ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 363

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
18 december 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1340/2014 van de Raad van 15 december 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1388/2013 betreffende de opening en het beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouw- en industrieproducten

1

 

*

Verordening (EU) nr. 1341/2014 van de Raad van 15 december 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1387/2013 houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetariefvoor bepaalde landbouw- en industrieproducten

10

 

*

Verordening (EU) nr. 1342/2014 van de Commissie van 17 december 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen met betrekking tot de bijlagen IV en V ( 1 )

67

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1343/2014 van de Commissie van 17 december 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 951/2007 tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften voor de programma's voor grensoverschrijdende samenwerking die worden gefinancierd in het kader van Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad

75

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1344/2014 van de Commissie van 17 december 2014 tot verhoging van de voor 2014/2015 geldende vangstquota voor ansjovis in de Golf van Biskaje met de hoeveelheden die in het visseizoen 2013/2014 op verzoek van Frankrijk en Spanje zijn overgedragen op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad

78

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1345/2014 van de Commissie van 17 december 2014 inzake de vaststelling van de overtollige hoeveelheid suiker, isoglucose en fructose voor Kroatië

80

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1346/2014 van de Commissie van 17 december 2014 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en tot intrekking van het definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

82

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1347/2014 van de Commissie van 17 december 2014 tot beëindiging van het definitief compenserend recht op sulfanilzuur uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad

101

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 van de Commissie van 17 december 2014 inzake de informatieverstrekking overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 6, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie ( 1 )

121

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1349/2014 van de Commissie van 17 december 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

143

 

 

BESLUITEN

 

 

2014/919/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU inzake de goedkeuring van het macro-economisch aanpassingsprogramma voor Cyprus

145

 

*

Besluit 2014/920/GBVB van de Raad van 15 december 2014 tot benoeming van de voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie

149

 

 

2014/921/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Raad van 16 december 2014 waarbij Kroatië wordt gemachtigd een belastingvrijstelling te verlenen voor gasolie voor de aandrijving van machines die worden gebruikt bij humanitair mijnenruimen, in overeenstemming met artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG

150

 

*

Besluit 2014/922/GBVB van de Raad van 17 december 2014 tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/279/GBVB over de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN)

152

 

 

2014/923/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 12 december 2014 tot oprichting van het Gemeenschappelijk Instituut voor interferometrie met zeer lange basislijn als een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (JIV-ERIC)

156

 

 

2014/924/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 16 december 2014 houdende afwijking van bepaalde bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van hout en bast van es (Fraxinus L.) van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 9469)

170

 

 

2014/925/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 16 december 2014 tot goedkeuring van bepaalde gewijzigde programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen voor het jaar 2014 en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/722/EU wat betreft de financiële bijdrage van de Unie voor bepaalde programma's die bij dat besluit zijn goedgekeurd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 9650)

173

 

 

2014/926/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 17 december 2014 waarbij wordt bepaald dat de tijdelijke opschorting van het preferentiële douanerecht dat is vastgesteld in het kader van het stabilisatiemechanisme voor bananen in de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds, niet passend is voor de invoer van bananen van oorsprong uit Peru voor het jaar 2014

181

 

 

2014/927/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 17 december 2014 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/770/EU teneinde het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en voeding om te vormen tot het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding

183

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1078/2014 van de Commissie van 7 augustus 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen ( PB L 297 van 15.10.2014 )

185

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/1


VERORDENING (EU) Nr. 1340/2014 VAN DE RAAD

van 15 december 2014

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1388/2013 betreffende de opening en het beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouw- en industrieproducten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 31,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde een voldoende en ononderbroken aanvoer van bepaalde goederen die in de Unie in onvoldoende hoeveelheden worden geproduceerd, te waarborgen en verstoringen van de markt voor bepaalde landbouw- en industrieproducten te voorkomen, zijn bij Verordening (EU) nr. 1388/2013van de Raad (1) autonome tariefcontingenten geopend. Binnen de grenzen van deze tariefcontingenten kunnen de betrokken producten tegen een verminderd recht of een nulrecht in de Unie worden ingevoerd. Om voornoemde redenen dienen voor negen extra producten met ingang van 1 januari 2015 voor een passende hoeveelheid tariefcontingenten met nulrecht te worden geopend.

(2)

In bepaalde gevallen dienen de bestaande autonome tariefcontingenten van de Unie te worden aangepast. Voor drie producten moet de productomschrijving worden gewijzigd om deze te verduidelijken en rekening te houden met de nieuwste productontwikkelingen. Voor zeven andere producten moeten de Taric-codes worden gewijzigd naar aanleiding van GN- of indelingswijzigingen. In het geval van nog een ander product moet de omvang van het contingent worden verhoogd in het belang van de marktdeelnemers van de Unie. Om redenen van duidelijkheid, ten slotte, moet één contingentperiode worden gespecificeerd en één volgnummer worden gewijzigd.

(3)

In het geval van één product dient het autonome tariefcontingent van de Unie te worden gesloten met ingang van 1 januari 2015 omdat het niet in het belang van de Unie is om dit contingent na die datum te handhaven.

(4)

De tariefcontingenten moeten regelmatig opnieuw worden bekeken en bij die gelegenheid op verzoek van een betrokken partij kunnen worden geschrapt.

(5)

Gelet op het aantal wijzigingen dat in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1388/2013 moet worden aangebracht, moet deze bijlage ter wille van de duidelijkheid worden vervangen.

(6)

Verordening (EU) nr. 1388/2013 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Aangezien een aantal van de wijzigingen in de bij deze verordening vastgestelde tariefcontingenten met ingang van 1 januari 2015 van kracht moet worden, moet deze verordening vanaf die datum van toepassing zijn en in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1388/2013 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

M. MARTINA


(1)  Verordening (EU) nr. 1388/2013 van de Raad van 17 december 2013 betreffende de opening en het beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouw- en industrieproducten en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 7/2010 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 319).


BIJLAGE

Volgnummer

GN-code

Taric

Omschrijving

Contingentperiode

Omvang van het contingent

Recht van het contingent (%)

09.2849

ex 0710 80 69

10

Paddenstoelen van de soort Auricularia polytricha, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, bestemd voor de vervaardiging van „kant-en-klaar maaltijden” (1)  (2)

1.1-31.12

700 t

0

09.2663

ex 1104 29 17

10

Maaltechnisch bewerkte sorghumgranen die ten minste gepeld en ontkiemd zijn, bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van opvulmateriaal (1)

1.1-31.12

1 500  t

0

09.2664

ex 2008 60 39

30

Zoete kersen met toegevoegde alcohol, al dan niet met een suikergehalte van 9 gewichtspercent, met een diameter van niet meer dan 19,9 mm, met pit, bestemd om te worden verwerkt in chocoladeproducten (1)

1.1-31.12

1 000  t

10 (3)

09.2913

ex 2401 10 35

ex 2401 10 70

ex 2401 10 95

ex 2401 10 95

ex 2401 10 95

ex 2401 20 35

ex 2401 20 70

ex 2401 20 95

ex 2401 20 95

ex 2401 20 95

91

10

11

21

91

91

10

11

21

91

Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak, ook indien in regelmatige vorm gesneden, met een douanewaarde van niet minder dan 450 EUR per 100 kg netto, bestemd om als dekblad of als omblad te worden gebruikt bij de vervaardiging van producten van onderverdeling 2402 10 00  (1)

1.1-31.12

6 000  t

0

09.2928

ex 2811 22 00

40

Silicavulstof in de vorm van korrels, met een siliciumdioxidegehalte van 97 gewichtspercent of meer

1.1.-31.12

1 700  t

0

09.2703

ex 2825 30 00

10

Vanadiumoxiden en -hydroxiden, uitsluitend bestemd voor de vervaardiging van legeringen (1)

1.1.-31.12

13 000  t

0

09.2806

ex 2825 90 40

30

Wolfraamtrioxide, met inbegrip van wolfraamoxide(blauw) (CAS RN 1314-35-8 of CAS RN 39318-18-8)

1.1.-31.12

12 000  t

0

09.2929

2903 22 00

 

Trichloorethyleen (CAS RN 79-01-6)

1.1-31.12

10 000  t

0

09.2837

ex 2903 79 90

10

Broomchloormethaan (CAS RN 74-97-5)

1.1-31.12

600 t

0

09.2933

ex 2903 99 90

30

1,3-dichloorbenzeen (CAS RN 541-73-1)

1.1-31.12

2 600  t

0

09.2950

ex 2905 59 98

10

2-Chloorethanol, bestemd voor de vervaardiging van vloeibare thioplasten bedoeld bij onderverdeling 4002 99 90 (CAS RN 107-07-3) (1)

1.1-31.12

15 000  t

0

09.2830

ex 2906 19 00

40

Cyclopropylmethanol (CAS RN 2516-33-8)

1.1-31.12

20 t

0

09.2851

ex 2907 12 00

10

o-Kresol met een zuiverheidsgraad van 98,5 of meer gewichtspercent (CAS RN 95-48-7)

1.1-31.12

20 000  t

0

09.2624

2912 42 00

 

Ethylvanilline (3-ethoxy-4-hydroxybenzaldehyde) (CAS RN 121-32-4)

1.1-31.12

950 t

0

09.2852

ex 2914 29 00

60

Cyclopropylmethylketon (CAS RN 765-43-5)

1.1-31.12

300 t

0

09.2638

ex 2915 21 00

10

Azijnzuur met een zuiverheid van 99 of meer gewichtspercent (CAS RN 64-19-7)

1.1-31.12

1 000 000  t

0

09.2972

2915 24 00

 

Azijnzuuranhydride (CAS RN 108-24-7)

1.1-31.12

20 000  t

0

 (*1) 09.2679

2915 32 00

 

Vinyl acetaat (CAS RN 108-05-4)

1.1-31.12

200 000  t

0

09.2665

ex 2916 19 95

30

Kalium-(E,E)-hexa-2,4-dienoaat (CAS RN 24634-61-5)

1.1-31.12

8 000  t

0

09.2769

ex 2917 13 90

10

Dimethylsebacaat (CAS RN 106-79-6)

1.1-31.12

1 000  t

0

 (*1) 09.2680

ex 2917 19 90

25

n-dodecenylbarnsteenzuuranhydride (CAS RN 19780-11-1) met:

een kleurindexniveau volgens Gardner van niet meer dan 1,

een transmissie bij 500 nm van 98 gewichtspercent of meer voor een oplossing van 10 gewichtspercent in tolueen

bestemd voor de vervaardiging van autolakken (1)

1.1-31.12

80 t

0

09.2634

ex 2917 19 90

40

Dodecaandizuur, met een zuiverheid van meer dan 98,5 gewichtspercent (CAS RN 693-23-2)

1.1-31.12

4 600  t

0

09.2808

ex 2918 22 00

10

o-Acetylsalicylzuur (CAS RN 50-78-2)

1.1-31.12

120 t

0

09.2975

ex 2918 30 00

10

Benzofenon-3,3′,4,4′-tetracarbonzuurdianhydride (CAS RN 2421-28-5)

1.1-31.12

1 000  t

0

 (*1) 09.2682

ex 2921 41 00

10

Aniline met een zuiverheid van 99 of meer gewichtspercent (CAS RN 62-53-3)

1.1-31.12

50 000  t

0

09.2602

ex 2921 51 19

10

o-Fenyleendiamine (CAS RN 95-54-5)

1.1-31.12

1 800  t

0

09.2977

2926 10 00

 

Acrylonitril (CAS RN 107-13-1)

1.1-31.12

75 000  t

0

09.2856

ex 2926 90 95

84

2-Nitro-4-(trifluormethyl)benzonitril (CAS RN 778-94-9)

1.1-31.12

500 t

0

09.2838

ex 2927 00 00

85

C,C'-Azodi(formamide) (CAS RN 123-77-3) met:

een pH van 6,5 of meer, maar niet meer dan 7,5, en

een door middel van vloeistofchromatografie massaspectrometrie (LC-MS) bepaald gehalte aan semicarbazide (CAS RN 57-56-7) van niet meer dan 1 500 mg/kg,

een ontledingstemperatuurbereik van 195 °C-205 °C,

een relatieve dichtheid van 1,64-1,66, en

een verbrandingswarmte van 215-220 kcal/mol

1.1-31.12

100 t

0

09.2955

ex 2932 19 00

60

Flurtamon (ISO) (CAS RN 96525-23-4)

1.1-31.12

300 t

0

09.2812

ex 2932 20 90

77

Hexaan-6-olide (CAS RN 502-44-3)

1.1-31.12

4 000  t

0

09.2858

2932 93 00

 

Piperonal (CAS RN 120-57-0)

1.1-31.12

220 t

0

09.2831

ex 2932 99 00

40

1,3:2,4-bis-O-(3,4-dimethylbenzylideen)-D-glucitol (CAS RN 135861-56-2)

1.1-31.12

500 t

0

 (*1) 09.2673

ex 2933 39 99

43

2,2,6,6-tetramethylpiperidine-4-ol (CAS RN 2403-88-5)

1.1-31.12

1 000  t

0

 (*1) 09.2674

ex 2933 39 99

44

Chloorpyrifos (ISO) (CAS RN 2921-88-2)

1.1-31.12

9 000  t

0

 (*1) 09.2860

ex 2933 69 80

30

1,3,5-Tris[3-(dimethylamino)propyl]hexahydro-1,3,5-triazine (CAS RN 15875-13-5)

1.1-31.12

400 t

0

09.2658

ex 2933 99 80

73

5-(Acetoacetylamino)benzimidazolon (CAS RN 26576-46-5)

1.1-31.12

200 t

0

 (*1) 09.2675

ex 2935 00 90

79

4-[[(2-methoxybenzoyl)amino]sulfonyl]benzoylchloride (CAS RN 816431-72-8)

1.1-31.12

542 t

0

09.2945

ex 2940 00 00

20

D-Xylose (CAS RN 58-86-6)

1.1-31.12

400 t

0

 (*1) 09.2676

ex 3204 17 00

14

Preparaten op basis van kleurstof C.I. Pigment Red 48:2 (CAS RN 7023-61-2) met een gehalte aan kleurstof van 60 of meer gewichtspercent

1.1-31.12

50 t

0

 (*1) 09.2677

ex 3204 17 00

45

Kleurstof C.I. Pigment Yellow 174 (CAS RN 4118-16-5), sterk met hars vermengd pigment (circa 35 % hars buiten verhouding), met een zuiverheid van 98 gewichtspercent of meer, in de vorm van geëxtrudeerde korrels met een vochtgehalte van niet meer dan 1 gewichtspercent

1.1-31.12

500 t

0

 (*1) 09.2666

ex 3204 17 00

55

Kleurstof C.I. Pigment Red 169 (CAS RN 12237-63-7) en preparaten op basis daarvan met een gehalte aan C.I. Pigment Red 169 van 50 of meer gewichtspercent

1.1.-31.12

40 t

0

 (*1) 09.2678

ex 3204 17 00

67

Kleurstof C.I. Pigment Red 57:1 (CAS RN 5281-04-9) met een zuiverheid van 98 gewichtspercent of meer, in de vorm van geëxtrudeerde korrels met een vochtgehalte van ten hoogste 1,5 gewichtspercent

1.1-31.12

150 t

0

09.2659

ex 3802 90 00

19

Met soda flux gecalcineerde diatomeeënaarde

1.1-31.12

30 000  t

0

09.2908

ex 3804 00 00

10

Natriumlignosulfonaat

1.1-31.12

40 000  t

0

09.2889

3805 10 90

 

Sulfaatterpentijnolie

1.1-31.12

25 000  t

0

09.2935

ex 3806 10 00

10

Gomhars

1.1-31.12

280 000  t

0

 (*1) 09.2832

ex 3808 92 90

40

Preparaat bevattende 38 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 50 gewichtspercent van pyrithionzink (INN) (CAS RN 13463-41-7) op basis van een waterige dispersie

1.1-31.12

500 t

0

 (*1) 09.2681

ex 3824 90 92

85

Mengsel van bis(3-triethoxysilylpropyl)sulfiden (CAS RN 211519-85-6)

1.1-31.12

9 000  t

0

09.2814

ex 3815 90 90

76

Katalysator, bestaande uit titaandioxide en wolfraamtrioxide

1.1-31.12

3 000  t

0

 (*1) 09.2644

ex 3824 90 92

77

Bereiding bevattende:

55 of meer doch niet meer dan 78 gewichtspercent dimethylglutaraat

10 of meer doch niet meer dan 30 gewichtspercent dimethyladipaat en

niet meer dan 35 gewichtspercent dimethylsuccinaat

1.1-31.12

10 000  t

0

 (*1) 09.2140

ex 3824 90 92

79

Mengsel van tertiaire aminen, bevattende:

2,0-4,0 gewichtspercent N,N-dimethyl-1-octylamine

ten minste 94 gewichtspercent N,N-dimethyl-1-decylamine

ten hoogste 2 gewichtspercent N,N-dimethyl-1-dodecylamine

1.1-31.12

4 500  t

0

 (*1) 09.2829

ex 3824 90 93

43

Extract van het residu dat is verkregen bij de extractie van colofonium uit hout, in de vorm van een vaste stof, onoplosbaar in alifatische oplosmiddelen, met de volgende kenmerken:

een gehalte aan harszuren van niet meer dan 30 gewichtspercent

een zuurgetal van niet meer dan 110 en

een smeltpunt van 100 °C of meer

1.1-31.12

1 600  t

0

 (*1) 09.2907

ex 3824 90 93

67

Mengsel van plantsterolen in poedervorm, bevattende:

75 of meer gewichtspercent sterolen en

niet meer dan 25 gewichtspercent stanolen,

bestemd voor de vervaardiging van stanolen/sterolen of stanol/sterolesters (1)

1.1-31.12

2 500  t

0

 (*1) 09.2660

ex 3902 30 00

98

Amorfe polyalfa-alkeenlijm voor de vervaardiging van hygiëneproducten (1)

1.1-31.12

500 t

0

 (*1) 09.2639

3905 30 00

 

Poly(vinylalcohol), ook indien niet-gehydrolyseerde acetaatgroepen bevattend

1.1-31.12.2015

15 000  t

0

09.2671

ex 3905 99 90

81

Poly(vinylbutyral) (CAS RN63148-65-2):

met 17,5 mol % of meer, maar niet meer dan 20 mol % hydroxylgroepen en

een gemiddelde deeltjesgrootte (D50) van meer dan 0,6 mm

1.1-31.12

11 000  t

0

09.2616

ex 3910 00 00

30

Polydimethylsiloxaan met een polymerisatiegraad van 2 800 monomeereenheden (± 100)

1.1-31.12

1 300  t

0

09.2816

ex 3912 11 00

20

Celluloseacetaatvlokken

1.1-31.12

75 000  t

0

09.2864

ex 3913 10 00

10

Natriumalginaat, geëxtraheerd uit bruin zeewier (CAS RN 9005-38-3)

1.1-31.12

1 000  t

0

09.2641

ex 3913 90 00

87

Natrium hyaluronaat, niet steriel, met:

een gewichtsgemiddeld moleculair gewicht (Mw) van niet meer dan 900 000 ,

een endotoxinegehalte van niet meer dan 0,008 Endotoxine-eenheden (EU)/mg,

een ethanolgehalte van niet meer dan 1 gewichtspercent,

een isopropanolgehalte van niet meer dan 0,5 gewichtspercent

1.1-31.12

200 kg

0

09.2661

ex 3920 51 00

50

Platen van polymethylmethacrylaat die voldoen aan de normen:

EN 4364(MIL-P-5425E) en DTD5592A, of

EN 4365 (MIL-P-8184) en DTD5592A

1.1-31.12

100 t

0

09.2645

ex 3921 14 00

20

Blokken met celstructuur van geregenereerde cellulose, gedrenkt in water bevattende magnesiumchloride en quaternaire ammoniumverbindingen, waarvan de afmetingen 100 cm (± 10 cm) × 100 cm (± 10 cm) × 40 cm (± 5 cm) bedragen

1.1-31.12

1 300  t

0

09.2818

ex 6902 90 00

10

Vuurvaste stenen met

een kantlengte van meer dan 300 mm en

een gehalte aan TiO2 van niet meer dan 1 gewichtspercent en

een gehalte aan Al2O3 van niet meer dan 0,4 gewichtspercent en

een volumewijziging van minder dan 9 % bij 1 700  °C

1.1-31.12

225 t

0

09.2628

ex 7019 52 00

10

Gaasweefsel van glasvezels bedekt met kunststof, met een gewicht van 120 g/m2 (± 10 g/m2), van het soort gebruikt voor de vervaardiging van insectenwerende rolhorren of van horren met een vaste omlijsting

1.1-31.12

3 000 000  m2

0

09.2799

ex 7202 49 90

10

Ferrochroom bevattende 1,5 of meer, doch niet meer dan 4 gewichtspercent koolstof en niet meer dan 70 gewichtspercent chroom

1.1-31.12

50 000  t

0

 (*1) 09.2834

ex 7604 29 10

20

Staven van aluminiumlegering met een diameter van 200 mm of meer, maar niet meer dan 300 mm

1.1-31.12

1 000  t

0

 (*1) 09.2835

ex 7604 29 10

30

Staven van aluminiumlegering met een diameter van 300,1 mm of meer, maar niet meer dan 533,4 mm

1.1-31.12

500 t

0

09.2840

ex 8104 30 00

20

Magnesiumpoeder:

met een zuiverheid van 98 of meer, maar niet meer dan 99,5 gewichtspercent

met een deeltjesgrootte van 0,2 mm of meer, maar niet meer dan 0,8 mm

1.1-31.12

2 000  t

0

 (*1) 09.2629

ex 8302 49 00

91

Telescopische handgrepen van aluminium, bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van reisartikelen (1)

1.1-31.12

800 000 stuks

0

09.2642

ex 8501 40 20

ex 8501 40 80

30

40

Assemblages, bestaande uit

een éénfasewisselstroomcollectormotor met een uitgaand vermogen van 480 W of meer doch niet meer dan 1 400 W, een toegevoerd vermogen van meer dan 900 W doch niet meer dan 1 600 W, een buitendiameter van meer dan 119,8 mm, doch niet meer dan 135,2 mm en een nominaal toerental van meer dan 30 000 tpm, doch niet meer dan 50 000 tpm, en

een luchtaanzuigventilator,

bestemd voor gebruik bij de fabricage van stofzuigers (1)

1.1-31.12

120 000 stuks

0

09.2763

ex 8501 40 80

30

Elektrische eenfasewisselstroomcollectormotoren met een uitgaand vermogen van meer dan 750 W, een toegevoerd vermogen van meer dan 1 600 W doch niet meer dan 2 700 W, een buitendiameter van meer dan 120 mm (± 0,2 mm) doch niet meer dan 135 mm (± 0,2 mm), een nominaal toerental van meer dan 30 000 tpm doch niet meer dan 50 000 tpm, uitgerust met een luchtaanzuigventilator, bestemd voor gebruik bij de fabricage van stofzuigers (1)

1.1-31.12

2 000 000 stuks

0

09.2633

ex 8504 40 82

20

Elektrische gelijkrichters met een capaciteit van niet meer dan 1 kVA, bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van toestellen bedoeld bij post 8509 80 en 8510  (1)

1.1-31.12

4 500 000 stuks

0

09.2643

ex 8504 40 82

30

Voedingsborden, bestemd voor gebruik bij de fabricage van goederen bedoeld bij de posten 8521 en 8528  (1)

1.1-31.12

1 038 000 stuks

0

09.2620

ex 8526 91 20

20

Assemblages voor satellietnavigatiesystemen met een functie voor het bepalen van een positie, zonder scherm, met een gewicht van niet meer dan 2 500  g

1.1-31.12

3 000 000 stuks

0

09.2672

ex 8529 90 92

ex 9405 40 39

75

70

Printplaat met leds:

al dan niet uitgerust met prisma's/lenzen, en

al dan niet voorzien van een of meer verbindingsstukken,

bestemd voor de vervaardiging van achtergrondverlichtingsmodules voor goederen van post 8528  (1)

1.1-31.12

115 000 000 stuks

0

09.2003

ex 8543 70 90

63

Spanningsgestuurde frequentiegeneratoren, bestaande uit actieve en passieve elementen aangebracht op een gedrukte schakeling, geborgen in een omhulling waarvan de afmetingen niet meer dan 30 mm × 30 mm bedragen

1.1-31.12

1 400 000 stuks

0

09.2668

ex 8714 91 10

ex 8714 91 10

21

31

Fietsframes, vervaardigd van koolstofvezels en kunsthars, geverfd, gelakt en/of gepolijst, bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van fietsen (1)

1.1-31.12

125 000 stuks

0

09.2669

ex 8714 91 30

ex 8714 91 30

21

31

Voorvorken voor fietsen, vervaardigd van koolstofvezels en kunsthars, geverfd, gelakt en/of gepolijst, bestemd voor de vervaardiging van fietsen (1)

1.1-31.12

97 000 stuks

0

09.2631

ex 9001 90 00

80

Niet gemonteerde lenzen, prisma's en gekitte elementen, van glas, bestemd voor de vervaardiging of reparatie van producten bedoeld bij de GN-codes 9002 , 9005 , 9013 10 en 9015  (1)

1.1-31.12

5 000 000 stuks

0

 (*1) 09.2836

ex 9003 11 00

ex 9003 19 00

10

20

Brilmonturen van kunststof of onedel metaal, bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van glas voor het verbeteren van de gezichtsscherpte (1)

1.1-31.12

5 800 000 stuks

0


(1)  De rechten worden geschorst overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 291 t/m 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(2)  De maatregel is echter niet van toepassing indien de behandeling wordt verricht door de kleinhandel of door horecabedrijven.

(3)  Het specifieke recht is van toepassing.

(*1)  Nieuwe of gewijzigde positie.


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/10


VERORDENING (EU) Nr. 1341/2014 VAN DE RAAD

van 15 december 2014

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1387/2013 houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetariefvoor bepaalde landbouw- en industrieproducten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 31,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het is in het belang van de Unie om de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief volledig te schorsen voor 135 producten die momenteel niet in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 van de Raad (1) zijn vermeld. Deze producten moeten daarom in die bijlage worden opgenomen.

(2)

Aangezien het niet langer in het belang van de Unie is om de schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief te handhaven voor 52 producten die momenteel in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 zijn vermeld, dienen deze producten uit deze bijlage te worden geschrapt.

(3)

Voor 29 schorsingen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 moet de productomschrijving worden gewijzigd om rekening te houden met de technische ontwikkeling van producten, de economische ontwikkelingen op de markt en taalkundige aanpassingen. Voorts moeten, naar aanleiding van de op handen zijnde wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur met ingang van 1 januari 2015, de Taric-codes voor 95 extra producten worden gewijzigd. Daarnaast wordt voor één product de meervoudige indeling niet langer nodig geacht. De schorsingen waarvoor wijzigingen nodig zijn, moeten worden geschrapt uit de lijst van schorsingen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1387/2013, en de gewijzigde schorsingen moeten opnieuw in die lijst worden opgenomen.

(4)

De tariefschorsingen moeten regelmatig opnieuw worden bekeken en zij moeten bij die gelegenheid op verzoek van een betrokken partij kunnen worden geschrapt. Indien het belang van de Unie zulks rechtvaardigt, worden tariefschorsingen verlengd en wordt een nieuwe evaluatiedatum vastgesteld.

(5)

Voor 184 producten is het, in het belang van de Unie, noodzakelijk om de datum voor de verplichte evaluatie te wijzigen zodat zij ook na die datum vrij van rechten kunnen worden ingevoerd. Voor deze producten is een evaluatie verricht en de datum voor hun volgende verplichte evaluatie werd aangepast. Daarom moeten zij uit de lijst van schorsingen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 worden geschrapt en de gewijzigde schorsingen moeten opnieuw in die lijst worden opgenomen.

(6)

In het belang van de Unie moet de termijn voor de verplichte evaluatie van vier producten worden verkort. De schorsingen met betrekking tot deze producten moeten derhalve worden geschrapt uit de lijst van schorsingen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 en de gewijzigde schorsingen moeten opnieuw in die lijst worden opgenomen. Teneinde er adequaat voor te zorgen dat de schorsing aanhoudend van toepassing is (zonder enige onderbreking) dient de schorsing in verband met producten die zijn ingedeeld onder Taric-codes ex 8501 32 00 50 en ex 8501 33 00 55 vanaf 1 januari 2014 van toepassing te zijn.

(7)

Duidelijkheidshalve moeten de gewijzigde vermeldingen met een asterisk worden gemerkt.

(8)

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 moet worden aangevuld met bijzondere maatstaven voor sommige van de nieuwe producten waarvoor schorsingen worden toegekend, zodat een passend statistisch toezicht mogelijk is. Ter wille van de samenhang moeten de bijzondere maatstaven voor de producten die uit bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 zijn geschrapt, eveneens worden geschrapt uit bijlage II bij deze verordening.

(9)

Verordening (EU) nr. 1387/2013 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Aangezien de wijzigingen uit hoofde van deze verordening van kracht moeten worden vanaf 1 januari 2015, moet deze verordening vanaf die datum van toepassing zijn en in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tabel in bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

tussen de titel en de tabel wordt de volgende opmerking ingevoegd:

„(*)

Schorsing voor een in deze bijlage opgenomen product waarvan de GN- of Taric-code, de productomschrijving of de datum van de verplichte evaluatie is gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 722/2014 van de Raad van 24 juni 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1387/2013 houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten (PB L 192 van 1.7.2014, blz. 9) of bij Verordening (EU) nr. 1341/2014 van de Commissie van 15 december 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1387/2013 houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten (PB L 363 van 18.12.2014, blz. 10)”

;

b)

tussen de titel en de tabel wordt de volgende opmerking geschrapt:

„(*)

Schorsing voor een in deze bijlage opgenomen product waarvan de GN- of Taric-code, de productomschrijving of de datum van de verplichte evaluatie is gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 722/2014 van de Raad van 24 juni 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1387/2013 houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten (PB L 192 van 1.7.2014, blz. 9)”

;

c)

de rijen voor de in bijlage I bij deze verordening opgenomen producten worden ingevoegd in de volgorde van de GN-codes die zijn vermeld in de eerste kolom van de tabel in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1387/2013;

d)

de rijen voor de producten waarvan de GN- en Taric-codes in bijlage II bij deze verordening zijn vermeld, worden geschrapt.

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

de rijen voor de bijzondere maatstaven waarvoor de GN- en Taric-codes in bijlage III bij deze verordening zijn vermeld, worden toegevoegd;

b)

de rijen voor de bijzondere maatstaven waarvoor de GN- en Taric-codes in bijlage IV bij deze verordening zijn vermeld, worden geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Voor producten die zijn ingedeeld onder Taric-codes ex 8501 32 00 50 en ex 8501 33 00 55 is zij echter vanaf 1 januari 2014 van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

M. MARTINA


(1)  Verordening (EU) nr. 1387/2013 van de Raad van 17 december 2013 houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1344/2011 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 201).


BIJLAGE I

Tariefschorsingen bedoeld in artikel 1, punt 1, onder c):

GN-code

Taric

Omschrijving

Autonoom recht

Geplande datum voor verplichte herziening

*ex 1511 90 19

ex 1511 90 91

ex 1513 11 10

ex 1513 19 30

ex 1513 21 10

ex 1513 29 30

10

10

10

10

10

10

Palmolie, kokosolie (kopraolie), palmpittenolie, bestemd voor de vervaardiging van:

industriële eenwaardige vetzuren bedoeld bij onderverdeling 3823 19 10 ,

methylesters van vetzuren bedoeld bij post 2915 of 2916 ,

vetalcoholen bedoeld bij de onderverdelingen 2905 17 , 2905 19 en 3823 70 , bestemd voor de vervaardiging van cosmetica, wasmiddelen en farmaceutische producten,

vetalcoholen bedoeld bij onderverdeling 2905 16 , zuiver of gemengd, bestemd voor de vervaardiging van cosmetica, wasmiddelen en farmaceutische producten,

stearinezuur bedoeld bij onderverdeling 3823 11 00 ,

producten bedoeld bij post 3401 , of

vetzuren van grote zuiverheid bedoeld bij post 2915 voor de vervaardiging van chemische producten, andere dan de producten bij post 3826  (1)

0 %

31.12.2015

*ex 1516 20 96

20

Jojobaolie, gehydrogeneerd en intermoleculair veresterd, zonder enige verdere chemische wijziging en niet onderworpen aan enig texturizeringsproces

0 %

31.12.2019

*ex 1517 90 99

10

Geraffineerde plantaardige olie, bevattende 25 of meer doch niet meer dan 50 gewichtspercent arachidonzuur of 12 of meer doch niet meer dan 65 gewichtspercent docosahexaeenzuur en gestandaardiseerd met zonnebloemolie met een hoog oliezuurgehalte (HOSO)

0 %

31.12.2016

*ex 2008 99 49

ex 2008 99 99

30

40

Pitloze boysenbessenpuree zonder toegevoegde alcohol, al dan niet toegevoegde suiker bevattend

0 %

31.12.2019

*ex 2009 49 30

91

Ananassap, anders dan in poedervorm:

met een brixwaarde van meer dan 20, doch niet meer dan 67,

een waarde van meer dan 30 euro per 100 kg nettogewicht,

met toegevoegde suiker,

bestemd om te worden gebruikt voor de vervaardiging van producten van de levensmiddelen- of de drankenindustrie (1)

0 %

31.12.2019

*ex 2009 81 31

10

Geconcentreerd veenbessensap:

met een brixwaarde van 40 of meer, maar niet meer dan 66,

in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van 50 liter of meer

0 %

31.12.2019

ex 2009 89 73

ex 2009 89 73

11

13

Passievruchtensap en passievruchtensapconcentraat, al dan niet bevroren:

met een brixwaarde van meer dan 13,7, doch niet meer dan 55,

met een waarde van meer dan 30 EUR per 100 kg nettogewicht,

in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van 50 liter of meer en

met toegevoegde suiker

bestemd om te worden gebruikt voor de vervaardiging van producten van de levensmiddelen- of drankenindustrie (1)

0 %

31.12.2019

ex 2009 89 97

ex 2009 89 97

21

29

Passievruchtensap en passievruchtensapconcentraat, al dan niet bevroren:

met een brixwaarde van meer dan 10, doch niet meer dan 13,7,

met een waarde van meer dan 30 EUR per 100 kg nettogewicht,

in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van 50 liter of meer en

zonder toegevoegde suiker

bestemd om te worden gebruikt voor de vervaardiging van producten van de levensmiddelen- of drankenindustrie (1)

0 %

31.12.2019

*ex 2207 20 00

ex 2207 20 00

ex 3820 00 00

20

80

20

Grondstof bestaande uit:

88 of meer maar niet meer dan 92 gewichtspercent ethanol,

2,2 of meer maar niet meer dan 2,7 gewichtspercent mono-ethyleenglycol,

1,0 maar niet meer dan 1,3 gewichtspercent methylethylketon,

0,36 of meer maar niet meer dan 0,40 gewichtspercent anionische oppervlakteactieve stof (ca.30 % actief),

0,0293 of meer maar niet meer dan 0,0396 gewichtspercent methylisopropylketon,

0,0195 of meer maar niet meer dan 0,0264 gewichtspercent 5-methyl-3-heptanon,

10ppm of meer maar niet meer dan 12 ppm denatoniumbenzoaat (Bitrex);

niet meer dan 0,01 gewichtspercent reukstoffen

6,5 of meer maar niet meer dan 8,0 gewichtspercent water

voor gebruik bij de fabricage van ruitenwisservloeistofconcentraat en andere antivriesmiddelen (1)

0 %

31.12.2018

ex 2707 50 00

ex 2707 99 80

20

10

Mengsel van xylenol-isomeren en ethylfenol-isomeren, met een totaal gehalte aan xylenol van 62 gewichtspercent of meer, maar minder dan 95 gewichtspercent

0 %

31.12.2019

ex 2811 22 00

50

Gecalcineerd amorf siliciumdioxidepoeder met een deeltjesgrootte van niet meer dan 12 μm van de soort die wordt gebruikt bij de productie van polymerisatiekatalysatoren voor de vervaardiging van polyethyleen

0 %

31.12.2019

*ex 2818 20 00

10

Geactiveerde aluminiumoxide met een specifiek oppervlak van ten minste 350 m2/g

0 %

31.12.2019

ex 2841 70 00

20

Diammonium-tridecaoxotetramolybdaat(2-) (CAS RN 12207-64-6)

0 %

31.12.2019

*ex 2842 10 00

20

Synthetisch chabasietzeolietpoeder

0 %

31.12.2019

*ex 2842 90 10

10

Natriumselenaat (CAS RN 13410-01-0)

0 %

31.12.2019

*ex 2846 10 00

ex 3824 90 96

10

53

Concentraten van zeldzame aardmetalen, bevattende 60 of meer doch niet meer dan 95 gewichtspercent zeldzame aardmetaaloxiden en niet meer dan 1 gewichtspercent zirkoniumoxide, aluminiumoxide of ijzeroxide, en met een gloeiverlies van 5 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2018

*ex 2846 10 00

40

Ceriumlanthaanneodymiumpraseodymiumcarbonaat, al dan niet gehydrateerd

0 %

31.12.2015

ex 2903 39 90

70

Grondstof 1,1,1,2-tetrafluorethaan: voor de vervaardiging van stoffen van farmaceutische kwaliteit overeenkomstig de volgende specificaties:

niet meer dan 600 ppm in gewicht van R134 (1,1,2,2 tetrafluorethaan);

niet meer dan 5 ppm in gewicht van R143a (1,1,1-trifluorethaan);

niet meer dan 2 ppm in gewicht van R125 (pentafluorethaan);

niet meer dan 100 ppm in gewicht van R124 (1-chloor- 1,2,2,2-tetrafluorethaan);

niet meer dan 30 ppm in gewicht van R114 (1,2-dichloortetrafluorethaan);

niet meer dan 50 ppm in gewicht van R114a (1,1-dichloortetrafluorethaan);

niet meer dan 250 ppm in gewicht van R133a (1-chloor- 2,2,2-trifluorethaan);

niet meer dan 2 ppm in gewicht van R22 (chloordifluormethaan);

niet meer dan 2 ppm in gewicht van R115 (chloorpentafluorethaan);

niet meer dan 2 ppm in gewicht van R12 (dichloordifluormethaan);

niet meer dan 20 ppm in gewicht van R40 (methylchloride);

niet meer dan 20 ppm in gewicht van R245cb (1,1,1,2,2-pentafluorpropaan);

niet meer dan 20 ppm in gewicht van R12B1 (chloordifluorbroommethaan);

niet meer dan 20 ppm in gewicht van R32 (difluormethaan);

niet meer dan 15 ppm in gewicht van R31 (chloorfluormethaan);

niet meer dan 10 ppm in gewicht van R152a (1,1-difluorethaan);

niet meer dan 20 ppm in gewicht van 1131 (1-chloor-2 fluorethyleen);

niet meer dan 20 ppm in gewicht van 1122 (1-chloor-2,2-difluorethyleen);

niet meer dan 3 ppm in gewicht van 1234yf (2,3,3,3-tetrafluorpropeen);

niet meer dan 3 ppm in gewicht van 1234zf (3,3,3-trifluorpropeen);

niet meer dan 3 ppm in gewicht van 1122a (1-chloor-1,2-difluorethyleen);

niet meer dan 4,5 ppm in gewicht van 1234yf + 1122a + 1243zf (2,3,3,3-tetrafluorpropeen, + 1-chloor-1,2-difluorethyleen+3,3,3-trifluorpropeen);

niet meer dan 3 ppm in gewicht van elke individuele niet nader gespecificeerde/onbekende chemische stof;

niet meer dan 10 ppm in gewicht van alle niet nader gespecificeerde/onbekende chemische stoffen gecombineerd;

niet meer dan 10 ppm in gewicht van water;

met een zuurgehalte van niet meer dan 0,1 ppm in gewicht;

zonder halogeniden;

niet meer dan 0,01 volumepercent hoogkokende bestanddelen;

zonder geur (geen onaangename geur)

Voor verdere zuivering tot een kwaliteit die inhalatie van HFC 134a overeenkomstig de goede praktijken bij het vervaardigen (Good Manufacturing Practice — GMP) mogelijk maakt, voor de vervaardiging van een drijfgas voor medische aërosolen waarvan de inhoud in de mond- of neusholten en/of de luchtwegen wordt toegepast (CAS RN 811-97-2) (1)

0 %

31.12.2019

ex 2903 99 90

75

3-Chloor-alfa,alfa,alfa-trifluortolueen (CAS RN 98-15-7)

0 %

31.12.2019

*ex 2904 10 00

30

Natrium-p-styreensulfonaat (CAS RN 2695-37-6)

0 %

31.12.2019

*ex 2904 10 00

50

Natrium-2-methylprop-2-een-1-sulfonaat (CAS RN 1561-92-8)

0 %

31.12.2019

*ex 2904 20 00

40

2-Nitropropaan (CAS RN 79-46-9)

0 %

31.12.2019

*ex 2904 90 40

10

Trichloornitromethaan, bestemd voor de vervaardiging van producten bedoeld bij onderverdeling 3808 92 (CAS RN 76-06-2) (1)

0 %

31.12.2019

*ex 2904 90 95

20

1-Chloor-2,4-dinitrobenzeen (CAS RN 97-00-7)

0 %

31.12.2019

*ex 2904 90 95

30

Tosylchloride (CAS RN 98-59-9)

0 %

31.12.2019

ex 2904 90 95

60

4,4′-Dinitrostilbeen-2,2′-disulfonzuur (CAS RN 128-42-7)

0 %

31.12.2019

ex 2904 90 95

70

1-Chloor-4-nitrobenzeen (CAS RN 100-00-5)

0 %

31.12.2019

*ex 2905 19 00

40

2,6-Dimethylheptaan-2-ol (CAS RN 13254-34-7)

0 %

31.12.2019

*ex 2905 29 90

10

3,5-Dimethylhex-1-yn-3-ol (CAS RN 107-54-0)

0 %

31.12.2015

*ex 2905 59 98

20

2,2,2-Trifluorethanol (CAS RN 75-89-8)

0 %

31.12.2019

ex 2906 19 00

50

4-tert-Butylcyclohexanol (CAS RN 98-52-2)

0 %

31.12.2019

ex 2907 12 00

20

Mengsel van metacresol (CAS RN 108-39-4) en paracresol (CAS RN 106-44-5) met een zuiverheid van 99 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

ex 2907 19 10

10

2,6-Xylenol (CAS RN 576-26-1)

0 %

31.12.2019

ex 2908 19 00

30

4-Chloorfenol (CAS RN 106-48-9)

0 %

31.12.2019

*ex 2909 30 90

10

2-(Fenylmethoxy)naftaleen (CAS RN 613-62-7)

0 %

31.12.2019

*ex 2909 30 90

20

1,2-Bis(3-methylfenoxy)ethaan (CAS RN 54914-85-1)

0 %

31.12.2019

ex 2909 50 00

30

2-tert-Butyl-4-hydroxyanisool en 3-tert-butyl-4-hydroxyanisool, mengsel van isomeren (CAS RN 25013-16-5)

0 %

31.12.2019

ex 2914 39 00

15

2,6-Dimethyl-1-indanon (CAS RN 66309-83-9)

0 %

31.12.2019

ex 2914 39 00

25

1,3-Difenylpropaan-1,3-dion (CAS RN 120-46-7)

0 %

31.12.2019

*ex 2914 69 90

20

2-Pentylantrachinon (CAS RN 13936-21-5)

0 %

31.12.2019

*ex 2915 39 00

50

3-Acetylfenylacetaat (CAS RN 2454-35-5)

0 %

31.12.2019

ex 2915 90 70

45

Trimethylorthoformiaat (CAS RN 149-73-5)

0 %

31.12.2019

*ex 2915 90 70

50

Allylheptanoaat (CAS RN 142-19-8)

0 %

31.12.2019

*ex 2916 13 00

10

Hydroxyzinkmethacrylaat, in poedervorm (CAS RN 63451-47-8)

0 %

31.12.2015

ex 2916 19 95

50

Methyl-2-fluoracrylaat (CAS RN 2343-89-7)

0 %

31.12.2019

ex 2916 39 90

13

3,5-Dinitrobenzoëzuur (CAS RN 99-34-3)

0 %

31.12.2019

*ex 2917 11 00

30

Kobaltoxalaat (CAS RN 814-89-1)

0 %

31.12.2019

*ex 2917 19 10

10

Dimethylmalonaat (CAS RN 108-59-8)

0 %

31.12.2019

*ex 2917 19 90

30

Ethyleenbrassylaat (CAS RN 105-95-3)

0 %

31.12.2019

ex 2918 19 30

10

Cholzuur (CAS RN 81-25-4)

0 %

31.12.2019

ex 2918 19 30

20

3α,12α-Dihydroxy-5β-cholaan-24-zuur (desoxycholzuur) (CAS RN 83-44-3)

0 %

31.12.2019

ex 2918 30 00

60

4-Oxovaleriaanzuur (CAS RN 123-76-2)

0 %

31.12.2019

*ex 2918 99 90

20

Methyl-3-methoxyacrylaat (CAS RN 5788-17-0)

0 %

31.12.2019

ex 2918 99 90

35

p-Anijszuur (CAS RN 100-09-4)

0 %

31.12.2019

ex 2918 99 90

45

4-Methylcatechol-dimethylacetaat (CAS RN 52589-39-6)

0 %

31.12.2019

*ex 2918 99 90

70

Allyl-(3-methylbutoxy)acetaat (CAS RN 67634-00-8)

0 %

31.12.2019

ex 2919 90 00

70

Tris(2-butoxyethyl)fosfaat (CAS RN 78-51-3)

0 %

31.12.2019

*ex 2921 19 50

ex 2929 90 00

10

20

Diethylaminotriethoxysilaan (CAS RN 35077-00-0)

0 %

31.12.2019

ex 2921 19 99

80

Taurine (CAS RN 107-35-7), met toevoeging van 0,5 % antiklontermiddel siliciumdioxide (CAS RN 112926-00-8)

0 %

31.12.2019

*ex 2921 42 00

70

2-Aminobenzeen-1,4-disulfonzuur (CAS RN 98-44-2)

0 %

31.12.2019

*ex 2921 45 00

10

Natriumhydrogeen-3-aminonaftaleen-1,5-disulfonaat (CAS RN 4681-22-5)

0 %

31.12.2015

*ex 2921 51 19

20

Tolueendiamine (TDA), bevattende:

72 of meer, maar niet meer dan 82 gewichtspercent 4-methyl-m-fenyleendiamine en

117 of meer, maar niet meer dan 22 gewichtspercent 2-methyl-m-fenyleendiamine en

niet meer dan 0,23 gewichtspercent residugehalte aan teer

ook indien 7 gewichtspercent of minder water bevattend

0 %

31.12.2018

*ex 2921 51 19

50

Mono- en dichloorderivaten van p-fenyleendiamine en p-diaminotolueen

0 %

31.12.2019

*ex 2922 19 85

80

N-[2-[2-(Dimethylamino)ethoxy]ethyl]-N-methyl-1,3-propaandiamine (CAS RN 189253-72-3)

0 %

31.12.2019

*ex 2922 21 00

30

6-Amino-4-hydroxynaftaleen-2-sulfonzuur (CAS RN 90-51-7)

0 %

31.12.2019

*ex 2922 21 00

50

Natriumhydrogeen-4-amino-5-hydroxynaftaleen-2,7-disulfonaat (CAS RN 5460-09-3)

0 %

31.12.2019

*ex 2922 29 00

65

4-Trifluormethoxyaniline (CAS RN 461-82-5)

0 %

31.12.2019

*ex 2922 49 85

15

DL-asparaginezuur gebruikt voor de vervaardiging van integratiesubstanties voor levensmiddelen (CAS RN 617-45-8) (1)

0 %

31.12.2019

ex 2922 49 85

25

Dimethyl-2-aminobenzeen-1,4-dicarboxylaat (CAS RN 5372-81-6)

0 %

31.12.2019

*ex 2922 49 85

50

D-(-)-Dihydrofenylglycine (CAS RN 26774-88-9)

0 %

31.12.2019

*ex 2922 50 00

20

1-[2-Amino-1-(4-methoxyfenyl)-ethyl]-cyclohexanolhydrochloride (CAS RN 130198-05-9)

0 %

31.12.2019

ex 2923 10 00

10

Calciumfosforylcholinechloride-tetra-hydraat (CAS RN 72556-74-2)

0 %

31.12.2019

ex 2923 90 00

85

N,N,N-Trimethylaniliniumchloride (CAS RN 138-24-9)

0 %

31.12.2019

ex 2924 19 00

15

N-Ethyl-N-methylcarbamoylchloride (CAS RN 42252-34-6)

0 %

31.12.2019

ex 2924 29 98

17

2-(Trifluormethyl)benzamide (CAS RN 360-64-5)

0 %

31.12.2019

ex 2924 29 98

19

2-[[2-(Benzyloxycarbonylamino)acetyl]amino]propionzuur (CAS RN 3079-63-8)

0 %

31.12.2019

*ex 2924 29 98

20

2-Chloor-N-(2-ethyl-6-methylfenyl)-N-(propaan-2-yloxymethyl)aceetamide (CAS RN 86763-47-5)

0 %

31.12.2019

*ex 2924 29 98

92

3-Hydroxy-2-naftanilide (CAS RN 92-77-3)

0 %

31.12.2019

ex 2926 90 95

12

Cyfluthrin (ISO) (CAS RN 68359-37-5) met een zuiverheid van 95 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

ex 2926 90 95

16

4-Cyaan-2-nitrobenzoëzuurmethylester (CAS RN 52449-76-0)

0 %

31.12.2019

*ex 2926 90 95

20

2-(m-Benzoylfenyl)propiononitril (CAS RN 42872-30-0)

0 %

31.12.2019

*ex 2926 90 95

63

1-(Cyaanacetyl)-3-ethylureum (CAS RN 41078-06-2)

0 %

31.12.2015

*ex 2926 90 95

64

Esfenvaleraat met een zuiverheid van ten minste 83 gewichtspercent, gemengd met zijn isomeren (CAS RN 66230-04-4)

0 %

31.12.2019

*ex 2926 90 95

70

Methacrylonitril (CAS RN 126-98-7)

0 %

31.12.2019

*ex 2926 90 95

74

Chloorthalonil (ISO) (CAS RN 1897-45-6)

0 %

31.12.2019

*ex 2926 90 95

75

Ethyl-2-cyaan-2-ethyl-3-methylhexanoaat (CAS RN 100453-11-0)

0 %

31.12.2019

ex 2927 00 00

15

C.C′-Azodi (formamide) (CAS RN 123-77-2) in de vorm van geel poeder met een ontledingstemperatuur van 180 °C of meer, maar niet meer dan 220 °C, gebruikt als een schuimmiddel bij de vervaardiging van thermoplastische harsen, elastomeren en vernet polyethyleenschuim

0 %

31.12.2019

ex 2928 00 90

65

2-Amino-3-(4-hydroxyfenyl) propanal semicarbazon hydrochloride

0 %

31.12.2019

*ex 2929 10 00

15

3,3′-Dimethylbifenyl-4,4′-diyldiisocyanaat (CAS RN 91-97-4)

0 %

31.12.2019

*ex 2930 90 99

64

3-Chloor-2-methylfenyl-methyl-sulfide (CAS RN 82961-52-2)

0 %

31.12.2019

*ex 2930 90 99

81

Dinatriumhexamethyleen-1,6-bisthiosulfaat, dihydraat (CAS RN 5719-73-3)

3 %

31.12.2019

*ex 2931 90 80

03

Butylethylmagnesium (CAS RN 62202-86-2), opgelost in heptaan

0 %

31.12.2018

*ex 2931 90 80

05

Diethylmethoxyboraan (CAS-nr.7397-46-8), al dan niet in de vorm van een oplossing in tetrahydrofuraan overeenkomstig aantekening 1e) op hoofdstuk 29 van de GN

0 %

31.12.2015

*ex 2931 90 80

08

Natriumdiïsobutyldithiofosfinaat (CAS RN 13360-78-6) in een waterige oplossing

0 %

31.12.2017

*ex 2931 90 80

10

Triethylboraan (CAS RN 97-94-9)

0 %

31.12.2015

*ex 2931 90 80

13

Trioctylfosfineoxide (CAS RN 78-50-2)

0 %

31.12.2016

*ex 2931 90 80

15

Methylcyclopentadienyl-mangaan-tricarbonyl met ten hoogste 4,9 gewichtspercent cyclopentadienyl-mangaan-tricarbonyl (CAS RN 12108-13-3)

0 %

31.12.2019

*ex 2931 90 80

18

Methyl-tris-(2-pentanonoxime)silaan (CAS RN 37859-55-5)

0 %

31.12.2019

*ex 2931 90 80

20

Diethylboraanisopropoxide (CAS RN 74953-03-0)

0 %

31.12.2015

*ex 2931 90 80

23

Di-tert-butylfosfaan (CAS RN 819-19-2)

0 %

31.12.2018

*ex 2931 90 80

25

(Z)-Prop-1-en-1-yl fosfonzuur (CAS RN 25383-06-6)

0 %

31.12.2017

*ex 2931 90 80

28

N-(Fosfonomethyl)iminodiazijnzuur (CAS RN 5994-61-6)

0 %

31.12.2019

*ex 2931 90 80

30

Bis(2,4,4-trimethylpentyl)fosfinezuur (CAS RN 83411-71-6)

0 %

31.12.2018

*ex 2931 90 80

33

Dimethyl[dimethylsilyldiïndenyl]hafnium (CAS RN 220492-55-7)

0 %

31.12.2019

*ex 2931 90 80

35

N,N-Dimethylanilinium-tetrakis(pentafluorfenyl)boraat (CAS RN 118612-00-3)

0 %

31.12.2019

*ex 2931 90 80

38

Fenylfosfonzuurdichloride (CAS RN 824-72-6)

0 %

31.12.2016

*ex 2931 90 80

40

Tetrakis(hydroxymethyl)fosfoniumchloride (CAS RN 124-64-1)

0 %

31.12.2016

*ex 2931 90 80

43

Mengsels van de isomeren 9-icosyl-9-fosfabicyclo[3.3.1]nonaan en 9-icosyl-9-fosfabicyclo[4.2.1]nonaan

0 %

31.12.2018

*ex 2931 90 80

45

Tris(4-methylpentaan-2-oximino)methylsilaan (CAS RN 37859-57-7)

0 %

31.12.2018

*ex 2931 90 80

48

Tetrabutylfosfoniumacetaat, in de vorm van een waterige oplossing (CAS RN 30345-49-4)

0 %

31.12.2019

*ex 2931 90 80

50

Trimethylsilaan (CAS RN 993-07-7)

0 %

31.12.2016

*ex 2931 90 80

53

Trimethylboraan (CAS RN 593-90-8)

0 %

31.12.2019

*ex 2931 90 80

55

3-(Hydroxyfenylfosfinoyl)propionzuur (CAS RN 14657-64-8)

0 %

31.12.2018

*ex 2932 19 00

40

Furaan (CAS RN 110-00-9) met een zuiverheid van 99 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

*ex 2932 19 00

41

2,2 di(tetrahydrofuryl)propaan (CAS RN 89686-69-1)

0 %

31.12.2019

*ex 2932 19 00

45

1,6-Dichloor-1,6-dideoxy-β-D-fructofuranosyl-4-chloor-4-deoxy-α-D-galactopyranoside (CAS RN 56038-13-2)

0 %

31.12.2019

*ex 2932 19 00

70

Furfurylamine (CAS RN 617-89-0)

0 %

31.12.2019

ex 2932 99 00

43

Ethofumesaat (ISO) (CAS RN 26225-79-6) met een zuiverheid van 97 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

ex 2933 19 90

15

Pyrasulfotool (ISO) (CAS RN 365400-11-9) met een zuiverheid van 96 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

ex 2933 19 90

25

3-Difluormethyl-1-methyl-1H-pyrazool-4-carbonzuur (CAS RN 176969-34-9)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 19 90

50

Fenpyroximaat (ISO) (CAS RN 134098-61-6)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 19 90

60

Pyraflufen-ethyl (ISO) (CAS RN 129630-19-9)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 29 90

40

Triflumizool (ISO) (CAS RN 68694-11-1)

0 %

31.12.2019

ex 2933 29 90

55

Fenamidon (ISO) (CAS RN 161326-34-7) met een zuiverheid van 97 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

2933 39 50

 

Methylester van fluroxypyr (ISO) (CAS RN 69184-17-4)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 39 99

20

Koperpyrithionpoeder (CAS RN 14915-37-8)

0 %

31.12.2015

ex 2933 39 99

22

Isonicotinezuur (CAS RN 55-22-1)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 39 99

24

2-(Chloormethyl)-4-methoxy-3,5-dimethylpyridine-hydrochloride (CAS RN 86604-75-3)

0 %

31.12.2019

ex 2933 39 99

28

Ethyl-3-[(3-amino-4-methylaminobenzoyl)-pyridine-2-yl-amino]-propionaat (CAS RN 212322-56-0)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 39 99

30

Fluazinam (ISO) (CAS RN 79622-59-6)

0 %

31.12.2019

ex 2933 39 99

34

3-Chloor-(5-trifluoromethyl)-2-pyridineacetonitril (CAS RN 157764-10-8)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 39 99

45

5-Difluormethoxy-2-[[(3,4-dimethoxy-2-pyridyl)methyl]thio]-1H-benzimidazool (CAS RN 102625-64-9)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 39 99

47

(-)-trans-4-(4′-Fluorfenyl)-3-hydroxymethyl-N-methylpiperidine (CAS RN 105812-81-5)

0 %

31.12.2015

*ex 2933 39 99

48

Flonicamide (ISO) (CAS RN 158062-67-0)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 39 99

55

Pyriproxyfeen (ISO) (CAS RN 95737-68-1) met een zuiverheid van ten minste 97 gewichtspercent

0 %

31.12.2019

ex 2933 49 10

40

4,7-Dichloorchinoline (CAS RN 86-98-6)

0 %

31.12.2019

ex 2933 59 95

33

4,6-Dichloor-5-fluorpyrimidine (CAS RN 213265-83-9)

0 %

31.12.2019

ex 2933 59 95

37

6-Jood-3-propyl-2-thioxo-2,3-dihydrochinazoline-4(1H)-on (CAS RN 200938-58-5)

0 %

31.12.2019

ex 2933 59 95

43

2-(4-(2-Hydroxyethyl)piperazine-1-yl)ethaansulfonzuur (CAS RN 7365-45-9)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 59 95

45

1-[3-(Hydroxymethyl)pyridin-2-yl]-4-methyl-2-fenylpiperazine (CAS RN 61337-89-1)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 59 95

50

2-(2-Piperazin-1-ylethoxy)ethanol (CAS RN 13349-82-1)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 59 95

65

1-Chloormethyl-4-fluor-1,4-diazoniabicyclo[2.2.2]octaanbis(tetrafluorboraat) (CAS RN 140681-55-6)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 59 95

75

(2R,3S/2S,3R)-3-(6-Chloor-5-fluorpyrimidin-4-yl)-2-(2,4-difluorfenyl)-1-(1H-1,2,4-triazool-1-yl)butaan-2-ol hydrochloride, (CAS RN 188416-20-8)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 79 00

60

3,3-Pentamethyleen-4-butyrolactam (CAS RN 64744-50-9)

0 %

31.12.2019

ex 2933 99 80

23

Tebuconazool (ISO) (CAS RN 107534-96-3) met een zuiverheid van 95 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

ex 2933 99 80

27

5,6-Dimethylbenzimidazool (CAS RN 582-60-5)

0 %

31.12.2019

ex 2933 99 80

33

Penconazool (ISO) (CAS RN 66246-88-6)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 99 80

37

8-Chloor-5,10-dihydro-11H-dibenzo[b,e][1,4]diazepine-11-on (CAS RN 50892-62-1)

0 %

31.12.2019

*ex 2933 99 80

55

Pyridabeen (ISO) (CAS RN 96489-71-3)

0 %

31.12.2019

ex 2934 10 00

45

2-Cyaanimino-1,3-thiazolidine (CAS RN 26364-65-8)

0 %

31.12.2019

*ex 2934 10 00

60

Fosthiazaat (ISO) (CAS RN 98886-44-3)

0 %

31.12.2019

*ex 2934 99 90

20

Thiofeen (CAS RN 110-02-1)

0 %

31.12.2019

ex 2934 99 90

24

Flufenacet (ISO) (CAS RN 142459-58-3) met een zuiverheid van 95 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

ex 2934 99 90

26

4-Methylmorfoline-4-oxide in een waterige oplossing (CAS RN 7529-22-8)

0 %

31.12.2019

ex 2934 99 90

27

2-(4-Hydroxyfenyl)-1-benzothiofeen-6-ol (CAS RN 63676-22-2)

0 %

31.12.2019

ex 2934 99 90

29

2,2′-Oxybis(5,5-dimethyl-1,3,2-dioxafosforinaan)-2,2′-disulfide (CAS RN 4090-51-1)

0 %

31.12.2019

*ex 2934 99 90

30

Dibenzo[b,f][1,4]thiazepine-11(10H)-on (CAS RN 3159-07-7)

0 %

31.12.2019

*ex 2934 99 90

83

Flumioxazine (ISO) (CAS RN 103361-09-7) met een zuiverheid van ten minste 96 gewichtspercent

0 %

31.12.2019

*ex 2934 99 90

84

Etoxazool (ISO) (CAS RN 153233-91-1) met een zuiverheid van ten minste 94,8 gewichtspercent

0 %

31.12.2019

*ex 2935 00 90

30

Mengsels van isomeren bestaande uit N-ethyltolueen-2-sulfonamide en N-ethyltolueen-4-sulfonamide

0 %

31.12.2015

ex 2935 00 90

43

Oryzalin (ISO) (CAS RN 19044-88-3)

0 %

31.12.2019

ex 2935 00 90

47

Halosulfuronmethyl (ISO) (CAS RN 100784-20-1) met een zuiverheid van 98 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

*ex 2935 00 90

53

2,4-Dichloor-5-sulfamoylbenzoëzuur (CAS RN 2736-23-4)

0 %

31.12.2019

*ex 2935 00 90

63

Nicosulfuron (ISO) (CAS RN 111991-09-4) met een zuiverheid van ten minste 91 gewichtspercent

0 %

31.12.2019

*ex 2935 00 90

77

[[4-[2-[[(3-Ethyl-2,5-dihydro-4-methyl-2-oxo-1H-pyrrool-1-yl)carbonyl]amino]ethyl]fenyl]sulfonyl]carbamidezuur, ethylester, (CAS RN 318515-70-7)

0 %

31.12.2019

ex 3204 11 00

25

N-(2-chloorethyl)-4-[(2,6-dichloor-4-nitrofenyl)azo]-N-ethyl-m-toluïdine (CAS RN 63741-10-6)

0 %

31.12.2019

ex 3204 16 00

10

Kleurstof Reactive Black 5 (CAS RN 17095-24-8) en preparaten op basis daarvan met een gehalte aan Reactive Black 5 van 60 of meer maar niet meer dan 75 gewichtspercent

0 %

31.12.2019

ex 3204 17 00

12

Kleurstof C.I. Pigment Orange 64 (CAS RN 72102-84-2) en preparaten op basis daarvan met een gehalte aan C.I. Pigment Orange 64 van 90 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

ex 3204 17 00

17

Kleurstof C.I. Pigment Red 12 (CAS RN 6410-32-8) en preparaten op basis daarvan met een gehalte aan C.I. Pigment Red 12 van 35 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

ex 3204 17 00

23

Kleurstof C.I. Pigment Brown 41 (CAS RN 211502-16-8 of CAS RN 68516-75-6)

0 %

31.12.2019

ex 3204 17 00

27

Kleurstof C.I. Pigment Blue 15:4 (CAS RN 147-14-8) en preparaten op basis daarvan, bevattende 95 of meer gewichtspercent organische verfstof

0 %

31.12.2019

*ex 3204 17 00

40

Kleurstof C.I. Pigment Yellow 120 (CAS RN 29920-31-8) en preparaten op basis daarvan met een gehalte aan C.I. Pigment Yellow 120 van 50 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

*ex 3204 17 00

50

Kleurstof C.I. Pigment Yellow 180 (CAS RN 77804-81-0) en preparaten op basis daarvan met een gehalte aan C.I. Pigment Yellow 180 van 90 of meer gewichtspercent

0 %

31.12.2019

*ex 3204 19 00

11

Fotochromische kleurstof,3-(4-butoxyfenyl-6,7-dimethoxy-3-(4-methoxyfenyl)-13,13-dimethyl-3,13-dihydrobenzo[h]indeno[2,1-f]chromeen-11-carbonitril

0 %

31.12.2015

ex 3204 19 00

12

Kleurstof C.I. Solvent Violet 49 (CAS RN 205057-15-4)

0 %

31.12.2019

ex 3204 19 00

14

Preparaat voor rode kleurstof, in de vorm van een natte pasta, bevattende:

35 of meer maar niet meer dan 40 gewichtspercent 1-[[4-(fenylazo)fenyl]azo]naftaleen-2-ol-methylderivaten (CAS RN 70879-65-1)

niet meer dan 3 gewichtspercent 1-(fenylazo)naftaleen-2-ol (CAS RN 842-07-9)

niet meer dan 3 gewichtspercent 1-[(2-methylfenyl)azo]naftaleen-2-ol (CAS RN 2646-17-5)

55 of meer maar niet meer dan 65 gewichtspercent water

0 %

31.12.2019

*ex 3204 19 00

21

Fotochromische kleurstof, 4-(3-(4-butoxyfenyl)-6-methoxy-3-(4-methoxyfenyl)-13,13-dimethyl-11-(trifluormethyl)-3,13-dihydrobenzo[h]indeno[2,1-f]chromeen-7-yl)morfoline (CAS RN 1021540-64-6)

0 %

31.12.2019

*ex 3204 19 00

31

Fotochromische kleurstof, N-hexyl -6,7-dimethoxy-3,3-bis(4-methoxyfenyl)-13,13-dimethyl-3,13-dihydrobenzo[h]indeno[2,1-f]chromeen-11-carboxamide

0 %

31.12.2015

*ex 3204 19 00

41

Fotochromische kleurstof,4,4′-(13,13-dimethyl-3,13-dihydrobenzo[h]indeno[2,1-f]chromeen-3,3-diyl)difenol

0 %

31.12.2015

*ex 3204 19 00

51

Fotochromische kleurstof,4-(4-(6,11-difluor-13,13-dimethyl-3-fenyl-3,13-dihydrobenzo[h]indeno[2,1-f ]chromeen-3-yl)fenyl)morfoline (CAS RN 1360882-72-6)

0 %

31.12.2015

ex 3206 19 00

20

Kleurstof C.I. Pigment Blue 27 (CAS RN 14038-43-8)

0 %

31.12.2019

*ex 3206 49 70

10

Niet-waterige dispersie, bevattende:

57 of meer maar niet meer dan 63 gewichtspercent aluminiumoxide (CAS RN 1344-28-1)

37 of meer maar niet meer dan 42 gewichtspercent titaandioxide (CAS RN 13463-67-7), en

1 of meer maar niet meer dan 2 gewichtspercent triethoxyoctylsilaan (CAS RN 2943-75-1)

0 %

31.12.2018

ex 3207 30 00

20

Drukpasta met een inhoud van

30 of meer maar niet meer dan 50 gewichtspercent zilver en

8 of meer maar niet meer dan 17 gewichtspercent palladium

0 %

31.12.2019

*ex 3208 90 19

ex 3824 90 92

45

63

Polymeer bestaande uit een polycondensaat van formaldehyde en naftaleendiol, chemisch gewijzigd door een reactie met een alkynhalide, opgelost in propyleenglycolmethyletheracetaat

0 %

31.12.2018

ex 3402 90 10

10

Tensioactief mengsel van methyltri-C8-C10-alkylammoniumchloriden

0 %

31.12.2019

*ex 3402 90 10

60

Tensioactieve bereiding, bevattende 2-ethylhexyloxymethyloxiraan

0 %

31.12.2015

*ex 3402 90 10

70

Tensioactieve bereiding, bevattende geëthoxyleerde 2,4,7,9-tetramethyl-5-decyn-4,7-diol (CAS RN 9014-85-1)

0 %

31.12.2019

*ex 3506 91 00

40

Drukgevoelige zelfklevende acryllijmlaag met een dikte van ten minste 0,076 mm, maar ten hoogste 0,127 mm, opgemaakt in rollen met een breedte van ten minste 45,7 cm, maar ten hoogste 132 cm, geleverd op een verwijderbare onderlaag („release liner”) met een aanvankelijke aftrekkracht („peel adhesion release”-waarde) van niet minder dan 15N/25 mm (gemeten volgens ASTM D3330)

0 %

31.12.2019

ex 3507 90 90

10

Bereiding van achromobacter lyticus protease (CAS RN 123175-82-6) bestemd voor de vervaardiging van preparaten van menselijke en analoge insuline (1)

0 %

31.12.2019

*ex 3701 30 00

20

Lichtgevoelige plaat, bestaande uit een fotopolymeerlaag op een polyesterfolie met een totale dikte van meer dan 0,43 mm maar niet meer dan 3,18 mm

0 %

31.12.2019

*ex 3705 90 90

10

Fotomaskers om schakelschemapatronen fotografisch op halfgeleider wafers over te brengen

0 %

31.12.2019

*ex 3707 10 00

45

Fotogevoelige emulsie bestaande uit cyclisch polyisopreen bevattend:

55 of meer doch niet meer dan 75 gewichtspercent xyleen en

12 of meer doch niet meer dan 18 gewichtspercent ethylbenzeen

0 %

31.12.2019

*ex 3707 10 00

50

Fotogevoelige emulsie bevattende:

20 of meer doch niet meer dan 45 gewichtspercent copolymeren van acrylaten en/of methacrylaten en hydroxystyreen derivaten,

25 of meer doch niet meer dan 50 gewichtspercent organisch oplosmiddel bevattende ten minste ethyllactaat en /of propyleenglycolmethyletheracetaat,

5 of meer doch niet meer dan 30 gewichtspercent acrylaten,

niet meer dan 12 gewichtspercent foto-initiator

0 %

31.12.2019

*ex 3707 90 90

40

Antireflectiemiddel, in de vorm van een waterige oplossing, bevattende niet meer dan:

2 gewichtspercent halogeenvrij alkylsulfonzuur, en

5 gewichtspercent van een gefluoreerd polymeer

0 %

31.12.2019

*ex 3707 90 90

85

Rollen, bevattende:

een droge laag lichtgevoelige acrylhars,

aan één zijde een beschermfolie van poly(ethyleentereftalaat)

aan de andere zijde een beschermfolie van polyethyleen

0 %

31.12.2019

*ex 3808 91 90

30

Preparaten bevattende endosporen of sporen en eiwitkristallen verkregen uit:

Bacillus thuringiensis Berliner subsp. aizawai en kurstaki, of

Bacillus thuringiensis subsp. kurstaki, of

Bacillus thuringiensis subsp. israelensis, of

Bacillus thuringiensis subsp. aizawai, of

Bacillus thuringiensis subsp. tenebrionis

0 %

31.12.2019

*ex 3808 92 90

50

Preparaten op basis van koperpyrithion (CAS RN 14915-37-8)

0 %

31.12.2019

*ex 3808 93 23

10

Herbicide dat flazasulfuron (ISO) als werkzaam bestanddeel bevat

0 %

31.12.2019

*ex 3808 93 90

10

Preparaat, in de vorm van korrels, bevattende:

38,8 of meer maar niet meer dan 41,2 gewichtspercent Gibberelline A3, of

9,5 of meer maar niet meer dan 10,5 gewichtspercent Gibberelline A4 en A7

0 %

31.12.2019

*ex 3809 92 00

20

Ontschuimer, bestaande uit een mengsel van oxydipropanol en 2,5,8,11-tetramethyldodec-6-yn-5,8-diol

0 %

31.12.2019

*ex 3811 19 00

10

Oplossing van 61 of meer doch niet meer dan 63 gewichtspercent methylcyclopentadienyl-mangaan-tricarbonyl in een aromatisch koolwaterstof-oplosmiddel, die ten hoogste bevat:

4,9 gewichtspercent 1,2,4-trimethylbenzeen,

4,9 gewichtspercent naftaleen en

0,5 gewichtspercent 1,3,5-trimethylbenzeen

0 %

31.12.2019

ex 3811 21 00

48

Additieven bevattende:

superbasische magnesium- (C20-C24)alkylbenzeensulfonaten (CAS RN 231297-75-9) en

meer dan 25 maar niet meer dan 50 gewichtspercent minerale oliën,

met een totaal basegetal van meer dan 350 maar niet meer dan 450, voor gebruik bij de vervaardiging van smeeroliën (1)

0 %

31.12.2018

ex 3811 21 00

53

Additieven bevattende:

superbasisch calcium-petroleumsulfonaat (CAS 68783-96-0) met een sulfonaatgehalte van 15 of meer maar niet meer dan 30 gewichtspercent en

meer dan 40 maar niet meer dan 60 gewichtspercent minerale olie,

met een totaal basegetal van 280 of meer maar niet meer dan 420, voor gebruik bij de vervaardiging van smeeroliën (1)

0 %

31.12.2019

ex 3811 21 00

55

Additieven bevattende:

calcium-polypropylbenzeensulfonaat met een laag basegetal (CAS RN 75975-85-8) en

meer dan 40 maar niet meer dan 60 gewichtspercent minerale oliën,

met een totaal basegetal van meer dan 10 maar niet meer dan 25, voor gebruik bij de vervaardiging van smeeroliën (1)

0 %

31.12.2019

ex 3811 21 00

57

Additieven bevattende:

een mengsel op basis van polyisobutyleensuccinimide, en

meer dan 40, maar niet meer dan 50 gewichtspercent minerale oliën,

met een totaal basegetal van meer dan 40, voor gebruik bij de vervaardiging van smeeroliën (1)

0 %

31.12.2019

ex 3811 21 00

63

Additieven bevattende:

een superbasisch mengsel van calcium-petroleumsulfonaten (CAS RN 61789-86-4) en synthetische calcium-alkylbenzeensulfonaten (CAS RN 68584-23-6 en CAS RN 70024-69-0), met een totaal sulfonaatgehalte van 15 of meer maar niet meer dan 25 gewichtspercent en

meer dan 40 maar niet meer dan 60 gewichtspercent minerale oliën,

met een totaal basegetal van 280 of meer maar niet meer dan 320, voor gebruik bij de vervaardiging van smeeroliën (1)

0 %

31.12.2019

ex 3811 21 00

65

Additieven bevattende:

een mengsel op basis van polyisobutyleensuccinimide (CAS RN 160610-76-4), en

meer dan 35, maar niet meer dan 50 gewichtspercent minerale oliën,

met een zwavelgehalte van meer dan 0,7 maar niet meer dan 1,3 gewichtspercent, met een totaal basegetal van meer dan 8, voor gebruik bij de vervaardiging van smeeroliën (1)

0 %

31.12.2019

ex 3811 29 00

15

Additief bevattende:

producten uit de reactie van vertakt heptylfenol met formaldehyde, koolstofdisulfide en hydrazine (CAS RN 93925-00-9) en

meer dan 15 maar niet meer dan 28 gewichtspercent licht aromatisch oplosmiddel van aardolienafta,

voor gebruik bij de vervaardiging van smeeroliën (1)

0 %

31.12.2019

ex 3811 29 00

25

Additieven bevattende ten minste zouten van primaire aminen en mono- en dialkylfosforzuren, voor gebruik bij de vervaardiging van smeeroliën (1)

0 %

31.12.2019

ex 3811 29 00

35

Additieven bestaande uit een mengsel op basis van imidazoline (CAS RN 68784-17-8), voor gebruik bij de vervaardiging van smeeroliën (1)

0 %

31.12.2019

ex 3811 29 00

45

Toevoegingsmiddelen, bestaande uit een mengsel van (C 7-C 9) dialkyladipaten, waarin diisooctyladipaat (CAS RN 1330-86-5) meer dan 85 gewichtspercent van het mengsel uitmaakt, voor gebruik bij de vervaardiging van smeeroliën (1)

0 %

31.12.2019

ex 3811 29 00

55

Toevoegingsmiddelen, bestaande uit reactieproducten van difenylamine en vertakte nonenen met:

meer dan 28, maar niet meer dan 35 gewichtspercent 4-monononyldifenylamine en

meer dan 50, maar niet meer dan 65 gewichtspercent 4,4′-dinonyldifenylamine,

een totaal gewichtspercentage van 2, 4-dinonyldifenylamine en 2, 4′-dinonyldifenylamine van niet meer dan 5 gewichtspercent

bestemd voor de vervaardiging van smeeroliën (1)

0 %

31.12.2019

*ex 3812 30 80

30

Stabilisatiemiddelen van gemengde samenstelling bevattende 15 of meer doch niet meer dan 40 gewichtspercent natriumperchloraat en niet meer dan 70 gewichtspercent 2-(2-methoxyethoxy)ethanol

0 %

31.12.2019

*ex 3815 90 90

70

Katalysatoren, bestaande uit een mengsel van (2-hydroxypropyl)trimethylammoniumformiaat en dipropyleenglycolen

0 %

31.12.2019

*ex 3815 90 90

80

Katalysatoren, hoofdzakelijk bestaande uit dinonylnaftaleendisulfonzuur opgelost in isobutanol

0 %

31.12.2015

*ex 3824 90 92

32

Mengsel van divinylbenzeen-isomeren en ethylvinylbenzeen-isomeren, bevattende 56 of meer doch niet meer dan 85 gewichtspercent divinylbenzeen (CAS RN 1321-74-0)

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 92

ex 3824 90 93

33

40

Roestwerende preparaten, bestaande uit zouten van dinonylnaftaleensulfonzuur, hetzij:

gefixeerd op een drager van minerale was of chemisch gewijzigde minerale was, hetzij

opgelost in organische oplosmiddelen

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

34

Oligomeer van tetrafluorethyleen met één joodethyl-eindgroep

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

35

Preparaten die ten minste 92 maar ten hoogste 96,5 gewichtspercent 1,3:2,4-bis-O-(4-methylbenzylideen)-D-glucitol bevatten en tevens carbonzuurderivaten en een alkylsulfaat bevatten

0 %

31.12.2016

*ex 3824 90 92

36

Calciumfosfonaatfenaat, opgelost in minerale olie

0 %

31.12.2016

*ex 3824 90 92

37

Mengsel van acetaten van 3-butyleen-1,2-diol met een gehalte van ten minste 65 maar ten hoogste 90 gewichtspercent

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

39

Preparaten die ten minste 47 gewichtspercent 1,3:2,4-bis-O-benzylideen-D-glucitol bevatten

0 %

31.12.2016

*ex 3824 90 92

40

Een mengsel dat twee of drie van de volgende acrylaten bevat:

urethaanacrylaten,

tripropyleenglycoldiacrylaat,

geëthoxyleerd bisfenol-A-acrylaat en

poly(ethyleenglycol)-400-diacrylaat

0 %

31.12.2015

*ex 3824 90 92

41

Oplossing van (chloormethyl)bis(4-fluorfenyl)methylsilaan met een nominale concentratie van 65 % in tolueen

0 %

31.12.2015

*ex 3824 90 92

42

Preparaat van tetrahydro-α-(1-naftylmethyl)furan-2-propionzuur (CAS RN 25379-26-4) in tolueen

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

43

Preparaat, bestaande uit een mengsel van 2,4,7,9-tetramethyldec-5-yn-4,7-diol en propaan-2-ol

0 %

31.12.2015

*ex 3824 90 92

44

Bereiding bevattende:

85 of meer doch niet meer dan 95 gewichtspercent α-4-(2-cyano-2-butoxycarbonyl)vinyl-2-methoxyfenyl-ω-hydroxyhexa(oxyethyleen) en

5 of meer doch niet meer dan 15 gewichtspercent polyoxyethyleen (20) sorbitan monopalmitaat

0 %

31.12.2015

*ex 3824 90 92

45

Preparaten hoofdzakelijk bestaande uit γ-butyrolacton en quaternaire ammoniumzouten, bestemd voor de vervaardiging van elektrolytische condensatoren (1)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

46

Diethylmethoxyboraan (CAS RN 7397-46-8) opgelost in tetrahydrofuraan

0 %

31.12.2015

*ex 3824 90 92

47

Preparaat, bevattende:

trioctylfosfineoxide (CAS RN 78-50-2),

hexyldioctylfosfineoxide (CAS RN 31160-66-4),

dihexyloctylfosfineoxide (CAS RN 31160-64-2) en

trihexylfosfineoxide (CAS RN 3084-48-8)

0 %

31.12.2016

*ex 3824 90 92

48

Mengsel van:

3,3-bis (2-methyl-1-octyl-1H-indol-3-yl)ftalide (CAS RN 50292-95-0) en

ethyl-6′-(diethylamino) -3-oxo-spiro- [isobenzofuraan-1 (3H), 9′-[9H]xantheen] -2′-carboxylaat (CAS RN 154306-60-2)

0 %

31.12.2017

*ex 3824 90 92

49

Preparaat op basis van 2,5,8,11-tetramethyl-6-dodecyn-5,8-diolethoxylaat (CAS RN 169117-72-0)

0 %

31.12.2017

*ex 3824 90 92

50

Preparaat op basis van alkylcarbonaten dat ook een UV-absorberend middel bevat, bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van brillenglas (1)

0 %

31.12.2017

*ex 3824 90 92

51

Mengsels bevattende 40 of meer doch niet meer dan 50 gewichtspercent 2-hydroxyethylmethacrylaat en 40 of meer doch niet meer dan 50 gewichtspercent glycerolester van boorzuur

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

52

Preparaat, bestaande uit:

dipropyleenglycol

tripropyleenglycol

tetrapropyleenglycol en

pentapropyleenglycol

0 %

31.12.2017

*ex 3824 90 92

53

Preparaten hoofdzakelijk bestaande uit ethyleenglycol en:

hetzij diëthyleenglycol, dodecaandizuur en ammoniak,

hetzij N,N-dimethylformamide,

hetzij γ-butyrolacton,

hetzij siliciumoxide,

hetzij ammoniumhydrogeenazelaat,

hetzij ammoniumhydrogeenazelaat en siliciumoxide,

hetzij dodecaandizuur, ammoniak en siliciumoxide,

bestemd voor de vervaardiging van elektrolytische condensatoren (1)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

54

Poly(tetramethyleenglycol)bis[(9-oxo-9H-thioxantheen-1-yloxy)acetaat] met een gemiddelde polymeerketenlengte van minder dan 5 monomeereenheden (CAS RN 813452-37-8)

0 %

31.12.2015

*ex 3824 90 92

55

Additieven voor verven en coatings, bevattende:

een mengsel van esters van fosforzuur verkregen uit de reactie van fosforzuuranhydride met 4-(1,1-dimethylpropyl)fenol en copolymeren van styreen-allylalcohol (CAS RN 84605-27-6), en

30 of meer, maar niet meer dan 35 gewichtspercent isobutylalcohol

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

56

Poly(tetramethyleenglycol)bis[(2-benzoylfenoxy)acetaat] met een gemiddelde polymeerketenlengte van minder dan 5 monomeereenheden

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 92

57

Poly(ethyleenglycol)bis(p-dimethyl)aminobenzoaat met een gemiddelde polymeerketenlengte van minder dan 5 monomeereenheden

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 92

58

2-Hydroxybenzonitril, in de vorm van een oplossing in N,N-dimethylformamide, bevattende 45 of meer doch niet meer dan 55 gewichtspercent 2-hydroxybenzonitril

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

59

Kalium-tert-butanolaat (CAS RN865-47-4) opgelost in tetrahydrofuraan

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

60

N2-[1-(S)-Ethoxycarbonyl-3-fhenylpropyl]-N6-trifluoroacetyl-L-lysyl-N2-carboxyanhydride in een dichloormethaanoplossing van 37 %

0 %

31.12.2015

*ex 3824 90 92

61

3′,4′,5′-Trifluorbifenyl-2-amine, in de vorm van een oplossing in tolueen bevattende 80 of meer doch niet meer dan 90 gewichtspercent 3′,4′,5′-trifluorbifenyl-2-amine

0 %

31.12.2015

*ex 3824 90 92

62

α-Fenoxycarbonyl-ω-fenoxypoly[oxy(2,6-dibroom-1,4-fenyleen) isopropylideen(3,5-dibroom-1,4-fenyleen)oxycarbonyl]

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

64

Preparaat bevattende:

89 of meer maar niet meer dan 98,9 gewichtspercent 1,2,3-trideoxy-4,6: 5,7-bis-O- [(4-propylfenyl)methyleen]-nonitol

0,1 of meer maar niet meer dan 1 gewichtspercent kleurstoffen

1 of meer maar niet meer dan 10 gewichtspercent fluorhoudende polymeren

0 %

31.12.2016

*ex 3824 90 92

65

Mengsels van primaire tert-alkylaminen

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 92

70

Mengsel van 80 (± 10) gewichtspercent 1-[2-(2-aminobutoxy)ethoxy]but-2-ylamine en 20 (± 10) gewichtspercent 1-({[2-(2-aminobutoxy)ethoxy]methyl}propoxy)but-2-ylamine

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 92

71

Bereiding, bevattende:

80 of meer maar niet meer dan 90 gewichtspercent (S)-α-hydroxy-3-fenoxybenzeenacetonitril (CAS RN 61826-76-4) en

10 of meer maar niet meer dan 20 gewichtspercent tolueen (CAS RN 108-88-3)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

72

Derivaten van N-(2-fenylethyl)-1,3-benzeendimethaanamine (CAS RN 404362-22-7)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

73

α-(2,4,6-Tribroomfenyl)-ω-(2,4,6-tribroomfenoxy)poly[oxy(2,6-dibroom-1,4-fenyleen)isopropylideen(3,5-dibroom-1,4-fenyleen)oxycarbonyl]

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

74

Onverzadigde vetzuuresters C6-24 en C16-18 met sacharose (sacharose-polysoyate) (CAS RN 93571-82-5)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

ex 3906 90 90

75

87

Waterige oplossing van polymeren en ammoniak bestaande uit:

0,1 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 0,5 gewichtspercent ammoniak (CAS RN 1336-21-6) en

0,3 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 10 gewichtspercent of meer polycarboxylaat (lineaire polymeren van acrylzuur)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

78

Preparaten bevattende hetzij 10 of meer doch niet meer dan 20 gewichtspercent lithiumhexafluorofosfaat hetzij 5 of meer doch niet meer dan 10 gewichtspercent lithiumperchloraat in mengsels van organische oplosmiddelen

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

80

Diethyleenglycol propyleenglycol triëthanolamine titanaat complexen (CAS RN 68784-48-5) opgelost in diëthyleenglycol (CAS RN 111-46-6)

0 %

31.12.2017

*ex 3824 90 92

81

Preparaat bestaande uit:

50 (± 2) gewichtspercent bis-gealkoxyleerde ethylacetoacetaat-aluminiumchelaten.

in een inktolie (wit mineraal) oplosmiddel

met een kookpunt van 160 °C of meer, maar niet meer dan 180 °C

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 92

ex 3824 90 93

86

57

Mengsel van vloeibare kristallen, bestemd voor gebruik bij de fabricage van displays (1)

0 %

31.12.2017

*ex 3824 90 93

35

Paraffine met een chloreringsgehalte van 70 % of meer

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 93

42

Mengsel van bis{4-(3-(3-fenoxycarbonylamino)tolyl)ureido}fenylsulfon, difenyltolueen-2,4-dicarbamaat en 1-[4-(4-aminobenzeensulfonyl)fenyl]-3-(3-fenoxycarbonylaminotolyl)ureum

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 93

45

Preparaten bestaande uit 83 of meer gewichtspercent 3a,4,7,7a-tetrahydro-4,7-methanoindeen (dicyclopentadieen), een synthetische rubber, al dan niet bevattende 7 of meer gewichtspercent tricyclopentadieen, en:

hetzij een aluminium-alkylverbinding,

hetzij een organisch complex van wolfraam

hetzij een organisch complex van molybdeen

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 93

47

Gehydroxyethyleerd 2,4,7,9-tetramethyldec-5-yn-4,7-diol

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 93

53

Zinkdimethacrylaat (CAS RN 13189-00-9), bevattende niet meer dan 2,5 gewichtspercent 2,6-di-tert-butyl-α-dimethylamino-p-cresol (CAS RN 88-27-7), in poedervorm

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 93

63

Mengsel van fytosterolen, niet in poedervorm, bevattende:

75 of meer gewichtspercent sterolen en

niet meer dan 25 gewichtspercent stanolen,

bestemd voor de vervaardiging van stanolen/sterolen of stanol/sterolesters (1)

0 %

31.12.2017

*ex 3824 90 93

65

Mengsel van fytosterolen, afkomstig van hout en oliën op houtbasis (tallolie), in de vorm van een poeder met een deeltjesgrootte van niet meer dan 300 μm, bevattende:

60 of meer doch niet meer dan 80 gewichtspercent sitosterolen,

niet meer dan 15 gewichtspercent campesterolen,

niet meer dan 5 gewichtspercent stigmasterolen en

niet meer dan 15 gewichtspercent betasitostanolen

0 %

31.12.2017

*ex 3824 90 93

70

Oligomeer reactieproduct, bestaande uit bis(4-hydroxyfenyl)sulfon en 1,1′-oxybis(2-chloorethaan)

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 93

73

Oligomeren van tetrafluorethyleen, met eindstandige tetrafluorjoodethylgroepen

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 93

75

Mengsel van fytosterolen, in de vorm van vlokken en bolletjes, bevattende 80 of meer gewichtspercent sterolen en niet meer dan 4 gewichtspercent stanolen

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 93

77

Poedermengsel bevattende:

85 of meer gewichtspercent zinkdiacrylaat (CAS RN 14643-87-9)

en niet meer dan 5gewichtspercent van 2,6-di-tert-butyl-alfa-dimethylamino-p-cresol (CAS RN 88-27-7)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 93

ex 3824 90 96

80

67

Folie bevattende barium- of calciumoxiden gecombineerd met titaan- of zirkoniumoxiden, in een bindmiddel van acryl

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 93

ex 3824 90 96

83

85

Preparaat, bevattende:

C,C′-azodi(formamide) (CAS RN 123-77-3),

magnesiumoxide (CAS RN 1309-48-4) en

zinc bis(p-tolueensulfinaat) (CAS RN 24345-02-6)

waarin de gasvorming van C,C′-azodi(formamide) plaatsvindt bij 135 °C

0 %

31.12.2017

*ex 3824 90 93

ex 3824 90 96

85

57

Deeltjes van siliciumdioxide waarop organische verbindingen covalent zijn gebonden, bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van kolommen voor vloeistofchromatografie zogenaamde „hoge prestatie vloeistofchromatografie” (HPLC) en van patronen voor de voorbereiding van monsteranalyse (1)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 96

35

Gecalcineerd bauxiet (vuurvast)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 96

37

Gestructureerd silicoaluminiumfosfaat

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 96

43

Waterige dispersie, bevattende:

76 gewichtspercent (± 0,5 %) siliciumcarbide (CAS RN 409-21-2),

4,6 gewichtspercent (± 0,05 %) aluminiumoxide (CAS RN 1344-28-1) en

2,4 gewichtspercent (± 0,05 %) yttriumoxide (CAS RN 1314-36-9)

0 %

31.12.2016

*ex 3824 90 96

45

Mengsel van:

basisch zirkoniumcarbonaat (CAS RN 57219-64-4) en

ceriumcarbonaat (CAS RN 537-01-9)

0 %

31.12.2016

*ex 3824 90 96

47

Mengsels van metaaloxiden, in de vorm van poeder, bevattende:

hetzij 5 of meer gewichtspercent barium, neodymium of magnesium en 15 of meer gewichtspercent titaan,

hetzij 30 of meer gewichtspercent lood en 5 of meer gewichtspercent niobium,

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van di-elektrische films of bestemd om te worden gebruikt als di-elektrisch materiaal bij de vervaardiging van gelaagde keramische condensatoren (1)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 96

50

Nikkelhydroxide, met toegevoegd 12 of meer doch niet meer dan 18 gewichtspercent zinkhydroxide en kobalthydroxide, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van positieve elektroden voor batterijen

0 %

31.12.2017

*ex 3824 90 96

55

Drager in poedervorm, bevattende:

ferriet (ijzeroxide) (CAS RN 1309-37-1)

mangaanoxide (CAS RN 1344-43-0)

magnesiumoxide (CAS RN 1309-48-4)

Styreenacrylaat-copolymeer

bestemd om bij de vervaardiging van met inkt of toner gevulde flessen of patronen voor telekopieertoestellen, computerafdrukeenheden en kopieerapparatenproductie te worden gemengd met tonerpoeder (1)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 96

60

Gesmolten magnesia bevattende 15 of meer gewichtspercent dichroomtrioxide

0 %

31.12.2016

*ex 3824 90 96

63

Katalysator, bevattende:

52 (± 10) gewichtspercent koperoxide (CAS RN 1317-39-1),

38 (± 10) gewichtspercent koper(II)oxide (CAS RN 1317-38-0) en

10 (± 5) gewichtspercent koper (CAS RN 7440-50-8)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 96

65

Aluminiumnatriumsilicaat, in de vorm van bolletjes met een diameter van:

hetzij 1,6 of meer doch niet meer dan 3,4mm,

hetzij 4 of meer doch niet meer dan 6mm

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 96

73

Reactieproducten, bevattende:

1 of meer doch niet meer dan 40 gewichtspercent molybdeenoxide,

10 of meer doch niet meer dan 50 gewichtspercent nikkeloxide,

30 of meer doch niet meer dan 70 gewichtspercent wolfraamoxide

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 96

75

Holle bolletjes van gesmolten aluminiumsilicaat, bevattende 65-80 % amorf aluminiumsilicaat, met de volgende kenmerken:

een smeltpunt tussen 1 600  °C en 1 800  °C,

een dichtheid van 0,6-0,8 g/cm3,

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van deeltjesfilters voor motorvoertuigen (1)

0 %

31.12.2018

*ex 3824 90 96

77

Preparaat, bestaande uit 2,4,7,9-tetramethyldec-5-yn-4,7-diol en siliciumdioxide

0 %

31.12.2019

*ex 3824 90 96

79

Pasta met:

75 of meer gewichtspercent, doch niet meer dan 85 gewichtspercent koper,

anorganische oxiden,

ethylcellulose, en

een solvent

0 %

31.12.2017

*ex 3824 90 96

87

Platinaoxide (CAS RN 12035-82-4) gefixeerd op een poreuze drager van aluminiumoxide, (CAS RN 1344-28-1) bevattende

0,1 of meer doch niet meer dan 1 gewichtspercent platina, en

0,5 of meer doch niet meer dan 5 gewichtspercent ethylaluminiumdichloride (CAS RN 563-43-9)

0 %

31.12.2017

*ex 3901 10 10

10

Lineair lagedichtheidpolyethyleen/LLDPE (CAS RN 9002-88-4) in de vorm van poeder, met

5 gewichtspercent of minder comonomeer,

een smeltindex (melt flow rate) van 15 g/10 min of meer, maar niet meer dan 60 g/10 min en

een dichtheid van 0,924 g/cm3 of meer, maar niet meer dan 0,928 g/cm3

0 %

30.6.2015

ex 3901 10 10

ex 3901 90 90

20

50

Lineair lagedichtheidpolyethyleen-1-buteen/LLDPE (CAS RN 25087-34-7) met hoge smeltindex, in de vorm van poeder, met

een smeltindex(Melt Flow Rate — MFR 190 °C/2,16 kg) van 16 g/10 min of meer, maar niet meer dan 24 g/10 min,

een dichtheid (ASTM D 1505) van 0,922 g/cm3 of meer, maar niet meer dan 0,926 g/cm3 en

een Vicat-verwekingstemperatuur van ten minste 94 °C

0 %

30.6.2015

*ex 3901 90 90

30

Lineair lagedichtheidpolyethyleen/LLDPE (CAS RN 9002-88-4) in de vorm van poeder, met

meer dan 5 gewichtspercent, maar niet meer dan 8 gewichtspercent comonomeer,

een smeltindex (melt flow rate) van 15 g/10 min of meer, maar niet meer dan 60 g/10 min en

een dichtheid van 0,924 g/cm3 of meer, maar niet meer dan 0,928 g/cm3

0 %

30.6.2015

*ex 3901 90 90

40

Copolymeer van uitsluitend ethyleen en 1-hexeen (CAS RN 25213-02-9):

bevattende meer dan 5 maar niet meer dan 20 gewichtspercent 1-hexeen,

met een relatieve dichtheid van niet meer dan 0,93,

vervaardigd met behulp van een metallocene katalysator

0 %

30.6.2015

*ex 3902 10 00

40

Polypropyleen, geen weekmaker bevattend:

met een treksterkte van 32-60MPa (bepaald volgens methode ASTM D638);

met een buigsterkte van 50-90MPa (bepaald volgens methode ASTM D790);

met een smeltindex (Melt Flow Rate — MFR) bij 230°C/ 2,16kgbelasting van 5-15g/10min (bepaald volgens methode ASTM D1238);

40 of meer doch niet meer dan 80 gewichtspercent polypropyleen bevattend,

10 of meer doch niet meer dan 30 gewichtspercent glasvezel bevattend,

10 of meer doch niet meer dan 30 gewichtspercent mica bevattend

0 %

31.12.2019

*ex 3902 90 90

60

Niet-gehydrogeneerde 100 % alifatische hars (polymeer), met de volgende kenmerken:

vloeibaar bij kamertemperatuur

verkregen door polymerisatie van C5-alkeenmonomeren

met een aantalgemiddeld molecuulgewicht (Mn) van 370 (± 50)

met een gewichtgemiddeld molecuulgewicht (Mw) van 500 (± 100)

0 %

31.12.2019

*ex 3903 19 00

30

Kristallijn polystyreen met een smeltpunt van 268 °C of meer maar niet meer dan 272 °C en een stolpunt van 232 °C of meer maar niet meer dan 242 °C, al dan niet met additieven en vulstoffen

0 %

31.12.2016

*ex 3903 90 90

15

Copolymeer in de vorm van korrels, bevattende:

78 gewichtspercent(± 4 %) styreen,

9 gewichtspercent (± 2 %) n-butylacrylaat,

11 gewichtspercent (± 3 %) n-butylmethacrylaat,

1,5 gewichtspercent (± 0,7 %) methylacrylzuur en

0,01 of meer maar niet meer dan 2,5 gewichtspercent polyolefinewas

0 %

31.12.2016

*ex 3903 90 90

20

Copolymeer in de vorm van korrels, bevattende:

83 gewichtspercent(±3 %) styreen,

7 gewichtspercent (±2 %) n-butylacrylaat,

9 gewichtspercent(±2 %) n-butylmethacrylaat en

0,01 of meer maar niet meer dan 1 gewichtspercent polyolefinewas

0 %

31.12.2016

*ex 3903 90 90

25

Copolymeer in de vorm van korrels, bevattende:

82 gewichtspercent(±6 %) styreen,

13,5 gewichtspercent (±3 %) n-butylacrylaat,

1 gewichtspercent (±0,5 %) methylacrylzuur en

0,01 of meer maar niet meer dan 8,5gewichtspercentpolyolefinewas

0 %

31.12.2016

*ex 3904 10 00

20

Poly(vinylchloride) in de vorm van poeder, niet gemengd met enige andere substantie of vinylacetaatmonomeren bevattende, met:

een polymerisatiegraad van 1 000 (± 300) monomeereenheden,

een warmtetransmissiecoëfficient (K-waarde) van ten minste 60, maar niet meer dan 70,

een gehalte aan vluchtig materiaal van minder dan 2,00 gewichtspercent,

een fractie van niet meer dan 1 gewichtspercent die niet door een zeef met een maaswijdte van 120 μm gaat,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van batterijseparators (1)

0 %

31.12.2019

*ex 3904 50 90

92

Vinylideen-chloride-methacrylaat-copolymeer bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van monofilamenten (1)

0 %

31.12.2019

*ex 3906 90 90

41

Polyalkylacrylaat met een ester alkylketen van C10 tot en met C30

0 %

31.12.2019

ex 3906 90 90

73

Bereiding bevattend:

33 of meer, maar niet meer dan 37 gewichtspercent butyl-methacrylaat — methacrylzuurcopolymeer

24 of meer, maar niet meer dan 28 gewichtspercent propyleenglycol, en

37 of meer, maar niet meer dan 41 gewichtspercent water

0 %

31.12.2019

ex 3907 20 20

ex 3907 20 99

50

75

Poly(p-fenyleenoxide) in de vorm van poeder

met een glasovergangstemperatuur van 210 °C

met een gewichtgemiddeld molecuulgewicht (Mw) van 35 000 of meer doch niet meer dan 80 000

met een inherente viscositeit van 0,2 of meer doch niet meer dan 0,6 dl/gram

0 %

31.12.2019

ex 3907 20 99

70

α-[3-(3-Maleimido-1-oxopropyl)amino]propyl-ω-methoxy-polyoxyethyleen (CAS RN 883993-35-9)

0 %

31.12.2019

ex 3907 40 00

70

Polycarbonaat van fosgeen en bisfenol A:

bevattende 12 of meer doch niet meer dan 26 gewichtspercent van een copolymeer van isoftaloylchloride, tereftaloylchloride en resorcinol,

voorzien van p-cumylfenol eindgroepen, en

met een gewichtgemiddeld molecuulgewicht (Mw) van 29 900 of meer doch niet meer dan 31 900

0 %

31.12.2019

ex 3907 40 00

80

Polycarbonaat van koolzuurdichloride, 4,4′-(1-methylethylideen)bis[2,6-dibroomfenol] en 4,4′-(1-methylethylideen)bis[fenol], voorzien van 4-(1-methyl-1-fenylethyl)fenol eindgroepen

0 %

31.12.2019

*ex 3907 91 90

10

Prepolymeer van diallylftalaat, in de vorm van poeder

0 %

31.12.2019

ex 3907 99 90

40

Polycarbonaat van fosgeen, bisfenolA, resorcinol, isoftaloylchloride, tereftaloylchloride en polysiloxaan, voorzien van p-cumylfenol eindgroepen, met een gewichtgemiddeld molecuulgewicht (Mw) van 24 100 of meer doch niet meer dan 25 900

0 %

31.12.2019

*ex 3907 99 90

70

Copolymeer van poly(ethyleentereftalaat) en cyclohexaandimethanol, bevattende meer dan 10 gewichtspercent cyclohexaandimethanol

0 %

31.12.2019

*ex 3909 50 90

10

Uv-uithardende wateroplosbare vloeibare fotopolymeer, bestaande uit een mengsel met:

ten minste 60 gewichtspercent bifunctionele geacryleerde polyurethaanoligomeren,,

30 gewichtspercent (± 8 gewichtspercent) monofunctionele, en trifunctionele (meth)acrylaten, en

10 gewichtspercent (± 3 gewichtspercent) hydroxy-functionele monofunctionele (meth)acrylaten

0 %

31.12.2019

ex 3909 50 90

20

Een bereiding bevattende:

14 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 18 gewichtspercent geëthoxyleerde polyurethaan, gemodificeerd met hydrofobe groepen,

3 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 5 gewichtspercent enzymatisch gemodificeerd zetmeel en

77 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 83 gewichtspercent water

0 %

31.12.2019

ex 3909 50 90

30

Een bereiding bevattende:

16 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 20 gewichtspercent geëthoxyleerde polyurethaan, gemodificeerd met hydrofobe groepen,

19 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 23 gewichtspercent diethyleenglycol-buthylether, en

60 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 64 gewichtspercent water

0 %

31.12.2019

ex 3909 50 90

40

Een bereiding bevattende:

34 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 36 gewichtspercent geëthoxyleerde polyurethaan, gemodificeerd met hydrofobe groepen,

37 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 39 gewichtspercent propyleenglycol, en

26 gewichtspercent of meer, maar niet meer dan 28 gewichtspercent water

0 %

31.12.2019

*ex 3910 00 00

60

Polydimethylsiloxaan, al dan niet gesubstitueerd met polyethyleenglycol en trifluorpropyl, met methacrylaat-eindgroepen

0 %

31.12.2019

ex 3910 00 00

80

Monomethacryloxypropyl-getermineerd poly(dimethylsiloxaan)

0 %

31.12.2019

ex 3911 90 19

50

Polycarboxylaat-natriumzout van 2,5-furandion en 2,4,4-trimethylpenteen in poedervorm

0 %

31.12.2019

*ex 3911 90 99

31

Copolymeren van butadieen en maleïnezuur, ook indien ammoniumzouten bevattende

0 %

31.12.2015

*ex 3916 20 00

91

Profielen van poly(vinylchloride) van het soort dat wordt gebruikt bij de fabricage van damwandplanken en bekledingen, die de volgende additieven bevatten:

titaandioxide

poly(methylmethacrylaat)

calciumcarbonaat

bindmiddelen

0 %

31.12.2019

*ex 3917 40 00

91

Verbindingsstukken van kunststof bevattende O-ringen, een klem en een ontgrendelingssysteem om te worden aangebracht in slangen voor autobrandstoffen

0 %

31.12.2019

*ex 3919 10 80

23

Reflecterende folie, bestaande uit verschillende lagen waaronder:

poly(vinylchloride);

polyurethaan met aan één zijde merktekens tegen namaak, verandering of vervanging van gegevens of kopiëren en aan de andere zijde een laag van glazen microbolletjes;

een laag met een beveiligings- en/of officieel merkteken dat afhankelijk van de gezichtshoek van uiterlijk verandert;

gemetalliseerd aluminium;

en een kleeflaag, aan één zijde bedekt met een verwijderbare beschermfolie

0 %

31.12.2015

*ex 3919 10 80

ex 3919 90 00

27

20

Polyesterfolie:

aan één kant voorzien van een temperatuurgevoelige acryl kleeflaag waarvan de kleefkracht opgeheven wordt bij een temperatuur van 90 °C of meer doch niet meer dan 200 °C en een polyester beschermfilm, en

aan de andere kant al dan niet voorzien van een drukgevoelige acryl kleeflaag of een temperatuurgevoelige acryl kleeflaag waarvan de kleefkracht opgeheven wordt bij een temperatuur van 90 °C of meer doch niet meer dan 200 °C en een polyester beschermfilm

0 %

31.12.2019

*ex 3919 10 80

32

Polytetrafluorethyleenfolie:

met een dikte van 110 μm of meer,

met een oppervlakteweerstand van 102-1014 ohm, zoals bepaald volgens testmethode ASTM D 257,

aan één zijde voorzien van een drukgevoelige acryl kleeflaag

0 %

31.12.2015

*ex 3919 10 80

37

Polytetrafluorethyleenfolie:

met een dikte van 100 μm of meer,

een breukrek van niet meer dan 100 percent,

aan één zijde voorzien van een drukgevoelige siliconenkleeflaag

0 %

31.12.2015

*ex 3919 10 80

ex 3919 90 00

43

26

Ethyleen-vinylacetaatfolie:

met een dikte van 100 μm of meer,

aan één zijde bekleed met een druk- of UV-gevoelige acryl kleefstof en een polyester of polypropyleen beschermfilm

0 %

31.12.2015

*ex 3919 10 80

ex 3919 90 00

85

28

Folie van poly(vinylchloride) of polyethyleen of van een ander polyolefine:

met een dikte van 65 μm of meer,

aan één zijde voorzien van een UV-gevoelige acryl kleeflaag en een polyester beschermfilm

0 %

31.12.2019

*ex 3919 90 00

24

Reflecterende gelaagde folie:

bestaande uit een epoxyacrylaatlaag die aan één zijde is voorzien van in een regelmatig patroon aangebrachte inpersingen,

aan beide zijden bedekt met een of meer lagen kunststof en

aan één zijde bedekt met een kleeflaag en een verwijderbare beschermfolie

0 %

31.12.2019

*ex 3919 90 00

29

Polyesterfolie die aan beide zijden is bedekt met een drukgevoelige zelfklevende acryl en/of rubber lijmlaag, opgemaakt in rollen met een breedte van ten minste 45,7 cm, maar ten hoogste 132 cm, voorzien van een verwijderbare beschermfolie

0 %

31.12.2019

*ex 3919 90 00

33

Transparante zelfklevende folie van polyethyleen, vrij van onzuiverheden of gebreken, aan één zijde voorzien van een drukgevoelige kleefstof van acryl, met een dikte van 60 μm of meer, maar niet meer dan 70 μm, en met een breedte van meer dan 1 245  mm maar niet meer dan 1 255  mm

0 %

31.12.2018

*ex 3919 90 00

37

UV-absorberende folie van poly(vinylchloride):

met een dikte van ten minste 78 μm,

aan één kant bedekt met een kleeflaag en een verwijderbare beschermfolie,

met een hechtsterkte van ten minste 1 764  mN/25 mm

0 %

31.12.2019

*ex 3919 90 00

ex 3921 90 60

44

95

Bedrukte lamineerplaat:

met een centrale laag van glasvezelweefsel, aan beide zijden bekleed met een laag poly(vinylchloride),

aan één zijde bedekt met een laag poly(vinylfluoride),

ook indien met een drukgevoelige lijmlaag en een verwijderbare beschermfolie aan de andere zijde,

met een toxiciteit, bepaald volgens testmethode ABD 0031, van niet meer dan 50 ppm waterstoffluoride, niet meer dan 85 ppm hydrogeenchloride, niet meer dan 10 ppm waterstofcyanide, niet meer dan 10 ppm stikstofoxiden, niet meer dan 300 ppm koolstofmonoxide en niet meer dan 10 ppm diwaterstofsulfide en zwaveldioxide tezamen,

met een brandbaarheid binnen 60 seconden van niet meer dan 110 mm, bepaald volgens testmethode FAR 25 App.F Pt. I Amdt.83, en

met een gewicht (zonder beschermfolie) van 490 g/m2 (± 45 g/m2) zonder lijmlaag of van 580 g/m2 (± 50 g/m2) met drukgevoelige lijmlaag

0 %

31.12.2017

*ex 3920 20 29

93

Monoaxiaal georiënteerde folie, bestaande uit drie lagen, waarbij elke laag bestaat uit een mengsel van polypropyleen en een copolymeer van ethyleen en vinylacetaat, met:

een dikte van 55 of meer doch niet meer dan 97 μm,

een elasticiteitsmodule in de lengterichting van 0,75 of meer doch niet meer dan 1,45 GPa en

een elasticiteitsmodule in de dwarsrichting van 0,20 of meer doch niet meer dan 0,55 GPa

0 %

31.12.2019

*ex 3920 62 19

81

Folie van poly(ethyleentereftalaat):

met een dikte van niet meer dan 20 μm,

aan ten minste één zijde bedekt met een gasbarrièrelaag bestaande uit:

een polymere matrix waarin silica is gedispergeerd en met een dikte van niet meer dan 2 μm, of

een siliciumlaag die door opdampen is aangebracht en met een dikte van niet meer dan 1 μm

0 %

31.12.2017

*ex 3920 91 00

51

Foliën van poly(vinylbutyral), bevattende 25 of meer doch niet meer dan 28 gewichtspercent tri-isobutyl fosfaat als weekmaker

0 %

31.12.2019

*ex 3920 91 00

52

Foliën van poly(vinylbutyral):

bevattende 26 of meer doch niet meer dan 30 gewichtspercent triethyleenglycol bis(2-ethylhexanoaat) als weekmaker

met een dikte van 0,73 mm of meer doch niet meer dan 1,50 mm

0 %

31.12.2019

*ex 3920 91 00

93

Folie van poly(ethyleentereftalaat), al dan niet aan één of beide zijden gemetalliseerd, of gelaagde folie van poly(ethyleentereftalaat), alleen aan de buitenzijden gemetalliseerd, en met de volgende kenmerken:

een doorlaatbaarheid van het zichtbare licht van 50 % of meer,

aan één of beide zijden voorzien van een laag poly(vinylbutyral) doch niet voorzien van kleefstof of andere materialen dan poly(vinylbutyral),

een totale dikte van niet meer dan 0,2 mm, zonder rekening te houden met lagen van poly(vinylbutyral), en een dikte van poly(vinylbutyral) van meer dan 0,2 mm

0 %

31.12.2019

*ex 3921 90 55

ex 7019 40 00

ex 7019 40 00

25

21

29

Prepregvellen of -rollen, bevattende polyimidehars

0 %

31.12.2019

*ex 3921 90 55

30

Prepregvellen of -rollen, bevattende gebromeerde epoxyhars, versterkt met glasvezel, met

een flow van niet meer dan 3,6 mm (zoals bepaald volgens IPC-TM 650.2.3.17.2), en

een glasovergangstemperatuur (Tg) van meer dan 170 °C (zoals bepaald volgens IPC-TM 650.2.4.25),

bestemd voor gebruik bij de fabricage van printplaten (1)

0 %

31.12.2015

ex 3926 90 97

ex 8543 90 00

31

60

Behuizingen, delen van behuizingen, cilinders, regelknoppen, frames, afdekplaatjes en andere delen van acrylonitril-butadieen-styreen, voor gebruik bij de vervaardiging van afstandsbedieningen (1)

0 %

31.12.2019

ex 3926 90 97

ex 8538 90 99

37

40

Afstandsbedieningsknoppen uit polycarbonaat voor stuurwielbediening, aan de buitenzijde bekleed met krasbestendige verf

0 %

31.12.2019

*ex 4408 39 30

10

Okoumé fineerplaten

met een lengte van 1 270 mm of meer, maar niet meer dan 3 200 mm,

met een breedte van 150 mm of meer, maar niet meer dan 2 000 mm,

met een dikte van 0,5 mm of meer, maar niet meer dan 4 mm,

niet-geschuurd en

niet-geschaafd

0 %

31.12.2018

ex 5503 90 00

30

Drielobbige poly(thio-1,4-fenyleen)vezels

0 %

31.12.2019

*ex 5607 50 90

10

Niet gesteriliseerd bindgaren van poly(glycolzuur) of van poly(glycolzuur) en de copolymeren daarvan met melkzuur, gevlochten, met een kerndraad, bestemd voor de vervaardiging van hechtmiddelen voor chirurgisch gebruik (1)

0 %

31.12.2019

*ex 5911 90 90

40

Polijstlappen („polishing pads”) bestaande uit meerdere lagen gebonden textielvlies van polyester, geïmpregneerd met polyurethaan

0 %

31.12.2019

*ex 6814 10 00

10

Geagglomereerd mica met een dikte van niet meer dan 0,15 mm, op rollen, ook indien gebrand, al dan niet versterkt met aramidevezels

0 %

31.12.2018

ex 7006 00 90

25

Glazen schijfje van vuurgepolijst („float”) borosilicaatglas

met een diktevariatie van 1 μm of minder, en

lasergegraveerd

0 %

31.12.2019

ex 7009 10 00

20

Gelaagd glas dat mechanisch het licht kan dimmen door de verschillende hoeken van het invallende licht, bevattende:

een chroomlaag,

scheurvast plakband of smeltlijm, en

een verwijderbaar schutvel aan de voorkant en een beschermende papierlaag aan de achterkant,

van de soort gebruikt voor achteruitkijkspiegels van voertuigen

0 %

31.12.2019

*ex 7019 19 10

30

Garens van E-glas van 22 tex (± 1,6 tex), vervaardigd van verspinbare continuglasvezels met een nominale diameter van 7 μm, hoofdzakelijk bestaande uit vezels met een diameter van 6,35 of meer doch niet meer dan 7,61 μm

0 %

31.12.2019

*ex 7019 19 10

55

Glaskoord, geïmpregneerd met rubber of kunststof, verkregen uit filamenten van glas van het type-K of het type-U, bestaande uit:

9 % of meer doch niet meer dan 16 % magnesiumoxide,

19 % of meer doch niet meer dan 25 % aluminiumoxide,

0 % of meer doch niet meer dan 2 % booroxide,

zonder calciumoxide,

bedekt met een latex bevattende ten minste een resorcinolformaldehydehars en gechloorsulfoneerd polyethyleen

0 %

31.12.2019

*ex 7325 99 10

20

Ankerkop van vuurgegalvaniseerd smeedbaar gietijzer, van de soort gebruikt voor de fabricage van grondankers

0 %

31.12.2019

*ex 7326 20 00

20

Metaalvlies, bestaande uit een massa roestvrijstalen draden met een diameter van 0,001 mm tot 0,070 mm, samengeperst door sinteren en walsen

0 %

31.12.2016

ex 7604 29 10

40

Staven van aluminiumlegeringen, bevattende:

0,25 of meer maar niet meer dan 7 gewichtspercent zink, en

1 of meer maar niet meer dan 3 gewichtspercent magnesium, en

1 of meer maar niet meer dan 5 gewichtspercent koper, en

niet meer dan 1 gewichtspercent mangaan,

overeenkomstig de materiaalspecificaties AMS QQ-A-225, van een soort gebruikt in de ruimtevaartindustrie (onder meer conform NADCAP en AS9100) en verkregen door middel van een walsproces

0 %

31.12.2019

ex 7605 29 00

10

Draad van aluminiumlegeringen, bevattende:

0,10 of meer maar niet meer dan 5 gewichtspercent koper, en

0,2 of meer maar niet meer dan 6 gewichtspercent magnesium, en

0,10 of meer maar niet meer dan 7 gewichtspercent zink, en

niet meer dan 1 gewichtspercent mangaan,

overeenkomstig de materiaalspecificaties AMS QQ-A-430, van een soort gebruikt in de ruimtevaartindustrie (onder meer conform NADCAP en AS9100) en verkregen door middel van een walsproces

0 %

31.12.2019

ex 8103 90 90

10

Target van tantaal in een verstuiver, met:

een montageplaat vervaardigd uit een legering van koper en chroom,

een doorsnede van 312 mm en

een dikte van 6,3 mm

0 %

31.12.2019

*ex 8108 90 30

10

Staven van titaanlegering die voldoen aan de normen EN 2002-1, EN 4267 of DIN 65040

0 %

31.12.2019

ex 8108 90 50

15

Legering van titaan, koper, tin, silicium en niobium bevattende:

0,8 of meer maar niet meer dan 1,2 gewichtspercentkoper,

0,9 of meer maar niet meer dan 1,15 gewichtspercent tin

0,25 of meer maar niet meer dan 0,45 gewichtspercent silicium en

0,2 of meer maar niet meer dan 0,35 gewichtspercent niobium,

in vellen, platen, strippen of stroken

0 %

31.12.2019

ex 8207 19 10

10

Inzetstukken voor boorgereedschap met werkzaam deel van geagglomereerd diamant

0 %

31.12.2019

ex 8401 40 00

10

Absorberende regelstaven van roestvrij staal, gevuld met chemische elementen die neutronen absorberen

0 %

31.12.2019

*ex 8405 90 00

ex 8708 21 10

ex 8708 21 90

10

10

10

Metalen behuizingen voor voorspanningsgasgenerators voor veiligheidsgordels in auto's

0 %

31.12.2019

*ex 8409 91 00

ex 8409 99 00

10

20

Uitlaatspruitstukken die voldoen aan DIN-norm EN 13835, al dan niet met turbinebehuizing, met vier inlaatpoorten, bestemd voor de vervaardiging van uitlaatspruitstukken die zijn gedraaid, geslepen, geboord en/of op andere wijze zijn bewerkt (1)

0 %

31.12.2016

*ex 8411 99 00

50

Actuator voor een eentraps-turbocompressor:

met een ingebouwde geleidende overbrengingsarm en verbindingsmof,

van een roestvrij stalen legering,

al dan niet met overbrengingsarmen met een werkafstand van 20 mm of meer, maar niet meer dan 40 mm,

met een lengte van niet meer dan 350 mm,

met een diameter van niet meer dan 75 mm,

met een hoogte van niet meer dan 110 mm

0 %

31.12.2018

ex 8413 91 00

30

Brandstofpompdeksel:

bestaande uit aluminumlegeringen,

met een diameter van 38 mm of 50 mm,

met twee concentrische, ringvormige groeven op het oppervlak,

geanodiseerd,

van de soort gebruikt in motorvoertuigen met een benzinemotor

0 %

31.12.2019

*ex 8414 30 81

50

Hermetische of halfhermetische elektrische scrollcompressoren met variabele snelheid, met een nominaal vermogen van 0,5 kW of meer doch niet meer dan 10 kW, met een verplaatsingsvolume van niet meer dan 35 cm3, van de soort gebruikt in koelinstallaties

0 %

31.12.2019

*ex 8414 90 00

20

Zuigers van aluminium, bestemd om te worden ingebouwd in compressoren van apparaten voor de regeling van het klimaat in automobielen (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8418 99 10

50

Verdampers, bestaande uit aluminium vinnen en een koperspoel, van de soort gebruikt in koelinstallaties

0 %

31.12.2019

*ex 8418 99 10

60

Condensors, bestaande uit twee concentrische koperen buizen, van de soort gebruikt in koelinstallaties

0 %

31.12.2019

ex 8421 21 00

20

Installatie voor de voorbehandeling van water, bevattende een of meer van de volgende elementen, ook indien met systemen voor het steriliseren en zuiveren van deze elementen:

ultrafiltratiesysteem

koolstoffiltratiesysteem

systeem voor waterverzachting

voor gebruik in een biofarmaceutisch laboratorium

0 %

31.12.2019

*ex 8467 99 00

ex 8536 50 11

10

35

Mechanische schakelaars voor het aansluiten van elektrische stroomkringen op:

een spanning van 14,4 V of meer maar niet meer dan 42 V,

een stroomsterkte van 10 A of meer maar niet meer dan 42 A,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van machines bedoeld bij post 8467  (1)

0 %

31.12.2019

ex 8479 89 97

60

Bioreactor voor biofarmaceutische celkweek (waarvan de binnenkant bestaat uit austenitisch roestvast staal type 316L) met een verwerkingscapaciteit van 50 liter, 500 liter, 3 000  liter of 10 000  liter, al dan niet in combinatie met een „clean-in-process”-systeem

0 %

31.12.2019

*ex 8481 30 91

91

Stalen terugslagkleppen met:

een openingsdruk van niet meer dan 800 kPa, en

een buitendiameter van niet meer dan 37 mm

0 %

31.12.2019

ex 8482 10 10

ex 8482 10 90

ex 8482 50 00

10

10

10

Kogel- en cilinderlagers:

met een uitwendige diameter van 28 mm of meer, maar niet meer dan 140 mm,

geschikt voor een thermische belasting onder bedrijfsomstandigheden van meer dan 150 °C bij een werkdruk van niet meer dan 14 MPa,

voor de vervaardiging van machines voor de beveiliging en de bediening van kernreactoren in kerncentrales (1)

0 %

31.12.2019

ex 8482 10 10

20

Kogellagers:

met een inwendige diameter van 10 mm of meer,

met een uitwendige diameter van niet meer dan 30 mm,

met een breedte van niet meer dan 10 mm,

al dan niet voorzien van een stofkap,

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van riemaangedreven stuurinrichtingen van motoren (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8501 10 99

82

Borstelloze gelijkstroommotoren met een buitendiameter van niet meer dan 29 mm, een nominaal toerental van 1 500 omw/min (±15 %) of 6 800 omw/min (±15 %) en een voedingsspanning van 2 V of 8 V

0 %

31.12.2019

*ex 8501 31 00

40

Gelijkstroommotoren met permanente bekrachtiging, met:

een meerfasenwikkeling,

een uitwendige diameter van 30 mm of meer doch niet meer dan 80 mm,

een rotatiesnelheid van niet meer dan 15 000  tpm,

een vermogen van 45 W of meer doch niet meer dan 300 W, en

een voedingsspanning van 9 V of meer doch niet meer dan 25 V

0 %

31.12.2019

*ex 8501 31 00

ex 8501 32 00

ex 8501 33 00

65

50

55

Brandstofcelmodules met ten minste brandstofcellen met een membraan van elektrolytisch polymeer al dan niet in een behuizing met geïntegreerd koelsysteem, bestemd voor de vervaardiging van aandrijfsystemen voor auto's (1)

0 %

31.12.2018

*ex 8501 31 00

70

Gelijkstroommotoren zonder contactborstels, met:

een uitwendige diameter van 80 mm of meer doch niet meer dan 100 mm,

een voedingsspanning van 12 V,

een vermogen bij 20 °C van 300 W of meer doch niet meer dan 650 W,

een koppel bij 20 °C van 2,00 Nm of meer maar niet meer dan 5,30 Nm,

een nominaal toerental bij 20 °C van 600 tpm of meer doch niet meer dan 3 100  tpm,

uitgerust met rotorhoekpositiesensor van het resolvertype of het halleffecttype

van de soort gebruikt in stuurbekrachtigingsinrichtingen voor auto's

0 %

31.12.2017

*ex 8503 00 99

35

Zender-resolver voor borstelloze motoren van elektrische stuurbekrachtiging

0 %

31.12.2019

ex 8503 00 99

60

Motorafdekking voor een elektronische riemaangedreven stuurinrichting, vervaardigd van gegalvaniseerd staal met een dikte van niet meer dan 2,5 mm (± 0,25 mm)

0 %

31.12.2019

ex 8504 50 95

60

Spreekspoelmechanisme, van verlakte wikkeldraad van koper of aluminium, rond een spoeldrager, voorzien van elektrisch geleidende aansluitdraden, van de soort die wordt gebruikt in autoluidsprekers

0 %

31.12.2019

ex 8504 90 11

20

Reactorkernen voor gebruik in een thyristor-omzetter voor hoogspanningsgelijkstroom

0 %

31.12.2019

ex 8504 90 99

20

SGCT-thyristor (Symmetric Gate-Commutated Thyristor) met geïntegreerde poortaansturing:

zijnde een elektronische stroomschakeling op een printplaat, voorzien van een SGCT-thyristor en elektrische en elektronische onderdelen,

met de mogelijkheid om de spanning te blokkeren — 6 500 V — in beide richtingen (doorlaat- en sperrichting)

van de soort gebruikt in statische middenspanningsomvormers (gelijkrichters en omzetters)

0 %

31.12.2019

*ex 8505 11 00

33

Permanente magneten bestaande uit een legering van neodymium, ijzer en boor, in de vorm van een afgeronde rechthoek met

een lengte van niet meer dan 90 mm,

een breedte van niet meer dan 90 mm, en

een hoogte van niet meer dan 55 mm,

dan wel in de vorm van een schijf met een diameter van niet meer dan 90 mm, al dan niet voorzien van een gat in het midden

0 %

31.12.2018

ex 8505 11 00

45

Een kwartflens, bestemd om na magnetisering een permanente magneet te worden,

bestaande uit ten minste neodymium, praseodymium, ijzer, boor, dysprosium, aluminium en kobalt,

met een breedte van 9,2 mm (– 0,1)

met een lengte van 20 mm (+ 0,1) of 30 mm (+ 0,1)

van de soort gebruikt voor rotoren voor de vervaardiging van brandstofpompen

0 %

31.12.2019

*ex 8505 11 00

70

Een schijf bestaande uit een legering van neodymium, ijzer en boor, bedekt met nikkel of zink, bestemd om na magnetisering als permanente magneet te worden gebruikt

al dan niet voorzien van een gat in het midden,

met een diameter van niet meer dan 90 mm,

van de soort gebruikt voor autoluidsprekers

0 %

31.12.2018

*ex 8505 11 00

80

Artikelen in de vorm van een driehoek, vierkant of rechthoek, bestemd om na magnetisering als permanente magneten te worden gebruikt, die neodymium, ijzer en boor bevatten, met de volgende afmetingen:

een lengte van 9 mm of meer doch niet meer dan 105 mm

een breedte van 5 mm of meer doch niet meer dan 105 mm

een hoogte van 2 mm of meer doch niet meer dan 55 mm

0 %

31.12.2018

*ex 8505 19 90

30

Artikelen van geagglomereerd ferriet in de vorm van een schijf met een diameter van niet meer dan 120 mm, voorzien van een gat in het midden, bestemd om na magnetisering als permanente magneet te worden gebruikt, met een remanentie tussen 245 mT en 470 mT

0 %

31.12.2018

*ex 8507 60 00

30

Lithiumionaccumulatoren of modules, in cilindrische vorm, met een lengte van 63 mm of meer en een diameter van 17,2 mm of meer, met een nominale capaciteit van 1 200 mAh of meer, bestemd voor de vervaardiging van oplaadbare batterijen (1)

0 %

31.12.2019

ex 8507 60 00

ex 8507 80 00

45

20

Oplaadbare lithium-ion polymeerbatterij met:

een nominale capaciteit van 1 060  mAh,

een nominale spanning van 7,4 V (gemiddelde spanning bij ontlading van 0,2 C),

een laadspanning van 8,4 V (± 0,05),

een lengte van 86,4 mm (± 0,1),

een breedte van 45 mm (± 0,1),

een hoogte van 11 mm (± 0,1),

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van kasregisters (1)

0 %

31.12.2019

ex 8511 30 00

20

Schachtbobine met geïntegreerde ontsteking, met:

een ontsteker,

een bobine op een bougie met een geïntegreerde klamp,

een behuizing,

een lengte van 140 mm of meer maar niet meer dan 200 mm (+/– 5 mm),

een bedrijfstemperatuur van -40 °C of meer maar niet meer dan +130 °C,

een spanning van 14 V (+/– 0,1)

0 %

31.12.2019

*ex 8516 90 00

60

Ventilatie-inrichting van een elektrische frituurpan:

met een motor met een vermogen van 8 W bij 4 600  rpm,

elektronisch gestuurd,

functioneert bij omgevingstemperaturen van meer dan 110 °C

voorzien van een regelthermostaat

0 %

31.12.2019

ex 8518 21 00

20

Luidspreker met:

een impedantie van 4 Ohm of meer, maar niet meer dan 16 Ohm,

een nominaal vermogen van 2 W of meer, maar niet meer dan 20 W,

met of zonder kunststof bevestiging, en

met elektrische kabel en stekker dan wel draadloos,

gemonteerd in een kast voor gebruik bij de vervaardiging van televisietoestellen en videomonitors (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8518 40 80

91

Printkaart-subeenheden met digitale audiosignaaldecodering, audiosignaalverwerking en -versterking met dubbele en/of meerkanalenfunctionaliteit

0 %

31.12.2019

ex 8518 90 00

30

Magneetsysteem bestaande uit:

een kernplaat van staal, in de vorm van een ronde schijf aan één zijde voorzien van een cilinder,

één magneet van neodymium

één bovenplaat

één onderplaat

van de soort die wordt gebruikt in autoluidsprekers

0 %

31.12.2019

ex 8518 90 00

40

Luidsprekerconus, vervaardigd uit papierstof of polypropyleen, en bijhorende stofkappen, van de soort die wordt gebruikt in autoluidsprekers

0 %

31.12.2019

ex 8518 90 00

50

Diafragma van een elektrodynamische luidspreker met

een buitendiameter van 25 mm of meer maar niet meer dan 250 mm,

een resonantiefrequentie van 20 Hz of meer maar niet meer dan 150 Hz,

een totale hoogte van 5 mm of meer maar niet meer dan 50 mm,

een randdikte van 0,1 mm of meer maar niet meer dan 3 mm

0 %

31.12.2019

*ex 8521 90 00

20

Digitale videorecorders:

zonder harddiskdrive,

met of zonder dvd-rw,

met ofwel bewegingsdetectie of mogelijkheid tot bewegingsdetectie door IP-connectiviteit via een LAN-connector,

met of zonder usb/seriepoort,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van CCTV-bewakingsystemen (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8522 90 49

ex 8527 99 00

ex 8529 90 65

60

10

25

Printplaat met:

een radiotuner (die radiosignalen kan ontvangen en decoderen en doorzenden naar andere componenten op de plaat) zonder signaalverwerkingsfunctie,

een microprocessor die instructies vanop afstand kan ontvangen en de chipset van de tuner kan aansturen,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van home-entertainmentsystemen (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8522 90 49

ex 8527 99 00

ex 8529 90 65

65

20

40

Subprintplaat met:

een radiotuner, die radiosignalen kan ontvangen en decoderen en doorzenden naar andere componenten op de plaat, met een signaaldecoder,

een ontvanger voor radioafstandsbediening (RF),

een verzender voor infraroodafstandsbediening,

een SCART-signaalgenerator,

een sensor voor de tv-stand,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van home-entertainmentsystemen (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8525 80 19

25

Lange-golf-infraroodcamera (overeenkomstig ISO/TS 16949) met:

een gevoeligheid in het golflengtegebied van 8 μm of meer doch niet meer dan 14 μm,

een resolutie van 324 × 256 pixels,

een gewicht van niet meer dan 400 g,

maximale afmetingen van 70 mm × 67 mm × 75 mm,

een waterdichte behuizing en een voor voertuigen gekwalificeerde stekker en

een afwijking van het uitgangssignaal over het volledige bedrijfstemperatuurbereik van niet meer dan 20 %

0 %

31.12.2019

*ex 8525 80 19

ex 8525 80 91

31

10

Camera:

met een gewicht van niet meer dan 5,9 kg,

zonder behuizing,

met afmetingen van niet meer dan 405 mm × 315 mm,

met één CCD-sensor (Charge-Coupled Device) of een CMOS-sensor (Complementary Metal-Oxide-Semiconductor),

met niet meer dan 5 megapixel nuttige pixels,

voor gebruik in CCTV-bewakingsystemen („closed circuit TV”, „gesloten televisiecircuit”) of in apparaten voor oogcontrole (1)

0 %

31.12.2018

*ex 8525 80 19

35

Camera's met beeldscanfunctie, met:

een „Dynamic overlay lines”-systeem,

een NTSC-video-uitgangssignaal,

een spanning van 6,5 V,

een lichtsterkte van 0,5 lux of meer

0 %

31.12.2019

*ex 8525 80 19

50

Camerakop, al dan niet in behuizing

met afmetingen (zonder kabelaansluiting) van niet meer dan 27 × 30 × 38,5 mm (breedte × hoogte × lengte),

met drie MOS-beeldsensoren met 2 of meer effectieve megapixels per sensor en een prismablok voor de verdeling van het RGB-kleurenspectrum over de drie sensoren,

met C-mount voor de aansluiting van objectieven,

met een gewicht van niet meer dan 70 gram,

met een digitale video-uitgang in LVDS-technologie,

met een permanent EEPROM-geheugen voor de lokale opslag van gekalibreerde gegevens voor de kleurweergave en de compensatie van pixelfouten,

voor gebruik bij de vervaardiging van industriële miniatuurcamerasystemen (1)

0 %

31.12.2018

ex 8527 21 59

ex 8527 29 00

10

20

Een samenstel bestaande uit ten minste:

een printplaat,

een radiotuner,

een audiofrequentversterker,

bestemd om te worden ingebouwd in entertainmentsystemen van motorvoertuigen

0 %

31.12.2019

ex 8527 29 00

ex 8543 70 90

30

13

Geïntegreerde audiomodule met een digitale video-uitgang voor aansluiting op een lcd-monitor met aanraakscherm, die is gekoppeld aan het Controller Area Network (CAN) en wordt aangestuurd via een CAN-bus met gemiddelde of hoge snelheid, ook indien met

een printkaart (PCB) met een gps-ontvanger (Global Positioning System), een gyroscoop en een TMC-tuner (TrafficMessageChannel),

een harddiskdrive die meerdere kaarten ondersteunt,

flashgeheugen,

een DAB HD-radio,

technologie voor wifi-hotspots,

een spraakherkenningssysteem,

technologie om sms-berichten luidop te laten voorlezen,

en met

aansluitmogelijkheden voor Bluetooth, mp3 en usb (Universal Serial Bus),

een spanning van 10 V of meer maar niet meer dan 16 V,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van voertuigen van hoofdstuk 87 (1)

0 %

30.6.2015

*ex 8527 91 99

ex 8529 90 65

10

35

Assemblage bestaande uit ten minste:

een audiofrequentieversterkereenheid, bestaande uit ten minste een audiofrequentieversterker en een geluidsgenerator

een transformator en

een ontvangsttoestel voor radio-omroep

0 %

31.12.2019

ex 8528 59 70

20

Lcd-kleurenvideomonitor, bevestigd in een frame,

met uitzondering van monitoren die worden gecombineerd met andere apparaten,

met aanraakschermfuncties, een printplaat met aansturingscomponenten en stroomvoorziening,

gebruikt om vast te worden ingebouwd of vast te worden gemonteerd in entertainmentsystemen voor voertuigen (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8529 90 65

45

Satellietradio-ontvangermodule die hoogfrequente satellietsignalen omzet in digitale audiogecodeerde signalen, bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van producten bedoeld bij post 8527  (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8529 90 92

47

Vlakbeeldsensoren („progressieve scan” Interline CCD-Sensor of CMOS-Sensor) voor digitale videocamera's in de vorm van een analoge of digitale, monolithische geïntegreerde schakeling met pixels van niet meer dan 12 μm × 12 μm in monochrome versie met microlenzen op elke afzonderlijke pixel (microlens array) of in polychrome versie met een kleurenfilter, ook met een microlenzenarray met één microlens op elke afzonderlijke pixel

0 %

31.12.2019

*ex 8529 90 92

ex 8536 69 90

49

83

Wisselstroomcontactdozen met geluidsfilter, bestaande uit:

wisselstroomcontactdoos (voor aansluiting van een stroomsnoer) van 230 V,

geïntegreerd geluidsfilter bestaande uit condensatoren en inductoren,

kabelconnector voor het aansluiten van een wisselstroom-contactdoos op de PDP-voedingseenheid,

al dan niet uitgerust met een metalen steun waarmee de wisselstroomcontactdoos wordt vastgezet op het PDP-televisietoestel

0 %

31.12.2019

ex 8529 90 92

55

Oled-modules, bestaande uit één of meer tft-cellen van glas of kunststof, bevattende organisch materiaal, niet gecombineerd met aanraakschermfuncties en één of meer printplaten met regelelektronica voor pixelaansturing, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van televisietoestellen en monitors

0 %

31.12.2019

ex 8529 90 92

65

Oled-beeldscherm bestaande uit:

de organische laag met organische leds,

twee geleidende lagen met elektronoverdracht en elektrongaten,

transistorlagen (tft) met een resolutie van 1 920 × 1 080 ,

anode en kathode voor de stroomvoorziening van de organische diodes,

RGB-filter,

beschermingslaag van glas of kunststof,

zonder de elektronica voor pixelaansturing,

bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van goederen van post 8528  (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8529 90 92

70

Rechthoekige bevestigings- en afdekframes:

van een aluminiumlegering bevattende silicium en magnesium,

met een lengte van 500 mm of meer doch niet meer dan 2 200 mm,

met een breedte van 300 mm of meer doch niet meer dan 1 500 mm,

van een soort gebruikt voor de vervaardiging van televisietoestellen

0 %

31.12.2017

*ex 8536 50 80

81

Mechanische snelheidsbegrenzerschakelaars voor het aansluiten van elektrische stroomkringen op:

een spanning van 240 V of meer maar niet meer dan 250 V,

een stroomsterkte van 4 A of meer maar niet meer dan 6 A,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van machines bedoeld bij post 8467  (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8536 50 80

82

Mechanische schakelaars voor het aansluiten van elektrische stroomkringen op:

een spanning van 240 V of meer maar niet meer dan 300 V,

een stroomsterkte van 3 A of meer maar niet meer dan 15 A,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van machines bedoeld bij post 8467  (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8536 69 90

82

Modulaire contactstop (stekker) of contactdoos voor lokale netwerken, al dan niet gecombineerd met andere contactdozen, met ten minste:

een impulstransformator met een breedbandferrietkern,

een „common mode”-spoel,

een weerstand,

een condensator,

bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van producten bedoeld bij post 8521 of 8528  (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8536 69 90

85

Contactstop (stekker) of contactdoos, geborgen in een behuizing van kunststof of metaal met niet meer dan 96 pennen, bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van producten bedoeld bij post 8521 of 8528  (1)

0 %

31.12.2016

*ex 8536 69 90

88

Veilige digitale (SD) compactflash „chipkaart” en „common interface modules(-kaarten)”, contrastekers en interfaces, van de soort gebruikt voor het solderen op printplaten, voor het aansluiten van elektrische apparatuur en schakelingen en het inschakelen of uitschakelen of het beveiligen van elektrische schakelingen met een spanning van niet meer dan 1 000  V

0 %

31.12.2017

ex 8538 90 99

ex 8547 20 00

30

10

Behuizingen en omhulsels uit polycarbonaat of acrylonitril-butadieen-styreen voor stuurwielbedieningstoetsen, al dan niet aan de buitenzijde bekleed met krasbestendige verf

0 %

31.12.2019

*ex 8538 90 99

95

Basisplaat van koper, om te worden gebruikt als koellichaam (bij de vervaardiging) van IGBT-modules met meer componenten dan IGBT-chips en IGBT-dioden voor een spanning van 650 V of meer, maar niet meer dan 1 200  V (1)

0 %

31.12.2018

*ex 8543 90 00

20

Kathoden van roestvrij staal in de vorm van een plaat met een ophangstaaf, al dan niet met zijstroken van kunststof

0 %

31.12.2019

*ex 8544 20 00

ex 8544 42 90

ex 8544 49 93

10

20

20

Met PET/PVC geïsoleerde flexibele kabel met:

een spanning van niet meer dan 60 V,

een stroomsterkte van niet meer dan 1 A,

een hittebestendigheid van niet meer dan 105 °C,

afzonderlijke draden met een dikte van niet meer dan 0,1 mm (± 0,01 mm) en een breedte van niet meer dan 0,8 mm (± 0,03 mm),

afstand tussen aders van niet meer dan 0,5 mm en

pitch (asafstand tussen het midden van aders) van niet meer dan 1,25 mm

0 %

31.12.2018

ex 8544 30 00

ex 8544 42 90

40

40

Kabelboom van de stuurinrichting met een bedrijfsspanning van 12 V, voorzien van verbindingsstukken aan beide zijden, met ten minste 3 snoerklemmetjes van kunststof voor bevestiging aan het stuurhuis van motorvoertuigen

0 %

31.12.2019

ex 8544 30 00

50

Kabelboom voor multifunctionele metingen:

met een spanning van 5 V of meer maar niet meer dan 90 V,

geschikt voor het doorsturen van informatie via het CAN-protocol,

voor gebruik bij de vervaardiging van voertuigen van post 8711  (1)

0 %

31.12.2019

*ex 8714 91 10

ex 8714 91 10

ex 8714 91 10

23

33

70

Frame, vervaardigd van aluminium of aluminium- en carbonvezels, bestemd voor de vervaardiging van fietsen (1)

0 %

31.12.2018

*ex 8714 91 30

ex 8714 91 30

ex 8714 91 30

23

33

70

Voorvorken van aluminium, bestemd voor de vervaardiging van fietsen (1)

0 %

31.12.2018

ex 9001 50 41

ex 9001 50 49

10

10

Organisch ongesneden corrigerend brillenglas, aan beide zijden geslepen, rond van vorm:

met een diameter van 4,9 cm of meer, maar niet meer dan 8,2 cm,

met een totale dikte van 0,5 cm of meer, maar niet meer dan 1,2 cm,

van de soort om te worden behandeld, voor aanpassing aan een bril

1,45 %

31.12.2019

ex 9001 50 80

10

Organisch ongesneden corrigerend brillenglas, slechts aan één zijde geslepen, rond van vorm:

met een diameter van 5,9 cm of meer, maar niet meer dan 8,5 cm,

met een totale dikte van 1,2 cm of meer, maar niet meer dan 2,7 cm,

van de soort om te worden behandeld, voor aanpassing aan een bril

0 %

31.12.2019

*ex 9001 90 00

65

Optische film met minimaal 5 meerlagenstructuren, waaronder een achterkantreflector, een voorkantcoating en een contrastfilter met een pitch van niet meer dan 0,65 μm, bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van frontprojectieschermen (1)

0 %

31.12.2019

ex 9013 80 90

10

Elektronische halfgeleidermicrospiegel in een behuizing die geschikt is voor de volautomatische assemblage van printplaten, hoofdzakelijk bestaande uit een combinatie van:

een of meer monolithische toepassingsspecifieke geïntegreerde schakelingen (ASIC′s)

een of meer micro-elektromechanische sensorelementen (MEMS) vervaardigd met behulp van halfgeleidertechnologie, met mechanische componenten geplaatst in driedimensionele structuren op het halfgeleidermateriaal

van de soort die wordt gebruikt om te worden ingebouwd in producten bedoeld bij de hoofdstukken 84 tot en met 90 en 95

0 %

31.12.2019

ex 9025 80 40

40

Elektronische temperatuur-, luchtdruk- en luchtvochtigheidssensor (omgevingssensor) in een behuizing die geschikt is voor de volautomatische assemblage van printplaten, hoofdzakelijk bestaande uit een combinatie van:

een of meer monolithische toepassingsspecifieke geïntegreerde schakelingen (ASIC′s)

een of meer micro-elektromechanische sensorelementen (MEMS) vervaardigd met behulp van halfgeleidertechnologie, met mechanische componenten geplaatst in driedimensionele structuren op het halfgeleidermateriaal

van de soort die wordt gebruikt om te worden ingebouwd in producten bedoeld bij de hoofdstukken 84 tot en met 90 en 95

0 %

31.12.2019

ex 9031 80 34

40

Halfgeleidende sensor voor de positionering van de nokkenas, met:

een buitenkant van voorgevormd kunststof,

een bedrijfsspanning van de bestuurseenheid van 4,5 of meer, maar niet meer dan 7 Vcc,

bestemd voor de vervaardiging van voertuigen van hoofdstuk 87 (1)

0 %

31.12.2019

*ex 9031 80 38

20

Elektronische halfgeleiderversnellingsmeter in een behuizing, hoofdzakelijk bestaande uit:

een combinatie van een of meer monolithische toepassingsspecifieke geïntegreerde schakelingen (ASIC′s) en

een of meer micro-elektromechanische sensorelementen (MEMS) vervaardigd met behulp van halfgeleidertechnologie, met mechanische componenten geplaatst in driedimensionele structuren op het halfgeleidermateriaal

van de soort die wordt gebruikt om te worden ingebouwd in producten bedoeld bij de hoofdstukken 84 tot en met 90 en 95

0 %

31.12.2018

ex 9031 80 38

30

Gecombineerde elektronische versnellingsmeter en magneetveldsensor in een behuizing die geschikt is voor de volautomatische assemblage van printplaten, hoofdzakelijk bestaande uit een combinatie van:

een of meer monolithische toepassingsspecifieke geïntegreerde schakelingen (ASIC′s)

een of meer micro-elektromechanische sensorelementen (MEMS) vervaardigd met behulp van halfgeleidertechnologie, met mechanische componenten geplaatst in driedimensionele structuren op het halfgeleidermateriaal

van de soort die wordt gebruikt om te worden ingebouwd in producten bedoeld bij de hoofdstukken 84 tot en met 90 en 95

0 %

31.12.2019

ex 9031 80 38

40

Elektronische versnellingsmeter, magneetveld- en hoeksnelheidssensor (oriëntatiesensor) in een behuizing die geschikt is voor de volautomatische assemblage van printplaten, als onscheidbare combinatie die hoofdzakelijk bestaat uit:

een of meer monolithische toepassingsspecifieke geïntegreerde schakelingen (ASIC′s)

een of meer micro-elektromechanische sensorelementen (MEMS) vervaardigd met behulp van halfgeleidertechnologie, met mechanische componenten geplaatst in driedimensionele structuren op het halfgeleidermateriaal

van de soort die wordt gebruikt om te worden ingebouwd in producten bedoeld bij de hoofdstukken 84 tot en met 90 en 95

0 %

31.12.2019


(1)  De rechten worden geschorst overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 291 t/m 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).


BIJLAGE II

Tariefschorsingen bedoeld in artikel 1, punt 1, onder d):

GN-code

Taric

ex 1511 90 19

10

ex 1511 90 91

10

ex 1513 11 10

10

ex 1513 19 30

10

ex 1513 21 10

10

ex 1513 29 30

10

ex 1516 20 96

20

ex 1517 90 99

10

ex 2008 99 49

30

ex 2008 99 99

40

ex 2009 49 30

91

ex 2009 81 31

10

ex 2207 20 00

20

ex 2207 20 00

80

ex 2818 20 00

10

2819 10 00

 

ex 2827 39 85

30

ex 2842 10 00

20

ex 2842 90 10

10

ex 2846 10 00

10

ex 2846 10 00

40

ex 2904 10 00

30

ex 2904 10 00

50

ex 2904 20 00

40

ex 2904 90 40

10

ex 2904 90 95

20

ex 2904 90 95

30

ex 2905 19 00

40

ex 2905 29 90

10

ex 2905 29 90

20

ex 2905 49 00

10

ex 2905 59 98

20

ex 2906 29 00

10

ex 2907 19 90

10

ex 2909 30 90

10

ex 2909 30 90

20

ex 2914 69 90

20

ex 2915 39 00

50

ex 2915 90 70

50

ex 2916 13 00

10

ex 2917 11 00

30

ex 2917 19 10

10

ex 2917 19 90

25

ex 2917 19 90

30

ex 2918 99 90

20

ex 2918 99 90

70

ex 2921 19 50

10

ex 2921 42 00

70

ex 2921 45 00

10

ex 2921 45 00

40

ex 2921 49 00

60

ex 2921 51 19

20

ex 2921 51 19

50

ex 2921 59 90

50

ex 2922 19 85

40

ex 2922 19 85

80

ex 2922 21 00

30

ex 2922 21 00

50

ex 2922 29 00

55

ex 2922 29 00

65

ex 2922 49 85

15

ex 2922 49 85

50

ex 2922 50 00

20

ex 2923 90 00

45

ex 2924 29 98

20

ex 2924 29 98

92

ex 2926 90 95

20

ex 2926 90 95

60

ex 2926 90 95

63

ex 2926 90 95

64

ex 2926 90 95

70

ex 2926 90 95

74

ex 2926 90 95

75

ex 2927 00 00

70

ex 2929 10 00

15

ex 2929 90 00

20

ex 2930 90 99

62

ex 2930 90 99

64

ex 2930 90 99

81

ex 2930 90 99

84

ex 2931 90 90

05

ex 2931 90 90

10

ex 2931 90 90

14

ex 2931 90 90

15

ex 2931 90 90

18

ex 2931 90 90

20

ex 2931 90 90

24

ex 2931 90 90

30

ex 2931 90 90

33

ex 2931 90 90

35

ex 2931 90 90

40

ex 2931 90 90

50

ex 2931 90 90

55

ex 2931 90 90

70

ex 2931 90 90

72

ex 2931 90 90

75

ex 2931 90 90

86

ex 2931 90 90

87

ex 2931 90 90

89

ex 2931 90 90

91

ex 2931 90 90

92

ex 2931 90 90

96

ex 2932 19 00

40

ex 2932 19 00

41

ex 2932 19 00

45

ex 2932 19 00

70

ex 2932 99 00

40

ex 2933 19 90

50

ex 2933 19 90

60

ex 2933 29 90

40

ex 2933 39 99

20

ex 2933 39 99

24

ex 2933 39 99

30

ex 2933 39 99

45

ex 2933 39 99

47

ex 2933 39 99

48

ex 2933 39 99

55

ex 2933 49 90

60

ex 2933 59 95

45

ex 2933 59 95

50

ex 2933 59 95

55

ex 2933 59 95

65

ex 2933 59 95

75

ex 2933 79 00

60

ex 2933 99 80

32

ex 2933 99 80

35

ex 2933 99 80

37

ex 2933 99 80

55

ex 2933 99 80

76

ex 2933 99 80

88

ex 2934 10 00

60

ex 2934 99 90

20

ex 2934 99 90

30

ex 2934 99 90

83

ex 2934 99 90

84

ex 2935 00 90

30

ex 2935 00 90

53

ex 2935 00 90

63

ex 2935 00 90

77

ex 2935 00 90

82

ex 3204 17 00

40

ex 3204 17 00

50

ex 3204 19 00

11

ex 3204 19 00

21

ex 3204 19 00

31

ex 3204 19 00

41

ex 3204 19 00

51

ex 3204 19 00

61

ex 3204 20 00

20

ex 3206 49 70

10

ex 3208 90 19

45

ex 3402 90 10

60

ex 3402 90 10

70

ex 3504 00 90

10

ex 3506 91 00

40

ex 3701 30 00

20

ex 3705 90 90

10

ex 3707 10 00

45

ex 3707 10 00

50

ex 3707 90 90

40

ex 3707 90 90

85

ex 3808 91 90

30

ex 3808 92 90

50

ex 3808 93 23

10

ex 3808 93 90

10

ex 3809 92 00

20

ex 3811 19 00

10

ex 3812 30 80

30

ex 3815 19 90

60

ex 3815 90 90

70

ex 3815 90 90

80

ex 3820 00 00

20

ex 3824 90 97

05

ex 3824 90 97

06

ex 3824 90 97

07

ex 3824 90 97

08

ex 3824 90 97

09

ex 3824 90 97

10

ex 3824 90 97

11

ex 3824 90 97

12

ex 3824 90 97

13

ex 3824 90 97

14

ex 3824 90 97

15

ex 3824 90 97

16

ex 3824 90 97

17

ex 3824 90 97

18

ex 3824 90 97

20

ex 3824 90 97

21

ex 3824 90 97

22

ex 3824 90 97

23

ex 3824 90 97

24

ex 3824 90 97

25

ex 3824 90 97

26

ex 3824 90 97

27

ex 3824 90 97

28

ex 3824 90 97

29

ex 3824 90 97

30

ex 3824 90 97

31

ex 3824 90 97

32

ex 3824 90 97

33

ex 3824 90 97

34

ex 3824 90 97

35

ex 3824 90 97

36

ex 3824 90 97

37

ex 3824 90 97

38

ex 3824 90 97

39

ex 3824 90 97

40

ex 3824 90 97

41

ex 3824 90 97

42

ex 3824 90 97

43

ex 3824 90 97

44

ex 3824 90 97

45

ex 3824 90 97

46

ex 3824 90 97

47

ex 3824 90 97

48

ex 3824 90 97

49

ex 3824 90 97

50

ex 3824 90 97

51

ex 3824 90 97

52

ex 3824 90 97

53

ex 3824 90 97

54

ex 3824 90 97

55

ex 3824 90 97

56

ex 3824 90 97

57

ex 3824 90 97

58

ex 3824 90 97

59

ex 3824 90 97

60

ex 3824 90 97

61

ex 3824 90 97

62

ex 3824 90 97

63

ex 3824 90 97

64

ex 3824 90 97

65

ex 3824 90 97

66

ex 3824 90 97

78

ex 3824 90 97

79

ex 3824 90 97

80

ex 3824 90 97

81

ex 3824 90 97

82

ex 3824 90 97

83

ex 3824 90 97

84

ex 3824 90 97

85

ex 3824 90 97

87

ex 3824 90 97

88

ex 3824 90 97

89

ex 3824 90 97

90

ex 3824 90 97

92

ex 3824 90 97

94

ex 3824 90 97

95

ex 3824 90 97

97

ex 3901 10 10

10

ex 3901 90 90

30

ex 3901 90 90

40

ex 3902 10 00

40

ex 3902 90 90

60

ex 3902 90 90

93

ex 3903 19 00

30

ex 3903 90 90

15

ex 3903 90 90

20

ex 3903 90 90

25

ex 3903 90 90

75

ex 3904 10 00

20

ex 3904 30 00

20

ex 3904 50 90

92

ex 3906 90 90

41

ex 3906 90 90

85

ex 3906 90 90

87

ex 3907 40 00

10

ex 3907 40 00

20

ex 3907 40 00

30

ex 3907 40 00

40

ex 3907 40 00

50

ex 3907 40 00

60

ex 3907 60 80

30

ex 3907 91 90

10

ex 3907 99 90

70

ex 3908 90 00

50

ex 3909 50 90

10

ex 3910 00 00

60

ex 3911 90 99

31

ex 3916 20 00

91

ex 3917 40 00

91

ex 3919 10 80

23

ex 3919 10 80

27

ex 3919 10 80

32

ex 3919 10 80

37

ex 3919 10 80

43

ex 3919 10 80

85

ex 3919 90 00

20

ex 3919 90 00

22

ex 3919 90 00

24

ex 3919 90 00

26

ex 3919 90 00

28

ex 3919 90 00

29

ex 3919 90 00

33

ex 3919 90 00

37

ex 3919 90 00

44

ex 3920 20 29

93

ex 3920 59 90

20

ex 3920 62 19

25

ex 3920 62 19

81

ex 3920 91 00

51

ex 3920 91 00

52

ex 3920 91 00

92

ex 3920 91 00

93

ex 3921 90 55

25

ex 3921 90 55

30

ex 3921 90 60

95

ex 4408 39 30

10

ex 5404 19 00

30

ex 5607 50 90

10

ex 5911 90 90

40

ex 6814 10 00

10

ex 7019 19 10

30

ex 7019 19 10

55

ex 7019 40 00

21

ex 7019 40 00

29

ex 7325 99 10

20

ex 7326 20 00

20

ex 8108 90 30

10

ex 8405 90 00

10

ex 8409 91 00

10

ex 8409 99 00

20

ex 8411 99 00

50

ex 8414 30 81

50

ex 8414 90 00

20

ex 8418 99 10

50

ex 8418 99 10

60

ex 8467 99 00

10

ex 8479 89 97

40

ex 8481 30 91

91

ex 8501 10 99

82

ex 8501 31 00

40

ex 8501 31 00

65

ex 8501 31 00

70

ex 8503 00 99

35

ex 8504 40 82

50

ex 8505 11 00

33

ex 8505 11 00

70

ex 8505 11 00

80

ex 8505 19 90

30

ex 8507 60 00

30

ex 8516 90 00

60

ex 8518 40 80

91

ex 8521 90 00

20

ex 8522 90 49

60

ex 8522 90 49

65

ex 8525 80 19

25

ex 8525 80 19

31

ex 8525 80 19

35

ex 8525 80 19

50

ex 8525 80 91

10

ex 8527 91 99

10

ex 8527 99 00

10

ex 8527 99 00

20

ex 8529 90 65

25

ex 8529 90 65

35

ex 8529 90 65

40

ex 8529 90 65

45

ex 8529 90 92

47

ex 8529 90 92

49

ex 8529 90 92

70

ex 8536 50 11

35

ex 8536 50 80

81

ex 8536 50 80

82

ex 8536 69 90

82

ex 8536 69 90

83

ex 8536 69 90

85

ex 8536 69 90

88

ex 8538 90 99

95

ex 8543 90 00

20

ex 8544 20 00

10

ex 8544 42 90

20

ex 8544 49 93

20

ex 8544 49 95

10

ex 8708 21 10

10

ex 8708 21 90

10

ex 8714 91 10

23

ex 8714 91 10

33

ex 8714 91 10

70

ex 8714 91 30

23

ex 8714 91 30

33

ex 8714 91 30

70

ex 9001 90 00

21

ex 9001 90 00

65

ex 9031 80 38

20


BIJLAGE III

Bijzondere maatstaven bedoeld in artikel 1, punt 2, onder a):

GN

Taric

Bijzondere maatstaf

3926 90 97

31

p/st

3926 90 97

37

p/st

7006 00 90

25

p/st

7009 10 00

20

p/st

8103 90 90

10

p/st

8207 19 10

10

p/st

8401 40 00

10

p/st

8413 91 00

30

p/st

8421 21 00

20

p/st

8479 89 97

60

p/st

8482 10 10

10

p/st

8482 10 10

20

p/st

8482 10 90

10

p/st

8482 50 00

10

p/st

8503 00 99

60

p/st

8504 50 95

60

p/st

8504 90 11

20

p/st

8504 90 99

20

p/st

8505 11 00

45

p/st

8511 30 00

20

p/st

8518 90 00

30

p/st

8518 90 00

40

p/st

8518 90 00

50

p/st

8527 29 00

30

p/st

8529 90 92

55

p/st

8529 90 92

65

p/st

8538 90 99

30

p/st

8538 90 99

40

p/st

8543 70 90

13

p/st

8543 90 00

60

p/st

8544 30 00

40

p/st

8544 30 00

50

p/st

8544 42 90

40

p/st

8547 20 00

10

p/st

9013 80 90

10

p/st

9025 80 40

40

p/st

9031 80 34

40

p/st

9031 80 38

30

p/st

9031 80 38

40

p/st

3824 90 96

75

m3

7605 29 00

10

m


BIJLAGE IV

Bijzondere maatstaven bedoeld in artikel 1, punt 2, onder b):

GN

Taric

Bijzondere maatstaf

8479 89 97

40

p/st

8504 40 82

50

p/st

3907 40 00

50

m3

3907 40 00

60

m3

3824 90 97

90

m3


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/67


VERORDENING (EU) Nr. 1342/2014 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen met betrekking tot de bijlagen IV en V

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (1), en met name artikel 7, lid 4, onder a), en lid 5, en artikel 14, leden 2 en 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden de verplichtingen die zijn vermeld in het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (hierna „het verdrag” genoemd), dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij Besluit 2006/507/EG van de Raad (2), en in het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (hierna „het protocol” genoemd), dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij Besluit 2004/259/EG van de Raad (3), in het recht van de Unie omgezet.

(2)

Op de vierde vergadering van de conferentie van partijen bij het verdrag van 4 tot en met 8 mei 2009 is overeengekomen om chloordecon, hexabroombifenyl, hexachloorcyclohexanen, inclusief lindaan, pentachloorbenzeen, tetrabroomdifenylether, pentabroomdifenylether, hexabroomdifenylether en heptabroomdifenylether, alsmede perfluoroctaansulfonzuur en derivaten daarvan (PFOS) in de bijlagen bij het verdrag op te nemen.

(3)

In verband met twijfel over de volledigheid en de representativiteit van de wetenschappelijke informatie over de hoeveelheden en concentraties polybroomdifenylethers en PFOS in artikelen en in afvalstoffen, zijn deze stoffen voorlopig in de bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 opgenomen, zonder vermelding van maximale concentratiegrenswaarden.

(4)

Inmiddels zijn nadere wetenschappelijke gegevens over de hoeveelheden en concentraties polybroomdifenylethers en PFOS in artikelen en in afvalstoffen beoordeeld. Daarom moeten voor deze persistente organische verontreinigende stoffen nu zo spoedig mogelijk maximale concentratiegrenswaarden worden vastgesteld om een uniforme toepassing van Verordening (EG) nr. 850/2004 te waarborgen en te vermijden dat deze stoffen in het milieu blijven vrijkomen.

(5)

Tijdens zijn 27e zitting van 14 tot en met 18 december 2009 heeft het uitvoerend orgaan van het protocol besloten om hexachloorbutadieen, polychloornaftalenen en gechloreerde paraffines met een korte keten aan het protocol toe te voegen.

(6)

De conferentie van partijen bij het verdrag is tijdens haar vijfde vergadering van 25 tot en met 29 april 2011 overeengekomen endosulfan toe te voegen aan de lijst van wereldwijd uit te bannen persistente organische verontreinigende stoffen, met enkele uitzonderingen.

(7)

In verband met de besluiten van het uitvoerend orgaan van het protocol en de conferentie van de partijen bij het verdrag moeten de bedoelde stoffen in de bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden opgenomen.

(8)

Verordening (EG) nr. 850/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Om het bedrijfsleven en de overheden voldoende tijd te geven om zich aan de nieuwe voorschriften van de verordening aan te passen, moet deze vanaf 18 juni 2015 van toepassing zijn.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 850/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage IV wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening.

2)

Bijlage V wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 18 juni 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7.

(2)  Besluit 2006/507/EG van de Raad van 14 oktober 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 209 van 31.7.2006, blz. 1).

(3)  Besluit 2004/259/EG van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (PB L 81 van 19.2.2004, blz. 35).

(4)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).


BIJLAGE I

„BIJLAGE IV

Lijst van stoffen waarvoor de in artikel 7 vermelde bepalingen inzake afvalbeheer gelden

Stof

CAS-nr.:

EG Nr.

In artikel 7, lid 4, onder a), bedoelde concentratiegrenswaarde

Endosulfan

115-29-7

959-98-8

33213-65-9

204-079-4

50 mg/kg

Hexachloorbutadieen

87-68-3

201-765-5

100 mg/kg

Polychloornaftalenen (1)

 

 

10 mg/kg

Alkanen, C10-C13, chloor (gechloreerde paraffines met een korte keten) (SCCP's)

85535-84-8

287-476-5

10 000 mg/kg

Tetrabroomdifenylether

C12H6Br4O

 

 

Som van de concentraties van tetrabroomdifenylether, pentabroomdifenylether, hexabroomdifenylether en heptabroomdifenylether: 1 000 mg/kg

Pentabroomdifenylether

C12H5Br5O

 

 

Hexabroomdifenylether

C12H4Br6O

 

 

Heptabroomdifenylether

C12H3Br7O

 

 

Perfluoroctaansulfonzuur en derivaten daarvan (PFOS)

C8F17SO2X

(X = OH, metaalzout (O-M+), halogenide, amide en andere derivaten inclusief polymeren)

 

 

50 mg/kg

Polychloordibenzo-p-dioxines en polychloordibenzofuranen (PCDD's/PCDF's)

 

 

15 μg/kg (2)

DDT (1,1,1-trichloor-2,2-bis(4-chloorfenyl)ethaan)

50-29-3

200-024-3

50 mg/kg

Chloordaan

57-74-9

200-349-0

50 mg/kg

Hexachloorcyclohexanen, inclusief lindaan:

58-89-9

319-84-6

319-85-7

608-73-1

210-168-9

200-401-2

206-270-8

206-271-3

50 mg/kg

Dieldrin

60-57-1

200-484-5

50 mg/kg

Endrin

72-20-8

200-775-7

50 mg/kg

Heptachloor

76-44-8

200-962-3

50 mg/kg

Hexachloorbenzeen

118-74-1

200-273-9

50 mg/kg

Chloordecon

143-50-0

205-601-3

50 mg/kg

Aldrin

309-00-2

206-215-8

50 mg/kg

Pentachloorbenzeen

608-93-5

210-172-5

50 mg/kg

Polychloorbifenylen (pcb's)

1336-36-3 en andere

215-648-1

50 mg/kg (3)

Mirex

2385-85-5

219-196-6

50 mg/kg

Toxafeen

8001-35-2

232-283-3

50 mg/kg

Hexabroombifenyl

36355-01-8

252-994-2

50 mg/kg


(1)  Polychloornaftalenen zijn op het naftaleenringsysteem gebaseerde chemische verbindingen, waarbij een of meer waterstofatomen zijn vervangen door chlooratomen.

(2)  De grenswaarde wordt berekend als PCDD's en PCDF's met gebruikmaking van de volgende toxische-equivalentiefactoren (TEF's):

PCDD's

TEF

2,3,7,8-TeCDD

1

1,2,3,7,8-PeCDD

1

1,2,3,4,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDD

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDD

0,01

OCDD

0,0003

PCDF's

TEF

2,3,7,8-TeCDF

0,1

1,2,3,7,8-eCDF

0,03

2,3,4,7,8-eCDF

0,3

1,2,3,4,7,8-HxCDF

0,1

PCDD's

TEF

1,2,3,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDF

0,1

2,3,4,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

0,01

1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

0,01

OCDF

0,0003

(3)  Waar van toepassing wordt de berekeningsmethode van de Europese normen EN 12766-1 en EN 12766-2 gebruikt.”


BIJLAGE II

In bijlage V, deel 2, wordt de tabel vervangen door de volgende tabel:

„Afvalstoffen overeenkomstig Beschikking 2000/532/EG van de Commissie

Maximale concentratiegrenswaarde voor in bijlage IV vermelde stoffen (1)

Werking

10

AFVAL VAN THERMISCHE PROCESSEN

Alkanen, C10-C13, chloor- (gechloreerde paraffines met een korte keten) (SCCP's): 10 000 mg/kg

Aldrin: 5 000 mg/kg

Chloordaan: 5 000 mg/kg

Chloordecon: 5 000 mg/kg

DDT (1,1,1-trichloor-2,2-bis(4-chloorfenyl)ethaan): 5 000 mg/kg

Dieldrin: 5 000 mg/kg

Endosulfan: 50 000 mg/kg

Endrin 5 000 mg/kg

Heptachloor: 5 000 mg/kg

Hexabroombifenyl: 5 000 mg/kg

Hexachloorbenzeen: 5 000 mg/kg

Hexachloorbutadieen: 1 000 mg/kg

Hexachloorcyclohexanen, inclusief lindaan: 5 000 mg/kg;

Mirex 5 000 mg/kg

Pentachloorbenzeen: 5 000 mg/kg

Perfluoroctaansulfonzuur en derivaten daarvan (PFOS)

(C8F17SO2X)

(X = OH, metaalzout (O-M+), halogenide, amide en andere derivaten inclusief polymeren) 50 mg/kg;

Polychloorbifenylen (pcb's) (3): 50 mg/kg;

Polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen (PCDD's/PCDF's) (4): 5 mg/kg;

Polychloornaftalenen*: 1 000 mg/kg

Som van de concentraties van tetrabroomdifenylether (C12H6Br4O), pentabroomdifenylether (C12H5Br5O), hexabroomdifenylether (C12H4Br6O) en heptabroomdifenylether (C12H3Br7O): 10 000 mg/kg

Toxafeen: 5 000 mg/kg

Permanente opslag wordt uitsluitend toegestaan wanneer aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

(1)

de opslag gebeurt in een van de volgende locaties:

veilige, diepe, ondergrondse, harde rotsformaties;

zoutkoepels;

een stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen, mits de afvalstoffen voor zover technisch mogelijk zijn verhard of gedeeltelijk gestabiliseerd, zoals vereist voor de indeling van de afvalstoffen in subhoofdstuk 1903 van Beschikking 2000/532/EG;

(2)

de bepalingen van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad (*1) en Beschikking 2003/33/EG van de Raad (*2) worden in acht genomen;

(3)

er is aangetoond dat de gekozen handeling uit milieuoogpunt de voorkeur verdient.

10 01

Afval van elektriciteitscentrales en andere verbrandingsinstallaties (exclusief 19)

10 01 14 * (2)

Bij bijstoken vrijkomende bodemas, slakken en ketelstof die gevaarlijke stoffen bevatten

10 01 16 *

Bij bijstoken vrijkomende vliegas die gevaarlijke stoffen bevat

10 02

Afval van de ijzer- en staalindustrie

10 02 07 *

Vast afval van gaszuivering dat gevaarlijke stoffen bevat

10 03

Afval van thermische processen in de aluminiummetallurgie

10 03 04 *

Slakken van primaire productie

10 03 08 *

Zoutslakken van secundaire productie

10 03 09 *

Black drosses van secundaire productie

10 03 19 *

Rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

10 03 21 *

Overige deeltjes en stof (inclusief kogelmolenstof) die gevaarlijke stoffen bevatten

10 03 29 *

Afval van de behandeling van zoutslakken en black drosses dat gevaarlijke stoffen bevat

10 04

Afval van thermische processen in de loodmetallurgie

10 04 01 *

Slakken van primaire en secundaire productie

10 04 02 *

Dross en skimmings van primaire en secundaire productie

10 04 04 *

Rookgasstof

10 04 05 *

Overige deeltjes en stof

10 04 06 *

Vast afval van gasreiniging

10 05

Afval van thermische processen in de zinkmetallurgie

10 05 03 *

Rookgasstof

10 05 05 *

Vast afval van gasreiniging

10 06

Afval van thermische processen in de kopermetallurgie

10 06 03 *

Rookgasstof

10 06 06 *

Vast afval van gasreiniging

10 08

Afval van thermische processen in de overige non-ferrometallurgie

10 08 08 *

Zoutslakken van primaire en secundaire productie

10 08 15 *

Rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

10 09

Afval van ijzergieten

10 09 09 *

Rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

16

NIET ELDERS IN DE LIJST GENOEMD AFVAL

16 11

Ovenpuin

16 11 01 *

Koolstofhoudend ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat

16 11 03 *

Overig ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat

17

BOUW- EN SLOOPAFVAL (INCLUSIEF AFGEGRAVEN GROND VAN VERONTREINIGDE LOCATIES)

17 01

Beton, stenen, tegels en keramische producten

17 01 06 *

Mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten, of afzonderlijke fracties daarvan, die gevaarlijke stoffen bevatten

17 05

Grond (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties), stenen en baggerspecie

17 05 03 *

Grond en stenen die gevaarlijke stoffen bevatten

17 09

Overig bouw- en sloopafval

17 09 02 *

Bouw- en sloopafval dat PCB's bevat met uitzondering van PCB-houdend materieel

17 09 03 *

Overig bouw- en sloopafval (met inbegrip van gemengd afval) dat gevaarlijke stoffen bevat

19

AFVAL VAN INSTALLATIES VOOR AFVALBEHEER, OFFSITE WATERZUIVERINGSINSTALLATIES EN DE BEREIDING VAN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WATER EN WATER VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK

19 01

Afval van de verbranding of pyrolyse van afval

19 01 07 *

Vast afval van gasreiniging

19 01 11 *

Bodemas en slakken die gevaarlijke stoffen bevatten

19 01 13 *

Vliegas die gevaarlijke stoffen bevat

19 01 15 *

Ketelas die gevaarlijke stoffen bevat

19 04

Verglaasd afval en afval van verglazen

19 04 02 *

Vliegas en ander rookgasreinigingsafval

19 04 03 *

Niet-verglaasde vaste fase


(1)  Deze grenswaarden gelden alleen voor stortplaatsen voor gevaarlijk afval en zijn niet van toepassing op permanente ondergrondse opslagvoorzieningen voor gevaarlijk afval, waaronder zoutkoepels.

(2)  Elke met een asterisk „*” aangegeven afvalstof wordt beschouwd als een gevaarlijke afvalstof overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG en is onderworpen aan de bepalingen van die richtlijn.

(3)  De berekeningsmethode van de Europese normen EN 12766-1 en EN 12766-2 wordt gebruikt.

(4)  De grenswaarde wordt berekend als PCDD's en PCDF's met gebruikmaking van de volgende toxische-equivalentiefactoren (TEF's):

PCDD's

TEF

2,3,7,8-TeCDD

1

1,2,3,7,8-PeCDD

1

1,2,3,4,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDD

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDD

0,01

OCDD

0,0003

PCDF's

TEF

2,3,7,8-TeCDF

0,1

1,2,3,7,8-eCDF

0,03

2,3,4,7,8-eCDF

0,3

1,2,3,4,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDF

0,1

2,3,4,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

0,01

1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

0,01

OCDF

0,0003

(*1)   PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1.

(*2)   PB L 11 van 16.1.2003, blz. 27.”


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/75


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1343/2014 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 951/2007 tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften voor de programma's voor grensoverschrijdende samenwerking die worden gefinancierd in het kader van Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (1), en met name artikel 11, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan Verordening (EG) nr. 951/2007 (2).

(2)

Gezien de uitgestelde start van de programma's voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, werd de tenuitvoerleggingsfase voor projecten bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 435/2011 van de Commissie (3) verlengd van 31 december 2014 tot en met 31 december 2015. De afsluitingsfase en de relevante bepalingen dienen daarom dienovereenkomstig te worden aangepast.

(3)

Er dient te worden voorzien in een clausule waarmee de Commissie in staat wordt gesteld een verlenging van de uitvoeringsperiode van een gezamenlijk operationeel programma overeen te komen na een beredeneerd verzoek daartoe van het gezamenlijk comité van toezicht in geval van onvoorziene en terdege te verantwoorden behoeften of omstandigheden.

(4)

De doeltreffende aanpak van onregelmatigheden is essentieel voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie en om het beginsel van gezond financieel beheer van de programma's te verzekeren. In dit verband en gezien het feit dat financiële correcties het voornaamste middel zijn om onregelmatigheden te herstellen in verband met uitgaven die door de Unie in gedeeld beheer zijn gefinancierd, dienen relevante bepalingen inzake financiële correcties te worden opgenomen in Verordening (EG) nr. 951/2007.

(5)

Ten einde de rechtszekerheid voor de deelnemende landen te garanderen, is het passend specifieke regelingen en procedures vast te stellen voor financiële correcties door de gemeenschappelijke beheerautoriteiten, met naleving van de beginselen van gelijke behandeling, transparantie en evenredigheid.

(6)

Verordening (EG) nr. 951/2007 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(7)

De maatregelen waarin deze verordening voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het bij Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4) ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 951/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende artikel 26 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 26 bis

Financiële correcties door de gemeenschappelijke beheerautoriteit

1.   De gemeenschappelijke beheerautoriteit is in eerste instantie verantwoordelijk voor het voorkomen en onderzoeken van onregelmatigheden, voor het toepassen van de vereiste financiële correcties en voor het doen van terugvorderingen.

De gemeenschappelijke beheerautoriteit past de financiële correcties toe die noodzakelijk zijn in verband met eenmalige onregelmatigheden die bij projecten of technische bijstand zijn geconstateerd. Financiële correcties bestaan in een volledige of gedeeltelijke intrekking van de bijdrage van de Unie aan een project of aan technische bijstand. De gemeenschappelijke beheerautoriteit houdt rekening met de aard en de ernst van de onregelmatigheden en met het financiële verlies en past een evenredige financiële correctie toe. De criteria voor het bepalen van het niveau van de toe te passen financiële correctie en de criteria voor de toepassing van vaste percentages of geëxtrapoleerde financiële correcties, zijn de criteria die zijn goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1303/2013 (*1), met name artikel 144, en de criteria bepaald in het besluit van de Commissie van 19 december 2013 (*2). Financiële correcties worden door de gemeenschappelijke beheerautoriteit opgenomen in de jaarrekeningen voor het boekjaar waarin tot de intrekking wordt besloten.

2.   De overeenkomstig lid 1 ingetrokken bijdrage van de Unie kan, overeenkomstig lid 3, worden hergebruikt binnen het betrokken programma. Bij de reallocatie van de middelen van deze programma's wordt onder meer rekening gehouden met de bepalingen van de artikelen 7, 13, 18 en 43.

3.   De overeenkomstig lid 1 ingetrokken bijdrage mag niet worden hergebruikt voor een project waarvoor een financiële correctie is toegepast of voor projecten die zijn geselecteerd middels een oproep tot het indienen van voorstellen.

(*1)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320)."

(*2)  Besluit van de Commissie van 19 december 2013 betreffende de vaststelling en goedkeuring van richtsnoeren voor de bepaling van door de Commissie te verrichten financiële correcties voor uitgaven die in gedeeld beheer door de Unie zijn gefinancierd, in geval van niet-naleving van de regels inzake overheidsopdrachten (C(2013) 9527).” "

.

2)

Artikel 32 wordt vervangen door:

„Artikel 32

Het eindverslag over de uitvoering van het gezamenlijke operationele programma bestrijkt de gehele looptijd van het programma en bevat, met de nodige aanpassingen, dezelfde elementen als de jaarverslagen, met inbegrip van de bijlagen ervan. Het eindverslag wordt ingediend uiterlijk op 30 juni 2017 voor programma's die zijn voortgezet met een verlenging van de tenuitvoerleggingsfase van 31 december 2014 tot en met 31 december 2015, en uiterlijk op 30 juni 2016 voor programma's waarvan de tenuitvoerleggingsfase eindigt op 31 december 2014.”

.

3)

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De looptijd van elk gezamenlijk operationeel programma gaat ten vroegste in op de datum van zijn goedkeuring door de Commissie en eindigt uiterlijk op 31 december 2017.”

.

b)

Lid 2, onder c), wordt vervangen door:

„c)

een fase waarin het gezamenlijke operationele programma financieel wordt afgesloten; dit omvat de financiële afsluiting van alle in het kader van het programma gesloten contracten, de evaluatie achteraf van het programma, de indiening van het eindverslag en de eindbetaling of -invordering door de Commissie. Deze fase eindigt uiterlijk op 31 december 2017.”

.

c)

Een nieuw lid 3 wordt toegevoegd:

„3.   Ongeacht de leden 1 en 2, kan de Commissie na een beredeneerd verzoek daartoe van het gezamenlijk comité van toezicht in geval van onvoorziene en terdege te verantwoorden behoeften of omstandigheden, een verlenging van de uitvoeringsperiode van een gezamenlijk operationeel programma overeenkomen. In dat geval zijn de uiterste data voor de indiening van het eindverslag als bedoeld in artikel 32 niet van toepassing.”

.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 951/2007 van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften voor de programma's voor grensoverschrijdende samenwerking die worden gefinancierd in het kader van Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (PB L 210 van 10.8.2007, blz. 10).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 435/2011 van de Commissie van 5 mei 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 951/2007 tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften voor de programma's voor grensoverschrijdende samenwerking die worden gefinancierd in het kader van Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 118 van 6.5.2011, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 27).


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/78


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1344/2014 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

tot verhoging van de voor 2014/2015 geldende vangstquota voor ansjovis in de Golf van Biskaje met de hoeveelheden die in het visseizoen 2013/2014 op verzoek van Frankrijk en Spanje zijn overgedragen op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (1), en met name artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 kunnen de lidstaten de Commissie vóór 31 oktober van het jaar waarvoor het aan hen toegewezen vangstquotum geldt, verzoeken een gedeelte van hun quotum, dat ten hoogste 10 % mag bedragen, over te dragen naar het volgende jaar. De Commissie dient het betrokken quotum voor het volgende jaar met het ingehouden gedeelte te verhogen.

(2)

De TAC en de quota van de lidstaten voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje (ICES-deelgebied VIII) zijn momenteel vastgesteld voor een jaarlijks beheersseizoen dat loopt van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar.

(3)

Bij Verordening (EU) nr. 713/2013 van de Raad (2) zijn de vangstquota voor ansjovis in de Golf van Biskaje (ICES-deelgebied VIII) vastgesteld voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014.

(4)

Bij Verordening (EU) nr. 779/2014 van de Raad (3) zijn de vangstquota voor ansjovis in de Golf van Biskaje (ICES-deelgebied VIII) vastgesteld voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2015.

(5)

Rekening houdend met de uitwisseling van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) en de overdracht van quota overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96, bedroegen de quota die tijdens het visseizoen 2013/2014 voor Frankrijk en Spanje beschikbaar waren, echter respectievelijk 3 590,9 ton en 15 226 ton.

(6)

Aan het eind van dat visseizoen hebben Frankrijk en Spanje een hoeveelheid van in totaal respectievelijk 3 197,05 ton en 14 468,16 ton in de Golf van Biskaje gevangen ansjovis gerapporteerd.

(7)

Frankrijk en Spanje hebben op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 verzocht om een deel van hun ansjovisquotum voor het visseizoen 2013/2014 over te dragen naar het volgende visseizoen. De over te dragen hoeveelheden moeten, met inachtneming van de in die verordening bepaalde grenzen, worden toegevoegd aan de respectieve quota die bij Verordening (EU) nr. 779/2014 zijn vastgesteld voor het visseizoen 2014/2015.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het vangstquotum voor ansjovis in de Golf van Biskaje dat voor Frankrijk is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 779/2014, wordt verhoogd met 359,09 ton.

Artikel 2

Het vangstquotum voor ansjovis in de Golf van Biskaje dat voor Spanje is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 779/2014, wordt verhoogd met 757,84 ton.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

(2)  Verordening (EU) nr. 713/2013 van de Raad van 23 juli 2013 tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor ansjovis in de Golf van Biskaje voor het visseizoen 2013/2014 (PB L 201 van 26.7.2013, blz. 8).

(3)  Verordening (EU) nr. 779/2014 van de Raad van 17 juli 2014 tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor ansjovis in de Golf van Biskaje voor het visseizoen 2014/2015 (PB L 212 van 18.7.2014, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/80


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1345/2014 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

inzake de vaststelling van de overtollige hoeveelheid suiker, isoglucose en fructose voor Kroatië

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië,

Gezien de Akte van Toetreding voor Kroatië,

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 van de Commissie van 25 februari 2013 tot vaststelling van overgangsbepalingen in de sector suiker in verband met de toetreding van Kroatië (1), en met name artikel 7, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om verstoring van de Uniemarkt in de sector suiker als gevolg van de toetreding van Kroatië tot de Unie op 1 juli 2013 te voorkomen, zijn in Hoofdstuk II, Afdeling 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 voorschriften vastgesteld betreffende de vaststelling en de wegwerking van de hoeveelheden suiker als zodanig of in verwerkte producten, isoglucose en fructose die op 1 juli 2013 het niveau overschrijden van wat als normale overdrachtshoeveelheid wordt beschouwd (overtollige hoeveelheden). In artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 is met name vastgesteld dat deze overtollige hoeveelheden op kosten van Kroatië van de markt moeten worden weggewerkt in de vorm van suiker als zodanig of isoglucose.

(2)

Daarnaast is in Hoofdstuk II, Afdeling 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 vastgesteld dat de Commissie uiterlijk op 31 december 2014 de overtollige hoeveelheden vaststelt.

(3)

Om de overtollige hoeveelheden te kunnen vaststellen, moest Kroatië de Commissie overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 gegevens meedelen over de productie, het verbruik, de invoer, de uitvoer en de aanwezige voorraden, alsmede over het systeem dat is vastgesteld voor de identificatie van de overtollige hoeveelheden. Op basis van die gegevens moest de Commissie de overtollige hoeveelheden vaststellen door een vergelijking te maken tussen de ontwikkeling op de Kroatische suikermarkt in de periode van 1 juli 2012 tot en met 30 juni 2013 enerzijds en de situatie van de voorgaande drie jaren anderzijds. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 dienen specifieke omstandigheden van voorraadopbouw in aanmerking te worden genomen. In het bijzonder dient rekening te worden gehouden met de stijging van de consumptie en de toename van de voorraden in Kroatië, alsook met de tendens in de Unie, als eveneens door Kroatië geopperd.

(4)

Op basis van de mededelingen van Kroatië moeten de overtollige hoeveelheden suiker volgens die methode worden vastgesteld.

(5)

Voor de vaststelling van de overtollige hoeveelheid isoglucose en fructose werd dezelfde methode gehanteerd. Daarbij is gebleken dat geen overtollige hoeveelheden fructose en isoglucose dienen te worden vastgesteld.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheid suiker die op 1 juli 2013 het niveau overschreed van wat als normale overdrachtshoeveelheid wordt beschouwd en die krachtens artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 op kosten van Kroatië van de Uniemarkt moet worden weggewerkt, bedraagt 37 138 ton.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 55 van 27.2.2013, blz. 1.


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/82


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1346/2014 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en tot intrekking van het definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („de basisverordening”) (1), en met name artikel 9 en artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1339/2002 (2) heeft de Raad in juli 2002 een definitief antidumpingrecht van 21 % ingesteld op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) en een definitief antidumpingrecht van 18,3 % op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India („het oorspronkelijke onderzoek”).

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1338/2002 (3) heeft de Raad een definitief compenserend recht van 7,1 % ingesteld op sulfanilzuur van oorsprong uit India.

(3)

Bij Besluit 2002/611/EG (4) heeft de Commissie met betrekking tot de antidumping- en antisubsidiemaatregelen ten aanzien van de invoer uit India een prijsverbintenis aanvaard die werd aangeboden door de Indiase producent-exporteur Kokan Synthetics and Chemicals Pvt. Ltd („Kokan”).

(4)

Naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met de absorptie van het recht heeft de Raad in februari 2004 bij Verordening (EG) nr. 236/2004 (5) het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op sulfanilzuur van oorsprong uit de VRC van 21 % tot 33,7 % verhoogd.

(5)

In maart 2004 heeft de Commissie bij Besluit 2004/255/EG (6) Besluit 2002/611/EG ingetrokken naar aanleiding van de vrijwillige opzegging van de verbintenis door Kokan.

(6)

Bij Besluit 2006/37/EG (7) heeft de Commissie een nieuwe door Kokan aangeboden verbintenis met betrekking tot de antidumping- en antisubsidiemaatregelen op de invoer uit India aanvaard. De Verordeningen (EG) nr. 1338/2002 en (EG) nr. 1339/2002 van de Raad werden bij Verordening (EG) nr. 123/2006 van de Raad (8) dienovereenkomstig gewijzigd.

(7)

Bij Verordening (EG) nr. 1000/2008 (9) heeft de Raad naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen definitieve antidumpingrechten ingesteld op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de VRC en India. Bij Verordening (EG) nr. 1010/2008 (10) heeft de Raad naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek en een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen definitieve compenserende rechten ingesteld op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India en de hoogte van de antidumpingrechten op de invoer van sulfanilzuur uit India gewijzigd.

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(8)

Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen ten aanzien de invoer uit de VRC en India op korte termijn zouden vervallen (11), heeft de Commissie op 1 juli 2013 een verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van deze maatregelen ontvangen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009. Het verzoek werd ingediend door CUF — Quimicos Industriais („de indiener van het verzoek” of „CUF”), de enige producent van sulfanilzuur in de Unie, die dus goed is voor 100 % van de productie in de Unie.

(9)

De reden voor dit verzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van de dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

3.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(10)

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 16 oktober 2013 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (12) („het bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek uit hoofde van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

4.   Parallel onderzoek

(11)

Met de bekendmaking van een bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie van 16 oktober 2013 (13) heeft de Commissie tevens een nieuw onderzoek geopend in verband met het vervallen van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India. Dit onderzoek werd geopend krachtens artikel 18 van Verordening (EG) nr. 597/2009 van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (14).

5.   Onderzoek

5.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(12)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot het einde van het TNO, 30 september 2013 („de beoordelingsperiode”).

5.2.   Betrokken partijen

(13)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de producenten-exporteurs in de VRC en India, de importeurs, de haar bekende gebruikers, alsmede de vertegenwoordigers van de uitvoerende landen in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunten schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(14)

De enige producent in de Unie was de enige belanghebbende die hierom verzocht, en werd gehoord.

5.3.   Steekproefneming

(15)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in India en de VRC en niet-verbonden importeurs in de Unie werd in het bericht van opening overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd bovengenoemde partijen verzocht zich binnen vijftien dagen na de opening van het nieuwe onderzoek bij haar kenbaar te maken en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken.

(16)

Op het steekproefformulier zijn door de Commissie antwoorden van twee Indiase producenten-exporteurs ontvangen, maar geen antwoorden van Chinese producenten-exporteurs. Bijgevolg is geen steekproef samengesteld.

(17)

Eén niet-verbonden importeur heeft op het steekproefformulier geantwoord, maar voerde het betrokken product niet in uit de betrokken landen en heeft de vragenlijst niet beantwoord. Bijgevolg is geen steekproef samengesteld.

(18)

Omdat er in de Unie slechts één producent is, is voor de bedrijfstak van de Unie geen steekproef samengesteld.

5.4.   Onderzoek

(19)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of het waarschijnlijk was dat de dumping en schade zouden voortduren of opnieuw zouden optreden en om het belang van de Unie te bepalen. De Commissie heeft aan de enige producent in de Unie, de twee producenten-exporteurs in India, de haar bekende importeurs en de gebruikers in de Unie een vragenlijst gestuurd.

(20)

Van de twee Indiase producenten-exporteurs heeft er slechts één (Kokan Synthetics en Chemicals Pvt. Ltd) een volledig antwoord ingediend. Deze Indiase producent vertegenwoordigde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een groot deel van de totale Indiase uitvoer naar de Unie.

(21)

Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

a)

Producent in de Unie:

CUF — Quimicos Industriais, Estarreja, Portugal

b)

Producent-exporteur en producent in het referentieland:

Kokan Synthetics & Chemicals Pvt. Ltd, Khed, India

c)

Gebruikers in de Unie:

Blankophor GmbH, Leverkusen, Duitsland

Hovione Farmaciencia SA, Loures, Portugal

IGCAR Chemicals, S.L., Rubi, Spanje.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(22)

Het betrokken product is sulfanilzuur, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2921 42 00 (Taric-code 2921 42 00 60). Er zijn twee soorten sulfanilzuur: een technische soort en een zuivere soort. De laatstgenoemde soort wordt ook wel in de handel gebracht als een zout van sulfanilzuur. Sulfanilzuur wordt gebruikt als grondstof bij de productie van optische witmakers, additieven voor beton, kleurstoffen voor levensmiddelen en speciale verfstoffen. Ook wordt het op beperkte schaal gebruikt in de farmaceutische industrie. Hoewel vaststaat dat beide soorten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en derhalve als één enkel product worden beschouwd, moet worden opgemerkt dat het onderzoek heeft aangetoond dat zij in de praktijk slechts beperkt onderling verwisselbaar zijn. Met name gebruikers die van zuiver sulfanilzuur afhankelijk zijn, kunnen de technische soort slechts gebruiken indien zij deze zelf verder kunnen zuiveren. Gebruikers die technisch sulfanilzuur nodig hebben of daar een voorkeur voor hebben, kunnen in theorie de zuivere soort gebruiken, maar dit is vanwege het prijsverschil (20 %-25 %) economisch niet haalbaar.

(23)

Sulfanilzuur is een echt basisproduct waarvan de fysische, chemische en technische basiseigenschappen identiek zijn, ongeacht het land van oorsprong. Het betrokken product en de door de producent-exporteurs in de betrokken landen vervaardigde en op de binnenlandse markt en aan derde landen verkochte producten, alsmede de producten die de producenten van de Unie vervaardigen en op de markt van de Unie verkopen, hebben dus dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen en worden in wezen voor dezelfde doeleinden gebruikt, zodat zij als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening worden beschouwd.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

(24)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of er nog sprake was van dumping en of het waarschijnlijk was dat zich nog steeds of opnieuw dumping zou voordoen indien de bestaande maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van producten uit de VRC en India zouden komen te vervallen.

1.   Voorafgaande opmerkingen

1.1.   De VRC

(25)

Na de opening van het nieuwe onderzoek heeft de Commissie contact opgenomen met 39 haar bekende Chinese producenten-exporteurs en met de Chinese autoriteiten. Geen van die producenten heeft zich gemeld of medewerking verleend.

(26)

De Commissie heeft de Chinese autoriteiten en de betrokken producenten-exporteurs in kennis gesteld van haar voornemen om op grond van artikel 18 van de basisverordening gebruik te maken van de beste beschikbare gegevens om tot haar bevindingen te komen. De partijen hebben geen opmerkingen ter zake ingediend.

(27)

Bijgevolg moesten de bevindingen inzake het bestaan van dumping en de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping worden gebaseerd op de beschikbare gegevens, namelijk de door de aanvrager ingediende informatie, met name de in het verzoek om een nieuw onderzoek opgenomen informatie en gegevens van Eurostat.

(28)

Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd slechts een kleine hoeveelheid van het betrokken product vanuit de VRC in de Unie ingevoerd.

1.2.   India

(29)

Na de opening van het nieuwe onderzoek heeft de Commissie contact opgenomen met 25 haar bekende Indiase producenten-exporteurs, waarvan er slechts één, Kokan, de vragenlijst heeft beantwoord en zijn medewerking aan het onderzoek heeft verleend. Deze onderneming vertegenwoordigde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek het grootste deel van de totale Indiase uitvoer naar de Unie.

(30)

Tijdens de beoordelingsperiode hanteerde die producent-exporteur een door de Commissie aanvaarde prijsverbintenis, waaraan bleek te zijn voldaan.

2.   Dumping

2.1.   De VRC

2.1.1.   Referentieland

(31)

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een geschikt derde land met een markteconomie („het referentieland”).

(32)

In het oorspronkelijke onderzoek werd India gekozen als referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC. In het bericht van opening werd India als referentieland vermeld, en belanghebbenden werd verzocht opmerkingen te maken over deze keuze. Er werden geen opmerkingen ontvangen en er waren geen aanwijzingen dat India niet langer een geschikte keuze was. De bedrijfstak van de Unie heeft in zijn verzoek om een nieuw onderzoek voorgesteld de VS als referentieland te nemen, maar aangezien er slechts één producent in de VS is en de markt in de VS al meer dan 20 jaar wordt beschermd door antidumpingrechten en compenserende rechten op de invoer van sulfanilzuur uit China en India, is dit voorstel verworpen. Daarom is India ook voor dit onderzoek als referentieland gekozen.

(33)

Derhalve is gebruikgemaakt van de gegevens die de medewerkende Indiase producent-exporteur heeft ingediend.

2.1.2.   Normale waarde

(34)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de gegevens van de medewerkende producent in het referentieland, Kokan. Voor de vaststelling van de normale waarde is de binnenlandse verkoop als uitgangspunt gebruikt (zie overwegingen 42 tot en met 47).

2.1.3.   Uitvoerprijs

(35)

Gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en het ontbreken van specifieke informatie over de Chinese prijzen, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. Daartoe werd gebruikgemaakt van statistische bronnen (Eurostat). Er wordt vanuit gegaan dat deze bron van informatie de prijzen weergeeft die daadwerkelijk door de Chinese exporteurs worden aangerekend aan de afnemers in de Unie.

2.1.4.   Vergelijking

(36)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek.

(37)

Overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening zijn waar nodig enkele correcties toegepast op de uitvoerprijs. Om de uitvoerprijs af fabriek uit te drukken, heeft de Commissie aan de hand van de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte gegevens de op Eurostat-gegevens gebaseerde cif-prijs gecorrigeerd voor de kosten van zeevracht, verzekering, lading en krediet. Deze correcties bedroegen tussen 5 % en 10 % van de cif-prijs.

2.1.5.   Dumping

(38)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs te vergelijken.

(39)

Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs, is er geen informatie beschikbaar over het ingevoerde productaanbod. Ondanks het ontbreken van gegevens over de ingevoerde hoeveelheden technisch en zuiver sulfanilzuur, werd geoordeeld dat de op de gegevens van Eurostat gebaseerde invoerprijzen op een zodanig niveau lagen dat deze vergeleken met de normale waarden van het referentieland niet aantoonden dat er sprake was van dumping — zelfs als men er van uit zou gaan dat de totale invoer zuiver sulfanilzuur betrof, dat gemiddeld 20 % duurder is dan technisch sulfanilzuur.

(40)

Zoals vermeld in overweging 28 was de omvang van de invoer uit China in het TNO bovendien zeer laag. Binnen de betrokken bedrijfstakken wordt algemeen aanvaard dat voor ad hoc-zendingen van kleine hoeveelheden sulfanilzuur aanzienlijk hogere eenheidsprijzen worden aangerekend dan voor regelmatige bestellingen van grotere hoeveelheden, wat kan verklaren waarom de door Eurostat gerapporteerde invoerprijs hoog is.

(41)

Hoewel uit de beschikbare cijfers volgt dat er geen sprake is van dumping, is deze conclusie gezien de geringe ingevoerde hoeveelheden en het ontbreken van informatie over het ingevoerde productaanbod dus mogelijk van beperkt belang. Dit is belangrijk vanwege het aanzienlijke prijsverschil tussen zuiver en technisch sulfanilzuur.

2.2.   India

2.2.1.   Normale waarde

(42)

De binnenlandse verkoop door de enige medewerkende producent-exporteur van elke soort van het betrokken product betrof representatieve hoeveelheden en werd gedaan in het kader van normale handelstransacties in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

(43)

Voor elke productsoort is het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bepaald.

(44)

Alle verkoop op de binnenlandse markt vond plaats tegen nettoverkoopprijzen die gelijk waren aan of hoger lagen dan de berekende productiekosten; de winstgevende binnenlandse verkoop vertegenwoordigde dus meer dan 80 % van de totale omvang van de verkoop van elke productsoort. De normale waarde van elke productsoort werd bijgevolg gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, die werd berekend als een gewogen gemiddelde prijs van de winstgevende binnenlandse verkoop van die soort in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(45)

De indiener van het verzoek voerde aan dat de druk van de Chinese invoer op de Indiase markt de binnenlandse Indiase prijzen verstoorden en daardoor ook de vaststelling van de normale waarde.

(46)

Zoals vermeld in overweging 44 bedroeg de winstgevende binnenlandse verkoop meer dan 80 % van de totale verkoop van elke productsoort, zodat de normale waarde op de daadwerkelijke binnenlandse prijs moest worden gebaseerd. In ieder geval wordt, ongeacht of de invoer uit China een neerwaartse druk op de Indiase binnenlandse markt uitoefende, de normale waarde zodanig vastgesteld dat een dergelijke druk niet van invloed zou zijn op de beoordeling. Als 80 % of minder van de verkoop van een bepaalde productsoort winstgevend was, zou de vaststelling van de normale waarde dan ook alleen op die winstgevende verkoop worden gebaseerd. Als de gehele verkoop van een bepaalde productsoort verliesgevend werd, zou de normale waarde op de volledige productiekosten plus een redelijke winstmarge worden gebaseerd.

(47)

De Commissie is daarom van oordeel dat het argument van de indiener van het verzoek niet relevant is voor de berekening van de normale waarde.

2.2.2.   Uitvoerprijs

(48)

Het betrokken product werd uitgevoerd naar onafhankelijke afnemers in de Unie en de uitvoerprijs werd vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, namelijk aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen.

(49)

De indiener van het verzoek voerde aan dat er sprake is van een tegenstrijdigheid tussen de ontwikkeling van de prijs van benzeen en de ontwikkeling van de prijs van de Indiase uitvoer naar de Unie. Dit was voor de indiener van het verzoek des te opmerkelijker, omdat hij heeft verklaard dat de door de Commissie aanvaarde minimumprijsverbintenis werd geïndexeerd aan de hand van de ontwikkeling van de prijs voor benzeen. De indiener van het verzoek stelde tevens dat de uitvoerprijzen van de belangrijkste Indiase producent-exporteur vanwege deze prijsverbintenis niet meer representatief waren.

(50)

De Commissie stelde vast dat benzeen als grondstof voor de productie van aniline, de belangrijkste grondstof van sulfanilzuur, hoogstens 50 % tot 60 % van de productiekosten van het betrokken product kan bedragen. Bovendien beperkt de indexeringsclausule van de prijsverbintenis het effect van de ontwikkeling van de prijs voor benzeen op de minimumprijs. Ten slotte is tijdens het controlebezoek de naleving van de minimumprijsverbintenis gecontroleerd, waarbij werd vastgesteld dat de uitvoerprijzen continu aanzienlijk hoger lagen dan de in de verbintenis vermelde minimumprijs, en aldus het effect ervan beperkten.

(51)

Voorts voerde de indiener van het verzoek aan dat de Indiase producenten-exporteurs naar alle waarschijnlijkheid kleinschalige zendingen voor uitvoer naar de Unie zouden hebben verstuurd, wat tot hoge „spot”-prijzen zou hebben geleid, waardoor de uitvoerprijzen kunstmatig zouden zijn gestegen.

(52)

Uit het onderzoek is niet gebleken dat Kokan, de voornaamste Indiase producent-exporteur, dergelijke verkopen maakte. Ook werd vastgesteld dat de overgrote meerderheid (meer dan 99 %) van de overige Indiase uitvoer naar de Unie bestond uit hoeveelheden die niet als „spot”-verkopen kunnen worden beschouwd.

(53)

Op grond van de bovenstaande bevindingen moeten de argumenten van de indiener van het verzoek met betrekking tot het gebrek aan representativiteit van de prijzen van de Indiase uitvoer naar de Unie worden afgewezen.

2.2.3.   Vergelijking

(54)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast in verband met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(55)

Op basis hiervan werden correcties toegepast voor vervoers- en verzekeringskosten, laad- en aanverwante kosten, verpakkingskosten, kredietkosten, kortingen en provisies, voor zover aangetoond was dat deze de prijsvergelijkbaarheid beïnvloedden. Deze correcties bedragen tussen 6 % en 10 % van de cif-prijs, grens Unie.

2.2.4.   Dumping

(56)

Zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening, werd de vastgestelde gewogen gemiddelde normale waarde voor het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van het betrokken product.

(57)

Op basis hiervan bleek de berekende dumpingmarge voor de medewerkende producent-exporteur negatief te zijn. Daarom was er geen sprake van dumping in het TNO.

(58)

De indiener van het verzoek voerde aan dat de conclusie inzake het ontbreken van dumping op het niveau van de belangrijkste producenten-exporteurs niet tot de andere Indiase producenten-exporteurs kon worden uitgebreid, aangezien de uitvoerprijzen op een minimumprijsverbintenis bij invoer zijn gebaseerd.

(59)

De uitvoerprijzen van de belangrijkste Indiase producenten-exporteurs waren echter vastgesteld op een niveau dat aanzienlijk hoger lag dan de prijzen van de verbintenis. Bovendien lagen de uitvoerprijzen van de andere Indiase producenten volgens Eurostat aanzienlijk hoger dan die van de belangrijkste producenten-exporteurs. Ten slotte bleek uit het onderzoek dat de uitvoerprijzen van de medewerkende producenten-exporteurs naar derde landen — die niet aan een verbintenis of antidumpingrechten zijn onderworpen — werden vastgesteld op een vergelijkbaar niveau als dat van de uitvoerprijzen naar de Unie, en er dus geen sprake was van dumping. Daarom concludeert de Commissie dat de Indiase exportprijzen onafhankelijk van de prijsverbintenis en op basis van marktomstandigheden werden vastgesteld.

(60)

Het argument van de indiener van het verzoek dat voor de andere Indiase producenten-exporteurs dumping moest worden geconstateerd, moest derhalve worden afgewezen.

3.   Waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

3.1.   Voorafgaande opmerkingen

(61)

Sinds 1992 past de VS antidumpingmaatregelen toe ten aanzien van de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India en de VRC en sinds dat jaar zijn ook compenserende maatregelen van kracht ten aanzien van India. In 2011 verlengde het Amerikaanse ministerie van Handel de op de invoer uit India toepasselijke compenserende rechten, die 43,7 % bedroegen, en de op de invoer uit India en de VRC toepasselijke antidumpingrechten, die tussen 19,1 % en 114,8 % lagen. Door de hoogte van de rechten werd de VS-markt in feite gesloten voor invoer uit India en China.

3.2.   De VRC

(62)

De in de VRC beschikbare productiecapaciteit werd geraamd op basis van gegevens van de producent in de Unie en Nation Ford Chemical Company („NFC”), de enige producent in de VS die is opgenomen in het „sunset review”-onderzoek van de VS inzake de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op sulfanilzuur van oorsprong uit de VRC (USITC-publicatie 4270).

(63)

NFC gaf aan dat met de in de VRC gevestigde productiecapaciteit jaarlijks 65 500 ton sulfanilzuur zou kunnen worden geproduceerd, wat overeenkomt met de raming van de indiener van het verzoek, die op grond van een door de Chinese industrie verrichte studie stelde dat de beschikbare capaciteit in China tussen 65 500 en 82 000 ton ligt. De reservecapaciteit werd geschat op 20 %, hetgeen neerkomt op een capaciteit van tussen de 13 100 en 16 400 ton. Dit is meer dan het dubbele van het verbruik in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(64)

Verder voerde de indiener van het verzoek aan dat de Chinese exporteurs ook tot de Indiase markt waren toegetreden, wat werd onderbouwd met statistische gegevens op basis van de export/import-databank van de Indiase overheid. Uit de gegevens blijkt dat de invoer in India van zuiver sulfanilzuur uit China in het TNO ten opzichte van voorgaande perioden sterk steeg, en dat deze plaatsvond tegen prijzen die de prijzen van de binnenlandse verkoop van zuiver sulfanilzuur van de medewerkende Indiase producent onderboden. Aangezien de normale waarde van zuiver sulfanilzuur, rekening houdend met de zeevracht- en verzekeringskosten, was vastgesteld aan de hand van de binnenlandse verkoop in representatieve hoeveelheden van zuiver sulfanilzuur door de enige medewerkende Indiase producent en tussen 92 500 INR en 112 500 INR lag (om redenen van vertrouwelijkheid worden geen precieze bedragen vermeld), bevestigen de gegevens dat Chinees zuiver sulfanilzuur op de Indiase markt werd ingevoerd tegen dumpingprijzen, die tussen 82 500 INR en 92 500 INR lagen (om redenen van vertrouwelijkheid worden geen precieze bedragen vermeld). De invoer met dumping die op de Indiase markt werd geconstateerd, heeft bijgedragen tot het oordeel over het verwachte gedrag van de Chinese producenten-exporteurs bij het vervallen van de huidige maatregelen.

(65)

Rekening houdend met de aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC en de informatie over het prijsbeleid op een derde markt die niet door handelsbeschermingsmaatregelen wordt beschermd, is bij het vervallen van de maatregelen een herhaling van dumping waarschijnlijk.

3.3.   India

(66)

Ook de in India beschikbare totale capaciteit is geraamd op basis van gegevens van de NFC en de enige producent in de Unie.

(67)

De indiener van het verzoek schatte de totale capaciteit van India op ongeveer 13 500 ton, waarvan 2 700 ton als reservecapaciteit kan worden beschouwd. Deze gegevens zijn volledig in overeenstemming met de gegevens die in het Amerikaanse onderzoek door de enige producent in de VS, NFC, zijn verstrekt.

(68)

De indiener van het verzoek voerde aan dat een reservecapaciteit van 2 700 ton een bedreiging vormt voor zijn verkoop, aangezien dat met een aanzienlijk deel van het verbruik in de Unie overeenkomt, en dat die reservecapaciteit als gevolg van de toenemende aanwezigheid van Chinese producten op de Indiase markt waarschijnlijk zal toenemen en de stimulans om te exporteren steeds sterker zal worden.

(69)

In dit verband merkte de Commissie op dat de grootste Indiase producent-exporteur in 2013 van zijn status als exportgericht bedrijf afzag, omdat hij voornemens was zijn verkopen op de binnenlandse markt te vergroten. Deze verkopen waren ernstig beperkt door de voorwaarden van de regeling exportgerichte bedrijven (EOU-regeling). De onderneming bevestigde dat hij, ondanks de groeiende invoer uit China, wat betreft technisch sulfanilzuur (het product waar Kokan het meest in is geïnteresseerd) geen grote druk van Chinese concurrenten voelde en dat de Indiase markt naar zijn oordeel goede ontwikkelingsperspectieven had. Er bestaan derhalve geen redenen om aan te nemen dat de reservecapaciteit van de Indiase producenten naar de Unie zullen worden verlegd als gevolg van een vermeende Chinese druk op de Indiase markt.

(70)

Ondanks deze geschatte reservecapaciteit van India lijkt een herhaling van dumping niet waarschijnlijk, aangezien noch de uitvoer naar de Unie noch de uitvoer naar derde landen met dumping plaatsvond.

(71)

Uit het onderzoek is niet gebleken dat de medewerkende producent-exporteur bij de verkoop aan derde landen een ander prijsbeleid hanteerde dan bij de uitvoer naar de Unie. De prijzen van de uitvoer naar derde landen, die in aanzienlijke hoeveelheden plaatsvond, lagen op een niveau dat vergelijkbaar was met de verkoopprijzen die de bedrijfstak van de Unie hanteerde voor niet-verbonden afnemers.

(72)

In zijn opmerkingen na de bekendmaking van de feiten bracht de indiener van het verzoek nieuwe statistische gegevens naar voren, die volgens hem aantoonden dat de Indiase uitvoer naar Turkije met dumping plaatsvond.

(73)

De Commissie identificeerde en onderzocht een vergelijkbaar aantal uit India naar Turkije uitgevoerde hoeveelheden en kon deze aan de medewerkende producent-exporteur toeschrijven. De Commissie kon haar berekeningen in verband met het productenaanbod en de prijzen dus op nauwkeuriger en gedetailleerdere gegevens baseren. De Commissie kan bevestigen dat de uitgevoerde hoeveelheid niet met dumping plaatsvond.

3.4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(74)

Omdat er met betrekking tot de VRC geen medewerking werd verleend en dus geen bedrijfsspecifieke gegevens betreffende de Chinese reservecapaciteit en het Chinese prijsbeleid in derde landen beschikbaar zijn, werden de bevindingen gebaseerd op de beschikbare gegevens.

(75)

Aangezien de beschikbare gegevens wijzen op hoge Chinese reservecapaciteit en dumping op derde markten, in combinatie met de aantrekkelijke prijzen op de markt van de Unie, wordt de herhaling van dumping waarschijnlijk geacht.

(76)

Met betrekking tot India daarentegen wordt een herhaling van dumping niet waarschijnlijk geacht, gelet op het ontbreken van dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, de reservecapaciteit — die aanzienlijk onder het niveau van de VRC ligt — en de hoge prijzen bij uitvoer naar de Unie en de rest van de wereld.

D.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SCHADE

1.   Productie in de Unie en definitie van de bedrijfstak van de Unie

(77)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd het soortgelijke product in de Unie vervaardigd door één producent in de Unie, die dan ook goed was voor 100 % van de productie in de Unie en de bedrijfstak van de Unie vormt in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

2.   Verbruik in de Unie

(78)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld aan de hand van:

de omvang van de verkoop van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie;

de omvang van de invoer van sulfanilzuur (Taric-codeniveau) in de Unie, zoals gerapporteerd door Eurostat.

(79)

Daar de bedrijfstak van de Unie uit slechts één producent bestaat en er slechts één producent-exporteur in de VS is, moeten de gegevens in onderstaande tabellen in het belang van de geheimhouding van bedrijfsinformatie in geïndexeerde vorm worden vermeld.

Tabel 1

Verbruik in de Unie

Omvang (index)

2010

2011

2012

TNO

Verbruik in de Unie (2010 = 100)

100

106

106

114

Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst.

(80)

Uit het onderzoek bleek dat de markt voor sulfanilzuur in de beoordelingsperiode geleidelijk is gegroeid en tegen het einde van het TNO met 14 % was toegenomen.

3.   Invoer uit de betrokken landen

a)   Omvang van de invoer en marktaandeel

Tabel 2

Invoer uit de betrokken landen

Omvang van de invoer (index)

2010

2011

2012

TNO

VRC

100

77

14

1

India

100

422

187

52

Totaal betrokken landen

100

110

30

6

Bron: Eurostat.


Tabel 2 bis

Invoer uit de betrokken landen

Omvang van de invoer (bandbreedte) (15)

2010

2011

2012

TNO

VRC

650-1 000

500-800

90-250

10-60

India

50-200

250-550

100-250

10-80

Totaal betrokken landen

700-1 200

750-1 350

190-500

20-140

Bron: Eurostat.


Tabel 3

Marktaandeel van de betrokken landen

Marktaandeel (index)

2010

2011

2012

TNO

Marktaandeel van de invoer uit de VRC

100

73

13

1

Marktaandeel van de invoer uit India

100

397

177

46

Totaal betrokken landen

100

103

28

5

(81)

Tussen 2010 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek is de omvang van de invoer uit de VRC met 99 % gedaald en het marktaandeel van de Chinese uitvoer eveneens.

(82)

Tijdens de beoordelingsperiode is de invoer uit India met 48 % gedaald en het marktaandeel van de Indiase invoer met 54 %.

(83)

De totale invoer van sulfanilzuur uit de betrokken landen is tijdens de beoordelingsperiode met 94 % gedaald en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot een zeer laag niveau teruggelopen. Tevens is het marktaandeel van de invoer van sulfanilzuur uit de betrokken landen tijdens de beoordelingsperiode met 95 % gedaald en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot een zeer laag niveau teruggelopen.

b)   Invoerprijzen

Tabel 4

Gemiddelde invoerprijzen van sulfanilzuur uit de betrokken landen

 

2010

2011

2012

TNO

Index van prijzen van de invoer uit de VRC (2010 = 100)

100

92

104

164

Index van prijzen van de invoer uit India (2010 = 100)

100

79

84

92

Index van gemiddelde prijzen van de invoer uit de betrokken landen (2010 = 100)

100

93

104

126

Bron: Eurostat.


Tabel 4 bis

Gemiddelde invoerprijzen van sulfanilzuur uit de betrokken landen

Prijzen (bandbreedte) (16)

2010

2011

2012

TNO

Prijs van de invoer uit de VRC

1 000 -1 400

950-1 350

1 000 -1 400

1 700 -2 500

Prijs van de invoer uit India (bandbreedte)

1 200 -1 800

1 000 -1 400

1 100 -1 500

1 300 -1 700

Gemiddelde invoerprijzen per betrokken land

1 000 -1 800

950-1 400

1 000 -1 500

1 300 -2 500

Bron: Eurostat.

(84)

De gemiddelde prijs van de invoer van sulfanilzuur uit de VRC daalde in 2011 licht, namelijk met 8 %, en vertoonde vervolgens een stijgende trend, met een zeer sterke stijging van 64 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(85)

De gemiddelde prijzen van het betrokken product uit India daalden in 2011 eveneens, en wel met 21 %, en stegen daarna geleidelijk, maar bleven 8 % lager dan de prijzen van 2010.

c)   Omvang van de prijsonderbieding en het prijsbederf

(86)

Vanwege de geringe hoeveelheden die door de Chinese producenten-exporteurs werden verkocht en het ontbreken van gegevens over het ingevoerde productaanbod, kon er geen zinvolle berekening van prijsonderbieding en prijsbederf worden uitgevoerd. Op grond van de aanname op basis van de Eurostat-gegevens over de Chinese invoerprijzen in overweging 39, werd in het TNO geen prijsonderbieding of prijsbederf geconstateerd.

(87)

Op basis van de door de bedrijfstak van de Unie verstrekte invoerstatistieken als beschreven in overweging 64, werd met betrekking tot de Chinese prijzen voor zuiver sulfanilzuur op de Indiase markt — gecorrigeerd voor het invoerrecht op het betrokken product van 6,5 % en voor de kosten na invoer van 2 % (inklaring) — prijsonderbieding en prijsbederf geconstateerd van tussen 5 % en 15 % ten opzichte van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie.

(88)

In het geval van India werd geen prijsonderbieding of prijsbederf geconstateerd. Aangezien de berekening op de verkoopgegevens van de enige medewerkende producent-exporteur is gebaseerd, konden in het belang van de geheimhouding van bedrijfsinformatie geen nauwkeurige cijfers worden vermeld. De prijsonderbieding en het prijsbederf die werden geconstateerd, bedroegen tussen – 20 % en – 40 %.

(89)

Na de mededeling van feiten en overwegingen en de opmerkingen van de producent in de Unie heeft de Commissie op grond van gegevens van Eurostat de prijsonderbieding en het prijsbederf voor het resterende deel van de Indiase invoer berekend. Hieruit bleek dat er bij deze invoer geen sprake was van prijsonderbieding of prijsbederf. De conclusies van overweging 88 worden derhalve bevestigd. Bovendien werd ook een vergelijking gemaakt tussen de prijzen waartegen het betrokken product door de bedrijfstak van de Unie werd geproduceerd en verkocht, en de prijzen waartegen het betrokken product door Indiase exporteurs aan de rest van de wereld werd verkocht. Uit die vergelijking bleek evenmin dat er sprake was van prijsonderbieding of prijsbederf.

(90)

Voorts heeft de producent in de Unie nieuwe berekeningen verstrekt, waaruit blijkt dat het verschil tussen de gemiddelde prijzen van de Indiase invoer en de verkopen van de producent in de Unie in 2012 zeer klein was. Deze berekening kon echter niet worden aanvaard door de Commissie, aangezien zij geen rekening hield met het feit dat de Indiase invoer voornamelijk uit technisch sulfanilzuur bestaat, terwijl de producent in de Unie uitsluitend zuiver sulfanilzuur verkocht, dat ongeveer 20 % duurder is.

4.   Invoer uit andere derde landen

(91)

Met uitzondering van drie verwaarloosbare transacties (in 2010 en 2011 uit Zwitserland en in 2012 uit Maleisië) was de gehele invoer van sulfanilzuur uit andere derde landen in de beoordelingsperiode afkomstig uit de VS.

Tabel 5

Invoer van sulfanilzuur uit andere derde landen (VS)

 

2010

2011

2012

TNO

Omvang van de invoer uit de VS (index)

100

267

253

299

Marktaandeel van de invoer uit de VS (index)

100

180

171

188

Gemiddelde prijzen van de invoer uit de VS (index)

100

95

101

102

Bron: Eurostat.

(92)

Zowel de omvang als het marktaandeel van de invoer van sulfanilzuur uit de VS is in de beoordelingsperiode aanzienlijk gegroeid, met respectievelijk 199 % en 88 %. Aangezien het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode relatief stabiel bleef, werd het marktaandeel dat niet langer door de Chinese en Indiase exporteurs werd ingenomen, overgenomen door de invoer uit de VS.

(93)

Het prijsniveau van de invoer uit de VS bleef in de beoordelingsperiode relatief stabiel en lag op hetzelfde niveau als dat van de producent in de Unie. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek was geen sprake van prijsonderbieding door de invoer uit de VS.

5.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie

(94)

Ingevolge artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van de schade een beoordeling van alle economische factoren die van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode.

(95)

In het belang van de geheimhouding van bedrijfsinformatie moet de informatie over de enige producent van de Unie in geïndexeerde vorm worden vermeld.

5.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

Tabel 6

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2010

2011

2012

TNO

Productie in ton (index)

100

87

99

107

Capaciteit in ton (index)

100

100

100

100

Bezettingsgraad (Index)

100

87

99

107

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(96)

De productie van de bedrijfstak van de Unie lag in het TNO 7 % hoger dan aan het begin van de beoordelingsperiode. In de beoordelingsperiode bleef de capaciteit van de bedrijfstak van de Unie ongewijzigd en daardoor veranderde de bezettingsgraad in lijn met de productie: deze steeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 7 %.

(97)

Hierbij moet worden opgemerkt dat de bedrijfstak van de Unie in de gehele beoordelingsperiode — met uitzondering van 2011 — een toereikende bezettingsgraad behield, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een optimaal niveau wist te bereiken.

(98)

Na de mededeling van de feiten en overwegingen voerde de bedrijfstak van de Unie aan dat gedurende de hele beoordelingsperiode de optimale bezettingsgraad enkel tijdens het TNO werd bereikt, waaruit zou blijken dat het herstel nog steeds zeer recent en broos is.

(99)

Deze opmerking verandert naar het oordeel van de Commissie niets aan de conclusies van overweging 97, die in geen enkel opzicht in tegenspraak zijn met de opmerkingen van de bedrijfstak van de Unie.

5.2.   Eindvoorraad

Tabel 7

Eindvoorraad

 

2010

2011

2012

TNO

Eindvoorraden in ton (index)

100

576

328

171

Bron: Antwoord op de vragenlijst.

(100)

De eindejaarsvoorraden van de bedrijfstak van de Unie vertoonden in 2011 een sterke stijging. Daarna werd een dalende trend geconstateerd, maar zij bleven in het TNO 71 % boven het niveau van 2010. Uitgaande van de omvang van de productie in het TNO was het niveau van de eindvoorraden in ieder geval minder dan één productiemaand.

5.3.   Omvang van de verkoop en marktaandeel

Tabel 8

Omvang van de verkoop en marktaandeel

 

2010

2011

2012

TNO

Omvang van de verkoop (ton) (index)

100

70

97

104

Marktaandeel (in %) (index)

100

66

92

92

Bron: Antwoord op de vragenlijst.

(101)

De omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie is vergeleken met het begin van de beoordelingsperiode met 4 % gestegen. In 2011 was er een zeer sterke daling, die werd gevolgd door een gestage toename.

(102)

Qua marktaandeel kan de prestatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode als stabiel worden beschouwd, met uitzondering van 2011, toen naast de verkoop ook het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde. In de daaropvolgende jaren vertoonden de verkoop en het marktaandeel een stijgende trend. Hoewel het marktaandeel van de producent in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek licht onder het niveau van 2010 bleef, moet worden opgemerkt dat de bedrijfstak van de Unie er in slaagde om van de groei van het verbruik in de Unie te profiteren en gedurende de hele beoordelingsperiode een aanzienlijk marktaandeel op de markt van de Unie had.

(103)

In zijn opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen verklaarde de bedrijfstak van de Unie dat zijn marktaandeel zeer instabiel is, wat te wijten zou zijn aan het feit dat sulfanilzuur een prijsgedreven grondstof is; hij gaf als voorbeeld het jaar 2011, toen het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie kelderde.

(104)

In dit verband moet worden benadrukt dat het verlies van het marktaandeel in 2011 overeenkwam met een prijsverhoging van de producent in de Unie die inging tegen de marktontwikkelingen van dat moment. Uit het onderzoek bleek dat de prijzen voor invoer uit alle landen in 2011 tussen 5 % en 20 % daalden. Hierbij moet worden opgemerkt dat volgens de beschikbare statistische gegevens met name de Amerikaanse importeur het marktaandeel innam dat de bedrijfstak van de Unie had verloren.

5.4.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

Tabel 9

Verkoopprijzen

 

2010

2011

2012

TNO

Gemiddelde verkoopprijzen (EUR/ton) (index)

100

109

108

112

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(105)

De verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie stegen in de beoordelingsperiode met 12 %; dit was het gevolg van de doorberekening van de stijging van de kosten van de belangrijkste grondstof (aniline).

5.5.   Werkgelegenheid en productiviteit

Tabel 10

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2010

2011

2012

TNO

Werkgelegenheid (index)

100

100

117

117

Productiviteit (index)

100

88

85

91

Gemiddelde arbeidskosten (index)

100

105

102

116

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(106)

De werkgelegenheid in voltijdequivalenten steeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 17 %. De gemiddelde arbeidskosten vertoonden in de beoordelingsperiode een stijgende trend; in het TNO viel een stijging van 16 % ten opzichte van 2010 te noteren. Aangezien de productie zoals aangegeven in overweging 96 slechts met 7 % steeg, daalde de arbeidsproductiviteit in de beoordelingsperiode met 9 %.

5.6.   Winstgevendheid

Tabel 11

Winstgevendheid

 

2010

2011

2012

TNO

Winstgevendheid (index)

100

96

20

65

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(107)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie voor het soortgelijke product daalde in de beoordelingsperiode en lag iets lager dan het door de bedrijfstak van de Unie geclaimde optimale niveau. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat zij gedurende de hele beoordelingsperiode positief bleef.

(108)

De daling van de winstgevendheid is voornamelijk het gevolg van de stijging van de gemiddelde productiekosten (stijging van bijna 20 % tussen 2010 en het TNO), die niet volledig kon worden gecompenseerd door de stijging van de verkoopprijzen met 12 %, zoals aangegeven in overweging 105.

5.7.   Investeringen, rendement van investeringen en kasstroom

Tabel 12

Investeringen, rendement van investeringen en kasstroom

 

2010

2011

2012

TNO

Jaarlijkse investeringen (index)

100

133

57

Rendement van investeringen (index)

100

86

30

103

Kasstroom (index)

100

116

68

82

(109)

Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Unie in 2010 niet kon investeren. Vervolgens zijn de investeringen in de sulfanilzuursector van 2011 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 43 % afgenomen, en de investeringen in absolute termen kunnen als laag worden beschouwd; zij hadden vooral betrekking op onderhoud. Deze bevindingen komen overeen met het rendement van investeringen en de lage winstgevendheid in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(110)

Het rendement van investeringen kwam in 2011 en 2012 sterk overeen met de ontwikkeling van de winstgevendheid. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek verbeterde het rendement van investeringen. Dankzij de stijging van de winstgevendheid tussen 2012 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek, bereikte het rendement weer het niveau van 2010 (zie tabel 11).

(111)

De kasstroom liet een fluctuerende tendens zien, maar bleef gedurende de hele beoordelingsperiode positief. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek daalde de kasstroom ten opzichte van het niveau van 2010 met 18 %. De bedrijfstak van de Unie heeft geen melding gemaakt van moeilijkheden bij het aantrekken van kapitaal tijdens de beoordelingsperiode.

5.8.   Omvang van de dumping en herstel van eerdere dumping

(112)

Zoals in de overwegingen 41 en 57 tot en met 60 werd geconcludeerd, is in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen dumping uit de betrokken landen geconstateerd.

(113)

Gelet op het ontbreken van invoer met dumping uit de VRC en India en de stijging van de verkochte hoeveelheden, de verkoopsprijzen en de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie, kan worden geconcludeerd dat de maatregelen succesvol waren en dat de bedrijfstak van de Unie zich in de beoordelingsperiode heeft hersteld van de gevolgen van de eerdere dumping. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd een zekere verslechtering van enkele schade-indicatoren zoals winstgevendheid en marktaandeel waargenomen, maar dit kan niet aan de invoer uit de betrokken landen worden toegeschreven omdat deze in die periode zeer laag was. In ieder geval wijzen ook de schade-indicatoren die zich negatief ontwikkelden op een houdbare situatie voor de bedrijfstak van de Unie.

5.9.   Uitvoer door de bedrijfstak van de Unie

(114)

De bedrijfstak van de Unie voerde in 2012 en het TNO slechts verwaarloosbare hoeveelheden uit en daarom wordt geconcludeerd dat de uitvoer geen gevolgen had voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

6.   Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(115)

Hoewel de vastgestelde gemiddelde prijzen voor het betrokken product uit de VRC en India in het TNO en de vergelijking ervan met voorgaande jaren weinig betrouwbaar zijn vanwege de geringe omvang van de invoer, bleek uit het onderzoek evenwel dat het betrokken product uit de VRC en India zonder dumping werd ingevoerd in de Unie.

(116)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie bleef relatief stabiel en de hoeveelheden die niet langer uit de betrokken landen kwamen, werden vervangen door de invoer uit de VS tegen prijzen die vergelijkbaar waren met die van de bedrijfstak van de Unie. De bedrijfstak van de Unie wist de omvang van zijn verkoop en de gemiddelde verkoopprijs te vergroten en een nagenoeg optimale bezettingsgraad te bereiken.

(117)

De bescheiden daling van het marktaandeel en de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie kunnen niet worden toegeschreven aan de Chinese en Indiase invoer, zoals uitgelegd in overweging 113.

(118)

Derhalve kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het TNO geen aanmerkelijke schade heeft geleden.

(119)

Hoewel de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot de schadeanalyse enkele opmerkingen heeft gemaakt die in de overwegingen 89, 90, 98, 99, 103 en 104 aan de orde zijn gekomen, is hij het eens met de algemene conclusie betreffende het ontbreken van aanmerkelijke schade, met name in het TNO.

7.   Waarschijnlijkheid van herhaling van de schade

(120)

Voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade is het van belang dat de bedrijfstak van de Unie bij de optimale bezettingsgraad — die in het TNO werd bereikt — niet in staat was om in de totale behoefte van de Unie te voorzien, zodat een aanzienlijk deel van het verbruik in de Unie moest worden opvangen door invoer.

(121)

Bovendien vervaardigt de bedrijfstak van de Unie slechts zuiver sulfanilzuur, wat betekent dat gebruikers die de voorkeur geven aan technisch sulfanilzuur voor hun productie een beroep moeten doen op invoer.

(122)

Bovendien had de bedrijfstak van de Unie een redelijk stabiel marktaandeel dankzij de verkoop aan een aantal klanten met wie langlopende relaties werden onderhouden. Uit het onderzoek is gebleken dat de aanbieders van sulfanilzuur voor sommige gebruikers aan strenge en dure certificerings- of controleprocessen worden onderworpen, waardoor een overstap naar een andere leverancier wordt bemoeilijkt.

(123)

Tegen deze achtergrond wordt de waarschijnlijkheid van een herhaling van schade indien de maatregelen zouden komen te vervallen, beoordeeld overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

7.1.   De VRC

(124)

Aangezien geen van de Chinese producenten-exporteurs aan het onderzoek heeft meegewerkt, moesten de bevindingen ten aanzien van de VRC overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening worden gebaseerd op de beste beschikbare gegevens, met name het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen.

(125)

Zoals reeds werd geconcludeerd in de overwegingen 63 en 75, beschikken de Chinese producenten over aanzienlijke reservecapaciteit voor de productie van sulfanilzuur en is een herhaling van dumping waarschijnlijk.

(126)

Zoals bovendien in de overwegingen 64 en 87 werd aangegeven, leek de beschikbare informatie erop te wijzen dat de VRC onlangs grotere hoeveelheden sulfanilzuur uit India had verkocht tegen prijzen die lager waren dan die van de bedrijfstak van de Unie.

(127)

Ten slotte lijken de statistieken over de invoer in de Indiase markt vanuit de VRC zoals uiteengezet in overweging 64 aan te tonen dat China zich voornamelijk richt op de verkoop van zuiver sulfanilzuur; als deze verkoop naar de markt van de Unie wordt geleid, zou deze rechtstreeks concurreren met de verkoop van de producent in de Unie.

(128)

Al deze factoren samen geven aan dat de VRC, als de maatregelen komen te vervallen, snel aanzienlijke hoeveelheden sulfanilzuur tegen dumpingprijzen naar de Unie kan uitvoeren zonder dat het de verkoop van andere markten naar de Unie hoeft te verleggen. De markt van de Unie is aantrekkelijk qua prijzen en zou Chinese exporteurs schaalvoordelen opleveren als zij hun productie verhogen. Mocht dit gebeuren, dan zou de bedrijfstak van de Unie met een onmiddellijke terugval van de verkoop en de verkoopprijzen worden geconfronteerd, wat op zijn beurt invloed zou hebben op de bezettingsgraad en de winstgevendheid. Als deze schade-indicatoren zouden verslechteren, zou het herstel van de bedrijfstak van de Unie snel worden teruggedraaid en zou aanmerkelijke schade worden veroorzaakt.

7.2.   India

(129)

Wat India betreft, is, zoals is geconcludeerd in overweging 76, een herhaling van de dumping bij het vervallen van de maatregelen onwaarschijnlijk. In het licht van deze bevinding is een analyse van een herhaling van schade niet nodig.

8.   Conclusie inzake herhaling van schade

(130)

Gelet op de bevindingen van het onderzoek zoals vermeld in de overwegingen hierboven, zou het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk leiden tot een aanzienlijke toename van de uitvoer vanuit de VRC tegen lage prijzen, wat een negatieve invloed zou hebben op de economische en financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie en zou leiden tot een herhaling van aanmerkelijke schade.

(131)

Met betrekking tot India werd de waarschijnlijkheid van een herhaling van schade niet onderzocht wegens de negatieve conclusie inzake herhaling van invoer met dumping uit dat land.

E.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Inleiding

(132)

Wat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van sulfanilzuur uit India betreft, werd geconcludeerd dat herhaling van dumping onwaarschijnlijk was. Daarom is geen bepaling met betrekking tot het belang van de Unie vereist.

(133)

Wat China betreft, werd overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening onderzocht of handhaving van de maatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie als geheel. Het belang van de Unie werd bepaald aan de hand van een afweging van de betrokken belangen, namelijk die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. De belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(134)

Zoals uiteengezet in overweging 113 zijn de maatregelen succesvol geweest en kon de bedrijfstak van de Unie zijn marktpositie consolideren. Tegelijkertijd is in overweging 130 geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ernstig zou verslechteren als de antidumpingmaatregelen tegen China zouden komen te vervallen. Bijgevolg kan worden geconcludeerd dat de handhaving van de maatregelen ten aanzien van China de bedrijfstak van de Unie ten goede zou komen.

3.   Belang van de gebruikers

(135)

Alle bekende gebruikers zijn van de opening van het nieuwe onderzoek op de hoogte gesteld. De Commissie ontving vier volledige antwoorden op de vragenlijst en drie gedeeltelijke antwoorden/opmerkingen van gebruikers van sulfanilzuur. Op grond van deze gegevens werd vastgesteld dat het effect van de kosten van het betrokken product op de productiekosten van de downstreamproducten tussen gebruikers aanzienlijk varieert al naargelang van het soort downstreamproduct.

(136)

Een aantal gebruikers (farmaceutische en producenten van bijzondere verfstoffen) heeft toegegeven dat sulfanilzuur slechts een marginale rol speelt in hun productiekosten en daarom wordt geoordeeld dat de maatregelen nagenoeg geen invloed op hun productiekosten en prijzen hebben.

(137)

Voor andere gebruikers (producenten van additieven voor cement en optische witmakers) bedroeg sulfanilzuur 4 % tot 12 % van de productiekosten van hun downstreamproducten. Deze gebruikers rapporteerden ook verliezen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek en stelden dat hun moeilijke situatie gedeeltelijk te wijten is aan de momenteel geldende rechten.

(138)

Wat dit argument betreft, moet worden opgemerkt dat de invoer uit de VRC in het TNO bijna nul was, zodat rechten ten aanzien van China, die voor een billijke prijs op de markt van de Unie zouden zorgen, in de beoordelingsperiode niet tot extra kosten voor de gebruikers leidden. Dit kon dus geen verklaring zijn voor de moeilijkheden van deze gebruikers. De prijsstijging van het soortgelijke product tijdens de beoordelingsperiode was te wijten aan de stijging van de productiekosten als gevolg van de stijging van de prijs van de belangrijkste grondstof, zoals aangegeven in de overwegingen 105 en 108. De door deze verordening voorgestelde afschaffing van de momenteel geldende douanerechten ten aanzien van de invoer van sulfanilzuur uit India zou op de markt van de Unie direct moeten zorgen voor een gemakkelijkere toegang tot een aanvullende bron van aanbod van sulfanilzuur tegen concurrerende prijzen, wat in het belang van de gebruikers is. Daarom wordt geoordeeld dat de handhaving van de maatregelen ten aanzien van de VRC in de toekomst niet tot onnodige problemen voor gebruikers zal leiden.

4.   Belang van de importeurs

(139)

Alle bekende importeurs zijn van de opening van het nieuwe onderzoek op de hoogte gesteld. Eén importeur van het betrokken product heeft een gedeeltelijk antwoord op de vragenlijst gegeven, waarin hij stelde dat sulfanilzuur geen belangrijke rol speelt bij zijn activiteiten. Geen enkele andere importeur heeft de vragenlijst beantwoord, schriftelijke stukken ingediend of opmerkingen gemaakt. Daar de importeurs geen verdere medewerking hebben verleend, werd geconcludeerd dat het niet in strijd met hun belang zou zijn om de maatregelen ten aanzien van de invoer uit de VRC te handhaven.

5.   Conclusie

(140)

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de VRC niet te handhaven.

F.   HANDHAVING VAN ANTIDUMPINGMAATREGELEN TEN AANZIEN VAN DE VRC EN BEËINDIGING VAN DE ANTIDUMPINGMAATREGELEN TEN AANZIEN VAN INDIA

(141)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan het passend wordt geacht de bestaande antidumpingrechten op de invoer van sulfanilzuur uit de VRC te handhaven en deze in te trekken ten aanzien van de invoer uit India. De belanghebbenden werden ook in de gelegenheid gesteld om hierover opmerkingen te maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden.

(142)

Uit het voorgaande volgt dat overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de VRC, moeten worden gehandhaafd en de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India, moeten worden ingetrokken. Het besluit van de Commissie tot aanvaarding van de huidige verbintenis met betrekking tot de invoer van sulfanilzuur van Kokan moet eveneens worden ingetrokken.

(143)

Aangezien de bedrijfstak van de Unie zich slechts recentelijk heeft hersteld, zal de Commissie, indien het een verzoek in die zin ontvangt van de producent in de Unie, toezicht houden op de invoer van het betrokken product. Het toezicht is beperkt tot een periode van twee jaar na de bekendmaking van deze verordening.

(144)

De handhaving van de in deze verordening vervatte maatregelen tegen China en de intrekking van de maatregelen tegen India zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op sulfanilzuur, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2921 42 00 (Taric-code 2921 42 00 60), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   Het definitieve antidumpingrecht van toepassing op de nettoprijs franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 beschreven producten bedraagt:

Land

Definitief recht (%)

Volksrepubliek China

33,7

3.   Het definitieve antidumpingrecht op sulfanilzuur, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2921 42 00 (Taric-code 2921 42 00 60), van oorsprong uit India wordt ingetrokken en de procedures ten aanzien van deze invoer worden beëindigd.

4.   Besluit 2006/37/EG van de Commissie tot aanvaarding van de huidige verbintenis met betrekking tot de invoer van sulfanilzuur van Kokan Synthetics & Chemicals Pvt. Ltd (India) wordt ingetrokken.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Verordening (EG) nr. 1339/2002 van de Raad van 22 juli 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en India (PB L 196 van 25.7.2002, blz. 11).

(3)  Verordening (EG) nr. 1338/2002 van de Raad van 22 juli 2002 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige compenserende recht op de invoer van sulfanilzuur uit India (PB L 196 van 25.7.2002, blz. 1).

(4)  Besluit 2002/611/EG van de Commissie van 12 juli 2002 tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumping- en antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur uit India (PB L 196 van 25.7.2002, blz. 36).

(5)  Verordening (EG) nr. 236/2004 van de Raad van 10 februari 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1339/2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en India (PB L 40 van 12.2.2004, blz. 17).

(6)  Besluit 2004/255/EG van de Commissie van 17 maart 2004 tot intrekking van Besluit 2002/611/EG van de Commissie tot aanvaarding van een verbintenis die was aangeboden in het kader van de antidumping- en antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur uit India (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 29).

(7)  Besluit 2006/37/EG van de Commissie van 5 december 2005 tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumping- en de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur uit India (PB L 22 van 26.1.2006, blz. 52).

(8)  Verordening (EG) nr. 123/2006 van de Raad van 23 januari 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2002 tot instelling van een definitief compenserend recht op sulfanilzuur uit India en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1339/2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op sulfanilzuur uit onder meer India (PB L 22 van 26.1.2006, blz. 5).

(9)  Verordening (EG) nr. 1000/2008 van de Raad van 13 oktober 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China en India naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen op basis van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 (PB L 275 van 16.10.2008, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 1010/2008 van de Raad van 13 oktober 2008 tot instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2026/97 en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 2026/97 en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1000/2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China en India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 (PB L 276 van 17.10.2008, blz. 3).

(11)   PB C 28 van 30.1.2013, blz. 12.

(12)   PB C 300 van 16.10.2013, blz. 14.

(13)   PB C 300 van 16.10.2013, blz. 5.

(14)  Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93).

(15)  Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft de producent in de Unie verzocht de omvang en waarde van de invoer van sulfanilzuur uit de betrokken landen ook in bandbreedtes weer te geven, omdat het moeilijk was om de daadwerkelijke ontwikkeling (absolute termen) van de cijfers te beoordelen aan de hand van de geïndexeerde cijfers en de daarop gebaseerde conclusies van de Commissie te begrijpen.

(16)  Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft de producent in de Unie verzocht de omvang en waarde van de invoer van sulfanilzuur uit de betrokken landen ook in bandbreedtes weer te geven, omdat het moeilijk was om de daadwerkelijke ontwikkeling (absolute termen) van de cijfers te beoordelen aan de hand van de geïndexeerde cijfers en de daarop gebaseerde conclusies van de Commissie te begrijpen.


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/101


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1347/2014 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

tot beëindiging van het definitief compenserend recht op sulfanilzuur uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) Nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) („de basisverordening”), en met name de artikelen 14 en 18,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

In juli 2002 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1338/2002 (2) een definitief compenserend recht van 7,1 % ingesteld op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India („het oorspronkelijke onderzoek”).

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1339/2002 (3) heeft de Raad in juli 2002 een definitief antidumpingrecht van 21 % ingesteld op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”), evenals een definitief antidumpingrecht van 18,3 % op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India.

(3)

Bij Besluit 2002/611/EG (4) heeft de Commissie met betrekking tot de antidumping- en antisubsidiemaatregelen op de invoer uit India een prijsverbintenis aanvaard die werd aangeboden door de Indiase producent-exporteur Kokan Synthetics and Chemicals Pvt. Ltd („Kokan”).

(4)

Naar aanleiding van de vrijwillige opzegging van de verbintenis door Kokan heeft de Commissie in maart 2004 bij Besluit 2004/255/EG (5) Besluit 2002/611/EG ingetrokken.

(5)

Bij Besluit 2006/37/EG (6) heeft de Commissie een nieuwe door Kokan aangeboden verbintenis met betrekking tot de antidumping- en antisubsidiemaatregelen op de invoer uit India aanvaard. De Verordeningen (EG) nr. 1338/2002 en (EG) nr. 1339/2002 van de Raad werden bij Verordening (EG) nr. 123/2006 van de Raad (7) dienovereenkomstig gewijzigd.

(6)

Bij Verordening (EG) nr. 1000/2008 (8) heeft de Raad, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, antidumpingrechten ingesteld op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de VRC en India. Bij Verordening (EG) nr. 1010/2008 (9) heeft de Raad naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek en een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen definitieve compenserende rechten ingesteld op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India en de hoogte van de antidumpingrechten op de invoer van sulfanilzuur uit India gewijzigd.

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(7)

Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende compenserende maatregelen op korte termijn zouden vervallen (10), heeft de Commissie op 1 juli 2013 een verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van deze maatregelen ontvangen op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 597/2009. Het verzoek werd ingediend door CUF — Quimicos Industriais („de indiener van het verzoek” of „CUF”), de enige producent van sulfanilzuur in de Unie, die dus goed is voor 100 % van de productie in de Unie.

(8)

De reden voor dit verzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van de subsidiëring en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

3.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(9)

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 16 oktober 2013 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (11) („het bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 18 van de basisverordening aangekondigd.

4.   Parallelle onderzoeken

(10)

Met de bekendmaking van een bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie van 16 oktober 2013 (12) heeft de Commissie tevens een nieuw onderzoek geopend in verband met het vervallen van de maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit onder meer India. Dit onderzoek werd geopend krachtens artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (13).

5.   Onderzoek

5.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(11)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van subsidiëring had betrekking op de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van de voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot het eind van het TNO („de beoordelingsperiode”).

5.2.   Betrokken partijen

(12)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de producenten-exporteurs in India, de importeurs, de haar bekende betrokken gebruikers en de vertegenwoordigers van het uitvoerende land in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(13)

De enige producent in de Unie was de enige belanghebbende die hierom verzocht, en werd gehoord.

5.3.   Steekproefneming

(14)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in India en het grote aantal niet-verbonden importeurs in de Unie werd in het bericht van opening overwogen om overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd bovengenoemde partijen verzocht zich binnen vijftien dagen na de opening van het nieuwe onderzoek bij haar kenbaar te maken en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken.

(15)

De Commissie heeft hierop twee reacties van Indiase producenten-exporteurs ontvangen. Bijgevolg is geen steekproef samengesteld.

(16)

Eén niet-verbonden importeur heeft op het steekproefformulier geantwoord, maar voerde het betrokken product niet in uit het betrokken land, en heeft de vragenlijst niet beantwoord. Bijgevolg is geen steekproef samengesteld.

(17)

Omdat er in de Unie slechts één producent is, is voor de bedrijfstak van de Unie geen steekproef samengesteld.

5.4.   Onderzoek

(18)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of het waarschijnlijk was dat de subsidiëring en daaruit resulterende schade zouden voortduren of opnieuw zouden optreden en om het belang van de Unie te bepalen. De Commissie heeft aan de enige producent in de Unie, de twee producenten-exporteurs in India, de Indiase overheid, de haar bekende importeurs en gebruikers in de Unie een vragenlijst gestuurd.

(19)

Van de twee Indiase producenten-exporteurs heeft er slechts één een volledig antwoord ingediend. Deze Indiase producent vertegenwoordigde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een groot deel van de totale Indiase uitvoer naar de Unie.

(20)

De Commissie heeft in Delhi ook overleg gevoerd met de Indiase overheid, de overheid van Maharashtra, de overheid van Gujarat en de Reserve Bank of India.

(21)

Daarnaast werd bij de volgende ondernemingen ter plaatse een controle uitgevoerd:

a)

Producent in de Unie:

CUF — Quimicos Industriais, Estarreja, Portugal

b)

Producenten-exporteurs:

Kokan Synthetics & Chemicals Pvt. Ltd, Khed, India

c)

Gebruikers in de Unie:

Blankophor GmbH, Leverkusen, Duitsland

Hovione Farmaciencia SA, Loures, Portugal

IGCAR Chemicals, S.L., Rubi, Spanje.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(22)

Het betrokken product is sulfanilzuur, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2921 42 00 (Taric-code 2921 42 00 60). Er zijn twee soorten sulfanilzuur: een technische soort en een zuivere soort. De zuivere soort wordt ook wel in de handel gebracht als een zout van sulfanilzuur. Sulfanilzuur wordt gebruikt als grondstof bij de productie van optische witmakers, additieven voor beton, kleurstoffen voor levensmiddelen en speciale verfstoffen. Ook wordt het op beperkte schaal gebruikt in de farmaceutische industrie. Hoewel vaststaat dat beide soorten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en derhalve als één enkel product worden beschouwd, dient te worden opgemerkt dat het onderzoek heeft aangetoond dat zij in de praktijk slechts beperkt onderling verwisselbaar zijn. Met name gebruikers die van zuiver sulfanilzuur afhankelijk zijn, kunnen de technische soort slechts gebruiken indien zij deze zelf verder kunnen zuiveren. Gebruikers die technisch sulfanilzuur nodig hebben of daar een voorkeur voor hebben, kunnen in theorie de zuivere soort gebruiken, maar dit is vanwege het prijsverschil (20 %-25 %) economisch niet haalbaar.

(23)

Sulfanilzuur is een echt basisproduct waarvan de fysische, chemische en technische basiseigenschappen identiek zijn, ongeacht het land van oorsprong. Het betrokken product en de door de producent-exporteur in India vervaardigde en op de binnenlandse markt en aan derde landen verkochte producten, alsmede de producten die de producenten van de Unie vervaardigen en op de markt van de Unie verkopen, hebben dus dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen en worden in wezen voor dezelfde doeleinden gebruikt, zodat zij als soortgelijke producten in de zin van artikel 2 van de basisverordening worden beschouwd.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SUBSIDIËRING

1.   Inleiding

(24)

De medewerking van de Indiase exporteurs bleef beperkt tot één producent-exporteur. Bij gebrek aan medewerking van andere producenten moest het tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidiebedrag op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, d.w.z. de antwoorden van de medewerkende onderneming, die goed was voor een groot deel van de uitvoer uit India naar de Unie, en de door de Indiase instanties verstrekte gegevens.

(25)

Op basis van de informatie in het verzoek en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie werd een onderzoek ingesteld naar de hieronder genoemde regelingen in het kader waarvan subsidies zouden worden verstrekt.

Subsidieregelingen die tijdens het oorspronkelijke onderzoek zijn onderzocht:

Voor het gehele land geldende regelingen:

a)

Export Processing Zones Scheme („EPZ”, regeling exportgerichte productiezones)/Special Economic Zones Scheme („SEZS”, regeling bijzondere economische zones)/Export Oriented Units Scheme („EOUS”, regeling exportgerichte bedrijven);

b)

Duty Entitlement Passbook Scheme („DEPBS”, kredietregeling voor invoerrechten);

c)

Export Promotion Capital Goods Scheme („EPCGS”, regeling kapitaalgoederen voor exportbevordering);

d)

Income Tax Exemption Scheme („ITES”, regeling voor vrijstelling van inkomstenbelasting);

e)

Advance Authorisation Scheme („AAS”, regeling voorafgaande vergunningen);

Regionale regelingen:

f)

Package Scheme of Incentives („PSI”, pakket stimuleringsmaatregelen) van de overheid van Maharashtra;

Subsidieregelingen die niet tijdens het oorspronkelijke onderzoek, maar tijdens het eerste nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en het tussentijdse nieuwe onderzoek zijn onderzocht:

Voor het gehele land geldende regelingen:

g)

Export Credit Scheme („ECS”, regeling exportkredieten);

subsidieregelingen die niet tijdens het oorspronkelijke onderzoek of eerdere nieuwe onderzoeken zijn onderzocht:

Voor het gehele land geldende regelingen:

h)

Focus Product Scheme („FPS”, regeling focusproducten);

i)

Duty Free Import Authorisation („DFIA”, vergunning voor rechtenvrije invoer);

j)

Duty Drawback Scheme („DDS”, regeling voor de terugbetaling van rechten);

k)

Focus Market Scheme („FMS”, focusmarktregeling);

l)

Status Holder Incentive Scrip („SHIS”, stimuleringscertificaat voor statushouders);

m)

Kapitaalinjecties;

Regionale regelingen:

n)

Regionale regelingen van de overheid van Gujarat.

(26)

De regelingen a), b), c), e), h), i), k) en l) zijn gebaseerd op de Wet op de ontwikkeling en regeling van de buitenlandse handel van 1992 („Foreign Trade (Development and Regulation) Act 1992 (No 22 of 1992)”), die op 7 augustus 1992 in werking is getreden. Deze wet geeft de Indiase overheid het recht mededelingen te doen in verband met het in- en uitvoerbeleid. Deze mededelingen worden samengevat in documenten over het buitenlandsehandelsbeleid, die om de vijf jaar door het ministerie van Handel worden uitgegeven en regelmatig worden bijgewerkt. Het document over het buitenlandsehandelsbeleid dat relevant is voor het TNO van dit onderzoek is Foreign Trade Policy 2009-2014 („FTP 09-14”). Bovendien heeft de Indiase overheid de procedures voor FTP 09-14 vastgesteld in een Handbook of Procedures, Volume I („HOP I 09-14”). Dit procedurehandboek wordt regelmatig bijgewerkt.

(27)

De onder d) vermelde regeling Vrijstelling inkomstenbelasting is gebaseerd op de Wet Inkomstenbelasting van 1961, die jaarlijks bij de begrotingswet wordt gewijzigd.

(28)

De onder f) en n) bedoelde regionale regelingen worden beheerd door de deelstaten Gujarat en Maharashtra en vinden hun grondslag in besluiten van het Ministerie van Industrie, Energie en Werkgelegenheid van de overheid van Maharashtra en besluiten van het Ministerie van Industrie en Mijnbouw van de overheid van Gujarat.

(29)

De onder g) genoemde Regeling exportkredieten is gebaseerd op de artikelen 21 en 35A van de Banking Regulation Act 1949, die de Reserve Bank of India („RBI”) machtigt handelsbanken instructies over exportkredieten te geven.

(30)

Het onder j) genoemde Duty Drawback Scheme (DDS) is gebaseerd op artikel 75 van de Customs Act van 1962, artikel 37 van de Central Excise Act van 1944, de artikelen 93A en 94 van de Financial Act van 1994 en de Customs, Central Excise Duties and Service Tax Drawback Rules van 1995. De terugbetalingspercentages worden regelmatig gepubliceerd; in het TNO waren de All Industry Rates (AIR) of Duty Drawback 2012-13 van toepassing, bekendgemaakt in mededeling nr. 92/2012-Cus.(N.T.). De regeling voor de terugbetaling van rechten wordt in hoofdstuk 4 van FTP 09-14 ook een regeling voor kwijtschelding van rechten genoemd.

2.   Regeling exportgerichte productiezones („EPZ”)/bijzondere economische zones („SEZ”)/exportgerichte bedrijven („EOUS”)

(31)

De medewerkende producent-exporteur bleek zich niet in een bijzondere economische zone of in een exportgerichte productiezone te bevinden. Wel was de medewerkende producent-exporteur opgericht in het kader van de Regeling exportgerichte bedrijven en ontving hij in het tijdvak van het nieuwe onderzoek subsidies die aanleiding geven tot compenserende maatregelen. De onderstaande beschrijving en beoordeling betreffen dus uitsluitend de Regeling exportgerichte bedrijven.

a)   Rechtsgrondslag

(32)

Deze regeling is nauwkeurig beschreven in hoofdstuk 6 van het FTP 09-14 en hoofdstuk 6 van het HOP I 09-14.

b)   Subsidiabiliteit

(33)

Met uitzondering van zuivere handelsondernemingen komen alle ondernemingen die er zich in principe toe verbinden hun gehele productie van goederen of diensten uit te voeren, voor de regeling exportgerichte bedrijven in aanmerking. Industriële ondernemingen moeten evenwel een minimumbedrag (10 miljoen Indiase roepies) in vaste activa investeren om voor de EOUS in aanmerking te komen.

c)   Toepassing in de praktijk

(34)

Exportgerichte bedrijven kunnen overal in India worden gevestigd of opgericht.

(35)

In een aanvraag om als exportgericht bedrijf te worden erkend, moeten onder meer gegevens worden verstrekt over het geplande volume van de productie, de geprojecteerde exportwaarde en de behoefte aan ingevoerde en binnenlandse inputs over een periode van vijf jaar. Indien de aanvraag wordt aanvaard, worden de aan deze aanvaarding verbonden voorwaarden aan de onderneming meegedeeld. De erkenning als exportgericht bedrijf geldt voor vijf jaar. De erkenning kan worden verlengd.

(36)

Een belangrijke verplichting voor exportgerichte bedrijven is volgens het FTP 09-14 dat hun deviezenrekening een positief saldo moet vertonen, d.w.z. dat de totale waarde van hun uitvoer gedurende een referentieperiode van vijf jaar groter moet zijn dan de totale waarde van hun invoer.

(37)

Exportgerichte bedrijven komen in aanmerking voor de volgende voordelen:

i)

vrijstelling van invoerrechten voor alle soorten goederen (waaronder kapitaalgoederen, grondstoffen en verbruiksgoederen) die nodig zijn voor de fabricage, productie of verwerking of die in verband daarmee worden gebruikt;

ii)

vrijstelling van accijnzen op in het binnenland aangekochte goederen;

iii)

terugbetaling van de nationale omzetbelasting op ter plaatse aangekochte goederen;

iv)

gedeeltelijke terugbetaling van de accijnzen die zijn betaald op brandstof die bij binnenlandse oliemaatschappijen wordt betrokken.

(38)

Bedrijven die in het kader van deze regelingen werkzaam zijn, staan overeenkomstig artikel 65 van de Customs Act onder toezicht van douaneambtenaren.

(39)

De medewerkende producent-exporteur opereerde in de eerste vier maanden van het TNO onder de regeling exportgerichte bedrijven. De formele brief waarmee de onderneming afstand nam van de regeling, is gedateerd 6 februari 2013. De onderneming heeft in het TNO derhalve enkel van de regeling gebruikgemaakt om de nationale omzetbelasting terugbetaald te krijgen. Uit het onderzoek bleek dat de betrokken producent-exporteur evenwel geen voordeel had behaald door de vrijstelling van invoerrechten en accijnzen over aankopen op de binnenlandse markt, en van de gedeeltelijke terugbetaling van de accijnzen die zijn betaald op brandstof die bij binnenlandse oliemaatschappijen werd betrokken.

d)   Conclusies betreffende de EOUS-regeling

(40)

De terugbetaling van de nationale omzetbelasting is een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a) ii), van de basisverordening. De overheid derft door deze regeling inkomsten en verleent het exportgerichte bedrijf aldus een voordeel in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening, daar dit bedrijf hierdoor over meer liquide middelen beschikt doordat het nationale omzetbelasting terugbetaald krijgt die het normaliter verschuldigd zou zijn. De subsidie is rechtens afhankelijk van uitvoerprestaties en wordt derhalve geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen ingevolge artikel 4, lid 4, onder a), van de basisverordening. Om voor deze voordelen in aanmerking te komen, moet een bedrijf volgens punt 6.1 van het FTP 09-14 exportgericht zijn.

e)   Berekening van het subsidiebedrag

(41)

Het subsidiebedrag werd berekend aan de hand van het bedrag van de omzetbelasting dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd terugbetaald op aangekochte binnenlandse goederen. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag toegerekend aan de totale waarde van de uitvoer in het nieuwe tijdvak van het nieuwe onderzoek als geschikte noemer, omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet werd toegekend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. De op deze wijze berekende subsidiemarge bedroeg 1,4 %.

3.   Kredietregeling voor invoerrechten (DEPBS)

(42)

Er werd bevestigd dat de DEPBS met ingang van 30 september 2011, dat wil zeggen nog vóór het TNO, feitelijk is ingetrokken. Daarom hoefde deze regeling voor dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

4.   Regeling kapitaalgoederen voor exportbevordering (EPCGS)

a)   Rechtsgrondslag

(43)

De EPCGS is nauwkeurig beschreven in hoofdstuk 5 van het FTP 09-14 en hoofdstuk 5 van het HOP I 09-14.

b)   Bevindingen

(44)

De medewerkende Indiase producent-exporteur bleek in het TNO geen voordelen in het kader van deze regeling te hebben verkregen. Daarom hoefde deze regeling voor dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

5.   Income Tax Exemption Scheme („ITES”, regeling voor vrijstelling van inkomstenbelasting)

(45)

Er werd bevestigd dat de ITES in april 2011, dat wil zeggen vóór het TNO, is afgeschaft. Daarom hoefde deze regeling voor dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

6.   Advance Authorisation Scheme („AAS”, regeling voorafgaande vergunningen)

a)   Rechtsgrondslag

(46)

Deze regeling is nauwkeurig beschreven in de punten 4.1.3.1 tot en met 4.1.14 van het FTP 09-14 en de punten 4.1 tot en met 4.30 van het HOP I 09-14.

b)   Bevindingen

(47)

De medewerkende Indiase producent-exporteur bleek in het TNO geen voordelen in het kader van deze regeling te hebben verkregen. Daarom hoefde deze regeling voor dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

7.   Package Scheme of Incentives („PSI”, pakket stimuleringsmaatregelen) van de overheid van Maharashtra

a)   Rechtsgrondslag

(48)

Om ondernemingen aan te moedigen zich in minder ontwikkelde gebieden van Maharashtra te vestigen, verleent de overheid van deze deelstaat sinds 1964 in het kader van het Package Scheme of Incentives (pakket stimuleringsmaatregelen of „PSI”) voordelen aan nieuwe fabrieken die in ontwikkelingsgebieden worden opgezet. De regeling is sinds de invoering ervan meerdere malen gewijzigd en in het TNO waren er twee pakketten stimuleringsmaatregelen van kracht: PSI 2007 (dat van kracht was tot en met april 2013) en PSI 2013. Het PSI van Maharashtra bestaat uit verschillende subregelingen. De belangrijkste daarvan zijn: i) terugbetaling van de octrooibelasting/inschrijvingsbelasting, ii) vrijstelling van elektriciteitsheffing, iii) vrijstelling/uitstel van betaling van de plaatselijke omzetbelasting, iv) rentesubsidie voor nieuwe vestigingen, en v) bepaalde subsidies voor kleine en middelgrote ondernemingen voor het moderniseren van hun technologie. Uit het onderzoek bleek dat de enige subregeling waarvan de medewerkende producent-exporteur in het TNO gebruik maakte, de subregeling betreffende uitstel van betaling van omzetbelasting was (deel van punt iii)), die in feite onder het PSI 2001 viel maar waarvan in het TNO nog steeds een deel moest worden terugbetaald.

b)   Subsidiabiliteit

(49)

Om voor deze regeling in aanmerking te komen, moeten ondernemingen in de regel in minder ontwikkelde gebieden van de deelstaat investeren (die op grond van hun economische ontwikkeling zijn ingedeeld in verschillende categorieën, nl. weinig ontwikkelde, minder ontwikkelde en minst ontwikkelde gebieden) door daar een nieuwe fabriek op te zetten of door grootschalige investeringen te doen in de uitbreiding of diversificatie van bestaande fabrieken. De voornaamste criteria voor het vaststellen van het bedrag van stimuleringsmaatregelen zijn de classificatie van het gebied waar de fabriek is of zal worden gevestigd en de omvang van de investeringen.

c)   Toepassing in de praktijk

(50)

In het door de overheid van Maharashtra aan de medewerkende producent-exporteur afgegeven certificaat werd bepaald dat de onderneming, op grond van de subregeling „uitstel betaling omzetbelasting”, de betaling van de over de binnenlandse verkoop geheven nationale omzetbelasting mocht uitstellen.

d)   Conclusie

(51)

In het kader van het pakket stimuleringsmaatregelen van de overheid van Maharashtra worden subsidies verleend in de zin van artikel 3, punt 1, onder a), ii), en artikel 3, punt 2, van de basisverordening. De hierboven onderzochte subregeling is een financiële bijdrage van de overheid van Maharashtra, aangezien hierdoor de inning van inkomsten van deze overheid wordt uitgesteld, die anders opeisbaar zouden zijn geweest. Dit uitstel verleent de onderneming voordeel, aangezien haar liquiditeit hierdoor verbetert.

(52)

Alleen ondernemingen die geïnvesteerd hebben in bepaalde geografische gebieden die onder de jurisdictie van de deelstaat Maharashtra vallen, komen voor de subregeling in aanmerking. Ondernemingen die buiten deze gebieden zijn gevestigd, komen niet in aanmerking. De hoogte van het voordeel is afhankelijk van het gebied in kwestie. De regeling is specifiek in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), en artikel 4, lid 3, van de basisverordening en geeft derhalve aanleiding tot compenserende maatregelen.

e)   Berekening van het subsidiebedrag

(53)

Het bedrag aan omzetbelasting dat in het kader van het uitstelelement van de regeling aan het einde van het TNO nog moest worden betaald, werd beschouwd als een door de overheid van Maharashtra verstrekte rentevrije lening voor hetzelfde bedrag. Het voordeel van de medewerkende producent-exporteur werd derhalve berekend op basis van de rente die de onderneming voor een vergelijkbare commerciële lening in het TNO verschuldigd zou zijn geweest.

(54)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd het subsidiebedrag (de teller van de breuk) omgeslagen over de totale omzet van de onderneming in het TNO, aangezien de subsidie niet afhankelijk is van de uitvoer en evenmin van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden.

(55)

Op basis van het bovenstaande heeft de onderneming in het kader van deze regeling een subsidie van 1,1 % verkregen.

8.   Regeling exportkredieten (ECS)

(56)

Er werd vastgesteld dat de preferentiële rentetarieven voor exportkredieten in het kader van deze steunregeling, na wijzigingen in de ECS met betrekking tot exportkredieten in Indiase roepies (juli 2010) en buitenlandse valuta (mei 2012) in beginsel zijn vervallen, behalve voor een beperkt aantal specifieke industriële sectoren. Omdat bleek dat de chemische sector in kwestie niet voorkwam op de lijst van sectoren die in het TNO in aanmerking kwamen voor de subsidiëring van rentes, hoefde deze regeling in het kader van dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

9.   Focus Product Scheme („FPS”, regeling focusproducten)

a)   Rechtsgrondslag

(57)

De regeling wordt uitvoerig beschreven in punt 3.15 van het FTP 09-14 en in punt 3.9 van het HOP I 09-14.

b)   Bevindingen

(58)

De medewerkende Indiase producent-exporteur bleek tijdens het TNO geen voordelen in het kader van deze regeling te hebben verkregen. Daarom hoefde deze regeling voor dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

10.   Duty Free Import Authorisation („DFIA”, vergunning voor rechtenvrije invoer)

a)   Rechtsgrondslag

(59)

Deze regeling wordt uitvoerig beschreven in de punten 4.2.1 tot en met 4.2.7 van het FTP 09-14 en in de hoofdstukken 4.31 tot en met 4.36 van het HOP I 09-14.

b)   Bevindingen

(60)

De medewerkende Indiase producent-exporteur bleek tijdens het TNO geen voordelen in het kader van de DFIA te hebben verkregen. Daarom hoefde deze regeling voor dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

11.   Duty Drawback Scheme („DDS”, regeling voor de terugbetaling van rechten);

a)   Rechtsgrondslag

(61)

De DDS is uitvoerig beschreven in de Custom & Central Excise Duties Drawback Rules 1995 en de wijzigingen daarvan bij latere mededelingen.

b)   Subsidiabiliteit

(62)

Alle producenten-exporteurs of handelaren-exporteurs komen voor deze regeling in aanmerking.

c)   Toepassing in de praktijk

(63)

Een in aanmerking komende exporteur kan een terugbetalingsbedrag aanvragen dat wordt berekend als percentage van de fob-waarde van de in het kader van deze regeling uitgevoerde producten. De Indiase autoriteiten hebben terugbetalingspercentages vastgesteld voor een aantal producten, waaronder het betrokken product. Deze worden vastgesteld op basis van de gemiddelde hoeveelheid of waarde van materialen die worden gebruikt als inputs bij de productie van een product en het gemiddelde bedrag van de op inputs betaalde rechten. Ze zijn van toepassing ongeacht of er daadwerkelijk invoerrechten zijn betaald. Het DDS-percentage voor het betrokken product bedroeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 4 % van de fob-waarde.

(64)

Om voor de voordelen van deze regeling in aanmerking te komen, moet een onderneming exporteren. Op het moment dat de verzendingsgegevens worden ingevoerd in de douaneserver (ICEGATE), wordt aangegeven dat de uitvoer plaatsvindt onder de DDS-regeling en wordt het DDS-bedrag onherroepelijk vastgesteld. Nadat het expeditiebedrijf het Export General Manifest (EGM; algemeen manifest voor uitvoer) heeft ingediend en het douanekantoor heeft vastgesteld dat de gegevens overeenkomen met de gegevens in de ladingsbrief, is voldaan aan alle voorwaarden voor goedkeuring van de uitkering van het terugbetalingsbedrag hetzij door rechtstreekse overmaking naar de bankrekening van de exporteur hetzij per wissel.

(65)

De exporteur moet tevens bewijs voorleggen van de verwezenlijking van de uitvoer in de vorm van een Bank Realisation Certificate (BRC, bankcertificaat). Dit document mag worden voorgelegd na de uitkering van het terugbetalingsbedrag, maar de Indiase overheid vordert het uitgekeerde bedrag terug als de exporteur het BRC niet binnen een gegeven termijn indient.

(66)

Het terugbetalingsbedrag mag voor elk gewenst doeleinde worden gebruikt.

(67)

In overeenstemming met de Indiase boekhoudregels kan het terugbetalingsbedrag op transactiebasis als inkomsten worden geboekt nadat aan de uitvoerverplichting is voldaan.

(68)

De medewerkende Indiase producent-exporteur bleek in het tijdvak van het nieuwe onderzoek gebruik te maken van de DDS toen het niet langer deelnam aan de regeling exportgerichte bedrijven.

d)   Conclusies betreffende de DDS

(69)

In het kader van de DDS-regeling worden subsidies verleend in de zin van artikel 3, punt 1, onder a) ii), en artikel 3, punt 2, van de basisverordening. Een terugbetaling van rechten vormt een financiële bijdrage door de Indiase overheid, aangezien het in de vorm van een rechtstreekse overdracht van middelen door de Indiase overheid wordt uitgekeerd. Verder verkrijgt de exporteur door het terugbetalingsbedrag een voordeel, want zijn liquiditeit wordt hierdoor verbeterd.

(70)

Voorts is de DDS rechtens afhankelijk van uitvoerprestaties; zij wordt daarom geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen in de zin van artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder a), van de basisverordening.

(71)

Deze regeling kan niet worden beschouwd als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of voor vervangende inputs in de zin van artikel 3, punt 1, onder a) ii), van de basisverordening. Zij voldoet niet aan de strikte voorschriften die zijn vastgesteld in bijlage I, punt i), bijlage II (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor inputs) en bijlage III (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor vervangende inputs) bij de basisverordening.

(72)

Bovendien is er geen systeem of procedure aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke inputs bij de vervaardiging van het exportproduct werden gebruikt, dan wel of te veel invoerrechten werden betaald in de zin van bijlage I, punt i), en de bijlagen II en III bij de basisverordening. Ten slotte kan een exporteur voor de DDS-voordelen in aanmerking komen ongeacht of hij al dan niet inputs invoert. Om het voordeel te verkrijgen, is het voldoende dat de exporteur goederen uitvoert; hij hoeft niet aan te tonen dat inputs werden ingevoerd. Zo komen zelfs exporteurs die al hun inputs op de binnenlandse markt aankopen en die geen goederen invoeren die als inputs kunnen worden gebruikt, toch voor de DDS in aanmerking.

(73)

Dit wordt bevestigd in circulaire nr. 24/2001 van de Indiase overheid, waarin duidelijk wordt gesteld dat „[terugbetalingspercentages] geen betrekking hebben op het werkelijke verbruikspatroon van inputs en het werkelijke toepasselijke recht op inputs van een bepaalde exporteur of van afzonderlijke zendingen […]” en regionale overheden wordt opgedragen „de eenheden in het veld naast de door de exporteur ingediende aanvraag van terugbetaling geen bewijs van werkelijk geheven rechten op inputs van ingevoerde of inheemse aard […] te doen verlangen”.

(74)

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de DDS aanleiding geeft tot compenserende maatregelen.

e)   Berekening van het subsidiebedrag

(75)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, en artikel 5, bij de basisverordening werd het tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidiebedrag berekend in termen van het door de ontvanger daarmee verkregen voordeel, waarvan het bestaan werd vastgesteld in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Er werd van uitgegaan dat de ontvanger het voordeel verkreeg op het ogenblik dat een uitvoertransactie in het kader van deze regeling plaatsvond. Op dat ogenblik is de Indiase overheid gehouden het terugbetalingsbedrag uit te keren, wat een financiële bijdrage is in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. Als de douaneautoriteiten eenmaal een ladingsbrief voor de uitvoer afgeven, waarin onder meer het voor die uitvoertransactie toe te kennen bedrag aan terug te betalen rechten is vermeld, heeft de Indiase overheid geen zeggenschap meer over het al dan niet toekennen van de subsidie. Gezien het bovenstaande lijkt het passend om voor de berekening van het door de DDS toegekende voordeel uit te gaan van alle terugbetalingsbedragen die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek voor uitvoertransacties zijn verworven.

(76)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, bij de basisverordening werd het bedrag van deze subsidies omgeslagen over de totale waarde van de uitvoer van het betrokken product in het TNO (de noemer), omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet werd verleend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden.

(77)

Gezien het bovenstaande werd met betrekking tot deze regeling voor de medewerkende Indiase producent-exporteur een subsidiepercentage van 0,6 % vastgesteld.

12.   Focus Market Scheme („FMS”, focusmarktregeling)

a)   Rechtsgrondslag

(78)

De regeling wordt uitvoerig beschreven in punt 3.14 van het FTP 09-14 en punt 3.8 van het HOP I 09-14.

b)   Bevindingen

(79)

De medewerkende Indiase producent-exporteur bleek tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen voordelen in het kader van de FMS te hebben verkregen. Daarom hoefde deze regeling voor dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

13.   Status Holder Incentive Scrip („SHIS”, stimuleringscertificaat voor statushouders)

a)   Rechtsgrondslag

(80)

De regeling wordt uitvoerig beschreven in punt 3.16 van het FTP 09-14 en in punt 3.10 van het HOP I 09-14.

b)   Bevindingen

(81)

De medewerkende Indiase producent-exporteur bleek tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen voordelen in het kader van het SHIS te hebben verkregen. Daarom hoefde deze regeling voor dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

14.   Kapitaalinjecties

(82)

De medewerkende Indiase producent-exporteur bleek noch van kapitaalinjecties van de Indiase overheid, noch van kapitaalinjecties van regionale overheden te hebben geprofiteerd. Daarom hoefde deze regeling voor dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

15.   Regionale regelingen van de overheid van Gujarat

(83)

Er werd bevestigd dat de medewerkende producent-exporteur geen verbonden ondernemingen of productiefaciliteiten in de deelstaat Gujarat heeft. Daarom hoefden de regionale regelingen van de overheid van Gujarat voor dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

16.   Bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies

(84)

De in het tijdvak van het nieuwe onderzoek overeenkomstig de basisverordening tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies bedroegen voor de onderzochte producent-exporteur 3,1 % van de waarde.

Kokan Synthetics & Chemicals Pvt. Ltd

Regeling

%

EOUS (*1)

1,4

DEPBS (*1)

nihil

EPCGS (*1)

nihil

ITES

nihil

AAS (*1)

nihil

PSI (regionale regeling Maharashtra)

1,1

ECS (*1)

nihil

FPS (*1)

nihil

DFIA (*1)

nihil

DDS (*1)

0,6

FMS (*1)

nihil

SHIS (*1)

nihil

Kapitaalinjecties

nihil

Regionale regelingen van Gujarat

nihil

TOTAAL

3,1

(85)

Volgens de beschikbare informatie nam de medewerkende producent-exporteur tijdens het TNO een groot deel van de uitvoer van sulfanilzuur vanuit India naar de Unie voor zijn rekening. Er was geen informatie beschikbaar waaruit bleek dat de hoogte van de subsidiëring van andere eventueel bestaande producenten-exporteurs geringer zou zijn.

17.   Waarschijnlijkheid van voortzetting van subsidiëring

(86)

Overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de basisverordening werd onderzocht of het waarschijnlijk is dat de subsidiëring zou worden voortgezet indien de compenserende maatregelen zouden vervallen.

(87)

Vastgesteld werd dat — hoewel de bij het nieuwe onderzoek vastgestelde subsidiemarge lager is dan die welke tijdens het oorspronkelijke onderzoek en het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen naar voren kwam — de medewerkende Indiase exporteur van het betrokken product in het TNO nog steeds voordeel had verkregen door subsidies van de Indiase overheid die aanleiding geven tot compenserende maatregelen. Er bestaan geen aanwijzingen dat de DDS — het belangrijkste programma waar de onderneming gebruik van maakt nu het niet meer deelneemt aan de regeling exportgerichte bedrijven — in de nabije toekomst zal worden afgeschaft. Onder deze omstandigheden is het duidelijk dat de exporteur van het betrokken product ook in de toekomst subsidies zal blijven ontvangen die aanleiding geven tot compenserende maatregelen.

D.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SCHADE

1.   Productie in de Unie en definitie van de bedrijfstak van de Unie

(88)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd het soortgelijke product in de Unie vervaardigd door één producent in de Unie, die dan ook goed was voor 100 % van de productie in de Unie en de bedrijfstak van de Unie vormt in de zin van artikel 9, lid 1, van de basisverordening.

2.   Verbruik in de Unie

(89)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld aan de hand van:

de omvang van de verkoop van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie;

de omvang van de invoer van sulfanilzuur (Taric-codeniveau) in de Unie, zoals gerapporteerd door Eurostat.

(90)

Daar de bedrijfstak van de Unie uit slechts één producent bestaat en er slechts één producent-exporteur in de VS is, moeten de gegevens in onderstaande tabellen in het belang van de geheimhouding van bedrijfsinformatie in geïndexeerde vorm worden vermeld.

Tabel 1

Verbruik in de Unie

Omvang (index)

2010

2011

2012

TNO

Verbruik in de Unie (2010 = 100)

100

106

106

114

Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst.

(91)

Uit het onderzoek bleek dat de markt voor sulfanilzuur in de beoordelingsperiode geleidelijk is gegroeid en tegen het einde van het TNO met 14 % was toegenomen.

3.   Invoer uit het betrokken land

a)   Omvang van de invoer en marktaandeel

Tabel 2

Invoer uit het betrokken land

Omvang van de invoer (index)

2010

2011

2012

TNO

India

100

422

187

52

Bron: Eurostat.


Tabel 2 bis

Invoer uit het betrokken land

Omvang van de invoer (bandbreedte) (14)

2010

2011

2012

TNO

India

50-200

250-550

100-250

10-80

Bron: Eurostat.


Tabel 3

Marktaandeel van het betrokken land

Marktaandeel (index)

2010

2011

2012

TNO

Marktaandeel van de invoer uit India

100

397

177

46

(92)

Tijdens de beoordelingsperiode is de invoer uit India met 48 % gedaald en het marktaandeel ervan met 54 %.

b)   Invoerprijzen

Tabel 4

Gemiddelde invoerprijzen van sulfanilzuur uit het betrokken land

 

2010

2011

2012

TNO

Index van prijzen van de invoer uit India (2010 = 100)

100

79

84

92

Bron: Eurostat.


Tabel 4 bis

Gemiddelde prijzen van de invoer van sulfanilzuur uit het betrokken land

 

2010

2011

2012

TNO

Prijs van de invoer uit India (bandbreedte)

1 200 -1 800

1 000 -1 400

1 100 -1 500

1 300 -1 700

Bron: Eurostat.

(93)

De gemiddelde prijs van het betrokken product uit India daalde in 2011 met 21 % en steeg daarna geleidelijk, maar bleef 8 % lager dan het prijsniveau van 2010.

c)   Omvang van de prijsonderbieding

(94)

Uit het onderzoek bleek dat de door de enige medewerkende Indiase producent-exporteur in rekening gebrachte prijzen de prijzen van de producent in de Unie niet onderboden. Gezien de vertrouwelijke aard van de gegevens kan het precieze resultaat niet openbaar worden gemaakt. De prijsonderbieding bedroeg echter tussen – 20 % en – 40 %.

(95)

Na de mededeling van feiten en overwegingen en de opmerkingen van de producent in de Unie heeft de Commissie het verzoek gekregen op grond van gegevens van Eurostat de mogelijke prijsonderbieding voor het resterende deel van de Indiase invoer te berekenen. Op grond van deze gegevens werd geen prijsonderbieding vastgesteld met betrekking tot die invoer en kunnen de bevindingen in overweging 94 derhalve worden bevestigd.

4.   Invoer uit andere derde landen

(96)

Met uitzondering van drie verwaarloosbare transacties (in 2010 en 2011 uit Zwitserland en in 2012 uit Maleisië) was de gehele invoer van sulfanilzuur uit andere derde landen in de beoordelingsperiode afkomstig uit de VRC en de VS.

Tabel 5

Invoer van sulfanilzuur uit andere derde landen

 

2010

2011

2012

TNO

Omvang van de invoer uit de VS (index)

100

267

253

299

Marktaandeel van de invoer uit de VS (index)

100

180

171

188

Gemiddelde prijzen van de invoer uit de VS (index)

100

95

101

102

Omvang van de invoer uit de VRC (index)

100

77

14

1

Marktaandeel van de invoer uit de VRC (index)

100

73

13

1

Gemiddelde prijzen van de invoer uit de VRC (index)

100

92

104

164

Bron: Eurostat.

(97)

Tussen 2010 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek is de omvang van het uit de VRC ingevoerde sulfanilzuur met 99 % gedaald en het marktaandeel van de Chinese uitvoer eveneens.

(98)

De gemiddelde prijs van de invoer van sulfanilzuur uit de VRC daalde in 2011 licht, namelijk met 8 %, en vertoonde vervolgens een stijgende trend, met een zeer sterke stijging van 64 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(99)

Zowel de omvang als het marktaandeel van de invoer van sulfanilzuur uit de VS is in de beoordelingsperiode aanzienlijk gegroeid, met respectievelijk 199 % en 88 %. Aangezien het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode relatief stabiel bleef, werd het marktaandeel dat niet langer door de Chinese en Indiase exporteurs werd ingenomen, overgenomen door de invoer uit de VS.

(100)

Het prijsniveau van de invoer uit de VS bleef in de beoordelingsperiode relatief stabiel en lag op hetzelfde niveau als dat van de producent in de Unie. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek was geen sprake van prijsonderbieding door de invoer uit de VS.

5.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie

(101)

Ingevolge artikel 8, lid 4, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van de schade een beoordeling van alle economische factoren die van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode.

(102)

In het belang van de geheimhouding van bedrijfsinformatie moet de informatie over de enige producent van de Unie in geïndexeerde vorm worden vermeld.

5.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

Tabel 6

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2010

2011

2012

TNO

Productie in ton (index)

100

87

99

107

Capaciteit in ton (index)

100

100

100

100

Bezettingsgraad (Index)

100

87

99

107

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(103)

De productie van de bedrijfstak van de Unie lag in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 7 % hoger dan aan het begin van de beoordelingsperiode. In de beoordelingsperiode bleef de capaciteit van de bedrijfstak van de Unie ongewijzigd en daardoor veranderde de bezettingsgraad in lijn met de productie: deze steeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 7 %.

(104)

Hierbij moet worden opgemerkt dat de bedrijfstak van de Unie in de gehele beoordelingsperiode — met uitzondering van 2011 — een toereikende bezettingsgraad behield, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een optimaal niveau wist te bereiken.

(105)

Na de mededeling van de feiten en overwegingen voerde de bedrijfstak van de Unie aan dat gedurende de hele beoordelingsperiode de optimale bezettingsgraad enkel tijdens het TNO werd bereikt, waaruit zou blijken dat het herstel nog steeds zeer recent en broos is.

(106)

Deze opmerking verandert naar het oordeel van de Commissie niets aan de conclusies van overweging 104, die in geen enkel opzicht in tegenspraak zijn met de opmerkingen van de bedrijfstak van de Unie.

5.2.   Eindvoorraad

Tabel 7

Eindvoorraad

 

2010

2011

2012

TNO

Eindvoorraden in ton (index)

100

576

328

171

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(107)

De eindejaarsvoorraden van de bedrijfstak van de Unie vertoonden in 2011 een sterke stijging. Daarna werd een dalende trend geconstateerd, maar zij bleven in het TNO 71 % boven het niveau van 2010. Uitgaande van de omvang van de productie in het TNO was het niveau van de eindvoorraden in ieder geval minder dan één productiemaand.

5.3.   Omvang van de verkoop en marktaandeel

Tabel 8

Omvang van de verkoop en marktaandeel

 

2010

2011

2012

TNO

Omvang van de verkoop (ton) (index)

100

70

97

104

Marktaandeel (in %) (index)

100

66

92

92

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(108)

De omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie is vergeleken met het begin van de beoordelingsperiode met 4 % gestegen. In 2011 was er een zeer sterke daling, die werd gevolgd door een gestage toename.

(109)

Qua marktaandeel kan de prestatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode als stabiel worden beschouwd, met uitzondering van 2011, toen naast de verkoop ook het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde. In de daaropvolgende jaren vertoonden de verkoop en het marktaandeel een stijgende trend. Hoewel het marktaandeel van de producent in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek licht onder het niveau van 2010 bleef, moet worden opgemerkt dat de bedrijfstak van de Unie er in slaagde om van de groei van het verbruik in de Unie te profiteren en gedurende de hele beoordelingsperiode een machtspositie op de markt van de Unie innam.

(110)

In zijn opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen verklaarde de bedrijfstak van de Unie dat zijn marktaandeel zeer instabiel is, wat te wijten zou zijn aan het feit dat sulfanilzuur een prijsgedreven grondstof is. Hij gaf als voorbeeld het jaar 2011, toen het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie kelderde.

(111)

In dit verband moet worden benadrukt dat het verlies van het marktaandeel in 2011 overeenkwam met een prijsverhoging van de producent in de Unie die inging tegen de marktontwikkelingen van dat moment. Uit het onderzoek bleek dat de prijzen van de invoer uit alle landen in 2011 tussen 5 % en 20 % daalden. Hierbij moet worden opgemerkt dat volgens de beschikbare statistische gegevens met name de Amerikaanse importeur het marktaandeel innam dat de bedrijfstak van de Unie had verloren.

5.4.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

Tabel 9

Verkoopprijzen

 

2010

2011

2012

TNO

Gemiddelde verkoopprijzen (EUR/ton) (index)

100

109

108

112

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(112)

De verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie stegen in de beoordelingsperiode met 12 %; dit was het gevolg van de doorberekening van de stijging van de kosten van de belangrijkste grondstof (aniline).

5.5.   Werkgelegenheid en productiviteit

Tabel 10

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2010

2011

2012

TNO

Werkgelegenheid (index)

100

100

117

117

Productiviteit (index)

100

88

85

91

Gemiddelde arbeidskosten (index)

100

105

102

116

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(113)

De werkgelegenheid in voltijdequivalenten steeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 17 %. De gemiddelde arbeidskosten vertoonden in de beoordelingsperiode een stijgende trend; in het TNO viel een stijging van 16 % ten opzichte van 2010 te noteren. Aangezien de productie zoals aangegeven in overweging 103 slechts met 7 % steeg, daalde de arbeidsproductiviteit in de beoordelingsperiode met 9 %.

5.6.   Winstgevendheid

Tabel 11

Winstgevendheid

 

2010

2011

2012

TNO

Winstgevendheid (index)

100

96

20

65

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(114)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie voor het soortgelijke product daalde in de beoordelingsperiode en lag iets lager dan het door de bedrijfstak van de Unie geclaimde optimale niveau. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat zij gedurende de hele beoordelingsperiode positief bleef.

(115)

De daling van de winstgevendheid is voornamelijk aan de stijging van de gemiddelde productiekosten toe te rekenen (stijging van 20 % tussen 2010 en het TNO), die — zoals aangegeven in overweging 112 — niet volledig kon worden gecompenseerd door de stijging van de verkoopprijzen met 12 %.

5.7.   Investeringen, rendement van investeringen en kasstroom

Tabel 12

Investeringen, rendement van investeringen en kasstroom

 

2010

2011

2012

TNO

Investeringen (index)

100

133

57

Rendement van investeringen (index)

100

86

30

103

Kasstroom (index)

100

116

68

82

(116)

Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Unie in 2010 niet kon investeren. Vervolgens zijn de investeringen in de sulfanilzuursector van 2011 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 43 % afgenomen, en de investeringen in absolute termen kunnen als laag worden beschouwd; zij hadden vooral betrekking op onderhoud. Deze bevindingen komen overeen met het rendement van investeringen en de lage winstgevendheid in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(117)

Het rendement van investeringen kwam in 2011 en 2012 sterk overeen met de ontwikkeling van de winstgevendheid. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek verbeterde het rendement van investeringen. Dankzij de stijging van de winstgevendheid tussen 2012 en het TNO, bereikte het rendement weer het niveau van 2010.

(118)

De kasstroom liet een fluctuerende tendens zien, maar bleef gedurende de hele beoordelingsperiode positief. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek daalde de kasstroom ten opzichte van het niveau van 2010 met 18 %. De bedrijfstak van de Unie heeft geen melding gemaakt van moeilijkheden bij het aantrekken van kapitaal tijdens de beoordelingsperiode.

5.8.   Omvang van werkelijke subsidiemarge en herstel van eerdere subsidiëring

(119)

Zoals in overweging 84 werd geconcludeerd, was de in het TNO vastgestelde subsidiemarge niet aanzienlijk, maar meer dan de minimis.

(120)

Gelet op de stijging van de verkochte hoeveelheden, de verkoopsprijzen en de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie, kan worden geconcludeerd dat de maatregelen succesvol waren en dat de bedrijfstak van de Unie zich in de beoordelingsperiode heeft hersteld van de gevolgen van de eerdere subsidiëring. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd een zekere verslechtering van enkele schade-indicatoren zoals winstgevendheid en marktaandeel waargenomen, maar dit kan niet aan de invoer uit het betrokken land worden toegeschreven omdat deze in het tijdvak van het nieuwe onderzoek zeer laag was. In ieder geval wijzen ook de schade-indicatoren die zich negatief ontwikkelden op een houdbare situatie voor de bedrijfstak van de Unie.

6.   Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(121)

Uit het onderzoek is gebleken dat de invoer van het betrokken product uit India is gedaald tot een zeer laag niveau. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie bleef relatief stabiel en de hoeveelheden die niet langer uit het betrokken land kwamen, werden vervangen door de invoer uit de VS tegen prijzen die vergelijkbaar waren met die van de bedrijfstak van de Unie. De bedrijfstak van de Unie wist de omvang van zijn verkoop en de gemiddelde verkoopprijs te vergroten en een nagenoeg optimale bezettingsgraad te bereiken.

(122)

De beperkte daling van het marktaandeel en de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie kan niet worden toegeschreven aan de invoer uit India (zie overweging 120).

(123)

Derhalve kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het TNO geen aanmerkelijke schade heeft geleden.

(124)

Hoewel de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot de schadeanalyse enkele opmerkingen heeft gemaakt die in de overwegingen 95, 105, 106, 110 en 111 aan de orde zijn gekomen, is hij het eens met de algemene conclusie betreffende het ontbreken van aanmerkelijke schade, met name in het TNO.

7.   Waarschijnlijkheid van herhaling van de schade

(125)

Voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade is het van belang dat de bedrijfstak van de Unie bij de optimale bezettingsgraad — die in het TNO werd bereikt — niet in staat is om in de totale behoefte van de Unie te voorzien, zodat een aanzienlijk deel van het verbruik in de Unie moet worden opgevangen door invoer.

(126)

Bovendien vervaardigt de bedrijfstak van de Unie slechts zuiver sulfanilzuur, wat betekent dat gebruikers die de voorkeur geven aan technisch sulfanilzuur voor hun productie een beroep moeten doen op invoer.

(127)

Bovendien had de bedrijfstak van de Unie een stabiel marktaandeel dankzij de verkoop aan een aantal klanten met wie langlopende relaties werden onderhouden. Uit het onderzoek is gebleken dat de aanbieders van sulfanilzuur voor sommige gebruikers aan strenge en dure certificerings- of controleprocessen worden onderworpen, waardoor een overstap naar een andere leverancier wordt bemoeilijkt.

(128)

Dit vormt het kader waarin de mogelijke impact van de Indiase invoer op de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de basisverordening werd geanalyseerd om te beoordelen of het waarschijnlijk is dat opnieuw schade zal worden toegebracht indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

(129)

Zoals werd geconcludeerd in de overwegingen 84-85 en 87, bestaat voor uit India ingevoerd sulfanilzuur nog steeds een subsidiëringsregeling en deze zal naar verwachting ook in de toekomst blijven bestaan.

(130)

De bevindingen van het onderzoek wijzen er echter ook op dat de invoer met subsidiëring uit India voor de bedrijfstak van de Unie niet tot een herhaling van schade zal leiden. Deze redenering is gebaseerd op een beoordeling van de volgende factoren:

de reservecapaciteit in India,

het prijsbeleid van de Indiase exporteurs,

het effect van de omvang van de subsidiëring op de prijzen,

het Indiase productaanbod.

a)   Reservecapaciteit in India

(131)

Uit het onderzoek is niet gebleken dat er in India een aanzienlijke reservecapaciteit bestaat.

(132)

De bedrijfstak van de Unie betwistte deze bevinding en betoogde met name dat de Indiase reservecapaciteit naar verwachting zal toenemen als gevolg van de grotere aanwezigheid van Chinese producten op de Indiase markt, waardoor de stimulans om te exporteren verder zal toenemen.

(133)

In dit verband merkt de Commissie op dat de grootste bekende Indiase producent-exporteur — zoals beschreven in overweging 39 — in 2013 van zijn status als exportgericht bedrijf afzag, omdat het voornemens was zijn verkopen op de binnenlandse markt te vergroten. Deze verkopen waren ernstig beperkt door de voorwaarden van de regeling exportgerichte bedrijven. De onderneming bevestigde dat het geen druk voelde van Chinese concurrenten en dat de Indiase markt naar haar oordeel goede ontwikkelingsperspectieven had. Er zijn derhalve geen redenen om aan te nemen dat de huidige of toekomstige reservecapaciteit van de Indiase producenten naar de EU zal worden verlegd als gevolg van een vermeende Chinese druk op de Indiase markt.

b)   Prijsbeleid van de Indiase exporteurs

(134)

Wat het prijsbeleid van de Indiase exporteurs betreft, werd in de overwegingen 94 en 95 vastgesteld dat de medewerkende producent-exporteur, maar ook andere Indiase exporteurs, de prijzen in de Unie in het TNO niet onderboden.

(135)

De bedrijfstak van de Unie voerde aan dat de uitvoerprijzen van Kokan op een prijsverbintenis waren gebaseerd en derhalve niet representatief waren voor de andere Indiase producenten-exporteurs. De Commissie merkt op dat de prijzen van Kokan gedurende de beoordelingsperiode veel hoger waren dan de in de verbintenis vastgestelde minimuminvoerprijs („MIP”). De gemiddelde uitvoerprijzen van de andere Indiase exporteurs lagen in het TNO volgens Eurostat zelfs nog hoger. Dit betekent dat de prijzen van de Indiase exporteurs, inclusief die van Kokan, door de marktsituatie werden ingegeven en niet door de prijsverbintenis.

(136)

De bedrijfstak van de Unie wees er tevens op dat de prijzen van de invoer uit India in de beoordelingsperiode met 8 % daalden, hoewel de prijs van de belangrijkste grondstof (benzeen) in die periode met meer dan 40 % steeg. Uit het onderzoek bleek dat het relatief hoge prijsniveau van sulfanilzuur op de markt van de Unie, ondanks de prijsstijging van de belangrijkste grondstof, een prijsdaling mogelijk maakte. Ondanks het belang als kostenfactor vormt de prijs van benzeen op zich geen verklaring voor de ontwikkeling van de kosten en de prijzen van het onderzochte product. Ten slotte bleek uit het onderzoek dat de Indiase verkoopprijzen ten aanzien van de Unie niet uitzonderlijk laag waren, aangezien zij vergelijkbaar waren met de prijzen van de uitvoer naar derde landen, die in grote hoeveelheden plaatsvond. De prijsontwikkelingen van het eindproduct (sulfanilzuur) en de belangrijkste grondstof (benzeen) waar de bedrijfstak van de Unie op wijst, zijn derhalve niet tegenstrijdig.

(137)

Ten slotte voerde de bedrijfstak van de Unie aan dat de prijzen bij uitvoer uit India naar derde landen, met name Turkije, lager waren dan die bij uitvoer naar de EU. De Commissie merkt op dat uit de verzamelde gegevens bleek dat de prijzen van Kokan bij uitvoer naar Turkije ook hoger dan de minimuminvoerprijs waren en dat er geen sprake was van onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. De omvang van de uitvoer van Kokan op Turkije was van dezelfde orde van grootte als die waarop de bedrijfstak van de Unie zijn argument baseerde en derhalve gelden de bevindingen met betrekking tot Kokan voor de gehele Indiase uitvoer naar Turkije. Op grond van het bovenstaande wordt het aparte prijsbeleid van de Indiase exporteurs ten aanzien van derde landen in vergelijking met dat ten aanzien van de EU niet gestaafd door de beschikbare gegevens.

c)   Invloed van de omvang van de subsidiëring op de prijzen

(138)

Zoals aangegeven in overweging 84 bedroeg de in het TNO vastgestelde subsidiemarge voor de medewerkende Indiase producent 3,1 %. Dit wijst op een dalende tendens van de subsidiëring sinds de instelling van de oorspronkelijke compenserende maatregelen in 2002.

(139)

Deze daling houdt niet alleen verband met de situatie van deze onderneming, maar met structurele veranderingen in de Indiase subsidieregelingen. Zoals uiteengezet in deel C van deze verordening zijn een aantal regelingen door de Indiase overheid beëindigd en zijn de meeste andere, wat de voordelen voor de bedrijven betreft, beperkt. Slechts voor één bepaalde onderzochte regeling, de DDS, zijn de subsidiabiliteitsvoorwaarden en de administratieve procedures versoepeld. Als gevolg daarvan is Kokan onmiddellijk naar deze regeling overgestapt. Het gebruik van de DDS sluit het gebruik van de meeste andere regelingen (EOU, AAS, FPS, DFIA en FMS) echter uit. Voor het betrokken product is in de DDS-regeling een duidelijk maximumsubsidieniveau vastgelegd: in het TNO was dit 4 % van de fob-waarde, wat nadien verder werd teruggebracht tot 3 %. Ondanks dit maximumniveau valt te verwachten dat andere producenten vanwege de lage administratieve lasten op deze regeling zullen overstappen of dit reeds hebben gedaan.

(140)

De Commissie heeft deze tendens de afgelopen twee jaar al in verscheidene andere antisubsidieonderzoeken in India gesignaleerd (15). Derhalve kan worden geconcludeerd dat de bevindingen met betrekking tot Kokan in overweging 139 ook gelden voor andere Indiase producenten van sulfanilzuur.

(141)

Rekening houdend met de mate van subsidiëring (geraamd op ongeveer 3 %, met de DDS als een van de belangrijkste regelingen) en het huidige niveau van de Indiase uitvoerprijzen, waarin de subsidies reeds verwerkt zijn, wordt geconcludeerd dat deze uitvoerprijzen de prijzen van de bedrijfstak van de Unie niet onderbieden, zelfs als de compenserende maatregelen ten aanzien van India werden ingetrokken. Daarom kan worden geconcludeerd dat de uitvoer uit India, zelfs met subsidiëring, geen schade aan de bedrijfstak van de Unie zal toebrengen.

d)   Productaanbod

(142)

De medewerkende Indiase producent (die een aanzienlijk deel van de invoer uit India naar de Unie vertegenwoordigt) verkocht vooral technisch sulfanilzuur, en concurreerde daarbij hoofdzakelijk met de invoer uit de VS en de VRC, omdat de bedrijfstak van de Unie geen technisch sulfanilzuur produceerde. Vrijwel de gehele uitvoer van sulfanilzuur van Kokan naar Turkije, die in aanzienlijke hoeveelheden plaatsvond, betrof bovendien technisch sulfanilzuur.

(143)

De bedrijfstak van de Unie stelde dat er een zeer grote overlap bestond tussen het gebruik van technisch en zuiver sulfanilzuur en dat er dus een aanzienlijke concurrentie tussen de twee bestond.

(144)

Hoewel vaststaat dat beide soorten als één product worden beschouwd, dient te worden opgemerkt dat het onderzoek heeft bevestigd dat zij in de praktijk slechts beperkt onderling verwisselbaar zijn. Met name gebruikers die de technische soort nodig hebben of daar een voorkeur voor hebben, kunnen in theorie de zuivere soort gebruiken, maar dit is vanwege het aanzienlijke prijsverschil (20 %-25 %) economisch niet haalbaar. Daarom blijft de Commissie van oordeel dat het technische sulfanilzuur dat door Indiase producenten wordt verkocht, hoofdzakelijk met de Chinese en Amerikaanse producten concurreert.

8.   Conclusie inzake herhaling van schade

(145)

Gelet op de in de overwegingen hierboven vermelde bevindingen van het onderzoek wordt geconcludeerd dat het intrekken van de compenserende maatregelen ten aanzien van India op de korte tot middellange termijn waarschijnlijk niet opnieuw tot schade zal leiden.

E.   BELANG VAN DE UNIE

(146)

Aangezien werd geconcludeerd dat herhaling van de schade niet waarschijnlijk was, was het niet nodig het belang van de Unie te beoordelen.

F.   INTREKKING VAN DE COMPENSERENDE MAATREGELEN

(147)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan het passend wordt geacht de bestaande compenserende maatregelen op de invoer van sulfanilzuur uit India in te trekken. De belanghebbenden werden ook in de gelegenheid gesteld om hierover opmerkingen te maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden.

(148)

Uit het bovenstaande volgt dat de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op sulfanilzuur uit India moeten worden ingetrokken, als bepaald in artikel 18 van de basisverordening. Het besluit van de Commissie tot aanvaarding van de huidige verbintenis met betrekking tot de invoer van sulfanilzuur van Kokan moet eveneens worden ingetrokken.

(149)

Aangezien de bedrijfstak van de Unie zich slechts recentelijk heeft hersteld, zal de Commissie, ingevolge het verzoek van de producent in de Unie, toezicht houden op de invoer van het betrokken product. Het toezicht is beperkt tot een periode van twee jaar na de bekendmaking van deze verordening.

(150)

Het bij artikel 25, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het definitieve compenserende recht op sulfanilzuur, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2921 42 00 (Taric-code 2921 42 00 60), van oorsprong uit India wordt ingetrokken en de procedures ten aanzien van deze invoer worden beëindigd.

2.   Besluit 2006/37/EG van de Commissie tot aanvaarding van de huidige verbintenis met betrekking tot de invoer van sulfanilzuur van Kokan Synthetics & Chemicals Pvt. Ltd (India) wordt ingetrokken.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.

(2)  Verordening (EG) nr. 1338/2002 van de Raad van 22 juli 2002 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige compenserende recht op de invoer van sulfanilzuur uit India (PB L 196 van 25.7.2002, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1339/2002 van de Raad van 22 juli 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur uit de Volksrepubliek China en India (PB L 196 van 25.7.2002, blz. 11).

(4)  Besluit 2002/611/EG van de Commissie van 12 juli 2002 tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumping- en antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur uit India (PB L 196 van 25.7.2002, blz. 36).

(5)  Besluit 2004/255/EG van de Commissie van 17 maart 2004 tot intrekking van Besluit 2002/611/EG van de Commissie tot aanvaarding van een verbintenis die was aangeboden in het kader van de antidumping- en antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur uit India (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 29).

(6)  Besluit 2006/37/EG van de Commissie van 5 december 2005 tot aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumping- en de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur uit India (PB L 22 van 26.1.2006, blz. 52).

(7)  Verordening (EG) nr. 123/2006 van de Raad van 23 januari 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2002 tot instelling van een definitief compenserend recht op sulfanilzuur uit India en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1339/2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op sulfanilzuur uit onder meer India (PB L 22 van 26.1.2006, blz. 5).

(8)  Verordening (EG) nr. 1000/2008 van de Raad van 13 oktober 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China en India naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen op basis van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 (PB L 275 van 16.10.2008, blz. 1).

(9)  Verordening (EG) nr. 1010/2008 van de Raad van 13 oktober 2008 tot instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2026/97 en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 2026/97 en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1000/2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China en India naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 (PB L 276 van 17.10.2008, blz. 3).

(10)   PB C 28 van 30.1.2013, blz. 12.

(11)   PB C 300 van 16.10.2013, blz. 5.

(12)   PB C 300 van 16.10.2013, blz. 14.

(13)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).

(*1)  De met een sterretje gemerkte subsidies zijn uitvoersubsidies.

(14)  Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft de producent in de Unie verzocht de omvang en waarde van de invoer van sulfanilzuur uit de betrokken landen ook in bandbreedtes weer te geven, omdat het moeilijk was om de daadwerkelijke ontwikkeling (absolute termen) van de cijfers te beoordelen aan de hand van de geïndexeerde cijfers en de daarop gebaseerde conclusies van de Commissie te begrijpen.

(15)  Bv. roestvrij staaldraad (PB L 240 van 7.9.2013), PET fim (PB L 137 van 23.5.2013).


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/121


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1348/2014 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

inzake de informatieverstrekking overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 6, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (1), en met name artikel 8, leden 2 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een effectief toezicht op de groothandelsmarkt voor energie vergt de geregelde monitoring van bijzonderheden betreffende contracten, met inbegrip van handelsorders en gegevens betreffende de capaciteit en benutting van productie-, opslag-, verbruik- en transmissiefaciliteiten voor elektriciteit en aardgas.

(2)

Krachtens Verordening (EU) nr. 1227/2011 moet het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (hierna „het Agentschap”), opgericht bij Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2), toezicht uitoefenen op de groothandelsmarkt voor energie in de Unie. Om het Agentschap in staat te stellen zijn taken te vervullen, moet het op tijdige wijze alle relevante informatie ontvangen.

(3)

De marktdeelnemers moeten het Agentschap op gezette tijden in kennis stellen van bijzonderheden betreffende groothandelscontracten voor energie, zowel met betrekking tot de levering van elektriciteit en aardgas als met betrekking tot het transport van die energieproducten. Contracten voor balanceringsdiensten, contracten tussen verschillende leden van eenzelfde groep ondernemingen en contracten voor de verkoop van de output van kleine energieproductiefaciliteiten moeten aan het Agentschap uitsluitend op met redenen omkleed verzoek van het Agentschap en op ad-hocbasis worden gerapporteerd.

(4)

In het algemeen moeten beide partijen bij een contract de vereiste bijzonderheden betreffende het gesloten contract rapporteren. Om die rapportage te vergemakkelijken, moeten de partijen in staat zijn om namens elkaar te rapporteren of om daartoe de diensten van derde partijen te gebruiken. Onverlet het voorgaande en om de gegevensverzameling te vergemakkelijken, moeten de gegevens betreffende de transportcontracten, verkregen door de primaire capaciteitstoewijzing van een transmissiesysteembeheerder (hierna „TSB”), uitsluitend door de respectieve TSB worden toegezonden. De toegezonden gegevens moeten ook de ingewilligde en niet-ingewilligde verzoeken om capaciteit omvatten.

(5)

Om marktmisbruik daadwerkelijk op te sporen, is het belangrijk dat het Agentschap, afgezien van de inzameling van de bijzonderheden van contracten, ook toezicht uitoefent op handelsorders die op georganiseerde markten worden geplaatst. Aangezien van de marktdeelnemers niet kan worden verwacht dat zij dergelijke gegevens met gemak registreren, moeten gematchte en ongematchte orders worden gerapporteerd via de georganiseerde markt waarop zij zijn geplaatst of via derde partijen die in staat zijn dergelijke informatie te verstrekken.

(6)

Teneinde dubbele rapportage te vermijden, moet het Agentschap bijzonderheden verzamelen over derivaten in verband met contracten voor de levering of het transport van elektriciteit of aardgas, die overeenkomstig de toepasselijke financiële verordening zijn aangemeld bij transactieregisters of bij de financiële regulators voor deze hulpbronnen. Niettegenstaande het voorgaande moeten georganiseerde markten, systemen voor de matching van orders of rapportagesystemen, die overeenkomstig financiële regels bijzonderheden over dergelijke derivaten hebben gemeld, afhankelijk van hun instemming diezelfde informatie ook aan het Agentschap kunnen toezenden.

(7)

Om een efficiënte rapportage en gerichte monitoring te waarborgen, moet een onderscheid worden gemaakt tussen standaard- en niet-standaardcontracten. Aangezien de in standaardcontracten opgenomen prijzen ook als referentieprijzen voor niet-standaardcontracten worden gebruikt, moet het Agentschap op dagbasis informatie ontvangen betreffende standaardcontracten. Informatie betreffende niet-standaardcontracten moet kunnen worden toegezonden tot een maand na de sluiting van die contracten.

(8)

De marktdeelnemers moeten aan het Agentschap en de nationale regulerende instanties, op hun verzoek, ook op gezette tijden informatie verstrekken over de beschikbaarheid en het gebruik van de energieproductie- en -transportinfrastructuur, inclusief de infrastructuur voor vloeibaar aardgas („LNG”) en de opslagfaciliteiten. Om de rapportagebelasting voor de marktdeelnemers te verlichten en optimaal gebruik te maken van de bestaande gegevensbronnen, moeten bij de rapportage waar nodig de TSB's, het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (het „ENTSB-E”), het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (het „ENTSO-G”), de beheerders van LNG-systemen en de beheerders van aardgasopslagsystemen worden betrokken. Afhankelijk van het belang en de beschikbaarheid van de gegevens kan de regelmaat van de rapportage variëren, hoewel de rapportage voor het merendeel van de gegevens dagelijks moet gebeuren. Bij de vaststelling van de rapportage-eisen moet de verplichting van het Agentschap in acht worden genomen om geen commercieel gevoelige informatie openbaar te maken en om uitsluitend informatie te publiceren of openbaar te maken die naar verwachting geen verstoring van de mededinging op de groothandelsmarkten voor energie zal veroorzaken.

(9)

Het is belangrijk dat de rapporterende partijen een goed inzicht hebben in De bijzonderheden van de informatie waarover zij moeten rapporteren. Te dien einde moet het Agentschap de inhoud van de toe te zenden informatie in een gebruikershandleiding toelichten. Het Agentschap moet er ook op toezien dat de informatie wordt toegezonden in elektronische formaten welke gemakkelijk toegankelijk zijn voor de rapporterende partijen.

(10)

Teneinde een continue en veilige overdracht van volledige datasets te waarborgen, moeten de rapporterende partijen voldoen aan basiseisen met betrekking tot hun vermogen om gegevensbronnen te authenticeren, de correctheid en volledigheid van de gegevens te verifiëren en de bedrijfscontinuïteit te waarborgen. Het Agentschap moet evalueren of de rapporterende partijen voldoen aan die basiseisen. Bedoelde evaluatie moet een evenredige behandeling waarborgen van professionele derde partijen die de gegevens van marktdeelnemers verwerken en toezenden en van marktdeelnemers die zelf hun gegevens toezenden.

(11)

De aard en bron van de toe te zenden gegevens kunnen van invloed zijn op de middelen en de tijd die de rapporterende partijen nodig hebben om te investeren in de voorbereiding van de informatieverstrekking. Het afronden van de procedures voor de rapportage over op georganiseerde markten gesloten standaardcontracten, neemt bijvoorbeeld minder tijd in beslag dan het opzetten van systemen om te rapporteren over niet-standaardcontracten of bepaalde fundamentele gegevens. In dat verband moet de rapportageverplichting op gefaseerde wijze ten uitvoer worden gelegd, met als eerste fase de overdracht van de fundamentele gegevens die beschikbaar zijn op de transparantieplatforms van ENTSB-E en ENTSB-G, alsmede van de standaardcontracten die worden gesloten op georganiseerde markten. De rapportage betreffende niet-standaardcontracten moet slechts daarna volgen, wat het feit weerspiegeld dat er extra tijd nodig is voor de vaststelling van de rapportageprocedures. Een in de tijd gespreide rapportage zal het Agentschap ook helpen zijn middelen beter toe te wijzen ter voorbereiding van de inontvangstneming van de informatie.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1227/2011 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor het verstrekken van gegevens aan het Agentschap met het oog op de tenuitvoerlegging van artikel 8, leden 2 en 6, van Verordening (EU) nr. 1227/2011. Hierbij wordt nader omschreven welke gegevens betreffende voor de groothandel bestemde energieproducten en welke fundamentele gegevens moeten worden ingediend. Bij de verordening worden tevens de passende kanalen voor de rapportage vastgelegd, inclusief de vaststelling van het tijdschema voor en de regelmaat van de gegevensrapporten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1227/2011 en van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 984/2013 van de Commissie (3) van toepassing.

Voorts wordt verstaan onder:

1.

„fundamentele gegevens” informatie met betrekking tot de capaciteit en benutting van productie-, opslag-, verbruik- en transmissiefaciliteiten voor elektriciteit en aardgas of met betrekking tot de capaciteit en de benutting van LNG-faciliteiten, inclusief de geplande of ongeplande niet-beschikbaarheid van deze faciliteiten;

2.

„standaardcontract” een contract betreffende een in de groothandel verhandeld energieproduct dat tot de handel op een georganiseerde markt is toegelaten, ongeacht of de transactie al dan niet daadwerkelijk op die markt plaatsvindt;

3.

„niet-standaardcontract” een contract betreffende enig in de groothandel verhandeld energieproduct dat geen standaardcontract is;

4.

„georganiseerde markt”

a)

een multilateraal systeem dat diverse aan- en verkoopbelangen van derde partijen in groothandelsenergieproducten samenbrengt, of het samenbrengen daarvan vergemakkelijkt, op zulke wijze dat daaruit een contract voortkomt,

b)

enig ander systeem of enige andere faciliteit waarbinnen diverse aan- en verkoopbelangen van derde partijen in groothandelsenergieproducten kunnen interageren, op dergelijke wijze dat daaruit een contract kan voortkomen.

Hieronder vallen elektriciteits- en gasbeurzen, brokers en andere personen die beroepshalve transacties regelen, alsook handelsplatforms als gedefinieerd in artikel 4 van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4);

5.

„groep” als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (5);

6.

„intragroepscontract” een contract betreffende voor de groothandel bestemde energieproducten, gesloten met een van dezelfde groep deel uitmakende tegenpartij, mits beide tegenpartijen zijn opgenomen in dezelfde volledige consolidatie;

7.

„over-the-counter” („OTC”) een transactie die wordt uitgevoerd buiten een georganiseerde markt;

8.

„nominatie”

voor elektriciteit: de kennisgeving van het gebruik van zoneoverschrijdende capaciteit door een houder van fysieke transmissierechten en zijn tegenpartij aan de respectieve transmissiesysteembeheerder(s) (TSB's),

voor aardgas: de voorafgaande aanmelding door de netwerkgebruiker aan de TSB van de feitelijke hoeveelheid gas die de netwerkgebruiker wenst te injecteren in of te onttrekken aan het systeem;

9.

„balanceringsenergie” energie die door de transmissiesysteembeheerders (TSB's) wordt gebruikt om de balancering uit te voeren;

10.

„balanceringscapaciteit (reserves)” de gecontracteerde reservecapaciteit;

11.

„balanceringsdiensten”

voor elektriciteit: hetzij balanceringscapaciteit hetzij balanceringsenergie, of beide,

voor aardgas: een aan een TSB geleverde dienst via een contract voor gas dat vereist is om kortetermijnfluctuaties bij de vraag naar of het aanbod van gas op te vangen;

12.

„verbruikseenheid” een faciliteit die voor eigen gebruik elektriciteit of aardgas ontvangt;

13.

„productie-eenheid” een faciliteit voor de opwekking van elektriciteit, bestaande uit één enkele opwekkingseenheid of uit een samenstel van opwekkingseenheden.

HOOFDSTUK II

RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN INZAKE TRANSACTIES

Artikel 3

Lijst van aan te melden contracten

1.   De volgende contracten worden aan het Agentschap aangemeld:

a)

voor de groothandel bestemde energieproducten in verband met de voorziening van elektriciteit of aardgas met levering in de Unie:

i)

intraday- of within-day-contracten voor de voorziening van elektriciteit of aardgas waarbij de levering geschiedt in de Unie, ongeacht de plaats waar of de vraag hoe zij worden verhandeld, met name ongeacht de vraag of zij worden geveild, dan wel continu verhandeld;

ii)

day-ahead-contracten voor de voorziening van elektriciteit of aardgas waarbij de levering geschiedt in de Unie, ongeacht de plaats waar of de vraag hoe zij worden verhandeld, met name ongeacht de vraag of zij worden geveild, dan wel continu verhandeld;

iii)

two-days-ahead-contracten voor de voorziening van elektriciteit of aardgas waarbij de levering geschiedt in de Unie, ongeacht de plaats waar of de vraag hoe zij worden verhandeld, met name ongeacht de vraag of zij worden geveild, dan wel continu verhandeld;

iv)

weekendcontracten voor de voorziening van elektriciteit of aardgas waarbij de levering geschiedt in de Unie, ongeacht de plaats waar of de vraag hoe zij worden verhandeld, met name ongeacht de vraag of zij worden geveild, dan wel continu verhandeld;

v)

after-day-contracten voor de voorziening van elektriciteit of aardgas waarbij de levering geschiedt in de Unie, ongeacht de plaats waar of de vraag hoe zij worden verhandeld, met name ongeacht de vraag of zij worden geveild, dan wel continu verhandeld;

vi)

andere contracten voor de voorziening van elektriciteit of aardgas met een leveringstermijn van meer dan twee dagen waarbij de levering geschiedt in de Unie, ongeacht de plaats waar of de vraag hoe zij worden verhandeld, met name ongeacht de vraag of zij worden geveild, dan wel continu verhandeld;

vii)

contracten voor de levering van elektriciteit of aardgas aan één enkele verbruikseenheid met een technische verbruikscapaciteit van minimaal 600 GWh/jaar;

viii)

opties, futures, swaps en alle andere derivaten van contracten met betrekking tot elektriciteit of aardgas als geproduceerd, verhandeld of geleverd in de Unie;

b)

voor de groothandel bestemde energieproducten in verband met het transport van elektriciteit of aardgas in de Unie:

i)

contracten met betrekking tot het transport van elektriciteit of aardgas in de Unie tussen twee of meer locaties of biedzones, gesloten als resultaat van een primaire expliciete capaciteitstoewijzing door of namens de TSB, waarin specifieke fysieke of financiële capaciteitsrechten of -verplichtingen zijn gespecificeerd;

ii)

contracten met betrekking tot het transport van elektriciteit of aardgas in de Unie tussen twee of meer locaties of biedzones, gesloten tussen marktdeelnemers op secundaire markten, waarin specifieke fysieke of financiële capaciteitsrechten of -verplichtingen, inclusief herverkoop en overdracht van dergelijke contracten, zijn gespecificeerd;

iii)

opties, futures, swaps en alle andere derivaten van contracten met betrekking tot het transport van elektriciteit of aardgas in de Unie.

2.   Om de rapportage te vergemakkelijken, stelt het Agentschap een publieke lijst op van standaardcontracten en georganiseerde markten en actualiseert het die lijst op gezette tijden. Om de rapportage te vergemakkelijken, stelt het Agentschap op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een lijst van georganiseerde markten op en publiceert het die lijst. Het Agentschap actualiseert die lijst op gezette tijden.

Teneinde het Agentschap bij te staan om zijn in de eerste alinea bedoelde verplichtingen na te komen, dienen georganiseerde markten bij het Agentschap identificerende referentiegegevens in voor elk voor de groothandel bestemd energieproduct dat zij tot de handel toelaten. Voordat een begin wordt gemaakt met de handel in dat specifieke contract wordt de desbetreffende informatie verstrekt in een door het Agentschap gedefinieerd formaat. Naarmate zich wijzigingen voordoen, actualiseren de georganiseerde markten de door hen verstrekte informatie.

Teneinde de rapportage te vergemakkelijken informeren eindgebruikers die partij zijn bij een contract als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a), vii, hun tegenpartij over de technische capaciteit van de desbetreffende verbruikseenheid om minimaal 600 GWh/jaar te verbruiken.

Artikel 4

Lijst van contracten die op verzoek van het Agentschap moeten worden aangemeld

1.   Tenzij zij worden gesloten op georganiseerde markten, worden de volgende contracten en nadere gegevens over transacties in verband met die contracten uitsluitend op met redenen omkleed verzoek van het Agentschap en op ad-hocbasis aangemeld:

a)

intragroepscontracten;

b)

contracten voor de fysieke levering van elektriciteit, geproduceerd door één productie-eenheid met een capaciteit van maximaal 10 MW of door productie-eenheden met een gecombineerde capaciteit van maximaal 10 MW;

c)

contracten voor de fysieke levering van aardgas, geproduceerd door één aardgasproductiefaciliteit met een capaciteit van maximaal 20 MW;

d)

contracten voor balanceringsdiensten in elektriciteit en aardgas.

2.   Marktdeelnemers die uitsluitend transacties aangaan in verband met de in lid 1, onder de punten b) en c), bedoelde contracten, zijn niet verplicht om zich overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 te laten registreren bij de nationale regulerende instantie.

Artikel 5

Nadere gegevens betreffende de aan te melden contracten, inclusief handelsorders

1.   De overeenkomstig artikel 3 te rapporteren informatie omvat:

a)

met betrekking tot standaardcontracten voor de voorziening van elektriciteit of aardgas, de in tabel 1 van de bijlage omschreven bijzonderheden;

b)

met betrekking tot niet-standaardcontracten voor de voorziening van elektriciteit of aardgas, de in tabel 2 van de bijlage omschreven bijzonderheden;

c)

met betrekking tot standaard- en niet-standaardcontracten voor het transport van elektriciteit, de in tabel 3 van de bijlage omschreven bijzonderheden;

d)

met betrekking tot standaard- en niet-standaardcontracten voor het transport van aardgas, de in tabel 4 van de bijlage omschreven bijzonderheden.

De bijzonderheden van transacties die worden uitgevoerd binnen het kader van niet-standaardcontracten waarin minimaal een welomschreven volume en prijs worden gespecificeerd, worden verstrekt met gebruikmaking van tabel 1 van de bijlage.

2.   Het Agentschap licht de bijzonderheden van de in lid 1 bedoelde te verstrekken informatie toe in een gebruikershandleiding, die het, na raadpleging van de betrokken partijen en bij de inwerkingtreding van deze verordening, beschikbaar stelt aan het publiek. Het Agentschap raadpleegt de betrokken partijen over materiële actualiseringen van de gebruikershandleiding.

Artikel 6

Kanalen voor de rapportage met betrekking tot transacties

1.   De marktdeelnemers brengen bij het Agentschap verslag uit over de bijzonderheden van voor de groothandel bestemde energieproducten die op georganiseerde markten worden verhandeld, inclusief handelsorders met en zonder matching, via de betrokken georganiseerde markt of via transactiematchings- of transactierapportagesystemen.

De georganiseerde groothandelsmarkt waarop het voor de groothandel bestemde energieproduct wordt verhandeld of waar de order is geplaatst, biedt op verzoek van marktdeelnemer een gegevensrapportageovereenkomst aan.

2.   De TSB's of de namens de TSB's handelende derde partijen melden de bijzonderheden van de in artikel 3, lid 1, onder b), i, bedoelde contracten, inclusief de gegevens betreffende orders met of zonder matching.

3.   De marktdeelnemers of de namens die deelnemers handelende derde partijen melden de bijzonderheden van de in artikel 3, lid 1, onder a), onder b), ii, en onder b), punt (iii), bedoelde contracten die zijn gesloten buiten een georganiseerde markt.

4.   De informatie met betrekking tot transacties van voor de groothandel bestemde energieproducten, die zijn aangemeld overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6) of artikel 9 van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7), wordt aan het Agentschap verstrekt door:

a)

de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 648/2012 bedoelde transactieregisters;

b)

de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 600/2014 bedoelde goedgekeurde meldingsmechanismen;

c)

de in artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 bedoelde bevoegde autoriteiten;

d)

de Europese autoriteit voor effecten en markten,

naargelang passend.

5.   Wanneer personen de bijzonderheden van transacties hebben gemeld overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 of artikel 9 van Verordening (EU) nr. 648/2012, worden zij geacht hun verplichtingen aangaande de rapportage met betrekking tot bedoelde bijzonderheden overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 te zijn nagekomen.

6.   In overeenstemming met de tweede alinea van artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 en onverlet lid 5 van dit artikel zijn georganiseerde markten, transactiematchings- of transactierapportagesystemen in staat om de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie rechtstreeks aan het Agentschap toe te zenden.

7.   Wanneer een derde partij namens één van de of beide tegenpartijen rapporteert, of wanneer één tegenpartij de bijzonderheden van een contract ook namens de andere tegenpartij toezendt, bevat het desbetreffende rapport de relevante gegevens van de tegenpartij met betrekking tot elk van de tegenpartijen en de volledige set van bijzonderheden die zou zijn toegezonden wanneer de contracten door elke tegenpartijen afzonderlijk waren aangemeld.

8.   Het Agentschap mag de marktdeelnemers en de rapporterende partijen verzoeken om met betrekking tot de door hen gemelde gegevens aanvullende informatie en verduidelijkingen toe te zenden.

Artikel 7

Tijdschema voor de rapportage van transacties

1.   De bijzonderheden van standaardcontracten en transactieorders, inclusief voor veilingen, worden zo spoedig mogelijk gemeld, maar niet later dan op de werkdag volgende op de sluiting van het contract of het plaatsen van de order.

Elke wijziging of beëindiging van het gesloten contract of van de transactieorder wordt zo spoedig mogelijk gemeld, maar niet later dan op de werkdag volgende op de wijziging of beëindiging van het contract.

2.   In het geval van veilingsmarkten waarop orders niet publiek zichtbaar worden gemaakt, wordt uitsluitend over gesloten contracten en definitieve orders verslag uitgebracht. Die verslaglegging gebeurt niet later dan op de werkdag volgende op de veilingsdag.

3.   Orders die zijn geplaatst via spraakgestuurde brokerdiensten en die niet op elektronische schermen verschijnen, worden slechts op verzoek van het Agentschap aangemeld.

4.   De bijzonderheden van niet-standaardcontracten, inclusief elke wijziging of beëindiging van het contract, en transacties als bedoeld in de tweede alinea van artikel 5, lid 1, worden uiterlijk één maand na de sluiting, wijziging of beëindiging van het contract gemeld.

5.   De bijzonderheden van de in artikel 3, lid 1, onder b), punt (i), bedoelde contracten worden zo spoedig mogelijk gemeld, maar niet later dan op de werkdag volgende op de beschikbaarheid van de toewijzingsresultaten. Elke wijziging of beëindiging van de gesloten contracten wordt zo spoedig mogelijk gemeld, maar niet later dan op de werkdag volgende op de wijziging of beëindiging van het contract.

6.   De bijzonderheden van groothandelsenergiecontracten die zijn gesloten vóór de datum waarop de rapportageverplichting is ingegaan en die op die datum nog steeds lopen, worden aan het Agentschap aangemeld binnen 90 dagen nadat de rapportageverplichting voor bedoelde contracten is ingegaan.

De te rapporteren bijzonderheden zijn uitsluitend die welke zijn terug te vinden in de bestaande verslagen van de marktdeelnemers. Zij omvatten minimaal de in artikel 44, lid 2, van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) en in artikel 40, lid 2, van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) bedoelde gegevens.

HOOFDSTUK III

RAPPORTAGE BETREFFENDE FUNDAMENTELE GEGEVENS

Artikel 8

Regels voor de rapportage betreffende fundamentele gegevens inzake elektriciteit

1.   Het ENTSB-E verstrekt, namens de marktdeelnemers, informatie aan het Agentschap met betrekking tot de capaciteit en benutting van productie-, verbruik- en transmissiefaciliteiten voor elektriciteit, inclusief de geplande en ongeplande niet-beschikbaarheid van deze faciliteiten als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 17 van Verordening (EU) nr. 543/2013 van de Commissie (10). De informatie wordt toegezonden via het centrale platform voor informatietransparantie als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 543/2013.

2.   Het ENTSB-E maakt de in lid 1 bedoelde informatie, zodra die op het centrale platform voor informatietransparantie beschikbaar is gekomen, bekend aan het Agentschap.

De in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 543/2013 bedoelde informatie wordt uiterlijk de volgende werkdag in niet-geaggregeerde vorm ter beschikking gesteld van het Agentschap, inclusief de naam en locatie van de verbruikseenheid in kwestie.

De in artikel 16, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 543/2013 bedoelde informatie wordt uiterlijk de volgende werkdag ter beschikking gesteld van het Agentschap.

3.   De elektriciteits-TSB's of de namens hen optredende derde partijen melden aan het Agentschap en, op hun verzoek, aan de nationale regulerende instanties overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 de definitieve nominaties tussen de biedzones, met specificatie van de identiteit van de betrokken marktdeelnemers en de geplande hoeveelheden. Die informatie wordt uiterlijk de volgende werkdag beschikbaar gesteld.

Artikel 9

Regels voor de rapportage betreffende fundamentele gegevens inzake aardgas

1.   Het ENTSB-G verstrekt, namens de marktdeelnemers, informatie aan het Agentschap met betrekking tot de capaciteit en benutting van de faciliteiten voor de transmissie van aardgas, inclusief de geplande en ongeplande niet-beschikbaarheid van deze faciliteiten als bedoeld in punt 3.3, onder 1) en 5), van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad (11). De informatie wordt beschikbaar gesteld op het Uniebrede centrale platform als bedoeld in punt 3.1.1, onder 1), sub h), van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009.

Het ENTSB-G maakt de in de eerste alinea bedoelde informatie, zodra die op het Uniebrede centrale platform beschikbaar is gekomen, bekend aan het Agentschap.

2.   De gas-TSB's of de namens hen optredende derde partijen melden aan het Agentschap en, op hun verzoek, aan de nationale regulerende instanties overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 de day-ahead-nominaties en de definitieve hernominaties van geboekte capaciteit, met specificatie van de identiteit van de betrokken marktdeelnemers en de geplande hoeveelheden. Die informatie wordt uiterlijk de volgende werkdag beschikbaar gesteld.

Bedoelde informatie wordt verstrekt voor de volgende punten van het transmissiesysteem:

a)

alle interconnectiepunten;

b)

de entrypunten van productiefaciliteiten, inclusief upstreampijpleidingen;

c)

de exitpunten die zijn verbonden met één enkele afnemer;

d)

de entry- en exitpunten naar en van opslagfaciliteiten;

e)

de LNG-faciliteiten;

f)

de fysieke en virtuele hubs.

3.   De LNG-systeembeheerders als gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van Richtlijn 2009/73/EG zenden het Agentschap en, op hun verzoek, de nationale regulerende instanties voor elke LNG-faciliteit de volgende informatie toe:

a)

de technische, gecontracteerde en beschikbare capaciteit van de LNG-faciliteit, met een dagelijkse resolutie;

b)

de send-out en de inventaris van de LNG-faciliteit, met een dagelijkse resolutie;

c)

de aankondigingen van de geplande en ongeplande niet-beschikbaarheid van de LNG-faciliteit, inclusief het tijdstip van de aankondiging en de betrokken capaciteiten.

4.   De in lid 3, onder a) en b), bedoelde informatie wordt uiterlijk de volgende werkdag beschikbaar gesteld.

De informatie, met inbegrip actualiseringen als bedoeld in lid 3, onder c), wordt beschikbaar gesteld zodra die informatie zelf beschikbaar komt.

5.   De marktdeelnemers of de namens hen handelende beheerders van LNG-systemen zenden aan het Agentschap en, op hun verzoek, aan de nationale regulerende instanties voor elke LNG-faciliteit de volgende informatie toe:

a)

met betrekking tot het lossen en laden van ladingen:

i)

de datum van lossen of laden;

ii)

de geloste of geladen volumes per schip;

iii)

de naam van de klant van de terminal;

iv)

de naam en de grootte van het schip dat van de faciliteit gebruikmaakt;

b)

het geplande lossen of laden aan de LNG-faciliteiten in een dagelijkse resolutie voor de volgende maand, met specificatie van de marktdeelnemer en de naam van de klant van de terminal (indien verschillend van de marktdeelnemer).

6.   De in lid 5, onder a), bedoelde informatie wordt uiterlijk op de dag volgende op het lossen of laden beschikbaar gesteld.

De in lid 5, onder b), bedoelde informatie wordt voorafgaand aan de maand waarop die informatie betrekking heeft, beschikbaar gesteld.

7.   De opslagsysteembeheerders als gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Richtlijn 2009/73/EG zenden het Agentschap en, op hun verzoek, de nationale regulerende instanties voor elke opslaginstallatie of, wanneer de installaties in groep worden beheerd, voor elke groep van opslaginstallaties, op een gezamenlijk platform de volgende informatie toe:

a)

de technische, gecontracteerde en beschikbare capaciteit van de opslaginstallatie;

b)

de hoeveelheid gas die op het einde van de gasdag in voorraad is, de inflows (injecties) en de outflows (onttrekkingen) voor elke gasdag;

c)

de aankondigingen van de geplande en ongeplande niet-beschikbaarheid van de opslagfaciliteit, inclusief het tijdstip van de aankondiging en de betrokken capaciteiten.

8.   De in lid 7, onder a) en b), bedoelde informatie wordt uiterlijk op de volgende werkdag beschikbaar gesteld.

De informatie, met inbegrip van de in lid 7, onder c), bedoelde actualiseringen, wordt beschikbaar gesteld zodra die informatie zelf beschikbaar komt.

9.   De marktdeelnemers of de namens hen handelende opslagsysteembeheerders melden aan het Agentschap en, op hun verzoek, aan de nationale regulerende instanties de hoeveelheid gas die de marktdeelnemer op het einde van de gasdag heeft opgeslagen. Deze informatie wordt uiterlijk op de volgende werkdag beschikbaar gesteld.

Artikel 10

Rapportageprocedures

1.   Marktdeelnemers die voorwetenschap op hun website openbaar maken, of dienstenleveranciers die dergelijke informatie namens marktdeelnemers bekendmaken, plaatsen webfeeds op hun site om het voor het Agentschap gemakkelijk te maken deze gegevens op een efficiënte wijze te verzamelen.

2.   Bij het toezenden van de in de artikelen 6, 8 en 9 bedoelde informatie, inclusief voorwetenschap, identificeert de marktdeelnemer zich, of wordt hij geïdentificeerd door de derde partij die namens de marktdeelnemer de informatie toezendt, met gebruikmaking van de ACER-registratiecode die de marktdeelnemer heeft ontvangen of de unieke marktdeelnemerscode die de marktdeelnemer heeft opgegeven bij zijn registratie overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1227/2011.

3.   Na raadpleging van de betrokken partijen stelt het Agentschap procedures, standaarden en elektronische formaten vast, gebaseerd op de in de sector geldende standaarden, voor de rapportage met betrekking tot de in de artikelen 6, 8 en 9 bedoelde informatie. Het Agentschap raadpleegt de betrokken partijen over materiële actualiseringen van de desbetreffende procedures, standaarden en elektronische formaten.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Technische en organisatorische eisen en verantwoordelijkheid voor de rapportage

1.   Om een efficiënte, effectieve en veilige uitwisseling en verwerking van informatie te waarborgen, ontwikkelt het Agentschap, na raadpleging van de betrokken partijen, technische en organisatorische eisen voor het indienen van gegevens. Het Agentschap raadpleegt de betrokken partijen over materiële actualiseringen van deze eisen.

Deze eisen moeten:

a)

de veiligheid, vertrouwelijkheid en volledigheid van de informatie waarborgen;

b)

de detectie en correctie van fouten in de gegevensrapporten mogelijk maken;

c)

de authenticatie van de informatiebron mogelijk maken;

d)

de bedrijfscontinuïteit waarborgen.

Het Agentschap gaat na of de rapporterende partijen de eisen in acht nemen. Rapporterende partijen die de eisen in acht nemen, worden door het Agentschap geregistreerd. Wat de in artikel 6, lid 4, genoemde entiteiten betreft, wordt aan de in de tweede alinea bedoelde eisen geacht te zijn voldaan.

2.   De personen die verplicht zijn de in de artikelen 6, 8 en 9 bedoelde gegevens te verstrekken, zijn verantwoordelijk voor de volledigheid, nauwkeurigheid en tijdige indiening van die gegevens bij het Agentschap en, wanneer daartoe vereist, bij de nationale regulerende instanties.

Wanneer een in de eerste alinea bedoelde persoon deze gegevens via een derde partij verstrekt, is deze persoon niet verantwoordelijk voor gebreken op het gebied van de volledigheid, nauwkeurigheid en tijdige indiening van de gegevens die toe te schrijven zijn aan die derde partij. In dergelijke gevallen is de derde partij verantwoordelijk voor die gebreken, onverlet het bepaalde in de artikelen 4 en 18 van Verordening (EU) nr. 543/2013 betreffende de toezending van gegevens inzake de elektriciteitsmarkten.

De in de eerste alinea bedoelde personen nemen evenwel redelijke maatregelen om de volledigheid, nauwkeurigheid en tijdige indiening van de via derden ingediende gegevens te verifiëren.

Artikel 12

Inwerkingtreding en andere maatregelen

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   De in artikel 9, lid 1, bedoelde rapportageverplichting geldt met ingang van 7 oktober 2015.

De in artikel 6, lid 1, bedoelde rapportageverplichting, behalve wat de contracten als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b), betreft, geldt met ingang 7 oktober 2015.

De in artikel 8, lid 1, bedoelde rapportageverplichtingen gelden met ingang van 7 oktober 2015, maar niet voordat het centrale platform voor informatietransparantie operationeel is geworden overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 543/2013.

De in artikel 6, leden 2 en 3, artikel 8, lid 3, en artikel 9, leden 2, 3, 5, 7 en 9, bedoelde rapportageverplichtingen gelden met ingang van 7 april 2016.

De in artikel 6, lid 1, bedoelde rapportageverplichting met betrekking tot de in artikel 3, lid 1, onder b), bedoelde contracten geldt met ingang van 7 april 2016].

3.   Onverlet lid 2, tweede en vijfde alinea, kan het Agentschap overeenkomsten sluiten met georganiseerde markten en transactiematchings- of transactierapportagesystemen om informatie betreffende bijzonderheden van contracten te verkrijgen voordat de rapportageverplichting van kracht is geworden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor samenwerking tussen energieregulators (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 984/2013 van de Commissie van 14 oktober 2013 tot vaststelling van een netcode met betrekking tot capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 273 van 15.10.2013, blz. 5).

(4)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(5)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(6)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84)

(7)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(8)  Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).

(9)  Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55).

(10)  Verordening (EU) nr. 543/2013 van de Commissie van 14 juni 2013 betreffende de toezending en publicatie van gegevens inzake de elektriciteitsmarkten en houdende wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 163 van 15.6.2013, blz. 1).

(11)  Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36).


BIJLAGE

BIJZONDERHEDEN BETREFFENDE DE AAN TE MELDEN CONTRACTEN

Tabel 1

gegevens over standaardcontracten voor de elektriciteits- en aardgasvoorziening

(Standaard-rapportageformulier)

Veld nr.

Veldnaam

Beschrijving

 

Partijen bij het contract

1

ID van de marktdeelnemer of tegenpartij

De marktdeelnemer of tegenpartij namens welke de transactie wordt aangemeld, wordt geïdentificeerd aan de hand van een unieke code.

2

Type code gebruikt in veld 1

ACER-registratiecode, identificatie van de juridische entiteit (LEI), bankidentificatiecode (BIC), energie-identificatiecode (EIC), Global Location Number (GLN/GS1).

3

ID van de handelaar en/of van de marktdeelnemer of tegenpartij als geïdentificeerd door de georganiseerde markt

De login-gebruikersnaam of handelsrekening van de handelaar en/of de marktdeelnemer of tegenpartij als gespecificeerd door het technisch systeem van de georganiseerde markt.

4

ID van de andere marktdeelnemer of tegenpartij

Unieke code ter identificatie van de andere tegenpartij bij het contract.

5

Type code gebruikt in veld 4

ACER-registratiecode, identificatie van de juridische entiteit (LEI), bankidentificatiecode (BIC), energie-identificatiecode (EIC), Global Location Number (GLN/GS1).

6

ID van de rapporterende entiteit

ID van de rapporterende entiteit.

7

Type code gebruikt in veld 6

ACER-registratiecode, identificatie van de juridische entiteit (LEI), bankidentificatiecode (BIC), energie-identificatiecode (EIC), Global Location Number (GLN/GS1).

8

ID van de begunstigde

indien de begunstigde van de transactie als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 tegenpartij is bij dit contract, moet dit veld leeg blijven. Als de begunstigde van de transactie geen tegenpartij is bij dit contract moet de rapporterende tegenpartij de begunstigde aan de hand van een unieke code identificeren.

9

Type code gebruikt in veld 8

ACER-registratiecode, identificatie van de juridische entiteit (LEI), bankidentificatiecode (BIC), energie-identificatiecode (EIC), Global Location Number (GLN/GS1).

10

Handelshoedanigheid van de in veld 1 genoemde marktdeelnemer of tegenpartij

Aangeven of de rapporterende tegenpartij het contract als principaal voor eigen rekening (namens zichzelf of namens een cliënt), dan wel als agent voor rekening van en namens een cliënt heeft gesloten.

11

Koop/verkoop-indicator

Aangeven of het contract een koop of een verkoop was voor de in veld 1 geïdentificeerde marktdeelnemer of tegenpartij.

12

Initiator/Agressor

Wanneer de transactie is uitgevoerd op een elektronisch of spraakgestuurd brokerplatform, is de initiator de partij die de vaste order voor het eerst op de markt heeft geplaatst en is de agressor de partij die de transactie initieert.

 

Gegevens betreffende de order

13

ID van de order

De order wordt geïdentificeerd aan de hand van een unieke, door de markt of de tegenpartijen verstrekte identificatiecode.

14

Ordertype

Het type van de order als gedefinieerd door de functionaliteit die door de georganiseerde markt wordt aangeboden.

15

Ordervoorwaarde

Een speciale voorwaarde voor de uitvoering van de order.

16

Orderstatus

De status van de order, bijvoorbeeld of de order actief, dan wel gedeactiveerd is.

17

Minimaal uitvoeringsvolume

Minimaal uitvoeringsvolume — De hoeveelheid/het volume van een vastgestelde minimumuitvoering.

18

Maximumprijs

De vastgestelde grenswaarde voor de prijs van de trigger- of de stop loss-order.

19

Niet-openbaar gemaakt volume

Het volume dat niet openbaar is gemaakt op de markt voor de order.

20

Looptijd van de order

De looptijd van de order is het tijdsbestek waarbinnen de order binnen het systeem bestaat voordat zij wordt verwijderd/geannuleerd tenzij de order wordt uitgevoerd.

 

Contractgegevens

21

ID van het contract

Het contract wordt geïdentificeerd aan de hand van een unieke, door de markt of de tegenpartijen verstrekte identificatiecode.

22

Contractnaam

De naam van het contract als geïdentificeerd door de georganiseerde markt.

23

Contracttype

Het type van het contract.

24

Energieproduct

De classificatie van het energieproduct.

25

Fixingsindex of referentieprijs

De fixingsindex die de prijs voor het contract of de referentieprijs voor derivaten vastlegt.

26

Afwikkelingsmethode

Aangeven of het contract fysiek, in speciën, optioneel of anderszins wordt afgewikkeld.

27

ID/OTC van de georganiseerde markt

Indiende markdeelnemer een georganiseerde markt gebruikt om het contract uit te voeren, wordt deze georganiseerde markt geïdentificeerd aan de hand van een unieke code.

28

Handelsuren van het contract

De handelsuren van het contract.

29

Laatste handelsdag en -tijdstip

De laatste handelsdag en het laatste tijdstip voor het aangemelde contract.

 

Gegevens betreffende transacties

30

Tijdstempel van de transactie

Datum en tijdstip van uitvoering van het contract of plaatsing van de order, of van de wijziging, annulering of beëindiging daarvan.

31

Unieke transactie-identificatie

Unieke identificatiecode van een transactie, als toegewezen door de georganiseerde markt van uitvoering of door de twee marktdeelnemers in het geval van bilaterale contracten met het oog op de matching van de twee zijden van een transactie.

32

Aan de transactie gekoppelde ID

De aan de transactie gekoppelde identificatiecode moet het contract identificeren dat met de uitvoering verbonden is.

33

Aan de order gekoppelde ID

De aan de order gekoppelde identificatiecode moet de order identificeren die met de uitvoering verbonden is.

34

Spraakgestuurd

Aangeven of de transactie spraakgestuurd was: „Ja” als dat het geval was, leeg laten als dat niet het geval was.

35

Prijs

De prijs per eenheid.

36

Indexwaarde

De waarde van de fixingsindex.

37

Munteenheid van de prijs

De manier waarop de prijs wordt uitgedrukt.

38

Notioneel bedrag

De waarde van het contract.

39

Notionele munteenheid

De voor het notioneel bedrag gebruikte munteenheid.

40

Hoeveelheid/Volume

Het totale aantal eenheden waarop het contract of de order betrekking heeft.

41

Totale notionele contractuele hoeveelheid

Het totale aantal eenheden van het voor de groothandel bestemde energieproduct.

42

Eenheid van hoeveelheid voor de velden 40 en 41

De gebruikte maateenheid voor de velden 40 en 41.

43

Afsluitingsdatum

De afsluitingsdatum van het aangemelde contract. Indien niet verschillend van de einddatum van de levering, blijft dit veld leeg.

 

Gegevens betreffende opties

44

Aard van de optie

Aangeven of de optie uitsluitend op een vaste datum mag worden uitgeoefend (Europese en Aziatische optie), op een reeks vooraf bepaalde data (Bermudaanse optie), dan wel op gelijk welk moment van de looptijd van het contract (Amerikaanse optie).

45

Optiesoort

Aangeven of het contract een call of een put of een ander type optie is.

46

Uitoefeningsdatum van de optie

De datum of datums waarop een optie wordt uitgeoefend. Indien meer dan één datum, mogen meerdere velden worden gebruikt.

47

Uitoefenprijs van de optie

De uitoefenprijs van de optie.

 

Leveringsprofiel

48

Leveringspunt of -zone

EIC-code(s) voor het/de leveringspunt(en) of de marktzone(s).

49

Startdatum van de levering

Aanvangsdatum van de levering.

50

Einddatum van de levering

Einddatum van de levering.

51

Looptijd

De looptijd van de leveringsperiode.

52

Belastingstype

Identificatie van het leveringsprofiel (basislast, piekbelasting, dalbelasting, blok van uren of anderszins).

53

Dagen van de week

De dagen van de week van de levering.

54

Belastingsleveringsintervallen

Tijdsinterval voor elk blok of elke vorm.

55

Leveringscapaciteit

Het aantal eenheden waarop de transactie betrekking heeft, per tijdsinterval van de levering.

56

Eenheid van hoeveelheid voor veld 55

De gebruikte maateenheid.

57

Prijs/Tijdsintervalhoeveelheid

Wanneer van toepassing, de prijs per hoeveelheid per leveringstijdsinterval.

 

Levenscyclusinformatie

58

Actietype

Wanneer het rapport betrekking heeft op:

een eerste contract of eerste transactieorder, wordt het geïdentificeerd als „nieuw”;

een wijziging van elementen van een vorig rapport, wordt het geïdentificeerd als „wijziging”;

een annulering van een verkeerdelijk ingediend rapport, wordt het geïdentificeerd als „fout”;

een beëindiging van een bestaand contract of een bestaande order, wordt het geïdentificeerd als „geannuleerd”.


Tabel 2

Nadere gegevens over niet-standaardcontracten voor de elektriciteits- en aardgasvoorziening

(Niet-standaard-rapportageformulier)

Veld nr.

Veldnaam

Beschrijving

 

Partijen bij het contract

1

ID van de marktdeelnemer of tegenpartij

De marktdeelnemer of tegenpartij namens welke de transactie wordt aangemeld, wordt geïdentificeerd aan de hand van een unieke code.

2

Type code gebruikt in veld 1

ACER-registratiecode, identificatie van de juridische entiteit (LEI), bankidentificatiecode (BIC), energie-identificatiecode (EIC), Global Location Number (GLN/GS1).

3

ID van de andere marktdeelnemer of tegenpartij

Unieke code ter identificatie van de andere tegenpartij bij het contract.

4

Type code gebruikt in veld 3

ACER-registratiecode, identificatie van de juridische entiteit (LEI), bankidentificatiecode (BIC), energie-identificatiecode (EIC), Global Location Number (GLN/GS1).

5

ID van de rapporterende entiteit

ID van de rapporterende entiteit.

6

Type code gebruikt in veld 5

ACER-registratiecode, identificatie van de juridische entiteit (LEI), bankidentificatiecode (BIC), energie-identificatiecode (EIC), Global Location Number (GLN/GS1).

7

ID van de begunstigde

Indien de begunstigde van de transactie als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 tegenpartij is bij dit contract, moet dit veld leeg blijven. Als de begunstigde van de transactie geen tegenpartij is bij dit contract moet de rapporterende tegenpartij de begunstigde aan de hand van een unieke code identificeren.

8

Type code gebruikt in veld 7

ACER registratiecode, identificatie van de juridische entiteit (LEI),bankidentificatiecode (BIC), energie-identificatiecode (EIC), Global Location Number (GLN/GS1).

9

Handelshoedanigheid van de in veld 1 genoemde marktdeelnemer of tegenpartij

Aangeven of de rapporterende tegenpartij het contract als principaal voor eigen rekening (namens zichzelf of namens een cliënt), dan wel als agent voor rekening van en namens een cliënt heeft gesloten.

10

Koop/verkoop-indicator

Aangeven of het contract een koop of een verkoop was voor de in veld 1 geïdentificeerde marktdeelnemer of tegenpartij.

 

Contractgegevens

11

ID van het contract

De unieke identificatie van het contract als toegekend door de twee marktdeelnemers.

12

Contractdatum

De datum waarop het contract of de wijziging, annulering of beëindiging daarvan is overeengekomen.

13

Contracttype

Het type van het contract.

14

Energieproduct

De classificatie van het energieproduct waarop het gesloten contract betrekking heeft.

15

Prijs of prijsformule

In het contract gebruikt vaste prijs of prijsformule.

16

Geraamd notioneel bedrag

Geraamde notionele waarde van het contract (indien van toepassing).

17

Notionele munteenheid

De voor het geraamde notionele bedrag gebruikte munteenheid.

18

Totale notionele contractuele hoeveelheid

Het geraamde totale aantal eenheden van het voor de groothandel bestemde energieproduct. Dit is een berekend getal.

19

Capaciteit van de volume-optionaliteit

Het aantal eenheden waarop het contract betrekking heeft, per tijdsinterval van de levering indien beschikbaar.

20

Eenheid van notionele hoeveelheid

De in de velden 18 en 19 gebruikte maateenheid.

21

Volume-optionaliteit

De volumeclassificatie.

22

Frequentie van de volume-optionaliteit

De frequentie van de volume-optionaliteit: bv. dagelijks, wekelijks, maandelijks, seizoensgebonden, jaarlijks of anderszins, indien beschikbaar.

23

Intervallen voor de volume-optionaliteit

Tijdsinterval voor elke volume-optionaliteit indien beschikbaar.

 

Gegevens betreffende de fixingsindex

24

Type van indexprijs

Prijs, ingedeeld als vast, eenvoudige index (enkelvoudig onderliggend) of complexe prijsformule (meervoudig onderliggend).

25

Fixingsindex

Lijst van de indexen die de in het contract opgenomen prijs bepalen. Specificeer voor elke index de naam. In het geval van een indexkorf waarvoor geen unieke identificatie bestaat, wordt de korf of de index aangegeven.

26

Fixingsindextypes

Spot, forward, swap, spread, enz.

27

Fixingsindexbronnen

Specificeer voor elke index de publicatiebron.

In het geval van een indexkorf waarvoor geen unieke identificatie bestaat, wordt de korf of de index aangegeven.

28

Eerste fixingsdatum

De eerste fixingsdatum, bepaald door de vroegste datum van alle fixingen.

29

Laatste fixingdatum

De laatste fixingsdatum, bepaald door de laatste datum van alle fixingen.

30

Fixingsfrequentie

De frequentie van de fixingen: bv. dagelijks, wekelijks, maandelijks, seizoensgebonden, jaarlijks of anderszins.

31

Afwikkelingsmethode

Aangeven of het contract fysiek, in speciën, beide, optioneel of anderszins wordt afgewikkeld.

 

Gegevens betreffende opties

32

Aard van de optie

Aangeven of de optie uitsluitend op een vaste datum mag worden uitgeoefend (Europese en Aziatische optie), op een reeks vooraf bepaalde data (Bermudaanse optie), dan wel op gelijk welk moment van de looptijd van het contract (Amerikaanse optie).

33

Optiesoort

Aangeven of het contract een call of een put of een ander type optie is.

34

Eerste datum van uitoefening van de optie

De eerste uitoefeningsdatum, bepaald door de vroegste datum van alle uitoefeningen.

35

Laatste datum van uitoefening van de optie

De laatste uitoefeningsdatum, bepaald door de laatste datum van alle uitoefeningen.

36

Uitoefeningsfrequentie van de optie

De frequentie van de volume-optionaliteit: bv. dagelijks, wekelijks, maandelijks, seizoensgebonden, jaarlijks of anderszins.

37

Uitoefenindex van de optie

Specificeer voor elke index de naam. In het geval van een indexkorf waarvoor geen unieke identificatie bestaat, wordt de korf of de index aangegeven.

38

Type uitoefenindex van de optie

Spot, forward, swap, spread, enz.

39

Bron uitoefenindex van de optie

Specificeer voor elke uitoefenindex het fixingstype. In het geval van een indexkorf waarvoor geen unieke identificatie bestaat, wordt de korf of de index aangegeven.

40

Uitoefenprijs van de optie

De uitoefenprijs van de optie.

 

Leveringsprofiel

41

Leveringspunt of -zone

EIC-code(s) voor het/de leveringspunt(en) of de marktzone(s).

42

Startdatum van de levering

Aanvangsdatum en -tijdstip van de levering. Bij contracten voor fysieke levering is dit de leveringsaanvangsdatum van het contract.

43

Einddatum van de levering

Einddatum en -tijdstip van de levering. Bij contracten voor fysieke levering is dit de leveringseinddatum van het contract.

44

Belastingstype

Identificatie van het leveringsprofiel (basislast, piekbelasting, dalbelasting, blok van uren of anderszins).

 

Levenscyclusinformatie

45

Actietype

Wanneer het rapport betrekking heeft op:

een voor het eerst aangemeld contract, wordt het geïdentificeerd als „nieuw”;

een wijziging van elementen van een in het verleden aangemeld contract, wordt het geïdentificeerd als „wijziging”;

een annulering van een verkeerdelijk ingediend rapport, wordt het geïdentificeerd als „fout”;

een beëindiging van een bestaand contract, wordt het geïdentificeerd als „geannuleerd”.


Tabel 3

Nadere gegevens over voor de groothandel bestemde energieproducten in verband met het transport van elektriciteit — Resultaten van primaire toewijzingen en resultaat van herverkoop en overdracht van langetermijntransmissierechten voor elektriciteit op de secundaire markt

Veld nr.

Veldnaam

Beschrijving

 

Document met gemeenschappelijke gegevens over resultaten van totale primaire toewijzingen en herverkoops- en overdrachtsrechten op de secundaire markt en biedingen

1.

Identificatie document

Unieke identificatie van het document waarvoor de gegevens betreffende de tijdreeks verstrekt zijn.

2.

Versie document

Versie van het toegezonden document. Een document kan verscheidene keren worden toegezonden, waarbij elke transmissie wordt geïdentificeerd aan de hand van een verschillend versienummer dat begint bij 1 en dat sequentieel toeneemt.

3.

Documenttype

Het codetype van het toegezonden document.

4.

Identificatie verzender

Identificatie van de partij die het document verzendt en die verantwoordelijk is voor de inhoud (EIC-code)

5.

Rol verzender

Identificatie van de rol van de verzender, bv. TSB of andere rapporterende entiteit.

6.

Identificatie ontvanger

Identificatie van de partij die het document ontvangt.

7.

Rol ontvanger

Identificatie van de rol van de ontvanger van het document

8.

Opmaakdatum en -tijdstip

Datum en tijdstip van opmaak van het document, bv. wanneer de TSB of een andere rapporterende entiteit informatie over de transactie aan het Agentschap toezendt.

9.

Biedtijdsinterval/toepasselijk tijdsinterval

Aanvangs- en einddatum en -tijdstip van de periode waarop het document betrekking heeft

10

Gebied

Het gebied waarop het document betrekking heeft.

11.

Status document (indien van toepassing)

Identificatie van de status van het document

 

Tijdreeks van de capaciteitstoewijzing (voor primaire toewijzing)

12.

Identificatie tijdreeks

Identificatie die de tijdreeks op unieke wijze identificeert.

13.

Identificatie bieddocument

De identificatie van het document dat de biedingen of herverkoopsreferenties bevat.

14.

Versie bieddocument

Versie van het toegezonden bied- of herverkoopsdocument.

15.

Identificatie van de bieding

De identificatie van de tijdreeks die is gebruikt in de oorspronkelijke bieding of herverkoop.

Dit is een uniek nummer dat door de bieder is toegekend wanneer de oorspronkelijke biedingen of herverkoopsacties zijn gebeurd. Leeg laten wanneer niet van toepassing.

16.

Biedende partij

Identificatie van de marktdeelnemer die geboden heeft voor capaciteit of die capaciteit heeft herverkocht (EIC X-code).

17.

Identificatie veiling

De identificatie die de toewijzing verbindt met een reeks specificaties die door de beheerder van de veiling is vastgesteld.

18.

Handelstype

Identificatie van de aard van de tijdreeks.

19.

In-gebied

Het gebied waarin de energie moet worden geleverd (EIC Y-code)

20.

Uit-gebied

Het gebied van waaruit de energie afkomstig is (EIC Y-code).

21.

Contracttype

Het contracttype definieert de voorwaarden waaronder de capaciteit is toegewezen en afgehandeld, bv. dagelijkse veiling, wekelijkse veiling, maandelijkse veiling, jaarlijkse veiling, langetermijncontract, enz.

22.

Contractidentificatie

De contractidentificatie van de tijdreeks-instantie („time series instance”). Dit moet een uniek nummer zijn dat is toegekend door de beheerder van de veiling en wordt gebruikt voor alle verwijzingen naar de toewijzing.

23.

Maateenheid van hoeveelheid

De maateenheid waarin de hoeveelheid in de tijdreeks is uitgedrukt.

24.

Munteenheid (indien van toepassing)

De munteenheid waarin het monetaire bedrag is uitgedrukt.

25.

Maateenheid van prijs (indien van toepassing)

De maateenheid waarin de prijs in de tijdreeks is uitgedrukt.

26.

Type kromme (indien van toepassing)

Beschrijft het type kromme dat wordt geleverd voor de tijdreeks in kwestie, bv. blok van variabele grootte of blok van vaste grootte of punt.

27.

Classificatiecategorie (indien van toepassing)

De categorie van het product als gedefinieerd in de marktregels.

 

Tijdreeks bij no-bid-veilingen (voor primaire toewijzingen)

28.

Identificatie

De identificatie van de tijdreeks-instantie („time series instance”).

29.

Identificatie veiling

De identificatie van de veiling waarop geen biedingen zijn ontvangen.

30.

Classificatiecategorie (indien van toepassing)

De categorie van het product als gedefinieerd in de marktregels.

 

Tijdreeks secundaire rechten (voor secundaire rechten)

31.

Identificatie tijdreeks

De identificatie van de tijdreeks-instantie („time series instance”).

Dit moet een uniek nummer zijn dat voor elke tijdreeks in het document wordt toegekend door de verzender.

32.

Handelstype

Identificatie van de aard van de tijdreeks, bv. capaciteitsrechten, kennisgeving van capaciteitsoverdracht, enz.

33.

In-gebied

Het gebied waarin de energie moet worden geleverd (EIC Y-code).

34.

Uit-gebied

Het gebied van waaruit de energie afkomstig is (EIC Y-code).

35.

Houder van de rechten

Identificatie van de marktdeelnemer die eigenaar is van de transmissierechten, of die bedoelde rechten mag uitoefenen (EIC X-code).

36.

Verkrijgende partij (indien van toepassing)

Identificatie van de marktdeelnemer waaraan de rechten worden overgedragen, dan wel van de verantwoordelijke voor de interconnectietransactie welke door de overdrager (als aangegeven in het veld „Houder van de rechten”) is aangewezen om de rechten uit te oefenen (EIC X-code).

37.

Contractidentificatie

De contractidentificatie van de tijdreeks-instantie („time series instance”). Dit moet een uniek nummer zijn dat is toegekend door de toewijzer van de transmissiecapaciteit, bv. de TSB of de beheerder van de veiling, of een toewijzingsplatform.

38.

Contracttype

Het contracttype definieert de voorwaarden waaronder de rechten werden toegewezen en afgehandeld, bv. dagelijkse veiling, wekelijkse veiling, maandelijkse veiling, jaarlijkse veiling, enz.

39.

Identificatie van een vorig contract (indien van toepassing)

De identificatie van een vorig contract dat is gebruikt om de rechten bij overdracht te bepalen.

40.

Maateenheid van hoeveelheid

De maateenheid waarin de hoeveelheid in de tijdreeks is uitgedrukt.

41.

Identificatie veiling (indien van toepassing)

De identificatie die de capaciteitsrechten verbindt met een reeks specificaties die door de toewijzer van de transmissiecapaciteit, bv. de TSB of de beheerder van de veiling of het toewijzingsplatform, is vastgesteld.

42.

Munteenheid (indien van toepassing)

De munteenheid waarin het monetaire bedrag is uitgedrukt.

43.

Maateenheid van prijs (indien van toepassing)

De maateenheid waarin de prijs in de tijdreeks is uitgedrukt.

44.

Type kromme (indien van toepassing)

Beschrijft het type kromme dat wordt geleverd voor de tijdreeks in kwestie, bv. blok van variabele grootte of blok van vaste grootte of punt.

 

Periode voor primaire toewijzingen en secundaire processen

45.

Tijdsinterval

Deze informatie omvat de datum en het tijdstip van het begin en het einde van de rapportageperiode.

46.

Resolutie

De resolutie die het aantal perioden definieert waarin het tijdsinterval is verdeeld (ISO 8601).

 

Interval voor primaire toewijzingen en secundaire processen

47.

Plaats

De relatieve plaats van een periode binnen een interval.

48.

Hoeveelheid

De hoeveelheid die is toegewezen op de primaire veiling. De hoeveelheid die aan de nominerende partij is toegewezen voor secundaire rechten.

49.

Prijs-bedrag (indien van toepassing)

De prijs, uitgedrukt voor elke eenheid van hoeveelheid die via de primaire toewijzing is toegewezen. De prijs, uitgedrukt voor elke eenheid van hoeveelheid die op de secundaire markt is herverkocht of overgedragen, indien van toepassing.

50.

Biedhoeveelheid (indien van toepassing)

De hoeveelheid als opgenomen in het oorspronkelijke bieddocument.

51.

Bedrag van de biedprijs (indien van toepassing)

De oorspronkelijke prijs als uitgedrukt in de oorspronkelijke bieding of herverkoop voor elke verlangde eenheid van hoeveelheid.

 

Reden voor primaire toewijzing en secundaire processen

52.

Reden-code (indien van toepassing)

Een code die de status van de toewijzing of de rechten aangeeft.

53.

Reden-tekst (indien van toepassing)

Tekstuele toelichting bij de reden-code.

 

Biedings-headerdocument en biedingsdocumentvelden voor georganiseerde markten (van toepassing voor secundaire handel)

54.

Betrokken partij

De marktdeelnemer waarvoor de bieding is ingediend (EIC-code).

55.

Rol betrokken partij

De rol van de betrokken partij.

56.

Deelbaarheid

Een indicator die aangeeft of elk element van de bieding al dan niet gedeeltelijk kan worden aanvaard.

57.

Identificatie verbonden biedingen (indien van toepassing)

Unieke identificatie geassocieerd met alle verbonden biedingen.

58.

Blokbieding

Een indicatie dat de waarden in de periode een blokbieding vormen en dat zij niet kunnen worden gewijzigd.


Tabel 4

Nadere gegevens over voor de groothandel bestemde energieproducten in verband met het transport van gas — Primaire en secundaire capaciteitstoewijzingen voor gas

Veld nr.

Veldnaam

Beschrijving

 

Gemeenschappelijke gegevens voor primaire en secundaire toewijzingsprocessen

1.

Identificatie verzender

Identificatie van de partij die eigenaar is van het document en verantwoordelijk is voor de inhoud ervan (EIC-code).

2.

Identificatie georganiseerde markt

Identificatie van de georganiseerde markt.

3.

Identificatie proces

De identificatie van de veiling of van een ander proces als omschreven door de toewijzende entiteit.

4.

Type gas

Identificatie van het type gas.

5.

Identificatie transporttransactie

Een uniek toegekend identificatienummer voor de capaciteitstoewijzing als toegekend door de georganiseerde markt of de TSB.

6.

Creatiedatum en -tijdstip

Creatiedatum en -tijdstip van de transactie.

7.

Openingsdatum/-tijdstip van de veiling

Datum en tijdstip van het openstellen van een veiling voor biedingen.

8.

Sluitingsdatum/-tijdstip van de veiling

Datum en tijdstip van het sluiten van een veiling.

9.

Type transporttransactie

Het type identificeert de aard van de transporttransactie, aan te melden overeenkomstig de huidige toepasselijke branchestandaarden als gespecificeerd in de code inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling voor gasnetten.

10.

Startdatum en -tijdstip

Datum en tijdstip van de start van de tijdsduur van de transporttransactie.

11.

Einddatum en -tijdstip

Datum en tijdstip van het einde van de tijdsduur van de transporttransactie.

12.

Aangeboden capaciteit

De omvang van de op de veiling beschikbare capaciteit, uitgedrukt in de maateenheid. Uitsluitend relevant voor de monitoring van het biedgedrag.

13.

Capaciteitscategorie

Toepasselijke capaciteitscategorie.

 

Gegevens voor de levenscyclusrapportage

14.

Actietype

Statuscode van het rapport, aan te melden overeenkomstig de huidige toepasselijke branchestandaarden als gespecificeerd in de code inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling voor gasnetten.

 

Gegevens voor rapportage betreffende hoeveelheid en prijs

15.

Hoeveelheid

Totaal aantal bij de transporttransactie toegewezen eenheden, uitgedrukt in de maateenheid.

16.

Maateenheid

De gebruikte maateenheid.

17.

Munteenheid

De munteenheid waarin het monetaire bedrag is uitgedrukt.

18.

Totale prijs

Reserveringsprijs op het tijdstip van de veiling plus de veilingspremie of, in het geval van een ander toewijzingsmechanisme dan veilingen, gereguleerd tarief.

19.

Vaste of variabele reserveringsprijs

Identificatie van het type reserveringsprijs.

20.

Reserveringsprijs

De identificatie van de reserveringsprijs voor de veiling.

21.

Prijs van de premie

Identificatie van de prijs van de premie voor de veiling.

 

Gegevens voor de identificatie van de locatie en de marktdeelnemer

22.

Identificatie netwerkpunt

Binnen een netwerksysteem, overeenkomstig de EIC-code.

23.

Bundeling

Specificatie van de bundeling.

24.

Richting

Specificatie van de richting.

25.

Identificatie TSB 1

De identificatie van de TSB waarvoor de gegevensrapportage wordt uitgevoerd.

26.

Identificatie TSB 2

De identificatie van de TSB die tegenpartij is.

27.

Identificatie marktdeelnemer

De marktdeelnemer waaraan de capaciteit is toegewezen.

28.

Balanceringsgroep of code van de portfolio

De balanceringsgroep (of balanceringsgroepen in het geval van gebundelde producten) waartoe de verzender behoort of, indien een balanceringsgroep niet van toepassing is, de door de verzender gebruikte portfoliocode.

 

Gegevens uitsluitend voor secundaire toewijzingen

29.

Geldende procedure

Specificatie van de geldende procedure.

30.

Maximum-biedbedrag

Het maximum dat de ontvanger bereid is aan te bieden, uitgedrukt in de munteenheid per maateenheid.

31.

Minimum-biedbedrag

Het minimum dat de ontvanger bereid is aan te bieden, uitgedrukt in de munteenheid per maateenheid.

32.

Maximale hoeveelheid

De maximumhoeveelheid die de ontvanger/overdrager bereid is te verwerven/verkopen bij de creatie van het transactievoorstel.

33.

Minimale hoeveelheid

De minimumhoeveelheid die de ontvanger/overdrager bereid is te verwerven/verkopen bij de creatie van het transactievoorstel.

34.

Aan de TSB betaalde prijs (onderliggende prijs)

Uitsluitend van toepassing waar er een toewijzing is, uitgedrukt in de munteenheid per maateenheid die kWh/h moet zijn.

35.

Door de ontvanger aan de overdrager betaalde prijs

Prijs die de ontvanger betaalt aan de overdrager, uitgedrukt in de munteenheid per maateenheid die kWh/h moet zijn.

36.

Identificatie overdrager

De marktdeelnemer die capaciteit opgeeft.

37.

Identificatie ontvanger

De marktdeelnemer die de capaciteit ontvangt.

 

Datavelden die uitsluitend gelden voor orders die geplaatst zijn op veilingen voor primaire toewijzingen

38.

ID bieding

Numerieke identificatiecode van de bieding als toegekend door de rapporterende entiteit.

39.

Nummer van de veilingsronde

Een geheel getal dat telkens toeneemt wanneer een veiling geen resultaat bereikt en met andere parameters opnieuw wordt opgestart, beginnend bij 1. Leeg laten in het geval van veilingen zonder bindende rondes, bv. day-ahead-veilingen.

40.

Biedprijs

De biedprijs voor elke eenheid van capaciteit, exclusief de reserveringsprijs. Uitgedrukt in de munt- en de maateenheid.

41.

Biedhoeveelheid

De hoeveelheid waarvoor wordt geboden, uitgedrukt in de maateenheid.


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/143


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1349/2014 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)   PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

66,4

IL

88,5

MA

85,2

TN

139,2

TR

109,7

ZZ

97,8

0707 00 05

EG

191,6

TR

140,4

ZZ

166,0

0709 93 10

MA

80,0

TR

136,0

ZZ

108,0

0805 10 20

AR

35,3

MA

68,6

TR

59,8

UY

32,9

ZA

42,9

ZW

33,9

ZZ

45,6

0805 20 10

MA

57,0

ZZ

57,0

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

IL

93,2

MA

75,3

TR

75,4

ZZ

81,3

0805 50 10

TR

77,3

ZZ

77,3

0808 10 80

BR

56,9

CL

80,2

NZ

90,6

US

93,2

ZA

143,5

ZZ

92,9

0808 30 90

CN

97,9

TR

174,9

ZZ

136,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/145


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

van 9 december 2014

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU inzake de goedkeuring van het macro-economisch aanpassingsprogramma voor Cyprus

(2014/919/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (1), en met name artikel 7, leden 2 en 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 472/2013 is van toepassing op lidstaten die bij de inwerkingtreding ervan al financiële steun ontvangen, met inbegrip van financiële steun uit het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM).

(2)

Verordening (EU) nr. 472/2013 stelt regels vast voor de goedkeuring van de macro-economische aanpassingsprogramma's voor lidstaten die financiële steun ontvangen. Die regels moeten verenigbaar zijn met het Verdrag tot instelling van het Europees stabiliteitsmechanisme.

(3)

Nadat Cyprus op 25 juni 2012 een verzoek om financiële bijstand uit het ESM had ingediend, heeft de Raad op 25 april 2013 bij Besluit 2013/236/EU (2) van de Raad bepaald dat Cyprus op strikte wijze een macro-economisch aanpassingsprogramma ten uitvoer moest leggen.

(4)

Op 24 april 2013 heeft de Raad van gouverneurs van het ESM besloten om Cyprus in principe stabiliteitssteun te verlenen, en zijn goedkeuring gehecht aan het memorandum van overeenstemming over de specifieke economische beleidsvoorwaarden, en aan de ondertekening daarvan door de Commissie namens het ESM.

(5)

Overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Besluit 2013/236/EU heeft de Commissie in overleg met de Europese Centrale Bank (ECB) en waar nodig met het Internationaal Monetair Fonds (IMF), voor de vijfde maal geëvalueerd welke voortgang is gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de overeengekomen maatregelen, hoe doeltreffend die maatregelen zijn en welke economische en sociale effecten ze sorteren. Op basis van die evaluatie is het bestaande macro-economisch aanpassingsprogramma bijgesteld, waarbij rekening is gehouden met de stappen die de Cypriotische autoriteiten aan het eind van het tweede kwartaal van 2014 al hadden gezet.

(6)

Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 472/2013 wordt het macro-economisch aanpassingsprogramma vastgesteld in de vorm van een uitvoeringsbesluit van de Raad. Omwille van de juridische duidelijkheid en de rechtszekerheid werd het programma opnieuw goedgekeurd, en wel op basis van artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 472/2013. De inhoud van het programma bleef in wezen identiek aan het bij Besluit 2013/236/EU goedgekeurde programma, met dien verstande dat de resultaten van de krachtens artikel 1, lid 2, van Besluit 2013/236/EU verrichte evaluatie erin werden verwerkt. Tegelijkertijd werd Besluit 2013/236/EU van de Raad ingetrokken.

(7)

Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU (3) van de Raad was al gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2014/169/EU van de Raad (4). In het licht van de jongste ontwikkelingen moet het opnieuw worden gewijzigd.

(8)

In overleg met de ECB en het IMF heeft de Commissie voor de vijfde maal geëvalueerd welke voortgang is gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de overeengekomen maatregelen, hoe doeltreffend die maatregelen zijn en welke economische en sociale effecten ze sorteren. Op basis daarvan moeten wijzigingen worden doorgevoerd op het gebied van de hervorming van de financiële sector, het begrotingsbeleid en de structurele hervormingen, met name de volgende: i) vaststellen van een bijgesteld plan voor de geleidelijke versoepeling van de externe beperkingen, waarmee de autoriteiten pas zullen starten nadat de uitgebreide beoordeling met succes is afgerond en de overgang op het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) vlot is verlopen; ii) nemen van verdere maatregelen ter versterking van het beheer van slechte leningen door de banken; iii) afsluiten van de follow-up van de audit van 2013 met betrekking tot individuele financiële instellingen, waarbij zo nodig sancties worden opgelegd, en publiceren van het eindbesluit; iv) nemen van verdere maatregelen om de operationele capaciteit van de samenwerkingsgroep te versterken; v) goedkeuren door de ministerraad van het nieuwe uitgebreide kader met passende insolventieprocedures voor vennootschappen en personen en goedkeuren door het parlement van de wijzigingen van het rechtskader inzake beslag op gehypothekeerde eigendommen (wat twee vroegere acties zijn), met in die kaders de elementen die in het memorandum van overeenstemming zijn gespecificeerd; vi) herzien van de doelstelling voor het primaire begrotingstekort voor 2014 van niet meer dan 210 miljoen EUR (1,3 % van het bbp) om de begrotingsprestaties in de eerste helft van 2014 te weerspiegelen, indienen van een voorstel om de begrotingsneutraliteit van de hervorming van het stelsel van sociale voorzieningen en het behalen van de doelstelling voor het begrotingstekort voor 2015 te garanderen, terwijl de doelstelling voor het primaire begrotingstekort voor 2017 tot 2,5 % van het bbp is herzien om de begrotingsaanpassing geleidelijk te laten verlopen over 2017-2018; vii) zetten van verdere stappen om de privatisering van de Havenautoriteit van Cyprus en de Elektriciteitsautoriteit van Cyprus in de praktijk te brengen; viii) benoemen van een nieuwe commissaris en twee assistent-commissarissen bij de nieuwe belastingdienst en oprichten van een gemeenschappelijke databank van de belastingbetalers, terwijl de nodige secundaire wetgeving wordt goedgekeurd om de versterkte bevoegdheden op het gebied van inning in de praktijk te brengen; ix) doorvoeren van de hervorming van de belasting op onroerend goed in 2015; x) opnemen van verdere eisen om de afgifte van eigendomstitels op de vastgoedmarkt te versnellen; xi) opstellen van een ontwerpactieplan om de gerechtelijke achterstand weg te werken en gedetailleerde statistieken over de vertragingen in en de duur van procedures op te stellen, en oprichten van een administratief gerecht; xii) nagaan welke artikelen van de huidige wet inzake de Organisatie voor toerisme van Cyprus de mededinging belemmeren; en xiii) maken van een voorlopige beoordeling van het technische en economische potentieel om meer elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen te produceren, en van de kostprijzen van verschillende bronnen van hernieuwbare energie in vergelijking met conventionele primaire energiebronnen, samen met de opname van maatregelen om de capaciteit en de onafhankelijkheid van de Regelgevende Autoriteit inzake energie van Cyprus te verbeteren.

(9)

Tijdens de tenuitvoerlegging van het alomvattende beleidsprogramma van Cyprus moet de Commissie op specifieke gebieden aanvullend beleidsadvies en technische bijstand verlenen. Een lidstaat die onderworpen is aan een macro-economisch aanpassingsprogramma en die over onvoldoende administratieve capaciteit beschikt, moet de Commissie om technische bijstand verzoeken, die voor dit doel groepen van deskundigen kan vormen.

(10)

In overeenstemming met de bestaande nationale regels en praktijken moeten de Cypriotische autoriteiten de standpunten van de sociale partners en maatschappelijke organisaties vragen bij de voorbereiding, tenuitvoerlegging, monitoring en evaluatie van het macro-economisch aanpassingsprogramma,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Lid 5 wordt vervangen door:

„5.   Om de gezondheid van zijn financiële sector te herstellen, zorgt Cyprus voor een verdere herstructurering van het bankwezen en de coöperatieve kredietsector, een verdere versterking van het toezicht en de regelgeving in de context van de lopende overgang op het GTM, een hervorming van het kader van schuldherschikking, en een geleidelijk wegnemen van de beperkende maatregelen in overeenstemming met zijn routekaart, met vrijwaring van de financiële stabiliteit.

Het programma voorziet in de volgende maatregelen en resultaten:

a)

zorgen voor nauwlettend toezicht op de liquiditeitspositie van de banken. Tevens worden de tijdelijke beperkingen van het vrij verkeer van kapitaal (onder meer begrenzingen van geldopnemingen, betalingen en overdrachten) nauwlettend gemonitord. De geleidelijke versoepeling van de beperkende maatregelen is verenigbaar met de stabiliteit van de financiële sector en laat comfortabele liquiditeitsbuffers. De Centrale Bank van Cyprus (CBC) zal inspecties ter plaatse verrichten van de toepassing van de beperkingen, en passende toezichtmaatregelen te nemen, voor zover nodig. Verdere versoepeling van de externe beperkende maatregelen zal door de autoriteiten pas worden overwogen nadat de uitgebreide beoordeling met succes is afgerond en de overgang op het GTM vlot is verlopen. Het doel is dat controles slechts zo lang duren als strikt noodzakelijk is om ernstige risico's voor de stabiliteit van het financiële stelsel te beperken. Na het resultaat van de uitgebreide beoordeling zal de routekaart voor de geleidelijke versoepeling van de beperkende maatregelen worden bijgesteld en gepubliceerd. De financiering en kapitaalplannen van binnenlandse banken die van centralebankfinanciering afhankelijk zijn of overheidssteun ontvangen, houden op realistische wijze rekening met de geplande afbouw van de schuldhefboom in de banksector en moeten de afhankelijkheid van leningen van de centrale banken verminderen, terwijl ook gedwongen verkopen van activa en kredietschaarste moeten worden voorkomen;

b)

aanpassen van de minimumkapitaalvereisten, rekening houdend met de parameters van de balansbeoordeling en de Uniewijde stresstest;

c)

ervoor zorgen dat herstructureringsplannen formeel worden goedgekeurd op basis van de staatssteunregels voordat staatssteun wordt toegekend. Banken met een tekort aan kapitaal kunnen, wanneer andere maatregelen niet volstaan, verzoeken om herkapitalisatiesteun van de staat conform de procedures voor staatssteun. Banken met herstructureringsplannen rapporteren inzake de vorderingen in de uitvoering van de plannen;

d)

ervoor zorgen dat het kredietregister wordt opgericht en werkt in de praktijk;

e)

rekening houdend met de overgang naar het GTM, zorgen voor de volledige tenuitvoerlegging van het regelgevingskader met betrekking tot de verstrekking en het beheer van leningen, waardevermindering van activa en voorzieningen;

f)

invoeren van verplichte openbaarmakingsvereisten die ervoor zorgen dat banken regelmatig informatie verstrekken aan autoriteiten en aan markten inzake de vooruitgang die wordt gemaakt bij de herstructurering van hun activiteiten;

g)

zorgen voor herziening van het governancerichtsnoer, waarin onder meer de interactie tussen de interne auditeenheden van banken en de banktoezichthouders zal worden verduidelijkt;

h)

versterken van de governance van de banken, onder meer door een verbod op kredietverlening aan onafhankelijke leden van het bestuur of verbonden partijen;

i)

zorgen voor de nodige personeelsleden en wijzigingen in het licht van de nieuwe verantwoordelijkheid die de Centrale Bank van Cyprus heeft gekregen, onder meer door te zorgen voor een scheiding tussen de afwikkelings- en toezichthoudende functies, de omzetting in nationaal recht van het gemeenschappelijke rulebook, met inbegrip van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (*1) en Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad (*2);

j)

versterken van het beheer van slechte leningen, rekening houdend met de ontwikkelingen en de tijdschema's van het GTM. Dit omvat met name: een herziening van de gedragscode en van het beheer en de praktijken van de banken inzake achterstallen; de doelstellingen inzake herstructurering van de monitoring die door de Centrale Bank van Cyprus zijn vastgelegd; maatregelen waardoor kredietgevers adequate financiële informatie kunnen verkrijgen over de financiële situatie van kredietnemers, en beslag kunnen vragen, krijgen en uitvoeren op de financiële activa en inkomsten van in gebreke blijvende kredietnemers; maatregelen waardoor kredietgevers bestaande individuele leningen kunnen overdragen aan derden, samen met alle onderpand en waarborgen, zonder dat de kredietnemer daarmee hoeft in te stemmen;

k)

versoepelen van de regels inzake beslag op onderpand. Het betreft een begeleidende maatregel bij de opstelling van wetgeving op basis van een algemene hervorming van het regelgevingskader met het oog op de invoering van passende insolventieprocedures voor ondernemingen en personen; tegelijkertijd moet worden gezorgd voor een vlotte en doeltreffende werking van de herziene regelingen inzake beslag en insolventie. Daarnaast wordt de nieuwe wettelijke regeling voor de herschikking van particuliere schulden na voltooiing geëvalueerd en worden indien nodig aanvullende maatregelen vastgesteld;

l)

voltooien van de harmonisatie van het regelgevings- en toezichtkader voor coöperatieve kredietinstellingen met dat voor commerciële banken;

m)

ervoor zorgen dat de samenwerkingsgroep zorgt voor een tijdige en volledig tenuitvoerlegging van het overeengekomen herstructureringsplan en nemen van verdere maatregelen om zijn operationele capaciteit te verbeteren, met name op het gebied van het beheer van achterstallen, het systeem voor informatiebeheer, governance en beheerscapaciteit;

n)

voortgaan met de verdere versterking van het kader voor de strijd tegen witwassen van geld en uitvoering van een actieplan, op basis van beste praktijken, voor de toepassing van verbeterde methoden op het gebied van cliëntenonderzoek en de transparantie van entiteiten.

(*1)  Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190)."

(*2)  Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).” "

.

2)

In lid 8 wordt punt e) vervangen door:

„e)

goedkeuring van een wet om te komen tot een gedegen stelsel van ondernemingsbestuur voor publieke en semipublieke ondernemingen en tenuitvoerlegging van een privatiseringsplan om de economische efficiëntie te verbeteren en de houdbaarheid van de schuld te herstellen;”

.

3)

Lid 13 wordt vervangen door:

„13.   De snelheid van de behandeling door de rechterlijke instanties wordt verbeterd en de gerechtelijke achterstand wordt weggewerkt tegen het einde van het programma. Cyprus neemt initiatieven om het concurrentievermogen van zijn toeristische sector te versterken, door de uitvoering van een concreet actieplan ter verwezenlijking van de gekwantificeerde doelen, onder meer in de onlangs herziene toerismestrategie voor 2011-2015, en door het evalueren van de wet inzake de Organisatie voor toerisme van Cyprus, met name de artikelen die de mededinging in de toeristische sector kunnen belemmeren. Cyprus legt een luchtvaartstrategie ten uitvoer met het oog op de aanpassing van zijn extern luchtvaartbeleid, rekening houdend met het externe luchtvaartbeleid van de EU en de EU-luchtvaartovereenkomsten, en zorgt ook voor voldoende luchtvaartverbindingen.”

.

4)

In lid 14 wordt punt b) vervangen door:

„b)

een breed concept voor de regelgeving en de marktordening voor de geherstructureerde energie- en gassector, met onder meer een voorlopige beoordeling van het potentieel om meer elektriciteit te produceren met hernieuwbare energiebronnen, en”

.

5)

Lid 16 wordt vervangen door:

„16.   Wanneer een algemene en samenhangende groeistrategie wordt uitgestippeld, houdt Cyprus rekening met de lopende hervormingen van het overheidsapparaat en het beheer van de overheidsfinanciën, andere verbintenissen in het kader van het macro-economisch aanpassingsprogramma van Cyprus en de desbetreffende initiatieven van de Unie, rekening houdend met de partnerschapsovereenkomst voor de tenuitvoerlegging van de Europese structuur- en investeringsfondsen. De groeistrategie zal worden ontwikkeld, gecoördineerd en ten uitvoer gelegd via het centrale orgaan dat zich zal ontwikkelen vanuit de reeds opgerichte taskforce voor groei en in het nationale institutionele kader zal worden verankerd.”

.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Cyprus.

Gedaan te Brussel, 9 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

P. C. PADOAN


(1)   PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1.

(2)  Besluit 2013/236/EU van de Raad van 25 april 2013 gericht tot Cyprus inzake specifieke maatregelen om de financiële stabiliteit en de duurzame groei te herstellen (PB L 141 van 28.5.2013, blz. 32).

(3)  Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU van de Raad van 13 september 2013 inzake de goedkeuring van het macro-economische aanpassingsprogramma voor Cyprus en inzake de intrekking van Besluit 2013/236/EU (PB L 250 van 20.9.2013, blz. 40).

(4)  Uitvoeringsbesluit 2014/169/EU van de Raad van 24 maart 2014 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU inzake de goedkeuring van het macro-economische aanpassingsprogramma voor Cyprus (PB L 91 van 27.3.2014, blz. 40).


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/149


BESLUIT 2014/920/GBVB VAN DE RAAD

van 15 december 2014

tot benoeming van de voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 240,

Gezien Besluit 2001/79/GBVB van de Raad van 22 januari 2001 houdende instelling van het Militair Comité van de Europese Unie (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Besluit 2001/79/GBVB wordt de voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie („het Militair Comité”) benoemd door de Raad op aanbeveling van het Militair Comité dat vergadert op het niveau van de Chefs Defensiestaf. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Besluit 2001/79/GBVB is de ambtstermijn van de voorzitter drie jaar, tenzij de Raad anders besluit.

(2)

Op 23 januari 2012 heeft de Raad Generaal Patrick DE ROUSIERS voor een periode van drie jaar ingaande op 6 november 2012 (2), benoemd tot voorzitter van het Militair Comité.

(3)

In de vergadering van 12-13 november 2014 heeft het Militair Comité op het niveau van de Chefs Defensiestaf aanbevolen generaal Mikhail KOSTARAKOS te benoemen tot voorzitter van het Militair Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Generaal Mikhail KOSTARAKOS wordt met ingang van 6 november 2015 voor een periode van drie jaar benoemd tot voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 15 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)   PB L 27 van 30.1.2001, blz. 4.

(2)  Besluit 2012/34/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende benoeming van de voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie (PB L 19 van 24.1.2012, blz. 21).


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/150


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

van 16 december 2014

waarbij Kroatië wordt gemachtigd een belastingvrijstelling te verlenen voor gasolie voor de aandrijving van machines die worden gebruikt bij humanitair mijnenruimen, in overeenstemming met artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG

(2014/921/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (1), en met name artikel 19,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij brief van 8 april 2014 hebben de Kroatische autoriteiten verzocht om een machtigingsbesluit op grond waarvan Kroatië zou worden gemachtigd een belastingvrijstelling toe te passen op gasolie voor de aandrijving van machines die worden gebruikt bij humanitair mijnenruimen in overeenstemming met artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG.

(2)

Met de beoogde belastingvrijstelling wil Kroatië in diverse regio's van het land in gebieden waar nog mijnen liggen, het ruimingsproces bespoedigen. De maatregel zou dus een onmiddellijk positief effect hebben op het leven en de gezondheid van de mensen in deze regio's.

(3)

De maatregel zou uitsluitend gelden voor erkende specifieke machines die speciaal zijn ontworpen en gebouwd voor het ruimen van bemijnde gebieden.

(4)

De maatregel zou beperkt zijn tot bemijnde gebieden op het grondgebied van Kroatië.

(5)

De maatregel zou moeten gelden voor alle marktdeelnemers die zich bezighouden met humanitair mijnenruimen in Kroatië zodat geen economisch voordeel wordt verleend aan de ene of de andere marktdeelnemer in het bijzonder.

(6)

Bijgevolg is de maatregel aanvaardbaar voor de goede werking van de interne markt en voor de noodzaak om eerlijke concurrentie te garanderen. De maatregel is verenigbaar met het gezondheids-, milieu-, energie- en vervoersbeleid van de Unie.

(7)

Uit artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG volgt dat iedere uit hoofde van dat artikel verleende machtiging in de tijd strikt beperkt moet zijn. Om de marktdeelnemers in kwestie voldoende zekerheid te bieden en genoeg tijd om het mijnenruimen in de bemijnde gebieden te voltooien, moet de machtiging voor een periode van zes jaar worden verleend.

(8)

Dit besluit laat de toepassing van de Unieregels betreffende staatssteun onverlet,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Kroatië wordt gemachtigd belastingvrijstelling te verlenen voor gasolie voor de aandrijving van gespecialiseerde machines die worden gebruikt bij humanitair mijnenruimen op zijn grondgebied. De maatregel geldt uitsluitend voor erkende specifieke machines die speciaal zijn ontworpen en gebouwd voor het ruimen van bemijnde gebieden.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van kennisgeving ervan.

Het vervalt zes jaar later.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Kroatië.

Gedaan te Brussel, 16 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

S. GOZI


(1)   PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51.


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/152


BESLUIT 2014/922/GBVB VAN DE RAAD

van 17 december 2014

tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/279/GBVB over de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 mei 2010 heeft de Raad Besluit 2010/279/GBVB (1) over de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN) vastgesteld. Dat besluit verstrijkt op 31 december 2014.

(2)

Naar aanleiding van de strategische evaluatie in februari 2014 moet EUPOL AFGHANISTAN worden verlengd tot en met 31 december 2016.

(3)

EUPOL AFGHANISTAN zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/279/GBVB van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan („EUPOL AFGHANISTAN” of de „missie”), ingesteld bij Gemeenschappelijk Optreden 2007/369/GBVB, wordt verlengd van 31 mei 2010 tot en met 31 december 2016.”

.

2)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Doelstellingen

EUPOL AFGHANISTAN steunt de Afghaanse instanties bij de verdere ontwikkeling op weg naar een doeltreffende en verantwoordelijke civiele politiedienst die efficiënt omgaat met de bredere justitiële sector en de mensenrechten, waaronder de rechten van vrouwen, naleeft. EUPOL AFGHANISTAN werkt aan een geleidelijke en duurzame transitie, met behoud van de al geboekte resultaten.”

.

3)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In lid 1 wordt punt a) vervangen door:

„a)

de regering van Afghanistan bijstaan bij de verdere institutionele hervorming van het ministerie van Binnenlandse Zaken en bij het ontwikkelen en op coherente wijze uitvoeren van het beleid en de strategie met het oog op een duurzame en doeltreffende civiele politiestructuur, waaronder gendermainstreaming, vooral met betrekking tot de Afghaanse geüniformeerde (civiele) politie en de Afghaanse recherche;”

.

b)

In lid 1 wordt punt b) vervangen door:

„b)

de regering van Afghanistan bijstaan bij de verdere professionalisering van de Afghaanse nationale politie (ANP), met name door ondersteuning van de duurzame werving, het vasthouden en de integratie van vrouwelijke politieagenten en de ontwikkeling van opleidingsinfrastructuur, en door versterking van het Afghaanse vermogen om opleiding te ontwikkelen en te verstrekken;”

.

c)

In lid 1 wordt punt d) vervangen door:

„d)

de samenhang en coördinatie tussen de internationale actoren verbeteren en verder werken aan de ontwikkeling van strategieën voor politiehervorming, in het bijzonder via de Internationale politiecoördinatieraad (IPCB), in nauwe samenwerking met de internationale gemeenschap en door verdere samenwerking met belangrijke partners, waaronder de door de NAVO geleide missie Resolute Support en andere contribuanten.”

.

d)

Lid 3 wordt geschrapt.

4)

Artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

Structuur van de missie

1.   De missie EUPOL AFGHANISTAN heeft haar hoofdkwartier in Kabul.

2.   EUPOL AFGHANISTAN wordt gestructureerd overeenkomstig de desbetreffende planningdocumenten.”

.

5)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Het volgende lid wordt ingevoegd:

„1 bis.   Het hoofd van de missie vertegenwoordigt EUPOL AFGHANISTAN binnen haar verantwoordelijkheidsgebied. Het hoofd van de missie kan, onder zijn algemene verantwoordelijkheid, beheerstaken betreffende personeels- en financiële aangelegenheden delegeren aan personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN.”

.

b)

Lid 4 wordt geschrapt.

c)

Lid 8 wordt vervangen door:

„8.   Het hoofd van de missie ziet erop toe dat EUPOL AFGHANISTAN, in voorkomend geval, nauw samenwerkt en coördineert met de regering van Afghanistan en de betrokken internationale actoren, waaronder de door de NAVO geleide missie Resolute Support, de Bijstandsmissie van de Verenigde Naties in Afghanistan (UNAMA), en de derde staten die op dit moment betrokken zijn bij de politiehervorming in Afghanistan.”

.

6)

Artikel 7, lid 5, wordt vervangen door:

„5.   Alle personeelsleden vervullen hun plichten en handelen in het belang van de missie. Alle personeelsleden nemen de beveiligingsbeginselen en minimumnormen als bedoeld in Besluit 2013/488/EU in acht (*1).

(*1)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).” "

.

7)

Artikel 8, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en plichten van het internationale en het plaatselijke personeel worden neergelegd in de contracten tussen EUPOL AFGHANISTAN en de betrokken personeelsleden.”

.

8)

Artikel 11, lid 6, wordt vervangen door:

„6.   Het hoofd van de missie zorgt voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie overeenkomstig Besluit 2013/488/EU van de Raad.”

.

9)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 12 ter

Wettelijke regelingen

EUPOL AFGHANISTAN heeft de bevoegdheid diensten en leveringen aan te besteden, contracten en administratieve regelingen te sluiten, personeel in dienst te nemen, bankrekeningen te bezitten, eigendommen te verkrijgen of te vervreemden en haar schulden te vereffenen, en in rechte op te treden, zoals vereist om uitvoering te geven aan dit besluit.”

.

10)

Artikel 13 wordt vervangen door:

„Artikel 13

Financiële regelingen

1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUPOL AFGHANISTAN voor de periode van 31 mei 2010 tot en met 31 juli 2011 moet dekken, bedraagt 54 600 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUPOL AFGHANISTAN voor de periode van 1 augustus 2011 tot en met 31 juli 2012 moet dekken, bedraagt 60 500 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUPOL AFGHANISTAN voor de periode van 1 augustus 2012 tot en met 31 mei 2013 moet dekken, bedraagt 56 870 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUPOL AFGHANISTAN voor de periode van 1 juni 2013 tot en met 31 december 2014 moet dekken, bedraagt 108 050 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUPOL AFGHANISTAN voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 moet dekken, bedraagt 57 750 000 EUR.

2.   Alle uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie. Procedures voor het gunnen van overheidsopdrachten door EUPOL AFGHANISTAN staan zonder beperkingen open voor natuurlijke en rechtspersonen. Voorts gelden er voor de door EUPOL AFGHANISTAN aangekochte goederen geen oorsprongsregels. Met goedkeuring van de Commissie mag de missie technische regelingen sluiten met lidstaten, het gastland, deelnemende derde staten en andere internationale actoren over het leveren van uitrusting, diensten en werkruimten aan EUPOL AFGHANISTAN.

3.   EUPOL AFGHANISTAN is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de missie. Daartoe ondertekent EUPOL AFGHANISTAN een overeenkomst met de Commissie.

4.   Onverminderd de bepalingen betreffende de status van EUPOL AFGHANISTAN en het personeel daarvan, is EUPOL AFGHANISTAN met ingang van 1 januari 2015 verantwoordelijk voor eventuele vorderingen en verplichtingen die uit de uitvoering van het mandaat voortvloeien, met uitzondering van vorderingen met betrekking tot ernstig wangedrag van het hoofd van de missie, waarvoor de verantwoordelijkheid op laatstgenoemde blijft rusten.

5.   De uitvoering van de financiële regelingen laat de bevelslijn zoals bepaald in de artikelen 5, 6 en 9, en de operationele vereisten van EUPOL AFGHANISTAN onverlet, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van haar teams.

6.   De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum van ondertekening van de in lid 3 bedoelde overeenkomst.”

.

11)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 13 bis

Projectcel

1.   EUPOL AFGHANISTAN beschikt over een projectcel voor het selecteren en uitvoeren van projecten. Op gebieden die verband houden met de missie en ter ondersteuning van de doelstellingen ervan, worden projecten die door de lidstaten en derde landen onder hun verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, in voorkomend geval door EUPOL AFGHANISTAN gefaciliteerd en van advies voorzien.

2.   Onverminderd lid 3, is EUPOL AFGHANISTAN gemachtigd financiële bijdragen van de lidstaten of van derde staten aan te wenden voor de uitvoering van projecten die als consistente aanvulling op andere acties van EUPOL AFGHANISTAN zijn aangemerkt, op voorwaarde dat:

de project zijn opgenomen in het financieel memorandum bij dit besluit, of

de projecten tijdens het mandaat door middel van een wijziging op verzoek van het hoofd van de missie worden opgenomen in het financieel memorandum.

EUPOL AFGHANISTAN sluit met de betrokken staten een regeling waarin met name wordt vastgelegd welke concrete procedures van toepassing zijn op klachten van derden betreffende schade die is opgelopen als gevolg van handelingen of nalatigheden van EUPOL AFGHANISTAN bij de besteding van de middelen die door de betrokken staten zijn verstrekt. In geen geval kan de Unie of de HV door de bijdragende staten aansprakelijk worden gesteld voor handelingen of nalatigheden van EUPOL AFGHANISTAN in verband met de besteding van de door die staten verstrekte middelen.

3.   Financiële bijdragen van derde staten voor de projectcel moeten worden aanvaard door het PVC.”

.

12)

In artikel 14 wordt de leden 1 tot en met 4 vervangen door:

„1.   De HV is gemachtigd om ten behoeve van de missie gegenereerde gerubriceerde gegevens en documenten van de EU overeenkomstig Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan de NAVO of de door de NAVO geleide missie Resolute Support. Daartoe worden plaatselijke technische regelingen vastgesteld.

2.   De HV is gemachtigd om, in voorkomend geval en naar gelang van de behoeften van de missie, ten behoeve van de missie gegenereerde gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „CONFIDENTIEL UE”, in overeenstemming met Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde staten.

3.   De HV is gemachtigd om, in voorkomend geval en naar gelang van de operationele behoeften van de missie, ten behoeve van de missie gegenereerde gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE”, in overeenstemming met Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan UNAMA. Daartoe worden plaatselijke regelingen vastgesteld.

4.   Indien er sprake is van een concrete en onmiddellijke operationele behoefte, is de HV voorts gemachtigd om ten behoeve van de missie gegenereerde gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE”, in overeenstemming met Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan het gastland. Daartoe worden regelingen tussen de HV en de bevoegde autoriteiten van het gastland vastgesteld.”

.

13)

Artikel 17 wordt vervangen door:

„Artikel 17

Inwerkingtreding en duur

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing van 31 mei 2010 tot en met 31 december 2016.”

.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

G. L. GALLETTI


(1)  Besluit 2010/279/GBVB van de Raad van 18 mei 2010 over de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN) (PB L 123 van 19.5.2010, blz. 4).


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/156


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2014

tot oprichting van het Gemeenschappelijk Instituut voor interferometrie met zeer lange basislijn als een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (JIV-ERIC)

(2014/923/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (1), en met name artikel 6, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Franse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland hebben de Commissie verzocht het Gemeenschappelijk Instituut voor interferometrie met zeer lange basislijn op te richten als een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (JIV-ERIC).

(2)

Deze lidstaten zijn overeengekomen dat JIV-ERIC zal worden gevestigd in Nederland.

(3)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 20 van Verordening (EG) nr. 723/2009 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het Gemeenschappelijk Instituut voor interferometrie met zeer lange basislijn wordt opgericht als een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (JIV-ERIC).

2.   De statuten van JIV-ERIC zijn in de bijlage opgenomen. Deze statuten worden bijgehouden en worden ter beschikking gesteld van het publiek op de website van JIV-ERIC en op de statutaire zetel ervan.

3.   De essentiële elementen van de statuten die overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 723/2009 slechts kunnen worden gewijzigd na goedkeuring door de Commissie, zijn opgenomen in de artikelen 1, 2, 18, 20 tot en met 25, 27 en 28.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 12 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1.


BIJLAGE

PREAMBULE

ERKENNENDE dat het Gemeenschappelijk Instituut voor interferometrie met zeer lange basislijn (Very Long Baseline Interferometry — VLBI) in Europa reeds geruime tijd bestaat en van groot belang is voor de Europese onderzoeksruimte, zijn de partijen overeengekomen alle operationele activiteiten van de Nederlandse rechtspersoon „Stichting JIVE” onder te brengen in een krachtens Verordening (EG) nr. 723/2009 op te richten rechtspersoon genaamd „JIV-ERIC”.

Overwegende hetgeen volgt:

Het Europees VLBI-netwerk (EVN) is een reeds geruime tijd bestaand consortium met een flexibele, schaalbare structuur, dat een faciliteit biedt voor astronomische waarnemingen met behulp van een aantal radiotelescopen in heel Europa en op andere continenten. Deze waarnemingsfaciliteit wordt gebruikt door een actieve, over de hele wereld verspreide gemeenschap van wetenschappers. Het EVN heeft bewezen zeer strenge normen te hanteren en vormt al ruim twintig jaar een zeer stabiel netwerk.

Binnen het EVN is in 1993 het Joint Institute for VLBI in Europe (JIVE) (Gemeenschappelijk Instituut voor VLBI in Europa) opgericht als Nederlandse rechtspersoon (stichting). JIVE verzorgt centrale voorzieningen, in het bijzonder de verwerking (correlatie) van de met de telescopen verzamelde gegevens. JIVE biedt de gebruikers van het EVN ondersteuning bij het indienen van voorstellen voor waarnemingen en het verwerken en interpreteren van de resultaten daarvan. JIVE geeft tevens feedback op de gegevens die de telescopen aanleveren. Het biedt de noodzakelijke infrastructuur voor de gezamenlijke waarnemingen in EVN-verband en via andere netwerken. JIVE speelt een actieve rol bij het vergroten van de mogelijkheden van het EVN door ontwikkeling van nieuwe technieken, met name wat de centrale verwerking en de dienstverlening aan de gebruikers betreft.

Bij deze en andere activiteiten treedt JIVE op als vertegenwoordiger van het EVN, met name wat de uitvoering van EU-programma's betreft. De relatie tussen de JIVE-infrastructuur en het EVN is vastgelegd in het memorandum van overeenstemming inzake het EVN-consortium, dat op 22 november 2002 in Berlijn is gesloten.

De huidige rechtsvorm van JIVE is een stichting naar Nederlands recht. ERIC is een rechtsvorm die geschikt is voor de wetenschappelijke missie en de ambities van JIVE. Het wettelijk kader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 723/2009.

De oprichting van JIV-ERIC zorgt voor meer duurzaamheid in de al geruime tijd bestaande samenwerking tussen de onderzoeksinstellingen in de lidstaten op het gebied van interferometrie met zeer lange basislijn. De VLBI-netwerken vormen een cruciale en kritieke technologie voor toekomstige leidende onderzoeksinfrastructuur in de radioastronomie.

De correlator van JIVE vormt de kern van de infrastructuur van JIV-ERIC en is een essentiële centrale component van de VLBI-onderzoeksinfrastructuur. In het kader van JIV-ERIC zullen de bestaande samenwerking en de contractuele verplichtingen met alle EVN-partners en de EVN-structuur worden voortgezet en aangepast aan de missie van JIV-ERIC. JIV-ERIC zal de correlatie verzorgen voor alle EVN-projecten. Daarnaast zal JIV-ERIC worden belast met de promotie en de implementatie van VLBI en andere radioastronomische technieken.

De oprichtende leden KOMEN OVEREEN JIV-ERIC op te richten en te exploiteren overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen.

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Naam, zetel en werktaal

1.   Er wordt een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur opgericht met de benaming Gemeenschappelijk Instituut voor VLBI (Very Long Baseline Interferometry — interferometrie met zeer lange basislijn), hierna „JIV-ERIC” genoemd.

2.   JIV-ERIC voorziet in onderzoeksinfrastructuur voor alle lidstaten van JIV-ERIC alsmede de landen die de status van waarnemer hebben en andere landen waar JIV-ERIC overeenkomsten heeft gesloten overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de statuten.

3.   JIV-ERIC heeft de rechtsvorm van een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 is opgericht, en wordt „JIV-ERIC” genoemd.

4.   De statutaire zetel van JIV-ERIC is gevestigd te Dwingeloo in Nederland.

5.   De werktaal van JIV-ERIC is het Engels.

Artikel 2

Taken en werkzaamheden

1.   JIV-ERIC draagt zorg voor de promotie en de implementatie van VLBI en andere radioastronomische technieken. In het bijzonder zorgt JIV-ERIC voor de exploitatie en ontwikkeling van de gegevensverwerkingsfaciliteit, vaak „correlator” genoemd, en voor de dienstverlening aan wetenschappers die van de EVN-faciliteiten gebruikmaken. JIV-ERIC zorgt voor de correlatie van alle EVN-projecten die door de EVN-programmacommissie zijn goedgekeurd, door de EVN-planning zijn ingepland en op het EVN-blokschema voor correlatie door JIV-ERIC zijn aangewezen.

2.   JIV-ERIC bevordert het gebruik van interferometrie met lange basislijn door de telescopen die door de EVN-partners en andere netwerken worden beheerd. JIV-ERIC organiseert en faciliteert de ondersteuning van de exploitatie van het EVN-netwerk en andere netwerken, alsook aanverwante activiteiten op het gebied van radioastronomie die voor de verwezenlijking van de doelstellingen van JIV-ERIC noodzakelijk zijn.

3.   JIV-ERIC opereert op niet-economische basis. Om innovatie en overdracht van kennis en technologie verder te bevorderen, kunnen beperkte economische activiteiten worden ondernomen zolang de hoofdactiviteiten hierdoor niet in gevaar komen.

HOOFDSTUK 2

LIDMAATSCHAP

Artikel 3

Lidmaatschap en vertegenwoordiging

1.   De volgende entiteiten kunnen lid worden van JIV-ERIC dan wel waarnemer zonder stemrecht:

a)

lidstaten;

b)

geassocieerde landen;

c)

derde landen die geen geassocieerd land zijn;

d)

intergouvernementele organisaties.

2.   Leden of waarnemers kunnen zich laten vertegenwoordigen door één publiekrechtelijke entiteit of één privaatrechtelijke entiteit met een openbaredienstverleningstaak die zij hebben gekozen en overeenkomstig hun eigen regels en procedures hebben aangewezen.

3.   In bijlage 1 worden de huidige leden van JIV-ERIC, de waarnemers en hun vertegenwoordigers vermeld. Bijlage 1 wordt bijgehouden door de uitvoerend directeur. De op het tijdstip van indiening van de ERIC-aanvraag aangesloten leden worden aangeduid als oprichtende leden.

Artikel 4

Toelating van leden

1.   De toelating van nieuwe leden verloopt als volgt:

a)

voor de toelating van nieuwe leden is de goedkeuring van de raad vereist;

b)

aanvragers dienen een schriftelijk verzoek te richten aan de voorzitter van de raad;

c)

in het verzoek beschrijft de aanvrager hoe hij zal bijdragen aan het doel en de activiteiten van JIV-ERIC en hoe hij aan de verplichtingen zal voldoen, en draagt hij een wettelijk toegelaten gevolmachtigde vertegenwoordiger voor.

2.   De initiële lidmaatschapsperiode is vijf jaar.

Artikel 5

Uittreding van een lid en beëindiging van het lidmaatschap

1.   Gedurende de eerste vijf jaar na de oprichting van JIV-ERIC mag een lid niet uittreden, tenzij het lidmaatschap is aangegaan voor een gespecificeerde kortere periode. Na afloop van de eerste vijf jaar na de oprichting van JIV-ERIC mag een lid uittreden aan het eind van een boekjaar, mits het daartoe twaalf maanden vóór de uittreding een verzoek heeft ingediend.

2.   Een lid mag uittreden indien de raad besluit de in bijlage 2 vermelde jaarlijkse bijdrage te verhogen. Niettegenstaande lid 1 mag een lid uittreden binnen zes maanden nadat de raad een voorstel tot verhoging van de bijdrage heeft goedgekeurd.

3.   De uittreding wordt van kracht aan het eind van het boekjaar, mits het uittredende lid aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

4.   In de volgende gevallen kan de raad het lidmaatschap van een lid beëindigen:

a)

het lid schiet ernstig tekort in de nakoming van een of meer van zijn verplichtingen op grond van deze statuten;

b)

het lid heeft nagelaten een dergelijke tekortkoming binnen een periode van zes maanden na de kennisgeving ervan weg te werken.

Het lid wordt in de gelegenheid gesteld het besluit tot beëindiging aan te vechten en zijn standpunt aan de raad kenbaar te maken.

HOOFDSTUK 3

WAARNEMERS EN DEELNEMENDE ONDERZOEKSINSTELLINGEN

Artikel 6

Toelating van waarnemers

1.   Staten en intergouvernementele organisaties die bereid zijn bij te dragen aan JIV-ERIC en voornemens zijn lid te worden, kunnen een verzoek indienen om als waarnemer te worden toegelaten.

2.   De toelating van waarnemers verloopt als volgt:

a)

waarnemers worden toegelaten voor een initiële periode van drie jaar;

b)

voor de toelating van waarnemers is de goedkeuring van de raad vereist; en

c)

de aanvrager dient bij de voorzitter van de raad een schriftelijke aanvraag in, waarin hij omschrijft op welke wijze hij zal bijdragen tot de doelstellingen en activiteiten van JIV-ERIC en een wettelijk toegelaten gevolmachtigde vertegenwoordiger voordraagt.

3.   Waarnemers kunnen te allen tijde het lidmaatschap aanvragen.

Artikel 7

Uittreding van een waarnemer en beëindiging van de status van waarnemer

1.   De initiële duur van de waarnemersstatus bedraagt drie jaar.

2.   De uittreding van een waarnemer wordt van kracht aan het eind van het boekjaar, mits de uittredende waarnemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

3.   In de volgende gevallen kan de raad de waarnemersstatus van een waarnemer beëindigen:

a)

de waarnemer schiet ernstig tekort in de nakoming van een of meer van zijn verplichtingen op grond van deze statuten; en

b)

de waarnemer heeft nagelaten een dergelijke tekortkoming binnen een periode van zes maanden na de kennisgeving ervan weg te werken.

De waarnemer wordt in de gelegenheid gesteld het besluit tot beëindiging aan te vechten en zijn standpunt aan de raad kenbaar te maken.

Artikel 8

Deelname van onderzoeksinstellingen aan JIV-ERIC

1.   JIV-ERIC kan een samenwerkingsovereenkomst aangaan met onderzoeksinstellingen die een VLBI-installatie exploiteren of de nationale interesse in samenwerking op VLBI-gebied vertegenwoordigen en zich niet bevinden in een land dat lid of waarnemer is. In de samenwerkingsovereenkomst worden de voorwaarden vastgesteld waaronder nationale onderzoeksinstellingen zich kunnen aansluiten bij de infrastructuur van JIV-ERIC en de in artikel 2 omschreven taken en activiteiten kunnen vervullen.

2.   De samenwerkingsovereenkomst vermeldt de overeengekomen bijdrage, het recht om gegevens ter verwerking aan te leveren aan de centrale faciliteiten van JIV-ERIC, het recht om vergaderingen van de raad bij te wonen en het recht om de agenda en daaraan gehechte stukken te ontvangen en op de vergaderingen van de raad een standpunt uit te spreken over de operationele activiteiten van JIV-ERIC.

3.   De samenwerkingsovereenkomst wordt gesloten door de uitvoerend directeur van JIV-ERIC.

4.   Voor de vaststelling van de jaarlijkse bijdrage van de onderzoeksinstellingen worden de in bijlage 2 vermelde beginselen als uitgangspunt genomen. Specifiek wordt rekening gehouden met de jaarlijkse operationele uitgaven voor de plaatselijke faciliteit die aan de VLBI-infrastructuur deelneemt.

HOOFDSTUK 4

RECHTEN EN VERPLICHTINGEN

Artikel 9

Rechten en verplichtingen van leden

1.   Leden hebben het recht:

a)

de vergaderingen van de raad bij te wonen en aan de stemming deel te nemen;

b)

deel te nemen aan de ontwikkeling van strategieën en beleid voor de lange termijn en aan besluitvormingsprocedures met betrekking tot JIV-ERIC.

De leden genieten tevens de volgende voordelen:

c)

zij kunnen hun onderzoekers tegen preferentiële tarieven laten deelnemen aan JIV-ERIC-evenementen, zoals zomercursussen, workshops, conferenties en opleidingen, mits er plaats is;

d)

zij kunnen hun onderzoekers toegang bieden tot ondersteuning door JIV-ERIC bij het ontwikkelen van relevante systemen, processen en diensten;

e)

zij mogen gegevens aanleveren ter verwerking door de centrale faciliteiten van JIV-ERIC en kunnen steun krijgen van JIV-ERIC.

2.   Ieder lid wijst twee vertegenwoordigers aan; ten minste één van de vertegenwoordigers beschikt over wetenschappelijke expertise en vertegenwoordigt de onderzoeksinstellingen die middelen ter beschikking stellen van JIV-ERIC.

3.   Ieder lid:

a)

betaalt de door de raad vastgestelde en in bijlage 2 vermelde bijdrage;

b)

verleent een van zijn vertegenwoordigers volledige volmacht om te stemmen over alle op de vergaderingen van de raad besproken onderwerpen;

c)

kan een plaatselijke instelling of infrastructuurconsortium aanwijzen of machtigen om zijn uit deze statuten voortvloeiende verplichtingen te vervullen.

4.   Andere bijdragen dan de in artikel 9, lid 3, onder a), bedoelde bijdrage kunnen door de leden worden verstrekt op individuele basis of gezamenlijk, in samenwerking met andere leden, waarnemers of derden. Dergelijke bijdragen — contant of in natura — zijn onderworpen aan goedkeuring door de raad.

Artikel 10

Rechten en verplichtingen van waarnemers

1.   Waarnemers hebben het recht:

a)

de vergaderingen van de raad bij te wonen zonder stemrecht;

b)

hun standpunt te uiten over de agenda van de raad;

c)

de agenda te ontvangen, inclusief de bijbehorende stukken;

d)

hun relevante onderzoekers en technici te laten deelnemen aan evenementen van JIV-ERIC.

2.   Iedere waarnemer:

a)

wijst twee vertegenwoordigers aan; ten minste één van de vertegenwoordigers vertegenwoordigt de nationale instellingen die middelen ter beschikking stellen van JIV-ERIC;

b)

geeft aan welke activiteiten hij ontplooit in het kader van de samenwerking om de doelstellingen van JIV-ERIC te verwezenlijken, zoals bedoeld in artikel 2;

c)

dient bij de raad jaarlijks een verklaring in met het oog op de beoordeling van de samenwerking ter verwezenlijking van de doelstellingen van JIV-ERIC;

d)

kan zijn vertegenwoordiger machtigen om de verplichtingen als bedoeld in artikel 10, lid 2, onder b), te vervullen.

3.   Andere bijdragen dan de in artikel 10, lid 2, onder b), bedoelde samenwerking ter verwezenlijking van de doelstellingen van JIV-ERIC kunnen door waarnemers worden verstrekt op individuele basis of gezamenlijk, in samenwerking met andere leden, waarnemers of derden. Dergelijke bijdragen — contant of in natura — zijn onderworpen aan goedkeuring door de raad.

HOOFDSTUK 5

BESTUUR

Artikel 11

Bestuur en beheer

De bestuursstructuur van JIV-ERIC bestaat uit:

a)

de raad;

b)

de uitvoerend directeur.

Artikel 12

Raad

1.   De raad is het leidinggevend orgaan van JIV-ERIC en is samengesteld uit vertegenwoordigers van de leden en waarnemers van JIV-ERIC. Elk lid heeft één stem. Elk lid benoemt één aan de stemming deelnemende vertegenwoordiger. Elke delegatie van leden en waarnemers bestaat uit maximaal twee personen, van wie er ten minste één beschikt over de relevante wetenschappelijke expertise op het gebied van JIV-ERIC (zoals bedoeld in artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2). Het gastinstituut wordt vertegenwoordigd door de delegatie van het lid dat als gastland optreedt.

2.   De raad verstrekt vaste uitnodigingen aan organen of vertegenwoordigers van het EVN en de deelnemende onderzoeksinstellingen (bedoeld in artikel 8, lid 1), wanneer hij dat relevant acht.

3.   De raad stelt binnen een termijn die redelijkerwijs haalbaar is na de oprichting van JIV-ERIC het reglement van orde vast, met inbegrip van de procedurele voorschriften bedoeld in artikel 23, lid 1, artikel 25, lid 1, en artikel 26, lid 1.

4.   De raad vergadert ten minste eenmaal per jaar en is in overeenstemming met deze statuten verantwoordelijk voor de algemene leiding van en het algemene toezicht op JIV-ERIC.

5.   De raad streeft met de VLBI-infrastructuur naar buitengewone wetenschappelijke prestaties en ziet toe op de consistentie, de samenhang en de stabiliteit van de dienstverlening van de onderzoeksinstellingen die middelen ter beschikking stellen van JIV-ERIC.

6.   De Raad heeft onder meer de bevoegdheid om:

a)

te beslissen over de strategieën voor de ontwikkeling van JIV-ERIC;

b)

goedkeuring te verlenen aan het door de uitvoerend directeur voorgestelde jaarlijkse werkprogramma, met de jaarbegroting waarin de kredieten voor het coördinatie- en ondersteuningsbureau van JIV-ERIC en de gemeenschappelijke dienstverlening zijn opgenomen, alsmede een schets van de strategie voor de langere termijn;

c)

ten minste om de vijf jaar de door de leden en de waarnemers te betalen bijdrage vast te stellen volgens de in bijlage 2 opgenomen berekeningswijze;

d)

het jaarverslag van JIV-ERIC vast te stellen en de gecontroleerde financiële rekeningen goed te keuren;

e)

over de toetreding van nieuwe leden en waarnemers te beslissen;

f)

over de beëindiging van het lidmaatschap en de status van waarnemer te beslissen;

g)

over voorstellen voor wijziging van de statuten te beslissen;

h)

de uitvoerend directeur te benoemen, te schorsen of te ontslaan;

i)

ondergeschikte organen in te stellen;

j)

het mandaat en de specifieke activiteiten van de uitvoerend directeur te beschrijven en richtsnoeren uit te vaardigen voor de sluiting van de in artikel 8, lid 3, bedoelde samenwerkingsovereenkomsten door de uitvoerend directeur.

7.   De raad wordt ten minste vier weken vóór de dag van de vergadering door de voorzitter bijeengeroepen en de agenda wordt ten minste veertien dagen vóór de vergadering verspreid. Leden hebben het recht tot vijf dagen vóór de vergadering agendapunten in te dienen. Door ten minste 50 % van de leden mag een vergadering van de raad worden gevraagd.

8.   De raad kiest zijn voorzitter met een meerderheid van 75 % van de stemmen. De voorzitter wordt gekozen voor een termijn van twee jaar, die eenmaal kan worden verlengd.

9.   De raad kiest een vicevoorzitter met een meerderheid van 75 % van de stemmen. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter tijdens zijn/haar afwezigheid en in geval van belangenverstrengeling. De vicevoorzitter wordt gekozen voor een termijn van twee jaar, die eenmaal kan worden verlengd.

Artikel 13

Besluitvorming in de raad

1.   De raad kan slechts geldig beraadslagen en besluiten nemen indien op de vergadering een quorum van twee derde van de leden aanwezig of vertegenwoordigd is.

2.   De raad stelt alles in het werk om bij alle beslissingen een consensus te bereiken.

3.   Wanneer er geen consensus wordt bereikt, volstaat een gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen om een beslissing te nemen, behalve voor de in artikel 12, leden 8 en 9, en artikel 13, leden 4 en 5, bedoelde beslissingen.

4.   Een meerderheid van ten minste twee derde van de door de leden uitgebrachte stemmen is vereist wanneer de raad een beslissing neemt over:

a)

vaststelling of wijziging van de strategieën voor de ontwikkeling van JIV-ERIC;

b)

beëindiging van een lidmaatschap of status van waarnemer;

c)

benoeming, schorsing of ontslag van de uitvoerend directeur;

d)

instelling van ondergeschikte organen;

e)

vaststelling of wijziging van het reglement van orde;

f)

goedkeuring en wijziging van het jaarlijkse werkprogramma en de jaarlijkse begroting.

5.   Eenparigheid van de door alle aanwezige leden van JIV-ERIC uitgebrachte stemmen is vereist wanneer de raad een beslissing neemt over:

a)

indiening van een voorstel tot wijziging van de statuten bij de Commissie;

b)

vaststelling en wijziging van de beginselen voor de berekening van de jaarlijkse bijdragen, als bedoeld in bijlage 2;

c)

de door de leden en waarnemers te betalen bijdragen;

d)

opheffing van JIV-ERIC.

6.   De in de leden 4 en 5 bedoelde beslissingen worden slechts genomen indien alle leden ten minste twee weken voor de vergadering over de voorgenomen beslissingen zijn ingelicht. De in lid 5, onder a) en b), bedoelde wijzigingen van de statuten en van bijlage 2 worden slechts genomen indien alle leden ten minste twee weken voor de vergadering in kennis zijn gesteld van de precieze tekst van het wijzigingsvoorstel.

7.   Op wijzigingen van de statuten zijn de bepalingen van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 723/2009 van toepassing.

Artikel 14

Uitvoerend directeur

1.   De raad benoemt de uitvoerend directeur van JIV-ERIC voor een termijn van vijf jaar, die kan worden verlengd. De uitvoerend directeur van JIV-ERIC is belast met de wetenschappelijke ontwikkeling van JIV-ERIC. De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissingen van de raad en het dagelijks bestuur van alle operationele activiteiten van JIV-ERIC, waaronder de activiteiten van het coördinatie- en ondersteuningsbureau en de ontwikkeling van de correlator.

2.   De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van JIV-ERIC.

3.   De uitvoerend directeur werkt het in artikel 12, lid 6, onder b), bedoelde jaarlijkse werkprogramma uit en legt dit ter goedkeuring voor aan de raad.

4.   Zodra het jaarlijkse werkprogramma door de raad is goedgekeurd, wordt de uitvoerend directeur belast met de uitvoering ervan, als bedoeld in artikel 12, lid 6, onder b).

5.   De uitvoerend directeur kan een comité instellen om zich te laten bijstaan bij de uitvoering van de activiteiten van JIV-ERIC.

Artikel 15

Coördinatie- en ondersteuningsbureau van JIV-ERIC

Het coördinatie- en ondersteuningsbureau van JIV-ERIC zorgt voor het centrale beheer van de dagelijkse activiteiten van JIV-ERIC. Het ondersteunt het dagelijkse bestuur van JIV-ERIC en verleent bijstand aan de raad. Het bureau wordt ingesteld en geleid door de uitvoerend directeur.

HOOFDSTUK 6

FINANCIËN EN VERSLAGLEGGING AAN DE EUROPESE COMMISSIE

Artikel 16

Begrotingsbeginselen en boekhouding

1.   De middelen van JIV-ERIC mogen uitsluitend worden gebruikt voor in deze statuten bepaalde doeleinden.

2.   JIV-ERIC beheert zijn eigen activa overeenkomstig de fiscale regelgeving. JIV-ERIC mag middelen van derden verwerven, gebruiken en beheren om zijn doelstellingen te verwezenlijken.

3.   Het begrotingsjaar van JIV-ERIC begint op 1 januari en eindigt op 31 december van elk jaar.

4.   Voor elk begrotingsjaar worden alle ontvangsten en uitgaven van JIV-ERIC geraamd en in de begroting opgenomen. De jaarlijkse begroting moet in overeenstemming zijn met de algemeen aanvaarde beginselen van transparantie.

5.   De rekeningen van JIV-ERIC gaan vergezeld van een door een onafhankelijke instantie gecontroleerd verslag over het beheer op financieel en begrotingsgebied in het betrokken begrotingsjaar.

6.   Wat de opstelling, neerlegging, controle en openbaarmaking van de jaarrekening betreft, is JIV-ERIC onderworpen aan de voorschriften van het toepasselijke recht.

7.   JIV-ERIC zorgt ervoor dat de kredieten worden gebruikt volgens de beginselen van goed financieel beheer.

8.   JIV-ERIC boekt de kosten en ontvangsten van zijn economische activiteiten afzonderlijk.

9.   Het coördinatie- en ondersteuningsbureau van JIV-ERIC is verantwoordelijk voor het bijhouden van een nauwkeurige administratie van alle ontvangsten en uitbetalingen.

Artikel 17

Verslaglegging

1.   JIV-ERIC stelt een jaarlijks activiteitenverslag op waarin het met name verantwoording aflegt over de wetenschappelijke, operationele en financiële aspecten van zijn activiteiten. Het verslag wordt goedgekeurd door de raad en binnen zes maanden na afloop van het overeenkomstige begrotingsjaar bij de Commissie en de betrokken overheidsinstanties ingediend. Het verslag wordt openbaar gemaakt.

2.   JIV-ERIC stelt de Europese Commissie in kennis van alle omstandigheden die de verwezenlijking van de taken van JIV-ERIC ernstig in gevaar dreigen te brengen of JIV-ERIC belemmeren bij de naleving van de voorschriften die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 723/2009.

Artikel 18

Aansprakelijkheid

1.   JIV-ERIC is aansprakelijk voor zijn schulden.

2.   De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van JIV-ERIC is beperkt tot de jaarlijkse bijdrage van elk individueel lid, als vermeld in bijlage 2.

3.   JIV-ERIC sluit de nodige verzekeringen af ter dekking van alle aan de opbouw en de werking van JIV-ERIC inherente risico's.

HOOFDSTUK 7

BELEID

Artikel 19

Samenwerkingsovereenkomsten met derden

Wanneer JIV-ERIC dat nuttig acht, kan het samenwerkingsovereenkomsten aangaan met derden, bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen in landen die geen lid of waarnemer van JIV-ERIC zijn.

Artikel 20

Beleid inzake toegang voor gebruikers

1.   JIV-ERIC streeft naar open toegang tot de infrastructuur, met inachtneming van de beperkingen en voorwaarden die in het betrokken toegangsbeleid zijn opgenomen.

2.   Met toestemming van de informatieleverancier en met toepassing van door JIV-ERIC goedgekeurde authenticatieprocedures staan de door JIV-ERIC aangeboden gegevens, werktuigen en diensten open voor de wetenschapsgemeenschap.

3.   JIV-ERIC ziet erop toe dat gebruikers instemmen met de toegangsvoorwaarden en dat geschikte beveiligingsmaatregelen worden getroffen inzake interne opslag en verwerking van onderzoeksgegevens.

4.   JIV-ERIC voorziet in duidelijk omschreven regelingen voor het onderzoeken van vermeende beveiligingslekken en schending van geheimhoudingsverplichtingen van onderzoeksgegevens.

Artikel 21

Beleid inzake wetenschappelijke evaluatie

1.   Bij het faciliteren van wetenschappelijk onderzoek neemt JIV-ERIC de beginselen van transparantie in acht en ondersteunt het een cultuur van „beste praktijken”, zoals die zijn overeengekomen en in gebruik zijn genomen in het kader van de samenwerking met het EVN.

2.   De toegang tot de onderzoeksfaciliteiten van JIV-ERIC, tot observatietijd en tot de correlator wordt verleend op basis van de wetenschappelijke waarde en technische uitvoerbaarheid van projectvoorstellen; de voorstellen worden op basis van collegiale toetsing beoordeeld door onafhankelijke deskundigen, aan de hand van de in het EVN afgesproken criteria en praktijken. De toegang tot de correlator is afgestemd op de toewijzing en planning van observatietijd.

Artikel 22

Beleid inzake verspreiding

1.   JIV-ERIC neemt alle passende maatregelen ter bevordering van de infrastructuur en het gebruik ervan in onderzoek en onderwijs.

2.   JIV-ERIC moedigt de gebruikers aan hun onderzoeksresultaten te publiceren en de resultaten via JIV-ERIC beschikbaar te stellen.

3.   JIV-ERIC stelt een verspreidingsbeleid vast.

Artikel 23

Beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten (IPR)

1.   De intellectuele-eigendomsrechten die noodzakelijk zijn voor en het resultaat zijn van onderzoek en ontwikkeling in verband met de correlator van JIV-ERIC worden erkend, maar de eigendom kan worden gedeeld door alle deelnemers die actief bijdragen aan het onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van de correlator. Wat de rechten van nationale onderzoeksinstellingen die infrastructuur ter beschikking stellen van JIV-ERIC betreft, geldt binnen JIV-ERIC een geïntegreerde aanpak van IPR-richtsnoeren en -contracten die van toepassing is op de overdracht van technologie en het delen van IPR; de uitvoerend directeur dient hiertoe bij de raad een voorstel voor procedurele voorschriften in.

2.   JIV-ERIC verstrekt onderzoekers richtsnoeren (bijvoorbeeld via een website) om te waarborgen dat onderzoek dat verricht is met via JIV-ERIC beschikbaar gesteld materiaal wordt uitgevoerd binnen een kader waarin de rechten van de eigenaren van gegevens worden geëerbiedigd.

Artikel 24

Personeelsbeleid, met inbegrip van het gelijkekansenbeleid

JIV-ERIC kiest als werkgever die gelijke kansen biedt steeds de beste kandidaat, ongeacht achtergrond, nationaliteit, geloofsovertuiging of geslacht. De arbeidsovereenkomsten voldoen aan de nationale wetgeving van het land waar het personeel werkzaam is.

Artikel 25

Aanbestedingsbeleid en belastingvrijstelling

1.   JIV-ERIC behandelt gegadigden en inschrijvers in aanbestedingsprocedures op gelijke en niet-discriminerende wijze, ongeacht of zij in de Europese Unie of daarbuiten zijn gevestigd. Het aanbestedingsbeleid van JIV-ERIC is in overeenstemming met de beginselen van transparantie, non-discriminatie en mededinging. De raad stelt uitvoeringsbepalingen vast waarin alle noodzakelijke details over de exacte aanbestedingsprocedures en -criteria worden geregeld.

2.   De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor alle aanbestedingen voor JIV-ERIC. Alle inschrijvingen worden gepubliceerd op de website van JIV-ERIC en in de landen van de leden en waarnemers. Het gunningsbesluit voor een aanbesteding wordt gepubliceerd op de website van JIV-ERIC en omvat een volledige motivering.

3.   Aanbesteding door leden en waarnemers ten aanzien van activiteiten van JIV-ERIC vindt plaats met de nodige aandacht voor de door de desbetreffende instanties opgestelde behoeften, technische vereisten en specificaties voor JIV-ERIC en is in overeenstemming met de toepasselijke nationale regelgeving.

4.   De vrijstelling van belasting op grond van artikel 143, lid 1, onder g), en artikel 151, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (1) en overeenkomstig de artikelen 50 en 51 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (2) beperkt zich tot de btw voor goederen en diensten voor officieel gebruik door JIV-ERIC met een waarde van meer dan 225 EUR, die volledig betaald en ingekocht zijn door JIV-ERIC. Deze vrijstellingen gelden niet voor aanschaf door individuele leden. Onverminderd artikel 25, leden 5 en 6, zijn er verder geen beperkingen van toepassing.

5.   De belastingvrijstellingen gelden voor niet-economische activiteiten, niet voor economische activiteiten.

6.   De btw-vrijstellingen gelden voor goederen en diensten die gebruikt worden voor de wetenschappelijke, technische en administratieve activiteiten van JIV-ERIC, in overeenstemming met zijn hoofdtaken. De vrijstelling geldt tevens voor kosten voor conferenties, workshops en bijeenkomsten die rechtstreeks verband houden met de officiële activiteiten van JIV-ERIC, met uitzondering van reis- en verblijfskosten.

Artikel 26

Beleid inzake gegevens

1.   In het algemeen wordt de voorkeur gegeven aan de beginselen van open source en open access.

De uitvoerend directeur legt procedurele voorschriften inzake het gegevensbeleid met betrekking tot de gebruikers van de infrastructuur van JIV-ERIC aan de raad ter goedkeuring voor, overeenkomstig het beleid van het EVN.

2.   JIV-ERIC maakt alle tools publiekelijk toegankelijk en publiceert passende documentatie.

HOOFDSTUK 8

DUUR, ONTBINDING, GESCHILLEN, OPRICHTINGSBEPALINGEN

Artikel 27

Duur

JIV-ERIC wordt voor onbepaalde tijd opgericht.

Artikel 28

Ontbinding

1.   Tot ontbinding van JIV-ERIC wordt overgegaan na een besluit van de raad overeenkomstig artikel 13, lid 5, onder d).

2.   JIV-ERIC stelt de Europese Commissie onverwijld, doch uiterlijk tien kalenderdagen na de vaststelling van het besluit tot ontbinding van JIV-ERIC, van dit besluit in kennis.

3.   Activa die resteren na betaling van de schulden van JIV-ERIC worden verdeeld over de leden naar rato van hun totale jaarlijkse bijdrage aan JIV-ERIC op grond van bijlage 2.

4.   JIV-ERIC stelt de Europese Commissie onverwijld, doch uiterlijk tien dagen na het voltooien van de ontbindingsprocedure hiervan in kennis.

5.   JIV-ERIC houdt op te bestaan op de dag van bekendmaking door de Europese Commissie van de desbetreffende kennisgeving daarvan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 29

Toepasselijk recht

JIV-ERIC is, in aflopende volgorde, onderworpen aan:

a)

het recht van de Unie, en met name Verordening (EG) nr. 723/2009;

b)

Nederlands recht voor kwesties die niet of slechts gedeeltelijk worden geregeld door het recht van de Unie;

c)

deze statuten;

d)

het reglement van orde.

Artikel 30

Geschillen

1.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd voor geschillen tussen de leden betreffende JIV-ERIC en voor geschillen tussen de leden en JIV-ERIC, alsook voor alle geschillen waarbij de Unie partij is.

2.   De wetgeving van de Unie inzake rechterlijke bevoegdheid is van toepassing op geschillen tussen JIV-ERIC en derden. Voor geschillen die niet onder de wetgeving van de Unie vallen, wordt overeenkomstig Nederlands recht bepaald welk gerecht bevoegd is voor de beslechting van het geschil in kwestie.

Artikel 31

Beschikbaarheid van de statuten

1.   De geldende versie van de statuten is te allen tijde voor het publiek toegankelijk beschikbaar via de website van JIV-ERIC en bij de statutaire zetel.

2.   Deze statuten zijn authentiek in alle versies in alle officiële taalversies van de in bijlage 1 vermelde leden. Deze statuten zijn tevens authentiek in alle versies in de officiële talen van de niet in bijlage 1 vermelde lidstaten. Geen enkele taalversie heeft voorrang.

3.   De vertalingen van de oorspronkelijke versie van de statuten en van wijzigingen daarvan worden door de Europese Commissie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Indien de Europese Commissie geen vertaling beschikbaar stelt, zorgt het coördinatie- en ondersteuningsbureau van JIV-ERIC voor de vertaling.

Artikel 32

Oprichtings- en overgangsbepalingen

1.   Het gastland roept zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 45 kalenderdagen na de inwerkingtreding van het besluit van de Commissie tot oprichting van JIV-ERIC, de leden van de raad bijeen voor een oprichtingsvergadering.

2.   Het gastland stelt de oprichtende leden in kennis van eventuele specifieke urgente juridische stappen die namens JIV-ERIC moeten worden ondernomen voordat de oprichtingsvergadering wordt gehouden. Tenzij een oprichtend lid binnen vijf werkdagen na ontvangst van de desbetreffende kennisgeving hiertegen bezwaar maakt, worden de juridische stappen uitgevoerd door een persoon die daartoe naar behoren door het gastland is gemachtigd.

3.   Tot de oprichting van JIV-ERIC blijven de huidige raad van bestuur en de huidige directeur van JIVE optreden als de wettelijke vertegenwoordiger van de Nederlandse stichting. De uitvoerend directeur van JIV-ERIC wordt door zowel de raad van bestuur van JIVE als de raad van JIV-ERIC gemachtigd om het beleid te bepalen tijdens de overgangsfase van de Stichting JIVE naar JIV-ERIC.

BIJLAGE 1

LIJST VAN LEDEN, WAARNEMERS EN VERTEGENWOORDIGENDE ENTITEITEN

LEDEN

Land of intergouvernementele organisatie

Vertegenwoordigende entiteit

(bv. ministerie of onderzoeksraad)

Franse Republiek

Centre national de la recherche scientifique (CNRS)

Koninkrijk der Nederlanden

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

Koninkrijk Zweden

Vetenskapsrådet (VR)

Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

Science and Technology Facilities Council (STFC)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

WAARNEMERS

Land of intergouvernementele organisatie

Vertegenwoordigende entiteit

(bv. ministerie of onderzoeksraad)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE 2

BIJDRAGEN

De raad van JIV-ERIC bepaalt ten minste eenmaal per vijf jaar aan de hand van onderstaande beginselen de hoogte van de bijdragen aan JIV-ERIC.

1.

Lidmaatschapsbijdragen

De lidmaatschapsbijdrage is evenredig met de lokale operationele kosten na toepassing van een vaste basisbijdrage. Dit houdt in dat leden die niet over een telescoop beschikken slechts een minimale bijdrage betalen, terwijl de bijdrage van de andere leden evenredig is met hun lokale operationele kosten.

2.

Extra bijdrage van het gastland

Het gastland dient bereid te zijn een substantiële bijdrage te leveren aan JIV-ERIC in de vorm van een gastlandpremie, die echter niet meer dan de helft van de totale basisbegroting van JIVE mag bedragen.

3.

Overeengekomen bijdragen voor de periode 2015-2019

De leden van JIV-ERIC zijn op [datum] tot overeenstemming gekomen over de onderstaande bijdragen.

(in EUR)

 

2015

2016

2017

2018

2019

Nederland

970 000

970 000

970 000

970 000

970 000

Verenigd Koninkrijk

200 000

200 000

200 000

200 000

200 000

Zweden

110 000

110 000

110 000

110 000

110 000

Frankrijk

50 000

50 000

50 000

50 000

50 000

Italië

210 000

210 000

210 000

210 000

210 000

Spanje

140 000

140 000

140 000

140 000

140 000

Zuid-Afrika

65 000

65 000

65 000

65 000

65 000

Italië, Spanje en Zuid-Afrika bereiden zich voor op het lidmaatschap. Hun bijdragen zijn daarom volledigheidshalve cursief weergegeven.


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1).


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/170


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2014

houdende afwijking van bepaalde bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van hout en bast van es (Fraxinus L.) van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 9469)

(2014/924/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 15, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG juncto bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 2.3, 2.4 en 2.5, van die Richtlijn schrijven de lidstaten voor dat hout en bast van es (Fraxinus L.) van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten slechts in de Unie mag worden binnengebracht indien is voldaan aan de bijzondere eisen die in de tweede kolom van die punten worden vermeld. Die punten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2014/78/EU van de Commissie (2).

(2)

Middels brieven van 20 augustus 2014 en 9 september 2014 heeft Canada verzocht de toepassing van de in overweging 1 genoemde punten uit te stellen, teneinde het uitvoercertificatiesysteem aan die eisen aan te passen.

(3)

Middels een brief van 2 september 2014 hebben de Verenigde Staten verzocht de toepassing van de in overweging 1 genoemde punten uit te stellen, teneinde het uitvoercertificatiesysteem aan die eisen aan te passen.

(4)

Canada en de Verenigde Staten hebben een goede staat van dienst op het gebied van naleving van de voorwaarden met betrekking tot hout en bast van es (Fraxinus L.).

(5)

Het is wenselijk de lidstaten te machtigen om tijdelijk af te wijken van bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 2.3, 2.4 en 2.5 bij Richtlijn 2000/29/EG wat betreft het binnenbrengen in de Unie van hout en bast van es (Fraxinus L.) van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten. Die afwijking moet voldoen aan voorwaarden die garanderen dat het betrokken fytosanitaire risico op een aanvaardbaar niveau wordt gehouden.

(6)

De lidstaten moeten de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis stellen van iedere zending die niet voldoet aan de voorwaarden van dit besluit, teneinde te zorgen voor een doeltreffend overzicht van de situatie en passende maatregelen op niveau van de Unie.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Machtiging om af te wijken

1.   In afwijking van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG juncto bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 2.3, 2.4 en 2.5, van die Richtlijn, mogen de lidstaten toelaten dat hout en bast zonder andere delen van es (Fraxinus L.), van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten, in hun grondgebied worden binnengebracht indien ze voldoen aan de voorwaarden in de bijlage bij dit besluit.

2.   In afwijking van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG juncto bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2.5, van die Richtlijn, mogen de lidstaten toelaten dat voorwerpen gemaakt van bast van es (Fraxinus L.), van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten, in hun grondgebied worden binnengebracht indien ze voldoen aan de voorwaarden in punt 4 van de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Fytosanitair certificaat

Het in artikel 13, lid 1, onder ii), van Richtlijn 2000/29/EG genoemde fytosanitair certificaat wordt in Canada of de Verenigde Staten van Amerika afgegeven. Onder „Aanvullende verklaring” wordt de volgende informatie opgenomen:

a)

de verklaring „In overeenstemming met de EU-vereisten in Uitvoeringsbesluit 2014/924/EU van de Commissie (*1)

b)

indien van toepassing, een vermelding van de voorwaarde van punt 1), 2) of 3) van de bijlage waaraan is voldaan;

c)

indien van toepassing, de naam van het gebied dat vrij is van schadelijke organismen, in de zin van punt 1), 2) of 3) van de bijlage.

Artikel 3

Kennisgeving van niet-naleving

De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van iedere zending die de voorwaarden in de bijlage niet naleeft.

De kennisgeving geschiedt niet later dan drie werkdagen na de datum van onderschepping van een dergelijke zending.

Artikel 4

Vervaldatum

Dit besluit vervalt op 31 december 2015.

Artikel 5

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 december 2014.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)   PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsrichtlijn 2014/78/EU van de Commissie van 17 juni 2014 tot wijziging van de bijlagen I, II, III, IV en V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 183 van 24.6.2014, blz. 23).

(*1)   PB L 363 van 18.12.2014, blz. 170 ”;


BIJLAGE

VOORWAARDEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1

Het in artikel 1, lid 1, bedoelde hout en de bast zonder andere delen van es (Fraxinus L.) voldoen, naargelang het geval, aan de voorwaarden in punt 1), 2) of 3). Dat hout en die bast, als bedoeld in artikel 1, lid 1, en de andere voorwerpen gemaakt van bast van es (Fraxinus L.), als bedoeld in artikel 1, lid 2, voldoen aan punt 4).

1)

Hout van es (Fraxinus L.), al dan niet opgenomen in de lijst met GN-codes in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG, ook wanneer het hout niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

a)

het is van oorsprong uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van uitvoer overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Agrilus planipennis Fairmaire;

b)

het is zodanig gekantrecht dat het ronde oppervlak is verdwenen.

Dit punt is niet van toepassing op hout in de vorm van:

a)

plakjes, geheel of gedeeltelijk uit deze bomen verkregen;

b)

verpakkingsmateriaal van hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en soortgelijke verpakkingen, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, die worden gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen;

c)

hout dat wordt gebruikt om andere ladingen dan hout vast te zetten of te ondersteunen.

2)

Hout in de vorm van plakjes geheel of gedeeltelijk verkregen uit es (Fraxinus L.), al dan niet opgenomen in de lijst met GN-codes in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG, voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

a)

het is van oorsprong uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van uitvoer overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Agrilus planipennis Fairmaire, of

b)

het is verwerkt tot stukken met een dikte en breedte van maximaal 2,5 cm.

3)

Bast zonder andere delen van es (Fraxinus L.) voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

a)

het is van oorsprong uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van uitvoer overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Agrilus planipennis Fairmaire;

b)

het is verwerkt tot stukken met een dikte en breedte van maximaal 2,5 cm.

4)

Hout van es (Fraxinus L.), hout in de vorm van plakjes geheel of gedeeltelijk verkregen uit es (Fraxinus L.) en bast zonder andere delen van es (Fraxinus L.), zoals bedoeld in punt 1), 2) of 3), en andere artikelen vervaardigd uit (Fraxinus L.), zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, zijn onderworpen aan visuele inspecties en het nemen en testen van monsters naar gelang de eigenschappen van die plantaardige producten en andere objecten, teneinde te garanderen dat ze vrij zijn van Agrilus planipennis Fairmaire overeenkomstig de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen nr. 23 inzake richtsnoeren voor inspecties (1).


(1)  ISPM 23, 2005. Richtsnoeren voor inspecties. Rome, IPPC, FAO.


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/173


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2014

tot goedkeuring van bepaalde gewijzigde programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen voor het jaar 2014 en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/722/EU wat betreft de financiële bijdrage van de Unie voor bepaalde programma's die bij dat besluit zijn goedgekeurd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 9650)

(2014/925/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 27, leden 5 en 6,

Gezien Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (2), en met name artikel 45, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 45, lid 1, tweede zin, van Verordening (EU) nr. 652/2014 blijven de ter zake relevante bepalingen van artikel 27, van Beschikking 2009/470/EG van toepassing op programma's die in 2014 zijn uitgevoerd. In Beschikking 2009/470/EG zijn de procedures vastgesteld voor de financiële bijdrage van de Unie aan programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen.

(2)

In Beschikking 2008/341/EG van de Commissie (3) is bepaald dat, om te worden goedgekeurd in het kader van de financiële maatregel van de Unie als bedoeld in artikel 27, lid 1, van Beschikking 2009/470/EG, de door de lidstaten bij de Commissie ingediende programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van de in bijlage I bij die beschikking vermelde dierziekten en zoönosen ten minste moeten voldoen aan de criteria in de bijlage bij Beschikking 2008/341/EG.

(3)

Bij Uitvoeringsbesluit 2013/722/EU van de Commissie (4) zijn bepaalde nationale programma's voor 2014 goedgekeurd en zijn het percentage en het maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Unie vastgesteld voor elk door de lidstaten ingediend programma.

(4)

In Uitvoeringsbesluit 2013/722/EU wordt ook gedefinieerd welke maatregelen in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie. De Commissie heeft de lidstaten evenwel schriftelijk meegedeeld dat bepaalde maatregelen slechts in aanmerking komen indien de verrichte activiteiten naar behoren zijn uitgevoerd. Het voor Ierland goedgekeurde programma voor de uitroeiing van rundertuberculose bevond zich in die situatie, aangezien de kosten van de tuberculinetest, vanwege de onbevredigende resultaten in de vorige jaren, niet als in aanmerking komende kosten werden beschouwd.

(5)

Omdat de bevoegde Ierse autoriteiten vooruitgang hebben geboekt bij de uitvoering van het programma voor de uitroeiing van rundertuberculose en de deskundigen van de taskforce inzake tuberculose die vooruitgang hebben bevestigd, wordt de tuberculinetest goedgekeurd voor toekenning van een financiële bijdrage van de Unie overeenkomstig het oorspronkelijk ingediende programma.

(6)

Portugal heeft een gewijzigd programma voor de uitroeiing en bewaking van bluetongue ingediend. Hongarije heeft een gewijzigd programma voor de uitroeiing van rabiës ingediend. Denemarken heeft het verzoek ingetrokken om in 2014 een financiële bijdrage te ontvangen voor het programma inzake de bewaking van aviaire influenza en voor het programma inzake de bewaking en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën. Polen heeft een gewijzigd programma voor de uitroeiing van rabiës ingediend.

(7)

De Commissie heeft die gewijzigde programma's uit zowel veterinair als financieel oogpunt beoordeeld. Zij zijn in overeenstemming met de desbetreffende veterinaire wetgeving van de Unie en met name met de criteria in de bijlage bij Beschikking 2008/341/EG. Bijgevolg moeten zij worden goedgekeurd.

(8)

Verder heeft de Commissie de tussentijdse technische en financiële verslagen beoordeeld die de lidstaten overeenkomstig artikel 27, lid 7, van Beschikking 2009/470/EG hebben ingediend en die betrekking hebben op de door de lidstaten gemaakte kosten voor de financiering van die programma's. Daaruit blijkt dat sommige lidstaten het voor 2014 aan hen toegewezen bedrag niet in zijn geheel zullen besteden, terwijl andere lidstaten meer zullen uitgeven dan het toegewezen bedrag.

(9)

De financiële bijdrage van de Unie voor bepaalde nationale programma's moet daarom worden bijgesteld. Om optimaal gebruik te maken van het gereserveerde krediet moeten financiële middelen uit de nationale programma's die het volledige toegewezen bedrag niet zullen gebruiken, nu worden toegewezen aan programma's die dit bedrag naar verwachting zullen overschrijden als gevolg van onverwachte diergezondheidssituaties in die lidstaten. De nieuwe toewijzing moet gebaseerd zijn op de meest recente gegevens over de daadwerkelijk door de betrokken lidstaten gedane uitgaven.

(10)

Door deze nieuwe toewijzing moeten tal van wijzigingen worden aangebracht in een aantal financiële bijdragen van de Unie zoals vastgesteld bij Uitvoeringsbesluit 2013/722/EU. Voor de transparantie moeten alle financiële bijdragen van de Unie aan de goedgekeurde programma's voor 2014 die worden gewijzigd, worden aangegeven.

(11)

Volgens het van 15 juli 2014 daterende advies van het EU-referentielaboratorium voor brucellose en tuberculose moet een polymerasekettingreactietest (PCR-test) worden beschouwd als een belangrijke volgende stap in de bacteriologische test. Deze test moet daarom worden toegevoegd aan de in aanmerking komende maatregelen in het kader van de programma's voor de uitroeiing van runderbrucellose, rundertuberculose en schapen- en geitenbrucellose.

(12)

De veterinaire wetgeving van de Unie over bluetongue is alleen van toepassing op landbouwhuisdieren. Voor de transparantie moet worden verduidelijkt dat de nationale programma's voor de uitroeiing en bewaking van bluetongue alleen van toepassing zijn op landbouwhuisdieren.

(13)

Bij Besluit C(2014) 1035 final van de Commissie (5) wordt het gebruik van eenheidskosten toegestaan in het kader van de jaarlijkse en meerjarenprogramma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen. De eenheidskosten voor bemonstering zijn gebaseerd op het uurloon, de voor de bemonstering vereiste tijd en algemene kosten ter hoogte van 7 %.

(14)

Uit door Ierland verstrekte informatie blijkt dat de bemonsteringskosten voor tuberculinatie in sommige gevallen niet volledig door de lidstaat worden gemaakt. In dat geval moet de bijdrage van de Unie zijn gebaseerd op de reële gemaakte kosten waarop het vastgestelde medefinancieringspercentage wordt toegepast.

(15)

Tevens moet worden verduidelijkt dat de lidstaten het op het grondgebied van derde landen uitgevoerde gedeelte van hun programma's niet vooraf hoeven te financieren.

(16)

Uitvoeringsbesluit 2013/722/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van het door Portugal ingediende gewijzigde jaarlijkse programma voor de uitroeiing en bewaking van bluetongue

Het op 12 september 2014 door Portugal ingediende gewijzigde jaarlijkse programma voor de uitroeiing en bewaking van bluetongue wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.

Artikel 2

Goedkeuring van het door Hongarije ingediende gewijzigde jaarlijkse programma voor de uitroeiing van rabiës

Het op 23 april 2014 door Hongarije ingediende gewijzigde jaarlijkse programma voor de uitroeiing van rabiës wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.

Artikel 3

Goedkeuring van het door Letland ingediende gewijzigde jaarlijkse programma voor de bestrijding en bewaking van klassieke varkenspest

Het op 5 november 2014 door Letland ingediende gewijzigde jaarlijkse programma voor de bestrijding en bewaking van klassieke varkenspest wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.

Artikel 4

Goedkeuring van het door Polen ingediende gewijzigde jaarlijkse programma voor de uitroeiing van rabiës

Het op 7 november 2014 door Polen ingediende gewijzigde jaarlijkse programma voor de uitroeiing van rabiës wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.

Artikel 5

Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/722/EU

Uitvoeringsbesluit 2013/722/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2, lid 2, onder b), iii), wordt vervangen door:

„iii)

bacteriologische/PCR-tests tot een maximum van gemiddeld 10 EUR per test;”

.

2)

Artikel 2, lid 2, onder c), wordt vervangen door:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

5 100 000 EUR voor Spanje;

ii)

150 000 EUR voor Kroatië;

iii)

2 715 000 EUR voor Italië;

iv)

805 000 EUR voor Portugal;

v)

1 560 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.”

.

3)

Artikel 3, lid 2, aanhef, wordt vervangen door:

„2.   De financiële bijdrage van de Unie aan de in lid 1 genoemde lidstaten:”

.

4)

Artikel 3, lid 2, onder b), i), wordt vervangen door:

„i)

bacteriologische/PCR-tests tot een maximum van gemiddeld 10 EUR per test;”

.

5)

Artikel 3, lid 2, onder c), wordt vervangen door:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

12 700 000 EUR voor Ierland;

ii)

14 000 000 EUR voor Spanje;

iii)

330 000 EUR voor Kroatië;

iv)

5 100 000 EUR voor Italië;

v)

1 035 000 EUR voor Portugal;

vi)

31 000 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.”

.

6)

Artikel 3, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Wanneer de tuberculinatiekosten niet direct door de lidstaat worden gemaakt, wordt de financiële bijdrage van de Unie, in afwijking van artikel 3, lid 2, beperkt tot 50 % van de reële, door de lidstaat gemaakte kosten voor de aankoop van tuberculine.”

.

7)

Artikel 4, lid 2, onder b), i), wordt vervangen door:

„i)

bacteriologische/PCR-tests tot een maximum van gemiddeld 10 EUR per test;”

.

8)

Artikel 4, lid 2, onder c), wordt vervangen door:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

7 300 000 EUR voor Spanje;

ii)

385 000 EUR voor Kroatië;

iii)

3 935 000 EUR voor Italië;

iv)

160 000 EUR voor Cyprus;

v)

1 125 000 EUR voor Portugal.”

.

9)

Artikel 5, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De door België, Bulgarije, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Letland, Litouwen, Malta, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Finland ingediende programma's voor de uitroeiing en bewaking van bluetongue bij landbouwhuisdieren worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.”

.

10)

Artikel 5, lid 2, onder c), wordt vervangen door:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

11 000 EUR voor België;

ii)

100 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

72 000 EUR voor Duitsland;

iv)

3 000 EUR voor Estland;

v)

75 000 EUR voor Griekenland;

vi)

850 000 EUR voor Spanje;

vii)

170 000 EUR voor Frankrijk;

viii)

2 150 000 EUR voor Italië;

ix)

6 000 EUR voor Letland;

x)

8 000 EUR voor Litouwen;

xi)

5 000 EUR voor Malta;

xii)

5 000 EUR voor Oostenrijk;

xiii)

25 000 EUR voor Polen;

xiv)

155 000 EUR voor Portugal;

xv)

115 000 EUR voor Roemenië;

xvi)

16 000 EUR voor Slovenië;

xvii)

25 000 EUR voor Slowakije;

xviii)

5 000 EUR voor Finland.”

.

11)

Artikel 6, lid 8, onder c), wordt vervangen door:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

1 000 000 EUR voor België;

ii)

70 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

175 000 EUR voor het in lid 3 bedoelde programma van Tsjechië;

iv)

710 000 EUR voor het in lid 4 bedoelde programma van Tsjechië;

v)

320 000 EUR voor Denemarken;

vi)

980 000 EUR voor Duitsland;

vii)

10 000 EUR voor Estland;

viii)

25 000 EUR voor Ierland;

ix)

860 000 EUR voor Griekenland;

x)

1 390 000 EUR voor Spanje;

xi)

1 360 000 EUR voor Frankrijk;

xii)

205 000 EUR voor Kroatië;

xiii)

1 700 000 EUR voor Italië;

xiv)

95 000 EUR voor Cyprus;

xv)

75 000 EUR voor Letland;

xvi)

10 000 EUR voor Luxemburg;

xvii)

1 940 000 EUR voor Hongarije;

xviii)

20 000 EUR voor Malta;

xix)

2 880 000 EUR voor Nederland;

xx)

1 190 000 EUR voor Oostenrijk;

xxi)

20 000 EUR voor het in lid 2 bedoelde programma van Polen;

xxii)

3 180 000 EUR voor het in lid 6 bedoelde programma van Polen;

xxiii)

35 000 EUR voor Portugal;

xxiv)

250 000 EUR voor Roemenië;

xxv)

35 000 EUR voor Slovenië;

xxvi)

2 500 000 EUR voor Slowakije;

xxvii)

150 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.”

.

12)

Artikel 7, lid 2, onder c), wordt vervangen door:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

150 000 EUR voor Bulgarije;

ii)

710 000 EUR voor Duitsland;

iii)

35 000 EUR voor Frankrijk;

iv)

145 000 EUR voor Kroatië;

v)

170 000 EUR voor Letland;

vi)

60 000 EUR voor Hongarije;

vii)

835 000 EUR voor Roemenië;

viii)

485 000 EUR voor Slowakije.”

.

13)

Artikel 7, lid 3, wordt geschrapt.

14)

Artikel 8, lid 2, onder c), wordt vervangen door:

„c)

mag niet meer bedragen dan 815 000 EUR voor Italië.”

.

15)

Artikel 9, lid 4, onder c), wordt vervangen door:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

50 000 EUR voor België;

ii)

15 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

15 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

65 000 EUR voor Duitsland;

v)

5 000 EUR voor Estland;

vi)

70 000 EUR voor Ierland;

vii)

15 000 EUR voor Griekenland;

viii)

65 000 EUR voor Spanje;

ix)

120 000 EUR voor Frankrijk;

x)

40 000 EUR voor Kroatië;

xi)

1 115 000 EUR voor Italië;

xii)

20 000 EUR voor Cyprus;

xiii)

20 000 EUR voor Letland;

xiv)

10 000 EUR voor Litouwen;

xv)

10 000 EUR voor Luxemburg;

xvi)

165 000 EUR voor Hongarije;

xvii)

5 000 EUR voor Malta;

xviii)

160 000 EUR voor Nederland;

xix)

25 000 EUR voor Oostenrijk;

xx)

95 000 EUR voor Polen;

xxi)

25 000 EUR voor Portugal;

xxii)

165 000 EUR voor Roemenië;

xxiii)

45 000 EUR voor Slovenië;

xxiv)

25 000 EUR voor Slowakije;

xxv)

40 000 EUR voor Finland;

xxvi)

30 000 EUR voor Zweden;

xxvii)

140 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.”

.

16)

Artikel 10, lid 4, onder e), wordt vervangen door:

„e)

mag niet meer bedragen dan:

i)

260 000 EUR voor België;

ii)

330 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

165 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

2 390 000 EUR voor Duitsland;

v)

45 000 EUR voor Estland;

vi)

755 000 EUR voor Ierland;

vii)

1 355 000 EUR voor Griekenland;

viii)

1 525 000 EUR voor Spanje;

ix)

7 700 000 EUR voor Frankrijk;

x)

2 115 000 EUR voor Italië;

xi)

300 000 EUR voor Kroatië;

xii)

815 000 EUR voor Cyprus;

xiii)

65 000 EUR voor Letland;

xiv)

75 000 EUR voor Litouwen;

xv)

30 000 EUR voor Luxemburg;

xvi)

660 000 EUR voor Hongarije;

xvii)

15 000 EUR voor Malta;

xviii)

465 000 EUR voor Nederland;

xix)

175 000 EUR voor Oostenrijk;

xx)

1 220 000 EUR voor Polen;

xxi)

475 000 EUR voor Portugal;

xxii)

1 060 000 EUR voor Roemenië;

xxiii)

115 000 EUR voor Slovenië;

xxiv)

170 000 EUR voor Slowakije;

xxv)

100 000 EUR voor Finland;

xxvi)

105 000 EUR voor Zweden;

xxvii)

1 475 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.”

.

17)

Artikel 11, lid 6, onder c), wordt vervangen door:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

1 665 000 EUR voor Bulgarije;

ii)

1 300 000 EUR voor Griekenland;

iii)

460 000 EUR voor Estland;

iv)

140 000 EUR voor Italië;

v)

1 400 000 EUR voor Kroatië;

vi)

400 000 EUR voor Letland;

vii)

2 350 000 EUR voor Litouwen;

viii)

1 970 000 EUR voor Hongarije;

ix)

6 400 000 EUR voor Polen;

x)

3 000 000 EUR voor Roemenië;

xi)

810 000 EUR voor Slovenië;

xii)

285 000 EUR voor Slowakije;

xiii)

250 000 EUR voor Finland.”

.

18)

Artikel 11, lid 7, onder c), wordt vervangen door:

„c)

bedraagt niet meer dan:

i)

110 000 EUR voor het gedeelte van het Estse programma dat wordt uitgevoerd op het grondgebied van de Russische Federatie;

ii)

400 000 EUR voor het gedeelte van het Letse programma dat wordt uitgevoerd op het grondgebied van Belarus;

iii)

1 110 000 EUR voor het gedeelte van het Litouwse programma dat wordt uitgevoerd op het grondgebied van Belarus;

iv)

1 500 000 EUR voor het gedeelte van het Poolse programma dat wordt uitgevoerd op het grondgebied van Oekraïne;

v)

95 000 EUR voor het gedeelte van het Finse programma dat wordt uitgevoerd op het grondgebied van de Russische Federatie.”

.

19)

Artikel 13, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Alleen kosten die zijn gemaakt bij de uitvoering van de jaarlijkse of meerjarenprogramma's, als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 12, en die zijn betaald vóór de indiening van het eindverslag door de lidstaten, komen in aanmerking voor medefinanciering door middel van een financiële bijdrage van de Unie, met uitzondering van de kosten bedoeld in artikel 11, lid 7.”

.

20)

In bijlage I wordt de tabel in punt 3 vervangen door:

„3.

Tuberculinatie (rundertuberculoseprogramma's):

(in EUR)

Lidstaat

Kosten per eenheid

Kroatië

Portugal

1,12

Spanje

2,63

Ierland

Italië

Verenigd Koninkrijk

4,36”

Artikel 6

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 december 2014.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)   PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)   PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1.

(3)  Beschikking 2008/341/EG van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van communautaire criteria voor nationale programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (PB L 115 van 29.4.2008, blz. 44).

(4)  Uitvoeringsbesluit 2013/722/EU van de Commissie van 29 november 2013 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2014 en de volgende jaren ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma's en van de financiële bijdrage van de Unie voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 101).

(5)  Besluit C(2014) 1035 van 24 februari 2014 houdende toestemming voor het gebruik van eenheidskosten in het kader van de jaarlijkse en meerjarenprogramma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen (niet in het Nederlands).


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/181


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

waarbij wordt bepaald dat de tijdelijke opschorting van het preferentiële douanerecht dat is vastgesteld in het kader van het stabilisatiemechanisme voor bananen in de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds, niet passend is voor de invoer van bananen van oorsprong uit Peru voor het jaar 2014

(2014/926/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 19/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds (1), en met name artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Door de handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds, die met betrekking tot Colombia en Peru sinds respectievelijk 1 augustus 2013 en 1 maart 2013 voorlopig van toepassing is tussen de partijen, is een stabilisatiemechanisme voor bananen ingesteld.

(2)

Volgens dit mechanisme, en krachtens artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 19/2013 stelt de Commissie, zodra het vastgestelde jaarlijkse drempelvolume voor de invoer van verse bananen (code 0803 90 10 van de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie) uit Colombia of Peru wordt overschreden, een uitvoeringshandeling vast waardoor zij hetzij het preferentiële douanerecht dat wordt toegepast op de invoer van bananen uit Colombia of Peru tijdelijk opschort, hetzij bepaalt dat een dergelijke opschorting niet passend is.

(3)

Het besluit van de Commissie moet worden vastgesteld overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 van die verordening.

(4)

In november 2014 bleek dat de invoer in de Unie van verse bananen van oorsprong uit Peru de in de bovengenoemde handelsovereenkomst vastgestelde drempel had overschreden.

(5)

In verband hiermee heeft de Commissie overeenkomstig artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) nr. 19/2013 de gevolgen van de betreffende invoer op de situatie van de markt voor bananen in de Europese Unie onderzocht, waarbij zij onder andere rekening hield met de gevolgen van de betreffende invoer voor het prijspeil in de Unie, de ontwikkeling van de invoer uit overige bronnen en de algehele stabiliteit van de markt in de Unie.

(6)

De invoer van verse bananen uit Peru vertegenwoordigde slechts 1,9 % van de totale invoer van verse banen in de Unie in de periode januari 2014-september 2014 (gebaseerd op gegevens van Eurostat).

(7)

De invoer van verse bananen uit andere traditionele uitvoerlanden, met name Colombia, Costa Rica en Panama, bleef ver onder de daarvoor in vergelijkbare stabilisatiemechanismen vastgestelde drempels, en heeft in de afgelopen drie jaar dezelfde ontwikkelingen en eenheidswaarden vertoond.

(8)

De gemiddelde groothandelsprijs van bananen op de markt van de Unie in oktober 2014 (0,98 EUR/kg) week niet noemenswaardig af ten opzichte van de gemiddelde bananenprijzen in de voorafgaande maanden.

(9)

Verder zijn er geen aanwijzingen dat de invoer van verse bananen uit Peru boven het vastgestelde jaarlijkse drempelvolume de stabiliteit van de markt van de Unie heeft verstoord, noch dat deze invoer enig significant effect op de situatie van producenten in de Unie had.

(10)

Tot slot is er geen daadwerkelijke ernstige verslechtering of een risico daarop voor producenten in de ultraperifere gebieden van de Unie.

(11)

Op basis van het bovengenoemde onderzoek is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de schorsing van het preferentiële douanerecht op de invoer van bananen van oorsprong uit Peru niet passend zou zijn. De Commissie zal nauwlettend blijven toezien op de invoer van bananen uit Peru,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De tijdelijke opschorting van het preferentiële douanerecht voor de invoer van verse bananen, ingedeeld onder code 0803 90 10 van de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie, van oorsprong uit Peru, is niet passend voor het jaar 2014.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 17 van 19.1.2013, blz. 1.


18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/183


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/770/EU teneinde het „Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en voeding” om te vormen tot het „Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding”

(2014/927/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd (1), en met name artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2013/770/EU van de Commissie (2) heeft de Commissie het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en voeding („het Agentschap”) opgericht en belast met het beheer van de programma's van de Unie op het gebied van consumenten en gezondheid voor de periode 2014-2020 en het beheer van de onder Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (3) en Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) vallende opleidingsmaatregelen inzake voedselveiligheid. Het Agentschap heeft aangetoond dat het doeltreffend en efficiënt functioneert.

(2)

In haar mededeling van 29 juni 2011„Een begroting voor Europa 2020” (5) heeft de Commissie voorgesteld intensiever gebruik te maken van bestaande uitvoerende agentschappen voor de uitvoering van programma's van de Unie in het volgend meerjarig financieel kader.

(3)

Het beheer van voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten op de interne markt en in derde landen in het kader van Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6) brengt de uitvoering mee van technische projecten die geen besluitvorming van politieke aard inhouden en een grote technische en financiële deskundigheid gedurende de gehele projectcyclus vergen.

(4)

Het beheer van taken in het kader van Verordening (EU) nr. 1144/2014 is in aanmerking genomen in de kosten-batenanalyse (7) die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 58/2003 is verricht om de kosten en baten te beoordelen die ontstaan wanneer delen van de uitgavenprogramma's van de Unie voor de periode 2014-2020 worden gedelegeerd aan uitvoerende agentschappen. De kosten-batenanalyse is door de Commissie aangepast met het oog op verdere efficiëntiewinst en is aangevuld met een extra personeelsinkrimping bij de Commissie met als doel de globale begrotingsneutraliteit te garanderen door de verhoging van de uitgaven voor extra personele middelen in de uitvoerende agentschappen te compenseren met een verlaging van het overeenkomstige niveau van de middelen bij de Commissie. De middelen in verband met de delegatie van dit programma zijn reeds in deze exercitie verrekend. Uit de kosten-batenanalyse is gebleken dat het delegeren van bepaalde uitvoeringstaken met betrekking tot de voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten aanzienlijke kwalitatieve en kwantitatieve voordelen zou opleveren ten opzichte van het interne scenario, waarbij die aspecten intern door de Commissie zouden worden beheerd. Die taken sluiten thematisch aan bij het huidige mandaat en de huidige taken van het Agentschap. Het Agentschap heeft al bekwaamheid, deskundigheid en capaciteiten met een direct belang voor die taken opgebouwd. Gezien zijn betrekkelijk geringe omvang is het Agentschap geschikt om taken met betrekking tot een programma met een vergelijkbare beheersvorm op zich te nemen. Daarnaast zal het beheer door het Agentschap bijdragen tot de zichtbaarheid van het optreden van de Unie op dit gebied. Voor de nieuwe taken kan het Agentschap gebruikmaken van zijn bestaande communicatie- en voorlichtingskanalen. Door de nieuwe taken zal het Agentschap voorts grotere budgetten beheren en zal zijn omvang toenemen tot een niveau waarop verdere synergieën kunnen worden ontwikkeld.

(5)

Gezien het tijdschema voor de vaststelling van Verordening (EU) nr. 1144/2014 is in het mandaat van het Agentschap als omschreven in Uitvoeringsbesluit 2013/770/EU, geen rekening gehouden met de delegatie van dit nieuwe programma.

(6)

Om de integratie van deze extra taken duidelijk te maken, moet het Agentschap worden omgevormd tot het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding.

(7)

Uitvoeringsbesluit 2013/770/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de uitvoerende agentschappen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

Besluit 2013/770/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Oprichting

Het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding („het Agentschap”) wordt opgericht als vervanger en opvolger van het bij Besluit 2004/858/EG opgerichte uitvoerend agentschap, voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2024 en met een statuut overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003.”

.

2)

Aan artikel 3, lid 1, eerste alinea, wordt het volgende punt d) toegevoegd:

„d)

de op de interne markt en in derde landen uit te voeren voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten.”

.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2013/770/EU van de Commissie van 17 december 2013 tot oprichting van een Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en voeding en tot intrekking van Besluit 2004/858/EG (PB L 341 van 18.12.2013, blz. 69).

(3)  Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).

(5)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een begroting voor Europa 2020 (COM(2011) 500 final).

(6)  Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).

(7)  Cost Benefit Analysis for the delegation of certain tasks regarding the implementation of Union Programmes 2014-2020 to the Executive Agencies (eindverslag 19 augustus 2013).


Rectificaties

18.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 363/185


Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1078/2014 van de Commissie van 7 augustus 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 297 van 15 oktober 2014 )

Op bladzijde 5, in punt 2, onder d), van de bijlage, in de wijzigingen van deel 2 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012:

in plaats van:

„d)

de volgende vermeldingen worden toegevoegd:

Chemische stof

CAS-nummer

Einecs-nummer

GN-code

Categorie (*)

Gebruiksbeperking (**)

„Azocyclotin

41083-11-8

255-209-1

2933 99 80

p

 

Bitertanol

55179-31-2

259-513-5

2933 99 80

p

 

Cinidon-ethyl

142891-20-1

n.v.t.

2925 19 95

p

 

Cyclanilide

113136-77-9

419-150-7

2924 29 98

p

 

Cyhexatin

13121-70-5

236-049-1

2931 90 90

p

 

Ethoxysulfuron

126801-58-9

n.v.t.

2933 59 95

p

 

Oxadiargyl

39807-15-3

254-637-6

2934 99 90

p

 

Rotenon

83-79-4

201-501-9

2932 99 00

p””

 

te lezen:

„d)

de volgende vermeldingen worden toegevoegd:

Chemische stof

CAS-nummer

Einecs-nummer

GN-code

Categorie (*)

Gebruiksbeperking (**)

„Azocyclotin

41083-11-8

255-209-1

2933 99 80

p

b

Bitertanol

55179-31-2

259-513-5

2933 99 80

p

b

Cinidon-ethyl

142891-20-1

n.v.t.

2925 19 95

p

b

Cyclanilide

113136-77-9

419-150-7

2924 29 98

p

b

Cyhexatin

13121-70-5

236-049-1

2931 90 90

p

b

Ethoxysulfuron

126801-58-9

n.v.t.

2933 59 95

p

b

Oxadiargyl

39807-15-3

254-637-6

2934 99 90

p

b

Rotenon

83-79-4

201-501-9

2932 99 00

p

sr””