ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 20

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
27 januari 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie over de ondertekening en voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak voor vaartuigen die de vlag van Denemarken, Noorwegen en Zweden voeren

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/108 van de Raad van 26 januari 2015 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië

2

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/109 van de Raad van 26 januari 2015 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/110 van de Commissie van 26 januari 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China en Rusland en tot beëindiging van de procedure betreffende bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit Oekraïne naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/111 van de Commissie van 26 januari 2015 tot vaststelling van maatregelen ter verlichting van een ernstige bedreiging voor de instandhouding van het zeebaarsbestand (Dicentrarchus labrax) in de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee

31

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/112 van de Commissie van 26 januari 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

34

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/113 van de Commissie van 26 januari 2015 tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 bepaalde hoeveelheden in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 voor de sector eieren en ovalbumine geopende tariefcontingenten

36

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/114 van de Commissie van 26 januari 2015 tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 bepaalde hoeveelheid in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 536/2007 geopende tariefcontingent voor vlees van pluimvee van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

38

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/115 van de Commissie van 26 januari 2015 tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël

40

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020

42

 

*

Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2015/117 van de Raad van 26 januari 2015 houdende uitvoering van Besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

85

 

*

Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2015/118 van de Raad van 26 januari 2015 tot uitvoering van Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

87

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

27.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/1


Informatie over de ondertekening en voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak voor vaartuigen die de vlag van Denemarken, Noorwegen en Zweden voeren

Op 15 januari 2015 hebben de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen in Brussel de overeenkomst betreffende wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak voor vaartuigen die de vlag van Denemarken, Noorwegen en Zweden voeren ondertekend (1).

Derhalve is de overeenkomst, conform artikel 9, voorlopig van toepassing met ingang van 15 januari 2015.


(1)  PB L 224 van 30.7.2014, blz. 3.


VERORDENINGEN

27.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/2


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/108 VAN DE RAAD

van 26 januari 2015

tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 442/2011 (1), en met name artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 18 januari 2012 Verordening (EU) nr. 36/2012 vastgesteld.

(2)

Het Gerecht van de Europese Unie heeft in zijn arrest van 13 november 2014 in de zaken T-653/11, T-654/11 en T-43/12 het besluit van de Raad om Aiman Jaber, Khaled Kaddour, Mohammed Hamcho en Hamcho International op te nemen in de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012, nietig verklaard.

(3)

Aiman Jaber, Khaled Kaddour, Mohammed Hamcho en Hamcho International moeten op grond van een nieuwe motivering opnieuw worden opgenomen op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten.

(4)

Verordening (EU) nr. 36/2012 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

E. RINKĒVIČS


(1)  PB L 16 van 19.1.2012, blz. 1.


BIJLAGE

De onderstaande personen en entiteit worden toegevoegd aan de lijst van personen en entiteiten in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012.

I.   LIJST VAN NATUURLIJKE PERSONEN, RECHTSPERSONEN, ENTITEITEN OF LICHAMEN BEDOELD IN ARTIKEL 14 EN IN ARTIKEL 15, LID 1, ONDER a)

A.   PERSONEN

 

Naam

Identificatiegegevens

Motivering

Datum van opneming op de lijst

18.

Mohammed (

Image

) Hamcho (

Image

)

Geboortedatum: 20 mei 1966.

Paspoort nr. 002954347

Vooraanstaand Syrisch zakenman, eigenaar van Hamcho International, die dicht bij belangrijke figuren van het Syrische regime staat, onder wie president Bashar Al-Assad en Maher Al-Assad.

Sinds maart 2014 is hij voorzitter voor China van de bilaterale handelsraden, na te zijn benoemd door de minister van Economie, Khodr Orfali.

Mohammed Hamcho verleent steun aan het Syrische regime en profiteert ervan, en heeft banden met personen die baat hebben bij of steun verlenen aan het regime.

27.1.2015

28.

Khalid (

Image

) (ook bekend als Khaled) Qaddur (

Image

) (ook bekend als Qadour, Qaddour en Kaddour)

 

Vooraanstaand Syrisch zakenman, die dicht bij Maher Al-Assad staat, een belangrijk figuur van het Syrische regime.

Khalid Qaddur verleent steun aan het Syrische regime en profiteert ervan, en heeft banden met personen die profiteren van of steun verlenen aan het regime.

27.1.2015

33.

Ayman (

Image

) Jabir (

Image

) (ook bekend als Aiman Jaber)

Geboorteplaats: Latakia

Vooraanstaand Syrisch zakenman, die dicht bij belangrijke figuren van het Syrische regime staat, zoals Maher Al-Assad en Rami Makhlouf.

Hij heeft ook het regime geholpen door de invoer van olie van Overseas Petroleum Trading in Syrië te faciliteren via zijn bedrijf El Jazireh.

Ayman Jabir verleent steun aan het regime en profiteert ervan, en heeft banden met personen die profiteren van of steun verlenen aan het regime.

27.1.2015

B.   ENTITEITEN

 

Naam

Identificatiegegevens

Motivering

Datum van opneming op de lijst

3.

Hamcho International

(ook bekend als Hamsho International Group)

Baghdad Street,

PO Box 8254

Damascus

Tel. +963 112316675

Fax: +963 112318875

Internet: www.hamshointl.com

E-mail: info@hamshointl.com en hamshogroup@yahoo.com

Hamcho International is een grote Syrische houdstermaatschappij waarvan Mohammed Hamcho de eigenaar is.

Hamcho International verleent steun aan het regime en profiteert ervan, en heeft banden met een persoon die baat heeft bij of steun verleent aan het regime.

27.1.2015


27.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/109 VAN DE RAAD

van 26 januari 2015

tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 560/2005 van 12 april 2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust (1), en met name artikel 11 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 12 april 2005 Verordening (EG) nr. 560/2005 vastgesteld.

(2)

Het Sanctiecomité, dat is ingesteld krachtens Resolutie 1572 (2004) van de VN-Veiligheidsraad betreffende Ivoorkust, heeft op 20 november 2014 één persoon geschrapt van de lijst van personen die onderworpen zijn aan de maatregelen welke worden omschreven in de punten 9 tot en met 12 van die Resolutie.

(3)

De in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 560/2005 opgenomen lijst van personen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 560/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

J. DŪKLAVS


(1)  PB L 95 van 14.4.2005, blz. 1.


BIJLAGE

De vermelding in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 560/2005 voor de hierna genoemde persoon wordt geschrapt:

Alcide DJÉDJÉ


27.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/110 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2015

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China en Rusland en tot beëindiging van de procedure betreffende bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit Oekraïne naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („de basisverordening”) (1), en met name artikel 9, lid 4, en artikel 11, leden 2 en 5,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Na een antidumpingonderzoek („het vorige onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1256/2008 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7306 30 41, ex 7306 30 49, ex 7306 30 72 en ex 7306 30 77, van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China („de VRC”), Rusland, Thailand en Oekraïne („de definitieve antidumpingmaatregelen”). Dat recht is een ad-valoremrecht variërend van 10,1 % tot 90,6 %.

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(2)

Na de bekendmaking van een bericht van het naderend vervallen van de definitieve antidumpingmaatregelen (3), heeft de Commissie op 18 september 2013 op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen ontvangen. Het verzoek werd ingediend door het Defence Committee of the welded steel tubes industry of the European Union („de indiener van het verzoek”) namens producenten die samen goed zijn voor een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie in de Unie van gelaste buizen en pijpen.

(3)

Het verzoek was gebaseerd op de overweging dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie.

3.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(4)

Nadat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 19 december 2013 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4) („het bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

4.   Onderzoek

4.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(5)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot het einde van het TNO („de beoordelingsperiode”).

4.2.   Bij de procedure betrokken partijen

(6)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, overige bekende producenten in de Europese Unie, producenten-exporteurs in Belarus, de VRC, Rusland en Oekraïne („de betrokken landen”), niet-verbonden importeurs en bekende betrokken gebruikers alsook vertegenwoordigers van de betrokken landen officieel van de opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(7)

Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, zijn gehoord.

4.2.1.   Steekproef van producenten-exporteurs

(8)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in de VRC, Rusland en Oekraïne werd in het bericht van opening vermeld dat werd overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd bovengenoemde partijen verzocht zich binnen 15 dagen na de opening van het nieuwe onderzoek bij haar kenbaar te maken en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken.

(9)

Uiteindelijk heeft de Commissie geen steekproefantwoorden ontvangen van producenten-exporteurs in de VRC. Er werd één steekproefantwoord ontvangen van een producent-exporteur in Oekraïne. Er werden drie steekproefantwoorden ontvangen van producenten-exporteurs in Rusland. De Commissie besloot daarom dat een steekproef van de producenten-exporteurs niet noodzakelijk was.

4.2.2.   Steekproef van importeurs en producenten in de Unie

(10)

Gezien het kennelijk grote aantal niet-verbonden importeurs in de Unie werd in het bericht van opening overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd bovengenoemde partijen verzocht zich binnen 15 dagen na de opening van het nieuwe onderzoek bij haar kenbaar te maken en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken. Omdat er geen antwoorden van niet-verbonden importeurs werden ontvangen, werd geen steekproef van niet-verbonden importeurs samengesteld.

(11)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten in de Unie werd in het bericht van opening meegedeeld dat de Commissie voor het vaststellen van de schade een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld, overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. Die voorselectie was gemaakt met gebruikmaking van de informatie die de Commissie in de inleidende fase tot haar beschikking had, en gebaseerd op het verkoopvolume, het productievolume en de geografische ligging in de Unie van de producenten. De steekproef kwam overeen met het grootste representatieve productie- en verkoopvolume dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht en vertegenwoordigde 52 % van de totale productie en verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie. De steekproef was bovendien representatief wat de geografische ligging van de ondernemingen betreft, aangezien zij vier verschillende lidstaten bestreek. De producenten in de Unie werden op de datum van bekendmaking van het bericht van opening geraadpleegd over de voorgestelde steekproef. Omdat zich geen andere producenten aanmeldden en geen opmerkingen over de steekproef werden ontvangen, werd de voorgestelde steekproef bevestigd.

(12)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping, de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade en het belang van de Unie te bepalen. Daartoe zond de Commissie vragenlijsten aan de producenten-exporteurs en aan de producenten in de Unie die in de steekproef waren opgenomen. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

a)

producenten in de Unie:

Arcelor Mittal Karvina, Tsjechië;

Arcelor Mittal Krakau, Polen;

Arvedi Tubi Acciaio s.p.A, Cremona, Italië;

Tata Steel UK Limited, Corby, Verenigd Koninkrijk;

b)

producent-exporteur in Belarus:

Mogilev Metallurgical Works, Mogilev, Belarus;

c)

Met de producent-exporteur in Oekraïne verbonden handelaar:

Interpipe Europe SA, Lugano, Zwitserland;

d)

producent in Rusland:

Pervouralsk New Pipe Plant, Pervouralsk, Rusland;

e)

producent in het referentieland:

Robor Ltd Johannesburg, Zuid-Afrika.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(13)

Het betrokken product betreft gelaste buizen en pijpen, van ijzer of niet-gelegeerd staal, met rond profiel, met een uitwendige diameter van niet meer dan 168,3 mm, met uitzondering van buizen en pijpen van de soort gebruikt voor olie- of gasleidingen, bekledingsbuizen (casings) en exploitatiebuizen (tubings) van de soort gebruikt bij de olie- of gaswinning, precisiebuizen en buizen en pijpen die voorzien zijn van hulpstukken voor gas- of vloeistofleidingen voor gebruik in de burgerluchtvaart, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7306 30 41, ex 7306 30 49, ex 7306 30 72 en ex 7306 30 77 van oorsprong uit Belarus, de VRC, Rusland en Oekraïne.

(14)

Uit het onderzoek is gebleken dat de verschillende soorten van het betrokken product allemaal dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen hebben en in hoofdzaak voor dezelfde doeleinden worden gebruikt.

2.   Soortgelijk product

(15)

De gelaste buizen en pijpen die door de bedrijfstak van de Unie worden geproduceerd en in de Unie worden verkocht, en de gelaste buizen en pijpen die in de betrokken landen en het referentieland worden geproduceerd en verkocht, blijken in wezen dezelfde fysische, chemische en technische eigenschappen te hebben en hetzelfde basisgebruik te hebben als de gelaste buizen en pijpen die in de betrokken landen worden geproduceerd en naar de Unie worden uitgevoerd. Daarom worden al deze producten beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

(16)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of het vervallen van de bestaande maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping door de vier betrokken landen.

(17)

Alle vier de onderzochte landen voerden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek slechts zeer geringe hoeveelheden van het betrokken product uit. Daarom is voortzetting van dumping voor geen van de vier onderzochte landen waarschijnlijk. De beoordeling werd beperkt tot de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping, op basis van uitvoerprijzen naar andere derde landen. Evenals in het vorige onderzoek werd daarbij de uitvoer naar Belarus buiten beschouwing gelaten.

LANDEN ZONDER MARKTECONOMIE

1.   Referentieland

(18)

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening worden Belarus en de VRC niet als landen met een markteconomie beschouwd. In het vorige onderzoek werd voor het vaststellen van de normale waarde de VS als referentieland gebruikt. In het bericht van opening werd voorgenomen om voor dit nieuwe onderzoek de VS als referentieland te gebruiken, zoals de indiener van het verzoek had voorgesteld.

(19)

De Commissie ontving opmerkingen van Mogilev en van de Belarussische autoriteiten. Er werden geen opmerkingen van belanghebbenden in de VRC ontvangen.

(20)

De Belarussische partijen stelden dat de VS geen geschikte keuze was vanwege vermeende banden tussen de enige medewerkende Amerikaanse producent en de bedrijfstak van de Unie.

(21)

De Belarussische partijen stelden voor om Rusland als referentieland te nemen, omdat de Russische ijzer- en staalindustrie volgens hen vergelijkbaar is met die van Belarus vanwege hun gemeenschappelijke banden met de voormalige Sovjet-Unie.

(22)

Uit het onderzoek bleek evenwel dat de waarde van aardgas in de productiekosten van de enige medewerkende producent in Rusland niet naar behoren tot uiting komt (zie overweging 69). Bovendien was de medewerking van deze producent in Rusland onvoldoende (zie overweging 61). Daarom werd de keuze van Rusland niet geschikt geacht.

(23)

De Commissie heeft ook andere derde landen die het betrokken product naar de Unie uitvoeren, geïdentificeerd. De Commissie heeft contact opgenomen met producenten in 14 bekende staalproducerende landen. Het betrof landen als Bosnië en Herzegovina, Brazilië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Servië, Zuid-Afrika, Zuid-Korea en Taiwan.

(24)

Uiteindelijk verleenden de producenten in de VS geen medewerking aan de Commissie. De Commissie ontving echter wel volledige antwoorden op de vragenlijst van producenten in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Zuid-Afrika. Gezien de aanzienlijke omvang van de binnenlandse verkoop van de producent in Zuid-Afrika, was de Commissie van oordeel dat dat land de meest geschikte keuze was.

BELARUS

1.   Opmerking vooraf

(25)

De grootste bekende producent in Belarus, OJSC Mogilev Metallurgical Works („Mogilev”), verleende medewerking aan het onderzoek. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek voerde Mogilev het betrokken product echter niet uit naar de Unie. Derhalve werd de informatie over de waarschijnlijke uitvoerprijzen naar de Unie gebaseerd op de uitvoerprijzen naar andere derde landen, zoals uiteengezet in overweging 27.

2.   Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

2.1.   Vaststelling van de normale waarde

(26)

Voor Belarus werd de normale waarde van het soortgelijke product per productsoort vastgesteld aan de hand van de binnenlandse verkoopprijzen aan niet-verbonden afnemers in het kader van normale handelstransacties in Zuid-Afrika („het referentieland”). Wanneer er geen verkoop van een soortgelijk product in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden of een productsoort niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt van Zuid-Afrika was afgezet, berekende de Commissie de normale waarde door aan de productiekosten van het soortgelijke product de verkoop- en algemene kosten en administratieve uitgaven en winst toe te voegen.

2.2.   Vaststelling van de waarschijnlijke uitvoerprijs

(27)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek voerde Mogilev het betrokken product niet uit naar de Unie. Daarom werd de waarschijnlijke uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van verkoopprijzen bij uitvoer naar andere derde landen.

2.3.   Vergelijking

(28)

De normale waarde en de waarschijnlijke uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een eerlijke vergelijking te waarborgen, werd rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening.

(29)

In voorkomend geval werden correcties toegepast voor verschillen in vervoerskosten, rabatten, kortingen en handelsstadium.

2.4.   Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

(30)

Op basis van het bovenstaande werd de waarschijnlijke dumpingmarge in de zin van artikel 11, lid 2, van de basisverordening vastgesteld op 28,4 %.

3.   Ontwikkeling van de uitvoer indien de maatregelen worden ingetrokken

3.1.   Productiecapaciteit van de producenten-exporteurs

(31)

De productielijnen van Mogilev werden gebruikt voor de productie van zowel gelaste buizen en pijpen als van holle profielen (slechts één kleine productiefase onderscheidt de productie van de twee producten). Mogilev produceerde aanzienlijke hoeveelheden holle profielen en voerde deze onder meer uit naar de Unie, aangezien er voor deze goederen geen antidumpingrechten gelden. Daarnaast produceerde Mogilev gelaste pijpen met een diameter van meer dan 168,3 mm („grote pijpen”), die in de Unie niet aan antidumpingrechten zijn onderworpen.

(32)

Op grond van het huidige productenaanbod wordt de reservecapaciteit van Mogilev geschat op ongeveer 20 000 ton, oftewel ongeveer 5 % van het verbruik in de Unie.

(33)

Indien de maatregelen worden ingetrokken, bestaat er dus een risico dat Mogilev aanzienlijke hoeveelheden gelaste pijpen tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie zal verkopen.

(34)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Mogilev aan dat zijn daadwerkelijke reservecapaciteit aanzienlijk lager ligt vanwege een knelpunt bij hydraulische testen. Hydraulische tests vormen echter slechts een kleine stap in het totale productieproces van het betrokken product, en het is daarom relatief gemakkelijk om een dergelijk knelpunt weg te werken. Het argument om de reservecapaciteit van de installatie vast te stellen aan de hand van het knelpunt bij de hydraulische testapparatuur kan derhalve niet worden aanvaard.

3.2.   Verlegging van de productie van andere producten naar dezelfde faciliteiten

(35)

Zoals reeds vermeld in overweging 31 is het momenteel rendabeler voor Mogilev om holle profielen te produceren, aangezien hierop geen antidumpingrechten van toepassing zijn, terwijl op gelaste pijpen in de Unie wel antidumpingrechten zijn ingesteld. In het TNO werd de productie sterk toegespitst op producten waarop in de Unie geen antidumpingrechten van toepassing zijn: deze waren dan ook goed voor het overgrote deel van de vervaardigde producten. Zonder maatregelen ten aanzien van gelaste buizen zal Mogilev naar verwachting een evenwichtiger productassortiment produceren door zijn capaciteiten te verleggen van producten waarop momenteel geen maatregelen van toepassing zijn naar gelaste pijpen.

(36)

Als de maatregelen worden ingetrokken, bestaat er dus een aanzienlijk risico dat Mogilev minstens een deel van zijn productie zal verleggen van producten waarop momenteel geen antidumpingrechten van toepassing zijn naar gelaste pijpen tegen dumpprijzen voor de markt van de Unie.

(37)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Mogilev aan dat hij zijn productassortiment niet onmiddellijk van holle profielen naar gelaste buizen en pijpen zou verleggen, aangezien hij al aantal jaar veel grotere hoeveelheden holle profielen dan gelaste buizen en pijpen verkoopt en er geen redenen waren om hierin verandering te brengen.

(38)

In dit verband moet erop worden gewezen dat de EU de grootste markt voor de holle profielen van Mogilev is en dat Mogilev momenteel geen gelaste buizen en pijpen op de markt van de Unie verkoopt. Mogilev heeft geen bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de verhouding waarin de verschillende producten aan de EU worden verkocht, bij intrekking van de maatregelen niet zou veranderen. De conclusie dat Mogilev bij intrekking van de maatregelen waarschijnlijk een evenwichtiger productaanbod zal gaan produceren en ten minste een deel van de productie van holle profielen zal verleggen naar gelaste buizen en pijpen voor de markt van de Unie, wordt derhalve bevestigd.

3.3.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(39)

Zoals vermeld in overweging 27 was er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen uitvoer van het betrokken product uit Belarus naar de Unie. Om vast te stellen hoe waarschijnlijk het risico van verlegging van het handelsverkeer naar de EU-markt is indien de maatregelen worden ingetrokken, moet daarom worden uitgegaan van het volgende:

geldende verkoopprijzen op andere uitvoermarkten;

gangbare prijzen op de markt van de Unie, zowel voor de bedrijfstak van de Unie als voor andere invoerbronnen, en

de verkooppraktijk van Mogilev voor producten waarop geen antidumpingrechten van toepassing zijn.

(40)

De vergelijking tussen de gemiddelde verkoopprijs van Mogilev naar andere landen en die naar de markt van de Unie, laat een aanzienlijke mate van onderbieding zien. De mate van onderbieding ten opzichte van de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie bedraagt tussen 30 en 50 %. Ook zijn de prijzen van Mogilev lager dan andere bronnen van invoer naar de markt van de Unie, zoals India en Turkije.

(41)

Dat de markt van de Unie aantrekkelijk is, wordt tevens bevestigd door het feit dat Mogilev reeds bestaande verkoopkanalen heeft die momenteel worden gebruikt voor de verkoop van andere producten maar, indien de geldende maatregelen worden ingetrokken, ook voor de verkoop van het betrokken product kunnen worden gebruikt.

(42)

In het licht van het bovenstaande concludeert de Commissie dat er, indien de maatregelen worden ingetrokken, een aanzienlijk risico bestaat dat de uitvoer — tegen dumpingprijzen — naar de markt van de Unie wordt verlegd, aangezien de markt van de Unie wat prijzen betreft veel aantrekkelijker is.

(43)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Mogilev aan dat de aanzienlijke stijging van de verkoop van gelaste buizen en pijpen op de binnenlandse en de Russische markt tijdens de beoordelingsperiode niet naar behoren was onderzocht. In dit verband moet worden opgemerkt dat de stijging van het verkoopvolume op deze markten is bevestigd tijdens het onderzoek. In zijn opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen bevestigde Mogilev bovendien dat gelaste buizen en pijpen tegen prijzen worden verkocht die onder de op de markt van de Unie geldende marktprijzen liggen. Het feit dat de verkoopvolumes van deze producten op zowel de binnenlandse als de Russische markt in de loop der tijd zijn gestegen, betekent daarom niet dat het risico van een verlegging naar de markt van de Unie vanwege de aantrekkelijkere prijzen in de EU wordt weggenomen of verkleind. Dit argument wordt derhalve afgewezen.

4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(44)

De beschikbare reservecapaciteit in Belarus, het risico dat de productie van andere producten wordt verlegd naar het betrokken product en de relatief aantrekkelijke prijzen op de markt van de Unie leiden tot de conclusie dat het gevaar bestaat dat de Belarussische uitvoer van het betrokken product zal toenemen indien de geldende maatregelen zouden vervallen.

VRC

1.   Voorafgaande opmerkingen

(45)

Zoals vermeld in overweging 9, ontving de Commissie geen antwoord van de VRC. Bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC werd de algemene analyse, met inbegrip van de berekening van de dumpingmarge, derhalve overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens gebaseerd. De Chinese autoriteiten werden in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om artikel 18 van de basisverordening toe te passen en haar conclusies te baseren op de beschikbare feiten.

(46)

De waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping werd dus beoordeeld aan de hand van het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, in combinatie met andere bronnen van informatie, zoals handelsstatistieken over in- en uitvoer (Eurostat en uitvoergegevens van de VRC) en het Metal Bulletin.

(47)

Het gebrek aan medewerking had gevolgen voor de vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs van de verschillende productsoorten. Het werd passend geacht om zowel de normale waarde als de prijs bij uitvoer op een algemene basis vast te stellen, namelijk op basis van gemiddelde waarden, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

2.   Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

2.1.   Vaststelling van de normale waarde

(48)

Voor de VRC werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de gemiddelde binnenlandse verkoopprijzen aan niet-verbonden afnemers in het kader van normale handelstransacties in Zuid-Afrika („het referentieland”).

2.2.   Vaststelling van de waarschijnlijke uitvoerprijs

(49)

Door het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs moesten de uitvoerprijzen worden gebaseerd op beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

(50)

De Commissie analyseerde eerst de statistieken van Eurostat. De uit de VRC ingevoerde hoeveelheden van het betrokken product waren echter zeer gering en hun prijzen werden derhalve niet als representatief beschouwd. Daarom werd de waarschijnlijke uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van Chinese handelsstatistieken van de uitvoer naar derde landen.

2.3.   Vergelijking

(51)

De normale waarde en de waarschijnlijke uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een eerlijke vergelijking te waarborgen, werd rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening.

(52)

In voorkomend geval werden correcties voor verschillen in de vervoers- en verzekeringskosten, niet-terugvorderbare btw, uitvoerkosten, rabatten en kortingen toegepast.

2.4.   Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

(53)

Op basis van het bovenstaande werd de waarschijnlijke dumpingmarge in de zin van artikel 11, lid 2, van de basisverordening vastgesteld op 39,3 %.

3.   Ontwikkeling van de uitvoer indien de maatregelen worden ingetrokken

3.1.   Productiecapaciteit van de producenten-exporteurs

(54)

Bij gebrek aan medewerking van Chinese producenten-exporteurs, is gebruikgemaakt van de volgende bronnen:

door de aanvrager ingediende gegevens;

beschikbare publicaties (bijvoorbeeld Metal Bulletin);

in het kader van het eerdere onderzoek verzamelde informatie.

(55)

De Chinese bedrijfstak voor gelaste pijpen staat bekend als veruit de grootste ter wereld. Metal Bulletin rapporteerde in 2012 een jaarlijkse productie van gelaste pijpen van ongeveer 35 miljoen ton. De indiener van het verzoek schatte de productiecapaciteit van gelaste pijpen in de VRC zelfs ruim boven de 45 miljoen ton per jaar. De totale reservecapaciteit zou dan meer dan 10 miljoen ton bedragen, dat wil zeggen 25 keer het totale zichtbare verbruik van gelaste pijpen in de Unie.

(56)

Indien de maatregelen worden ingetrokken, bestaat er dus een ernstig risico dat de Chinese producenten-exporteurs aanzienlijke hoeveelheden gelaste pijpen op de markt van de Unie tegen dumpingprijzen zullen verkopen.

3.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(57)

Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs zijn de bevindingen op de beschikbare gegevens gebaseerd. Het risico van verlegging van het handelsverkeer naar de markt van de Unie indien de maatregelen worden ingetrokken, is daarom gebaseerd op openbare bronnen.

(58)

Volgens openbare bronnen zoals het Metal Bulletin liggen de Chinese prijzen ver onder de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie van 848 EUR/ton en de gemiddelde invoerprijzen in de Unie uit grote exporterende landen zoals India en Turkije. De mate van onderbieding ten opzichte van de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie bedraagt tussen 30 en 50 %. Hieruit blijkt de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en het vermogen van de Chinese bedrijfstak om — indien de maatregelen worden ingetrokken — op prijzen te concurreren.

(59)

De Commissie is op grond hiervan tot de conclusie gekomen dat er bij intrekking van de maatregelen, gelet op het hierboven vermelde grote prijsverschil, een aanzienlijk risico bestaat op verlegging van het handelsverkeer van lager geprijsde producten uit derde landen naar de meer winstgevende EU-markt.

4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(60)

De beschikbare reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijke prijzen op de markt van de Unie leiden tot de conclusie dat het gevaar bestaat dat de Chinese uitvoer met dumping van het betrokken product aanzienlijk zal toenemen indien de geldende maatregelen vervallen.

LANDEN MET MARKTECONOMIE

RUSLAND

1.   Voorafgaande opmerkingen

(61)

Twee Russische producenten-exporteurs die goed zijn voor ongeveer 75 % van de Russische productie en steekproefantwoorden hadden ingediend, hebben de Commissie later meegedeeld dat zij niet voornemens waren om te antwoorden op de vragenlijst voor producenten-exporteurs. Slechts één kleine producent die niet naar de Unie uitvoerde en verwaarloosbare hoeveelheden naar andere landen uitvoerde, verleende zijn medewerking aan het onderzoek door de vragenlijst in te vullen en in te stemmen met een controlebezoek. Aangezien door de producenten-exporteurs in Rusland zeer weinig medewerking werd verleend, werd de algemene analyse, met inbegrip van de berekening van de dumpingmarge, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens gebaseerd. De niet-medewerkende Russische producenten-exporteurs en de Russische autoriteiten werden in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om artikel 18 van de basisverordening toe te passen en haar conclusies te baseren op de beschikbare feiten.

(62)

De waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping werd daarom beoordeeld aan de hand van het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, in combinatie met andere informatiebronnen, zoals handelsstatistieken over invoer van Eurostat en Russische uitvoerstatistieken en het Metal Bulletin.

(63)

De hoge mate van niet-medewerking had gevolgen voor de vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs van de verschillende productsoorten. Het werd passend geacht om zowel de normale waarde als de prijs bij uitvoer op een algemene basis vast te stellen, namelijk op basis van gemiddelde waarden, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

(64)

De Commissie stelde vast dat een deel van de invoer van het betrokken product volgens statistieken van Eurostat afkomstig was uit Rusland. Die hoeveelheden waren echter zeer gering, en de prijzen van deze invoer werden daarom niet als representatief beschouwd. Derhalve werd de informatie over de waarschijnlijke uitvoerprijzen naar de Unie gebaseerd op de uitvoerprijzen naar andere derde landen, zoals uiteengezet in overweging 73.

2.   Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

2.1.   Vaststelling van de normale waarde

(65)

Zoals vermeld in overweging 61 noopte de zeer geringe medewerking van de producenten-exporteurs in Rusland de Commissie ertoe gebruik te maken van de beschikbare gegevens om een normale waarde vast te stellen. Hiertoe werden de gegevens onderzocht die door de medewerkende Russische producent waren verstrekt.

(66)

De normale waarde werd vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 2, eerste zin, van de basisverordening. Eerst werd onderzocht of het totale verkoopvolume van het soortgelijke product op de binnenlandse markt in het TNO representatief was in vergelijking met de Russische uitvoer naar derde landen. De binnenlandse verkoop zou als representatief worden beschouwd als het verkoopvolume van het soortgelijke product minstens 5 % van de Russische uitvoer naar derde landen vertegenwoordigde.

(67)

Vervolgens werd onderzocht of het soortgelijke product overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening werd verkocht in het kader van normale handelstransacties. Hiertoe werd voor de betrokken productsoort het aandeel van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers bepaald.

(68)

Om na te gaan of de verkoop in het kader van normale handelstransacties plaatsvond, werd van de gemiddelde productiekosten gebruikgemaakt. Voor de productiekosten, en in het bijzonder de gaskosten, werd onderzocht of de door de enige medewerkende producent-exporteur betaalde gasprijzen een redelijk beeld gaven van de aan de gasproductie en -distributie verbonden kosten.

(69)

De door de producenten-exporteurs betaalde binnenlandse gasprijs bedroeg ongeveer 30 % van de uitvoerprijs van aardgas uit Rusland. Alle beschikbare gegevens duidden erop dat de binnenlandse gasprijzen in Rusland gereguleerd worden en ver onder de marktprijzen liggen die op niet-gereguleerde uitvoermarkten voor Russisch aardgas worden betaald. Omdat de administratie van de producent-exporteur geen redelijk beeld van de gaskosten gaf, moesten deze kosten overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening worden gecorrigeerd. Aangezien geen voldoende representatieve niet-vertekende gegevens over de gasprijzen op de Russische binnenlandse markt beschikbaar waren, werd het passend geacht de correctie overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening te baseren op informatie over andere representatieve markten. De gecorrigeerde prijs werd gebaseerd op de gemiddelde uitvoerprijs van Russisch gas aan de Duits-Tsjechische grens (Waidhaus), gecorrigeerd voor lokale distributiekosten. Waidhaus is het voornaamste leveringspunt voor Russisch gas aan de EU, die de grootste afnemer van Russisch aardgas is en waar de prijzen een redelijk beeld van de kosten geven. De EU kan derhalve als een representatieve markt in de zin van artikel 2, lid 5, van de basisverordening worden beschouwd.

(70)

Om na te gaan of de verkoop in het kader van normale handelstransacties plaatsvond, heeft de Commissie derhalve gebruikgemaakt van de gemiddelde productiekosten na correctie voor de gaskosten.

(71)

Bijgevolg werd de normale waarde vastgesteld als de gemiddelde prijs van de winstgevende binnenlandse verkoop in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, aangezien de winstgevende verkoop ten hoogste 80 % van het totale verkoopvolume bedroeg.

2.2.   Vaststelling van de waarschijnlijke uitvoerprijs

(72)

De zeer geringe medewerking van de producenten-exporteurs in Rusland noopte de Commissie ertoe gebruik te maken van de beschikbare gegevens om de uitvoerprijs vast te stellen. De informatie van de enige medewerkende Russische producent kon niet worden gebruikt, aangezien deze producent het betrokken product niet naar de EU uitvoerde en slechts geringe hoeveelheden naar andere derde landen uitvoerde.

(73)

Om deze reden, en gezien het feit dat de uitvoer uit Rusland naar de Unie zeer gering was, werd de waarschijnlijke uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van Russische uitvoerstatistieken, met gebruikmaking van de uitvoer naar andere derde landen. De uitvoer naar andere derde landen betrof aanzienlijke hoeveelheden.

(74)

Aangezien de enige medewerkende Russische producent uitsluitend zogenaamde „zwarte buizen” (d.w.z. niet-gegalvaniseerde buizen) produceert, werd voor het vaststellen van de uitvoerprijs alleen informatie over zwarte buizen gebruikt. Ook volgens de Russische uitvoerstatistieken bestond de overgrote meerderheid van de Russische uitvoer uit zwarte buizen.

(75)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde de enige medewerkende Russische producent aan dat zijn uitvoerprijzen hadden moeten worden gebruikt, aangezien zij meer dan 10 % van zijn totale verkoop vertegenwoordigden. Volgens Russische uitvoerstatistieken was die verkoop echter slechts goed voor minder dan 2 % van de totale uitvoer. Op basis hiervan wordt de conclusie dat de uitvoerprijzen van deze producent vanwege hun onbeduidende hoeveelheid niet kunnen worden gebruikt, gehandhaafd.

2.3.   Vergelijking

(76)

De normale waarde en de waarschijnlijke uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een eerlijke vergelijking te waarborgen, werd rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening.

(77)

In voorkomend geval werden correcties toegepast voor verschillen in vervoerskosten.

2.4.   Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

(78)

Op basis van het bovenstaande werd de waarschijnlijke dumpingmarge in de zin van artikel 11, lid 2, van de basisverordening vastgesteld op 38,7 %.

3.   Ontwikkeling van de uitvoer indien de maatregelen worden ingetrokken

3.1.   Productiecapaciteit van de producenten-exporteurs

(79)

De indiener van het verzoek schatte dat de reservecapaciteit voor het betrokken product in Rusland groter is dan het totale verbruik in de EU. De indiener van het verzoek baseerde deze schatting op informatie uit Metal Expert. De indiener van het verzoek ging daarbij uit van een bezettingsgraad van 56 %, hetgeen door de informatie die door de medewerkende producent is ingediend, wordt bevestigd.

(80)

Indien de maatregelen worden ingetrokken, bestaat er dus een ernstig risico dat de Russische producenten-exporteurs aanzienlijke hoeveelheden gelaste pijpen tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie zullen verkopen.

(81)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden de in overweging 61 genoemde niet-medewerkende Russische producenten aan dat de Commissie geen rekening had gehouden met de door hen ingediende informatie over de aantrekkelijkheid van andere markten, waaronder de Russische markt, en de reservecapaciteit in Rusland.

(82)

In dit verband moet worden opgemerkt dat de informatie over reservecapaciteit betrekking had op een breder productassortiment, dat ook holle profielen en pijpen met een grote diameter omvatte. Deze informatie is daarom minder relevant dan de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie. Zelfs op basis van de door de Russische producenten aangevoerde bezettingsgraad van 60-70 %, zou de resterende reservecapaciteit het grootste deel van het verbruik in de EU bestrijken.

(83)

Met betrekking tot de informatie van de niet-medewerkende Russische producenten over een vermeende aantrekkelijkheid van andere markten, zoals de Russische markt, moet allereerst worden opgemerkt dat deze gegevens vanwege het gebrek aan medewerking niet konden worden gecontroleerd. Ten tweede is dergelijke informatie in tegenspraak met de tijdens het onderzoek verkregen informatie, zoals beschreven in de overwegingen 84 tot en met 86, die is gebaseerd op officiële Russische uitvoerstatistieken en door de twee niet-medewerkende Russische producenten niet werd betwist.

3.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(84)

Volgens de Russische handelsstatistieken ligt de gemiddelde Russische uitvoerprijs (647 EUR/ton) ver onder de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie (848 EUR/ton) en komt overeen met de gemiddelde invoerprijzen in de Unie uit grote exporterende landen zoals India en Turkije.

(85)

Volgens dezelfde handelsstatistieken wordt 33 % van de totale Russische uitvoer verkocht aan Azerbeidzjan, de belangrijkste uitvoermarkt van Rusland. De verkoopprijs voor Azerbeidzjan bedraagt 586 EUR/ton, wat aanzienlijk onder de verkoopprijs van de bedrijfstak van de EU van 848 EUR/ton ligt en zelfs onder de prijzen van de andere belangrijkste exporteurs naar de Unie, zoals India en Turkije. Bovendien komt de Russische uitvoer naar Azerbeidzjan neer op ongeveer 15 % van het verbruik in de EU. Als de maatregelen worden ingetrokken, bestaat er dus een risico dat de uitvoer zal worden verlegd naar de Unie.

(86)

De Commissie is op grond hiervan tot de conclusie gekomen dat er bij intrekking van de maatregelen een aanzienlijk risico bestaat op verlegging van het handelsverkeer naar de markt van de Unie.

4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(87)

De beschikbare reservecapaciteit in Rusland en de aantrekkelijke prijzen op de markt van de Unie leiden tot de conclusie dat er een risico is op een toename van de Russische uitvoer met dumping van het betrokken product naar de Unie indien de geldende maatregelen vervallen.

(88)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden belanghebbenden aan dat handhaving van de maatregelen ten aanzien van Rusland en beëindiging van de geldende maatregelen ten aanzien van Oekraïne (zie hieronder) tot discriminatie zou leiden, aangezien Rusland en Oekraïne naar verluidt over een soortgelijke reservecapaciteit beschikten.

(89)

Dit argument wordt niet ondersteund door de bevindingen van het onderzoek; daarin werd een grote reservecapaciteit in Rusland vastgesteld, die minstens het grootste deel van het verbruik in de markt van de Unie bestrijkt. Wat Oekraïne betreft werd vastgesteld dat het land over een beperkte reservecapaciteit voor uitvoer naar alle landen beschikt. Vanwege dit belangrijke verschil in reservecapaciteit wordt het argument met betrekking tot discriminatie derhalve afgewezen.

OEKRAÏNE

1.   Voorafgaande opmerkingen

(90)

Slechts één producent-exporteur, Interpipe Group („Interpipe”), verleende medewerking aan het onderzoek. Interpipe neemt een groot deel van de Oekraïense productie en bijna de gehele — zij het zeer geringe — Oekraïense uitvoer naar de Unie voor zijn rekening. Er zijn ten minste vier bekende Oekraïense producenten die geen medewerking verlenen, maar volgens handelsstatistieken voeren zij slechts verwaarloosbare hoeveelheden uit naar de EU.

(91)

Gelet op de geringe uitvoer uit Oekraïne naar de Unie werd de waarschijnlijke uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van de verkoopprijzen van Interpipe naar andere derde landen, zoals uiteengezet in overweging 17.

2.   Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

2.1.   Vaststelling van de normale waarde

(92)

De Commissie heeft eerst onderzocht of de totale omvang van de binnenlandse verkoop van de enige medewerkende producent-exporteur, Interpipe, representatief was, in overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief indien de totale omvang van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt ten minste 5 % vertegenwoordigde van de totale omvang van de uitvoer van het betrokken product naar andere derde landen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Op basis hiervan is gebleken dat de totale verkoop van het soortgelijke product op de binnenlandse markt door Interpipe representatief was.

(93)

Vervolgens is de Commissie nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek aan of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de door Interpipe uitgevoerde soorten.

(94)

Daarna heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop van Interpipe voor elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een voor uitvoer bestemd productsoort, representatief was overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief indien de totale omvang van de binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ten minste 5 % bedroeg van de totale omvang van de uitvoer van de identieke of vergelijkbare productsoort. De Commissie stelde vast dat de omvang van de binnenlandse verkoop voor de meeste productsoorten representatief was.

(95)

Vervolgens heeft de Commissie voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bepaald, om vast te stellen of zij de daadwerkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

(96)

De normale waarde wordt gebaseerd op de daadwerkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

a)

de verkoop van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die gelijk zijn aan of hoger zijn dan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van de totale omvang van de verkoop van deze productsoort vertegenwoordigde, en

b)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort gelijk is aan of hoger is dan de productiekosten per eenheid.

(97)

In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van de totale binnenlandse verkoop van die productsoort in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(98)

De normale waarde is de daadwerkelijke binnenlandse prijs van een productsoort van alleen de winstgevende binnenlandse verkoop van die productsoort in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, indien:

a)

de omvang van de winstgevende verkoop van de productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die productsoort bedraagt, of

b)

de gewogen gemiddelde prijs van deze productsoort gelijk is aan of lager is dan de productiekosten per eenheid.

(99)

Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat de normale waarde, afhankelijk van de productsoort, was berekend als een gewogen gemiddelde van de prijzen van de totale binnenlandse verkoop in het tijdvak van het nieuwe onderzoek of als een gewogen gemiddelde van alleen de winstgevende verkoop.

(100)

Wanneer er geen verkoop van een productsoort van het soortgelijk product in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden of een productsoort niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt was afgezet, berekende de Commissie de normale waarde overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

(101)

De normale waarde werd berekend door bij de productiekosten van Interpipe voor het soortgelijke product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek het volgende op te tellen:

de verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten die Interpipe in het tijdvak van het nieuwe onderzoek maakte voor de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties, en

de winst die Interpipe in het tijdvak van het nieuwe onderzoek maakte op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties.

2.2.   Vaststelling van de waarschijnlijke uitvoerprijs

(102)

Aangezien de uitvoer uit Oekraïne naar de Unie verwaarloosbaar was, werd de waarschijnlijke uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van de verkoopprijzen van Interpipe naar andere derde landen, zoals uiteengezet in overweging 17; het ging bij deze verkoop om aanzienlijke hoeveelheden.

(103)

De totale verkoop van Interpipe ging rechtstreeks naar niet-verbonden afnemers in de derde landen. De uitvoerprijs voor deze verkoop werd derhalve vastgesteld op basis van de door deze onafhankelijke afnemers daadwerkelijk betaalde of te betalen prijzen.

2.3.   Vergelijking

(104)

De normale waarde en de waarschijnlijke uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een eerlijke vergelijking te waarborgen, werd rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening.

(105)

In voorkomend geval werden correcties toegepast voor verschillen in vervoers- en kredietkosten.

2.4.   Waarschijnlijke dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

(106)

Op basis van het bovenstaande werd de waarschijnlijke dumpingmarge in de zin van artikel 11, lid 2, van de basisverordening vastgesteld op 16 %.

(107)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden belanghebbenden aan dat de Commissie ten aanzien van Oekraïne een voortzetting van dumping van 16 % had vastgesteld. Dit argument is ongegrond aangezien het op een misverstand lijkt te berusten. Zoals vermeld in overweging 17 voerden alle landen, met inbegrip van Oekraïne, in het tijdvak van het nieuwe onderzoek enkel verwaarloosbare hoeveelheden van het betrokken product uit naar de EU. Daarom kunnen er op basis van deze hoeveelheden geen redelijke conclusies worden getrokken en werd er ten aanzien van Oekraïne geen voortzetting van dumping vastgesteld. Het argument wordt daarom afgewezen.

3.   Ontwikkeling van de uitvoer indien de maatregelen worden ingetrokken

Productiecapaciteit van de producenten-exporteurs

(108)

In het vorige onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat de productiecapaciteit in Oekraïne meer dan 400 000 ton per jaar bedraagt. Sinds dat onderzoek zijn twee bekende producenten echter met de productie van gelaste pijpen opgehouden: Lugansk Tube Plant en Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant, een installatie van Interpipe Group. Aangezien er sinds die tijd in Oekraïne geen bevestigde productiecapaciteit bijgekomen is, ligt de huidige capaciteit aanzienlijk lager dan bij het vorige onderzoek.

(109)

Wat de in overweging 108 bedoelde bezettingsgraad van de capaciteit betreft, bleek Interpipe, gelet op de technische beperkingen van de inrichting in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, dicht tegen de volledige bezettingsgraad te opereren.

(110)

Een ander belangrijk aspect is de locatie van de Oekraïense inrichtingen. Deze bevinden zich hoofdzakelijk in het oosten van Oekraïne en zijn rechtstreeks of indirect getroffen door de huidige veiligheidssituatie in dat deel van het land. Het is daarom niet duidelijk in welke mate deze ondernemingen hun productiecapaciteit volledig kunnen benutten.

(111)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden belanghebbenden aan dat een niet te verwaarlozen deel van de Oekraïense productie zich buiten het door de huidige veiligheidssituatie getroffen gebied bevindt. Hierbij moet er echter op worden gewezen dat ook bedrijven buiten dit gebied indirect door de veiligheidssituatie zijn getroffen, bijvoorbeeld door een tekort aan grondstoffen. Derhalve wordt geconcludeerd dat de meeste Oekraïense installaties rechtstreeks of indirect door de huidige veiligheidssituatie zijn getroffen. Het argument wordt daarom afgewezen.

(112)

Tegelijkertijd mag op grond van de bijzondere situatie van Oekraïne na afloop van het tijdvak van het nieuwe onderzoek worden aangenomen dat de bouwsector de extra capaciteit op de binnenlandse markt zal benutten wanneer de veiligheidssituatie zich normaliseert. Het soortgelijke product wordt ook in de bouw gebruikt, namelijk bij de vervaardiging van dragende constructies, afrasteringen, afschermingen en steigers.

(113)

Gelet op de verminderde productiecapaciteit en de verwachte stijging van de binnenlandse vraag, wordt geconcludeerd dat de beschikbare reservecapaciteit voor uitvoer naar alle landen beperkt is.

(114)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden belanghebbenden aan dat er in Oekraïne een substantiële reservecapaciteit voorhanden is. Deze argumenten werden evenwel niet door bewijsmateriaal gestaafd en derhalve afgewezen.

(115)

Voorts voerden belanghebbenden aan dat Interpipe aangekondigd zou hebben dat het zijn uitvoer naar de EU aanzienlijk zou verhogen, namelijk met ongeveer 60 %, hetgeen in tegenspraak zou zijn met het argument betreffende de geringe Oekraïense reservecapaciteit voor uitvoer. Dat argument kan echter niet worden aanvaard. De aankondiging van Interpipe heeft betrekking op het bedrijf in het algemeen en niet specifiek op het betrokken product. Zelfs als de aankondiging op het betrokken product betrekking had, zou de aanzienlijke stijging van ongeveer 60 % slechts tot een marktaandeel in de EU van ongeveer 0,5 % leiden, wat nog steeds als verwaarloosbaar wordt beschouwd. Dit argument is dus niet in tegenspraak met de conclusie dat de reservecapaciteit voor uitvoer naar alle landen beperkt is.

(116)

Dezelfde belanghebbenden voerden aan dat reservecapaciteit niet bij de dumpinganalyse moest worden betrokken, aangezien bij de schadeanalyse zoals uiteengezet in overweging 139 de bezettingsgraad niet als een zinvolle schade-indicator werd beschouwd.

(117)

Dit argument kan niet worden aanvaard. Het doel van deze twee beoordelingen is verschillend. Bij de schadeanalyse wordt beoordeeld of een lage bezettingsgraad als een teken van schade van de bedrijfstak van de Unie kan worden beschouwd, wat niet noodzakelijkerwijs het geval is wanneer de nog beschikbare capaciteit voor de productie van andere producten kan worden gebruikt. Bij de dumpinganalyse wordt met name aandacht besteed aan de reservecapaciteit, d.w.z. of er onbenutte capaciteit voorhanden is die niet voor de productie van enigerlei producten wordt benut en dus onmiddellijk beschikbaar is voor de productie van het betrokken product.

4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(118)

De beperkte beschikbare reservecapaciteit in Oekraïne en het kleine risico op verlegging van gedumpte uitvoer leiden tot de conclusie dat er geen gevaar bestaat dat de Oekraïense uitvoer met dumping van het betrokken product aanzienlijk zal toenemen indien de geldende maatregelen vervallen. Het is daarom onwaarschijnlijk dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van Oekraïne tot een herhaling van dumping in aanzienlijke hoeveelheden in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening zal leiden.

D.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

(119)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd het soortgelijke product vervaardigd door ongeveer twintig producenten in de Unie. De output van die producenten (vastgesteld op basis van informatie van medewerkende producenten en, wat de overige producenten in de Unie betreft, op basis van de gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek) wordt bijgevolg geacht de totale productie in de Unie te vormen. Al deze producenten vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(120)

Zoals uiteengezet in overweging11, werd vanwege het grote aantal producenten in de Unie een steekproef samengesteld. De indicatoren voor de schadeanalyse zijn op de volgende twee niveaus vastgesteld:

de macro-economische indicatoren (productie, capaciteit, omvang van de verkoop, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, gemiddelde prijzen per eenheid, hoogte van de dumpingmarges en herstel van de gevolgen van dumping in het verleden) voor de bedrijfstak in de Unie werden beoordeeld aan de hand van de bij de medewerkende producenten verzamelde gegevens en voor de overige producenten in de Unie aan de hand van een schatting op basis van gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek;

de micro-economische indicatoren (voorraden, lonen, winstgevendheid, rendement van investeringen, kasstroom, vermogen om kapitaal of investeringen aan te trekken) werden geanalyseerd voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan de hand van de door hen verstrekte gegevens.

E.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE

1.   Verbruik in de Unie

(121)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld aan de hand van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en de gegevens over invoervolumes op de markt van de Unie volgens Eurostat-statistieken.

(122)

In de loop van de beoordelingsperiode is het verbruik in de EU met 28 % afgenomen. Het verbruik daalde in 2011 met 6 %, in 2012 met 8 procentpunten, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 10 procentpunten. De dalende trend kan deels worden verklaard door een bepaalde mate van technische vervanging, aangezien er voor waterleidingen een tendens bestaat om in de plaats van stalen pijpen alternatieve producten zoals kunststof, roestvrij staal of koper te gebruiken.

 

2010

2011

2012

TNO

Totaal verbruik in de Europese Unie (ton)

561 955

528 191

460 847

404 394

Index (2010 = 100)

100

94

82

72

(123)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden belanghebbenden aan het verbruik in de EU sterk was onderschat. Deze partijen hebben evenwel geen betrouwbaar bewijsmateriaal verstrekt ter staving van hun argument, dat derhalve niet kan worden aanvaard.

2.   De invoer uit Belarus, de VRC en Rusland

(124)

Aangezien uit het onderzoek is gebleken dat voortzetting of herhaling van dumping uit Oekraïne niet waarschijnlijk is (zie de overwegingen 17 en 118), kon in de onderstaande analyse de geringe invoer uit Oekraïne niet samen met de invoer uit de andere betrokken landen worden onderzocht.

(125)

Om de cumulatie van de invoer uit Belarus, de VRC en Rusland te beoordelen, werd de individuele situatie van de drie landen onderzocht in het licht van de voorwaarden van artikel 3, lid 4, van de basisverordening.

(126)

Wat de hoeveelheden en dumpingmarges betreft, heeft de Commissie, gelet op de geringe invoervolumes in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, een prospectieve analyse verricht van de waarschijnlijke uitvoervolumes en dumpingmarges per land bij intrekking van de maatregelen. Hieruit bleek dat de volumes bij intrekking van de maatregelen waarschijnlijk zouden toenemen tot niveaus die boven die van het tijdvak van het nieuwe onderzoek liggen en zeker boven de niveaus die als verwaarloosbaar worden beschouwd, zouden uitkomen (zie de overwegingen 33, 56 en 80). Ook heeft de Commissie vastgesteld dat de waarschijnlijke dumpingmarges bij intrekking van de maatregelen aanzienlijk zouden zijn (zie de overwegingen 30, 53 en 78).

(127)

Wat de gemiddelde invoerprijs betreft, volstaan de verwaarloosbare invoervolumes niet om eenduidige conclusies te trekken.

(128)

Uit het onderzoek bleek echter ook dat de concurrentievoorwaarden voor de desbetreffende marktdeelnemers vergelijkbaar waren. Uit het onderzoek bleek dat het uit Belarus, de VRC en Rusland ingevoerde betrokken product en het door de bedrijfstak van de Unie geproduceerde en verkochte soortgelijke product in wezen dezelfde fysieke en technische kenmerken hadden.

(129)

Op basis van het bovenstaande is met betrekking tot Belarus, de VRC en Rusland voldaan aan de criteria van artikel 3, lid 4, van de basisverordening. De invoer uit deze drie landen is daarom cumulatief beoordeeld.

a)   Omvang

(130)

De invoer van het betrokken product uit Belarus, de VRC en Rusland in de Unie nam af met 60 %, van ongeveer 7 000 ton in 2010 tot ongeveer 2 900 ton in het TNO. De invoer steeg in 2011 met 31 % en daalde in 2012 met 62 procentpunten, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 28 procentpunten.

 

2010

2011

2012

TNO

Omvang van de invoer uit Belarus

25

55

0,1

Index (2010 = 100)

100

222

0

0

Marktaandeel van de invoer uit Belarus

0 %

0 %

0 %

0 %

Prijs van de invoer uit Belarus (EUR/ton)

677

1 246

600

Index (2010 = 100)

100

184

89

Omvang van de invoer uit de VRC

712

375

458

118

Index (2010 = 100)

100

53

64

17

Marktaandeel van de invoer uit VRC

0,1 %

0,1 %

0,1 %

0,0 %

Prijs van de invoer uit de VRC (EUR/ton)

636

1 052

1 347

2 102

Index (2010 = 100)

100

165

212

330

Omvang van de invoer uit Rusland

6 396

8 937

4 440

2 790

Index (2010 = 100)

100

140

69

44

Marktaandeel van de invoer uit Rusland

1,1 %

1,7 %

1,0 %

0,7 %

Prijs van de invoer uit Rusland (EUR/ton)

470

506

513

462

Index (2010 = 100)

100

108

109

98

Ingevoerde hoeveelheid uit de betrokken landen

7 133

9 367

4 898

2 908

Index (2010 = 100)

100

131

69

41

Marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen

1,3 %

1,8 %

1,1 %

0,7 %

Prijs van de invoer uit de betrokken landen (EUR/ton)

488

532

591

528

Index (2010 = 100)

100

109

121

111

Bron: Comext

b)   Marktaandeel

(131)

Het overeenkomstige marktaandeel van exporteurs uit Belarus, de VRC en Rusland op de markt van de Unie daalde van 1,3 % in 2010 tot 0,7 % in tijdvak van het nieuwe onderzoek. Preciezer gezegd, nam het marktaandeel toe van 1,3 % in 2010 tot 1,8 % in 2011, waarna het in 2012 daalde tot 1,1 % en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek verder daalde tot 0,7 %.

c)   Prijzen

i)   Prijsontwikkeling

(132)

Tussen 2010 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek steeg de gemiddelde prijs van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit Belarus, de VRC en Rusland met 11 %, van 488 EUR/ton in 2010 tot 528 EUR/ton in het tijdvak van het nieuw onderzoek. Preciezer gezegd, stegen de prijzen met 9 % in 2011 en met 12 % in 2012, waarna zij in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 10 % daalden.

ii)   Prijsonderbieding

(133)

De zeer geringe verkoop van het betrokken product vanuit de VRC en Rusland naar de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek kan niet worden gebruikt om een zinvolle conclusie te trekken. Daarom werd een vergelijking gemaakt tussen de prijzen van het soortgelijke product dat wordt vervaardigd en verkocht door de bedrijfstak van de Unie, en de prijzen van het onderzochte product dat in Belarus, de VRC en Rusland wordt vervaardigd en aan de rest van de wereld wordt verkocht. Die vergelijking toonde een aanzienlijke onderbieding aan.

3.   Invoer uit andere derde landen

 

2010

2011

2012

TNO

Omvang van de invoer uit India

25 720

48 704

58 619

53 007

Marktaandeel van de invoer uit India

4,6 %

9,2 %

12,7 %

13,1 %

Omvang van de invoer uit Turkije

83 654

83 753

98 742

69 757

Marktaandeel van de invoer uit Turkije

14,9 %

15,9 %

21,4 %

17,2 %

Omvang van de invoer uit Oekraïne

956

573

944

1 147

Marktaandeel van de invoer uit Oekraïne

0,2 %

0,1 %

0,2 %

0,3 %

Uit andere derde landen ingevoerde hoeveelheid

34 948

42 714

38 518

30 374

Marktaandeel van de invoer uit andere derde landen

6,2 %

8,1 %

8,4 %

7,5 %

(134)

De invoer uit Turkije en India nam in de beoordelingsperiode toe. Het marktaandeel van de invoer uit Oekraïne bleef zeer laag. Het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen bleef tijdens de beoordelingsperiode betrekkelijk stabiel.

(135)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden belanghebbenden aan dat het verlies aan marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van 12 % bijna volledig werd geabsorbeerd door de stijging van het marktaandeel van India en Turkije samen, en dat de invoer van goedkope producten uit India en Turkije waarschijnlijk de voornaamste reden was voor de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie. In dit verband moet erop worden gewezen dat het doel van dit onderzoek is om na te gaan of het waarschijnlijk is dat de intrekking van de geldende maatregelen ten aanzien van de drie landen waarvoor is vastgesteld dat herhaling van dumping waarschijnlijk is, zal leiden tot herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie. Tijdens het onderzoek werd bevestigd dat er sprake was van een aanzienlijke onderbieding wat betreft de verkoop van producten uit Belarus, de VRC en Rusland naar de rest van de wereld. Indien de maatregelen vervallen, zal de uitvoer met dumping uit deze landen naar de EU waarschijnlijk toenemen, waardoor de schade voor de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk zal toenemen. De omstandigheid dat de invoer uit Turkije en India in de beoordelingsperiode is gestegen, doet niets af aan deze beoordeling betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping en schade.

4.   Situatie van de bedrijfstak van de Europese Unie

(136)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie een beoordeling gemaakt van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn.

4.1.   Macro-economische indicatoren

a)   Productie

(137)

De productie van de bedrijfstak van de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode met 37 % af ten opzichte van een niveau van ongeveer 437 000 ton in 2010. Meer specifiek daalde de productie in 2011 met 14 %, in 2012 met 19 procentpunten, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 4 procentpunten. De daling van de productie was gerelateerd aan een daling van het verbruik, maar was door de toename van de invoer uit India en Turkije meer uitgesproken.

 

2010

2011

2012

TNO

Productie (ton)

437 492

376 106

294 260

277 483

Index (2010 = 100)

100

86

67

63

b)   Capaciteit en bezettingsgraad

(138)

De productiecapaciteit was in 2010 meer dan 1 700 000 ton en daalde in de beoordelingsperiode met 16 %. Deze afname was het gevolg van het feit dat sommige producenten in de Unie het aantal dagelijkse productieshifts verlaagden.

 

2010

2011

2012

TNO

Productiecapaciteit (ton)

1 761 677

1 621 386

1 318 459

1 485 339

Index (2010 = 100)

100

92

75

84

Bezettingsgraad

25 %

23 %

22 %

19 %

Index (2010 = 100)

100

93

90

75

Bron: Onderzoek

(139)

De bezettingsgraad bedroeg in 2010 25 %. De bezettingsgraad daalde in 2011 tot 23 %, in 2012 tot 22 %, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot 19 %. De lage bezettingsgraad kan in de eerste plaats worden verklaard door het feit dat op de productie-installaties voor gelaste buizen en pijpen ook producten die buiten het bereik van dit onderzoek vallen (vooral holle profielen) kunnen worden geproduceerd. Daarom is de bezettingsgraad niet noodzakelijkerwijs een zinvolle schade-indicator voor deze specifieke bedrijfstak.

c)   Omvang van de verkoop

(140)

De verkoop van de bedrijfstak van de Unie van de eigen, voor niet-verbonden afnemers in de Unie bestemde productie daalde in 2011 eerst met 16 %, in 2012 met 21 procentpunten en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 3 procentpunten. In totaal daalde deze verkoop tussen 2010 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek met ongeveer 40 %. Dit was te wijten aan de daling van het verbruik en de stijging van de invoer uit India en Turkije.

 

2010

2011

2012

TNO

Verkoop in de EU aan niet-verbonden afnemers (ton)

409 544

343 080

259 127

247 201

Index (2010 = 100)

100

84

63

60

Bron: Onderzoek

d)   Marktaandeel

(141)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie was in 2010 gelijk aan 73 %. Het nam in 2011 af naar 65 % en in 2012 verder af naar 56 %, waarna het in het tijdvak van het nieuwe onderzoek weer toenam tot 61 %. In totaal nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode af met 12 procentpunten.

 

2010

2011

2012

TNO

Marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie

73 %

65 %

56 %

61 %

Index (2010 = 100)

100

89

77

84

Bron: Onderzoek

e)   Groei

(142)

Tussen 2010 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek, toen het verbruik in de Unie met 28 % daalde, nam de omvang van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de EU met 40 % af. Dit leidde in de beoordelingsperiode tot een verlies aan marktaandeel van 12 procentpunten voor de bedrijfstak van de Unie. De bedrijfstak van de Unie groeide tijdens de beoordelingsperiode dus niet.

f)   Werkgelegenheid

(143)

Het aantal werknemers van de bedrijfstak van de Unie daalde in 2011 met 13 %, in 2012 met 27 procentpunten en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 3 procentpunten. In totaal daalde de werkgelegenheid van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode met 43 %, d.w.z. van meer dan 1 600 personen tot minder dan 1 000 personen.

 

2010

2011

2012

TNO

Werkgelegenheid (personen)

1 655

1 446

991

939

Index (2010 = 100)

100

87

60

57

Bron: Onderzoek

g)   Productiviteit

(144)

De productiviteit van de arbeidskrachten van de bedrijfstak van de Unie, gemeten als output (ton) per werknemer per jaar, lag aanvankelijk op een niveau van 264 ton per werknemer; in 2011 daalde zij met 2 %. De productiviteit steeg in 2012 met 14 procentpunten en bleef in het tijdvak van het nieuwe onderzoek betrekkelijk stabiel. In totaal is de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode met 12 % gestegen.

 

2010

2011

2012

TNO

Productiviteit (ton per werknemer)

264

260

297

296

Index (2010 = 100)

100

98

112

112

Bron: Onderzoek

h)   Factoren die van invloed zijn op de verkoopprijzen

(145)

De prijzen per eenheid van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers stegen in 2011 met 5 % en in 2012 met 1 procentpunt; in de beoordelingsperiode daalden zij met 4 procentpunten. In totaal stegen deze prijzen in de beoordelingsperiode met 2 %, van 833 EUR/ton tot 848 EUR/ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

 

2010

2011

2012

TNO

Eenheidsprijs op de EU-markt (EUR/ton)

833

871

881

848

Index (2010 = 100)

100

105

106

102

Bron: Onderzoek

i)   Hoogte van de dumpingmarge

(146)

Uit het onderzoek is gebleken dat voor Belarus, de VRC en Rusland herhaling van dumping met aanzienlijke dumpingmarges die niet als verwaarloosbaar kunnen worden beschouwd, waarschijnlijk is.

(147)

Zoals hierboven werd vermeld, heeft de Commissie vastgesteld dat voortzetting of herhaling van dumping voor Oekraïne onwaarschijnlijk is.

j)   Herstel van dumping in het verleden

(148)

De hierboven onderzochte macro-indicatoren laten zien dat de bedrijfstak zich nog steeds in een kwetsbare en zwakke situatie bevindt, ook al hebben de antidumpingmaatregelen gedeeltelijk geleid tot het beoogde resultaat van opheffing van de door producenten in de Unie geleden schade. Over de gehele beoordelingsperiode daalde de omvang van de productie met 37 %, de omvang van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie met 40 % en de werkgelegenheid met 43 %. Bovendien daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de EU-markt van 73 % in 2010 tot 61 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De bedrijfstak van de Unie kon zich bijgevolg niet echt van eerdere dumping herstellen en blijft zeer kwetsbaar voor de schadelijke gevolgen van invoer met dumping op de markt van de Unie.

4.2.   Micro-economische indicatoren

a)   Voorraden

(149)

De eindvoorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie bleven tot 2011 bijna stabiel. In 2012 stegen de eindvoorraden met 14 procentpunten en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek daalden zij met 10 procentpunten. De eindvoorraden lagen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek dus 5 % hoger dan in 2010.

 

2010

2011

2012

TNO

Eindvoorraad (ton)

13 892

14 039

16 012

14 556

Index (2010 = 100)

100

101

115

105

Bron: Onderzoek

b)   Lonen

(150)

In de beoordelingsperiode daalden de arbeidskosten met 29 %. Meer specifiek daalden zij in 2011 met 2 %, in 2012 met 15 procentpunten, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 12 procentpunten. De algemene daling in de loop van de beoordelingsperiode was vooral het gevolg van de afname van de werkgelegenheid.

 

2010

2011

2012

TNO

Jaarlijkse arbeidskosten (EUR)

20 602 275

20 266 132

17 140 089

14 578 317

Index (2010 = 100)

100

98

83

71

Bron: Onderzoek

(151)

In de beoordelingsperiode stegen de arbeidskosten per werknemer met 25 %. Dit is waarschijnlijk een tijdelijke situatie die verband houdt met afvloeiingskosten als gevolg van de aanzienlijke daling van het aantal werknemers.

 

2010

2011

2012

TNO

Jaarlijkse arbeidskosten per werknemer (EUR)

12 449

14 015

17 296

15 525

Index (2010 = 100)

100

113

139

125

c)   Winstgevendheid en rendement van investeringen

(152)

In de beoordelingsperiode verbeterde de winstgevendheid van de verkoop op de EU-markt van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, uitgedrukt als percentage van de netto-omzet, van een verlies van 7 % in 2010 naar een winst van bijna 1 % in het TNO. Preciezer gezegd, daalde het verlies van de in de steekproef opgenomen EU-producenten van 7,3 % in 2010 tot 5 % in 2011 en 0,6 % in 2012, waarna zij in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een kleine winst van 0,8 % boekten.

 

2010

2011

2012

TNO

Winstgevendheid EU-producenten (% van de nettoverkoop)

– 7,3 %

– 5,0 %

– 0,6 %

0,8 %

Index (2010 = 100)

– 100

– 69

– 8

12

Rendement van investeringen (winst in % van de nettoboekwaarde van de investeringen)

– 19,2 %

– 11,8 %

0,5 %

4,3 %

Index (2010 = 100)

– 100

– 62

3

22

Bron: Onderzoek

(153)

De stijging van de winstgevendheid kan worden verklaard door het feit dat de verkoopprijzen in de loop van de beoordelingsperiode met 2 % toenamen, terwijl de productiekosten (hoofdzakelijk warmgewalst breedband, dat goed is voor meer dan 60 % van de productiekosten) in dezelfde periode met 6 % afnamen, samen met een aanzienlijke daling van de jaarlijkse arbeidskosten. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren in staat om geleidelijk winstgevende prijzen te hanteren ten aanzien van hun afnemers op de markt van de Unie.

(154)

Het rendement van de investeringen („ROI”), uitgedrukt in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, liep grotendeels gelijk met de ontwikkeling van de winstgevendheid. Preciezer gezegd, verbeterde het ROI van een verlies van 19,2 % in 2010 en van 11,8 % in 2011 tot een winst van 0,5 % in 2012 en van 4,3 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

d)   Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken

(155)

De nettokasstroom uit ondernemingsactiviteiten bedroeg in 2010 ongeveer – 44 miljoen EUR. Dit cijfer steeg tot ongeveer – 7 miljoen EUR in 2011, bijna 17 miljoen EUR in 2012, en ongeveer 20 miljoen EUR in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Geen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie gaf aan dat zij problemen hadden met het verkrijgen van kapitaal. De verbetering kan worden verklaard door de daling van de productiekosten en arbeidskosten en de geringe stijging van de prijzen.

 

2010

2011

2012

TNO

Kasstroom (eigen merk en merk detailhandelaar) (EUR)

– 44 322 891

– 7 033 547

16 927 597

20 202 074

Index (2010 = 100)

– 100

– 16

38

46

Bron: Onderzoek

e)   Investeringen

(156)

De jaarlijkse investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie van het soortgelijke product daalden in 2011 met 34 %, stegen in 2012 met 90 procentpunten en daalden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 59 procentpunten. De investeringen in de beoordelingsperiode daalden met 3 %; de investeringen kwamen ten goede aan het onderhoud en de vernieuwing van bestaande apparatuur, en niet aan capaciteitsuitbreiding.

 

2010

2011

2012

TNO

Netto-investeringen (EUR)

1 149 094

757 750

1 789 210

1 111 661

Index (2010 = 100)

100

66

156

97

Bron: Onderzoek

5.   Conclusie over schade

(157)

Een aantal indicatoren, met name de financiële indicatoren, is tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk verbeterd. De winstgevendheid verbeterde van een verlies van meer dan 7 % naar een winst van 0,8 %, die echter nog steeds beneden de streefwinst van 5 % van het voorgaande onderzoek ligt. Het rendement op investeringen verbeterde van een verlies van meer dan 19 % naar een winst van meer dan 4 % en de kasstroom verbeterde van – 44 miljoen EUR tot 20 miljoen EUR. Deze factoren wijzen erop dat de bedrijfstak zich ten dele wist te herstellen.

(158)

Een aantal andere indicatoren vertoonde tussen 2010 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek echter een negatieve trend. De omvang van de productie daalde met 37 %, de bezettingsgraad daalde met 25 %, de omvang van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de EU daalde met 40 %, het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde met 12 procentpunten en de werkgelegenheid daalde met 43 %.

(159)

De antidumpingmaatregelen hebben hun doel gedeeltelijk bereikt door een deel van de schade die de bedrijfstak van de Unie ondervond als gevolg van de invoer met dumping vanuit de betrokken landen weg te nemen. De bedrijfstak van de Unie is weer enigszins winstgevend geworden, maar dit ging ten koste van haar marktaandeel op de markt van de Unie. De bedrijfstak van de Unie is erin geslaagd om zijn financiële situatie te verbeteren door te kiezen voor hogere prijzen in plaats van een hoger volume. Bijgevolg is het duidelijk dat de bedrijfstak van de Unie zich nog niet volledig heeft hersteld van de gevolgen van de eerdere dumping en zich nog steeds in een zwakke situatie bevindt, waardoor hij zeer kwetsbaar blijft voor elke herhaling van invoer met dumping.

(160)

Zelfs als de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie als aanmerkelijke schade wordt aangemerkt, kan deze niet aan de invoer uit de betrokken landen worden toegeschreven. De drie betrokken landen (voor Oekraïne is uit het onderzoek gebleken dat er geen gevaar voor herhaling van dumping is) vertegenwoordigen op de markt van de Unie samen een marktaandeel van minder dan 1 %. Aangezien vanuit de betrokken landen geen druk op de prijzen wordt uitgeoefend, kon de bedrijfstak van de Unie de prijzen handhaven op een niveau dat voldoende is om winstgevend zijn, hoewel dit niveau aanzienlijk onder de streefwinst ligt.

F.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN DE SCHADE

1.   De invoer uit de VRC, Belarus en Rusland

(161)

Uit bovenstaande ontwikkelingen blijkt dat de antidumpingmaatregelen gedeeltelijk hebben geleid tot het beoogde resultaat van opheffing van de door producenten in de Unie geleden schade. Anderzijds laat de negatieve ontwikkeling van een aantal schade-indicatoren zien dat de bedrijfstak zich nog steeds in een zeer kwetsbare situatie bevindt.

(162)

Zoals hierboven is aangegeven, beschikken de exporteurs in elk van de drie betrokken landen over de nodige reservecapaciteit om hun uitvoer zeer snel te vergroten. Gezien de lucratievere prijzen op de markt van de EU vergeleken met de markten van sommige derde landen is het waarschijnlijk dat aanzienlijke hoeveelheden die momenteel naar deze landen worden uitgevoerd, zullen worden verlegd naar de markt van de EU als de antidumpingmaatregelen vervallen. Deze stijging van de invoer met dumping tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden, zal de prijsdruk op de markt van de Unie waarschijnlijk vergroten, wat de reeds kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie verder zou doen verslechteren. Een dergelijke abrupte ontwikkeling werd al in het voorgaande onderzoek geconstateerd, toen het marktaandeel van de invoer in de EU vanuit de drie landen in slechts drie en een half jaar verdrievoudigde, namelijk van 6,2 % in 2004 tot 18,7 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007). De producenten-exporteurs in de VRC, Belarus en Rusland hebben dus reeds laten zien dat zij de hoeveelheden die zij naar de Unie uitvoeren, snel kunnen opvoeren.

(163)

Op basis van het bovenstaande kan derhalve worden geconcludeerd dat er kans op herhaling van de schade bestaat als de maatregelen worden ingetrokken.

2.   Invoer uit Oekraïne

(164)

Rekening houdend met de conclusie dat voortzetting dan wel herhaling van dumping uit Oekraïne onwaarschijnlijk is, is geen verdere analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade nodig.

G.   BELANG VAN DE UNIE

(165)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd is met het belang van de hele Unie. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een evaluatie van alle verschillende betrokken belangen. Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.

1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(166)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie nog steeds zeer kwetsbaar is. De antidumpingmaatregelen hebben hun doel gedeeltelijk bereikt door een deel van de schade die de bedrijfstak van de Unie ondervond als gevolg van de invoer met dumping vanuit de betrokken landen, weg te nemen. De bedrijfstak van de Unie is weer enigszins winstgevend geworden, maar dit ging ten koste van haar marktaandeel op de markt van de Unie. De bedrijfstak van de Unie is er in geslaagd om zijn financiële situatie te verbeteren door te kiezen voor hogere prijzen in plaats van een hoger volume. De beëindiging van de maatregelen zal de prijsdruk op de markt van de Unie verhogen en weer tot verliezen leiden. Het is derhalve in het belang van de bedrijfstak van de Unie dat de maatregelen gehandhaafd blijven.

2.   Belang van de importeurs en gebruikers

(167)

De Commissie heeft met meer dan 100 gebruikers en niet-verbonden importeurs in de Unie contact opgenomen en om hun medewerking gevraagd, maar zij hebben niet gereageerd. Dit kan worden verklaard door de zeer kleine omvang van de uitvoer van elk van de betrokken landen naar de markt van de Unie. In ieder geval zijn er geen factoren die erop wijzen dat de importeurs of gebruikers onevenredig zwaar getroffen zouden worden als de maatregelen worden verlengd.

(168)

Gelet op het voorgaande wordt derhalve geoordeeld dat de verlenging van de maatregelen waarschijnlijk geen ingrijpende gevolgen voor de situatie van de importeurs en de gebruikers in de Unie zal hebben.

3.   Risico van schaarste/concurrentie op de EU-markt

(169)

Het verbruik in de EU is in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 28 % afgenomen tot ongeveer 400 000 ton. De capaciteit van de bedrijfstak van de Unie was in de beoordelingsperiode steeds groter dan de vraag in de Unie en bereikte in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een niveau van bijna 1 500 000 ton. Er is voldoende concurrentie tussen de EU-producenten. Bovendien opereerde de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op een bezettingsgraad van slechts 19 %, aangezien hij met dezelfde productie-installaties verschillende producten vervaardigt (het betrokken product en andere producten zoals holle profielen). Daarom beschikt de bedrijfstak van de Unie in het geval van een toename van de vraag over de reservecapaciteit om zijn productie te verhogen door zijn productaanbod te wijzigen. Invoer uit andere derde landen waarop geen maatregelen van toepassing zijn, met name India en Turkije, kan ook in een deel van de vraag voorzien.

(170)

Gelet op bovenstaande overwegingen kan niet worden geconcludeerd dat handhaving van de antidumpingmaatregelen waarschijnlijk zal leiden tot schaarste op de markt van de EU of tot minder concurrentie op die markt.

4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(171)

Uit het bovenstaande blijkt dat de negatieve gevolgen van voortzetting van de maatregelen beperkt zullen zijn en in geen geval buiten verhouding zullen staan tot de voordelen van verlenging van de maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie.

H.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(172)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wilde aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven. Zij konden hierover ook binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden.

(173)

Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werden ingesteld op de invoer van bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet-gelegeerd staal van oorsprong uit Belarus, de VRC en Rusland moeten worden gehandhaafd. Er wordt aan herinnerd dat deze maatregelen uit ad-valoremrechten van verschillende hoogte bestaan.

(174)

Wat Oekraïne betreft, moeten de maatregelen worden ingetrokken en moet de procedure worden beëindigd, aangezien uit de bevindingen is gebleken dat voortzetting of herhaling van dumping niet waarschijnlijk is (zie de overwegingen 17 en 118).

(175)

De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in de verordening met naam worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product dat door deze ondernemingen en dus door de specifiek vermelde juridische entiteiten is vervaardigd. Deze rechten zijn niet van toepassing op het ingevoerde betrokken product dat is geproduceerd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(176)

Een onderneming die haar naam wijzigt, mag vragen deze individuele antidumpingrechten te blijven toepassen. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (5). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om het recht te genieten dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming geen invloed heeft op het recht om het recht te genieten dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(177)

Deze verordening is in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op gelaste buizen en pijpen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met rond profiel, met een uitwendige diameter van niet meer dan 168,3 mm, met uitzondering van de buizen en pijpen van de soort gebruikt voor olie- of gasleidingen, bekledingsbuizen (casings) en exploitatiebuizen (tubings) van de soort gebruikt bij de olie- of gaswinning, precisiebuizen en buizen en pijpen die voorzien zijn van hulpstukken voor gas- of vloeistofleidingen voor gebruik in de burgerluchtvaart, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7306 30 41, ex 7306 30 49, ex 7306 30 72 en ex 7306 30 77 (Taric-codes 7306304120, 7306304920, 7306307280 en 7306307780), van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China en Rusland.

2.   Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, voor het in lid 1 omschreven product dat door onderstaande ondernemingen wordt geproduceerd, is als volgt:

Land

Onderneming

Antidum-pingrecht

Aanvullende Taric-code

VRC

Alle ondernemingen

90,6 %

Rusland

TMK Group (Seversky Pipe Plant Open Joint Stock Company en Joint Stock Company Taganrog Metallurgical Works)

16,8 %

A892

OMK Group (Open Joint Stock Company Vyksa Steel Works en Joint Stock Company Almetjvesk Pipe Plant)

10,1 %

A893

Alle andere ondernemingen

20,5 %

A999

Belarus

Alle ondernemingen

38,1 %

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

De antidumpingprocedure betreffende de invoer van het product als bedoeld in artikel 1, lid 1, van oorsprong uit Oekraïne, wordt hierbij beëindigd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 343 van 19.12.2008, blz. 1.

(3)  PB C 136 van 15.5.2013, blz. 25.

(4)  PB C 372 van 19.12.2013, blz. 21.

(5)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.


27.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/31


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/111 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2015

tot vaststelling van maatregelen ter verlichting van een ernstige bedreiging voor de instandhouding van het zeebaarsbestand (Dicentrarchus labrax) in de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 kunnen noodmaatregelen worden genomen om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met een ernstige bedreiging voor de instandhouding van biologische rijkdommen van de zee. Om het hoofd te bieden aan die bedreiging, kan de Commissie op gemotiveerd verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief dergelijke noodmaatregelen vaststellen in de vorm van onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen die voor een termijn van ten hoogste zes maanden van toepassing zijn.

(2)

Volgens wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) heeft zeebaars (Dicentrarchus labrax) in de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee (ICES-sectoren IVb, c en VIIa, d-h) te lijden onder een snelle afname van de biomassa als gevolg van een combinatie van dalende rekrutering en stijgende visserijsterfte. De paaibiomassa ontwikkelt zich in de richting van het laagste niveau dat tot dusver is geconstateerd. De visserijsterfte ligt momenteel bijna vier keer zo hoog als het niveau dat het bestand aankan. Daarom adviseert de ICES om maatregelen ten uitvoer te leggen om de visserijsterfte voor het hele bestand aanzienlijk te reduceren.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie bij brief van 19 december 2014 verzocht om op grond van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 maatregelen te nemen om ICES-gebied VIIe in de periode januari tot en met april 2015 te sluiten voor op zeebaars gerichte pelagische visserijen teneinde de visserijdruk te verminderen door de paaibestanden van zeebaars te beschermen. Het verzoek is meegedeeld aan België, Frankrijk, Ierland, Nederland en aan de adviesraad voor de noordwestelijke wateren en die voor de Noordzee. België, Frankrijk en Nederland hebben hun opmerkingen toegezonden aan de Commissie.

(4)

De opmerkingen van Frankrijk hebben betrekking op de toepasbaarheid van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, op door visserijactiviteiten veroorzaakte bedreigingen en de procedure, op het bewijs voor een ernstige bedreiging en op het risico van discriminatie tussen visserijen. België reageerde positief op het Britse verzoek. Nederland stelde voor om de maatregelen uit te breiden tot grotere gebieden en meer visserijen. Met betrekking tot de werkingssfeer en de procedure van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet worden opgemerkt dat deze bepaling niet beperkt is tot een specifieke oorzaak en dus op om het even welke bedreiging kan worden toegepast, ongeacht of deze wordt veroorzaakt door visserijactiviteiten of door andere factoren, en moet er tevens op worden gewezen dat de termijnen die in dat artikel worden voorgeschreven, gerechtvaardigd zijn vanwege de dringende noodzaak de ernstige bedreiging het hoofd te bieden. Het bewijs voor een ernstige bedreiging van zeebaars in het onderhavige geval is gebaseerd op wetenschappelijke gegevens, zoals hieronder wordt uiteengezet.

(5)

In de periode december-april verzamelen zeebaarzen zich in bepaalde gebieden om er te paaien. Het zeebaarsbestand hangt af van deze reproductiefase. De gerichte visserij op deze paaibestanden gedurende die periode draagt in aanzienlijke mate bij tot de algemene visserijsterfte van het bestand en met name tot de daling van het aantal volwassen vissen die zich met succes kunnen voortplanten. De vangststatistieken bevestigen dat bij die visserij vooral volwassen vissen aan het bestand worden onttrokken, die daardoor niet meer kunnen bijdragen tot de reproductie van dit bestand.

(6)

Volgens de wetenschappelijke beoordeling door de ICES en het WTECV is de commerciële visserij door pelagische trawlers verantwoordelijk voor meer dan 25 % van de visserijsterfte.

(7)

De instandhouding van biologische rijkdommen van de zee wordt ernstig bedreigd wanneer het risico bestaat dat de reproductiecapaciteit van het bestand ernstig in gevaar komt als gevolg van een scherpe daling van de paaibiomassa, gecombineerd met de voortzetting van de gerichte visserij, die het paaibestand onherstelbare schade kan toebrengen. Volgens de Commissie is er sprake van naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, omdat 1) het paaiseizoen is begonnen en 2) de visserij op deze paaibestanden eveneens van start is gegaan. Uit wetenschappelijk bewijsmateriaal blijkt dat het noodzakelijk is om tijdens het lopende paaiseizoen van zeebaars onmiddellijke actie te ondernemen in de vorm van maatregelen die onmiddellijk van toepassing worden en van kracht blijven tot en met 30 april 2015.

(8)

Daarom moeten dringend maatregelen worden genomen om de gerichte pelagische trawlvisserij op zeebaars te verbieden gedurende het zeer gevoelige paaiseizoen tussen januari en 30 april 2015. Verder uitstel van de bescherming van het bestand zou de doeltreffendheid van de noodmaatregelen aanzienlijk reduceren of zelfs helemaal tenietdoen. Om deze maatregelen nog doeltreffender te maken, moet de marktdeelnemers worden verboden zich akkoord te verklaren met het overladen en aanlanden van zeebaars die tijdens de periode van toepassing van deze verordening is gevangen.

(9)

Om de geografisch sterk verspreide paaibestanden doeltreffend te beschermen, moeten de noodmaatregelen van toepassing zijn op pelagische trawlvisserijen in het volledige verspreidingsgebied van het bestand, d.w.z. de Keltische Zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke deel van de Noordzee (ICES-sectoren IVb, c en VIIa, d-h). Aangezien niet volledig vastligt hoe het bestand precies is verspreid, moeten ook de ICES-gebieden VIIj, k onder de maatregelen vallen om te voorkomen dat de visserijactiviteit wordt verplaatst.

(10)

De door Frankrijk voorgestelde alternatieve maatregelen zouden vanwege de onzekere doeltreffendheid ervan niet hetzelfde resultaat bereiken als de maatregelen in de onderhavige verordening. Voorts is het mogelijk dat, met het oog op extra bescherming van het zeebaarsbestand, in een latere fase aanvullende maatregelen moeten worden vastgesteld met betrekking tot de impact van andere visserijen.

(11)

Uit door Frankrijk verstrekte informatie blijkt dat vaartuigen die gebruikmaken van pelagisch vistuig met een maaswijdte tussen 32 en 69 mm, niet gericht op zeebaars vissen en dat bijvangsten van die vaartuigen een minimale impact op het bestand hebben.

(12)

Aangezien het zeebaarsbestand in de gebieden waarvoor de onderhavige maatregelen van toepassing zijn, zich in een toestand bevindt die voldoet aan alle criteria betreffende naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met een ernstige bedreiging voor de instandhouding van dit bestand, kan de Commissie op grond van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op eigen initiatief de in de onderhavige verordening opgenomen maatregelen vaststellen en kan zij hierin verder gaan dan door het Verenigd Koninkrijk is gevraagd.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden voor het zeebaarsbestand in de ICES-sectoren IVb, c, VIIa, d-k noodmaatregelen vastgesteld om de dreigende, ernstige schade aan dat bestand te verlichten.

Artikel 2

Maatregelen

Tijdens de periode van toepassing van deze verordening is het verboden om in de ICES-sectoren IVb, c, VIIa, d-k op zeebaars (Dicentrarchus labrax) te vissen met pelagische trawls (OTM-pelagische ottertrawls en PTM-pelagische spantrawls) met een maaswijdte in de kuil van 70 mm of meer.

Bovendien is het voor vaartuigen die deze soorten vistuig gebruiken, verboden om zeebaars die in de periode van toepassing van deze verordening in de hierboven genoemde gebieden is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

De lidstaten stellen de Commissie 14 dagen na elke maand in kennis van de met pelagisch vistuig (OTM of PTM) bovengehaalde zeebaarsvangsten.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing tot en met 30 april 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.


27.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/34


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/112 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EG

340,0

IL

160,5

MA

109,9

TR

147,7

ZZ

189,5

0707 00 05

JO

229,9

TR

174,5

ZZ

202,2

0709 93 10

MA

227,9

TR

214,8

ZZ

221,4

0805 10 20

EG

47,8

MA

62,4

TN

53,6

TR

66,4

ZZ

57,6

0805 20 10

IL

102,5

MA

90,9

ZZ

96,7

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

EG

87,6

IL

110,1

JM

118,0

MA

140,2

TR

118,6

ZZ

114,9

0805 50 10

TR

63,9

ZZ

63,9

0808 10 80

BR

65,4

CL

89,3

MK

26,7

US

184,8

ZZ

91,6

0808 30 90

CL

265,9

US

138,7

ZZ

202,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


27.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/36


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/113 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2015

tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 bepaalde hoeveelheden in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 voor de sector eieren en ovalbumine geopende tariefcontingenten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, en met name artikel 188 (1), leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector eieren en ovalbumine.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moeten de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, worden vastgesteld en toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 539/2007 en die aan de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine (PB L 128 van 16.5.2007, blz. 19).


BIJLAGE

Volgnummer

Niet aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 beschikbare hoeveelheden

(in kg-equivalent eieren in de schaal)

09.4015

108 000 000

09.4401

3 632 368

09.4402

9 854 500


27.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/38


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/114 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2015

tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 bepaalde hoeveelheid in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 536/2007 geopende tariefcontingent voor vlees van pluimvee van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 536/2007 van de Commissie (2) is een jaarlijks tariefcontingent geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moeten de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, worden vastgesteld en toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 536/2007 en die aan de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 536/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een aan de Verenigde Staten van Amerika toegewezen tariefcontingent voor vlees van pluimvee (PB L 128 van 16.5.2007, blz. 6).


BIJLAGE

Volg-nummer

Niet aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 beschikbare hoeveelheden

(in kg)

09.4169

16 008 750


27.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/40


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/115 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2015

tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, en met name artikel 188 (1), leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 zijn ingediend, zijn kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moeten de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, worden vastgesteld en toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 1384/2007 en die aan de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 1384/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2398/96 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël (PB L 309 van 27.11.2007, blz. 40).


BIJLAGE

Volg-nummer

Niet aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 beschikbare hoeveelheden.

(in kg)

09.4091

140 000

09.4092

830 000


BESLUITEN

27.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/42


BESLUIT (EU) 2015/116 VAN DE RAAD

van 26 januari 2015

houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 300, lid 3, en artikel 305,

Gezien het Besluit 2014/930/EU van de Raad van 16 december 2014 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's (1),

Gezien de voordrachten van de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 300, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) stelt als voorwaarde om lid of plaatsvervanger van het Comité van de Regio's te zijn, dat men vertegenwoordiger van de regionale en lokale gemeenschappen moet zijn en bovendien „in een regionaal of lokaal lichaam gekozen [moet] zijn of politieke verantwoording schuldig [moet] zijn aan een gekozen vergadering”.

(2)

Artikel 305 van het VWEU stelt het aantal leden van het Comité van de Regio's vast en bepaalt dat een gelijk aantal plaatsvervangers door de Raad voor vijf jaar wordt benoemd overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten.

(3)

De ambtstermijn van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's verstrijkt op 25 januari 2015; er dienen dus nieuwe leden en plaatsvervangers te worden benoemd.

(4)

Die benoeming wordt op een later tijdstip gevolgd door de benoeming van de overige leden en plaatsvervangers wier voordracht niet vóór 22 januari 2015 aan de Raad is meegedeeld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het Comité van de Regio's worden voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 benoemd:

tot lid, de personen die per lidstaat zijn vermeld in de lijst in bijlage I;

tot plaatsvervanger, de personen die per lidstaat zijn vermeld in de lijst in bijlage II.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

E. RINKĒVIČS


(1)  PB L 365 van 19.12.2014, blz. 143.


BIJLAGE I

ПРИЛОЖЕНИЕ I — ANEXO I — PŘÍLOHA I — BILAG I — ANHANG I — I LISA

ΠΑΡΑΡΤΗΜΑ Ι — ANNEX I — ANNEXE I — PRILOG I — ALLEGATO I — I PIELIKUMS

I PRIEDAS — I. MELLÉKLET — ANNESS I — BIJLAGE I — ZAŁĄCZNIK I

ANEXO I — ANEXA I — PRÍLOHA I — PRILOGA I — LIITE I — BILAGA I

Членове/Miembros/Členové/Medlemmer/Mitglieder/Liikmed

Μέλη/Members/Membres/Članovi/Membri/Locekļi

Nariai/Tagok/Membri/Leden/Członkowie

Membros/Membri/Členovia/Člani/Jäsenet/Ledamöter

BELGIË/BELGIQUE/BELGIEN

 

Mr Jan DURNEZ

Vlaams Volksvertegenwoordiger

 

Mr Alain HUTCHINSON

Conseiller communal et échevin à Saint-Gilles

 

Mr Hicham IMANE

Député wallon

 

Mr Jean François ISTASSE

Conseiller communal

 

Mr Karl-Heinz LAMBERTZ

Mitglied des Parlamentes der Deutschsprachigen Gemeinschaft

 

Mr Michel LEBRUN

Conseiller communal à Viroinval

 

Mr Bartolomeus (Bart) SOMERS

Vlaams Volksvertegenwoordiger

 

Mr Luc VAN DEN BRANDE

voorzitter Raad van Bestuur Vlaams — Europees Verbindingsagentschap (VLEVA)

 

Mr Karl VANLOUWE

Vlaams Volksvertegenwoordiger

 

Mr Karim VAN OVERMEIRE

Vlaams Volksvertegenwoordiger

 

Mr Jean-Luc VANRAES

Gemeenteraadslid in Ukkel en voorzitter van het OCMW

 

Ms Olga ZRIHEN

Députée wallonne

БЪЛГАРИЯ

 

Mr Hasan AZIS

Mayor of Kardjali Municipality

 

Ms Tanya HRISTOVA

Mayor of Gabrovo Municipality

 

Mr Vladimir KISSIOV

Councillor, Municipality of Sofia

 

Mr Krassimir KOSTOV

Mayor of Shumen Municipality

 

Mr Madzhid MANDADZHA

Mayor of Stambolovo Municipality

 

Mr Krasimir MIREV

Mayor of Targovishte Municipality

 

Mr Vladimir MOSKOV

Mayor of Gotse Delchev Municipality

 

Ms Detelina NIKOLOVA

Mayor of Dobrich Municipality

 

Mr Beytula SALI

Mayor of Samuil Municipality

 

Mr Zhivko TODOROV

Mayor of Stara Zagora Municipality

 

Mr Lyudmil VESSELINOV

Mayor of Popovo Municipality

 

Mr Zlatko ZHIVKOV

Mayor of Montana Municipality

ČESKÁ REPUBLIKA

 

Mr Ondřej BENEŠÍK

councillor of Strání municipality

 

Ms Štěpánka FRAŇKOVÁ

councillor of the City of Pardubice

 

Mr Dan JIRÁNEK

councillor of the City of Kladno

 

Mr Stanislav JURÁNEK

councillor of Jihomoravský Region

 

Ms Adriana KRNÁČOVÁ

councillor of the City of Prague

 

Mr Roman LÍNEK

councillor of Pardubický Region

 

Mr Josef NOVOTNÝ

councillor of Karlovarský Region

 

Mr Petr OSVALD

councillor of the City of Plzeň

 

Mr Martin PŮTA

councillor of Liberecký Region

 

Ms Jana VAŇHOVÁ

councillor of Ústecký Region

 

Mr Oldřich VLASÁK

councillor of the City of Hradec Králové

 

Mr Jiří ZIMOLA

councillor of the South Bohemian Region

DANMARK

 

Mr Per BØDKER ANDERSEN

Councillor

 

Mr Erik FLYVHOLM

Mayor

 

Mr Jens Christian GJESING

Second Deputy Mayor

 

Mr Jens Bo IVE

Mayor

 

Mr Thomas KASTRUP-LARSEN

Mayor

 

Mr Jess LAURSEN

Regional Councillor

 

Mr Henrik Ringbæk MADSEN

Regional Councillor

 

Mr Karsten Uno PETERSEN

Regional Councillor

 

Mr Mark PERERA CHRISTENSEN

Second Deputy Mayor

DEUTSCHLAND

 

Frau Barbara DUDEN

Mitglied der Hamburgischen Bürgerschaft

 

Frau Hella DUNGER-LÖPER

Staatssekretärin, Bevollmächtigte des Landes Berlin beim Bund und Europabeauftragte

 

Herr Hans-Jörg DUPPRÉ

Landrat des Landkreises Südwestpfalz

 

Herr Peter FRIEDRICH

minister für Bundesrat, Europa und internationale Angelegenheiten; Baden-Württemberg

 

Frau Ulrike HILLER

Mitglied des Senats, Bevollmächtigte der Freien Hansestadt Bremen beim Bund und für Europa

 

Frau Birgit HONÉ

Staatssekretärin für Europa und Regionale Landesentwicklung, Niedersächsische Staatskanzlei

 

Frau Jacqueline KRAEGE

Staatssekretärin, Bevollmächtigte des Landes Rheinland-Pfalz beim Bund und für Europa, für Medien und Digitales

 

Frau Uta-Maria KUDER

Mitglied der Landesregierung von Mecklenburg-Vorpommern, Justizministerin

 

Frau Helma KUHN-THEIS

Mitglied des Gemeinderates Weiskirchen

 

Herr Heinz LEHMANN

Mitglied des Sächsischen Landtags

 

Dr. Helmuth MARKOV

Mitglied der Landesregierung Brandenburg, minister der Justiz und für Europa und Verbraucherschutz

 

Dr. Beate MERK

Staatsministerin für Europaangelegenheiten und regionale Beziehungen des Freistaates Bayern

 

Frau Dagmar MÜHLENFELD

Oberbürgermeisterin der Stadt Mülheim an der Ruhr

 

Herr Detlef MÜLLER

Mitglied des Landtages Mecklenburg-Vorpommern

 

Dr. Martina MÜNCH

Mitglied des Landtages Brandenburg

 

Frau Regina POERSCH

Mitglied des Landtages von Schleswig-Holstein

 

Herr Wolfgang SCHMIDT

Staatsrat der Senatskanzlei, Bevollmächtigter des Senats der Freien und Hansestadt Hamburg beim Bund, bei der Europäischen Union und für auswärtige Angelegenheiten

 

Dr. Michael SCHNEIDER

Staatssekretär, Bevollmächtigter das Landes Sachsen-Anhalt beim Bund

 

Herr Tilman TÖGEL

Mitglied des Landtages von Sachsen-Anhalt

 

Herr Markus TÖNS

Mitglied des Landtags Nordrhein-Westfalen

 

Herr Hans-Josef VOGEL

Bürgermeister der Stadt Arnsberg

 

Herr Mark WEINMEISTER

Staatssekretär für Europaangelegenheiten, Land Hessen

 

Dr. Babette WINTER

Staatssekretärin für Europa und Kultur in der Thüringer Staatskanzlei

EESTI

 

Ms Urve ERIKSON

Member of Tudulinna Rural Municipality Council

 

Mr Mihkel JUHKAMI

Mayor of Rakvere City

 

Mr Kurmet MÜÜRSEPP

Member of Antsla Rural Municipality Council

 

Mr Uno SILBERG

Member of Kose Rural Municipality Council

 

Mr Urmas SUKLES

Mayor of Haapsalu City

 

Mr Toomas VITSUT

Member of Tallinn City Council

ΕΛΛΑΣ

 

Mr Konstantinos AGORASTOS

Head of the Region of Thessaly

 

Mr Stavros ARNAOUTAKIS

Head of the Region of Crete

 

Mr Nikolaos CHIOTAKIS

Municipal Councillor of Kifissia

 

Mr Alexandros KAHRIMANIS

Head of the Region of Epirus

 

Mr Stavros KALAFATIS

Municipal Councillor of Thessaloniki

 

Mr Dimitrios KALOGEROPOULOS

Politically accountable to the Municipal Council of Maroussi

 

Mr Georgios KAMINIS

Mayor of Athens

 

Mr Apostolos KATSIFARAS

Head of the Region of Western Greece

 

Mr Ioannis KOURAKIS

Municipal Councillor of Heraklion

 

Mr Ioannis SGOUROS

Regional Councillor, Region of Attica

 

Mr Spyridon SPYRIDON

Municipal Councillor of Poros

 

Mr Apostolos TZITZIKOSTAS

Head of the Region of Central Macedonia

ESPAÑA

 

Da Rita BARBERÁ NOLLA

Alcaldesa de Valencia

 

Da Yolanda BARCINA ANGULO

Presidenta de Navarra

 

D. José Ramón BAUZÁ DÍAZ

Presidente del Gobierno de las Islas Baleares

 

D. Abel CABALLERO ÁLVAREZ

Alcalde de Vigo

 

Da Ma Dolores de COSPEDAL GARCÍA

Presidenta de la Junta de Comunidades de Castilla-La Mancha

 

Da Susana DÍAZ PACHECO

Presidenta de Andalucía

 

D. Alberto FABRA PART

Presidente de la Comunidad Valenciana

 

D. Javier FERNÁNDEZ FERNÁNDEZ

Presidente del Principado de Asturias

 

D. Alberto GARRE LÓPEZ

Presidente de Murcia

 

D. Ignacio GONZÁLEZ GONZÁLEZ

Presidente de Madrid

 

D. Francesc HOMS I MOLIST

Consejero de Presidencia

 

Da Nuria MARÍN MARTÍNEZ

Alcaldesa de Hospitalet de Llobregat

 

Da Cristina MAZAS PÉREZ-OLEAGA

Consejera de Economía, Hacienda y Empleo de Cantabria

 

D. José Antonio MONAGO TERRAZA

Presidente de la Junta de Extremadura

 

D. Alberto NÚÑEZ FEIJÓO

Presidente de la Xunta de Galicia

 

D. Paulino RIVERO BAUTE

Presidente del Gobierno de Canarias

 

Da Luisa Fernanda RUDÍ ÚBEDA

Presidenta de Aragón

 

D. Pedro SANZ ALONSO

Presidente de La Rioja

 

D. Iñigo de la SERNA HERNÁIZ

Alcalde de Santander

 

D. Iñigo URKULLU RENTERÍA

Presidente del Gobierno Vasco

 

Sr. D. Juan VICENTE HERRERA

Presidente de la Junta de Castilla y León

FRANCE

 

M. Jean-François BARNIER

Maire du Chambon-Feugerolles

 

M. Laurent BEAUVAIS

Président du Conseil régional de Basse-Normandie

 

M. Jacques BLANC

Maire de La Canourgue

 

Mme Danièle BOEGLIN

Vice-Présidente du Conseil général de l'Aube

 

Mme Claudette BRUNET-LECHENAULT

Vice-présidente du Conseil général de Saône-et-Loire

 

M. François DECOSTER

Conseiller régional du Nord-Pas-de-Calais

 

M. Michel DELEBARRE

Conseiller municipal de Dunkerque

 

M. Jean-Louis DESTANS

Président du Conseil général de l'Eure

 

Mme Rose-Marie FALQUE

Maire d'Azerailles

 

M. Claude GEWERC

Président du Conseil régional de Picardie

 

M. Pierre HUGON

Vice-président du Conseil général de la Lozère

 

Mme Annabelle JAEGER

Conseillère régionale de Provence-Alpes-Côte d'Azur

 

Mme Anne-Marie KEISER

Vice-présidente du Conseil général de la Gironde

 

M. Pierre MAILLE

Président du Conseil général du Finistère

 

M. Pascal MANGIN

Conseiller régional d'Alsace

 

M. Charles MARZIANI

Vice-président du Conseil régional de Midi-Pyrénées

 

M. Pierrick MASSIOT

Président du Conseil régional de Bretagne

 

Mme Françoise MESNARD

Maire de Saint-Jean d'Angély

 

M. Jean-Vincent PLACE

Conseiller régional d'Île-de-France

 

M. Didier ROBERT

Président du Conseil régional de La Réunion

 

M. Stéphan ROSSIGNOL

Conseiller régional du Languedoc-Roussillon

 

M. Christophe ROUILLON

Maire de Coulaines

 

M. René SOUCHON

Président du Conseil régional d'Auvergne

 

M. Bernard SOULAGE

Vice-président du Conseil régional de Rhône-Alpes

HRVATSKA

 

Ms Snježana BUŽINEC

Mayor of the Municipality of Jakovlje

 

Mr Nikola DOBROSLAVIĆ

Prefect of Dubrovnik-Neretva County

 

Mr Valter FLEGO

Prefect of Istra County

 

Mr Bruno HRANIĆ

Mayor of the Municipality of Vidovec

 

Mr Danijel MARUŠIĆ

Prefect of Brod-Posavina County

 

Mr Vojko OBERSNEL

Mayor of the City of Rijeka

 

Ms Jelena PAVIČIĆ VUKIČEVIĆ

Councillor in the City of Zagreb Assembly

 

Mr Predrag ŠTROMAR

Prefect of Varaždin County

 

Mr Željko TURK

Mayor of the City of Zaprešić

IRELAND

 

Ms Maria BYRNE

Limerick City and County Council

 

Ms Kate FEENEY

Dun Laoghaire Rathdown County Council

 

Ms Mary FREEHILL

Dublin City Council

 

Mr Jerry LUNDY

Sligo County Council

 

Mr Kieran MCCARTHY

Cork City Council

 

Mr Hughie MCGRATH

Tipperary County Council

 

Mr Neale RICHMOND

Dun Laoghaire Rathdown County Council

 

Mr Enda STENSON

Leitrim County Council

 

Ms Rose CONWAY-WALSH

Mayo County Council

ITALIA

 

Sig. Giovanni ARDIZZONE

Consigliere regionale e Presidente della Assemblea regionale della Regione Siciliana

 

Sig. Matteo BESOZZI

Presidente Provincia di Novara

 

Sig. Matteo Luigi BIANCHI

Sindaco del Comune di Morazzone (VA)

 

Sig. Vincenzo BIANCO

Sindaco di Catania

 

Sig. Raffaele CATTANEO

Consigliere regionale e Presidente del Consiglio regionale della Regione Lombardia

 

Sig. Rosario CROCETTA

Presidente della Regione Siciliana

 

Sig. Luciano D'ALFONSO

Presidente della Regione Abruzzo

 

Sig. Mauro D'ATTIS

Consigliere comunale di Brindisi

 

Sig. Salvatore DE MEO

Sindaco di Fondi (LT)

 

Sig. Paolo DI LAURA FRATTURA

Presidente della Regione Molise

 

Sig.ra Micaela FANELLI

Sindaco del Comune di Riccia (CB)

 

Sig. Piero FASSINO

Sindaco del Comune di Torino

 

Sig. Domenico GAMBACORTA

Presidente Provincia di Avellino

 

Sig. Franco IACOP

Consigliere regionale e Presidente del Consiglio regionale della Regione Friuli Venezia Giulia

 

Sig. Arno KOMPATSCHER

Presidente e Consigliere della Provincia Autonoma di Bolzano

 

Sig.ra Catiuscia MARINI

Presidente della Regione Umbria

 

Sig. Ignazio MARINO

Sindaco di Roma Capitale

 

Sig. Alessandro PASTACCI

Presidente Provincia di Mantova

 

Sig. Francesco PIGLIARU

Presidente della Regione Sardegna

 

Sig. Augusto ROLLANDIN

Presidente della Regione autonoma della Valle D'Aosta

 

Sig. Enrico ROSSI

Presidente della Regione Toscana

 

Sig.ra Simonetta SALIERA

Consigliere regionale e Presidente dell'Assemblea regionale della Regione Emilia-Romagna

 

Sig. Luca ZAIA

Presidente della Regione Veneto

 

Sig. Nicola ZINGARETTI

Presidente della Regione Laziο

ΚΥΠΡΟΣ

 

Mr George GEORGIOU

Mayor of Kato Polemidia

 

Mr Louis KOUMENIDES

President of the Community Council of Kato Lefkara

 

Ms Eleni LOUCAIDES

Deputy Mayor of Nicosia

 

Ms Louisa MAVROMMATI

Deputy Mayor of Engomi

 

Mr Charalampos PITTAS

Mayor of Morfou

LATVIJA

 

Ms Inga BĒRZIŅA

Member of Kuldīga Municipal Council

 

Ms Ligita GINTERE

Member of Jaunpils Municipal Council

 

Mr Andris JAUNSLEINIS

Member of Ventspils Municipal Council

 

Mr Aleksandrs LIELMEŽS

Member of Mālpils Municipal Council

 

Mr Leonīds SALCEVIČS

Member of Jēkabpils City Council

 

Mr Dainis TURLAIS

Member of Rīga City Council

 

Mr Jānis VĪTOLIŅŠ

Member of Ventspils City Council

LIETUVA

 

Mr Arnoldas ABRAMAVIČIUS

Member of Zarasai District Municipal Council

 

Mr Vytautas GRUBLIAUSKAS

Member of Klaipėda City Municipal Council

 

Mr Vytautas KANEVIČIUS

Member of Kazlų Rūda Municipal Council

 

Mr Virginijus KOMSKIS

Member of Pagėgiai Municipal Council

 

Mr Andrius KUPČINSKAS

Member of Kaunas City Municipal Council

 

Mr Ričardas MALINAUSKAS

Member of Druskininkai Municipal Council

 

Mr Mindaugas SINKEVIČIUS

Member of Jonava District Municipal Council

 

Mr Vytautas VIGELIS

Member of Švenčionys District Municipal Council

 

Mr Povilas ŽAGUNIS

Member of Panevėžys District Municipal Council

LUXEMBOURG

 

Madame Simone BEISSEL

échevin de la Ville de Luxembourg

 

Monsieur Roby BIWER

membre du conseil communal de la Commune de Bettembourg

 

Madame Agnès DURDU

membre du conseil communal de la Commune de Wincrange

 

Monsieur Ali KAES

bourgmestre de la Commune de Tandel

 

Monsieur Marc SCHAEFER

bourgmestre de la Commune de Vianden

MAGYARORSZÁG

 

Mr János ÁRGYELÁN

Representative of County Council of Fejér Megye

 

Mr István DR. BÓKA

Mayor of Balatonfüred

 

Mr Róbert DUDÁS

Mayor of Village Mátraballa

 

Mr Jácint HORVÁTH

Representative of Local Government of Nagykanizsa with county rights

 

Mr László Lóránt DR. KERESZTES

Representative Of Local Government of Pécs with county rights

 

Mr Raymund KOVÁCS

Representative Of Local Government of District 16 of Budapest

 

Ms Anna MAGYAR

Vice-President of County Council of Csongrád Megye

 

Mr László MAJTHÉNYI

President of County Council of Vas Megye

 

Mr József RIBÁNYI

Vice-President of County Council of Tolna Megye

 

Mr Oszkár SESZTÁK

President of County Council of Szabolcs-Szatmár-Bereg Megye

 

Mr Róbert SZABÓ

President of County Council of Heves Megye

 

Mr Zoltán VARGA

Representative of County Council of Békés Megye

MALTA

 

Dr. Samuel AZZOPARDI

Mayor of Rabat, Gozo

 

Mr Peter BONELLO

Mayor of San Ġiljan

 

Mr Joseph CORDINA

Mayor of Xaghra

 

Mr Paul FARRUGIA

Mayor of Ħal Tarxien

 

Dr. Marc SANT

Councillor, Ħal Lija Local Council

NEDERLAND

 

Mr R.E. (Ralph) DE VRIES

member of the Executive Council of the Province of Utrecht

 

Mr A. (Bert) GIJSBERTS

member of the Executive Council of the Province of Flevoland

 

Mr O. (Onno) HOES

mayor of Maastricht

 

Mr J.F.M. (Hans) JANSSEN

mayor of Oisterwijk

 

Mrs A. (Annemiek) JETTEN

mayor of Sluis

 

Mr C.H.J. (Cor) LAMERS

mayor of Schiedam

 

Mr H.J.J. (Henri) LENFERINK

mayor of Leiden

 

Mrs W.H. (Hester) MAIJ

member of the Executive Council of the Province of Overijssel

 

Mr W.B.H.J. (Wim) VAN DE DONK

Governor chair of the Council and of the Executive Council of the Province of Noord-Brabant

 

Mr R.A.M. (Rogier) VAN DER SANDE

member of the Executive Council of the Province of Zuid-Holland

 

Mr G.A.A. (Bas) VERKERK

mayor of Delft

 

Mr B.S. (Bote) WILPSTRA

member of the Executive Council of the Province of Groningen

ÖSTERREICH

 

Herr Landesrat Dr. Christian BUCHMANN

Regierungsmitglied mit politischer Verantwortung gegenüber dem Landtag (Mitglied der Steirischen Landesregierung)

 

Herr Bürgermeister und Landeshauptmann Dr. Michael HÄUPL

Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Gemeinderat bzw. Landtag von Wien)

 

Herr Landeshauptmann Mag. Dr. Peter KAISER

Mandat mit politischer Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Landeshauptmann von Kärnten)

 

Herr Bürgermeister Dipl.-Ing. Markus LINHART

Auf Wahlen beruhendes Mandat (Direktwahl als Bürgermeister der Landeshauptstadt Bregenz durch die Bevölkerung)

 

Herr Landeshauptmann Hans NIESSL

Mandat mit politischer Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Landeshauptmann von Burgenland)

 

Herr Landeshauptmann Dipl. Ing. Dr. Erwin PRÖLL

Mandat mit politischer Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Landeshauptmann von Niederösterreich)

 

Herr Bürgermeister Dr. Heinz SCHADEN

Auf Wahlen beruhendes Mandat (Direktwahl als Bürgermeister der Landeshauptstadt Salzburg durch die Bevölkerung)

 

Herr Dr. Franz SCHAUSBERGER

Direkte Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (des Landtags von Salzburg)

 

Herr Landesrat Mag. Dr. Michael STRUGL MBA

Mandat mit politischer Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Mitglied der oberösterreichischen Landesregierung)

 

Herr Landtagspräsident DDr. Herwig VAN STAA

Auf Wahlen beruhendes Mandat (Präsident des Tiroler Landtages)

 

Herr Bürgermeister Hanspeter WAGNER

Auf Wahlen beruhendes Mandat (Direktwahl als Bürgermeister von Breitenwang in Tirol durch die Bevölkerung)

 

Herr Landeshauptmann Mag. Markus WALLNER

Gegenüber einer gewählten Versammlung politisch verantwortlich (Landeshauptmann von Vorarlberg)

POLSKA

 

Paweł ADAMOWICZ

Prezydent Miasta Gdańska

 

Jarosław DWORZAŃSKI

radny województwa podlaskiego

 

Olgierd GEBLEWICZ

radny województwa zachodniopomorskiego

 

Adam JARUBAS

radny województwa świętokrzyskiego

 

Lech JAWORSKI

radny m.st. Warszawy

 

Zbigniew PODRAZA

Prezydent Dąbrowy Górniczej

 

Jacek PROTAS

radny województwa warmińsko-mazurskiego

 

Marek SOWA

radny województwa małopolskiego

 

Witold STĘPIEŃ

radny województwa łódzkiego

 

Mieczysław STRUK

radny województwa pomorskiego

 

Adam STRUZIK

radny województwa mazowieckiego

 

Stanisław SZWABSKI

Radny Rady Miasta Gdyni

 

Marek TRAMŚ

radny powiatu polkowickiego

 

Tadeusz TRUSKOLASKI

Prezydent Miasta Białegostoku

 

Ludwik WĘGRZYN

radny powiatu bocheńskiego

 

Marek WOŹNIAK

radny województwa wielkopolskiego

 

Dariusz Zygmunt WRÓBEL

burmistrz Opola Lubelskiego

 

Jerzy ZAJĄKAŁA

wójt gminy Łubianka

PORTUGAL

 

Vasco Ilídio ALVES CORDEIRO

Presidente do Governo Regional dos Açores

 

José Maria DA CUNHA COSTA

Presidente da Câmara Municipal de Viana do Castelo

 

Basílio Adolfo DE MENDONÇA HORTA DA FRANCA

Presidente da Câmara Municipal de Sintra

 

Álvaro DOS SANTOS AMARO

Presidente da Câmara Municipal da Guarda

 

António Luís DOS SANTOS DA COSTA

Presidente da Câmara Municipal de Lisboa

 

Alberto João CARDOSO GONÇALVES JARDIM

Presidente do Governo Regional da Madeira

 

João Nuno FERREIRA GONÇALVES DE AZEVEDO

Presidente da Câmara Municipal de Mangualde

 

António GONÇALVES BRAGANÇA FERNANDES

Presidente da Câmara Municipal da Maia

 

José Luís PEREIRA CARNEIRO

Presidente da Câmara Municipal de Baião

 

José Agostinho RIBAU ESTEVES

Presidente da Câmara Municipal de Aveiro

 

Carlos Manuel RODRIGUES PINTO DE SÁ

Presidente da Câmara Municipal de Évora

 

Luís Filipe SOROMENHO GOMES

Presidente da Câmara Municipal de Vila Real de Santo António

ROMÂNIA

 

Mr Cristian ADOMNIȚEI

President of Iași County Council

 

Mr Csaba BORBOLY

President of Harghita County Council

 

Mr Ovidiu Ion BRĂILOIU

Mayor of Eforie, Constanța County

 

Mr Vasile Silvian CIUPERCĂ

President of Ialomița County Council

 

Mr Emil DRĂGHICI

Mayor of Vulcana-Băi, Dâmbovița County

 

Mr Gheorghe FALCĂ

Mayor of Arad, Arad County

 

Mr Răducu George FILIPESCU

President of Călărași County Council

 

Mrs Mariana GÂJU

Mayor of Cumpăna, Constanța County

 

Mr Victor MORARU

Mayor of Amara, Ialomița County

 

Mr Cătălin George MUNTEANU

Mayor of Codlea, Brașov County

 

Mr Alin-Adrian NICA

Mayor of Dudeștii Noi Timiș County

 

Mr Emilian OPREA

Mayor of Chitila town, Ilfov County

 

Mr Ion PRIOTEASA

President of Dolj County Council

 

Mr Adrian ȚUȚUIANU

President of Dâmbovița County Council

 

Mr Mihai STEPANESCU

Mayor of Reșița city, Caraș-Severin County

SLOVENIJA

 

Mr Peter BOSSMAN

Mayor of the Municipality of Piran

 

Ms Jasna GABRIČ

Mayor of the Municipality of Trbovlje

 

Mr Aleksander JEVŠEK

Mayor of the Municipality of Murska Sobota

 

Ms Andreja POTOČNIK

Member of the Municipal Council of the Municipality of Tržič

 

Mr Franci ROKAVEC

Mayor of the Municipality of Litija

 

Mr Robert SMRDELJ

Mayor of the Municipality of Pivka

 

Mr Ivan ŽAGAR

Mayor of the Municipality of Slovenska Bistrica

SLOVENSKO

 

Mr Vladimír BAJAN

Mayor of Petržalka (District of Bratislava)

 

Mr Milan BELICA

Chairman of Nitra Self — Governing Region

 

Mr Peter CHUDÍK

Chairman of Prešov Self — Governing Region

 

Mr Jozef DVONČ

Mayor of Nitra

 

Mr Pavol FREŠO

Chairman of Bratislava Self — Governing Region

 

Mr Augustín HAMBÁLEK

Vice — Chairman of Trnava Self — Governing Region

 

Mr Jaroslav HLINKA

Mayor of Košice — South

 

Mr Ivo NESROVNAL

Mayor of Bratislava (Capital of the Slovak Republic)

 

Mr István ZACHARIAŠ

Vice — Chairman of Košice Self — Governing Region

SUOMI

 

Mr Ilpo HAALISTO

local councillor of Nousiainen

 

Ms Pauliina HAIJANEN

city councillor of Laitila

 

Ms Sirpa HERTELL

city councillor of Espoo

 

Ms Anne KARJALAINEN

city councillor of Kerava

 

Mr Antti LIIKKANEN

city councillor of Rovaniemi

 

Ms Gun-Mari LINDHOLM

Member of Åland Islands Parliament

 

Mr Markku MARKKULA

city councillor of Espoo

 

Mr Ossi MARTIKAINEN

local councillor of Lapinlahti

 

Ms Satu TIETARI

local councillor of Säkylä

SVERIGE

 

Martin ANDREASSON

Ledamot i regionfullmäktige, Västra Götalands läns landsting

 

Ulrika CARLEFALL LANDERGREN

Ledamot i kommunfullmäktige, Kungsbacka kommun

 

Jelena DRENJANIN

Ledamot i kommunfullmäktige, Huddinge kommun

 

Heléne FRITZON

Ledamot kommunfullmäktige, Kristianstads kommun

 

Lotta HÅKANSSON HARJU

Ledamot i kommunfullmäktige, Järfälla kommun

 

Tore HULT

Ledamot i kommunfullmäktige, Alingsås kommun

 

Ewa-May KARLSSON

Ledamot i kommunfullmäktige, Vindelns kommun

 

Anders KNAPE

Ledamot i kommunfullmäktige, Karlstads kommun

 

Paul LINDQUIST

Ledamot i landstingsfullmäktige, Stockolms läns landsting

 

Monalisa NORRMAN

Ledamot i regionfullmäktige, Jämtlands läns landsting

 

Yoomi RENSTRÖM

Ledamot i kommunfullmäktige, Ovanåkers kommun

 

Ilmar REEPALU

Ledamot i kommunfullmäktige, Malmö kommun

UNITED KINGDOM


BIJLAGE II

ПРИЛОЖЕНИЕ II — ANEXO II — PŘÍLOHA II — BILAG II — ANHANG II — II LISA

ΠΑΡΑΡΤΗΜΑ IΙ — ANNEX II — ANNEXE II — PRILOG II — ALLEGATO II — II PIELIKUMS

II PRIEDAS — II. MELLÉKLET — ANNESS II — BIJLAGE II — ZAŁĄCZNIK II

ANEXO II — ANEXA II — PRÍLOHA II — PRILOGA II — LIITE II — BILAGA II

Заместник-членове/Suplentes/Náhradníci/Suppleanter/Stellvertreter/Asendusliikmed

Αναπληρωτές/Alternate members/Suppléants/Zamjenici članova/Supplenti/Aizstājēji

Pakaitiniai nariai/Póttagok/Membri Supplenti/Plaatsvervangers/Zastępcy członków

Suplentes/Supleanți/Náhradníci/Nadomestni člani/Varajäsenet/Suppleanter

BELGIË/BELGIQUE/BELGIEN

 

Mr Jean-Paul BASTIN

Bourgmestre de la Ville de Malmédy

 

Ms Anne-Marie CORBISIER

Conseillère communale à Montigny-le-Tilleul

 

Mr Hendrik (Rik) DAEMS

Vlaams Volksvertegenwoordiger

 

Mr Rudy DEMOTTE

Ministre-Président de la Fédération Wallonie-Bruxelles

 

Ms Brigitte GROUWELS

Brussels Volksvertegenwoordiger

 

Mr Andries GRYFFROY

Vlaams Volksvertegenwoordiger

 

Mr Marc HENDRICKX

Vlaams Volksvertegenwoordiger

 

Mr Joël RIGUELLE

Député bruxellois

 

Mr Antoine TANZILLI

Conseiller communal à la Ville de Charleroi

 

Mr Wouter VANBESIEN

Vlaams Volksvertegenwoordiger

 

Mr Wilfried VANDAELE

Vlaams Volksvertegenwoordiger

 

Mr Koenraad (Koen) VAN DEN HEUVEL

Vlaams Volksvertegenwoordiger

БЪЛГАРИЯ

 

Mr Nida AHMEDOV

Mayor of Kaolinovo Municipality

 

Mr Ivan ALEKSIEV

Mayor of Pomorie Municipality

 

Ms Malina Edreva AUDOIN

Councillor, Municipality of Sofia

 

Mr Stanislav BLAGOV

Mayor of Svishtov Municipality

 

Mr Nikolay IVANOV

Mayor of Vratsa Municipality

 

Mr Atanas KAMBITOV

Mayor of Blagoevgrad Municipality

 

Ms Dimitranka KAMENOVA

Mayor of Berkovitsa Municipality

 

Ms Sebihan MEHMED

Mayor of Krumovgrad Municipality

 

Ms Anastasiya MLADENOVA

Chair of the Municipal Council, Municipality of Peshtera

 

Mr Fahri MOLAYSENOV

Mayor of Madan Municipality

 

Mr Emil NAIDENOV

Mayor of Gorna Malina Municipality

 

Mr Georgi SLAVOV

Mayor of Yambol Municipality

ČESKÁ REPUBLIKA

 

Mr Jiří BĚHOUNEK

councillor of Vysočina Region

 

Mr Jan BIRKE

councillor of Královehradecký Region

 

Mr Pavel BRANDA

councillor of Rádlo municipality

 

Mr Ivo GRÜNER

councillor of Plzeňský Region

 

Mr Tomáš HUDEČEK

councillor of the City of Prague

 

Ms Sylva KOVÁČIKOVÁ

councillor of the Town of Bílovec

 

Mr Jan MAREŠ

councillor of the City of Chomutov

 

Mr Stanislav MIŠÁK

councillor of Zlínský Region

 

Mr Martin NETOLICKÝ

councillor of Pardubický Region

 

Mr Jiří ROZBOŘIL

councillor of Olomoucký Region

 

Ms Václava ZELENKOVÁ

councillor of Račiněves municipality

 

Mr Robert ZEMAN

councillor of the Town of Prachatice

DANMARK

 

Ms Kirstine Helene BILLE

Deputy Mayor

 

Mr Henrik BRADE JOHANSEN

Councillor

 

Miss Lotte CEDERSKJOLD ENGSIG-KARUP

Councillor

 

Mr Martin HULGAARD

Deputy Mayor

 

Mr Peter KOFOD POULSEN

Regional Councillor

 

Ms Jane Strange NIELSEN

Regional Councillor

 

Mr Per NØRHAVE

Councillor

 

Mr Henrik QVIST

Regional Councillor

 

Mr John SCHMIDT ANDERSEN

Mayor

DEUTSCHLAND

 

Herr Sven AMBROSY

Landrat des Kreises Friesland

 

Herr Stefan ENGSTFELD

Mitglied des Landtags von Nordrhein-Westfalen

 

Herr Jörg FELGNER

Staatssekretär im Ministerium der Finanzen des Landes Sachsen-Anhalt

 

Herr Ralf GEISTHARDT

Mitglied des Landtages von Sachsen-Anhalt

 

Herr Harry GLAWE

Mitglied der Landesregierung von Mecklenburg-Vorpommern, minister für Wirtschaft, Bau und Tourismus, sowie Mitglied des Landtages Mecklenburg-Vorpommern

 

Dr. Roland HEINTZE

Mitglied der Hamburgischen Bürgerschaft

 

Herr Heinz-Joachim HÖFER

Bürgermeister der Stadt Altenkirchen

 

Dr. Fritz JAECKEL

Staatsminister, Sächsische Staatskanzlei

 

Herr Norbert KARTMANN

Mitglied des Hessischen Landtags

 

Dr. Hermann KUHN

Mitglied der Bremischen Bürgerschaft

 

Herr Dieter LAUINGER

minister für Migration, Justiz und Verbraucherschutz, Mitglied der Landesregierung Thüringen

 

Herr Clemens LINDEMANN

Landrat des Saarpfalz-Kreises

 

Frau Helma OROSZ

Oberbürgermeisterin der Stadt Dresden

 

Herr Jan PÖRKSEN

Staatsrat für Arbeit, Soziales, Familie und Integration, Freie und Hansestadt Hamburg

 

Frau Anne QUART

Staatssekretärin für Europa und Verbraucherschutz, Ministerium der Justiz und für Europa und Verbraucherschutz des Landes Brandenburg

 

Prof. Dr. Wolfgang REINHART

Mitglied des Landtags von Baden-Württemberg

 

Dr. Franz RIEGER

Mitglied des Bayerischen Landtags, Vorsitzender des Ausschusses für Bundes- und Europaangelegenheiten sowie regionale Beziehungen

 

Frau Isolde RIES

Erste Vizepräsidentin des Landtags des Saarlandes

 

Herr Sven RISSMANN

Mitglied des Abgeordnetenhauses von Berlin

 

Herr Holger RUPPRECHT

Mitglied des Landtages Brandenburg

 

Frau Anke SPOORENDONK

Ministerin für Justiz, Kultur und Europa, Mitglied der Landesregierung von Schleswig-Holstein

 

Herr Andreas TEXTER

Mitglied des Landtages Mecklenburg-Vorpommern

 

Herr Nils WIECHMANN

Mitglied des Landtags von Rheinland-Pfalz

EESTI

 

Mr Andres JAADLA

Member of Rakvere City Council

 

Mr Georg LINKOV

Mayor of Hiiu Rural Municipality

 

Mr Randel LÄNTS

Member of Viljandi City Council

 

Mr Rait PIHELGAS

Mayor of Ambla Rural Municipality

 

Mr Jan TREI

Mayor of Viimsi Rural Municipality

 

Mr Mart VÕRKLAEV

Mayor of Rae Rural Municipality

ΕΛΛΑΣ

 

Mr Kostas BAKOGIANNIS

Head of the Region of Sterea Ellada

 

Mr Dimitrios BIRMPAS

Mayor of Aigaleo

 

Mr Ioannis BOUTARIS

Mayor of Thessaloniki

 

Mr Fotios CHATZIDIAKOS

Mayor of Rhodes

 

Mr Panagiotis KATSIVELAS

Mayor of Trifylia

 

Mr Charalampos KOKKINOS

Regional Councillor, Region of South Aegean

 

Mr Dimitrios MARAVELIAS

Regional Councillor, Region of Attica

 

Mrs Anna PAPADIMITRIOU

Regional Councillor, Region of Attica

 

Mr Dimitrios PETROVITS

Deputy Head of the Region of Evros

 

Mr Dimitrios PREVEZANOS

Mayor of Skiathos

 

Mr Konstantinos SIMITSIS

Municipal Councillor of Kavala

 

Mr Petros SOULAS

Mayor of Kordelio-Evosmos

ESPAÑA

 

D. Roger ALBINYANA I SAIGÍ

Secretario de Asuntos Exteriores de la Generalitat de Catalunya

 

D. Enrique BARRASA SÁNCHEZ

Director General de Inversiones y Acción Exterior de Extremadura

 

D. Roberto Pablo BERMÚDEZ DE CASTRO Y MUR

Consejero de Presidencia del Gobierno de Aragón

 

Da Sol CALZADO GARCÍA

Secretaria de Acción Exterior Junta de Andalucía

 

D. Borja COROMINAS FISAS

Director General de Asuntos Europeos y Cooperación con el Estado de la Comunidad de Madrid

 

Da María de DIEGO DURANTEZ

Directora General de Relaciones Institucionales y Acción Exterior de Castilla y León

 

Da Angeles ELORZA ZUBIRÍA

Secretaria Gral. de Acción Exterior del Gobierno Vasco

 

D. Jesús GAMALLO ALLER

Director General de Relaciones Exteriores y con la UE Xunta de Galicia

 

Da Teresa GIMÉNEZ DELGADO DE TORRES

D.G. Desarrollo Estrategia Económica y AAEE Consejería de Empleo y Economía de la Junta de Castilla-La Mancha

 

D. Javier GONZÁLEZ ORTIZ

Consejero de Economía, Hacienda y Seguridad de Canarias

 

D. Javier LEÓN DE LA RIVA

Alcalde de Valladolid

 

D. Guillermo MARTÍNEZ SUÁREZ

Consejero de Presidencia del Principado de Asturias

 

D. Fernando MARTÍNEZ-MAILLO TORIBIO

Presidente de la Diputación Provincial de Zamora

 

D. Esteban MAS PORTELL

Delegado del Gobierno de las Islas Baleares en Bruselas

 

Da María Victoria PALAU TÁRREGA

Directora General de Relaciones con la Unión Europea

 

D. Manuel PLEGUEZUELO ALONSO

Director General Participación ciudadana UE y Acción Exterior de Murcia

 

D. Emilio del RIO SANZ

Consejero de Presidencia y de Justicia de La Rioja

 

D. Ramón ROPERO MANCERA

Alcalde de Villafranca de los Barros

 

D. Jordi SAN JOSÉ I BUENAVENTURA

Alcalde de Sant Feliú de Llobregat (Barcelona)

 

D. Juan Luis SÁNCHEZ DE MUNIÁIN LACASA

Consejero de Cultura, Turismo y Relaciones Institucionales de Navarra

 

Da Inmaculada VALENCIA BAYÓN

Directora General de Economía y Asuntos Europeos de Cantabria

FRANCE

 

M. Pierre BERTRAND

Vice-président du Conseil général du Bas-Rhin

 

Mme Josette BOREL-LINCERTIN

Vice-présidente du Conseil régional de Guadeloupe

 

Mme Nathalie COLIN-OESTERLE

Conseillère régionale de Lorraine

 

M. Guillaume CROS

Conseiller régional de Midi-Pyrénées

 

Mme Nassimah DINDAR

Présidente du Conseil général de La Réunion

 

Mme Karine DOGNIN-SAUZE

Adjointe au maire de Lyon

 

Mme Marie-Guite DUFAY

Présidente du Conseil régional de Franche-Comté

 

M. Daniel DUGLERY

Conseiller régional d'Auvergne

 

M. Nicolas FLORIAN

Conseiller régional d'Aquitaine

 

Mme Emmanuelle de GENTILI

Première adjointe au maire de Bastia

 

Mme Karine GLOANEC-MAURIN

Vice-présidente du Conseil régional du Centre

 

M. Hervé HOCQUARD

Conseiller régional d'Île de France

 

M. Jean-Louis JOSEPH

Vice-président au Conseil régional de Provence-Alpes-Côte-d'Azur

 

Mme Mireille LACOMBE

Conseillère générale du Puy-de-Dôme

 

Mme Blandine LEFEBVRE

Maire de Saint Nicolas d'Aliermont

 

M. Dominique LEVEQUE

Maire d'Aÿ

 

M. Didier MARIE

Conseiller général de Seine-Maritime

 

Mme Rachel PAILLARD

Maire de Bouzy

 

M. Daniel PERCHERON

Président du Conseil régional du Nord-Pas-de-Calais

 

M. François-Xavier PRIOLLAUD

Maire de Louviers

 

M. Christophe ROSSIGNOL

Conseiller régional du Centre

 

M. Jean-Louis TOURENNE

Président du Conseil général d'Ille-et-Vilaine

 

M. Michel VAUZELLE

Président du Conseil régional de Provence-Alpes-Côte-d'Azur

 

M. André VIOLA

Président du Conseil général de l'Aude

HRVATSKA

 

Mr Martin BARIČEVIĆ

Mayor of the Municipality of Jasenice

 

Ms Viviana BENUSSI

Deputy Prefect of Istra County

 

Mr Tulio DEMETLIKA

Mayor of the City of Labin

 

Ms Jasna PETEK

Deputy Prefect of Krapina-Zagorje County

 

Mr Dinko PIRAK

Mayor of the City of Čazma

 

Mr Slavko PRIŠĆAN

Mayor of Municipality of Rovišće

 

Ms Josipa RIMAC

Mayor of the City of Knin

 

Mr Alojz TOMAŠEVIĆ

Prefect of Pozega-Slavonia County

 

Mr Ivan VUČIĆ

Prefect of Karlovac County

IRELAND

 

Ms Deirdre FORDE

Cork County Council

 

Mr Michael MURPHY

Tipperary County Council

 

Mr Jimmy MCCLEARN

Galway County Council

 

Mr Declan MCDONNELL

Galway City Council

 

Mr Niall MCNELIS

Galway City Council

 

Ms Fiona O'LOUGHLIN

Kildare County Council

 

Mr William PATON

Carlow County Council

 

Mr Maurice QUINLIVAN

Limerick City and County Council

 

Ms Mary SHIELDS

Cork City Council

ITALIA

 

Sig. Alvaro ANCISI

Consigliere Comunale di Ravenna

 

Sig.ra Francesca BALZANI

Assessore del Comune di Milano

 

Sig.ra Benedetta BRIGHENTI

Vice Sindaco del Comune di Castelnuovo Rangone (MO)

 

Sig.ra Bianca Maria D'ANGELO

Assessore e Consigliere regionale della Regione Campania

 

Sig. Antonio DECARO

Sindaco del Comune di Bari

 

Sig. Giuseppe DI PANGRAZIO

Consigliere regionale e Presidente del Consiglio regionale della Regione Abruzzo

 

Sig. Marco DUS

Consigliere Comunale di Vittorio Veneto (TV)

 

Sig. Massimo FEDERICI

Presidente Provincia di La Spezia

 

Sig. Carlo FIDANZA

Assessore di Veleso (CO)

 

Sig. Stefano Bruno GALLI

Consigliere regionale della Regione Lombardia

 

Sig.ra Paola GIORGI

Assessore e Consigliere regionale della Regione Marche

 

Sig. Isidoro GOTTARDO

Consigliere Comunale di Sacile (PN)

 

Sig. Onofrio INTRONA

Consigliere regionale e Presidente del Consiglio regionale della Regione Puglia

 

Sig.ra Carmen Patrizia MURATORE

Consigliere regionale della Regione Liguria

 

Sig. Leoluca ORLANDO

Sindaco del Comune di Palermo

 

Sig. Roberto PELLA

Sindaco del Comune di Valdengo (BI)

 

Sig. Giuseppe RINALDI

Presidente Provincia di Rieti

 

Sig. Clodovaldo RUFFATO

Consigliere regionale e Presidente del Consiglio regionale della Regione Veneto

 

Sig. Vito SANTARSIERO

Consigliere regionale della Regione Basilicata

 

Sig. Antonio SCALZO

Consigliere regionale e Presidente del Consiglio regionale della Regione Calabria

 

Sig. Giorgio SILLI

Consigliere Comunale di Prato

 

Sig. Marco TROMBINI

Presidente Provincia di Rovigo

 

Sig. Giuseppe VARACALLI

Sindaco del Comune di Gerace

 

Sig. Nicola VENDOLA

Presidente della Regione Puglia

ΚΥΠΡΟΣ

 

Mr Kyriakos CHATZITTOFIS

Mayor of Agios Athanasios

 

Mr Constantinos HADJIKAKOU

Municipal Councilor of Famagusta Municipality

 

Mr Panikos HADJITHEORIS

President of Community Council of Armou

 

Mr George IAKOVOU

President of the Community Council of Agioi Trimithias

 

Mr Stavros STAVRINIDES

Municipal Councillor of Strovolos Municipality

LATVIJA

 

Mr Gunārs ANSIŅŠ

Member of Liepāja City Council

 

Mr Jānis BAIKS

Member of Valmiera City Council

 

Mr Gints KAMINSKIS

Member of Auce Municipal Council

 

Mr Sergejs MAKSIMOVS

Member of Viļaka Municipal Council

 

Mr Aivars OKMANIS

Member of Rundāle Municipal Council

 

Ms Olga VEIDIŅA

Member of Rīga City Council

 

Mr Hardijs VENTS

Member of Pārgauja Municipal Council

LIETUVA

 

Mr Algimantas GAUBAS

Member of Šiauliai District Municipal Council

 

Mr Jonas JARUTIS

Member of Kupiškis District Municipal Council

 

Ms Daiva MATONIENĖ

Member of Šiauliai City Municipal Council

 

Mr Algirdas NEIBERKA

Member of Vilkaviškis District Municipal Council

 

Mr Jonas PINSKUS

Member of Vilnius City Municipal Council

 

Ms Zinaida TRESNICKAJA

Member of Visaginas Municipal Council

 

Mr Algirdas VRUBLIAUSKAS

Member of Alytus District Municipal Council

 

Mr Deivydas VYNIAUTAS

Member of Mažeikiai District Municipal Council

 

Ms Odeta ŽERLAUSKIENĖ

Member of Skuodas District Municipal Council

LUXEMBOURG

 

Monsieur Gusty GRAAS

échevin de la Commune de Bettembourg

 

Monsieur Tom JUNGEN

bourgmestre de la Commune de Roeser

 

Madame Martine MERGEN

membre du conseil communal de la Ville de Luxembourg

 

Madame Sam TANSON

échevin de la Ville de Luxembourg

 

Monsieur Pierre WIES

bourgmestre de la Commune de Larochette

MAGYARORSZÁG

 

Ms Boglárka BÁNNÉ DR. GÁL

Vice-President of County Council of Borsod-Abaúj-Zemplén Megye

 

Mr János Ádám KARÁCSONY

Representative of local government of Village Tahitótfalu

 

Mr Attila KISS

Mayor of Hajdúböszörmény

 

Mr Béla KOCSY

Representative of local government of District 2 of Budapest

 

Mr Sándor KOVÁCS

President of County Council of Jász-Nagykun-Szolnok Megye

 

Mr Zoltán NÉMETH

President of County Council of Győr-Moson-Sopron Megye

 

Mr Attila DR. PÁL

President of County Council of Zala Megye

 

Mr Tamás Gergő SAMU

Representative of County Council of Békés Megye

 

Mr Gábor DR. SIMON

Representative of Local Government of Miskolc with county rights

 

Mr Ferenc TEMERINI

Representative of Local Government of Soltvadkert

 

Ms Kata TÜTTŐ

Representative of Local Government of District 12 of Budapest

 

Mr Botond DR. VÁNTSA

Deputy-Mayor of Szigetszentmiklós

MALTA

 

Mr Jesmond AQUILINA

Deputy Mayor of Ħal Qormi

 

Mr Paul BUTTIGIEG

Councillor, Qala Local Council

 

Mr Frederick CUTAJAR

Mayor of Santa Lucija

 

Mr Mario FAVA

Councillor, Swieqi Local Council

 

Mr Anthony MIFSUD

Councillor, Imtarfa Local Council

NEDERLAND

 

Mr A. (Ahmed) ABOUTALEB

mayor of Rotterdam

 

Mr B.J. (Bert) BOUWMEESTER

mayor of Coevorden

 

Mr Th.J.F.M. (Theo) BOVENS

Governor: chair of the Council and of the Executive Council of the Province of Limburg

 

Mr H. (Henk) BRINK

member of the Executive Council of the Province of Drenthe

 

Mr B.J. (Ben) DE REU

member of the Executive Council of the Province of Zeeland

 

Mr R. (Rob) JONKMAN

member of the Executive Council of Opsterland

 

Mr J.H.J. (Hans) KONST

member of the Executive Council of the Province of Fryslân

 

Mrs E.M. (Elvira) SWEET

member of the Executive Council of the Province of Noord-Holland

 

Mrs Dr. J.M.E. (Annemieke) TRAAG

member of the Executive Council of the Province of Gelderland

 

Mr N.A. (André) VAN DE NADORT

mayor of Ten Boer

 

Mrs I.K. (Ingrid) VAN ENGELSHOVEN

member of the Executive Council of 's Gravenhage

 

Mr C.L. (Cornelis) VISSER

mayor of Twenterand

ÖSTERREICH

 

Frau Vizebürgermeisterin und Landeshauptmann-Stellvertreterin Maga Renate BRAUNER

Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Mitglied der Wiener Stadt- bzw. Landesregierung)

 

Herr Landtagsabgeordneter Christian ILLEDITS

Auf Wahlen beruhendes Mandat (Abgeordneter zum Burgenländischen Landtag)

 

Frau Landtagspräsidentin Dr. Brigitta PALLAUF

Auf Wahlen beruhendes Mandat (Präsidentin des Salzburger Landtages)

 

Herr Landtagsabgeordneter Bürgermeister Johannes PEINSTEINER

Auf Wahlen beruhendes Mandat (Direktwahl als Bürgermeister von Sankt Wolfgang in Oberösterreich durch die Bevölkerung)

 

Herr Landeshauptmann Günther PLATTER

Mandat mit politischer Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Landeshauptmann von Tirol)

 

Herr Landesrat Mag. Michael SCHICKHOFER

Regierungsmitglied mit politischer Verantwortung gegenüber dem Landtag (Mitglied der Steirischen Landesregierung)

 

Frau Landesrätin Mag. Barbara SCHWARZ

Mandat mit politischer Verantwortlichkeit gegenüber einer gewählten Versammlung (Mitglied der Niederösterreichischen Landesregierung)

 

Herr Landtagsabgeordneter Herwig SEISER

Abgeordneter zum Kärntner Landtag und Klubobmann der SPÖ-Fraktion (auf Wahlen beruhendes Mandat)

 

Herr Landtagspräsident Kommerzialrat Viktor SIGL

Auf Wahlen beruhendes Mandat (Abgeordneter zum Oberösterreichischen Landtag)

 

Herr Landtagspräsident Mag. Harald SONDEREGGER

Präsident des Landtags von Vorarlberg (auf Wahlen beruhendes Mandat)

 

Frau Gemeinderätin Landtagsabgeordnete Prof.in Dr.in Elisabeth VITOUCH

Gemeinderat und Landtag von Wien (auf Wahlen beruhendes Mandat)

 

Herr Geschäftsführender Gemeinderat und Abgeordneter zum Nationalrat Hannes WENINGER

Gemeinde Gießhübl in Niederösterreich (auf Wahlen beruhendes Mandat)

POLSKA

 

Adam BANASZAK

radny województwa kujawsko-pomorskiego

 

Stanisław BODYS

burmistrz Miasta Rejowiec Fabryczny

 

Andrzej BUŁA

radny województwa opolskiego

 

Piotr CAŁBECKI

radny województwa kujawsko-pomorskiego

 

Bogdan DYJUK

radny województwa podlaskiego

 

Robert GODEK

radny powiatu strzyżowskiego

 

Arkadiusz GODLEWSKI

radny Miasta Katowice

 

Marzena KEMPIŃSKA

radny powiatu świeckiego

 

Józef KOTYŚ

radny województwa opolskiego

 

Andrzej KUNT

burmistrz Kostrzyna nad Odrą

 

Lucjan KUŹNIAR

radny województwa podkarpackiego

 

Mirosław LECH

wójt gminy Korycin

 

Marek OLSZEWSKI

wójt gminy Lubicz

 

Władysław ORTYL

radny województwa podkarpackiego

 

Joachim SMYŁA

radny powiatu lublinieckiego

 

Hanna ZDANOWSKA

Prezydent Miasta Łodzi

PORTUGAL

 

Américo Jaime AFONSO PEREIRA

Presidente da Câmara Municipal de Vinhais

 

Vítor Manuel CHAVES DE CARO PROENÇA

Presidente da Câmara Municipal de Alcácer do Sal

 

Luís Miguel CORREIA ANTUNES

Presidente da Câmara Municipal da Lousã

 

João CUNHA E SILVA

Vice-Presidente do Governo Regional da Madeira

 

Luís Manuel DOS SANTOS CORREIA

Presidente da Câmara Municipal de Castelo Branco

 

Isaura Maria ELIAS CRISÓSTOMO BERNARDINO MORAIS

Presidente da Câmara Municipal de Rio Maior

 

Paulo Jorge FRAZÃO BATISTA SANTOS

Presidente da Câmara Municipal da Batalha

 

Francisco Manuel LOPES

Presidente da Câmara Municipal de Lamego

 

Vitor Manuel MARTINS GUERREIRO

Presidente da Câmara Municipal de São Brás de Alportel

 

António Benjamim PEREIRA

Presidente da Câmara Municipal de Esposende

 

Aníbal SOUSA REIS COELHO DA COSTA

Presidente da Câmara Municipal de Ferreira do Alentejo

 

Rodrigo VASCONCELOS DE OLIVEIRA

Subsecretário Regional da Presidência para as Relações Externas — Açores

ROMÂNIA

 

Mr Gheorghe CATRINOIU

Mayor of Fetești

 

Mr Ciprian DOBRE

President of Mureș County Council

 

Mr Alexandru DRĂGAN

Position: Mayor of Tașca, Neamț County

 

Mr Ștefan ILIE

Mayor of Luncavița, Tulcea Conunty

 

Mr Cornel NANU

Mayor of Cornu, Prahova County

 

Mr Robert Sorin NEGOIȚĂ

Mayor of Bucharest 3rd District

 

Mr Marian PETRACHE

President of Ilfov County Council

 

Mr Silviu PONORAN

Mayor of Zlatna town, Alba County

 

Mr Emil PROȘCAN

Mayor of Mizil town, Prahova County

 

Mr Mihai Adrian ȘTEF

President of Satu Mare County Council

 

Mr Adrian Ovidiu TEBAN

Mayor of Cugir town, Alba County

 

Mr Florin Grigore TECĂU

President of Argeș County Council

 

Mr Horia TEODORESCU

President of Tulcea County Council

 

Mr Istvan VAKAR

Vice-president of Cluj County Council

 

Mr Ion Marcel VELA

Mayor of Caransebeș, Caraș-Severin County

SLOVENIJA

 

Ms Mojca ČEMAS STJEPANOVIČ

Mayor of the Municipality of Črnomelj

 

Mr Anton KOKALJ

Member of the Municipal Council of the Municipality of Vodice

 

Mr Branko LEDINEK

Mayor of the Municipality of Rače-Fram

 

Mr Gregor MACEDONI

Mayor of the Municipality of Novo mesto

 

Mr Tomaž ROŽEN

Mayor of the Municipality of Ravne na Koroškem

 

Mr Miran SENČAR

Mayor of the Municipality of Ptuj

 

Ms Tanja VINDIŠ FURMAN

Member of the Municipal Council of the Municipality of Maribor

SLOVENSKO

 

Mr Martin BERTA

Vice — Chairman of Bratislava Self — Governing Region

 

Mr Ján BLCHÁČ

Mayor of Liptovský Mikuláš

 

Mr Radoslav ČUHA

Vice — Chairman of Prešov Self — Governing Region

 

Mr Ján FERENČÁK

Mayor of Kežmarok

 

Mr Daniel LORINC

Mayor of Kladzany

 

Mr Tibor MIKUŠ

Chairman of Trnava Self — Governing Region

 

Mr Jozef PETUŠÍK

Mayor of Dolný Lopašov

 

Mr Richard TAKÁČ

Vice — Chairman of Trenčín Self — Governing Region

 

Ms Andrea TURČANOVÁ

Mayor of Prešov

SUOMI

 

Ms Tiina ELOVAARA

city councillor of Tampere

 

Mr Patrik KARLSSON

city councillor of Vantaa

 

Ms Katri KULMUNI

city councillor of Tornio

 

Mr Veikko KUMPUMÄKI

city councillor of Kemi

 

Ms Hannele LUUKKAINEN

deputy city councillor of Helsinki

 

Mr Matias MÄKYNEN

city councillor of Vaasa

 

Ms Sanna PARKKINEN

local councillor of Liperi

 

Mr Antero SAKSALA

local councillor of Pirkkala

 

Mr Wille VALVE

Member of Åland Islands Parliament

SVERIGE

 

Ms Åsa ÅGREN WIKSTRÖM

Ledamot i kommunfullmäktige, Umeå kommun

 

Mr Carl Fredrik GRAF

Ledamot i kommunfullmäktige, Halmstads kommun

 

Ms Carola GUNNARSSON

Ledamot i kommunfullmäktige, Sala kommun

 

Ms Ewa LINDSTRAND

Ledamot i kommunfullmäktige, Timrå kommun

 

Ms Agneta LIPKIN

Ledamot i landstingsfullmäktige, Norrbottens läns landsting

 

Mr Kenth LÖVGREN

Ledamot i regionfullmäktige, Gävleborgs läns landsting

 

Mr Roger MOGERT

Ledamot i kommunfullmäktige, Stockholms kommun

 

Mr Anders ROSÉN

Ledamot i kommunfullmäktige, Halmstads kommun

 

Ms Marie-Louise RÖNNMARK

Ledamot i kommunfullmäktige, Umeå kommun

 

Mr Carl Johan SONESSON

Ledamot i regionfullmäktige, Skåne läns landsting

 

Mr Rolf SÄLLRYD

Ledamot i regionfullmäktige, Kronobergs läns landsting

 

Ms Marie SÄLLSTRÖM

Ledamot i landstingsfullmäktige, Blekinge läns landsting

UNITED KINGDOM


27.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/85


UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2015/117 VAN DE RAAD

van 26 januari 2015

houdende uitvoering van Besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit 2013/255/GBVB van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (1), en met name artikel 30, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 31 mei 2013 heeft de Raad Besluit 2013/255/GBVB vastgesteld.

(2)

Het Gerecht van de Europese Unie heeft in zijn arrest van 13 november 2014 in de zaken T-653/11, T-654/11 en T-43/12 het besluit van de Raad om Aiman Jaber, Khaled Kaddour, Mohammed Hamcho en Hamcho International op te nemen in de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB nietig verklaard.

(3)

Aiman Jaber, Khaled Kaddour, Mohammed Hamcho en Hamcho International moeten op grond van nieuwe motiveringen weer in de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten worden opgenomen.

(4)

Besluit 2013/255/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij dit Besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

E. RINKĒVIČS


(1)  PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14.


BIJLAGE

De onderstaande personen en entiteiten worden toegevoegd aan de lijst van personen en entiteiten in bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB.

I.   LIJST VAN DE IN DE ARTIKELEN 27 EN 28 BEDOELDE NATUURLIJKE PERSONEN EN RECHTSPERSONEN, ENTITEITEN EN LICHAMEN

A.   PERSONEN

 

Naam

Identificatiegegevens

Motivering

Datum van opneming op de lijst

18.

Mohammed (

Image

) Hamcho (

Image

)

Geboortedatum: 20 mei 1966

Paspoort nr. 002954347

Prominent Syrisch zakenman, eigenaar van Hamcho International, staat dicht bij belangrijke Syrische bewindslieden, waaronder president Bashar al-Assad and Maher al-Assad.

Sinds maart 2014 is hij voorzitter voor China van de bilaterale handelsraden, na te zijn benoemd door de minister van Economie, Khodr Orfali.

Mohammed Hamcho profiteert van en verleent steun aan het Syrische bewind en heeft banden met personen die profiteren van en steun verlenen aan het Syrische bewind.

27.1.2015

28.

Khalid (

Image

) (ook bekend als Khaled) Qaddur (

Image

) (ook bekend als Qadour, Qaddour, Kaddour)

 

Prominent Syrisch zakenman die dicht staat bij Maher al-Assad, een belangrijke figuur in het Syrische bewind.

Khalid Qaddur profiteert van en verleent steun aan het Syrische bewind en heeft banden met personen die profiteren van en steun verlenen aan het bewind.

27.1.2015

33.

Ayman (

Image

) Jabir (

Image

) (ook bekend als Aiman Jaber)

Geboorteplaats: Latakia

Prominent Syrisch zakenman, die dicht staat bij belangrijke Syrische bewindslieden als Maher al-Assad en Rami Makhlouf.

Hij heeft het bewind tevens gesteund door de invoer van olie van Overseas Petroleum Trading naar Syrië via zijn bedrijf El Jazireh te faciliteren.

Ayman Jabir profiteert van en verleent steun aan het bewind en heeft banden met personen die profiteren van en steun verlenen aan het bewind.

27.1.2015

B.   ENTITEITEN

 

Naam

Identificatiegegevens

Motivering

Datum van opneming op de lijst

3.

Hamcho International

(alias Hamsho International Group)

Baghdad Street,

PO Box 8254

Damascus

Tel. +963 112316675

Fax: +963 112318875

Internet: www.hamshointl.com

E-mail: info@hamshointl.com en hamshogroup@yahoo.com

Hamcho International is een grote Syrische houdstermaatschappij die het eigendom is van Mohammed Hamcho.

Hamcho International profiteert van en verleent steun aan het bewind en heeft banden met personen die profiteren van en steun verlenen aan het bewind.

27.1.2015


27.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/87


UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2015/118 VAN DE RAAD

van 26 januari 2015

tot uitvoering van Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit 2010/656/GBVB van de Raad van 29 oktober 2010 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (1), en met name artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 29 oktober 2010 Besluit 2010/656/GBVB vastgesteld.

(2)

Het Sanctiecomité, dat is ingesteld krachtens Resolutie 1572 (2004) van de VN-Veiligheidsraad betreffende Ivoorkust, heeft op 20 november 2014 één persoon geschrapt van de lijst van personen die onderworpen zijn aan de maatregelen welke worden opgelegd op grond van de punten 9 tot en met 12 van die Resolutie.

(3)

De in bijlage I bij Besluit 2010/656/GBVB opgenomen lijst van personen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Besluit 2010/656/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

J. DŪKLAVS


(1)  PB L 285 van 30.10.2010, blz. 28.


BIJLAGE

De vermelding in bijlage I bij Besluit 2010/656/GBVB voor de hierna genoemde persoon wordt geschrapt:

Alcide DJÉDJÉ