ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 30

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
6 februari 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie betreffende de datum van ondertekening van het tussen de Europese Unie en de Republiek Guinee-Bissau overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de beide partijen

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2015/174 van de Commissie van 5 februari 2015 tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) nr. 10/2011 betreffende materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen ( 1 )

2

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/175 van de Commissie van 5 februari 2015 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van guarpitmeel van oorsprong of verzonden uit India wegens de risico's van verontreiniging met pentachloorfenol en dioxinen ( 1 )

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/176 van de Commissie van 5 februari 2015 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier voor een benaming die is opgenomen in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Prekmurska gibanica (GTS))

16

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/177 van de Commissie van 5 februari 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

17

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2015/178 van de Raad van 27 januari 2015 inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het subcomité sanitaire en fytosanitaire maatregelen, in het subcomité douane en in het subcomité geografische aanduidingen, welke subcomités zijn ingesteld bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, wat betreft de vaststelling van besluiten van het subcomité sanitaire en fytosanitaire maatregelen, het subcomité douane, en het subcomité geografische aanduidingen inzake hun reglement van orde

20

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/179 van de Commissie van 4 februari 2015 tot machtiging van de lidstaten om af te wijken van een aantal bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van houten verpakkingsmateriaal vervaardigd uit naaldbomen (Coniferales) in de vorm van munitiekisten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika onder toezicht van het Amerikaanse ministerie van Defensie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 445)

38

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsbesluit 2013/50/EU van de Commissie van 22 januari 2013 tot verlening van een vergunning voor uitbreiding van het gebruik van chiazaad (Salvia hispanica) als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad ( PB L 21 van 24.1.2013 )

42

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

6.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/1


Informatie betreffende de datum van ondertekening van het tussen de Europese Unie en de Republiek Guinee-Bissau overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de beide partijen

Op 24 november 2014 is het tussen de Europese Unie en de Republiek Guinee-Bissau overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen beide partijen ondertekend.

Overeenkomstig artikel 18 van het Protocol, wordt het Protocol voorlopig toegepast vanaf de datum van ondertekening, te weten 24 november 2014.


VERORDENINGEN

6.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/2


VERORDENING (EU) 2015/174 VAN DE COMMISSIE

van 5 februari 2015

tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) nr. 10/2011 betreffende materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (1), en met name artikel 5, lid 1, onder a) tot en met e), artikel 11, lid 3, en artikel 12, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie (2) bevat een Unielijst van toegelaten stoffen die voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof mogen worden gebruikt (hierna „de Unielijst” genoemd).

(2)

Wijnsteenzuur (FCM-stofnummer 161) werd in 1991 door het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (hierna „het WCMV” genoemd) beoordeeld (3). Het WCMV bracht alleen een gunstig advies uit voor de natuurlijk voorkomende vorm van wijnsteenzuur (L-(+)-wijnsteenzuur). Het sloot uitdrukkelijk de DL-vorm van wijnsteenzuur uit. Uit de WCMV-beoordeling volgde dat alleen L-(+)-wijnsteenzuur geen gevaar voor de menselijke gezondheid inhoudt, terwijl dit niet voor alle overige vormen van die stof is aangetoond. Daarom dient uit de naam van de in tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 opgenomen stofnaam duidelijk te blijken dat daar alleen L-(+)-wijnsteenzuur wordt bedoeld. Bijgevolg dient de naam van FCM-stofnummer 161 overeenkomstig te worden gewijzigd.

(3)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna „de Autoriteit” genoemd) bracht een advies uit met een herevaluatie van de toelaatbare dagelijkse inname (hierna „TDI” genoemd) van fenol (4). Fenol (FCM-stofnummer 241) is in tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 opgenomen als een uitgangsstof. De algemene specifieke migratielimiet (hierna „SML” genoemd) van 60 mg/kg die in artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 10/2011 is vastgesteld, geldt voor die stof. Bij de herevaluatie van fenol heeft de Autoriteit de TDI teruggebracht van 1,5 mg/kg lichaamsgewicht/dag naar 0,5 mg/kg lichaamsgewicht/dag. De Autoriteit constateerde dat de blootstelling als gevolg van alle bronnen boven de TDI lag, terwijl de blootstelling als gevolg van materialen die met levensmiddelen in contact komen, waarschijnlijk binnen de bandbreedte van de TDI lag. Naast de TDI dient een allocatiefactor van 10 % voor de blootstelling als gevolg van met levensmiddelen in contact komende materialen te worden gehanteerd om een voldoende vermindering van de fenolblootstelling te bereiken. Bij de vaststelling van de migratielimiet wordt uitgegaan van de conventionele aanname dat een persoon van 60 kg lichaamsgewicht dagelijks 1 kg levensmiddel tot zich neemt. Bijgevolg dient, op basis van de TDI, van de allocatiefactor en van de aanname met betrekking tot de blootstelling, voor fenol een SML van 3 mg/kg te worden vastgesteld om te verzekeren dat fenol de menselijke gezondheid niet in gevaar brengt.

(4)

1,4-butaandiolformal (FCM-stofnummer 344) werd in 2000 door het WCMV beoordeeld (5). Het WCMV concludeerde dat een SML van 0,05 mg/kg voor deze stof diende te worden bepaald. In kolom 8 van tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 is verkeerdelijk aangegeven dat de stof niet in aantoonbare hoeveelheden mag migreren, hetgeen dus dient te worden gecorrigeerd.

(5)

Het WCMV stelde voor om het restgehalte van de stof 1,4-butaandiolformal (FCM-stofnummer 344) in het materiaal te bepalen in plaats van de naleving van de SML te controleren, omdat er geen geschikte methode voorhanden was om de stof in levensmiddelen of levensmiddelensimulanten te bepalen. Thans zijn geschikte methoden beschikbaar om de stof in levensmiddelen of levensmiddelensimulanten te bepalen. Bijgevolg dient de controle op de naleving door het bepalen van het restgehalte te worden vervangen door migratietesten. 1,4-butaandiolformal kan in contact met levensmiddelen of levensmiddelensimulaten hydrolyseren tot 1,4-butaandiol (FCM-stofnummer 254) en formaldehyde (FCM-stofnummer 98). Bijgevolg mogen de totale SML's die voor deze stoffen zijn vastgesteld, niet worden overschreden. Daardoor dient 1,4-butaandiolformal te worden toegevoegd aan groepsbeperkingen 15 en 30. Omdat hydrolyse alleen in bepaalde gevallen optreedt, dienen in tabel 3 regels te worden toegevoegd wanneer controle op de naleving van deze groepsbeperkingen vereist is.

(6)

De Autoriteit heeft een gunstig wetenschappelijk advies uitgebracht (6) over een mogelijke uitbreiding van het gebruik van uitgangsstof 1,4:3,6-dianhydrosorbitol (FCM-stofnummer 364) naar het gebruik als comonomeer voor de productie van polyesters, indien gebruikt in een concentratie tot 40 mol % van de diol-component in combinatie met ethyleenglycol en/of 1,4-bis(hydroxymethyl)cyclohexaan, en indien polyesters uit 1,4:3,6-dianhydrosorbitol samen met 1,4-bis(hydroxymethyl)cyclohexaan niet worden gebruikt in contact met levensmiddelen met een alcoholgehalte van meer dan 15 %. De uitbreiding van het gebruik van de stof naar de nieuwe specificaties houdt geen gevaar in voor de menselijke gezondheid indien die voorwaarden worden nageleefd. Bijgevolg dient de toelating van FCM-stofnummer 364 te worden gewijzigd zodat deze de bijkomende specificaties omvat.

(7)

De Autoriteit heeft een gunstig wetenschappelijk advies uitgebracht (7) over een mogelijke uitbreiding van het gebruik van de stof kaolien (FCM-stofnummer 410) tot deeltjes in nanovorm met een dikte van minder dan 100 nm en in een verhouding tot 12 % verwerkt in ethylvinylalcohol-(EVOH) copolymeren. De uitbreiding van het gebruik van de stof naar de nieuwe specificatie houdt geen gevaar in voor de menselijke gezondheid indien die voorwaarden worden nageleefd. Bijgevolg dient de toelating van FCM-stofnummer 410 te worden gewijzigd zodat deze een specificatie en beperking over deeltjesgrootte bevatten.

(8)

De Unielijst bevat een stof met de naam „houtskool, geactiveerd” (FCM-stofnummer 713, CAS-nr. 64365-11-3). Op de markt wordt ook een andere stof gebruikt, met de naam „actieve kool” (CAS-nr. 7440-44-0). In de praktijk zijn deze beide stoffen identiek, en worden de beide benamingen door elkaar gebruikt en zijn zij synoniem. Bijgevolg dient te worden duidelijk gemaakt dat het bij FCM-stofnummer 713 gaat om de stof met de naam „houtskool, geactiveerd” en dat deze voor beide CAS-nummers geldt. De toelating van FCM-stofnummer 713 dient bijgevolg te worden gewijzigd door de toevoeging van het CAS-nummer voor actieve kool.

(9)

Op basis van nieuwe toxicologische gegevens heeft de Autoriteit een gunstig wetenschappelijk advies uitgebracht (8), waardoor de migratielimiet voor het additief 1,3,5-tris(2,2-dimethylpropaanamido)benzeen (FCM-stofnummer 784) mag worden opgetrokken tot 5 mg/kg levensmiddel. Bijgevolg dient de toelating van FCM-stofnummer 784 overeenkomstig te worden gewijzigd.

(10)

De beperking die is vastgesteld voor polyethyleenglycol(EO = 1-50)ethers van onvertakte en vertakte primaire (C8-C22)-alcoholen (FCM-stofnummer 799), verwijst naar de zuiverheidscriteria die in Richtlijn 2008/84/EG van de Commissie (9) voor ethyleenoxide zijn vastgesteld. Die richtlijn is ingetrokken door Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie (10) waarin zuiverheidseisen voor bepaalde levensmiddelenadditieven worden vastgesteld en voor die additieven een maximumgehalte ethyleenoxide wordt bepaald. Dat maximum dient ook te gelden voor stoffen met FCM-stofnummer 799.

(11)

De groep stoffen „vetzuren (C8-C22), esters met pentaerytritol” (FCM-stofnummer 880) is in tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 opgenomen met CAS-nr. 85116-93-4. Dit CAS-nummer verwijst alleen naar een subgroep van FCM-stofnummer 880 en is daarom niet passend. Voor de groep met FCM-stofnummer 880 is geen CAS-nummer bepaald. Bijgevolg dient de vermelding van FCM-stofnummer 880 in tabel 1 van bijlage I te worden gewijzigd door het CAS-nummer te schrappen.

(12)

De Autoriteit heeft een gunstig wetenschappelijk advies uitgebracht (11) over de mogelijke uitbreiding van het gebruik van de stof 2,2,4,4-tetramethylcyclobutaan-1,3-diol (FCM-stofnummer 881) naar toepassingen voor eenmalig gebruik. De conclusie van het advies was dat voor toepassingen voor eenmalig gebruik de stof geen veiligheidsrisico inhoudt indien deze als comonomeer wordt gebruikt bij de productie van polyesters in een concentratie tot 35 mol % van de diol-component, in contact met alle soorten levensmiddelen niet zijnde gedistilleerd en zeer vette levensmiddelen bij simulaties met levensmiddelensimulant D2 (plantaardige olie) voor langdurige opslag bij kamertemperatuur of lager en heet afvullen. In haar beoordeling hield de Autoriteit alleen rekening met migratietesten met 10 % ethanol en 3 % azijnzuur als basis voor een volledige beoordeling. Bijgevolg dient de uitbreiding van het gebruik evenmin levensmiddelen te omvatten met een alcoholgehalte van meer dan 10 %. Bijgevolg houdt het gebruik van deze stof, indien het toegelaten gebruik van deze stof overeenkomstig wordt verruimd en de nieuwe specificaties omvat, geen gevaar in voor de menselijke gezondheid. Bijgevolg dient de toelating van FCM-stofnummer 881 overeenkomstig te worden gewijzigd.

(13)

De Autoriteit heeft een wetenschappelijk advies uitgebracht (12) over het gebruik van drie nieuwe stoffen in nanovorm, (butadieen, ethylacrylaat, methylmethacrylaat, styreen)copolymeer vernet met divinylbenzeen (FCM-stofnummer 859), (butadieen, ethylacrylaat, methylmethacrylaat, styreen)copolymeer niet-vernet (FCM-stofnummer 998) en (butadieen, ethylacrylaat, methylmethacrylaat, styreen)copolymeer vernet met 1,3-butaandioldimethacrylaat (FCM-stofnummer 1043). De Autoriteit heeft geen veiligheidsbezwaren ingeval die stoffen worden gebruikt bij een maximaal gecombineerd gewichtspercentage van 10 % m/m in polyvinylchloride zonder weekmakers in contact met alle soorten levensmiddelen bij kamertemperatuur of lager, ook voor langdurige opslag, en wanneer afzonderlijk gebruikt of in combinatie als additieven, en wanneer de diameter van de deeltjes meer dan 20 nm bedraagt en bij ten minste 95 % daarvan de diameter meer dan 40 nm bedraagt. Bijgevolg houdt het gebruik van die stoffen geen gevaar in voor de menselijke gezondheid wanneer deze in overeenstemming met die specificaties worden gebruikt, en dienen deze stoffen daarom in tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 te worden opgenomen.

(14)

De Autoriteit heeft een gunstig wetenschappelijk advies uitgebracht (13) over het gebruik van het nieuwe polymerisatiehulpmiddel 2H-perfluoro-[(5,8,11,14-tetramethyl)-tetraethyleenglycol ethyl propyl ether] (FCM-stofnummer 903). Die stof dient alleen te worden gebruikt als polymerisatiehulpmiddel bij de polymerisatie van fluorpolymeren. Bij dat precies dienen de in het advies beschreven sinter- of verwerkingsvoorwaarden te worden toegepast. Het gebruik van die stof houdt geen gevaar in voor de menselijke gezondheid wanneer deze in overeenstemming met die specificaties wordt gebruikt, en deze stof dient in tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 te worden toegevoegd.

(15)

De Autoriteit heeft een gunstig wetenschappelijk advies uitgebracht (14) over het gebruik van het nieuwe additief ethyleen-vinylacetaat copolymeerwas (FCM-stofnummer 969), mits de stof alleen als additief to 20 % m/m in polyolefine materialen en voorwerpen wordt gebruikt en de migratie van de oligomere fractie met lage molecuulmassa van minder dan 1 000 Da niet meer dan 5 mg/kg levensmiddel bedraagt. Het gebruik van die stof houdt geen gevaar in voor de menselijke gezondheid wanneer deze in overeenstemming met die specificaties wordt gebruikt, en deze stof dient in tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 te worden toegevoegd.

(16)

De Autoriteit heeft een gunstig wetenschappelijk advies uitgebracht (15) over het gebruik van het nieuwe additief polyglycerol (FCM-stofnummer 1017). De conclusie van het advies was dat de stof geen veiligheidsrisico's inhoudt indien zij wordt gebruikt als weekmaker in een maximale gebruiksconcentratie van 6,5 % m/m in polymeermengsels van alifatisch-aromatische polyesters. Aangezien de stof volgens het advies een van nature voorkomend hydrolyseproduct is van een toegelaten levensmiddelenadditief (E 475) met toegestane gebruiksconcentraties tot 10 g/kg levensmiddel, mag worden geconcludeerd dat de stof geen veiligheidsrisico oplevert wanneer de migratie boven de algemene SML van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 10/2011 blijft. De Autoriteit kwam tot die conclusie mede op basis van het feit dat de stof niet zou ontleden bij de verwerking ervan in materialen van kunststof. Daarom zou het gebruik van de stof geen gevaar inhouden voor de menselijke gezondheid indien de algemene SML in acht wordt genomen en wordt vermeden dat de stof tijdens de verwerking ontleedt. Bijgevolg dient dit additief te worden toegevoegd in tabel 1 van bijlage I van Verordening (EU) nr. 10/2011, met een bijkomende specificatie die ontleding ervan bij verwerking moet voorkomen.

(17)

Het mengsel „polyethyleenglycol (EO = 2-6) monoalkyl (C16-C18) ethers” (FCM-stofnummer 725) is een subgroep van het mengsel „polyethyleenglycol (EO = 1-50) ethers van onvertakte en vertakte primaire (C8-C22) alcoholen” (FCM-stofnummer 799). De SML en andere beperkingen voor FCM-stofnummer 799 zijn gebaseerd op een recentere wetenschappelijke beoordeling (16). De vermelding voor FCM-stofnummer 725 valt onder de vermelding FCM-stofnummer 799 en dient bijgevolg te worden geschrapt uit tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011.

(18)

Om de administratieve last voor de exploitanten van bedrijven te beperken dienen materialen en voorwerpen van kunststof die wettelijk in de handel zijn gebracht op grond van de vereisten in Verordening (EU) nr. 10/2011 vóór de inwerkingtreding van die verordening en die niet aan deze verordening voldoen, tot en met 26 februari 2016 in de handel te kunnen worden gebracht. Zij dienen in de handel te kunnen blijven totdat de voorraden zijn uitgeput.

(19)

Verordening (EU) nr. 10/2011 dient derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(20)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Materialen en voorwerpen van kunststof die aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 10/2011 voldoen zoals van toepassing vóór 26 februari 2015 kunnen tot en met 26 februari 2016 in de handel worden gebracht. Die materialen en voorwerpen van kunststof mogen in de handel blijven totdat de voorraden zijn uitgeput.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.

(2)  Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie van 14 januari 2011 betreffende materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen (PB L 12 van 15.1.2011, blz. 1).

(3)  Reports of the Scientific Committee for Food, 25e reeks, EUR 13416, 1991.

(4)  EFSA Journal 2013; 11(4):3189.

(5)  Opinion of the Scientific Committee on Food on the 11th additional list of monomers and additives for food contact materials, SCF/CS/PM/GEN/M8313, november 2000.

(6)  EFSA Journal 2013; 11(6):3244.

(7)  EFSA Journal 2014; 12(4):3637.

(8)  EFSA Journal 2013; 11(7):3306.

(9)  Richtlijn 2008/84/EG van de Commissie van 27 augustus 2008 tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (PB L 253 van 20.9.2008, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie van 9 maart 2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven (PB L 83 van 22.3.2012, blz. 1).

(11)  EFSA Journal 2013; 11(10):3388.

(12)  EFSA Journal 2014; 12(4):3635.

(13)  EFSA Journal 2012; 10(12):2978.

(14)  EFSA Journal 2014; 12(2):3555.

(15)  EFSA Journal 2013; 11(10):3389.

(16)  FCM-stofnummer 725 werd beoordeeld door het WCMV; zie http://europa.eu.int/comm/food/fs/sc/scf/out20_en.pdf FCM-stofnummer 799 werd door de Autoriteit beoordeeld; zie EFSA Journal (2008) 698-699.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 10/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Tabel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de vermeldingen betreffende de FCM-stofnummers 161, 241, 344, 364, 410, 713, 784, 799, 880 en 881 komen als volgt te luiden:

„161

92160

000087-69-4

L-(+)-wijnsteenzuur

ja

neen

neen

 

 

 

 

241

22960

0000108-95-2

fenol

neen

ja

neen

3

 

 

 

344

13810

0000505-65-7

1,4-butaandiolformal

neen

ja

neen

0,05

15

30

 

(21)

21821

364

15404

0000652-67-5

1,4:3,6-dianhydrosorbitol

neen

ja

neen

5

 

Alleen voor gebruik als:

a)

comonomeer in poly(ethyleen-co-isosorbidetereftalaat);

b)

comonomeer in een concentratie tot 40 mol% van de diol-component in combinatie met ethyleenglycol en/of 1,4-bis(hydroxymethyl)cyclohexaan, voor de productie van polyesters.

Polyesters uit dianhydrosorbitol in combinatie met 1,4-bis(hydroxymethyl)cyclohexaan worden niet gebruikt in contact met levensmiddelen met een alcoholgehalte van meer dan 15 %.

 

410

62720

0001332-58-7

kaolien

ja

neen

neen

 

 

Deeltjes mogen alleen dunner zijn dan 100 nm indien zij in een verhouding van minder dan 12 % m/m zijn verwerkt in een binnenste laag van een meerlaagse structuur uit ethylvinylalcohol- (EVOH) copolymeer, waarbij de laag in rechtstreeks contact met de levensmiddelen een functionele sperlaag vormt die migratie van de deeltjes naar de levensmiddelen voorkomt.

 

713

43480

0064365-11-3

houtskool, geactiveerd

ja

neen

neen

 

 

Alleen voor gebruik in pet met maximaal 10 mg/kg polymeer.

Dezelfde zuiverheidseisen als voor carbo medicinalis (E 153), zoals vermeld in Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie (1), met uitzondering van het asgehalte, dat maximaal 10 % (m/m) mag bedragen.

 

0007440-44-0

784

95420

0745070-61-5

1,3,5-tris (2,2-dimethylpropaanamido) benzeen

ja

neen

neen

5

 

 

 

799

77708

 

polyethyleenglycol (EO = 1-50)ethers van onvertakte en vertakte primaire (C8-C22)-alcoholen

ja

neen

neen

1,8

 

In overeenstemming met het maximale ethyleenoxidegehalte als vastgesteld in de zuiverheidseisen voor levensmiddelenadditieven in Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie.

 

880

31348

 

vetzuren (C8-C22), esters met pentaerytritol

ja

neen

neen

 

 

 

 

881

25187

0003010-96-6

2,2,4,4-tetramethylcyclobutaan-1,3-diol

neen

ja

neen

5

 

Alleen in:

a)

voorwerpen voor herhaald gebruik voor langdurige opslag bij kamertemperatuur (of lager) en heet afvullen;

b)

materialen en voorwerpen voor eenmalig gebruik als comonomeer in een concentratie tot 35 mol% van de diol-component van polyesters, en indien die materialen en voorwerpen bestemd zijn voor langdurige opslag bij kamertemperatuur of lager van levensmiddelen met een alcoholgehalte van maximaal 10 % en waarvoor volgens Tabel 2 van bijlage III simulant D2 niet wordt gebruikt, en. Heet afvullen is toegestaan voor dit soort materialen en voorwerpen voor eenmalig gebruik.

 

;

b)

de volgende vermeldingen worden in numerieke volgorde van de FCM-stofnummers ingevoegd:

„859

 

 

(butadieen, ethylacrylaat, methylmethacrylaat, styreen)copolymeer vernet met divinylbenzeen, in nanovorm

ja

neen

neen

 

 

Alleen te gebruiken als deeltjes in PVC zonder weekmakers tot 10 % m/m in contact met alle soorten levensmiddelen bij kamertemperatuur of lager, ook voor langdurige opslag.

Bij gebruik met de stof met FCM-stofnummer 998 en/of de stof met FCM-stofnummer 1043 geldt de beperking van 10 % m/m voor de som van die stoffen.

De deeltjes hebben een diameter van > 20 nm, en voor ten minste 95 % daarvan van > 40 nm.

 

903

 

37486-69-4

2H-perfluoro-[(5,8,11,14-tetramethyl)-tetraethyleenglycol ethyl propyl ether]

ja

neen

neen

 

 

Alleen als polymerisatiehulpmiddel te gebruiken bij de polymerisatie van fluoropolymeren bestemd voor:

a)

materialen en voorwerpen voor herhaald en eenmalig gebruik wanneer gesinterd of verwerkt (niet-gesinterd) bij een temperatuur van 360 °C of hoger voor ten minste 10 minuten of bij hogere temperaturen voor gelijkwaardige kortere tijd;

b)

materialen en voorwerpen voor herhaald gebruik wanneer verwerkt (niet-gesinterd) bij een temperatuur van 300 °C tot 360 °C voor ten minste 10 minuten.

 

969

 

24937-78-8

ethyleen-vinylacetaat copolymeerwas

ja

neen

neen

 

 

Alleen te gebruiken als polymeer additief tot 2 % m/m polyolefinen.

De migratie van oligomere fractie met lage molecuulmassa van minder dan 1 000 Da bedraagt niet meer dan 5 mg/kg levensmiddel.

 

998

 

 

(butadieen, ethylacrylaat, methylmethacrylaat, styreen) copolymeer niet-vernet, in nanovorm

ja

neen

neen

 

 

Alleen te gebruiken als deeltjes in PVC zonder weekmakers tot 10 % m/m in contact met alle soorten levensmiddelen bij kamertemperatuur of lager, ook voor langdurige opslag.

Bij gebruik met de stof met FCM-stofnummer 859 en/of de stof met FCM-stofnummer 1043 geldt de beperking van 10 % m/m voor de som van die stoffen.

De deeltjes hebben een diameter van > 20 nm, en voor ten minste 95 % daarvan van > 40 nm.

 

1017

 

25618-55-7

polyglycerol

ja

neen

neen

 

 

Te verwerken onder omstandigheden die de ontleding van de stof voorkomen en bij een temperatuur van maximaal 275 °C.

 

1043

 

 

(butadieen, ethylacrylaat, methylmethacrylaat, styreen) copolymeer vernet met 1,3-butaandioldimethacrylaat, in nanovorm

ja

neen

neen

 

 

Alleen te gebruiken als deeltjes in PVC zonder weekmakers tot 10 % m/m in contact met alle soorten levensmiddelen bij kamertemperatuur of lager, ook voor langdurige opslag.

Bij gebruik met de stof met FCM-stofnummer 859 en/of de stof met FCM-stofnummer 998 geldt de beperking van 10 % m/m voor de som van die stoffen.

De deeltjes hebben een diameter van > 20 nm, en voor ten minste 95 % daarvan van > 40 nm.”

 

c)

de vermelding betreffende FCM-stofnummer 725 wordt geschrapt.

2)

In tabel 2 komen de vermeldingen betreffende groepsbeperkingen 15 en 30 als volgt te luiden:

„15

98

196

344

15

uitgedrukt als formaldehyde

30

254

344

672

5

uitgedrukt als 1,4-butaandiol”

3)

In tabel 3 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

„(21)

Indien er een reactie met levensmiddelen of simulanten optreedt, wordt de naleving gecontroleerd door de controle dat de migratielimieten van de hydrolyseproducten, formaldehyde en 1,4-butaandiol, niet worden overschreden.”


(1)  Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie van 9 maart 2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven (PB L 83 van 22.3.2012, blz. 1).”


6.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/175 VAN DE COMMISSIE

van 5 februari 2015

tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van guarpitmeel van oorsprong of verzonden uit India wegens de risico's van verontreiniging met pentachloorfenol en dioxinen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b), ii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 53, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 voorziet in de mogelijkheid van passende EU-noodmaatregelen voor uit een derde land ingevoerde levensmiddelen en diervoeders om de gezondheid van mens of dier of het milieu te beschermen, wanneer het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de betrokken lidstaten getroffen maatregelen.

(2)

In juli 2007 zijn in de Unie in sommige partijen guarpitmeel van oorsprong of verzonden uit India hoge gehalten pentachloorfenol (PCP) en dioxinen aangetroffen. Een dergelijke verontreiniging vormt een bedreiging voor de volksgezondheid in de Unie als geen maatregelen worden genomen om de aanwezigheid van pentachloorfenol en dioxinen in guarpitmeel te vermijden.

(3)

Derhalve werden speciale voorwaarden voor de invoer van guarpitmeel van oorsprong of verzonden uit India vastgesteld bij Beschikking 2008/352/EG van de Commissie (2), later vervangen door Verordening (EU) nr. 258/2010 van de Commissie (3), wegens de risico's van verontreiniging met pentachloorfenol en dioxinen.

(4)

Als follow-up van de audits van het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Europese Commissie (VVB) in 2007 en 2009 heeft in oktober 2011 nog een audit plaatsgevonden ter beoordeling van de aanwezige systemen ter beheersing van de verontreiniging met PCP en dioxinen van guarpitmeel van oorsprong of verzonden uit India en bestemd voor uitvoer naar de Unie.

(5)

Tijdens de audit van oktober 2011 concludeerde het VVB dat de bevoegde autoriteit in India een procedure heeft ingesteld om ervoor te zorgen dat bemonstering wordt uitgevoerd door een van de twee aangewezen bemonsteringsinstanties, overeenkomstig de voorschriften van de Unie voor bemonstering van Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie (4), en dat alle uitgevoerde partijen vergezeld gaan van een certificaat en een analyserapport van een overeenkomstig EN ISO/IEC 17025 voor de analyse van PCP in diervoeder en levensmiddelen geaccrediteerd laboratorium. Het VVB merkte op dat die procedure voorkomt dat er verontreinigde partijen naar de Unie worden uitgevoerd.

(6)

Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor dioxinen en pcb's in diervoeders en levensmiddelen heeft een studie uitgevoerd naar de correlatie tussen PCP en dioxinen in verontreinigd guarpitmeel uit India. Uit deze studie kan worden geconcludeerd dat guarpitmeel met een PCP-gehalte onder het maximumresidugehalte (MRL) van 0,01 mg/kg geen onaanvaardbare dioxinegehalten bevat. Naleving van het MRL van PCP waarborgt in dit specifieke geval derhalve ook een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid wat dioxinen betreft.

(7)

Het laboratorium constateert nog altijd hoge gehalten van PCP in guarpitmeel bestemd voor de uitvoer en voor gebruik in levensmiddelen. Aangezien de juridische status van PCP voor industrieel gebruik in India onduidelijk blijft en er geen aanwijzingen zijn wat betreft de bron van verontreiniging, en er evenmin onderzoek wordt gedaan naar de bron van verontreiniging van non-conforme partijen, blijft het risico op verontreinigde partijen aanwezig.

(8)

Uit die bevindingen blijkt dat de verontreiniging van guarpitmeel met PCP niet als een geïsoleerd voorval kan worden beschouwd en dat alleen dankzij de doeltreffende analyse door het erkende laboratorium is voorkomen dat het verontreinigde product verder naar de Unie werd uitgevoerd.

(9)

Aangezien de bron van verontreiniging nog niet is weggenomen, is het wenselijk bijzondere voorwaarden voor de invoer te handhaven. Het is echter passend om de beheersingsmaatregelen voor de invoer in overeenstemming te brengen met bestaande beheersingsmaatregelen voor de invoer die van toepassing zijn op bepaalde levensmiddelen en diervoeders van niet-dierlijke oorsprong. Aangezien een dergelijke overeenstemming verscheidene wijzigingen inhoudt, is het wenselijk Verordening (EU) nr. 258/2010 in te trekken en te vervangen door een nieuwe uitvoeringsverordening.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op zendingen guarpitmeel, ingedeeld onder GN-code ex 1302 32 90, Taric-onderverdeling 10 en 19, van oorsprong of verzonden uit India en bedoeld voor consumptie door dieren of mensen.

2.   Deze verordening is ook van toepassing op zendingen van samengestelde diervoeders en levensmiddelen die meer dan 20 % guarpitmeel als bedoeld in lid 1 bevatten.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op zendingen als bedoeld in de leden 1 en 2 die bestemd zijn voor een particulier, uitsluitend voor persoonlijke consumptie of gebruik. Bij twijfel over de bestemming van de zending ligt de bewijslast bij de ontvanger van de zending.

4.   Deze verordening laat de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (5) onverlet.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities in de artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 178/2002, artikel 2 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6) en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (7) van toepassing.

Voor de toepassing van deze verordening komt een zending overeen met een partij als bedoeld in Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie.

Artikel 3

Invoer in de Unie

1.   Zendingen als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, mogen alleen in de Unie worden ingevoerd in overeenstemming met de in deze verordening vastgestelde procedures.

2.   Zendingen als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, mogen de Unie alleen binnenkomen via een aangewezen punt van binnenkomst (APB) als gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 669/2009.

Artikel 4

Analyserapport

1.   Zendingen als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, gaan vergezeld van een analyserapport van een overeenkomstig EN ISO/IEC 17025 voor de analyse van PCP in diervoeder en levensmiddelen geaccrediteerd laboratorium, waarin wordt aangetoond dat het ingevoerde product niet meer dan 0,01 mg/kg pentachloorfenol (PCP) bevat.

2.   In het analyserapport wordt het volgende vermeld:

a)

de resultaten van bemonstering en analyse voor de aanwezigheid van PCP, uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong, of van het land van waaruit de zending is verzonden indien dit een ander land dan het land van oorsprong is;

b)

de meetonzekerheid van het analyseresultaat;

c)

de aantoonbaarheidsgrens van de analysemethode, en

d)

de bepaalbaarheidsgrens van de analysemethode.

3.   De bemonstering als bedoeld in lid 2 wordt verricht overeenkomstig Richtlijn 2002/63/EG.

4.   De extractie vóór de analyse wordt verricht met een zuur oplosmiddel. De analyse wordt uitgevoerd overeenkomstig de gewijzigde versie van de QuEChERS-methode, die wordt beschreven op de website van de referentielaboratoria van de Europese Unie voor residuen van bestrijdingsmiddelen (8), of volgens een even betrouwbare methode.

Artikel 5

Gezondheidscertificaat

1.   De in artikel 1, leden 1 en 2, bedoelde zendingen gaan vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig het in de bijlage opgenomen model.

2.   Het gezondheidscertificaat wordt ingevuld, ondertekend en geverifieerd door een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van het land van oorsprong, het Indiase ministerie van Handel en Industrie, of van het land van waaruit de zending is verzonden indien dit een ander land dan het land van oorsprong is.

3.   Het gezondheidscertificaat moet worden opgesteld in een van de officiële talen van de lidstaat waar het aangewezen punt van binnenkomst zich bevindt. Een lidstaat kan er echter mee instemmen dat gezondheidscertificaten worden opgesteld in een andere officiële taal van de Unie.

4.   Het gezondheidscertificaat is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte.

Artikel 6

Identificatie

Elke zending als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, wordt geïdentificeerd met een identificatiecode. Die code is identiek aan de identificatiecode die wordt vermeld op het in artikel 4 bedoelde analyserapport en het in artikel 5 bedoelde gezondheidscertificaat.

Die identificatiecode wordt op elke afzonderlijke zak of verpakking van de zending aangegeven.

Artikel 7

Vooraanmelding van zendingen

1.   De exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven melden de bevoegde autoriteiten op het APB van tevoren:

a)

de vermoedelijke datum en tijd van de fysieke aankomst van de zending, en

b)

de aard van de zending.

2.   Voor de vooraanmelding vullen de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven deel I van het in Verordening (EG) nr. 669/2009 opgenomen gemeenschappelijk document van binnenkomst (GDB) in. Zij zenden dat document ten minste één werkdag vóór de fysieke aankomst van de zending naar de bevoegde autoriteit op het APB.

3.   Voor het invullen van het GDB houden de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven rekening met de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 669/2009 opgenomen richtsnoeren voor het gebruik van het GDB.

Artikel 8

Officiële controles

1.   De bevoegde autoriteit op het APB voert documentencontroles uit op alle zendingen als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, om na te gaan of aan de voorschriften van de artikelen 4 en 5 is voldaan.

2.   De overeenstemmings- en materiële controles van de zendingen als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, van deze verordening worden uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 8, 9 en 19 van Verordening (EG) nr. 669/2009 met een frequentie van 5 %.

3.   Na voltooiing van de controles:

a)

vullen de bevoegde autoriteiten de desbetreffende punten van deel II van het GDB in;

b)

voegen de bevoegde autoriteiten de resultaten van de overeenkomstig lid 2 van dit artikel verrichte controles bij;

c)

vermelden de bevoegde autoriteiten het GDB-referentienummer op het GDB;

d)

stempelen de bevoegde autoriteiten het origineel van het GDB af en ondertekenen zij het;

e)

maken en bewaren de bevoegde autoriteiten een kopie van het ondertekende en afgestempelde GDB.

4.   Het origineel van het GDB, van het gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 5, en van het analyseverslag als bedoeld in artikel 4 vergezellen de zending tijdens het vervoer ervan, totdat deze in het vrije verkeer wordt gebracht.

Indien toestemming wordt verleend voor verder vervoer van de zending in afwachting van de resultaten van de materiële controles, zoals voorzien in artikel 8, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 669/2009, gaat de zending vergezeld van een gewaarmerkte kopie van het originele GDB in plaats van het origineel.

Artikel 9

Splitsing van zendingen

1.   Zendingen mogen niet worden gesplitst voordat alle officiële controles zijn uitgevoerd en het GDB door de bevoegde autoriteit volledig is ingevuld, zoals bepaald in artikel 8.

2.   Indien de zending naderhand wordt gesplitst, wordt een gewaarmerkte kopie van het GDB bij elk deel van de zending gevoegd totdat het in het vrije verkeer wordt gebracht.

Artikel 10

In het vrije verkeer brengen

1.   De zendingen kunnen pas in het vrije verkeer worden gebracht nadat de exploitant van het diervoeder- en levensmiddelenbedrijf een GDB dat door de bevoegde autoriteit wordt ingevuld zodra alle officiële controles zijn uitgevoerd, aan de douaneautoriteiten heeft overgelegd. Het GDB mag fysiek of elektronisch worden overgelegd.

2.   De douaneautoriteiten staan het in het vrije verkeer brengen van de zending pas toe als in vak II.14 van het GDB is vermeld dat de bevoegde autoriteit een positief besluit heeft genomen en in vak II.21 een handtekening is geplaatst.

Artikel 11

Niet-naleving

Indien uit de officiële controles blijkt dat de desbetreffende wetgeving van de Unie niet is nageleefd, vult de bevoegde autoriteit deel III van het GDB in en worden overeenkomstig de artikelen 19, 20 en 21 van Verordening (EG) nr. 882/2004 maatregelen genomen.

Artikel 12

Verslagen

1.   De lidstaten dienen elke drie maanden een verslag in bij de Commissie waarin de analyserapporten van de overeenkomstig deze verordening uitgevoerde officiële controles van zendingen als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, worden samengevat. Dat verslag wordt ingediend in de maand die volgt op elk kwartaal.

2.   Het verslag moet de volgende informatie bevatten:

a)

het aantal ingevoerde zendingen;

b)

het aantal zendingen waarvan monsters zijn genomen voor analyse;

c)

de resultaten van de in artikel 8, lid 2, bedoelde controles.

Artikel 13

Kosten

Alle kosten die voortvloeien uit de officiële controle en eventuele maatregelen die als gevolg van niet-naleving zijn genomen, komen ten laste van de exploitanten van de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven.

Artikel 14

Intrekking

Verordening (EU) nr. 258/2010 wordt ingetrokken.

Artikel 15

Overgangsbepalingen

In afwijking van artikel 5, lid 1, staan de lidstaten de invoer van zendingen van in artikel 1, leden 1 en 2, bedoelde levensmiddelen toe wanneer die het land van oorsprong vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening hebben verlaten en vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat als bedoeld in Verordening (EU) nr. 258/2010.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  Beschikking 2008/352/EG van de Commissie van 29 april 2008 tot vaststelling van speciale voorwaarden voor guarpitmeel van oorsprong of verzonden uit India wegens de risico's van verontreiniging van dit product met pentachloorfenol en dioxinen (PB L 117 van 1.5.2008, blz. 42).

(3)  Verordening (EU) nr. 258/2010 van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van guarpitmeel van oorsprong of verzonden uit India wegens de risico's van verontreiniging met pentachloorfenol en dioxinen, en tot intrekking van Beschikking 2008/352/EG (PB L 80 van 26.3.2010, blz. 28).

(4)  Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie van 11 juli 2002 houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG (PB L 187 van 16.7.2002, blz. 30).

(5)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11).

(8)  http://www.eurl-pesticides.eu/library/docs/srm/QuechersForGuarGum.pdf


BIJLAGE

Gezondheidscertificaat voor de invoer in de Europese Unie van

 (1)

Code zending Certificaatnummer

Overeenkomstig de bepaling van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/175 van de Commissie tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van guarpitmeel van oorsprong of verzonden uit India wegens de risico's van verontreiniging met pentachloorfenol en dioxinen, CERTIFICEERT

(bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) 2015/175)

dat

(diervoeders of levensmiddelen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EU) 2015/175)

van deze zending bestaande uit:

(beschrijving van zending, product, aantal en soort verpakkingen, bruto- of nettogewicht)

ingeladen te (plaats van inlading)

door (gegevens van de vervoerder)

met bestemming (plaats en land van bestemming)

afkomstig van bedrijf

(naam en adres van het bedrijf)

in overeenstemming met goede hygiënische praktijken zijn geproduceerd, gesorteerd, op- en overgeslagen, verwerkt, verpakt en vervoerd.

Van deze zending zijn overeenkomstig Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie monsters genomen op (datum), die aan laboratoriumanalysen zijn onderworpen op

(datum) in

(naam laboratorium). Nadere gegevens met betrekking tot de bemonstering, de toegepaste analysemethoden en alle resultaten zijn aangehecht.

Dit certificaat is geldig tot

Gedaan te , op

Stempel en handtekening van de gemachtigde vertegenwoordiger van bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 5, lid 2


(1)  Product en land van oorsprong.


6.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/176 VAN DE COMMISSIE

van 5 februari 2015

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier voor een benaming die is opgenomen in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Prekmurska gibanica (GTS))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Slovenië tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de gegarandeerde traditionele specialiteit „Prekmurska gibanica”, die bij Verordening (EU) nr. 172/2010 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder b), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de benaming „Prekmurska gibanica” (GTS) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 172/2010 van de Commissie van 1 maart 2010 houdende inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Prekmurska gibanica (GTS)) (PB L 51 van 2.3.2010, blz. 11).

(3)  PB C 297 van 4.9.2014, blz. 15.


6.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/177 VAN DE COMMISSIE

van 5 februari 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EG

344,2

IL

99,6

MA

83,5

SN

316,2

TR

120,0

ZZ

192,7

0707 00 05

TR

185,3

ZZ

185,3

0709 91 00

EG

60,6

ZZ

60,6

0709 93 10

MA

232,3

TR

245,7

ZZ

239,0

0805 10 20

EG

48,5

IL

75,2

MA

59,5

TN

53,4

TR

67,7

ZZ

60,9

0805 20 10

IL

144,7

MA

91,9

ZZ

118,3

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

56,6

EG

74,4

IL

122,4

JM

115,2

MA

133,9

TR

82,6

ZZ

97,5

0805 50 10

TR

58,9

ZZ

58,9

0808 10 80

BR

65,8

CL

90,1

US

193,9

ZZ

116,6

0808 30 90

CL

307,7

CN

93,4

US

130,9

ZA

100,9

ZZ

158,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

6.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/20


BESLUIT (EU) 2015/178 VAN DE RAAD

van 27 januari 2015

inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het subcomité sanitaire en fytosanitaire maatregelen, in het subcomité douane en in het subcomité geografische aanduidingen, welke subcomités zijn ingesteld bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, wat betreft de vaststelling van besluiten van het subcomité sanitaire en fytosanitaire maatregelen, het subcomité douane, en het subcomité geografische aanduidingen inzake hun reglement van orde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 464 van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (1) („de overeenkomst”), voorziet in voorlopige toepassing van een deel van de overeenkomst.

(2)

Artikel 3 van Besluit 2014/492/EU van de Raad (2) geeft aan welke onderdelen van de overeenkomst voorlopig zullen worden toegepast, waaronder de bepalingen betreffende de oprichting en de werkwijze van het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen („het SPS-subcomité”), het subcomité douane en het subcomité geografische aanduidingen.

(3)

Krachtens artikel 191, lid 5, van de overeenkomst dienthet SPS-subcomité op zijn eerste bijeenkomst zijn eigen reglement van orde vast te stellen.

(4)

Krachtens artikel 200, lid 3, onder e), van de overeenkomst dient het subcomité douane zijn eigen reglement van orde vast te stellen.

(5)

Krachtens artikel 306, lid 3, van de overeenkomst dient het subcomité geografische aanduidingen zijn eigen reglement van orde vast te stellen.

(6)

Daarom dient het standpunt van de Unie met betrekking tot het toekomstige reglement van orde van deze subcomités bepaald te worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het namens de Unie in te nemen standpunt in het subcomité sanitaire en fytosanitaire maatregelen dat is ingesteld bij artikel 191 van de overeenkomstwat betreftde goedkeuring van het reglement van orde van het SPS-subcomité, is gebaseerd op het ontwerpbesluit van dat subcomité dat bij dit besluit is gevoegd.

2.   Kleine technische verbeteringen van het ontwerpbesluit kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in het SPS-subcomité.

Artikel 2

1.   Het namens de Unie in te nemen standpunt in het subcomité douane dat is ingesteld bij artikel 200 van de overeenkomst wat betreft de goedkeuring van het reglement van orde van het subcomité douane, is gebaseerd op het ontwerpbesluit van dat subcomité dat bij dit besluit is gevoegd.

2.   Kleine technische verbeteringen van het ontwerpbesluit kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in het subcomité douane.

Artikel 3

1.   Het namens de Unie in te nemen standpunt in het subcomité geografische aanduidingen dat is ingesteld bij artikel 306 van de overeenkomst wat betreft de goedkeuring van het reglement van orde van het subcomité geografische aanduidingen, is gebaseerd op het ontwerpbesluit van dat subcomité dat bij dit besluit is gevoegd.

2.   Kleine technische verbeteringen van het ontwerpbesluit kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in het subcomité geografische aanduidingen.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

J. REIRS


(1)  PB L 260 van 30.8.2014, blz. 4.

(2)  Besluit 2014/492/EU van de Raad van 16 juni 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (PB L 260 van 30.8.2014, blz. 1).


ONTWERP

BESLUIT Nr. 1/2015 VAN HET SUBCOMITÉ VOOR SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN VAN DE EU EN DE REPUBLIEK MOLDAVIË

van … 2015

tot vaststelling van zijn reglement van orde

HET SUBCOMITÉ VOOR SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN VAN DE EU EN DE REPUBLIEK MOLDAVIË,

Gezien de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (1), („de overeenkomst”), en met name artikel 191,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 464 van de overeenkomst worden bepaalde onderdelen van de overeenkomst voorlopig toegepast vanaf 1 september 2014.

(2)

Krachtens artikel 191, lid 2, van de overeenkomst dient het subcomité Sanitaire en fytosanitaire maatregelen („het SPS-subcomité”) kwesties met betrekking tot de tenuitvoerlegging van hoofdstuk 4 (Sanitaire en fytosanitaire maatregelen) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van de overeenkomst te bestuderen.

(3)

Krachtens artikel 191, lid 5, van de overeenkomst dient het SPS-subcomité zijn eigen reglement van orde vast te stellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het reglement van orde van het SPS-subcomité, als vastgesteld in de bijlage, wordt hierbij goedgekeurd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …, ….

Voor het SPS-subcomité

De voorzitter


(1)  PB L 260 van 30.8.2014, blz. 4.

BIJLAGE

Reglement van orde van het subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de EU en de Republiek Moldavië

Artikel 1

Algemene bepalingen

1.   Het bij artikel 191, lid 1, van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds („de overeenkomst”), ingestelde subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen („het SPS-subcomité”) assisteert het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van de overeenkomst („het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken”), bij de uitvoering van zijn taken.

2.   Het SPS-subcomité voert de taken bedoeld in artikel 191, lid 2, van de overeenkomst uit in het licht van de doelstellingen van titel V, hoofdstuk 4, zoals aangegeven in artikel 176 van de overeenkomst.

3.   Het SPS-subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie en van de Republiek Moldavië die verantwoordelijk zijn voor sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden.

4.   Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie of van de Republiek Moldavië met verantwoordelijkheid voor sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden fungeert als voorzitter van het SPS-subcomité, overeenkomstig artikel 2.

5.   De partijen bij dit reglement van orde zijn de partijen die zijn gedefinieerd in artikel 461 van de overeenkomst.

Artikel 2

Voorzitterschap

Het voorzitterschap van het SPS-subcomité wordt bij toerbeurt voor een periode van twaalf maanden bekleed door de partijen. De eerste periode vangt aan op de datum van de eerste Associatieraad en loopt af op 31 december van hetzelfde jaar.

Artikel 3

Vergaderingen

1.   Tenzij de partijen anders overeenkomen, komt het SPS-subcomité bijeen binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst, en daarna op verzoek van een van beide partijen, of ten minste eenmaal per jaar.

2.   Elke vergadering van het SPS-subcomité wordt door de voorzitter bijeengeroepen op een door de partijen overeengekomen plaats en datum. De convocatie wordt uiterlijk 28 kalenderdagen voor de vergadering door de voorzitter van het SPS-subcomité aan de leden toegezonden, tenzij de partijen anders overeenkomen.

3.   Voor zover mogelijk wordt de jaarlijkse vergadering van het SPS-subcomité vroeg genoeg vóór de reguliere vergadering van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken bijeengeroepen.

4.   De vergaderingen van het SPS-subcomité kunnen met behulp van daartoe overeengekomen technische hulpmiddelen plaatsvinden, zoals video- of audiovergadering.

5.   Tussen twee vergaderingen door kan het SPS-subcomité aangelegenheden ook schriftelijk behandelen.

Artikel 4

Delegaties

Vóór elke vergadering worden de partijen door het secretariaat van het SPS-subcomité in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij die de vergadering bijwoont.

Artikel 5

Secretariaat

1.   Een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van de Republiek Moldavië treden gezamenlijk op als secretarissen van het SPS-subcomité en voeren gezamenlijk de secretariaatstaken uit in een geest van wederzijds vertrouwen en samenwerking.

2.   Het secretariaat van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken wordt op de hoogte gesteld van alle besluiten, adviezen, aanbevelingen, verslagen of andere handelingen waartoe het SPS-subcomité besluit.

Artikel 6

Correspondentie

1.   De aan het SPS-subcomité gerichte correspondentie wordt doorgestuurd aan de secretaris van een van de partijen, die op zijn beurt de andere secretaris op de hoogte stelt.

2.   Het secretariaat van het SPS-subcomité ziet erop toe dat de correspondentie die aan het SPS-subcomité is gericht, aan de voorzitter van het subcomité wordt doorgestuurd, en in voorkomend geval ook aan de andere leden, als in artikel 7 bedoelde documenten.

3.   Het secretariaat stuurt mededelingen van de voorzitter namens hem aan de partijen. Dergelijke correspondentie wordt in voorkomend geval verzonden overeenkomstig artikel 7.

Artikel 7

Documenten

1.   Documenten worden verzonden door de secretarissen van het SPS-subcomité.

2.   Een partij stuurt documenten naar haar secretaris. De secretaris stuurt de documenten door naar de secretaris van de andere partij.

3.   De secretaris van de Unie stuurt de documenten door naar de relevante vertegenwoordigers van de Unie en zendt de secretaris van de Republiek Moldavië en de secretarissen van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken daarbij systematisch een kopie.

4.   De secretaris van de Republiek Moldavië Unie stuurt de documenten door naar de relevante vertegenwoordigers van de Republiek Moldavië en zendt de secretaris van de Unie en de secretarissen van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken daarbij systematisch een kopie.

5.   De secretarissen van het SPS-subcomité fungeren als contactpunt voor de uitwisseling van informatie als bedoeld in artikel 184 van de overeenkomst.

Artikel 8

Vertrouwelijkheid

De vergaderingen van het SPS-subcomité zijn niet openbaar, tenzij de partijen anders besluiten. Wanneer een partij aan het SPS-subcomité informatie overlegt die zij als vertrouwelijk aanduidt, behandelt de andere partij die informatie als zodanig.

Artikel 9

Agenda voor de vergaderingen

1.   Het secretariaat van het SPS-subcomité stelt op basis van voorstellen van de partijen voor elke vergadering een voorlopige agenda op, alsmede een ontwerp van de in artikel 10 bedoelde operationele conclusies. Op de voorlopige agenda staan de punten waarvoor het secretariaat uiterlijk 21 kalenderdagen voor de vergadering een verzoek van een partij tot plaatsing op de agenda, samen met de desbetreffende documenten, heeft ontvangen.

2.   De voorlopige agenda wordt, samen met de desbetreffende documenten, uiterlijk 15 kalenderdagen voor de vergadering aan de leden verstuurd overeenkomstig artikel 7.

3.   De agenda wordt bij het begin van elke vergadering door het SPS-subcomité goedgekeurd. Indien de partijen zulks overeenkomen, kunnen punten die niet op de voorlopige agenda staan als agendapunt worden opgenomen.

4.   In overleg tussen de partijen kan de voorzitter van het SPS-subcomité vertegenwoordigers van andere organen van de partijen of onafhankelijke deskundigen op ad-hocbasis uitnodigen om de vergaderingen van het SPS-subcomité bij te wonen om informatie te verschaffen over bepaalde onderwerpen. De partijen zorgen ervoor dat dergelijke waarnemers en deskundigen de vertrouwelijkheidsvereisten in acht nemen.

5.   De voorzitter van het SPS-subcomité kan in overleg met de partijen de in de leden 1 en 2 genoemde termijnen in bijzondere omstandigheden inkorten.

Artikel 10

Notulen en operationele conclusies

1.   Van elke vergadering worden door de secretarissen van het SPS-subcomité ontwerpnotulen opgesteld.

2.   In beginsel bevatten de notulen voor elk agendapunt:

a)

een lijst van de de deelnemers aan de vergadering, een lijst van de ambtenaren die hen begeleidden en een lijst van eventuele waarnemers of deskundigen die de vergadering hebben bijgewoond;

b)

aan het SPS-subcomité voorgelegde documenten;

c)

de verklaringen die op verzoek van het SPS-subcomité in de notulen worden opgenomen, en

d)

de operationele conclusies van de vergadering, als bedoeld in lid 4.

3.   De ontwerpnotulen worden ter goedkeuring aan het SPS-subcomité voorgelegd. Zij worden binnen 28 kalenderdagen na iedere vergadering van het SPS-subcomité goedgekeurd. Aan elk van de in artikel 7 bedoelde geadresseerden wordt een exemplaar gezonden.

4.   De secretaris van de partij die het voorzitterschap van het SPS-subcomité bekleedt, stelt voor elke vergadering een ontwerp van de operationele conclusies op en stuurt dit samen met de agenda aan de partijen, uiterlijk 15 kalenderdagen voor het begin van de vergadering. Die ontwerpconclusies worden tijdens de vergadering bijgewerkt, zodat zij, tenzij door de partijen anders overeengekomen, aan het eind van de vergadering kunnen worden goedgekeurd door het SPS-subcomité, zodat duidelijk is welke vervolgacties de partijen overeengekomen zijn. Zodra zij zijn goedgekeurd, worden de operationele conclusies aan de notulen gehecht, en de tenuitvoerlegging ervan wordt geëvalueerd op een volgende vergadering van het SPS-subcomité. Het SPS-subcomité stelt daartoe een template op, waarin voor elke actie een deadline kan worden vastgesteld.

Artikel 11

Besluiten en aanbevelingen

1.   Het SPS-subcomité heeft de bevoegdheid besluiten, adviezen, aanbevelingen, verslagen en gezamenlijke acties goed te keuren als bedoeld in artikel 191 van de overeenkomst. Die besluiten, adviezen, aanbevelingen, verslagen en gezamenlijke acties worden door de partijen bij consensus goedgekeurd nadat zij hun respectieve interne procedures voor goedkeuring hebben afgewikkeld. De besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

2.   Alle besluiten, adviezen, aanbevelingen en verslagen worden ondertekend door de voorzitter van het SPS-subcomité en gewaarmerkt door de secretarissen van het SPS-subcomité. Onverminderd lid 3 ondertekent de voorzitter die documenten tijdens de vergadering waarin het desbetreffende besluit, verslag of advies of de desbetreffende aanbeveling wordt goedgekeurd.

3.   Het SPS-subcomité kan besluiten nemen, aanbevelingen doen en adviezen of verslagen goedkeuren via een schriftelijke procedure, na voltooiing van de respectieve interne procedures voor de goedkeuring daarvan, indien de partijen dat overeenkomen. Een schriftelijke procedure bestaat uit een uitwisseling van nota's tussen de secretarissen, die in overleg met de partijen handelen. In dat geval wordt de tekst van het voorstel overeenkomstig artikel 7 schriftelijk meegedeeld, waarbij een termijn van niet minder dan 21 kalenderdagen wordt bepaald waarbinnen voorbehouden of gewenste amendementen ter kennis worden gebracht. De voorzitter kan in overleg met de partijen die termijn in bijzondere omstandigheden inkorten. Zodra overeenstemming is bereikt over de tekst, wordt het besluit, het advies, de aanbeveling of het verslag ondertekend door de voorzitter en gewaarmerkt door de secretarissen.

4.   De handelingen van het SPS-subcomité worden voorzien van het opschrift „Besluit”, „Advies”, „Aanbeveling” of „Verslag”. Een besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt goedgekeurd, tenzij in het besluit zelf anders is bepaald.

5.   De besluiten, adviezen, aanbevelingen en verslagen worden aan de partijen gezonden.

6.   Elke partij kan besluiten de besluiten, adviezen en aanbevelingen van het SPS-subcomité in haar publicatieblad of staatsblad bekend te maken.

Artikel 12

Verslagen

Het SPS-subcomité brengt aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken verslag uit over zijn activiteiten en die van de technische werkgroepen of ad-hocgroepen die door het SPS-subcomité zijn opgericht. Dit verslag wordt ingediend 25 kalenderdagen vóór de gewone jaarlijkse vergadering van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken.

Artikel 13

Talen

1.   De werktalen van het SPS-subcomité zijn het Engels en het Roemeens.

2.   Tenzij anders besloten wordt, beraadslaagt het SPS-subcomité op basis van in die talen opgestelde documenten.

Artikel 14

Kosten

1.   Elke partij draagt haar eigen personeels-, reis- en verblijfskosten en haar eigen kosten voor post en telecommunicatie in verband met deelname aan vergaderingen van het SPS-subcomité.

2.   Uitgaven in verband met de organisatie van vergaderingen en de reproductie van documenten komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergadering optreedt.

3.   De kosten voor de vertolking tijdens de vergaderingen en voor de vertaling van de documenten in of uit het Engels en het Roemeens, zoals bedoeld in artikel 13, lid 1, komen ten laste van de partij die die de vergadering organiseert.

Kosten voor vertolking en vertaling in of uit andere talen komen rechtstreeks ten laste van de verzoekende partij.

Artikel 15

Wijziging van het reglement van orde

Dit reglement van orde kan worden gewijzigd bij besluit van het SPS-subcomité overeenkomstig artikel 191, lid 5, van de overeenkomst.

Artikel 16

Technische werkgroepen en ad-hocgroepen

1.   Het SPS-subcomité kan indien nodig bij een besluit uit hoofde van artikel 191, lid 6, van de overeenkomst technische werkgroepen en ad-hocwerkgroepen, met inbegrip van wetenschappelijke groepen en groepen van deskundigen, oprichten en ontbinden.

2.   Van de ad-hocwerkgroepen kunnen ook andere personen dan vertegenwoordigers van de partijen deel uitmaken. De partijen dragen er zorg voor dat de leden van alle door het SPS-subcomité opgerichte groepen de passende regels inzake vertrouwelijkheid in acht nemen.

3.   Tenzij door de partijen anders wordt besloten, werken de door het SPS-subcomité opgerichte groepen onder het gezag van het SPS-subcomité, waaraan zij verslag uitbrengen.

4.   De vergaderingen van de werkgroepen worden gehouden wanneer dat nodig is, in persoon of als video- of audioconferentie.

5.   Het secretariaat van het SPS-subcomité ontvangt kopieën van alle relevante correspondentie, documenten en mededelingen met betrekking tot de activiteiten van de werkgroepen.

6.   De werkgroepen hebben de bevoegdheid om schriftelijk aanbevelingen te richten aan het SPS-subcomité. De aanbevelingen worden bij consensus aangenomen en meegedeeld aan de voorzitter van het SPS-subcomité, die deze aanbevelingen onder de leden verspreidt zoals bepaald in artikel 7.

7.   Dit reglement van orde is mutatis mutandis van toepassing op alle door het SPS-subcomité opgerichte technische werkgroepen en ad-hocwerkgroepen, tenzij anders is bepaald in dit artikel. De verwijzingen naar de vergadering van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken moeten worden begrepen als verwijzingen naar het SPS-subcomité.


ONTWERP

BESLUIT Nr. 1/2015 VAN HET SUBCOMITÉ DOUANE VAN DE EU EN DE REPUBLIEK MOLDAVIË

van … 2015

tot vaststelling van zijn reglement van orde

HET SUBCOMITÉ DOUANE VAN DE EU EN DE REPUBLIEK MOLDAVIË,

Gezien de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (1), („de overeenkomst” genoemd), en met name artikel 200,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 464 van de overeenkomst worden bepaalde onderdelen van de overeenkomst voorlopig toegepast vanaf 1 september 2014.

(2)

Krachtens artikel 200 van de overeenkomst dient het subcomité douane toezicht te houden op de tenuitvoerlegging en het beheer van hoofdstuk 5 (Douane en handelsbevordering) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van de overeenkomst.

(3)

Krachtens artikel 200, lid 3, onder e) van de overeenkomst dient het subcomité douane zijn eigen reglement van orde vast te stellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het reglement van orde van het subcomité douane, als vastgesteld in de bijlage, wordt hierbij goedgekeurd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …, ….

Voor het subcomité douane

De voorzitter


(1)  PB L 260 van 30.8.2014, blz. 4.

BIJLAGE

Reglement van orde van het subcomité douane van de EU en de Republiek Moldavië

Artikel 1

Algemene bepalingen

1.   Het bij artikel 200, lid 1, van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, („de overeenkomst”) ingestelde subcomité douane voert zijn taken uit overeenkomstig artikel 200, leden 2 en 3, van de overeenkomst.

2.   Het subcomité douane bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie en van de Republiek Moldavië die verantwoordelijk zijn voor douane- en douanegerelateerde aangelegenheden.

3.   Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie of van de Republiek Moldavië met verantwoordelijkheid voor douane- en douanegerelateerde aangelegenheden fungeert als voorzitter, overeenkomstig artikel 2.

4.   De partijen bij dit reglement van orde zijn de partijen die zijn gedefinieerd in artikel 461 van de overeenkomst.

Artikel 2

Voorzitterschap

Het voorzitterschap van het subcomité douane wordt bij toerbeurt voor een periode van twaalf maanden bekleed door de partijen. De eerste periode vangt aan op de datum van de eerste Associatieraad en loopt af op 31 december van hetzelfde jaar.

Artikel 3

Vergaderingen

1.   Voor zover de partijen niet anderszins overeenkomen, vergadert het subcomité douane eenmaal per jaar of op verzoek van een van de partijen.

2.   Elke vergadering van het subcomité douane wordt door de voorzitter bijeengeroepen op een door de partijen overeengekomen plaats en datum. De convocatie wordt uiterlijk 28 kalenderdagen voor de vergadering door de voorzitter van het subcomité douane aan de leden toegezonden, tenzij de partijen anders overeenkomen.

3.   De vergaderingen van het subcomité douane kunnen met behulp van daartoe overeengekomen technische hulpmiddelen plaatsvinden, zoals video- of audioconferentie.

4.   Tussen twee vergaderingen door kan het subcomité douane aangelegenheden ook schriftelijk behandelen.

Artikel 4

Delegaties

Vóór elke vergadering worden de partijen door het secretariaat van het subcomité douane in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij die de vergadering bijwoont.

Artikel 5

Secretariaat

1.   Een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van de Republiek Moldavië met verantwoordelijkheid voor douane- en douanegerelateerde aangelegenheden treden gezamenlijk op als secretarissen van het subcomité douane en voeren gezamenlijk de secretariaatstaken uit in een geest van wederzijds vertrouwen en samenwerking.

2.   Het secretariaat van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van de overeenkomst („het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken”), wordt op de hoogte gesteld van alle besluiten, adviezen, aanbevelingen, verslagen of andere handelingen waartoe het subcomité douane besluit.

Artikel 6

Correspondentie

1.   De aan het subcomité douane gerichte correspondentie wordt doorgestuurd aan de secretaris van een van de partijen, die op zijn beurt de andere secretaris op de hoogte stelt.

2.   Het secretariaat van het subcomité douane ziet erop toe dat de correspondentie die aan het subcomité douane is gericht, aan de voorzitter van het subcomité wordt doorgestuurd, en in voorkomend geval ook aan de andere leden, als in artikel 7 bedoelde documenten.

3.   Het secretariaat stuurt mededelingen van de voorzitter namens hem aan de partijen. Dergelijke correspondentie wordt in voorkomend geval verzonden overeenkomstig artikel 7.

Artikel 7

Documenten

1.   Documenten worden verzonden door de secretarissen van het subcomité douane.

2.   Een partij stuurt documenten naar haar secretaris. De secretaris stuurt de documenten door naar de secretaris van de andere partij.

3.   De secretaris van de Unie stuurt de documenten door naar de relevante vertegenwoordigers van de Unie en zendt de secretaris van de Republiek Moldavië daarbij systematisch een kopie. De secretaris van de Unie zendt een exemplaar van de definitieve documenten aan de secretarissen van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken.

4.   De secretaris van de Republiek Moldavië stuurt de documenten door naar de relevante vertegenwoordigers van de Republiek Moldavië en zendt de secretaris van de Unie daarbij systematisch een kopie. De secretaris van de Republiek Moldavië zendt een exemplaar van de definitieve documenten aan de secretarissen van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken.

Artikel 8

Vertrouwelijkheid

De vergaderingen van het subcomité douane zijn niet openbaar, tenzij de partijen anders besluiten. Wanneer een partij aan het subcomité douane informatie overlegt die zij als vertrouwelijk aanduidt, behandelt de andere partij die informatie als zodanig.

Artikel 9

Agenda voor de vergaderingen

1.   Het secretariaat van het subcomité douane stelt op basis van voorstellen van de partijen voor elke vergadering een voorlopige agenda op. Op de voorlopige agenda staan de punten waarvoor het secretariaat uiterlijk 21 kalenderdagen voor de vergadering een verzoek van een partij tot plaatsing op de agenda, samen met de desbetreffende documenten, heeft ontvangen.

2.   De voorlopige agenda wordt, samen met de desbetreffende documenten, uiterlijk 15 kalenderdagen voor de vergadering verspreid overeenkomstig artikel 7.

3.   De agenda wordt bij het begin van elke vergadering door het subcomité douane goedgekeurd. Indien de partijen zulks overeenkomen, kunnen punten die niet op de voorlopige agenda staan als agendapunt worden opgenomen.

4.   In overleg tussen de partijen kan de voorzitter van het subcomité douane vertegenwoordigers van andere organen van de partijen of onafhankelijke deskundigen op ad-hocbasis uitnodigen om een vergadering bij te wonen om informatie te verschaffen over bepaalde onderwerpen. De partijen zorgen ervoor dat dergelijke waarnemers en deskundigen de vertrouwelijkheidsvereisten in acht nemen.

5.   De voorzitter van het subcomité douane kan in overleg met de partijen de in de leden 1 en 2 genoemde termijnen in bijzondere omstandigheden inkorten.

Artikel 10

Notulen en operationele conclusies

1.   De secretaris van de partij die het voorzitterschap van het subcomité douane bekleedt, stelt voor elke vergadering een ontwerp van de de notulen, met inbegrip van de operationele conclusies, op.

2.   De ontwerpnotulen, met inbegrip van de operationele conclusies, worden ter goedkeuring aan het subcomité douane voorgelegd. De ontwerpnotulen worden binnen 28 kalenderdagen na iedere vergadering van het subcomité douane goedgekeurd. Aan elk van de in artikel 7 bedoelde geadresseerden wordt een exemplaar gezonden.

Artikel 11

Besluiten en aanbevelingen

1.   Het subcomité douane heeft de bevoegdheid praktische regelingen, maatregelen, besluiten en aanbevelingen goed te keuren als bedoeld in artikel 200 van de overeenkomst. Deze praktische regelingen, maatregelen, besluiten en aanbevelingen worden door de partijen bij consensus goedgekeurd nadat zij hun respectieve interne procedures voor goedkeuring hebben afgewikkeld. De besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

2.   Alle besluiten en aanbevelingen worden ondertekend door de voorzitter van het subcomité douane en gewaarmerkt door de secretarissen van het subcomité douane. Onverminderd lid 3 ondertekent de voorzitter die documenten tijdens de vergadering waarin het desbetreffende besluit of de desbetreffende aanbeveling wordt goedgekeurd.

3.   Het subcomité douane kan besluiten nemen of aanbevelingen doen via een schriftelijke procedure, na voltooiing van de respectieve interne procedures voor de goedkeuring daarvan, indien de partijen dat overeenkomen. Een schriftelijke procedure bestaat uit een uitwisseling van nota's tussen de secretarissen, die in overleg met de partijen handelen. In dat geval wordt de tekst van het voorstel overeenkomstig artikel 7 schriftelijk meegedeeld, waarbij een termijn van niet minder dan 21 kalenderdagen wordt gesteld waarbinnen voorbehouden of gewenste amendementen ter kennis kunnen worden gebracht. De voorzitter kan in overleg met de partijen die termijn in bijzondere omstandigheden inkorten. Zodra overeenstemming is bereikt over de tekst, wordt het besluit of de aanbeveling ondertekend door de voorzitter en gewaarmerkt door de secretarissen.

4.   De handelingen van het subcomité douane worden voorzien van het opschrift „Besluit” dan wel „Aanbeveling”. Een besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt goedgekeurd, tenzij in het besluit zelf anders is bepaald.

5.   De besluiten en aanbevelingen worden aan de partijen gezonden.

6.   Elke partij kan besluiten de besluiten en aanbevelingen van het subcomité douane in haar publicatieblad of staatsblad bekend te maken.

Artikel 12

Verslagen

Het subcomité douane brengt verslag uit aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken tijdens elke periodieke vergadering van dat comité.

Artikel 13

Talen

1.   De werktalen van het subcomité douane zijn het Engels en het Roemeens.

2.   Tenzij anders besloten wordt, beraadslaagt het subcomité douane op basis van in die talen opgestelde documenten.

Artikel 14

Kosten

1.   Elke partij draagt haar eigen personeels-, reis- en verblijfskosten en haar eigen kosten voor post en telecommunicatie in verband met deelname aan vergaderingen van het subcomité douane.

2.   Uitgaven in verband met de organisatie van vergaderingen en de reproductie van documenten komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergadering optreedt.

3.   De kosten voor de vertolking tijdens de vergaderingen en voor de vertaling van de documenten in of uit het Engels en het Roemeens, zoals vermeld in artikel 13, lid 1, komen ten laste van de partij die die de vergadering organiseert.

Kosten voor vertolking en vertaling in of uit andere talen komen rechtstreeks ten laste van de verzoekende partij.

Artikel 15

Wijziging van het reglement van orde

Dit reglement van orde kan worden gewijzigd bij besluit van het subcomité douane overeenkomstig artikel 200, lid 3, onder e), van de overeenkomst.


ONTWERP

BESLUIT Nr. 1/2015 VAN HET SUBCOMITÉ GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN VAN DE EU EN DE REPUBLIEK MOLDAVIË

van … 2015

tot vaststelling van zijn reglement van orde

HET SUBCOMITÉ GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN VAN DE EU EN DE REPUBLIEK MOLDAVIË,

Gezien de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (1), („de overeenkomst”), en met name artikel 306,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 464 van de overeenkomst worden bepaalde onderdelen van de overeenkomst voorlopig toegepast vanaf 1 september 2014.

(2)

Krachtens artikel 306 van de overeenkomst dient het subcomité geografische aanduidingen toezicht te houden op de ontwikkeling van de overeenkomst op het gebied van geografische aanduidingen en een forum te bieden voor samenwerking en dialoog op het gebied van geografische aanduidingen.

(3)

Krachtens artikel 306, lid 3, van de overeenkomst dient het subcomité geografische aanduidingen zijn reglement van orde vast te stellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het reglement van orde van het subcomité geografische aanduidingen, als vastgesteld in de bijlage, wordt hierbij goedgekeurd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …

Voor het subcomité geografische aanduidingen

De voorzitter


(1)  PB L 260 van 30.8.2014, blz. 4.

BIJLAGE

Reglement van orde van het subcomité geografische aanduidingen van de EU en de Republiek Moldavië

Artikel 1

Algemene bepalingen

1.   Het bij artikel 306 van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, („de overeenkomst”) ingestelde subcomité voor geografische aanduidingen assisteert het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van de overeenkomst („het associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken”), bij de uitvoering van zijn taken.

2.   Het subcomité geografische aanduidingen voert zijn taken uit overeenkomstig artikel 306 van de overeenkomst.

3.   Het subcomité geografische aanduidingen bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie en van de Republiek Moldavië die verantwoordelijk zijn voor aangelegenheden in verband met geografische aanduidingen

4.   De partijen wijzen elk een delegatiehoofd aan dat de contactpersoon is voor alle aangelegenheden betreffende het subcomité geografische aanduidingen.

5.   De delegatiehoofden fungeren als voorzitter van het subcomité geografische aanduidingen overeenkomstig artikel 2.

6.   Elk delegatiehoofd kan alle taken van het delegatiehoofd of een deel daarvan delegeren aan een benoemde plaatsvervanger, in welk geval alle navolgende bepalingen betreffende het delegatiehoofd eveneens gelden voor de benoemde plaatsvervanger.

7.   De partijen bij dit reglement van orde zijn de partijen die zijn gedefinieerd in artikel 461 van de overeenkomst.

Artikel 2

Voorzitterschap

Het voorzitterschap van het subcomité geografische aanduidingen wordt bij toerbeurt voor een periode van twaalf maanden bekleed door de partijen. De eerste periode vangt aan op de datum van de eerste Associatieraad en loopt af op 31 december van hetzelfde jaar.

Artikel 3

Vergaderingen

1.   Tenzij de partijen anderszins overeenkomen, komt het subcomité geografische aanduidingen bijeen op verzoek van een partij, afwisselend in de Unie en in de Republiek Moldavië, en in geen geval later dan 90 kalenderdagen na het verzoek.

2.   Elke vergadering van het subcomité geografische aanduidingen wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen op een door de partijen overeengekomen plaats en datum. De convocatie wordt uiterlijk 28 kalenderdagen voor de vergadering door de voorzitter van het subcomité geografische aanduidingen aan de leden toegezonden, tenzij de partijen anders overeenkomen.

3.   Voor zover mogelijk wordt de jaarlijkse vergadering van het subcomité geografische aanduidingen vroeg genoeg vóór de reguliere vergadering van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken bijeengeroepen.

4.   Bij wijze van uitzondering kunnen de vergaderingen van het subcomité geografische aanduidingen worden gehouden met behulp van door de partijen overeengekomen technologische middelen, zoals videoconferentie.

Artikel 4

Delegaties

Vóór elke vergadering worden de partijen door het secretariaat van het subcomité geografische aanduidingen in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij die de vergadering bijwoont.

Artikel 5

Secretariaat

1.   Een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van de Republiek Moldavië, benoemd door de delegatiehoofden, treden gezamenlijk op als secretarissen van het subcomité geografische aanduidingen en voeren gezamenlijk de secretariaatstaken uit in een geest van wederzijds vertrouwen en samenwerking.

2.   Het secretariaat van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken wordt op de hoogte gesteld van alle besluiten, verslagen of andere handelingen waartoe het subcomité geografische aanduidingen besluit.

Artikel 6

Correspondentie

1.   De aan het subcomité geografische aanduidingen gerichte correspondentie wordt doorgestuurd aan de secretaris van een van de partijen, die op zijn beurt de andere secretaris op de hoogte stelt.

2.   Het secretariaat van het subcomité geografische aanduidingen ziet erop toe dat de correspondentie die aan het subcomité geografische aanduidingen is gericht, aan de voorzitter van het subcomité wordt doorgestuurd, en in voorkomend geval ook aan de andere leden, als in artikel 7 bedoelde documenten.

3.   Het secretariaat stuurt mededelingen van de voorzitter namens hem aan de partijen. Dergelijke correspondentie wordt in voorkomend geval verzonden overeenkomstig artikel 7.

Artikel 7

Documenten

1.   Documenten worden verzonden door de secretarissen van het subcomité geografische aanduidingen.

2.   Een partij stuurt documenten naar haar secretaris. De secretaris stuurt de documenten door naar de secretaris van de andere partij.

3.   De secretaris van de Unie stuurt de documenten door naar de relevante vertegenwoordigers van de Unie en zendt de secretaris van de Republiek Moldavië en de secretarissen van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken daarbij systematisch een in kopie.

4.   De secretaris van de Republiek Moldavië stuurt de documenten door naar de relevante vertegenwoordigers van de Republiek Moldavië en zendt de secretaris van de Unie en de secretarissen van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken daarbij systematisch een kopie.

Artikel 8

Vertrouwelijkheid

De vergaderingen van het subcomité geografische aanduidingen zijn niet openbaar, tenzij de partijen anders besluiten. Wanneer een partij aan het subcomité geografische aanduidingen informatie overlegt die zij als vertrouwelijk aanduidt, behandelt de andere partij die informatie als zodanig.

Artikel 9

Agenda voor de vergaderingen

1.   Het secretariaat van het subcomité geografische aanduidingen stelt op basis van voorstellen van de partijen voor elke vergadering een voorlopige agenda op, alsmede een ontwerp van de in artikel 10 bedoelde operationele conclusies. Op de voorlopige agenda staan de punten waarvoor het secretariaat uiterlijk 21 kalenderdagen voor de vergadering een verzoek van een partij tot plaatsing op de agenda, samen met de desbetreffende documenten, heeft ontvangen.

2.   De voorlopige agenda wordt, samen met de desbetreffende documenten, uiterlijk 15 kalenderdagen voor de vergadering verspreid overeenkomstig artikel 7.

3.   De agenda wordt aan het begin van elke vergadering door de voorzitter en het andere delegatiehoofd vastgesteld. Indien de partijen zulks overeenkomen, kunnen punten die niet op de voorlopige agenda staan als agendapunt worden opgenomen.

4.   In overleg tussen de partijen kan de voorzitter van het subcomité geografische aanduidingen vertegenwoordigers van andere organen van de partijen of onafhankelijke deskundigen op ad-hocbasis uitnodigen om een vergadering bij te wonen om informatie te verschaffen over bepaalde onderwerpen. De partijen zorgen ervoor dat dergelijke waarnemers en deskundigen de vertrouwelijkheidsvereisten in acht nemen.

5.   De voorzitter van de vergadering van het subcomité geografische aanduidingen kan in overleg met de partijen de in de leden 1 en 2 genoemde termijnen in bijzondere omstandigheden inkorten.

Artikel 10

Notulen en operationele conclusies

1.   Van elke vergadering worden door de secretarissen van het subcomité geografische aanduidingen ontwerpnotulen opgesteld.

2.   In beginsel bevatten de notulen voor elk agendapunt:

a)

een lijst van de deelnemers aan de vergadering, een lijst van de ambtenaren die hen begeleidden en een lijst van eventuele waarnemers of deskundigen die de vergadering hebben bijgewoond;

b)

aan het subcomité geografische aanduidingen voorgelegde documenten;

c)

de verklaringen die op verzoek van het subcomité geografische aanduidingen in de notulen worden opgenomen, en

d)

de operationele conclusies van de vergadering, indien van toepassing, als bedoeld in lid 4.

3.   De ontwerpnotulen worden ter goedkeuring aan het subcomité voorgelegd. Zij worden binnen 28 kalenderdagen na iedere vergadering van het subcomité goedgekeurd. Aan elk van de in artikel 7 bedoelde geadresseerden wordt een exemplaar gezonden.

4.   De secretaris van de partij die het voorzitterschap van het subcomité geografische aanduidingen bekleedt, stelt voor elke vergadering een ontwerp van de operationele conclusies op en stuurt dit samen met de agenda aan de partijen, uiterlijk 15 kalenderdagen voor het begin van de vergadering. Die ontwerpconclusies worden tijdens de vergadering bijgewerkt, zodat zij, tenzij door de partijen anders overeengekomen, aan het eind van de vergadering kunnen worden goedgekeurd door het subcomité, zodat duidelijk is welke vervolgacties de partijen overeengekomen zijn. Zodra zij zijn goedgekeurd, worden de operationele conclusies aan de notulen gehecht, en de tenuitvoerlegging ervan wordt geëvalueerd op een volgende vergadering van het subcomité geografische aanduidingen. Het subbcomité geografische aanduidingen stelt daartoe een template op, waarin voor elke actie een deadline kan worden vastgesteld.

Artikel 11

Besluiten

1.   Het subcomité geografische aanduidingen is bevoegd besluiten te nemen in gevallen als bedoeld in artikel 306, lid 4, van de overeenkomst. Die besluiten worden door de partijen bij consensus goedgekeurd nadat zij hun respectieve interne procedures voor goedkeuring hebben afgewikkeld. De besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

2.   Alle besluiten worden ondertekend door de voorzitter van het subcomité geografische aanduidingen en gewaarmerkt door de secretarissen van het subcomité geografische aanduidingen. Onverminderd lid 4 ondertekent de voorzitter die documenten tijdens de vergadering waarin het desbetreffende besluit wordt goedgekeurd.

3.   Het subcomité kan besluiten nemen of verslagen goedkeuren via een schriftelijke procedure, na voltooiing van de respectieve interne procedures voor de goedkeuring daarvan, indien de partijen dat overeenkomen. Een schriftelijke procedure bestaat uit een uitwisseling van nota's tussen de twee secretarissen, die in overleg met de partijen handelen. In dat geval wordt de tekst van het voorstel overeenkomstig artikel 7 schriftelijk meegedeeld, waarbij een termijn van niet minder dan 21 kalenderdagen wordt gesteld waarbinnen voorbehouden of gewenste amendementen ter kennis kunnen worden gebracht. De voorzitter kan in overleg met de partijen die termijn in bijzondere omstandigheden inkorten. Zodra overeenstemming is bereikt over de tekst, wordt het besluit of het verslag ondertekend door de voorzitter en gewaarmerkt door de secretarissen.

4.   De handelingen van het subcomité worden voorzien van het opschrift „Besluit” of „Verslag”. Een besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt goedgekeurd, tenzij in het besluit zelf anders is bepaald.

5.   De besluiten worden aan de partijen gezonden.

6.   Elke partij kan beslissen om de besluiten van het subcomité geografische aanduidingen in haar publicatieblad op te nemen.

Artikel 12

Verslagen

Het subcomité geografische aanduidingen brengt verslag uit aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken over zijn werkzaamheden tijdens elke periodieke vergadering van deze laatste.

Artikel 13

Talen

1.   De werktalen van het subcomité geografische aanduidingen zijn het Engels en het Roemeens.

2.   Tenzij anders besloten wordt, beraadslaagt het subcomité op basis van in die talen opgestelde documenten.

Artikel 14

Kosten

1.   Elke partij draagt haar eigen personeels-, reis- en verblijfskosten en haar eigen kosten voor post en telecommunicatie in verband met deelname aan vergaderingen van het subcomité geografische aanduidingen.

2.   Uitgaven in verband met de organisatie van vergaderingen en de reproductie van documenten komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergadering optreedt.

3.   De kosten voor de vertolking tijdens de vergaderingen en voor de vertaling van de documenten in of uit het Engels en het Roemeens, zoals vermeld in artikel 13, lid 1, komen ten laste van de partij die die de vergadering organiseert.

Kosten voor vertolking en vertaling in of uit andere talen komen rechtstreeks ten laste van de verzoekende partij.

Artikel 15

Wijziging van het reglement van orde

Dit reglement van orde kan worden gewijzigd bij besluit van het subcomité geografische aanduidingen overeenkomstig artikel 306, lid 3, van de overeenkomst.


6.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/38


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/179 VAN DE COMMISSIE

van 4 februari 2015

tot machtiging van de lidstaten om af te wijken van een aantal bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van houten verpakkingsmateriaal vervaardigd uit naaldbomen (Coniferales) in de vorm van munitiekisten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika onder toezicht van het Amerikaanse ministerie van Defensie

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 445)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 15, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, juncto bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2, van die richtlijn, moeten de lidstaten het binnenbrengen van houten verpakkingsmateriaal in de Unie verbieden, tenzij dit is onderworpen aan een goedgekeurde fytosanitaire behandeling zoals omschreven in de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen nr. 15 (2) en voorzien is van een merkteken zoals gespecificeerd in diezelfde norm waaruit blijkt dat het houten verpakkingsmateriaal een fytosanitaire behandeling heeft ondergaan. Krachtens artikel 15, lid 1, van die richtlijn kunnen de lidstaten echter afwijken van deze bepalingen indien wordt vastgesteld dat er geen risico is op de verspreiding van schadelijke organismen.

(2)

Bepaald houten verpakkingsmateriaal vervaardigd uit naaldbomen (Coniferales) in de vorm van kisten, van oorsprong uit de Verenigde Staten, momenteel in gebruik voor het vervoer van munitie en uiterlijk op 31 augustus 2007 geproduceerd, voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, juncto bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2, van deze richtlijn. Hierna worden deze kisten „de kisten” genoemd.

(3)

De Commissie heeft op basis van door de Verenigde Staten verstrekte gegevens besloten dat de kisten geen risico op verspreiding van schadelijke organismen vormen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan inzake de afwezigheid of beperkte aanwezigheid van bast, de behandeling en de herstelling van de kisten, alsook de opslag en het vervoer hiervan.

(4)

De lidstaten dienen derhalve te worden gemachtigd om het binnenbrengen van de kisten op hun grondgebied toe te staan, alsook de opslag en het vervoer ervan, mits aan de in overweging 3 bedoelde voorwaarden is voldaan, terwijl de bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG dienen te worden toegepast zodra zij leeg zijn.

(5)

Teneinde doeltreffende controles en overzicht van de potentiële fytosanitaire risico's te waarborgen, dient ieder persoon die de kisten vervoert of opslaat na de in het dispositief voorziene controles de verantwoordelijke officiële instantie in kennis te stellen van dit vervoer of deze opslag, en de betrokken kisten aan te geven.

(6)

De lidstaten moeten elkaar en de Commissie informeren wanneer zij een zending bemerken die niet aan de in overweging 3 bedoelde voorwaarden voldoet. Zij moeten de Commissie en de andere lidstaten op jaarbasis informatie verstrekken over de invoer, zodat de toepassing van dit besluit kan worden beoordeeld.

(7)

Rekening houdend met de redenen voor de afwijking, is het gepast deze toe te staan voor een periode van drie jaar.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Machtiging om af te wijken

In afwijking van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, juncto bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2, van deze richtlijn, mogen lidstaten toestemming verlenen voor het op hun grondgebied binnenbrengen van houten verpakkingsmateriaal vervaardigd uit naaldbomen (Coniferales) in de vorm van kisten, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika onder toezicht van het Amerikaanse ministerie van Defensie, momenteel in gebruik voor het vervoer van munitie en uiterlijk op 31 augustus 2007 geproduceerd, hierna „de kisten” genoemd, die voldoen aan in de bijlage bij dit besluit vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Aanmeldingsverplichting

1.   De importeur stelt, ten minste vijf werkdagen op voorhand, de verantwoordelijke officiële instantie van de lidstaat of de lidstaten van de plaats van binnenkomst en de plaats van eerste opslag, indien verschillend van de plaats van binnenkomst, in kennis van zijn intentie om een zending binnen te brengen.

2.   De in lid 1 bedoelde kennisgeving omvat volgende elementen:

a)

de datum waarop de zending zal worden binnengebracht;

b)

een inventaris van de betrokken zending met identificatie van de kisten die daar deel van uitmaken;

c)

de naam en het adres van de importeur;

d)

de plaats van binnenkomst van de zending;

e)

het adres van de plaats van eerste opslag, indien verschillend van de plaats van binnenkomst.

Artikel 3

Controles door de verantwoordelijke officiële instanties

De verantwoordelijke officiële instantie van de lidstaat van de plaats van eerste opslag, indien verschillend van de plaats van binnenkomst, controleert de naleving door van elke zending een representatief monster te toetsen aan de volgende punten van de bijlage:

a)

punten 1) en 2) betreffende de merktekens;

b)

punt 4) betreffende van bast ontdaan zijn;

c)

punt 5) betreffende het vochtgehalte;

d)

punt 7) betreffende het begeleidende document.

Artikel 4

Opslag en vervoer

1.   Zowel voor als na de in artikel 3 bedoelde controles worden de kisten in gesloten gebouwen opgeslagen.

2.   Indien de kisten, zowel voor als na de in artikel 3 bedoelde controles, worden vervoerd, gebeurt dit in gesloten containers of onder volledig afschermende bedekking.

3.   Indien de kisten worden vervoerd na de in artikel 3 bedoelde controles, stelt de persoon die hen vervoert de verantwoordelijke officiële instantie of de verantwoordelijke officiële instanties in kennis van de plaats van vertrek en de plaats van bestemming, alsook van de hoeveelheden en de identiteit van de betrokken kisten.

Indien de kisten na afloop van de in artikel 3 bedoelde controles worden opgeslagen op een andere plaats dan die waar de controles zijn verricht, stelt de persoon die hen opslaat de verantwoordelijke officiële instantie in kennis van de plaats van opslag, alsook van de hoeveelheden en de identiteit van de betrokken kisten.

Artikel 5

Kennisgeving van niet-naleving

De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van iedere zending die niet voldoet aan de in de bijlage vervatte voorwaarden.

De kennisgeving geschiedt uiterlijk drie werkdagen na de datum waarop de verantwoordelijke officiële instantie dergelijke zending heeft bemerkt.

Artikel 6

Rapportage over de invoer

De lidstaat van de plaats van eerste opslag, indien verschillend van de plaats van binnenkomst als bedoeld in artikel 2, lid 1, verstrekt de Commissie en de andere lidstaten uiterlijk tegen 31 januari van elk jaar informatie over het aantal zendingen dat op hun grondgebied werd binnengebracht en een verslag over de in artikel 3 bedoelde controles die tussen 1 januari en 31 december van het voorgaande jaar werden uitgevoerd.

Artikel 7

Vervaldatum

Dit besluit vervalt op 31 december 2017.

Artikel 8

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 4 februari 2015.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  ISPM 15 2009. Regulation of wood packaging material in international trade. Rome, IPPC, FAO.


BIJLAGE

VOORWAARDEN VOOR DE IN ARTIKEL 1 BEDOELDE KISTEN

De in artikel 1 bedoelde kisten moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

1.

Zij zijn voorzien van een merkteken waaruit blijkt dat zij uiterlijk op 31 augustus 2007 zijn vervaardigd.

2.

Zij zijn voorzien van een merkteken waaruit blijkt dat zij zijn behandeld met een door het Environmental Protection Agency van de Verenigde Staten van Amerika goedgekeurd houtconserveringsmiddel.

3.

Indien de kisten na 1 september 2007 werden gerepareerd, voldoet het hout dat voor dat doel werd gebruikt aan de voorwaarden van bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2 van Richtlijn 2000/29/EG.

4.

De kisten zijn vervaardigd uit van bast ontdaan hout, met uitzondering van visueel afzonderlijke en duidelijk te onderscheiden stukjes bast — ongeacht hun aantal — die voldoen aan een van de volgende vereisten:

a)

zij zijn minder dan 3 cm breed (ongeacht de lengte), of

b)

indien zij breder dan 3 cm zijn, is de totale oppervlakte van elk afzonderlijk stuk bast kleiner dan 50 cm2.

5.

Hun vochtgehalte bedraagt niet meer dan 20 %.

6.

Zij werden steeds opgeslagen in gesloten gebouwen en vervoerd in gesloten containers of onder volledig afschermende bedekking.

7.

Zij zijn voorzien van een begeleidend document dat is afgegeven door het Amerikaanse ministerie van Defensie, waarin de naleving van de in de punten 4), 5) en 6) vervatte voorwaarden wordt bevestigd.


Rectificaties

6.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/42


Rectificatie van Uitvoeringsbesluit 2013/50/EU van de Commissie van 22 januari 2013 tot verlening van een vergunning voor uitbreiding van het gebruik van chiazaad (Salvia hispanica) als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 21 van 24 januari 2013 )

Bladzijde 34, artikel 2, eerste alinea:

in plaats van:

„De aanduiding van het bij dit besluit toegelaten chiazaad (Salvia hispanica) op de etikettering van de levensmiddelen die dit zaad bevatten, is „chiazaden (Salvia hispanica)”.”

te lezen:

„De aanduiding van het bij dit besluit toegelaten chiazaad (Salvia hispanica) op de etikettering van de levensmiddelen die dit zaad bevatten, is „chiazaad (Salvia hispanica)”.”

Bladzijde 35, tabel in bijlage II, kolom 1, rij 1:

in plaats van:

„Broodproducten”

te lezen:

„Bakkerijproducten”