ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
58e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
* |
||
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
27.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/1 |
Informatie over de ondertekening en voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak voor vaartuigen die de vlag van Denemarken, Noorwegen en Zweden voeren
Op 15 januari 2015 hebben de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen in Brussel de overeenkomst betreffende wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak voor vaartuigen die de vlag van Denemarken, Noorwegen en Zweden voeren ondertekend (1).
Derhalve is de overeenkomst, conform artikel 9, voorlopig van toepassing met ingang van 15 januari 2015.
(1) PB L 224 van 30.7.2014, blz. 3.
VERORDENINGEN
27.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/2 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/108 VAN DE RAAD
van 26 januari 2015
tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 442/2011 (1), en met name artikel 32, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 18 januari 2012 Verordening (EU) nr. 36/2012 vastgesteld. |
(2) |
Het Gerecht van de Europese Unie heeft in zijn arrest van 13 november 2014 in de zaken T-653/11, T-654/11 en T-43/12 het besluit van de Raad om Aiman Jaber, Khaled Kaddour, Mohammed Hamcho en Hamcho International op te nemen in de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012, nietig verklaard. |
(3) |
Aiman Jaber, Khaled Kaddour, Mohammed Hamcho en Hamcho International moeten op grond van een nieuwe motivering opnieuw worden opgenomen op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten. |
(4) |
Verordening (EU) nr. 36/2012 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
E. RINKĒVIČS
(1) PB L 16 van 19.1.2012, blz. 1.
BIJLAGE
De onderstaande personen en entiteit worden toegevoegd aan de lijst van personen en entiteiten in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012.
I. LIJST VAN NATUURLIJKE PERSONEN, RECHTSPERSONEN, ENTITEITEN OF LICHAMEN BEDOELD IN ARTIKEL 14 EN IN ARTIKEL 15, LID 1, ONDER a)
A. PERSONEN
|
Naam |
Identificatiegegevens |
Motivering |
Datum van opneming op de lijst |
18. |
Mohammed ( ) Hamcho ( ) |
Geboortedatum: 20 mei 1966. Paspoort nr. 002954347 |
Vooraanstaand Syrisch zakenman, eigenaar van Hamcho International, die dicht bij belangrijke figuren van het Syrische regime staat, onder wie president Bashar Al-Assad en Maher Al-Assad. Sinds maart 2014 is hij voorzitter voor China van de bilaterale handelsraden, na te zijn benoemd door de minister van Economie, Khodr Orfali. Mohammed Hamcho verleent steun aan het Syrische regime en profiteert ervan, en heeft banden met personen die baat hebben bij of steun verlenen aan het regime. |
27.1.2015 |
28. |
Khalid ( ) (ook bekend als Khaled) Qaddur ( ) (ook bekend als Qadour, Qaddour en Kaddour) |
|
Vooraanstaand Syrisch zakenman, die dicht bij Maher Al-Assad staat, een belangrijk figuur van het Syrische regime. Khalid Qaddur verleent steun aan het Syrische regime en profiteert ervan, en heeft banden met personen die profiteren van of steun verlenen aan het regime. |
27.1.2015 |
33. |
Ayman ( ) Jabir ( ) (ook bekend als Aiman Jaber) |
Geboorteplaats: Latakia |
Vooraanstaand Syrisch zakenman, die dicht bij belangrijke figuren van het Syrische regime staat, zoals Maher Al-Assad en Rami Makhlouf. Hij heeft ook het regime geholpen door de invoer van olie van Overseas Petroleum Trading in Syrië te faciliteren via zijn bedrijf El Jazireh. Ayman Jabir verleent steun aan het regime en profiteert ervan, en heeft banden met personen die profiteren van of steun verlenen aan het regime. |
27.1.2015 |
B. ENTITEITEN
|
Naam |
Identificatiegegevens |
Motivering |
Datum van opneming op de lijst |
|||||||
3. |
Hamcho International (ook bekend als Hamsho International Group) |
|
Hamcho International is een grote Syrische houdstermaatschappij waarvan Mohammed Hamcho de eigenaar is. Hamcho International verleent steun aan het regime en profiteert ervan, en heeft banden met een persoon die baat heeft bij of steun verleent aan het regime. |
27.1.2015 |
27.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/4 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/109 VAN DE RAAD
van 26 januari 2015
tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 560/2005 van 12 april 2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust (1), en met name artikel 11 bis, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 12 april 2005 Verordening (EG) nr. 560/2005 vastgesteld. |
(2) |
Het Sanctiecomité, dat is ingesteld krachtens Resolutie 1572 (2004) van de VN-Veiligheidsraad betreffende Ivoorkust, heeft op 20 november 2014 één persoon geschrapt van de lijst van personen die onderworpen zijn aan de maatregelen welke worden omschreven in de punten 9 tot en met 12 van die Resolutie. |
(3) |
De in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 560/2005 opgenomen lijst van personen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 560/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
J. DŪKLAVS
(1) PB L 95 van 14.4.2005, blz. 1.
BIJLAGE
De vermelding in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 560/2005 voor de hierna genoemde persoon wordt geschrapt:
Alcide DJÉDJÉ
27.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/6 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/110 VAN DE COMMISSIE
van 26 januari 2015
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China en Rusland en tot beëindiging van de procedure betreffende bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit Oekraïne naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („de basisverordening”) (1), en met name artikel 9, lid 4, en artikel 11, leden 2 en 5,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Geldende maatregelen
(1) |
Na een antidumpingonderzoek („het vorige onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1256/2008 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7306 30 41, ex 7306 30 49, ex 7306 30 72 en ex 7306 30 77, van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China („de VRC”), Rusland, Thailand en Oekraïne („de definitieve antidumpingmaatregelen”). Dat recht is een ad-valoremrecht variërend van 10,1 % tot 90,6 %. |
2. Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen
(2) |
Na de bekendmaking van een bericht van het naderend vervallen van de definitieve antidumpingmaatregelen (3), heeft de Commissie op 18 september 2013 op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen ontvangen. Het verzoek werd ingediend door het Defence Committee of the welded steel tubes industry of the European Union („de indiener van het verzoek”) namens producenten die samen goed zijn voor een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie in de Unie van gelaste buizen en pijpen. |
(3) |
Het verzoek was gebaseerd op de overweging dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie. |
3. Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen
(4) |
Nadat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 19 december 2013 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (4) („het bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd. |
4. Onderzoek
4.1. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode
(5) |
Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot het einde van het TNO („de beoordelingsperiode”). |
4.2. Bij de procedure betrokken partijen
(6) |
De Commissie heeft de indiener van het verzoek, overige bekende producenten in de Europese Unie, producenten-exporteurs in Belarus, de VRC, Rusland en Oekraïne („de betrokken landen”), niet-verbonden importeurs en bekende betrokken gebruikers alsook vertegenwoordigers van de betrokken landen officieel van de opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. |
(7) |
Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, zijn gehoord. |
4.2.1. Steekproef van producenten-exporteurs
(8) |
Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in de VRC, Rusland en Oekraïne werd in het bericht van opening vermeld dat werd overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd bovengenoemde partijen verzocht zich binnen 15 dagen na de opening van het nieuwe onderzoek bij haar kenbaar te maken en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken. |
(9) |
Uiteindelijk heeft de Commissie geen steekproefantwoorden ontvangen van producenten-exporteurs in de VRC. Er werd één steekproefantwoord ontvangen van een producent-exporteur in Oekraïne. Er werden drie steekproefantwoorden ontvangen van producenten-exporteurs in Rusland. De Commissie besloot daarom dat een steekproef van de producenten-exporteurs niet noodzakelijk was. |
4.2.2. Steekproef van importeurs en producenten in de Unie
(10) |
Gezien het kennelijk grote aantal niet-verbonden importeurs in de Unie werd in het bericht van opening overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd bovengenoemde partijen verzocht zich binnen 15 dagen na de opening van het nieuwe onderzoek bij haar kenbaar te maken en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken. Omdat er geen antwoorden van niet-verbonden importeurs werden ontvangen, werd geen steekproef van niet-verbonden importeurs samengesteld. |
(11) |
Gezien het kennelijk grote aantal producenten in de Unie werd in het bericht van opening meegedeeld dat de Commissie voor het vaststellen van de schade een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld, overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. Die voorselectie was gemaakt met gebruikmaking van de informatie die de Commissie in de inleidende fase tot haar beschikking had, en gebaseerd op het verkoopvolume, het productievolume en de geografische ligging in de Unie van de producenten. De steekproef kwam overeen met het grootste representatieve productie- en verkoopvolume dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht en vertegenwoordigde 52 % van de totale productie en verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie. De steekproef was bovendien representatief wat de geografische ligging van de ondernemingen betreft, aangezien zij vier verschillende lidstaten bestreek. De producenten in de Unie werden op de datum van bekendmaking van het bericht van opening geraadpleegd over de voorgestelde steekproef. Omdat zich geen andere producenten aanmeldden en geen opmerkingen over de steekproef werden ontvangen, werd de voorgestelde steekproef bevestigd. |
(12) |
De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping, de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade en het belang van de Unie te bepalen. Daartoe zond de Commissie vragenlijsten aan de producenten-exporteurs en aan de producenten in de Unie die in de steekproef waren opgenomen. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:
|
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
1. Betrokken product
(13) |
Het betrokken product betreft gelaste buizen en pijpen, van ijzer of niet-gelegeerd staal, met rond profiel, met een uitwendige diameter van niet meer dan 168,3 mm, met uitzondering van buizen en pijpen van de soort gebruikt voor olie- of gasleidingen, bekledingsbuizen (casings) en exploitatiebuizen (tubings) van de soort gebruikt bij de olie- of gaswinning, precisiebuizen en buizen en pijpen die voorzien zijn van hulpstukken voor gas- of vloeistofleidingen voor gebruik in de burgerluchtvaart, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7306 30 41, ex 7306 30 49, ex 7306 30 72 en ex 7306 30 77 van oorsprong uit Belarus, de VRC, Rusland en Oekraïne. |
(14) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de verschillende soorten van het betrokken product allemaal dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen hebben en in hoofdzaak voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. |
2. Soortgelijk product
(15) |
De gelaste buizen en pijpen die door de bedrijfstak van de Unie worden geproduceerd en in de Unie worden verkocht, en de gelaste buizen en pijpen die in de betrokken landen en het referentieland worden geproduceerd en verkocht, blijken in wezen dezelfde fysische, chemische en technische eigenschappen te hebben en hetzelfde basisgebruik te hebben als de gelaste buizen en pijpen die in de betrokken landen worden geproduceerd en naar de Unie worden uitgevoerd. Daarom worden al deze producten beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
C. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING
(16) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of het vervallen van de bestaande maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping door de vier betrokken landen. |
(17) |
Alle vier de onderzochte landen voerden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek slechts zeer geringe hoeveelheden van het betrokken product uit. Daarom is voortzetting van dumping voor geen van de vier onderzochte landen waarschijnlijk. De beoordeling werd beperkt tot de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping, op basis van uitvoerprijzen naar andere derde landen. Evenals in het vorige onderzoek werd daarbij de uitvoer naar Belarus buiten beschouwing gelaten. |
LANDEN ZONDER MARKTECONOMIE
1. Referentieland
(18) |
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening worden Belarus en de VRC niet als landen met een markteconomie beschouwd. In het vorige onderzoek werd voor het vaststellen van de normale waarde de VS als referentieland gebruikt. In het bericht van opening werd voorgenomen om voor dit nieuwe onderzoek de VS als referentieland te gebruiken, zoals de indiener van het verzoek had voorgesteld. |
(19) |
De Commissie ontving opmerkingen van Mogilev en van de Belarussische autoriteiten. Er werden geen opmerkingen van belanghebbenden in de VRC ontvangen. |
(20) |
De Belarussische partijen stelden dat de VS geen geschikte keuze was vanwege vermeende banden tussen de enige medewerkende Amerikaanse producent en de bedrijfstak van de Unie. |
(21) |
De Belarussische partijen stelden voor om Rusland als referentieland te nemen, omdat de Russische ijzer- en staalindustrie volgens hen vergelijkbaar is met die van Belarus vanwege hun gemeenschappelijke banden met de voormalige Sovjet-Unie. |
(22) |
Uit het onderzoek bleek evenwel dat de waarde van aardgas in de productiekosten van de enige medewerkende producent in Rusland niet naar behoren tot uiting komt (zie overweging 69). Bovendien was de medewerking van deze producent in Rusland onvoldoende (zie overweging 61). Daarom werd de keuze van Rusland niet geschikt geacht. |
(23) |
De Commissie heeft ook andere derde landen die het betrokken product naar de Unie uitvoeren, geïdentificeerd. De Commissie heeft contact opgenomen met producenten in 14 bekende staalproducerende landen. Het betrof landen als Bosnië en Herzegovina, Brazilië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Servië, Zuid-Afrika, Zuid-Korea en Taiwan. |
(24) |
Uiteindelijk verleenden de producenten in de VS geen medewerking aan de Commissie. De Commissie ontving echter wel volledige antwoorden op de vragenlijst van producenten in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Zuid-Afrika. Gezien de aanzienlijke omvang van de binnenlandse verkoop van de producent in Zuid-Afrika, was de Commissie van oordeel dat dat land de meest geschikte keuze was. |
BELARUS
1. Opmerking vooraf
(25) |
De grootste bekende producent in Belarus, OJSC Mogilev Metallurgical Works („Mogilev”), verleende medewerking aan het onderzoek. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek voerde Mogilev het betrokken product echter niet uit naar de Unie. Derhalve werd de informatie over de waarschijnlijke uitvoerprijzen naar de Unie gebaseerd op de uitvoerprijzen naar andere derde landen, zoals uiteengezet in overweging 27. |
2. Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
2.1. Vaststelling van de normale waarde
(26) |
Voor Belarus werd de normale waarde van het soortgelijke product per productsoort vastgesteld aan de hand van de binnenlandse verkoopprijzen aan niet-verbonden afnemers in het kader van normale handelstransacties in Zuid-Afrika („het referentieland”). Wanneer er geen verkoop van een soortgelijk product in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden of een productsoort niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt van Zuid-Afrika was afgezet, berekende de Commissie de normale waarde door aan de productiekosten van het soortgelijke product de verkoop- en algemene kosten en administratieve uitgaven en winst toe te voegen. |
2.2. Vaststelling van de waarschijnlijke uitvoerprijs
(27) |
In het tijdvak van het nieuwe onderzoek voerde Mogilev het betrokken product niet uit naar de Unie. Daarom werd de waarschijnlijke uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van verkoopprijzen bij uitvoer naar andere derde landen. |
2.3. Vergelijking
(28) |
De normale waarde en de waarschijnlijke uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een eerlijke vergelijking te waarborgen, werd rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. |
(29) |
In voorkomend geval werden correcties toegepast voor verschillen in vervoerskosten, rabatten, kortingen en handelsstadium. |
2.4. Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
(30) |
Op basis van het bovenstaande werd de waarschijnlijke dumpingmarge in de zin van artikel 11, lid 2, van de basisverordening vastgesteld op 28,4 %. |
3. Ontwikkeling van de uitvoer indien de maatregelen worden ingetrokken
3.1. Productiecapaciteit van de producenten-exporteurs
(31) |
De productielijnen van Mogilev werden gebruikt voor de productie van zowel gelaste buizen en pijpen als van holle profielen (slechts één kleine productiefase onderscheidt de productie van de twee producten). Mogilev produceerde aanzienlijke hoeveelheden holle profielen en voerde deze onder meer uit naar de Unie, aangezien er voor deze goederen geen antidumpingrechten gelden. Daarnaast produceerde Mogilev gelaste pijpen met een diameter van meer dan 168,3 mm („grote pijpen”), die in de Unie niet aan antidumpingrechten zijn onderworpen. |
(32) |
Op grond van het huidige productenaanbod wordt de reservecapaciteit van Mogilev geschat op ongeveer 20 000 ton, oftewel ongeveer 5 % van het verbruik in de Unie. |
(33) |
Indien de maatregelen worden ingetrokken, bestaat er dus een risico dat Mogilev aanzienlijke hoeveelheden gelaste pijpen tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie zal verkopen. |
(34) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Mogilev aan dat zijn daadwerkelijke reservecapaciteit aanzienlijk lager ligt vanwege een knelpunt bij hydraulische testen. Hydraulische tests vormen echter slechts een kleine stap in het totale productieproces van het betrokken product, en het is daarom relatief gemakkelijk om een dergelijk knelpunt weg te werken. Het argument om de reservecapaciteit van de installatie vast te stellen aan de hand van het knelpunt bij de hydraulische testapparatuur kan derhalve niet worden aanvaard. |
3.2. Verlegging van de productie van andere producten naar dezelfde faciliteiten
(35) |
Zoals reeds vermeld in overweging 31 is het momenteel rendabeler voor Mogilev om holle profielen te produceren, aangezien hierop geen antidumpingrechten van toepassing zijn, terwijl op gelaste pijpen in de Unie wel antidumpingrechten zijn ingesteld. In het TNO werd de productie sterk toegespitst op producten waarop in de Unie geen antidumpingrechten van toepassing zijn: deze waren dan ook goed voor het overgrote deel van de vervaardigde producten. Zonder maatregelen ten aanzien van gelaste buizen zal Mogilev naar verwachting een evenwichtiger productassortiment produceren door zijn capaciteiten te verleggen van producten waarop momenteel geen maatregelen van toepassing zijn naar gelaste pijpen. |
(36) |
Als de maatregelen worden ingetrokken, bestaat er dus een aanzienlijk risico dat Mogilev minstens een deel van zijn productie zal verleggen van producten waarop momenteel geen antidumpingrechten van toepassing zijn naar gelaste pijpen tegen dumpprijzen voor de markt van de Unie. |
(37) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Mogilev aan dat hij zijn productassortiment niet onmiddellijk van holle profielen naar gelaste buizen en pijpen zou verleggen, aangezien hij al aantal jaar veel grotere hoeveelheden holle profielen dan gelaste buizen en pijpen verkoopt en er geen redenen waren om hierin verandering te brengen. |
(38) |
In dit verband moet erop worden gewezen dat de EU de grootste markt voor de holle profielen van Mogilev is en dat Mogilev momenteel geen gelaste buizen en pijpen op de markt van de Unie verkoopt. Mogilev heeft geen bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de verhouding waarin de verschillende producten aan de EU worden verkocht, bij intrekking van de maatregelen niet zou veranderen. De conclusie dat Mogilev bij intrekking van de maatregelen waarschijnlijk een evenwichtiger productaanbod zal gaan produceren en ten minste een deel van de productie van holle profielen zal verleggen naar gelaste buizen en pijpen voor de markt van de Unie, wordt derhalve bevestigd. |
3.3. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(39) |
Zoals vermeld in overweging 27 was er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen uitvoer van het betrokken product uit Belarus naar de Unie. Om vast te stellen hoe waarschijnlijk het risico van verlegging van het handelsverkeer naar de EU-markt is indien de maatregelen worden ingetrokken, moet daarom worden uitgegaan van het volgende:
|
(40) |
De vergelijking tussen de gemiddelde verkoopprijs van Mogilev naar andere landen en die naar de markt van de Unie, laat een aanzienlijke mate van onderbieding zien. De mate van onderbieding ten opzichte van de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie bedraagt tussen 30 en 50 %. Ook zijn de prijzen van Mogilev lager dan andere bronnen van invoer naar de markt van de Unie, zoals India en Turkije. |
(41) |
Dat de markt van de Unie aantrekkelijk is, wordt tevens bevestigd door het feit dat Mogilev reeds bestaande verkoopkanalen heeft die momenteel worden gebruikt voor de verkoop van andere producten maar, indien de geldende maatregelen worden ingetrokken, ook voor de verkoop van het betrokken product kunnen worden gebruikt. |
(42) |
In het licht van het bovenstaande concludeert de Commissie dat er, indien de maatregelen worden ingetrokken, een aanzienlijk risico bestaat dat de uitvoer — tegen dumpingprijzen — naar de markt van de Unie wordt verlegd, aangezien de markt van de Unie wat prijzen betreft veel aantrekkelijker is. |
(43) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Mogilev aan dat de aanzienlijke stijging van de verkoop van gelaste buizen en pijpen op de binnenlandse en de Russische markt tijdens de beoordelingsperiode niet naar behoren was onderzocht. In dit verband moet worden opgemerkt dat de stijging van het verkoopvolume op deze markten is bevestigd tijdens het onderzoek. In zijn opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen bevestigde Mogilev bovendien dat gelaste buizen en pijpen tegen prijzen worden verkocht die onder de op de markt van de Unie geldende marktprijzen liggen. Het feit dat de verkoopvolumes van deze producten op zowel de binnenlandse als de Russische markt in de loop der tijd zijn gestegen, betekent daarom niet dat het risico van een verlegging naar de markt van de Unie vanwege de aantrekkelijkere prijzen in de EU wordt weggenomen of verkleind. Dit argument wordt derhalve afgewezen. |
4. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping
(44) |
De beschikbare reservecapaciteit in Belarus, het risico dat de productie van andere producten wordt verlegd naar het betrokken product en de relatief aantrekkelijke prijzen op de markt van de Unie leiden tot de conclusie dat het gevaar bestaat dat de Belarussische uitvoer van het betrokken product zal toenemen indien de geldende maatregelen zouden vervallen. |
VRC
1. Voorafgaande opmerkingen
(45) |
Zoals vermeld in overweging 9, ontving de Commissie geen antwoord van de VRC. Bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC werd de algemene analyse, met inbegrip van de berekening van de dumpingmarge, derhalve overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens gebaseerd. De Chinese autoriteiten werden in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om artikel 18 van de basisverordening toe te passen en haar conclusies te baseren op de beschikbare feiten. |
(46) |
De waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping werd dus beoordeeld aan de hand van het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, in combinatie met andere bronnen van informatie, zoals handelsstatistieken over in- en uitvoer (Eurostat en uitvoergegevens van de VRC) en het Metal Bulletin. |
(47) |
Het gebrek aan medewerking had gevolgen voor de vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs van de verschillende productsoorten. Het werd passend geacht om zowel de normale waarde als de prijs bij uitvoer op een algemene basis vast te stellen, namelijk op basis van gemiddelde waarden, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. |
2. Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
2.1. Vaststelling van de normale waarde
(48) |
Voor de VRC werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de gemiddelde binnenlandse verkoopprijzen aan niet-verbonden afnemers in het kader van normale handelstransacties in Zuid-Afrika („het referentieland”). |
2.2. Vaststelling van de waarschijnlijke uitvoerprijs
(49) |
Door het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs moesten de uitvoerprijzen worden gebaseerd op beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. |
(50) |
De Commissie analyseerde eerst de statistieken van Eurostat. De uit de VRC ingevoerde hoeveelheden van het betrokken product waren echter zeer gering en hun prijzen werden derhalve niet als representatief beschouwd. Daarom werd de waarschijnlijke uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van Chinese handelsstatistieken van de uitvoer naar derde landen. |
2.3. Vergelijking
(51) |
De normale waarde en de waarschijnlijke uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een eerlijke vergelijking te waarborgen, werd rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. |
(52) |
In voorkomend geval werden correcties voor verschillen in de vervoers- en verzekeringskosten, niet-terugvorderbare btw, uitvoerkosten, rabatten en kortingen toegepast. |
2.4. Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
(53) |
Op basis van het bovenstaande werd de waarschijnlijke dumpingmarge in de zin van artikel 11, lid 2, van de basisverordening vastgesteld op 39,3 %. |
3. Ontwikkeling van de uitvoer indien de maatregelen worden ingetrokken
3.1. Productiecapaciteit van de producenten-exporteurs
(54) |
Bij gebrek aan medewerking van Chinese producenten-exporteurs, is gebruikgemaakt van de volgende bronnen:
|
(55) |
De Chinese bedrijfstak voor gelaste pijpen staat bekend als veruit de grootste ter wereld. Metal Bulletin rapporteerde in 2012 een jaarlijkse productie van gelaste pijpen van ongeveer 35 miljoen ton. De indiener van het verzoek schatte de productiecapaciteit van gelaste pijpen in de VRC zelfs ruim boven de 45 miljoen ton per jaar. De totale reservecapaciteit zou dan meer dan 10 miljoen ton bedragen, dat wil zeggen 25 keer het totale zichtbare verbruik van gelaste pijpen in de Unie. |
(56) |
Indien de maatregelen worden ingetrokken, bestaat er dus een ernstig risico dat de Chinese producenten-exporteurs aanzienlijke hoeveelheden gelaste pijpen op de markt van de Unie tegen dumpingprijzen zullen verkopen. |
3.2. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(57) |
Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs zijn de bevindingen op de beschikbare gegevens gebaseerd. Het risico van verlegging van het handelsverkeer naar de markt van de Unie indien de maatregelen worden ingetrokken, is daarom gebaseerd op openbare bronnen. |
(58) |
Volgens openbare bronnen zoals het Metal Bulletin liggen de Chinese prijzen ver onder de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie van 848 EUR/ton en de gemiddelde invoerprijzen in de Unie uit grote exporterende landen zoals India en Turkije. De mate van onderbieding ten opzichte van de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie bedraagt tussen 30 en 50 %. Hieruit blijkt de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en het vermogen van de Chinese bedrijfstak om — indien de maatregelen worden ingetrokken — op prijzen te concurreren. |
(59) |
De Commissie is op grond hiervan tot de conclusie gekomen dat er bij intrekking van de maatregelen, gelet op het hierboven vermelde grote prijsverschil, een aanzienlijk risico bestaat op verlegging van het handelsverkeer van lager geprijsde producten uit derde landen naar de meer winstgevende EU-markt. |
4. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping
(60) |
De beschikbare reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijke prijzen op de markt van de Unie leiden tot de conclusie dat het gevaar bestaat dat de Chinese uitvoer met dumping van het betrokken product aanzienlijk zal toenemen indien de geldende maatregelen vervallen. |
LANDEN MET MARKTECONOMIE
RUSLAND
1. Voorafgaande opmerkingen
(61) |
Twee Russische producenten-exporteurs die goed zijn voor ongeveer 75 % van de Russische productie en steekproefantwoorden hadden ingediend, hebben de Commissie later meegedeeld dat zij niet voornemens waren om te antwoorden op de vragenlijst voor producenten-exporteurs. Slechts één kleine producent die niet naar de Unie uitvoerde en verwaarloosbare hoeveelheden naar andere landen uitvoerde, verleende zijn medewerking aan het onderzoek door de vragenlijst in te vullen en in te stemmen met een controlebezoek. Aangezien door de producenten-exporteurs in Rusland zeer weinig medewerking werd verleend, werd de algemene analyse, met inbegrip van de berekening van de dumpingmarge, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens gebaseerd. De niet-medewerkende Russische producenten-exporteurs en de Russische autoriteiten werden in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om artikel 18 van de basisverordening toe te passen en haar conclusies te baseren op de beschikbare feiten. |
(62) |
De waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping werd daarom beoordeeld aan de hand van het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, in combinatie met andere informatiebronnen, zoals handelsstatistieken over invoer van Eurostat en Russische uitvoerstatistieken en het Metal Bulletin. |
(63) |
De hoge mate van niet-medewerking had gevolgen voor de vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs van de verschillende productsoorten. Het werd passend geacht om zowel de normale waarde als de prijs bij uitvoer op een algemene basis vast te stellen, namelijk op basis van gemiddelde waarden, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. |
(64) |
De Commissie stelde vast dat een deel van de invoer van het betrokken product volgens statistieken van Eurostat afkomstig was uit Rusland. Die hoeveelheden waren echter zeer gering, en de prijzen van deze invoer werden daarom niet als representatief beschouwd. Derhalve werd de informatie over de waarschijnlijke uitvoerprijzen naar de Unie gebaseerd op de uitvoerprijzen naar andere derde landen, zoals uiteengezet in overweging 73. |
2. Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
2.1. Vaststelling van de normale waarde
(65) |
Zoals vermeld in overweging 61 noopte de zeer geringe medewerking van de producenten-exporteurs in Rusland de Commissie ertoe gebruik te maken van de beschikbare gegevens om een normale waarde vast te stellen. Hiertoe werden de gegevens onderzocht die door de medewerkende Russische producent waren verstrekt. |
(66) |
De normale waarde werd vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 2, eerste zin, van de basisverordening. Eerst werd onderzocht of het totale verkoopvolume van het soortgelijke product op de binnenlandse markt in het TNO representatief was in vergelijking met de Russische uitvoer naar derde landen. De binnenlandse verkoop zou als representatief worden beschouwd als het verkoopvolume van het soortgelijke product minstens 5 % van de Russische uitvoer naar derde landen vertegenwoordigde. |
(67) |
Vervolgens werd onderzocht of het soortgelijke product overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening werd verkocht in het kader van normale handelstransacties. Hiertoe werd voor de betrokken productsoort het aandeel van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers bepaald. |
(68) |
Om na te gaan of de verkoop in het kader van normale handelstransacties plaatsvond, werd van de gemiddelde productiekosten gebruikgemaakt. Voor de productiekosten, en in het bijzonder de gaskosten, werd onderzocht of de door de enige medewerkende producent-exporteur betaalde gasprijzen een redelijk beeld gaven van de aan de gasproductie en -distributie verbonden kosten. |
(69) |
De door de producenten-exporteurs betaalde binnenlandse gasprijs bedroeg ongeveer 30 % van de uitvoerprijs van aardgas uit Rusland. Alle beschikbare gegevens duidden erop dat de binnenlandse gasprijzen in Rusland gereguleerd worden en ver onder de marktprijzen liggen die op niet-gereguleerde uitvoermarkten voor Russisch aardgas worden betaald. Omdat de administratie van de producent-exporteur geen redelijk beeld van de gaskosten gaf, moesten deze kosten overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening worden gecorrigeerd. Aangezien geen voldoende representatieve niet-vertekende gegevens over de gasprijzen op de Russische binnenlandse markt beschikbaar waren, werd het passend geacht de correctie overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening te baseren op informatie over andere representatieve markten. De gecorrigeerde prijs werd gebaseerd op de gemiddelde uitvoerprijs van Russisch gas aan de Duits-Tsjechische grens (Waidhaus), gecorrigeerd voor lokale distributiekosten. Waidhaus is het voornaamste leveringspunt voor Russisch gas aan de EU, die de grootste afnemer van Russisch aardgas is en waar de prijzen een redelijk beeld van de kosten geven. De EU kan derhalve als een representatieve markt in de zin van artikel 2, lid 5, van de basisverordening worden beschouwd. |
(70) |
Om na te gaan of de verkoop in het kader van normale handelstransacties plaatsvond, heeft de Commissie derhalve gebruikgemaakt van de gemiddelde productiekosten na correctie voor de gaskosten. |
(71) |
Bijgevolg werd de normale waarde vastgesteld als de gemiddelde prijs van de winstgevende binnenlandse verkoop in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, aangezien de winstgevende verkoop ten hoogste 80 % van het totale verkoopvolume bedroeg. |
2.2. Vaststelling van de waarschijnlijke uitvoerprijs
(72) |
De zeer geringe medewerking van de producenten-exporteurs in Rusland noopte de Commissie ertoe gebruik te maken van de beschikbare gegevens om de uitvoerprijs vast te stellen. De informatie van de enige medewerkende Russische producent kon niet worden gebruikt, aangezien deze producent het betrokken product niet naar de EU uitvoerde en slechts geringe hoeveelheden naar andere derde landen uitvoerde. |
(73) |
Om deze reden, en gezien het feit dat de uitvoer uit Rusland naar de Unie zeer gering was, werd de waarschijnlijke uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van Russische uitvoerstatistieken, met gebruikmaking van de uitvoer naar andere derde landen. De uitvoer naar andere derde landen betrof aanzienlijke hoeveelheden. |
(74) |
Aangezien de enige medewerkende Russische producent uitsluitend zogenaamde „zwarte buizen” (d.w.z. niet-gegalvaniseerde buizen) produceert, werd voor het vaststellen van de uitvoerprijs alleen informatie over zwarte buizen gebruikt. Ook volgens de Russische uitvoerstatistieken bestond de overgrote meerderheid van de Russische uitvoer uit zwarte buizen. |
(75) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde de enige medewerkende Russische producent aan dat zijn uitvoerprijzen hadden moeten worden gebruikt, aangezien zij meer dan 10 % van zijn totale verkoop vertegenwoordigden. Volgens Russische uitvoerstatistieken was die verkoop echter slechts goed voor minder dan 2 % van de totale uitvoer. Op basis hiervan wordt de conclusie dat de uitvoerprijzen van deze producent vanwege hun onbeduidende hoeveelheid niet kunnen worden gebruikt, gehandhaafd. |
2.3. Vergelijking
(76) |
De normale waarde en de waarschijnlijke uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een eerlijke vergelijking te waarborgen, werd rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. |
(77) |
In voorkomend geval werden correcties toegepast voor verschillen in vervoerskosten. |
2.4. Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
(78) |
Op basis van het bovenstaande werd de waarschijnlijke dumpingmarge in de zin van artikel 11, lid 2, van de basisverordening vastgesteld op 38,7 %. |
3. Ontwikkeling van de uitvoer indien de maatregelen worden ingetrokken
3.1. Productiecapaciteit van de producenten-exporteurs
(79) |
De indiener van het verzoek schatte dat de reservecapaciteit voor het betrokken product in Rusland groter is dan het totale verbruik in de EU. De indiener van het verzoek baseerde deze schatting op informatie uit Metal Expert. De indiener van het verzoek ging daarbij uit van een bezettingsgraad van 56 %, hetgeen door de informatie die door de medewerkende producent is ingediend, wordt bevestigd. |
(80) |
Indien de maatregelen worden ingetrokken, bestaat er dus een ernstig risico dat de Russische producenten-exporteurs aanzienlijke hoeveelheden gelaste pijpen tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie zullen verkopen. |
(81) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden de in overweging 61 genoemde niet-medewerkende Russische producenten aan dat de Commissie geen rekening had gehouden met de door hen ingediende informatie over de aantrekkelijkheid van andere markten, waaronder de Russische markt, en de reservecapaciteit in Rusland. |
(82) |
In dit verband moet worden opgemerkt dat de informatie over reservecapaciteit betrekking had op een breder productassortiment, dat ook holle profielen en pijpen met een grote diameter omvatte. Deze informatie is daarom minder relevant dan de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie. Zelfs op basis van de door de Russische producenten aangevoerde bezettingsgraad van 60-70 %, zou de resterende reservecapaciteit het grootste deel van het verbruik in de EU bestrijken. |
(83) |
Met betrekking tot de informatie van de niet-medewerkende Russische producenten over een vermeende aantrekkelijkheid van andere markten, zoals de Russische markt, moet allereerst worden opgemerkt dat deze gegevens vanwege het gebrek aan medewerking niet konden worden gecontroleerd. Ten tweede is dergelijke informatie in tegenspraak met de tijdens het onderzoek verkregen informatie, zoals beschreven in de overwegingen 84 tot en met 86, die is gebaseerd op officiële Russische uitvoerstatistieken en door de twee niet-medewerkende Russische producenten niet werd betwist. |
3.2. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(84) |
Volgens de Russische handelsstatistieken ligt de gemiddelde Russische uitvoerprijs (647 EUR/ton) ver onder de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie (848 EUR/ton) en komt overeen met de gemiddelde invoerprijzen in de Unie uit grote exporterende landen zoals India en Turkije. |
(85) |
Volgens dezelfde handelsstatistieken wordt 33 % van de totale Russische uitvoer verkocht aan Azerbeidzjan, de belangrijkste uitvoermarkt van Rusland. De verkoopprijs voor Azerbeidzjan bedraagt 586 EUR/ton, wat aanzienlijk onder de verkoopprijs van de bedrijfstak van de EU van 848 EUR/ton ligt en zelfs onder de prijzen van de andere belangrijkste exporteurs naar de Unie, zoals India en Turkije. Bovendien komt de Russische uitvoer naar Azerbeidzjan neer op ongeveer 15 % van het verbruik in de EU. Als de maatregelen worden ingetrokken, bestaat er dus een risico dat de uitvoer zal worden verlegd naar de Unie. |
(86) |
De Commissie is op grond hiervan tot de conclusie gekomen dat er bij intrekking van de maatregelen een aanzienlijk risico bestaat op verlegging van het handelsverkeer naar de markt van de Unie. |
4. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping
(87) |
De beschikbare reservecapaciteit in Rusland en de aantrekkelijke prijzen op de markt van de Unie leiden tot de conclusie dat er een risico is op een toename van de Russische uitvoer met dumping van het betrokken product naar de Unie indien de geldende maatregelen vervallen. |
(88) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden belanghebbenden aan dat handhaving van de maatregelen ten aanzien van Rusland en beëindiging van de geldende maatregelen ten aanzien van Oekraïne (zie hieronder) tot discriminatie zou leiden, aangezien Rusland en Oekraïne naar verluidt over een soortgelijke reservecapaciteit beschikten. |
(89) |
Dit argument wordt niet ondersteund door de bevindingen van het onderzoek; daarin werd een grote reservecapaciteit in Rusland vastgesteld, die minstens het grootste deel van het verbruik in de markt van de Unie bestrijkt. Wat Oekraïne betreft werd vastgesteld dat het land over een beperkte reservecapaciteit voor uitvoer naar alle landen beschikt. Vanwege dit belangrijke verschil in reservecapaciteit wordt het argument met betrekking tot discriminatie derhalve afgewezen. |
OEKRAÏNE
1. Voorafgaande opmerkingen
(90) |
Slechts één producent-exporteur, Interpipe Group („Interpipe”), verleende medewerking aan het onderzoek. Interpipe neemt een groot deel van de Oekraïense productie en bijna de gehele — zij het zeer geringe — Oekraïense uitvoer naar de Unie voor zijn rekening. Er zijn ten minste vier bekende Oekraïense producenten die geen medewerking verlenen, maar volgens handelsstatistieken voeren zij slechts verwaarloosbare hoeveelheden uit naar de EU. |
(91) |
Gelet op de geringe uitvoer uit Oekraïne naar de Unie werd de waarschijnlijke uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van de verkoopprijzen van Interpipe naar andere derde landen, zoals uiteengezet in overweging 17. |
2. Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
2.1. Vaststelling van de normale waarde
(92) |
De Commissie heeft eerst onderzocht of de totale omvang van de binnenlandse verkoop van de enige medewerkende producent-exporteur, Interpipe, representatief was, in overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief indien de totale omvang van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt ten minste 5 % vertegenwoordigde van de totale omvang van de uitvoer van het betrokken product naar andere derde landen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Op basis hiervan is gebleken dat de totale verkoop van het soortgelijke product op de binnenlandse markt door Interpipe representatief was. |
(93) |
Vervolgens is de Commissie nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek aan of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de door Interpipe uitgevoerde soorten. |
(94) |
Daarna heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop van Interpipe voor elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een voor uitvoer bestemd productsoort, representatief was overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief indien de totale omvang van de binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ten minste 5 % bedroeg van de totale omvang van de uitvoer van de identieke of vergelijkbare productsoort. De Commissie stelde vast dat de omvang van de binnenlandse verkoop voor de meeste productsoorten representatief was. |
(95) |
Vervolgens heeft de Commissie voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bepaald, om vast te stellen of zij de daadwerkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. |
(96) |
De normale waarde wordt gebaseerd op de daadwerkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:
|
(97) |
In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van de totale binnenlandse verkoop van die productsoort in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(98) |
De normale waarde is de daadwerkelijke binnenlandse prijs van een productsoort van alleen de winstgevende binnenlandse verkoop van die productsoort in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, indien:
|
(99) |
Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat de normale waarde, afhankelijk van de productsoort, was berekend als een gewogen gemiddelde van de prijzen van de totale binnenlandse verkoop in het tijdvak van het nieuwe onderzoek of als een gewogen gemiddelde van alleen de winstgevende verkoop. |
(100) |
Wanneer er geen verkoop van een productsoort van het soortgelijk product in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden of een productsoort niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt was afgezet, berekende de Commissie de normale waarde overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening. |
(101) |
De normale waarde werd berekend door bij de productiekosten van Interpipe voor het soortgelijke product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek het volgende op te tellen:
|
2.2. Vaststelling van de waarschijnlijke uitvoerprijs
(102) |
Aangezien de uitvoer uit Oekraïne naar de Unie verwaarloosbaar was, werd de waarschijnlijke uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van de verkoopprijzen van Interpipe naar andere derde landen, zoals uiteengezet in overweging 17; het ging bij deze verkoop om aanzienlijke hoeveelheden. |
(103) |
De totale verkoop van Interpipe ging rechtstreeks naar niet-verbonden afnemers in de derde landen. De uitvoerprijs voor deze verkoop werd derhalve vastgesteld op basis van de door deze onafhankelijke afnemers daadwerkelijk betaalde of te betalen prijzen. |
2.3. Vergelijking
(104) |
De normale waarde en de waarschijnlijke uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een eerlijke vergelijking te waarborgen, werd rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. |
(105) |
In voorkomend geval werden correcties toegepast voor verschillen in vervoers- en kredietkosten. |
2.4. Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
(106) |
Op basis van het bovenstaande werd de waarschijnlijke dumpingmarge in de zin van artikel 11, lid 2, van de basisverordening vastgesteld op 16 %. |
(107) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden belanghebbenden aan dat de Commissie ten aanzien van Oekraïne een voortzetting van dumping van 16 % had vastgesteld. Dit argument is ongegrond aangezien het op een misverstand lijkt te berusten. Zoals vermeld in overweging 17 voerden alle landen, met inbegrip van Oekraïne, in het tijdvak van het nieuwe onderzoek enkel verwaarloosbare hoeveelheden van het betrokken product uit naar de EU. Daarom kunnen er op basis van deze hoeveelheden geen redelijke conclusies worden getrokken en werd er ten aanzien van Oekraïne geen voortzetting van dumping vastgesteld. Het argument wordt daarom afgewezen. |
3. Ontwikkeling van de uitvoer indien de maatregelen worden ingetrokken
Productiecapaciteit van de producenten-exporteurs
(108) |
In het vorige onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat de productiecapaciteit in Oekraïne meer dan 400 000 ton per jaar bedraagt. Sinds dat onderzoek zijn twee bekende producenten echter met de productie van gelaste pijpen opgehouden: Lugansk Tube Plant en Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant, een installatie van Interpipe Group. Aangezien er sinds die tijd in Oekraïne geen bevestigde productiecapaciteit bijgekomen is, ligt de huidige capaciteit aanzienlijk lager dan bij het vorige onderzoek. |
(109) |
Wat de in overweging 108 bedoelde bezettingsgraad van de capaciteit betreft, bleek Interpipe, gelet op de technische beperkingen van de inrichting in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, dicht tegen de volledige bezettingsgraad te opereren. |
(110) |
Een ander belangrijk aspect is de locatie van de Oekraïense inrichtingen. Deze bevinden zich hoofdzakelijk in het oosten van Oekraïne en zijn rechtstreeks of indirect getroffen door de huidige veiligheidssituatie in dat deel van het land. Het is daarom niet duidelijk in welke mate deze ondernemingen hun productiecapaciteit volledig kunnen benutten. |
(111) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden belanghebbenden aan dat een niet te verwaarlozen deel van de Oekraïense productie zich buiten het door de huidige veiligheidssituatie getroffen gebied bevindt. Hierbij moet er echter op worden gewezen dat ook bedrijven buiten dit gebied indirect door de veiligheidssituatie zijn getroffen, bijvoorbeeld door een tekort aan grondstoffen. Derhalve wordt geconcludeerd dat de meeste Oekraïense installaties rechtstreeks of indirect door de huidige veiligheidssituatie zijn getroffen. Het argument wordt daarom afgewezen. |
(112) |
Tegelijkertijd mag op grond van de bijzondere situatie van Oekraïne na afloop van het tijdvak van het nieuwe onderzoek worden aangenomen dat de bouwsector de extra capaciteit op de binnenlandse markt zal benutten wanneer de veiligheidssituatie zich normaliseert. Het soortgelijke product wordt ook in de bouw gebruikt, namelijk bij de vervaardiging van dragende constructies, afrasteringen, afschermingen en steigers. |
(113) |
Gelet op de verminderde productiecapaciteit en de verwachte stijging van de binnenlandse vraag, wordt geconcludeerd dat de beschikbare reservecapaciteit voor uitvoer naar alle landen beperkt is. |
(114) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden belanghebbenden aan dat er in Oekraïne een substantiële reservecapaciteit voorhanden is. Deze argumenten werden evenwel niet door bewijsmateriaal gestaafd en derhalve afgewezen. |
(115) |
Voorts voerden belanghebbenden aan dat Interpipe aangekondigd zou hebben dat het zijn uitvoer naar de EU aanzienlijk zou verhogen, namelijk met ongeveer 60 %, hetgeen in tegenspraak zou zijn met het argument betreffende de geringe Oekraïense reservecapaciteit voor uitvoer. Dat argument kan echter niet worden aanvaard. De aankondiging van Interpipe heeft betrekking op het bedrijf in het algemeen en niet specifiek op het betrokken product. Zelfs als de aankondiging op het betrokken product betrekking had, zou de aanzienlijke stijging van ongeveer 60 % slechts tot een marktaandeel in de EU van ongeveer 0,5 % leiden, wat nog steeds als verwaarloosbaar wordt beschouwd. Dit argument is dus niet in tegenspraak met de conclusie dat de reservecapaciteit voor uitvoer naar alle landen beperkt is. |
(116) |
Dezelfde belanghebbenden voerden aan dat reservecapaciteit niet bij de dumpinganalyse moest worden betrokken, aangezien bij de schadeanalyse zoals uiteengezet in overweging 139 de bezettingsgraad niet als een zinvolle schade-indicator werd beschouwd. |
(117) |
Dit argument kan niet worden aanvaard. Het doel van deze twee beoordelingen is verschillend. Bij de schadeanalyse wordt beoordeeld of een lage bezettingsgraad als een teken van schade van de bedrijfstak van de Unie kan worden beschouwd, wat niet noodzakelijkerwijs het geval is wanneer de nog beschikbare capaciteit voor de productie van andere producten kan worden gebruikt. Bij de dumpinganalyse wordt met name aandacht besteed aan de reservecapaciteit, d.w.z. of er onbenutte capaciteit voorhanden is die niet voor de productie van enigerlei producten wordt benut en dus onmiddellijk beschikbaar is voor de productie van het betrokken product. |
4. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping
(118) |
De beperkte beschikbare reservecapaciteit in Oekraïne en het kleine risico op verlegging van gedumpte uitvoer leiden tot de conclusie dat er geen gevaar bestaat dat de Oekraïense uitvoer met dumping van het betrokken product aanzienlijk zal toenemen indien de geldende maatregelen vervallen. Het is daarom onwaarschijnlijk dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van Oekraïne tot een herhaling van dumping in aanzienlijke hoeveelheden in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening zal leiden. |
D. DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE
(119) |
In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd het soortgelijke product vervaardigd door ongeveer twintig producenten in de Unie. De output van die producenten (vastgesteld op basis van informatie van medewerkende producenten en, wat de overige producenten in de Unie betreft, op basis van de gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek) wordt bijgevolg geacht de totale productie in de Unie te vormen. Al deze producenten vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
(120) |
Zoals uiteengezet in overweging11, werd vanwege het grote aantal producenten in de Unie een steekproef samengesteld. De indicatoren voor de schadeanalyse zijn op de volgende twee niveaus vastgesteld:
|
E. SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE
1. Verbruik in de Unie
(121) |
Het verbruik in de Unie werd vastgesteld aan de hand van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en de gegevens over invoervolumes op de markt van de Unie volgens Eurostat-statistieken. |
(122) |
In de loop van de beoordelingsperiode is het verbruik in de EU met 28 % afgenomen. Het verbruik daalde in 2011 met 6 %, in 2012 met 8 procentpunten, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 10 procentpunten. De dalende trend kan deels worden verklaard door een bepaalde mate van technische vervanging, aangezien er voor waterleidingen een tendens bestaat om in de plaats van stalen pijpen alternatieve producten zoals kunststof, roestvrij staal of koper te gebruiken.
|
(123) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden belanghebbenden aan het verbruik in de EU sterk was onderschat. Deze partijen hebben evenwel geen betrouwbaar bewijsmateriaal verstrekt ter staving van hun argument, dat derhalve niet kan worden aanvaard. |
2. De invoer uit Belarus, de VRC en Rusland
(124) |
Aangezien uit het onderzoek is gebleken dat voortzetting of herhaling van dumping uit Oekraïne niet waarschijnlijk is (zie de overwegingen 17 en 118), kon in de onderstaande analyse de geringe invoer uit Oekraïne niet samen met de invoer uit de andere betrokken landen worden onderzocht. |
(125) |
Om de cumulatie van de invoer uit Belarus, de VRC en Rusland te beoordelen, werd de individuele situatie van de drie landen onderzocht in het licht van de voorwaarden van artikel 3, lid 4, van de basisverordening. |
(126) |
Wat de hoeveelheden en dumpingmarges betreft, heeft de Commissie, gelet op de geringe invoervolumes in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, een prospectieve analyse verricht van de waarschijnlijke uitvoervolumes en dumpingmarges per land bij intrekking van de maatregelen. Hieruit bleek dat de volumes bij intrekking van de maatregelen waarschijnlijk zouden toenemen tot niveaus die boven die van het tijdvak van het nieuwe onderzoek liggen en zeker boven de niveaus die als verwaarloosbaar worden beschouwd, zouden uitkomen (zie de overwegingen 33, 56 en 80). Ook heeft de Commissie vastgesteld dat de waarschijnlijke dumpingmarges bij intrekking van de maatregelen aanzienlijk zouden zijn (zie de overwegingen 30, 53 en 78). |
(127) |
Wat de gemiddelde invoerprijs betreft, volstaan de verwaarloosbare invoervolumes niet om eenduidige conclusies te trekken. |
(128) |
Uit het onderzoek bleek echter ook dat de concurrentievoorwaarden voor de desbetreffende marktdeelnemers vergelijkbaar waren. Uit het onderzoek bleek dat het uit Belarus, de VRC en Rusland ingevoerde betrokken product en het door de bedrijfstak van de Unie geproduceerde en verkochte soortgelijke product in wezen dezelfde fysieke en technische kenmerken hadden. |
(129) |
Op basis van het bovenstaande is met betrekking tot Belarus, de VRC en Rusland voldaan aan de criteria van artikel 3, lid 4, van de basisverordening. De invoer uit deze drie landen is daarom cumulatief beoordeeld. |
a) Omvang
(130) |
De invoer van het betrokken product uit Belarus, de VRC en Rusland in de Unie nam af met 60 %, van ongeveer 7 000 ton in 2010 tot ongeveer 2 900 ton in het TNO. De invoer steeg in 2011 met 31 % en daalde in 2012 met 62 procentpunten, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 28 procentpunten.
|
b) Marktaandeel
(131) |
Het overeenkomstige marktaandeel van exporteurs uit Belarus, de VRC en Rusland op de markt van de Unie daalde van 1,3 % in 2010 tot 0,7 % in tijdvak van het nieuwe onderzoek. Preciezer gezegd, nam het marktaandeel toe van 1,3 % in 2010 tot 1,8 % in 2011, waarna het in 2012 daalde tot 1,1 % en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek verder daalde tot 0,7 %. |
c) Prijzen
i) Prijsontwikkeling
(132) |
Tussen 2010 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek steeg de gemiddelde prijs van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit Belarus, de VRC en Rusland met 11 %, van 488 EUR/ton in 2010 tot 528 EUR/ton in het tijdvak van het nieuw onderzoek. Preciezer gezegd, stegen de prijzen met 9 % in 2011 en met 12 % in 2012, waarna zij in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 10 % daalden. |
ii) Prijsonderbieding
(133) |
De zeer geringe verkoop van het betrokken product vanuit de VRC en Rusland naar de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek kan niet worden gebruikt om een zinvolle conclusie te trekken. Daarom werd een vergelijking gemaakt tussen de prijzen van het soortgelijke product dat wordt vervaardigd en verkocht door de bedrijfstak van de Unie, en de prijzen van het onderzochte product dat in Belarus, de VRC en Rusland wordt vervaardigd en aan de rest van de wereld wordt verkocht. Die vergelijking toonde een aanzienlijke onderbieding aan. |
3. Invoer uit andere derde landen
|
2010 |
2011 |
2012 |
TNO |
Omvang van de invoer uit India |
25 720 |
48 704 |
58 619 |
53 007 |
Marktaandeel van de invoer uit India |
4,6 % |
9,2 % |
12,7 % |
13,1 % |
Omvang van de invoer uit Turkije |
83 654 |
83 753 |
98 742 |
69 757 |
Marktaandeel van de invoer uit Turkije |
14,9 % |
15,9 % |
21,4 % |
17,2 % |
Omvang van de invoer uit Oekraïne |
956 |
573 |
944 |
1 147 |
Marktaandeel van de invoer uit Oekraïne |
0,2 % |
0,1 % |
0,2 % |
0,3 % |
Uit andere derde landen ingevoerde hoeveelheid |
34 948 |
42 714 |
38 518 |
30 374 |
Marktaandeel van de invoer uit andere derde landen |
6,2 % |
8,1 % |
8,4 % |
7,5 % |
(134) |
De invoer uit Turkije en India nam in de beoordelingsperiode toe. Het marktaandeel van de invoer uit Oekraïne bleef zeer laag. Het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen bleef tijdens de beoordelingsperiode betrekkelijk stabiel. |
(135) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden belanghebbenden aan dat het verlies aan marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van 12 % bijna volledig werd geabsorbeerd door de stijging van het marktaandeel van India en Turkije samen, en dat de invoer van goedkope producten uit India en Turkije waarschijnlijk de voornaamste reden was voor de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie. In dit verband moet erop worden gewezen dat het doel van dit onderzoek is om na te gaan of het waarschijnlijk is dat de intrekking van de geldende maatregelen ten aanzien van de drie landen waarvoor is vastgesteld dat herhaling van dumping waarschijnlijk is, zal leiden tot herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie. Tijdens het onderzoek werd bevestigd dat er sprake was van een aanzienlijke onderbieding wat betreft de verkoop van producten uit Belarus, de VRC en Rusland naar de rest van de wereld. Indien de maatregelen vervallen, zal de uitvoer met dumping uit deze landen naar de EU waarschijnlijk toenemen, waardoor de schade voor de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk zal toenemen. De omstandigheid dat de invoer uit Turkije en India in de beoordelingsperiode is gestegen, doet niets af aan deze beoordeling betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping en schade. |
4. Situatie van de bedrijfstak van de Europese Unie
(136) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie een beoordeling gemaakt van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn. |
4.1. Macro-economische indicatoren
a) Productie
(137) |
De productie van de bedrijfstak van de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode met 37 % af ten opzichte van een niveau van ongeveer 437 000 ton in 2010. Meer specifiek daalde de productie in 2011 met 14 %, in 2012 met 19 procentpunten, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 4 procentpunten. De daling van de productie was gerelateerd aan een daling van het verbruik, maar was door de toename van de invoer uit India en Turkije meer uitgesproken.
|
b) Capaciteit en bezettingsgraad
(138) |
De productiecapaciteit was in 2010 meer dan 1 700 000 ton en daalde in de beoordelingsperiode met 16 %. Deze afname was het gevolg van het feit dat sommige producenten in de Unie het aantal dagelijkse productieshifts verlaagden.
|
(139) |
De bezettingsgraad bedroeg in 2010 25 %. De bezettingsgraad daalde in 2011 tot 23 %, in 2012 tot 22 %, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot 19 %. De lage bezettingsgraad kan in de eerste plaats worden verklaard door het feit dat op de productie-installaties voor gelaste buizen en pijpen ook producten die buiten het bereik van dit onderzoek vallen (vooral holle profielen) kunnen worden geproduceerd. Daarom is de bezettingsgraad niet noodzakelijkerwijs een zinvolle schade-indicator voor deze specifieke bedrijfstak. |
c) Omvang van de verkoop
(140) |
De verkoop van de bedrijfstak van de Unie van de eigen, voor niet-verbonden afnemers in de Unie bestemde productie daalde in 2011 eerst met 16 %, in 2012 met 21 procentpunten en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 3 procentpunten. In totaal daalde deze verkoop tussen 2010 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek met ongeveer 40 %. Dit was te wijten aan de daling van het verbruik en de stijging van de invoer uit India en Turkije.
|
d) Marktaandeel
(141) |
Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie was in 2010 gelijk aan 73 %. Het nam in 2011 af naar 65 % en in 2012 verder af naar 56 %, waarna het in het tijdvak van het nieuwe onderzoek weer toenam tot 61 %. In totaal nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode af met 12 procentpunten.
|
e) Groei
(142) |
Tussen 2010 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek, toen het verbruik in de Unie met 28 % daalde, nam de omvang van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de EU met 40 % af. Dit leidde in de beoordelingsperiode tot een verlies aan marktaandeel van 12 procentpunten voor de bedrijfstak van de Unie. De bedrijfstak van de Unie groeide tijdens de beoordelingsperiode dus niet. |
f) Werkgelegenheid
(143) |
Het aantal werknemers van de bedrijfstak van de Unie daalde in 2011 met 13 %, in 2012 met 27 procentpunten en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 3 procentpunten. In totaal daalde de werkgelegenheid van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode met 43 %, d.w.z. van meer dan 1 600 personen tot minder dan 1 000 personen.
|
g) Productiviteit
(144) |
De productiviteit van de arbeidskrachten van de bedrijfstak van de Unie, gemeten als output (ton) per werknemer per jaar, lag aanvankelijk op een niveau van 264 ton per werknemer; in 2011 daalde zij met 2 %. De productiviteit steeg in 2012 met 14 procentpunten en bleef in het tijdvak van het nieuwe onderzoek betrekkelijk stabiel. In totaal is de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode met 12 % gestegen.
|
h) Factoren die van invloed zijn op de verkoopprijzen
(145) |
De prijzen per eenheid van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers stegen in 2011 met 5 % en in 2012 met 1 procentpunt; in de beoordelingsperiode daalden zij met 4 procentpunten. In totaal stegen deze prijzen in de beoordelingsperiode met 2 %, van 833 EUR/ton tot 848 EUR/ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.
|
i) Hoogte van de dumpingmarge
(146) |
Uit het onderzoek is gebleken dat voor Belarus, de VRC en Rusland herhaling van dumping met aanzienlijke dumpingmarges die niet als verwaarloosbaar kunnen worden beschouwd, waarschijnlijk is. |
(147) |
Zoals hierboven werd vermeld, heeft de Commissie vastgesteld dat voortzetting of herhaling van dumping voor Oekraïne onwaarschijnlijk is. |
j) Herstel van dumping in het verleden
(148) |
De hierboven onderzochte macro-indicatoren laten zien dat de bedrijfstak zich nog steeds in een kwetsbare en zwakke situatie bevindt, ook al hebben de antidumpingmaatregelen gedeeltelijk geleid tot het beoogde resultaat van opheffing van de door producenten in de Unie geleden schade. Over de gehele beoordelingsperiode daalde de omvang van de productie met 37 %, de omvang van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie met 40 % en de werkgelegenheid met 43 %. Bovendien daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de EU-markt van 73 % in 2010 tot 61 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De bedrijfstak van de Unie kon zich bijgevolg niet echt van eerdere dumping herstellen en blijft zeer kwetsbaar voor de schadelijke gevolgen van invoer met dumping op de markt van de Unie. |
4.2. Micro-economische indicatoren
a) Voorraden
(149) |
De eindvoorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie bleven tot 2011 bijna stabiel. In 2012 stegen de eindvoorraden met 14 procentpunten en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek daalden zij met 10 procentpunten. De eindvoorraden lagen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek dus 5 % hoger dan in 2010.
|
b) Lonen
(150) |
In de beoordelingsperiode daalden de arbeidskosten met 29 %. Meer specifiek daalden zij in 2011 met 2 %, in 2012 met 15 procentpunten, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 12 procentpunten. De algemene daling in de loop van de beoordelingsperiode was vooral het gevolg van de afname van de werkgelegenheid.
|
(151) |
In de beoordelingsperiode stegen de arbeidskosten per werknemer met 25 %. Dit is waarschijnlijk een tijdelijke situatie die verband houdt met afvloeiingskosten als gevolg van de aanzienlijke daling van het aantal werknemers.
|
c) Winstgevendheid en rendement van investeringen
(152) |
In de beoordelingsperiode verbeterde de winstgevendheid van de verkoop op de EU-markt van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, uitgedrukt als percentage van de netto-omzet, van een verlies van 7 % in 2010 naar een winst van bijna 1 % in het TNO. Preciezer gezegd, daalde het verlies van de in de steekproef opgenomen EU-producenten van 7,3 % in 2010 tot 5 % in 2011 en 0,6 % in 2012, waarna zij in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een kleine winst van 0,8 % boekten.
|
(153) |
De stijging van de winstgevendheid kan worden verklaard door het feit dat de verkoopprijzen in de loop van de beoordelingsperiode met 2 % toenamen, terwijl de productiekosten (hoofdzakelijk warmgewalst breedband, dat goed is voor meer dan 60 % van de productiekosten) in dezelfde periode met 6 % afnamen, samen met een aanzienlijke daling van de jaarlijkse arbeidskosten. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren in staat om geleidelijk winstgevende prijzen te hanteren ten aanzien van hun afnemers op de markt van de Unie. |
(154) |
Het rendement van de investeringen („ROI”), uitgedrukt in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, liep grotendeels gelijk met de ontwikkeling van de winstgevendheid. Preciezer gezegd, verbeterde het ROI van een verlies van 19,2 % in 2010 en van 11,8 % in 2011 tot een winst van 0,5 % in 2012 en van 4,3 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
d) Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken
(155) |
De nettokasstroom uit ondernemingsactiviteiten bedroeg in 2010 ongeveer – 44 miljoen EUR. Dit cijfer steeg tot ongeveer – 7 miljoen EUR in 2011, bijna 17 miljoen EUR in 2012, en ongeveer 20 miljoen EUR in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Geen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie gaf aan dat zij problemen hadden met het verkrijgen van kapitaal. De verbetering kan worden verklaard door de daling van de productiekosten en arbeidskosten en de geringe stijging van de prijzen.
|
e) Investeringen
(156) |
De jaarlijkse investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie van het soortgelijke product daalden in 2011 met 34 %, stegen in 2012 met 90 procentpunten en daalden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 59 procentpunten. De investeringen in de beoordelingsperiode daalden met 3 %; de investeringen kwamen ten goede aan het onderhoud en de vernieuwing van bestaande apparatuur, en niet aan capaciteitsuitbreiding.
|
5. Conclusie over schade
(157) |
Een aantal indicatoren, met name de financiële indicatoren, is tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk verbeterd. De winstgevendheid verbeterde van een verlies van meer dan 7 % naar een winst van 0,8 %, die echter nog steeds beneden de streefwinst van 5 % van het voorgaande onderzoek ligt. Het rendement op investeringen verbeterde van een verlies van meer dan 19 % naar een winst van meer dan 4 % en de kasstroom verbeterde van – 44 miljoen EUR tot 20 miljoen EUR. Deze factoren wijzen erop dat de bedrijfstak zich ten dele wist te herstellen. |
(158) |
Een aantal andere indicatoren vertoonde tussen 2010 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek echter een negatieve trend. De omvang van de productie daalde met 37 %, de bezettingsgraad daalde met 25 %, de omvang van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de EU daalde met 40 %, het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde met 12 procentpunten en de werkgelegenheid daalde met 43 %. |
(159) |
De antidumpingmaatregelen hebben hun doel gedeeltelijk bereikt door een deel van de schade die de bedrijfstak van de Unie ondervond als gevolg van de invoer met dumping vanuit de betrokken landen weg te nemen. De bedrijfstak van de Unie is weer enigszins winstgevend geworden, maar dit ging ten koste van haar marktaandeel op de markt van de Unie. De bedrijfstak van de Unie is erin geslaagd om zijn financiële situatie te verbeteren door te kiezen voor hogere prijzen in plaats van een hoger volume. Bijgevolg is het duidelijk dat de bedrijfstak van de Unie zich nog niet volledig heeft hersteld van de gevolgen van de eerdere dumping en zich nog steeds in een zwakke situatie bevindt, waardoor hij zeer kwetsbaar blijft voor elke herhaling van invoer met dumping. |
(160) |
Zelfs als de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie als aanmerkelijke schade wordt aangemerkt, kan deze niet aan de invoer uit de betrokken landen worden toegeschreven. De drie betrokken landen (voor Oekraïne is uit het onderzoek gebleken dat er geen gevaar voor herhaling van dumping is) vertegenwoordigen op de markt van de Unie samen een marktaandeel van minder dan 1 %. Aangezien vanuit de betrokken landen geen druk op de prijzen wordt uitgeoefend, kon de bedrijfstak van de Unie de prijzen handhaven op een niveau dat voldoende is om winstgevend zijn, hoewel dit niveau aanzienlijk onder de streefwinst ligt. |
F. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN DE SCHADE
1. De invoer uit de VRC, Belarus en Rusland
(161) |
Uit bovenstaande ontwikkelingen blijkt dat de antidumpingmaatregelen gedeeltelijk hebben geleid tot het beoogde resultaat van opheffing van de door producenten in de Unie geleden schade. Anderzijds laat de negatieve ontwikkeling van een aantal schade-indicatoren zien dat de bedrijfstak zich nog steeds in een zeer kwetsbare situatie bevindt. |
(162) |
Zoals hierboven is aangegeven, beschikken de exporteurs in elk van de drie betrokken landen over de nodige reservecapaciteit om hun uitvoer zeer snel te vergroten. Gezien de lucratievere prijzen op de markt van de EU vergeleken met de markten van sommige derde landen is het waarschijnlijk dat aanzienlijke hoeveelheden die momenteel naar deze landen worden uitgevoerd, zullen worden verlegd naar de markt van de EU als de antidumpingmaatregelen vervallen. Deze stijging van de invoer met dumping tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden, zal de prijsdruk op de markt van de Unie waarschijnlijk vergroten, wat de reeds kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie verder zou doen verslechteren. Een dergelijke abrupte ontwikkeling werd al in het voorgaande onderzoek geconstateerd, toen het marktaandeel van de invoer in de EU vanuit de drie landen in slechts drie en een half jaar verdrievoudigde, namelijk van 6,2 % in 2004 tot 18,7 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007). De producenten-exporteurs in de VRC, Belarus en Rusland hebben dus reeds laten zien dat zij de hoeveelheden die zij naar de Unie uitvoeren, snel kunnen opvoeren. |
(163) |
Op basis van het bovenstaande kan derhalve worden geconcludeerd dat er kans op herhaling van de schade bestaat als de maatregelen worden ingetrokken. |
2. Invoer uit Oekraïne
(164) |
Rekening houdend met de conclusie dat voortzetting dan wel herhaling van dumping uit Oekraïne onwaarschijnlijk is, is geen verdere analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade nodig. |
G. BELANG VAN DE UNIE
(165) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd is met het belang van de hele Unie. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een evaluatie van alle verschillende betrokken belangen. Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten. |
1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(166) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie nog steeds zeer kwetsbaar is. De antidumpingmaatregelen hebben hun doel gedeeltelijk bereikt door een deel van de schade die de bedrijfstak van de Unie ondervond als gevolg van de invoer met dumping vanuit de betrokken landen, weg te nemen. De bedrijfstak van de Unie is weer enigszins winstgevend geworden, maar dit ging ten koste van haar marktaandeel op de markt van de Unie. De bedrijfstak van de Unie is er in geslaagd om zijn financiële situatie te verbeteren door te kiezen voor hogere prijzen in plaats van een hoger volume. De beëindiging van de maatregelen zal de prijsdruk op de markt van de Unie verhogen en weer tot verliezen leiden. Het is derhalve in het belang van de bedrijfstak van de Unie dat de maatregelen gehandhaafd blijven. |
2. Belang van de importeurs en gebruikers
(167) |
De Commissie heeft met meer dan 100 gebruikers en niet-verbonden importeurs in de Unie contact opgenomen en om hun medewerking gevraagd, maar zij hebben niet gereageerd. Dit kan worden verklaard door de zeer kleine omvang van de uitvoer van elk van de betrokken landen naar de markt van de Unie. In ieder geval zijn er geen factoren die erop wijzen dat de importeurs of gebruikers onevenredig zwaar getroffen zouden worden als de maatregelen worden verlengd. |
(168) |
Gelet op het voorgaande wordt derhalve geoordeeld dat de verlenging van de maatregelen waarschijnlijk geen ingrijpende gevolgen voor de situatie van de importeurs en de gebruikers in de Unie zal hebben. |
3. Risico van schaarste/concurrentie op de EU-markt
(169) |
Het verbruik in de EU is in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 28 % afgenomen tot ongeveer 400 000 ton. De capaciteit van de bedrijfstak van de Unie was in de beoordelingsperiode steeds groter dan de vraag in de Unie en bereikte in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een niveau van bijna 1 500 000 ton. Er is voldoende concurrentie tussen de EU-producenten. Bovendien opereerde de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op een bezettingsgraad van slechts 19 %, aangezien hij met dezelfde productie-installaties verschillende producten vervaardigt (het betrokken product en andere producten zoals holle profielen). Daarom beschikt de bedrijfstak van de Unie in het geval van een toename van de vraag over de reservecapaciteit om zijn productie te verhogen door zijn productaanbod te wijzigen. Invoer uit andere derde landen waarop geen maatregelen van toepassing zijn, met name India en Turkije, kan ook in een deel van de vraag voorzien. |
(170) |
Gelet op bovenstaande overwegingen kan niet worden geconcludeerd dat handhaving van de antidumpingmaatregelen waarschijnlijk zal leiden tot schaarste op de markt van de EU of tot minder concurrentie op die markt. |
4. Conclusie inzake het belang van de Unie
(171) |
Uit het bovenstaande blijkt dat de negatieve gevolgen van voortzetting van de maatregelen beperkt zullen zijn en in geen geval buiten verhouding zullen staan tot de voordelen van verlenging van de maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie. |
H. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(172) |
Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wilde aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven. Zij konden hierover ook binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden. |
(173) |
Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werden ingesteld op de invoer van bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit Belarus, de VRC en Rusland moeten worden gehandhaafd. Er wordt aan herinnerd dat deze maatregelen uit ad-valoremrechten van verschillende hoogte bestaan. |
(174) |
Wat Oekraïne betreft, moeten de maatregelen worden ingetrokken en moet de procedure worden beëindigd, aangezien uit de bevindingen is gebleken dat voortzetting of herhaling van dumping niet waarschijnlijk is (zie de overwegingen 17 en 118). |
(175) |
De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in de verordening met naam worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product dat door deze ondernemingen en dus door de specifiek vermelde juridische entiteiten is vervaardigd. Deze rechten zijn niet van toepassing op het ingevoerde betrokken product dat is geproduceerd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”. |
(176) |
Een onderneming die haar naam wijzigt, mag vragen deze individuele antidumpingrechten te blijven toepassen. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (5). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om het recht te genieten dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming geen invloed heeft op het recht om het recht te genieten dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(177) |
Deze verordening is in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op gelaste buizen en pijpen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met rond profiel, met een uitwendige diameter van niet meer dan 168,3 mm, met uitzondering van de buizen en pijpen van de soort gebruikt voor olie- of gasleidingen, bekledingsbuizen (casings) en exploitatiebuizen (tubings) van de soort gebruikt bij de olie- of gaswinning, precisiebuizen en buizen en pijpen die voorzien zijn van hulpstukken voor gas- of vloeistofleidingen voor gebruik in de burgerluchtvaart, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7306 30 41, ex 7306 30 49, ex 7306 30 72 en ex 7306 30 77 (Taric-codes 7306304120, 7306304920, 7306307280 en 7306307780), van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China en Rusland.
2. Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, voor het in lid 1 omschreven product dat door onderstaande ondernemingen wordt geproduceerd, is als volgt:
Land |
Onderneming |
Antidum-pingrecht |
Aanvullende Taric-code |
VRC |
Alle ondernemingen |
90,6 % |
— |
Rusland |
TMK Group (Seversky Pipe Plant Open Joint Stock Company en Joint Stock Company Taganrog Metallurgical Works) |
16,8 % |
A892 |
OMK Group (Open Joint Stock Company Vyksa Steel Works en Joint Stock Company Almetjvesk Pipe Plant) |
10,1 % |
A893 |
|
Alle andere ondernemingen |
20,5 % |
A999 |
|
Belarus |
Alle ondernemingen |
38,1 % |
— |
3. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
De antidumpingprocedure betreffende de invoer van het product als bedoeld in artikel 1, lid 1, van oorsprong uit Oekraïne, wordt hierbij beëindigd.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) PB L 343 van 19.12.2008, blz. 1.
(3) PB C 136 van 15.5.2013, blz. 25.
(4) PB C 372 van 19.12.2013, blz. 21.
(5) Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.
27.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/31 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/111 VAN DE COMMISSIE
van 26 januari 2015
tot vaststelling van maatregelen ter verlichting van een ernstige bedreiging voor de instandhouding van het zeebaarsbestand (Dicentrarchus labrax) in de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 12, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 kunnen noodmaatregelen worden genomen om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met een ernstige bedreiging voor de instandhouding van biologische rijkdommen van de zee. Om het hoofd te bieden aan die bedreiging, kan de Commissie op gemotiveerd verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief dergelijke noodmaatregelen vaststellen in de vorm van onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen die voor een termijn van ten hoogste zes maanden van toepassing zijn. |
(2) |
Volgens wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) heeft zeebaars (Dicentrarchus labrax) in de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee (ICES-sectoren IVb, c en VIIa, d-h) te lijden onder een snelle afname van de biomassa als gevolg van een combinatie van dalende rekrutering en stijgende visserijsterfte. De paaibiomassa ontwikkelt zich in de richting van het laagste niveau dat tot dusver is geconstateerd. De visserijsterfte ligt momenteel bijna vier keer zo hoog als het niveau dat het bestand aankan. Daarom adviseert de ICES om maatregelen ten uitvoer te leggen om de visserijsterfte voor het hele bestand aanzienlijk te reduceren. |
(3) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie bij brief van 19 december 2014 verzocht om op grond van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 maatregelen te nemen om ICES-gebied VIIe in de periode januari tot en met april 2015 te sluiten voor op zeebaars gerichte pelagische visserijen teneinde de visserijdruk te verminderen door de paaibestanden van zeebaars te beschermen. Het verzoek is meegedeeld aan België, Frankrijk, Ierland, Nederland en aan de adviesraad voor de noordwestelijke wateren en die voor de Noordzee. België, Frankrijk en Nederland hebben hun opmerkingen toegezonden aan de Commissie. |
(4) |
De opmerkingen van Frankrijk hebben betrekking op de toepasbaarheid van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, op door visserijactiviteiten veroorzaakte bedreigingen en de procedure, op het bewijs voor een ernstige bedreiging en op het risico van discriminatie tussen visserijen. België reageerde positief op het Britse verzoek. Nederland stelde voor om de maatregelen uit te breiden tot grotere gebieden en meer visserijen. Met betrekking tot de werkingssfeer en de procedure van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet worden opgemerkt dat deze bepaling niet beperkt is tot een specifieke oorzaak en dus op om het even welke bedreiging kan worden toegepast, ongeacht of deze wordt veroorzaakt door visserijactiviteiten of door andere factoren, en moet er tevens op worden gewezen dat de termijnen die in dat artikel worden voorgeschreven, gerechtvaardigd zijn vanwege de dringende noodzaak de ernstige bedreiging het hoofd te bieden. Het bewijs voor een ernstige bedreiging van zeebaars in het onderhavige geval is gebaseerd op wetenschappelijke gegevens, zoals hieronder wordt uiteengezet. |
(5) |
In de periode december-april verzamelen zeebaarzen zich in bepaalde gebieden om er te paaien. Het zeebaarsbestand hangt af van deze reproductiefase. De gerichte visserij op deze paaibestanden gedurende die periode draagt in aanzienlijke mate bij tot de algemene visserijsterfte van het bestand en met name tot de daling van het aantal volwassen vissen die zich met succes kunnen voortplanten. De vangststatistieken bevestigen dat bij die visserij vooral volwassen vissen aan het bestand worden onttrokken, die daardoor niet meer kunnen bijdragen tot de reproductie van dit bestand. |
(6) |
Volgens de wetenschappelijke beoordeling door de ICES en het WTECV is de commerciële visserij door pelagische trawlers verantwoordelijk voor meer dan 25 % van de visserijsterfte. |
(7) |
De instandhouding van biologische rijkdommen van de zee wordt ernstig bedreigd wanneer het risico bestaat dat de reproductiecapaciteit van het bestand ernstig in gevaar komt als gevolg van een scherpe daling van de paaibiomassa, gecombineerd met de voortzetting van de gerichte visserij, die het paaibestand onherstelbare schade kan toebrengen. Volgens de Commissie is er sprake van naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, omdat 1) het paaiseizoen is begonnen en 2) de visserij op deze paaibestanden eveneens van start is gegaan. Uit wetenschappelijk bewijsmateriaal blijkt dat het noodzakelijk is om tijdens het lopende paaiseizoen van zeebaars onmiddellijke actie te ondernemen in de vorm van maatregelen die onmiddellijk van toepassing worden en van kracht blijven tot en met 30 april 2015. |
(8) |
Daarom moeten dringend maatregelen worden genomen om de gerichte pelagische trawlvisserij op zeebaars te verbieden gedurende het zeer gevoelige paaiseizoen tussen januari en 30 april 2015. Verder uitstel van de bescherming van het bestand zou de doeltreffendheid van de noodmaatregelen aanzienlijk reduceren of zelfs helemaal tenietdoen. Om deze maatregelen nog doeltreffender te maken, moet de marktdeelnemers worden verboden zich akkoord te verklaren met het overladen en aanlanden van zeebaars die tijdens de periode van toepassing van deze verordening is gevangen. |
(9) |
Om de geografisch sterk verspreide paaibestanden doeltreffend te beschermen, moeten de noodmaatregelen van toepassing zijn op pelagische trawlvisserijen in het volledige verspreidingsgebied van het bestand, d.w.z. de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee (ICES-sectoren IVb, c en VIIa, d-h). Aangezien niet volledig vastligt hoe het bestand precies is verspreid, moeten ook de ICES-gebieden VIIj, k onder de maatregelen vallen om te voorkomen dat de visserijactiviteit wordt verplaatst. |
(10) |
De door Frankrijk voorgestelde alternatieve maatregelen zouden vanwege de onzekere doeltreffendheid ervan niet hetzelfde resultaat bereiken als de maatregelen in de onderhavige verordening. Voorts is het mogelijk dat, met het oog op extra bescherming van het zeebaarsbestand, in een latere fase aanvullende maatregelen moeten worden vastgesteld met betrekking tot de impact van andere visserijen. |
(11) |
Uit door Frankrijk verstrekte informatie blijkt dat vaartuigen die gebruikmaken van pelagisch vistuig met een maaswijdte tussen 32 en 69 mm, niet gericht op zeebaars vissen en dat bijvangsten van die vaartuigen een minimale impact op het bestand hebben. |
(12) |
Aangezien het zeebaarsbestand in de gebieden waarvoor de onderhavige maatregelen van toepassing zijn, zich in een toestand bevindt die voldoet aan alle criteria betreffende naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met een ernstige bedreiging voor de instandhouding van dit bestand, kan de Commissie op grond van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op eigen initiatief de in de onderhavige verordening opgenomen maatregelen vaststellen en kan zij hierin verder gaan dan door het Verenigd Koninkrijk is gevraagd. |
(13) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden voor het zeebaarsbestand in de ICES-sectoren IVb, c, VIIa, d-k noodmaatregelen vastgesteld om de dreigende, ernstige schade aan dat bestand te verlichten.
Artikel 2
Maatregelen
Tijdens de periode van toepassing van deze verordening is het verboden om in de ICES-sectoren IVb, c, VIIa, d-k op zeebaars (Dicentrarchus labrax) te vissen met pelagische trawls (OTM-pelagische ottertrawls en PTM-pelagische spantrawls) met een maaswijdte in de kuil van 70 mm of meer.
Bovendien is het voor vaartuigen die deze soorten vistuig gebruiken, verboden om zeebaars die in de periode van toepassing van deze verordening in de hierboven genoemde gebieden is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.
De lidstaten stellen de Commissie 14 dagen na elke maand in kennis van de met pelagisch vistuig (OTM of PTM) bovengehaalde zeebaarsvangsten.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing tot en met 30 april 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
27.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/34 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/112 VAN DE COMMISSIE
van 26 januari 2015
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
EG |
340,0 |
IL |
160,5 |
|
MA |
109,9 |
|
TR |
147,7 |
|
ZZ |
189,5 |
|
0707 00 05 |
JO |
229,9 |
TR |
174,5 |
|
ZZ |
202,2 |
|
0709 93 10 |
MA |
227,9 |
TR |
214,8 |
|
ZZ |
221,4 |
|
0805 10 20 |
EG |
47,8 |
MA |
62,4 |
|
TN |
53,6 |
|
TR |
66,4 |
|
ZZ |
57,6 |
|
0805 20 10 |
IL |
102,5 |
MA |
90,9 |
|
ZZ |
96,7 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
EG |
87,6 |
IL |
110,1 |
|
JM |
118,0 |
|
MA |
140,2 |
|
TR |
118,6 |
|
ZZ |
114,9 |
|
0805 50 10 |
TR |
63,9 |
ZZ |
63,9 |
|
0808 10 80 |
BR |
65,4 |
CL |
89,3 |
|
MK |
26,7 |
|
US |
184,8 |
|
ZZ |
91,6 |
|
0808 30 90 |
CL |
265,9 |
US |
138,7 |
|
ZZ |
202,3 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
27.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/36 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/113 VAN DE COMMISSIE
van 26 januari 2015
tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 bepaalde hoeveelheden in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 voor de sector eieren en ovalbumine geopende tariefcontingenten
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, en met name artikel 188 (1), leden 2 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector eieren en ovalbumine. |
(2) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moeten de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, worden vastgesteld en toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid. |
(3) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 539/2007 en die aan de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine (PB L 128 van 16.5.2007, blz. 19).
BIJLAGE
Volgnummer |
Niet aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 beschikbare hoeveelheden (in kg-equivalent eieren in de schaal) |
09.4015 |
108 000 000 |
09.4401 |
3 632 368 |
09.4402 |
9 854 500 |
27.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/38 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/114 VAN DE COMMISSIE
van 26 januari 2015
tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 bepaalde hoeveelheid in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 536/2007 geopende tariefcontingent voor vlees van pluimvee van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 2 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 536/2007 van de Commissie (2) is een jaarlijks tariefcontingent geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika. |
(2) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moeten de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, worden vastgesteld en toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid, |
(3) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 536/2007 en die aan de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EG) nr. 536/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een aan de Verenigde Staten van Amerika toegewezen tariefcontingent voor vlees van pluimvee (PB L 128 van 16.5.2007, blz. 6).
BIJLAGE
Volg-nummer |
Niet aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 beschikbare hoeveelheden (in kg) |
09.4169 |
16 008 750 |
27.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/40 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/115 VAN DE COMMISSIE
van 26 januari 2015
tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, en met name artikel 188 (1), leden 2 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël. |
(2) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moeten de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, worden vastgesteld en toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid. |
(3) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 1384/2007 en die aan de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EG) nr. 1384/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2398/96 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël (PB L 309 van 27.11.2007, blz. 40).
BIJLAGE
Volg-nummer |
Niet aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 beschikbare hoeveelheden. (in kg) |
09.4091 |
140 000 |
09.4092 |
830 000 |
BESLUITEN
27.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/42 |
BESLUIT (EU) 2015/116 VAN DE RAAD
van 26 januari 2015
houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 300, lid 3, en artikel 305,
Gezien het Besluit 2014/930/EU van de Raad van 16 december 2014 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's (1),
Gezien de voordrachten van de lidstaten,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 300, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) stelt als voorwaarde om lid of plaatsvervanger van het Comité van de Regio's te zijn, dat men vertegenwoordiger van de regionale en lokale gemeenschappen moet zijn en bovendien „in een regionaal of lokaal lichaam gekozen [moet] zijn of politieke verantwoording schuldig [moet] zijn aan een gekozen vergadering”. |
(2) |
Artikel 305 van het VWEU stelt het aantal leden van het Comité van de Regio's vast en bepaalt dat een gelijk aantal plaatsvervangers door de Raad voor vijf jaar wordt benoemd overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten. |
(3) |
De ambtstermijn van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's verstrijkt op 25 januari 2015; er dienen dus nieuwe leden en plaatsvervangers te worden benoemd. |
(4) |
Die benoeming wordt op een later tijdstip gevolgd door de benoeming van de overige leden en plaatsvervangers wier voordracht niet vóór 22 januari 2015 aan de Raad is meegedeeld, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het Comité van de Regio's worden voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 benoemd:
— |
tot lid, de personen die per lidstaat zijn vermeld in de lijst in bijlage I; |
— |
tot plaatsvervanger, de personen die per lidstaat zijn vermeld in de lijst in bijlage II. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
E. RINKĒVIČS
(1) PB L 365 van 19.12.2014, blz. 143.
BIJLAGE I
ПРИЛОЖЕНИЕ I — ANEXO I — PŘÍLOHA I — BILAG I — ANHANG I — I LISA
ΠΑΡΑΡΤΗΜΑ Ι — ANNEX I — ANNEXE I — PRILOG I — ALLEGATO I — I PIELIKUMS
I PRIEDAS — I. MELLÉKLET — ANNESS I — BIJLAGE I — ZAŁĄCZNIK I
ANEXO I — ANEXA I — PRÍLOHA I — PRILOGA I — LIITE I — BILAGA I
Членове/Miembros/Členové/Medlemmer/Mitglieder/Liikmed
Μέλη/Members/Membres/Članovi/Membri/Locekļi
Nariai/Tagok/Membri/Leden/Członkowie
Membros/Membri/Členovia/Člani/Jäsenet/Ledamöter
BELGIË/BELGIQUE/BELGIEN
|
Mr Jan DURNEZ Vlaams Volksvertegenwoordiger |
|
Mr Alain HUTCHINSON Conseiller communal et échevin à Saint-Gilles |
|
Mr Hicham IMANE Député wallon |
|
Mr Jean François ISTASSE Conseiller communal |
|
Mr Karl-Heinz LAMBERTZ Mitglied des Parlamentes der Deutschsprachigen Gemeinschaft |
|
Mr Michel LEBRUN Conseiller communal à Viroinval |
|
Mr Bartolomeus (Bart) SOMERS Vlaams Volksvertegenwoordiger |
|
Mr Luc VAN DEN BRANDE voorzitter Raad van Bestuur Vlaams — Europees Verbindingsagentschap (VLEVA) |
|
Mr Karl VANLOUWE Vlaams Volksvertegenwoordiger |
|
Mr Karim VAN OVERMEIRE Vlaams Volksvertegenwoordiger |
|
Mr Jean-Luc VANRAES Gemeenteraadslid in Ukkel en voorzitter van het OCMW |
|
Ms Olga ZRIHEN Députée wallonne |
БЪЛГАРИЯ
|
Mr Hasan AZIS Mayor of Kardjali Municipality |
|
Ms Tanya HRISTOVA Mayor of Gabrovo Municipality |
|
Mr Vladimir KISSIOV Councillor, Municipality of Sofia |
|
Mr Krassimir KOSTOV Mayor of Shumen Municipality |
|
Mr Madzhid MANDADZHA Mayor of Stambolovo Municipality |
|
Mr Krasimir MIREV Mayor of Targovishte Municipality |
|
Mr Vladimir MOSKOV Mayor of Gotse Delchev Municipality |
|
Ms Detelina NIKOLOVA Mayor of Dobrich Municipality |
|
Mr Beytula SALI Mayor of Samuil Municipality |
|
Mr Zhivko TODOROV Mayor of Stara Zagora Municipality |
|
Mr Lyudmil VESSELINOV Mayor of Popovo Municipality |
|
Mr Zlatko ZHIVKOV Mayor of Montana Municipality |
ČESKÁ REPUBLIKA
|
Mr Ondřej BENEŠÍK councillor of Strání municipality |
|
Ms Štěpánka FRAŇKOVÁ councillor of the City of Pardubice |
|
Mr Dan JIRÁNEK councillor of the City of Kladno |
|
Mr Stanislav JURÁNEK councillor of Jihomoravský Region |
|
Ms Adriana KRNÁČOVÁ councillor of the City of Prague |
|
Mr Roman LÍNEK councillor of Pardubický Region |
|
Mr Josef NOVOTNÝ councillor of Karlovarský Region |
|
Mr Petr OSVALD councillor of the City of Plzeň |
|
Mr Martin PŮTA councillor of Liberecký Region |
|
Ms Jana VAŇHOVÁ councillor of Ústecký Region |
|
Mr Oldřich VLASÁK councillor of the City of Hradec Králové |
|
Mr Jiří ZIMOLA councillor of the South Bohemian Region |
DANMARK
|
Mr Per BØDKER ANDERSEN Councillor |
|
Mr Erik FLYVHOLM Mayor |
|
Mr Jens Christian GJESING Second Deputy Mayor |
|
Mr Jens Bo IVE Mayor |
|
Mr Thomas KASTRUP-LARSEN Mayor |
|
Mr Jess LAURSEN Regional Councillor |
|
Mr Henrik Ringbæk MADSEN Regional Councillor |
|
Mr Karsten Uno PETERSEN Regional Councillor |
|
Mr Mark PERERA CHRISTENSEN Second Deputy Mayor |
DEUTSCHLAND
|
Frau Barbara DUDEN Mitglied der Hamburgischen Bürgerschaft |
|
Frau Hella DUNGER-LÖPER Staatssekretärin, Bevollmächtigte des Landes Berlin beim Bund und Europabeauftragte |
|
Herr Hans-Jörg DUPPRÉ Landrat des Landkreises Südwestpfalz |
|
Herr Peter FRIEDRICH minister für Bundesrat, Europa und internationale Angelegenheiten; Baden-Württemberg |
|
Frau Ulrike HILLER Mitglied des Senats, Bevollmächtigte der Freien Hansestadt Bremen beim Bund und für Europa |
|
Frau Birgit HONÉ Staatssekretärin für Europa und Regionale Landesentwicklung, Niedersächsische Staatskanzlei |
|
Frau Jacqueline KRAEGE Staatssekretärin, Bevollmächtigte des Landes Rheinland-Pfalz beim Bund und für Europa, für Medien und Digitales |
|
Frau Uta-Maria KUDER Mitglied der Landesregierung von Mecklenburg-Vorpommern, Justizministerin |
|
Frau Helma KUHN-THEIS Mitglied des Gemeinderates Weiskirchen |
|
Herr Heinz LEHMANN Mitglied des Sächsischen Landtags |
|
Dr. Helmuth MARKOV Mitglied der Landesregierung Brandenburg, minister der Justiz und für Europa und Verbraucherschutz |
|
Dr. Beate MERK Staatsministerin für Europaangelegenheiten und regionale Beziehungen des Freistaates Bayern |
|
Frau Dagmar MÜHLENFELD Oberbürgermeisterin der Stadt Mülheim an der Ruhr |
|
Herr Detlef MÜLLER Mitglied des Landtages Mecklenburg-Vorpommern |
|
Dr. Martina MÜNCH Mitglied des Landtages Brandenburg |
|
Frau Regina POERSCH Mitglied des Landtages von Schleswig-Holstein |
|
Herr Wolfgang SCHMIDT Staatsrat der Senatskanzlei, Bevollmächtigter des Senats der Freien und Hansestadt Hamburg beim Bund, bei der Europäischen Union und für auswärtige Angelegenheiten |
|
Dr. Michael SCHNEIDER Staatssekretär, Bevollmächtigter das Landes Sachsen-Anhalt beim Bund |
|
Herr Tilman TÖGEL Mitglied des Landtages von Sachsen-Anhalt |
|
Herr Markus TÖNS Mitglied des Landtags Nordrhein-Westfalen |
|
Herr Hans-Josef VOGEL Bürgermeister der Stadt Arnsberg |
|
Herr Mark WEINMEISTER Staatssekretär für Europaangelegenheiten, Land Hessen |
|
Dr. Babette WINTER Staatssekretärin für Europa und Kultur in der Thüringer Staatskanzlei |
EESTI
|
Ms Urve ERIKSON Member of Tudulinna Rural Municipality Council |
|
Mr Mihkel JUHKAMI Mayor of Rakvere City |
|
Mr Kurmet MÜÜRSEPP Member of Antsla Rural Municipality Council |
|
Mr Uno SILBERG Member of Kose Rural Municipality Council |
|
Mr Urmas SUKLES Mayor of Haapsalu City |
|
Mr Toomas VITSUT Member of Tallinn City Council |
ΕΛΛΑΣ
|
Mr Konstantinos AGORASTOS Head of the Region of Thessaly |
|
Mr Stavros ARNAOUTAKIS Head of the Region of Crete |
|
Mr Nikolaos CHIOTAKIS Municipal Councillor of Kifissia |
|
Mr Alexandros KAHRIMANIS Head of the Region of Epirus |
|
Mr Stavros KALAFATIS Municipal Councillor of Thessaloniki |
|
Mr Dimitrios KALOGEROPOULOS Politically accountable to the Municipal Council of Maroussi |
|
Mr Georgios KAMINIS Mayor of Athens |
|
Mr Apostolos KATSIFARAS Head of the Region of Western Greece |
|
Mr Ioannis KOURAKIS Municipal Councillor of Heraklion |
|
Mr Ioannis SGOUROS Regional Councillor, Region of Attica |
|
Mr Spyridon SPYRIDON Municipal Councillor of Poros |
|
Mr Apostolos TZITZIKOSTAS Head of the Region of Central Macedonia |
ESPAÑA
|
Da Rita BARBERÁ NOLLA Alcaldesa de Valencia |
|
Da Yolanda BARCINA ANGULO Presidenta de Navarra |
|
D. José Ramón BAUZÁ DÍAZ Presidente del Gobierno de las Islas Baleares |
|
D. Abel CABALLERO ÁLVAREZ Alcalde de Vigo |
|
Da Ma Dolores de COSPEDAL GARCÍA Presidenta de la Junta de Comunidades de Castilla-La Mancha |
|
Da Susana DÍAZ PACHECO Presidenta de Andalucía |
|
D. Alberto FABRA PART Presidente de la Comunidad Valenciana |
|
D. Javier FERNÁNDEZ FERNÁNDEZ Presidente del Principado de Asturias |
|
D. Alberto GARRE LÓPEZ Presidente de Murcia |
|
D. Ignacio GONZÁLEZ GONZÁLEZ Presidente de Madrid |
|
D. Francesc HOMS I MOLIST Consejero de Presidencia |
|
Da Nuria MARÍN MARTÍNEZ Alcaldesa de Hospitalet de Llobregat |
|
Da Cristina MAZAS PÉREZ-OLEAGA Consejera de Economía, Hacienda y Empleo de Cantabria |
|
D. José Antonio MONAGO TERRAZA Presidente de la Junta de Extremadura |
|
D. Alberto NÚÑEZ FEIJÓO Presidente de la Xunta de Galicia |
|
D. Paulino RIVERO BAUTE Presidente del Gobierno de Canarias |
|
Da Luisa Fernanda RUDÍ ÚBEDA Presidenta de Aragón |
|
D. Pedro SANZ ALONSO Presidente de La Rioja |
|
D. Iñigo de la SERNA HERNÁIZ Alcalde de Santander |
|
D. Iñigo URKULLU RENTERÍA Presidente del Gobierno Vasco |
|
Sr. D. Juan VICENTE HERRERA Presidente de la Junta de Castilla y León |
FRANCE
|
M. Jean-François BARNIER Maire du Chambon-Feugerolles |
|
M. Laurent BEAUVAIS Président du Conseil régional de Basse-Normandie |
|
M. Jacques BLANC Maire de La Canourgue |
|
Mme Danièle BOEGLIN Vice-Présidente du Conseil général de l'Aube |
|
Mme Claudette BRUNET-LECHENAULT Vice-présidente du Conseil général de Saône-et-Loire |
|
M. François DECOSTER Conseiller régional du Nord-Pas-de-Calais |
|
M. Michel DELEBARRE Conseiller municipal de Dunkerque |
|
M. Jean-Louis DESTANS Président du Conseil général de l'Eure |
|
Mme Rose-Marie FALQUE Maire d'Azerailles |
|
M. Claude GEWERC Président du Conseil régional de Picardie |
|
M. Pierre HUGON Vice-président du Conseil général de la Lozère |
|
Mme Annabelle JAEGER Conseillère régionale de Provence-Alpes-Côte d'Azur |
|
Mme Anne-Marie KEISER Vice-présidente du Conseil général de la Gironde |
|
M. Pierre MAILLE Président du Conseil général du Finistère |
|
M. Pascal MANGIN Conseiller régional d'Alsace |
|
M. Charles MARZIANI Vice-président du Conseil régional de Midi-Pyrénées |
|
M. Pierrick MASSIOT Président du Conseil régional de Bretagne |
|
Mme Françoise MESNARD Maire de Saint-Jean d'Angély |
|
M. Jean-Vincent PLACE Conseiller régional d'Île-de-France |
|
M. Didier ROBERT Président du Conseil régional de La Réunion |
|
M. Stéphan ROSSIGNOL Conseiller régional du Languedoc-Roussillon |
|
M. Christophe ROUILLON Maire de Coulaines |
|
M. René SOUCHON Président du Conseil régional d'Auvergne |
|
M. Bernard SOULAGE Vice-président du Conseil régional de Rhône-Alpes |
HRVATSKA
|
Ms Snježana BUŽINEC Mayor of the Municipality of Jakovlje |
|
Mr Nikola DOBROSLAVIĆ Prefect of Dubrovnik-Neretva County |
|
Mr Valter FLEGO Prefect of Istra County |
|
Mr Bruno HRANIĆ Mayor of the Municipality of Vidovec |
|
Mr Danijel MARUŠIĆ Prefect of Brod-Posavina County |
|
Mr Vojko OBERSNEL Mayor of the City of Rijeka |
|
Ms Jelena PAVIČIĆ VUKIČEVIĆ Councillor in the City of Zagreb Assembly |
|
Mr Predrag ŠTROMAR Prefect of Varaždin County |
|
Mr Željko TURK Mayor of the City of Zaprešić |
IRELAND
|
Ms Maria BYRNE Limerick City and County Council |
|
Ms Kate FEENEY Dun Laoghaire Rathdown County Council |
|
Ms Mary FREEHILL Dublin City Council |
|
Mr Jerry LUNDY Sligo County Council |
|
Mr Kieran MCCARTHY Cork City Council |
|
Mr Hughie MCGRATH Tipperary County Council |
|
Mr Neale RICHMOND Dun Laoghaire Rathdown County Council |
|
Mr Enda STENSON Leitrim County Council |
|
Ms Rose CONWAY-WALSH Mayo County Council |
ITALIA
|
Sig. Giovanni ARDIZZONE Consigliere regionale e Presidente della Assemblea regionale della Regione Siciliana |
|
Sig. Matteo BESOZZI Presidente Provincia di Novara |
|
Sig. Matteo Luigi BIANCHI Sindaco del Comune di Morazzone (VA) |
|
Sig. Vincenzo BIANCO Sindaco di Catania |
|
Sig. Raffaele CATTANEO Consigliere regionale e Presidente del Consiglio regionale della Regione Lombardia |
|
Sig. Rosario CROCETTA Presidente della Regione Siciliana |
|
Sig. Luciano D'ALFONSO Presidente della Regione Abruzzo |
|
Sig. Mauro D'ATTIS Consigliere comunale di Brindisi |
|
Sig. Salvatore DE MEO Sindaco di Fondi (LT) |
|
Sig. Paolo DI LAURA FRATTURA Presidente della Regione Molise |
|
Sig.ra Micaela FANELLI Sindaco del Comune di Riccia (CB) |
|
Sig. Piero FASSINO Sindaco del Comune di Torino |
|
Sig. Domenico GAMBACORTA Presidente Provincia di Avellino |
|
Sig. Franco IACOP Consigliere regionale e Presidente del Consiglio regionale della Regione Friuli Venezia Giulia |
|
Sig. Arno KOMPATSCHER Presidente e Consigliere della Provincia Autonoma di Bolzano |
|
Sig.ra Catiuscia MARINI Presidente della Regione Umbria |
|
Sig. Ignazio MARINO Sindaco di Roma Capitale |
|
Sig. Alessandro PASTACCI Presidente Provincia di Mantova |
|
Sig. Francesco PIGLIARU Presidente della Regione Sardegna |
|
Sig. Augusto ROLLANDIN Presidente della Regione autonoma della Valle D'Aosta |
|
Sig. Enrico ROSSI Presidente della Regione Toscana |
|
Sig.ra Simonetta SALIERA Consigliere regionale e Presidente dell'Assemblea regionale della Regione Emilia-Romagna |
|
Sig. Luca ZAIA Presidente della Regione Veneto |
|
Sig. Nicola ZINGARETTI Presidente della Regione Laziο |
ΚΥΠΡΟΣ
|
Mr George GEORGIOU Mayor of Kato Polemidia |
|
Mr Louis KOUMENIDES President of the Community Council of Kato Lefkara |
|
Ms Eleni LOUCAIDES Deputy Mayor of Nicosia |
|
Ms Louisa MAVROMMATI Deputy Mayor of Engomi |
|
Mr Charalampos PITTAS Mayor of Morfou |
LATVIJA
|
Ms Inga BĒRZIŅA Member of Kuldīga Municipal Council |
|
Ms Ligita GINTERE Member of Jaunpils Municipal Council |
|
Mr Andris JAUNSLEINIS Member of Ventspils Municipal Council |
|
Mr Aleksandrs LIELMEŽS Member of Mālpils Municipal Council |
|
Mr Leonīds SALCEVIČS Member of Jēkabpils City Council |
|
Mr Dainis TURLAIS Member of Rīga City Council |
|
Mr Jānis VĪTOLIŅŠ Member of Ventspils City Council |
LIETUVA
|
Mr Arnoldas ABRAMAVIČIUS Member of Zarasai District Municipal Council |
|
Mr Vytautas GRUBLIAUSKAS Member of Klaipėda City Municipal Council |
|
Mr Vytautas KANEVIČIUS Member of Kazlų Rūda Municipal Council |
|
Mr Virginijus KOMSKIS Member of Pagėgiai Municipal Council |
|
Mr Andrius KUPČINSKAS Member of Kaunas City Municipal Council |
|
Mr Ričardas MALINAUSKAS Member of Druskininkai Municipal Council |
|
Mr Mindaugas SINKEVIČIUS Member of Jonava District Municipal Council |
|
Mr Vytautas VIGELIS Member of Švenčionys District Municipal Council |
|
Mr Povilas ŽAGUNIS Member of Panevėžys District Municipal Council |
LUXEMBOURG
|
Madame Simone BEISSEL échevin de la Ville de Luxembourg |
|
Monsieur Roby BIWER membre du conseil communal de la Commune de Bettembourg |
|
Madame Agnès DURDU membre du conseil communal de la Commune de Wincrange |
|
Monsieur Ali KAES bourgmestre de la Commune de Tandel |
|
Monsieur Marc SCHAEFER bourgmestre de la Commune de Vianden |
MAGYARORSZÁG
|
Mr János ÁRGYELÁN Representative of County Council of Fejér Megye |
|
Mr István DR. BÓKA Mayor of Balatonfüred |
|
Mr Róbert DUDÁS Mayor of Village Mátraballa |
|
Mr Jácint HORVÁTH Representative of Local Government of Nagykanizsa with county rights |
|
Mr László Lóránt DR. KERESZTES Representative Of Local Government of Pécs with county rights |
|
Mr Raymund KOVÁCS Representative Of Local Government of District 16 of Budapest |
|
Ms Anna MAGYAR Vice-President of County Council of Csongrád Megye |
|
Mr László MAJTHÉNYI President of County Council of Vas Megye |
|
Mr József RIBÁNYI Vice-President of County Council of Tolna Megye |
|
Mr Oszkár SESZTÁK President of County Council of Szabolcs-Szatmár-Bereg Megye |
|
Mr Róbert SZABÓ President of County Council of Heves Megye |
|
Mr Zoltán VARGA Representative of County Council of Békés Megye |
MALTA
|
Dr. Samuel AZZOPARDI Mayor of Rabat, Gozo |
|
Mr Peter BONELLO Mayor of San Ġiljan |
|
Mr Joseph CORDINA Mayor of Xaghra |
|
Mr Paul FARRUGIA Mayor of Ħal Tarxien |
|
Dr. Marc SANT Councillor, Ħal Lija Local Council |
NEDERLAND
|
Mr R.E. (Ralph) DE VRIES member of the Executive Council of the Province of Utrecht |
|
Mr A. (Bert) GIJSBERTS member of the Executive Council of the Province of Flevoland |
|
Mr O. (Onno) HOES mayor of Maastricht |
|
Mr J.F.M. (Hans) JANSSEN mayor of Oisterwijk |
|
Mrs A. (Annemiek) JETTEN mayor of Sluis |
|
Mr C.H.J. (Cor) LAMERS mayor of Schiedam |
|
Mr H.J.J. (Henri) LENFERINK mayor of Leiden |
|
Mrs W.H. (Hester) MAIJ member of the Executive Council of the Province of Overijssel |
|
Mr W.B.H.J. (Wim) VAN DE DONK Governor chair of the Council and of the Executive Council of the Province of Noord-Brabant |
|
Mr R.A.M. (Rogier) VAN DER SANDE member of the Executive Council of the Province of Zuid-Holland |
|
Mr G.A.A. (Bas) VERKERK mayor of Delft |
|
Mr B.S. (Bote) WILPSTRA member of the Executive Council of the Province of Groningen |
ÖSTERREICH
|
Herr Landesrat Dr. Christian BUCHMANN Regierungsmitglied mit politischer Verantwortung gegenüber dem Landtag (Mitglied der Steirischen Landesregierung) |
|
Herr Bürgermeister und Landeshauptmann Dr. Michael HÄUPL Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Gemeinderat bzw. Landtag von Wien) |
|
Herr Landeshauptmann Mag. Dr. Peter KAISER Mandat mit politischer Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Landeshauptmann von Kärnten) |
|
Herr Bürgermeister Dipl.-Ing. Markus LINHART Auf Wahlen beruhendes Mandat (Direktwahl als Bürgermeister der Landeshauptstadt Bregenz durch die Bevölkerung) |
|
Herr Landeshauptmann Hans NIESSL Mandat mit politischer Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Landeshauptmann von Burgenland) |
|
Herr Landeshauptmann Dipl. Ing. Dr. Erwin PRÖLL Mandat mit politischer Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Landeshauptmann von Niederösterreich) |
|
Herr Bürgermeister Dr. Heinz SCHADEN Auf Wahlen beruhendes Mandat (Direktwahl als Bürgermeister der Landeshauptstadt Salzburg durch die Bevölkerung) |
|
Herr Dr. Franz SCHAUSBERGER Direkte Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (des Landtags von Salzburg) |
|
Herr Landesrat Mag. Dr. Michael STRUGL MBA Mandat mit politischer Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Mitglied der oberösterreichischen Landesregierung) |
|
Herr Landtagspräsident DDr. Herwig VAN STAA Auf Wahlen beruhendes Mandat (Präsident des Tiroler Landtages) |
|
Herr Bürgermeister Hanspeter WAGNER Auf Wahlen beruhendes Mandat (Direktwahl als Bürgermeister von Breitenwang in Tirol durch die Bevölkerung) |
|
Herr Landeshauptmann Mag. Markus WALLNER Gegenüber einer gewählten Versammlung politisch verantwortlich (Landeshauptmann von Vorarlberg) |
POLSKA
|
Paweł ADAMOWICZ Prezydent Miasta Gdańska |
|
Jarosław DWORZAŃSKI radny województwa podlaskiego |
|
Olgierd GEBLEWICZ radny województwa zachodniopomorskiego |
|
Adam JARUBAS radny województwa świętokrzyskiego |
|
Lech JAWORSKI radny m.st. Warszawy |
|
Zbigniew PODRAZA Prezydent Dąbrowy Górniczej |
|
Jacek PROTAS radny województwa warmińsko-mazurskiego |
|
Marek SOWA radny województwa małopolskiego |
|
Witold STĘPIEŃ radny województwa łódzkiego |
|
Mieczysław STRUK radny województwa pomorskiego |
|
Adam STRUZIK radny województwa mazowieckiego |
|
Stanisław SZWABSKI Radny Rady Miasta Gdyni |
|
Marek TRAMŚ radny powiatu polkowickiego |
|
Tadeusz TRUSKOLASKI Prezydent Miasta Białegostoku |
|
Ludwik WĘGRZYN radny powiatu bocheńskiego |
|
Marek WOŹNIAK radny województwa wielkopolskiego |
|
Dariusz Zygmunt WRÓBEL burmistrz Opola Lubelskiego |
|
Jerzy ZAJĄKAŁA wójt gminy Łubianka |
PORTUGAL
|
Vasco Ilídio ALVES CORDEIRO Presidente do Governo Regional dos Açores |
|
José Maria DA CUNHA COSTA Presidente da Câmara Municipal de Viana do Castelo |
|
Basílio Adolfo DE MENDONÇA HORTA DA FRANCA Presidente da Câmara Municipal de Sintra |
|
Álvaro DOS SANTOS AMARO Presidente da Câmara Municipal da Guarda |
|
António Luís DOS SANTOS DA COSTA Presidente da Câmara Municipal de Lisboa |
|
Alberto João CARDOSO GONÇALVES JARDIM Presidente do Governo Regional da Madeira |
|
João Nuno FERREIRA GONÇALVES DE AZEVEDO Presidente da Câmara Municipal de Mangualde |
|
António GONÇALVES BRAGANÇA FERNANDES Presidente da Câmara Municipal da Maia |
|
José Luís PEREIRA CARNEIRO Presidente da Câmara Municipal de Baião |
|
José Agostinho RIBAU ESTEVES Presidente da Câmara Municipal de Aveiro |
|
Carlos Manuel RODRIGUES PINTO DE SÁ Presidente da Câmara Municipal de Évora |
|
Luís Filipe SOROMENHO GOMES Presidente da Câmara Municipal de Vila Real de Santo António |
ROMÂNIA
|
Mr Cristian ADOMNIȚEI President of Iași County Council |
|
Mr Csaba BORBOLY President of Harghita County Council |
|
Mr Ovidiu Ion BRĂILOIU Mayor of Eforie, Constanța County |
|
Mr Vasile Silvian CIUPERCĂ President of Ialomița County Council |
|
Mr Emil DRĂGHICI Mayor of Vulcana-Băi, Dâmbovița County |
|
Mr Gheorghe FALCĂ Mayor of Arad, Arad County |
|
Mr Răducu George FILIPESCU President of Călărași County Council |
|
Mrs Mariana GÂJU Mayor of Cumpăna, Constanța County |
|
Mr Victor MORARU Mayor of Amara, Ialomița County |
|
Mr Cătălin George MUNTEANU Mayor of Codlea, Brașov County |
|
Mr Alin-Adrian NICA Mayor of Dudeștii Noi Timiș County |
|
Mr Emilian OPREA Mayor of Chitila town, Ilfov County |
|
Mr Ion PRIOTEASA President of Dolj County Council |
|
Mr Adrian ȚUȚUIANU President of Dâmbovița County Council |
|
Mr Mihai STEPANESCU Mayor of Reșița city, Caraș-Severin County |
SLOVENIJA
|
Mr Peter BOSSMAN Mayor of the Municipality of Piran |
|
Ms Jasna GABRIČ Mayor of the Municipality of Trbovlje |
|
Mr Aleksander JEVŠEK Mayor of the Municipality of Murska Sobota |
|
Ms Andreja POTOČNIK Member of the Municipal Council of the Municipality of Tržič |
|
Mr Franci ROKAVEC Mayor of the Municipality of Litija |
|
Mr Robert SMRDELJ Mayor of the Municipality of Pivka |
|
Mr Ivan ŽAGAR Mayor of the Municipality of Slovenska Bistrica |
SLOVENSKO
|
Mr Vladimír BAJAN Mayor of Petržalka (District of Bratislava) |
|
Mr Milan BELICA Chairman of Nitra Self — Governing Region |
|
Mr Peter CHUDÍK Chairman of Prešov Self — Governing Region |
|
Mr Jozef DVONČ Mayor of Nitra |
|
Mr Pavol FREŠO Chairman of Bratislava Self — Governing Region |
|
Mr Augustín HAMBÁLEK Vice — Chairman of Trnava Self — Governing Region |
|
Mr Jaroslav HLINKA Mayor of Košice — South |
|
Mr Ivo NESROVNAL Mayor of Bratislava (Capital of the Slovak Republic) |
|
Mr István ZACHARIAŠ Vice — Chairman of Košice Self — Governing Region |
SUOMI
|
Mr Ilpo HAALISTO local councillor of Nousiainen |
|
Ms Pauliina HAIJANEN city councillor of Laitila |
|
Ms Sirpa HERTELL city councillor of Espoo |
|
Ms Anne KARJALAINEN city councillor of Kerava |
|
Mr Antti LIIKKANEN city councillor of Rovaniemi |
|
Ms Gun-Mari LINDHOLM Member of Åland Islands Parliament |
|
Mr Markku MARKKULA city councillor of Espoo |
|
Mr Ossi MARTIKAINEN local councillor of Lapinlahti |
|
Ms Satu TIETARI local councillor of Säkylä |
SVERIGE
|
Martin ANDREASSON Ledamot i regionfullmäktige, Västra Götalands läns landsting |
|
Ulrika CARLEFALL LANDERGREN Ledamot i kommunfullmäktige, Kungsbacka kommun |
|
Jelena DRENJANIN Ledamot i kommunfullmäktige, Huddinge kommun |
|
Heléne FRITZON Ledamot kommunfullmäktige, Kristianstads kommun |
|
Lotta HÅKANSSON HARJU Ledamot i kommunfullmäktige, Järfälla kommun |
|
Tore HULT Ledamot i kommunfullmäktige, Alingsås kommun |
|
Ewa-May KARLSSON Ledamot i kommunfullmäktige, Vindelns kommun |
|
Anders KNAPE Ledamot i kommunfullmäktige, Karlstads kommun |
|
Paul LINDQUIST Ledamot i landstingsfullmäktige, Stockolms läns landsting |
|
Monalisa NORRMAN Ledamot i regionfullmäktige, Jämtlands läns landsting |
|
Yoomi RENSTRÖM Ledamot i kommunfullmäktige, Ovanåkers kommun |
|
Ilmar REEPALU Ledamot i kommunfullmäktige, Malmö kommun |
UNITED KINGDOM
BIJLAGE II
ПРИЛОЖЕНИЕ II — ANEXO II — PŘÍLOHA II — BILAG II — ANHANG II — II LISA
ΠΑΡΑΡΤΗΜΑ IΙ — ANNEX II — ANNEXE II — PRILOG II — ALLEGATO II — II PIELIKUMS
II PRIEDAS — II. MELLÉKLET — ANNESS II — BIJLAGE II — ZAŁĄCZNIK II
ANEXO II — ANEXA II — PRÍLOHA II — PRILOGA II — LIITE II — BILAGA II
Заместник-членове/Suplentes/Náhradníci/Suppleanter/Stellvertreter/Asendusliikmed
Αναπληρωτές/Alternate members/Suppléants/Zamjenici članova/Supplenti/Aizstājēji
Pakaitiniai nariai/Póttagok/Membri Supplenti/Plaatsvervangers/Zastępcy członków
Suplentes/Supleanți/Náhradníci/Nadomestni člani/Varajäsenet/Suppleanter
BELGIË/BELGIQUE/BELGIEN
|
Mr Jean-Paul BASTIN Bourgmestre de la Ville de Malmédy |
|
Ms Anne-Marie CORBISIER Conseillère communale à Montigny-le-Tilleul |
|
Mr Hendrik (Rik) DAEMS Vlaams Volksvertegenwoordiger |
|
Mr Rudy DEMOTTE Ministre-Président de la Fédération Wallonie-Bruxelles |
|
Ms Brigitte GROUWELS Brussels Volksvertegenwoordiger |
|
Mr Andries GRYFFROY Vlaams Volksvertegenwoordiger |
|
Mr Marc HENDRICKX Vlaams Volksvertegenwoordiger |
|
Mr Joël RIGUELLE Député bruxellois |
|
Mr Antoine TANZILLI Conseiller communal à la Ville de Charleroi |
|
Mr Wouter VANBESIEN Vlaams Volksvertegenwoordiger |
|
Mr Wilfried VANDAELE Vlaams Volksvertegenwoordiger |
|
Mr Koenraad (Koen) VAN DEN HEUVEL Vlaams Volksvertegenwoordiger |
БЪЛГАРИЯ
|
Mr Nida AHMEDOV Mayor of Kaolinovo Municipality |
|
Mr Ivan ALEKSIEV Mayor of Pomorie Municipality |
|
Ms Malina Edreva AUDOIN Councillor, Municipality of Sofia |
|
Mr Stanislav BLAGOV Mayor of Svishtov Municipality |
|
Mr Nikolay IVANOV Mayor of Vratsa Municipality |
|
Mr Atanas KAMBITOV Mayor of Blagoevgrad Municipality |
|
Ms Dimitranka KAMENOVA Mayor of Berkovitsa Municipality |
|
Ms Sebihan MEHMED Mayor of Krumovgrad Municipality |
|
Ms Anastasiya MLADENOVA Chair of the Municipal Council, Municipality of Peshtera |
|
Mr Fahri MOLAYSENOV Mayor of Madan Municipality |
|
Mr Emil NAIDENOV Mayor of Gorna Malina Municipality |
|
Mr Georgi SLAVOV Mayor of Yambol Municipality |
ČESKÁ REPUBLIKA
|
Mr Jiří BĚHOUNEK councillor of Vysočina Region |
|
Mr Jan BIRKE councillor of Královehradecký Region |
|
Mr Pavel BRANDA councillor of Rádlo municipality |
|
Mr Ivo GRÜNER councillor of Plzeňský Region |
|
Mr Tomáš HUDEČEK councillor of the City of Prague |
|
Ms Sylva KOVÁČIKOVÁ councillor of the Town of Bílovec |
|
Mr Jan MAREŠ councillor of the City of Chomutov |
|
Mr Stanislav MIŠÁK councillor of Zlínský Region |
|
Mr Martin NETOLICKÝ councillor of Pardubický Region |
|
Mr Jiří ROZBOŘIL councillor of Olomoucký Region |
|
Ms Václava ZELENKOVÁ councillor of Račiněves municipality |
|
Mr Robert ZEMAN councillor of the Town of Prachatice |
DANMARK
|
Ms Kirstine Helene BILLE Deputy Mayor |
|
Mr Henrik BRADE JOHANSEN Councillor |
|
Miss Lotte CEDERSKJOLD ENGSIG-KARUP Councillor |
|
Mr Martin HULGAARD Deputy Mayor |
|
Mr Peter KOFOD POULSEN Regional Councillor |
|
Ms Jane Strange NIELSEN Regional Councillor |
|
Mr Per NØRHAVE Councillor |
|
Mr Henrik QVIST Regional Councillor |
|
Mr John SCHMIDT ANDERSEN Mayor |
DEUTSCHLAND
|
Herr Sven AMBROSY Landrat des Kreises Friesland |
|
Herr Stefan ENGSTFELD Mitglied des Landtags von Nordrhein-Westfalen |
|
Herr Jörg FELGNER Staatssekretär im Ministerium der Finanzen des Landes Sachsen-Anhalt |
|
Herr Ralf GEISTHARDT Mitglied des Landtages von Sachsen-Anhalt |
|
Herr Harry GLAWE Mitglied der Landesregierung von Mecklenburg-Vorpommern, minister für Wirtschaft, Bau und Tourismus, sowie Mitglied des Landtages Mecklenburg-Vorpommern |
|
Dr. Roland HEINTZE Mitglied der Hamburgischen Bürgerschaft |
|
Herr Heinz-Joachim HÖFER Bürgermeister der Stadt Altenkirchen |
|
Dr. Fritz JAECKEL Staatsminister, Sächsische Staatskanzlei |
|
Herr Norbert KARTMANN Mitglied des Hessischen Landtags |
|
Dr. Hermann KUHN Mitglied der Bremischen Bürgerschaft |
|
Herr Dieter LAUINGER minister für Migration, Justiz und Verbraucherschutz, Mitglied der Landesregierung Thüringen |
|
Herr Clemens LINDEMANN Landrat des Saarpfalz-Kreises |
|
Frau Helma OROSZ Oberbürgermeisterin der Stadt Dresden |
|
Herr Jan PÖRKSEN Staatsrat für Arbeit, Soziales, Familie und Integration, Freie und Hansestadt Hamburg |
|
Frau Anne QUART Staatssekretärin für Europa und Verbraucherschutz, Ministerium der Justiz und für Europa und Verbraucherschutz des Landes Brandenburg |
|
Prof. Dr. Wolfgang REINHART Mitglied des Landtags von Baden-Württemberg |
|
Dr. Franz RIEGER Mitglied des Bayerischen Landtags, Vorsitzender des Ausschusses für Bundes- und Europaangelegenheiten sowie regionale Beziehungen |
|
Frau Isolde RIES Erste Vizepräsidentin des Landtags des Saarlandes |
|
Herr Sven RISSMANN Mitglied des Abgeordnetenhauses von Berlin |
|
Herr Holger RUPPRECHT Mitglied des Landtages Brandenburg |
|
Frau Anke SPOORENDONK Ministerin für Justiz, Kultur und Europa, Mitglied der Landesregierung von Schleswig-Holstein |
|
Herr Andreas TEXTER Mitglied des Landtages Mecklenburg-Vorpommern |
|
Herr Nils WIECHMANN Mitglied des Landtags von Rheinland-Pfalz |
EESTI
|
Mr Andres JAADLA Member of Rakvere City Council |
|
Mr Georg LINKOV Mayor of Hiiu Rural Municipality |
|
Mr Randel LÄNTS Member of Viljandi City Council |
|
Mr Rait PIHELGAS Mayor of Ambla Rural Municipality |
|
Mr Jan TREI Mayor of Viimsi Rural Municipality |
|
Mr Mart VÕRKLAEV Mayor of Rae Rural Municipality |
ΕΛΛΑΣ
|
Mr Kostas BAKOGIANNIS Head of the Region of Sterea Ellada |
|
Mr Dimitrios BIRMPAS Mayor of Aigaleo |
|
Mr Ioannis BOUTARIS Mayor of Thessaloniki |
|
Mr Fotios CHATZIDIAKOS Mayor of Rhodes |
|
Mr Panagiotis KATSIVELAS Mayor of Trifylia |
|
Mr Charalampos KOKKINOS Regional Councillor, Region of South Aegean |
|
Mr Dimitrios MARAVELIAS Regional Councillor, Region of Attica |
|
Mrs Anna PAPADIMITRIOU Regional Councillor, Region of Attica |
|
Mr Dimitrios PETROVITS Deputy Head of the Region of Evros |
|
Mr Dimitrios PREVEZANOS Mayor of Skiathos |
|
Mr Konstantinos SIMITSIS Municipal Councillor of Kavala |
|
Mr Petros SOULAS Mayor of Kordelio-Evosmos |
ESPAÑA
|
D. Roger ALBINYANA I SAIGÍ Secretario de Asuntos Exteriores de la Generalitat de Catalunya |
|
D. Enrique BARRASA SÁNCHEZ Director General de Inversiones y Acción Exterior de Extremadura |
|
D. Roberto Pablo BERMÚDEZ DE CASTRO Y MUR Consejero de Presidencia del Gobierno de Aragón |
|
Da Sol CALZADO GARCÍA Secretaria de Acción Exterior Junta de Andalucía |
|
D. Borja COROMINAS FISAS Director General de Asuntos Europeos y Cooperación con el Estado de la Comunidad de Madrid |
|
Da María de DIEGO DURANTEZ Directora General de Relaciones Institucionales y Acción Exterior de Castilla y León |
|
Da Angeles ELORZA ZUBIRÍA Secretaria Gral. de Acción Exterior del Gobierno Vasco |
|
D. Jesús GAMALLO ALLER Director General de Relaciones Exteriores y con la UE Xunta de Galicia |
|
Da Teresa GIMÉNEZ DELGADO DE TORRES D.G. Desarrollo Estrategia Económica y AAEE Consejería de Empleo y Economía de la Junta de Castilla-La Mancha |
|
D. Javier GONZÁLEZ ORTIZ Consejero de Economía, Hacienda y Seguridad de Canarias |
|
D. Javier LEÓN DE LA RIVA Alcalde de Valladolid |
|
D. Guillermo MARTÍNEZ SUÁREZ Consejero de Presidencia del Principado de Asturias |
|
D. Fernando MARTÍNEZ-MAILLO TORIBIO Presidente de la Diputación Provincial de Zamora |
|
D. Esteban MAS PORTELL Delegado del Gobierno de las Islas Baleares en Bruselas |
|
Da María Victoria PALAU TÁRREGA Directora General de Relaciones con la Unión Europea |
|
D. Manuel PLEGUEZUELO ALONSO Director General Participación ciudadana UE y Acción Exterior de Murcia |
|
D. Emilio del RIO SANZ Consejero de Presidencia y de Justicia de La Rioja |
|
D. Ramón ROPERO MANCERA Alcalde de Villafranca de los Barros |
|
D. Jordi SAN JOSÉ I BUENAVENTURA Alcalde de Sant Feliú de Llobregat (Barcelona) |
|
D. Juan Luis SÁNCHEZ DE MUNIÁIN LACASA Consejero de Cultura, Turismo y Relaciones Institucionales de Navarra |
|
Da Inmaculada VALENCIA BAYÓN Directora General de Economía y Asuntos Europeos de Cantabria |
FRANCE
|
M. Pierre BERTRAND Vice-président du Conseil général du Bas-Rhin |
|
Mme Josette BOREL-LINCERTIN Vice-présidente du Conseil régional de Guadeloupe |
|
Mme Nathalie COLIN-OESTERLE Conseillère régionale de Lorraine |
|
M. Guillaume CROS Conseiller régional de Midi-Pyrénées |
|
Mme Nassimah DINDAR Présidente du Conseil général de La Réunion |
|
Mme Karine DOGNIN-SAUZE Adjointe au maire de Lyon |
|
Mme Marie-Guite DUFAY Présidente du Conseil régional de Franche-Comté |
|
M. Daniel DUGLERY Conseiller régional d'Auvergne |
|
M. Nicolas FLORIAN Conseiller régional d'Aquitaine |
|
Mme Emmanuelle de GENTILI Première adjointe au maire de Bastia |
|
Mme Karine GLOANEC-MAURIN Vice-présidente du Conseil régional du Centre |
|
M. Hervé HOCQUARD Conseiller régional d'Île de France |
|
M. Jean-Louis JOSEPH Vice-président au Conseil régional de Provence-Alpes-Côte-d'Azur |
|
Mme Mireille LACOMBE Conseillère générale du Puy-de-Dôme |
|
Mme Blandine LEFEBVRE Maire de Saint Nicolas d'Aliermont |
|
M. Dominique LEVEQUE Maire d'Aÿ |
|
M. Didier MARIE Conseiller général de Seine-Maritime |
|
Mme Rachel PAILLARD Maire de Bouzy |
|
M. Daniel PERCHERON Président du Conseil régional du Nord-Pas-de-Calais |
|
M. François-Xavier PRIOLLAUD Maire de Louviers |
|
M. Christophe ROSSIGNOL Conseiller régional du Centre |
|
M. Jean-Louis TOURENNE Président du Conseil général d'Ille-et-Vilaine |
|
M. Michel VAUZELLE Président du Conseil régional de Provence-Alpes-Côte-d'Azur |
|
M. André VIOLA Président du Conseil général de l'Aude |
HRVATSKA
|
Mr Martin BARIČEVIĆ Mayor of the Municipality of Jasenice |
|
Ms Viviana BENUSSI Deputy Prefect of Istra County |
|
Mr Tulio DEMETLIKA Mayor of the City of Labin |
|
Ms Jasna PETEK Deputy Prefect of Krapina-Zagorje County |
|
Mr Dinko PIRAK Mayor of the City of Čazma |
|
Mr Slavko PRIŠĆAN Mayor of Municipality of Rovišće |
|
Ms Josipa RIMAC Mayor of the City of Knin |
|
Mr Alojz TOMAŠEVIĆ Prefect of Pozega-Slavonia County |
|
Mr Ivan VUČIĆ Prefect of Karlovac County |
IRELAND
|
Ms Deirdre FORDE Cork County Council |
|
Mr Michael MURPHY Tipperary County Council |
|
Mr Jimmy MCCLEARN Galway County Council |
|
Mr Declan MCDONNELL Galway City Council |
|
Mr Niall MCNELIS Galway City Council |
|
Ms Fiona O'LOUGHLIN Kildare County Council |
|
Mr William PATON Carlow County Council |
|
Mr Maurice QUINLIVAN Limerick City and County Council |
|
Ms Mary SHIELDS Cork City Council |
ITALIA
|
Sig. Alvaro ANCISI Consigliere Comunale di Ravenna |
|
Sig.ra Francesca BALZANI Assessore del Comune di Milano |
|
Sig.ra Benedetta BRIGHENTI Vice Sindaco del Comune di Castelnuovo Rangone (MO) |
|
Sig.ra Bianca Maria D'ANGELO Assessore e Consigliere regionale della Regione Campania |
|
Sig. Antonio DECARO Sindaco del Comune di Bari |
|
Sig. Giuseppe DI PANGRAZIO Consigliere regionale e Presidente del Consiglio regionale della Regione Abruzzo |
|
Sig. Marco DUS Consigliere Comunale di Vittorio Veneto (TV) |
|
Sig. Massimo FEDERICI Presidente Provincia di La Spezia |
|
Sig. Carlo FIDANZA Assessore di Veleso (CO) |
|
Sig. Stefano Bruno GALLI Consigliere regionale della Regione Lombardia |
|
Sig.ra Paola GIORGI Assessore e Consigliere regionale della Regione Marche |
|
Sig. Isidoro GOTTARDO Consigliere Comunale di Sacile (PN) |
|
Sig. Onofrio INTRONA Consigliere regionale e Presidente del Consiglio regionale della Regione Puglia |
|
Sig.ra Carmen Patrizia MURATORE Consigliere regionale della Regione Liguria |
|
Sig. Leoluca ORLANDO Sindaco del Comune di Palermo |
|
Sig. Roberto PELLA Sindaco del Comune di Valdengo (BI) |
|
Sig. Giuseppe RINALDI Presidente Provincia di Rieti |
|
Sig. Clodovaldo RUFFATO Consigliere regionale e Presidente del Consiglio regionale della Regione Veneto |
|
Sig. Vito SANTARSIERO Consigliere regionale della Regione Basilicata |
|
Sig. Antonio SCALZO Consigliere regionale e Presidente del Consiglio regionale della Regione Calabria |
|
Sig. Giorgio SILLI Consigliere Comunale di Prato |
|
Sig. Marco TROMBINI Presidente Provincia di Rovigo |
|
Sig. Giuseppe VARACALLI Sindaco del Comune di Gerace |
|
Sig. Nicola VENDOLA Presidente della Regione Puglia |
ΚΥΠΡΟΣ
|
Mr Kyriakos CHATZITTOFIS Mayor of Agios Athanasios |
|
Mr Constantinos HADJIKAKOU Municipal Councilor of Famagusta Municipality |
|
Mr Panikos HADJITHEORIS President of Community Council of Armou |
|
Mr George IAKOVOU President of the Community Council of Agioi Trimithias |
|
Mr Stavros STAVRINIDES Municipal Councillor of Strovolos Municipality |
LATVIJA
|
Mr Gunārs ANSIŅŠ Member of Liepāja City Council |
|
Mr Jānis BAIKS Member of Valmiera City Council |
|
Mr Gints KAMINSKIS Member of Auce Municipal Council |
|
Mr Sergejs MAKSIMOVS Member of Viļaka Municipal Council |
|
Mr Aivars OKMANIS Member of Rundāle Municipal Council |
|
Ms Olga VEIDIŅA Member of Rīga City Council |
|
Mr Hardijs VENTS Member of Pārgauja Municipal Council |
LIETUVA
|
Mr Algimantas GAUBAS Member of Šiauliai District Municipal Council |
|
Mr Jonas JARUTIS Member of Kupiškis District Municipal Council |
|
Ms Daiva MATONIENĖ Member of Šiauliai City Municipal Council |
|
Mr Algirdas NEIBERKA Member of Vilkaviškis District Municipal Council |
|
Mr Jonas PINSKUS Member of Vilnius City Municipal Council |
|
Ms Zinaida TRESNICKAJA Member of Visaginas Municipal Council |
|
Mr Algirdas VRUBLIAUSKAS Member of Alytus District Municipal Council |
|
Mr Deivydas VYNIAUTAS Member of Mažeikiai District Municipal Council |
|
Ms Odeta ŽERLAUSKIENĖ Member of Skuodas District Municipal Council |
LUXEMBOURG
|
Monsieur Gusty GRAAS échevin de la Commune de Bettembourg |
|
Monsieur Tom JUNGEN bourgmestre de la Commune de Roeser |
|
Madame Martine MERGEN membre du conseil communal de la Ville de Luxembourg |
|
Madame Sam TANSON échevin de la Ville de Luxembourg |
|
Monsieur Pierre WIES bourgmestre de la Commune de Larochette |
MAGYARORSZÁG
|
Ms Boglárka BÁNNÉ DR. GÁL Vice-President of County Council of Borsod-Abaúj-Zemplén Megye |
|
Mr János Ádám KARÁCSONY Representative of local government of Village Tahitótfalu |
|
Mr Attila KISS Mayor of Hajdúböszörmény |
|
Mr Béla KOCSY Representative of local government of District 2 of Budapest |
|
Mr Sándor KOVÁCS President of County Council of Jász-Nagykun-Szolnok Megye |
|
Mr Zoltán NÉMETH President of County Council of Győr-Moson-Sopron Megye |
|
Mr Attila DR. PÁL President of County Council of Zala Megye |
|
Mr Tamás Gergő SAMU Representative of County Council of Békés Megye |
|
Mr Gábor DR. SIMON Representative of Local Government of Miskolc with county rights |
|
Mr Ferenc TEMERINI Representative of Local Government of Soltvadkert |
|
Ms Kata TÜTTŐ Representative of Local Government of District 12 of Budapest |
|
Mr Botond DR. VÁNTSA Deputy-Mayor of Szigetszentmiklós |
MALTA
|
Mr Jesmond AQUILINA Deputy Mayor of Ħal Qormi |
|
Mr Paul BUTTIGIEG Councillor, Qala Local Council |
|
Mr Frederick CUTAJAR Mayor of Santa Lucija |
|
Mr Mario FAVA Councillor, Swieqi Local Council |
|
Mr Anthony MIFSUD Councillor, Imtarfa Local Council |
NEDERLAND
|
Mr A. (Ahmed) ABOUTALEB mayor of Rotterdam |
|
Mr B.J. (Bert) BOUWMEESTER mayor of Coevorden |
|
Mr Th.J.F.M. (Theo) BOVENS Governor: chair of the Council and of the Executive Council of the Province of Limburg |
|
Mr H. (Henk) BRINK member of the Executive Council of the Province of Drenthe |
|
Mr B.J. (Ben) DE REU member of the Executive Council of the Province of Zeeland |
|
Mr R. (Rob) JONKMAN member of the Executive Council of Opsterland |
|
Mr J.H.J. (Hans) KONST member of the Executive Council of the Province of Fryslân |
|
Mrs E.M. (Elvira) SWEET member of the Executive Council of the Province of Noord-Holland |
|
Mrs Dr. J.M.E. (Annemieke) TRAAG member of the Executive Council of the Province of Gelderland |
|
Mr N.A. (André) VAN DE NADORT mayor of Ten Boer |
|
Mrs I.K. (Ingrid) VAN ENGELSHOVEN member of the Executive Council of 's Gravenhage |
|
Mr C.L. (Cornelis) VISSER mayor of Twenterand |
ÖSTERREICH
|
Frau Vizebürgermeisterin und Landeshauptmann-Stellvertreterin Maga Renate BRAUNER Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Mitglied der Wiener Stadt- bzw. Landesregierung) |
|
Herr Landtagsabgeordneter Christian ILLEDITS Auf Wahlen beruhendes Mandat (Abgeordneter zum Burgenländischen Landtag) |
|
Frau Landtagspräsidentin Dr. Brigitta PALLAUF Auf Wahlen beruhendes Mandat (Präsidentin des Salzburger Landtages) |
|
Herr Landtagsabgeordneter Bürgermeister Johannes PEINSTEINER Auf Wahlen beruhendes Mandat (Direktwahl als Bürgermeister von Sankt Wolfgang in Oberösterreich durch die Bevölkerung) |
|
Herr Landeshauptmann Günther PLATTER Mandat mit politischer Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Landeshauptmann von Tirol) |
|
Herr Landesrat Mag. Michael SCHICKHOFER Regierungsmitglied mit politischer Verantwortung gegenüber dem Landtag (Mitglied der Steirischen Landesregierung) |
|
Frau Landesrätin Mag. Barbara SCHWARZ Mandat mit politischer Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Mitglied der Niederösterreichischen Landesregierung) |
|
Herr Landtagsabgeordneter Herwig SEISER Abgeordneter zum Kärntner Landtag und Klubobmann der SPÖ-Fraktion (auf Wahlen beruhendes Mandat) |
|
Herr Landtagspräsident Kommerzialrat Viktor SIGL Auf Wahlen beruhendes Mandat (Abgeordneter zum Oberösterreichischen Landtag) |
|
Herr Landtagspräsident Mag. Harald SONDEREGGER Präsident des Landtags von Vorarlberg (auf Wahlen beruhendes Mandat) |
|
Frau Gemeinderätin Landtagsabgeordnete Prof.in Dr.in Elisabeth VITOUCH Gemeinderat und Landtag von Wien (auf Wahlen beruhendes Mandat) |
|
Herr Geschäftsführender Gemeinderat und Abgeordneter zum Nationalrat Hannes WENINGER Gemeinde Gießhübl in Niederösterreich (auf Wahlen beruhendes Mandat) |
POLSKA
|
Adam BANASZAK radny województwa kujawsko-pomorskiego |
|
Stanisław BODYS burmistrz Miasta Rejowiec Fabryczny |
|
Andrzej BUŁA radny województwa opolskiego |
|
Piotr CAŁBECKI radny województwa kujawsko-pomorskiego |
|
Bogdan DYJUK radny województwa podlaskiego |
|
Robert GODEK radny powiatu strzyżowskiego |
|
Arkadiusz GODLEWSKI radny Miasta Katowice |
|
Marzena KEMPIŃSKA radny powiatu świeckiego |
|
Józef KOTYŚ radny województwa opolskiego |
|
Andrzej KUNT burmistrz Kostrzyna nad Odrą |
|
Lucjan KUŹNIAR radny województwa podkarpackiego |
|
Mirosław LECH wójt gminy Korycin |
|
Marek OLSZEWSKI wójt gminy Lubicz |
|
Władysław ORTYL radny województwa podkarpackiego |
|
Joachim SMYŁA radny powiatu lublinieckiego |
|
Hanna ZDANOWSKA Prezydent Miasta Łodzi |
PORTUGAL
|
Américo Jaime AFONSO PEREIRA Presidente da Câmara Municipal de Vinhais |
|
Vítor Manuel CHAVES DE CARO PROENÇA Presidente da Câmara Municipal de Alcácer do Sal |
|
Luís Miguel CORREIA ANTUNES Presidente da Câmara Municipal da Lousã |
|
João CUNHA E SILVA Vice-Presidente do Governo Regional da Madeira |
|
Luís Manuel DOS SANTOS CORREIA Presidente da Câmara Municipal de Castelo Branco |
|
Isaura Maria ELIAS CRISÓSTOMO BERNARDINO MORAIS Presidente da Câmara Municipal de Rio Maior |
|
Paulo Jorge FRAZÃO BATISTA SANTOS Presidente da Câmara Municipal da Batalha |
|
Francisco Manuel LOPES Presidente da Câmara Municipal de Lamego |
|
Vitor Manuel MARTINS GUERREIRO Presidente da Câmara Municipal de São Brás de Alportel |
|
António Benjamim PEREIRA Presidente da Câmara Municipal de Esposende |
|
Aníbal SOUSA REIS COELHO DA COSTA Presidente da Câmara Municipal de Ferreira do Alentejo |
|
Rodrigo VASCONCELOS DE OLIVEIRA Subsecretário Regional da Presidência para as Relações Externas — Açores |
ROMÂNIA
|
Mr Gheorghe CATRINOIU Mayor of Fetești |
|
Mr Ciprian DOBRE President of Mureș County Council |
|
Mr Alexandru DRĂGAN Position: Mayor of Tașca, Neamț County |
|
Mr Ștefan ILIE Mayor of Luncavița, Tulcea Conunty |
|
Mr Cornel NANU Mayor of Cornu, Prahova County |
|
Mr Robert Sorin NEGOIȚĂ Mayor of Bucharest 3rd District |
|
Mr Marian PETRACHE President of Ilfov County Council |
|
Mr Silviu PONORAN Mayor of Zlatna town, Alba County |
|
Mr Emil PROȘCAN Mayor of Mizil town, Prahova County |
|
Mr Mihai Adrian ȘTEF President of Satu Mare County Council |
|
Mr Adrian Ovidiu TEBAN Mayor of Cugir town, Alba County |
|
Mr Florin Grigore TECĂU President of Argeș County Council |
|
Mr Horia TEODORESCU President of Tulcea County Council |
|
Mr Istvan VAKAR Vice-president of Cluj County Council |
|
Mr Ion Marcel VELA Mayor of Caransebeș, Caraș-Severin County |
SLOVENIJA
|
Ms Mojca ČEMAS STJEPANOVIČ Mayor of the Municipality of Črnomelj |
|
Mr Anton KOKALJ Member of the Municipal Council of the Municipality of Vodice |
|
Mr Branko LEDINEK Mayor of the Municipality of Rače-Fram |
|
Mr Gregor MACEDONI Mayor of the Municipality of Novo mesto |
|
Mr Tomaž ROŽEN Mayor of the Municipality of Ravne na Koroškem |
|
Mr Miran SENČAR Mayor of the Municipality of Ptuj |
|
Ms Tanja VINDIŠ FURMAN Member of the Municipal Council of the Municipality of Maribor |
SLOVENSKO
|
Mr Martin BERTA Vice — Chairman of Bratislava Self — Governing Region |
|
Mr Ján BLCHÁČ Mayor of Liptovský Mikuláš |
|
Mr Radoslav ČUHA Vice — Chairman of Prešov Self — Governing Region |
|
Mr Ján FERENČÁK Mayor of Kežmarok |
|
Mr Daniel LORINC Mayor of Kladzany |
|
Mr Tibor MIKUŠ Chairman of Trnava Self — Governing Region |
|
Mr Jozef PETUŠÍK Mayor of Dolný Lopašov |
|
Mr Richard TAKÁČ Vice — Chairman of Trenčín Self — Governing Region |
|
Ms Andrea TURČANOVÁ Mayor of Prešov |
SUOMI
|
Ms Tiina ELOVAARA city councillor of Tampere |
|
Mr Patrik KARLSSON city councillor of Vantaa |
|
Ms Katri KULMUNI city councillor of Tornio |
|
Mr Veikko KUMPUMÄKI city councillor of Kemi |
|
Ms Hannele LUUKKAINEN deputy city councillor of Helsinki |
|
Mr Matias MÄKYNEN city councillor of Vaasa |
|
Ms Sanna PARKKINEN local councillor of Liperi |
|
Mr Antero SAKSALA local councillor of Pirkkala |
|
Mr Wille VALVE Member of Åland Islands Parliament |
SVERIGE
|
Ms Åsa ÅGREN WIKSTRÖM Ledamot i kommunfullmäktige, Umeå kommun |
|
Mr Carl Fredrik GRAF Ledamot i kommunfullmäktige, Halmstads kommun |
|
Ms Carola GUNNARSSON Ledamot i kommunfullmäktige, Sala kommun |
|
Ms Ewa LINDSTRAND Ledamot i kommunfullmäktige, Timrå kommun |
|
Ms Agneta LIPKIN Ledamot i landstingsfullmäktige, Norrbottens läns landsting |
|
Mr Kenth LÖVGREN Ledamot i regionfullmäktige, Gävleborgs läns landsting |
|
Mr Roger MOGERT Ledamot i kommunfullmäktige, Stockholms kommun |
|
Mr Anders ROSÉN Ledamot i kommunfullmäktige, Halmstads kommun |
|
Ms Marie-Louise RÖNNMARK Ledamot i kommunfullmäktige, Umeå kommun |
|
Mr Carl Johan SONESSON Ledamot i regionfullmäktige, Skåne läns landsting |
|
Mr Rolf SÄLLRYD Ledamot i regionfullmäktige, Kronobergs läns landsting |
|
Ms Marie SÄLLSTRÖM Ledamot i landstingsfullmäktige, Blekinge läns landsting |
UNITED KINGDOM
27.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/85 |
UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2015/117 VAN DE RAAD
van 26 januari 2015
houdende uitvoering van Besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,
Gezien Besluit 2013/255/GBVB van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (1), en met name artikel 30, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 31 mei 2013 heeft de Raad Besluit 2013/255/GBVB vastgesteld. |
(2) |
Het Gerecht van de Europese Unie heeft in zijn arrest van 13 november 2014 in de zaken T-653/11, T-654/11 en T-43/12 het besluit van de Raad om Aiman Jaber, Khaled Kaddour, Mohammed Hamcho en Hamcho International op te nemen in de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB nietig verklaard. |
(3) |
Aiman Jaber, Khaled Kaddour, Mohammed Hamcho en Hamcho International moeten op grond van nieuwe motiveringen weer in de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten worden opgenomen. |
(4) |
Besluit 2013/255/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij dit Besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
E. RINKĒVIČS
(1) PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14.
BIJLAGE
De onderstaande personen en entiteiten worden toegevoegd aan de lijst van personen en entiteiten in bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB.
I. LIJST VAN DE IN DE ARTIKELEN 27 EN 28 BEDOELDE NATUURLIJKE PERSONEN EN RECHTSPERSONEN, ENTITEITEN EN LICHAMEN
A. PERSONEN
|
Naam |
Identificatiegegevens |
Motivering |
Datum van opneming op de lijst |
18. |
Mohammed ( ) Hamcho ( ) |
Geboortedatum: 20 mei 1966 Paspoort nr. 002954347 |
Prominent Syrisch zakenman, eigenaar van Hamcho International, staat dicht bij belangrijke Syrische bewindslieden, waaronder president Bashar al-Assad and Maher al-Assad. Sinds maart 2014 is hij voorzitter voor China van de bilaterale handelsraden, na te zijn benoemd door de minister van Economie, Khodr Orfali. Mohammed Hamcho profiteert van en verleent steun aan het Syrische bewind en heeft banden met personen die profiteren van en steun verlenen aan het Syrische bewind. |
27.1.2015 |
28. |
Khalid ( ) (ook bekend als Khaled) Qaddur ( ) (ook bekend als Qadour, Qaddour, Kaddour) |
|
Prominent Syrisch zakenman die dicht staat bij Maher al-Assad, een belangrijke figuur in het Syrische bewind. Khalid Qaddur profiteert van en verleent steun aan het Syrische bewind en heeft banden met personen die profiteren van en steun verlenen aan het bewind. |
27.1.2015 |
33. |
Ayman ( ) Jabir ( ) (ook bekend als Aiman Jaber) |
Geboorteplaats: Latakia |
Prominent Syrisch zakenman, die dicht staat bij belangrijke Syrische bewindslieden als Maher al-Assad en Rami Makhlouf. Hij heeft het bewind tevens gesteund door de invoer van olie van Overseas Petroleum Trading naar Syrië via zijn bedrijf El Jazireh te faciliteren. Ayman Jabir profiteert van en verleent steun aan het bewind en heeft banden met personen die profiteren van en steun verlenen aan het bewind. |
27.1.2015 |
B. ENTITEITEN
|
Naam |
Identificatiegegevens |
Motivering |
Datum van opneming op de lijst |
|||||||
3. |
Hamcho International (alias Hamsho International Group) |
|
Hamcho International is een grote Syrische houdstermaatschappij die het eigendom is van Mohammed Hamcho. Hamcho International profiteert van en verleent steun aan het bewind en heeft banden met personen die profiteren van en steun verlenen aan het bewind. |
27.1.2015 |
27.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/87 |
UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2015/118 VAN DE RAAD
van 26 januari 2015
tot uitvoering van Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,
Gezien Besluit 2010/656/GBVB van de Raad van 29 oktober 2010 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (1), en met name artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 29 oktober 2010 Besluit 2010/656/GBVB vastgesteld. |
(2) |
Het Sanctiecomité, dat is ingesteld krachtens Resolutie 1572 (2004) van de VN-Veiligheidsraad betreffende Ivoorkust, heeft op 20 november 2014 één persoon geschrapt van de lijst van personen die onderworpen zijn aan de maatregelen welke worden opgelegd op grond van de punten 9 tot en met 12 van die Resolutie. |
(3) |
De in bijlage I bij Besluit 2010/656/GBVB opgenomen lijst van personen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Besluit 2010/656/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
J. DŪKLAVS
(1) PB L 285 van 30.10.2010, blz. 28.
BIJLAGE
De vermelding in bijlage I bij Besluit 2010/656/GBVB voor de hierna genoemde persoon wordt geschrapt:
Alcide DJÉDJÉ