ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 39

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
14 februari 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2015/229 van de Raad van 12 februari 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/230 van de Raad van 12 februari 2015 houdende uitvoering van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/231 van de Commissie van 11 februari 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 720/2014 betreffende de toekenning van rechten tot invoer voor de aanvragen die voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2015 zijn ingediend in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 431/2008 geopende tariefcontingent voor bevroren rundvlees, en tot vaststelling van aanvullende hoeveelheden die moeten worden toegewezen

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/232 van de Commissie van 13 februari 2015 tot wijziging en rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof koperverbindingen ( 1 )

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/233 van de Commissie van 13 februari 2015 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot valuta waarin de centrale bank zeer nauw omschreven toelaatbaarheidcriteria hanteert ingevolge Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/234 van de Commissie van 13 februari 2015 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 wat betreft de tijdelijke invoer van vervoermiddelen die bestemd zijn om te worden gebruikt door een in het douanegebied van de Unie gevestigde natuurlijk persoon

13

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/235 van de Commissie van 13 februari 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

15

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2015/236 van de Raad van 12 februari 2015 tot wijziging van Besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran

18

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/237 van de Commissie van 12 februari 2015 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/237/EU betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van schadelijke organismen te voorkomen, wat bepaalde groenten en fruit van oorsprong uit India betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 662)

21

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen ( PB L 179 van 19.6.2014 )

23

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

14.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 39/1


VERORDENING (EU) 2015/229 VAN DE RAAD

van 12 februari 2015

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 267/2012 (2) van de Raad geeft uitvoering aan de bij Besluit 2010/413/GBVB vastgestelde maatregelen.

(2)

Op 12 februari 2015 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2015/236 (3) tot wijziging van Besluit 2010/413/GBVB vastgesteld om de vrijstelling uit hoofde van artikel 20, lid 14, van dat besluit te verlengen tot 30 juni 2015 voor handelingen en transacties die worden verricht ten aanzien van de op de lijst geplaatste entiteiten, voor zover dat nodig is voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit contracten die vóór 23 januari 2012 zijn gesloten of uit aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van deze verplichtingen indien de levering van Iraanse ruwe olie en petroleumproducten of de opbrengst daarvan bedoeld is als betaling van uitstaande bedragen in verband met contracten die gesloten zijn vóór 23 januari 2012, aan personen of entiteiten die zich bevinden op het grondgebied van de lidstaten of onder hun rechtsmacht vallen, en deze contracten uitdrukkelijk voorzien in deze betaling.

(3)

Die maatregel valt onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat de maatregel in alle lidstaten uniform door marktdeelnemers wordt toegepast.

(4)

Verordening (EU) nr. 267/2012 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 28 bis, onder b), van Verordening (EU) nr. 267/2012 worden de woorden „tot 31 december 2014” vervangen door de woorden „tot 30 juni 2015”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 februari 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

E. RINKĒVIČS


(1)  PB L 195 van 27.7.2010, blz. 39.

(2)  Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88 van 24.3.2012, blz. 1).

(3)  Zie blz. 18 van dit Publicatieblad.


14.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 39/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/230 VAN DE RAAD

van 12 februari 2015

houdende uitvoering van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 961/2010 (1), en met name artikel 46, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 maart 2012 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 267/2012 vastgesteld.

(2)

In zijn arrest van 12 december 2013 in zaak T-58/12 heeft het Gerecht van de Europese Unie het besluit van de Raad om Gholam Golparvar, Ghasem Nabipour, Mansour Eslami, Mohamad Talai, Mohammad Fard, Alireza Ghezelayagh, Hassan Zadeh, Mohammad Pajand, Ahmad Sarkandi, Seyed Rasool en Ahmad Tafazoly op te nemen op de lijst van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen als bedoeld in bijlage IX van Verordening (EU) nr. 267/2012, nietig verklaard.

(3)

Gholam Golparvar moet op grond van een nieuwe motivering opnieuw worden opgenomen op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten.

(4)

In zijn arrest van 3 juli 2014 in zaak T-565/12 heeft het Gerecht van de Europese Unie het besluit van de Raad om de National Iranian Tanker Company op te nemen op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 267/2012, nietig verklaard.

(5)

De National Iranian Tanker Company moet op grond van een nieuwe motivering opnieuw worden opgenomen op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten.

(6)

Verordening (EU) nr. 267/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 267/2012 wordt overeenkomstig de bijlage bij deze verordening gewijzigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 februari 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

E. RINKĒVIČS


(1)  PB L 88 van 24.3.2012, blz. 1.


BIJLAGE

I.

De volgende entiteit wordt opgenomen op de lijst in deel I van bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 267/2012:

I.   Personen en entiteiten die betrokken zijn bij nucleaire activiteiten of activiteiten met betrekking tot ballistische raketten en personen en entiteiten die de regering van Iran steunen

B.   Entiteiten

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum plaatsing op de lijst

140.

National Iranian Tanker Company (NITC)

35 East Shahid Atefi Street, Africa Ave., 19177 Tehran, P.O. Box: 19395-4833,

Tel: +98 2123801,

Email: info@nitc-tankers.com; alle kantoren wereldwijd

De National Iranian Tanker Company verleent financiële steun aan de regering van Iran via haar aandeelhouders het Iranian State Retirement Fund, de Iranian Social Security Organization en het Oil Industry Employees Retirement and Savings Fund, welke entiteiten onder zeggenschap staan van de staat. Voorts is NITC een van de grootste exploitanten van ruwe-olietankers ter wereld en een van de grootste vervoerders van Iraanse ruwe olie. NITC levert aldus logistieke steun aan de regering van Iran via het vervoer van Iraanse olie.

 

II.

De volgende persoon wordt opgenomen op de lijst in deel III van bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 267/2012:

III.   Islamic Republic of Iran Shipping Lines (IRISL)

A.   Persoon

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum plaatsing op de lijst

8.

Gholam Hossein Golparvar

Geboren op 23 januari 1957, Iraniër. Identiteitskaart nr. 4207.

De heer Golparvar handelt namens IRISL en daarmee verbonden ondernemingen. Hij is commercieel directeur geweest van IRISL, alsmede directeur en aandeelhouder van de SAPID Shipping Company, een niet bij het dagelijks bestuur betrokken directeur en aandeelhouder van HDSL, en aandeelhouder van de Rhabaran Omid Darya Ship Management Company, die door de EU zijn aangewezen als handelend namens IRISL.

 


14.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 39/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/231 VAN DE COMMISSIE

van 11 februari 2015

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 720/2014 betreffende de toekenning van rechten tot invoer voor de aanvragen die voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2015 zijn ingediend in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 431/2008 geopende tariefcontingent voor bevroren rundvlees, en tot vaststelling van aanvullende hoeveelheden die moeten worden toegewezen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 720/2014 van de Commissie (2) is een toewijzingscoëfficiënt vastgesteld die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarvoor aanvragen voor rechten tot invoer voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2015 zijn ingediend in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 431/2008 van de Commissie (3) geopende tariefcontingent voor bevroren rundvlees.

(2)

Na de bekendmaking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 720/2014 heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van een administratieve fout die tot gevolg had dat in de kennisgeving gewag werd gemaakt van een hoeveelheid die groter was dan de werkelijk aangevraagde hoeveelheid. Als rekening wordt gehouden met de werkelijk aangevraagde hoeveelheid, leidt dit tot een verhoging van de toewijzingscoëfficiënt en van de aan alle betrokken marktdeelnemers toe te wijzen rechten tot invoer.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 720/2014 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Er moeten regels worden vastgesteld voor de toewijzing aan de marktdeelnemers van de hieruit voortvloeiende aanvullende rechten tot invoer.

(5)

Aangezien de aanvullende rechten tot invoer zo snel mogelijk moeten worden toegewezen, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 720/2014 wordt „27,09851 %” vervangen door „28,237983 %”.

Artikel 2

De lidstaten wijzen uiterlijk op 9 maart 2015 de aanvullende rechten tot invoer die uit de in artikel 1 vastgestelde wijziging voortvloeien (de „aanvullende rechten tot invoer”), toe aan marktdeelnemers die in het kader van Verordening (EG) nr. 431/2008 rechten tot invoer hadden aangevraagd voor de invoertariefcontingentperiode van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2015 en dergelijke rechten tot invoer toegewezen hadden gekregen.

De aanvullende rechten tot invoer die aan deze marktdeelnemers moeten worden toegewezen, bedragen 1,139473 % van de aangevraagde hoeveelheden.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 720/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 betreffende de toekenning van rechten tot invoer voor de aanvragen die voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2015 zijn ingediend in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 431/2008 geopende tariefcontingent voor bevroren rundvlees (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 65).

(3)  Verordening (EG) nr. 431/2008 van de Commissie van 19 mei 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 (PB L 130 van 20.5.2008, blz. 3).


14.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 39/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/232 VAN DE COMMISSIE

van 13 februari 2015

tot wijziging en rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof koperverbindingen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 21, lid 3, tweede alternatief, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Koperverbindingen zijn bij Richtlijn 2009/37/EG van de Commissie (2) als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3), onder de voorwaarde dat de betrokken lidstaten ervoor zorgen dat de kennisgever op wiens verzoek koperverbindingen in die bijlage zijn opgenomen, nadere bevestigende informatie verstrekt over het risico van inhalering en de risicobeoordeling voor niet tot de doelsoorten behorende organismen en voor bodem en water.

(2)

De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4).

(3)

De kennisgever heeft binnen de daarvoor voorziene termijn aan de als rapporteur optredende lidstaat Frankrijk aanvullende informatie verstrekt in de vorm van studies naar het risico van inhalering en de risicobeoordeling voor niet tot de doelsoorten behorende organismen en voor bodem en water.

(4)

Frankrijk heeft de door de kennisgever ingediende aanvullende informatie beoordeeld. Op 8 juni 2012 heeft Frankrijk zijn beoordeling, in de vorm van een addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag, aan de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) overgelegd.

(5)

De Commissie heeft de EFSA geraadpleegd en die heeft haar advies over de risicobeoordeling voor koperverbindingen op 22 mei 2013 gepresenteerd (5).

(6)

De Commissie heeft de kennisgever verzocht zijn opmerkingen over het evaluatieverslag voor koperverbindingen in te dienen.

(7)

Gezien de door de kennisgever ingediende aanvullende informatie was de Commissie van mening dat de vereiste nadere bevestigende informatie niet volledig was verstrekt en dat met name de specifieke bepaling in deel A, rij 277, van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 met betrekking tot monitoringprogramma's inzake verontreiniging met koper, niet toereikend is voor een beoordeling van de risico's voor het milieu.

(8)

Er wordt bevestigd dat de werkzame stof koperverbindingen geacht moet worden krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 te zijn goedgekeurd. Om na te gaan of verdere gebruiksbeperkingen noodzakelijk zijn ter voorkoming van onaanvaardbare effecten voor het milieu, moet met name worden vereist dat de kennisgever bij de Commissie, de EFSA en de lidstaten een monitoringprogramma indient voor gebieden waar de verontreiniging van bodem en water (met inbegrip van sedimenten) met koper problematisch is of kan worden. De resultaten van dat monitoringprogramma moeten eveneens worden ingediend.

(9)

De maximumgehalten voor bepaalde zware metalen, zoals vermeld in deel A, rij 277, van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, zijn in afwijking van de desbetreffende specificaties van de FAO bij vergissing met een foutieve meeteenheid vermeld. Het maximumgehalte in de bijlage bij die uitvoeringsverordening moet daarom worden gerectificeerd.

(10)

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De lidstaten moet voldoende tijd worden gegund om de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die koperverbindingen bevatten, te wijzigen of in te trekken.

(12)

Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die koperverbindingen bevatten, moet deze periode uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aflopen.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

Deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Overgangsmaatregelen

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 moeten de lidstaten indien nodig de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die koperverbindingen als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 6 september 2015 wijzigen of intrekken.

Artikel 3

Respijtperiode

Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en uiterlijk op 6 september 2016 aflopen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2009/37/EG van de Commissie van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron en zèta-cypermethrin op te nemen als werkzame stoffen (PB L 104 van 24.4.2009, blz. 23).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(5)  Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of confirmatory data submitted for the active substance Copper (I), copper (II) variants namely copper hydroxide, copper oxychloride, tribasic copper sulfate, copper (I) oxide, Bordeaux mixture. EFSA Journal 2013;11(6):3235 [40 blz.] doi:10.2903/j.efsa.2013.3235. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm


BIJLAGE

In deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt rij 277 over de werkzame stof koperverbindingen vervangen door:

Nummer

Benaming,

identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„277

Koperverbindingen:

 

 

1 december 2009

31 januari 2018

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als bactericide en fungicide.

DEEL B

Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die koper bevatten voor andere toepassingen dan voor tomaten in kassen, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en ervoor zorgen dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend.

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over koperverbindingen dat op 23 januari 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de specificatie van het technische materiaal zoals commercieel vervaardigd, die bevestigd en met passende analytische gegevens onderbouwd moet worden. Het in de toxiciteitsdossiers gebruikte testmateriaal moet worden vergeleken met deze specificatie van het technische materiaal en aan de hand daarvan worden gecontroleerd;

de veiligheid van de toedieners en werknemers, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de gebruiksvoorwaarden indien nodig de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven;

de bescherming van in het water levende en niet tot de doelsoorten behorende organismen. Ten aanzien van deze risico's moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen, zoals bufferzones, worden toegepast;

de hoeveelheid toegediende werkzame stof, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de toegelaten hoeveelheden, wat dosering en aantal toedieningen betreft, de laagste zijn waarmee het gewenste effect kan worden bereikt en geen onaanvaardbare effecten voor het milieu veroorzaken, rekening houdend met de achtergrondniveaus van koper op de plaats van toediening.

De kennisgevers moeten bij de Commissie, de EFSA en de lidstaten een monitoringprogramma indienen voor kwetsbare gebieden waar de verontreiniging van bodem en water (met inbegrip van sedimenten) met koper problematisch is of kan worden.

Dat monitoringprogramma moet uiterlijk op 31 juli 2015 worden ingediend. De tussentijdse resultaten van dat monitoringprogramma moeten uiterlijk op 31 december 2016 in de vorm van een tussentijds verslag bij de lidstaat-rapporteur, de Commissie en de EFSA worden ingediend. De eindresultaten moeten uiterlijk op 31 december 2017 worden ingediend.”

koperhydroxide

CAS-nr.: 20427-59-2

CIPAC-nr.: 44.305

koper(II)hydroxide

≥ 573 g/kg

koperoxychloride

CAS-nr.: 1332-65-6 of 1332-40-7

CIPAC-nr.: 44.602

dikoperchloridetrihydroxide

≥ 550 g/kg

koperoxide

CAS-nr.: 1317-39-1

CIPAC-nr.: 44.603

koperoxide

≥ 820 g/kg

Bordeauxse pap

CAS-nr.: 8011-63-0

CIPAC-nr.: 44.604

niet toegekend

≥ 245 g/kg

tribasisch kopersulfaat

CAS-nr.: 12527-76-3

CIPAC-nr.: 44.306

niet toegekend

≥ 490 g/kg

De volgende onzuiverheden zijn uit toxicologisch oogpunt van belang en mogen de onderstaande niveaus niet overschrijden (uitgedrukt in g/g):

 

lood: max. 0,0005 g/g (kopergehalte);

 

cadmium: max. 0,0001 g/g (kopergehalte);

 

arseen: max. 0,0001 g/g (kopergehalte).


14.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 39/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/233 VAN DE COMMISSIE

van 13 februari 2015

tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot valuta waarin de centrale bank zeer nauw omschreven toelaatbaarheidcriteria hanteert ingevolge Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 416, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 416, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vereist dat de instellingen activa als liquide rapporteren indien zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Overeenkomstig de derde alinea van dat artikel kan de voorwaarde dat de activa een toelaatbare zekerheid voor normale liquiditeitsoperaties van een centrale bank in een lidstaat of de centrale bank van een derde land vormen buiten toepassing worden gelaten voor liquide activa die worden aangehouden om te voldoen aan liquiditeitsuitstromen in een valuta waarin de centrale bank zeer nauw omschreven toelaatbaarheidcriteria hanteert.

(2)

Onder erkenning van het belang dat Verordening (EU) nr. 575/2013 bij de kwalificering van een actief als liquide aan de toelaatbaarheidscriteria van de centrale bank hecht, moet de lijst van de valuta waarin de centrale bank zeer nauw omschreven toelaatbaarheidscriteria hanteert, worden beperkt tot die valuta waarin de toelaatbaarheidscriteria van de centrale bank enkel betrekking hebben op schuldtitels van de centrale overheid en door de centrale bank uitgegeven schuldtitels en niet op andere activa die liquide activa omvatten in overeenstemming met de bijkomende vereisten als bepaald in de artikelen 416 en 417 van die verordening.

(3)

De Europese Bankautoriteit (EBA) heeft op basis van de beste beschikbare kennis die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten over de toelaatbaarheidscriteria van de centrale bank in een bepaalde valuta is verstrekt een beoordeling uitgevoerd. In het geval van Bulgarije bleek uit de beoordeling dat de centrale bank aan instellingen geen liquiditeit verleent, behalve in buitengewone omstandigheden. Bij het zich ontwikkelen van een liquiditeitsrisico dat van invloed kan zijn op de stabiliteit van het banksysteem kan de Bulgaarse nationale bank aan een solvabele bank in lev luidende kredieten met een looptijd van niet meer dan drie maanden verstrekken mits zij volledig worden gedekt door zekerheden in de vorm van goud, vreemde valuta of andere dergelijke zeer liquide activa. De Bulgaarse lev moet bijgevolg worden beschouwd als een valuta waarin de centrale bank zeer nauw omschreven toelaatbaarheidcriteria hanteert.

(4)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die de EBA aan de Commissie heeft voorgelegd.

(5)

De EBA heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke kosten en baten geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen (2),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De valuta waarin de centrale bank zeer nauw omschreven toelaatbaarheidcriteria hanteert die voldoen aan de voorwaarden als bedoeld in de derde alinea van artikel 416, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013, zijn vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


BIJLAGE

Bulgaarse lev (BGN)


14.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 39/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/234 VAN DE COMMISSIE

van 13 februari 2015

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 wat betreft de tijdelijke invoer van vervoermiddelen die bestemd zijn om te worden gebruikt door een in het douanegebied van de Unie gevestigde natuurlijk persoon

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), en met name artikel 247,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2) kunnen vervoermiddelen tijdelijk in het douanegebied van de Unie worden ingevoerd en daar onder bepaalde voorwaarden door natuurlijke personen worden gebruikt.

(2)

Uit recente voorvallen is gebleken dat misbruik wordt gemaakt van de tijdelijke invoer van vervoermiddelen.

(3)

Verordening (EEG) nr. 2454/93 moet worden gewijzigd om te voorkomen dat dergelijk misbruik kan plaatsvinden.

(4)

Om het ontstaan van douaneschulden als gevolg van een gebrek aan informatie over de nieuwe bepalingen te vermijden, moeten de lidstaten en de Commissie de tijd krijgen om het publiek over de nieuwe juridische situatie te informeren.

(5)

Verordening (EEG) nr. 2454/93 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 561, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt vervangen door:

„2.   Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend wanneer vervoermiddelen voor bedrijfsdoeleinden of voor particuliere doeleinden worden gebruikt door een in het douanegebied van de Unie gevestigde natuurlijk persoon die bij een buiten het douanegebied van de Unie gevestigde eigenaar, huurder of lessee van het vervoermiddel in dienst is.

Het particuliere gebruik van het vervoermiddel is toegestaan voor de reis tussen de plaats van de beroepswerkzaamheden en de woonplaats van de werknemer of voor de uitoefening van in de arbeidsovereenkomst vastgelegde beroepswerkzaamheden van de werknemer.

Op verzoek van de douaneautoriteiten moet de persoon die gebruikmaakt van het vervoermiddel, een kopie van de arbeidsovereenkomst overleggen.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).


14.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 39/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/235 VAN DE COMMISSIE

van 13 februari 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EG

140,4

IL

91,3

MA

85,1

TR

103,8

ZZ

105,2

0707 00 05

EG

191,6

JO

217,9

TR

194,6

ZZ

201,4

0709 91 00

EG

57,5

ZZ

57,5

0709 93 10

MA

209,9

TR

235,6

ZZ

222,8

0805 10 20

EG

46,2

IL

68,1

MA

54,3

TN

53,2

TR

67,6

ZZ

57,9

0805 20 10

IL

132,5

MA

108,2

ZZ

120,4

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

EG

97,1

IL

150,1

JM

116,6

MA

128,7

TR

80,0

ZZ

114,5

0805 50 10

TR

55,3

ZZ

55,3

0808 10 80

BR

68,3

CL

94,3

CN

119,5

MK

22,6

US

191,3

ZZ

99,2

0808 30 90

CL

163,8

ZA

100,6

ZZ

132,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

14.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 39/18


BESLUIT (GBVB) 2015/236 VAN DE RAAD

van 12 februari 2015

tot wijziging van Besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB (1), en met name artikel 23,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 26 juli 2010 Besluit 2010/413/GBVB vastgesteld.

(2)

Besluit 2010/413/GBVB laat onder meer toe dat verplichtingen worden uitgevoerd die voortvloeien uit contracten die vóór 23 januari 2012 zijn gesloten of uit aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van deze verplichtingen indien de levering van ruwe olie en petroleumproducten of de opbrengst van de levering ervan bedoeld is als betaling van uitstaande bedragen in verband met contracten die gesloten zijn vóór 23 januari 2012 uit Iran aan personen of entiteiten op het grondgebied of onder de rechtsmacht van de lidstaten, en deze contracten uitdrukkelijk voorzien in deze betaling.

(3)

Bij Besluit 2010/413/GBVB wordt tevens bepaald dat de in dat besluit vervatte bevriezing van activa niet geldt voor handelingen en transacties die worden verricht ten aanzien van entiteiten die in bijlage II bij dat besluit zijn vermeld, voor zover dat nodig is voor de uitvoering, tot en met 31 december 2014, van de desbetreffende verplichtingen.

(4)

De Raad is van oordeel dat die afwijking moet worden verlengd tot en met 30 juni 2015.

(5)

Voor de uitvoering van de maatregelen waarin dit besluit voorziet, is nieuw optreden van de Unie nodig.

(6)

In zijn arrest van 12 december 2013 in zaak T-58/12 heeft het Gerecht van de Europese Unie het besluit van de Raad om Gholam Golparvar, Ghasem Nabipour, Mansour Eslami, Mohamad Talai, Mohammad Fard, Alireza Ghezelayagh, Hassan Zadeh, Mohammad Pajand, Ahmad Sarkandi, Seyed Rasool en Ahmad Tafazoly op te nemen op de lijst van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen als bedoeld in bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB, nietig verklaard.

(7)

Gholam Golparvar moet op grond van een nieuwe motivering opnieuw worden opgenomen op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten.

(8)

In zijn arrest van 3 juli 2014 in zaak T-565/12 heeft Gerecht van de Europese Unie het besluit van de Raad om de National Iranian Tanker Company op te nemen op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB, nietig verklaard.

(9)

De National Iranian Tanker Company moet op grond van een nieuwe motivering opnieuw worden opgenomen op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten.

(10)

Besluit 2010/413/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 20, lid 14, van Besluit 2010/413/GBVB van de Raad wordt vervangen door:

„14.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op handelingen en transacties die verricht worden ten aanzien van de in bijlage II vermelde entiteiten voor zover deze nodig zijn voor de uitvoering tot en met 30 juni 2015 van de in artikel 3 quater, lid 2, bedoelde verplichtingen mits voor deze handelingen en transacties, geval per geval, vooraf toestemming is verleend door de betrokken lidstaat. De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie in kennis van zijn voornemen om toestemming te verlenen.”

Artikel 2

Bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 12 februari 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

E. RINKĒVIČS


(1)  PB L 195 van 27.7.2010, blz. 39.


BIJLAGE

I.

De volgende entiteit wordt opgenomen op de lijst in deel I van bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB:

I.   Personen en entiteiten die betrokken zijn bij nucleaire activiteiten of activiteiten met betrekking tot ballistische raketten en personen en entiteiten die de regering van Iran steunen.

B.   Entiteiten

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum plaatsing op de lijst

140.

National Iranian Tanker Company (NITC)

35 East Shahid Atefi Street, Africa Ave., 19177 Tehran, P.O. Box: 19395-4833,

Tel. +98 2123801,

Email: info@nitc-tankers.com; alle kantoren wereldwijd

De National Iranian Tanker Company verleent financiële steun aan de regering van Iran via haar aandeelhouders het Iranian State Retirement Fund, de Iranian Social Security Organization en het Oil Industry Employees Retirement and Savings Fund, welke entiteiten onder zeggenschap staan van de staat. Voorts is NITC een van de grootste exploitanten van ruwe-olietankers ter wereld en een van de grootste vervoerders van Iraanse ruwe olie. NITC levert aldus logistieke steun aan de regering van Iran via het vervoer van Iraanse olie.

 

II.

De volgende persoon wordt opgenomen op de lijst in deel III van bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB:

III.   Islamic Republic of Iran Shipping Lines (IRISL)

A.   Persoon

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum plaatsing op de lijst

8.

Gholam Hossein Golparvar

Geboren op 23 januari 1957, Iraniër. Identiteitskaart nr. 4207.

De heer Golparvar handelt namens IRISL en daarmee verbonden ondernemingen. Hij is commercieel directeur geweest van IRISL, alsmede directeur en aandeelhouder van de SAPID Shipping Company, een niet bij het dagelijks bestuur betrokken directeur en aandeelhouder van HDSL, en aandeelhouder van de Rhabaran Omid Darya Ship Management Company, die door de EU zijn aangewezen als handelend namens IRISL.

 


14.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 39/21


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/237 VAN DE COMMISSIE

van 12 februari 2015

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/237/EU betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van schadelijke organismen te voorkomen, wat bepaalde groenten en fruit van oorsprong uit India betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 662)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 16, lid 3, derde zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gezien de tekortkomingen die bij de door de Commissie in 2010 en 2013 in India verrichte audits werden geconstateerd, en het hoge aantal onderschepte zendingen van schadelijke organismen op bepaalde planten en plantaardige producten van oorsprong uit India, werd de invoer van vijf goederen die het vaakst werden onderschept vanwege de aanwezigheid van schadelijke organismen, waaronder planten, met uitzondering van zaden, van Mangifera L., bij Uitvoeringsbesluit 2014/237/EU (2) verboden.

(2)

Uit de door de Commissie van 2 tot en met 12 september 2014 in India verrichte audit bleken aanzienlijke verbeteringen in het fytosanitaire uitvoercertificeringssysteem van dat land.

(3)

Voorts heeft India verzekerd dat er passende technische maatregelen voorhanden zijn om ervoor te zorgen dat de uitvoer van planten van Mangifera L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit India vrij is van schadelijke organismen.

(4)

In deze context is geconcludeerd dat het risico van het binnenbrengen van schadelijke organismen in de Unie door de invoer van planten van Mangifera L., met uitzondering van zaden, tot een aanvaardbaar niveau kan worden gereduceerd indien deze passende maatregelen worden genomen.

(5)

Daarom moet Uitvoeringsbesluit 2014/237/EU dienovereenkomstig worden gewijzigd teneinde het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van planten van Mangifera L., met uitzondering van zaden, uit India toe te staan.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit 2014/237/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van planten, met uitzondering van zaden en wortels, van Colocasia Schott en van planten, met uitzondering van zaden, van Momordica L., Solanum melongena L. en Trichosanthes L., van oorsprong uit India, is verboden.”

.

2)

Het volgende artikel 1 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van planten van Mangifera L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit India, is alleen toegestaan wanneer deze vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat, als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder ii), eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG, met onder de rubriek „Aanvullende verklaring” een vermelding van de passende maatregelen die zijn genomen om ervoor te zorgen dat de planten vrij zijn van schadelijke organismen.”

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 februari 2015.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2014/237/EU van de Commissie van 24 april 2014 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van schadelijke organismen te voorkomen, wat bepaalde groenten en fruit van oorsprong uit India betreft (PB L 125 van 26.4.2014, blz. 93).


Rectificaties

14.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 39/23


Rectificatie bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 179 van 19 juni 2014 )

Op blz. 56, bijlage X, punt 1 „Symbolen van de Unie in kleur”, laatste deel „Contrast met achtergrondkleuren”:

in plaats van:

Image

te lezen:

Image

Op blz. 57, bijlage X, punt 2 „Symbolen van de Unie in zwart-wit”, laatste deel „Symbolen van de Unie in zwart-wit in negatiefdruk”,

in plaats van:

Image

te lezen:

Image