ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 47

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
20 februari 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2015/268 van de Raad van 17 december 2014 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en voorlopige toepassing van het Protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Libanon aan programma's van de Unie

1

 

 

Protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon over de algemene beginselen voor deelname van de Republiek Libanon aan programma's van de Unie

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/269 van de Commissie van 13 februari 2015 tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Carnikavas nēģi (BGA))

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/270 van de Commissie van 17 februari 2015 tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Meloa de Santa Maria — Açores (BGA))

8

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/271 van de Commissie van 17 februari 2015 tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Pecorino delle Balze Volterrane (BOB))

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/272 van de Commissie van 19 februari 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 over het beheer van het register van marktdeelnemers en belastingentrepots, daarmee verband houdende statistieken en rapportage overeenkomstig Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/273 van de Commissie van 19 februari 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014, wat betreft de verlaging van het voor 2014 geldende Nederlandse vangstquotum voor roggen in de Uniewateren van de ICES-gebieden IIa en IV

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/274 van de Commissie van 19 februari 2015 tot 226e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa'ida-netwerk

13

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/275 van de Commissie van 19 februari 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

15

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/276 van de Commissie van 19 februari 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

17

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2015/277 van de Raad van 19 februari 2015 tot wijziging van Besluit 2011/101/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

20

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/278 van de Commissie van 18 februari 2015 tot wijziging van Besluit 2010/221/EU wat betreft nationale maatregelen ter preventie van het binnenbrengen van bepaalde ziekten bij waterdieren in delen van Ierland, Finland en het Verenigd Koninkrijk (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 791)  ( 1 )

22

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/279 van de Commissie van 19 februari 2015 betreffende de goedkeuring van het acculadende Asola-zonnedak als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's in de zin van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

26

 

 

RICHTSNOEREN

 

*

Richtsnoer (EU) 2015/280 van de Europese Centrale Bank van 13 november 2014 houdende de instelling van het productie- en aanbestedingsstelsel van het Eurosysteem (ECB/2014/44)

29

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 ( PB L 60 van 28.2.2014 )

34

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/1


BESLUIT (EU) 2015/268 VAN DE RAAD

van 17 december 2014

betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en voorlopige toepassing van het Protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Libanon aan programma's van de Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 7,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 juni 2007 machtigde de Raad de Commissie te onderhandelen over een Protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds (1), inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Libanon aan programma's van de Unie („het protocol”).

(2)

De onderhandelingen zijn afgerond.

(3)

Het protocol heeft ten doel de financiële en technische regels vast te leggen volgens welke de Republiek Libanon aan bepaalde programma's van de Unie kan deelnemen. Het horizontale kader van het protocol stelt de beginselen vast voor economische, financiële en technische samenwerking en maakt het voor de Republiek Libanon mogelijk van de Unie steun te ontvangen, in het bijzonder financiële steun, in het kader van die programma's. Dat horizontale kader heeft alleen betrekking op die programma's waarvoor de toepasselijke oprichtingshandelingen voorzien in de mogelijkheid tot deelname van de Republiek Libanon. De ondertekening en voorlopige toepassing van het protocol heeft derhalve niet tot gevolg dat de bevoegdheden in het kader van de diverse door de programma's nagestreefde sectorale beleidsmaatregelen worden uitgeoefend; die bevoegdheden worden bij de vaststelling van de programma's uitgeoefend.

(4)

Het protocol dient namens de Unie te worden ondertekend en voorlopig te worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening namens de Unie van het Protocol bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Libanon aan programma's van de Unie wordt namens de Unie goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van het protocol.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het protocol namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

Het protocol wordt vanaf diens ondertekening (2) voorlopig toegepast, in afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan.

Artikel 4

De Commissie wordt gemachtigd namens de Unie de specifieke voorwaarden voor de deelname van Libanon aan een bepaald programma van de Unie vast te stellen, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage. De Commissie houdt de desbetreffende werkgroep van de Raad op de hoogte.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

G. L. GALLETTI


(1)  PB L 143 van 30.5.2006, blz. 2.

(2)  De datum van ondertekening van het protocol zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/3


PROTOCOL

bij de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon over de algemene beginselen voor deelname van de Republiek Libanon aan programma's van de Unie

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd,

enerzijds, en

DE REPUBLIEK LIBANON, hierna „Libanon” genoemd,

anderzijds,

hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds (1) („de overeenkomst”), is op 1 april 2002 in Brussel ondertekend en op 1 april 2006 in werking getreden.

(2)

De Europese Raad van 17 en 18 juni 2004 heeft zijn tevredenheid uitgesproken over de voorstellen van de Europese Commissie voor een Europees nabuurschapsbeleid (ENB) en zijn goedkeuring gehecht aan de conclusies van de Raad van 14 juni 2004.

(3)

In zijn conclusies heeft de Raad herhaaldelijk blijk gegeven van steun voor dit beleid.

(4)

De Raad heeft op 5 maart 2007 zijn steun betuigd aan de algemene aanpak die is uiteengezet in de mededeling van de Europese Commissie van 4 december 2006, die tot doel heeft de ENB-partnerlanden, op grond van hun verdiensten en voor zover de rechtsgrondslagen het mogelijk maken, aan communautaire agentschappen en programma's te laten deelnemen.

(5)

Libanon heeft de wens geuit aan een aantal programma's van de Unie deel te nemen.

(6)

De specifieke voorwaarden betreffende de deelname van Libanon aan elk afzonderlijk programma van de Unie, met name de door Libanon te betalen financiële bijdragen alsmede de rapportage- en evaluatieprocedures, dienen bij overeenkomst tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van Libanon te worden vastgesteld,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Libanon mag deelnemen aan alle huidige en toekomstige programma's van de Unie die in overeenstemming met de relevante bepalingen tot vaststelling van die programma's voor deelname van Libanon openstaan.

Artikel 2

Libanon verstrekt financiële bijdragen aan de algemene begroting van de Europese Unie in overeenstemming met de specifieke programma's van de Unie waaraan Libanon deelneemt.

Artikel 3

Vertegenwoordigers van Libanon mogen als waarnemers de vergaderingen bijwonen van de beheerscomités die belast zijn met het toezicht op de programma's van de Unie waaraan Libanon financiële bijdragen levert, voor zover deze vergaderingen betrekking hebben op onderwerpen die Libanon aangaan.

Artikel 4

Ten aanzien van projecten en initiatieven die door deelnemers uit Libanon worden ingediend, gelden in het kader van de betrokken programma's van de Unie voor zover mogelijk dezelfde voorwaarden, regels en procedures als voor de lidstaten.

Artikel 5

1.   De specifieke voorwaarden voor de deelname van Libanon aan elk afzonderlijk programma van de Unie, met name de door Libanon te betalen financiële bijdragen alsmede de rapportage- en evaluatieprocedures, worden bij overeenkomst tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van Libanon vastgesteld, op grond van de criteria die door de programma's van de Unie zijn bepaald.

2.   Indien Libanon op grond van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) of van een vergelijkbare toekomstige verordening betreffende externe bijstand van de Unie aan Libanon, de Unie om externe bijstand voor deelname aan een bepaald programma van de Unie verzoekt, worden de voorwaarden voor het gebruik door Libanon van de externe bijstand van de Unie in een financieringsovereenkomst vastgesteld.

Artikel 6

1.   In de overeenkomstig artikel 5 gesloten overeenkomsten wordt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3) bepaald dat financiële controles of audits of andere controles, zoals administratieve onderzoeken, worden verricht door of onder toezicht van de Europese Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer.

2.   Er worden gedetailleerde bepalingen opgenomen inzake financiële controle en audits, administratieve maatregelen, sancties en invordering, waarbij aan de Commissie, OLAF en de Europese Rekenkamer bevoegdheden worden toegekend die gelijkwaardig zijn met hun bevoegdheden ten aanzien van begunstigden of contractanten die in de Unie zijn gevestigd.

Artikel 7

1.   Dit protocol is van toepassing gedurende de looptijd van de overeenkomst.

2.   Dit protocol wordt door de partijen volgens hun eigen procedures ondertekend en goedgekeurd.

3.   Elk van beide partijen kan het protocol opzeggen door schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. Het protocol verstrijkt zes maanden na de datum van die kennisgeving.

4.   De beëindiging van het protocol als gevolg van opzegging door een van de partijen is niet van invloed op de controles die, in voorkomend geval, overeenkomstig de artikelen 5 en 6 moeten worden uitgevoerd.

Artikel 8

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit protocol, en vervolgens iedere drie jaar, kunnen de partijen de tenuitvoerlegging van het protocol evalueren op grond van de werkelijke deelname van Libanon aan programma's van de Unie.

Artikel 9

Dit protocol is van toepassing op enerzijds het grondgebied waar het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is, overeenkomstig de bepalingen van dat Verdrag, en anderzijds het grondgebied van Libanon.

Artikel 10

1.   Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de partijen elkaar via diplomatieke kanalen ervan in kennis stellen dat de voor de inwerkingtreding vereiste procedures zijn voltooid.

2.   De partijen komen overeen dit protocol voorlopig toe te passen vanaf de datum van ondertekening ervan, in afwachting van de sluiting ervan op een latere datum.

Artikel 11

Dit protocol maakt integrerend deel uit van de overeenkomst.

Artikel 12

Dit protocol is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Съставено в Брюксел на девети февруари две хиляди и петнадесета година.

Hecho en Bruselas, el nueve de febrero de dos mil quince.

V Bruselu dne devátého února dva tisíce patnáct.

Udfærdiget i Bruxelles den niende februar to tusind og femten.

Geschehen zu Brüssel am neunten Februar zweitausendfümfzehn.

Kahe tuhande viieteistkümnenda aasta veebruarikuu üheksandal päeval Brüsselis.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις εννέα Φεβρουαρίου δύο χιλιάδες δεκαπέντε.

Done at Brussels on the ninth day of February in the year two thousand and fifteen.

Fait à Bruxelles, le neuf février deux mille quinze.

Arna dhéanamh sa Bhruiséil, an naoú lá de Feabhra an bhliain dhá mhíle agus a cúig déag.

Sastavljeno u Bruxellesu devetog veljače dvije tisuće petnaeste.

Fatto a Bruxelles, addì nove febbraio duemilaquindici.

Briselē, divi tūkstoši piecpadsmitā gada devītajā februārī.

Priimta du tūkstančiai penkioliktų metų vasario devintą dieną Briuselyje.

Kelt Brüsszelben, a kétezer-tizenötödik év február havának kilencedik napján.

Magħmul fi Brussell, fid-disa' jum ta' Frar tas-sena elfejn u ħmistax.

Gedaan te Brussel, de negende februari tweeduizend vijftien.

Sporządzono w Brukseli dnia dziewiątego lutego roku dwa tysiące piętnastego.

Feito em Bruxelas, em nove de fevereiro de dois mil e quinze.

Întocmit la Bruxelles la nouă februarie două mii cincisprezece.

V Bruseli deviateho februára dvetisícpätnásť.

V Bruslju, dne devetega februarja leta dva tisoč petnajst.

Tehty Brysselissä yhdeksäntenä päivänä helmikuuta vuonna kaksituhattaviisitoista.

Som skedde i Bryssel den nionde februari tjugohundrafemton.

Image

За Европейския съюз

Рог la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Za Europsku uniju

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Image

Image

За Република Ливан

Por la República Libanesa

Za Libanonskou republiku

For Den Libanesiske Republik

Für die Libanesische Republik

Liibanoni Vabariigi nimel

Για τη Δημοκρατία του Λιβάνου

For the Republic of Lebanon

Pour la République libanaise

Za Libanonsku Republiku

Per la Repubblica del Libano

Libānas Republikas vārdā –

Libano Respublikos vardu

A Libanoni Köztársaság részéről

Għar-repubblika tal-Libanu

Voor de Republiek Libanon

W imieniu Republiki Libańskiej

Pela República do Líbano

Pentru Republica Libaneză

Za Libanonskú republiku

Za Republiko Libanon

Libanonin tasavallan puolesta

För Republiken Libanon

Image

Image


(1)  PB L 143 van 30.5.2006, blz. 2.

(2)  Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 27).

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).


VERORDENINGEN

20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/269 VAN DE COMMISSIE

van 13 februari 2015

tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Carnikavas nēģi (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Letland ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Carnikavas nēģi” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Carnikavas nēģi” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Carnikavas nēģi” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 1.7. (Verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren en producten op basis van verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 336 van 26.9.2014, blz. 27.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/270 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2015

tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Meloa de Santa Maria — Açores (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Portugal ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Meloa de Santa Maria — Açores” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Meloa de Santa Maria — Açores” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Meloa de Santa Maria — Açores” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 1.6. Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt, als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 350 van 4.10.2014, blz. 24.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/271 VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2015

tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Pecorino delle Balze Volterrane (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Pecorino delle Balze Volterrane” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Pecorino delle Balze Volterrane” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Pecorino delle Balze Volterrane” (BOB) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 1.3. Kaas als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 336 van 26.9.2014, blz. 23.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/272 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2015

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 over het beheer van het register van marktdeelnemers en belastingentrepots, daarmee verband houdende statistieken en rapportage overeenkomstig Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad van 2 mei 2012 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 2073/2004 (1), en met name artikel 22,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er moet worden voorkomen dat geregistreerde geadresseerden of erkende entrepothouders onterecht beweren dat zij op grond van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad (2) gemachtigd zijn accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling over te brengen naar een plaats van rechtstreekse aflevering.

(2)

Geregistreerde afzenders en erkende entrepothouders moeten daarom via het centrale register als bedoeld in artikel 19, lid 4, van Verordening (EU) nr. 389/2012 kunnen nagaan of geregistreerde geadresseerden of erkende entrepothouders een dergelijke vergunning hebben verkregen.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 van de Commissie (3) moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Er moet een voldoende lange periode worden vastgesteld zodat de Commissie veranderingen kan doorvoeren in het register van marktdeelnemers en belastingentrepots als bedoeld in artikel 19, lid 1, van Verordening (EU) nr. 389/2012.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Accijnscomité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 6, lid 3, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 wordt het volgende punt iv) toegevoegd:

„iv)

informatie over de code voor de rol van marktdeelnemers waaruit blijkt of een geregistreerde geadresseerde of een erkende entrepothouder op grond van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2008/118/EG gemachtigd is accijnsgoederen over te brengen naar een plaats van rechtstreekse aflevering (gegevensgroep 2.3 in tabel 2 van bijlage I).”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 maart 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 121 van 8.5.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 612/2013 van de Commissie van 25 juni 2013 over het beheer van het register van marktdeelnemers en belastingentrepots, daarmee verband houdende statistieken en rapportage overeenkomstig Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen (PB L 173 van 26.6.2013, blz. 9).


20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/273 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2015

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014, wat betreft de verlaging van het voor 2014 geldende Nederlandse vangstquotum voor roggen in de Uniewateren van de ICES-gebieden IIa en IV

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 105, leden 1 en 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Vanwege overbevissing in 2013 is het voor 2014 geldende Nederlandse vangstquotum voor roggen in de Uniewateren van de ICES-gebieden IIa en IV („het Nederlandse vangstquotum voor 2014”) verlaagd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 van de Commissie (2).

(2)

Na de bekendmaking van die verordening hebben de Nederlandse autoriteiten ontdekt dat de gegevens in de vangstverslagen waarop de verlaging was gebaseerd, niet correct waren toegezonden, zoals wordt gestaafd door bewijsmateriaal waarover de Commissie beschikt.

(3)

Uit de correcte gegevens, die Nederland op 12 december 2014 heeft toegezonden, blijkt dat het Nederlandse quotum voor 2013 niet overbevist was.

(4)

Bijgevolg moet de verlaging van het Nederlandse vangstquotum voor 2014 worden gecorrigeerd.

(5)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Aangezien de verlaging van het Nederlandse vangstquotum voor 2014 met ingang van de datum van inwerkingtreding van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 van toepassing is, dient de onderhavige verordening met ingang van dezelfde datum met terugwerkende kracht van toepassing te zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 19 augustus 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 van de Commissie van 11 augustus 2014 tot verlaging van de vangstquota voor 2014 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren (PB L 239 van 12.8.2014, blz. 14).


BIJLAGE

In de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 wordt de volgende rij geschrapt:

„NL

SRX

2AC4-C

Roggen

Uniewateren van IIa en IV

180,000

275,430

357,115

129,66

81,685

/

/

/

/

 

81”


20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/274 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2015

tot 226e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa'ida-netwerk

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa'ida-netwerk (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 10 februari 2015 besloten één persoon toe te voegen aan de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient daarom dienovereenkomstig te worden bijgewerkt.

(4)

Om de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgestelde maatregelen te garanderen dient de verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


ANNEX

In Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt de volgende vermelding toegevoegd aan de lijst „Natuurlijke personen”:

„Denis Mamadou Gerhard Cuspert (ook bekend als Abu Talha al-Almani). Geboortedatum: 18.10.1975. Geboorteplaats: Berlijn, Duitsland. Nationaliteit: Duits. Nationaal identificatienummer: 2550439611 (Duits nationaal identificatienummer, afgegeven in het district Friedrichshain-Kreuzberg van Berlijn, Duitsland, afgegeven op 22.4.2010, geldig tot 21.4.2020). Adres: Karl-Marx-Str. 210, 12055 Berlijn, Duitsland. Overige informatie: a) Persoonsbeschrijving: bruine ogen; zwart haar; lengte: 178 cm. Tatoeages: BROKEN DREAMS in letters (rug) en Afrikaans landschap (rechter bovenarm); b) naam vader: Richard Luc-Giffard; c) naam moeder: Sigrid Cuspert; d) bevindt zich in Syrië/Turkije (situatie januari 2015). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 10.2.2015.”


20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/275 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 314/2004 van 19 februari 2004 inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (1), en met name artikel 11, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004 worden de personen en entiteiten vermeld waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

In Besluit 2011/101/GBVB van de Raad (2) worden de natuurlijke personen en rechtspersonen aangewezen op wie de beperkende maatregelen van artikel 5 van dat besluit van toepassing zijn, en bij Verordening (EG) nr. 314/2004 wordt uitvoering gegeven aan dat besluit voor zover maatregelen op het niveau van de Unie vereist zijn.

(3)

Op 19 februari 2015 heeft de Raad besloten de namen van vijf overleden personen te schrappen van de lijst van personen op wie de beperkende maatregelen van toepassing zijn. Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004 moet worden gewijzigd teneinde de samenhang met het besluit van de Raad te waarborgen.

(4)

Verordening (EG) nr. 314/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Om de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgestelde maatregelen te garanderen dient de verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 55 van 24.2.2004, blz. 1.

(2)  Besluit 2011/101/GBVB van 15 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (PB L 42 van 16.2.2011, blz. 6).


BIJLAGE

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004 worden de volgende natuurlijke personen geschrapt van de lijst „I. Personen”:

 

Naam (en eventuele aliassen)

1.

CHINDORI-CHININGA, Edward Takaruza

2.

KARAKADZAI, Mike Tichafa

3.

SAKUPWANYA, Stanley Urayayi

4.

SEKEREMAYI, Lovemore

5.

SHAMUYARIRA, Nathan Marwirakuwa


20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/276 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EG

116,3

IL

80,8

MA

83,9

TR

122,7

ZZ

100,9

0707 00 05

EG

191,6

TR

188,8

ZZ

190,2

0709 93 10

MA

191,6

TR

223,5

ZZ

207,6

0805 10 20

EG

46,3

IL

69,1

MA

51,5

TN

61,9

TR

68,2

ZZ

59,4

0805 20 10

IL

132,3

MA

106,7

ZZ

119,5

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

EG

93,4

IL

129,0

JM

118,8

MA

115,7

TR

78,7

US

145,3

ZZ

113,5

0805 50 10

EG

41,1

TR

58,9

ZZ

50,0

0808 10 80

BR

69,1

CL

94,8

MK

29,8

US

176,3

ZZ

92,5

0808 30 90

CL

123,6

CN

72,2

ZA

93,2

ZZ

96,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/20


BESLUIT (GBVB) 2015/277 VAN DE RAAD

van 19 februari 2015

tot wijziging van Besluit 2011/101/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 februari 2011 heeft de Raad Besluit 2011/101/GBVB vastgesteld (1).

(2)

De Raad heeft Besluit 2011/101/GBVB getoetst in het licht van de politieke ontwikkelingen in Zimbabwe.

(3)

De beperkende maatregelen dienen te worden verlengd tot en met 20 februari 2016.

(4)

Het reisverbod en de bevriezing van de tegoeden dienen te worden gehandhaafd ten aanzien van twee personen en één entiteit vermeld in bijlage I bij Besluit 2011/101/GBVB. De schorsing van het reisverbod en de bevriezing van tegoeden die gelden voor de in bijlage II bij dat besluit vermelde personen en entiteiten, dienen ook verlengd te worden. De namen van vijf overleden personen moeten worden geschrapt uit de bijlagen I en II bij dat besluit.

(5)

Besluit 2011/101/GBVB dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 10 van Besluit 2011/101/GBVB wordt vervangen door:

„Artikel 10

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit is van toepassing tot en met 20 februari 2016.

3.   De maatregelen in artikel 4, lid 1, en in artikel 5, leden 1 en 2, voor zover van toepassing op de personen en entiteiten in bijlage II, worden tot en met 20 februari 2016 geschorst.

De schorsing wordt elke drie maanden geëvalueerd.

4.   Het besluit wordt voortdurend getoetst en het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad oordeelt dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.”

Artikel 2

De namen van de personen die zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit worden geschrapt van de lijst in de bijlagen I en II van Besluit 2011/101/GBVB.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

E. RINKĒVIČS


(1)  Besluit 2011/101/GBVB van de Raad van 15 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (PB L 42 van 16.2.2011, blz. 6).


BIJLAGE

 

Naam (en eventuele aliassen)

1.

CHINDORI-CHININGA, Edward Takaruza

2.

KARAKADZAI, Mike Tichafa

3.

SAKUPWANYA, Stanley Urayayi

4.

SEKEREMAYI, Lovemore

5.

SHAMUYARIRA, Nathan Marwirakuwa


20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/22


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/278 VAN DE COMMISSIE

van 18 februari 2015

tot wijziging van Besluit 2010/221/EU wat betreft nationale maatregelen ter preventie van het binnenbrengen van bepaalde ziekten bij waterdieren in delen van Ierland, Finland en het Verenigd Koninkrijk

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 791)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (1), en met name artikel 43, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2010/221/EU van de Commissie (2) staat bepaalde lidstaten toe om beperkingen inzake het in de handel brengen en de invoer van zendingen van waterdieren toe te passen om het binnenbrengen van bepaalde ziekten te voorkomen, mits die lidstaten hebben aangetoond dat hun grondgebied of bepaalde afgebakende gebieden vrij zijn van de ziekte in kwestie of dat zij een uitroeiings- of bewakingsprogramma hebben om die ziektevrijheid te realiseren.

(2)

In Besluit 2010/221/EU is vastgesteld dat de in bijlage I bij dat besluit opgenomen lidstaten en delen daarvan moeten worden beschouwd als vrij van de ziekten die in die bijlage zijn vermeld. Daarnaast zijn bij dat besluit de uitroeiingsprogramma's goedgekeurd die door bepaalde lidstaten zijn goedgekeurd met betrekking tot de in bijlage II bij dat besluit vermelde gebieden en ziekten. Het besluit heeft eveneens een programma ter bewaking van ostreid herpesvirus 1 μνar (OsHV-1 μVar) goedgekeurd dat met betrekking tot de in bijlage III bij dat besluit vermelde gebieden door bepaalde lidstaten is goedgekeurd.

(3)

Volgens bijlage I bij Besluit 2010/221/EU zijn de volgende delen van het Verenigd Koninkrijk vrij van het ostreid herpesvirus 1 μνar (OsHV-1 μVar): het grondgebied van Groot-Brittannië, met uitzondering van Whitstable Bay in Kent, de riviermond van de Blackwater in Essex, en Poole Harbour in Dorset, het gebied Larne Lough in Noord-Ierland en het grondgebied van Guernsey.

(4)

Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat OsHV-1 μVar ook is ontdekt bij Crassostrea gigas in de Crouch in Essex. Dit incident is een nieuwe uitbraak van OsHV-1 μVar in een deel van het grondgebied van Groot-Brittannië dat momenteel vrij verklaard is van de desbetreffende ziekte. De geografische afbakening van de gebieden van het Verenigd Koninkrijk met goedgekeurde nationale maatregelen, die zijn opgenomen in de lijst in bijlage I bij Besluit 2010/221/EU, moet daarom worden gewijzigd.

(5)

Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie eveneens meegedeeld dat de vermelding van de geografische afbakening van de delen van Noord-Ierland die vrij verklaard zijn van OsHV-1 μVar in bijlage I bij Besluit 2010/221/EU niet overeenstemt met zijn verklaring. De juiste afbakening is: „Het grondgebied van Noord-Ierland, met uitzondering van Dundrum Bay, Killough Bay, Lough Foyle, Carlingford Lough en Strangford Lough”. Bijlage I moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De continentale delen van het grondgebied van Finland worden in bijlage II bij Besluit 2010/221/EU vermeld als een gebied waarvoor een programma is goedgekeurd ter uitroeiing van bacterial kidney disease (BKD).

(7)

Bijgevolg worden bij Besluit 2010/221/EU bepaalde nationale maatregelen van Finland goedgekeurd ten aanzien van verplaatsingen van zendingen van aquacultuurdieren van gevoelige soorten naar die gebieden. Met het oog op een nieuwe evaluatie van de geschiktheid van die nationale maatregelen beperkt artikel 3, lid 2, van dat besluit de toepassing van die maatregelen echter tot uiterlijk 31 december 2015.

(8)

Finland heeft de Commissie meegedeeld dat het besloten heeft BKD te verwijderen van de lijst van ziekten bij waterdieren die in Finland verplicht moeten worden bestreden en uitgeroeid. Dat besluit is op 1 december 2014 in werking getreden. Bijgevolg heeft Finland vanaf die datum niet langer een uitroeiingsprogramma voor BKD dat voor het geheel of voor delen van zijn grondgebied is goedgekeurd overeenkomstig artikel 43 van Richtlijn 2006/88/EG. Bijgevolg moet de vermelding voor Finland in bijlage II bij Besluit 2010/221/EU worden geschrapt; deze wijziging moet van toepassing zijn met ingang van 1 december 2014.

(9)

In bijlage III bij Besluit 2010/221/EU worden momenteel zeven compartimenten op het grondgebied van Ierland vermeld waarvoor een programma ter bewaking van ostreid herpesvirus 1 μνar (OsHV-1 μVar) is goedgekeurd.

(10)

Ierland heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat OsHV-1 μVar is ontdekt in één van die compartimenten, namelijk in Askeaton Bay in compartiment 6. Bijgevolg moet de geografische afbakening van compartiment 6 in de vermelding van Ierland in bijlage III bij Besluit 2010/221/EU worden gewijzigd.

(11)

Besluit 2010/221/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I, II en III bij Besluit 2010/221/EU worden vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 december 2014.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 februari 2015.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.

(2)  Besluit 2010/221/EU van de Commissie van 15 april 2010 tot goedkeuring van nationale maatregelen ter beperking van het effect van bepaalde ziekten bij aquacultuurdieren of wilde waterdieren overeenkomstig artikel 43 van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad (PB L 98 van 20.4.2010, blz. 7).


BIJLAGE

BIJLAGE I

Lidstaten en gebieden die worden beschouwd als vrij van de in de tabel vermelde ziekten en die nationale maatregelen mogen nemen ter voorkoming van het binnenbrengen van die ziekten overeenkomstig artikel 43, lid 2, van Richtlijn 2006/88/EG

Ziekte

Lidstaat

Code

Geografische afbakening van het gebied met goedgekeurde nationale maatregelen

Voorjaarsviremie van de karper (SVC)

Denemarken

DK

Het hele grondgebied

Ierland

IE

Het hele grondgebied

Hongarije

HU

Het hele grondgebied

Finland

FI

Het hele grondgebied

Zweden

SE

Het hele grondgebied

Verenigd Koninkrijk

VK

Het hele grondgebied van het Verenigd Koninkrijk;

de grondgebieden van Guernsey, Jersey en het eiland Man

Bacterial Kidney Disease (BKD)

Ierland

IE

Het hele grondgebied

Verenigd Koninkrijk

VK

Het grondgebied van Noord-Ierland;

de grondgebieden van Guernsey, Jersey en het eiland Man

Infectieuze pancreatische necrose (IPN)

Finland

FI

De continentale delen van het grondgebied

Zweden

SE

De continentale delen van het grondgebied

Verenigd Koninkrijk

VK

Het grondgebied van het eiland Man

Besmettingen met Gyrodactylus salaris (GS)

Ierland

IE

Het hele grondgebied

Finland

FI

De stroomgebieden van de Tenojoki en de Näätämönjoki; de stroomgebieden van de Paatsjoki, de Tuulomajoki, en de Uutuanjoki worden als buffergebied aangemerkt

Verenigd Koninkrijk

VK

Het hele grondgebied van het Verenigd Koninkrijk;

de grondgebieden van Guernsey, Jersey en het eiland Man

Ostreid herpesvirus 1 μνar (OsHV-1 μVar)

Verenigd Koninkrijk

VK

Het grondgebied van Groot-Brittannië, met uitzondering van Whitstable Bay in Kent, de riviermond van de Blackwater en de Crouch in Essex, en Poole Harbour in Dorset;

het grondgebied van Noord-Ierland, met uitzondering van Dundrum Bay, Killough Bay, Lough Foyle, Carlingford Lough en Strangford Lough;

het grondgebied van Guernsey

BIJLAGE II

Lidstaten en delen daarvan met programma's ter uitroeiing van bepaalde ziekten bij aquacultuurdieren, die nationale maatregelen mogen nemen ter bestrijding van die ziekten overeenkomstig artikel 43, lid 2, van Richtlijn 2006/88/EG

Ziekte

Lidstaat

Code

Geografische afbakening van het gebied met goedgekeurde nationale maatregelen

Bacterial Kidney Disease (BKD)

Zweden

SE

De continentale delen van het grondgebied

Infectieuze pancreatische necrose (IPN)

Zweden

SE

De kustgebieden van het grondgebied

BIJLAGE III

Lidstaten en gebieden met programma's ter bewaking van ostreid herpesvirus 1 μνar (OsHV-1 μVar), die nationale maatregelen mogen nemen ter bestrijding van die ziekte overeenkomstig artikel 43, lid 2, van Richtlijn 2006/88/EG

Ziekte

Lidstaat

Code

Geografische afbakening van het gebied met goedgekeurde nationale maatregelen (lidstaten, zones en compartimenten)

Ostreid herpesvirus 1 μνar (OsHV-1 μVar)

Ierland

IE

Compartiment 1: Sheephaven Bay

Compartiment 2: Gweebara Bay

Compartiment 3: Killala Bay, Broadhaven Bay en Blacksod Bay

Compartiment 4: Streamstown Bay

Compartiment 5: Bertraghboy Bay en Galway Bay.

Compartiment 6: Poulnasharry Bay

Compartiment 7: Kenmare Bay


20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/26


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/279 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2015

betreffende de goedkeuring van het acculadende Asola-zonnedak als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's in de zin van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 12, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 februari 2014 heeft de leverancier Asola Technologies GmbH („de aanvrager”) een aanvraag ingediend voor goedkeuring van het acculadende Asola-zonnedak als innoverende technologie. De aanvraag is overeenkomstig artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie (2) op volledigheid beoordeeld. De Commissie stelde vast dat in de oorspronkelijke aanvraag relevante informatie ontbrak en verzocht de aanvrager deze aan te vullen. Op 28 mei 2014 heeft de aanvrager de vereiste informatie verstrekt. De aanvraag werd volledig geacht en de periode waarbinnen de Commissie de aanvraag moest beoordelen, ging in op de dag na de datum van officiële ontvangst van de complete informatie, d.w.z. op 29 mei 2014.

(2)

De aanvraag is beoordeeld overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 en de Technical Guidelines for the preparation of applications for the approval of innovative technologies pursuant to Regulation (EC) No 443/2009 („de technische richtsnoeren”) (3).

(3)

De aanvraag heeft betrekking op het acculadende Asola-zonnedak. Het zonnedak wordt gevormd door een fotovoltaïsch paneel dat op het dak van het voertuig wordt geïnstalleerd. Het fotovoltaïsche paneel zet omgevingsenergie om in elektrische energie, die via een spanningsregelaar in een in het voertuig geïnstalleerde accu wordt opgeslagen. De Commissie is van oordeel dat uit de in de aanvraag verstrekte informatie blijkt dat aan de in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009 en in de artikelen 2 en 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 bedoelde voorwaarden en criteria is voldaan.

(4)

De aanvrager heeft aangetoond dat een acculadend zonnedaksysteem van het in deze aanvraag beschreven type in niet meer dan 3 % van de in het referentiejaar 2009 geregistreerde nieuwe personenauto's is toegepast.

(5)

Om te bepalen welke CO2-besparingen deze innoverende technologie bij montage in een voertuig zal opleveren, moet overeenkomstig de artikelen 5 en 8 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 het basisvoertuig worden gedefinieerd waarmee de doelmatigheid van het met de innoverende technologie uitgeruste voertuig moet worden vergeleken. De Commissie is van oordeel dat het basisvoertuig een voertuigvariant moet zijn die in alle opzichten identiek is aan het eco-innovatievoertuig met uitzondering van het zonnedak en, indien van toepassing, zonder de extra accu en andere apparaten die specifiek voor de omzetting van zonne-energie in elektriciteit en de opslag ervan nodig zijn. Voor een nieuwe versie van een voertuig waarop het zonnedakpaneel wordt geïnstalleerd, moet het basisvoertuig het voertuig zijn waarbij het zonnedakpaneel wordt afgekoppeld en rekening wordt gehouden met de verandering in massa als gevolg van de installatie van het zonnedak.

(6)

De aanvrager heeft een methode verstrekt om de CO2-vermindering te testen; die methode omvat formules die gebaseerd zijn op de technische richtsnoeren met betrekking tot een acculadend zonnedak. De Commissie is van mening dat bovendien moet worden aangetoond in welke mate het totale energieverbruik van het voertuig met betrekking tot zijn vervoersfunctie wordt verbeterd in vergelijking met de energie die wordt verbruikt voor de werking van apparaten die tot doel hebben het comfort van de bestuurder of de passagiers te vergroten.

(7)

Bij de bepaling van de besparing moet ook rekening worden gehouden met de opslagcapaciteit van één in het voertuig geïnstalleerde accu of de aanwezigheid van een extra accu die alleen bestemd is voor de opslag van de door het zonnedak opgewekte elektriciteit.

(8)

De Commissie is van oordeel dat de testmethode overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 verifieerbare, herhaalbare en vergelijkbare resultaten zal opleveren en dat de methode de CO2-emissievoordelen van de innoverende technologie op realistische wijze en met een sterke statistische significantie kan aantonen.

(9)

Tegen die achtergrond is de Commissie van oordeel dat de aanvrager afdoende heeft aangetoond dat de door de innoverende technologie bereikte emissiereductie ten minste 1 g CO2/km bedraagt.

(10)

Aangezien bij de typegoedkeuringstest wat CO2-emissies betreft als bedoeld in Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (5) geen rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van een zonnedak en de extra energie die door middel van deze technologie wordt geleverd, is de Commissie van oordeel dat het acculadende Asola-zonnedak niet onder de standaardtestcyclus valt. De Commissie constateert dat het verificatierapport is opgesteld door TÜV SÜD Auto Service GmbH — een onafhankelijke en gecertificeerde instantie — en dat het rapport de conclusies in de aanvraag bevestigt.

(11)

Tegen die achtergrond moet volgens de Commissie geen bezwaar worden gemaakt tegen de goedkeuring van de innoverende technologie in kwestie.

(12)

Gezien het feit dat de methode voor het vaststellen van de besparing aan CO2-emissies met het Asola-zonnedak in alle essentiële onderdelen vergelijkbaar is met de methode die bij Uitvoeringsbesluit 2014/806/EU van de Commissie (6) is goedgekeurd, acht de Commissie het met het oog op een coherente aanpak passend te bepalen dat de methode die in dat besluit wordt beschreven, ook op het Asola-zonnedak wordt toegepast.

(13)

Fabrikanten die de CO2-besparingen die uit de toepassing van de bij dit besluit goedgekeurde innoverende technologie voortvloeien, willen aanwenden om hun gemiddelde specifieke CO2-emissies te verlagen en zo hun specifieke emissiedoelstelling te verwezenlijken, moeten overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 in hun aanvraag voor een EG-typegoedkeuringscertificaat voor de betrokken voertuigen naar dit besluit verwijzen.

(14)

Om de algemene eco-innovatiecode vast te stellen die overeenkomstig de bijlagen I, VIII en IX bij Richtlijn 2007/46/EG in de desbetreffende typegoedkeuringsdocumenten moet worden vermeld, moet de individuele code die voor de bij dit uitvoeringsbesluit goedgekeurde innoverende technologie moet worden gebruikt, worden gespecificeerd.

(15)

De termijn voor de beoordeling van de innoverende technologie zoals bedoeld in artikel 10, lid 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 verloopt binnenkort. Daarom moet dit uitvoeringsbesluit zo snel mogelijk in werking treden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het acculadende Asola-zonnedak, dat bestemd is voor gebruik in voertuigen van categorie M1, wordt goedgekeurd als innoverende technologie in de zin van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009.

2.   De CO2-emissiereductie door het gebruik van het in lid 1 bedoelde acculadende Asola-zonnedak wordt bepaald volgens de in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/806/EU beschreven methode.

3.   De individuele eco-innovatiecode die moet worden vermeld in de typegoedkeuringsdocumentatie voor de bij dit uitvoeringsbesluit goedgekeurde innoverende technologie, is „11”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie van 25 juli 2011 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 194 van 26.7.2011, blz. 19).

(3)  http://ec.europa.eu/clima/policies/transport/vehicles/cars/docs/guidelines_en.pdf (versie van februari 2013).

(4)  Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).

(6)  Uitvoeringsbesluit 2014/806/EU van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de goedkeuring van het acculadende Webasto-zonnedak als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 332 van 19.11.2014, blz. 34).


RICHTSNOEREN

20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/29


RICHTSNOER (EU) 2015/280 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 13 november 2014

houdende de instelling van het productie- en aanbestedingsstelsel van het Eurosysteem (ECB/2014/44)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 128, lid 1,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name artikel 12.1, artikel 14.3 en artikel 16,

Overwegende:

(1)

Artikel 128, lid 1 van het Verdrag en artikel 16 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (de „ESCB-statuten”) bepalen dat de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) het alleenrecht heeft machtiging te geven tot de uitgifte van eurobankbiljetten binnen de Unie. Dit alleenrecht omvat de bevoegdheid tot afbakening van het juridische eurobankbiljettenproductie- en aanbestedingskader. De ECB kan verantwoordelijkheid voor de eurobankbiljettenproductie toedelen aan de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten (de „NCB's”), zulks overeenkomstig het procentuele aandeel van de NCB's in het geplaatste kapitaal van de ECB voor het betreffende boekjaar en berekend met behulp van de in artikel 29.1 van de statuten bedoelde wegingen van de NCB's in de verdeelsleutel (de „kapitaalverdeelsleutel”). Het juridische eurobankbiljettenproductie- en aanbestedingskader moet enerzijds voldoen aan het vereiste neergelegd in artikel 127, lid 1 van het Verdrag en in artikel 2 van de ESCB-statuten, opdat het Eurosysteem optreedt in overeenstemming met het beginsel van openmarkteconomie met vrije mededinging, waarbij een doelmatige middelenallocatie wordt bevorderd, en anderzijds moet dit kader rekening houden met de bijzondere aard van eurobankbiljetten die worden geproduceerd opdat het Eurosysteem deze als veilig betaalmiddel kan uitgeven. Het juridische eurobankbiljettenproductie-en aanbestedingskader moet er eveneens rekening mee houden dat sommige NCB's in hun eigen huisdrukkerij eurobankbiljetten produceren.

(2)

Gezien de bovengenoemde beginselen heeft de Raad van bestuur op 10 juli 2003 besloten dat vanaf 1 januari 2012 in het Eurosysteem op de aanbesteding van de eurobankbiljetten een gemeenschappelijke competitieve aanpak (de „gemeenschappelijke Eurosysteemtenderprocedure”) van toepassing moet zijn, zoals bepaald in Richtsnoer ECB/2004/18 (1). In maart 2011 heeft de Raad van bestuur besloten de start van de gemeenschappelijke Eurosysteemtenderprocedure tot 1 januari 2014 uit te stellen, tenzij de Raad van bestuur in de tussentijd een andere startdatum vastgesteld zou hebben en houdende nadere evaluatie van de situatie (2). In december 2013 heeft de Raad van bestuur voorts besloten dat de gemeenschappelijke Eurosysteemtenderprocedure zou starten op een door haar vast te stellen datum, zulks vanwege gewijzigde veronderstellingen waarop de verwachte gemeenschappelijke Eurosysteemtenderprocedure gebaseerd was (3).

(3)

De Raad van bestuur heeft besloten dat een gemeenschappelijk Eurosysteemproductie- en aanbestedingsstelsel (het „EPPS”) een mogelijk alternatief is, zulks rekening houdend met een sedert 2014 competitiever geworden markt en omdat de toepassing van de gemeenschappelijke Eurosysteemtenderprocedure thans geen voordeel biedt ten opzichte van bestaande regelingen.

(4)

Om een continue aanvoer te verzekeren, de know-how binnen het Eurosysteem te handhaven, concurrentie te versterken en de kosten op Eurosysteemniveau te verlagen, en te profiteren van de innovatie in de particuliere en overheidssector, moet het EPPS uit twee pijlers bestaan: een groep van NCB's die hun eurobankbiljetten in een huisdrukkerij produceren (de groep „huisdrukkerij-NCB's”), en een groep van NCB's die hun eurobankbiljetten aanbesteden (de groep „tender-NCB's”). Het EPPS moet de efficiënte eurobankbiljettenproductie in het Eurosysteem bevorderen. Bovendien zal het EPPS nadere afstemming van de juridische voorschriften vereisen die van toepassing zijn op tender-NCB's, zoals bijvoorbeeld aangaande het gebruik van geschiktheidscriteria in het tenderproces en in de contractuele voorwaarden. De EPPS-voorschriften moeten beogen gelijke voorwaarden bij tenders inzake de eurobankbiljettenproductie te waarborgen.

(5)

Tender-NCB's blijven verantwoordelijk voor de productie en aanbesteding van eurobankbiljetten die overeenkomstig de kapitaalverdeelsleutel aan hun zijn toegewezen. Om aan hun verplichtingen te voldoen moeten die NCB's de eurobankbiljettenproductie aanbesteden, en voeren die tenderprocedures overeenkomstig de toepasselijke aanbestedingsvoorschriften afzonderlijk of gezamenlijk met andere NCB's uit. Om gelijke concurrentievoorwaarden te verzekeren moeten tender-NCB's hun tendervoorschriften overeenkomstig de Unie-voorschriften en nationaal aanbestedingsrecht trachten af te stemmen.

(6)

De huisdrukkerij-NCB's blijven verantwoordelijk voor de productie en aanbesteding van eurobankbiljetten die overeenkomstig de kapitaalverdeelsleutel aan hun zijn toegewezen. Rekening houdend met noodzakelijke gelijke concurrentievoorwaarden tussen alle drukkerijen moeten die NCB's ervoor zorgen dat huisdrukkerijen niet deelnemen aan tenders voor de productie van eurobankbiljetten die georganiseerd en uitgevoerd worden binnen de Unie en van derden buiten de huisdrukkerij-NCB's geen opdrachten aanvaarden voor de productie van eurobankbiljetten.

(7)

Indien zij een samenwerking aangaan, moet de huisdrukkerij-NCB's het toepasselijke nationale en Unierecht naleven. Indien voor de verwezenlijking van deze samenwerking een afzonderlijke rechtspersoon opgericht wordt, kan een NCB een huisdrukkerij-NCB worden, indien zij gezamenlijk over deze rechtspersoon zeggenschap uitoefent zoals bedoeld in dit richtsnoer.

(8)

Eurobankbiljetten zijn gevoelige en technologisch innovatieve producten. De eurobankbiljettenproductie moet daarom in een volledig beveiligde, gecontroleerde en vertrouwelijke omgeving geschieden die steeds een betrouwbare ononderbroken aanvoer van hoge kwaliteit garandeert. Bovendien moet het Eurosysteem ter dege rekening houden met de mogelijke impact van de eurobankbiljettenproductie op de volksgezondheid, de openbare veiligheid en op het milieu.

(9)

De Raad van bestuur monitort ontwikkelingen inzake de belangrijkste grondstoffen en productiefactoren aangaande de eurobankbiljettenaanbesteding en -productie en, indien nodig, neemt zij toereikende maatregelen om te verzekeren dat de selectie en aanschaffing van alle belangrijke grondstoffen en factoren voor de eurobankbiljettenproductie de continue eurobankbiljettenaanvoer verzekert, en, zonder afbreuk te doen aan Unie-mededingingsrecht en de bevoegdheden van de Europese Commissie, voorkomen wordt dat een contractant of leverancier een dominante marktpositie misbruikt.

(10)

De bepalingen van dit richtsnoer worden, indien nodig, geïnterpreteerd overeenkomstig de regels in Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) en, met ingang van 18 april 2016, Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (5).

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit richtsnoer wordt verstaan onder:

1.   „arm's length principle”: luidens dit beginsel waarborgen interne regelingen effectief een volledige scheiding tussen de administratie van een overheidsdrukkerij en haar administratie als overheidsinstantie, en terugbetaling door een overheidsdrukkerij van de alle kosten van administratieve en organisatorische ondersteuning die zij zijdens die overheidsinstantie heeft ontvangen. Om een eerlijke mededinging te waarborgen wanneer overheidsdrukkerijen inschrijven op een aanbesteding is vereist dat werkzaamheden inzake het drukken van eurobankbiljetten financieel volledig gescheiden zijn van hun overige activiteiten om te waarborgen dat al dan niet rechtstreeks geen staatssteun wordt verleend die in enigerlei opzicht onverenigbaar is met het Verdrag. Een onafhankelijke externe audit controleert deze financiële scheiding jaarlijks, en certificeert deze, en rapporteert dat aan de Raad van bestuur.

2.   „huisdrukkerij”: een drukkerij die a) juridisch en organisatorisch een onderdeel is van een NCB, of b) een afzonderlijke rechtspersoon, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

i)

de NCB of de NCB's oefenen zeggenschap uit over de betrokken rechtspersoon die vergelijkbaar is met de door haar over haar eigen afdelingen uitgeoefende zeggenschap;

ii)

meer dan 80 % van de werkzaamheden van de onder zeggenschap staande rechtspersoon betreffen uitvoering van aan haar door de zeggenschap uitoefenende NCB of NCB's toevertrouwde taken;

iii)

er is geen directe particuliere deelname in de onder zeggenschap staande rechtspersoon.

Voor de vaststelling van het onder b), ii), bedoelde werkzaamhedenpercentage wordt de gemiddelde totale omzet in aanmerking genomen, of een alternatieve op een passende activiteit gebaseerde maatstaf, zoals door de betrokken rechtspersoon aangaande diensten, leveringen en werken gedurende drie jaar voorafgaande aan de contractgunning gemaakte kosten.

Het volstaat aan te tonen dat de werkzaamhedenmaatstaf geloofwaardig is, met name middels commerciële prognoses, indien de omzet of de alternatieve op een passende activiteit gebaseerde maatstaf zoals kosten hetzij niet beschikbaar is voor de drie voorafgaande jaren, of niet langer relevant is vanwege de oprichtingsdatum van de rechtspersoon, of de startdatum van de werkzaamheden of vanwege werkzaamhedenregorganisatie.

Een NCB wordt geacht zeggenschap uit te oefenen over een rechtspersoon die vergelijkbaar is met de door haar over haar eigen afdelingen uitgeoefende zeggenschap zoals bedoeld onder b), i), van de eerste alinea, indien zij een doorslaggevende invloed uitoefent over de strategische doelstellingen en significante besluiten van de onder zeggenschap staande rechtspersoon.

NCB's worden geacht gezamenlijk zeggenschap uit te oefenen over een rechtspersoon indien aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan: a) de besluitvormende organen van de onder zeggenschap staande rechtspersoon bestaan uit vertegenwoordigers van alle deelnemende NCB's; de onderscheiden vertegenwoordigers kunnen meerdere of alle deelnemende NCB's vertegenwoordigen; b) die NCB's kunnen gezamenlijk zeggenschap uitoefenen de strategische doelstellingen en significante besluiten van de onder zeggenschap staande rechtspersoon; c) de onder zeggenschap staande rechtspersoon streeft geen belangen na die indruisen tegen belangen van de zeggenschap uitoefenende NCB's;

3.   „overheidsinstanties”: alle overheidsinstanties, waaronder de Staat en regionale, lokale of andere territoriale overheden en centrale banken;

4.   „overheidsdrukkerijen”: drukkerijen waarover overheidsinstanties al dan niet rechtstreeks een dominante invloed kunnen uitoefenen middels hun eigendom van die drukkerijen, hun financiële deelname daarin, of de regels die op die drukkerijen van toepassing zijn. Uitoefening van dominerende invloed door de overheidsinstanties wordt aangenomen, indien deze overheidsinstanties al dan niet rechtstreeks, ten aanzien van de drukkerij: a) de meerderheid van het geplaatste kapitaal houden; b) de meerderheid van de stemrechten controleert, die zijn verbonden aan de door die drukkerijen uitgegeven aandelen, of c) meer dan de helft van de leden van het administratieve, leidinggevende of het toezichthoudende orgaan van de drukkerij kan benoemen.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.   Het EPPS zet een tweepijlermodel op voor de eurobankbiljettenproductie en -aanbesteding. Zulks omvat dat tender-NCB's de eurobankbiljettenproductie aanbesteden, alsook dat huisdrukkerijen van de huisdrukkerij-NCB's de eurobankbiljetten produceren.

2.   NCB's zijn verantwoordelijk voor de productie en aanbesteding van eurobankbiljetten die overeenkomstig de kapitaalverdeelsleutel aan hun zijn toegewezen.

TITEL II

TENDER-NCB's

Artikel 3

Algemene beginselen

NCB's zonder huisdrukkerijen maken deel uit van de tendergroep (tender-NCB's).

Artikel 4

Tenders

1.   Elke tender-NCB is verantwoordelijk voor de aanbesteding van de eurobankbiljettenproductie en voeren die tenderprocedures overeenkomstig de toepasselijke aanbestedingsregels en overeenkomstig de in dit richtsnoer vastgelegde voorschriften uit, al dan niet gezamenlijk met andere tender-NCB's.

2.   Om concurrentie in de markt voor eurobankbiljettenproductie te handhaven, verdelen de tender-NCB's in beginsel en behoudens nationaal aanbestedingsrecht de aanbestedingen in meerdere kavels en zou een inschrijver niet meerdere kavels gegund moeten krijgen.

3.   Tender-NCB's vermelden in de aanbestedingsdocumenten dat overheidsdrukkerijen het arm's-lengthbeginsel toegepast moeten hebben voordat zij deelnemen aan een aanbesteding, zulks om in aanmerking te komen voor tenderdeelname.

Artikel 5

Harmonisatie van voorschriften

Om gelijke concurrentievoorwaarden te verzekeren moeten tender-NCB's beogen hun tendervoorschriften, waaronder geschiktheidscriteria, overeenkomstig de Unievoorschriften en nationaal aanbestedingsrecht af te stemmen.

TITEL III

HUISDRUKKERIJ-NCB's

Artikel 6

Algemene beginselen

1.   NCB's die eurobankbiljetten in huisdrukkerijen produceren maken deel uit van de groep huisdrukkerij-NCB's.

2.   De huisdrukkerij-NCB's dragen er zorg voor dat hun huisdrukkerijen niet deelnemen aan tenders voor de eurobankbiljettenproductie die georganiseerd en uitgevoerd worden binnen de Unie en van derden buiten de huisdrukkerij-NCB's geen opdrachten aanvaarden voor de eurobankbiljettenproductie.

Artikel 7

Samenwerking tussen huisdrukkerij-NCB's

1.   Voor een kosteneffeciëntere eurobankbiljettenproductie overwegen huisdrukkerij-NCB's passende samenwerkingsvormen aan te gaan, zoals gezamenlijke inkoop en het delen en implementeren van beste praktijken voor het productieproces om hun publieke taak van bankbiljettenproductie zo goed mogelijk te vervullen.

2.   Huisdrukkerij-NCB's kunnen al dan niet deelnemen aan dergelijke samenwerkingsvormen, mits zij bij deelname zich ertoe verbinden gedurende ten minste drie jaar betrokken te blijven bij de relevante initiatieven (tenzij zij binnen deze periode deel gaan uitmaken van de tender-NCB's), zulks gezien de noodzakelijke continuïteit en de door de partijen gedane investeringen.

Artikel 8

Oprichting van een afzonderlijke rechtspersoon, of een niet-geïnstitutionaliseerde horizontale samenwerking om gezamenlijk publieke taken uit te voeren

1.   Voor de gezamenlijke uitvoering van publieke taken gaan huisdrukkerij-NCB's de mogelijkheid na van de oprichting van a) een afzonderlijke rechtspersoon bestaande uit hun huisdrukkerijen, of b) overwegen een niet-geïnstitutionaliseerde horizontale samenwerking op basis van een samenwerkingsovereenkomst.

2.   De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de in lid 1 genoemde samenwerkingsvormen:

a)

Indien een uit hoofde van artikel 8, lid 1, onder a) opgerichte rechtspersoon direct een eurobankbiljettenproductiecontract gegund wordt, moeten de betrokken NCB's over deze rechtspersoon gezamenlijk zeggenschap uitoefenen zoals bedoeld in de definitie van gezamenlijke zeggenschap in artikel 1, onder punt 2.

b)

Uit hoofde van artikel 8, lid 1, onder b) afgesloten overeenkomsten voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

i)

de overeenkomst zet de samenwerking tussen de huisdrukkerij-NCB's op, of geeft daar uitvoering aan, om te waarborgen dat de door hen uit te voeren overheidsdiensten uitgevoerd worden om de gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken;

ii)

op de implementatie van die samenwerking zijn uitsluitend overwegingen van openbaar belang van toepassing;

iii)

de huisdrukkerij-NCB's voeren middels de samenwerking op de open markt minder dan 20 % van de door de samenwerking bestreken werkzaamheden uit. Ter vaststelling van het percentage van de bovengenoemde werkzaamheden zijn de tweede en het derde alinea van artikel 1, lid 2 van overeenkomstige toepassing.

TITEL IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Intrekking

Richtsnoer ECB/2004/18 wordt met ingang van 1 januari 2015 ingetrokken.

Artikel 10

Vankrachtwording en implementatie

Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten. De centrale banken van het Eurosysteem voldoen met ingang van 1 januari 2015 aan dit richtsnoer.

Artikel 11

Overgangsperiode aangaande de toepassing van artikel 4, lid 3

In afwijking van artikel 4, lid 3 kunnen op voor 1 juli 2015 geïnitieerde tenders afwijkende voorschriften van toepassing zijn aangaande de uitsluiting van tenderdeelnemers.

Artikel 12

Evaluatie

De Raad van bestuur evalueert dit richtsnoer in het begin van 2017 en elke twee jaar daarna.

Artikel 13

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 13 november 2014.

Voor de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer ECB/2004/18 van 16 september 2004 inzake de aanbesteding van eurobankbiljetten (PB L 320 van 21.10.2004, blz. 21).

(2)  Richtsnoer ECB/2011/3 van 18 maart 2011 houdende wijziging van Richtsnoer ECB/2004/18 inzake de aanbesteding van eurobankbiljetten (PB L 86 van 1.4.2011, blz. 77).

(3)  Richtsnoer ECB/2013/49 van 18 december 2013 tot wijziging van Verordening ECB/2004/18 inzake de aanbesteding van eurobankbiljetten (PB L 32 van 1.2.2014, blz. 36).

(4)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114).

(5)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).


Rectificaties

20.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/34


Rectificatie van Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010

( Publicatieblad van de Europese Unie L 60 van 28 februari 2014 )

Bladzijde 57, artikel 16, lid 1, onder d):

in plaats van:

„d)

indien er nevendiensten gebundeld zijnet een kredietovereenkomst, het antwoord op de vraag of elk onderdeel van de bundel afzonderlijk kan worden beëindigd en welke implicaties dat heeft voor de consument.”

te lezen:

„d)

indien er nevendiensten gebundeld zijn met een kredietovereenkomst, het antwoord op de vraag of elk onderdeel van de bundel afzonderlijk kan worden beëindigd en welke implicaties dat heeft voor de consument.”

Bladzijde 57, artikel 17, lid 6, eerste volzin:

in plaats van:

„Indien in de kredietovereenkomst is toegestaan dat de debetrentevoet kan worden gewijzigd, dragen de lidstaten er zorg voor dat de consument, ten minste door middel van het ESIS, wordt ingelicht over de mogelijke effecten van wijzigingen op het te betalen bedrag en op het jaarlijkse kostenpercentage.”,

te lezen:

„Indien in de kredietovereenkomst is toegestaan dat de debetrentevoet kan worden gewijzigd, dragen de lidstaten er zorg voor dat de consument, ten minste door middel van het ESIS, wordt ingelicht over de mogelijke effecten van wijzigingen op de te betalen bedragen en op het jaarlijkse kostenpercentage.”.