ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 373

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
31 december 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2014/956/EU

 

*

Besluit van de Raad van 23 juli 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie en haar lidstaten, en de voorlopige toepassing van het protocol bij de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

1

 

 

Protocol bij de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1398/2014 van de Commissie van 24 oktober 2014 tot vaststelling van normen inzake kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp ( 1 )

8

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2014/957/EU

 

*

Besluit nr. 2/2014 van het Gemengd Comité Luchtvervoer Europese Unie/Zwitserland opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer van 5 december 2014 tot vervanging van de bijlage bij de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

31.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 373/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 23 juli 2014

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie en haar lidstaten, en de voorlopige toepassing van het protocol bij de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

(2014/956/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, artikel 100, lid 2, artikel 207 en artikel 212, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië, en met name artikel 6, lid 2, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië dient de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds (1) („de overeenkomst”) te worden geregeld door de sluiting van een protocol bij de overeenkomst („het protocol”). Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de Toetredingsakte moet een vereenvoudigde procedure voor een dergelijke toetreding worden toegepast, waarbij een protocol wordt gesloten door de Raad, handelend met eenparigheid van stemmen namens de lidstaten, en door de betrokken derde landen.

(2)

Op 14 september 2012 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen met de betrokken derde landen. De onderhandelingen met de Russische Federatie zijn met succes afgerond. Dit is bevestigd in een uitwisseling van nota's van 24 september 2013.

(3)

Het protocol dient namens de Unie en haar lidstaten te worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een later tijdstip.

(4)

Wat betreft de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie behoren, is de sluiting van het protocol onderworpen aan een afzonderlijke procedure.

(5)

Gezien de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie op 1 juli 2013, dient het protocol met ingang van die datum voorlopig te worden toegepast,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt, namens de Europese Unie en haar lidstaten, machtiging verleend voor de ondertekening van het protocol bij de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, onder voorbehoud van de sluiting van het protocol.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om het protocol namens de Europese Unie en haar lidstaten te ondertekenen.

Artikel 3

Het protocol wordt met ingang van 1 juli 2013 voorlopig toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting ervan vereiste procedures.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

S GOZI


(1)  PB L 327 van 28.11.1997, blz. 3.


31.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 373/3


PROTOCOL

bij de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

HET KONINKRIJK BELGIË,

DE REPUBLIEK BULGARIJE,

DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE REPUBLIEK ESTLAND,

IERLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK KROATIË,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK CYPRUS,

DE REPUBLIEK LETLAND,

DE REPUBLIEK LITOUWEN,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

HONGARIJE,

DE REPUBLIEK MALTA,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE REPUBLIEK POLEN,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

ROEMENIË,

DE REPUBLIEK SLOVENIË,

DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

Verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, hierna „de lidstaten” genoemd,

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd, en

DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE,

enerzijds, en

DE RUSSISCHE FEDERATIE,

anderzijds,

hierna samen „de partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, hierna „de overeenkomst” genoemd, op 24 juni 1994 te Corfu is ondertekend;

OVERWEGENDE dat het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie op 9 december 2011 is ondertekend;

OVERWEGENDE dat in artikel 6, lid 2, van de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië en de aanpassingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie wordt bepaald dat de toetreding van de Republiek Kroatië tot de overeenkomst dient te worden geregeld door de sluiting van een protocol bij de overeenkomst;

REKENING HOUDENDE met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie op 1 juli 2013;

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

De Republiek Kroatië treedt toe tot de overeenkomst. De Republiek Kroatië keurt op dezelfde wijze als de andere lidstaten de teksten goed van de overeenkomst en van de gemeenschappelijke verklaringen, briefwisselingen en verklaringen die aan de op dezelfde datum ondertekende Slotakte zijn gehecht, het protocol bij de overeenkomst van 21 mei 1997, dat op 1 december 2000 in werking is getreden, het protocol bij de overeenkomst van 27 april 2004, dat op 1 maart 2005 in werking is getreden, en het protocol bij de overeenkomst van 23 april 2007, dat op 1 mei 2008 in werking is getreden, en neemt van deze teksten nota.

Artikel 2

Na de ondertekening van dit protocol doet de Unie de tekst van de overeenkomst, de Slotakte en alle daaraan gehechte documenten, alsook de protocollen bij de overeenkomst van 21 mei 1997, 27 april 2004 en 23 april 2007 in de Kroatische taal toekomen aan de lidstaten en aan de Russische Federatie. Met ingang van de datum waarop dit protocol voorlopig wordt toegepast, wordt de tekst in de Kroatische taal authentiek op dezelfde voorwaarden als de teksten van de overeenkomst in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Russische taal.

Artikel 3

Dit protocol maakt een integrerend deel uit van de overeenkomst.

Artikel 4

1.   Dit protocol wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd. De partijen stellen elkaar in kennis van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures. De akten van goedkeuring worden neergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

2.   Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand volgende op de datum waarop de laatste akte van goedkeuring is neergelegd.

3.   Dit protocol is voorlopig van toepassing vijftien dagen na de datum waarop het is ondertekend.

4.   Met ingang van de datum waarop de Republiek Kroatië tot de Europese Unie toetreedt, is dit protocol van toepassing op de betrekkingen tussen de partijen in het kader van de overeenkomst.

Artikel 5

Dit protocol is opgesteld in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Russische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit protocol hebben ondertekend.

Съставено в Брюксел на седемнадесети декември две хиляди и четиринадесета година.

Hecho en Bruselas, el diecisiete de diciembre de dos mil catorce.

V Bruselu dne sedmnáctého prosince dva tisíce čtrnáct.

Udfærdiget i Bruxelles den syttende december to tusind og fjorten.

Geschehen zu Brüssel am siebzehnten Dezember zweitausendvierzehn.

Kahe tuhande neljateistkümnenda aasta detsembrikuu seitsmeteistkümnendal päeval Brüsselis.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις δέκα εφτά Δεκεμβρίου δύο χιλιάδες δεκατέσσερα.

Done at Brussels on the seventeenth day of December in the year two thousand and fourteen.

Fait à Bruxelles, le dix-sept décembre deux mille quatorze.

Sastavljeno u Bruxellesu sedamnaestog prosinca dvije tisuće četrnaeste.

Fatto a Bruxelles, addì diciassette dicembre duemilaquattordici.

Briselē, divi tūkstoši četrpadsmitā gada septiņpadsmitajā decembrī.

Priimta du tūkstančiai keturioliktų metų gruodžio septynioliktą dieną Briuselyje.

Kelt Brüsszelben, a kétezer-tizennegyedik év december havának tizenhetedik napján.

Magħmul fi Brussell, fis-sbatax-il jum ta’ Diċembru tas-sena elfejn u erbatax.

Gedaan te Brussel, de zeventiende december tweeduizend veertien.

Sporządzono w Brukseli dnia siedemnastego grudnia roku dwa tysiące czternastego.

Feito em Bruxelas, em dezassete de dezembro de dois mil e catorze.

Întocmit la Bruxelles la șaptesprezece decembrie două mii paisprezece.

V Bruseli sedemnásteho decembra dvetisícštrnásť.

V Bruslju, dne sedemnajstega decembra leta dva tisoč štirinajst.

Tehty Brysselissä seitsemäntenätoista päivänä joulukuuta vuonna kaksituhattaneljätoista.

Som skedde i Bryssel den sjuttonde december tjugohundrafjorton.

Совершено в г. Брюсселе семнадцатого декабря две тысячи четырнадцатого года.

За държавите-членки

Por los Estados miembros

Za členské státy

For medlemsstaterne

Für die Mitgliedstaaten

Liikmesriikide nimel

Για τα κράτη μέλη

For the Member States

Pour les États membres

Za države članice

Per gli Stati membri

Dalībvalstu vārdā –

Valstybių narių vardu

A tagállamok részéről

Għall-Istati Membri

Voor de lidstaten

W imieniu Państw Członkowskich

Pelos Estados-Membros

Pentru statele membre

Za členské štáty

Za države članice

Jäsenvaltioiden puolesta

För medlemsstaterna

За государства-члень

Image

За Европейския съюз

Рог la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Za Europsku uniju

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

За Евроиейский союз

Image

За Европейската общност за атомна енергия

Por la Comunidad Europea de la Energía Atómica

Za Evropské společenství pro atomovou energii

For Det Europæiske Atomenergifællesskab

Für die Europäische Atomgemeinschaft

Euroopa Aatomienergiaühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα Ατομικής Ενέργειας

For the European Atomic Energy Community

Pour la Communauté européenne de l'énergie atomique

Za Europsku zajednicu za atomsku energiju

Per la Comunità europea dell'energia atomica

Eiropas Atomenerģijas Kopienas vārdā –

Europos atominės energijos bendrijos vardu

az Európai Atomenergia-közösség részéről

F'isem il-Komunità Ewropea tal-Enerġija Atomika

Voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

W imieniu Europejskiej Wspólnoty Energii Atomowej

Pela Comunidade Europeia da Energia Atómica

Pentru Comunitatea Europeană a Energiei Atomice

za Európske spoločenstvo pre atómovú energiu

Za Evropsko skupnost za atomsko energijo

Euroopan atomienergiajärjestön puolesta

För Europeiska atomenergigemenskapen

За Европейское сообщество по атомной знергии

Image

За Руската Федерация

Por la Federación de Rusia

Za Ruskou Federaci

For Den Russiske Føderation

Für die Russische Föderation

Venemaa Föderatsiooni nimel

Για τη Ρωσική Ομοσπονδία

For the Russian Federation

Pour la Fédération de Russie

Per la Federazione Russa

Krievijas Federācijas vārdā –

Rusijos Federacijos vardu

Az Orosz Föderáció részéről

Għall-Federazzjoni Russa

Voor de Russische Federatie

W imieniu Federacji Rosyjskiej

Pela Federação da Rússia

Pentru Federația Rusă

Za Ruskú Federáciu

Za Rusko Federacijo

Venäjän Federaation puolesta

För Ryska Federationen

За Pоссийскую Федерацию

Image


VERORDENINGEN

31.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 373/8


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1398/2014 VAN DE COMMISSIE

van 24 oktober 2014

tot vaststelling van normen inzake kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 tot oprichting van het Europese vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (hierna „het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp” genoemd) (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 375/2014 moet de Commissie normen en procedures vaststellen met betrekking tot de noodzakelijke voorwaarden, nadere regelingen en vereisten die uitzendende en ontvangende organisaties moeten hanteren bij de identificatie, selectie, opleiding, het beheer en de inzet van kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp ter ondersteuning van humanitaire hulpoperaties in derde landen. In Verordening (EU) nr. 375/2014 is vastgesteld dat deze normen moeten worden aangenomen door middel van gedelegeerde handelingen en de procedures door middel van uitvoeringshandelingen.

(2)

Alle betrokken partijen bij het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp, inclusief de vrijwilligers zelf en de uitzendende en ontvangende organisaties, moeten worden aangespoord om in het initiatief een gevoel van identiteit te delen.

(3)

In het competentiekader voor het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp moeten de transversale competenties worden vastgelegd die vereist zijn in talrijke sectoren van het vrijwilligerswerk en de arbeidsmarkt, alsook specifieke competenties worden afgebakend die noodzakelijk zijn voor het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp en het verstrekken van humanitaire hulp. Het kader moet ook voorzien in een niet-limitatieve lijst van de technische competenties. Hiermee moet worden gezorgd voor een doeltreffende en op behoeften gebaseerde selectie en voorbereiding van kandidaat-vrijwilligers, waarbij wordt uitgegaan van een gemeenschappelijk competentiekader.

(4)

Om de competenties, leerbehoeften en leerresultaten van EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp te kunnen documenteren en beoordelen, moet tijdens hun deelname aan het initiatief gebruik worden gemaakt van een gebruiksvriendelijk plan voor opleiding en ontwikkeling. Voor het opstellen van dit plan wordt gebruikgemaakt van de ervaring die is opgedaan bij de initiatieven Youthpass (2) en Europass (3).

(5)

Dank zij de kennis, vaardigheden en competenties die de vrijwilligers bij een deelname aan het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp verwerven, wordt hun inzetbaarheid bevorderd. Door hun deelname tonen zij ook hun solidariteit met mensen in nood en hun bereidheid om een gevoel van Europees burgerschap te bevorderen. Voor zover mogelijk moet derhalve met specifieke bepalingen de validatie van niet-formeel en informeel leren door EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp worden bevorderd, overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (4).

(6)

De normen die van toepassing zijn op de partnerschappen tussen de uitzendende en ontvangende organisaties, zijn van belang voor zowel de humanitaire sector als de vrijwilligersorganisaties. Zij ondersteunen de doelstelling om partnerschappen op te bouwen tussen de uitvoerende organisaties en onderstrepen de wederzijdse verantwoordelijkheid van deze organisaties, zowel ten aanzien van de totstandkoming van de doelstellingen van het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp als van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp als individuen. De beginselen waarop het partnerschap is gebaseerd, moeten worden vastgesteld en de partnerschapsovereenkomst moet beantwoorden aan minimumvereisten waaraan de partners moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de uitvoering en het beheer van projecten waarbij EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp worden ingezet in derde landen.

(7)

De beginselen inzake gelijke kansen en non-discriminatie zijn verankerd in het nationale recht en het recht van de Unie en moeten in alle omstandigheden worden nageleefd en bevorderd door de uitzendende en ontvangende organisaties. In voorkomend geval wordt evenwel voorzien in contextgebonden uitzonderingen met betrekking tot de rol en het profiel van EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp.

(8)

Naleving van het desbetreffende nationale en Unierecht en het recht van het ontvangende land is essentieel. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de uitzendende en ontvangende organisaties, die ook verplicht zijn de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in kennis te stellen van hun rechten en wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit deze wetgeving en hun recht op een verzekeringsdekking. Een duidelijke juridische status van de vrijwilligers is een absolute voorwaarde voor hun inzet en moet derhalve worden vastgelegd in een contract tussen de uitzendende organisaties en de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp waarin de voorwaarden voor de inzet worden vastgelegd. Bijzondere aandacht moet ook worden besteed aan de bescherming van persoonsgegevens, de noodzaak om — overeenkomstig een gedragscode — met integriteit te werk te gaan, de bescherming van kinderen en kwetsbare volwassenen, inclusief door de invoering van een beginsel van nultolerantie ten aanzien van seksueel misbruik.

(9)

Om de tijdige tenuitvoerlegging van het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp te garanderen, is een urgente inwerkingtreding van deze verordening vereist, aangezien hierin de bepalingen zijn opgenomen waarop de uitvoerende organisaties zich baseren om EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in te zetten in derde landen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Algemene bepalingen

In deze verordening worden normen vastgesteld die gelden voor kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, met inachtneming van de in artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vermelde aangelegenheden:

a)

een competentiekader dat wordt gebruikt voor de identificatie, selectie en voorbereiding van vrijwilligers als junior of senior professionals;

b)

bepalingen ter waarborging van gelijke kansen en non-discriminatie bij het identificatie- en selectieproces;

c)

bepalingen ter waarborging van naleving van het betreffende nationale en Unierecht en het recht van het ontvangende land door uitzendende en ontvangende organisaties;

d)

normen van toepassing op de partnerschappen tussen uitzendende en ontvangende organisaties, en

e)

bepalingen met het oog op erkenning van de door de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp verworven vaardigheden en competenties overeenkomstig de bestaande relevante Unie-initiatieven.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 375/2014 en de definities in de uitvoeringsverordening van de Commissie die op grond van artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 375/2014 moet worden vastgesteld, van toepassing. Daarnaast wordt verstaan onder:

a)   „competenties”: volgens de definitie die is opgenomen in het Europees referentiekader voor sleutelcompetenties voor een leven lang leren (5), een combinatie van kennis, vaardigheden en attitudes die in een bepaalde context adequaat zijn en die EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in staat stellen bij te dragen tot het verstrekken van op behoeften gebaseerde humanitaire hulp;

b)   „transversale competenties”: competenties die vereist zijn in talrijke sectoren van het vrijwilligerswerk en de arbeidsmarkt en die niet specifiek zijn voor humanitaire hulpverlening;

c)   „specifieke competenties”: competenties die vereist zijn voor het EU-vrijwilligersinitiatief en voor humanitaire hulpverlening in bredere zin;

d)   „technische competenties”: competenties op grond van gespecialiseerde kennis die van belang zijn op het gebied van humanitaire hulp;

e)   „leerresultaten”: volgens de definitie die is opgenomen in het Europees kwalificatiekader (6), verklaringen over hetgeen een lerende weet, begrijpt en kan doen na de voltooiing van een leerproces. Leerresultaten worden uitgedrukt in termen van kennis, vaardigheden en competenties.

HOOFDSTUK 2

COMPETENTIEKADER

Artikel 3

Competentiekader

1.   Het competentiekader voor het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp heeft drie dimensies:

a)

transversale competenties;

b)

specifieke competenties;

c)

technische competenties.

2.   Het competentiekader is toegespitst op:

a)

junior professionals, in het bijzonder pas afgestudeerden met minder dan vijf jaar beroepservaring en minder dan vijf jaar ervaring op het vlak van humanitaire hulpverlening, en

b)

senior professionals met vijf of meer jaar beroepservaring in een positie als leidinggevende of deskundige.

3.   Het competentiekader dient zowel ter bevordering van de permanente persoonlijke ontwikkeling van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in de verschillende fasen van hun deelname aan het initiatief als ter beoordeling van hun vooruitgang. De vaardigheidsniveaus in elke competentie worden op een coherente wijze beoordeeld op grond van het Europees kwalificatiekader. Hierbij wordt volgende indeling in niveaus gebruikt:

a)

niveau 4: uitstekende beheersing;

b)

niveau 3: afdoende beheersing;

c)

niveau 2: beheersing met lacunes;

d)

niveau 1: zwakke beheersing.

4.   De belangrijkste competenties zijn omschreven in de bijlage.

Artikel 4

Opleidings- en ontwikkelingsplan

1.   In een opleidings- en ontwikkelingsplan worden de leerresultaten omschreven die de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp geacht worden te behalen en is informatie opgenomen over de verwachte competenties, leerbehoeften en -resultaten van deze vrijwilligers in de verschillende fasen van hun deelname aan het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp.

2.   In het opleidings- en ontwikkelingsplan zijn de volgende gegevens opgenomen:

a)

basisinformatie over de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp;

b)

basisinformatie over het project waaraan de vrijwilliger deelneemt en een beschrijving van de uit te voeren taken;

c)

de in het competentiekader beschreven competenties en een beoordeling van de prestatie van de vrijwilliger en de desbetreffende leerresultaten;

d)

leerbehoeften en geplande ontwikkelingsactiviteiten, in voorkomend geval;

e)

tijdens de opleiding of in de loop van het project gevolgde cursussen, en

f)

overige relevante informatie.

3.   Afhankelijk van de individuele behoeften en aspiraties van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp zijn de verschillende onderdelen van het opleidings- en ontwikkelingsplan van toepassing. Deze onderdelen worden op gezette tijden bijgewerkt, onder meer in de volgende fasen:

a)

selectie;

b)

opleiding, waaronder in voorkomend geval stages;

c)

inzet, en

d)

nabespreking na afloop van de inzet, in voorkomend geval.

HOOFDSTUK 3

ERKENNING VAN DE VAARDIGHEDEN EN COMPETENTIES DIE ZIJN VERWORVEN DOOR DE EU-VRIJWILLIGERS VOOR HUMANITAIRE HULP

Artikel 5

Beoordeling en staving

1.   De beoordeling en staving van de competenties die de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp hebben verworven tijdens hun deelname aan het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp dienen ter ondersteuning van:

a)

de professionele erkenning van de verworven competenties die beroepshalve kunnen worden gebruikt en die de inzetbaarheid van een vrijwilliger zouden kunnen verbeteren, en

b)

de sociale erkenning van de bijdrage van de vrijwilligers aan de waarden van de Unie op het gebied van solidariteit met mensen in nood, waarbij een gevoel van Europees burgerschap zichtbaar wordt bevorderd.

2.   De reikwijdte en de procedure van beoordeling en staving worden zodanig aangepast dat zij zowel voor junior als voor senior professionals geschikt zijn en zijn afgestemd op de individuele noden en verwachtingen van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

3.   De beoordeling en staving van de leerervaringen geven de continue ontwikkeling van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp weer, waarbij de opleiding en ontwikkeling in de verschillende fasen van de deelname van een vrijwilliger aan het initiatief naar waarde wordt geschat en ondersteund. Beoordeling en staving worden uitgevoerd op basis van het in artikel 4 bedoelde opleidings- en ontwikkelingsplan.

4.   Uitzendende en ontvangende organisaties werken steeds actief mee aan de beoordeling en staving van de leerervaringen van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp om de professionele en sociale erkenning te bevorderen.

5.   De Commissie en de EU-lidstaten verstrekken de bevoegde nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de validering van het niet-formeel en informeel leren relevante informatie over het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp en de beoordeling en staving om in voorkomend geval de formele validering van de leerervaringen van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in hun land van herkomst te vergemakkelijken.

Artikel 6

Professionele erkenning

1.   EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp ontvangen op hun verzoek een getuigschrift ter bevestiging van hun deelname aan het initiatief. Dit getuigschrift wordt verstrekt door de Commissie en bevat ten minste de volgende informatie:

a)

begin- en einddatum van de opdracht;

b)

naam en nadere gegevens van de uitzendende en ontvangende organisaties;

c)

naam en contactgegevens van de mentor en lijnmanager van de vrijwilliger;

d)

naam en nadere gegevens van de personen in de uitzendende en ontvangende organisaties die bereid zijn een referentie te verstrekken voor de vrijwilliger;

e)

de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp;

f)

een beschrijving van de belangrijkste verwezenlijkingen van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp tijdens de opdracht;

g)

een beschrijving van de leerresultaten van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp tijdens de verschillende fasen van hun deelname aan het initiatief, die worden beoordeeld overeenkomstig artikel 3, lid 3, van deze verordening.

2.   Op verzoek van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp kan een kopie van het opleidings- en ontwikkelingsplan bij het getuigschrift worden gevoegd.

Artikel 7

Sociale erkenning

1.   De sociale erkenning wordt bevorderd door de activiteiten die zijn opgenomen in het in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 375/2014 bedoelde communicatieplan. De EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp krijgen de mogelijkheid mee te werken aan de externe communicatie die tot doel heeft het initiatief en de inzet van de vrijwilligers in de openbaarheid te brengen.

2.   In voorkomend geval organiseert de Commissie bijeenkomsten op hoog niveau om het publiek voor te lichten en de zichtbaarheid van het initiatief te verbeteren.

3.   De uitzendende organisaties verspreiden informatie over en bevorderen de deelname aan het netwerk voor het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp, waarbij zij de aandacht vestigen op de mogelijkheden die het netwerk biedt voor vrijwilligers om na hun uitzending betrokken te blijven bij de humanitaire hulpverlening en een actief Europees burgerschap.

4.   De uitzendende en ontvangende organisaties stellen de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in kennis van de mogelijkheden om zich te blijven engageren voor aangelegenheden op het gebied van humanitaire hulp en actief Europees burgerschap. Zij sporen de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp aan om deel te nemen aan conferenties en workshops die op Europees en nationaal niveau worden georganiseerd, om hun ervaringen met de belanghebbende partijen te delen.

HOOFDSTUK 4

NORMEN VAN TOEPASSING OP DE PARTNERSCHAPPEN TUSSEN UITZENDENDE EN ONTVANGENDE ORGANISATIES

Artikel 8

Doelstelling en leden van een partnerschap

1.   In het kader van het partnerschap tussen de uitzendende en ontvangende organisaties worden de regelingen vastgesteld tussen de partners die zich kandidaat stellen voor projecten waarbij EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp worden ingezet in derde landen en die deze projecten beheren. Deze regelingen kunnen ook betrekking hebben op activiteiten op het vlak van capaciteitsopbouw en/of technische bijstand.

2.   De leden van het partnerschap zijn uitzendende organisaties die in overeenstemming zijn met artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) nr. 375/2014 en ontvangende organisaties die in overeenstemming zijn met artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) nr. 375/2014.

3.   Wanneer uitzendende en ontvangende organisaties een partnerschap vormen, kunnen zij andere organisaties die gespecialiseerd zijn in werkterreinen die van belang zijn voor de in lid 1 bedoelde doelstellingen of projectmaatregelen, als partners opnemen om een beroep te doen op hun specifieke deskundigheid.

4.   Wanneer projecten activiteiten omvatten die betrekking hebben op capaciteitsopbouw en/of technische bijstand, komen uitzendende en ontvangende organisaties die reeds zijn onderworpen aan een certificeringsprocedure overeenkomstig de op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen uitvoeringsverordening van de Commissie, maar waaraan geen certificering is toegekend, ook in aanmerking als partners op voorwaarde dat zij beschikken over een op behoeften gebaseerde strategie voor capaciteitsopbouw en/of technische bijstand.

5.   In het geval van projecten ter ondersteuning van noodhulpoperaties, kan het partnerschap louter uit uitzendende organisaties zijn samengesteld.

Artikel 9

Beginselen van partnerschap

Met de activiteiten van het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp worden transnationale partnerschappen bevorderd tussen uitzendende en ontvangende organisaties, die op de volgende beginselen zijn gebaseerd:

a)

gelijkheid;

b)

gemeenschappelijke waarden en een gemeenschappelijke visie;

c)

transparantie;

d)

verantwoordelijkheid, verantwoordingsplicht en betrouwbaarheid;

e)

wederzijds vertrouwen en respect;

f)

complementariteit, die gebaseerd is op de diversiteit binnen de gemeenschap van humanitaire hulpverleners en het vrijwilligerswerk, met een sterke nadruk op de opbouw van lokale capaciteit;

g)

flexibiliteit en aanpassingsvermogen; en

h)

wederkerigheid bij de toekenning van middelen en de vaststelling van doelstellingen.

Artikel 10

Partnerschapsovereenkomst en normen

1.   Voordat uitzendende en ontvangende organisaties een partnerschap opzetten, moet een behoeftenanalyse worden uitgevoerd door de ontvangende organisaties, in voorkomend geval in samenwerking met de uitzendende organisaties, waarbij rekening wordt gehouden met de beoordeling van de behoeften aan humanitaire hulp door de Commissie.

2.   Deze behoeftenanalyse omvat ten minste volgende onderdelen:

a)

een beoordeling van de kwetsbaarheid en de risico's van het land waar de vrijwilligers worden ingezet, inclusief een beoordeling van de veiligheid en de reis- en gezondheidsrisico's die van belang zijn voor EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp;

b)

een evaluatie van de huidige capaciteit van de ontvangende organisatie om een EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp te ontvangen;

c)

een analyse van de competenties en capaciteiten die momenteel ontbreken binnen de ontvangende organisatie en de plaatselijke gemeenschap, waarbij de behoeften worden vastgesteld en wordt nagegaan hoe zij het best worden aangepakt;

d)

een analyse van de verwachte toegevoegde waarde van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp en in voorkomend geval van de beoogde steun inzake capaciteitsopbouw aan de ontvangende organisatie en de lokale gemeenschap.

3.   Een partnerschapsovereenkomst wordt door alle partners ondertekend om te garanderen dat de volgende minimale partnerschapsnormen in acht worden genomen:

a)

partnerschappen zijn gebaseerd op een overeenkomst over gemeenschappelijke waarden en een gemeenschappelijke visie, in het bijzonder met betrekking tot vrijwilligerswerk en humanitaire hulp;

b)

de toegevoegde waarde van elke partner en zijn respectieve taken wordt duidelijk afgebakend;

c)

alle partners stemmen in met de gemeenschappelijke doelstellingen van het partnerschap en de wijze waarop het partnerschap wordt beheerd, in het bijzonder met betrekking tot:

i)

besluitvormingsprocedures en werkmethoden;

ii)

financiële regelingen en beheer;

iii)

communicatiekanalen tussen alle betrokken partijen, frequentie van de vergaderingen en inspectiebezoeken door uitzendende organisaties;

iv)

werkprogramma en activiteiten, inclusief tijdschema;

v)

taakverdeling, overeenkomstig het communicatieplan van het initiatief;

vi)

toezicht op en evaluatie van het partnerschap;

vii)

boekhouding en documentatie;

viii)

een verfijning en afronding van de in lid 1 bedoelde behoeftenanalyse;

ix)

gezamenlijke formulering en evaluatie van de taken die aan de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp zijn opgedragen;

x)

taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in de verschillende fasen van hun deelname aan het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp;

xi)

procedures voor klachtenbehandeling (zowel klachten die binnen het partnerschap zijn geuit als die welke afkomstig zijn van externe partijen met betrekking tot het optreden van het partnerschap) en conflictoplossing tussen partners;

xii)

beleid en procedures voor het vertrek van een partner;

xiii)

financiële gevolgen, en

xiv)

contractuele gevolgen (inclusief ten aanzien van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp en de betrokken gemeenschappen);

d)

in voorkomend geval wordt een op behoeften gebaseerde strategie voor capaciteitsopbouw en/of technische bijstand tussen partners opgesteld en worden voor deze strategie specifieke middelen uitgetrokken;

e)

partners dragen bij tot de leeractiviteiten en zijn bereid acties te ondernemen op het vlak van communicatie en zichtbaarheid overeenkomstig het in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 375/2014 bedoelde communicatieplan.

HOOFDSTUK 5

GELIJKE KANSEN EN NON-DISCRIMINATIE

Artikel 11

Algemeen beginsel

1.   Het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp staat open voor alle in aanmerking komende kandidaten, ongeacht hun nationaliteit, geslacht, ras, etnische afkomst, leeftijd, sociale achtergrond, godsdienst of levensovertuiging, burgerlijke staat of seksuele geaardheid en eventuele handicaps.

2.   De uitzendende en ontvangende organisaties onderschrijven de beginselen van gelijke behandeling, gelijke kansen en non-discriminatie. Deze beginselen worden volledig opgenomen in de procedure voor de identificatie, selectie en aanwerving, en voorbereiding van de vrijwilligers en in het beleid en de werkmethoden op het vlak van prestatiebeheer.

Artikel 12

Gelijke behandeling, gelijke kansen en non-discriminatie

1.   De uitzendende organisatie heeft een beginselverklaring en een beleid om ervoor te zorgen dat de beginselen van gelijke behandeling, gelijke kansen en non-discriminatie worden nageleefd op de werkvloer, waarbij wordt gestreefd naar een inclusieve organisatiecultuur.

2.   Het in lid 1 bedoelde beleid op het vlak van gelijke behandeling, gelijke kansen en non-discriminatie voldoet ten minste aan de volgende voorwaarden:

a)

het is in overeenstemming met de desbetreffende EU- en nationale wetgeving, waarbij ernaar wordt gestreefd discriminerende beleidsbeginselen of praktijken te voorkomen, aan te pakken of uit de weg te ruimen, inclusief belemmeringen voor werkgelegenheid voor alle groepen op wie deze wetgeving betrekking heeft en/of van wie geweten is dat zij geconfronteerd kunnen worden met vooroordelen wanneer zij zoeken naar werk, en dus het risico lopen om ondervertegenwoordigd te zijn;

b)

het dekt — zonder hiertoe beperkt te zijn — alle aspecten van de vrijwilligersactiviteit, inclusief individuele gedragsregels, advertentieplaatsing, selectie en aanwerving, opleiding en ontwikkeling, prestatiebeheer, arbeidsvoorwaarden waaronder verlonings- en ontslagprocedures;

c)

het geeft een duidelijke afbakening van de taken en verantwoordelijkheden van alle personeelsleden en vrijwilligers, leidinggevenden en leiderschapsteams, personeelsdiensten en alle andere door de organisatie vermelde betrokken partijen;

d)

het wordt regelmatig gecontroleerd en geëvalueerd om ervoor te zorgen dat het beleid in overeenstemming blijft met de desbetreffende wetgeving en correct en doeltreffend ten uitvoer wordt gelegd.

3.   De ontvangende organisatie bevestigt de uitzendende organisatie schriftelijk dat zij het beginsel en het beleid inzake gelijke behandeling, gelijke kansen en non-discriminatie onderschrijft en informeert de uitzendende organisatie indien door de specifieke context van de opdracht uitzonderingen moeten worden gemaakt bij het vastleggen van de opdracht en het profiel van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

4.   De uitzendende organisatie ondersteunt de ontvangende organisatie bij de tenuitvoerlegging van het beleid op het vlak van gelijke behandeling, gelijke kansen en non-discriminatie. Bij wijze van uitzondering wordt de ontvangende organisatie indien nodig ondersteund bij het maken van contextgebonden aanpassingen aan deze beginselen.

5.   Indien mogelijk verstrekt de uitzendende organisatie op gezette tijden passende opleiding en voorlichting over haar beleid en haar beginselen aan al haar personeelsleden, om ervoor te zorgen dat het beleid door alle betrokken partijen wordt begrepen, ondersteund en uitgevoerd.

HOOFDSTUK 6

NALEVING VAN HET NATIONALE EN UNIERECHT EN HET RECHT VAN HET ONTVANGENDE LAND

Artikel 13

Algemene bepalingen

1.   De uitzendende en ontvangende organisaties waarborgen de naleving van het desbetreffende nationale en Unierecht en het recht van het ontvangende land, met inbegrip van de volgende voorschriften:

a)

Verordening (EU) nr. 375/2014, inclusief de inachtneming van de in artikel 5 bedoelde algemene beginselen;

b)

wetgeving die van toepassing is op de juridische status van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp;

c)

wetgeving die van toepassing is op de arbeidsomstandigheden, gezondheid, veiligheid en beveiliging van de vrijwilligers;

d)

wetgeving betreffende gelijke behandeling en non-discriminatie, en

e)

wetgeving betreffende de bescherming van persoonsgegevens.

2.   De uitzendende en ontvangende organisaties stellen de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in kennis van hun rechten en wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit de in lid 1 bedoelde wetgeving en hun rechten op een verzekeringsdekking zoals bepaald in de uitvoeringsverordening van de Commissie die op grond van artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 375/2014 moet worden vastgesteld.

Artikel 14

Juridische status van een EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp

1.   De uitzendende organisatie neemt de wetgeving in acht die van toepassing is op de juridische status van een EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp. Derhalve wordt door deze organisatie een contract voor de inzet van vrijwilligers opgesteld — zoals bedoeld in artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) nr. 375/2014 — die door de organisatie zelf en de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp moet worden ondertekend. In het contract worden de op het contract toepasselijke wetgeving en de rechterlijke bevoegdheid over het contract vastgesteld.

2.   De uitzendende organisatie garandeert de naleving van het contract door de ontvangende organisatie en is aansprakelijk voor inbreuken op de contractbepalingen door de ontvangende organisatie.

Artikel 15

Verplichting om EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in kennis te stellen van de fiscale bepalingen

1.   Voorafgaand aan de inzet stelt de uitzendende organisatie de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp in kennis van de fiscale bepalingen inzake dagvergoedingen in het land van vestiging van de uitzendende organisatie en indien nodig, in het land van inzet.

2.   Wanneer een EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp geen inwoner is van het land van vestiging van de uitzendende organisatie, stelt de uitzendende organisatie de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in kennis van de verplichting om zich vertrouwd te maken met de fiscale bepalingen van het land waarin zij zijn gevestigd en die van toepassing is op hun specifieke situatie.

Artikel 16

Gegevensbescherming

1.   Indien van toepassing moet de verwerking van persoonsgegevens door de uitzendende en ontvangende organisaties in overeenstemming zijn met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (8).

2.   De uitzendende en ontvangende organisaties zorgen ervoor dat persoonsgegevens tijdens de verwerking ervan niet kunnen worden misbruikt of verkeerd gebruikt, inclusief bij het verzamelen, gebruiken, verstrekken en vernietigen van alle persoonsgegevens over kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp. Dit heeft betrekking op alle acties ten aanzien van kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, en in het bijzonder:

a)

aanwerving en selectie (inclusief sollicitatieformulieren, aantekeningen bij het sollicitatiegesprek en vragenlijsten voor zelfbeoordeling), en

b)

voorbereiding en aansturing van EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp (inclusief opleidings- en ontwikkelingsplannen, prestatiebeoordelingen en verslagen over ondersteunende begeleiding, medische controles en tuchtrechtelijke kwesties).

3.   De uitzendende en ontvangende organisaties zorgen ervoor dat alleen relevante gegevens worden verwerkt en dat persoonsgegevens zoals naam, leeftijd, adres, geboortedatum, met inbegrip van gevoelige gegevens, informatie inzake aanwerving, inzet en prestatie:

a)

op een rechtmatige en adequate wijze worden verzameld voor een legitiem doeleinde;

b)

op eerlijke en rechtmatige wijze worden verwerkt;

c)

indien nodig worden gecorrigeerd of bijgewerkt;

d)

alleen door bevoegd personeel kunnen worden geraadpleegd;

e)

op verzoek kunnen worden geraadpleegd door de desbetreffende kandidaat-vrijwilliger of EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp;

f)

veilig worden opgeslagen, en

g)

niet langer dan nodig worden opgeslagen.

4.   Bij de verwerking van de in lid 3 bedoelde gegevens zullen de uitzendende en ontvangende organisaties verzoeken om de uitdrukkelijke toestemming van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

5.   De uitzendende en ontvangende organisaties stellen de kandidaat-vrijwilliger of de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp in kennis van hun recht op bescherming van persoonsgegevens, hun recht om een klacht in te dienen en hun recht om hun eigen gegevens te gebruiken en te raadplegen, alsmede hun recht om de identiteit te kennen van de entiteiten die hun persoonsgegevens kunnen raadplegen en om te weten welk soort gegevens door elke entiteit kan worden geraadpleegd.

Artikel 17

Integriteit en gedragscode

1.   Uitzendende en ontvangende organisaties bereiken overeenstemming over een integriteitsbeleid dat tot doel heeft corruptie en omkoperij te voorkomen alsook over een op het beleid van de uitzendende organisatie gebaseerde gedragscode die afgestemd en van toepassing is op de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, met richtsnoeren inzake verwachte gedragingen, fatsoen en integriteit die zijn vereist bij hun deelname aan het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp.

2.   De gedragscode is bindend voor alle EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp en omvat ten minste de volgende vereisten:

a)

het engagement om zich met het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp te identificeren en om bij te dragen tot de doelstellingen ervan;

b)

respect voor andere mensen en hun waardigheid en naleving van het beginsel van non-discriminatie;

c)

respect voor de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 375/2014 bedoelde beginselen van humanitaire hulpverlening;

d)

engagement om kinderen en kwetsbare volwassenen te beschermen, onder meer door een nultolerantie ten aanzien van seksueel misbruik;

e)

nultolerantie ten aanzien van het gebruik van drugs die illegaal zijn in het land waar men als vrijwilliger wordt ingezet;

f)

inachtneming van de lokale wetten;

g)

integriteit, fraude- en corruptiebestrijding.

h)

handhaven van hoge normen van persoonlijk en professioneel gedrag;

i)

naleving van de procedures op het vlak van veiligheid, gezondheid en beveiliging;

j)

verplichting om melding te maken van inbreuken en bepalingen voor klokkenluiden;

k)

regels voor contacten met de media en informatiebeheer, en

l)

regels voor het voorkomen van misbruik van de uitrusting van de organisatie.

3.   Elke inbreuk op de gedragscode door een EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp wordt behandeld overeenkomstig het door de uitzendende organisatie gevoerde beleid.

4.   Indien de inbreuk wordt beschouwd als een zwaar vergrijp, kan dit resulteren in een vervroegde terugkeer van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp en, indien nodig, kan dit gedrag worden gemeld aan de desbetreffende professionele of gerechtelijke organisaties of autoriteiten.

Artikel 18

Bescherming van kinderen en kwetsbare volwassenen, inclusief nultolerantie ten aanzien van seksueel misbruik

1.   Uitzendende en ontvangende organisaties onderschrijven een nultolerantiebeleid ten aanzien van elk misbruik van kinderen en/of kwetsbare volwassenen, inclusief seksueel misbruik. Zij zijn in staat om misbruik te melden, incidenten onverwijld en naar behoren aan te pakken, slachtoffers te ondersteunen, represailles tegen klokkenluiders te voorkomen en de daders ter verantwoording te roepen.

2.   Uitzendende en ontvangende organisaties voorkomen misbruik door de wijze waarop EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp worden geselecteerd, hun introductie en opleiding, waarbij zij een cultuur van openheid tot stand brengen, voorlichting verstrekken over dit vraagstuk en duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden op het vlak van beheer en toezicht toewijzen.

3.   De uitzendende organisatie voert alle wettelijk verplichte controles uit om toestemming te verkrijgen voor kandidaat-vrijwilligers om met deze doelgroepen te werken.

4.   De uitzendende en ontvangende organisaties stellen de kandidaat-vrijwilligers of de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in kennis van de risico's en de aanbevolen preventieve maatregelen om ervoor te zorgen dat er zich geen misbruiken voordoen.

HOOFDSTUK 7

SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 oktober 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 122 van 24.4.2014, blz. 1.

(2)  https://www.youthpass.eu/en/youthpass/

(3)  https://europass.cedefop.europa.eu/editors/en/esp/compose#

(4)  PB C 398 van 22.12.2012, blz. 1.

(5)  PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.

(6)  PB C 111 van 6.5.2008, blz. 1.

(7)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(8)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).


BIJLAGE

Competentiekader

1.   Transversale competenties die vereist zijn in talrijke sectoren van het vrijwilligerswerk en de arbeidsmarkt en die niet specifiek zijn voor humanitaire hulpverlening

Competentie

Omschrijving

1)   Ontwikkelen en onderhouden van samenwerkingsverbanden

Samenwerken met anderen

Houdt rekening met, aanvaardt en is in staat zich aan te passen aan verschillende manieren van werken.

Heeft inzicht in en aanvaardt zijn of haar taak in het team en draagt op een positieve en proactieve wijze bij tot het verwezenlijken van de doelstellingen van het team.

Deelt nuttige informatie en kennis met collega's en wanneer nodig — in bredere kring.

Treedt constructief op om eventuele conflicten op te lossen.

Communicatie

Communiceert doeltreffend met leden van het team en met anderen die geen deel uitmaken van het team.

Is bereid rekening te houden met nieuwe en uiteenlopende visies van zijn/haar teamleden

Maakt gebruik van een scala aan communicatiemiddelen (persoonlijke contacten, per telefoon en e-mail), inclusief niet-verbale communicatie, die zijn aangepast aan de plaatselijke context en situatie.

2)   Een positieve instelling ten aanzien van vrijwilligerswerk

 

Vindt vrijwilligerswerk de moeite waard.

Heeft een inzicht in en een mening over de lading van de begrippen vrijwilligerswerk en actief burgerschap en de rol die zij binnen de samenleving vervullen.

Is bereid om een bijdrage te leveren zonder hiervoor financieel te worden vergoed.

Is gedreven voor de uitvoering van de hem of haar toegewezen taken, die hij of zij dan ook zo goed mogelijk uitvoert, zelfs indien hier geen financiële vergoeding tegenover staat.

Streeft ernaar als vrijwilliger bij te dragen tot de organisatie en de begunstigden (dus de lokale gemeenschappen) te ondersteunen.

3)   Blijk geven van zelfbeheersing in een veeleisende context die voortdurend aan veranderingen onderhevig is

Zelfbewustzijn en stressbestendigheid

Is in staat om met stress om te gaan en moeilijkheden te overwinnen.

Spoort stressfactoren op en weet op welke wijze hun negatieve invloed kan worden beperkt.

Is bereid om te praten over stress en moeilijkheden en zoekt steun wanneer nodig.

Kan zich aanpassen aan de omstandigheden wanneer de middelen zeer beperkt zijn en bij een zeer geringe mate van comfort.

Kan zich op een beheerste wijze aanpassen aan en reageert constructief op veranderende situaties en beperkingen.

Is zich bewust van zijn of haar sterke en zwakke punten en hoe die zijn of haar werk kunnen beïnvloeden

Autonomie

Organiseert zijn of haar activiteiten op het werk en gedurende de vrije tijd autonoom.

Beheert zijn of haar arbeidstijd en stelt op passende wijze prioriteiten.

Erkent de beperkingen van zijn of haar verantwoordelijkheden en brengt in voorkomend geval verslag uit aan leidinggevenden met een hogere rang in de hiërarchie.

Beheren van zijn eigen verwachtingen

Heeft een realistisch inzicht in zijn of haar bijdrage aan de organisatie en de ondersteuning die hij of zij kan verlenen aan de begunstigden.

Past zijn of haar verwachtingen aan de veranderende omstandigheden aan.

Intercultureel bewustzijn

Vermijdt culturele stereotypen.

Staat open voor en aanvaardt culturele verschillen.

Respecteert andere culturen en past zijn of haar gedrag aan om misverstanden te voorkomen.

Houdt rekening met niet-verbale communicatie in een multiculturele context.

Reageert zonder vooroordelen op verschillende geloofsovertuigingen, sociale gewoonten en waarden.

Geeft blijk van empathie en gevoeligheid.

4)   Blijk geven van leiderschap

 

Motiveert andere mensen van het team (lokaal of internationaal) voor de opdracht.

Stelt mensen in staat om verantwoordelijkheid op te nemen binnen hun actieterrein.

Luistert actief naar anderen.

Wekt vertrouwen bij anderen.

Als leidinggevende:

Geeft duidelijk aan welke taken door andere medewerkers moeten worden uitgevoerd en hetgeen hierbij van hen wordt verwacht.

Gaat na of de gegeven opdrachten zijn begrepen.

Verstrekt feedback en toont waardering voor de bijdrage van de anderen.

Maakt bij het nemen van besluiten een afweging tussen het risico waarmee een actie gepaard gaat en de noodzaak van de actie.

5)   Resultaatgerichtheid

Brengt opdrachten tot een goed einde en zorgt voor de bekendmaking van de onmiddellijke resultaten van de actie en de vooruitgang die wordt geboekt op het vlak van capaciteitsopbouw.

Kiest voor een kordate aanpak en geeft blijk van een proactieve houding.

Stelt vast welke essentiële verbeteringen noodzakelijk zijn om de duurzaamheid van de geboekte resultaten te garanderen.

Zorgt voor een doeltreffende communicatie over de geboekte resultaten.

Stelt vast welke personen iets kunnen opsteken van zijn of haar bijdrage en streeft ernaar diegenen die moeten bijdragen tot de duurzaamheid van de resultaten, een inzicht te geven in de reeds geboekte vooruitgang.

Zoekt naar oplossingen.

Neemt maatregelen om eventuele conflicten op te lossen.

Met een specifieke taak op het vlak capaciteitsopbouw:

Is vertrouwd met de verschillende methoden om met beperkte middelen organisatorische capaciteit op te bouwen en kan deze methoden toepassen.

Is vertrouwd met de methoden en instrumenten voor het inschatten van behoeften om de terreinen af te bakenen die in aanmerking komen voor capaciteitsopbouw en kan deze methoden en instrumenten toepassen.

Verantwoordingsplicht

Streeft ernaar op tijd resultaten te boeken.

Verzoekt om feedback en neemt maatregelen op grond van de verkregen feedback.

Rapporteert aan de juiste persoon/personen.

Vecht besluiten en gedragingen aan die indruisen tegen de gedragscode van de organisatie en/of andere relevante humanitaire normen.

2.   Specifieke competenties die vereist zijn voor het EU-vrijwilligersinitiatief en andere vormen van humanitaire hulpverlening

Competentie

Omschrijving

6)   Inzicht in de humanitaire context van het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp en toepassing van humanitaire beginselen

 

Geeft blijk van inzicht in de humanitaire hulpverlening, de verschillende actoren die hierbij betrokken zijn en het verband tussen humanitaire hulpverlening en andere onderdelen van het extern beleid, met name vanuit een EU-perspectief.

Begrijpt de theoretische beginselen en algemene werkmethoden die aan de basis liggen van elk humanitair optreden en kan deze toepassen.

Geeft blijk van inzicht in de relevante normen en gedragscodes voor humanitaire hulpverlening, inclusief die welke betrekking hebben op verantwoordingsplicht en kwaliteitsbeheer, en van het rechtskader voor humanitaire hulpverlening.

Geeft blijk van inzicht in de fasen van de humanitaire respons, inclusief preventie en paraatheid, rampenrisicovermindering, rampenrisicobeheer, reactie en herstel.

Geeft blijk van inzicht in de theorie en praktijk met betrekking tot hulpverlening en ontwikkeling en de aanpak inzake weerbaarheid.

Houdt rekening met de behoeften, vaardigheden, capaciteiten en ervaringen van mensen die getroffen zijn door rampen of humanitaire crisissituaties.

Heeft inzicht in de doelstellingen van het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp en de gevolgen van deze doelstellingen voor het optreden van de vrijwilligers wanneer zij worden ingezet.

Heeft inzicht in de selectie, opleiding en het inzetten van vrijwilligers.

Heeft inzicht in de rol van een vrijwilliger en de maatregelen die moeten worden genomen vóór, tijdens en na het inzetten van vrijwilligers.

Past zijn of haar inzicht in de doelstelling van dit initiatief toe in het bredere kader van de humanitaire hulpverlening door de EU.

7)   In alle omstandigheden op een veilige wijze te werk gaan

 

Begrijpt hoe belangrijk het is om de veiligheidsprocedures van de organisatie na te leven wanneer hij of zij als vrijwilliger wordt ingezet.

Begrijpt het beginsel van „geen schade berokkenen” en past het toe.

Stelt vast welke risico's zich tijdens een project kunnen voordoen en probeert deze te voorkomen.

Is in staat om maatregelen te nemen wanneer er zich gevaar voordoet.

Is in staat om stressbestendig op te treden bij veiligheidsincidenten.

Heeft een basiskennis van EHBO.

8)   Beheren van projecten in een humanitaire context

 

Is in staat de verschillende fasen van een projectcyclus op het vlak van humanitaire hulpverlening te beschrijven en te analyseren, inclusief de behoeftenanalyse, het overkoepelend projectvoorstel, de toekenning en besteding van de middelen, alsook de totstandkoming, het toezicht en de evaluatie van het project.

Begrijpt de basisbeginselen van budgettering en van het opstellen van voorstellen en past deze toe.

Begrijpt de basisbeginselen van financieel beheer van projecten en past deze toe.

Begrijpt het transparantiebeginsel bij projectbeheer en houdt zich daaraan.

Begrijpt de basisbeginselen van prestatiebeheer, toezicht en evaluatie en past deze toe.

9)   Communicatie en belangenbehartiging

 

Is vertrouwd met het communicatieplan van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp en zet zich hiervoor actief in en vervult zijn of haar rol bij de uitvoering van het plan.

Verdedigt de waarden van de organisatie en van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp waar nodig.

Bepaalt wie de voornaamste, ondergeschikte en essentiële belanghebbenden zijn in een lokale humanitaire context.

Heeft inzicht in de instrumenten voor het mobiliseren van steun van de internationale en lokale actoren voor humanitaire bijstand op het terrein waarop hij of zij actief is en kan deze instrumenten toepassen.

Formuleert duidelijke en empirisch onderbouwde argumenten als pleitbezorger van het initiatief en ontwikkelt een doeltreffende communicatiestrategie.

3.   Technische competenties op grond van gespecialiseerde kennis die van belang zijn op het gebied van humanitaire hulp

EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp kunnen beschikken over competenties op de volgende terreinen (niet-limitatieve lijst):

financieel beheer en boekhouding

juridische zaken

projectbeheer en administratie

toezicht op en evaluatie van projecten

communicatie (inclusief zichtbaarheid, public relations en belangenbehartiging)

logistiek en vervoer

personeelsbeheer en opleiding

organisatieontwikkeling en capaciteitsopbouw

strategische beleidsvorming en planning

risicocommunicatie en informatietechnologie

water- en sanitaire voorzieningen

bescherming en onderdak

voeding, voedingswetenschap en gezondheid

vluchtelingen en binnenlands ontheemden

genderkwesties

kinderbescherming

levensonderhoud

samenhang van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling

risicobeheersing in verband met rampen

weerbaarheidsopbouw

gegevens en kennis op het vlak van rampen

beoordeling en inventarisatie van risico's en kwetsbaarheid, en analyse van zwakheden en conflicten

aanpassing aan klimaatverandering en op ecosystemen gebaseerd beheer

bewustmaking en onderwijs

weerbaarheid van steden en landinrichtingsbeleid

gemeenschapsgerichte ontwikkeling

sociale bescherming en sociale vangnetten

rampenbestendige ondernemingen en infrastructuur, inclusief bescherming van kritieke infrastructuur

risicofinanciering

monitorings- en vroegtijdigewaarschuwingssystemen

rampenparaatheid en noodplanning

civiele bescherming en rampenplannen

evaluatie en herstel na rampen en conflicten

medische en paramedische diensten

engineering

beheer van vrijwilligerswerk


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

31.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 373/24


BESLUIT Nr. 2/2014 VAN HET GEMENGD COMITÉ LUCHTVERVOER EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND OPGERICHT BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT INZAKE LUCHTVERVOER

van 5 december 2014

tot vervanging van de bijlage bij de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat

(2014/957/EU)

HET COMITÉ LUCHTVERVOER EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND,

Gezien de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 23, lid 4,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

Met ingang van 1 februari 2015 vervangt de bijlage bij dit besluit de bijlage bij de Overeenkomst.

Gedaan te Bern, 5 december 2014.

Voor het Gemengd Comité

Het hoofd van de delegatie van de Europese Unie

Margus RAHUOJA

Het hoofd van de Zwitserse delegatie

Peter MÜLLER


BIJLAGE

Met het oog op de toepassing van deze overeenkomst geldt het volgende:

krachtens het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 van kracht is geworden, treedt de Europese Unie in de plaats van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolger is;

wanneer in deze bijlage gespecificeerde besluiten verwijzingen bevatten naar lidstaten van de Europese Gemeenschap, zoals vervangen door de Europese Unie, of een eis betreffende een verband met laatstgenoemde, gelden deze verwijzingen, voor de toepassing van deze overeenkomst, als eveneens van toepassing op Zwitserland, of op de eis betreffende een verband met Zwitserland;

de verwijzingen naar Verordeningen (EEG) nr. 2407/92 en (EEG) nr. 2408/92 in de artikelen 4, 15, 18, 27 en 35 van de Overeenkomst worden begrepen als verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1008/2008;

onverminderd artikel 15 van deze overeenkomst wordt onder de in onderstaande richtsnoeren en verordeningen van de Gemeenschap gebruikte term „communautaire luchtvaartmaatschappij” tevens verstaan een luchtvaartmaatschappij die een exploitatievergunning heeft en die haar hoofdzetel en, in voorkomend geval, haar statutaire zetel in Zwitserland heeft overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad. Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad worden begrepen als verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad;

verwijzingen in de volgende teksten naar de artikelen 81 en 82 van het Verdrag of naar de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden begrepen als verwijzingen naar de artikelen 8 en 9 van deze overeenkomst.

1.   Liberalisering van de luchtvaart en andere regels betreffende de burgerluchtvaart

Nr. 1008/2008

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Nr. 2000/79

Richtlijn van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart, gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers Association (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA)

Nr. 93/104

Richtlijn van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, zoals gewijzigd bij:

Richtlijn 2000/34/EG

Nr. 437/2003

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht

Nr. 1358/2003

Verordening van de Commissie van 31 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht en tot wijziging van de bijlagen I en II daarbij

Nr. 785/2004

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen, zoals gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 285/2010 van de Commissie

Nr. 95/93

Verordening van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots op communautaire luchthavens (artikelen 1-12), zoals gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 793/2004

Nr. 2009/12

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavenheffingen

Nr. 96/67

Richtlijn van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap

(Artikelen 1-9, 11-23 en 25)

Nr. 80/2009

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 inzake een gedragscode voor geautomatiseerde boekingssystemen en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad

2.   Mededingingsregels

Nr. 1/2003

Verordening van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (artikelen 1-13 en 15-45)

(Voor zover deze verordening relevant is voor de toepassing van deze overeenkomst. De opname van deze verordening heeft geen gevolgen voor de taakverdeling uit hoofde van deze overeenkomst)

Nr. 773/2004

Verordening van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag, zoals gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie,

Verordening (EG) nr. 622/2008 van de Commissie

Nr. 139/2004

Verordening van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”)

(Artikel 1-18, artikel 19, leden 1 en 2, en artikel 20-23)

Met betrekking tot artikel 4, lid 5, van de concentratieverordening is het volgende van toepassing tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland:

1.

met betrekking tot een concentratie, zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 139/2004, die geen communautaire dimensie heeft in de zin van artikel 1 van die verordening en die kan worden onderzocht op basis van de nationale mededingingswetten van minstens drie EG-lidstaten en de Zwitserse Bondsstaat, mogen de in artikel 4, lid 2, van die verordening vermelde personen of ondernemingen, alvorens de concentratie bij de bevoegde autoriteiten aan te melden, de Europese Commissie door middel van een gemotiveerde kennisgeving meedelen dat de concentratie door de Commissie dient te worden onderzocht;

2.

de Europese Commissie stuurt alle kennisgevingen die overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 139/2004 en de vorige alinea zijn ingediend, onverwijld door naar de Zwitserse Bondsstaat;

3.

als de Zwitserse Bondsstaat het oneens is met het verzoek om de zaak te verwijzen, behoudt de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit haar bevoegdheid en wordt de zaak overeenkomstig deze alinea niet naar de Commissie verwezen.

Overeenkomstig de uiterste termijnen van artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, van de concentratieverordening:

1.

stuurt de Europese Commissie overeenkomstig artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, onverwijld alle relevante documenten naar de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit;

2.

begint de berekening van de in artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 139/2004 uiterste termijnen voor de Zwitserse Bondsstaat na ontvangst van de relevante documenten door de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit.

Nr. 802/2004

Verordening van de Commissie van 7 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (artikel 1-24), zoals gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie,

Verordening (EG) nr. 1033/2008 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1269/2013 van de Commissie

Nr. 2006/111

Richtlijn van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen

Nr. 487/2009

Verordening van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer

3.   Veiligheid van de luchtvaart

Nr. 216/2008

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG, zoals gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 690/2009 van de Commissie,

Verordening (EG) nr. 1108/2009,

Verordening (EU) nr. 6/2013 van de Commissie.

De bevoegdheden die overeenkomstig de verordening aan het Agentschap zijn toegekend, gelden ook in Zwitserland.

De bevoegdheden die aan de Commissie zijn toegekend voor het nemen van beslissingen krachtens artikel 11, lid 2, artikel 14, leden 5 en 7, artikel 24, lid 5, artikel 25, lid 1, artikel 38, lid 3, onder i), artikel 39, lid 1, artikel 40, lid 3, artikel 41, leden 3 en 5, artikel 42, lid 4, artikel 54, lid 1 en artikel 61, lid 3, gelden ook in Zwitserland.

Niettegenstaande de horizontale aanpassing in het tweede streepje van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, zijn de verwijzingen naar de „lidstaten” in artikel 65 van de verordening of in de in dat artikel vermelde bepalingen van Besluit 1999/468/EG, niet van toepassing op Zwitserland.

Niets in de verordening mag worden geïnterpreteerd alsof de autoriteit om uit hoofde van internationale overeenkomsten namens Zwitserland op te treden met een ander doel dan het verlenen van bijstand bij de naleving van de uit dergelijke overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen, aan het EASA wordt overgedragen.

De tekst van de Verordening wordt voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:

a)

artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in lid 1 wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”;

ii)

in lid 2, onder a), wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”;

iii)

in lid 2 worden de punten b) en c) geschrapt;

iv)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   Voert de Gemeenschap met een derde land onderhandelingen over de sluiting van een overeenkomst die het mogelijk maakt dat een lidstaat of het Agentschap certificaten aflevert op basis van certificeringen van de luchtvaartautoriteiten van dat derde land, dan streeft zij ernaar dat Zwitserland het betrokken derde land een soortgelijke overeenkomst aanbiedt. Zwitserland streeft er op zijn beurt naar met derde landen overeenkomsten te sluiten die overeenstemmen met die van de Gemeenschap.”

;

b)

aan artikel 29 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„4.   In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, kunnen onderdanen van Zwitserland die in het bezit zijn van al hun burgerrechten op contractbasis in dienst worden genomen door de uitvoerend directeur van het Agentschap.”

;

c)

aan artikel 30 wordt het volgende lid toegevoegd:

„Zwitserland past het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat als bijlage A bij deze bijlage is gevoegd, toe op het Agentschap, overeenkomstig het aanhangsel bij bijlage A.”

;

d)

aan artikel 37 wordt het volgende lid toegevoegd:

„Zwitserland neemt volwaardig deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur en heeft binnen deze raad dezelfde rechten en plichten als de EU-lidstaten, met uitzondering van stemrecht.”

;

e)

aan artikel 59 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„12.   Zwitserland neemt deel aan de in lid 1, onder b), vermelde regeling voor financiële bijdragen, overeenkomstig de volgende formule:

 

S (0,2/100) + S [1 – (a + b) 0,2/100] c/C

waarbij:

S

=

het gedeelte van de begroting van het Agentschap dat niet wordt gedekt door de in lid 1, onder c) en d), vermelde vergoedingen en heffingen

a

=

het aantal geassocieerde landen

b

=

het aantal EU-lidstaten

c

=

de bijdrage van Zwitserland tot de ICAO-begroting

C

=

de totale bijdrage van de EU-lidstaten en van de geassocieerde landen tot de ICAO-begroting.”

.

f)

Aan artikel 61 wordt het volgende lid toegevoegd:

„De bepalingen met betrekking tot financiële controle door de Gemeenschap in Zwitserland, wat de deelnemers aan de activiteiten van het Agentschap betreft, zijn uiteengezet in bijlage B bij de onderhavige bijlage.”

g)

Bijlage II bij de verordening wordt uitgebreid tot de volgende luchtvaartuigen, in de hoedanigheid van producten onder artikel 2, lid 3, punt a), onder ii), van Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (1):

 

A/c — [HB-IDJ] — type CL600-2B19

 

A/c — [HB-IKR, HB-IMY, HB-IWY] — type Gulfstream G-IV

 

A/c — [HB-IMJ, HB-IVZ, HB-JES] — type Gulfstream G-V

 

A/c — [HB-XJF, HB-ZCW, HB-ZDF] — type MD900.

Nr. 1108/2009

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 op het gebied van luchtvaartterreinen, luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten en tot intrekking van Richtlijn 2006/23/EG

Nr. 805/2011

Verordening van de Commissie van 10 augustus 2011 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vergunningen en bepaalde certificaten van luchtverkeersleiders, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

Nr. 1178/2011

Verordening van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 70/2014 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 245/2014 van de Commissie

Nr. 3922/91

Verordening van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (artikelen 1-3, artikel 4, lid 2, artikelen 5-11 en artikel 13), zoals gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1899/2006,

Verordening (EG) nr. 1900/2006,

Verordening (EG) nr. 8/2008 van de Commissie,

Verordening (EG) nr. 859/2008 van de Commissie

Nr. 996/2010

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG

Nr. 2003/42

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2003 inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart (artikelen 1-12)

Nr. 1321/2007

Verordening van de Commissie van 12 november 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen om overeenkomstig Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad uitgewisselde informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart op te nemen in een centraal register

Nr. 1330/2007

Verordening van de Commissie van 24 september 2007 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de verspreiding onder belanghebbenden van informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad

Nr. 2042/2003

Verordening van de Commissie van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen, zoals gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 707/2006 van de Commissie,

Verordening (EG) nr. 376/2007 van de Commissie,

Verordening (EG) nr. 1056/2008 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 127/2010 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 962/2010 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 1149/2011 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 593/2012 van de Commissie

Nr. 104/2004

Verordening van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van regels voor de organisatie en de samenstelling van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

Nr. 2111/2005

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG

Nr. 473/2006

Verordening van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap

Nr. 474/2006

Verordening van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap, zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 368/2014 van de Commissie

Nr. 1332/2011

Verordening van de Commissie van 16 december 2011 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht

Nr. 646/2012

Uitvoeringsverordening van de Commissie van 16 juli 2012 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake boeten en dwangsommen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

Nr. 748/2012

Verordening van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties, zoals gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 7/2013 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 69/2014 van de Commissie

Nr. 965/2012

Verordening van de Commissie van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 800/2013 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 71/2014 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 83/2014 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 379/2014

Nr. 2012/780

Besluit van de Commissie van 5 december 2012 inzake toegangsrechten tot het bij artikel 18, lid 5, van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG opgezette Europese centrale register van veiligheidsaanbevelingen en de antwoorden daarop

Nr. 628/2013

Uitvoeringsverordening van de Commissie van 28 juni 2013 inzake de werkmethoden van het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van normaliseringsinspecties en het toezicht op de toepassing van de regels van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 736/2006 van de Commissie

Nr. 139/2014

Verordening van de Commissie van 12 februari 2014 tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

Nr. 319/2014

Verordening van de Commissie van 27 maart 2014 inzake de vergoedingen en rechten die worden geheven door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 593/2007

Nr. 452/2014

Verordening van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering door exploitanten uit derde landen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

4.   Beveiliging van de luchtvaart

Nr. 300/2008

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002

Nr. 272/2009

Verordening van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 297/2010 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 720/2011 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 1141/2011 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 245/2013 van de Commissie

Nr. 1254/2009

Verordening van de Commissie van 18 december 2009 tot vaststelling van criteria waaraan lidstaten moeten voldoen om te mogen afwijken van de gemeenschappelijke basisnormen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart en om alternatieve beveiligingsmaatregelen te mogen vaststellen

Nr. 18/2010

Verordening van de Commissie van 8 januari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat specificaties voor nationale kwaliteitscontroleprogramma's op het gebied van beveiliging van de burgerluchtvaart betreft

Nr. 72/2010

Verordening van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van procedures voor de inspecties van de Commissie op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart

Nr. 185/2010

Verordening van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 357/2010 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 358/2010 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 573/2010 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 983/2010 van de Commissie,

Verordening (EU) nr. 334/2011 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 859/2011 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1087/2011 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1147/2011 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 173/2012 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 711/2012 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1082/2012 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 104/2013 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 246/2013 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 654/2013 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1103/2013 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1116/2013 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 278/2014 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 687/2014 van de Commissie

Nr. 2010/774

Besluit van de Commissie van 13 april 2010 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging, zoals vermeld in artikel 18, onder a), van Verordening (EG) nr. 300/2008, zoals gewijzigd bij:

Besluit C(2010)2604 van de Commissie,

Besluit C(2010)3572 van de Commissie,

Besluit C(2010)9139 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2011) 5862 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2011) 8042 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2011) 9407 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2012) 1228 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2012) 5672 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2012) 5880 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2013) 1587 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2013) 2045 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2013) 4180 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2013) 7275 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2014) 1200 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2014) 1635 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2014) 3870 van de Commissie,

Uitvoeringsbesluit C(2014) 4054 van de Commissie

Nr. 2013/511

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 4 februari 2013 inzake beveiligingsonderzoeken van passagiers en andere personen door middel van apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD), in combinatie met handbediende metaaldetectieapparatuur (HHMD)

5.   Luchtverkeersbeheer

Nr. 549/2004

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de kaderverordening”), zoals gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009

De Commissie geniet in Zwitserland de rechten die haar overeenkomstig de artikelen 6, 8, 10, 11 en 12 zijn toegekend.

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

 

In lid 2 wordt „op communautair niveau” vervangen door „op communautair niveau, inclusief Zwitserland”.

 

Niettegenstaande de horizontale aanpassing in het tweede streepje van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, zijn de verwijzingen naar de „lidstaten” in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 549/2004 of in de in dat artikel vermelde bepalingen van Besluit 1999/468/EG, niet van toepassing op Zwitserland.

Nr. 550/2004

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtvaartnavigatiedienstenverordening”), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009

De Commissie geniet tegenover Zwitserland de rechten die haar overeenkomstig de artikelen 9 bis, 9 ter, 15 bis, 16 en 17 zijn toegekend.

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de verordening als volgt gelezen:

a)

artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 2 wordt „en Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”;

b)

artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

In de leden 1 en 6 wordt „en Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”;

c)

artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 1 wordt „en Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”;

d)

artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 1 wordt „en Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”;

e)

in artikel 16 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   De Commissie stelt de lidstaten en de dienstverlener, voor zover deze juridisch betrokken partij is, in kennis van haar besluit.”

.

Nr. 551/2004

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtruimverordening”), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009

De Commissie geniet in Zwitserland de bevoegdheden die haar overeenkomstig de artikelen 3 bis, 6 en 10 zijn verleend.

Nr. 552/2004

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging (de interoperabiliteitsverordening), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009

De Commissie geniet in Zwitserland de bevoegdheden die haar overeenkomstig de artikelen 4, 7 en 10, lid 3, zijn verleend.

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de verordening als volgt gelezen:

a)

artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 2 wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”;

b)

artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 4 wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”;

c)

bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

In deel 3, tweede en laatste streepje, wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”.

Nr. 2150/2005

Verordening van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor een flexibel gebruik van het luchtruim

Nr. 1033/2006

Verordening van de Commissie van 4 juli 2006 tot vaststelling van de vereisten inzake de procedures voor vliegplannen in de aan de vlucht voorafgaande fase in het gemeenschappelijke Europese luchtruim, zoals gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 428/2013 van de Commissie

Nr. 1032/2006

Verordening van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen voor automatische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden, zoals gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 30/2009 van de Commissie

Nr. 1794/2006

Verordening van de Commissie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 1191/2010 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie

Nr. 730/2006

Verordening van de Commissie van 11 mei 2006 betreffende de luchtruimclassificatie en de toegang van vluchten volgens zichtvliegvoorschriften boven vliegniveau 195, zoals gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie

Nr. 219/2007

Verordening van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar), zoals gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad,

Verordening (EU) nr. 721/2014 van de Raad

Nr. 633/2007

Verordening van de Commissie van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepassing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden, zoals gewijzigd bij

Verordening (EU) nr. 283/2011 van de Commissie

Nr. 482/2008

Verordening van de Commissie van 30 mei 2008 betreffende de invoering van een systeem ter verzekering van de softwareveiligheid door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2096/2005

Nr. 29/2009

Verordening van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim, zoals gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 441/2014 van de Commissie

De tekst van de Verordening wordt voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:

„Zwitserland UIR” wordt toegevoegd aan bijlage I, deel A.

Nr. 262/2009

Verordening van de Commissie van 30 maart 2009 tot vaststelling van de eisen inzake de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes in het gemeenschappelijke Europese luchtruim

Nr. 73/2010

Verordening van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van de kwaliteitseisen voor luchtvaartgegevens en -informatie voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim

Nr. 255/2010

Verordening van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de regeling van luchtverkeersstromen, zoals gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie

Nr. 691/2010

Verordening van de Commissie van 29 juli 2010 tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, zoals gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1216/2011 van de Commissie

Corrigerende maatregelen die door de Commissie zijn vastgesteld krachtens artikel 14, lid 3, van de verordening zijn verplicht voor Zwitserland nadat ze zijn goedgekeurd bij een besluit van het Gemengd Comité

Nr. C(2010) 5134

Besluit van de Commissie van 29 juli 2010 inzake de aanwijzing van het prestatiebeoordelingsorgaan van het gemeenschappelijk Europees luchtruim

Nr. 2014/672

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 24 september 2014 betreffende de verlenging van de aanstelling van het Prestatiebeoordelingsorgaan van het gemeenschappelijke Europese luchtruim

Nr. 176/2011

Verordening van de Commissie van 24 februari 2011 inzake de informatie die moet worden verstrekt vóór de vaststelling en wijziging van een functioneel luchtruimblok

Nr. 2011/121

Besluit van de Commissie van 21 februari 2011 inzake de vaststelling van EU-wijde prestatiedoelen en waarschuwingsdrempels voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten voor de periode 2012-2014

Nr. 677/2011

Verordening van de Commissie van 7 juli 2011 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2010

Nr. 2011/4130

Besluit van de Commissie van 7 juli 2011 inzake de aanstelling van de netwerkbeheerder voor de functie luchtverkeersbeheer (ATM) van het gemeenschappelijk Europees luchtruim

Nr. 1034/2011

Uitvoeringsverordening van de Commissie van 17 oktober 2011 betreffende het veiligheidstoezicht op het gebied van luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2010

Nr. 1035/2011

Uitvoeringsverordening van de Commissie van 17 oktober 2011 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 482/2008 en (EU) nr. 691/2010, zoals gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie,

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 448/2014 van de Commissie

Nr. 1206/2011

Uitvoeringsverordening van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen inzake de identificatie van luchtvaartuigen voor de surveillance in het gemeenschappelijke Europese luchtruim

De tekst van de Verordening wordt voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:

„Zwitserland UIR” wordt toegevoegd aan bijlage I.

Nr. 1207/2011

Uitvoeringsverordening van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen voor de prestaties en interoperabiliteit van surveillance voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim

Nr. 923/2012

Uitvoeringsverordening van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010

Nr. 1079/2012

Uitvoeringsverordening van de Commissie van 16 november 2012 tot vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim, zoals gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 657/2013 van de Commissie

Nr. 390/2013

Uitvoeringsverordening van de Commissie van 3 mei 2013 tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties

Nr. 391/2013

Uitvoeringsverordening van de Commissie van 3 mei 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten

Nr. 409/2013

Uitvoeringsverordening van de Commissie van 3 mei 2013 inzake de definitie van gemeenschappelijke projecten, de vaststelling van governance en de identificatie van stimulansen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer

Nr. 2014/132

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 11 maart 2014 tot vaststelling van de EU-wijde prestatiedoelstellingen voor het Europees netwerk voor luchtverkeersbeheer en de alarmdrempels voor de tweede referentieperiode 2015-2019

Nr. 716/2014

Uitvoeringsverordening van de Commissie van 27 juni 2014 betreffende de vaststelling van het gemeenschappelijk proefproject ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europese masterplan voor luchtverkeersbeheer

6.   Milieu en geluid

Nr. 2002/30

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 26 maart 2002 betreffende de vaststelling van regels en procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Gemeenschap (artikelen 1-12 en 14-18)

(De wijzigingen van bijlage I, die het gevolg zijn van bijlage II, hoofdstuk 8 (Vervoersbeleid), deel G (Luchtvervoer), nummer 2 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, zijn van toepassing).

Nr. 89/629

Richtlijn van de Raad van 4 december 1989 betreffende de beperking van de geluidsemissie van civiele subsonische straalvliegtuigen

(Artikelen 1-8)

Nr. 2006/93

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de regulering van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel 1, deel II, hoofdstuk 3, tweede uitgave (1988).

7.   Consumentenbescherming

Nr. 90/314

Richtlijn van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten.

(Artikelen 1-10)

Nr. 93/13

Richtlijn van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

(Artikelen 1-11)

Nr. 2027/97

Verordening van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (artikelen 1-8), zoals gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 889/2002

Nr. 261/2004

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91

(Artikelen 1-18)

Nr. 1107/2006

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen

8.   Diversen

Nr. 2003/96

Richtlijn van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit

(Artikel 14, lid 1, onder b), en artikel 14, lid 2)

9.   Bijlagen

A: Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie

B: Bepalingen met betrekking tot de financiële controle die de Europese Unie in Zwitserland uitoefent op de deelnemers aan de activiteiten van het EASA


(1)  PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6.

BIJLAGE A

PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

DE HOGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN,

OVERWEGENDE DAT, overeenkomstig artikel 343 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 191 van het Verdrag tot oprichting van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie („EGA”), de Europese Unie en de EGA op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten genieten die nodig zijn voor de uitvoering van hun taken,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT de volgende bepalingen, welke aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie worden gehecht:

HOOFDSTUK I

EIGENDOMMEN, FONDSEN, BEZITTINGEN EN VERRICHTINGEN VAN DE EUROPESE UNIE

Artikel 1

De gebouwen en terreinen van de Europese Unie zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening. De eigendommen en bezittingen van de Unie kunnen zonder toestemming van het Hof van Justitie niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuursrechtelijke of gerechtelijke aard.

Artikel 2

Het archief van de Unie is onschendbaar.

Artikel 3

De Unie, haar bezittingen, inkomsten en andere eigendommen zijn vrijgesteld van alle directe belastingen.

Telkens wanneer hun dit mogelijk is, treffen de regeringen van de lidstaten passende maatregelen tot kwijtschelding of teruggave van het bedrag der indirecte belastingen en van belastingen op de verkoop, welke een deel vormen van de prijs van onroerende of roerende goederen, wanneer de Unie voor haar officieel gebruik belangrijke aankopen doet van goederen in de prijs waarvan zodanige belastingen begrepen zijn. De toepassing van deze bepalingen mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de Unie wordt vervalst.

Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen, heffingen en rechten die niet anders zijn dan eenvoudige vergoedingen voor diensten van openbaar nut.

Artikel 4

De Unie is vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot goederen bestemd voor officieel gebruik van de Unie; de aldus ingevoerde goederen mogen op het grondgebied van het land alwaar zij zijn ingevoerd niet onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, tenzij op voorwaarden welke door de regering van dat land zijn goedgekeurd.

De Unie is eveneens vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot haar publicaties.

HOOFDSTUK II

MEDEDELINGEN EN LAISSEZ-PASSER

Artikel 5

De instellingen van de Unie genieten, voor hun officiële mededelingen en het overbrengen van al hun documenten op het grondgebied van iedere lidstaat de behandeling, welke door deze staat aan diplomatieke missies wordt toegestaan.

De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van de instellingen van de Unie zijn niet aan censuur onderworpen.

Artikel 6

Laissez-passer, waarvan de vorm door de Raad met gewone meerderheid van stemmen wordt vastgesteld en welke als geldige reispapieren worden erkend door de overheidsinstanties van de lidstaten kunnen door de voorzitters van de instellingen van de Unie aan de leden en het personeel van deze instellingen worden verstrekt. Deze laissez-passer worden aan de ambtenaren, en overige personeelsleden verstrekt overeenkomstig de bepalingen van het statuut van de ambtenaren en de regeling voor de andere personeelsleden van de Unie.

De Commissie kan akkoorden sluiten teneinde deze laissez-passer te doen erkennen als geldige reispapieren voor het grondgebied van derde staten.

HOOFDSTUK III

LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Artikel 7

De bewegingsvrijheid der leden van het Europees Parlement die zich naar de plaats van bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren wordt op geen enkele wijze beperkt door voorschriften van bestuursrechtelijke of andere aard.

Aan de leden van het Europees Parlement worden, wat betreft douane en deviezencontrole, toegekend:

a)

door hun eigen regering, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan hoge ambtenaren, die zich, belast met een tijdelijke officiële zending, naar het buitenland begeven;

b)

door de regeringen van de andere lidstaten, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen, belast met een tijdelijke officiële zending.

Artikel 8

Tegen de leden van het Europees Parlement kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen zij worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht.

Artikel 9

Tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement genieten de leden:

a)

op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

b)

op het grondgebied van elke andere lidstaat, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook.

De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren.

Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europees Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen.

HOOFDSTUK IV

DE AAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE INSTELLINGEN DER EUROPESE UNIE DEELNEMENDE VERTEGENWOORDIGERS DER LIDSTATEN

Artikel 10

De aan de werkzaamheden van de instellingen van de Unie deelnemende vertegenwoordigers der lidstaten, alsmede hun raadslieden en de deskundigen, genieten gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten.

Dit artikel is eveneens van toepassing op de leden der raadgevende organen van de Unie.

HOOFDSTUK V

AMBTENAREN EN OVERIGE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE UNIE

Artikel 11

De ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie zijn, ongeacht hun nationaliteit, op het grondgebied van elk der lidstaten:

a)

vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, behoudens de toepassing van de bepalingen der Verdragen, die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de ambtenaren en overige personeelsleden tegenover de Unie, en voorts op de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie om uitspraak te doen in geschillen tussen de Unie en haar ambtenaren en overige personeelsleden. Zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd;

b)

tezamen met hun echtgenoten en de te hunnen laste zijnde verwanten vrijgesteld van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie;

c)

inzake monetaire of deviezenregelingen in het genot van de gebruikelijke faciliteiten welke aan ambtenaren van internationale organisaties worden toegekend;

d)

gerechtigd om de eerste maal, dat zij hun post bezetten, in het betrokken land hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik vrij van rechten in te voeren, en bij het neerleggen van hun ambt hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik uit genoemd land vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het land waar dit recht wordt uitgeoefend, als noodzakelijk beschouwt;

e)

gerechtigd uit een lidstaat hun voor persoonlijk gebruik bestemde personenauto die in het land waar zij het laatst hun verblijfplaats hebben gehad of in het land waarvan zij onderdaan zijn, verkregen is op de voorwaarden die op de binnenlandse markt van dat land gelden, vrij van rechten in te voeren, en deze vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het betrokken land als noodzakelijk beschouwt.

Artikel 12

Onder de voorwaarden en volgens de procedure welke door het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van de betrokken instellingen worden vastgesteld, worden de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie onderworpen aan een belasting ten bate van de Unie op de door haar betaalde salarissen, lonen en emolumenten.

Zij zijn vrijgesteld van nationale belastingen op de door de Unie betaalde salarissen, lonen en emolumenten.

Artikel 13

De ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie, die zich uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van hun ambt in dienst van de Unie vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat dan de staat van de fiscale woonplaats, welke zij bezitten op het ogenblik van hun indiensttreding bij de Unie, worden voor de toepassing van de inkomsten-, vermogens- en successiebelastingen, alsmede van de tussen de lidstaten van de Unie gesloten overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting, zowel in de staat waar zij zich gevestigd hebben als in de staat van de fiscale woonplaats, geacht hun woonplaats te hebben behouden in de laatstgenoemde staat, indien deze lid is van de Unie. Deze bepaling geldt eveneens voor de echtgenoot voor zover deze geen eigen beroepsbezigheden uitoefent, alsmede voor de kinderen die ten laste zijn en onder toezicht staan van de in dit artikel bedoelde personen.

De roerende goederen welke toebehoren aan de in de vorige alinea bedoelde personen en zich bevinden op het grondgebied van de staat van verblijf, worden in die staat vrijgesteld van successiebelasting; voor de heffing van die belasting worden die roerende goederen geacht zich in de staat van de fiscale woonplaats te bevinden, onder voorbehoud van de rechten van derde staten en de mogelijke toepassing van de bepalingen der internationale overeenkomsten betreffende dubbele belasting.

De uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van een ambt in dienst van andere internationale organisaties verkregen woonplaats wordt niet in aanmerking genomen bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel.

Artikel 14

Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van de betrokken instellingen de regeling vast inzake de sociale voorzieningen, welke op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie van toepassing zijn.

Artikel 15

Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van de andere betrokken instellingen vast op welke categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie de bepalingen van de artikel 11, artikel 12, tweede alinea, en artikel 13 geheel of ten dele van toepassing zijn.

De namen, hoedanigheden en adressen der ambtenaren en overige personeelsleden, welke onder deze categorieën zijn begrepen, worden op gezette tijden aan de regeringen van de lidstaten medegedeeld.

HOOFDSTUK VI

VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN DER BIJ DE EUROPESE UNIE GEACCREDITEERDE MISSIES VAN DERDE STATEN

Artikel 16

De lidstaat, op wiens grondgebied de zetel van de Unie is gevestigd, verleent aan de missies der bij de Unie geaccrediteerde derde staten de gebruikelijke diplomatieke immuniteiten en voorrechten.

HOOFDSTUK VII

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 17

De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden aan de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie uitsluitend in het belang van de Unie verleend.

Elke instelling van de Unie is gehouden de aan een ambtenaar of ander personeelslid verleende immuniteit op te heffen in alle gevallen, waarin zulks naar haar mening niet strijdig is met de belangen van de Unie.

Artikel 18

Voor de toepassing van dit protocol handelen de instellingen van de Unie in overeenstemming met de verantwoordelijke autoriteiten van de betrokken lidstaten.

Artikel 19

De artikelen 11 tot en met 14 en 17 zijn van toepassing op de leden van de Commissie.

Artikel 20

De artikelen 11 tot en met 14 en 17 zijn van toepassing op de rechters, de advocaten-generaal, de griffiers en de toegevoegde rapporteurs van het Hof van Justitie van de Europese Unie, onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot de vrijstelling van rechtsvervolging van de rechters en de advocaten-generaal.

Artikel 21

Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Investeringsbank, de leden van haar organen, haar personeel en de vertegenwoordigers der lidstaten, welke aan haar werkzaamheden deelnemen, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende haar statuten.

De Europese Centrale Bank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. Haar opheffing en liquidering zullen evenmin enige heffing medebrengen. Ten slotte geeft de werkzaamheid van de Bank en van haar organen, uitgeoefend onder de statutaire voorwaarden, geen aanleiding tot de heffing van omzetbelastingen.

Artikel 22

Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Centrale Bank, de leden van haar organen en haar personeel, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank.

De Europese Centrale Bank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. De werkzaamheden van de Bank en van haar organen, uitgeoefend overeenkomstig de statuten van het Europese Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, geven geen aanleiding tot de heffing van omzetbelasting.

Aanhangsel

PROCEDURES VOOR DE TOEPASSING IN ZWITSERLAND VAN HET PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

1.   Uitbreiding van de toepassing van het Protocol tot Zwitserland

Iedere verwijzing naar de lidstaten in het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (hierna „het Protocol” genoemd) moet worden opgevat als zijnde eveneens van toepassing op Zwitserland, tenzij in het onderstaande anders wordt bepaald.

2.   Agentschap vrijgesteld van indirecte belastingen (met inbegrip van btw)

Op vanuit Zwitserland geëxporteerde goederen en diensten wordt geen belasting over de toegevoegde waarde (btw) geheven. Wat goederen en diensten betreft die aan het Agentschap in Zwitserland worden geleverd voor officieel gebruik, geschiedt de btw-vrijstelling, overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van het Protocol, door middel van teruggave van de betaalde bedragen. Vrijstelling van btw wordt verleend indien de feitelijke aankoopprijs voor de in de factuur of een gelijkwaardig document vermelde goederen en dienstverstrekkingen (inclusief belastingen) ten minste 100 Zwitserse frank bedraagt.

Restitutie van de betaalde btw-bedragen volgt op vertoon van de speciaal hiertoe bestemde Zwitserse formulieren aan de afdeling btw van de federale belastingautoriteiten. De aanvragen worden in beginsel behandeld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de indiening van het van de nodige bewijsstukken vergezelde verzoek om terugbetaling.

3.   Wijze van toepassing van de regelgeving betreffende het personeel van het Agentschap

Wat artikel 12, tweede alinea, van het Protocol betreft, stelt Zwitserland, volgens de beginselen van zijn intern recht, de ambtenaren en overige personeelsleden van het Agentschap in de zin van artikel 2 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad (1) vrij van federale, kantonnale en gemeentelijke belastingen op salarissen, lonen en emolumenten die door de Europese Unie worden betaald en waarop, te harer gunste, een interne belasting van toepassing is.

Voor de toepassing van artikel 13 van dit Aanhangsel wordt Zwitserland niet als een lidstaat in de zin van bovenstaande paragraaf 1 beschouwd.

De ambtenaren en overige personeelsleden van het Agentschap, alsook hun gezinsleden die zijn aangesloten bij het op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Unie van toepassing zijnde socialeverzekeringsstelsel, vallen niet verplicht onder het Zwitserse socialeverzekeringsstelsel.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft uitsluitende bevoegdheid voor alle kwesties betreffende de betrekkingen tussen de Commissie of het Agentschap en zijn personeel, wat betreft de toepassing van Verordening (EEG/Euratom/EGKS) nr. 259/68 van de Raad (2) en de andere bepalingen van het recht van de Europese Unie tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden.


(1)  Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad van 25 maart 1969 ter bepaling van de categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Gemeenschappen waarop de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Gemeenschappen van toepassing zijn (PB L 74 van 27.3.1969, blz. 1).

(2)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden) (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

BIJLAGE B

FINANCIËLE CONTROLE MET BETREKKING TOT ZWITSERSE DEELNEMERS AAN DE ACTIVITEITEN VAN HET EUROPEES AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE LUCHTVAART

Artikel 1

Rechtstreekse communicatie

Het Agentschap en de Commissie onderhouden rechtstreekse contacten met alle in Zwitserland gevestigde personen of entiteiten die betrokken zijn bij de activiteiten van het Agentschap als contractant, als deelnemer aan een programma van het Agentschap, als begunstigde van een betaling uit de begroting van het Agentschap of van de Gemeenschap, of als onderaannemer. Deze personen kunnen alle dienstige informatie en documentatie die zij gehouden zijn te verstrekken op grond van de in dit Besluit genoemde instrumenten en van de ter uitvoering daarvan gesloten contracten of overeenkomsten, alsmede van de in het kader daarvan genomen besluiten, rechtstreeks aan de Commissie en het Agentschap doen toekomen.

Artikel 2

Controles

1.   In overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (1) en de door de Raad van Bestuur van het Agentschap op 26 maart 2003 overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (2) goedgekeurde financiële reglementen, alsook met de overige regelingen waarnaar in dit besluit wordt verwezen, kan in de contracten of overeenkomsten die met in Zwitserland gevestigde begunstigden worden gesloten en in de besluiten die in dat kader worden genomen, worden bepaald dat bij deze begunstigden of bij hun onderaannemers op ieder tijdstip wetenschappelijke, financiële of technologische audits of andere controles kunnen worden verricht door functionarissen van het Agentschap en de Commissie of door andere door dezen hiertoe gemachtigde personen.

2.   De functionarissen van het Agentschap en de Commissie alsook de andere door het Agentschap en de Commissie hiertoe gemachtigde personen krijgen passende toegang tot locaties, werkzaamheden en documenten, alsmede tot alle nodige informatie, inclusief informatie in elektronische vorm, om deze audits naar behoren te kunnen uitvoeren. Dit recht van toegang wordt uitdrukkelijk vermeld in de contracten of overeenkomsten die worden gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen.

3.   De Europese Rekenkamer heeft dezelfde rechten als de Commissie.

4.   De audits kunnen plaatsvinden tot vijf jaar na het verstrijken van dit besluit dan wel volgens het bepaalde in de contracten of overeenkomsten of in de ter zake genomen besluiten.

5.   De Zwitserse financiële controledienst (Eidgenössische Finanzkontrolle) wordt van tevoren in kennis gesteld van de audits die op het Zwitserse grondgebied worden uitgevoerd. Deze kennisgeving is geen juridische voorwaarde voor de uitvoering van de audits.

Artikel 3

Controles ter plaatse

1.   In het kader van dit besluit is de Commissie (OLAF) gemachtigd op het Zwitserse grondgebied controles en verificaties ter plaatse te verrichten, zulks overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten van Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad (3).

2.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Commissie voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Zwitserse financiële controledienst of met de andere door deze controledienst aangewezen bevoegde Zwitserse autoriteiten, die tijdig over het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties worden ingelicht, teneinde aldus alle nodige hulp te kunnen verstrekken. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Zwitserse autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

3.   Wanneer de betrokken Zwitserse instanties dat verlangen, worden de controles en verificaties ter plaatse gezamenlijk door de Commissie en henzelf uitgevoerd.

4.   Wanneer deelnemers aan het programma zich verzetten tegen een controle of verificatie ter plaatse, verlenen de Zwitserse autoriteiten de controleurs van de Commissie, overeenkomstig de nationale bepalingen ter zake, de nodige assistentie om laatstgenoemden in staat te stellen de hun opgedragen controles en verificaties ter plaatse tot een goed einde te brengen.

5.   De Commissie doet de Zwitserse financiële controledienst ten spoedigste mededeling van iedere onregelmatigheid en van ieder vermoeden betreffende een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen. De Commissie stelt in ieder geval de bovengenoemde instantie in kennis van het resultaat van deze controles en verificaties.

Artikel 4

Informatie en overleg

1.   Met het oog op een goede uitvoering van deze bijlage wisselen de bevoegde Zwitserse en communautaire autoriteiten op gezette tijden informatie uit en plegen zij, op verzoek van een hunner, overleg.

2.   De bevoegde Zwitserse autoriteiten stellen het Agentschap en de Commissie onverwijld in kennis van ieder onder hun aandacht gebracht feit waaraan het vermoeden zou kunnen worden ontleend dat er zich onregelmatigheden hebben voorgedaan bij de sluiting en de uitvoering van de contracten of overeenkomsten die zijn gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen.

Artikel 5

Vertrouwelijkheid

Ingevolge deze bijlage meegedeelde of verkregen informatie, in eender welke vorm, valt onder het beroepsgeheim en wordt op dezelfde wijze beschermd als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens het Zwitserse recht en de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de instellingen van de Gemeenschappen. Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de instellingen van de Gemeenschappen of in de lidstaten of Zwitserland op grond van hun functie op de hoogte moeten zijn van deze informatie, en mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de partijen.

Artikel 6

Administratieve maatregelen en sancties

Onverminderd de toepassing van het Zwitserse strafrecht kan het Agentschap of de Commissie administratieve maatregelen en sancties opleggen in overeenstemming met de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en (EG, Euratom) nr. 2342/2002 (4) alsmede Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (5).

Artikel 7

Invordering en tenuitvoerlegging

Besluiten die het Agentschap of de Commissie neemt binnen het toepassingsgebied van dit besluit, welke voor natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de staten, een geldelijke verplichting inhouden, vormen in Zwitserland executoriale titel.

De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de autoriteit die daartoe door de Zwitserse regering wordt aangewezen. Van deze aanwijzing geeft zij kennis aan het Agentschap of de Commissie. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens de Zwitserse regels. De rechtsgeldigheid van het besluit dat executoriale titel vormt, wordt ter controle voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie die worden gewezen ingevolge een arbitrageclausule vormen onder dezelfde voorwaarden executoriale titel.


(1)  Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).

(2)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72).

(3)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(4)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1).

(5)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).