is de afdeling Risicobeheer van de Bank verantwoordelijk voor het ontwikkelen en uitvoeren van toereikende meldingsmechanismen betreffende de effectiviteit van herstructureringen, voor het uitvoeren van grondige analyses van interne en/of externe beste praktijken, en brengt zij minimaal ieder kwartaal verslag uit van haar bevindingen aan de kredietcommissie en de risicocommissie van de raad van bestuur, waarbij zij uitvoerbare verbeteringen voorstelt voor de betrokken processen en het betrokken beleid, en toezicht houdt op en verslag doet over de uitvoering daarvan aan de kredietcommissie en de risicocommissie van de raad van bestuur.

(17)

Voor alle Griekse bancaire activiteiten stelt de bank een vorderingen- en geschillenbeleid vast, gericht op verhaalsmaximalisering en het voorkomen van elke vorm van discriminatie of voorkeursbehandeling bij het beheer van geschillen. De Bank ziet erop toe dat alle nodige maatregelen worden genomen om de geïnde bedragen voor de Bank te maximaliseren en haar financiële positie op de lange termijn te beschermen. Elke inbreuk bij de uitvoering van dat beleid moet aan de monitoring trustee worden gemeld.

(18)

De Bank houdt toezicht op het kredietrisico door middel van een goed ontwikkelde reeks waarschuwingen en rapporten, waarmee de afdeling Risicobeheer in staat is om: i) vroegtijdige signalen van bijzondere waardeverminderingen op leningen en wanbetalingen vast te stellen; ii) de inbaarheid te beoordelen van de leningenportefeuille (inclusief maar niet beperkt tot alternatieve terugbetalingsbronnen zoals medeschuldenaars en garantiegevers, alsook beleende of beschikbare maar niet beleende zekerheden); iii) de totale blootstelling van de Bank aan een individuele klant of portefeuille te beoordelen, en iv) indien nodig de raad van bestuur voorstellen te doen voor corrigerende acties en verbeteringsmaatregelen. De monitoring trustee moet toegang krijgen tot die informatie.

Bepalingen die van toepassing zijn op verbonden kredietnemers

(19)

Alle bepalingen die van toepassing zijn op verbonden kredietnemers worden toegepast op het niveau van de Bank.

(20)

Het kredietbeleid bevat een specifiek deel met regels over de betrekkingen met verbonden kredietnemers. Verbonden kredietnemers zijn onder meer werknemers, aandeelhouders, bestuurders, managers en hun echtgenoten, kinderen en broers en zussen, en elke juridische entiteit die direct of indirect onder toezicht staat van sleutelwerknemers (d.w.z. werknemers die betrokken zijn bij het besluitvormingsproces over het kredietbeleid), aandeelhouders, bestuurders of managers of hun echtgenoten, kinderen, broers of zussen. In het verlengde hiervan worden alle openbare instellingen of door de overheid gecontroleerde organisaties, overheidsbedrijven of overheidsagentschappen beschouwd als verbonden kredietnemers. Politieke partijen worden in het kredietbeleid ook gelijkgesteld met verbonden kredietnemers. Bijzondere aandacht wordt besteed aan besluiten betreffende herstructureringen en afschrijvingen op leningen aan huidige of voormalige werknemers, bestuurders, aandeelhouders, managers en hun familieleden, alsook aan het gevolgde beleid betreffende geschiktheid, waardering, registratie van pandrechten en de executie van zekerheden bij leningen. De definitie van verbonden kredietnemers wordt in een apart document nader gespecificeerd.

(21)

De afdeling Risicobeheer is verantwoordelijk voor de inventarisatie van alle groepen verbonden kredietnemers die één enkel kredietrisico vertegenwoordigen, met het oog op een behoorlijk toezicht op de kredietrisicoconcentratie.

(22)

Met betrekking tot leningen aan particulieren en juridische entiteiten past de Bank op basis van de beste internationale praktijken strikte individuele en geaggregeerde limieten toe voor het maximale leenbedrag dat kan worden toegekend aan één enkel kredietrisico gerelateerd aan verbonden kredietnemers (mits überhaupt toegestaan volgens Griekse wetgeving en EU-wetgeving).

(23)

De Bank houdt apart toezicht op haar blootstelling aan verbonden kredietnemers, inclusief publiekrechtelijke entiteiten en politieke partijen. De nieuwe productie van leningen (5) voor verbonden kredietnemers (jaarlijks % van Y-1-stand (6)) is niet hoger dan de nieuwe productie van de totale leningenportefeuille in Griekenland (jaarlijks % van Y-1-stand). Aan deze toezegging wordt afzonderlijk voldaan voor elk type verbonden kredietnemer (werknemers, aandeelhouders, managers, overheidsentiteiten, politieke partijen). De kredietbeoordeling van de verbonden kredietnemers, en de tariefvoorwaarden en mogelijk herstructurering die hun worden aangeboden, zijn niet gunstiger dan de voorwaarden die worden geboden aan soortgelijke maar niet verbonden kredietnemers, teneinde voor een gelijk speelveld in de Griekse economie te zorgen. Deze verplichting geldt niet voor bestaande algemene regelingen ten behoeve van werknemers, aan wie gesubsidieerde leningen worden aangeboden. De Bank brengt maandelijks een verslag uit over de ontwikkeling van die blootstelling, het bedrag van de nieuwe productie en de recente aanvragen hoger dan [[…] % van de RWA van de Bank] die aan de kredietcommissie moeten worden gezonden.

(24)

De kredietcriteria die voor werknemers/managers/aandeelhouders gelden, zijn niet minder streng dan de criteria die gelden voor andere, niet-verbonden kredietnemers. Als de totale kredietblootstelling aan één enkele werknemer/manager/aandeelhouder groter is dan een bedrag gelijk aan een [[…]] vastgesteld salaris voor gedekte leningen en een bedrag gelijk aan een [[…]] vastgesteld salaris voor ongedekte leningen, wordt de blootstelling onmiddellijk aan de monitoring trustee gerapporteerd, die kan ingrijpen en de toekenning van de lening kan uitstellen, overeenkomstig de procedure die wordt beschreven in punt 25 van hoofdstuk III van de toezeggingen.

(25)

Alle aanvragen voor leningen van verbonden kredietnemers die groter zijn dan [[…] % van de RWA van de Bank] of leningen waardoor de blootstelling aan één groep (gedefinieerd als een groep van verbonden kredietnemers die één enkele blootstelling vertegenwoordigen) groter dan [[…] % van de RWA van de Bank] blijft, worden aan de monitoring trustee gemeld, die, als de voorwaarden niet at arm’s length lijken te zijn vastgesteld of als er niet voldoende informatie aan de monitoring trustee is verstrekt, de toekenning van de kredietlijn of de lening met […] werkdagen kan uitstellen. In noodgevallen kan die periode worden verkort tot […] werkdagen, mits er voldoende informatie aan de monitoring trustee is verstrekt. In die periode kan de monitoring trustee het geval aan de Commissie en het HFSF melden, voordat er een definitief besluit wordt genomen door de Bank.

(26)

De herstructurering van leningen met betrekking tot verbonden kredietnemers voldoet aan dezelfde eisen als voor niet-verbonden kredietnemers. Verder worden de bestaande kaders en het bestaande beleid voor de behandeling van noodlijdende activa zo nodig beoordeeld en verbeterd. Er wordt echter verwacht dat over geherstructureerde leningen van verbonden kredietnemers afzonderlijk verslag wordt uitgebracht, in ieder geval per kredietactivaklasse en per soort verbonden kredietnemer.

Afdeling C:   Overige beperkingen

(27)

Verbod op dividend, coupon, wederinkoop, call en terugkoop: tenzij de Commissie anderszins akkoord gaat met een vrijstelling doet de Helleense Republiek de toezegging dat:

a)

de Bank geen coupons op hybride kapitaalinstrumenten (of elk ander instrument waarvoor de couponbetaling discretionair is) of dividenden op eigenvermogensinstrumenten en instrumenten voor achtergestelde schuld betaalt, tenzij er een wettelijke verplichting bestaat om dit te doen. De Bank maakt geen reserves vrij om zichzelf in een dergelijke positie te plaatsen. De Bank legt, bij twijfel over de vraag of er, voor de toepassing van de onderhavige toezegging, een wettelijke verplichting bestaat, de voorgestelde coupon- of dividenduitkering ter goedkeuring aan de Commissie voor;

b)

de Bank haar eigen aandelen niet terugkoopt of geen calloptie met betrekking tot die eigenvermogensinstrumenten en achtergestelde schuld uitoefent;

c)

de Bank geen hybride kapitaalinstrumenten terugkoopt.

(28)

Verbod op overnames: de Helleense Republiek doet de toezegging dat de Bank geen belangen in ondernemingen neemt, ongeacht of het de overdracht van activa of van aandelen betreft. Dat overnameverbod heeft zowel betrekking op ondernemingen die de rechtsvorm van een vennootschap hebben als op activapakketten die een activiteit vormen (7).

a)

Vrijstelling waarvoor voorafgaande goedkeuring van de Commissie is vereist: dit verbod laat onverlet dat de Bank, na goedkeuring van de Commissie en indien nodig op voorstel van het HFSF, activiteiten en ondernemingen kan overnemen als het in uitzonderlijke omstandigheden noodzakelijk is om de financiële stabiliteit te herstellen of daadwerkelijke concurrentie te waarborgen.

b)

Vrijstelling waarvoor geen voorafgaande goedkeuring van de Commissie is vereist: de Bank kan participaties in ondernemingen nemen, op voorwaarde dat:

1.

de door de Bank voor elke overname betaalde aankoopprijs kleiner is dan [[…] %] van de omvang van de balans (8) van de Bank op de ingangsdatum van de toezeggingen (9); en

2.

de cumulatieve aankoopprijzen die door de Bank voor alle dergelijke overnames worden betaald vanaf de ingangsdatum van de toezeggingen tot het einde van de herstructureringsperiode minder bedragen dan [[…] %] van de omvang van de balans van de Bank op de ingangsdatum van de toezeggingen.

c)

Activiteiten die niet onder het overnameverbod vallen: het overnameverbod geldt niet voor overnames die plaatsvinden tijdens het normale verloop van de bancaire activiteiten in het kader van het beheer van bestaande vorderingen op noodlijdende bedrijven, waaronder de omzetting van bestaande schulden in eigenvermogensinstrumenten.

(29)

Verbod op reclame: de Helleense Republiek doet de toezegging dat de Bank zich onthoudt van reclame die melding maakt van staatssteun en geen gebruikmaakt van agressieve commerciële strategieën die zonder de steun van de Helleense Republiek niet zouden plaatsvinden.

HOOFDSTUK IV.   MONITORING TRUSTEE

(1)

De Helleense Republiek doet de toezegging dat de Bank het mandaat van de monitoring trustee, die door de Commissie is goedgekeurd en op 16 januari 2013 door de Bank is aangewezen, wijzigt en verlengt tot het einde van de herstructureringsperiode. De Bank verbreedt ook de reikwijdte van dit mandaat tot het toezicht op i) het herstructureringsplan, en ii) alle toezeggingen die in deze catalogus worden vermeld.

(2)

De Helleense Republiek dient vier weken na de ingangsdatum van de toezeggingen de volledige voorwaarden van het gewijzigde mandaat bij de Commissie in, vergezeld van alle bepalingen die voor de monitoring trustee noodzakelijk zijn om zijn taken op grond van die toezeggingen te vervullen.

(3)

De aanvullende bepalingen over de monitoring trustee worden in een apart document gespecificeerd.

De algemeen secretaris

Christina PAPAKONSTANTINOU


(1)  Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1)

(2)  Voor de toepassing van deze toezegging moet de term „kredieten” ruim worden geïnterpreteerd als elke vorm van financiering, bv. kredietfaciliteit, garantie enz.

(3)  Ter verduidelijking: „andere banken” slaat op iedere bank — financiële instelling ter wereld.

(4)  Ter verduidelijking: alle kredietnemers, ook de private-bankingklanten van de Bank, vallen onder die toezegging.

(5)  Ter verduidelijking: onder de nieuwe productie van leningen vallen ook de doorrol van kredieten en de herstructurering van bestaande kredieten.

(6)  Ter verduidelijking: „jaarlijks % van Y-1-stand” slaat op de nieuwe productie als een percentage van de stand aan het einde van het voorgaande jaar. Het bedrag van de RWA betreft de waarde aan het einde van het jaar.

(7)  Ter verduidelijking: voor de toepassing van deze toezegging vallen de activiteiten van de Bank op het gebied van private-equity-/durfkapitaal buiten het toepassingsgebied van deze toezegging. In dat verband richt de Bank een formeel verzoek aan de Commissie, vergezeld van een ondernemingsplan voor die entiteit.

(8)  Ter verduidelijking: voor de toepassing van deze toezegging is de omvang van de balans gelijk aan de totale activa van de Bank.

(9)  Ter verduidelijking: indien de goedkeuring van de Commissie tot opheffing van het overnameverbod wordt verkregen overeenkomstig hoofdstuk III, punt 28, onder a), van de toezeggingen, wordt de balans van de Bank op de ingangsdatum van de toezeggingen berekend inclusief de activa van de overgenomen entiteiten of de overgenomen activa op de datum van overname.

Aanhangsel

Macro-economische prognoses voor Griekse binnenlandse transacties

% jaarlijkse groei

(tenzij anders vermeld)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Cumulatieve groei 2013-2017

Reëel bbp

–6,4

–4,2

0,6

2,9

3,7

3,5

6,4

Nominale groei leningen Griekenland

–6,4

–4,2

0,6

2,9

3,7

3,5

6,4

Bbp-deflator

–0,8

–1,1

–0,4

0,4

1,1

1,3

1,3

Vastgoedprijzen

–11,7

–10

–5

0

2

3,5

 

Nominaal besteedbaar huishoudinkomen

–8,8

–9,5

–0,3

–0,4

2,6

3,6

–4,5

Deposito’s particuliere sector

–7

1,3

1

3,4

5

5

16,6

Werkloosheid (%)

24,2

27

26

24

21

18,6

 

ECB-herfinancierings-tarief (%)

0,75

0,5

0,5

1

1,5

1,75

 

Piek wanbetalingsquote

 

 

2H2014

 

 

 

 

Euribor drie maanden (gemiddeld, %)

 

0,24

0,43

0,75

1,25

1,80

 

Toegang tot kapitaalmarkten — repo’s

 

JA — ongelimiteerd

 

Toegang tot de kapitaalmarkt — gedekt/preferent ongedekt

 

JA — tot 500 miljoen EUR elk

JA — tot 1 miljard EUR elk

JA — ongelimiteerd

 


25.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/49


BESLUIT (EU) 2015/455 VAN DE COMMISSIE

van 23 juli 2014

betreffende staatssteun SA.34826 (2012/C), SA.36005 (2013/NN) ten uitvoer gelegd door Griekenland ten gunste van Piraeus Bank Group in verband met de herkapitalisatie en herstructurering van Piraeus Bank SA

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5217)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Na de lidstaten en andere belanghebbenden overeenkomstig de voornoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   PROCEDURE BETREFFENDE PIRAEUS BANK

(1)

Bij besluit van 19 november 2008 heeft de Commissie een regeling goedgekeurd met als titel „Steunmaatregelen voor de kredietinstellingen in Griekenland” (de „Griekse steunregeling voor banken”) die was ontworpen om de stabiliteit van het Griekse financiële systeem te waarborgen. Op grond van de Griekse steunregeling voor banken mocht steun worden verleend overeenkomstig de drie samenstellende maatregelen: een herkapitalisatiemaatregel, een garantiemaatregel en een maatregel voor staatsobligatieleningen (2). In mei 2009 is Piraeus Bank (hierna „de bank” genoemd (3)) door Griekenland geherkapitaliseerd overeenkomstig de herkapitalisatiemaatregel.

(2)

In overweging 14 van het besluit van 19 november 2008 wordt vermeld dat de Commissie zal worden geïnformeerd over een herstructureringsplan met betrekking tot de begunstigden van de herkapitalisatiemaatregel.

(3)

De Griekse autoriteiten hebben op 23 juli 2010 een herstructureringsplan ingediend bij de Commissie. De Commissie heeft dit plan en de bijbehorende updates evenals aanvullende informatie van de Griekse autoriteiten geregistreerd als SA.30342 (PN 26/2010) en vervolgens SA.32787 (2011/PN).

(4)

De bank heeft herhaaldelijk geprofiteerd van staatsgaranties en staatsobligatieleningen op grond van de Griekse steunregeling voor banken (4). Tevens heeft de bank geprofiteerd van door de staat gegarandeerde noodliquiditeitssteun (Emergency Liquidity Assistance, ELA).

(5)

Op 20 april 2012 heeft het Griekse fonds voor financiële stabiliteit (Hellenic Financial Stability Fund, HFSF) een brief aan de bank gezonden waarin het toezegt te zullen deelnemen aan de verhoging van het aandelenkapitaal van de bank. Op 28 mei 2012 heeft het HFSF een overbruggingsherkapitalisatie van 4 700 miljoen EUR toegekend aan de bank (hierna „de eerste overbruggingsherkapitalisatie” genoemd).

(6)

De Griekse autoriteiten hebben op 10 mei 2012 de committeringsbrief die door het HFSF was gezonden aan de bank, formeel aangemeld bij de Commissie. Omdat de maatregel al genomen was, heeft de Commissie deze als niet-aangemelde steun ingeschreven onder nummer SA.34826 (2012/NN).

(7)

Bij besluit van 27 juli 2012 heeft de Commissie een formele onderzoeksprocedure ingeleid naar de eerste overbruggingsherkapitalisatie (hierna „het inleidingsbesluit betreffende Piraeus” genoemd) (5).

(8)

In december 2012 heeft het HFSF een tweede overbruggingsherkapitalisatie van 1 553 miljoen EUR toegekend aan de bank (hierna „de tweede overbruggingsherkapitalisatie” genoemd). Op 21 december 2012 heeft het HFSF aan de bank tevens een committeringsbrief gezonden voor zijn participatie in een verhoging van het aandelenkapitaal van de bank en in uit te geven converteerbare kapitaalinstrumenten voor een totaalbedrag van maximaal 1 082 miljoen EUR (6). De Griekse autoriteiten hebben deze maatregelen op 20 december 2012 bij de Commissie aangemeld (7).

(9)

In september 2012 kondigde de bank haar voornemen aan om Geniki over te nemen van Société Générale SA (hierna „Société Générale” genoemd). In september en oktober heeft de Commissie meerdere videoconferenties en e-mailuitwisselingen gehouden met vertegenwoordigers van de Griekse autoriteiten en de bank in verband met de overname van Geniki.

(10)

Op 19 oktober 2012 heeft de bank een aandelenkoopovereenkomst getekend met Société Générale betreffende de overname van het totale belang van Société Générale (99,08 %) in Geniki.

(11)

Op 12 december 2012 hebben de diensten van de Commissie een brief gezonden aan Griekenland met daarin de voorlopige beoordeling van de overname van Geniki.

(12)

Op 26 februari 2013 heeft de bank de Commissie geïnformeerd over haar voornemen om Millennium Bank Greece SA (hierna „MBG” genoemd) over te nemen. De Commissie heeft meerdere videoconferenties en e-mailuitwisselingen gehouden met de Griekse autoriteiten en de bank in verband met de overname van MBG.

(13)

Op 25 maart 2013 hebben de diensten van de Commissie een brief gezonden aan Griekenland met daarin de voorlopige beoordeling van de overname van MBG.

(14)

Op 22 april 2013 kondigde de bank aan dat zij een overeenkomst met Millennium Banco Comercial Português (hierna „BCP” genoemd) was aangegaan met betrekking tot de overname van het gehele aandelenkapitaal van MBG en de deelname van BCP aan de aanstaande kapitaalverhoging van Piraeus.

(15)

Op 3 juni 2013 heeft het HFSF de eerste en tweede overbruggingsherkapitalisaties gedeeltelijk geconverteerd naar actief vermogen voor een totaal van 5 891 miljoen EUR. Het HFSF injecteerde tevens een aanvullend bedrag van 1 094 miljoen EUR in de bank, zoals gecommitteerd ten tijde van de overname door de bank van het goede gedeelte van de Agricultural Bank of Greece (hierna „ATE” genoemd) en van de Griekse filialen van drie Cypriotische banken (zie afdeling 1.2). Daarnaast injecteerden particuliere investeerders 1 444 miljoen EUR. De totale herkapitalisatie beliep een bedrag van 8 429 miljoen EUR en wordt aangeduid als „de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013”.

(16)

Op 19 december 2013 dienden de Griekse autoriteiten bij de Commissie informatie in over de voorwaarden van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013.

(17)

De Griekse autoriteiten dienden op 25 juni 2014 bij de Commissie een definitief herstructureringsplan in voor de bank (hierna „het herstructureringsplan” genoemd). Op dezelfde datum verstrekten zij informatie over de door de staat gegarandeerde ELA. De autoriteiten gaven aan dat zij voornemens waren aan de bank dergelijke liquiditeitssteun te blijven verstrekken, evenals staatsgaranties voor schuldinstrumenten en staatsobligatieleningen overeenkomstig de Griekse steunregeling voor banken.

(18)

Tijdens het administratieve proces heeft de Commissie meerdere bijeenkomsten, videoconferenties en e-mailuitwisselingen gehouden met vertegenwoordigers van de Griekse autoriteiten en de bank.

(19)

Griekenland accepteert dat dit besluit bij uitzondering slechts wordt vastgesteld in de Engelse taal.

1.2.   PROCEDURE IN VERBAND MET DE OVERGENOMEN ONDERNEMINGEN

1.2.1.   Procedure in verband met ATE

(20)

In april 2011 heeft Griekenland 1 445 miljoen EUR geïnjecteerd in ATE (dit bedrag omvatte tevens de 675 miljoen EUR die aanvankelijk was toegekend overeenkomstig de Griekse herkapitalisatieregeling). Daarnaast heeft ATE liquiditeitssteun ontvangen ten bedrage van 6 103 miljoen EUR. Bij besluit van 23 mei 2011 heeft de Commissie deze maatregelen goedgekeurd op basis van een herstructureringsplan voor ATE (hierna „het ATE-herstructureringsbesluit” genoemd) (8).

(21)

Op 29 december 2011 nam Griekenland deel aan de uitgifte van kapitaalrechten van ATE voor een bedrag van 290 miljoen EUR.

(22)

Op 22 maart 2012 diende Griekenland een verslag in bij de Griekse centrale bank waarin een afwikkeling van ATE werd voorgesteld door middel van een zogenoemde „Purchase and Assumption”-procedure (9) van geselecteerde activa en passiva van ATE (hierna „de overgedragen ATE-activiteiten” genoemd), terwijl de resterende activa en passiva zouden worden afgewikkeld via een zogenoemde „bad bank”.

(23)

De bank kondigde in juli 2012 de overname door middel van absorptie aan van het goede deel van ATE, dat in liquidatie was geplaatst.

(24)

Het HFSF zegde op dat moment toe de kapitaalbehoeften van de bank te dekken die voortvloeiden uit de overgenomen activa. Op 27 januari 2013 concludeerde de Griekse centrale bank dat de kapitaalbehoefte op grond van wet- en regelgeving als gevolg van de overname van de overgedragen ATE-activiteiten 570 miljoen EUR bedroeg, hetgeen zou worden gedekt door het HFSF.

(25)

Bij besluit van 3 mei 2013 (10) (hierna „het ATE-liquidatiebesluit” genoemd) concludeerde de Commissie dat de steunmaatregelen die ten tijde van de overdracht van de overgedragen ATE-activiteiten waren toegekend, geen staatssteun aan de bank maar aan de overgedragen ATE-activiteiten vormden. Bovendien concludeerde de Commissie dat die steun verenigbaar zou zijn met de interne markt als met het herstructureringsplan van de bank, die nu tevens de overgedragen ATE-activiteiten omvatte, de levensvatbaarheid op de lange termijn kon worden hersteld.

(26)

Het HFSF injecteerde in juni 2013 570 miljoen EUR in de bank in het kader van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 (11).

1.2.2.   Procedure in verband met de Griekse activiteiten van de Bank of Cyprus, Cyprus Popular Bank en Hellenic Bank (hierna „de drie Cypriotische banken” genoemd)

(27)

Na de buitengewone vergadering van de Eurogroep (12) op 15 maart 2013 hebben de Cypriotische autoriteiten en de Europese Unie, het Internationaal Monetair Fonds (hierna „IMF” genoemd) en de Europese Centrale Bank (hierna „ECB” genoemd) een politieke overeenkomst bereikt over het beleid dat ten grondslag ligt aan een toekomstig macro-economisch aanpassingsprogramma. Er is in het bijzonder overeengekomen dat de activiteiten van de drie Cypriotische banken in Griekenland zouden worden overgedragen aan een Griekse bank.

(28)

De bank en andere Griekse banken hebben interesse getoond in de overname van de activiteiten van de drie Cypriotische banken in Griekenland.

(29)

Op 22 maart 2013 heeft het HFSF ermee ingestemd dat de bank een bod uitbracht voor de overname van de Griekse filialen, deposito’s en leningen van de drie Cypriotische banken. Het bod van de bank werd gedaan onder het voorbehoud dat het HFSF de bank actief vermogen verstrekte voor een bedrag dat gelijk was aan de prijs die moest worden betaald voor het actieve vermogen van de drie verworven ondernemingen.

(30)

De Griekse autoriteiten en het HFSF hebben de diensten van de Commissie nauwlettend geïnformeerd over het verloop van het proces en de overnamevoorwaarden.

(31)

Op 26 maart 2013 heeft de bank met elk van de drie Cypriotische banken een koop- en overdrachtsovereenkomst getekend met betrekking tot hun Griekse activiteiten (deposito’s, leningen en filiaalnetwerk).

(32)

Zoals in maart 2013 was overeengekomen, heeft het HFSF 524 miljoen EUR aan kapitaal in de bank (13) geïnjecteerd om te voldoen aan de kapitaalvereisten die voortvloeiden uit de overname van deze activa.

2.   BESCHRIJVING

2.1.   DE BANK EN HAAR MOEILIJKHEDEN

2.1.1.   Algemeen kader van de Griekse bankensector

(33)

Het reëel bruto binnenlands product (hierna „bbp” genoemd) van Griekenland is tussen 2008 en 2012 met 20 % gedaald, zoals wordt weergegeven in tabel 1. Als gevolg hiervan werden Griekse banken geconfronteerd met een snel stijgend wanbetalingspercentage voor leningen aan Griekse huishoudens en ondernemingen (14). Deze ontwikkelingen hebben een negatief effect gehad op de prestaties van de activa van Griekse banken en geleid tot stijgende kapitaalbehoeften.

Tabel 1

Reële groei van het bbp in Griekenland, 2008-2013

Griekenland

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Reële groei van het bbp (%)

–0,2

–3,1

–4,9

–7,1

–7,0

–3,9

Bron:

Eurostat, online beschikbaar op: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?tab=table&init=1&plugin=1&language=en&pcode=tec00115

(34)

Griekenland heeft bovendien in februari 2012 een obligatie-omruil met de particuliere sector uitgevoerd, die bekend staat als Private Sector Involvement (hierna „het PSI-programma” genoemd). Griekse banken waren betrokken bij het PSI-programma, waarbij de Griekse regering bestaande particuliere obligatiehouders nieuwe effecten (waaronder nieuwe Griekse staatsobligaties (Greek Government Bonds, hierna „GGB’s” genoemd), aan het bbp gekoppelde effecten en PSI-betalingsnota’s aanbood in ruil voor bestaande GGB’s, met een nominale korting van 53,5 % en langere looptijden (15). De Griekse autoriteiten hebben de resultaten van deze obligatie-omruil op 9 maart 2012 bekendgemaakt (16). De omruil heeft geleid tot aanzienlijke verliezen voor de obligatiehouders (door de Griekse centrale bank geraamd op gemiddeld 78 % van de nominale waarde van oude GGB’s voor de Griekse banken) en kapitaalbehoeften die retroactief werden verwerkt in de jaarrekeningen van de Griekse banken voor 2011. De totale verliezen als gevolg van het PSI-programma voor de belangrijkste Griekse banken worden weergegeven in tabel 2.

Tabel 2

Totale PSI-verliezen van de belangrijkste Griekse banken (miljoen EUR)

Banken

Nominale waarde van GGB’s

Nominale waarde van Overheidsgerelateerde leningen

Totale nominale waarde

PSI verlies van GGB’s

PSI-verlies van Overheidsgerelateerde leningen

Totaal bruto PSI-verlies

Totaal bruto PSI-verlies/Core Tier 1 (%)

Totaal bruto PSI-verlies/Totaal activa (%)

NBG

13 748

1 001

14 749

10 985

751

11 735

161,0

11,0

Eurobank

7 001

335

7 336

5 517

264

5 781

164,5

7,5

Alpha

3 898

2 145

6 043

3 087

1 699

4 786

105,7

8,1

Piraeus

7 063

280

7 343

5 686

225

5 911

226,0

12,0

ATEbank

5 164

608

5 772

3 873

456

4 329

1 144

17,1

Geniki

384

7

391

287

5

292

78,1

8,9

MBG

185

0

185

137

0

137

29

2,2

Bron:

Griekse centrale bank, Report on the Recapitalisation and the Restructuring of the Greek Banking Sector, december 2012, blz. 14.

(35)

Aangezien de Griekse banken werden geconfronteerd met aanzienlijke kapitaaltekorten als gevolg van het PSI-programma en de voortdurende recessie, werden in het memorandum betreffende het economische en financiële beleid (hierna „MEFP” genoemd) van het tweede aanpassingsprogramma voor Griekenland tussen de Griekse regering, de Europese Unie, het IMF en de ECB van 11 maart 2012 fondsen beschikbaar gesteld voor de herkapitalisatie van deze banken. De Griekse autoriteiten raamden de totale herkapitalisatiebehoeften van de banken en de afwikkelingskosten die onder dat programma zouden worden gefinancierd, op 50 miljard EUR (17). Dit bedrag is berekend op basis van de stresstest die door de Griekse centrale bank is uitgevoerd voor de periode vanaf december 2011 tot en met december 2014 (hierna „de stresstest van 2012” genoemd), waarbij werd uitgegaan van de raming van de verliezen op leningen die is uitgevoerd door Blackrock (18). De middelen voor de herkapitalisatie van de Griekse banken zijn beschikbaar via het HFSF. In tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de berekening van de kapitaalbehoeften voor de belangrijkste Griekse banken, zoals voortvloeide uit de stresstest van 2012.

Tabel 3

Stresstest van 2012: Kapitaalbehoeften van de belangrijkste Griekse banken (miljoen EUR)

Banken

Referentie Core Tier 1 (dec. 2011)

Totaal bruto PSI-verlies (dec. 2011)

Voorzieningen in verband met PSI (juni 2011)

Cumulatief brutoverlies Verwachtingen voor kredietrisico

Reserves voor leningverliezen (dec. 2011)

Interne kapitaalgroei

Doel Core Tier 1 (dec. 2014)

Kapitaalbehoeften

NBG

7 287

–11 735

1 646

–8 366

5 390

4 681

8 657

9 756

Eurobank

3 515

–5 781

830

–8 226

3 514

2 904

2 595

5 839

Alpha

4 526

–4 786

673

–8 493

3 115

2 428

2 033

4 571

Piraeus

2 615

–5 911

1 005

–6 281

2 565

1 080

2 408

7 335

ATEbank

378

–4 329

836

–3 383

2 344

468

1 234

4 920

Geniki

374

– 292

70

–1 552

1 309

–40

150

281

MBG

473

– 137

0

– 638

213

–79

230

399

Bron:

Griekse centrale bank, Report on the Recapitalisation and the Restructuring of the Greek Banking Sector, december 2012, blz. 8.

(36)

Overeenkomstig het MEFP van maart 2012 „wordt aan banken die haalbare plannen voor het verhogen van het kapitaal indienen, de kans gegeven op zodanige wijze publieke steun aan te vragen en te ontvangen dat de stimulans voor de particuliere sector om kapitaal te injecteren gevrijwaard blijven en zo de lasten voor belastingbetalers tot een minimum beperkt worden” (19). De Griekse centrale bank was van mening dat alleen de vier grootste banken (Eurobank, National Bank of Greece, de bank en Alpha Bank) haalbare kapitaalverhogingsplannen indienden (20). In mei 2012 ontvingen zij een eerste herkapitalisatie van het HFSF.

(37)

De binnenlandse deposito’s bij banken in Griekenland namen tussen einde 2009 en juni 2012 in totaal met 37 % af als gevolg van de recessie en de politieke onzekerheid. Deze banken moesten een hogere rente betalen om te proberen hun deposito’s te behouden. De kosten van de deposito’s namen toe, zodat de netto rentemarge van de banken afnam. Aangezien Griekse banken waren afgesloten van wholesalefinancieringsmarkten, werden ze volledig afhankelijk van financiering via het Eurosysteem (21), waarvan een toenemend aandeel plaatsvond in door de staat gegarandeerde noodliquiditeitssteun („emergency liquidity assistance”, hierna „ELA”) die werd toegekend door de Griekse centrale bank.

(38)

Op 3 december 2012 startte Griekenland een terugkoopprogramma voor de nieuwe GGB’s die investeerders hadden ontvangen in het kader van het PSI-programma tegen prijzen die varieerden van 30,2 % tot 40,1 % van de nominale waarde (22). De Griekse banken namen deel aan dat terugkoopprogramma, hetgeen leidde tot verdere verliezen op hun balansen, aangezien het grootste gedeelte van het boekhoudkundige verlies (dat is het verschil tussen de marktwaarde en de nominale waarde) dat werd geboekt op deze nieuwe GGB’s ten tijde van het PSI-programma, definitief en onomkeerbaar werd (23).

(39)

In december 2012 ontvingen de vier grootste Griekse banken een tweede overbruggingsherkapitalisatie van het HFSF.

(40)

In het voorjaar van 2013 werd de overbruggingsherkapitalisatie van de vier banken omgezet in een permanente herkapitalisatie in normale aandelen, waarbij het HFSF meer dan 80 % van de aandelen van elk van de vier banken bezit. Voor de banken die in staat waren een vooraf vastgesteld bedrag aan particulier kapitaal aan te trekken (de bank, Alpha Bank en National Bank of Greece) ontving het HFSF aandelen zonder stemrecht en kregen particuliere investeerders warrants voor de aandelen van het HFSF.

(41)

In juli 2013 schakelde de Griekse centrale bank een adviseur in om een diagnostisch onderzoek uit te voeren naar de leningportfolio’s van alle Griekse banken. Deze adviseur heeft kredietverliesprognoses (hierna „CLP’s” genoemd) uitgevoerd voor alle binnenlandse leningportfolio’s van de Griekse banken, evenals voor leningen die Grieks risico bevatten in buitenlandse filialen en dochterondernemingen voor een periode van drieënhalf jaar en voor de looptijd van de lening. Bij de analyse werden CLP’s opgesteld overeenkomstig twee macro-economische scenario’s: een basisscenario en een negatief scenario. De CLP’s voor de buitenlandse leningportfolio’s werden geraamd door de Griekse centrale bank met enige input van de adviseur.

(42)

Op basis van de beoordeling van de CLP’s door de adviseur heeft de Griekse centrale bank in het najaar van 2013 een nieuwe stresstest uitgevoerd (hierna „de stresstest van 2013” genoemd) om de robuustheid te beoordelen van de kapitaalpositie van de Griekse banken bij zowel een basis- als een negatief scenario. De Griekse centrale bank heeft de beoordeling van de kapitaalbehoeften uitgevoerd met technische ondersteuning van een tweede adviseur.

(43)

De belangrijkste componenten van de kapitaalbehoeftebeoordeling op basis van de stresstest van 2013 waren i) de CLP’s (24) voor de leningportfolio’s van banken op geconsolideerde basis voor Grieks risico en buitenlands risico, exclusief bestaande leningreserveringen, en ii) de geraamde operationele winstgevendheid van banken voor de periode van juni 2013 tot december 2016, op basis van een conservatieve aanpassing van de herstructureringsplannen die waren ingediend bij de Griekse centrale bank tijdens het vierde kwartaal van 2013. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de berekening van de kapitaalbehoeften voor de belangrijkste Griekse banken op geconsolideerde basis overeenkomstig het basisscenario voor de stresstest van 2013.

Tabel 4

Stresstest van 2013: Kapitaalbehoeften van de Griekse banken op geconsolideerde basis overeenkomstig het basisscenario (miljoen EUR)

Banken

Referentie Core Tier 1 (juni 2013) (1)

Reserves voor leningsverliezen (juni 2013) (2)

CLP’s voor Grieks risico (3)

CLP’s voor buitenlands risico (25) (4)

Interne kapitaalgroei (5)

Stresstest Core Tier 1-ratio (december 2016) (6)

Kapitaalbehoeften (7)=(6)-(1)-(2)-(3)-(4)-(5)

NBG (26)

4 821

8 134

–8 745

–3 100

1 451

4 743

2 183

Eurobank (27)

2 228

7 000

–9 519

–1 628

2 106

3 133

2 945

Alpha

7 380

10 416

–14 720

–2 936

4 047

4 450

262

Piraeus

8 294

12 362

–16 132

–2 342

2 658

5 265

425

Bron:

Griekse centrale bank, 2013 Stress Test of the Greek Banking Sector, maart 2014, blz. 42.

(44)

Op 6 maart 2014 heeft de Griekse centrale bank de resultaten van de stresstest van 2013 bekendgemaakt en de banken verzocht om tegen medio april 2014 hun kapitaalverhogingsplannen in te dienen tot dekking van de kapitaalbehoeften overeenkomstig het basisscenario.

(45)

De banken hebben tussen eind maart 2014 en begin mei 2014 kapitaalverhogingen uitgevoerd.

2.1.2.   Begunstigde onderneming

(46)

De bank verstrekt universele bankdiensten voornamelijk in Griekenland en in Centraal-, Oost- en Zuidoost-Europa (Roemenië, Bulgarije, Servië, Albanië, Oekraïne en Cyprus) evenals in Egypte. De bank biedt een volledig scala aan bancaire en financiële producten en diensten aan huishoudens en ondernemingen. Zij is actief in retail, corporate en private banking, activabeheer, liquiditeit en investment banking. De bank is gevestigd in Griekenland en haar aandelen zijn genoteerd op de beurs van Athene. Op 30 december 2012 had de bank in totaal 18 597 werknemers (28).

(47)

De bank heeft deelgenomen aan het PSI-programma, waarbij GGB’s en overheidsgerelateerde leningen met een nominale waarde van 7,7 miljard EUR zijn omgeruild. De totale PSI-gerelateerde kosten bedragen ongeveer 5 911 miljoen EUR voor belastingen en zijn volledig geboekt in de rekeningen voor 2011 (29). Tijdens het terugkoopprogramma van december 2012 heeft de bank de nieuwe GGB’s verkocht die ze in het kader van het PSI-programma had ontvangen tegen een hoge korting op de nominale waarde. De verkoop leidde tot de verliezen op de nieuwe GGB’s.

(48)

De belangrijkste cijfers van de bank in december 2010, december 2011, december 2012 en december 2013 (geconsolideerde gegevens) zijn opgenomen in tabel 5.

Tabel 5

Belangrijkste cijfers van Piraeus Bank over 2010, 2011, 2012 en 2013

Winst en verlies

(miljoen EUR)

2010

2011

2012 (30)

2013 (*1)

Nettorentebaten

1 207

1 194

1 047

1 664

Totale operationele baten

1 510

1 245

1 921

2 205

Totale operationele uitgaven

(884)

(840)

(931)

(1 680 )

Inkomsten voor voorzieningen

625

405

989

525

Bijzondere waardevermindering ter dekking van kredietrisico

(611)

(1 973 )

(2 519 )

(2 536 )

Bijzondere waardevermindering voor GGB’s en leningen die in aanmerking komen voor het PSI-programma

 

(5 911 )

 

 

Negatieve goodwill

 

 

351

3 810

Nettowinst/-verlies

(21)

(6 618 )

(507)

2 546

Selectieve volumecijfers

(miljoen EUR)

31 december 2010

31 december 2011

31 december 2012 (*1)

31 december 2013 (*2)

Nettototaal leningen en voorschotten aan klanten

(netto)

40 150

35 634

44 613

62 366

Deposito’s

29 475

21 796

36 971

54 279

Totaal activa

57 561

49 352

70 408

92 010

Totaal eigen vermogen (30)

3 273

(1 940 )

(2 316 )

8 543

Bron:

Jaarverslagen van 2011 en 2012, jaarrekening van 2013.

(49)

Uit tabel 5 blijkt dat de bank, naast de enorme verliezen die zij in 2011 heeft geboekt als gevolg van het PSI-programma (5 911 miljoen EUR (31)), te lijden had onder een dalend inkomen (onder andere als gevolg van de hogere kosten voor deposito’s) en onder hoge en stijgende bijzondere waardeverminderingen van de leningsportfolio’s in Griekenland en het buitenland tot medio 2012. De liquiditeitspositie van de bank werd ernstig getroffen door het wegvloeien van deposito’s. Deze situatie verbeterde enigszins nadat de bank in juli 2012 begon met haar overnames.

(50)

Bij de stresstest van 2013 raamde de Griekse centrale bank de kapitaalbehoeften van de bank op 465 miljoen EUR voor het basisscenario.

(51)

In maart 2014 voerde de bank een kapitaalverhoging uit van 1 752 miljoen EUR ter dekking van de in overweging 50 genoemde kapitaalbehoeften en tot terugbetaling van de 940 miljoen EUR aan preferente aandelen die Griekenland in zijn bezit had (32). In tegenstelling tot de kapitaalverhoging van Eurobank in april 2014, heeft het HFSF de bank geen toezegging gedaan om kapitaal te injecteren in het kader van de kapitaalverhoging in geval van onvoldoende particuliere vraag. De kapitaalverhoging van de bank is bereikt door middel van een aandelenaanbod zonder voorkeursrecht (dat wil zeggen een kapitaalverhoging waarbij de voorkeursrechten van de aandeelhouders zijn geannuleerd) aan internationale investeerders en door middel van een openbaar aanbod in Griekenland. De inschrijfkoers werd vastgesteld op 1,7 EUR per aandeel.

(52)

Na de kapitaalverhoging kondigde de bank op 22 mei 2014 aan dat zij de preferente aandelen had afgelost aan Griekenland voor een totaalbedrag van 750 miljoen EUR (33).

2.2.   DE OVERNAME VAN GRIEKSE BANKACTIVITEITEN DOOR DE BANK

2.2.1.   Overname van ATE

(53)

ATE is in 1929 door Griekenland opgericht als non-profitorganisatie. Tot het begin van de jaren 1990 was ATE een gespecialiseerde financiële instelling die de ontwikkeling van de landbouwsector ondersteunde namens de Griekse staat. In 2000 werd de onderneming genoteerd op de beurs van Athene. Op 14 november 2011 was Griekenland de belangrijkste aandeelhouder van ATE met een aandeel van 89,9 %.

(54)

ATE was actief in alle bankactiviteiten, zowel voor de detailhandel als voor bedrijven, bood financiële diensten zoals verzekerings- en leaseactiviteiten aan en verwierf grote deelnemingen in bedrijven die actief waren in niet-financiële sectoren, waaronder de suikerproductie-industrie en de zuivelproductie-industrie.

(55)

In juli 2012 bood ATE haar diensten aan via haar netwerk van 468 filialen en had zij 5 024 mensen in dienst. In juli 2012 bedroegen de totale deposito’s 14,9 miljard EUR bij een totale waarde van de activa van 21,8 miljard EUR (34).

(56)

ATE heeft sinds 2006 ook diensten buiten Griekenland aangeboden met een belang van 74 % in ATE Bank Romania en een belang van 20,3 % in het algemeen aandelenkapitaal en 25 % van de preferente aandelen in AIKBank Serbia.

(57)

De moeilijkheden van ATE ontstonden vóór de Griekse crisis voornamelijk als gevolg van slechte activa en traditioneel lage winstgevendheid voor waardevermindering. Bovendien had de Griekse crisis voor alle Griekse banken, waaronder ATE, op twee manieren gevolgen: i) Griekenland verloor de toegang tot de internationale schuldenmarkten en dit had ernstige gevolgen voor de liquiditeitspositie van Griekse banken en ii) de kwaliteit van de activa nam af en waardeverminderingen namen toe.

(58)

In april 2011 heeft Griekenland 1 445 miljoen EUR geïnjecteerd in ATE (inclusief 675 miljoen EUR die aanvankelijk was toegekend overeenkomstig de Griekse herkapitalisatiemaatregel). Daarnaast heeft ATE liquiditeitssteun ontvangen ten bedrage van 6 103 miljoen EUR. De Commissie heeft deze maatregelen goedgekeurd in het ATE-herstructureringsbesluit.

(59)

Desalniettemin verslechterde de kapitaalsituatie van ATE in de tweede helft van 2011 voornamelijk als gevolg van haar deelname aan het PSI-programma. Zoals weergegeven in tabel 2, bedroegen de totale PSI-gerelateerde kosten ongeveer 4 329 miljoen EUR voor belastingen en deze zijn volledig geboekt in de rekeningen voor 2011. Zoals weergegeven in tabel 3, werden de kapitaalbehoeften van de overgedragen ATE-activiteiten geraamd op 4 920 miljoen EUR.

(60)

Op 22 maart 2012 diende Griekenland bij de Griekse centrale bank een verslag in waarin de afwikkeling van ATE werd voorgesteld door middel van een zogenoemde „Purchase and Assumption”-procedure met betrekking tot de overgedragen ATE-activiteiten, terwijl de resterende activa en passiva zouden worden afgewikkeld via een zogenoemde „bad bank”. De bank en een andere grote Griekse bank dienden niet-bindende offertes in bij het HFSF. Op 26 juli 2012 keurde de raad van bestuur van het HFSF het bod van de bank goed.

(61)

Op 27 juli 2012 ging de Griekse centrale bank over tot de overdracht van de overgedragen ATE-activiteiten aan de bank (35).

(62)

Aangezien de overgedragen ATE-activiteiten minder activa tegen reële waarde dan passiva bevatten, moest het HFSF, overeenkomstig het besluit van de Griekse centrale bank van 28 januari 2013, het verschil tussen de overgedragen activa en de overgedragen passiva, dat wil zeggen het financieringstekort, aanvullen. De Griekse centrale bank concludeerde, op basis van de gecontroleerde cijfers, dat het financieringstekort 7 471 miljoen EUR zou bedragen en het HFSF kende de bank obligaties van de Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (hierna „EFSF-obligaties” genoemd) toe ter waarde van 7 471 miljoen EUR.

(63)

Daarnaast zegde het HFSF toe kapitaal aan de bank te verstrekken zodat de overgedragen ATE-activiteiten tot 9 % konden worden gekapitaliseerd. Dit bedrag was aanvankelijk geraamd op 500 miljoen EUR, maar het uiteindelijke bedrag werd vastgesteld op 570 miljoen EUR. Het HFSF injecteerde het uiteindelijke bedrag in de bank tegen normale aandelen in het kader van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013.

(64)

De bank verkreeg de overgedragen ATE-activiteiten voor een aankoopprijs van 95 miljoen EUR.

2.2.2.   Overname van Geniki

(65)

Geniki is opgericht in 1937. Geniki verstrekte financiële diensten in de sectoren retail banking, corporate banking en kapitaalmarktdiensten. In 2004 nam Société Générale het merendeel van de aandelen van Geniki over. Op 31 december 2012 had Geniki 104 filialen en had zij 1 391 werknemers (36). De totale activa bedroegen 2,6 miljard EUR, de totale netto leningen 1,9 miljard EUR en deposito’s ongeveer 2 miljard EUR (37).

(66)

De Griekse crisis had een zeer negatieve invloed op de prestaties van de bankensector. Bovendien leidde de deelname van Griekse banken aan het PSI-programma tot een snelle verslechtering van hun kapitaalstructuur. Zoals weergegeven in tabel 2, bedroegen de totale PSI-gerelateerde kosten van Geniki ongeveer 292 miljoen EUR voor belastingen en deze zijn volledig geboekt in de rekeningen voor 2011. Zoals weergegeven in tabel 3, werden de kapitaalbehoeften van Geniki geraamd op 281 miljoen EUR en deze werden berekend op basis van een stresstest die werd uitgevoerd door de Griekse centrale bank.

(67)

In juni 2012 benaderde Société Générale alle vier grote Griekse banken in een poging om Geniki te verkopen. De bank was als enige geïnteresseerd in de overname van Geniki.

(68)

De onderhandelingen tussen Société Générale en de bank over de verkoop van Geniki leidden op 19 oktober 2012 tot een officiële overeenkomst volgens welke: i) het belang van 99,08 % dat Société Générale in Geniki aanhield, door deze laatste zou worden verkocht en door de bank zou worden gekocht, en ii) 100 % van de voorschotten op het aandelenkapitaal van Geniki die Société Générale heeft gesloten en in de toekomst zou sluiten, door deze laatste zou worden aangewezen en overgedragen, en door de bank zou worden overgenomen. Société Générale stemde uiteindelijk in met een voorschotbetaling van ongeveer 290miljoen EUR aan Geniki en met de inschrijving op een door de bank uitgegeven obligatie voor een bedrag van ongeveer 170 miljoen EUR. De bank nam Geniki vervolgens over voor 1 miljoen EUR.

(69)

De bank kondigde op 14 december 2012 aan dat de overname van het aandeel van Société Générale in Geniki was voltooid.

2.2.3.   Overname van de Griekse activiteiten van de drie Cypriotische banken

(70)

De Bank of Cyprus, de Cyprus Popular Bank en de Hellenic Bank zijn respectievelijk in 1899, 1901 en 1976 opgericht.

(71)

Na de buitengewone Eurogroep-vergadering van 15 maart 2013 werd overeenstemming bereikt over de belangrijkste parameters van een zogenoemd „bailout”-plan voor Cyprus door de Europese Unie, het IMF en de ECB. De Griekse raad voor systemische stabiliteit (hierna „HSSB” genoemd) stelde unaniem voor de Griekse activa en passiva van de filialen van de drie Cypriotische banken in Griekenland over te dragen aan een bestaande Griekse bank. De HSSB verklaarde in het bijzonder dat „de […] (*3) overeenkomst de depositohouders van de Griekse filialen [van de drie Cypriotische banken] volledig veilig stelt, het Griekse openbaar belang en de financiële stabiliteit beschermt en geen belasting vormt voor de staatsschuld van Griekenland”.

(72)

De Griekse centrale bank werd aangesteld om de potentiële interesse van Griekse banken te verkennen en riep in dit kader op tot een indiening van blijken van belangstelling. Daarnaast stemde het HFSF ermee te voorzien in de kapitaalbehoeften (van de overnemer) die zouden voortvloeien uit de overname van de Griekse filialen van de drie Cypriotische banken.

(73)

In tabel 6 worden de activa en passiva van de drie Cypriotische banken weergegeven die uiteindelijk zijn overgedragen aan de bank (hierna „de overgedragen Cypriotische activiteiten” genoemd).

Tabel 6

Overgedragen activiteiten van de drie Cypriotische banken

 

Overgedragen activiteiten

Activa

Alle Griekse leningen, inclusief leasing en factoring

Scheepvaartfinanciering en andere leningen afkomstig uit en beheerd in Griekenland en geboekt in het Cypriotische leningportfolio

Vaste activa (exclusief uitgestelde belastingvorderingen)

Passiva

Alle in Griekenland aangetrokken deposito’s van de drie Cypriotische banken

Bron:

Voorwaardenlijst, Carve out and sale of the Greek assets of Cypriot banks, 10 april 2013.

(74)

De aan de bank overgedragen activa beliepen ongeveer 18,9 miljard EUR en de passiva bedroegen ongeveer 15 miljard EUR. De partijen bij de transactie stemden er echter mee in rekening te houden met de verliezen die werden voorspeld in het Pimco-verslag voor de banken in Cyprus, op basis van een negatief scenario (38). Volgens het Pimco-verslag zou de waarde van de activa die aan de bank zouden worden overgedragen, ongeveer 16,5 miljard EUR belopen. De overgedragen passiva bedroegen ongeveer 14,5 miljard EUR.

(75)

Op 21 en 22 maart 2013 dienden slechts drie banken, waaronder de bank, een niet-bindend bod in.

(76)

Op 22 maart 2013 verleende het HFSF aan de bank toestemming voor de overname van de Griekse activiteiten van de drie Cypriotische banken. De totale door de bank betaalde tegenprestatie voor de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten bedroeg 524 miljoen EUR. Er werd in het bijzonder overeengekomen dat de bank 237 miljoen EUR voor de overname van de overgedragen activiteiten van de Bank of Cyprus zou betalen, 258 miljoen EUR voor de overname van de overgedragen activiteiten van de Cyprus Popular Bank en 29 miljoen EUR voor de overname van de overgedragen activiteiten van de Hellenic Bank.

(77)

In juni 2013 injecteerde het HFSF in het kader van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 (39) 524 miljoen EUR aan kapitaal in de bank ter dekking van de door de bank betaalde aankoopprijs.

2.2.4.   Overname van MBG

(78)

MBG is opgericht in 2000. Op 31 december 2012 had MBG 119 filialen en had zij 1 174 werknemers (40).

(79)

Op 22 april 2013 tekende de bank een definitieve overeenkomst met BCP met betrekking tot de overname van het gehele aandelenkapitaal van MBG en de deelname van BCP aan een aanstaande kapitaalverhoging van de bank.

(80)

Op grond van die overeenkomst zou BCP 400 miljoen EUR bijdragen aan de regulerende herkapitalisatie van MBG (waarvan 139 miljoen EUR reeds door BCP was bijgedragen in december 2012) door middel van de conversie van achtergestelde en preferente kredieten van BCP aan MBG in actief vermogen. Bovendien zou alle financiering die BCP in het verleden aan MBG had verstrekt, in twee tranches worden terugbetaald aan BCP: 650 miljoen EUR zou op de datum van sluiting van de transactie worden betaald en een bedrag van ongeveer 250 miljoen EUR zou binnen zes maanden na het sluiten van de transactie worden betaald. Tot slot zou BCP met 400 miljoen EUR bijdragen aan de herkapitalisatie van de bank door een onderhandse plaatsing met uitsluiting van voorkeursrechten. De bank zou dan de volledig geherkapitaliseerde MBG overnemen voor 1 miljoen EUR.

(81)

Op 19 juni 2013 kondigde de bank aan dat de overname van MBG was voltooid.

2.2.5.   Overzicht van de gecombineerde effecten van de overnames

(82)

In tabel 7 wordt een overzicht weergegeven van het effect van de opeenvolgende overnames op de grootte en de vorm van de bank in Griekenland (geen van de overgenomen entiteiten bevatte buitenlandse activa, met uitzondering van de overgedragen ATE-activiteiten die een kleine hoeveelheid Roemeense activa bevatten). Als gevolg van deze overnames heeft de bank nu het grootste marktaandeel op de Griekse deposito- en leningenmarkt.

Tabel 7

Effect van de opeenvolgende overnames op de grootte van Piraeus in Griekenland

31.12.2012

Alleen Griekenland

Piraeus als alleenstaande bank

ATE

Geniki

Cypriotische banken

MBG

NIEUWE GROEP

Brutoleningen

27 727

12 200

3 308

24 194

4 710

72 138

onderdeel van de nieuwe groep

38  %

17  %

5  %

34  %

7  %

100  %

Nettoleningen

24 811

11 527

1 909

19 481

4 236

61 964

onderdeel van de nieuwe groep

40  %

19  %

3  %

31  %

7  %

100  %

Deposito’s

15 412

14 986

2 014

14 427

2 912

49 752

onderdeel van de nieuwe groep

31  %

30  %

4  %

29  %

6  %

100  %

Werknemers

5 926

5 019

1 420

5 268

1 186

18 819

onderdeel van de nieuwe groep

31  %

27  %

8  %

28  %

6  %

100  %

Filialen

325

460

104

307

120

1 316

onderdeel van de nieuwe groep

25  %

35  %

8  %

23  %

9  %

100  %

Bron:

Gegevens ingediend op 10 juni 2014 door Piraeus Bank.

2.3.   STEUNMAATREGELEN

2.3.1.   Aan de bank verleende steunmaatregelen overeenkomstig de Griekse steunregeling voor banken (maatregelen L1 en A)

(83)

De bank heeft verschillende vormen van steun gekregen op grond van de Griekse steunregeling voor banken, overeenkomstig de herkapitalisatiemaatregel, de garantiemaatregel en de maatregel voor staatsobligatieleningen.

2.3.1.1.   Liquiditeitssteun op grond van de garantiemaatregel en de maatregel voor staatsobligatieleningen (maatregel L1)

(84)

De bank heeft geprofiteerd en profiteert nog steeds van steun op grond van de garantiemaatregel en de maatregel voor staatsobligatieleningen. Deze steun wordt in dit besluit omschreven als „maatregel L1”. In 2010 heeft de bank obligaties uitgegeven die door de staat werden gegarandeerd voor een totaal van 9,9 miljard EUR. Griekenland heeft de bank ook 1 289 miljoen EUR aan staatsobligaties geleend. Eind maart 2014 bedroeg het uitstaande bedrag aan staatsobligaties nog 1 024 miljoen EUR (41).

(85)

In het herstructureringsplan voor de bank, dat de Griekse autoriteiten op 25 juni 2014 bij de Commissie hebben ingediend, verzochten deze om toestemming om de bank tijdens de herstructureringsperiode garanties en staatsobligaties te blijven verstrekken op grond van de Griekse steunregeling, mocht de noodzaak van een dergelijke liquiditeitssteun zich voordoen, al wordt dat niet verwacht.

2.3.1.2.   Herkapitalisatie door de staat, toegekend op grond van de herkapitalisatiemaatregel (maatregel A)

(86)

In mei 2009 en december 2011 ontving de bank op grond van de herkapitalisatiemaatregel van de Griekse steunregeling voor banken kapitaalinjecties van Griekenland ten belope van respectievelijk 370 miljoen EUR en 380 miljoen EUR, zijnde een totaal van 750 miljoen EUR (maatregel A), gelijk aan ongeveer 2,1 % van de risicogewogen activa (hierna „RWA” genoemd) (42) van de bank op dat moment.

(87)

De herkapitalisatie vond plaats in de vorm van preferente aandelen waarop Griekenland zich had ingeschreven met een coupon van 10 % en een looptijd van vijf jaar.

(88)

De bank heeft de preferente aandelen op 22 mei 2014 afgelost, zoals beschreven in overweging 52.

2.3.2.   Door de staat gegarandeerde ELA (maatregel L2)

(89)

ELA is een uitzonderlijke maatregel die een solvente financiële instelling, die geconfronteerd wordt met tijdelijke liquiditeitsproblemen, in staat stelt om financiering onder het Eurosysteem te verkrijgen, zonder dat een dergelijke activiteit onderdeel uitmaakt van het gemeenschappelijk monetair beleid. De rente die door een financiële instelling voor ELA wordt betaald is […] basispunten (hierna „bp” genoemd) hoger dan de rente die deze betaalt voor reguliere herfinanciering door de centrale bank.

(90)

De Griekse centrale bank is verantwoordelijk voor het ELA-programma, wat betekent dat de kosten en de risico’s die voortvloeien uit het verstrekken van ELA, door de Griekse centrale bank worden gedragen (43). Griekenland heeft de Griekse centrale bank een overheidsgarantie toegekend die van toepassing is op het volledige ELA-bedrag dat door de Griekse centrale bank wordt verstrekt. Door de goedkeuring van artikel 50, lid 7, van wet 3943/2011, waarmee artikel 65, lid 1, van wet 2362/1995 werd gewijzigd, kon de minister van Financiën namens de staat garanties verstrekken aan de Griekse centrale bank om zo de vorderingen van de Griekse centrale bank tegen kredietinstellingen veilig te stellen. Banken die van ELA profiteren, moeten de staat een garantievergoeding betalen ter hoogte van […] bp.

(91)

Op 31 december 2011 had de bank 11,64 miljard EUR door de staat gegarandeerde ELA ontvangen en op 31 december 2012 had de bank 31,4 miljard EUR door de staat gegarandeerde ELA ontvangen (44). Na een scherpe daling in 2013, beschikte de bank aan het einde van dat jaar slechts over 750 miljoen EUR door de staat gegarandeerde ELA.

2.3.3.   Aan de bank verleende steunmaatregelen via het HFSF (maatregelen B1, B2, B3 en B4)

(92)

De bank heeft sinds 2012 geprofiteerd van meerdere kapitaalondersteuningsmaatregelen van het HFSF. Tabel 8 bevat een overzicht van deze steunmaatregelen.

Tabel 8

Aan de bank verleende steunmaatregelen via het HFSF

 

1e overbruggings-herkapitalisatie — mei 2012

(miljoen EUR)

2e overbruggings-herkapitalisatie — dec. 2012

(miljoen EUR)

Committerings-brief — dec. 2012

(miljoen EUR)

Deelname in de herkapitalisatie van mei 2013

(miljoen EUR) (45)

Maatregel

B1

B2

B3

B4

Bedrag

(miljoen EUR)

4 700

1 553

1 082

5 891

2.3.3.1.   De eerste overbruggingsherkapitalisatie (maatregel B1)

(93)

In de overwegingen 14 tot en met 33 van het inleidingsbesluit betreffende Piraeus wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van de eerste overbruggingsherkapitalisatie in mei 2012 (maatregel B1). De achtergrond en de belangrijkste functies van die maatregel worden hierna beschreven.

(94)

Op 20 april 2012 zond het HFSF een brief aan de bank waarin het toezegde deel te nemen aan een geplande kapitaalverhoging van de bank voor een bedrag van maximaal 5 miljard EUR.

(95)

Overeenkomstig maatregel B1 heeft het HFSF in mei 2012 4,7 miljard EUR aan EFSF-obligaties overgemaakt naar de bank, overeenkomstig de bepalingen voor overbruggingsherkapitalisaties die zijn vastgesteld in wet 3864/2010 tot oprichting van het HFSF (hierna „de HFSF-wet” genoemd). In overweging 53 van het inleidingsbesluit betreffende Piraeus stelde de Commissie vast dat „[d]e op 28 mei 2012 gefinaliseerde overbruggingsherkapitalisatie de uitvoering vormt van de verplichting die in de committeringsbrief is aangegaan en derhalve een voortzetting van dezelfde steun”. De bedragen die zijn verstrekt in zowel de committeringsbrief als in de eerste overbruggingsherkapitalisatie, zijn berekend door de Griekse centrale bank om te verzekeren dat de bank een totaal kapitaalratio van 8 % bereikte per 31 december 2011, de datum van de boeking met terugwerkende kracht in de verslagen van de bank. Zoals blijkt uit tabel 3, dekte maatregel B1 slechts een deel van de in de stresstest van 2012 geïdentificeerde totale kapitaalbehoeften. De bank werd geacht kapitaal op te halen door middel van een toekomstige kapitaalverhoging en de overbruggingsherkapitalisatie was uitsluitend bestemd om ervoor te zorgen dat de bank in aanmerking kwam voor ECB-financiering totdat die kapitaalverhoging had plaatsgevonden.

(96)

Voor de periode tussen de datum van de eerste overbruggingsherkapitalisatie en de datum van de conversie van de eerste overbruggingsherkapitalisatie in normale aandelen en andere converteerbare financiële instrumenten werd in de tussen de bank en het HFSF overeengekomen pre-inschrijvingsovereenkomst bepaalde dat de bank het HFSF een jaarlijkse vergoeding van 1 % van de nominale waarde van de EFSF-obligaties moest betalen en dat eventuele couponbetalingen en lopende rente op de EFSF-obligaties voor die periode zouden tellen als een aanvullende kapitaalbijdrage door het HFSF aan de bank (46).

2.3.3.2.   De tweede overbruggingsherkapitalisatie (maatregel B2)

(97)

In het najaar van 2012 boekte de bank verdere verliezen. Het kapitaal van de bank viel daarom weer onder de minimale kapitaalvereisten om in aanmerking te kunnen blijven komen voor ECB-financiering.

(98)

Als gevolg hiervan werd een tweede overbruggingsherkapitalisatie noodzakelijk. Op 20 december 2012 implementeerde het HFSF een tweede overbruggingsherkapitalisatie van 1 553 miljoen EUR (maatregel B2), die opnieuw werd betaald door de overdracht van EFSF-obligaties aan de bank.

2.3.3.3.   De committeringsbrief van 20 december 2012 (maatregel B3)

(99)

In aanvulling op de tweede overbruggingsherkapitalisatie heeft het HFSF op 20 december 2012 aan de bank een committeringsbrief gezonden voor zijn deelname in de verhoging van het aandelenkapitaal van de bank en in de uit te geven converteerbare kapitaalinstrumenten voor een totaalbedrag van maximaal 1 082 miljoen EUR (maatregel B3).

(100)

Het totaal van de twee overbruggingsherkapitalisaties (maatregelen B1 en B2) en van het aanvullende bedrag dat is toegezegd in december 2012 (maatregel B3), hield in dat het HFSF zich had gecommitteerd tot het dekken van de totale kapitaalbehoeften die waren geïdentificeerd tijdens de stresstest van 2012 (7 335 miljoen EUR (47)).

2.3.3.4.   Participatie van het HFSF in de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 (maatregel B4) en gedeeltelijke terugbetaling van maatregelen B1 en B2

(101)

Op 23 april 2013 keurde de algemene aandeelhoudersvergadering van de bank een verhoging van het aandelenkapitaal met 8 429 miljoen EUR (48) goed. Het bedrag was berekend als de som van:

i)

7 335 miljoen EUR ter dekking van de kapitaalbehoeften die waren geïdentificeerd tijdens de stresstest van 2012; van dat bedrag schreef het HFSF zich in voor 5 891 miljoen EUR (maatregel B4) en schreven particuliere investeerders zich in voor 1 444 miljoen EUR;

ii)

570 miljoen EUR geïnjecteerd door het HFSF om te voldoen aan de wettelijke kapitaalvereisten die voortvloeiden uit de overgenomen activiteiten van ATE Bank, zoals toegezegd in juli 2012; deze maatregel is door de Commissie beoordeeld in het ATE-liquidatiebesluit, waarin werd geconcludeerd dat het geen steun aan de bank vormde;

iii)

524 miljoen EUR, geïnjecteerd door het HFSF om te voldoen aan de kapitaalbehoeften die voortvloeiden uit de betaling van de aankoopprijs voor de Griekse activiteiten van de drie Cypriotische banken; dit deel van de kapitaalverhoging vormt maatregel C (49).

(102)

De prijs van de nieuwe aandelen werd vastgesteld op 1,70 EUR per aandeel, wat overeenkomt met 50 % van de volumegewogen gemiddelde aandelenprijs over de 50 handelsdagen voorafgaand aan de vaststelling.

(103)

Op 3 juni 2013 kondigde de raad van bestuur van de bank de uitgifte aan van 3 888 268 914 nieuwe aandelen met een nominale waarde van 0,30 EUR tegen een prijs van 1,70 EUR per aandeel (50). Op 28 juni 2013 (51) kondigde de bank aan dat de raad van bestuur de volledige betaling van de totale kapitaalverhoging in aandelen had gecertificeerd voor een bedrag van 8 429 miljoen EUR, inclusief premiebedragen.

(104)

De totale particuliere participatie in de verhoging van het aandelenkapitaal van de bank bedroeg 1 444 miljoen EUR (52). Dat bedrag is inclusief de participatie van BCP, zoals beschreven in overweging 80.

(105)

De participatie van het HFSF in de verhoging van het aandelenkapitaal van de bank bedroeg derhalve 6 985 miljoen EUR.

(106)

Direct na de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 werd het HFSF de grootste aandeelhouder in de bank met een aandeel van 81 % (53). Het HFSF gaf warrants uit en verstrekte particuliere investeerders één warrant voor elk aandeel waarop was ingeschreven, zonder tegenprestatie (54). Elke warrant omvatte het recht om 4,48 aandelen te kopen van het HFSF, met een bepaalde regelmaat en tegen uitoefenprijzen. De eerste vervaldatum was 2 januari 2014 en vanaf dat moment vervallen de warrants elke zes maanden tot en met 2 januari 2018. De uitoefenprijs is gelijk aan de inschrijfprijs van 1,70 EUR vermeerderd met een jaarlijkse rente (4 % voor jaar één, 5 % voor jaar twee, 6 % voor jaar drie, 7 % voor jaar vier en vervolgens 8 % geannualiseerd voor de laatste zes maanden) (55).

(107)

De HFSF-wet, zoals gewijzigd in 2014, voorziet erin dat alleen de uitoefenprijzen van de warrants mogen worden aangepast in geval van rechtenuitgifte. Daarnaast vindt een dergelijke aanpassing pas plaats na afloop en uitsluitend tot het bedrag van de gerealiseerde opbrengsten van de verkoop van de voorkeursrechten van het HFSF. Er is niet voorzien in een aanpassing in geval van een verhoging van het aandelenkapitaal zonder voorkeursrechten.

2.3.4.   Steunmaatregelen aan de overgenomen ondernemingen (maatregel C)

2.3.4.1.   Steunmaatregelen aan ATE

(108)

Zoals vermeld in overweging 58, had ATE ten tijde van het ATE-herstructureringsbesluit reeds steunmaatregelen ontvangen.

(109)

Griekenland heeft in december 2011 290 miljoen EUR geïnjecteerd in ATE.

(110)

Bij de afwikkeling op 27 juli 2012, zoals beschreven in de overwegingen 62 en 63, was ook sprake van aanvullende steun van de overheid. Het HFSF verleende de bank EFSF-obligaties ter waarde van 7 471 miljoen EUR als dekking van het financieringstekort. Het HFSF deed ook een toezegging om de bank te herkapitaliseren voor een bedrag van 570 miljoen EUR.

(111)

De totale steun in verband met de zogenoemde „Purchase and Assumption”-procedure beloopt 8 041 miljoen EUR.

2.3.4.2.   Steunmaatregelen aan de Griekse activiteiten van de drie Cypriotische banken (maatregel C)

(112)

Zoals reeds vermeld in de overwegingen 77 en 101, verstrekte het HFSF ten tijde van de overname van de Griekse activiteiten van de drie Cypriotische banken een toezegging voor 524 miljoen EUR aan kapitaal aan de bank (maatregel C). Deze toezegging is in juni 2013 uitgevoerd (56).

2.4.   HET HERSTRUCTURERINGSPLAN

2.4.1.   Binnenlandse activiteiten

(113)

Op basis van het herstructureringsplan zal de bank zich richten op haar kernactiviteiten als bank in Griekenland.

(114)

De belangrijkste doelstelling is het weer winstgevend en levensvatbaar maken van de Griekse bankactiviteiten. Hiervoor bevat het herstructureringsplan een aantal maatregelen die zijn gericht op het verbeteren van de operationele efficiëntie en de netto-rentemarge van de bank, evenals maatregelen die de kapitaalpositie en balansindeling verbeteren.

(115)

Met betrekking tot de operationele efficiëntie is de bank al begonnen met een uitgebreid rationaliseringsprogramma.

(116)

Van 31 december 2011 tot 31 december 2013 heeft de bank haar fysieke aanwezigheid in Griekenland teruggebracht met in totaal 322 filialen, rekening houdend met de herstructurering van de overgenomen entiteiten na de overnamedatum. De bank heeft dit ritme in 2014 voortgezet, met reeds […] voltooide sluitingen in het eerste semester.

Tabel 9

Herstructurering van het Griekse filialennetwerk 2010 — H1 2014

Periode

2011

2012

2013

H1 2014

Totaal aantal filialen aan het begin van de periode of op de datum van de overname

360

918

1 316

1 037

Waarvan Piraeus

[…]

[…]

[…]

[…]

ATE

[…]

[…]

Geniki

[…]

[…]

Cypriotische filialen

[…]

[…]

[…]

MBG

[…]

[…]

[…]

Totaal aan het einde van de periode

346

889

1 037

899

Totaal aantal filiaalsluitingen tijdens de periode

14

29

279

138

Bron:

Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 40 en 125, jaarverslagen van 2011 en 2012.

(117)

De bank heeft in de periode 2011-2013 ook het totale personeelsbestand van de bank- en niet-bankactiviteiten in Griekenland teruggebracht met 2 519 werknemers. In het bijzonder waren 2 114 vertrokken werknemers toe te schrijven aan de vrijwillige vertrekregeling die de bank heeft uitgevoerd.

Tabel 10

Vermindering van het Griekse personeelsbestand 2010-2013

Periode

2011

2012

2013

Totaal aantal werknemers aan het begin van de periode of op de datum van de overname

6 370

12 616

18 628

Waarvan Piraeus

[…]

[…]

[…]

ATE

[…]

[…]

Geniki

[…]

[…]

Cypriotische filialen

[…]

[…]

[…]

MBG

[…]

[…]

[…]

Totaal aan het einde van de periode

6 172

12 365

16 558

Vermindering van het personeelsbestand

198

251

2 070

Bron:

Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 40 en 125, jaarverslagen van 2011 en 2012.

(118)

Van december 2013 tot eind 2017 is de bank voornemens om in Griekenland het personeelsbestand verder te verminderen (van 16 558 naar […] werknemers) en de grootte van haar netwerk terug te brengen (van 1 037 naar […] filialen) (57) […].

(119)

De verhoogde efficiëntie met betrekking tot filialen en personeel helpt bij het verminderen van de totale kosten van de Griekse activiteiten van de bank met […] %, van 1 394 miljoen EUR op pro-formabasis in 2013 tot […] miljoen EUR (58) in 2017 (59). Als gevolg hiervan komt de kosten/inkomstenverhouding van de Griekse activiteiten aan het einde van de herstructureringsperiode uit op minder dan […] %.

(120)

In het herstructureringsplan wordt ook beschreven hoe de bank haar financieringskosten zal verminderen, hetgeen de sleutel vormt tot het herstel van de levensvatbaarheid. De bank verwacht lagere rente te kunnen betalen over haar deposito’s op grond van de stabielere omgeving en in het bijzonder de verwachte stabilisatie en het herstel van de Griekse economie, waarvoor vanaf 2014 een groei wordt verwacht. Het is de verwachting dat voor deposito’s betaalde spreads in Griekenland zullen afnemen (60). Deze afname in spreads wordt voornamelijk bereikt door veel lagere rente uit te keren over termijndeposito’s. Op soortgelijke wijze neemt de afhankelijkheid van de bank van ELA en bredere Eurosysteem-financiering af van meer dan 45 % van het totaal aan activa in 2012 tot minder dan […] % in 2017 (61).

(121)

In het herstructureringsplan wordt er ook van uitgegaan dat de bank haar balans zal verbeteren. De nettoratio kredieten/deposito’s in Griekenland neemt af tot […] % in 2017 (een daling vanaf 114 % in 2013 (62)), terwijl de kapitaaltoereikendheid verder verbetert.

(122)

Een andere prioriteit van de bank is het beheer van oninbare leningen („non-performing loans, hierna NPL”). De bank verbetert haar kredietprocessen met betrekking tot zowel de oorsprong van leningen (betere zekerheidsdekking en verlaagde limieten) en het beheer van NPL. Het NPL-percentage komt in de buurt van […] % in […] en neemt vervolgens af, naar verwachting tot ongeveer […] % aan het einde van de herstructureringsperiode (63). De kosten voor risico (waardeverminderingen door kredietverliezen) nemen verder af van bijna 2 miljard EUR in 2013 tot minder dan […] miljoen EUR in 2018 (64).

(123)

De verbetering van de operationele efficiëntie, de verhoging van de netto-rentemarge en de afnemende kosten voor risico stellen de bank in staat om in Griekenland vanaf […] winstgevend te zijn. De bank verwacht dat haar winst in 2018 meer dan […] miljard EUR zal bedragen voor de binnenlandse activiteiten.

2.4.2.   Internationale bankactiviteiten

(124)

Om de winstgevendheid van haar buitenlandse activiteiten te verbeteren, is de bank reeds begonnen met de uitvoering van een aanzienlijk kostenbesparingsprogramma in het internationale netwerk. Tussen eind 2011 en maart 2014 nam het aantal werknemers af met 10 % van 6 634 tot 5 948 en het aantal filialen met 18 % van 499 tot 410 (65). De structuur van haar internationale portfolio is ook vereenvoudigd om zo de kostenbasis te verminderen (66).

(125)

In het herstructureringsplan wordt de noodzaak benadrukt om de afhankelijkheid van de buitenlandse dochterondernemingen van het Griekse moederbedrijf te verminderen met betrekking tot hun financieringsbehoeften en om de kapitaalpositie van de bank te blijven beschermen.

(126)

De bank heeft in september 2012 haar Amerikaanse dochteronderneming verkocht, waarmee ongeveer 0,7 miljard EUR aan activa (13 filialen en 158 werknemers) gemoeid was.

(127)

De bank verlaagt haar risicopositie van haar buitenlandse activa eind juni 2018 tot […] miljard EUR. Dit vormt een vermindering met […] % (67) ten opzichte van eind 2012 (68).

(128)

De vermindering van de buitenlandse activa is iets minder: tot […] miljard EUR, indien […] (69). In dat geval bedraagt de totale vermindering in buitenlandse activa […] % in vergelijking met eind 2012.

(129)

In plaats van te voldoen aan het voornoemde maximale totaal aan activa eind juni 2018, kan de bank ook besluiten […] af te stoten (70). In dat geval vertegenwoordigen de behouden activiteiten niet meer dan […] % van het totaal aan buitenlandse activiteiten van de bank aan het eind van 2012.

(130)

De bank vermindert haar totale financiering aan buitenlandse dochterondernemingen.

2.4.3.   Bijeenbrengen van particulier kapitaal en bijdragen van bestaande aandeelhouders en achtergestelde crediteuren

(131)

De bank heeft aanzienlijke bedragen aan kapitaal op de markt opgehaald en daarmee de staatssteun verminderd die de bank nodig had.

(132)

De bank heeft in 2011 enig particulier kapitaal opgehaald door rechten uit te geven ter waarde van 807 miljoen EUR (71). Zoals vermeld in overweging 104, was de bank ook in staat kapitaal bijeen te brengen via particuliere investeerders door middel van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013. De reeds bestaande aandeelhouders waren ook flink verwaterd door de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013, aangezien het HFSF na de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 81  % van de aandelen van de bank in zijn bezit had en nieuwe investeerders 17 %, zodat de bestaande aandeelhouders slechts 2 % van de aandelen overhielden. Sinds 2008 is er geen dividend uitbetaald in contanten.

(133)

De bank heeft 1 750 miljoen EUR aan kapitaal opgehaald op de markt in april 2014 ter dekking van de aanvullende kapitaalbehoeften en om de preferente aandelen terug te betalen die in het bezit zijn van Griekenland. De nieuwe aandelen zijn uitgegeven tegen 1,7 EUR, namelijk de prijs die is betaald door het HFSF in het kader van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013.

(134)

Bovendien heeft de bank kapitaal gegenereerd door haar eigen hybride en achtergestelde schuldinstrumenten terug te kopen tegen een korting op de nominale waarde. In maart 2012 heeft de bank aangeboden enkele hybride en lower tier 2-instrumenten terug te kopen. De prijs, die was vastgesteld op basis van de marktwaarde inclusief een premie van niet meer dan tien procentpunten, werd vastgesteld op 37 % van de nominale waarde voor het hybride instrument en 50 % van de nominale waarde voor het lower tier 2-instrument. De respectieve participatieratio’s waren 52,8 % en 18,2 %. In mei 2013 is de bank gestart met een aanvullende liability management-activiteit door tot 321 miljoen EUR aan uitstaande effecten terug te kopen. De participatieratio was 20 %. Deze opeenvolgende terugkopingen leidden in totaal tot een kapitaalwinst van ongeveer 120 miljoen EUR (72).

2.5.   TOEZEGGINGEN VAN DE GRIEKSE AUTORITEITEN

(135)

Op 25 juni 2014 deed Griekenland de toezegging dat de bank en haar filialen het herstructureringsplan van dezelfde datum zouden uitvoeren, alsmede verdere toezeggingen met betrekking tot de uitvoering van het herstructureringsplan (hierna „de toezeggingen” genoemd). Deze zijn opgenomen in de bijlage en worden in dit deel van het besluit samengevat.

(136)

Ten eerste heeft Griekenland toegezegd dat de bank haar commerciële activiteiten in Griekenland zal herstructureren, met een maximum aan filialen en personeel op 31 december 2017 in Griekenland, evenals een maximum aan totale kosten voor de Griekse activiteiten over het jaar 2017 (73).

(137)

Griekenland heeft tevens toegezegd dat de bank de kosten zal verminderen van de in Griekenland aangetrokken deposito’s. Op 31 december 2017 zal de bank voldoen aan een maximale nettoratio kredieten/deposito’s (74). […]

(138)

Met betrekking tot de buitenlandse dochterondernemingen van de bank heeft Griekenland toegezegd dat de bank haar buitenlandse activa tegen 30 juni 2018 zal afbouwen (75). Daarnaast is liquiditeits- of kapitaalsteun aan deze dochterondernemingen strikt beperkt in termen van nominaal bedrag en beperkt tot specifieke omstandigheden.

(139)

Griekenland heeft toegezegd dat de bank een aantal effecten zal afstoten. Daarnaast zal de bank geen risicovolle effecten kopen, met beperkte uitzonderingen (76).

(140)

Griekenland heeft een aantal toezeggingen gedaan met betrekking tot de corporate governance van de bank. Het heeft toegezegd de vergoeding van de werknemers en managers van de bank te beperken (77).

(141)

Griekenland heeft ook toegezegd dat de bank een voorzichtig kredietbeleid zal hanteren, om ervoor te zorgen dat besluiten over de toekenning en herstructurering van leningen gericht zijn op het maximaliseren van de levensvatbaarheid en winstgevendheid van de bank. De bank zal voldoen aan hoge standaarden met betrekking tot het toezicht op het kredietrisico en de herstructurering van leningen (78).

(142)

Een aantal toezeggingen heeft betrekking op de activiteiten van de bank met verbonden kredietnemers. Deze toezeggingen zijn erop gericht te verzekeren dat de bank niet afwijkt van haar behoedzame bankactiviteiten, bijvoorbeeld bij het toekennen of herstructureren van leningen aan haar werknemers, managers en aandeelhouders, evenals aan openbare entiteiten, politieke partijen en mediabedrijven (79).

(143)

Tot slot heeft Griekenland een toezegging gedaan dat de bank zal voldoen aan enkele gedragsbeperkingen, zoals een verbod op coupons en dividenden, een overnameverbod en een verbod op het adverteren van de staatssteun (80).

(144)

Deze toezeggingen worden tot 31 december 2018 gecontroleerd door een monitoring trustee.

(145)

Daarnaast heeft Griekenland bij de indiening op 25 juni 2014 aangegeven dat het de Commissie om toestemming zou verzoeken vóór elke terugkoop van warrants door de bank of een andere overheidsentiteit, waaronder het HFSF (81).

3.   GRONDEN OM DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE NAAR DE EERSTE OVERBRUGGINGSHERKAPITALISATIE IN TE LEIDEN

(146)

De Commissie heeft op 27 juli 2012 de formele onderzoeksprocedure ingeleid om te verifiëren of is voldaan aan de voorwaarden van de bankenmededeling van 2008 (82) met betrekking tot de geschiktheid, noodzaak en evenredigheid van de eerste overbruggingsherkapitalisatie van het HFSF ten gunste van de bank (maatregel B1).

(147)

Met betrekking tot de geschiktheid van de maatregel heeft de Commissie, gelet op het feit dat de steun werd verleend na een eerdere herkapitalisatie en liquiditeitssteun en gelet op de langdurige reddingsperiode, twijfels of de bank alle mogelijke actie had ondernomen om te voorkomen dat ze in de toekomst opnieuw steun nodig zou hebben (83). Bovendien was het de Commissie niet duidelijk wie in de toekomst zeggenschap zou hebben over de bank nadat de eerste overbruggingsherkapitalisatie door een permanente herkapitalisatie zou zijn vervangen (84), aangezien de bank onder de zeggenschap kon komen van de staat dan wel de minderheid van particuliere eigenaren haar zeggenschap zou uitoefenen via een krachtige hefboom. In beide gevallen gaf de Commissie aan dat de kwaliteit van het bestuur van de bank en met name van het kredietverleningsproces behouden moeten blijven om de eerste overbruggingsherkapitalisatie als geschikt te kunnen beoordelen.

(148)

Met betrekking tot de noodzaak van de eerste overbruggingsherkapitalisatie trok de Commissie in overweging 70 van het inleidingsbesluit betreffende Piraeus in twijfel of alle mogelijke maatregelen waren genomen om te voorkomen dat de bank in de toekomst weer steun nodig zou hebben. Bovendien kon de Commissie, aangezien de duur van de overbruggingsherkapitalisatieperiode onzeker was, niet vaststellen of deze voldoende was en voldeed aan de beginselen betreffende vergoeding en lastenverdeling overeenkomstig de regels voor staatssteun. Daarnaast kon de Commissie deze niet beoordelen, aangezien de voorwaarden voor de conversie van de eerste overbruggingsherkapitalisatie in een permanente herkapitalisatie niet bekend waren op het moment dat het inleidingsbesluit betreffende Piraeus werd vastgesteld.

(149)

Met betrekking tot de evenredigheid van de maatregel heeft de Commissie twijfels geuit of de beschermingsmaatregelen (verbod op adverteren van de staatssteun, verbod op coupons en dividenden, verbod op call-opties en verbod op terugkopen, zoals beschreven in overweging 76 van het inleidingsbesluit betreffende Piraeus) voldoende waren met betrekking tot de eerste overbruggingsherkapitalisatie. Bovendien heeft de Commissie in overweging 77 van het inleidingsbesluit betreffende Piraeus verklaard dat het gebrek aan regelgeving om te voorkomen dat het HFSF de vier grootste en belangrijkste banken (namelijk de bank, Eurobank, NBG en Alpha Bank) zou coördineren en de afwezigheid van passende beschermingsmaatregelen om te voorkomen dat ze gevoelige handelsinformatie delen, tot mededingingsvervalsing zou kunnen leiden. Om die reden stelde de Commissie de benoeming voor van een monitoring trustee, die fysiek aanwezig moest zijn in de bank.

4.   OPMERKINGEN VAN BETROKKEN PARTIJEN OVER DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE NAAR DE EERSTE OVERBRUGGINGSHERKAPITALISATIE

4.1.   OPMERKINGEN VAN DE BANK

(150)

Op 30 augustus 2012 ontving de Commissie opmerkingen van de bank over het inleidingsbesluit betreffende Piraeus.

(151)

Met betrekking tot de geschiktheid van de maatregelen merkte de bank op dat de schuldencrisis in Griekenland en de eurozone een situatie zonder precedent was. De kapitaalinjectie van mei 2009, gelijk aan 1,0 % van haar risicogewogen activa (hierna „RWA”), was een direct antwoord op de uitzonderlijke turbulentie op de wereldwijde financiële markten. De aanvullende kapitaalinjectie van Griekenland van 380 miljoen EUR aan het eind van 2011 was gelijk aan 1,1 % van de RWA van de bank op dat moment en was bestemd om het kapitaaltekort te verhelpen die naar verwachting zou voortvloeien uit de verslechterende recessie. De herkapitalisatie van de bank ter waarde van 4,7 miljard EUR door het HFSF was het eerste deel van de herkapitalisatie om het kapitaaltekort te verhelpen ten gevolge van het PSI-programma en de door Blackrock uitgevoerde beoordeling van de leningportfolio’s (85) evenals de verslechterende recessie.

(152)

De bank was tevens van mening dat de benoeming door Griekenland en het HFSF van respectievelijk één en twee leden in de raad van bestuur van de bank als hun vertegenwoordiger en van één lid van het HFSF als lid van het risicocomité van de raad van de bank, samen met anderen, verzekerde dat de bank geen buitensporige risico’s kon nemen.

(153)

Met betrekking tot de noodzaak van de maatregelen merkte de bank op dat het besluit over de vorm van de herkapitalisatie als overbruggingsfinanciering door de Griekse autoriteiten en door de Europese Unie, het IMF en de ECB was genomen en dat de hoogte van de overbruggingsherkapitalisatie van 4,7 miljard EUR de gevolgen van het PSI-programma bijna compenseerde. Met betrekking tot de conversie van de overbruggingsherkapitalisatie in permanent kapitaal is opgemerkt dat de langdurige periode zonder regering in Griekenland in het tweede kwartaal van 2012, nadat een uiteindelijke structuur was goedgekeurd, onvermijdelijk zou leiden tot een verwatering van de bestaande aandeelhouders en een overeenkomst over een passende vergoeding (afhankelijk van de voorwaarden en gebruikte instrumenten).

(154)

Met betrekking tot de evenredigheid van de maatregelen merkte de bank op dat zij sinds 2009 haar kredietverleningspraktijk had aangepast door strengere kredietcriteria toe te passen, terugbetalingstermijnen te versnellen en kredietlimieten te verlagen. Voor het eerste kwartaal van 2009 waren alle uitbetalingsverzoeken voor een specifiek bedrag beoordeeld en goedgekeurd door de adjunct-directeur en de algemeen directeur/kredietgroep. Dit zou haar lopende bedrijfspraktijk zoals vastgesteld in het bij de Griekse centrale bank ingediende bedrijfsplan niet wijzigen en zou de geldende bedrijfspraktijk niet ondermijnen. Deze normen behoorden tot de strengste in de branche, zoals ook blijkt uit de zeer goede resultaten die de bank heeft behaald in de diagnostische keuring van Blackrock Solutions. Deze voornemens zouden worden gewaarborgd door de vertegenwoordiging van Griekenland en het HFSF in de raad van bestuur van de bank.

(155)

Met betrekking tot het voorstel van de Commissie voor de benoeming van een monitoring trustee was de bank van mening dat er al sprake was van nauw toezicht door meerdere derde partijen, zoals de Griekse centrale bank, externe auditors, de vertegenwoordiger van Griekenland en de vertegenwoordigers van het HFSF.

4.2.   OPMERKINGEN VAN EEN ANDERE GRIEKSE BANK

(156)

Op 3 januari 2013 ontving de Commissie opmerkingen van een Griekse bank over het inleidingsbesluit betreffende Piraeus. Deze Griekse bank merkte op dat de herkapitalisatie van Griekse banken door het HFSF in beginsel een welkome stap vormde naar een gezonder en levensvatbaarder bankensysteem en uitte geen bezwaren tegen de herkapitalisatie van de bank.

(157)

Hoewel deze Griekse bank haar volledige steun uitsprak voor het principe van de herkapitalisatie van Griekse banken door het HFSF, verklaarde zij echter te verwachten dat, om verstoringen van de mededinging te minimaliseren en discriminatie te voorkomen, herkapitalisatie door het HFSF open zou staan voor alle banken die onder soortgelijke omstandigheden werkzaam waren in Griekenland.

5.   OPMERKINGEN VAN GRIEKENLAND OVER DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE NAAR DE EERSTE OVERBRUGGINGSHERKAPITALISATIE

(158)

Op 5 september 2012 diende Griekenland opmerkingen in, die waren opgesteld door de Griekse centrale bank en het HFSF.

5.1.   OPMERKINGEN VAN DE GRIEKSE CENTRALE BANK

(159)

Met betrekking tot de geschiktheid van de eerste overbruggingsherkapitalisatie merkte de Griekse centrale bank op dat het bedrag van 18 miljard EUR aan kapitaal waarmee het HFSF in mei 2012 de vier grootste Griekse banken herkapitaliseerde minder was dan het uiteindelijke bedrag dat voor deze banken nodig was om geleidelijk een tier 1-kernkapitaalratio te bereiken en behouden die per juni 2012 op 10 % was vastgesteld, en een tier 1-kernkapitaalratio die overeenkomstig een driejarig negatief stressscenario op 7 % was vastgesteld. Er wordt tevens opgemerkt dat de eerste overbruggingsherkapitalisatie tijdelijk was, aangezien het herkapitalisatieproces zou worden voltooid met verhogingen van het aandelenkapitaal door deze vier banken.

(160)

De Griekse centrale bank merkte verder op dat de herkapitalisatie van de grootste Griekse banken onderdeel uitmaakte van de herstructurering op de lange termijn van de Griekse bankensector. De Griekse centrale bank wees erop dat wanneer een bank in particuliere handen blijft, het bestuur hoogstwaarschijnlijk hetzelfde blijft, terwijl wanneer een bank in overheidshanden komt (dat wil zeggen eigendom wordt van het HFSF) het HFSF een nieuw bestuur kon benoemen dat, in elk geval, zal worden beoordeeld door de Griekse centrale bank. De Griekse centrale bank merkte op dat zij het corporate governance-kader, de geschiktheid van het bestuur en het risicoprofiel van elke bank voortdurend beoordeelt om te verzekeren dat er geen buitensporige risico’s worden genomen. Tevens wees de Griekse centrale bank erop dat het HFSF reeds vertegenwoordigers had benoemd in de raden van bestuur van de geherkapitaliseerde banken.

(161)

Met betrekking tot de noodzaak van de eerste overbruggingsherkapitalisatie merkte de Griekse centrale bank op dat de herkapitalisatie van de bank beperkt was, om te verzekeren dat aan de toen geldende minimale kapitaalvereisten (8 %) werd voldaan. Tevens merkt zij op dat de langdurige periode voorafgaand aan de herkapitalisaties het gevolg was van de snelle achteruitgang van de exploitatie-omstandigheden in Griekenland en de effecten van het PSI-programma, de complexiteit van het gehele project en de noodzaak om de participatie van particuliere investeerders in de verhogingen van het aandelenkapitaal te maximaliseren.

(162)

Met betrekking tot de evenredigheid van de eerste overbruggingsherkapitalisatie wees de Griekse centrale bank erop dat de volledige uitvoering van het bij de Commissie in te dienen herstructureringsplan zou worden veiliggesteld door de opheffing van de opschorting van de stemrechten van het HFSF, onder andere in geval van ernstige schending van het herstructureringsplan. De Griekse centrale bank merkte tevens op dat de moeilijkheden van de bank niet het gevolg waren van een onderschatting van de risico’s door het bestuur van de bank of van commercieel agressieve acties.

5.2.   OPMERKINGEN VAN HET HFSF

(163)

Met betrekking tot de geschiktheid van de eerste overbruggingsherkapitalisatie merkte het HFSF op dat, in het kader van de kwestie van mogelijke overheidsbemoeienis indien de staat grote bedragen staatssteun verstrekt via het HFSF en het HFSF volledige stemrechten zou hebben, de door het HFSF gefinancierde banken niet worden beschouwd als openbare entiteiten of onder overheidstoezicht staan en dat zij niet door de staat zullen worden beheerd nadat ze permanent zijn geherkapitaliseerd door het HFSF. Het HFSF wees erop dat het een volledig onafhankelijke privaatrechtelijke rechtspersoon met beslissingsautonomie. Het is niet aan overheidscontrole onderworpen overeenkomstig artikel 16, onder C, lid 2, van de HFSF-wet, dat bepaalt dat de kredietinstellingen waaraan het HFSF kapitaalsteun heeft verleend, geen onderdeel uitmaken van de bredere publieke sector. Het HFSF wees tevens op de bestuurlijke structuur van het HFSF.

(164)

Met betrekking tot de interventie van het HFSF in het bestuur van de bank merkt het HFSF op dat het de autonomie van de bank zal respecteren en zich niet zal bemoeien met het dagelijks bestuur, aangezien zijn rol beperkt is tot datgene wat is vastgelegd in de HFSF-wet. Het HFSF merkte op dat er geen overheidsbemoeienis of -coördinatie plaats zou vinden en dat de beslissingen van de bank met betrekking tot het kredietverleningsproces (onder andere met betrekking tot zekerheden, prijsstelling en solventie van de kredietnemers) zouden worden genomen op basis van commerciële criteria.

(165)

Het HFSF wees erop dat de HFSF-wet en de pre-inschrijvingsovereenkomst passende beschermingsmaatregelen bevatten om te voorkomen dat de bestaande particuliere aandeelhouders buitensporige risico’s zouden nemen. Het HFSF wees op elementen zoals i) de benoeming van HFSF-vertegenwoordigers als onafhankelijke externe leden van de raad van bestuur van de bank en hun aanwezigheid in comités, ii) het uitvoeren van due diligence in de bank door het HFSF en iii) het feit dat na de laatste herkapitalisatie zijn stemrechten beperkt zouden zijn zolang de bank voldoet aan de voorwaarden van het herstructureringsplan.

(166)

Het HFSF verklaarde dat er passende maatregelen zijn ingesteld om te verzekeren dat de banken waarin het HFSF participeert, onderling geen commercieel gevoelige informatie delen. Deze maatregelen omvatten de benoeming van verschillende HFSF-vertegenwoordigers bij die banken, de mandaten van deze vertegenwoordigers die specifiek bescherming bieden tegen de informatiestroom van de ene vertegenwoordiger naar de andere en de duidelijke interne instructies aan deze vertegenwoordigers om geen commercieel gevoelige informatie van de banken over te brengen. Bovendien verklaarde het HFSF dat het zijn rechten met betrekking tot de banken niet zodanig uitoefent dat dit kan leiden tot het voorkomen, beperken, verstoren of aanzienlijk verminderen of belemmeren van een doeltreffende mededinging. Tot slot wees het HFSF erop dat de leden van de raad van bestuur en de werknemers onderworpen zijn aan strenge vertrouwelijkheidsregels en fiduciaire plichten en gebonden zijn aan de bepalingen betreffende beroepsgeheim met betrekking tot deze zaken.

6.   BEOORDELING VAN DE STEUN IN VERBAND MET DE OVERNAME VAN ATE EN DE GRIEKSE ACTIVITEITEN VAN DE DRIE CYPRIOTISCHE BANKEN

6.1.   BEOORDELING VAN DE STEUN IN VERBAND MET ATE

(167)

In het ATE-herstructureringsbesluit concludeerde de Commissie dat de in de overwegingen 58 en 108 van dit besluit vermelde maatregelen staatssteun vormden en dat ze verenigbaar zijn met de interne markt.

(168)

In het ATE-liquidatiebesluit concludeerde de Commissie dat de in de overwegingen 109 en 110 van dit besluit vermelde maatregelen staatssteun vormden aan de overgedragen ATE-activiteiten. Bovendien concludeerde de Commissie dat de steun aan ATE uitsluitend verenigbaar is met de interne markt als de integratie van de overgedragen ATE-activiteiten wordt uitgevoerd overeenkomstig het plan en als het herstructureringsplan van de bank, die nu tevens de overgedragen ATE-activiteiten omvat, het mogelijk maakt om de levensvatbaarheid op de lange termijn te herstellen. Het herstel van de levensvatbaarheid op de lange termijn wordt vastgesteld in afdeling 7.6.2.

(169)

De Commissie heeft derhalve geen reden de voornoemde maatregelen opnieuw te beoordelen en bevestigt dat ze verenigbaar zijn met de interne markt.

6.2.   BEOORDELING VAN DE STEUN IN VERBAND MET DE GRIEKSE ACTIVITEITEN VAN DE DRIE CYPRIOTISCHE BANKEN (MAATREGEL C)

6.2.1.   Aanwezigheid van staatssteun en steunbedrag

(170)

De Commissie moet in verband met maatregel C het bestaan van staatssteun vaststellen in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag. Overeenkomstig deze bepaling zijn staatssteunmaatregelen alle steunmaatregelen van de lidstaten in welke vorm dan ook, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(171)

De herkapitalisatie door het HFSF van de bank voor 524 miljoen EUR is toegezegd in maart 2013 tijdens het biedproces voor de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten. De steunmaatregel is daarom verleend in maart 2013. De daadwerkelijke herkapitalisatie vond plaats in het kader van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 (86).

(172)

De herkapitalisatie van de bank werd verricht door het HFSF, een entiteit die is opgericht en wordt gefinancierd door Griekenland om banken te ondersteunen, en dus werden de uitgaven gedaan met gebruik van overheidsmiddelen.

(173)

Met betrekking tot de begunstigde van de staatssteun was de herkapitalisatie, zoals toegelicht in overweging 72, gericht op het dekken van de kapitaalbehoeften die zouden voortvloeien uit de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten. Daarnaast zou de herkapitalisatie uitsluitend beschikbaar zijn voor een Griekse bank die de overgedragen Cypriotische activiteiten zou overnemen. Het bod van de bank, zoals ter goedkeuring ingediend bij het HFSF, hield rekening met een herkapitalisatie door het HFSF. Op dat moment was kapitaal schaars voor Griekse banken en geen van de banken had de overgedragen Cypriotische activiteiten overgenomen zonder de belofte van een herkapitalisatie. Daarom is de Commissie van mening dat, ook al is de bank de officiële ontvanger van het door het HFSF verstrekte kapitaal, de begunstigde van de staatssteun de overgedragen Cypriotische activiteiten zijn, aangezien deze maatregel het mogelijk maakt dat deze worden verkocht aan een Griekse bank. Zonder de herkapitalisatie van de bank waren ze niet overgenomen door een Griekse bank. Ze zouden zijn achtergebleven in groepen die extreme moeilijkheden ondergingen (zowel Cyprus Popular Bank als de Bank of Cyprus werden afgewikkeld, gelet op hun grote kapitaalbehoeften) en zouden daarom waarschijnlijk failliet zijn gegaan of, op zijn minst, geleden hebben onder een grote uitstroom van deposito’s. In verband met het bestaan van een voordeel merkt de Commissie tevens op dat de herkapitalisatie van de bank door het HFSF niet voldoet aan het principe van de investeerder in de markteconomie: in die periode van grote onzekerheid zou een particuliere investeerder handelend onder normale marktomstandigheden geen toezegging hebben gedaan om in de toekomst een groot kapitaalbedrag te injecteren in de bank zonder vooraf de voorwaarden van de toekomstige injectie (d.w.z. de uitgifteprijs) te kennen.

(174)

Bovendien is de maatregel op het eerste gezicht selectief, aangezien deze exclusief van toepassing is op de overgedragen Cypriotische activiteiten (elk van de activiteiten vormt een onderneming) en niet op een andere onderneming.

(175)

Tot slot concurreren de overgedragen Cypriotische activiteiten, dat wil zeggen de Griekse filialen van de drie Cypriotische banken, met andere banken, waaronder dochterondernemingen van buitenlandse banken die actief zijn in Griekenland of mogelijk geïnteresseerd zijn in het betreden van de Griekse markt. Om die reden verstoort de redding van deze activiteiten de mededinging en heeft dit een invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten.

(176)

De Commissie concludeert derhalve dat de herkapitalisatie van de bank door het HFSF ten bedrage van 524 miljoen EUR staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

Begunstigde van de steunmaatregelen

(177)

Zoals reeds toegelicht in overweging 173, beschouwt de Commissie die overgedragen Cypriotische activiteiten als de begunstigde van de uitkering van de EFSF-obligaties door het HFSF.

(178)

Bovendien moesten, zoals toegelicht in de overwegingen 71 en 173, de overgedragen Cypriotische activiteiten, dat wil zeggen de Griekse filialen van de drie Cypriotische banken, worden overgenomen door een andere bank om redenen van financiële stabiliteit en voornamelijk omdat de drie Cypriotische banken zich in een zeer moeilijke situatie bevonden. De verkoop van de overgedragen Cypriotische activiteiten en de vraag of die verkoop staatssteun vormde aan de koper, dat wil zeggen de bank, moet worden onderzocht overeenkomstig het deel „Herstel van de levensvatbaarheid door verkoop van een bank” in de herstructureringsmededeling (87).

(179)

Voor deze verkoop besloot de Griekse centrale bank uitsluitend de grootste nationale banken die werkzaam waren in Griekenland, te benaderen, waarvan alleen de bank en twee andere banken een niet-bindend bod uitbrachten. De bank is de enige bieder die een geldig bindend bod uitbracht. Het beperkte aantal benaderde kopers kan niet uitsluiten dat de inschrijving open stond, aangezien het redelijkerwijs niet te verwachten was dat er een bod zou komen van andere investeerders. Op dat moment was het zelfs zo dat als gevolg van de financiële instabiliteit van het Griekse bankensysteem, waar grote leningverliezen werden geregistreerd door de diepe en langdurige recessie, buitenlandse banken die in Griekenland werkzaam waren, hun Griekse activiteiten hadden afgestoten of op het punt stonden om dat te doen (bv. Geniki, MBG, Emporiki Bank). Zij trokken zich, in andere woorden, terug van de Griekse markt en waren niet op zoek naar nieuwe investeringsmogelijkheden in Griekenland. Bovendien is het redelijk om aan te nemen dat alleen een investeerder die in staat is de overgenomen activiteiten snel te stabiliseren en levensvatbaar te maken, d.w.z. een grote bankengroep, geïnteresseerd zou zijn in deze activiteiten. Tot slot was het ten gevolge van de zeer korte beschikbare periode om de verkoop te sluiten noodgedwongen door de omstandigheden van de financiële crisis waarin de verkopende banken werkzaam waren, zeer onwaarschijnlijk dat buitenlandse banken of andere soorten investeerders aan de verkoopprocedure zouden deelnemen, aangezien deze investeerders normaal gesproken een zorgvuldigheidsonderzoek (due diligence) van de te koop aangeboden activa hadden willen uitvoeren voordat zij een formeel bod uitbrachten.

(180)

De Commissie concludeert derhalve dat de verkoopprijs van de overgedragen Cypriotische activiteiten de marktprijs was en dat steunverlening aan de koper, dat wil zeggen de bank, kan worden uitgesloten.

6.2.2.   Rechtsgrondslag voor de verenigbaarheidsbeoordeling

(181)

Artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag machtigt de Commissie om steun met de interne markt verenigbaar te verklaren indien die is bestemd „om een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen”.

(182)

De Commissie heeft erkend dat de wereldwijde financiële crisis een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat kan doen ontstaan en dat maatregelen ter ondersteuning van banken deze verstoring op kunnen heffen. Dit is bevestigd in de bankenmededeling uit 2008, de herkapitalisatiemededeling en de herstructureringsmededeling. Aangezien de situatie op de financiële markten opnieuw gespannen is, is de Commissie ook nu van mening dat aan de voorwaarden voor de goedkeuring van steun op grond van artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag is voldaan. De Commissie heeft deze mening bevestigd door de verlengingsmededeling van 2011 (88) en de bankenmededeling van 2013 (89).

(183)

Met betrekking tot de Griekse economie heeft de Commissie in haar besluiten tot goedkeuring en verlenging van de Griekse steunregeling voor banken en in haar goedkeuringen van steunmaatregelen van Griekenland voor afzonderlijke banken (90) erkend dat er een ernstige verstoring van de Griekse economie dreigt en dat staatssteun voor banken een passend middel is om die verstoring op te heffen. Bijgevolg dient de steunmaatregel aan artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag te worden getoetst.

(184)

Gedurende de financiële crisis heeft de Commissie verenigbaarheidscriteria ontwikkeld voor verschillende soorten steunmaatregelen. Beginselen voor de beoordeling van steunmaatregelen zijn voor het eerst vastgesteld in de bankenmededeling van 2008.

(185)

Overeenkomstig punt 15 van de bankenmededeling van 2008 moet een steunmaatregel om verenigbaar te zijn met artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag voldoen aan de algemene criteria voor verenigbaarheid:

a)

Geschiktheid: de steun moet doelgericht zijn, zodat daarmee daadwerkelijk de doelstelling van het opheffen van een ernstige verstoring in de economie kan worden behaald. Dit zou niet het geval zijn indien de maatregel niet geschikt zou zijn om de verstoring op te heffen.

b)

Noodzaak: de steunmaatregel moet qua omvang en vorm noodzakelijk zijn om de doelstelling te verwezenlijken. Om die reden moet de steun uit het minimale bedrag bestaan dat noodzakelijk is om de doelstelling te verwezenlijken en de meest geschikte vorm hebben om de verstoring op te heffen.

c)

Evenredigheid: de positieve effecten van de maatregel moeten naar behoren worden afgezet tegen de concurrentieverstoringen, opdat de verstoringen worden beperkt tot het minimum dat vereist is om de doelstellingen van de maatregel te verwezenlijken.

(186)

Gedurende de financiële crisis heeft de Commissie verenigbaarheidscriteria ontwikkeld voor verschillende soorten steunmaatregelen. Beginselen voor de beoordeling van steunmaatregelen zijn voor het eerst vastgesteld in de bankenmededeling van 2008.

(187)

In de herkapitalisatiemededeling zijn nadere richtsnoeren opgenomen over het vereiste vergoedingsniveau voor kapitaalinjecties door de staat.

(188)

Tot slot heeft de Commissie in de herstructureringsmededeling toegelicht hoe zij herstructureringsplannen zal beoordelen. Bij haar beoordeling van het herstructureringsplan van de bank overeenkomstig de herstructureringsmededeling zal de Commissie rekening houden met alle in tabel 11 opgenomen maatregelen.

6.2.3.   Naleving van de bankenmededeling van 2008 en de herkapitalisatiemededeling door steunmaatregel C

6.2.3.1.   Geschiktheid

(189)

Met betrekking tot de geschiktheid van de maatregel, dat wil zeggen de door het HFSF gedane toezegging om de bank te herkapitaliseren met een bedrag van 524 miljoen EUR, is de Commissie van mening dat de maatregel geschikt is, aangezien deze maatregel het mogelijk maakte om de Griekse activiteiten van de drie Cypriotische banken te verkopen aan de bank.

(190)

Als de maatregel niet was verleend, had geen van de banken, evenmin de bank, de overgedragen Cypriotische activiteiten willen overnemen op een moment dat geen enkele bank van buiten Griekenland bereid was de markt te betreden. Als de overgedragen Cypriotische activiteiten niet waren overgenomen, waren deze activiteiten en met name de deposito’s van de Griekse filialen in gevaar gekomen. Bijgevolg verzekerde de maatregel het behoud van financiële stabiliteit in Griekenland. Op basis hiervan is de Commissie van mening dat de maatregel geschikt is als reddingssteun.

6.2.3.2.   Noodzaak

(191)

Volgens de bankenmededeling van 2008 moet de steunmaatregel qua omvang en vorm noodzakelijk zijn om de doelstelling van de maatregel te verwezenlijken. Dit impliceert, bijvoorbeeld, dat een kapitaalinjectie moet bestaan uit het minimale bedrag dat noodzakelijk is om die doelstelling te verwezenlijken.

(192)

Op een moment waarop het voor Griekse banken zeer moeilijk was om kapitaal op te halen, dekte de maatregel de kapitaalbehoeften die zouden voortvloeien uit de betaling van de aankoopprijs voor de overgedragen Cypriotische activiteiten, zodat de overname kon plaatsvinden.

(193)

De Commissie neemt er bovendien positieve nota van dat de steun plaatsvond in de vorm van een kapitaalinjectie in het kader van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013, aangezien het HFSF de bank geen subsidie verleende, maar normale aandelen ontving met dezelfde waarde.

(194)

De maatregel is derhalve noodzakelijk om de doelstelling van beperking van de verstoring in het Griekse bankensysteem en de economie als geheel te bereiken.

6.2.3.3.   Evenredigheid

(195)

De ondersteunde activiteiten werden verkocht nadat de Griekse autoriteiten een oproep tot inschrijvingen hadden gedaan. Daarnaast werden de overgenomen activiteiten snel geïntegreerd in de bank. De steunmaatregel zorgde er niet voor dat de ondersteunde activiteiten als afzonderlijke concurrenten op de markt bleven.

(196)

Bovendien was het steunbedrag relatief klein, aangezien het overeenkomt met ongeveer 3 % van het totaal aan nettoleningen van de overgedragen Cypriotische activiteiten (of ongeveer 3 % van hun RWA) (91).

(197)

De Commissie is derhalve van mening dat de maatregel zodanig was ontworpen dat ongewenste concurrentieverstoringen tot een minimum beperkt bleven.

6.2.3.4.   Conclusie over de naleving van de bankenmededeling van 2008 en de herkapitalisatiemededeling

(198)

Op basis van de analyse in de overwegingen 189 tot en met 197 wordt geconcludeerd dat de herkapitalisatie van de bank door het HFSF ten bedrage van 524 miljoen EUR geschikt, noodzakelijk en evenredig was om de doelstelling van de beperking van de verstoring in het Griekse bankensysteem en de economie als geheel te verwezenlijken en zodanig was ontworpen dat ongewenste mededingingsvervalsing tot een minimum beperkt bleef, en derhalve voldoet aan de bankenmededeling van 2008 en de herkapitalisatiemededeling.

6.2.4.   Naleving van de herstructureringsmededeling door de steunmaatregel

(199)

Zoals toegelicht in overweging 178 valt de verkoop van de overgedragen Cypriotische activiteiten onder de afdeling „Herstel van de levensvatbaarheid door verkoop van een bank” in de herstructureringsmededeling. Overeenkomstig punt 17 van de herstructureringsmededeling moeten in het geval van de verkoop van een noodlijdende bank aan een andere financiële instelling de voorwaarden inzake levensvatbaarheid, de te leveren eigen bijdrage en het beperken van de mededingingsvervalsing in acht worden genomen.

6.2.4.1.   Levensvatbaarheid op lange termijn van de overgedragen Cypriotische activiteiten door verkoop

(200)

In punt 17 van de herstructureringsmededeling wordt verduidelijkt dat de verkoop van een noodlijdende bank aan een andere financiële instelling kan bijdragen tot het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn, indien de overnemer levensvatbaar is en de overdracht van de noodlijdende bank kan verwerken en kan helpen om het vertrouwen van de markt te herstellen.

(201)

De bank heeft de overgedragen Cypriotische activiteiten succesvol geïntegreerd. Zoals vermeld in afdeling 7.6 kan de bank op basis van het herstructureringsplan worden beschouwd als levensvatbare onderneming. Het feit dat de overgedragen Cypriotische activiteiten zijn overgedragen aan de bank maakt het derhalve mogelijk dat hun levensvatbaarheid op de lange termijn wordt hersteld.

6.2.4.2.   Eigen bijdrage en lastenverdeling

(202)

Met betrekking tot de bijdrage van de aandeelhouders van de drie Cypriotische banken aan de herstructureringskosten merkt de Commissie op dat de drie Cypriotische banken de overgedragen Cypriotische activiteiten niet hebben verkocht tegen de boekwaarde, maar tegen een waarde die was aangepast overeenkomstig het Pimco-verslag. Daarnaast droegen de drie Cypriotische banken, zelfs na deze aanpassing, meer activa dan passiva over aan de bank. Er is derhalve sprake van voldoende lastenverdeling door de aandeelhouders, aangezien het waardeverlies van de overgedragen Cypriotische activiteiten werd gedragen door de verkopers.

6.2.4.3.   Maatregelen om de mededingingsvervalsing te beperken

(203)

Met betrekking tot maatregelen om mededingingsvervalsing te beperken, wordt in punt 30 van de herstructureringsmededeling vermeld dat „[d]e Commissie als uitgangspunt voor haar beoordeling van de behoefte aan dergelijke maatregelen, de omvang, de schaal en de reikwijdte van de activiteiten [neemt] die de betrokken bank zou hebben wanneer een geloofwaardig herstructureringsplan […] ten uitvoer is gelegd. […] De aard en de vorm van dergelijke maatregelen zal afhangen van twee criteria: enerzijds het steunbedrag en de voorwaarden waarop en de omstandigheden waarin die steun is toegekend, en anderzijds de kenmerken van de markt of markten waarop de begunstigde bank actief zal zijn.”.

(204)

Zoals beschreven in overweging 196, komt het steunbedrag overeen met ongeveer 3 % van de RWA van de overgedragen Cypriotische activiteiten. De Commissie beschouwt dit bedrag derhalve als relatief klein, gelet op het feit dat dit bedrag de verkoop van de overgedragen Cypriotische activiteiten mogelijk maakte en, zoals toegelicht in overweging 190, het behoud van de financiële stabiliteit in Griekenland verzekerde.

(205)

Na de verkoop van de overgedragen Cypriotische activiteiten hielden de Griekse filialen op te bestaan als op zichzelf staande concurrenten en werden ze volledig opgenomen in de bank.

(206)

De Commissie concludeert dat gelet op het relatief kleine steunbedrag voor de overgedragen Cypriotische activiteiten en het feit dat ze niet zullen blijven bestaan als op zichzelf staande concurrenten, er geen sprake is van mededingingsvervalsing.

6.2.4.4.   Conclusie met betrekking tot de naleving van de herstructureringsmededeling

(207)

Op basis van de analyse in de overwegingen 199 tot en met 206 wordt geconcludeerd dat de verkoop van de overgedragen Cypriotische activiteiten en de integratie daarvan in de bank hun levensvatbaarheid op de lange termijn verzekeren, dat de steun beperkt is tot het minimale bedrag dat noodzakelijk is en dat er geen sprake is van mededingingsvervalsing, in lijn met de herstructureringsmededeling.

(208)

De herkapitalisatie van de bank ten bedrage van 524 miljoen EUR door het HFSF wordt derhalve als verenigbaar met de interne markt verklaard.

7.   BEOORDELING VAN DE AAN DE BANK VERLEENDE STEUN

7.1.   AANWEZIGHEID VAN STAATSSTEUN EN STEUNBEDRAG

(209)

De Commissie moet het bestaan van staatssteunmaatregelen aan de bank vaststellen in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

7.1.1.   Bestaan van staatssteun in de maatregelen die zijn toegekend op basis van de Griekse steunregeling voor banken

7.1.1.1.   Liquiditeitssteun toegekend op grond van de garantiemaatregel en de maatregel voor staatsobligatieleningen (maatregel L1)

(210)

De Commissie heeft reeds vastgesteld in de besluiten tot goedkeuring en verlenging van de Griekse steunregeling voor banken (92) dat de overeenkomstig de regeling verleende liquiditeitssteun staatssteun vormt. In 2011 heeft de bank obligaties uitgegeven die door de staat werden gegarandeerd voor een totaal van 9,9 miljard EUR. Griekenland heeft de bank ook 1 289 miljoen EUR aan staatsobligaties geleend. Eind maart 2014 bedroeg het uitstaande bedrag aan door de staat gegarandeerde obligaties en staatsobligaties respectievelijk 9,9 miljard EUR en 1 024 miljoen EUR (93). Ook toekomstige op grond van de Griekse steunregeling voor banken verleende liquiditeitssteun vormt staatssteun.

7.1.1.2.   Herkapitalisatie door de staat, toegekend op grond van de herkapitalisatiemaatregel (maatregel A)

(211)

De Commissie heeft in het besluit van 19 november 2008 betreffende de Griekse steunregeling voor banken reeds vastgesteld dat op grond van de herkapitalisatiemaatregel te verlenen herkapitalisaties staatssteun vormen. De bank heeft 750 miljoen EUR ontvangen in de vorm van preferente aandelen, hetgeen 2,1 % van de RWA van de bank vertegenwoordigt (94).

7.1.2.   Bestaan van staatssteun in de vorm van door de staat gegarandeerde ELA (maatregel L2)

(212)

In punt 51 van de bankenmededeling van 2008 heeft de Commissie verduidelijkt dat de verstrekking van middelen van de centrale bank aan een financiële instelling geen steun vormt indien aan vier cumulatieve voorwaarden wordt voldaan met betrekking tot de solvabiliteit van de financiële instelling, de zekerheidsstelling voor de faciliteit, de aan de financiële instelling in rekening gebrachte rente en de afwezigheid van enige tegengarantie van de staat. Aangezien de door de staat gegarandeerde ELA aan de bank niet voldoet aan deze vier cumulatieve voorwaarden, in het bijzonder omdat deze door de staat wordt gegarandeerd en wordt verleend in verband met andere steunmaatregelen, kan niet worden geconcludeerd dat de door de staat gegarandeerde ELA geen staatssteun vormt.

(213)

De door de staat gegarandeerde ELA voldoet aan de vereisten die zijn vastgesteld in artikel 107, lid 1, van het Verdrag. Aangezien de maatregel een garantie van de staat ten gunste van de Griekse centrale bank omvat, worden verliezen door de staat gedragen. Bij de maatregel wordt derhalve gebruikgemaakt van staatsmiddelen. De ELA stelt banken in staat om financiering te verkrijgen op een moment waarop zij geen toegang hebben tot de wholesalefinancieringsmarkt noch tot de normale herfinancieringsactiviteiten van het Eurosysteem. De door de staat gegarandeerde ELA strekt derhalve tot voordeel van de bank. Aangezien de door de staat gegarandeerde ELA beperkt is tot de bankensector, is de maatregel selectief. Aangezien de door de staat gegarandeerde ELA de bank in staat stelt op de markt te blijven opereren en voorkomt dat de bank in gebreke blijft en de markt moet verlaten, vervalst het de mededinging. Aangezien de bank actief is in andere lidstaten en aangezien financiële instellingen uit andere lidstaten in Griekenland actief zijn of er mogelijk actief willen worden, heeft het aan de bank verleende voordeel invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten.

(214)

Op basis van bovenstaande analyse is de Commissie van mening dat de door de staat gegarandeerde ELA (maatregel L2) staatssteun vormt. De hoogte van het bedrag dat aan door de staat gegarandeerde ELA is toegekend, schommelde in de loop van de tijd. Op 31 december 2012 beliep het bedrag ongeveer 31,4 miljard EUR. Na een scherpe daling in 2013 beliep het bedrag aan het einde van dat jaar slechts 750 miljoen EUR.

7.1.3.   Bestaan van staatssteun in de vorm van door het HFSF verstrekte maatregelen

7.1.3.1.   Eerste overbruggingsherkapitalisatie (maatregel B1)

(215)

In afdeling 5.1 van het inleidingsbesluit betreffende Piraeus heeft de Commissie reeds geconcludeerd dat de eerste overbruggingsherkapitalisatie staatssteun vormt. Het ontvangen kapitaal beliep 4,7 miljard EUR.

7.1.3.2.   Tweede overbruggingsherkapitalisatie (maatregel B2)

(216)

Maatregel B2 werd uitgevoerd met middelen van het HFSF die, zoals toegelicht in overweging 65 van het inleidingsbesluit betreffende Piraeus, staatsmiddelen betreffen.

(217)

Met betrekking tot het bestaan van een voordeel wordt opgemerkt dat maatregel B2 de kapitaalratio van de bank verhoogde tot een niveau waardoor de bank kon blijven functioneren op de markt en toegang bleef houden tot financiering via het Eurosysteem. Bovendien bestond de vergoeding voor maatregel B2 uit de lopende rente op EFSF-obligaties en een aanvullende vergoeding van 1 %. Aangezien deze vergoeding duidelijk lager is dan de vergoeding van soortgelijke kapitaalinstrumenten op de markt, was de bank zeker niet in staat geweest dat kapitaal onder zulke voorwaarden bijeen te brengen op de markt. Maatregel B2 strekte derhalve tot voordeel van de bank door middel van staatsmiddelen. Aangezien de maatregel uitsluitend aan de bank beschikbaar werd gesteld, was deze selectief van aard.

(218)

De positie van de bank werd versterkt als gevolg van maatregel B2, aangezien de bank de financiële middelen ontving die noodzakelijk waren om te kunnen blijven voldoen aan de kapitaalvereisten, zodat sprake is van mededingingsvervalsing. Aangezien de bank actief is op de bankenmarkt in andere lidstaten en aangezien financiële instellingen uit andere lidstaten in Griekenland actief zijn of er mogelijk actief willen worden, heeft maatregel B2 invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten.

(219)

De Commissie is van mening dat maatregel B2 staatssteun vormt. Deze is door de nationale autoriteiten aangemeld als staatssteun. Het ontvangen kapitaal beliep 1 553 miljoen EUR.

7.1.3.3.   Committeringsbrief (maatregel B3)

(220)

Door middel van maatregel B3 zegde het HFSF toe aanvullend kapitaal te verstrekken dat nodig was voor de voltooiing van de herkapitalisatie van de bank tot het bedrag dat door de Griekse centrale bank werd gevraagd in het kader van de stresstest van 2012. Het HFSF ontvangt zijn middelen van de staat. De brief zegt derhalve staatsmiddelen toe. De omstandigheden waaronder het HFSF aan financiële instellingen steun kan verstrekken, zijn nauwkeurig bij wet gedefinieerd en beperkt. Het gebruik van deze staatsmiddelen kan derhalve worden toegerekend aan de staat. Het HFSF deed een toezegging voor het verstrekken van maximaal 1 082 miljoen EUR aan aanvullend kapitaal.

(221)

De committeringsbrief strekte de bank tot voordeel, aangezien depositohouders hierdoor gerustgesteld werden dat de bank in staat zou zijn het volledige bijeen te brengen kapitaalbedrag zou aantrekken, dat wil zeggen dat het HFSF het kapitaal zou verstrekken indien de bank er niet in zou slagen dit bedrag op de markt bijeen te brengen. Deze toezegging maakte het ook mogelijk particulier kapitaal bijeen te brengen op de markt, aangezien investeerders waren gerustgesteld dat, mocht de bank een deel van het kapitaal niet op de markt weten aan te trekken, het HFSF dit zou verstrekken. Geen particuliere investeerder zou hebben aanvaard middelen te committeren voordat de voorwaarden voor de herkapitalisatie bekend waren, en op dat moment had de bank geen toegang tot kapitaalmarkten. Het voordeel is selectief, aangezien dit niet werd verleend aan alle banken die actief zijn in Griekenland.

(222)

Aangezien de bank actief is in andere lidstaten en aangezien financiële instellingen uit andere lidstaten in Griekenland actief zijn of er mogelijk actief willen worden, zal maatregel B3 waarschijnlijk ook invloed hebben op het handelsverkeer tussen de lidstaten en zal de mededinging waarschijnlijk worden vervalst.

(223)

Maatregel B3 vormt derhalve staatssteun en is ook als zodanig aangemeld door de Griekse autoriteiten.

7.1.3.4.   Deelname van het HFSF aan de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 ter dekking van de kapitaalbehoeften van de stresstest van 2013 (maatregel B4)

(224)

De deelname van het HFSF aan de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 die gericht was op het dekken van de kapitaalbehoeften die waren geïdentificeerd in de stresstest van 2012 (maatregel B4), bestond uit de gedeeltelijke conversie van de eerste en tweede overbruggingsherkapitalisaties (maatregelen B1 en B2) in een permanente herkapitalisatie van 5 891 miljoen EUR in normale aandelen. Aangezien maatregel B4 de gedeeltelijke conversie is van reeds verleende steun, heeft deze nog steeds betrekking op staatsmiddelen, maar wordt het nominale bedrag van de steun niet verhoogd. Voor een bepaald nominaal bedrag aan steun verhoogt de maatregel echter het voordeel voor de bank (en dientengevolge de mededingingsvervalsing), aangezien het een permanente herkapitalisatie is en geen tijdelijke herkapitalisatie, zoals bij de maatregelen B1 en B2.

(225)

De Commissie merkt op dat dergelijke steun niet is verstrekt aan alle in Griekenland opererende banken. Met betrekking tot mededingingsvervalsing en de invloed op het handelsverkeer, merkt de Commissie bijvoorbeeld op dat de steun de bank in staat stelde haar activiteiten in andere lidstaten voort te zetten. Een liquidatie van de bank zou hebben geleid tot de beëindiging van haar activiteiten in het buitenland, door middel van de liquidatie of de verkoop van deze activiteiten. Daarnaast waren bepaalde banken uit andere lidstaten in Griekenland actief. Bijgevolg verstoort de maatregel de mededinging en beïnvloedt hij het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig. De Commissie is derhalve van mening dat maatregel B4 staatssteun vormt.

7.1.3.5.   Conclusie met betrekking tot de maatregelen B1, B2, B3 en B4

(226)

De maatregelen B1, B2, B3 en B4 vormen staatssteun overeenkomstig artikel 107, lid 1, van het Verdrag. De hoogte van het steunbedrag uit de maatregelen B1, B2 en B3 bedraagt 7 335 miljoen EUR. Zoals vermeld in afdeling 7.1.3.3 werd slechts een deel van de eerste en tweede overbruggingsherkapitalisatie (maatregelen B1 en B2) omgezet in een permanente herkapitalisatie (maatregelB4), aangezien de bank tijdens de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 particulier kapitaal ten bedrage van 1 444 miljoen EUR wist aan te trekken. Het aanvullende kapitaal van 1 082 miljoen EUR (maatregel B3) dat door het HFSF was toegezegd, was niet nodig en werd derhalve niet uitbetaald. Het uitbetaalde bedrag aan staatssteun is derhalve de som van de eerste en tweede overbruggingsherkapitalisatie, namelijk 6 253 miljoen EUR, en een deel van die steun werd binnen zes maanden, namelijk bij de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 (maatregel B4), weer terugbetaald aangezien de particuliere participatie hoger was dan het bedrag van de toezegging.

(227)

In punt 31 van de herstructureringsmededeling is vastgesteld dat de Commissie, naast het absolute steunbedrag, ook rekening moet houden met het steunbedrag „ten opzichte van de risicogewogen activa van de bank”. De maatregelen B1, B2 en B3 zijn verleend in de loop van een eenjarige periode, van april 2012 tot en met mei 2013. In die periode namen de RWA van de bank fors toe als gevolg van de opeenvolgende overnames. Bijgevolg doet zich de vraag voor welk RWA-niveau moet worden gebruikt, en in het bijzonder of de staatssteun moet worden beoordeeld onder verwijzing naar de RWA zoals deze bestonden aan het begin van de periode of aan het einde van de periode. De maatregelen B1, B2 en B3 zijn gericht op de dekking van een kapitaalbehoefte die door de Griekse centrale bank is geïdentificeerd in maart 2012 (de stresstest van 2012). In andere woorden bestonden de kapitaalbehoeften die deze staatssteunmaatregelen beoogden te verhelpen reeds in maart 2012. De Commissie is derhalve van mening dat het steunbedrag van de maatregelen B1, B2 en B3 moeten worden vergeleken met de RWA van de bank op 31 maart 2012. Er wordt tevens aan herinnerd dat de Griekse centrale bank, na maart 2012 en tot de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013, geen rekening hield met overnames door Griekse banken om hun kapitaalbehoeften naar boven of beneden bij te stellen. Dit element toont verder aan dat de maatregelen B1, B2 en B3 steunmaatregelen waren die verband hielden met de toestand van de bank zoals deze bestond op 31 maart 2012.

(228)

De aan de bank verleende steun bestond uit de som van de eerste en tweede overbruggingsherkapitalisatie (maatregelen B1 en B2) en de door het HFSF verstrekte toezegging (maatregel B3), namelijk 7 335 miljoen EUR of 21,5 % van de RWA van de bank op 31 maart 2012.

(229)

De aan de bank verleende steun bestond uit de som van de eerste en tweede overbruggingsherkapitalisatie (maatregelen B1 en B2), namelijk 6 253 miljoen EUR of 18,4 % van de RWA van de bank op 31 maart 2012.

(230)

Aangezien de bank in staat was particulier kapitaal aan te trekken, beliep het definitief door het HFSF in de bank geïnjecteerde bedrag in de vorm van normale aandelen 5 891 miljoen EUR, zijnde 17,3 % van de RWA van de bank op 31 maart 2012.

7.1.4.   Conclusie betreffende de aanwezigheid van staatssteun en het steunbedrag dat is ontvangen door de bank

(231)

De maatregelen B1, B2, B3, B4, L1 en L2 vormen staatssteun overeenkomstig artikel 107, lid 1, van het Verdrag. Deze maatregelen worden samengevat in tabel 11.

Tabel 11

Overzicht van de totale door de bank ontvangen steun

Ref.

Maatregel

Soort maatregel

Steunbedrag

Steun/RWA

A

Preferente aandelen

Kapitaalsteun

750 miljoen EUR

2,1  %

B1

B2

B3

Eerste overbruggingsherkapitalisatie

Tweede overbruggingsherkapitalisatie

Committeringsbrief

Kapitaalsteun

4 700 miljoen EUR

1 553 miljoen EUR

1 082 miljoen EUR

13,8  %

4,5  %

3,2  %

Totale kapitaalsteun verleend aan de bank A + B1 + B2 + B3

8 085 miljoen EUR

23,7  %

Totale kapitaalsteun uitbetaald aan de bank A + B1 + B2

7 003 miljoen EUR

21,6  %

B4

Herkapitalisatie

Kapitaalsteun

5 891 miljoen EUR

17,3  %

Totaal kapitaalsteun uitbetaald aan de bank minus binnen zes maanden terugbetaalde steun

6 641 miljoen EUR

19,4  %

Ref.

Maatregel

Soort maatregel

Nominaal steunbedrag

L1

Liquiditeitssteun

Garantie

Obligatielening

Garanties: 9,9 miljard EUR

Obligatieleningen: 1,3 miljard EUR

L2

Door de staat gegarandeerde ELA

Financiering en garantie

31,4 miljard EUR

Totaal aan de bank verleende liquiditeitssteun

42,6 miljard EUR

7.2.   RECHTSGRONDSLAG VOOR DE VERENIGBAARHEIDSBEOORDELING

(232)

Zoals geconcludeerd in overweging 183 dient de steunmaatregel aan artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag te worden getoetst (95).

(233)

Gedurende de financiële crisis heeft de Commissie verenigbaarheidscriteria ontwikkeld voor verschillende soorten steunmaatregelen. Beginselen voor de beoordeling van steunmaatregelen zijn voor het eerst vastgesteld in de bankenmededeling van 2008.

(234)

Richtsnoeren voor herkapitalisatiemaatregelen zijn te vinden in de herkapitalisatiemededeling en de verlengingsmededeling van 2011.

(235)

In de herstructureringsmededeling wordt de aanpak gedefinieerd die de Commissie hanteert met betrekking tot de beoordeling van herstructureringsplannen, in het bijzonder de noodzaak voor het herstel van de levensvatbaarheid, het verzekeren van een passende bijdrage van de begunstigde en de beperking van mededingingsvervalsing.

(236)

Dit kader is aangevuld door de bankenmededeling van 2013, die van toepassing is op steunmaatregelen die zijn aangemeld of verleend zonder voorafgaande goedkeuring door de Commissie na 31 juli 2013.

7.2.1.   Rechtsgrondslag voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de liquiditeitssteun aan de bank (maatregel L1)

(237)

De reeds door de bank ontvangen liquiditeitssteun is definitief goedgekeurd door de opeenvolgende besluiten tot goedkeuring van de maatregelen overeenkomstig de Griekse steunregeling voor banken en de wijzigingen en verlengingen daarvan (96). Toekomstige liquiditeitssteun voor de bank moet worden verleend onder een naar behoren door de Commissie goedgekeurde regeling. De voorwaarden voor dergelijke steun moeten door de Commissie worden goedgekeurd voordat deze steun wordt verleend en hoeven derhalve in dit besluit niet nader te worden beoordeeld.

7.2.2.   Rechtsgrondslag voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de preferente aandelen (maatregel A)

(238)

De in 2009 verleende herkapitalisatie in de vorm van preferente aandelen (maatregel A) is verleend op grond van de herkapitalisatiemaatregel van de Griekse steunregeling voor banken, die in 2008 is goedgekeurd overeenkomstig de bankenmededeling van 2008. Deze hoeft derhalve niet opnieuw te worden beoordeeld overeenkomstig de bankenmededeling van 2008 en moet uitsluitend worden beoordeeld overeenkomstig de herstructureringsmededeling.

7.2.3.   Rechtsgrondslag voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de door de staat gegarandeerde ELA (maatregel L2)

(239)

De verenigbaarheid van de door de staat gegarandeerde ELA (maatregel L2) moet eerst worden beoordeeld op basis van de bankenmededeling van 2008 en de verlengingsmededeling van 2011. Door de staat gegarandeerde ELA die zonder voorafgaande toestemming van de Commissie is verleend na 31 juli 2013, valt onder de bankenmededeling van 2013.

7.2.4.   Rechtsgrondslag voor de beoordeling van de verenigbaarheid van HFSF-herkapitalisaties (maatregelen B1, B2, B3 en B4)

(240)

De verenigbaarheid van de HFSF-herkapitalisaties (maatregelen B1, B2, B3 en B4), met name voor wat betreft vergoedingen, moet eerst worden beoordeeld op basis van de bankenmededeling van 2008, de herkapitalisatiemededeling en de verlengingsmededeling van 2011. In het inleidingsbesluit betreffende Piraeus heeft de Commissie haar twijfels geuit met betrekking tot de verenigbaarheid van maatregel B1 met deze mededelingen. Aangezien deze maatregelen zijn uitgevoerd voor 1 augustus 2013, vallen zij niet onder de bankenmededeling van 2013. De verenigbaarheid van de HFSF-herkapitalisaties (maatregelen B1, B2, B3 en B4) moet tevens worden beoordeeld op basis van de herstructureringsmededeling.

7.3.   NALEVING VAN DE BANKENMEDEDELING UIT 2008, DE HERKAPITALISATIEMEDEDELING EN DE VERLENGINGSMEDEDELING VAN 2011 DOOR MAATREGEL L2

(241)

Om overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag verenigbaar te zijn, moet een steunmaatregel voldoen aan de algemene verenigbaarheidscriteria: geschiktheid, noodzaak en evenredigheid.

(242)

Aangezien Griekse banken waren afgesloten van de wholesalemarkten en volledig afhankelijk werden van financiering door de centrale bank, zoals vermeld in overweging 37, en aangezien de bank niet voldoende middelen kon lenen via de standaard herfinancieringsactiviteiten, gebruikte de bank door de staat gegarandeerde ELA om voldoende liquiditeit te verkrijgen, zodat zij niet in gebreke zou blijven. De Commissie beschouwt maatregel L2 als een geschikt mechanisme om de ernstige verstoring te herstellen die door de wanbetaling van de bank zou zijn veroorzaakt.

(243)

Aangezien de door de staat gegarandeerde ELA voor de bank relatief hoge financieringskosten meebracht, heeft deze voldoende prikkels om te voorkomen dat zij voor het ontwikkelen van haar activiteiten gaat vertrouwen op deze financieringsbron. De bank moest een rente betalen van […] bp hoger dan de standaard herfinancieringsactiviteiten met het Eurosysteem. Daarnaast moest de bank een garantievergoeding van […] bp betalen aan de staat. Als gevolg hiervan zijn de totale kosten voor door de staat gegarandeerde ELA voor de bank veel hoger dan de normale kosten van ECB-herfinanciering. Met name wordt opgemerkt dat het verschil tussen deze twee kostenniveaus hoger is dan het niveau van de garantievergoeding dat wordt vereist in de verlengingsmededeling van 2011. Als gevolg hiervan kan de totale vergoeding die door de staat in rekening wordt gebracht, toereikend worden geacht. De hoogte van de door de staat gegarandeerde ELA wordt op basis van de werkelijke behoeften van de bank regelmatig herzien door de Griekse centrale bank en de ECB. Laatstgenoemde instanties houden toezicht op het gebruik ervan en verzekeren dat dit wordt beperkt tot het minimaal noodzakelijke. Maatregel L2 verstrekt de bank derhalve geen buitensporige hoeveelheid liquiditeit, die zou kunnen worden gebruikt om activiteiten te financieren die de mededinging zouden kunnen vervalsen. Het bedrag is beperkt tot het minimaal benodigde bedrag.

(244)

Dit nauwe toezicht op het gebruik van door de staat gegarandeerde ELA en de regelmatige verificatie of het gebruik wordt beperkt tot het minimaal noodzakelijke, verzekert dat deze liquiditeit evenredig is en niet leidt tot mededingingsvervalsing. De Commissie merkt tevens op dat Griekenland de toezegging heeft gedaan dat de bank een herstructureringsplan uitvoert waardoor zij minder afhankelijk wordt van financiering door de centrale bank, en zich zal houden aan gedragsbeperkingen, zoals geanalyseerd in afdeling 7.6. Deze factoren verzekeren dat de afhankelijkheid van liquiditeitssteun zo snel mogelijk zal eindigen en dat deze steun evenredig is.

(245)

Maatregel L2 voldoet derhalve aan de bankenmededeling van 2008 en de verlengingsmededeling van 2011. Aangezien de bankenmededeling van 2013 geen verdere vereisten heeft geïntroduceerd met betrekking tot garanties, voldoet maatregel L2 tevens aan de bankenmededeling van 2013.

7.4.   NALEVING VAN DE BANKENMEDEDELING UIT 2008, DE HERKAPITALISATIEMEDEDELING EN DE VERLENGINGSMEDEDELING VAN 2011 EN DE BANKENMEDEDELING VAN 2013 DOOR MAATREGELEN B1, B2, B3 EN B4

(246)

Zoals vermeld in overweging 241 en overeenkomstig punt 15 van de bankenmededeling van 2008 moet een steunmaatregel om verenigbaar te zijn met artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag voldoen aan de algemene criteria voor verenigbaarheid (97): geschiktheid, noodzaak en evenredigheid.

(247)

In de herkapitalisatiemededeling en de verlengingsmededeling van 2011 zijn nadere richtsnoeren opgenomen over het vereiste vergoedingsniveau voor kapitaalinjecties door de staat.

7.4.1.   Geschiktheid van de maatregelen

(248)

De Commissie acht de HFSF-herkapitalisaties (maatregelen B1, B2, B3 en B4) geschikt aangezien deze de bank in staat stellen te voldoen aan kapitaalvereisten. Zonder de HFSF-herkapitalisaties zou de bank niet in staat zijn geweest haar activiteiten voort te zetten zou zij de toegang tot ECB-herfinancieringsactiviteiten hebben verloren.

(249)

In dit verband heeft de Commissie in het inleidingsbesluit betreffende Piraeus opgemerkt dat de bank een van de grootste bankinstellingen in Griekenland is, zowel in termen van kredietverlening als wat het aantrekken van deposito’s betreft. De bank is derhalve van systemisch belang voor Griekenland. Indien de bank in gebreke zou zijn gebleven, zou dit tot een ernstige verstoring van de Griekse economie hebben geleid. Onder de toen geldende omstandigheden hadden financiële instellingen in Griekenland moeite met de toegang tot financiering. Het gebrek aan financiering beperkte hun mogelijkheden om leningen te verstrekken aan de Griekse economie. In dat kader zou de economie verder zijn verstoord als de bank in gebreke zou zijn gebleven. Bovendien kwamen de maatregelen B1, B2, B3 en B4 in aanzienlijke mate tot stand vanwege het PSI-programma, een zeer uitzonderlijke en onvoorspelbare gebeurtenis, en niet als gevolg van wanbeheer of het nemen van buitensporige risico’s door de bank. De maatregelen zijn derhalve bestemd om de gevolgen van het PSI-programma te verhelpen en bij te dragen aan het behoud van de financiële stabiliteit in Griekenland.

(250)

In het inleidingsbesluit betreffende Piraeus heeft de Commissie haar twijfels geuit of onmiddellijk alle mogelijke maatregelen waren genomen om te voorkomen dat de bank in de toekomst weer steun nodig zou hebben. Zoals vermeld in de overwegingen 140 en 141 van dit besluit, heeft Griekenland toegezegd om een aantal acties uit te voeren met betrekking tot de corporate governance en de commerciële activiteiten van de bank. Zoals beschreven in de overwegingen 115, 116 en 117, heeft de bank haar activiteiten tevens aanzienlijk geherstructureerd, en zijn vele kostenbesparingen reeds uitgevoerd. De twijfels van de Commissie zijn derhalve weggenomen.

(251)

In het inleidingsbesluit betreffende Piraeus heeft de Commissie tevens haar twijfels geuit of er voldoende beschermingsmaatregelen waren genomen voor het geval dat de bank onder staatstoezicht zou komen dan wel particuliere aandeelhouders de zeggenschap bleven uitoefenen terwijl de bank grotendeels eigendom van de staat zou zijn. De in de overwegingen 140 en 141 van dit besluit beschreven opmerkingen verzekeren dat de kredietactiviteiten van de bank worden uitgevoerd op commerciële basis en dat de dagelijkse bedrijfsvoering wordt beschermd tegen overheidsbemoeienis. Met het tussen het HFSF en de bank overeengekomen kader voor onderlinge betrekkingen wordt ook verzekerd dat de belangen van de staat als belangrijkste aandeelhouder worden beschermd tegen buitensporig risicogedrag door het bestuur van de bank.

(252)

Bijgevolg verzekeren de maatregelen B1, B2, B3 en B4 het behoud van de financiële stabiliteit in Griekenland. Er zijn ingrijpende acties uitgevoerd om toekomstige verliezen te minimaliseren en om te verzekeren dat de activiteiten van de bank niet in gevaar worden gebracht door onbehoorlijk bestuur. Op basis hiervan is de Commissie van mening dat de maatregelen B1, B2, B3 en B4 geschikt zijn.

7.4.2.   Noodzakelijkheid — beperking van de steun tot het minimum

(253)

Volgens de bankenmededeling van 2008 moet de steunmaatregel qua omvang en vorm noodzakelijk zijn om de doelstelling van de maatregel te verwezenlijken. Dit houdt in dat een kapitaalinjectie moet bestaan uit het minimale bedrag dat noodzakelijk is om de doelstelling te verwezenlijken.

(254)

De hoogte van de kapitaalsteun is door de Griekse centrale bank berekend in het kader van de stresstest van 2012, om te verzekeren dat de tier-1 kernkapitaalratio van de bank boven een bepaald niveau bleef in de periode 2012-2014, zoals weergegeven in tabel 3. De maatregelen B1, B2, B3 en B4 leiden derhalve niet tot een kapitaaloverschot. Zoals toegelicht in overweging 250 zijn er acties ondernomen om het risico te verminderen dat de bank in de toekomst aanvullende steun nodig heeft.

(255)

Met betrekking tot de vergoeding voor de eerste en tweede overbruggingsherkapitalisaties (maatregelen B1 en B2) wijst de Commissie erop dat deze respectievelijk in mei 2012 en december 2012 zijn verleend en in de vorm van EFSF-obligaties zijn betaald. Sinds de datum waarop de EFSF-obligaties zijn verstrekt tot de datum van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013, heeft het HFSF als vergoeding de lopende rente op de EFSF-obligaties, plus extra vergoeding van 1 %, ontvangen (98). Zoals in het inleidingsbesluit betreffende Piraeus is benadrukt, is die vergoeding lager dan het bereik tussen de 7 % en 9 % zoals gedefinieerd in de herkapitalisatiemededeling. Deze periode met een lage vergoeding was echter beperkt tot één jaar voor maatregel B1 en vijf maanden voor maatregel B2 (dat wil zeggen, tot de conversie van de overbruggingsherkapitalisatie in een standaardherkapitalisatie in normale aandelen, namelijk maatregel B4). Hoewel de eerste en tweede overbruggingsherkapitalisaties niet leidden tot verwatering van de bestaande aandeelhouders, zorgde de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013, bestaande uit de gedeeltelijke conversie van de eerste en tweede overbruggingsherkapitalisatie, wel voor een sterke verwatering van de reeds bestaande aandeelhouders, aangezien hun aandeel in het aandelenvermogen van de bank terugliep tot 2,3 %. De abnormale situatie die zich vanaf de datum van de eerste overbruggingsherkapitalisatie voordeed, kwam daarmee tot een einde. De in het inleidingsbesluit betreffende Piraeus vermelde twijfels zijn derhalve weggenomen.

(256)

Gezien de atypische oorzaak van de moeilijkheden bij de bank, waarbij verliezen voornamelijk voortvloeiden uit een schuldenkwijtschelding ten gunste van de staat (het PSI-programma en de terugkoop van schulden, hetgeen de staat een aanzienlijk voordeel opleverde, namelijk een schuldenvermindering) en uit de gevolgen van een langdurige recessie van de binnenlandse economie, kan de Commissie een dergelijke afwijking van de standaard vergoedingsvereisten zoals vastgesteld in de herkapitalisatiemededeling accepteren (99).

(257)

Maatregel B3 was een toezegging om kapitaal te verstrekken in het kader van een toekomstige kapitaalverhoging. Deze in december 2012 gedane toezegging had kunnen worden uitgevoerd door een daadwerkelijke kapitaalinjectie in mei-juni 2013, slechts vijf maanden later, toen de bank overging tot haar kapitaalverhoging. Aangezien de bank particuliere investeerders wist aan te trekken, hoefde het HFSF het toegezegde kapitaal niet te injecteren. Gelet op de korte periode waarin die toezegging om kapitaal te verstrekken geldig was en vanwege de in overweging 256 uiteengezette redenen, is het acceptabel dat er voor die toezegging geen vergoeding is betaald.

(258)

Met betrekking tot maatregel B4 moet overeenkomstig punt 8 van de verlengingsmededeling op kapitaalinjecties worden ingeschreven met een toereikende korting op de aandeelprijs, aangepast voor het verwateringseffect, om zo op redelijke wijze te verzekeren dat de staat een passende vergoeding ontvangt. Hoewel maatregel B4 niet voorzag in een aanzienlijke korting op de aandeelprijs, zoals aangepast voor het verwateringseffect, was het feitelijk onmogelijk om een aanzienlijke korting te verstrekken op de TERP (100). Vóór de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 bedroeg de marktkapitalisatie van de bank slechts enkele honderden miljoenen euro. In dergelijke omstandigheden rijst de vraag of de bestaande aandeelhouders volledig hadden moeten worden geneutraliseerd. De Commissie merkt op dat de uitgifteprijs was vastgesteld tegen een korting van 50 % op de gemiddelde marktprijs over vijftig dagen vóór de vaststelling van de uitgifteprijs. De Commissie merkt tevens op dat de verwatering van de bestaande aandeelhouders aanzienlijk is geweest aangezien dezen na de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 slechts 2,3 % van de aandelen in de bank in bezit hielden. Toepassing van een nog hogere korting op de marktprijs zou derhalve slechts een kleine invloed hebben gehad op de vergoeding van het HFSF. Gelet op de specifieke situatie van de Griekse banken, zoals toegelicht in overweging 256, en gelet op het feit dat de noodzaak voor de steun in grote mate werd veroorzaakt door een schuldenkwijtschelding ten gunste van de staat, is de Commissie van oordeel dat de uitgifteprijs voor de aandelen waarop de staat zich heeft ingeschreven, laag genoeg was.

(259)

Het HFSF heeft ook warrants uitgegeven en heeft één warrant verstrekt voor elk nieuw aandeel waarop een particuliere investeerder die deelnam aan de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 zich inschreef. Het HFSF heeft deze warrants verstrekt zonder tegenprestatie. Zoals toegelicht in overweging 106 omvatte elke warrant het recht om 4,48 aandelen van het HFSF te kopen op gezette tijdstippen en tegen uitoefenprijzen. De uitoefenprijs is gelijk aan de inschrijfprijs van het HFSF, vermeerderd met een jaarlijkse en cumulatieve rente (4 % voor jaar één, 5 % voor jaar twee, 6 % voor jaar drie, 7 % voor jaar vier en vervolgens 8 % geannualiseerd voor de laatste zes maanden). De vergoeding die het HFSF ontvangt voor zijn aandelenbezit ontvangt, wordt feitelijk beperkt tot deze plafonds. Die vergoeding is lager dan het bereik tussen de 7 % en 9 % zoals gedefinieerd in de herkapitalisatiemededeling. Aangezien deze warrants echter een belangrijke factor waren voor het succes van de rechtenuitgifte en de particuliere plaatsing die door de bank werd gestart in het kader van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013, is de Commissie van mening dat deze warrants de bank in staat stelden het steunbedrag met 1 444 miljoen EUR te verminderen. Als gevolg van de lage kapitaalratio van de bank vóór de herkapitalisatie en de destijds heersende grote onzekerheid lieten de toen beschikbare simulaties immers zien dat particuliere investeerders zonder deze warrants niet in staat waren geweest voldoende rendement te behalen en niet hadden deelgenomen. Om de in de overwegingen 249 en 256 vermelde redenen, namelijk dat het HFSF een minimale positieve vergoeding zou ontvangen indien de warrants waren uitgeoefend en het MEFP tot doel had een aantal particuliere investeerders aan te trekken om enkele banken onder particulier beheer te laten en situaties te voorkomen waarbij de gehele bankensector door het HFSF zou worden beheerd, kan de Commissie een dergelijke afwijking van de standaardvergoedingsvereisten zoals vastgesteld in de herkapitalisatiemededeling aanvaarden. Deze aanvaarding is mede gebaseerd op het feit dat de HFSF-wet, zoals in maart 2014 gewijzigd, niet voorziet in een aanpassing van de warrants in geval van verhoging van het aandelenkapitaal zonder voorkeursrecht en dat in het geval van een rechtenuitgifte alleen de uitoefenprijs van de warrants kan worden aangepast en deze aanpassing uitsluitend achteraf kan plaatsvinden tot het maximale bedrag van de uit de verkoop van de voorkeursrechten van het HFSF gerealiseerde opbrengsten. Bovendien kan de Commissie op basis van de toezegging van Griekenland dat het de Commissie om goedkeuring zou verzoeken vóór enige terugkoop van door het HFSF verstrekte warrants, verzekeren dat een potentiële toekomstige terugkoop de vergoeding van het HFSF niet verder verlaagt en de vergoeding van de warranthouders verhoogt.

(260)

Met betrekking tot het feit dat aan de aandelen van het HFSF geen stemrecht is gekoppeld, wijst de Commissie er nogmaals op dat de noodzaak voor steun niet voornamelijk het gevolg is van buitensporig risicogedrag. Voorts had het MEFP tot doel een aantal banken in particulier beheer te laten. Bovendien bieden het kader voor onderlinge betrekkingen en de automatische herintroductie van stemrechten in geval van niet-uitvoering van het herstructureringsplan voldoende bescherming tegen toekomstig buitensporig risicogedrag van de particuliere beheerders. Tot slot zijn het PSI-programma en de terugkoop van december 2012 een soort vergoeding voor de staat aangezien de schuld van de staat ten aanzien van de bank met miljarden euro werd verlaagd. Gelet op al deze redenen kan de Commissie aanvaarden dat het HFSF aandelen zonder stemrecht ontvangt. De Commissie concludeert derhalve dat maatregel B4 noodzakelijk was.

(261)

Geconcludeerd kan worden dat de maatregelen B1, B2, B3 en B4 zowel in omvang als vorm noodzakelijk zijn als reddingssteun.

7.4.3.   Evenredigheid — maatregelen ter beperking van negatieve overloopeffecten

(262)

De bank heeft een zeer groot bedrag aan staatssteun ontvangen. Deze situatie kan derhalve leiden tot ernstige mededingingsvervalsing. Griekenland heeft echter toegezegd een aantal maatregelen uit te voeren die negatieve overloopeffecten moeten beperken. Dit betreft met name de toezeggingen dat de activiteiten van de bank verder zullen plaatsvinden op commerciële basis, zoals toegelicht in de overwegingen 136 en 137. Griekenland heeft tevens een overnameverbod en enkele afstotingen toegezegd, zoals beschreven in overweging 138, 139 en 143. Beperkingen van de mededingingsvervalsing worden nader beoordeeld in afdeling 7.6.

(263)

Bij de bank is een monitoring trustee benoemd die toezicht houdt op de juiste uitvoering van de toezeggingen betreffende corporate governance en commerciële activiteiten. Dit voorkomt nadelige veranderingen in de commerciële praktijken van de bank en vermindert derhalve de potentiële negatieve overloopeffecten.

(264)

Tot slot is op 25 juni 2014 bij de Commissie een nieuw uitgebreid herstructureringsplan ingediend. Dit herstructureringsplan zal worden beoordeeld in afdeling 7.6.

(265)

Geconcludeerd kan worden dat de in het inleidingsbesluit betreffende Piraeus vermelde twijfels zijn weggenomen. De maatregelen B1, B2, B3 en B4 zijn evenredig gelet op punt 15 van de bankenmededeling van 2008.

7.4.4.   Conclusie betreffende de naleving van de bankenmededeling uit 2008, de herkapitalisatiemededeling en de verlengingsmededeling van 2011 door de HFSF-herkapitalisaties

(266)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de HFSF-herkapitalisaties (maatregelen B1, B2, B3 en B4), geschikt, noodzakelijk en evenredig zijn, gelet op punt 15 van de bankenmededeling van 2008, de herkapitalisatiemededeling en de verlengingsmededeling van 2011. De maatregelen B1, B2, B3 en B4 voldoen dus aan de bankenmededeling uit 2008, de herkapitalisatiemededeling en de verlengingsmededeling van 2011.

7.5.   NALEVING VAN DE HERSTRUCTURERINGSMEDEDELING DOOR DE OVERNAME VAN DE OVERGEDRAGEN ATE-ACTIVITEITEN, VAN GENIKI, VAN DE OVERGEDRAGEN CYPRIOTISCHE ACTIVITEITEN EN VAN MBG

(267)

In punt 23 van de herstructureringsmededeling wordt toegelicht dat de overname van ondernemingen door banken die steunmaatregelen hebben ontvangen, niet met staatssteun kan worden gefinancierd, tenzij dit van essentieel belang is om de levensvatbaarheid van de onderneming te herstellen. Voorts wordt in de punten 40 en 41 van de herstructureringsmededeling bepaald dat banken staatssteun niet mogen gebruiken voor de overname van concurrerende activiteiten, tenzij deze een onderdeel vormt van een consolidatieproces dat nodig is om de financiële stabiliteit te herstellen of een daadwerkelijke mededinging te garanderen. Daarnaast mogen overnames het herstel van de levensvatbaarheid niet in gevaar brengen of bemoeilijken. Bijgevolg moet de Commissie beoordelen of de door de bank uitgevoerde overnames verenigbaar zijn met de herstructureringsmededeling.

7.5.1.   Naleving van de herstructureringsmededeling door de overname van de overgedragen ATE-activiteiten

7.5.1.1.   Gevolgen van de overname van de overgedragen ATE-activiteiten voor de levensvatbaarheid van de bank op lange termijn

(268)

De overname van de overgedragen ATE-activiteiten leverde de bank een grote hoeveelheid deposito’s op met een veel kleiner bedrag aan nettoleningen (101). De overname droeg derhalve bij aan een forse vermindering van het zeer hoge risico met betrekking tot de ratio kredieten/deposito’s van de bank.

(269)

Bovendien heeft de overname geleid tot forse synergie, zoals kostensynergie door middel van de vermindering van filialen en personeel en de integratie van IT, financieringssynergie en inkomstensynergie.

(270)

De overname heeft derhalve een zeer gunstig effect gehad op het herstel van de levensvatbaarheid van de bank op de lange termijn.

7.5.1.2.   Gevolgen van de overname van de overgedragen ATE-activiteiten voor het door de bank benodigde steunbedrag

(271)

Overeenkomstig punt 23 van de herstructureringsmededeling mag herstructureringshulp niet worden gebruikt voor de overname van andere ondernemingen, maar slechts ter dekking van herstructureringskosten die noodzakelijk zijn voor het herstel van de levensvatbaarheid van de bank.

(272)

De door de bank betaalde tegenprestatie voor de overname van de overgedragen ATE-activiteiten werd vastgesteld op 0,6 % van de waarde van de overgedragen deposito’s en bedroeg ongeveer 95 miljoen EUR. Dit stond gelijk aan 0,02 % van de totale activa van de bank ten tijde van de overname. Het bedrag kan derhalve worden beschouwd als klein, maar niet verwaarloosbaar.

(273)

De overname van de overgedragen ATE-activiteiten verbeterde de zeer moeilijke liquiditeitspositie van de bank drastisch en verhoogde de levensvatbaarheid van de bank in aanzienlijke mate. De Commissie herinnert eraan dat […]. Derhalve kunnen de overname en de aankoopprijs worden beschouwd als van essentieel belang voor de levensvatbaarheid van de bank op de lange termijn en vallen deze onder de vrijstelling in punt 23 van de herstructureringsmededeling.

7.5.1.3.   Verstorend effect van de overname van de overgedragen ATE-activiteiten op de mededinging

(274)

Overeenkomstig de punten 39 en 40 van de herstructureringsmededeling mag staatssteun niet worden gebruikt ten koste van ondernemingen die geen steun ontvangen, en in het bijzonder niet voor de overname van concurrerende activiteiten. In punt 41 van de herstructureringsmededeling wordt bepaald dat overnames kunnen worden toegestaan als ze een onderdeel vormen van een consolidatieproces dat nodig is om de financiële stabiliteit te herstellen of een daadwerkelijke mededinging te garanderen. In dergelijke omstandigheden moet het overnameproces eerlijk verlopen en moet de overname de omstandigheden van een daadwerkelijke mededinging op de betrokken markt verzekeren.

(275)

De Griekse centrale bank oordeelde dat ATE niet levensvatbaar was als zelfstandige bank toen zij begin 2012 de levensvatbaarheid van alle Griekse banken beoordeelde. Voorts heeft de Griekse centrale bank verschillende alternatieven voor ATE geanalyseerd (bijvoorbeeld liquidatie) en geconcludeerd dat de verkoop van de overgedragen ATE-activiteiten de meest aantrekkelijke optie was, aangezien het executierisico werd verminderd en de kosten voor Griekenland werden geminimaliseerd. De overname kan dus worden beschouwd als een onderdeel van een consolidatieproces dat nodig is om de financiële stabiliteit te herstellen, zoals beschreven in punt 41 van de herstructureringsmededeling.

(276)

Bovendien is er geen bod op de overgedragen ATE-activiteiten gedaan door een bieder die geen steun had ontvangen.

(277)

Aangezien de overname van de overgedragen ATE-activiteiten door de Griekse mededingingsautoriteit werd toegestaan (102), kan tot slot worden aangenomen dat de uitkomst van het verkoopproces geen gevaar opleverde voor de daadwerkelijke mededinging in Griekenland.

(278)

De overname van de overgedragen ATE-activiteiten is derhalve in lijn met afdeling 4 van de herstructreringsmededeling.

7.5.1.4.   Conclusie betreffende de overname van de overgedragen ATE-activiteiten

(279)

Geconcludeerd wordt dat, gelet op de unieke situatie van de Griekse banken en de specifieke kenmerken van de overname van de overgedragen ATE-activiteiten, de overname voldoet aan de in de herstructureringsmededeling vastgestelde vereisten.

7.5.2.   Naleving van de herstructureringsmededeling door de overname van Geniki

7.5.2.1.   Gevolgen van de overname van Geniki voor de levensvatbaarheid van de bank op lange termijn

(280)

In termen van operationele winstgevendheid verbetert de overname van Geniki het herstel van de levensvatbaarheid van de bank op lange termijn. Volgens de analyse die ten tijde van die overname door de bank is ingediend, zou het samenvoegen van twee banken op dezelfde geografische markt leiden tot synergieën, zoals kostenbesparingen door het verminderen van het aantal werknemers en de sluiting van filialen. De bank neemt de klanten en depositohouders van Geniki over en vermindert zo de distributiekosten aanzienlijk.

(281)

In termen van liquiditeitspositie hield Geniki, zoals weergegeven in overweging 65, meer deposito’s dan nettoleningen. De overname verhoogde derhalve de liquiditeit van de bank en hielp de bank haar ratio kredieten/deposito’s te verminderen. Daarnaast was Geniki voldoende gekapitaliseerd voorafgaand aan de overname door de bank. Het was dus niet waarschijnlijk dat de overname zou leiden tot toekomstige kapitaalbehoeften voor de bank.

(282)

De overname heeft derhalve een gunstig effect gehad op het herstel van de levensvatbaarheid van de bank op de lange termijn.

7.5.2.2.   Gevolgen van de overname van Geniki voor het door de bank benodigde steunbedrag

(283)

Overeenkomstig punt 23 van de herstructureringsmededeling mag herstructureringshulp niet worden gebruikt voor de overname van andere ondernemingen, maar slechts ter dekking van herstructureringskosten die noodzakelijk zijn voor het herstellen van de levensvatbaarheid van de bank. Hoewel er positieve gevolgen zijn voor de levensvatbaarheid van de bank, is de overname in dit geval niet essentieel voor de levensvatbaarheid in de zin van punt 23 van de herstructureringsmededeling.

(284)

De bank heeft echter slechts 1 miljoen EUR betaald voor de aankoop van Geniki, wat kan worden beschouwd als een zeer klein bedrag. Bovendien was Geniki voldoende gekapitaliseerd en injecteerde Société Générale, als voorwaarde voor de transactie, een aanzienlijk bedrag aan kapitaal in de bank (103).

(285)

De Commissie concludeert dat, gelet op de specifieke kenmerken van de transactie (overname tegen een zeer laag bedrag van een volledig gekapitaliseerde bank en kapitaalinjectie door de verkoper in de bank), de overname geen verdere kapitaalbehoefte voor de bank genereert en dat de overname van Geniki derhalve bij uitzondering niet indruist tegen het beginsel dat steun moet worden beperkt tot het minimaal benodigde bedrag.

7.5.2.3.   Verstorend effect van de overname van Geniki op de mededinging

(286)

Zoals vermeld in overweging 274 en overeenkomstig de punten 39 en 40 van de herstructureringsmededeling, mag staatssteun niet worden gebruikt ten koste van ondernemingen die geen steun ontvangen en in het bijzonder niet voor de overname van concurrerende activiteiten, behalve onder specifieke omstandigheden.

(287)

De Griekse centrale bank oordeelde dat Geniki als zelfstandige bank niet levensvatbaar was, toen zij begin 2012 de levensvatbaarheid van alle Griekse banken beoordeelde. Geniki genereerde grote verliezen voor Société Générale die deze bank derhalve wilde verkopen en, indien verkoop niet mogelijk was, had kunnen overwegen hoe ze deze entiteit had kunnen laten falen. De overname kan derhalve worden beschouwd als een onderdeel van een consolidatieproces dat nodig is om de financiële stabiliteit te herstellen, zoals beschreven in punt 41 van de herstructureringsmededeling.

(288)

Bovendien is er geen enkel geldig bod voor overname van Geniki uitgebracht door een bieder die geen steun had ontvangen. Er was derhalve geen sprake van verdringing van een bieder die geen steun had ontvangen door de bank.

(289)

Aangezien de overname door de Griekse mededingingsautoriteit werd toegestaan (104), kan worden aan genomen dat de uitkomst van het verkoopproces geen gevaar opleverde voor de daadwerkelijke mededinging in Griekenland.

(290)

Tot slot was de aankoopprijs erg laag. Derhalve kan niet worden aangenomen dat de bank staatssteun heeft gebruikt om de overname te financieren. Gezien deze elementen kan worden geconcludeerd dat de overname van Geniki valt onder de vrijstelling zoals bedoeld in punt 41 van de herstructureringsmededeling.

7.5.2.4.   Conclusie betreffende de overname van Geniki

(291)

Geconcludeerd moet worden dat, gelet op de unieke situatie van de Griekse banken en de specifieke kenmerken van de overname van Geniki, de overname voldoet aan de in de herstructureringsmededeling gestelde vereisten.

7.5.3.   Naleving van de herstructureringsmededeling door de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten

7.5.3.1.   Gevolgen van de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten voor de levensvatbaarheid van de bank op lange termijn

(292)

De overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten verbetert de levensvatbaarheid van de bank op lange termijn.

(293)

Volgens de ten tijde van de overname door de bank ingediende analyse zou de transactie leiden tot aanzienlijke synergieën, zoals kostensynergie door middel van besparingen op de administratie en het personeel en aanzienlijke verbetering van de kosten voor deposito’s. Na de overname heeft de bank de Griekse activiteiten van de drie Cypriotische activiteiten volledig geïntegreerd, de filialen van de drie Cypriotische banken een nieuwe naam gegeven en is de bank ver gevorderd in het rationaliseren van het netwerk.

(294)

De leningsportfolio’s van de Griekse activiteiten van de drie Cypriotische banken waren voorzien van voldoende middelen. De bank heeft deze leningen feitelijk verkregen tegen een prijs die ver beneden de nominale waarde lag: de aankoopprijs werd verlaagd om de toekomstige verliezen te weerspiegelen, zoals geraamd door Pimco in het kader van een stresstest. Het risico op hogere leningverliezen dan die welke reeds weerspiegeld waren in de lage aankoopprijs, is derhalve beperkt.

(295)

De bank heeft tevens een grote hoeveelheid deposito’s overgenomen, bijna even groot als de overgenomen leningen. Dit versterkte derhalve de liquiditeitspositie van de bank.

(296)

De overname heeft derhalve een gunstig effect gehad op het herstel van de levensvatbaarheid van de bank op de lange termijn.

7.5.3.2.   Gevolgen van de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten voor het door de bank benodigde steunbedrag

(297)

Overeenkomstig punt 23 van de herstructureringsmededeling mag herstructureringshulp niet worden gebruikt voor de overname van andere ondernemingen, maar slechts ter dekking van herstructureringskosten die noodzakelijk zijn voor het herstellen van de levensvatbaarheid van de bank.

(298)

Zoals geanalyseerd in afdeling 7.3, was de steun gericht op de dekking van de kapitaalbehoeften van de onderneming die de overgedragen Cypriotische activiteiten zou overnemen, aangezien de overname het behoud van de financiële stabiliteit in Griekenland zou verzekeren. De tegenprestatie die de bank uiteindelijk voor de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten heeft betaald, was veel lager dan de boekwaarde van het overgenomen portfolio. Zij was zelfs lager dan de waarde van de leningen na neerwaartse bijstelling om de toekomstige verliezen te weerspiegelen, zoals geraamd door Pimco overeenkomstig de stresstest. De overnameprijs kan derhalve als negatief worden beschouwd. Deze conclusie wordt ondersteund door het feit dat de bank een grote negatieve goodwill heeft geboekt bij de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten, hetgeen haar kapitaal heeft verhoogd.

(299)

Mocht desalniettemin worden aangenomen dat de bank een positieve prijs heeft betaald, dan merkt de Commissie echter op dat het HFSF aan de koper als voorwaarde voor de overname heeft toegezegd het benodigde bedrag van de aankoopprijs in kapitaal te injecteren. Het HFSF kwam die toezegging na in het kader van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013. De kapitaalinjectie vormde steun aan de overgedragen Cypriotische activiteiten en niet aan de bank, zoals toegelicht in afdeling 6.2.1. De overname leidde derhalve niet tot de behoefte aan extra staatsteun voor de bank.

(300)

Geconcludeerd wordt dat, als gevolg van de atypische voorwaarden (lage aankoopprijs en door het HFSF gedane toezegging om de aankoopprijs te injecteren in het kader van een kapitaalverhoging), de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten bij uitzondering niet indruist tegen het beginsel dat steun moet worden beperkt tot het minimaal benodigde bedrag.

7.5.3.3.   Verstorend effect van de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten op de mededinging

(301)

Zoals vermeld in overweging 274 en overeenkomstig de punten 39 en 40 van de herstructureringsmededeling, mag staatssteun niet worden gebruikt ten koste van ondernemingen die geen steun ontvangen en in het bijzonder niet voor de overname van concurrerende activiteiten, behalve onder specifieke omstandigheden.

(302)

De verkoop van de Griekse activiteiten van de drie Cypriotische banken erop was gericht de stabiliteit van het Griekse bankensysteem te beschermen en te verzekeren dat de Cypriotische banken deze ondernemingen konden verkopen voordat ze hun waarde zouden kunnen verliezen. De transactie kan dus worden beschouwd als een onderdeel van een consolidatieproces dat nodig is om de financiële stabiliteit te herstellen, zoals beschreven in punt 41 van de herstructureringsmededeling.

(303)

Bovendien is er geen geldig bod voor overname van de Griekse activiteiten van de drie Cypriotische banken uitgebracht door een bieder die geen steun had ontvangen. Het verkoopproces was open, transparant en non-discriminatoir.

(304)

Aangezien de overname door de Griekse mededingingsautoriteit werd toegestaan (105), kan worden aangenomen dat de uitkomst van het verkoopproces geen gevaar opleverde voor de daadwerkelijke mededinging in Griekenland.

(305)

Gezien deze elementen kan worden geconcludeerd dat de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten valt onder de vrijstelling zoals opgenomen in punt 41 van de herstructureringsmededeling.

7.5.3.4.   Conclusie betreffende de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten

(306)

Geconcludeerd wordt dat, gelet op de unieke situatie van de Griekse banken en de specifieke kenmerken van de overname van de overgedragen Cypriotische activiteiten, de overname voldoet aan de in de herstructureringsmededeling vastgestelde vereisten.

7.5.4.   Naleving van de herstructureringsmededeling door de overname van MBG

7.5.4.1.   Gevolgen van de overname van MBG voor de levensvatbaarheid van de bank op lange termijn

(307)

De overname van de volledig geherkapitaliseerde MBG verbetert de levensvatbaarheid van de bank op lange termijn.

(308)

Volgens de ten tijde van de overname door de bank ingediende analyse zou de transactie leiden tot aanzienlijke synergieën, zoals kostensynergie door middel van vermindering van filialen en personeel, lagere depositokosten en inkomstensynergieën. De bank heeft MBG ondertussen volledig geïntegreerd.

(309)

Daarnaast is het niet waarschijnlijk dat de overname leidt tot toekomstige kapitaalbehoeften voor de bank, aangezien MBG vóór de overname door de bank voldoende was gekapitaliseerd en de bank een koopprijs van 1 miljoen EUR heeft betaald. Bovendien heeft de verkoper, als onderdeel van de transactie, de toezegging gedaan om 400 miljoen EUR aan kapitaal te injecteren in de bank. Deze toezegging is nagekomen in het kader van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013, toen BCP 400 miljoen EUR injecteerde in de bank.

(310)

Geconcludeerd wordt dat de overname positief is geweest voor het herstel van de levensvatbaarheid van de bank op lange termijn en dat de aankoopprijs van MBG zo laag was dat dit geen hinderpaal is geweest om de steun tot het minimaal benodigde bedrag te beperken.

7.5.4.2.   Gevolgen van de overname van MBG voor het door de bank benodigde steunbedrag

(311)

Overeenkomstig punt 23 van de herstructureringsmededeling mag herstructureringshulp niet worden gebruikt voor de overname van andere ondernemingen, maar slechts ter dekking van herstructureringskosten die noodzakelijk zijn voor het herstellen van de levensvatbaarheid van de bank. Hoewel er positieve gevolgen zijn voor de levensvatbaarheid van de bank, is de overname in dit geval niet essentieel voor haar levensvatbaarheid in de zin van punt 23 van de herstructureringsmededeling.

(312)

De bank heeft echter slechts 1 miljoen EUR betaald voor de aankoop van MBG, wat kan worden beschouwd als een zeer klein bedrag. Bovendien was MBG voldoende gekapitaliseerd door BCP en injecteerde BCP, als voorwaarde voor de transactie, 400 miljoen EUR aan kapitaal in de bank (106).

(313)

Geconcludeerd wordt dat, gelet op de specifieke kenmerken van de transactie (overname tegen een zeer laag bedrag van een volledig gekapitaliseerde bank en kapitaalinjectie door de verkoper in de bank), de overname van MBG geen verdere kapitaalbehoeften voor de bank genereert en dat de overname van MBG derhalve bij uitzondering niet indruist tegen het vereiste om de steun te beperken tot het minimaal benodigde bedrag.

7.5.4.3.   Verstorend effect van de overname van MBG op de mededinging

(314)

Zoals vermeld in overweging 274 en overeenkomstig de punten 39 en 40 van de herstructureringsmededeling mag staatssteun niet worden gebruikt ten koste van ondernemingen die geen steun ontvangen en in het bijzonder niet voor de overname van concurrerende activiteiten, behalve onder specifieke omstandigheden.

(315)

De Griekse centrale bank oordeelde dat MBG als zelfstandige bank niet levensvatbaar was, toen zij begin 2012 de levensvatbaarheid van alle Griekse banken beoordeelde. MBG genereerde grote verliezen voor BCP, die daarom MBG wilde verkopen en, indien verkoop niet mogelijk was, had kunnen overwegen hoe ze MBG had kunnen laten falen. De verkoop van MBG vormde tevens een onderdeel van het herstructureringsplan van BCP (107). De overname kan derhalve worden beschouwd als een onderdeel van een consolidatieproces dat nodig is om de financiële stabiliteit te herstellen, zoals beschreven in punt 41 van de herstructureringsmededeling.

(316)

Bovendien is er geen enkel geldig bod voor overname van MBG uitgebracht door een bieder die geen steun had ontvangen.

(317)

Tegen deze achtergrond kan worden geconcludeerd dat de overname van MBG valt onder de vrijstelling zoals bedoeld in punt 41 van de herstructureringsmededeling.

7.5.4.4.   Conclusie betreffende de overname van MBG

(318)

Geconcludeerd wordt dat, gelet op de unieke situatie van de Griekse banken en de specifieke kenmerken van de overname van MBG, de overname voldoet aan de in de herstructureringsmededeling vastgestelde vereisten.

7.6.   NALEVING VAN DE HERSTRUCTURERINGSMEDEDELING DOOR DE MAATREGELEN A, B1, B2, B3 EN B4

7.6.1.   Oorzaken van de moeilijkheden en gevolgen voor de beoordeling op basis van de herstructureringsmededeling

(319)

Zoals vermeld in de afdelingen 2.1.1 en 2.1.2 zijn de moeilijkheden waarmee de bank werd geconfronteerd voornamelijk veroorzaakt door de Griekse schuldencrisis en de diepe recessie in Griekenland en het zuiden van Europa. De Griekse crisis heeft ertoe geleid dat de Griekse regering geen toegang meer had tot de financiële markten en uiteindelijk een overeenkomst moest sluiten met haar nationale en internationale crediteuren, het PSI-programma, wat heeft geleid tot een vermindering van de vorderingen tegen de staat met 53,3 %. Bovendien werd 31,5 % van de vorderingen omgeruild voor nieuwe GGB’s met een lagere rente en langere looptijd. Deze nieuwe GGB’s zijn in december 2012 door de staat teruggekocht van de Griekse banken tegen een prijs tussen 30,2 % en 40,1 % van hun nominale waarde, waardoor ze een verder verlies vormden voor de Griekse banken. Naast de gevolgen van het PSI-programma en de terugkoop van schulden op haar kapitaalpositie, had de bank tussen 2010 en medio 2012 tevens te kampen met een enorme deposito-uitstroom als gevolg van het risico dat Griekenland de eurozone zou verlaten door de onhoudbare staatsschuld en de economische recessie.

(320)

De aan de bank verleende steun, dat wil zeggen de som van de maatregelen B1, B2, B3 en B4, oftewel 7 335 miljoen EUR, bedraagt meer dan het verlies dat is geboekt na het PSI-programma (5 911 miljoen EUR).

(321)

Een groot deel van de kapitaalbehoeften vloeit voort uit de standaardblootstelling van een financiële instelling aan het landenrisico van het land van vestiging. Op dit feit is ook gewezen in de overwegingen 63 en 74 van het inleidingsbesluit betreffende Piraeus. Als gevolg daarvan is het voor de bank minder dan voor andere steun ontvangende financiële instellingen die buitensporige risico’s hebben gelopen, noodzakelijk om in haar herstructureringsplan kwesties met betrekking tot moreel risico aan te pakken. Aangezien de steunmaatregelen minder verstorend zijn, moeten de maatregelen die worden genomen om verstoringen te voorkomen evenredig worden verzacht. Omdat het PSI-programma en de terugkoop van schulden een kwijtschelding van schulden ten gunste van de staat vormen, kan de vergoeding voor de staat bij de herkapitalisatie van banken lager zijn. De Commissie merkt echter op dat de blootstelling aan het Griekse landenrisico bij de bank groter was dan bij de andere grote Griekse banken (108). Als gevolg hiervan kunnen niet alle verliezen op GGB’s worden toegeschreven aan de standaardblootstelling die een financiële instelling bezit ten aanzien van het landenrisico van het land van vestiging.

(322)

De tweede verliesbron voor de bank zijn de verliezen op haar leningen aan Griekse huishoudens en ondernemingen. De Commissie is van oordeel dat deze verliezen voornamelijk het gevolg zijn van de uitzonderlijk diepe en langdurige recessie en de inkrimping van het bbp met ongeveer 25 % in vijf jaar, en niet van risicovolle kredietverleningspraktijken van de bank. Als gevolg hiervan vormt de steun voor de dekking van deze verliezen geen moreel risico, wat wel het geval zou zijn als de steun een bank beschermt tegen de gevolgen van risicogedrag in het verleden. De steun is derhalve minder verstorend (109).

(323)

Een deel van de kapitaalbehoeften en de leningverliezen van de bank is echter afkomstig van enkele internationale dochterondernemingen. De in 2012 uitgevoerde stresstests om de kapitaalbehoeften van de bank vast te stellen, wezen uit dat kredietverliesprognoses voor buitenlandse leningen 1 314 miljoen EUR in het basisscenario en 1 624 miljoen EUR in het negatieve scenario bedroegen. Meerdere van deze buitenlandse ondernemingen waren in recente jaren verliesgevend. De verliezen van de internationale activiteiten bedroegen in 2012 244 miljoen EUR vóór belastingen (110). De buitenlandse activa verslechterden ook de liquiditeit.

(324)

Daarom kan worden geconcludeerd dat een aanzienlijk deel van de verliezen en de noodzaak voor steunmaatregelen vallen onder punt 14 van de verlengingsmededeling van 2011, volgens welke de Commissie haar eisen kan verzachten. Zo vloeit een deel van de steunbehoefte ook voort uit de uitzonderlijk diepe recessie in Griekenland en niet uit risicovolle kredietverlening. Dergelijke steun vormt geen moreel risico en is derhalve minder verstorend.

(325)

Tot slot wordt een deel van de steunbehoefte veroorzaakt door het risicogedrag van de bank met betrekking tot haar grote bezit aan staatsschuld en haar buitenlandse dochterondernemingen.

7.6.2.   Levensvatbaarheid

(326)

Een herstructureringsplan moet verzekeren dat een financiële instelling aan het einde van de herstructureringsperiode in staat is haar levensvatbaarheid op lange termijn te herstellen (afdeling 2 van de herstructureringsmededeling). In onderhavig geval wordt de herstructureringsperiode gedefinieerd als de periode tussen de datum van vaststelling van dit besluit en 31 december 2018.

(327)

Overeenkomstig de punten 9, 10 en 11 van de herstructureringsmededeling heeft Griekenland een uitgebreid en gedetailleerd herstructureringsplan ingediend dat volledige informatie biedt over het bedrijfsmodel van de bank. In het plan worden ook de oorzaken van de moeilijkheden van de bank geïdentificeerd alsmede de maatregelen om alle kwesties betreffende levensvatbaarheid aan te pakken, mochten deze zich voordoen. In het herstructureringsplan wordt met name de strategie beschreven die is gekozen om de operationele efficiëntie van de bank te behouden en het hoge NPL-niveau, de kwetsbare liquiditeits- en kapitaalpositie en de buitenlandse activiteiten aan te pakken die de afgelopen jaren voor financiering en kapitaal afhankelijk waren van het moederbedrijf.

7.6.2.1.   Griekse bankactiviteiten

(328)

Met betrekking tot de liquiditeit (111) en de afhankelijkheid van de bank van financiering via het Eurosysteem wordt in het herstructureringsplan voorzien in een beperkte groei van de balans in Griekenland, terwijl de depositobasis weer zou moeten groeien. De afhankelijkheid van door de staat gegarandeerde ELA, die reeds is afgenomen, blijft verder afnemen, wat de bank helpt bij het verlagen van de financieringskosten.

(329)

De toezegging met betrekking tot de ratio kredieten/deposito’s, zoals vermeld in overweging 137, moet ervoor zorgen dat de balansstructuur van de bank aan het einde van de herstructureringsperiode duurzaam is. De verkoop van effecten en andere niet-kernactiviteiten zorgen ook voor een versterking van de liquiditeitspositie van de bank. Als gevolg van de nog steeds moeilijke liquiditeitspositie van de bank kan de Commissie instemmen met het verzoek van de Griekse autoriteiten om de bank liquiditeit te verstrekken op basis van de garantiemaatregel en de maatregel betreffende staatsobligatieleningen van de Griekse steunregeling voor banken en op basis van de door de staat gegarandeerde ELA.

(330)

Om haar financieringskosten te verlagen, heeft Griekenland tevens toegezegd dat de bank de rentetarieven die deze betaalt over deposito’s in Griekenland, zoals beschreven in overweging 137, zal blijven verlagen. Met een dergelijke verlaging van de depositokosten wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de verbetering van de winstgevendheid vóór voorzieningen van de bank.

(331)

Sinds het begin van de crisis heeft de bank grote overnames gedaan, die haar omvang en depositobasis drastisch hebben doen toenemen. De bank heeft de overgenomen ondernemingen in recordtijd succesvol geïntegreerd. Momenteel probeert zij alle mogelijke synergieën te realiseren die uit deze overnames voortvloeien. De bank is begonnen met het rationaliseren van haar commerciële netwerk in Griekenland, door middel van een vermindering van het aantal filialen en medewerkers (112). Tegen 2017 zullen de totale kosten van de bank in Griekenland afgenomen zijn met nog eens […] % ten opzichte van 2013. Om die doelstelling te bereiken, heeft Griekenland toegezegd dat de bank haar filialen en medewerkers in Griekenland zal terugbrengen tot respectievelijk […] en […] op 31 december 2017, met maximale totale kosten in Griekenland van […] miljard EUR. De verwachte kosten/inkomstenratio komt aan het einde van de herstructureringsperiode uit op minder dan […] %. De Commissie is van oordeel dat het herstructureringsplan de efficiëntie van de bank in de nieuwe marktomgeving veiligstelt.

(332)

Een ander belangrijk actiegebied is de afhandeling van NPL, aangezien deze 36 % van het portfolio van de bank op 31 december 2013 vormen (113). De bank is voornemens haar kredietbeleid (limieten, dekking in de vorm van zekerheden) te verbeteren en zich te richten op de kernactiviteit om haar verliezen te minimaliseren. Griekenland heeft tevens toegezegd dat de bank zal voldoen aan hoge normen met betrekking tot het kredietbeleid om risico’s te beheren en de waarde voor de bank te maximaliseren in elk stadium van het kredietproces, waaronder de herstructurering van leningen, zoals beschreven in overweging 141.

7.6.2.2.   Corporate governance

(333)

Een ander aandachtspunt is het bestuur van de bank, gelet op het feit dat het HFSF een meerderheid van de aandelen van de bank in zijn bezit heeft na de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013, zij het met beperkt stemrecht. Daarnaast zijn enkele van de particuliere investeerders die zeggenschap uitoefenen over de bank, tevens in het bezit van warrants en zouden zij dus maximaal profiteren indien de aandelenprijs tijdens de herstructureringsperiode zou stijgen. Aangezien deze situatie zou kunnen leiden tot moreel risico, is in 2013 tussen de bank en het HFSF een specifiek kader voor onderlinge betrekkingen overeengekomen. In dit kader wordt de dagelijkse bedrijfsvoering bij de bank beschermd tegen elke bemoeienis van haar belangrijkste aandeelhouders, terwijl wordt verzekerd dat het HFSF toezicht kan houden op de uitvoering van het herstructureringsplan en via passende raadplegingsprocedures buitensporig risicogedrag van het bestuur van de bank kan voorkomen. De bank heeft tevens toegezegd nauwlettend toezicht te zullen houden op haar risicopositie ten opzichte van verbonden kredietnemers. De Commissie reageert positief op het feit dat het HFSF zijn stemrechten automatisch terugwint indien de bank het herstructureringsplan niet uitvoert.

7.6.2.3.   Internationale activiteiten

(334)

Sommige van de internationale activiteiten van de bank hebben in het verleden gezorgd voor een aanzienlijke daling van het kapitaal en de liquiditeit van de bank, zoals toegelicht in overweging 323.

(335)

In het herstructureringsplan wordt ervan uitgegaan dat de bank zich zal blijven richten op de binnenlandse markt. De bank heeft haar dochteronderneming in de Verenigde Staten van Amerika reeds verkocht. Zij is tevens begonnen met het rationaliseren van de andere dochterondernemingen, met het versterken van het proces van onderschrijving van leningen en met het verminderen van het financieringstekort van de dochterondernemingen. De bank plant verdere rationalisering van haar netwerk in de dochterondernemingen die zij behoudt, zoals beschreven in overweging 130.

(336)

Het totale bedrag aan buitenlandse activa zal derhalve in de toekomst afnemen. Aan het einde van de herstructureringsperiode zullen deze goed zijn voor een aandeel van […] op de totale balans van de bank.

(337)

De Commissie is derhalve van mening dat de bank deze buitenlandse ondernemingen voldoende zal hebben geherstructureerd en hun omvang voldoende zal hebben teruggebracht om te voorkomen dat zij in de toekomst zal worden geconfronteerd met aanvullende kapitaalbehoeften en liquiditeitstekorten. De in overweging 138 beschreven toezegging dat de bank er zich van zal onthouden grote hoeveelheden kapitaal te injecteren in de internationale dochterondernemingen van de bank, moet er ook voor zorgen dat buitenlandse dochterondernemingen geen bedreiging vormen voor haar kapitaal- of liquiditeitspositie.

7.6.2.4.   Conclusie betreffende levensvatbaarheid

(338)

Uit het in afdeling 2.4 beschreven basisscenario blijkt dat de bank aan het einde van de herstructureringsperiode in staat zal zijn een rendement te realiseren dat voldoende is voor de dekking van alle kosten en een passend rendement op actief vermogen biedt, rekening houdend met het risicoprofiel. Tegelijkertijd wordt verwacht dat de kapitaalpositie van de bank op een bevredigend niveau blijft.

(339)

Tot slot neemt de Commissie nota van het negatieve scenario dat is beschreven in het herstructureringsplan van de bank, zoals ingediend door de Griekse autoriteiten. Dit negatieve scenario is gebaseerd op een reeks aannames die zijn overeengekomen met het HFSF. In dit scenario wordt rekening gehouden met een langere en diepere recessie, evenals met een sterkere deflatie van de vastgoedprijzen. Uit het herstructureringsplan blijkt dat de bank in staat is een redelijke hoeveelheid stress te weerstaan, aangezien zij, in het negatieve scenario, winstgevend en voldoende gekapitaliseerd blijft aan het einde van de herstructureringsperiode.

(340)

Het bedrag aan aanvullend kapitaal dat in 2014 is bijeengebracht, namelijk 1 750 miljoen EUR, is voldoende om tijdens de herstructureringsperiode het basisscenario van de stresstest van 2013 te weerstaan en om de preferente aandelen terug te betalen, zoals de bank in mei 2014 heeft gedaan (114). […] De Commissie wijst erop dat bij de beoordeling van de kapitaalbehoeften overeenkomstig het basisscenario de Griekse centrale bank verschillende aanpassingen heeft aangebracht die geleid hebben tot een verhoging van de geraamde kapitaalbehoeften in vergelijking met de door de bank in haar eigen basisscenario geraamde kapitaalbehoeften. De Commissie is derhalve van oordeel dat de door de Griekse centrale bank geraamde kapitaalbehoeften voor het basisscenario uitgaan van een zekere mate van stress. Om te concluderen dat de bank levensvatbaar is, verplicht de Commissie de bank niet ertoe vooraf voldoende kapitaal te hebben voor de dekking van de kapitaalbehoeften in het ongunstige scenario zoals geraamd door de Griekse centrale bank, aangezien dat geraamde niveau een hoog stressniveau vertegenwoordigt en, zoals uit de kapitaalopbrengst in maart 2014 blijkt, de bank opnieuw toegang tot de kapitaalmarkten heeft.

(341)

Voorts is het positief te noemen dat de bank geen aanvullende investeringen zal doen in risicovolle waardepapieren, wat zal helpen haar kapitaal- en liquiditeitspositie te behouden.

(342)

Bijgevolg wordt geconcludeerd dat de combinatie van de reeds uitgevoerde herstructurering en de voorgestelde verdere herstructurering voldoende zijn om de levensvatbaarheid van de bank op lange termijn te herstellen.

7.6.3.   Eigen bijdrage en lastenverdeling

(343)

Zoals vermeld in afdeling 3 van de herstructureringsmededeling, moeten banken en hun belanghebbenden zo veel mogelijk bijdragen aan de herstructurering, om te verzekeren dat de steun wordt beperkt tot het minimaal benodigde bedrag. Banken moeten derhalve hun eigen middelen gebruiken om hun herstructurering te financieren, bijvoorbeeld door activa te verkopen, terwijl de aandeelhouders de verliezen van de financiële instelling zo veel mogelijk moeten opvangen.

7.6.3.1.   Eigen bijdrage door de bank: afstotingen en kostenbesparing

(344)

De bank heeft reeds kleine buitenlandse ondernemingen afgestoten (in de Verenigde Staten van Amerika) en schulden afgebouwd voor een deel van haar portfolio om zowel de kapitaaltoereikendheid als de liquiditeitspositie te verbeteren. In het herstructureringsplan wordt voorzien in schuldafbouw van haar buitenlandse activiteiten, zoals beschreven in overweging 125 tot en met 129. Gezien de reeds uitgevoerde schuldafbouw en afstotingen en na de uitvoering van de toezeggingen betreffende de deleveraging en afstoting van buitenlandse ondernemingen, zal de bank haar geografische aanwezigheid in […] aanzienlijk hebben verminderd. Door het inkrimpen van de internationale activa van de bank zal ook het latente risico dat in de toekomst steun nodig zou zijn, aanzienlijk verminderen. Dit helpt derhalve om het steunbedrag tot het minimaal benodigde bedrag te verminderen.

(345)

Om haar kapitaalbehoeften te verminderen, zal de bank geen kapitaal gebruiken om haar buitenlandse dochterondernemingen te steunen of uit te breiden, zoals beschreven in overweging 138. Bovendien verzekeren de door Griekenland gedane toezeggingen dat de bank geen kostbare overnames zal verrichten.

(346)

De bank heeft zich tevens verbonden tot een verreikend kostenbesparingsprogramma, zoals vermeld in afdeling 2.4.2. De kosten zullen tot 2017 verder afnemen. Het personeelsbestand wordt verder teruggebracht en salarissen worden naar beneden bijgesteld. Griekenland heeft tevens toegezegd de vergoeding van de bankmanagers te beperken, […].

7.6.3.2.   Lastenverdeling door historische aandeelhouders en nieuw op de markt bijeengebracht kapitaal

(347)

De historische aandeelhouders van de bank waren verwaterd als gevolg van de in 2009 voltooide uitgifte van rechten (115) en vervolgens opnieuw als gevolg van de herkapitalisatie door het HFSF (maatregel B4) en het bijeenbrengen van particulier kapitaal in 2013 en maart 2014. Het belang van de aandeelhouders van de bank, die op dat moment tevens de investeerders omvatten die in 2009 geld hadden geïnjecteerd, werd bijvoorbeeld teruggebracht van 100 % vóór de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 tot slechts 2,3 % na deze herkapitalisatie. Bovendien heeft de bank sinds 2008 geen dividend uitbetaald in contanten. Naast de lastenverdeling door de historische aandeelhouders heeft de bank een aanzienlijk bedrag aan particulier kapitaal bijeengebracht sinds de crisis in 2008 is begonnen, namelijk 807 miljoen EUR in 2009, 1 444 miljoen in 2013 en 1 750 miljoen in 2014.

7.6.3.3.   Lastenverdeling door achtergestelde kredietverleners

(348)

De hybride en achtergestelde kredietverleners van de bank hebben bijgedragen aan de herstructureringskosten van de bank. De bank heeft verschillende zogenoemde liability management-activiteiten verricht om kapitaal te genereren, zoals beschreven in overweging 134.

(349)

De nog uitstaande instrumenten zijn onderworpen aan het couponverbod, zoals vermeld in overweging 143. De Commissie is derhalve van oordeel dat een passende lastenverdeling door de hybride en achtergestelde kredietverleners van de bank is verzekerd en dat in dat opzicht aan de vereisten van de herstructureringsmededeling is voldaan.

7.6.3.4.   Conclusie betreffende eigen bijdrage en lastenverdeling

(350)

In vergelijking met de totale ontvangen herkapitalisatie door de staat zijn de eigen bijdrage en de lastenverdeling, met name in de vorm van de verkoop van activa en het inkrimpen van de leningportefeuille, veel lager dan wat de Commissie normaal gesproken als voldoende beschouwt. De inkrimping heeft uitsluitend betrekking op de buitenlandse activiteiten, die slechts een beperkt onderdeel van de bank vormen (116), en de herstructurering voorziet niet in een vermindering van de omvang van de lening- en depositoportefeuilles in Griekenland die als gevolg van overnames drastisch in juist tegenovergestelde zin zijn gestegen in het afgelopen jaar. De Commissie houdt echter rekening met de in afdeling 7.6.1 besproken elementen en in het bijzonder met het feit dat de ontvangen steun deels in aanmerking komt voor vrijstelling overeenkomstig punt 14 van de verlengingsmededeling van 2011, waardoor de Commissie een lagere eigen bijdrage en lastenverdeling kan accepteren. De Commissie reageert ook positief op het feit dat de bank in mei 2013 1 444 miljoen EUR bijeen heeft gebracht op de markt en in maart 2014 1 750 miljoen EUR, […]. Bovendien werd het in maart 2014 bijeengebrachte kapitaal bijeengebracht tegen een prijs per aandeel die gelijk was aan de prijs per aandeel waartegen het HFSF heeft ingeschreven in het kader van de herkapitalisatie van het voorjaar van 2013 (maatregel B4). De hoge uitgifteprijs heeft derhalve de verwatering van het HFSF beperkt. De bank heeft tevens de preferente aandelen (maatregel A) terugbetaald. Rekening houdend met al deze elementen kan worden aangenomen dat het herstructureringsplan voorziet in voldoende maatregelen betreffende eigen bijdrage en lastenverdeling om de steun te beperken tot het minimaal benodigde bedrag.

7.6.4.   Maatregelen om de mededingingsvervalsing te beperken

(351)

De herstructureringsmededeling legt een herstructureringsplan op om te voorzien in maatregelen die mededingingsvervalsing beperken en een concurrerende bankensector verzekeren. Bovendien moeten deze maatregelen tevens kwesties met betrekking tot moreel risico regelen en verzekeren dat staatssteun niet wordt gebruikt om mededingingsvervalsend gedrag te financieren.

(352)

Volgens punt 31 van de herstructureringsmededeling moet de Commissie bij de beoordeling van de omvang van de steun en de daardoor veroorzaakte mededingingsvervalsing rekening houden met zowel het absolute als het relatieve steunbedrag, de omvang van de lastenverdeling en de marktpositie van de financiële instelling na de herstructurering. In dat opzicht herinnert de Commissie eraan dat de bank van de staat kapitaalsteun heeft ontvangen die overeenstemt met 23,7 % van haar RWA (117). Daarnaast heeft de bank in 2010 liquiditeitsgaranties ten bedrage van 9,9 miljard EUR en staatsobligatieleningen ter waarde van 1,3 miljard EUR verkregen, die samen bijna 25 % van de balans van de bank vertegenwoordigen. Bovendien heeft de bank door de staat gegarandeerde ELA ontvangen. Bijgevolg zijn, gelet op het grote steunbedrag, maatregelen noodzakelijk om mogelijke mededingingsvervalsing te beperken. Bovendien heeft de bank in Griekenland een groot marktaandeel. De overname van de overgedragen ATE-activiteiten, Geniki, MBG en de overgedragen Cypriotische activiteiten heeft het marktaandeel van de bank vergroot. Na deze overnames bedroeg het marktaandeel van de bank in deposito’s in Griekenland aan het eind van 2013 29  %, terwijl haar marktaandeel in woninghypotheken, consumentenleningen en bedrijfsleningen respectievelijk 25 %, 22 % en 35 % bedroeg (tegenover respectievelijk 10 %, 8 %, 8 % en 14 % in 2011) (118).

(353)

De Commissie wijst erop dat de moeilijkheden van de bank in grote mate werden veroorzaakt door externe schokken, zoals de Griekse schuldencrisis en de langdurige recessie die de Griekse economie sinds 2008 verstoorde, zoals reeds is opgemerkt in overweging 74 van het inleidingsbesluit betreffende Piraeus. De noodzaak om kwesties betreffende moreel risico te behandelen, is derhalve verminderd. Zoals besproken in afdeling 7.6.1 van dit besluit is gelet op deze factoren het verstorende effect van de steunmaatregelen, alsmede de behoefte aan maatregelen om mededingingsvervalsing te beperken verminderd. Gelet op het voorgaande kan de Commissie bij uitzondering accepteren dat, ondanks het hoge steunbedrag en de hoge marktaandelen, het herstructureringsplan niet voorziet in inkrimping van de balans en de leningen in Griekenland. Het zou echter problematisch zijn als de bank, die van de vier grootste Griekse banken de meeste steun heeft ontvangen en de afgelopen jaren het meest is gegroeid als gevolg van overnames, tijdens de herstructureringsperiode sneller zou blijven groeien dan de markt, waardoor banken die minder steun hebben ontvangen, kunnen worden verdrongen. Daarom is de Commissie ingenomen met de toezegging dat de bank niet sneller zal groeien dan de markt.

(354)

De Commissie merkt echter op dat de herkapitalisaties door de staat het de bank mogelijk hebben gemaakt haar bankactiviteiten op buitenlandse markten voort te zetten.

(355)

De Commissie merkt op dat, naast de schuldafbouw en reeds uitgevoerde herstructurering, de bank haar buitenlandse activa tegen 30 juni 2018 verder zal herstructureren en meer schulden zal afbouwen (119). Bovendien heeft de bank toegezegd geen steun te gebruiken om de groei van deze activiteiten te financieren. De steun zal derhalve niet worden gebruikt om de mededinging op deze buitenlandse markten te vervalsen.

(356)

Griekenland heeft tevens toegezegd dat de bank geen kostbare overnames zal verrichten, waardoor wordt verzekerd dat de bank geen ontvangen staatssteun zal gebruiken om nieuwe ondernemingen over te nemen. Dit verbod draagt ertoe bij dat de steun uitsluitend wordt gebruikt om het herstel van de levensvatbaarheid van de Griekse bankactiviteiten te ondersteunen en bijvoorbeeld niet om te groeien op buitenlandse markten.

(357)

Met de toezegging dat de rente over Griekse deposito’s betaalde rente zal worden verlaagd ten opzichte van de onhoudbaar hoge niveaus, wordt ook verzekerd dat de steun niet wordt gebruikt voor de financiering van onhoudbare strategieën voor het aantrekken van deposito’s, die de mededinging op de Griekse markt vervalsen. Zo voorkomt ook de toezegging om zich te houden aan strenge richtsnoeren met betrekking tot de prijsstelling van nieuwe leningen, op basis van een passende beoordeling van het kredietrisico, dat de bank de mededinging op de Griekse markt vervalst met ongeschikte prijsstellingsstrategieën voor leningen aan consumenten.

(358)

Rekening houdend met de in afdeling 7.6.1 beschreven specifieke situatie en de maatregelen waarin het herstructureringsplan voorziet, is de Commissie van oordeel dat er voldoende waarborgen zijn om mededingingsvervalsing te beperken.

7.6.5.   Toezicht

(359)

Overeenkomstig afdeling 5 van de herstructureringsmededeling is regelmatige rapportage verplicht, zodat de Commissie kan verifiëren of het herstructureringsplan op de juiste wijze wordt uitgevoerd. Zoals vermeld in de door Griekenland gedane toezeggingen (120), zal Griekenland verzekeren dat de monitoring trustee die, met goedkeuring van de Commissie, door de bank is aangesteld tot het einde van de herstructureringsperiode (31 december 2018), toezicht zal houden op de door Griekenland gedane toezeggingen betreffende de herstructurering van activiteiten in Griekenland en in het buitenland en op de corporate governance en de commerciële activiteiten. Volgens de Commissie is een behoorlijk toezicht op de uitvoering van het herstructureringsplan daarmee gewaarborgd.

7.6.6.   Conclusie betreffende de naleving van de herstructureringsmededeling door de maatregelen A, B1, B2, B3 en B4

(360)

De Commissie is van oordeel dat het herstructureringsplan, indien dit samen met de in de bijlage bij dit besluit opgenomen toezeggingen wordt beoordeeld, het herstel van de levensvatbaarheid van de bank op lange termijn verzekert, voldoende is met betrekking tot de lastenverdeling en de eigen bijdrage, geschikt is om de mededingingsverstorende effecten van de in dit besluit onderzochte maatregelen te compenseren en evenredig is. Het herstructureringsplan en de bij de Commissie ingediende toezeggingen voldoen aan de criteria van de herstructureringsmededeling.

8.   CONCLUSIE

(361)

De Commissie betreurt het dat Griekenland de steunmaatregelen B2, B3 en B4 onrechtmatig ten uitvoer heeft gelegd in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag, aangezien deze werden uitgevoerd voordat ze formeel waren aangemeld. Deze maatregelen kunnen echter, evenals de andere in dit besluit geanalyseerde maatregelen, worden beschouwd als verenigbaar met de interne markt.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De volgende door Griekenland ten uitvoer gelegde maatregelen vormen staatssteun overeenkomstig artikel 107, lid 1, van het Verdrag:

a)

de noodliquiditeitssteun die door de Griekse centrale bank is verstrekt aan Piraeus Bank SA en door Griekenland is gegarandeerd is (maatregel L2);

b)

de tweede overbruggingsherkapitalisatie van 1 553 miljoen EUR die in december 2012 door het Griekse fonds voor financiële stabiliteit („HFSF”) is verstrekt aan Piraeus Bank SA (maatregel B2);

c)

de committeringsbrief van 1 082 miljoen EUR die op 20 december 2012 door het HFSF is verstrekt aan Piraeus Bank SA (maatregel B3);

d)

de herkapitalisatie van 5 891 miljoen EUR die in het voorjaar van 2013 door het HFSF is verstrekt aan Piraeus Bank SA (maatregel B4), en

e)

de herkapitalisatie van 524 miljoen EUR die in het voorjaar van 2013 door het HFSF is verstrekt aan Piraeus Bank SA (maatregel C).

2.   Gezien het herstructureringsplan met betrekking tot de Piraeus Bank Group, waaronder Piraeus Bank SA en al haar dochterondernemingen en filialen vallen, dat op 25 juni 2014 is ingediend, en de op die datum door Griekenland gedane toezeggingen, is de volgende staatssteun verenigbaar met de interne markt:

a)

de kapitaalinjectie van 750 miljoen EUR die in mei 2009 en december 2011 door Griekenland is verstrekt aan Piraeus Bank SA in het kader van de herkapitalisatieregeling (maatregel A);

b)

de noodliquiditeitssteun die sinds juli 2011 door de Griekse centrale bank is verstrekt aan Piraeus Bank SA en door Griekenland is gegarandeerd, voor een bedrag van 30,4 miljard EUR op 31 december 2012 (maatregel L2);

c)

de eerste overbruggingsherkapitalisatie van 4,7 miljard EUR die in mei 2012 door het HFSF is verstrekt aan Piraeus Bank SA (maatregel B1);

d)

de tweede overbruggingsherkapitalisatie van 1 553 miljoen EUR die in december 2012 door het HFSF is verstrekt aan Piraeus Bank SA (maatregel B2);

e)

de toezegging van 1 082 miljoen EUR die op 20 december 2012 door het HFSF is gedaan aan Piraeus Bank SA (maatregel B3);

f)

de herkapitalisatie van 5 891 miljoen EUR die in het voorjaar van 2013 door het HFSF is verstrekt aan Piraeus Bank SA (maatregel B4), en

g)

de herkapitalisatie van 524 miljoen EUR die in het voorjaar van 2013 door het HFSF is verstrekt aan Piraeus Bank SA (maatregel C).

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2014.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Vicevoorzitter


(1)  Zie het Besluit van de Commissie van 27 juli 2012 in Steunmaatregel SA.34826 (2012/C) (ex 2012/NN) — „Herkapitalisatie van Piraeus Bank door het Griekse fonds voor financiële stabiliteit” (PB C 359 van 21.11.2012, blz. 43).

(2)  Besluit van de Commissie van 19 november 2008 inzake staatssteun N 560/2008 „Support Measures for the Credit Institutions in Greece” (PB C 125 van 5.6.2009, blz. 6). Deze is geregistreerd onder nummer SA.26678 (N 560/2008). Deze regeling is daarna verlengd en gewijzigd zoals beschreven in voetnoot 4.

(3)  Met „de bank” wordt verwezen naar de Piraeus Bank Group.

(4)  Op 2 september 2009 heeft Griekenland een aantal wijzigingen in de steunmaatregelen aangemeld evenals een verlenging tot 31 december 2009, welke werden goedgekeurd op 18 september 2009 (zie het besluit van de Commissie van 18 september 2009 in staatssteun N 504/2009 „Prolongation and amendment of the Support Measures for the Credit Institutions in Greece” (PB C 264 van 6.11.2009, blz. 5)). Op 25 januari 2010 heeft de Commissie een tweede verlenging van de steunmaatregelen tot 30 juni 2010 goedgekeurd (zie het besluit van de Commissie van 25 januari 2010 in staatssteun N 690/209 „Prolongation of the Support Measures for the Credit Institutions in Greece” (PB C 57 van 9.3.2010, blz. 6)). Op 30 juni 2010 heeft de Commissie een aantal wijzigingen in de steunmaatregelen en een verlenging tot 31 december 2010 goedgekeurd (zie het besluit van de Commissie van 30 juni 2010 in staatssteun N 260/209 „Extension of the Support Measures for the Credit Institutions in Greece” (PB C 238 van 3.9.2010, blz. 3)). Op 21 december 2010 heeft de Commissie een verlenging van de steunmaatregelen tot 30 juni 2011 goedgekeurd (zie het besluit van de Commissie van 21 december 2010 in staatssteun SA.31998 (2010/N) „Fourth extension of the Support Measures for the Credit Institutions in Greece” (PB C 53 van 19.2.2011, blz. 2)). Op 4 april 2011 heeft de Commissie een wijziging goedgekeurd (zie het besluit van de Commissie van 4 april 2011 in staatssteun SA.32767 (2011/N) „Amendment to the Support Measures for the Credit Institutions in Greece” (PB C 164 van 2.6.2011, blz. 8)). Op 27 juni 2011 heeft de Commissie een verlenging van de steunmaatregelen tot 31 december 2011 goedgekeurd (zie het besluit van de Commissie van 27 juni 2011 in staatssteun SA.33153 (2011/N) „Fifth prolongation of the Support Measures for the Credit Institutions in Greece” (PB C 274 van 17.9.2011, blz. 6)). Op 6 februari 2012 heeft de Commissie een verlenging van de steunmaatregelen tot 30 juni 2012 goedgekeurd (zie het besluit van de Commissie van 6 februari 2012 in staatssteun SA.34149 (2011/N) „Sixth prolongation of the Support Measures for the Credit Institutions in Greece” (PB C 101 van 4.4.2012, blz. 2)). Op 6 juli 2012 heeft de Commissie een verlenging van de steunmaatregelen tot 31 december 2012 goedgekeurd (zie het besluit van de Commissie van 6 juli 2012 in staatssteunzaak SA.35002 (2012/N) — Griekenland „Prolongation of the Support Measures for the Credit Institutions in Greece” (PB C 77 van 15.3.2013, blz. 14)). Op 22 januari 2013 heeft de Commissie een verlenging van de garantieregeling en de obligatieleningsregeling tot 30 juni 2013 goedgekeurd (zie het besluit van de Commissie van 22 januari 2013 in staatssteunzaak SA.35999 (2012/N) — Griekenland „Prolongation of the Guarantee Scheme and the Bond Loan Scheme for the Credit Institutions in Greece” (PB C 162 van 7.6.2013, blz. 6)). Op 25 juli 2013 heeft de Commissie een verlenging van de garantieregeling en de obligatieleningsregeling tot 31 december 2013 goedgekeurd (zie het besluit van de Commissie van 25 juli 2013 in staatssteunzaak SA.36956 (2013/N) — Griekenland „Prolongation of the Guarantee Scheme and the Bond Loan Scheme for the Credit Institutions in Greece”, nog niet gepubliceerd. Op 14 januari 2014 heeft de Commissie een verlenging van de garantieregeling en de obligatieleningsregeling tot 30 juni 2014 goedgekeurd (zie het besluit van de Commissie van 14 januari 2014 in staatssteunzaak SA. 37958 (2013/N) — Griekenland „Prolongation of the Guarantee Scheme and the Bond Loan Scheme for Credit Institutions in Greece”, nog niet gepubliceerd.

(5)  Zie voetnoot 1.

(6)  Persbericht van het HFSF van 24 december 2012, online beschikbaar op: http://www.hfsf.gr/files/press_release_20121224_en.pdf

(7)  Deze maatregelen zijn door de Commissie ingeschreven onder nummer SA.36005 (2013/NN).

(8)  Besluit van de Commissie van 23 mei 2011 inzake staatssteun SA.31154 „Restructuring of Agricultural Bank of Greece” (PB C 317 van 29.10.2011, blz. 4).

(9)  Een „Purchase and Assumption”-procedure is een afwikkelingsprocedure die bestaat uit de identificatie, bij een rechtspersoon in liquidatie, van hoogwaardige activa en passiva en de veiling daarvan om ze over te dragen aan een levensvatbare onderneming.

(10)  Besluit van de Commissie van 3 mei 2013 inzake staatssteun SA.35460 „Liquidation Aid for ATE Bank resolution” (PB C 261 van 10.9.2013, blz. 1).

(11)  Zie afdeling 2.3.3.3.

(12)  De Eurogroepvergadering is een vergadering van de ministers van Financiën van de eurozone, dat wil zeggen de lidstaten die de euro hebben aangenomen als hun wettig betaalmiddel.

(13)  Zie afdeling 2.3.3.3.

(14)  Europese Commissie — directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken. The Second Economic Adjustment Programme for Greece — March 2012, blz. 17, online beschikbaar op:

http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/occasional_paper/2012/pdf/ocp94_en.pdf

(15)  Zie afdeling II „The restructuring of the Greek Sovereign Debt” in het Report on the Recapitalisation and Restructuring of the Greek Banking Sector, Griekse centrale bank, december 2012, online beschikbaar op: http://www.bankofgreece.gr/BogEkdoseis/Report_on_the_recapitalisation_and_restructuring.pdf

(16)  Persbericht van het ministerie van Financiën van 9 maart 2012, online beschikbaar op: http://www.pdma.gr/attachments/article/80/9%20MARCH%202012%20-%20RESULTS.pdf

(17)  Zie voetnoot 14, blz. 106.

(18)  Zie voetnoot 15.

(19)  Zie voetnoot 14, blz. 104.

(20)  Zie voetnoot 15.

(21)  De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken vormen samen het Eurosysteem, het systeem van centrale banken in de eurozone.

(22)  Persbericht van het ministerie van Financiën van 3 december 2012, online beschikbaar op: http://www.pdma.gr/attachments/article/248/Press%20Release%20-%20December%2003.pdf

Het terugkopen van zijn eigen schulden tegen een prijs die ver beneden de nominale waarde lag, leidde tot een forse schuldvermindering voor Griekenland.

(23)  Als een dergelijke terugkoop niet had plaatsgevonden, had de marktwaarde van deze nieuwe GGB’s toe kunnen nemen, afhankelijk van de ontwikkeling van marktparameters, zoals rentetarieven en de kans op een faillissement van Griekenland.

(24)  Inclusief het verwachte verlies van de nieuwe leningsproductie in Griekenland over de periode van juni 2013 tot december 2016.

(25)  De effecten van de CLP’s voor buitenlands risico zijn berekend na buitenlandse belastingen en rekening houdend met de toentertijd aan het directoraat-generaal Concurrentie verstrekte toezeggingen tot afstoting.

(26)  De voorzieningen voor verliezen van NBG op 30 juni 2013 pro-forma voor de voorzieningen van de First Business Bank en Probank.

(27)  De voorzieningen voor verliezen van Eurobank op 30 juni 2013 pro-forma voor de voorzieningen van New Hellenic Postbank en New Proton Bank, die in augustus 2013 zijn verworven.

(28)  Jaarverslag 2012, http://www.piraeusbankgroup.com/en/investors/financials/annual-reports

(29)  Zie tabel 2.

(30)  Voor 2012 omvat dit bedrag niet de twee overbruggingsherkapitalisaties die door de bank zijn ontvangen. Het bedrag voor 2013 omvat de volledige herkapitalisatie in het voorjaar van 2013.

(*1)  Inclusief ATE en Geniki.

(*2)  Inclusief ATE, Geniki, de Griekse filialen van de drie Cypriotische banken en MBG.

(31)  Zie tabel 2.

(32)  Zie afdeling 2.3.1.2 Overheidsherkapitalisatie toegekend overeenkomstig de herkapitalisatiemaatregel.

(33)  http://www.piraeusbankgroup.com/en/press-office/press-release/2014/05/apopliromi-pronomiouxon-metoxon-ellinikou-dimosiou

(34)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 40.

(35)  Zie overweging 27 van het ATE-liquidatiebesluit.

(36)  Hellenic Bank Association, gegevens online beschikbaar op: http://62.1.43.74/4Statistika/UplPDFs/network2012engl.pdf

(37)  http://www.geniki.gr/Portals/0/PDFs/140321_annual_results_en_2.pdf

(*3)  Zakengeheim

(38)  Het verslag is opgesteld door Pimco, gedateerd op 1 februari 2013, met de titel „Independent Due Diligence of the Banking System in Cyprus”. De kapitaalramingen zijn opgesteld volgens een basisscenario en volgens een negatief macro-economisch scenario. De toepasselijke referentiedatum voor de beoordeling werd vastgesteld op 30 juni 2012 en de prognoseperiode liep van 30 juni 2012 tot en met 30 juni 2015.

(39)  Zie overweging 101.

(40)  Ibid.

(41)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 51.

(42)  De term „risicogewogen activa” verwijst naar een regulerend aggregaat dat de risicopositie meet van een financiële instelling en door toezichthouders wordt gebruikt om de kapitaaltoereikendheid van financiële instellingen te controleren.

(43)  Volgens de brief van de Griekse centrale bank van 7 november 2011 „zijn de garanties van toepassing op het totale bedrag van de noodliquiditeitssteun (ELA)”.

(44)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 133.

(45)  Exclusief het deel van de herkapitalisatie dat door het HFSF is onderschreven om te voldoen aan de kapitaalvereisten die voortvloeiden uit de aankoop van ATE Bank en de Griekse filialen van de drie Cypriotische banken. Zie overweging 101 voor meer details.

(46)  De pre-inschrijvingsovereenkomst bepaalt het volgende: „Het daadwerkelijke aan de bank te betalen risico omvat de EFSF-obligaties en eventuele couponbetalingen en lopende rente op de EFSF-obligaties voor de periode vanaf de uitgifte van de obligaties tot de omzetting van het voorschot in aandelenkapitaal en andere converteerbare financiële instrumenten, zoals voorgeschreven in deze overeenkomst.”

(47)  Zie tabel 3.

(48)  http://www.piraeusbankgroup.com/~/media/Com/Piraeus-Bank-Documents/Press-Releases/2013/Apofaseis_BGM_23042013_en.pdf

(49)  Zie overweging 112.

(50)  http://www.piraeusbankgroup.com/~/media/Com/Piraeus-Bank-Documents/Press-Releases/2013/Anakoinwsi-apokomis-DS-gia-AMK.pdf

(51)  http://www.piraeusbankgroup.com/en/press-office/announcement/2013/06/anakoinosi-kalipsis

(52)  http://www.hfsf.gr/files/HFSF_activities_Jan_2013_Jun_2013_en.pdf

(53)  http://www.hfsf.gr/files/HFSF_activities_Jan_2013_Jun_2013_en.pdf

(54)  http://www.piraeusbankgroup.com/~/media/Com/Downloads/Investors/PIRAEUS-BANKS-ANNOUNCEMENTS-ON-THE-CHARACTERISTICS-OF-HFSF-WARRANTS.pdf

(55)  De uitoefenprijs was bijvoorbeeld op 2 januari 2014 1,7340 EUR, op 2 juli 2014 was deze 1,7680 EUR, op 2 januari 2015 is de uitoefenprijs 1,8105 EUR, op 2 juli 2015 1,8530 EUR, enz.

(56)  Zie afdeling 2.3.3.4.

(57)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 117.

(58)  Inclusief bijdragen aan het deposito- en beleggingsgarantiefonds (hierna „TEKE” genoemd).

(59)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 128.

(60)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 117.

(61)  Tabellen uit het herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 133.

(62)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 117.

(63)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 136.

(64)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 128.

(65)  Jaarverslag 2012 voor de cijfers over 2012, http://www.piraeusbankgroup.com/en/investors/financials/annual-reports

Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 96, voor de cijfers over 2014.

(66)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 97.

(67)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 149.

(68)  Zie de toezeggingen in de bijlage, hoofdstuk I.

(69)  Zie de toezeggingen in de bijlage, hoofdstuk I.

(70)  Zie de toezeggingen in de bijlage, hoofdstuk I.

(71)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 44.

(72)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 147.

(73)  Zie de toezeggingen in de bijlage, hoofdstuk II.

(74)  Zie de toezegging in de bijlage, hoofdstuk II.

(75)  Zie bijlage, hoofdstuk II.

(76)  Zie bijlage, hoofdstuk II.

(77)  Zie bijlage, hoofdstuk III, deel A.

(78)  Zie bijlage, hoofdstuk III, deel A.

(79)  Zie bijlage, hoofdstuk III, deel A.

(80)  Zie bijlage, hoofdstuk III, deel C.

(81)   „Tot slot moet, met betrekking tot de door het HFSF uitgegeven warrants, worden verduidelijkt dat Griekenland goedkeuring zal vragen aan de Europese Commissie, voorafgaand aan het terugkopen van de warrants door Alpha Bank of door een overheidsentiteit (waaronder het HFSF), zodat de Europese Commissie kan verifiëren dat de beoogde terugkoping van de warrants niet indruist tegen de vereisten betreffende overheidsvergoedingen overeenkomstig de staatssteunregels.”

(82)  Mededeling van de Commissie — De toepassing van de staatssteunregels op maatregelen in het kader van de huidige wereldwijde financiële crisis genomen met betrekking tot financiële instellingen (PB C 270 van 25.10.2008, blz. 2).

(83)  Overweging 64 van het inleidingsbesluit betreffende Piraeus.

(84)  Overweging 68 van het inleidingsbesluit betreffende Piraeus.

(85)  Zie overweging 35.

(86)  Zie overweging 101.

(87)  Mededeling van de Commissie betreffende het herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels (PB C 195 van 19.8.2009, blz. 9).

(88)  Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 januari 2012 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis (PB C 356 van 6.12.2011, blz. 7).

(89)  Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis (PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1).

(90)  Zie voetnoot 6.

(91)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 40.

(92)  Zie voetnoot 4.

(93)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 51.

(94)  Zie het inleidingsbesluit betreffende Piraeus, overweging 41.

(95)  Er wordt tevens opgemerkt dat Griekenland de bank steun heeft verleend overeenkomstig de Griekse steunregeling voor banken, die door de Commissie is goedgekeurd op basis van artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag, alsmede via het HFSF, waarvan de oprichting ook is goedgekeurd bij besluit van de Commissie.

(96)  Zie voetnoot 6.

(97)  Zie overweging 41 van het besluit van de Commissie in zaak NN 51/2008 Garantieregeling voor banken in Denemarken (PB C 273 van 28.10.2008, blz. 2).

(98)  Zie overweging 96: de lopende rente vormt een aanvullende bijdrage door het HFSF en verminderde zo de betaling die het HFSF aan de bank moest verrichten voor de herkapitalisatie in het voorjaar van 2013.

(99)  Zie ook afdeling 7.5.1.

(100)  De Theoretical Ex-Right Price („TERP”) is een algemeen geaccepteerde marktmethodologie voor het kwantificeren van het verwateringseffect als gevolg van een verhoging van het aandelenkapitaal.

(101)  Zie overweging 55.

(102)  http://www.epant.gr/apofasi_details.php?Lang=gr&id=345&nid=689

(103)  Zie overweging 68.

(104)  http://www.epant.gr/news_details.php?Lang=en&id=89&nid=497

(105)  http://www.epant.gr/apofasi_details.php?Lang=gr&id=352&nid=713

(106)  Zie overweging 80.

(107)  Besluit van de Commissie van 30 augustus 2013 in SA.34724, „Herstructurering van Banco Comercial Português (BCP) Group”, nog niet gepubliceerd.

(108)  Zie tabel 2.

(109)  Zie punt 28 van de herstructureringsmededeling en overweging 320 van het besluit van de Commissie van 5 april 2011 betreffende de steunmaatregelen C 11/09 (ex NN 53b/08, NN 2/10 en N 19/10) die door Nederland ten uitvoer zijn gelegd ten gunste van ABN AMRO Group NV (opgericht na de fusie tussen Fortis Bank Nederland en ABN AMRO N) (PB L 333 van 15.12.2011, blz. 1).

(110)  http://www.piraeusbankgroup.com/en/investors/financials/presentation-audio-archive

(111)  De Commissie merkt tevens op dat een deel van de liquiditeitsbehoeften van de bank het gevolg zijn van de atypische vorm van de participatie van het HFSF in de eerste en tweede overbruggingsherkapitalisatie, evenals in de herkapitalisatie in het voorjaar van 2013. Als tegenprestatie voor zijn participatie heeft het HFSF namelijk EFSF-obligaties aan de bank overgedragen in plaats van contanten. De bank is in het bezit van een grote hoeveelheid EFSF-obligaties voor de middellange en lange termijn, die haar financieringsbehoeften doen stijgen in vergelijking met een situatie waarin de herkapitalisatie in contanten zou zijn betaald. Dit deel van de liquiditeitsbehoeften weerspiegelt geen ongeschikt bedrijfsmodel of ongeschikte balansstructuur. Deze situatie verdwijnt automatisch op de vervaldatum van de EFSF-obligaties.

(112)  Zie overweging 116.

(113)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 132.

(114)  Zie overweging 52.

(115)  Zie overweging 132.

(116)  De omvang van de voorgestelde maatregel betreffende eigen bijdrage moet, gelet op de in deel 7.1.3.5 toegelichte reden, worden vergeleken met de omvang van de bank voorafgaand aan de overname van de overgedragen ATE-activiteiten, Geniki, BCP en de overgedragen Cypriotische activiteiten.

(117)  Uitsluitend rekening houdend met de daadwerkelijk uitbetaalde steun, die het meest tot voordeel strekkend is en derhalve het meest verstorend voor de mededinging, wordt het steunbedrag verminderd tot 19,4 % van de RWA van de bank.

(118)  Herstructureringsplan, ingediend op 25 juni 2014, blz. 35.

(119)  Zie bijlage, hoofdstuk II.

(120)  Zie overweging 129.


BIJLAGE

PIRAEUS BANK — TOEZEGGINGEN DOOR DE HELLEENSE REPUBLIEK

De Helleense Republiek zal verzekeren dat de bank het op 25 juni 2014 ingediende herstructureringsplan ten uitvoer legt. Het herstructureringsplan is gebaseerd op macro-economische aannames, zoals verstrekt door de Europese Commissie (hierna „de Commissie” genoemd) in het aanhangsel, alsmede op aannames op basis van de regelgeving.

De Helleense Republiek doet hierbij de volgende toezeggingen (hierna „ de toezeggingen ” genoemd), die integraal deel uitmaken van het herstructureringsplan. De toezeggingen omvatten de toezeggingen met betrekking tot de uitvoering van het herstructureringsplan (hierna „ de herstructureringstoezeggingen ” genoemd) en de toezeggingen betreffende corporate governance en commerciële activiteiten.

De toezeggingen treden in werking op de datum van vaststelling van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het herstructureringsplan (hierna „het besluit” genoemd).

De herstructureringsperiode eindigt op 31 december 2018. De toezeggingen zijn van toepassing gedurende de gehele herstructureringsperiode, tenzij in een afzonderlijke toezegging anders is vermeld.

Deze tekst wordt geïnterpreteerd in het licht van het besluit in het algemene kader van de Unie-wetgeving en onder verwijzing naar Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad (1).

HOOFDSTUK I.   DEFINITIES

Ten behoeve van de toezeggingen wordt onder de onderstaande begrippen het volgende verstaan:

(1)   Bank: Piraeus Bank SA en al haar dochterondernemingen. Dit begrip omvat derhalve de gehele Piraeus Bank Group met al zijn Griekse en niet-Griekse dochterondernemingen en filialen, zowel bancair als niet-bancair.

(2)   Kapitaalverhogend bod in de bankensector: een bod dat leidt tot een toename van de wettelijk vereiste kapitaalratio van de bank, rekening houdend met alle relevante elementen, in het bijzonder de winst/het verlies dat met de transactie wordt geboekt en de RWA-vermindering die voortvloeit uit de verkoop (indien noodzakelijk gecorrigeerd voor de toename van de RWA die voortvloeit uit de resterende financieringskoppelingen).

(3)   Kapitaalverhogend bod in de verzekeringssector: een bod dat leidt tot een toename van de wettelijk vereiste kapitaalratio van de bank. Elk bod dat meer bedraagt dan de boekwaarde van de verzekeringsactiviteit voor de rekening van de bank, wordt automatisch beschouwd als kapitaalverhogend.

(4)   Sluiting: de overdrachtsdatum van de rechtstitel van de afgestoten activiteiten aan de koper.

(5)   Afgestoten activiteiten: alle activiteiten en activa waarvoor de bank toezegt deze te zullen verkopen, afbouwen of liquideren.

(6)   Datum van inwerkingtreding: de datum waarop dit besluit wordt vastgesteld.

(7)   Einde van de herstructureringsperiode: 31 december 2018.

(8)   Buitenlandse activa of niet-Griekse activa: activa die verband houden met de activiteiten van klanten buiten Griekenland, onafhankelijk van het land waar de activa worden geboekt. Activa die bijvoorbeeld in Luxemburg worden geboekt, maar die verband houden met activiteiten van klanten in Griekenland, vallen buiten deze definitie. Omgekeerd geldt dat in Luxemburg of Griekenland geboekte activa die verband houden met de activiteiten van klanten in andere Zuidoost-Europese landen, worden beschouwd als buitenlandse activa en vallen onder deze definitie.

(9)   Buitenlandse activiteiten: buitenlandse bancaire en niet-bancaire dochterondernemingen en filialen van de bank.

(10)   Buitenlandse dochterondernemingen: alle bancaire en niet-bancaire dochterondernemingen van de bank buiten Griekenland.

(11)   Griekse bankactiviteiten: de Griekse bankactiviteiten van de bank, onafhankelijk van waar de activa worden geboekt.

(12)   Griekse niet-bancaire activiteiten: de Griekse niet-bancaire activiteiten van de bank, onafhankelijk van waar de activa worden geboekt.

(13)   Griekse dochterondernemingen: alle Griekse bancaire en niet-bancaire dochterondernemingen van de bank.

(14)   Monitoring trustee: één of meer natuurlijke of rechtspersonen, onafhankelijk van de bank, die zijn goedgekeurd door de Commissie en benoemd door de bank; de taak van de monitoring trustee bestaat erin toezicht te houden op de naleving van de toezeggingen door de bank.

(15)   Koper: één of meer natuurlijke of rechtspersonen die afgestoten activiteiten geheel of gedeeltelijk overnemen.

(16)   Verkoop: de verkoop van 100 % van de door de bank gehouden aandelen, tenzij in de afzonderlijke toezegging anders wordt vermeld.

Ten behoeve van de toezeggingen omvat het enkelvoud van deze termen tevens het meervoud (en andersom), tenzij in de toezeggingen anders wordt vermeld.

HOOFDSTUK II.   HERSTRUCTURERINGSTOEZEGGINGEN

(1)

Aantal filialen in Griekenland: Het aantal filialen in Griekenland bedraagt ten hoogste […] op 31 december 2017. In geval van afstoting van Geniki wordt dit aantal aangepast tot […].

(2)

Aantal werknemers in Griekenland: Het aantal voltijdsequivalenten (hierna „FTE” genoemd) in Griekenland (bankactiviteiten en niet-bancaire activiteiten bedraagt ten hoogste […] op 31 december 2017. In geval van afstoting van Geniki wordt dit aantal aangepast tot […].

(3)

Totale kosten in Griekenland: De totale kosten (2) in Griekenland (Griekse bankactiviteiten en niet-bancaire activiteiten) bedragen uiterlijk in 2017 1 200 miljoen EUR. In geval van afstoting van Geniki wordt dit getal aangepast tot […] miljoen EUR.

(4)

Depositokosten in Griekenland: Om de winstgevendheid op de Griekse markt vóór voorzieningen te herstellen, verlaagt de bank de financieringskosten door middel van de verlaging van de kosten van deposito’s die in Griekenland zijn aangetrokken (met inbegrip van spaartegoeden, zicht- en termijndeposito’s en andere soortgelijke producten die worden aangeboden aan klanten en waarvan de kosten worden gedragen door de bank) […].

(5)

Nettoratio kredieten/deposito’s in Griekenland: Voor de Griekse bankactiviteiten bedraagt de nettoratio kredieten/deposito’s op 31 december 2017 maximaal […]. […]

(6)

Groei van brutoleningen voor de Griekse bankactiviteiten: De groeiratio van de bruto leningen is niet hoger dan de groeiratio van de markt zoals gerapporteerd door de Griekse centrale bank, tenzij de groeiratio van de markt lager is dan de prognoses van de Commissie (zie aanhangsel) waarop het herstructureringsplan is gebaseerd. In een dergelijk geval kan de maximale groei worden herzien, rekening houdend met de macro-economische omstandigheden en de mededinging in de Griekse bankensector. Deze toezegging wordt jaarlijks beoordeeld.

(7)

Steun aan buitenlandse dochterondernemingen: De bank verleent vanaf de datum van inwerkingtreding tot 30 juni 2018 aan geen enkele buitenlandse dochteronderneming aanvullend aandelenvermogen of achtergesteld kapitaal voor een bedrag dat hoger is dan het laagste bedrag van i) […] % van de RWA van die dochteronderneming, zoals berekend op 31 december 2012 of ii) […] miljoen EUR gezamenlijk voor alle buitenlandse dochterondernemingen (cumulatief tussen 30 juni 2013 en 30 juni 2018). Indien de bank voornemens is in de buitenlandse onderneming aandelenvermogen of achtergestelde schulden te injecteren voor een bedrag dat hoger is dan de gedefinieerde drempel, moet zij de Griekse autoriteiten vragen de Commissie te verzoeken om een besluit tot wijziging van het herstructureringsplan […].

(8)

Afbouw van niet-Griekse activa tegen 30 juni 2018: De Griekse autoriteiten zeggen toe dat de bank op 30 juni 2018 aan minstens één van de volgende twee voorwaarden zal voldoen:

a)

De totale omvang van het portfolio aan buitenlandse activa is verminderd tot een maximumbedrag van […] miljard EUR. Indien de bank zich verplicht tot […], wordt dit maximum van […] miljard EUR verhoogd tot […] miljard EUR.

b)

De bank heeft […] afgestoten.

(8.1)

[…]

(8.2)

[…]

(9)

Verkoop van […]: […]

(10)

Verkoop van effecten: Het portfolio van genoteerde effecten, dat als volgt is gedefinieerd, zal tegen […] zijn afgestoten, terwijl het portfolio van niet-genoteerde effecten zal zijn afgestoten tegen […]: deze portfolio’s omvatten alle aandeleninvesteringen groter dan […] miljoen EUR, evenals alle investeringen in achtergestelde obligaties en hybride obligaties. Deze toezegging is niet van toepassing op deelnemingen in buitenlandse dochterondernemingen of investeringen in de volgende entiteiten:

[…].

(11)

Voor elke verkoop om aan de in dit document vermelde verplichtingen tot verkoop of afstoting te voldoen, zegt Griekenland toe dat:

a.

de koper onafhankelijk is van en niet verbonden is met de bank;

b.

ten behoeve van de overname van afgestoten activiteiten de koper niet direct of indirect wordt gefinancierd door de bank (3);

c.

de bank gedurende een periode van vijf jaar na de sluiting van de verkoop geen directe of indirecte invloed over de gehele of een gedeelte van de afgestoten activiteiten zal verwerven zonder voorafgaande toestemming van de Commissie.

(12)

Investeringsbeleid: Tot 30 juni 2017 zal de bank geen risicovolle effecten kopen.

Deze toezegging is niet van toepassing op de volgende effecten (hierna „de vrijgestelde effecten” genoemd): […]

(13)

Salarismaximum: Tot […] zal de bank medewerkers en managers geen jaarlijkse vergoeding (loon, pensioenbijdrage, bonus) betalen van meer dan […]. In geval van een kapitaalinjectie door het HFSF wordt het vergoedingsmaximum opnieuw beoordeeld overeenkomstig de Europese bankenmededeling van 1 augustus 2013.

HOOFDSTUK III.   TOEZEGGINGEN BETREFFENDE CORPORATE GOVERNANCE EN COMMERCIËLE ACTIVITEITEN — VERLENGING EN WIJZIGINGEN

(1)

De bank zal tot en met 30 juni 2018 doorgaan met de uitvoering van de toezeggingen betreffende corporate governance en commerciële activiteiten, zoals op 20 november 2012 ingediend door Griekenland, met inbegrip van de latere wijzigingen als bedoeld in hoofdstuk III van de toezeggingen.

(2)

Indien een afzonderlijke toezegging niet van toepassing is op het niveau van de bank, zal de bank geen dochterondernemingen of filialen gebruiken die niet onder deze toezegging vallen, om de desbetreffende toezegging te omzeilen.

Afdeling A.   Opzetten van een efficiënte en adequate interne organisatie

(3)

De bank, met uitzondering van haar buitenlandse dochterondernemingen, zal te allen tijde voldoen aan alle bepalingen van wet 3016/2002 betreffende corporate governance en wet 2190/1920 betreffende naamloze vennootschappen en in het bijzonder de bepalingen in verband met de functies van bedrijfsorganen, zoals de aandeelhoudersvergadering en de raad van bestuur, om een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheden en transparantie te waarborgen. De bevoegdheden van de aandeelhoudersvergadering worden beperkt tot de taken van een algemene vergadering overeenkomstig het ondernemingsrecht, met name voor wat betreft de rechten die verband houden met informatie. Uitgebreidere bevoegdheden, die een ongepaste invloed op het bestuur mogelijk zouden maken, worden ingetrokken. De verantwoordelijkheid voor het dagelijks operationeel beheer rust duidelijk bij de uitvoerende directeuren van de bank.

(4)

De bank, met uitzondering van haar buitenlandse dochterondernemingen, zal te allen tijde voldoen aan het kader voor onderlinge betrekkingen van het Griekse fonds voor financiële stabiliteit (hierna „het HFSF” genoemd).

(5)

De bank zal de geldende bepalingen van gouverneurswet 2577/9.3.2006 naleven om op individuele of groepsbasis een doeltreffende organisatiestructuur en een adequaat intern controlesysteem te behouden, waaronder de drie sleutelpilaren, namelijk de functies betreffende interne audit, risicobeheer en naleving en de beste internationale praktijken betreffende corporate governance.

(6)

De bank heeft een efficiënte organisatiestructuur om te waarborgen dat de afdelingen interne audit en risicobeheer volledig onafhankelijk zijn van de commerciële netwerken en direct verslag uitbrengen aan de raad van bestuur. Een auditcomité en een risicocomité, die direct binnen de raad van bestuur worden opgericht, beoordelen alle kwesties die door de respectieve afdelingen aan de orde worden gesteld. In een toereikend handvest voor interne audits en een handvest voor risicobeheer worden de rollen, verantwoordelijkheden en middelen van deze afdelingen gespecificeerd. Deze handvesten voldoen aan internationale normen en waarborgen een volledige onafhankelijkheid van de afdelingen. Een kredietbeleid biedt richtsnoeren en instructies met betrekking tot het verstrekken van leningen, waaronder de prijsstelling van leningen en het herstructureren van leningen.

(7)

De bank deelt de bevoegde autoriteiten een lijst mee van aandeelhouders die minstens 1 % aan gewone aandelen bezitten.

Afdeling B.   Commerciële praktijken en toezicht op risico’s

Algemene beginselen

(8)

In het kredietbeleid wordt gespecificeerd dat alle klanten billijk worden behandeld door middel van non-discriminatoire procedures, behalve wanneer deze verband houden met kredietrisico en betalingsmogelijkheden. In het kredietbeleid wordt de drempel vastgesteld waarboven het verstrekken van een lening moet worden goedgekeurd door een hoger managementniveau. Er worden soortgelijke drempels vastgesteld met betrekking tot de herstructurering van leningen en het afhandelen van vorderingen en gerechtelijke procedures. Het kredietbeleid centraliseert het besluitvormingsproces op nationaal niveau in geselecteerde centra en verstrekt duidelijke garanties om een consistente uitvoering van de instructies te waarborgen binnen alle Griekse bankactiviteiten.

(9)

De bank integreert voor alle Griekse bankactiviteiten de bepalingen van het kredietbeleid volledig in het werkschema van de productie en de herfinanciering van leningen en de uitbetalingssystemen.

Specifieke bepalingen

(10)

De in de paragrafen 8 tot en met 18 van Hoofdstuk III vermelde toezeggingen zijn van toepassing op de Griekse bankactiviteiten, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.

(11)

In het kredietbeleid wordt vereist dat de prijsstelling van leningen en hypotheken voldoet aan strikte richtsnoeren. Deze richtsnoeren omvatten de verplichting om de in het kredietbeleid opgenomen standaardtabellen voor rentebanden (bandbreedtes) strikt na te leven, afhankelijk van de looptijd van de lening, de kredietrisicobeoordeling van de klant, de verwachte inbaarheid van gestelde zekerheden (waaronder het tijdsschema voor een mogelijke liquidatie), de algemene relatie met de bank (bv. de hoogte en stabiliteit van deposito’s, vergoedingenstructuur en andere verkoopoverschrijdende activiteiten) en de financieringskosten van de bank. Er worden specifieke klassen voor leningactiva opgezet (bv. commerciële lening, hypotheek, met/zonder onderpand, enz.) en het prijsstellingskader wordt opgenomen in een geschikte kredietbeleidstabel, die regelmatig zal worden bijgewerkt door het kredietcomité. Uitzonderingen moeten naar behoren worden goedgekeurd door het kredietcomité of op een lager autoriteitsniveau, indien dat in het kredietbeleid is toegestaan. Maaatwerktransacties, zoals syndicaatleningen of projectfinanciering zullen dezelfde beginselen in acht nemen, rekening houdende met het feit dat ze mogelijk niet passen binnen gestandaardiseerde kredietbeleidstabellen. Inbreuken op het prijsstellingsbeleid worden gerapporteerd aan de monitoring trustee.

(12)

De afdeling risicobeheer is verantwoordelijk voor de beoordeling van het kredietrisico en de waardering van het onderpand. Bij het beoordelen van de leningkwaliteit handelt de afdeling risicobeheer onafhankelijk, en verstrekt zij een schriftelijke advies, zodat wordt gewaarborgd dat de in de beoordeling gebruikte criteria altijd en voor alle klanten consistent worden toegepast onder naleving van het kredietbeleid van de bank.

(13)

Met betrekking tot leningen aan natuurlijke en rechtspersonen past de bank voor alle Griekse bankactiviteiten en op basis van de beste internationale praktijken strikte individuele en geaggregeerde limieten toe betreffende het maximale leningbedrag dat kan worden toegekend aan één kredietrisico (indien dat al is toegestaan overeenkomstig Griekse en EU-wetgeving). Bij deze limieten wordt rekening gehouden met de looptijd van de lening en de kwaliteit van eventueel verstrekt onderpand/zekerheden en dit zal worden bepaald op basis van belangrijke benchmarks, waaronder kapitaal.

(14)

Het verstrekken van leningen (4) om kredietnemers in staat te stellen aandelen of hybride instrumenten van de bank en andere banken (5) te kopen, wordt verboden, ongeacht wie deze kredietnemers zijn (6). Deze bepaling is van toepassing op het niveau van de bank en ook het toezicht vindt plaats op dit niveau.

(15)

Alle leningverzoeken door niet-verbonden kredietnemers van meer dan [[…] % van de RWA van de bank] of elke lening die voor de risicopositie voor één groep (gedefinieerd als een groep verbonden kredietnemers die één kredietrisico vormen) meer bedraagt dan [[…] % van de RWA van de bank], zal worden gerapporteerd bij de monitoring trustee die, indien de voorwaarden niet at arm’s length zijn vastgesteld of indien er onvoldoende informatie aan de monitoring trustee is verstrekt, het verlenen van de kredietlijn of de lening kan uitstellen met […] werkdagen. In noodgevallen kan die periode worden teruggebracht tot […] werkdagen, mits er voldoende informatie is verstrekt aan de monitoring trustee. Deze periode stelt de monitoring trustee in staat het geval te rapporteren bij de Commissie en het HFSF voordat er een definitief besluit wordt genomen door de bank.

(16)

In het kredietbeleid worden duidelijke instructies gegeven voor de herstructurering van leningen. Hierin wordt duidelijk gedefinieerd welke leningen onder welke omstandigheden in aanmerking komen en worden de voorwaarden vermeld die aan in aanmerking komende klanten kunnen worden voorgesteld. De bank waarborgt voor alle Griekse bankactiviteiten dat alle herstructureringen gericht zijn op het verbeteren van de toekomstige terugvorderingen, waardoor het belang van de bank wordt gewaarborgd. In geen geval mag het herstructureringsbeleid de toekomstige winstgevendheid van de bank in gevaar brengen. Ten behoeve hiervan is de afdeling risicobeheer verantwoordelijk voor het ontwikkelen en uitrollen van adequate rapportagemechanismen voor de doeltreffendheid van de herstructurering, voor het uitvoeren van diepgaande analyses van interne en/of externe beste praktijken, het minstens één keer per kwartaal rapporteren van zijn bevindingen aan het kredietcomité en het risicocomité van de raad van bestuur, het voorstellen van uitvoerbare verbeteringen voor desbetreffende processen en desbetreffend beleid en om toezicht te houden op en verslag te doen over de uitvoering daarvan bij het kredietcomité en het risicocomité van de raad van bestuur.

(17)

De bank stelt voor alle Griekse bankactiviteiten een vorderingen- en geschillenbeleid in dat is gericht op het maximaliseren van de terugvordering en het voorkomen van discriminatie of voorkeursbehandelingen bij het beheer van gerechtelijke procedures. De bank waarborgt dat alle noodzakelijke stappen worden genomen om de terugvorderingen voor de bank te maximaliseren en haar financiële positie op de lange termijn te beschermen. Inbreuken op de uitvoering van dat beleid worden gerapporteerd aan de monitoring trustee.

(18)

De bank houdt toezicht op het kredietrisico door middel van een naar behoren ontwikkelde reeks waarschuwingen en verslagen, die de afdeling risicobeheer in staat stelt: i) vroegtijdige signalen van waardevermindering van een lening en gevallen van wanbetaling te identificeren, ii) de inbaarheid van het leningportfolio te beoordelen (met inbegrip van, maar niet beperkt tot, alternatieve terugbetalingsbronnen, zoals medeschuldenaars en borgen, evenals beleende of beschikbare maar niet beleende zekerheden), iii) de totale blootstelling van de bank aan een individuele klant of portefeuille te beoordelen, en iv) indien nodig corrigerende en verbeteringsacties voor te stellen aan de raad van bestuur. De monitoring trustee krijgt toegang tot deze informatie.

Bepalingen die van toepassing zijn op verbonden kredietnemers

(19)

Alle bepalingen die van toepassing zijn op verbonden kredietnemers, worden toegepast op het niveau van de bank.

(20)

Binnen het kredietbeleid wordt een specifieke afdeling gewijd aan de regels betreffende de relaties met verbonden kredietnemers. Verbonden kredietnemers omvatten werknemers, aandeelhouders, directeuren, managers, evenals hun echtgenoten, kinderen en broers/zussen en rechtspersonen die direct of indirect worden bestuurd door werknemers met een sleutelpositie (d.w.z. werknemers die betrokken zijn bij het besluitvormingsproces van het kredietbeleid), aandeelhouders, directeuren of managers of hun echtgenoten, kinderen of broers/zussen. Bij uitbreiding wordt elke openbare instelling of door de overheid gecontroleerde organisatie, elk openbaar bedrijf of elke overheidsinstantie beschouwd als een verbonden kredietnemer. Politieke partijen worden in het kredietbeleid ook behandeld als een verbonden kredietnemer. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan besluiten betreffende de herstructurering en afwikkeling van leningen aan huidige of voormalige werknemers, directeuren, aandeelhouders, managers en hun familieleden, evenals aan beleid op het gebied van geschiktheid, waardering, registratie van pandrechten en executie van zekerheden bij leningen. De definitie van verbonden kredietnemers is nader gespecificeerd in een afzonderlijk document.

(21)

De afdeling risicobeheer is verantwoordelijk voor het in kaart brengen van alle verbonden groepen kredietnemers die één kredietrisico vormen met het oog op een behoorlijk toezicht op de kredietrisicoconcentratie.

(22)

Met betrekking tot leningen aan natuurlijke en rechtspersonen past de bank op basis van de beste internationale praktijken strikte individuele en geaggregeerde limieten toe voor het maximale leningbedrag dat kan worden toegekend aan één blootstelling aan verbonden kredietnemers (indien dat al is toegestaan overeenkomstig Griekse en EU-wetgeving).

(23)

De bank houdt afzonderlijk toezicht op verbonden kredietnemers, waaronder publiekrechtelijke entiteiten en politieke partijen. De nieuwe productie van leningen (7) aan verbonden kredietnemers (jaarlijks % van Y-1-voorraden (8)) mag niet hoger zijn dan de nieuwe productie van het totale leningportfolio in Griekenland (jaarlijks % van Y-1-voorraden). Deze toezegging wordt afzonderlijk nageleefd voor elk type verbonden kredietnemer (werknemers, aandeelhouders, managers, publieke entiteiten, politieke partij). De kredietbeoordeling van de verbonden kredietnemers evenals de voorwaarden voor prijsstelling en de mogelijke aangeboden herstructurering is niet gunstiger in vergelijking met de voorwaarden die worden geboden aan soortgelijke maar niet-verbonden kredietnemers, om zo een gelijk speelveld te waarborgen in de Griekse economie. Deze verplichting is niet van toepassing op bestaande algemene regelingen ten gunste van werknemers, waarin gesubsidieerde leningen worden aangeboden. De bank doet maandelijks verslag over de ontwikkeling van deze blootstelling, de hoogte van de nieuwe productie en de recente verzoeken hoger dan [[…] % van de RWA van de bank] die aan het kredietcomité moeten worden gericht.

(24)

De kredietcriteria die worden toegepast op werknemers/managers/aandeelhouders zijn niet minder strikt dan die welke worden toegepast op andere, niet-verbonden kredietnemers. Indien de totale kredietblootstelling aan één werknemer/manager/aandeelhouder meer bedraagt dan een bedrag dat gelijk is aan [[…]] vast salaris voor leningen met zekerheid en een bedrag dat gelijk is aan [[..]] voor leningen zonder zekerheid, wordt de risicopositie direct gerapporteerd aan de monitoring trustee die kan ingrijpen en het verstrekken van de lening kan opschorten overeenkomstig de in punt 25 van Hoofdstuk III van de toezeggingen beschreven procedure.

(25)

Alle leningverzoeken door verbonden kredietnemers van meer dan [[…] % van de RWA van de bank] of elke lening die voor de blootstelling aan één groep (gedefinieerd als een groep verbonden kredietnemers die één kredietrisico vormen) meer bedraagt dan [[…] % van de RWA van de bank], zal worden gerapporteerd aan de monitoring trustee die, indien de voorwaarden niet at arm’s length zijn vastgesteld of indien er onvoldoende informatie aan de monitoring trustee is verstrekt, het verlenen van de kredietlijn of de lening kan uitstellen met […] werkdagen. In noodgevallen kan die periode worden teruggebracht tot […] werkdagen, mits er voldoende informatie is verstrekt aan de monitoring trustee. Deze periode stelt de monitoring trustee in staat het geval te rapporteren bij de Commissie en het HFSF voordat er een definitief besluit wordt genomen door de bank.

(26)

De herstructurering van leningen die betrekking hebben op verbonden kredietnemers voldoet aan dezelfde vereisten als voor niet-verbonden kredietnemers. Bovendien wordt het bestaande kader en beleid met betrekking tot probleemactiva beoordeeld en indien nodig verbeterd. Het is echter de verwachting dat geherstructureerde leningen van verbonden kredietnemers afzonderlijk zullen worden gerapporteerd, ten minste per klasse leningactiva en type verbonden kredietnemer.

Afdeling C.   Overige beperkingen

(27)

Verbod op dividend, coupon, retrocessie, call en terugkoop: Tenzij de Commissie anderszins instemt met een vrijstelling, zegt Griekenland toe dat:

a.

de bank geen coupons zal betalen voor hybride kapitaalinstrumenten (of andere instrumenten waarvoor de couponbetaling discretionair is) of dividenden voor eigenvermogensinstrumenten en achtergestelde schuldinstrumenten, tenzij hiervoor een wettelijke verplichting bestaat. De bank zal geen reserves vrijmaken om zichzelf in een dergelijke positie te brengen. In geval van twijfel of indien voor de toepassing van deze toezegging een wettelijke verplichting bestaat, legt de bank bij de Commissie een voorgestelde coupon- of dividendbetaling ter goedkeuring voor;

b.

de bank geen eigen aandelen zal terugkopen of een call-optie zal uitoefenen met betrekking tot deze eigenvermogensinstrumenten en achtergestelde schuldinstrumenten;

c.

de bank geen hybride kapitaalinstrumenten zal terugkopen.

(28)

Verbod op overnames: Griekenland zegt toe dat de bank geen belang (activa of aandelenoverdracht) zal verwerven in een onderneming. Dit overnameverbod is van toepassing zowel op ondernemingen die de rechtsvorm van een vennootschap hebben, als op activapakketten die een activiteit vormen (9).

i)

Vrijstelling waarvoor voorafgaande toestemming van de Commissie vereist is: Niettegenstaande dat verbod kan de bank na goedkeuring door van de Commissie en indien nodig op voorstel van het HFSF activiteiten en ondernemingen overnemen indien dit in uitzonderlijke omstandigheden noodzakelijk is om de financiële stabiliteit te herstellen of een daadwerkelijke mededinging te garanderen.

ii)

Vrijstelling waarvoor geen voorafgaande toestemming van de Commissie vereist is: De bank kan aandelen in ondernemingen verwerven indien:

a.

de door de bank betaalde aankoopprijs voor een overname lager is dan [[…]] % van de balansomvang (10) van de bank op de datum van inwerkingtreding van de toezeggingen (11), en

b.

de door de bank voor dergelijke overnames betaalde cumulatieve aankoopprijzen vanaf de datum van inwerkingtreding van de toezeggingen tot het einde van de herstructureringsperiode minder bedraagt dan [[…] %] van de balansomvang van de bank op de datum van inwerkingtreding van de toezeggingen.

iii)

Activiteiten die niet vallen onder het overnameverbod: Het overnameverbod is niet van toepassing op overnames die plaatsvinden bij de normale bedrijfsvoering in de banksector bij het beheer van bestaande vorderingen ten aanzien van noodlijdende firma’s, met inbegrip van de conversie van bestaande schulden in eigenvermogensinstrumenten.

(29)

Advertentieverbod: Griekenland zegt toe dat de bank zich zal onthouden van het adverteren van staatssteun en geen agressieve commerciële strategieën zal gebruiken die zonder de steun van Griekenland niet zouden plaatsvinden.

HOOFDSTUK IV.   MONITORING TRUSTEE

(1)

Griekenland zegt toe dat de bank het mandaat van de door de Commissie goedgekeurde en door de bank benoemde monitoring trustee op 16 januari 2013 zal wijzigen en verlengen tot het einde van de herstructureringsperiode. De bank zal tevens het toepassingsgebied van dat mandaat verruimen tot het toezicht op i) het herstructureringsplan en ii) alle in dit document uiteengezette toezeggingen.

(2)

Griekenland zal vier weken na de datum van inwerkingtreding van de toezeggingen bij de Commissie de volledige voorwaarden van het gewijzigde mandaat indienen, met vermelding van alle bepalingen die nodig zijn om de monitoring trustee in staat te stellen zijn taken overeenkomstig deze toezeggingen te vervullen.

(3)

Aanvullende bepalingen betreffende de monitoring trustee worden in een afzonderlijk document gespecificeerd.

De secretaris-generaal

Christina PAPAKONSTANTINOU


(1)  Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1)

(2)  Inclusief TEKE-bijdragen.

(3)  Dit is niet van toepassing op de verkoop van onroerend goed; in dat geval kan de bank financiering verstrekken aan de koper indien deze nieuwe lening wordt uitgevoerd overeenkomstig prudente kredietverleningspraktijken. Voor het toezicht op de naleving van de toezegging betreffende de afbouw van niet-Griekse activa, wordt rekening gehouden met elke nieuwe kredietverlening die valt onder de definitie van niet-Griekse activa.

(4)  Voor de toepassing van deze toezegging wordt het begrip „leningen” in brede zin geïnterpreteerd als elk soort financiering, bv. kredietfaciliteit, garantie, enz.

(5)  Ter verduidelijking: onder „andere banken” wordt verstaan: elke bank of financiële instelling ter wereld.

(6)  Ter verduidelijking, voor de toepassing van deze toezegging worden onder „alle kredietnemers” ook verstaan de private banking-klanten van de bank.

(7)  Ter verduidelijking, de nieuwe productie van leningen omvat tevens de roll-over van leningen en de herstructurering van bestaande leningen.

(8)  Ter verduidelijking, onder „jaarlijks % van Y-1-voorraden” wordt verstaan de nieuwe productie als percentage van de voorraden aan het einde van het voorgaande jaar. De hoogte van de RWA is de hoogte aan het einde van het jaar.

(9)  Ter verduidelijking de activiteiten van de afdeling Private Equity/Venture Capital van de bank zijn uitgesloten van de toepassing van deze toezegging. In dit verband dient de bank bij de Commissie een formeel verzoek in dat tevens een bedrijfsplan omvat voor die rechtspersoon.

(10)  Ter verduidelijking voor de toepassing van deze toezegging is de balansomvang gelijk aan de totale activa van de bank.

(11)  Ter verduidelijking, indien overeenkomstig punt 28, onder i), in hoofdstuk III van de toezeggingen van de Commissie toestemming wordt verkregen voor het opheffen van het verbod, wordt de balans van de bank op de datum van inwerkingtreding van de toezeggingen zo berekend dat deze tevens de activa van de overgenomen activiteiten of overgenomen activa op de datum van de overname omvat.

Aanhangsel

Macro-economische prognoses voor de Griekse binnenlandse activiteiten

% jaarlijkse groei

(tenzij anders vermeld)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Cumulatief groeipercen-tage in 2013-2017

Reëel bbp

–6,4

–4,2

0,6

2,9

3,7

3,5

6,4

Nominale groei van leningen in Griekenland

–6,4

–4,2

0,6

2,9

3,7

3,5

6,4

Bbp-deflator

–0,8

–1,1

–0,4

0,4

1,1

1,3

1,3

Vastgoedprijzen

–11,7

–10

–5

0

2

3,5

 

Nominaal besteedbaar gezinsinkomen

–8,8

–9,5

–0,3

–0,4

2,6

3,6

–4,5

Deposito’s van de particuliere sector

–7

1,3

1

3,4

5

5

16,6

Werkloosheid (%)

24,2

27

26

24

21

18,6

 

Herfinancierings-percentage van de ECB (%)

0,75

0,5

0,5

1

1,5

1,75

 

NPL-vormingspiek

 

 

2H2014

 

 

 

 

Euribor, drie maanden (gemiddeld, %)

 

0,24

0,43

0,75

1,25

1,80

 

Toegang tot kapitaalmarkten — repo’s

 

JA-Nee maximum

 

Toegang tot kapitaalmarkt — gedekt/preferent niet gedekt

 

JA — tot 500 mil-joen EUR elk

JA — tot 1 miljard EUR elk

JA-Nee maximum

 


25.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/100


BESLUIT (EU) 2015/456 VAN DE COMMISSIE

van 5 september 2014

betreffende de door de Republiek Bulgarije ten uitvoer gelegde steunregeling SA.26212 (11/C) (ex 11/NN — ex CP 176/A/08) en SA.26217 (11/C) (ex 11/NN — ex CP 176/B/08) in het kader van de ruil van bosgronden

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 6207)

(Slechts de tekst in de Bulgaarse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Gezien besluit C (2011) 4444 van de Commissie van 29 juni 2011 (1),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken, en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Op 17 juli 2008 ontving de Commissie een klacht van een klager die anoniem wenst te blijven (hierna „de eerste klager” genoemd) over vermeende steun van de Republiek Bulgarije in de vorm van eigendomsruil van particuliere bosgrond met staatsbosgrond, waarna de bestemming van de grond vaak werd gewijzigd van bos- naar bouwgrond. De eerste klager verstrekte meer informatie bij schrijven van 28 augustus 2008, 3 september 2008, 1 oktober 2008, 5 december 2008, 18 februari 2010, 12 oktober 2010 en 26 januari 2011.

(2)

Op 27 januari 2009 ontving de Commissie aanvullende informatie van een derde over de betwiste ruiltransacties. Op 14 mei 2009 werd een tweede klacht ingediend over deze ruiltransacties, waarna dezelfde klager aanvullende informatie verstrekte op 2 juni 2009 en 8 juni 2009. Op 23 maart 2010 legde een andere derde informatie over deze ruiltransacties voor aan de Commissie.

(3)

De Bulgaarse autoriteiten hebben de Commissie informatie verstrekt over de betwiste ruiltransacties bij schrijven van 2 september 2008, 28 oktober 2008, 4 januari 2010, 23 maart 2010, 27 maart 2010, 30 augustus 2010 en 14 februari 2011. Tijdens bijeenkomsten van de diensten van de Commissie en de Bulgaarse autoriteiten op 22 februari 2010, 12 oktober 2010 en 3 februari 2011 gaven de laatstgenoemden bijkomende informatie over de ruiltransacties.

(4)

De Commissie stelde de Republiek Bulgarije bij schrijven van 29 juni 2011 in kennis van haar besluit om de in artikel 108, lid 2, van het Verdrag vastgelegde procedure in te leiden ten aanzien van de betwiste ruiltransacties. Het besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure (hierna „het besluit tot inleiding van de procedure” genoemd) is in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden verzocht hun opmerkingen over de maatregel te maken.

(5)

Bij een op 29 september 2011 ontvangen schrijven gaven de Bulgaarse autoriteiten hun opmerkingen over het besluit tot inleiding van de procedure.

(6)

De Commissie ontving opmerkingen over het besluit tot inleiding van de procedure van de volgende belanghebbenden: Ecobalkani-Bulgaria EOOD (3), Vihren OOD (4), Aqua Estate OOD (5), Elkabel AD (6), Jivka Blagoeva (7), V-N-G Confort OOD (8), Yavor Haytov (9), Simeon Stoev Mirov (10), LM Impex EOOD (11), All Seas Property 2 OOD (12), Litex Commerce AD (13), Foros Development EAD (14), Izgrev 5 EOOD (15), BOIL OOD (16), BG Land Co OOD (17), Mirta Engineering EOOD (18), Beta Forest EOOD (19), Kosta Gerov (20), Marieta Babeva (21), Dimitar Terziev (22), Svetoslav Mihailov en Elizabet Mihailova (23), alsook van een klager die verzocht om zijn/haar identiteit niet openbaar te maken (24).

(7)

De Commissie heeft deze opmerkingen bij schrijven van 1 september 2011, 5 oktober 2011, 25 november 2011, 14 december 2011 en 3 april 2012 aan de Bulgaarse autoriteiten doorgezonden, die de gelegenheid hebben gekregen om hierop te reageren. De opmerkingen van de Republiek Bulgarije bij de opmerkingen van de belanghebbenden werden ontvangen bij schrijven van respectievelijk 4 november 2011, 15 december 2011, 12 januari 2012 en 25 april 2012.

(8)

De Bulgaarse autoriteiten verstrekten aanvullende informatie over de betwiste ruiltransacties bij schrijven van 2 december 2011 en tijdens een bijeenkomst met de diensten van de Commissie op 9 december 2011.

(9)

De Commissie heeft de eerste klager bij schrijven van 9 februari 2012 om nadere toelichtingen gevraagd over bepaalde door hem ingediende bewijselementen.

(10)

Op 3 april 2012 heeft de Commissie aanvullende opmerkingen van een aantal derden (25) doorgezonden aan de Bulgaarse autoriteiten. De Commissie ontving de opmerkingen van de Republiek Bulgarije bij deze opmerkingen op 25 april 2012 en 15 mei 2012.

(11)

Op 26 juli 2012 verzocht de Commissie de Bulgaarse autoriteiten om aanvullende informatie. Op 17 augustus 2012 verzochten de Bulgaarse autoriteiten om een verlenging van de termijn voor het verstrekken van die informatie, die door de Commissie werd verleend op 31 augustus 2012. Op 19 september 2012 verstrekten de Bulgaarse autoriteiten de informatie waarom was verzocht.

(12)

Op 3 oktober 2012 verzocht de Commissie Elkabel AD, een van de derden die opmerkingen hadden ingediend over het besluit tot inleiding van de procedure, om nadere toelichtingen, die werden verstrekt op 31 oktober 2012.

(13)

Bij schrijven van 14 januari 2013, 17 mei 2013, 22 juli 2013 en 22 oktober 2013 verzocht de Commissie de Bulgaarse autoriteiten om aanvullende informatie, die werd verstrekt op respectievelijk 4 en 5 februari 2013, 25 juni 2013, 5 juli 2013, 16 en 23 augustus 2013, 19 november 2013 en 20 december 2013. Een deel van de laatst ingediende informatie werd door de Bulgaarse autoriteiten nogmaals ingediend per e-mail van 21 januari 2014.

2.   BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL

2.1.   DE RUIL VAN GROND

(14)

In 1947 werd alle bosgrond in Bulgarije staatseigendom ten gevolge van onteigeningen door de staat. Dit bleef zo tot in 2000, toen met de teruggave van bosgronden aan de voormalige particuliere eigenaren werd gestart.

(15)

Op grond van een wijziging van de Boswet (26), die op 22 februari 2002 van kracht werd, kon recentelijk geprivatiseerde bosgrond worden geruild met staatsbosgrond uit het staatsbosfonds. Deze wijziging van de Boswet was van kracht tot en met 27 januari 2009 en voorzag in de voorwaarden voor deze ruiltransacties.

(16)

Voor deze ruiltransacties werden de prijzen van de particuliere en de staatsbosgrond bepaald op basis van een speciale verordening, namelijk de verordening betreffende de berekening van basisprijzen, prijzen voor grond in uitgesloten gebieden en het creëren van gebruiks- en erfdienstbaarheidsrechten met betrekking tot bossen en bosbestanden (27) (hierna de „verordening inzake basisprijzen” genoemd), die van kracht werd op 18 november 2003. De Bulgaarse wetgeving bood deskundige taxateurs geen mogelijkheid om af te wijken van de prijzen die waren vastgesteld voor bosgrond door de verordening inzake basisprijzen toe te passen.

(17)

Op basis van die verordening wordt de basisprijs van een perceel bosgrond vastgesteld als de som van de basiswaarde van de grond en de waarde van de opstand (de plantensoorten die zich op de grond bevinden).

(18)

De waarde van de grond wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde waarde van grond volgens de categorieën grond die dezelfde omstandigheden voor plantengroei bieden (150 soorten locaties, zoals bepaald in bijlage 1 bij de verordening inzake basisprijzen). Die waarde wordt vervolgens aangepast aan de hand van een aanpassingscoëfficiënt waarin rekening is gehouden met de ligging van de grond ten opzichte van de plaatselijke en nationale infrastructuur. Die aanpassingscoëfficiënt (Km), die is bepaald in bijlage 2 bij de verordening inzake basisprijzen, wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:

Formula
,

waarbij:

p

=

coëfficiënt van nabijheid van een verharde weg, gemeten in rechte lijn (van 0,00 tot 0,20)

s

=

coëfficiënt van nabijheid van een stedelijk gebied, gemeten in rechte lijn (van 0,00 tot 0,25)

m

=

coëfficiënt van nabijheid van de zee, gemeten in rechte lijn (van 0,00 tot 0,20)

g

=

coëfficiënt van nabijheid van een stad, uitgedrukt in cijfers die de afstand tot een bepaalde stad aangeven (kortste afstand over de weg tussen het desbetreffende perceel en de stad). Steden worden onderverdeeld in 6 groepen, zoals bepaald in tabel 1:

Tabel 1

Groep 1:

Sofia (van 0,00 tot 0,70)

Groep 2:

Ruse, Plovdiv, Burgas en Varna (van 0,00 tot 0,50)

Groep 3:

Blagoevgrad, Veliko Tarnovo, Vratza, Pleven en Stara Zagora (van 0,00 tot 0,40)

Groep 4:

andere hoofdplaatsen van districten (van 0,00 tot 0,35)

Groep 5:

andere grote steden (Botevgrad, Gorna Oryahovitza, Dimitrovgrad, Dupnitza, Kazanlak, Karlovo, Lom, Petrich, Samokov, Svishtov en Cherven Bryag (van 0,00 tot 0,30)

Groep 6:

andere stedelijke centra (van 0,00 tot 0,10)

(19)

De waarde van de grond wordt voorts aangepast door er een verhoging per hectare aan toe te voegen, die wordt vastgesteld op basis van de gemiddelde grondprijs in het gebied waar het perceel zich bevindt. Deze verhogingen zijn vastgelegd in de bepalingen van bijlage 3 bij de verordening inzake basisprijzen en worden weergegeven in tabel 2:

Tabel 2

 

Verhoging

(BGN/hectare)

Sofia, nationale vakantiegebieden en aangrenzende residentiële vakantieoorden, grond op minder dan 10 km van de zee

5 000

Plaatsen van de 1e en 2e categorie

2 000

Plaatsen van de 3e en 4e categorie

1 000

Plaatsen van de 5e en 6e categorie

500

Plaatsen van de 7e en 8e categorie

0

(20)

De totale waarde van de grond die via dit mechanisme wordt bepaald, wordt de basiswaarde van de grond genoemd.

(21)

De waarde van de opstand (de plantensoorten die zich op het land bevinden) is de waarde van de huidige leeftijd van de opstand en de voorspelde waarde van de omloopsleeftijd ervan. De waarde van hout van bosopstanden bij de huidige leeftijd ervan (de leeftijd op het moment van de taxatie) is gelijk aan de opbrengst van de verkoop van de desbetreffende soorten tegen gemiddelde marktprijzen, verminderd met de kosten voor de kap, de primaire verwerking en het vervoer naar een tijdelijke opslagplaats. Als de inkomsten deze kosten niet dekken, wordt het hout beschouwd als van geen waarde.

(22)

De inkomsten uit verkoop zijn afhankelijk van het bestand en de hoeveelheden in de verschillende houtcategorieën. De kosten (BGN/kubieke meter) voor de kap en de primaire verwerking van hout uit een houtkapgebied met een gemiddelde moeilijkheidsgraad worden bepaald aan de hand van de boomsoort en de categorie van het hout op de grond. De kosten van het vervoer van het hout worden bepaald aan de hand van de boomsoort, de houtcategorie en de gemiddelde vervoersafstand vanaf het desbetreffende perceel. De vervoerskosten worden voor elke kilometer vervoer vermenigvuldigd met een coëfficiënt waarin rekening is gehouden met de moeilijkheidsgraad van het traject.

(23)

De gemiddelde marktprijzen en de kosten voor de kap, de primaire verwerking en het vervoer van het hout dienen regelmatig te worden vastgesteld en bijgewerkt door het Uitvoerend Agentschap voor Bosbouw (hierna „het UAB” genoemd) (28), op basis van gewogen gemiddelden berekend aan de hand van statistische gegevens over drie jaar (waarbij het laatste jaar een dubbel gewicht krijgt).

(24)

Door de waarde van de opstand, zoals bepaald door een taxateur, op te tellen bij de basiswaarde van de grond, wordt de basisprijs van een perceel bosgrond verkregen.

(25)

Voor grond in gebieden die de zogeheten „bijzondere bescherming tegen verstedelijking” genieten die in bepaalde regio’s van Bulgarije in de wet is vastgelegd, wordt deze basisprijs aangepast om rekening te houden met de bescherming van de bepalende rol van de bosgrond voor het milieu en de recreatieve functies ervan. In overeenstemming met de bepalingen van bijlage 19 bij de verordening inzake basisprijzen wordt de basiswaarde van bosgrond in zulke gebieden vermenigvuldigd met een coëfficiënt (K) zoals bepaald in tabel 3 (29), namelijk:

Tabel 3

Zwarte-Zeekust, eerste gebied

К = 6;

Zwarte-Zeekust, tweede gebied

К = 5;

Vakantiegebieden en plaatsen van nationaal belang

К = 4;

Bos en grond in gebieden die zich uitstrekken van de rand van nationale en gemeentelijke wegen tot de grenzen voor bebouwing

К = 3;

Vakantiegebieden en plaatsen van lokaal belang

К = 4;

(26)

Tot slot wordt een zogeheten „marktreguleringscoëfficiënt” toegepast op de basisprijs van de grond, zoals bepaald in bijlage 20 bij de verordening inzake basisprijzen. Die coëfficiënt wordt uitgedrukt in BGN/m2 en gaat van 10 voor grond in de buurt van de kust, grote vakantiegebieden in de bergen of Sofia, tot 1 voor de minst aantrekkelijk gelegen grond.

(27)

Onverminderd het bovenstaande moest de particuliere partij, als zij bij een ruil bosgrond ontving waarvan de totale administratieve prijs meer bedroeg dan de grond die zij uit handen gaf, de staat een vergoeding betalen voor dat prijsverschil. Volgens de Bulgaarse autoriteiten aanvaardde de staat in de regel enkel ruiltransacties waarbij de staat grond met een hogere administratieve waarde ontving. Deze regel geldt echter enkel voor de totale administratieve prijs van het particuliere perceel die hoger is dan de administratieve prijs van het staatsperceel waartegen het werd geruild, en niet voor de prijs per vierkante meter.

(28)

Op 27 januari 2009 werd een verbod op de ruil van bosgrond van kracht. De periode waarvoor de betwiste ruiltransacties worden onderzocht, loopt dus van 1 januari 2007, de datum van toetreding van de Republiek Bulgarije tot de Unie, tot 27 januari 2009, de datum van het moratorium op de ruil (hierna „de onderzochte periode” genoemd).

2.2.   DE BESTEMMINGSWIJZIGING

(29)

De klagers beweren voorts dat de bestemming van de grond na de ruiltransacties vaak werd gewijzigd van bos- naar bouwgrond en dat die wijziging het verschil tussen de marktwaarde van de openbare bosgronden in staatseigendom waartegen de particuliere percelen werden geruild, vaak nog deed toenemen.

(30)

De Bulgaarse autoriteiten lichtten toe dat de procedure voor de bestemmingswijziging niet onder de bepalingen van de Boswet valt (in tegenstelling tot de ruiltransacties), maar onder een afzonderlijke reeks wetten, zoals de Wet ruimtelijke ordening (ZUT) (30). Volgens die wetten kan een eigenaar van bosgrond om een wijziging van de bestemming van zijn bosgrond naar bouwgrond verzoeken door een aanvraag in te dienen bij de uitvoerend directeur van het UAB, die vroeger onder het ministerie van Landbouw en Voedsel ressorteerde (31). Een commissie van (interne en mogelijk ook externe) deskundigen onderzoekt vervolgens het verzoek en geeft een advies af aan de uitvoerend directeur, die een voorlopig besluit neemt over de aanvraag. Als dat besluit positief is en de gegrondheid en de wettigheid van de aanvraag bevestigt, wordt het doorgestuurd naar alle diensten die belast zijn met de bestemmingswijziging (de provinciale gouverneur, de burgemeester van de gemeente en de directeur van het regionale directoraat voor bosbeheer).

(31)

Op basis van een positief voorlopig besluit dient de eigenaar een aanvraag in bij de betrokken gemeente om een gedetailleerd masterplan te laten opstellen en goedkeuren. Voor een dergelijk plan moeten alle (plaatselijke) belanghebbenden worden geraadpleegd. Als dat plan door de bevoegde autoriteiten wordt goedgekeurd en zodra het van kracht wordt, dient de eigenaar van de grond een aanvraag tot uitsluiting van die bosgrond van het beschermde bosbestand in bij de minister van Landbouw en Voedsel. Als die aanvraag wordt aanvaard, is een zegelrecht verschuldigd dat door een onafhankelijke taxateur wordt bepaald in overeenstemming met de bepalingen van de verordening inzake basisprijzen.

(32)

Nadat de eigenaar van de bosgrond het zegelrecht aan de bevoegde autoriteiten heeft betaald, wordt de procedure voor de uitgifte van een administratief besluit inzake de bestemmingswijziging gestart. Naargelang van de grootte van het onroerend goed wordt dit besluit afgegeven door de minister van Landbouw en Voedsel (in het geval van een goed van minder dan 10 ha) of door de raad van ministers.

(33)

Op 3 september 2009 werd een moratorium ingesteld op verdere wijzigingen van de bestemming van geruilde grond.

2.3.   RECHTSGROND VOOR DE MAATREGELEN

(34)

De ruiltransacties, de berekening van de daarbij te hanteren prijzen en de procedure voor de bestemmingswijziging van geruilde bosgrond vallen onder de volgende wetsteksten:

Bulgaarse Boswet

Verordening betreffende de berekening van basisprijzen, prijzen voor grond in uitgesloten gebieden en het creëren van gebruiks- en erfdienstbaarheidsrechten ten aanzien van bossen en bosbestanden

Wet staatseigendom (32)

Wet verplichtingen en verbintenissen (33)

Wet ruimtelijke ordening

2.4.   BEGUNSTIGDEN

(35)

Mogelijke begunstigden van de ruiltransacties zijn natuurlijke personen, particuliere ondernemingen en gemeenten, die vaak actief zijn in vastgoedontwikkeling en/of toerisme, die hun bosgrond hebben geruild tegen staatsbosgrond.

3.   REDENEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE PROCEDURE

(36)

In haar besluit tot inleiding van de procedure uitte de Commissie twijfels over de vraag of de ruiltransacties en/of de daaropvolgende bestemmingswijziging elementen van staatssteun bevatten in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, en of deze steun verenigbaar met de interne markt kan worden verklaard.

3.1.   INTRINSIEK VERBAND TUSSEN DE RUILTRANSACTIES EN DE BESTEMMINGSWIJZIGING

(37)

Het eerste punt waarover de Commissie haar twijfels had, had betrekking op de aantijging van de klagers dat de ruil in een aantal gevallen werd gevolgd door een wijziging van de bestemming van de geruilde grond, bijvoorbeeld van bosgrond naar bouwgrond.

(38)

Gezien de talrijke bewijzen die door de Bulgaarse autoriteiten zijn aangedragen, heeft de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure opgemerkt dat 15 van de 147 ruiltransacties die plaatsvonden tijdens de onderzochte periode (2006-2009), werden gevolgd door een bestemmingswijziging (d.i. 10 %). Bovendien wees de Commissie erop dat op ruiltransacties andere wettelijke bepalingen van toepassing zijn dan op potentiële verzoeken om een bestemmingswijziging, en dat voor beide procedures afzonderlijke administratieve procedures gelden. Deze elementen leken in eerste instantie de stelling van de Bulgaarse autoriteiten te bevestigen dat de twee stappen doorgaans niet intrinsiek met elkaar verbonden zijn (34).

(39)

De Bulgaarse autoriteiten gaven evenwel aan dat de formules voor het bepalen van de administratieve prijzen van bosgrond en het voor de bestemmingswijziging verschuldigde zegelrecht zo zijn vastgesteld dat de volledige ruilprijs van bosgrond plus bestemmingswijziging in grote mate zou overeenkomen met de marktprijs van soortgelijke bouwgrond. Dit zou kunnen betekenen dat de autoriteiten ervan uitgingen dat veel investeerders zouden proberen om beide stappen te combineren in één transactie.

(40)

De Commissie betwijfelde daarom of bij het bepalen van de prijs van het perceel voor de ruil rekening moet worden gehouden met de potentiële bestemmingswijziging van de desbetreffende bosgrond, d.w.z. of de ruil en de daaropvolgende bestemmingswijziging van de geruilde grond als intrinsiek verbonden moeten worden beschouwd.

3.2.   POTENTIËLE STAATSSTEUN VOOR DE BESTEMMINGSWIJZIGING

(41)

Voorts vroeg de Commissie zich af of de bestemmingswijziging van de geruilde grond niet kon resulteren in staatssteun, aangezien de waarde van de geruilde grond hierdoor verder steeg.

(42)

De Commissie merkte in haar besluit tot inleiding van de procedure op dat er bij de bestemmingswijziging prima facie geen sprake leek te zijn van een overdracht van staatsmiddelen. Het voor deze transacties verschuldigde zegelrecht werd berekend aan de hand van de wettelijke bepalingen en is — voor zover de Commissie weet — in alle betrokken gevallen betaald. Hoewel ondernemingen die een bestemmingswijziging uitvoerden, daar mogelijk voordeel aan ontleend hebben, zouden de bestuursrechtelijke besluiten tot uitvoering van de wijziging daarom niet resulteren in staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag. De Commissie nam geen definitief standpunt in over deze kwestie en vroeg de betrokken partijen om zich uit te spreken over de vraag of er sprake was van staatssteun bij deze activiteit.

3.3.   POTENTIËLE STAATSSTEUN BIJ DE RUIL VAN BOSGROND

(43)

De Commissie merkte in haar besluit tot inleiding van de procedure op dat de prijzen van de bosgrond met het oog op de ruil werden bepaald door deskundigen, die daartoe enkel gebruikmaakten van de in de verordening inzake basisprijzen vastgestelde formules. De Commissie betwijfelde daarom of de toepassing van deze formules heeft geleid tot een administratieve prijs die vergelijkbaar is met de prijzen die worden verkregen in transacties tussen twee niet-gelieerde particuliere partijen. De Commissie heeft de Republiek Bulgarije en derden daarom gevraagd om informatie te verstrekken over de marktprijzen die werden verkregen bij volledig particuliere verkopen (of ruiltransacties) van bosgrond in Bulgarije tijdens de onderzochte periode. De Commissie heeft de Republiek Bulgarije en derden voorts verzocht om informatie te verstrekken over de verschillen tussen die prijzen en de administratieve prijzen die werden gehanteerd voor de betwiste ruiltransacties, en bijgevolg over het potentiële bedrag aan staatssteun voor die transacties. Daarnaast heeft de Commissie de Republiek Bulgarije en derden verzocht om informatie te verstrekken over de regels die zijn toegepast op de vergoeding die werd betaald bij ruiltransacties waarbij een prijsverschil bestond tussen de twee geruilde percelen grond. Tot slot heeft de Commissie de Republiek Bulgarije gevraagd om meer informatie te verstrekken ter staving van haar bewering dat de betwiste ruiltransacties niet van invloed zijn op het intracommunautaire handelsverkeer.

(44)

De Commissie heeft in het besluit tot inleiding van de procedure ook haar voorlopige standpunt toegelicht over hoe het uit de betwiste ruiltransacties voortvloeiende voordeel dient te worden gekwantificeerd, mocht worden vastgesteld dat die ruiltransacties staatssteun inhouden:

i)

het verschil tussen de werkelijke marktprijs van particulier bosgrondperceel 1 en de administratieve prijs van perceel 1, zoals bepaald in overeenstemming met de voorschriften van de verordening inzake basisprijzen;

ii)

het verschil tussen de werkelijke marktprijs van staatsbosgrondperceel 2 en de administratieve prijs van perceel 2, zoals bepaald in overeenstemming met de voorschriften van de verordening inzake basisprijzen.

Het met de ruiltransacties gemoeide bedrag aan de staatssteun zou in dat geval gelijk zijn aan de waarde van ii) min de waarde van i).

Elke geldelijke vergoeding die voortvloeit uit het verschil in de administratieve prijzen van twee percelen die worden geruild, en die door de ene partij aan de andere wordt betaald, wordt eveneens meegenomen in de berekening van het potentiële staatssteunelement bij de transactie.

3.4.   VERENIGBAARHEID VAN POTENTIËLE STAATSSTEUN

(45)

Voorts betwijfelt de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure of, mocht worden vastgesteld dat er sprake is van staatssteun ten gevolge van de bestemmingswijziging en/of de ruiltransacties, deze steun verenigbaar kan worden verklaard met de interne markt en, met name met artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag en de bepalingen van de richtsnoeren voor nationale regionale steun 2007-2013 (35) en/of artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en de bepalingen van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de land- en bosbouwsector 2007-2013 (hierna de „bosbouwrichtsnoeren” genoemd) (36).

(46)

De Commissie heeft de Republiek Bulgarije en de belanghebbenden daarom verzocht om opmerkingen te maken over de verenigbaarheid van de betwiste maatregelen.

4.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

4.1.   OPMERKINGEN VAN DE EERSTE KLAGER OVER DE DOOR DE COMMISSIE IN HAAR BESLUIT TOT INLEIDING VAN DE PROCEDURE GEUITE TWIJFELS

(47)

De eerste klager voert aan dat de betwiste ruiltransacties kunnen worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag die onverenigbaar is met de interne markt.

(48)

Met betrekking tot het eerste punt van twijfel van de Commissie voert de eerste klager aan dat de bestemmingswijziging en de ruiltransacties als onlosmakelijk met elkaar verbonden moeten worden beschouwd. Ten eerste beweert de klager dat vele begunstigden van de ruiltransacties actief zijn in de sectoren bouw en toerisme, en niet in de bosbouw. Ten tweede worden de geruilde bosgronden, aangezien het moratorium van kracht werd in 2009, volgens de eerste klager nagenoeg niet commercieel geëxploiteerd. Ten derde zouden veel van de begunstigden ten tijde van de ruiltransacties hun ontwikkelingsprojecten voor de ruil van bosgronden als skioorden of badplaatsen hebben aangekondigd en geadverteerd, en hadden zij zelfs besprekingen geopend met de desbetreffende plaatselijke overheden om zich ervan te verzekeren dat er een bestemmingswijziging zou komen. Ten vierde wijst de klager erop dat één zelfde staatsagentschap (het UAB) vaak verantwoordelijk was voor zowel het afronden van de ruiltransactie als de uitsluiting van de geruilde grond van het bosfonds (het UAB en de bevoegde regelgevingsinstantie) (37), waardoor het pad werd geëffend voor de commerciële ontwikkeling van de grond.

(49)

De eerste klager is derhalve van mening dat een potentiële herindeling van de bestemming van de grond en de overeenkomstige prijsverhoging in aanmerking moeten worden genomen wanneer het met de ruiltransacties gemoeide totaalbedrag aan staatssteun wordt berekend. Volgens de klager moeten daarom vergelijkingen worden gemaakt met percelen bouwgrond bij het kwantificeren van de steun, om de marktprijs van de geruilde grond correct weer te geven.

(50)

De klager vermeldt tevens dat, gelet op de aantrekkelijkheid van de gebieden waar de staatsbosgronden gelegen waren, het verstandiger zou zijn geweest van de overheden om eerst de waarde van de percelen te verhogen (d.w.z. de bestemming ervan te wijzigen in bouwgrond) en de percelen pas daarna van de hand te doen. Volgens de klager heeft het UAB in geen van de gevallen waarin een verzoek tot bestemmingswijziging werd ingediend, eerst de bestemming van de grond gewijzigd voor de grond werd geruild. Dit geeft volgens de klager duidelijk aan dat het de bedoeling was om voordeel te genereren voor diegene die de staatsbosgronden verwierf. Deze praktijk werd eveneens bekritiseerd door de Wereldbank in een verslag over de Bulgaarse bossen van 2009, waarin werd opgemerkt dat de staat op deze manier verlies leed (38).

(51)

Wat het tweede punt van twijfel van de Commissie betreft, namelijk of staatssteun werd verleend ten gevolge van de wijziging van de bestemming van de geruilde grond, voert de eerste klager aan dat hoewel diegene die de rond verwierf, na het besluit tot bestemmingswijziging een zegelrecht betaalde en hoewel dat bedrag dient te worden afgetrokken van de berekening van de als gevolg van de ruil ontvangen steun, dit recht niet overeenstemt met de werkelijke waardeverhoging van het perceel ten gevolge van die wijziging. De klager beweert voorts dat in de gevallen waarin de ruil werd uitgevoerd vóór de toetreding van Bulgarije tot de Unie maar de bestemmingswijziging daarna plaatsvond, de onwettige staatssteun die werd verleend aan diegene die de grond verwierf, het verschil dient te zijn tussen de marktwaarde van het respectieve perceel op het moment van de ruil (vóór de toetreding) en de marktwaarde van het perceel na de bestemmingswijziging (na de toetreding).

(52)

Met betrekking tot het derde punt van twijfel van de Commissie over de aanwezigheid van staatssteun ten gevolge van de ruiltransacties, voert de klager aan dat de bij de verordening inzake basisprijzen voorgeschreven formules niet aansluiten op de marktwaarde van de geruilde grond. De klager betwist eveneens de onpartijdigheid van de taxateurs, aangezien diegene die de grond verwerft, zijns inziens vrij is om een partijdige taxateur te kiezen, waardoor de prijzen sterk ondergewaardeerd zouden worden.

(53)

De klager heeft eveneens aanvullende informatie verstrekt over de marktprijzen van de geruilde bosgrond of zeer vergelijkbare bosgrond, die sterk zouden verschillen van de administratieve prijzen voor de percelen. Vanwege tijdsgebrek had de klager slechts prijzen voor negen geruilde percelen onderzocht. Hiervoor werd gebruikgemaakt van banktaxaties van de grond en van informatie uit het kadaster van Bulgarije, waaruit de werkelijke prijzen van vastgoedtransacties voor soortgelijke percelen konden worden afgelezen. De prijsverschillen gingen van een onderwaardering (gebruikmakend van de administratieve prijs) van 50-65 % tot gevallen waarin bosgrond beweerdelijk werd overgenomen tegen 1 à 2 % van de marktwaarde.

(54)

De klager beweert tot slot dat het feit dat er strafrechtelijke procedures werden ingesteld tegen de voormalige directeur van het UAB op beschuldiging van het uitvoeren van ruiltransacties ten nadele van de staat, aangeeft dat de Bulgaarse autoriteiten zelf van mening zijn dat de bosgrond aan bepaalde particuliere partijen werd aangeboden tegen prijzen die ver onder de marktwaarde lagen.

(55)

Wat de vraag betreft of de ruiltransacties de mededinging vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden, beweert de klager dat, voor zover hij weet, geen van de begunstigden van de ruiltransacties bosbouwactiviteiten uitoefent als commerciële hoofdactiviteit. De vroegere of toekomstige ondernemingsplannen voor economische activiteiten of investeringen van de meeste begunstigden hebben veeleer betrekking op één van de volgende sectoren: vastgoedspeculatie, bouw en/of toerisme. Volgens de klager betreft toerisme per definitie de volledige interne markt, waardoor zelfs een beperkt aantal gevallen van selectieve steun verstoringen veroorzaakt. De klager voegt daaraan toe dat buitenlandse mededingers vanwege het aantal en de omvang van de ruiltransacties effectief worden ontmoedigd om de Bulgaarse markt te betreden. Hoewel verschillende grote investeerders uit de Unie (zoals Lindner, ECE) zich hebben beziggehouden met stedelijke bouwprojecten in Bulgarije (bedrijvencentra en grote winkelketens), zijn nagenoeg alle grootschalige investeringen in badplaatsen, skioorden en golfterreinen gedaan door ondernemingen die door Bulgaren worden gecontroleerd.

4.2.   OPMERKINGEN VAN DE BEGUNSTIGDEN VAN DE RUILTRANSACTIES EN ANDERE DERDEN

(56)

De Commissie heeft opmerkingen ontvangen van tal van derden, voor het overgrote deel particuliere partijen bij de ruiltransacties (hierna „de begunstigden” genoemd). De Commissie merkt op dat een aantal begunstigden (39) slechts een korte verklaring heeft afgegeven dat er geen sprake was van staatssteun bij de ruilovereenkomsten waarbij zij partij waren. Andere begunstigden verstrekten meer gedetailleerde opmerkingen betreffende de twijfels die de Commissie had geuit in haar besluit tot inleiding van de procedure. Deze opmerkingen zullen in de volgende punten worden onderzocht.

4.2.1.   Intrinsiek verband tussen de ruil en de bestemmingswijziging van de grond

(57)

Wat het eerste punt van twijfel van de Commissie betreft, over het bestaan van een intrinsiek verband tussen de ruiltransacties en de bestemmingswijziging, verklaren de meeste begunstigden (40) die hebben gereageerd op het besluit tot inleiding van de procedure dat er geen dergelijk verband bestaat. De ruil en de latere bestemmingswijziging van de geruilde grond zouden worden geregeld door twee afzonderlijke procedures die elk onder de bevoegdheid van twee verschillende overheidsorganen vallen, die onafhankelijk van elkaar handelen. De ruiltransacties vallen onder de bevoegdheid van de minister van Landbouw en Voedsel of de raad van ministers, naargelang van de grootte van het te ruilen perceel, en het UAB, terwijl de bestemmingswijziging van de grond tot de bevoegdheid van de plaatselijke overheden behoort — burgemeesters van gemeentes of de gemeenteraad, de minister van Regionale Ontwikkeling en Openbare Werken of de regionale gouverneur voor locaties in hun regio — en de goedkeuring van een gedetailleerd of algemeen ruimtelijkeordeningsplan vereist.

(58)

Een begunstigde (41) voegt daaraan toe dat een bestemmingswijziging niet automatisch leidt tot een waardeverhoging van de desbetreffende grond. Het besluit om de bestemming van de grond te wijzigen zou gebaseerd zijn op een beoordeling van de noodzaak daartoe, hetgeen een ruimere reikwijdte heeft en vaak voorrang krijgt op de particuliere belangen van de eigenaren, en dus niet gebaseerd is op de commerciële belangen van de partijen bij de ruiltransactie. Een andere begunstigde (42) merkt op dat de statistische informatie die door de Bulgaarse autoriteiten werd verstrekt, het ontbreken van een intrinsiek verband bevestigt. Andere begunstigden (43) zijn tot slot van mening dat de vraag of er een verband bestaat, irrelevant is, aangezien de geruilde grond die zij verwierven in hun specifieke geval niet was uitgesloten van bosbescherming voor ontwikkelingsdoeleinden en er geen procedure was ingesteld om de bestemming van de grond te wijzigen.

(59)

Wat de vraag betreft of de potentiële bestemmingswijziging van de geruilde grond in aanmerking moet worden genomen om de prijs van die grond te bepalen, is de meerderheid van de begunstigden om verschillende redenen van mening dat dit niet het geval dient te zijn. Een aantal begunstigden (44) voert aan dat het niet gerechtvaardigd zou zijn om de hypothetische mogelijkheid van een bestemmingswijziging van de geruilde grond in aanmerking te nemen, aangezien een dergelijke wijziging mogelijk nooit wordt aangevraagd of kan worden geweigerd doordat niet aan de respectieve bestuursrechtelijke vereisten is voldaan. De strategische ligging van geruilde bosgrond, die de waarde ervan beweerdelijk zou verhogen, dient als irrelevant te worden beschouwd als de bestemming van de grond niet is gewijzigd en de verworven grond enkel kan worden gebruikt voor de in de wet voorgeschreven doeleinden. Een begunstigde (45) voert daarom aan dat er rekening had moeten worden gehouden met de specifieke overeenkomst tussen de partijen op de datum van de taxatie. Bij een objectieve en billijke berekening van de marktwaarde dient ook rekening te worden gehouden met de masterplannen voor ruimtelijke ordening (uit hoofde waarvan bebouwing al dan niet is toegestaan) die van kracht waren op de datum van taxatie van de geruilde grond. Bijgevolg dient een reeks uniforme criteria te worden vastgesteld waarmee onderscheid kan worden gemaakt tussen een hypothetische mogelijkheid en de werkelijke bedoeling van de partijen bij de ruil om de bestemming van de grond nadien te wijzigen.

(60)

Bovendien merken verschillende begunstigden op dat voor de uitsluiting van grond van bosbescherming een vergoeding voor de bestemmingswijziging moet worden betaald, die overeenkomt met de prijs per vierkante meter bouwgrond in het desbetreffende gebied. Die begunstigden beweren daarom dat zij geen economisch voordeel behalen uit de bestemmingswijziging: als het verworven land wordt verkocht, in onderpand wordt gegeven of wordt ontwikkeld, zou de waarde ervan namelijk dezelfde zijn als de waarde van bouwgrond. Een soortgelijk argument werd aangehaald door Mirta Engineering en Beta Forest, die opmerken dat bij de bestemmingswijziging van grond extra kosten komen kijken, met name het zegelrecht en plaatselijke belastingen, naast ontwerpkosten, die de waarde van het goed verder verhogen. De heer Mihailov en mevrouw Mihailova beweren inderdaad dat zij voor de bestemmingswijziging de in artikel 17 van de Boswet en de uitvoeringsverordening van de Boswet bepaalde domaniale heffingen moesten betalen.

(61)

Tot slot vinden bepaalde begunstigden (46) de vraag irrelevant, aangezien de geruilde grond die zij verwierven, in hun specifieke geval niet was uitgesloten van bosbescherming voor ontwikkelingsdoeleinden en er geen procedure was ingesteld om de bestemming van de grond te wijzigen. MIKS merkte in zijn opmerkingen op dat de Bulgaarse overheid in zijn ruilovereenkomst had bepaald dat een bestemmingswijziging van de grond niet was toegestaan.

4.2.2.   Staatssteun bij de ruil van bosgrond

(62)

Wat de twijfels van de Commissie betreft over de vraag of de administratieve prijzen voor de ruiltransacties hebben geleid tot een marktconforme prijs, gaven de begunstigden (47) verschillende soortgelijke argumenten om aan te tonen waarom dit voor hun eigen ruiltransacties het geval zou zijn.

(63)

Ten eerste voert een begunstigde (48) aan dat in de verordening inzake basisprijzen rekening word gehouden met objectieve criteria voor het bepalen van de administratieve prijzen, zoals de ligging van de grond, het belang van de districten en het type en het belang van de plantensoorten op de grond, terwijl twee andere begunstigden (49) opmerken dat de administratieve ruilprijs wordt gebaseerd op criteria die identiek zijn aan die welke worden gebruikt bij de ruil van particuliere bosgrond door particuliere investeerders in de nabijheid van plaatselijke of nationale infrastructuur die qua plantensoorten, ligging in gebieden met een bijzondere bescherming tegen verstedelijking, enz. vergelijkbaar is met de grond van de betwiste ruiltransacties. Andere begunstigden (50) voeren eveneens aan dat de taxaties op basis van de verordening inzake basisprijzen leiden tot administratieve prijzen die vergelijkbaar zijn met of in veel gevallen hoger zijn dan de marktprijzen voor bosgrond in Bulgarije, vanwege het ontbreken van een binnenlandse markt voor dit soort grond en het feit dat er weinig particuliere transacties werden uitgevoerd tegen lage prijzen. De ruiltransacties werden dus uitgevoerd volgens de heersende economische voorwaarden op de markt.

(64)

Ten tweede stelt een aantal begunstigden (51) dat zij taxaties hebben verricht van de geruilde percelen waarbij administratieve prijzen werden vastgesteld die vergelijkbaar waren met (52), of in sommige gevallen zelfs hoger waren dan (53), de marktprijzen voor bosgrond in Bulgarije.

(65)

Ten derde voeren verschillende begunstigden (54) het gebrek aan volledig particuliere ruil- of verkooptransacties in de gebieden waar hun ruil had plaatsgevonden, aan als reden om de administratieve prijzen als marktprijzen bij benadering te beschouwen.

(66)

Tot slot stellen verschillende begunstigden (55) dat, aangezien het ministerie van Landbouw en Voedsel binnen zijn beslissingsbevoegdheid gerechtigd is de ruil te weigeren als de overheid geen belang heeft bij de verwerving van de particuliere bosgrond, en aangezien de voorwaarden van de ruil door beide partijen (overheid en particulieren) moeten worden goedgekeurd, de ruiltransacties als een commerciële transactie moeten worden beschouwd waarbij de overheid handelt als een marktdeelnemer in een markteconomie.

(67)

Wat de potentiële bedragen aan met de transacties gemoeide staatssteun betreft (d.w.z. het verschil tussen de administratieve en de marktprijzen voor de bosgrond), antwoordde de meerderheid van de begunstigden (56) dat in gevallen waarin de particuliere grond meer waard is dan de staatsgrond, de Bulgaarse autoriteiten dat prijsverschil niet dekten. Een andere begunstigde (57) beweerde dat het verschil in de marktprijzen van geruilde particuliere en staatsbossen in dezelfde of aangrenzende gebieden in het voordeel is van de regering, aangezien de administratieve prijzen hoger zijn dan de marktprijzen die vrij werden overeengekomen tussen particuliere boseigenaren in de desbetreffende gebieden.

(68)

Wat betreft de overige voorwaarden om van staatssteun te kunnen spreken, betwistten verschillende begunstigden (58) dat aan deze voorwaarden was voldaan. Zo voeren sommige begunstigden aan (59) dat zij natuurlijke personen zijn, op wie de Bulgaarse Wet inzake staatssteun en artikel 107 van het Verdrag niet van toepassing zijn. Met betrekking tot staatsmiddelen merken deze begunstigden op dat de regering de grond had verworven via onwettige onteigening, zonder passende vergoeding, waardoor niet kan worden gezegd dat de staat over deze middelen beschikt. Wat de selectiviteit betreft, beweren die begunstigden dat de Boswet erga omnes van toepassing is en bijgevolg geen onderscheid maakt.

(69)

Een andere begunstigde (60) is eveneens van mening dat voor de ruiltransacties niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 107 van het Verdrag, zij het om enigszins andere redenen. Ten eerste zou er geen sprake zijn van een overdracht van staatsmiddelen, aangezien de ruil een „dubbele verkooptransactie” is die werd uitgevoerd na een taxatie door een onafhankelijke vastgoedtaxateur, op basis van de in de wet vastgelegde objectieve prijsberekeningscriteria. Er werd geen voordeel toegekend, en de tegenpartijen van de ruil werden evenmin in een voordeliger positie geplaatst dan hun concurrenten, aangezien elke eigenaar van bosgrond om een ruil van zijn particuliere grond tegen staatsbosgrond had kunnen verzoeken. Een soortgelijk argument wordt genoemd door een andere begunstigde (61), die van mening is dat de ruilregeling een algemene maatregel vormt die beschikbaar is voor alle eigenaren van bosgrond.

(70)

Wat het bestaan van een economisch voordeel betreft, betwistte de meerderheid van de begunstigden (62) dat zij een dergelijk voordeel hadden ontleend aan de transacties, aangezien de administratieve prijs voor de geruilde grond volgens hen gelijk was aan of hoger lag dan de marktprijs ervan.

(71)

Tot slot antwoordde een ruime meerderheid van de begunstigden (63) op de vraag of de ruiltransacties de mededinging vervalsten en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedden, dat zij niet actief zijn in de vastgoedontwikkelings- of toeristische sector en/of geen stappen hebben ondernomen om een vergunning als touroperator te krijgen. Zij bevestigden voorts dat zij de via de ruil verworven grond achteraf evenmin hebben gebruikt voor houtproductie en dat zij geen hout hebben verkocht in Bulgarije of in andere lidstaten. Zij beweren daarom dat er geen sprake kan zijn van werkelijke of potentiële gevolgen voor de intracommunautaire handel. Een andere begunstigde (64) voegde daaraan toe dat de ruiltransacties niet leiden tot een verhoging van de binnenlandse productie waardoor de mogelijkheden voor ondernemingen uit andere lidstaten om producten in te voeren op de plaatselijke markt, zouden worden beperkt.

(72)

Andere begunstigden (65) beweerden dat, aangezien de ruiltransacties geen overdracht van staatsmiddelen inhouden en geen economisch voordeel verschaffen, niet kan worden gezegd dat zij van invloed zijn op het marktevenwicht en de economische omstandigheden waarin ondernemingen opereren, d.w.z. er is een eerste investering nodig om materiële activa te verwerven. Ondernemingen van andere lidstaten kunnen dus onder gelijke voorwaarden de markt betreden en er opereren, zodat niet kan worden gesteld dat het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig werd beïnvloed door de betwiste ruiltransacties.

(73)

Tot slot lichtte een begunstigde (66) toe dat de bosgrond die werd overgenomen van de staat, niet geschikt is voor bebossing. Hij is bovendien van mening dat zijn onroerend goed van hogere waarde was dan het goed dat hij van de staat kreeg en dat de transactie geen staatssteun omvat. Tot slot vermeldde hij dat de verworven grond wordt gebruikt voor mobiele imkerij en in de zomer als weiland.

4.2.3.   Verenigbaarheid van potentiële steun

(74)

Hoewel de Commissie de belanghebbenden had verzocht om alle beschikbare bewijsmateriaal over te leggen aan de hand waarvan zij de verenigbaarheid van de betwiste ruiltransacties met de interne markt zou kunnen onderzoeken, heeft geen enkele van de begunstigden dat gedaan.

5.   OPMERKINGEN VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE

5.1.   OPMERKINGEN VAN BULGARIJE OVER HET BESLUIT TOT INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(75)

De Bulgaarse autoriteiten houden vol dat de betwiste ruiltransacties geen staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

(76)

Met betrekking tot het vermeende intrinsieke verband tussen de ruiltransacties en de bestemmingswijziging van de geruilde bosgrond, merkten de Bulgaarse autoriteiten op dat artikel 15 bis van de Boswet voorziet in de mogelijkheid om een bestemmingswijziging van bosgrond aan te vragen ongeacht de manier waarop de grond is verworven, of dat nu is via een ruil, een verkooptransactie of op een andere manier. Een dergelijke theoretische mogelijkheid mag echter niet worden gezien als een definitieve, voorafgaande overeenkomst tussen de autoriteiten en de particuliere partij bij de ruil om de bestemming van de grond nadien te wijzigen.

(77)

De Bulgaarse autoriteiten droegen bewijs aan voor het feit dat er voor de 132 ruiltransacties die plaatsvonden in de periode van 2007 tot en met 2009, 24 verzoeken werden ingediend om de bestemming van de geruilde bosgrond te wijzigen, waarvan er slechts 15 (d.w.z. 11,4 % van alle ruiltransacties) werden ingewilligd via een bestuursrechtelijk besluit tot goedkeuring van de aangevraagde wijziging.

(78)

De Bulgaarse autoriteiten merkten eveneens op dat de ruiltransacties en de bestemmingswijziging verschillende doelen dienen. De ruiltransacties zijn bedoeld om de Bulgaarse bossen te bestendigen en te behouden om zo te zorgen voor de duurzame ontwikkeling ervan en reproductie ten gunste van de gehele samenleving, terwijl de bestemmingswijzigingen de doelstellingen van de Wet inzake ruimtelijke ordening dienen, waarin de voorschriften zijn vastgesteld voor de opneming van grond in bouwagglomeraties in overeenstemming met de publieke behoeften en belangen op het gebied van duurzame ontwikkeling en het tot stand brengen van passende levens-, werk- en recreatieve omstandigheden voor de burgers. Bovendien zijn de ruiltransacties afhankelijk van besluiten van de minister van Landbouw en Voedsel, terwijl bestemmingswijzigingen afhankelijk zijn van de goedkeuring van een ruimtelijkeordeningsplan door verschillende bevoegde organen, zoals de minister van Regionale Ontwikkeling en Openbare Werken, de regionale gouverneur of gemeenteraden. Tot slot zijn de Bulgaarse autoriteiten van mening dat, aangezien het recht om een bestemmingswijziging aan te vragen niet rechtstreeks voortvloeit uit de Boswet maar onderhevig is aan voorwaarden die zijn vastgesteld in andere wetten, de hypothetische mogelijkheid om de bestemming van de grond te wijzigen, niet betekent dat een dergelijke wijziging intrinsiek verbonden is met de ruiltransacties.

(79)

Wat de vraag betreft of de potentiële wijziging van de bestemming van de geruilde grond in aanmerking moet worden genomen bij het bepalen van de prijs ervan, herhaalden de Bulgaarse autoriteiten hun standpunt dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de prijs waartegen de ruil wordt getaxeerd en de latere bestemmingswijziging. De autoriteiten gaven een uitvoerige beschrijving van respectievelijk de procedure die moet worden gevolgd om de prijzen voor de ruil te bepalen (ex artikel 20, lid 5, en artikel 21 van de verordening inzake basisprijzen) en de vergoedingen die zijn verschuldigd voor de bestemmingswijziging. De autoriteiten merken ook op dat particuliere eigenaren een bestemmingswijziging voor bosgrond kunnen aanvragen ongeacht de manier waarop zij de grond hebben verkregen, zodat elke investeerder dezelfde voordelen zou genieten, ongeacht of hij het bos van de overheid heeft overgenomen dan wel of hij het via een transactie met een niet-gelieerde particuliere partij heeft verworven, zodat de voor een bestemmingswijziging verschuldigde vergoedingen als niet-selectief ten opzichte van de begunstigden moeten worden beschouwd.

(80)

Wat de twijfels van de Commissie betreft over de vraag of de methode voor de berekening van de administratieve prijzen de marktprijzen correct weerspiegelt, merken de Bulgaarse autoriteiten ten eerste op dat de administratieve prijzen worden vastgesteld volgens de bepalingen van de verordening inzake basisprijzen en dat bij het opstellen van de verordening werd uitgegaan van praktijken voor het bepalen van administratieve prijzen in andere lidstaten, met name Duitsland. Bovendien werden de taxaties van particuliere en staatsbossen verricht door onafhankelijke deskundigen op basis van uniforme criteria.

(81)

Ten tweede verstrekten de Bulgaarse autoriteiten gegevens over alle transacties (67) waarbij particuliere bossen werden verkocht en gekocht in de periode 2007-2009 (68). De informatie die werd verstrekt over de gemiddelde prijzen van particulier onroerend goed (d.w.z. „marktprijzen”) bevatte een overzicht van betrouwbare marktgegevens in overeenstemming met het vereiste in punt 34 van de aanvullende bepalingen op de verordening inzake basisprijzen. Wanneer er geen informatie beschikbaar is over transacties in dezelfde gebieden, werden gegevens overgelegd over transacties die plaatsvonden in nabijgelegen gebieden met bossen die vergelijkbaar waren qua ligging en plantensoorten. Volgens de Bulgaarse autoriteiten kan op basis van deze gegevens worden aangetoond dat de administratieve prijs die werd gebruikt voor de betwiste ruiltransacties in de meeste gevallen hoger lag dan de marktprijzen die werden verkregen bij transacties tussen niet-gelieerde partijen (69). De Bulgaarse autoriteiten plaatsen dan ook vraagtekens bij het bewijsmateriaal van de klager. Enerzijds zouden de door de klagers genoemde prijzen met name prijzen zijn waartegen de grond te koop werd aangeboden, en niet noodzakelijk prijzen waartegen grond effectief werd verkocht, of prijzen voor percelen waarvan de bestemming reeds was gewijzigd en waarvoor reeds zegelrecht was betaald. Anderzijds is de door de klager genoemde marktprijs niet altijd betrouwbaar, aangezien het vaak gaat om prijzen die werden verkregen bij één enkele particuliere transactie.

(82)

Ten derde herhaalden de Bulgaarse autoriteiten dat de regering tekorten ten opzichte van de hogere administratieve totaalwaarde van de particuliere bosgrond die zij verwierf niet bijpaste en dat de ruiltransacties enkel plaatsvonden als de ontvangen particuliere percelen evenveel of meer waard waren dan de staatspercelen waartegen zij werden geruild. Daarnaast moest de particuliere partij overheadkosten gelijk aan 2 % van de waarde van het onroerend goed betalen.

(83)

Tot slot wijzen de Bulgaarse autoriteiten erop dat de verordening inzake basisprijzen sinds de oorspronkelijke invoering ervan drie keer is gewijzigd, in respectievelijk 2004, 2005 en 2007. Daarbij moet met name worden gewezen op de wijziging van de verordening in 2005 in het licht van de grote vorderingen bij de teruggave van onteigende bossen en bosgrond, aangezien die inhield dat er al particuliere bossen op de markt beschikbaar waren en dat er vraag naar was. Deze wijziging was in wezen bedoeld om de methode voor het taxeren van de grond aan te passen. Daarnaast werden de coëfficiënten voor tegen verstedelijking beschermde gebieden opgetrokken en werden verschillende nieuwe categorieën ingevoerd voor de verhogingen van de grondprijzen afhankelijk van de plaats.

(84)

Bovendien werden de coëfficiënten in de verordening na de toetreding van Bulgarije tot de Unie op 1 januari 2007 volledig bijgewerkt, met inbegrip van de coëfficiënten voor de tegen verstedelijking beschermde gebieden en de zogeheten marktreguleringscoëfficiënten, die afhankelijk zijn van de categorie van grond. Daarnaast werd artikel 20, lid 5, van de verordening inzake basisprijzen gewijzigd door de ruilprijs van staatsgrond te verhogen met 50 % van de marktreguleringscoëfficiënt. Bovendien werd een verhoging ingevoerd die moet worden opgeteld bij de waarde van de grond naargelang van de verschillende categorieën van plaatsen.

(85)

Volgens de Bulgaarse autoriteiten tonen die wijzigingen van de verordening inzake basisprijzen aan dat de autoriteiten, ondanks het feit dat er geen goed ontwikkelde binnenlandse markt voor bosgrond bestond en in het licht van de nakende toetreding van Bulgarije tot de Unie, geprobeerd hebben om het in de verordening vastgestelde taxatiemechanisme te actualiseren en ervoor te zorgen dat het gebaseerd was op betrouwbare marktgegevens. Op het moment van de toetreding van Bulgarije tot de Unie zouden de op basis van de verordening inzake basisprijzen berekende administratieve prijzen bijgevolg niet lager zijn geweest dan de marktprijzen voor die percelen.

(86)

Met betrekking tot de twijfel van de Commissie over het potentieel van de ruiltransacties om de mededinging te vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig te beïnvloeden, wijzen de Bulgaarse autoriteiten er ten eerste op dat 81 van de particuliere partijen die deelnamen aan de betwiste ruiltransacties, ondernemingen zijn in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag. De overige 51 particuliere partijen waren natuurlijke personen die geen goederen of diensten verhandelden. Bulgarije benadrukt in dit verband dat noch het Staatsagentschap voor Bosbouw, noch zijn opvolger, het Uitvoerend Agentschap voor Bosbouw, aanvragen voor houtkap of uitvoer van hout heeft ontvangen van natuurlijke personen die in de onderzochte periode grond ruilden.

(87)

Ten tweede beweren de Bulgaarse autoriteiten dat de ruiltransacties het intracommunautaire handelsverkeer niet ongunstig kunnen beïnvloeden, aangezien de bedrijven die steun ontvangen, activiteiten verrichten waarbij geen sprake is van in- of uitvoer van producten of diensten. De Bulgaarse autoriteiten vulden de reeds verstrekte informatie over de hoeveelheden hout die tijdens de onderzochte periode werden geproduceerd en uitgevoerd naar de Unie, aan met een document waaruit bleek dat geen van de particuliere partijen die staatsbosgrond hadden verworven bij de betwiste ruiltransacties, hout produceerden, verkochten op de nationale markt of uitvoerden uit de Republiek Bulgarije.

(88)

Ten derde voeren de Bulgaarse autoriteiten aan dat de toeristische sector (bijvoorbeeld touroperators, reisbureaus, hoteleigenaren of verleners van ondersteunende toeristische diensten) is geregeld in de Bulgaarse Toerismewet. Deze wet schrijft voor dat marktdeelnemers moeten worden ingeschreven in een openbaar register dat wordt bijgehouden door het ministerie van Economie, Energie en Toerisme. Personen die actief zijn in de hotelbranche moeten voorts worden ingeschreven in een specifiek register, zoals bepaald in artikel 58 van de Toerismewet. Daarom kunnen enkel ondernemingen die zijn ingeschreven in de respectieve openbare registers van het ministerie van Economie, Energie en Toerisme worden beschouwd als ondernemingen die actief zijn in de toeristische sector. Een raadpleging van de desbetreffende registers wees uit dat slechts een van de ondernemingen die staatsbosgrond verworven had via de betwiste ruiltransacties — Kapsi Tours OOD — geregistreerd is als touroperator in de zin van de Toerismewet.

(89)

Ten vierde lichtten de Bulgaarse autoriteiten toe dat de activiteiten van vastgoedontwikkelingsondernemingen in Bulgarije eveneens moeten worden ingeschreven in het centrale beroepsregister van aannemers van de Bulgaarse Kamer van Bouwnijverheid volgens een specifieke wet, de Wet inzake de Kamer van Bouwnijverheid (70). De Bulgaarse autoriteiten wijzen erop dat slechts drie van de ondernemingen die grond ruilden met de regering, waren geregistreerd als bouwonderneming en op enigerlei wijze betrokken konden zijn bij bouwwerkzaamheden uit hoofde van de wet.

(90)

De Bulgaarse autoriteiten stellen daarom dat de meeste ondernemingen die mogelijk voordeel hebben gehaald uit de betwiste ruiltransacties, niet actief waren in de bouw of de toeristische sector. Volgens hen kan dan ook niet worden gesteld dat de mededinging op de desbetreffende markten, met uitzondering van de bosbouwsector, door deze transacties werd verstoord.

5.2.   OPMERKINGEN VAN BULGARIJE OVER DE OPMERKINGEN VAN DE KLAGER

(91)

De Bulgaarse autoriteiten zijn het eens met de klager dat er geen sprake is van staatssteun bij de ruil van bosgrond tussen de staat en gemeenten. Volgens hen is de aantijging van de klager dat de meeste begunstigden actief zijn in de bouw of de toeristische sector, onjuist om de hierboven genoemde redenen.

(92)

De Bulgaarse autoriteiten zijn het evenmin eens met de manier waarop de klager de marktprijzen van de bosgrond bepaalde door de prijzen van bosgrond in verschillende jaren (zoals een aantal jaren voordat de bosgrond werd geruild) te vergelijken, en zij betwisten de bewering van de klager dat de eigenaren van de geruilde bosgrond in sommige gevallen die grond in onderpand hadden gegeven om leningen te krijgen, aangezien dit zou indruisen tegen de bepalingen van de Bulgaarse wetgeving en de door de klager genoemde Wet inzake staatseigendom. De door de klager verstrekte gegevens zouden aanzienlijke fouten bevatten en niet stroken met de beschikbare kadasters en documentatie van de ruiltransacties. De door de klager verstrekte gegevens zouden evenmin correct zijn wat betreft de staatsbosgrond die werd verworven via ruiltransacties en vervolgens in onderpand werd gegeven voor leningen. De Bulgaarse autoriteiten verklaren dat banken in Bulgarije hoe dan ook andere liquide middelen als onderpand vragen, naast vastgoed, om te waarborgen dat de schuld zal worden terugbetaald. Volgens de autoriteiten zou het daarom niet correct zijn om het bedrag van de verstrekte lening te delen door de oppervlakte in m2 van de grond die als onderpand dient voor de hypotheek om de prijs per vierkante meter te bepalen. De autoriteiten leggen voorts een advies van de Eerste Investeringsbank over inzake de mechanismen voor kredietverstrekking en de methoden voor het taxeren van bossen en bospercelen die door kredietnemers als onderpand worden aangeboden.

(93)

De Bulgaarse autoriteiten zijn het evenmin eens met de aantijging van de klager dat de gemeentelijke overheden geen andere mogelijkheid hadden dan gedetailleerde ruimtelijkeordeningsplannen goed te keuren voor de grond waarvan de bestemming was gewijzigd. Volgens de autoriteiten is elke bestemmingswijziging gebaseerd op bij wet vastgelegde, gedetailleerde ruimtelijkeordeningsplannen waarover openbare besprekingen zijn gevoerd en waarbij bestaande algemene ruimtelijkeordeningsplannen voor bewoonde gebieden zijn gewijzigd. Deze bestuursrechtelijke procedures vallen niet onder de beslissingsbevoegdheid van de minister van Landbouw en Voedsel, die pas individuele administratieve mededelingen afgeeft voor de wijziging van de bestemming van grond aan de partijen die daarom verzoeken, nadat het desbetreffende gedetailleerde ruimtelijkeordeningsplan van kracht is geworden.

(94)

De autoriteiten spreken voorts tegen dat vele partijen die bij de ruiltransacties waren betrokken, voornemens waren om de bestemming van de door hen verkregen percelen te wijzigen. Volgens de Bulgaarse Boswet kan een dergelijke wijziging enkel plaatsvinden door een aanvraag in te dienen volgens de procedure als bedoeld in artikel 14© van de Boswet (ingetrokken). Elk ander voornemen dat in een publicatie in de media of op een andere manier dan de wettelijke procedure wordt geuit, zou irrelevant en willekeurig zijn.

(95)

De autoriteiten zijn het evenmin eens met de bewering van de klager dat de administratieve manier om de prijzen van bosgrond te bepalen, niet zou aansluiten op de dynamische ontwikkeling van de economie. De autoriteiten zijn van mening dat de prijsbepalingsmethode aan de hand van de verordening inzake basisprijzen adequaat is. Het is evenmin waar dat de verordening niet is bijgewerkt, aangezien er in 2007 nieuwe coëfficiënten werden ingevoerd waardoor marktdeelnemers van reeds verrichte ruiltransacties geen economisch voordeel werd verschaft.

(96)

De autoriteiten weerleggen het argument van de klager dat de taxateurs partijdig zouden zijn. Volgens de autoriteiten zijn deze taxateurs deskundigen van de rechtbanken, wier integriteit buiten kijf staat. Bovendien zou hun taxatie niet door de autoriteiten worden aanvaard voor de ruil als zij de bosgrond gunstiger zouden taxeren voor de particuliere partij, en zij de bepalingen van de verordening inzake basisprijzen daarbij niet zouden naleven.

(97)

Wat de aantijging van de klager betreft dat de door de autoriteiten overgelegde officiële statistieken inzake waarden/prijzen van transacties niet correct zouden zijn, verklaren de autoriteiten dat belastingontduiking door de werkelijke prijs van een transactie te verhullen in het Bulgaarse Strafwetboek is opgenomen als misdrijf.

(98)

Tot slot weerleggen de Bulgaarse autoriteiten de bewering van de klager dat de inbeschuldigingstelling van de voormalige directeur van het UAB zou aantonen dat er sprake was van staatssteun voor de ruiltransacties. Volgens de autoriteiten is de rechtszaak tegen ambtenaren die deelnamen aan de procedures voor de ruil van staatsbosgrond irrelevant voor de beoordeling of er bij de betwiste transacties sprake was van steun.

5.3.   ANTWOORD VAN BULGARIJE OP DE OPMERKINGEN VAN ANDERE DERDEN

5.3.1.   Antwoord van Bulgarije van 29 september 2011

(99)

De Bulgaarse autoriteiten antwoordden bij schrijven van 29 september 2011 op de opmerkingen bij het besluit tot inleiding van de procedure die waren ingediend door All Seas.

(100)

All Seas heeft in totaal 157,4 ha particuliere bosgrond geruild in de gemeenten Teteven en Gaborovo in ruil voor percelen bosgrond van de staat met een totale oppervlakte van 57,9 ha in de gemeente Balchik (71). In het kader hiervan betaalde All Seas de Bulgaarse staat ook 138 781 BGN aan overheadkosten.

(101)

De percelen bosgrond van de staat werden getaxeerd tegen een administratieve prijs van 11,99 BGN/m2. Volgens de informatie waarover de Bulgaarse autoriteiten beschikten, bedroeg de gemiddelde marktprijs in de onderzochte periode (d.w.z. de prijs die werd overeengekomen door particuliere partijen die percelen bosgrond kochten en verkochten op commerciële basis in dezelfde of nabijgelegen gebieden in dezelfde gemeente) 4,16 BGN/m2. De ruil tussen All Seas en de Republiek Bulgarije werd bijgevolg tegen betaling uitgevoerd en leidde niet tot een economisch voordeel in de zin van artikel 107 van het Verdrag.

(102)

De Bulgaarse autoriteiten merken voorts op dat All Seas een bestemmingswijziging voor de percelen bosgrond heeft aangevraagd in overeenstemming met artikel 14 van de Boswet en dat de Bulgaarse raad van ministers de aanvraag heeft ingewilligd in overeenstemming met artikel 14 onder d), lid 2, van de Boswet (72). Voor zover de Bulgaarse autoriteiten weten, is dit besluit nog niet van kracht. De Bulgaarse autoriteiten zijn het eens met All Seas dat de staat geen rechtstreekse invloed had op de wijziging van de bestemming van de desbetreffende grond (waarvoor geen bestemmingskaart bestond), en dat de verandering van eigendom naar aanleiding van de ruil daarom geen uiting kan zijn van enig gemeenschappelijk voornemen van de partijen bij de ruil om de bestemming van de grond te wijzigen. Volgens de Bulgaarse autoriteiten moet bij de beoordeling van de ruilen vooral worden nagegaan of de balanswaarde van de uitgewisselde activa gelijkwaardig is. Dat is exact de basis waarop de Bulgaarse regering deze transacties heeft verricht. Een andere reden om te stellen dat er geen sprake is van staatssteun bij de bestemmingswijziging na de ruil, is het feit dat de administratieve vergoedingen voor alle aanvragers dezelfde zijn.

(103)

De Bulgaarse autoriteiten merken voorts op dat All Seas evenmin hout heeft geoogst op de percelen die het ontving naar aanleiding van de ruil en dat het zich evenmin heeft beziggehouden met intracommunautaire handel in hout van die percelen. Bovendien biedt All Seas geen toeristische diensten aan zoals genoemd in de Toerismewet en is zij geen bouwonderneming in de zin van de Wet inzake de Kamer van Bouwnijverheid.

5.3.2.   Antwoord van Bulgarije van 4 november 2011

(104)

De Bulgaarse autoriteiten antwoordden bij schrijven van 4 november 2011 op de opmerkingen van de volgende derden: Elkabel AD, LM Impex EOOD, Foros Development EAD en Simeon Stoev Mirov.

(105)

Wat de ruiltransacties met Elkabel, LM Impex en Foros Development betreft, verklaarden de Bulgaarse autoriteiten dat zij eventuele tekorten in de prijzen niet dekten en dat zij in de desbetreffende gevallen aanvullende betalingen voor overheadkosten ontvingen van de particuliere partijen. Daarnaast werden alle plaatselijke heffingen betaald door die partijen. Tot slot verzocht geen van de drie ondernemingen om een wijziging van de bestemming van de verworven bosgrond.

(106)

De Bulgaarse autoriteiten merken voorts op dat in een aantal van de gemeenten waar de uitgewisselde percelen zich bevinden, geen volledig particuliere transacties hadden plaatsgevonden, waardoor de marktprijs van de uitgewisselde percelen niet kon worden bepaald en evenmin kon worden nagegaan of een economisch voordeel was toegekend.

(107)

De Bulgaarse autoriteiten merkten voorts op dat noch Elkabel, noch LM Impex hout uitvoert of geregistreerd is als bouwonderneming of toeristische onderneming naar Bulgaars recht.

(108)

Wat Simeon Stoev Mirov betreft, een natuurlijke persoon die 5,6 decare particuliere bosgrond in Rakitovo, getaxeerd op 3 436 BGN, ruilde voor 5 decare staatsbosgrond in Burgas (dorp in Kraymorie), getaxeerd op 1 308 BGN, zijn de Bulgaarse autoriteiten van mening dat deze ruil onder de de-minimisverordening dient te vallen.

(109)

De Bulgaarse autoriteiten stellen dan ook dat de ruiltransacties met de hierboven vermelde particuliere partijen geen staatssteun vormen.

5.3.3.   Antwoord van Bulgarije van 16 december 2011

(110)

De Bulgaarse autoriteiten antwoordden bij schrijven van 16 december 2011 op de opmerkingen van de volgende derden: V-G-N Confort OOD, Izgrev 5 EOOD, Ecobalkani-Bulgaria EOOD, Vihren EEOD, Liteks Komers AD en Jivka Blagoeva.

(111)

Wat de ruiltransacties met V-G-N Confort, Izgrev 5, Ecobalkani, Vihren en Liteks Komers betreft, verklaarden de Bulgaarse autoriteiten dat zij eventuele tekorten in de prijzen niet dekten en dat zij in de desbetreffende gevallen aanvullende betalingen voor overheadkosten ontvingen van de particuliere partijen. Bovendien werden alle plaatselijke heffingen betaald door die partijen. Tot slot verzochten V-G-N Confort, Ecobalkani en Liteks Komers niet om een wijziging van de bestemming van de door hen verworven staatsbosgrond.

(112)

De Bulgaarse autoriteiten merken voorts op dat in een aantal van de gemeenten waar de uitgewisselde percelen zich bevinden, geen volledig particuliere transacties hadden plaatsgevonden, waardoor de marktprijs van de desbetreffende percelen niet kon worden bepaald en niet met zekerheid kon worden nagegaan of een economisch voordeel werd toegekend aan bovenstaande particuliere partijen. In het geval van Izgrev 5 was de administratieve prijs van de geruilde staatsbosgrond enigszins hoger dan de marktprijs bij soortgelijke particuliere transacties, zodat volgens de Bulgaarse autoriteiten geen voordeel werd toegekend. Dezelfde redenering zou van toepassing zijn op de transactie met Liteks Komers, waar de administratieve prijzen volgens de Bulgaarse autoriteiten vier keer hoger zouden zijn geweest dan de marktprijzen voor de staatsbosgrond.

(113)

Tot slot merken de Bulgaarse autoriteiten op dat geen enkele van de hierboven vermelde particuliere partijen hout uitvoert of geregistreerd is als bouwonderneming of toeristische onderneming naar Bulgaars recht en dat de met hen gesloten ruiltransacties het handelsverkeer tussen de lidstaten dus niet ongunstig beïnvloeden.

(114)

De ruiltransactie met Jivka Blagoeva, een natuurlijke persoon, leidde tot de ruil van 1,9036 ha particuliere bosgrond in de gemeente Teteven, getaxeerd op 16 091 BGN, voor 0,3001 ha staatsbosgrond in het gebied Predela, in de gemeente Razlog, getaxeerd op 24 216 BGN. Het prijsverschil werd niet gedekt door de Bulgaarse staat, alle overheadkosten en plaatselijke heffingen werden betaald door Jivka Blagoeva en de nieuwe eigenaar heeft geen bestemmingswijziging aangevraagd voor de geruilde grond. Volgens de Bulgaarse autoriteiten dient deze ruil onder de de-minimisverordening te vallen.

(115)

De Bulgaarse autoriteiten zijn dan ook van mening dat er geen sprake is van staatssteun in de ruiltransacties met bovenstaande particuliere partijen.

5.3.4.   Antwoord van Bulgarije van 25 april 2012

(116)

De Bulgaarse autoriteiten antwoordden bij schrijven van 25 april 2012 op de opmerkingen van de volgende derden: Aqua Estate, Beta Forest, Kosta Gerov, Dimitar Ivanov Terziev, Yavor Iliev Haytov, Valentina Angelova Haytova, Georgi Aleksandrov Babev, Marieta Tihomirova Damyanova, Elizabet Petkova Mihaylova, Svetoslav Petkov Mihaylov, BG Land Co, Mirta Engineering, Miks PS-OOD en BOIL OOD.

(117)

De Bulgaarse autoriteiten zijn het eens met de opmerkingen van deze natuurlijke personen en ondernemingen, die partij waren bij ruiltransacties tijdens de onderzochte periode, met name dat er bij de ruiltransacties geen sprake was van staatssteun, maar dat het gaat om transacties tegen gunstige voorwaarden voor de staat en dat de prijzen niet lager zijn dan de marktprijzen voor soortgelijk vastgoed. Bovendien delen de Bulgaarse autoriteiten de mening van bovenstaande particuliere partijen dat de ruiltransacties werden verricht in overeenstemming met de geldende Bulgaarse nationale wetgeving: de verordening inzake basisprijzen en de Boswet. Tot slot dient een aantal van deze transacties onder de de-minimisverordening te vallen.

5.4.   REACTIES VAN BULGARIJE OP DE VERZOEKEN OM INFORMATIE VAN DE COMMISSIE TIJDENS DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE

(118)

In latere opmerkingen als reactie op verzoeken om informatie gaven de Bulgaarse autoriteiten marktprijzen (van zowel particuliere als staatsbosgrond) door voor alle ruiltransacties tijdens de onderzochte periode (73).

(119)

In hun opmerkingen van 19 november 2013 (74) gaven de Bulgaarse autoriteiten evenwel aan dat er problemen waren met de betrouwbaarheid van de gegevens die zij hadden verstrekt. Voor de toepassing van de in overweging 44 vermelde formule hadden de Bulgaarse autoriteiten met name billijke marktprijzen doorgegeven voor 82 (60 staats- en 22 particuliere) percelen die werden geruild bij de betwiste ruiltransacties. Voor de overige percelen hebben zij de marktwaarde naar beste vermogen doorgegeven, waarbij zij aangaven dat deze waarden niet noodzakelijk billijke marktprijzen weergeven. Voor de overige staatspercelen lichtten de Bulgaarse autoriteiten toe dat de prijzen die zij als marktprijzen aanvoerden, in werkelijkheid gemiddelden waren van prijzen voor verschillende soorten bostransacties. Deze waarden geven bijgevolg niet noodzakelijk een billijke marktwaarde weer, aangezien zij niet gelijk zijn aan de gemiddelde prijzen van volledig analoge transacties.

(120)

Voor de overige particuliere percelen die nog niet waren getaxeerd door een onafhankelijke deskundige gaven de Bulgaarse autoriteiten eveneens aan dat de prijzen op de verkoopbewijzen, die door de autoriteiten werden gebruikt om de marktwaarde van deze percelen bij benadering aan te geven, in bepaalde gevallen de zogeheten belastingwaarden benaderden of eraan gelijk waren. De belastingwaarde van een perceel is niet de marktwaarde ervan, maar de minimumprijs die moet worden betaald bij vastgoedtransacties, wat wil zeggen dat de marktwaarde van het desbetreffende perceel in principe hoger zou zijn.

(121)

Onverminderd het voorgaande benadrukten de Bulgaarse autoriteiten dat de gegevens die zij hadden voorgelegd over de marktprijzen de beste ramingen zijn die zij kunnen verkrijgen, aangezien: i) er geen specifieke regels bestaan in Bulgarije voor de bepaling van de marktprijzen voor bospercelen door middel van taxatie, ii) het erg tijdrovend zou zijn om een onafhankelijke deskundige te laten vaststellen wat de marktprijzen van de desbetreffende percelen op het moment van de ruil zouden zijn geweest, en iii) een dergelijke taxatie bijzonder duur zou zijn. De Bulgaarse autoriteiten voerden bovendien aan dat de opgegeven prijzen in ieder geval dichter bij billijke marktprijzen liggen dan bij de administratieve prijzen.

(122)

Tot slot hebben de Bulgaarse autoriteiten voor een steekproef van 25 ruiltransacties informatie verstrekt over de werkelijk gebruikte administratieve prijzen en de hypothetische administratieve prijzen die het resultaat zouden zijn van de toepassing van coëfficiënten zoals vastgesteld tijdens de bijwerking van de verordening inzake basisprijzen van 2010. De steekproef omvatte 25 transacties die hoofdzakelijk hadden plaatsgevonden in 2009 of 2008 (slechts 6 transacties in 2007). De Commissie had om deze informatie verzocht om na te gaan of het stelsel van administratieve prijzen, voor zover deze correct waren bijgewerkt, toereikend zou zijn om de marktprijzen voor bosgrond op deze basis te weerspiegelen en in alle gevallen zou leiden tot prijzen die de marktwaarde zo dicht mogelijk benaderen, zoals vereist in de jurisprudentie.

6.   BEOORDELING VAN DE MAATREGEL

6.1.   BESTAAN VAN STEUN

(123)

Volgens artikel 107, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(124)

Om een maatregel als steunmaatregel in de zin van artikel 107, lid 1, te kunnen beschouwen, moet bijgevolg aan de volgende cumulatieve voorwaarden zijn voldaan: i) de maatregel moet toe te schrijven zijn aan de staat en bekostigd zijn met staatsmiddelen; ii) hij moet een voordeel inhouden voor de ontvanger; iii) dat voordeel moet selectief zijn, en iv) de maatregel moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en het potentieel hebben om het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig te beïnvloeden.

(125)

In eerste instantie moet in dit geval echter eveneens worden bekeken of de begunstigde ondernemingen van de ruiltransacties ondernemingen zijn in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag. Volgens de bewoording van die bepaling zijn de regels inzake staatssteun namelijk enkel van toepassing als de ontvanger van een steunmaatregel een onderneming is.

(126)

Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna „het HvJEU” genoemd) definieert „onderneming” voor de toepassing van artikel 107, lid 1, van het Verdrag als elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd (75). Volgens het HvJEU moeten alle activiteiten bestaande in het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt als economische activiteiten worden beschouwd (76). De indeling van een entiteit als onderneming gebeurt dus altijd met betrekking tot een specifieke activiteit. Een entiteit die zowel economische als niet-economische activiteiten verricht, wordt alleen ten aanzien van de economische activiteiten als onderneming beschouwd. Een onderneming hoeft geen rechtspersoon te zijn, natuurlijke personen kunnen uit het oogpunt van staatssteun ook als ondernemingen worden beschouwd, mits zij economische activiteiten verrichten.

(127)

Gelet hierop dient te worden opgemerkt dat bepaalde begunstigden van de betwiste ruiltransacties geen economische activiteiten verrichtten met de geruilde bosgrond tijdens de onderzochte periode, en dat zij op dit ogenblik evenmin dergelijke activiteiten verrichten. Die begunstigden kunnen daarom niet worden beschouwd als ondernemingen in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, waardoor geen sprake is van staatssteun bij de ruiltransacties tussen deze begunstigden en de Bulgaarse staat.

(128)

De rest van dit besluit heeft bijgevolg enkel betrekking op de begunstigden van de betwiste ruiltransacties die beschouwd worden als ondernemingen in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

6.1.1.   Intrinsiek verband tussen de ruil en de bestemmingswijziging

(129)

De eerste vraag waarover de Commissie twijfels uitte in haar besluit tot inleiding van de procedure, was of er een intrinsiek verband bestond tussen de ruiltransacties en de bestemmingswijziging van de geruilde grond die de begunstigden hadden ontvangen. Dat is een belangrijke vraag, omdat het bestaan van een dergelijk verband van invloed zou zijn op de beoordeling door de Commissie van de vraag of de ruiltransacties resulteren in een economisch voordeel en hoe dat voordeel moet worden gekwantificeerd. Een intrinsiek verband houdt in dat de partijen bij de ruiltransactie vóór het voltooien van de transactie reeds voornemens waren om de bestemming van de staatsgrond na de ruil te wijzigen van staatsbosgrond naar bouwgrond. Hoewel de administratieve prijzen die voor de ruiltransacties werden berekend op basis van de verordening inzake basisprijzen, gebaseerd zouden zijn op de ruil van twee percelen bosgrond, zou de latere wijziging van de bestemming van percelen in staatseigendom, als dit vanaf het begin de bedoeling was, dus kunnen leiden tot een onderwaardering van het ontvangen perceel, gezien het toekomstige gebruik als bouwgrond.

(130)

Volgens de Commissie zou het feit dat de betwiste ruiltransacties altijd, of toch in de overgrote meerderheid van de gevallen, werden gevolgd door een (goedgekeurd) verzoek van de begunstigden om de bestemming van de geruilde bosgrond te wijzigen in bouwgrond, een objectieve aanwijzing vormen dat de partijen bij die ruiltransacties vanaf het begin voornemens waren om de bestemming van de staatsgrond na de ruil te wijzigen.

(131)

De statistieken die door de Bulgaarse autoriteiten werden overgelegd als reactie op het besluit tot inleiding van de procedure, en die de gegevens in overweging 38 herbevestigen, tonen aan dat voor de 132 ruiltransacties die plaatsvonden tijdens de onderzochte periode, 24 verzoeken tot wijziging van de bestemming van de grond in bouwgrond werden ingediend (goed voor 18,2 % van de totale ruiltransacties) waarvan er 15 werden goedgekeurd (goed voor 11,4 % van de totale ruiltransacties). Op basis van die gegevens concludeert de Commissie dat de ruiltransacties in de meerderheid van de gevallen niet werden gevolgd door een verzoek tot bestemmingswijziging.

(132)

De Commissie stelt vast dat in de Bulgaarse wetgeving is voorzien in twee afzonderlijke procedures voor respectievelijk ruiltransacties en bestemmingswijzigingen, en dat voor elke activiteit twee afzonderlijke overheidsorganen bevoegd zijn die los van elkaar opereren. Dit wijst er eveneens op dat er in dit geval geen intrinsiek verband bestaat tussen de ruiltransacties en de bestemmingswijziging.

(133)

Aangezien niet kon worden aangetoond dat er een intrinsiek verband bestaat tussen de ruiltransacties en de wijziging van de bestemming van de grond die de begunstigde ontving, zal de Commissie elk van deze activiteiten afzonderlijk onderzoeken om na te gaan of er sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

6.1.2.   Bestaan van steun bij de bestemmingswijziging

(134)

Het bestemmingsbeleid behelst de juridische controle door openbare instanties op het gebruik en de mate van ontwikkeling van een bepaald perceel grond. Wanneer een openbare instantie een wijziging van de bestemming van een perceel grond goedkeurt, verricht zij een regelgevingsactiviteit en handelt zij niet als marktdeelnemer.

(135)

Enkel voordelen die direct of indirect met staatsmiddelen worden bekostigd, worden beschouwd als steun in de zin van artikel 107 van het Verdrag. Volgens de jurisprudentie van het HvJEU (77) betekent het onderscheid in die bepaling tussen „steun verleend door een lidstaat” en steun „bekostigd met staatsmiddelen” niet dat alle door een staat verleende voordelen, ongeacht of zij uit staatsmiddelen worden gefinancierd, moeten worden beschouwd als steun. Het onderscheid is louter bedoeld om zowel voordelen die rechtstreeks door de staat worden verleend als voordelen die door een door de staat aangewezen of opgericht overheids- of particulier orgaan worden verleend, onder de definitie te laten vallen.

(136)

Hoewel de goedkeuring van een openbare instantie om de bestemming van een specifiek perceel grond te wijzigen van bosgrond in bouwgrond tot een toename van de marktwaarde van die grond kan leiden, houdt die goedkeuring geen overdracht van staatsmiddelen in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag in: de uitoefening van die regelgevingstaak leidt niet tot een positieve overdracht van middelen naar de ontvanger van die goedkeuring en houdt evenmin een derving van staatsmiddelen in, aangezien de staat niet verplicht is om succesvolle aanvragers bij de uitoefening van die regelgevingstaak een vergoeding aan te rekenen die de volledige economische waarde beslaat die zij ontlenen aan die goedkeuring (78).

(137)

Bijgevolg behelst het besluit van een openbare instantie om de bestemming van een specifiek perceel grond te wijzigen, geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

6.1.3.   Bestaan van steun bij de ruiltransactie

(138)

Volgens vaste jurisprudentie (79) kan de verkoop van grond of gebouwen door openbare instanties aan een onderneming of een persoon die economische activiteiten verricht, resulteren in een economisch voordeel en bijgevolg staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag vormen, met name wanneer deze verkoop niet gebeurt tegen de marktwaarde, d.w.z. de prijs die een particuliere investeerder in normale, concurrentiële omstandigheden zou hebben vastgesteld. Hetzelfde geldt voor een ruiltransactie waarbij de waarde van de staatsgrond die is ontvangen van de staat, hoger is dan de waarde van de particuliere grond die aan de staat uit handen is gegeven.

(139)

Alvorens na te gaan of de ruiltransacties resulteren in een economisch voordeel, zal de Commissie evenwel eerst onderzoeken of is voldaan aan de overige voorwaarden van overweging 124 om van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te kunnen spreken.

(140)

Ten eerste vallen de ruiltransacties, wat de toerekenbaarheid van de steunmaatregel betreft, onder de bevoegdheid van de minister van Landbouw en Voedsel of de raad van ministers (naargelang van de grootte van het te ruilen perceel) en het UAB, allemaal staatsorganen dus. Voor zover de ruiltransactie leidt tot een overdracht van staatsbosgrond van een hogere waarde dan de uit handen gegeven grond, geeft zij aanleiding tot een overdracht van staatsmiddelen, voor zover de Bulgaarse staat afziet van bepaalde inkomsten die zij had kunnen ontvangen als zij bij die transactie marktconform had gehandeld.

(141)

Ten tweede zijn de ruiltransacties selectief voor zover zij enkel grondeigenaren begunstigen die hun particuliere bosgrond ruilen tegen staatsbosgrond.

(142)

Ten derde vervalsen de ruiltransacties de mededinging en beïnvloeden zij het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig. Voor zover de begunstigden van de ruiltransacties ondernemingen zijn die goederen en diensten aanbieden op een bepaalde markt, versterkt elk financieel voordeel dat het gevolg is van de ruil hun positie ten opzichte van andere ondernemingen die in de intracommunautaire handel meedingen voor dezelfde goederen en diensten (80). Een aantal begunstigden (81) van de ruiltransacties heeft in het Bulgaarse handelsregister onder andere vastgoed-, toerisme-, horeca- en bebossingsactiviteiten vermeld als economische sectoren waarin zij actief zijn. Die sectoren staan open voor mededinging op EU-niveau. Dit blijkt ook uit informatie in datzelfde register waarin verschillende begunstigden (82) van de ruiltransacties handel of (internationale) commerciële activiteiten hebben vermeld als economische sector waarin zij actief zijn. Wat het argument van de Bulgaarse autoriteiten betreft dat ondernemingen in de toeristische of de bouwsector in een specifiek register moeten worden ingeschreven, en dat dit voor de meeste ondernemingen die deelnemen aan de ruiltransacties niet het geval zou zijn, merkt de Commissie op dat het begrip „onderneming” in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag een objectief concept is, en dat de vraag of ondernemingen goederen en diensten aanbieden op een specifieke markt en bijgevolg concurreren met andere ondernemingen en binnen de Unie handel drijven, moet worden bekeken in het licht van de daadwerkelijk door die ondernemingen verrichte activiteiten en niet aan de hand van de vraag of zij aan bepaalde nationale wettelijke formaliteiten hebben voldaan.

(143)

Tot slot hebben de ruiltransacties, wat de aanwezigheid van een economisch voordeel betreft, betrekking op de uitwisseling van (ten minste) twee percelen bosgrond tussen de Bulgaarse staat en particuliere partijen. Om vast te stellen of de particuliere partijen een economisch voordeel hebben ontleend aan de ruiltransactie, moeten de marktwaarden van de geruilde percelen worden geëvalueerd en onderling vergeleken. Als de ruiltransactie leidt tot een overdracht van staatsbosgrond van een hogere waarde dan de bosgrond die door de particuliere partij uit handen wordt gegeven, wordt aan die particuliere partij een economisch voordeel verschaft.

(144)

Zoals uitgelegd in overweging 16 werden de administratieve prijzen voor de desbetreffende ruiltransacties berekend op basis van de verordening inzake basisprijzen. Het HvJEU heeft erkend dat, wanneer de nationale wetgeving administratieve regels voorschrijft voor de berekening van de marktwaarde van grond voor de verkoop ervan door openbare instanties, de toepassing van die regels om aan artikel 107 van het Verdrag te voldoen, in alle gevallen moet leiden tot een administratieve prijs die de marktwaarde van de grond zo dicht mogelijk benadert (83). Aangezien die marktwaarde theoretisch is, wordt een variatiemarge op de verkregen prijs in vergelijking met de theoretische prijs getolereerd (84).

(145)

De Bulgaarse autoriteiten werd verzocht om informatie over te leggen over de administratieve prijzen die werden gehanteerd bij de 132 ruiltransacties tijdens de onderzochte periode en over de marktprijzen voor diezelfde transacties. De Commissie verzocht de Bulgaarse autoriteiten tevens om bij het bepalen van de marktwaarde eveneens te kijken naar eventuele eerdere of latere transacties met dezelfde percelen bosgrond. Hoewel de Commissie van mening is dat de herkomst van de geruilde percelen bosgrond irrelevant is voor de beoordeling of de ruiltransacties staatssteunelementen bevatten, werd bijgevolg toch rekening gehouden met prijsinformatie, voor zover die beschikbaar was.

(146)

De Bulgaarse autoriteiten gaven aan dat er problemen waren met de betrouwbaarheid van de gegevens die zij konden verstrekken over de marktprijzen (85). Zij gaven tegelijkertijd echter ook aan dat de verstrekte informatie de beste ramingen van de marktprijzen bevatte (86). De Commissie is van mening dat die gegevens voldoende betrouwbare ramingen van de werkelijke (d.w.z. „billijke”) marktwaarde van de desbetreffende percelen vormen.

(147)

Uit de gegevensanalyse bleek dat het gebruik van administratieve prijzen voor particuliere percelen leidde tot een systematische overwaardering van de desbetreffende bosgrond in vergelijking met de marktprijzen (87), terwijl de situatie voor staatsbosgrond meer genuanceerd was, aangezien daar zowel gevallen van over- als van onderwaardering werden vastgesteld. Bij het bepalen of de begunstigden een voordeel ontleenden aan de ruiltransacties, zou bij een loutere vergelijking van de marktprijs van het perceel in staatseigendom op het moment van de ruil met de marktprijs van het particuliere perceel waartegen het werd geruild, bijgevolg onvoldoende rekening worden gehouden met de systematische overwaardering van dat laatste. De Commissie werkte daarom een formule uit waarin de bij de aanvankelijke transactie gehanteerde administratieve prijzen in aanmerking worden genomen voor een correcte inschatting van het uit de ruil resulterende voordeel. Voor die formule, die reeds werd beschreven in het besluit tot inleiding van de procedure, moeten de volgende bedragen worden berekend:

i)

het verschil tussen de werkelijke marktprijs van het particuliere perceel bosgrond en de administratieve prijs ervan, zoals bepaald in overeenstemming met de bepalingen van de verordening inzake basisprijzen, en

ii)

het verschil tussen de werkelijke marktprijs van het perceel staatsbosgrond en de administratieve prijs ervan, zoals bepaald in overeenstemming met de bepalingen van de verordening inzake basisprijzen.

Er is sprake van een voordeel als de waarde van ii) min de waarde van i) een positief getal is.

Eventuele geldelijke compensaties die door de ene partij aan de andere zijn betaald ter dekking van het verschil tussen de administratieve prijzen van de twee percelen die werden geruild, moeten echter eveneens in aanmerking worden genomen om te kunnen bepalen of de ruiltransactie in een voordeel resulteerde.

(148)

De Commissie concludeert dat bij toepassing van die formule op de door de Bulgaarse autoriteiten verstrekte informatie over de billijke marktwaarden en administratieve prijzen, de begunstigden in bijna 80 % van de ruiltransacties tijdens de onderzochte periode een voordeel ontleenden aan de ruil, zoals weergegeven in tabel 4.

Tabel 4

Vergelijking van de bij de ruiltransacties gehanteerde administratieve prijzen met de door de Bulgaarse autoriteiten opgegeven marktprijzen

Ruiltransacties

2007

2008

2009

Totaal

Verleend voordeel (aantal gevallen)

18

48

38

104

Uitgedrukt als percentage van alle ruiltransacties

78  %

77  %

81  %

79  %

Aantal uitgevoerde ruiltransacties

23

62

47

132

(149)

Bovenstaande gegevens tonen aan dat de administratieve prijzen die aan de hand van de verordening inzake basisprijzen werden vastgesteld voor de ruiltransacties, de werkelijke marktwaarde van de desbetreffende percelen bosgrond onvoldoende weergeven.

(150)

Dat verschil tussen de administratieve prijzen die werden gehanteerd bij de betwiste ruiltransacties en de marktprijzen van de desbetreffende percelen is enerzijds het gevolg van het feit dat in de onderliggende methode die wordt gehanteerd in de verordening inzake basisprijzen, onvoldoende rekening is gehouden met de criteria die een marktdeelnemer belangrijk zou vinden bij de taxatie van de geruilde percelen bosgrond, en er onvoldoende gewicht aan toekent. Ten eerste moesten de gemiddelde waarden van grond zoals vermeld in bijlage 1 bij de verordening inzake basisprijzen naargelang van de categorieën grond met vergelijkbare omstandigheden qua plantengroei, die worden gebruikt als basis voor het bepalen van de basiswaarde van de grond (zie overweging 18), worden vastgesteld op basis van de marktprijzen of de gegevens die werden bijgehouden over staatsbossen, maar werden zij in werkelijkheid bepaald door deskundigen, op basis van een beperkt aantal marktbronnen.

(151)

Ten tweede zijn de coëfficiënten en verhogingen die bij de berekening van de basiswaarde van de grond werden toegepast om rekening te houden met bepaalde eigenschappen van de bosgrond, zoals beschreven in de overwegingen (18) tot en met (26), veeleer een middel om tot administratieve vereenvoudiging te komen dan om de economische waarde die een hypothetische marktdeelnemer in een soortgelijke situatie aan die eigenschappen zou toekennen, nauwkeurig te berekenen. De Bulgaarse autoriteiten hebben inderdaad geen economische gegevens overgelegd ter staving van de niveaus waarop die coëfficiënten en verhogingen in de verordening werden vastgesteld.

(152)

Anderzijds is het zo dat, zelfs al zou de methode die in de verordening inzake basisprijzen was vastgesteld aanvankelijk tot marktconforme prijzen voor de geruilde bosgrond hebben geleid, hetgeen niet het geval was, de gemiddelde prijzen, de coëfficiënten en de verhogingen nooit werden bijgewerkt tijdens de onderzochte periode om terdege rekening te houden met latere schommelingen van de marktprijzen. Volgens de jurisprudentie (88) moeten de berekeningsmethoden voor de vaststelling van de waarde van terreinen die door de overheid te koop worden aangeboden, voorzien in actualisering van de prijzen in gevallen waarin sprake is van een aanzienlijke prijsstijging, zodat de daadwerkelijk door de koper betaalde prijs de marktwaarde van die terreinen zoveel mogelijk benadert. In de beginfase van het onderzoek lichtten de Bulgaarse autoriteiten toe dat de coëfficiënten voor de berekening van administratieve prijzen in de verordening inzake basisprijzen volgens artikel 7, lid 1, en artikel 32 van die verordening jaarlijks hadden moeten worden bijgewerkt. Bovendien was er volgens de door de Bulgaarse autoriteiten verstrekte informatie een aanzienlijke stijging van de marktprijzen voor bosgrond tijdens de onderzochte periode. De bijwerking waarin was voorzien in de verordening werd echter nooit uitgevoerd tijdens die periode. De Bulgaarse autoriteiten werkten de gemiddelde prijzen, de coëfficiënten en de verhogingen voor de vaststelling van administratieve prijzen pas in 2010 bij op basis van recente ontwikkelingen op de markt.

(153)

De Commissie concludeert dan ook dat de begunstigden van de ruil van grond een economisch voordeel ontleenden aan de ruiltransacties in de gevallen waarin de gehanteerde administratieve prijzen de marktprijs van de geruilde grond niet correct weerspiegelden.

6.1.4.   De-minimissteun

(154)

Tot slot dient te worden opgemerkt dat in gevallen waarin de individuele begunstigde van de ruiltransacties een voordeel ontving dat de in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie (89) vastgestelde drempels niet oversteeg, dat voordeel niet zal worden beschouwd als staatssteun en bijgevolg niet onder het verbod van artikel 107, lid 1, van het Verdrag zal vallen, voor zover aan alle andere voorwaarden in die verordening is voldaan.

(155)

Op basis van de door de Bulgaarse autoriteiten verstrekte kwantitatieve gegevens lijkt het erop dat het door de begunstigden van de ruiltransacties ontvangen steunbedrag in veel gevallen (90) lager ligt dan de de-minimisdrempel van 200 000 EUR.

6.1.5.   Conclusie over het bestaan van steun

(156)

In het licht van het voorgaande besluit de Commissie dat de door de Republiek Bulgarije tijdens de onderzochte periode uitgevoerde ruiltransacties staatssteun behelzen in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag in de gevallen waarin de tegenpartij bij de transactie een onderneming is in de zin van die bepaling, de voor de transactie gehanteerde administratieve prijzen de marktprijzen niet weerspiegelen en niet is voldaan aan de voorwaarden voor de-minimissteun zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 1407/2013.

6.2.   WETTIGHEID VAN DE MAATREGEL

(157)

Door de ruiltransacties niet aan te melden, is de Republiek Bulgarije haar verplichtingen ingevolge artikel 108, lid 3, van het Verdrag niet nagekomen. Deze ruiltransacties vormen bijgevolg onrechtmatige staatssteun.

6.3.   VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN

(158)

Hoewel de Bulgaarse autoriteiten werd verzocht om informatie te verstrekken over de mogelijke verenigbaarheid van die ruiltransacties met de interne markt, bleven zij bij hun argumentatie dat de transacties geen invloed hadden op de intracommunautaire handel en bijgevolg geen staatssteun behelsden in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

(159)

De Commissie merkt in dat opzicht op dat de bewijslast voor de verenigbaarheid van de steun met de interne markt, in afwijking van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, hoofdzakelijk bij de betrokken lidstaat ligt, die moet aantonen dat aan de voorwaarden voor die afwijking is voldaan (91).

(160)

De Commissie merkt in elk geval op dat er geen prima-faciegronden lijken te zijn om te stellen dat de ruiltransacties verenigbaar zijn met de interne markt, noch rechtstreeks op basis van artikel 107, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag, noch op basis van de richtsnoeren die op die bepalingen zijn gebaseerd.

(161)

De communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector (hierna „de bosbouwrichtsnoeren” genoemd) kunnen bijgevolg niet worden gebruikt als grond voor verenigbaarheid van de ruilregeling, aangezien zij enkel van toepassing zijn op levende bomen en hun natuurlijke omgeving in bossen en andere beboste grond, en maatregelen omvatten om de ecologische en beschermende functie van bossen in stand te houden en te verbeteren en het recreatieve gebruik en de sociale en culturele dimensie van bossen te bevorderen. Bovendien voldoen de door de steun in het kader van de ruiltransacties gedekte kosten niet aan de definitie van subsidiabele kosten van de bosbouwrichtsnoeren (92), aangezien er geen wettelijke of contractuele verplichting aan de particuliere partijen werd opgelegd om de via ruil verkregen grond te gebruiken als natuurbeschermingsgebied. Integendeel, alle partijen hadden het recht om een wijziging van de bestemming van de bosgrond in bouwgrond aan te vragen, wat sommigen van hen ook hebben gedaan.

(162)

De richtsnoeren voor nationale regionale steun 2007-2013 bieden evenmin een grondslag voor verenigbaarheid. De Commissie merkt in dat verband op dat de Bulgaarse autoriteiten de ruiltransacties niet specifiek uitvoerden om de regionale ontwikkeling te bevorderen. De subsidiabele kosten waren bovendien niet gedefinieerd, en er was evenmin bepaald hoe het stimulerende effect van de steun zou worden gecontroleerd en hoe de naleving van de toepasselijke maxima voor regionale steun zou worden gewaarborgd.

(163)

Tot slot beweerden de Bulgaarse autoriteiten in besprekingen vóór de vaststelling van het besluit tot inleiding van de procedure dat de ruiltransacties een doelstelling van het overheidsbeleid dienden, met name het consolideren van de eigendom van bosgrond. Zelfs als de consolidering van bosgrond zou kunnen worden aangemerkt als een doelstelling van gemeenschappelijk belang, hetgeen niet het geval is, dan nog toonden de Bulgaarse autoriteiten niet aan dat de verleende steun noodzakelijk was om die doelstelling te bereiken, noch dat de gekozen middelen de meest geschikte waren.

(164)

Zij wisten evenmin aan te tonen dat de gekozen middelen waarborgden dat de verleende steun werd beperkt tot het noodzakelijke minimum om particuliere partijen aan te zetten tot ruiltransacties. Dit blijkt onder meer uit de sterke schommelingen van de administratieve prijzen die werden verkregen aan de hand van de voorgeschreven methodologie. Wanneer deze administratieve prijzen worden vergeleken met de marktprijzen die werden overgelegd door de Bulgaarse autoriteiten, lijken zij niet systematisch een vergelijkbaar percentage hoger of lager te zijn dan de marktprijzen. Als we de transacties van 2007 als voorbeeld nemen, zien we dat het verschil tussen de marktprijzen en de administratieve prijzen voor particuliere percelen schommelde tussen – 503,97 % en + 89,91 % (93).

(165)

Tot slot hebben de Bulgaarse autoriteiten niet kunnen aantonen dat de ruiltransacties de mededinging niet zodanig vervalsten dat het gemeenschappelijk belang werd geschaad. De ruiltransacties kunnen bijgevolg niet rechtstreeks op grond van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd.

(166)

De Commissie concludeert daarom dat de steun die werd verleend in het kader van de ruiltransacties niet als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd.

7.   TERUGVORDERING

(167)

Volgens artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 moet, in gevallen van onrechtmatige steun die niet verenigbaar is met de interne markt, de steun van de begunstigde worden teruggevorderd, tenzij dit in strijd zou zijn met een algemeen rechtsbeginsel. In artikel 14, lid 2, van die verordening is bepaald dat steun, inclusief rente, moet worden teruggevorderd vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de begunstigde beschikbaar was tot de datum van daadwerkelijke terugbetaling van de steun. Tot slot is in artikel 14, lid 3, van die verordening bepaald dat de terugvordering onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures van de betrokken lidstaat dient te geschieden, voor zover die procedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de beschikking van de Commissie mogelijk maken.

(168)

Het doel van de terugvordering is bereikt wanneer de onrechtmatige steun, samen met de verschuldigde rente, is terugbetaald door de ondernemingen die erdoor begunstigd waren. Door deze terugbetaling verliest de begunstigde immers het voordeel dat hij ten opzichte van zijn concurrenten op de markt genoot, en wordt de toestand van vóór de steunverlening hersteld (94). Hoewel de lidstaat vrij de middelen kan kiezen waarmee hij deze verplichting zal uitvoeren, mogen de gekozen maatregelen geen afbreuk doen aan de strekking en de doeltreffendheid van het recht van de Unie. Een lidstaat kan een dergelijke terugvorderingsverplichting evenwel slechts vervullen indien de door hem getroffen maatregelen de normale concurrentievoorwaarden die door de toekenning van de onwettige steun zijn vervalst, kunnen herstellen en zij de relevante bepalingen van het EU-recht eerbiedigen (95).

(169)

Aangezien is vastgesteld dat de Republiek Bulgarije op onrechtmatige wijze staatssteun heeft verleend via de ruiltransacties, dient zij daarom te worden verplicht om die steun terug te vorderen van de begunstigden van die transacties.

7.1.   IDENTIFICATIE VAN DE BEGUNSTIGDEN VAN WIE STEUN MOET WORDEN TERUGGEVORDERD

(170)

De onrechtmatige en onverenigbare steun moet worden teruggevorderd van de ondernemingen waaraan de steun daadwerkelijk ten goede is gekomen (96). Wanneer de Commissie in het besluit zelf niet alle ondernemingen kan aanduiden die onrechtmatige en onverenigbare steun hebben ontvangen, moet dit bij het begin van de tenuitvoerlegging van het besluit door de betrokken lidstaat worden gedaan, die de individuele situatie van elke onderneming moet onderzoeken (97).

(171)

In dit geval zijn de potentiële begunstigden van de onverenigbare staatssteun de natuurlijke en rechtspersonen die hebben deelgenomen aan de 132 ruiltransacties met de Bulgaarse autoriteiten tijdens de onderzochte periode. Van die groep dienen de Bulgaarse autoriteiten de natuurlijke en rechtspersonen af te trekken die niet voldoen aan de definitie van „ondernemingen” in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, evenals de personen die als gevolg van de ruiltransacties waaraan zij deelnamen, een totaalvoordeel ontvingen dat niet hoger was dan de in de de-minimisverordening vastgestelde drempels, voor zover die transacties eveneens voldoen aan de andere in die verordening vastgestelde voorwaarden. De overige natuurlijke en rechtspersonen die deelnamen aan de ruiltransacties, dienen te worden beschouwd als de begunstigden van de onrechtmatig verleende staatssteun van wie de Bulgaarse autoriteiten het naar aanleiding van die transacties ontvangen voordeel moeten terugvorderen.

7.2.   KWANTIFICERING VAN DE STEUN

(172)

De Commissie is niet wettelijk verplicht om het precieze bedrag van de terug te vorderen steun vast te stellen, met name wanneer zij niet over de nodige gegevens beschikt om dat te doen. Voldoende is dat het besluit van de Commissie gegevens bevat waarmee de lidstaat zonder buitensporige moeilijkheden zelf het bedrag kan vaststellen (98).

(173)

Zoals toegelicht in overweging 147 is de Commissie van mening dat de volgende methode door de lidstaat als uitgangspunt dient te worden gebruikt om het bedrag van de onverenigbare steun te bepalen dat moet worden teruggevorderd van elke begunstigde:

i)

het verschil tussen de werkelijke marktprijs van het particuliere perceel bosgrond en de administratieve prijs ervan bepalen, zoals bepaald in overeenstemming met de bepalingen van de verordening inzake basisprijzen, en

ii)

het verschil tussen de werkelijke marktprijs van het perceel staatsbosgrond en de administratieve prijs ervan bepalen, zoals vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de verordening inzake basisprijzen.

Het oorspronkelijke bedrag aan staatssteun in het kader van de ruiltransactie is gelijk aan de waarde van ii) min de waarde van i).

Dit oorspronkelijke bedrag moet worden gecorrigeerd in gevallen waarin een perceel van de staat van een hogere administratieve waarde werd geruild tegen een particulier perceel met een lagere administratieve waarde. Volgens de Bulgaarse autoriteiten moest de begunstigde in die gevallen een vergoeding betalen aan de staat om het verschil in waarde tussen beide percelen te compenseren. Het oorspronkelijke steunbedrag moet daarom worden verminderd met het bedrag van de vergoeding die door de begunstigde aan de Bulgaarse autoriteiten werd betaald. Het daaruit voortvloeiende bedrag moet vervolgens door de Bulgaarse autoriteiten worden teruggevorderd van de begunstigde ter verrekening van het als gevolg van de ruiltransactie ontvangen voordeel.

(174)

Om de marktprijzen van de betrokken percelen te berekenen, moet de economische waarde van die grond op het moment van de ruil volledig worden weerspiegeld. De informatie die de Bulgaarse autoriteiten op 29 augustus 2008 overlegden, lijkt erop te wijzen dat in sommige gevallen reeds gebouwen en infrastructuur waren gebouwd op percelen bosgrond van de staat voordat de ruil werd uitgevoerd, hoewel het perceel voordien niet was heringedeeld als bouwgrond. De Commissie is van mening dat de waarde van dergelijke gebouwen en/of infrastructuur in die gevallen eveneens volledig moet worden verrekend in de marktwaarde van het perceel.

(175)

De Commissie merkt op dat de Bulgaarse autoriteiten op het moment van de ruil reeds beschikten over de informatie betreffende de administratieve prijzen die werden gehanteerd bij de ruiltransacties en de marktprijzen van alle bij die transacties betrokken percelen (99), en dat de Bulgaarse autoriteiten dus geen buitensporige moeilijkheden zouden mogen ondervinden bij het bepalen van de terug te vorderen bedragen volgens de in overweging 173 beschreven methodologie (100).

(176)

In de gevallen waarin de Bulgaarse autoriteiten zich terecht zorgen maken dat de methode niet kan worden toegepast of zou leiden tot een bedrag dat duidelijk niet overeenkomt met de door de begunstigde ontvangen staatssteun, kunnen zij beslissen om de marktprijzen van de geruilde percelen op het moment van de transactie te laten beoordelen door een onafhankelijke deskundige die gekwalificeerd is om dergelijke taxaties uit te voeren, en die wordt gekozen via een openbare aanbestedingsprocedure. Bij de vaststelling van de procedure voor het kiezen van die deskundige dienen de beginselen van transparantie en gelijke behandeling te worden geëerbiedigd, zelfs wanneer het contract de drempels van de EU-richtlijnen inzake openbare aanbestedingen niet overschrijdt. De inschrijvingsprocedure dient met name: i) correct te worden aangekondigd; ii) te zijn gebaseerd op objectieve selectiecriteria die op voorhand bekend zijn, en iii) de informatie te bevatten dat het eindbesluit, na de preselectiefase, zal worden genomen in samenwerking met vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie. In die uitzonderlijke gevallen moeten de Bulgaarse autoriteiten: i) aangeven om welk(e) perce(e)l(en) het gaat, ii) motiveren waarom in dat geval een taxatie door een onafhankelijke deskundige nodig is, en iii) bij de Commissie een voorstel indienen voor een onafhankelijke deskundige (gekozen via openbare aanbesteding), waarmee zowel de Commissie als de Republiek Bulgarije moeten instemmen.

(177)

Tot slot is de Commissie van mening dat, aangezien de terugvordering tot doel heeft de vroegere toestand van vóór de datum van de ruiltransactie te herstellen, de Republiek Bulgarije in het licht van de uitzonderlijke aard van de ruilovereenkomsten voor bosgrond die niet commercieel is geëxploiteerd, haar verplichting om de onrechtmatig verleende steun terug te vorderen zou nakomen door de betwiste ruiltransacties ongedaan te maken en de desbetreffende percelen opnieuw te ruilen. Dit leidt echter slechts tot een bevredigende terugvordering als er sinds de datum van de ruiltransactie geen materiële aanpassingen hebben plaatsgevonden aan zowel de particuliere als de staatsbosgrond. In dergelijke gevallen moet de Commissie uiterlijk twee maanden na de kennisgeving van dit besluit aan de Republiek Bulgarije op de hoogte worden gebracht van de desbetreffende percelen, dienen de desbetreffende ruiltransacties ongedaan te worden gemaakt en dient hiervan binnen vier maanden vanaf de kennisgeving van dit besluit bewijs te worden overgelegd.

(178)

In alle gevallen waarin steun moet worden teruggevorderd, moet die terugvordering gelden vanaf het moment waarop de begunstigden het voordeel ontvingen, namelijk de datum van de wetshandeling die de begunstigden het recht gaf om hun particuliere bosgrond te ruilen voor staatsbosgrond.

(179)

De terug te vorderen bedragen omvatten rente vanaf het tijdstip waarop zij de begunstigden ter beschikking zijn gesteld, tot het tijdstip van de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente dient op samengestelde grondslag te worden berekend overeenkomstig Hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (101) en Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie (102) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004.

(180)

De termijn voor de terugvordering van de staatssteun van individuele begunstigden dient zoveel mogelijk aan te sluiten op de termijnen die zijn vermeld in de bekendmaking over de terugvordering (103). De termijnen mogen in geen geval de in tabel 5 vastgestelde termijnen overschrijden.

Tabel 5

Terugvorderingsschema

Termijn

Maatregel

1.

Binnen twee maanden na de kennisgeving van dit besluit aan de Republiek Bulgarije:

De Republiek Bulgarije moet de Commissie in kennis stellen van de maatregelen die zijn gepland of getroffen om het besluit ten uitvoer te leggen, en moet met name:

i)

bij de Commissie een lijst indienen van alle ruiltransacties waarvoor steun wordt teruggevorderd,,die de volgende informatie moet bevatten:

de administratieve en marktprijzen van de geruilde particuliere en staatsbosgrond (op basis van de informatie die door de Republiek Bulgarije werd verstrekt in haar stellingname 2014/032997), informatie over de betaling van aanvullende vergoedingen bij elke transactie, en het daaruit voortvloeiende terug te vorderen bedrag aan staatssteun,

de naam van elke particuliere partij die bij elke transactie betrokken was, met opgave van de redenen waarom deze begunstigde al dan niet als onderneming wordt beschouwd;

ii)

een aanduiding van gevallen waarin de terugvordering zal geschieden op basis van een beoordeling van de marktprijzen van de percelen bosgrond op het moment van de ruil door een deskundige (overweging 176);

iii)

een aanduiding van gevallen waarin de terugvordering zal geschieden door de ruiltransactie ongedaan te maken (overweging 177).

2.

Binnen vier maanden na de kennisgeving van dit besluit aan de Republiek Bulgarije:

Voor de in punt 1, onder ii), hierboven aangeduide percelen dient de Republiek Bulgarije een onafhankelijke deskundige te hebben aangesteld om deze percelen te taxeren. Die deskundige dient te worden gekozen via een openbare aanbesteding en te worden aangesteld met instemming van de Commissie, op voorstel van de Republiek Bulgarije.

3.

Binnen zeven maanden na de kennisgeving van dit besluit aan de Republiek Bulgarije:

De Republiek Bulgarije dient het taxatieverslag van de onafhankelijke deskundige voor de in punt 1, onder ii), hierboven aangeduide percelen in te dienen bij de Commissie.

4.

Binnen acht maanden na de kennisgeving van dit besluit aan de Republiek Bulgarije:

De Republiek Bulgarije dient de terugvorderingsbevelen te hebben verzonden naar alle betrokken begunstigden, onder vermelding van de exacte terug te vorderen steunbedragen.

5.

Binnen twaalf maanden na de kennisgeving van dit besluit aan de Republiek Bulgarije:

De Republiek Bulgarije moet de terugvordering hebben uitgevoerd voor alle betrokken ruiltransacties.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag op onrechtmatige wijze door de Republiek Bulgarije aan ondernemingen verleende staatssteun in het kader van ruiltransacties van staatsbosgrond tegen particuliere bosgrond in de periode tussen 1 januari 2007 en 27 januari 2009 is onverenigbaar met de interne markt.

Artikel 2

Individuele steun in het kader van de in artikel 1 bedoelde ruiltransacties vormt op zich geen staatssteun wanneer deze op het ogenblik van de verlening ervan voldoet aan de voorwaarden van de op basis van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 994/98 vastgestelde verordening, die van toepassing was op het ogenblik dat de steun werd verleend

Artikel 3

Krachtens de in artikel 1 bedoelde ruiltransacties verleende individuele steun die, op het tijdstip van de steunverlening, voldoet aan de voorwaarden die zijn opgenomen in een overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 994/98 vastgestelde verordening of in een bij besluit van de Commissie goedgekeurde steunregeling, is met de interne markt verenigbaar, tot de maximale steunintensiteiten die voor deze soort steun gelden.

Artikel 4

1.   De Republiek Bulgarije vordert de onverenigbare steun die is verleend in het kader van de in artikel 1 bedoelde ruiltransacties, van de begunstigden terug.

2.   In afwijking van lid 1 kan de onverenigbare steun van de begunstigden worden teruggevorderd door de ruiltransacties ongedaan te maken, in gevallen waarin sinds de transactie geen materiële aanpassingen hebben plaatsgevonden aan de geruilde staatsbosgrond en particuliere bosgrond.

3.   De terug te vorderen bedragen omvatten rente vanaf de datum waarop zij ter beschikking van de begunstigden zijn gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

4.   De rente wordt op samengestelde grondslag berekend overeenkomstig Hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 en Verordening (EG) nr. 271/2008.

5.   De Republiek Bulgarije schorst alle uitstaande betalingen voor steun die is verleend in het kader van de in artikel 1 bedoelde ruiltransacties vanaf de datum waarop dit besluit is vastgesteld.

Artikel 5

1.   De terugvordering van de steun die is verleend krachtens de in artikel 1 bedoelde regeling, geschiedt onverwijld en daadwerkelijk.

2.   De Republiek Bulgarije zorgt ervoor dat het onderhavige besluit binnen twaalf maanden vanaf de datum van kennisgeving ervan volledig ten uitvoer wordt gelegd.

Artikel 6

1.   Binnen vier maanden vanaf de kennisgeving van dit besluit verstrekt de Republiek Bulgarije de Commissie de volgende informatie:

a)

een lijst van alle ruiltransacties, die de volgende informatie moet bevatten:

de administratieve prijzen en marktprijzen van de geruilde particuliere en staatsbosgrond, informatie over de aanvullende bedragen die werden betaald bij elke transactie en het daaruit resulterende bedrag aan staatssteun,

de naam van de particuliere partij (d.w.z. de begunstigde van de ruiltransactie) die bij de respectieve transacties betrokken was, en de redenen waarom deze begunstigde al dan niet als onderneming wordt beschouwd;

b)

een aanduiding van de gevallen waarin de terugvordering zal geschieden op basis van de marktprijzen die golden op het moment van de ruiltransacties, zoals aangegeven in stellingname 2014/032997 van de Republiek Bulgarije;

c)

een aanduiding van de gevallen waarin de terugvordering zal geschieden door de ruiltransactie ongedaan te maken;

d)

een aanduiding van de gevallen waarin de terugvordering zal geschieden op basis van de door een onafhankelijke deskundige taxateur vastgestelde bedragen en documenten waaruit blijkt dat deze onafhankelijke deskundige is aangewezen via een openbare aanbesteding en met instemming van de Commissie.

2.   Binnen acht maanden vanaf de kennisgeving van dit besluit verstrekt de Republiek Bulgarije de Commissie de volgende informatie:

a)

de lijst van begunstigden die steun hebben ontvangen in het kader van de in artikel 1 bedoelde ruiltransacties en het totale steunbedrag dat elk van hen in het kader van die transacties heeft ontvangen;

b)

het totale van elke begunstigde terug te vorderen bedrag (hoofdsom en terugvorderingsrente);

c)

een nadere beschrijving van de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen;

d)

documenten waaruit blijkt dat de begunstigden werd gelast de steun terug te betalen.

3.   Binnen twaalf maanden vanaf de kennisgeving van dit besluit legt de Republiek Bulgarije documenten over aan de Commissie waaruit blijkt dat de steun volledig is teruggevorderd van de betrokken begunstigden.

4.   De Republiek Bulgarije houdt de Commissie via tweemaandelijkse verslagen op de hoogte van de stand van uitvoering van de nationale maatregelen die zij heeft genomen om dit besluit ten uitvoer te leggen, en dit tot de steun in het kader van de in artikel 1 bedoelde ruiltransacties volledig is terugbetaald. Zij verstrekt, op eenvoudig verzoek van de Commissie, onverwijld alle inlichtingen over de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen. Zij verstrekt tevens nadere inlichtingen over de reeds door de begunstigden terugbetaalde steunbedragen en rente.

Artikel 7

Dit besluit is gericht tot de Republiek Bulgarije.

Gedaan te Brussel, 5 september 2014.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Vicevoorzitter


(1)   PB C 273 van 16.9.2011, blz. 13.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  Brief van 26 juli 2011.

(4)  Brief van 27 juli 2011.

(5)  Brieven van 28 juli en 14 oktober 2011.

(6)  Brief van 29 juli 2011.

(7)  Brief van 29 juli 2011.

(8)  Brief van 29 juli 2011.

(9)  Brieven van 30 juli 2011, 15 en 22 oktober 2011.

(10)  Brief van 31 juli 2011.

(11)  Brief van 1 augustus 2011.

(12)  Brief van 1 augustus 2011.

(13)  Brief van 5 augustus 2011.

(14)  Brief van 12 augustus 2011.

(15)  Brief van 22 augustus 2011.

(16)  Brief van 12 oktober 2011.

(17)  Brieven van 14 en 23 oktober 2011.

(18)  Brief van 14 oktober 2011.

(19)  Brief van 14 oktober 2011.

(20)  Brieven van 16 september en 15 oktober 2011.

(21)  Brieven van 16 september en 15 oktober 2011.

(22)  Brieven van 16 september en 15 oktober 2011.

(23)  Brieven van 15 oktober 2011 en 7 december 2011.

(24)  Brief van 17 oktober 2011. In overeenstemming met artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1) heeft deze belanghebbende verzocht om zijn identiteit geheim te houden voor de betrokken lidstaat op grond dat hem schade kan worden berokkend.

(25)  Aqua Estate OOD, Beta Forest EOOD, Kosta Gerov, Dimitar Terziev, Yavor Haytov, Valentina Haytova, Georgi Aleksandrov Babev, Marieta Babeva, Elizabet Mihaylova, Svetoslav Mihaylov, BG Land Co OOD, Mirta Engineering EOOD, Miks PS-OOD en Boil OOD.

(26)  Bulgaarse Boswet, gepubliceerd in het Bulgaarse Staatsblad nr. 125 van 29 december 1997.

(27)  Aangenomen bij decreet van de Raad van ministers nr. 252 van 6 november 2003, gepubliceerd in het Bulgaarse Staatsblad nr. 101 van 18 november 2003 (laatstelijk gewijzigd in het Bulgaarse Staatsblad nr. 1 van 5 januari 2007).

(28)  Het Uitvoerend Agentschap voor Bosbouw heette voordien Staatsagentschap voor Bosbouw, of SAB. In dit besluit wordt het omwille van de samenhang steeds „UAB” genoemd.

(29)  In gevallen waarin een domein onder meer dan één gebied valt, wordt de hoogste coëfficiënt in aanmerking genomen.

(30)  Bekendgemaakt in het Bulgaarse Staatsblad nr. 1 van 2 januari 2001.

(31)  Tijdens de periode van 1999 tot 2007 heette dit ministerie het ministerie van Land en Bosbouw. Het werd begin 2008 omgedoopt tot ministerie van Landbouw en Voedsel. Omwille van de samenhang wordt in dit besluit de huidige naam gebruikt. Het Uitvoerend Agentschap voor Bosbouw (UAB) maakte ooit deel uit van dit ministerie.

(32)  Gepubliceerd in het Bulgaarse Staatsblad nr. 44 van 21 mei 1996 (laatstelijk gewijzigd in het Bulgaarse Staatsblad nr. 41 van 2 juni 2009).

(33)  Gepubliceerd in het Bulgaarse Staatsblad nr. 275 van 22 november 1950 (laatstelijk gewijzigd in Bulgaars Staatsblad nr. 50 van 30 mei 2008).

(34)  Het in 2009 ingestelde moratorium blokkeert mogelijk een onbekend aantal geplande bestemmingswijzigingen.

(35)   PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13.

(36)   PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1.

(37)  Volgens de klager ondermijnt de uitsluiting van bossen uit het staatsfonds voor bosbouw de latere besluitvorming van de plaatselijke overheden inzake de latere bestemming van de grond, aangezien voor hen feitelijk geen andere mogelijkheid meer openstaat dan het goedkeuren van een gedetailleerd ruimtelijk plan voor het perceel, dat niet langer bosgrond is en dus ook niet langer als dusdanig wordt beschermd.

(38)   „Bulgarije: Nota over bosbeheer”, 10 maart 2009, blz. 11, paragraaf 51, http://siteresources.worldbank.org/BULGARIAEXTN/Resources/305438-1224088560466/BulgariaForestPolicyNote03102009GOB.pdf

(39)  Ecobalkani-Bulgaria EOOD, Vihren OOD en Elkabel AD.

(40)  Dit standpunt werd onderschreven door Foros, Mirta Engineering, Beta Forest, LM Impex, de heer Gerov, de heer Babev en mevrouw Babeva, de heer Terziev, de heer Mihailov en mevrouw Mihailova.

(41)  All Seas.

(42)  LM Impex.

(43)  Dit standpunt werd onderschreven door Izgrev, Litex, MIKS, BOIL en mevrouw Blagoeva.

(44)  Dit standpunt werd onderschreven door de heren Gerov en Terziev en door de heer Babev en mevrouw Babeva.

(45)  All Seas.

(46)  Foros Development, Izgrev, Liteks Komers en Jivka Blagoeva.

(47)  Dit standpunt werd onderschreven door de heer Mihailov en mevrouw Mihailova, Mirta Engineering, Beta Forest, Elkabel en mevrouw Blagoeva.

(48)  Mevrouw Blagoeva.

(49)  Izgrev en Litex Komers.

(50)  De heer Gerov, de heer Babev en mevrouw Babeva en de heer Terziev (en hun advocaat, mevrouw Shankova, namens hen).

(51)  LM Impex, de heer Mihailov en mevrouw Mihailova, Mirta Engineering, Beta Forest, Foros Development.

(52)  Elkabel. Als reactie op de door de Commissie geuite twijfels gaf Elkabel opdracht tot een nieuwe expertise van een onafhankelijke deskundige, waaruit bleek dat hoewel de marktprijzen voor sommige van de betrokken percelen hoger zouden zijn dan de administratieve prijzen die waren berekend volgens de verordening inzake basisprijzen, de totale administratieve prijs voor alle door Elkabel geruilde percelen hoger lag dan de marktwaarde van die percelen. Voorts werd toegelicht dat de totale administratieve prijs voor de staatspercelen die werden geruild, eveneens hoger lag dan de marktwaarde ervan. De taxateur concludeerde daarom dat het gebruik van administratieve prijzen niet leidde tot de toekenning van een ongerechtvaardigd voordeel aan Elkabel.

(53)  Izgrev, Litex Komers, de heer Gerov, de heer Terziev, de heer Babev en mevrouw Babeva, MIKS en BOIL. In het geval van de heer Mihailov en mevrouw Mihailova lag de waarde van de geruilde particuliere grond beweerdelijk hoger (83 322,66 BGN) dan die van de staatsgrond (67 125,00 BGN).

(54)  De heer Mihailov en mevrouw Mihailova, Mirta Engineering en Beta Forest (voor de regio Novo Oriahovo), Foros Development (voor de gemeente Burgas) en MIKS en BOIL (voor de regio Nessebar).

(55)  MIKS, BOIL, Foros Development, Mirta Engineering en Beta Forest.

(56)  Izgrev, mevrouw Blagoeva, MIKSD, BOIL, Mirta Engineering, Beta Forest, de heer Mihailov en mevrouw Mihailova.

(57)  Litex Komers.

(58)  BOIL, de heer Mihailov en mevrouw Mihailova.

(59)  De heer Gerov, de heer Terziev en de heer Babev en mevrouw Babeva.

(60)  LM Impex.

(61)  All Seas.

(62)  Izgrev, mevrouw Blagoeva, Litex Komers, MIKS, Foros Development, Mirta Engineering en Beta Forest.

(63)  Izgrev, Litex Komers, MIKS, BOIL, Mirta Engineering, Beta Forest, de heer Mihailov en mevrouw Mihailova, LM Impex.

(64)  LM Impex.

(65)  De heer Gerov, de heer Babev en mevrouw Babeva en de heer Terziev.

(66)  De heer Stoev.

(67)  De autoriteiten gaven aan dat er in de onderzochte periode 567 particuliere verkooptransacties van bosgrond plaatsvonden.

(68)  In januari 2009 werd de ruil van staatsgrond volgens de oude voorschriften en procedures bij wet verboden en werd de praktijk stopgezet.

(69)  De Bulgaarse autoriteiten wijzen op bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de administratieve prijs voor de ruil bij 105 ruiltransacties hoger lag dan de marktprijs die particuliere partijen bij transacties tussen niet-gelieerde partijen kregen, en slechts in 13 gevallen lager lag.

(70)  SG nr. 108/2006.

(71)  Bevel nr. RD 49-269/17.7.2007.

(72)  Besluit nr. 602/16.9.2008.

(73)  Deze informatie werd (opnieuw) door Bulgarije aan de Commissie bezorgd per e-mail van 21 januari 2014, in de vorm van een spreadsheet (2014/032997).

(74)  Submission reference 2013/115208

(75)  Zie arrest van 12 september 2000, gevoegde zaken C-180/98 tot en met C-184/98, Pavlov en anderen, Jurispr. 2000, blz. I-6451, punt 74.

(76)  Zie arrest van 16 juni 1987, zaak 118/85, Commissie/Italië, Jurisprudentie 1987, blz. 2599, rechtsoverweging 7; arrest van 18 juni 1998, zaak C-35/96, Commissie/Italië, Jurispr. 1998, blz. I-3851, punt 36; arrest van 12 september 2000, gevoegde zaken C-180/98 tot en met C-184/98, Pavlov en anderen, Jurispr. 2000, blz. I-6451, punt 75.

(77)  Zie arrest van 26 oktober 2000, zaak C-379/98, PreussenElektra/Schhleswag, Jurispr. 2001, blz. I-2099.

(78)  Zie naar analogie arrest van 4 juli 2007, zaak T 475/04, Bouygues/Commissie, Jurispr. 2007, blz. II-2097, punten 108 tot en met 111 en punt 123, bevestigd in arrest van 2 april 2009, zaak C 431/07 P, Bouygues en Bouygues Telecom/Commissie, Jurispr. 2009, blz. I-2665, punten 94 tot en met 98 en punt 125.

(79)  Zie arrest van 16 december 2010, zaak C-239/09, Seydaland Vereinigte Agrarbetriebe GmbH & Co. KG/BVVG Bodenverwertungs- und -verwaltungs GmbH, Jurispr. 2010, blz. I-13083, punt 34, arrest van 2 september 2010, zaak C-290/07 P, Commissie/Scott, Jurispr. 2010, blz. I-7763, punt 68; en arrest van 13 december 2011, zaak T-244/08, Konsum Nord ekonomisk förening/Commissie, Jurispr. 2011, blz. II-444, punt 61.

(80)  Zie arrest van 4 april 2001, zaak T-288/97, Friuli-Venezia Giulia/Commissie, Jurispr. 2001, blz. II-1169, punt 41.

(81)  Dit is onder meer het geval voor: All Seas Property 2, Aqua Estate, Beta Forest, BG Land Co, Ecobalkani, MIKS en BOIL.

(82)  Dit is het geval voor bijvoorbeeld Izgrev, Liteks Komers, LM Impex en VNG Confort.

(83)  Zie arrest Seydaland, reeds aangehaald, punt 35. Zie ook het besluit van de Commissie van 19 december 2012 betreffende steunmaatregel SA.33167 inzake een voorgestelde alternatieve methode voor de taxatie van landbouw- en bosgrond in Duitsland verkocht door het overheidsagentschap BVVG (PB C 43 van 15.2.2013, blz. 7).

(84)  Zie naar analogie titel II, punt 2, onder b), van de mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen bij de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties (PB C 209 van 10.7.1997, blz. 3).

(85)  Brief van 19 november 2013; stellingname met referentie 2013/115208.

(86)  Deze kwestie wordt, evenals de Bulgaarse argumenten, in detail beschreven in punt 5.4.

(87)  Onder- of overwaardering in vergelijking met de door de Bulgaarse autoriteiten opgegeven marktprijs voor het desbetreffende perceel.

(88)  Zie arrest Seydaland, reeds aangehaald, punt 54.

(89)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1). De de-minimisverordening is door de Commissie vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 733/2013 (PB L 204 van 31.7.2013, blz. 11).

(90)  Op basis van de voorlopige berekeningen van de Commissie voor de door de Bulgaarse autoriteiten verstrekte kwantitatieve gegevens, lijkt het erop dat slechts in 45 van de 104 gevallen waarin een particuliere partij een voordeel ontleende aan een ruil, dat voordeel de de-minimisdrempel overschreed. Gevallen waarin de begunstigde van de ruil geen onderneming was, zijn evenwel niet van deze berekeningen uitgesloten (waardoor het aantal ruiltransacties waarbij sprake is van steun, zou dalen) en gevallen waarin eenzelfde begunstigde voordeel ontleende aan meerdere ruiltransacties voor een totaalbedrag van meer dan 200 000 EUR (waardoor het aantal ruiltransacties waarbij sprake is van steun, zou stijgen), zijn niet in de berekeningen meegenomen. De Bulgaarse autoriteiten moeten nauwkeurigere berekeningen uitvoeren in het kader van de terugvordering.

(91)  Zie arrest van 12 september 2007, zaak T-68/03, Olympiaki Aeroporia Ypiresies/Commissie, Jurispr. 2007, blz. II-2911, punt 34.

(92)  In punt 175, onder g), van de bosbouwrichtsnoeren zijn subsidiabele kosten gedefinieerd als: „De kosten van de aankoop van als natuurbeschermingsgebied gebruikte of te gebruiken bosgrond. Door middel van een uit regelgeving voortvloeiende of contractuele verplichting moet zijn gegarandeerd dat de betrokken bosgrond volledig en permanent voor natuurbeschermingsdoeleinden is bestemd.” De overige categorieën van subsidiabele kosten die zijn gedefinieerd in punt 175 van de bosbouwrichtsnoeren zijn niet van toepassing in dit geval.

(93)  Voor staatsbosgrond schommelde het verschil tussen de marktprijzen en de administratieve prijzen tussen -6 130,00 % en +74,98 %. Er dient evenwel te worden opgemerkt dat de administratieve prijs voor dergelijke percelen slechts in 2 van de 23 gevallen hoger lag de marktprijs.

(94)  Zie arrest van 29 april 2004, zaak C-277/00, Duitsland/Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-11695, punten 74-76.

(95)  Zie arrest van 12 december 2002, zaak C-209/00, Duitsland/Commissie, reeds aangehaald, punten 57-58.

(96)  Zie arrest van 21 maart 1991, zaak C-303/88, Italië/Commissie, Jurispr. 1991, blz. I-1433, punt 57; en arrest van 29 april 2004, zaak C-277/00, Duitsland/Commissie (’SMI’), Jurispr. 2004, blz. I-3925, punt 75.

(97)  Zie arrest van 7 maart 2002, zaak C-310/99, Italië/Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-2289, punt 91.

(98)  Zie arrest van 12 oktober 2000, zaak C-480/98, Spanje/Commissie, Jurispr. 2000, blz. I-8717, punt 25, en arrest van 2 februari 1988 gevoegde zaken C-67/85, C-68/85 en C-70/85, Kwekerij van der Kooy BV en anderen/Commissie, Jurispr. 1988, blz. 219.

(99)  Deze informatie werd door Bulgarije aan de Commissie bezorgd per e-mail van 21 januari 2014, in de vorm van een spreadsheet (hierna: „stellingname 2014/032997” genoemd).

(100)  D.w.z. i) de marktprijs voor het desbetreffende perceel bosgrond, en de ii) de administratieve prijs van het perceel bosgrond zoals bepaald aan de hand van de verordening inzake basisprijzen en zoals effectief gehanteerd bij de ruiltransactie, in de bedragen die in de stellingname 2014/032997 zijn vermeld.

(101)  Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).

(102)  Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie van 30 januari 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 82 van 25.3.2008, blz. 1).

(103)  Bekendmaking van de Commissie - Naar een doelmatige tenuitvoerlegging van beschikkingen van de Commissie waarbij lidstaten wordt gelast onrechtmatige en onverenigbare steun terug te vorderen (PB C 272 van 15.11.2007, blz. 4).


Rectificaties

25.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/128


Rectificatie van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds

( Publicatieblad van de Europese Unie L 261 van 30 augustus 2014 )

Bladzijde 145 wordt vervangen door onderstaande bladzijde:

„Suomen tasavallan puolesta

För Republiken Finland

Image 1

För Konungariket Sverige

Image 2

For the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland

Image 3

За Европейския съюз

Por la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

Image 4

For the European Union

Pour l’Union européenne

Za Europsku uniju

Per l’Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen”